46
Fraai Lawaai Werkboek voor een goede samenwerking tussen leerkrachten groep1 t/m 4 en de AMV docent

Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

  • Upload
    others

  • View
    2

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

Fraai Lawaai Werkboek voor een goede samenwerking tussen

leerkrachten groep1 t/m 4 en de AMV docent

Page 2: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

1

Inhoudsopgave

1. Inleiding pagina 3

2. Introductie coöperatief leren in muziek pagina 4 -5

3. Uitspreken van verwachtingen pagina 6

4. Een gezamenlijk perspectief op samenwerken pagina 7

5. Vijf voorwaarden bij samenwerkend leren pagina 7

6. Volledige instructie pagina 8

7. Kennis, vaardigheden, inzicht en attitude bij muziekonderwijs pagina 9

8. Vormen van intervisie pagina 10

9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12

10. Pedagogische kracht pagina 13

11. Niveaus van interactie pagina 14

12. Fasen van betrokkenheid pagina 15

13. Reflectie: 4 vragen tot nadenken pagina 16

14. Tops en tips pagina 17

15. Feedback geven en ontvangen pagina 18

16. Muziekles start al bij de instructie pagina 19

17. Leerdoelen beschrijven pagina 20

18. Tussenstand bepalen: schaalscore pagina 21

19. Kippenvel moment pagina 22

Bijlagen: coöperatieve werkvormen muziekonderwijs

20. Bespreken en herkennen van geluidsfragmenten pagina 25 – 28

21. Verklanken en noteren van grafische notatie: pagina 29 – 34

22. Snel – langzaam pagina 35 – 39

23. Hoog – laag pagina 40 – 42

24. Praktische werkvormen met echte instrumenten pagina 43 – 45

25. Bronvermeldingen pagina 46

26. Colofon pagina 47

Page 3: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

2

Inleiding

In een tijd waarin de focus van het onderwijs ligt op vakken als taal en rekenen blijkt het juist nodig

om extra aandacht te vragen voor muziekonderwijs op de basisschool. Leerkrachten merken in de

klas wat het met leerlingen doet: ze worden er rustiger van, socialer of het is gewoon een lekkere

uitlaatklep tussen de lessen door. Hiermee is muziekonderwijs meer dan alleen muziek maken met

elkaar. Een project als ‘Fraai Lawaai’ levert een belangrijke bijdrage in de muzikale en sociale

ontwikkeling van kinderen.

Eén van de uitgangspunten van Fraai Lawaai binnen de onderbouw is een krachtige samenwerking

tussen muziekdocent en onderbouw leerkracht met als doel dat de leerkracht nieuwe muzikale

vaardigheden en werkvormen krijgt aangereikt van de muziekdocent. De inhoud van de muzieklessen

worden vormgegeven via de methode Moet je Doen – Muziek.

Deze reader is geschreven als handleiding om een effectieve samenwerking tot stand te brengen

tussen de muziekdocent en leerkracht. De reader is bedoeld als logboek én als inspirerende bron van

informatie ten aanzien van succesvolle coöperatieve muzikale werkvormen. De uitgangspunten van

coöperatief leren op verschillende niveaus centraal:

Coöperatief leren; hoe geef je dit (gezamenlijk) vorm in de praktijk?

Hoe vertaal je coöperatief leren naar het muziekonderwijs in de klas?

Hoe ziet de samenwerking er uit tussen de muziekdocent (vakspecialist) en de

groepsleerkracht (generalist) zodat de kennisoverdracht optimaal is?

In deze reader hebben we geprobeerd om niet alleen in te steken op het perspectief vanuit de

muziekdocent of groepsleerkracht, maar juist vanuit de verbinding die ontstaat tijdens de Fraai

Lawaai muzieklessen.

Deze verbinding is een gezonde voorwaarde om het project Fraai Lawaai met elkaar tot een succes

te maken en zo de motivatie van de leerlingen ten aanzien van muziekonderwijs te optimaliseren.

Uiteindelijk wordt hiermee de weg vrij gemaakt voor het gericht ontwikkelen van talenten van

kinderen.

Maarten Neomagus, APS

Wouter Helmig, Kubus

Page 4: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

3

2. Introductie coöperatief leren in muziek

Kinderen werken graag samen. Ze leren van elkaar en nemen elkaars gedrag over.

Kinderen hoeven niet te leren om samen te werken. Het zit in hun natuur.

Toch is de praktijk vaak anders. Veel kinderen groeien op in (gezins)situaties die niet goed voor ze

zijn. Samenwerken is daardoor veel minder vanzelfsprekend. Het kind moet immers voor zichzelf

opkomen.

In het onderwijs is goed te merken dat veel kinderen moeite hebben met samenwerken. Het project

Fraai lawaai wordt gehouden op scholen die in wijken staan waar veel gebroken gezinnen wonen.

Kinderen uit gebroken gezinnen moeten stap voor stap leren om samen te werken. Dit gaat met

vallen en opstaan, maar door er consequent aandacht aan te besteden is er wel verandering te zien.

Coöperatief leren is een bijzondere vorm van samenwerken. Het is mogelijk om gebruik te maken

van vele diverse werkvormen, maar je kunt je ook beperken tot een aantal duidelijke en goed

werkende werkvormen. Door deze werkvormen veel te herhalen, leren kinderen steeds beter om

samen muziek te maken, samen op muziek te bewegen, te praten over muziek etc.

Wat is coöperatief leren dan precies? Frits Evelein beschrijft coöperatief leren als volgt in zijn boek

‘coöperatief leren in muziek’:

‘Coöperatief leren in muziek stimuleert optimale muzikale interactie en creativiteit. De leerlingen

worden elkaars muzikale model en nemen deels deze taak van de leerkracht over. Ze helpen elkaar

bij het verwerven van muzikale vaardigheden en kennis.‘

Coöperatief leren is veel zelf ontdekken, waarbij de docent klaar staat om met korte instructies bij te

sturen. Het is ook veel doen met weinig materiaal. Het is niet nodig om eerst muzieknoten te

kunnen lezen of ritmes te kunnen klappen. Ieder kind kan geluid maken. Dat geluid kun je ordenen en

geordend geluid is muziek.

Deze opvatting is niet alledaags. Volwassenen denken al snel aan mooie klinkende resultaten als het

om muzikaal onderwijs gaat. Kinderen denken niet in deze kaders. Zeker jonge kinderen zijn niet

bezig met muziekstijlen of wat hoort en wat niet hoort. Als ze in kleine groepjes een krant krijgen en

daar geluid mee mogen maken, is dit ook musiceren in hun ogen. Vanuit dit perspectief kun je

kinderen eindeloos bezig laten zijn met muziek. Wanneer ze geluid geordend hebben kun je ze door

middel van kaartjes eens vragen om dit hard of juist zacht opnieuw te spelen, of te koppelen aan

emoties. De mogelijkheden zijn eindeloos. Het is aan de docent om te kijken welke opdrachten goed

passen om het musiceren aan de gang te houden.

Frits Evelein beschrijft in zijn boek ‘coöperatief leren in muziek’ vier principes van coöperatief leren:

simultane interactie, gelijkwaardige bijdrage van de teamleden, individuele aanspreekbaarheid en

positieve onderlinge afhankelijkheid.

Simultane interactie betekent dat alle kinderen gelijktijdig interactief werken. Hierbij kan gedacht

worden aan de volgende activiteiten in het groepsproces: luisteren naar elkaar, aan elkaar voordoen,

uitleggen, dingen vergelijken, combineren, tot een geheel maken en afwerken.

Gelijkwaardige bijdrage betekent niet dat elk kind hetzelfde doet (juist niet!) maar het betekent wel dat

elk kind een bijdrage levert aan het proces en product. De teamleden mogen elkaar hierop

aanspreken en de docent moet erop toezien dat dit goed verloopt.

Individuele aanspreekbaarheid heeft heel veel met bovenstaande te maken. De rol van ieder kind is

gelijkwaardig. Ieder kind is dus verantwoordelijk voor zijn/haar aandeel in het teamproces en het

uiteindelijke product.

Positieve onderlinge afhankelijkheid binnen een groep is het laatste aspect. Iedereen is nodig om tot een

goed resultaat te komen. Als kinderen positief gestimuleerd worden kan er, zeker in de hogere

Page 5: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

4

groepen een wij-gevoel ontstaan in de groep. Dit gevoel werkt als een motor voor een goede

samenwerking.

Naast deze vier principes is er in de praktijk een telkens terugkerende vorm te ontdekken waarin de

lessen gegoten zijn. Elke les begint met een vorm van klassikale introductie, waarna de kinderen zelf

gaan ontdekken. Dit doen ze individueel. Daarna gaan ze hun ontdekkingen delen met andere

kinderen in teams van twee of drie. Daarna worden de teams van twee samengevoegd tot teams van

vier kinderen. Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie gaan verzorgen. Deze presentatie kan

heel laagdrempelig en kort zijn.

Elk kind heeft een eigen rol of taak binnen de groep. Deze taak krijgt het kind van de docent. Dat

gebeurt volstrekt willekeurig door middel van kaartjes. De docent geeft een kaartje aan het kind en

dat is de rol die het kind speelt in de groep. De docent kan er ook voor kiezen om de groep een

aantal kaartjes te geven, waarna de groep zelf de rollen verdeelt.

Mogelijke rollen zijn tijdbewaker, geluidsbewaker (zorgt ervoor dat het volume niet te hoog is),

dirigent, instrumentenmeester (zorgt ervoor dat de instrumenten worden gehaald en opgeruimd en

is verantwoordelijk voor de behandeling van de instrumenten), kaartjesmeester (zorgt voor het

beheren van de kaartjes, inclusief het opruimen aan het eind van de les), voorzitter, etc.

Het zal duidelijk zijn dat in de hogere groepen (midden en bovenbouw) meer rollen kunnen worden

toegekend dan in de onderbouw. Daarnaast dient de docent goed in te schatten wat de kinderen al

aan kunnen in het proces van samenwerken. Leg hierbij de lat niet te laag, maar houd rekening met

het sociale klimaat in een klas.

De kaartjes worden natuurlijk niet alleen gebruikt om rollen toe te kennen. Ze kunnen ook worden

gebruikt om emoties aan een opdracht te koppelen, of verschillende parameters (hard/zacht,

hoog/laag, veel/weinig). Door middel van plaatjes en tekeningen op de kaartjes kunnen kinderen

worden uitgedaagd om bezig te zijn met betekenis van muziek. Dit kan heel concreet zijn door

bijvoorbeeld een plaatje van een slang na te bootsen met een maracas, maar het kan ook op een

abstract niveau gebeuren: “Waar denk je aan als je een paars kaartje krijgt. Welke muziek hoort daar

dan bij?”

In de hogere groepen kan er meer met tekst gedaan worden dan in de lagere groepen. Vandaar dat

de kaartjes die gebruikt worden vanaf groep 5 veel meer tekst bevatten dan de kaartjes die gebruikt

worden in de onderbouw.

Tot slot nog een paar tips voor het werken met coöperatief leren:

wees niet te veel resultaatgericht. Leer het proces te waarderen, ook als het niet loopt zoals je had

verwacht.

Ga goed om met de ruimte. groep 1/2 heeft de ruimte nodig, dus ga met ze naar een speellokaal.

Gebruik vervolgens hoepels om de plek te markeren waar de groepjes moeten zitten.

Gebruik geen harde instrumenten. Laat de kinderen genieten van zachte klanken. Ze hebben al

genoeg herrie aan hun hoofd.

Zorg voor focus. Ga niet vanuit de chaos een opdracht in, maar laat de kinderen eerst tot rust

komen.

Sta klaar voor verrassingen en durf je eigen muzikale kaders los te laten.

Gebruik een goed hoorbaar instrument om de kinderen na een groepsopdracht weer de aandacht

op jou te laten richten. Een triangel werkt heel goed omdat het niet te hard is, maar wel een lange

toon heeft. De triangel kan ook aangeven dat de tijd om is.

Gebruik bij ritmische opdrachten een ritmische context op cd of mp3 speler. Je kunt hierbij kiezen

voor een simpele beat, maar het werkt ook goed om niet-westerse ritmes te gebruiken. De

kinderen komen door de ritmische context meer in een groove en spelen beter samen.

Page 6: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

5

3. Uitspreken van verwachtingen

Een onuitgesproken verwachting leidt tot een teleurstelling

Een onuitgesproken behoefte leidt tot een klacht

Bespreek voorafgaand aan de les of overleg duidelijk je verwachting uit naar elkaar. Het helpt de les

of het overleg te structureren en achteraf goed te evalueren, Is er aan ieders verwachtingen voldaan?

En zo niet, wat moet er dan nog gebeuren?

Om verachtingen over en weer helder te krijgen kun je gebruik maken van onderstaande vragen:

1. Zorg ervoor dat je je eigen verwachtingen helder

hebt.

2. Stel jezelf de vraag: ”Wat wil ik bereiken met

deze les?”

3. En: “Wat verwacht ik van de ander?”

4. Ga met elkaar na of je op deze twee vragen

eenzelfde antwoord kunt geven, of het met

elkaar eens bent over het antwoord.

Page 7: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

6

4. Een gezamenlijk perspectief op samenwerken.

Samenwerken gaat niet vanzelf. Ook als je elkaar wat beter kent is het verstandig met elkaar

afspraken te maken over de manier van samenwerken ten aanzien van de lesstof van Moet Je Doen –

Muziek en deze afspraken vast te leggen. Op het moment dat je de afspraken op papier hebt is het

makkelijker om hier op terug te grijpen.

Op welke wijze communiceren wij ?

Op welke manier bereiden wij de les voor ?

Hoe bespreken wij de les na ?

Hoe informeren wij elkaar over de voortgang ?

---------------------------------------------------------------

---------------------------------------------------------------

---------------------------------------------------------------

Page 8: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

7

5. Vijf voorwaarden bij samenwerkend leren.

Coöperatief leren is een onderwijsleersituatie waarin de leerlingen in kleine heterogene groepen op

een gestructureerde manier samenwerken aan een leertaak met een gezamenlijk doel. De leerlingen

die samenwerken zijn niet alleen gericht op hun eigen leren, maar ook op dat van hun groepsgenoten.

Leerlingen leren met elkaar en van elkaar. Niet elke vorm van samenwerking tussen leerlingen is te

omschrijven als coöperatief leren. Het plaatsen van leerlingen in groepen met de opdracht dat ze

mogen samenwerken of met elkaar mogen overleggen is nog geen coöperatief leren. Er kan pas over

coöperatief leren gesproken worden als er sprake is van een aantal kenmerken.

Vijf basiskenmerken (Johnson, Johnson & Holubec, 1994) zijn typerend en bepalend voor

coöperatief leren:

1.

Positieve wederzijdse afhankelijkheid

Elkaar ECHT nodig hebben.

2.

Individuele verantwoordelijkheid

Iedereen voelt dat hij mee moet doen.

3.

Directe interactie

Ze zitten met de neuzen naar elkaar toe.

4.

Sociale vaardigheden

Samenwerken is geen sociale vaardigheid;

je hebt er juist sociale vaardigheden voor nodig.

5.

Evaluatie van het groepsproces

Zonder aandacht voor het groepsproces

haal je uit samenwerking niet alles wat er in zit.

Page 9: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

8

6. Volledige instructie

De kwaliteit van de instructie is bepalend voor de leerprestaties van kinderen. Een volledige

instructie draagt bij aan de structuur in de lessen. Volledige instructie bestaat uit zes

onderdelen. Onderstaand schema is bedoeld als ondersteuning bij de voorbereiding van je

instructie.

Wat

moet je doen?

Hoe

moet je het aanpakken?

Hulp

bij wie/ waar vind je hulp?

Tijd

Hoeveel tijd krijg je?

Uitkomst

Wat doen we er mee?

Klaar

Wat ga je dan doen?

Page 10: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

9

7. Kennis, vaardigheden, inzicht en attitude bij

muziekonderwijs

Kennis, vaardigheden en attitude worden niet geïsoleerd aangeboden. Aan de hand van bepaalde

(voor de leerling relevante) contexten worden kennis en vaardigheden in samenhang aangeboden,

wat moet leiden tot beïnvloeding van attitude en inzicht.

Vaardigheden

sociale vaardigheden

psychomotorische

vaardigheden

culturele vaardigheden

affectieve vaardigheden

cognitieve vaardigheden

Kennis

Eigen maken van noodzakelijke termen, namen van instrumenten en

de speelwijze ervan, namen van

intervallen.

Inzicht

Leren hanteren van muziek als

uitdrukkings- en communicatiemiddel.

Attitude

Juiste houding ten opzichte van die

muziek.

Enthousiasme.

Plezier en motivatie.

Page 11: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

10

8. Intervisie

Intervisie is een georganiseerd gesprek tussen mensen met als oogmerk dat de deskundigheid van de

betrokkenen wordt vergroot en de kwaliteit van het werk verbetert. Anders dan bij supervisie is er

geen hiërarchische situatie waarin iemand de leiding heeft. Een manier om intervisie te voeren is

volgens de vijf stappen-methode.

De VIJF stappen-methode

Stap Omschrijving tijdsindicatie

Stap 1 Vraagintroductie: inbrenger introduceert zijn/haar vraag en geeft een beknopte toelichting:

- wie, waar, wanneer.

- Korte historie van het probleem.

- Wat gebeurt er als je het niet oplost?

5 min.

Stap 2 Probleemverkenning: groepsleden verkennen de vraag door het stellen

van vragen. Zij maken vooral gebruik van de volgende gespreksstijl

(open vragen stellen, samenvattingen, luisterreacties, stiltes).

15 min.

Stap 3 Probleemdefinitie:

- Groepsleden formuleren één of meer probleemsituaties.

- De inbrenger formuleert na aanleiding van de probleemsituaties

nogmaals zijn/haar vraag.

15 min.

Stap 4 Advisering:

- Ieder groepslid formuleert tenminste één advies voor de inbrenger.

- Inbrenger reageert op de adviezen: wat spreekt aan, wat niet?

15 min.

Stap 5 Evaluatie: de inbrenger evalueert het consultatieproces: ervaringen,

effecten van inbreng groepsleden.

10 min.

Benodigde tijd 60 min.

Page 12: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

11

9. Coaching on the Job:

Co-teaching

De weg naar leren van en met elkaar

Collegiale consultatie en feedbackgesprekken worden binnen het onderwijs steeds meer ingezet om de

professionaliteit van leerkrachten te vergroten. Tegelijkertijd is begeleiding in het onderwijs niet altijd even

toereikend of doeltreffend. Vooral waarbij het gaat om de uitbreiding van handelingsvaardigheden of als een

attitudeverandering bij de leerkracht noodzakelijk is.

Een co-teacher staat naast de groepsleerkracht in de klas. Op basis van de vraag van de

groepsleerkracht vindt er door het letterlijk voordoen en nadoen (modellen) van gedrag een transfer

plaats van kennis en vaardigheden. Met deze actieve manier van leren binnen de setting van de groep

gaat co-teaching verder dan het begeleiden en het geven van adviezen en feedback aan de leerkracht.

Immers, de co-teacher ondersteunt op een handelingsgerichte wijze de groepsleerkracht in het

proces van het lesgeven, om te komen tot de gewenste situatie door de specifieke aanpak zichtbaar

te maken. Belangrijk hierbij is dat er binnen deze setting altijd sprake is van een leermoment voor de

leerkracht.

Naast elkaar, maar niet los van elkaar

Om als co-teacher aan de slag te gaan is het belangrijk om samen met de leerkracht de

verwachtingen over en weer te bespreken en overeenstemming te hebben over het doel waartoe de

ondersteuning plaatsvindt. Ook duidelijke afspraken over de manier waarop de leerkracht en de co-

teacher tijdens de les samenwerken zijn bepalend voor het al of niet slagen van een traject. Co-

teachingstrajecten zijn bij voorkeur steeds korte, vooraf afgesproken samenwerkingstrajecten, die

aan tijd en gezamenlijk doel gebonden zijn. Vanuit deze ‘collectieve ambitie’ hebben beiden een taak of

rol in de groep en zijn beiden (deels) verantwoordelijk voor het gegeven onderwijs van dat moment.

Door middel van reflectie achteraf op zowel het doel als het proces wat er in de klas heeft

plaatsgevonden, maar ook het proces van samenwerking tussen de leerkracht en de co-teacher is het

leerrendement compleet.

Meer en meer leggen scholen de verantwoordelijkheid voor het organiseren van het

onderwijsaanbod en het bieden van de juiste begeleiding aan leerlingen, bij de groepsleerkracht.

Hierdoor ontstaat bij de leerkracht professionaliseringsbehoefte om de eigen competenties te

verbreden. Dit in tegenstelling tot de eerdere constructie van het organiseren van extra hulp binnen

of buiten de klas, waarbij een professionaliseringswens niet altijd spontaan ontstond.

Page 13: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

12

De ervaringen van leerkrachten die een co-teachingstraject hebben ‘ondervonden’ zijn positief. Het

leren versnelt door het zien, het nadoen en het zelf doen. Doordat leren van en met elkaar centraal

staat wordt co-teaching als begeleidingsmethodiek niet als extra werk of belastend ervaren.

De ervaringen van getrainde co-teachers zijn ook positief. Zij bemerken echt een gedragsverandering

bij een leerkracht te kunnen bewerkstelligen door zelf actief handelend te zijn in de klassensituatie.

Vier vormen van co-teaching

Ondersteunende co-teaching: de leraar neemt de leiding in de onderwijssituatie, de co-

teacher ondersteunt in de klas, in een subgroep of bij een individuele leerling. De leraar is

verantwoordelijk voor de voorbereiding.

Parallel co-teaching: leraar en co-teacher werken tegelijkertijd met verschillende groepen in

één klaslokaal aan dezelfde stof of differentiatie op diezelfde leerstof. De leraar en co-teacher zijn

samen verantwoordelijk voor de voorbereiding.

Teamteaching: de co-teacher zet zijn specialisatie in binnen een klas. De co-teacher verzorgt

de les, de leraar ondersteunt. Er is sprake van modelling. De co-teacher is hoofdverantwoordelijk

voor de lesinhoud.

Complementaire co-teaching: de co-teacher versterkt op evenwaardige wijze de leraar. Dit

gebeurt door het delen van specifieke kennis, het mogelijk maken van gerichte interventies, het

vergroten van de oplossingsmogelijkheden en het versterken van de leerkracht. De leiding naar

leerlingen wordt wisselend genomen. Beide zijn verantwoordelijk voor de totale les.

Page 14: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

13

10. Pedagogische kracht

Als je consequent bent stel je beiden dezelfde regels in de klas. Op deze manier is voor iedereen

helder waar ze aan toe zijn. Ze weten wat wel of niet mag, ongeacht wie ze tegenkomen. Welke

afspraken hebben jullie met de groep ?

Page 15: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

14

11. Niveaus van interactie

We onderscheiden vier niveaus van interactie. Het plaatje hieronder brengt ze in beeld. Elke vorm

van interactie is van belang in bepaalde situaties. Een gesprek dat iets in beweging zet of een

ontwikkeling betekent, noemen we hier een dialoog.

Page 16: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

15

11.Fasen van betrokkenheid

Deelnemers aan veranderingsprocessen kunnen in verschillende stadia van commitment zijn:

Vervreemding: deze deelnemers voelen geen enkele verbinding met de inhoud en de doelen van

het veranderingsproces. Dit kan gebeuren als de verandering een keuze is van het management (top-

down benadering) of van buiten af wordt opgedrongen/afgedwongen.

Onverschilligheid: deze deelnemers zeggen vaak ‘ja’, maar doen ‘nee’ (pocket-veto). Zij vinden dat

ze geen keuze hebben om al of niet mee te doen en doen er alles aan de verandering aan te passen

aan de bestaande situatie. Deze verandering zal dan ook niet succesvol zijn. Na korte tijd (bij het

opdoemen van de eerste problemen) zullen de deelnemers weer terugvallen in oud gedrag.

Betrokkenheid: deze deelnemers zijn nieuwsgierig naar de verandering. Volgens het

betrokkenheidsmodel van Van den Berg en Vandenberghe (1995) doorlopen mensen diverse fasen

van betrokkenheid:

Fase 1: Zelfbetrokkenheid ( ‘Kan ík dit wel?’): Informeren en verzamelen binnen eigen

school.

Fase 2: Taakbetrokkenheid (‘Wat is er of heb ik nodig om dit te kunnen?’): Voorwaarden

scheppen in materiële zin, zoals zorgen voor voldoende materialen, verzamelen

voorbeeldmaterialen uit andere scholen, zorgen voor structuur zoals werkgroepen, hulp bij

administratie en begeleiding/ondersteuning.

Fase 3: Ander (leerling) betrokkenheid (‘Wat hebben de kinderen nodig om dit te kunnen?’):

uitwisseling met andere scholen, netwerken.

Of: (”Wat heeft mijn collega nodig om dit te kunnen?”): Afspraken over opdrachten, taken en

verantwoordelijkheden, delegeren, activiteiten om vaardigheden van de onderwijsgevenden

als functionerend lid van een organisatie te verbeteren (zoals communicatievaardigheden,

conflicthantering, et cetera).

Eigenaarschap: dit is de meest gewenste houding van deelnemers in een veranderingsproces. Deze

mensen voelen zich een met het veranderingsdoel en –inhoud. Zij gaan er creatief mee aan de slag en

geven er gezamenlijk vorm aan. Deze verandering zal succesvol en waarschijnlijk duurzaam zijn,

omdat de deelnemers er voortdurende mee bezig zijn en de verandering blijven aanpassen aan de

steeds veranderende omgeving, zonder het conceptuitgangspunten uit het oog te verliezen of los te

laten.

Eigenaarschap ontstaat door het kiezen voor verandering, creatieve spanning en ruimte om te

ontwerpen.

Page 17: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

16

12. Reflectie:

Het is belangrijk om een nabespreking van een les zorgvuldig aan te pakken. Al was het alleen al om

er voor te zorgen dat het leerrendement zo groot mogelijk is.

Voor een goede reflectie is het belangrijk welke taal je gebruikt: het is anders om te praten over wat

je de volgende keer anders wilt doen, dan praat je over wat er mis ging. Het gaat over dezelfde

inhoud, maar met een andere lading.

vier vragen tot nadenken

Wat heb je gedaan?

Waar ben je tevreden over?

Wat doe je de volgende keer anders?

Welke hulp heb je daar eventueel bij nodig?

Page 18: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

17

13. Tops en tips

Je kunt de nabespreking van een les gestructureerd laten verlopen door iedereen een top en een

tip te laten benoemen.

Tip!

Hierbij is het belangrijk dat de tip ook daadwerkelijk in de vorm van een tip geformuleerd is. Zeg in plaats

van: Je praatte veel te veel bijvoorbeeld: Laat vaker een stilte vallen. Hierdoor krijgt de ander ook ruimte om

iets te zeggen.

Top Tip

------------------------------------------------------------ -----------------------------------------------

------------------------------------------------------------ -----------------------------------------------

------------------------------------------------------------ -----------------------------------------------

------------------------------------------------------------ -----------------------------------------------

Page 19: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

18

14. Feedback geven en ontvangen

Feedbackgevers vergeten vaak

hun standaard te benoemen

Een gewaardeerde manier om feedback te geven is door middel van de 4 G’s: beschrijf

eerst het gedrag dat je observeert, vervolgens het gevolg dat dit gedrag heeft,

het gevoel dat het bij je oproept en vervolgens het gewenste gedrag van de ander.

Page 20: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

19

15. Muziekles start al bij de instructie

Een goede muziekles is afhankelijk van een aantal factoren. Met welke factoren houd jij rekening? Of

zijn er factoren waar je nog niet eerder aan gedacht had? Natuurlijk is deze lijst niet compleet. Welke

factor mag volgens jou niet ontbreken?

◊ Goede opstelling (bij voorkeur kring of hoefijzer).

◊ Frisse lucht.

◊ Motiverend begin van de les.

◊ Afwisseling in werkvormen:

inspanning - ontspanning

individueel - klassikaal

vocaal - instrumentaal

bewegen - zitten

improviseren - reproduceren

◊ Tempo in de les (niet te laag -niet te hoog).

◊ Visuele hulpmiddelen.

◊ Materiaal.

◊ Korte en duidelijke formuleringen (muziekles is geen praatles).

◊ Oefeningen in dienst van het musiceren, bijv.:

◊ Ritmeoefening als voor-, tussen- en naspel.

◊ Stemvorming oefening bij lied of canon.

Page 21: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

20

16. Leerdoelen beschrijven

Een leerdoel (ook wel concreet doel of subdoel genoemd) is: een concrete, heldere en

eenduidig geformuleerde omschrijving van het gewenste gedrag dat een cursist moet vertonen als

bewijs dat het beoogde leerresultaat is bereikt. Een leerdoel geeft precies aan wat de leerling aan

het einde van de les moet kunnen.

Beschrijf hieronder twee belangrijke leerdoelen van jouw les. Start hierbij met de volgende zin:

Aan het einde van deze les is de leerling in staat om……

Page 22: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

21

17. Tussenstand bepalen: schaalscore

Hoe ver zijn jullie op basis van je eerder uitgesproken verwachtingen? Scoor op

onderstaande schaal en geef hierbij zelf de verdelingen aan.

Page 23: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

22

18. Kippenvelmoment

Een kippenvelmoment is een moment tijdens de les dat je nog heel lang bij blijft. Als je aan dit

moment terug denkt, ervaar je letterlijk kippenvel. Kun jij een kippenvelmoment beschrijven en wat

was de sleutel om dit moment te bereiken? Denk er eens over na hoe je dit moment weer kunt

bereiken.

Mijn Kippenvelmoment

Datum:

Groep:

Omschrijving:

Mijn Kippenvelmoment

Datum:

Groep:

Omschrijving:

Mijn Kippenvelmoment

Datum:

Groep:

Omschrijving:

Page 24: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

23

Bijlagen: Coöperatieve werkvormen in muziek

Met bijdrage van Charlotte Brondijk en Remmert Velthuis

Page 25: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

24

Het introduceren van muziekinstrumenten: bespreken en herkennen

van geluidsfragmenten

Bijdrage: Charlotte Brondijk

Doelgroep:

Leerlingen groep 3 t/m 8

Doel en opzet werkvorm:

De kinderen leren 1 of meerdere instrumenten kennen, en herkennen (vorm, geluid en speelwijze).

Uitvoering:

Stap 1. Klassikaal korte introductie van de te behandelen instrumenten

Door middel van het laten zien van de instrumenten (al dan niet met speelwijze) of plaatjes van de

instrumenten (digibord). Tijdens deze stap niet te veel uitleggen of voordoen.

Stap 2. Coöperatief in 4-tallen: informatie verzamelen

De opdracht is zoveel mogelijk informatie over dit instrument op te schrijven (groep 3 kan ook

tekenen in plaats van schrijven, of alles onthouden). Dit kan één instrument betreffen, of meerdere.

Als er meerdere instrumenten worden behandeld, verdeel de instrumenten dan over de groepjes,

één instrument per groepje. Er volgen dan dus meerdere presentaties (dit kan ook een doel zijn: het

maken van de presentatie…).

Deze kinderen vertellen aan elkaar wat ze over dit instrument weten. De leerkracht helpt

hierbij door de volgende vragen op het bord te zetten.

Wat zie je?

Waar is het van gemaakt?

Weet je hoe het heet?

Wat moet je doen om er geluid uit te krijgen?

Weet je hoe je het instrument moet vasthouden?

Weet je hoe je er op moet spelen?

Ken je iemand die hier goed op kan spelen?

Kun je de klank omschrijven?

Waar moet je op letten om het geluid te kunnen herkennen?

(klankkenmerken)

Ken je nog andere instrumenten die hier op lijken?

Wat vind jij van dit instrument?

Voor groep 5 t/8 extra. De antwoorden zouden eventueel op de computer

kunnen worden opgezocht:

Weet je bij welke instrumenten groep dit instrument hoort?

Uit welk land komt dit instrument?

Is het een klassiek of een modern instrument?

Bij de behandeling van één instrument is het aan te raden om een luistervoorbeeld

halverwege deze stap te laten horen, zodat de kinderen daar al vertrouwd mee worden. Bij

de behandeling van meerdere instrumenten tegelijk kan dat bij de klassikale presentatie van

de instrumenten ter aanvulling worden gedaan.

Page 26: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

25

Stap 3. Klassikale presentatie:

Bij de behandeling van meerdere instrumenten, laat de leerkracht voor de

presentatie van een instrument een bijpassend luistervoorbeeld van het

instrument horen.

Eén groepje presenteert het instrument voor de klas, vertelt er zoveel

mogelijk over en laat zien hoe zij denken dat er op gespeeld moet worden

(als er geen echte instrumenten aanwezig zijn, kan er droog worden

voorgedaan hoe er op gespeeld wordt).

Daarna mogen de andere groepjes een aanvulling geven, maar alleen ter

aanvulling of verbetering, dus geen herhaling. De leerkracht bepaald welk

groepje aan de beurt is voor de aanvulling.

Eventueel kan er nog een luistervoorbeeld of een videofragment van het

instrument gebruikt worden ter aanvulling en om de kinderen aan de klank

te laten wennen (liefst een ander fragment dan voor de presentatie en zo

mogelijk met een andere stijl muziek).

Bij meerdere instrumenten worden de stapjes bij stap 3 herhaald tot alle

instrumenten aan bod zijn geweest.

Tot slot herhaalt de leerkracht alle instrumenten nog kort: plaatje of

instrument, naam en (juiste) speelwijze.

Mogelijke vervolgstappen na het behandelen van meerdere instrumenten:

Stap 4. Klassikale voorbereiding coöperatieve opdracht:

De klas wordt in tweetallen gedeeld. Per tweetal krijgen de kinderen kaartjes

met daarop de instrumenten (en eventueel een bijpassend puzzelstencil).

De leerkracht behandelt klassikaal kort de kaartjes (welk instrument, wat

waren ook al weer de klankkenmerken?)

Stap 5. Coöperatief in 2-tallen: Instrumenten herkennen op gehoor:

De leerkracht laat een luistervoorbeeld van één van de instrumenten horen.

De tweetallen kiezen het plaatje dat daar bij past en legt het voor zich neer,

of op het juiste nummer van het puzzelstencil.

Dit wordt herhaald tot er voor alle instrumenten een luistervoorbeeld heeft

geklonken.

Stap 6. Klassikale behandeling van de antwoorden:

Ter controle draait de leerkracht weer de luistervoorbeelden één voor één.

Voor groep 3 en 4: tijdens het luisteren mogen de kinderen de

bijbehorende speelwijze met bewegingen laten zien.

Voor groep 5 t/m 8: liefst in willekeurige volgorde. Daarna pas het juiste

antwoord met daarbij behorende nummer en naam van instrument geven.

Welk instrument was dit (welk kaartje)? Hoe heet het? Waar heb je dit aan

herkend? (welk nummer op het puzzelblad?)

Op deze manier worden alle luistervoorbeelden behandeld.

Middelen voor werkvorm:

o instrumenten of plaatjes van instrumenten (digibord)

o luistervoorbeelden van de instrumenten

o lventueel videofragmenten van de instrumenten

o len en papier voor de groepjes

Page 27: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

26

Voor de vervolgstappen:

o kaartjes van de verschillende instrumenten

o eventueel een puzzelblad

o luistervoorbeelden van de instrumenten

Belangrijkste instructies van de leerkracht voor de leerlingen:

o Bij stap 2:

“Er is één groepsleider; hij/zij zorgt voor een goed overleg.”

“Er is één schrijver. Hij/zij noteert de antwoorden.”

“Overleg met elkaar.”

“Let op de rolverdeling. Werk goed samen!”

“Probeer alle vragen te beantwoorden.”

“Misschien kun je nog wel meer over het instrument vertellen?”

Bij meerdere instrumenten en dus meerdere presentaties:

“Iedereen van je groepje heeft zijn of haar eigen inbreng in de presentatie die

je gaat maken, zorg dus voor een goede rolverdeling, ook tijdens de

presentatie!”

“Maak de presentatie niet te lang!"

Als er echte instrumenten aanwezig zijn:

“Wees heel voorzichtig met het instrument.”

“Laat het instrument op tafel liggen.”

“Je mag nog niet op het instrument spelen, ook al weet je hoe het moet.”

“Als je wilt laten zien hoe je er op speelt, doe je net alsof je het in je handen

hebt.”

o Bij stap 5:

“Luister goed naar het instrument voor je het antwoord kiest.”

“Overleg over de klankeigenschappen.”

“Leg de kaartjes in de volgorde naast elkaar neer”, of “leg de kaartjes bij het

juiste nummer van het puzzelblad.”

Groepsgrootte voor werkvorm:

Vanaf stap 5 in groepjes van minimaal vier tot zes kinderen.

o Bij stap 2: werken in viertallen; kan er voor de rolverdeling binnen de

groepjes gebruik worden gemaakt van rolkaartjes; verschillende rollen met

daarbij behorende verantwoordelijkheden kunnen zijn:

groepsleider, zorgt voor goed overleg

schrijver, schrijft de antwoorden op

kaartmeester, netjes houden en opruimen kaartjes/instrumentmeester, netjes

houden en opruimen instrumenten

geluidsmeester, bewaakt het volume tijdens overleg

o Bij stap 5: werken in tweetallen kan er voor de rolverdeling binnen de

groepjes gebruik worden gemaakt van rolkaartjes; verschillende rollen met

daarbij behorende verantwoordelijkheden kunnen zijn:

groepsleider, zorgt voor goed overleg

kaartmeester, netjes houden, neerleggen en opruimen van de kaartjes

Page 28: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

27

Het gebruik van de kaartjes:

o Gebruik liefst plaatjes van instrumenten waarbij iemand op het instrument speelt,

met daarbij de juiste speelhouding.

o Leuk bij stap 5 voor groep 6/7/8 is, om ’te veel kaartjes’ te hebben (dus ook van

instrumenten waar geen luistervoorbeeld van volgt). Dan wordt het lastiger kiezen.

o Het puzzelblad kan in een thema worden gemaakt.

Voorbeeld puzzelblad bij kerstles introductie instrumenten

Voorbeeldkaartjes bij les bij introductie instrumenten

Page 29: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

28

Verklanken en noteren van grafische notatie:

inzetbaar bij begrippen als veel en weinig, harde en zachte muziek en

grafische vormen.

Bijdrage: Charlotte Brondijk

Doelgroep:

Leerlingen groep 1 t/m 4

Doel en opzet werkvorm:

De kinderen leren een grafisch teken om te zetten in geluid en vis versa . Zij maken daarbij gebruik

van de begrippen veel/weinig en harde/zachte muziek

Uitvoering:

Stap 1. Klassikaal korte introductie van de te behandelen begrippen door middel van een

liedje of een thema (zie methode). Gebruik hierbij ook echt de termen die bij de begrippen horen.

De kinderen kunnen dit ook ervaren door bijvoorbeeld hard of zacht snel mee te stampen of klappen

op de muziek (in een kring lopen, of met de handen meelopen op tafel of knieën).

Stap 2. Klassikaal korte introductie van het verhaal en de kaartjes;

De kaartjes kunnen geïntroduceerd worden tijdens het zingen van een liedje

of activiteit behorende bij de methode of thema.

Verklanken met handen of voeten, of verklanken met

instrumenten (bij groep 1/2 kan dit met handen en voeten, maar ook

prima met ritmestokjes of kleine instrumentjes). Bij gebruik van

instrumenten, moet de koppeling van kaartje-instrument duidelijk worden

afgesproken, niet alle instrumenten passen bij alle plaatjes (bij eerste keer

gebruik instrumenten ook introductie speelwijze en eigenschappen

van het instrument).

“Wat zie je en hoe klinkt dit?”, “Wie kan dit kaartje voor de klas voorspelen

je mag daarbij je handen of voeten gebruiken?” of “Wat zie je en hoe klinkt

dit?”, “Welk instrument past hier goed bij?” en “Wie kan dit kaartje voor de

klas voorspelen; je mag daarbij één instrument gebruiken?”

(Let daarbij meteen of er duidelijk gebruik wordt gemaakt van de

bijbehorende geluidssterkte, of aantal).

Bij het invoegen van instrumentjes voor verschillende grafische tekens (zoals

kerstballen en paaseieren) zijn niet alle instrumentjes voor alle tekens

geschikt. Spreek met de kinderen dan af welk instrument bij welke

klank/teken het beste past.

Bij groep 1/2 alle kaartjes samen behandelen en uitvoeren, bij groep 3/4 kan

één of enkele moeilijke kaartjes behandeld worden en voor de klas worden

uitgevoerd. De overgebleven kaartjes moeten dan verder door de leerlingen

worden ingevuld.

Stap 3. Orkest vormen

Om de coöperatieve opdracht duidelijk te maken wordt de opdracht eerst met de

hele klas en daarna voor de klas met een klein groepje uitgevoerd, de leerkracht is

dan de groepsleider/dirigent en wijst de kaartjes aan.

Page 30: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

29

Om de kinderen in de juiste stemming te brengen is het gebruik van een bijpassende

muzikale context (muziekfragment met een duidelijke beat of muzikaal kader)

wenselijk zeker vanaf groep 3. Deze muziek draait tijdens het oefenen en tijdens de

uitvoeringen op de achtergrond mee. De opdracht moet dus binnen dit kader

worden uitgevoerd (moet bij deze muziek passen).

Klassikaal: leg de kaartjes voor iedereen duidelijk zichtbaar neer in een

willekeurige volgorde. De dirigent wijst de kaartjes na elkaar aan en alle

kinderen voeren de bijbehorende klanken uit. Let bij het aanwijzen van de

kaartjes meteen op dat het goed bij de muzikale context past.

(bij gebruik van verschillende instrumentjes goed letten op de eventuele

koppeling instrument-kaartje (zie stap 2), de kinderen met een instrument

spelen alleen bij het afgesproken kaartje)

Na de klassikale uitvoering, kan dit herhaald worden met een nieuwe dirigent

(een kind) die de kaartjes in een andere volgorde legt en de kaartjes weer na

elkaar aanwijst. Er is nu een andere compositie ontstaan; wijs de kinderen

daar op.

Past de uitvoering op de muzikale context?

Dit kan eventueel met meerdere dirigenten worden herhaald, wissel daarbij

ook eens van kinderen en instrumenten, zo komt iedereen aan de beurt om

verschillende instrumenten te spelen. (let dan wel weer op de koppeling

instrument-kaartje: wie speelt wanneer?)

Stap 4. Orkest voor de klas: Maak een groepje van minimaal vier kinderen (orkestleden) aan (met

of zonder instrument) en wijs één dirigent aan die de kaartjes aanwijst. Dit kleine groepje voert de

coöperatieve opdracht al uit voor de klas en de rest van de klas kijkt toe. De kinderen moeten nu

samen een volgorde maken van de kaartjes en daarna uitvoeren. Geef een applaus na afloop van de

uitvoering. Geef daarna aan wat er erg goed ging tijdens de opdracht en waar je op moet letten.

Misschien hebben de kinderen uit de klas ook goede tips en tops.

Stap 5. Coöperatief in vier- of zestallen eigen compositie:

de kinderen verklanken hun eigen compositie. De dirigent bepaalt de

volgorde en wijst de kaartjes aan, de andere kinderen voeren uit.

Na 2 minuten wisselen: nieuwe dirigent, nieuwe volgorde, dus nieuwe

compositie.

Stap 6. Onderbreken tussentijdse uitvoering:

laat net voor een wissel van dirigent eens één groepje de geoefende

compositie uitvoeren terwijl de klas luistert. “wat valt er op?” Zijn de

verschillende kaartjes duidelijk te horen? Geef tips, of laat de kinderen tips

verzinnen (groep 3/4) om het nog mooier/duidelijker te maken.

Zijn de verschillen in de behandelde begrippen (zacht/hard, veel weinig enz)

duidelijk hoorbaar?

Stap 7. Onderbreken 1 groepje laten luisteren:

laat net na een wissel van dirigent eens één groepje niet spelen,

maar luisteren naar het grote geheel, los van hun eigen compositie.

“Wat gebeurt er in de klas? Wat hoor je? Kun je kaartjes herkennen bij

verschillende groepjes?”

Neem één kaartje er uit en laat de kinderen wijzen naar het groepje waar ze

dat kaartje op dat moment horen. Zo wordt het weer een heel andere

compositie.

Page 31: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

30

Extra

Ook erg leuk is om het geluid op te nemen (telefoon of opnameapparatuur)

en dit aan het einde van de les te laten horen. Dit kan tijdens het spelen van

de verschillende groepen door elkaar (zoals bij stap 6) of tijdens de

uitvoering van één groepje(zoals bij stap 5). Tot slot zou je een uitvoering

van een groepje kunnen afspelen. Kunnen de kinderen dan de kaartjes in de

juiste volgorde leggen?

Mogelijke vervolgstappen voor leerlingen groep 3 en 4

o Stap 8. Coöperatief 4-tallen: eigen compositie maken met grafische

tekens. Kinderen tekenen samen een eigen compositie op papier met gebruikmaking

van de symbolen van de gebruikte kaartjes en voeren dit uit op instrumenten; steeds

één dirigent wijst met de compositie mee, de anderen spelen op het instrument.

Of coöperatief samenvoegen: samenvoegen van composities. Dat kan

stapsgewijs; samenvoegen van groepjes van twee- naar viertallen en van vier

naar achttallen tot gehele klascompositie en vervolgens composities naast

elkaar leggen. Eén kind wijst mee, andere kinderen spelen. De kinderen die

geen instrument hebben volgen de compositie mee en krijgen daarna de kans

het uit te voeren op het instrument. Wat wil je nog veranderen om het

mooier te maken? Ook komen dan problemen aan de orde als; hoe krijg je

het gelijk? Gelijk beginnen=aftellen, niet te snel, enz.

o Stap 9. Klassikale uitvoering met eigen compositie (ook al inzetbaar na

stap 6): alle composities worden uitgevoerd achter elkaar met onderbreking van

één klassencompositie op het bord. Er ontstaat dan een rondovorm: ABACADAE,

enz. De klassencompositie is dan A en de groepscomposities zijn de overige delen.

De leerkracht bepaalt de volgorde.

Ieder groepje bepaalt zijn definitieve compositie en

instrumentarium/orkest/dirigent.

De leerkracht (of enkele kinderen) maken de klassencompositie (het A-deel).

En dit wordt kort klassikaal geoefend.

Klassikaal uitvoeren van het gehele muziekstuk. Door het A-deel blijft de

gehele klas betrokken bij de uitvoering.

o Hierna kunnen de afzonderlijke composities nog worden nabesproken. Wat ging er

goed, wat kan nog beter? Pasten de verschillende composities bij de muzikale

context?

Middelen voor werkvorm:

o Kaartjes met symbolen (zie bijlage, al dan niet met een vast thema) let hier bij wel op

dat de symbolen duidelijk de muzikale begrippen weergeven die je wilt behandelen.

(Eén set grote uitvoering voor klassikale instructie en verder één setje klein per

groepje).

o Voor groep 1/2 eventueel ritmestokjes en kleine instrumentjes, voor groep 3/4

klein instrumentarium ritmisch en eventueel ook melodisch genoeg voor de hele

klas.

o Aantal dirigeerstokjes (aanwijsstokken) voor de dirigenten (dit kunnen grote

ritmestokjes zijn).

o Eventueel opnameapparatuur.

o Voor stap 8 papier en stiften.

Belangrijkste instructies van de leerkracht voor de leerlingen:

o bij stap 4:

Page 32: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

31

“Leg alle kaartjes voor het hele groepje goed zichtbaar op tafel (of op de

grond).”

“Iedereen van je groepje heeft zijn of haar eigen inbreng in de compositie die

je gaat maken!”

“De dirigent wijst aan.”

“Let op de speelwijze van de instrumenten.”

“Speel zachtjes, maar we hoorbaar.”

“Let op de rolverdeling, werk goed samen!”

“Speel het een paar keer als daar tijd voor is, pas wisselen als de leerkracht

het aangeeft.”

“Let goed op het verschil tussen …” (invullen begrippen)

Bij gebruik van kaartjes met verschillende grafische tekens:

“Let goed op wanneer je aan de beurt bent om te spelen”

“Je speelt alleen als jouw instrument aan de beurt is bij het afgesproken

kaartje”.

“Als iemand vergeet te spelen bij een kaartje help elkaar dan zachtjes

herinneren.”

o Bij stap 8:

“Er is één groepsleider; hij/zij tekent en wijst aan.”

“Iedereen van je groepje heeft zijn of haar eigen inbreng in de compositie die

je gaat maken!”

“Maak de compositie niet te lang!"

Groepsgrootte voor werkvorm: Vanaf stap 5 in groepjes van minimaal vier tot zes

kinderen.

o Bij groep 3/4 kan er voor de rolverdeling binnen de groepjes gebruik

worden gemaakt van rolkaartjes; verschillende rollen met daarbij behorende

verantwoordelijkheden kunnen zijn:

groepsleider (dirigent), bepaalt de volgorde en wijst aan

kaartmeester, netjes houden en opruimen kaartjes

instrumentmeester, verdeling, wisseling, netjes houden en opruimen

instrumenten

geluidsmeester, bewaakt het volume tijdens overleg en spelen

Het gebruik van de kaartjes:

o Gebruik bij groep 1 en 2 niet te veel kaartjes in het begin. Begin met maximaal vier

kaartjes. Later kun je uitbreiden naar meer kaartjes.

o Bij groep 3 en 4 is de verleiding groot om alle kaartjes met nummers in één pdf op

het digibord te projecteren, zonder setje per groepje. Dit is bij deze opdracht echter

af te raden omdat de stapjes dan heel moeilijk zijn mee te wijzen.

Page 33: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

32

Voorbeeldkaartjes bij les Moet je doen groep 2 Les 10 De kerstboom (ook

geschikt voor groep 1 en 3)

Voorbeeldkaartjes bij les Moet je doen groep 2 Les 11 De houthakkertjes

(ook geschikt voor groep 1)

Voorbeeldkaartjes bij les Moet je doen groep 2 Les 14 Rode stippen op een ei

(kaartjes ook geschikt voor groep 1 en 3)

Page 34: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

33

Voorbeeldkaartjes groep 1 en 2 bij les veel weinig muziek thema sterren en planeten (ruimtevaart) liedje

‘Wat een sterren’

Voorbeeldkaartjes bij les Moet je

doen groep 3 Les 13 Zachtjes lopen (kaartjes ook geschikt voor groep 4 en 5 en de eenvoudige kaartjes ook

voor 1 en 2)

Page 35: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

34

Verklanken van een klankverhaal: snel-langzaam

Bijdrage: Charlotte Brondijk

Doelgroep:

Leerlingen groep 1 t/m 5

Doel en opzet werkvorm:

De kinderen leren een verhaal met plaatjes om te zetten in geluid. En maken daarbij gebruik van de

begrippen snel-langzaam.

Uitvoering:

Stap 1. Klassikaal korte introductie snel-langzaam: door middel van een liedje of een thema

(zie methode). Gebruik hierbij ook echt de termen snel en langzaam. De kinderen kunnen dit ook

ervaren door langzaam of snel mee te lopen op de muziek (in een kring lopen, of met de handen

meelopen op tafel of knieën).

Stap 2. Klassikaal korte introductie van het verhaal en de kaartjes:

de kaartjes kunnen geïntroduceerd worden tijdens het vertellen van een echt

verhaal, waarbij het juiste kaartje omhoog wordt gehouden op bepaalde

momenten binnen dit verhaal. Er kan ook gewerkt worden zonder duidelijk

verhaal en alleen uitgegaan worden van de kaartjes (of een stripverhaal uit

een boek).

Verklanken met handen of voeten, of verklanken met

instrumenten (bij groep 1/2 kan dit met handen en voeten, maar ook

prima met ritmestokjes of kleine instrumentjes). Bij gebruik van instrumenten

moet de koppeling van kaartje-instrument duidelijk worden afgesproken, niet

alle instrumenten passen bij alle plaatjes. (Bij eerste keer gebruik

instrumenten ook introductie speelwijze en eigenschappen van het

instrument)

“Wat zie je en hoe klinkt dit?”, “Wie kan dit kaartje voor de klas voorspelen

je mag daarbij je handen of voeten gebruiken?” of “Wat zie je en hoe klinkt

dit?”, “Welk instrument past hier goed bij?” en “Wie kan dit kaartje voor de

klas voorspelen je mag daarbij één instrument gebruiken?” (Let daarbij

meteen op het verschil op snel en langzaam en de speelwijze van het

instrument en wijs de kinderen daarop.)

Bij groep 1/2 alle kaartjes samen behandelen en uitvoeren, bij groep 3/4

kunnen één of enkele moeilijke kaartjes behandeld worden en voor de klas

worden uitgevoerd. De overgebleven kaartjes moeten dan verder door de

leerlingen worden ingevuld.

Bij groep 3/4/5 kan er gebruik gemaakt worden van meerdere instrumenten

per kaartje. Na de keuze van het eerste instrument kan er dan aan de klas

gevraagd worden: “Welk deel van dit kaartje mist nu in het klankverhaal?

Hoe kunnen we dit laten horen, op welk instrument?” Vul zo het ’orkest’

voor de klas aan tot het hele kaartje in klanken kan worden uitgevoerd.

Stap 3. Orkest vormen voor groep 1/2 (kan ook voor groep 3/4/5, maar deze stap kan bij

3/4/5 worden overgeslagen).

Om de coöperatieve opdracht duidelijk te maken wordt de opdracht eerst met de hele klas en

daarna voor de klas met een klein groepje uitgevoerd. De leerkracht is dan de groepsleider/dirigent

en wijst de kaartjes aan.

Page 36: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

35

Klassikaal: Leg de kaartjes voor iedereen duidelijk zichtbaar neer in een

willekeurige volgorde. De dirigent wijst de kaartjes na elkaar aan en alle

kinderen voeren de bijbehorende klanken uit. (bij gebruik van verschillende

instrumentjes goed letten op de koppeling instrument-kaartje, de kinderen

met een instrument spelen alleen bij het afgesproken kaartje)

Na de klassikale uitvoering kan dit herhaald worden met een nieuwe dirigent

(een kind) die de kaartjes in een andere volgorde legt en de kaartjes weer na

elkaar aanwijst. Er is nu een ander klankverhaal ontstaan; wijs de kinderen

daar op.

Dit kan eventueel met meerdere dirigenten worden herhaald. Wissel daarbij

ook eens van kinderen en instrumenten. Zo komt iedereen aan de beurt om

verschillende instrumenten te spelen (let dan wel weer op de koppeling

instrument-kaartje, wie speelt wanneer?)

Orkest voor de klas: wijs voor ieder kaartje één orkestlid aan en bespreek

nog even kort welke klank (instrument) daar bij hoort. Wijs één dirigent aan

die de kaartjes in een volgorde legt en aanwijst. Dit kleine groepje voert de

coöperatieve opdracht al uit en de rest van de klas kijkt toe. Geef een

applaus na afloop van de uitvoering. Geef daarna aan wat er erg goed ging

tijdens de opdracht en waar je op moet letten.

Stap 4 Coöperatief in vier- of zestallen eigen klankverhaal:

De kinderen verklanken hun eigen klankverhaal. De dirigent bepaald de

volgorde en wijst de kaartjes aan, de andere kinderen voeren uit.

Na twee minuten wisselen: nieuwe dirigent, nieuwe volgorde, dus nieuw

klankverhaal. Bij een bestaand verhaal of vaste verhaalvolgorde (strip) is het

juist leuk om de volgorde te veranderen. Zo wordt het veel spannender en

uitdagender voor de kinderen. Het loslaten van het vaste verhaal is voor

groep 3/4/5 soms wel even wennen.

Stap 5. Onderbreken tussentijdse uitvoering:

laat net voor een wissel van dirigent eens één groepje het gespeelde

klankverhaal uitvoeren terwijl de klas luistert. “Wat valt er op? Zijn de

verschillende kaartjes duidelijk te horen?” Geef tips, of laat de kinderen tips

verzinnen (groep 3/4) om het nog mooier/duidelijker te maken. Is het

verschil tussen langzaam en snel duidelijk hoorbaar?

Stap 6. Onderbreken 1 groepje laten luisteren:

laat net na een wissel van dirigent eens één groepje niet spelen,

maar luisteren naar het grote geheel, los van hun

eigenklankverhaal. “Wat gebeurt er in de klas? Wat hoor je? Kun je

kaartjes herkennen bij verschillende groepjes?”

Neem één kaartje er uit en laat de kinderen wijzen naar het groepje waar ze

dat kaartje op dat moment horen. Zo wordt het weer een heel ander

klankverhaal.

Extra

Ook erg leuk is om het geluid op te nemen (telefoon of opnameapparatuur)

en dit aan het einde van de les te laten horen. Dit kan tijdens het spelen van

de verschillende groepen door elkaar (zoals bij stap 6) of tijdens de

uitvoering van één groepje(zoals bij stap 5). Tot slot zou je een uitvoering

van een groepje kunnen afspelen. Kunnen de kinderen dan de kaartjes in de

juiste volgorde leggen?

Page 37: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

36

Mogelijke vervolgstappen voor leerlingen groep 3, 4 en 5

Stap 7. (vanaf groep 3) Klassikale uitvoering met eigen klankverhaal: alle klankverhalen

worden uitgevoerd achter elkaar met onderbreking van het bijpassende liedje. Het klankverhaal

wordt dan het voorspel/tussenspel/naspel van het liedje.

Ieder groepje bepaalt zijn definitieve klankverhaal en

instrumentarium/orkest/dirigent

De leerkracht bepaalt de volgorde van uitvoering van de verschillende

klankverhalen met daartussen steeds het liedje.

Klassikaal uitvoeren van de klassencompositie, liefst voor publiek.

Middelen voor werkvorm:

o Kaartjes met verhaal (zie bijlage, al dan niet met een vast verhaal). Let hier bij wel op

dat er niet al te veel elementen van geluid per plaatje aanwezig zijn. (Eén set grote

uitvoering voor klassikale instructie, verder één setje klein per groepje).

o Voor groep 1/2 eventueel ritmestokjes en kleine instrumentjes, voor groep

3/4/5 klein instrumentarium ritmisch en eventueel ook melodisch genoeg voor de

hele klas.

o Aantal dirigeerstokjes (aanwijsstokken) voor de dirigenten (dit kunnen grote

ritmestokjes zijn)

o Eventueel opnameapparatuur

Belangrijkste instructies van de leerkracht voor de leerlingen:

o Bij stap 4:

“Leg alle kaartjes voor het hele groepje goed zichtbaar op tafel (of op de

grond).”

“De dirigent bepaalt de volgorde en wijst aan.”

“Let op de speelwijze van de instrumenten.”

“Speel zachtjes, maar we hoorbaar.”

“Let goed op wanneer je aan de beurt bent om te spelen.”

“Je speelt alleen als jouw instrument aan de beurt is bij het afgesproken

kaartje.”

“Als iemand vergeet te spelen bij een kaartje help elkaar dan zachtjes

herinneren.”

“Let op de rolverdeling, werk goed samen!”

“Speel het een paar keer als daar tijd voor is, pas wisselen als de leerkracht

het aangeeft.”

“Let goed op het verschil tussen snel en langzaam.”

Groepsgrootte voor werkvorm: Vanaf stap 4 in groepjes van minimaal vier tot zes

kinderen.

o Bij groep 3/4/5 kan er voor de rolverdeling binnen de groepjes gebruik

worden gemaakt van rolkaartjes. Verschillende rollen met daarbij behorende

verantwoordelijkheden kunnen zijn:

groepsleider (dirigent), bepaalt de volgorde en wijst aan

kaartmeester, netjes houden en opruimen kaartjes

instrumentmeester, verdeling, wisseling, netjes houden en opruimen

instrumenten

geluidsmeester, bewaakt het volume tijdens overleg en spelen

Het gebruik van de kaartjes:

Page 38: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

37

o gebruik bij groep 1 en 2 niet te veel kaartjes in het begin. Begin met maximaal vier

kaartjes. Later kun je uitbreiden naar meer kaartjes.

o Bij groep 3/4/5 is de verleiding groot om alle kaartjes met nummers in één pdf op het

digibord te projecteren, zonder setje per groepje. Dit is bij deze opdracht echter af

te raden omdat de stapjes dan heel moeilijk zijn mee te wijzen.

Voorbeeldkaartjes bij les Moet je doen groep 1 Les 4 Rikketikketik het

regent (ook geschikt voor groep 2)

Voorbeeldkaartjes bij les Moet je doen groep 3 Les 3

De slak en het haasje (kaartjes ook geschikt voor groep 4)

Voorbeeldkaartjes bij les Moet je doen groep 5 Les 18 staan in de methode bij de kopieerbladen

Voorbeeldkaartjes bij les Moet je doen

groep 5 Les 18 Aquarium (kaartjes ook geschikt voor groep 4)

Page 39: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

38

Page 40: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

39

Het herkennen en spelen van een motiefje of liedje met grafisch

melodische notatie op een klokkenspel of xylofoon: hoog-laag

Bijdrage: Charlotte Brondijk

Doelgroep:

Leerlingen groep 1 t/m 4

Doel en opzet werkvorm:

De kinderen leren een melodische tonenreeks van hoog naar laag en laag naar hoog te herkennen en

te koppelen aan grafische notatie.

Uitvoering:

o Stap 1. Klassikaal korte introductie hoog-laag: door middel van spelen op het

klokkenspel/xylofoon. Houd tijdens het spelen het instrument schuin vast, grote

staven (laag) beneden, kleine korte staven (hoog) omhoog, zodat het instrument ook

als een trap wordt ervaren en laag ook laag klinkt. Gebruik hierbij ook echt de

termen hoog- en laagklinkend en de toon gaat omhoog of omlaag. Speel ook eens

een tonenreeks op één toon; was dit een hoge of een lage toon, of in het midden?

o Stap 2. Klassikaal korte introductie van de kaartjes (bij eerste keer

gebruik instrument ook introductie speelwijze en eigenschappen van het

instrument); wat zie je en hoe klinkt dit? Wie kan dit kaartje voor de klas

voorspelen? (Let daarbij meteen op speelwijze, klokkenspel ligt dan plat op tafel, niet

meer schuin).

o Stap 3. Coöperatief in tweetallen: klanken herkennen. Leerkracht speelt,

kinderen koppelen juiste kaartje aan de gespeelde klanken; eerst één kaartje, later

twee achter elkaar.

Bij de leerlingen van groep 3 en 4 kan je al snel naar twee tot maximaal vier

kaartjes achter elkaar gaan.

o Stap 4. Coöperatief in twee- of viertallen: klanken herkennen. Eén kind

speelt, andere kind(eren) koppelen juiste kaartje aan de gespeelde klanken

o Stap 5. Coöperatief in 2-tallen of 4-tallen: Volgorde kaartjes spelen:

kinderen bepalen samen een volgorde (of de juiste volgorde van het liedje). Eén kind

wijst met de kaartjes mee (is de dirigent) en de andere speelt de kaartjes.

Mogelijke vervolgstappen voor leerlingen groep 3 en 4

o Stap 6. (vanaf groep 3) Coöperatief in twee- of viertallen: eigen compositie

maken met hoog-laag trappetjes. Kinderen tekenen samen een volgorde van

trappetjes op papier en voeren dit uit op instrument; steeds 1 kind wijst met de

trappetjes mee 1 kind speelt

o Stap 7. (vanaf groep 3) Coöperatief in 2-tallen of 4-tallen: samenvoegen van

composities. Dat kan stapsgewijs, het samenvoegen van groepjes van twee- naar

viertallen en van vier- naar achttallen tot gehele klascompositie, composities naast

elkaar leggen. Eén kind wijst mee, andere kinderen spelen. De kinderen die geen

instrument hebben volgen de compositie mee en krijgen daarna de kans het uit te

voeren op het instrument. Wat wil je nog veranderen om het mooier te maken?

Ook komen dan problemen aan de orde als; hoe krijg je het gelijk? Gelijk

beginnen=aftellen, niet te snel enz.

o Stap 8. Klassikaal uitvoeren van de klassencompositie, liefst voor publiek.

Middelen voor werkvorm:

o Kaartjes met trappetjes (zie bijlage, al dan niet met een thema) let hier bij wel op dat

duidelijk moet zijn waar het begin en het einde van de trap zit (hoe om de trap moet

Page 41: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

40

lopen)

(1 setje per groepje)

o Klokkenspellen en/of xylofoons en daarbij behorende kloppers (1 per instrument);

genoeg voor de helft van de klas

o Eventueel voor de laatste stappen (vanaf groep 3) papier en stiften

Belangrijkste instructies van de leerkracht voor de leerlingen:

o Bij stap 3:

“Leg alle kaartjes voor het hele groepje goed zichtbaar op tafel (of op de

grond).”

Bij groep 1/2: “Als je het juiste kaartje weet, houdt je het omhoog.”

Bij groep 3/4: “Als je het juiste kaartje weet, leg je het voor je op tafel, apart

van de anderen. Het volgende kaartje leg je daar achter (in de goede

volgorde).”

o Bij stap 4 en 5:

Speelwijze instrumenten (“Zorg dat je de klopper losjes vasthoudt en slaat in

het midden van het staafje.”)

“Sla niet te hard, dat geeft een minder mooi geluid” en “Niet te hard spelen”.

“Let op de rolverdeling, werk goed samen!”

“Als je niet meer zo goed weet waar hoog en laag zit, kijk dan naar het

instrument van de leerkracht.” (Zet het klokkenspel schuin voor in de klas,

of als plaatje op het bord.)

o Bij stap 6 en 7:

“Er is één groepsleider; hij/zij tekent en wijst aan”.

“Iedereen van je groepje heeft zijn of haar eigen inbreng in de compositie die

je gaat maken!”

“Maak de compositie niet te lang!"

Groepsgrootte voor werkvorm: vanaf stap 3 in tweetallen; stap 4 in viertallen. De

volgende afspraken zijn nuttig:

o voor de rolverdeling binnen de groepjes kan er gebruik worden gemaakt

van rolkaartjes. Verschillende rollen met daarbij behorende

verantwoordelijkheden kunnen zijn:

groepsleider (dirigent), zorgt voor gelijke inbreng en overleg

kaartmeester, netjes houden en opruimen kaartjes

instrumentmeester, netjes houden en opruimen instrumenten

geluidsmeester, bewaakt het volume tijdens overleg en spelen;

o Bij het samenvoegen van groepjes: nieuwe rolverdeling kiezen

Het gebruik van de kaartjes:

o gebruik bij groep 1 en 2 niet te veel kaartjes in het begin, begin met maximaal vier

kaartjes. Later kun je uitbreiden naar meer kaartjes.

o Bij groep 3 en 4 is de verleiding groot om alle kaartjes met nummers in één pdf op

het digibord te projecteren, zonder setje per groepje. Dat is bij deze opdracht echter

af te raden omdat de stapjes dan heel moeilijk zijn mee te wijzen.

o De kaartjes kunnen ook uit enkele trappetjes bestaan, zonder plaatje. Let hier bij wel

op dat duidelijk moet zijn waar het begin en het einde van de trap zit (hoe om de

trap moet lopen).

Verdiepingsmogelijkheden voor deze hoog–laag werkvorm

Instrumenten: ter verdieping kan stap 6 ook worden aangevuld met andere melodische

instrumenten en bij de eigencompositie kan worden uitgebreid met ritmische instrumenten.

Page 42: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

41

Merken de kinderen dan op dat deze niet hoog en laag kunnen spelen? Daar moet je dan dus

een andere manier van noteren voor bedenken.

Voorbeeldkaartjes bij les Moet je doen groep 2 Les 13

Teddyberen (ook geschikt voor groep 1)

Voorbeeldkaartjes bij les Moet je doen groep 2 Les 1 In de

zee (ook geschikt voor groep 1)

Voorbeeldkaartjes bij les Moet je doen groep 3 Les 8 Sint en Piet op het Dak

(ook geschikt voor groep 4 en 5, ter verdieping liedje helemaal spelen eventueel in canon

zingen/spelen) let op, liedje staat in andere toonsoort in methode, moet voor spelen beginnen op C)

Page 43: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

42

Praktische werkvormen met echte instrumenten

Bijdrage: Remmert Velthuis

Bij onderstaande werkvormen gaan we uit van de lessituatie waarbij alle leerlingen een instrument in

hun handen hebben.

Speel je nummer

Instructie voor de leerlingen:

”Neem een getal in je hoofd tussen de 1 en de 8. Ik ga zo tellen van 1 t/m 8. Op het moment dat

jouw getal wordt genoemd, speel je op je instrument.” Als je steeds een beetje sneller telt, ontstaat

een muzikale cadans.

Extra opties:

1.De leerlingen kunnen ook in (tafel)groepjes een getal met elkaar afspreken.

2. Afhankelijk van het niveau van de leerlingen en de instrumenten kun je ook aangeven welke toon

of klank horen bij ieder getal.

De muzikale schatjager

Vertel dat er dadelijk een spel gespeeld wordt, waarbij in het lokaal een schat (bijvoorbeeld een

triangel van ‘echt zilver!’) is verstopt. Eén leerling is de schatjager en moet de schat vinden. Dat doet

hij met behulp van de klas want hoe dichter de schatjager bij de schat komt, hoe meer geluid de klas

maakt op hun instrumenten. De schatjager gaat even op de gang staan en de schat wordt verstopt.

De schatjager komt het lokaal weer binnen en zoekt met behulp van het geluid van de instrumenten

de schat.

Dirigent en zijn orkest

Eén leerling is de dirigent. Hij geeft aan wanneer de anderen mogen beginnen met spelen. Als de

dirigent het van te voren afgesproken stopteken geeft, moet iedereen stoppen met spelen. Hard en

zacht kunnen worden toegevoegd, ook één noot, die door de hele klas tegelijk wordt gespeeld, kan

worden aangegeven.

Boter, kaas en spelen maar!

Teken op het bord of een groot vel papier een boter kaas en eieren veld en vul de velden met

verschillende speelmanieren, bijvoorbeeld zoals hieronder. Speel één van de speelmanieren.

Welk vakje zou hierbij horen?

Waarom hoort dat vakje erbij?

Als het antwoord goed is, speelt iedereen het vakje.

Wie kan er ook een vakje voorspelen?

Ik speel nu vakje 3, speel ik het goed of fout?

Als alle vakjes aan de beurt zijn geweest kan er een improvisatiestuk mee worden gemaakt. De

verschillende vakjes worden door elkaar aangewezen en uitgevoerd. Als het goed gaat, kan ook een

leerling de dirigent zijn. ”Zijn we tevreden over de uitvoering? Welk vakje gaat goed, welk vakje

kunnen we nog beter spelen?”

Page 44: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

43

Page 45: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

44

Bronvermeldingen

Frits Evelein, Coöperatief leren in muziek

Ettekoven, S. & Van Oort, A. (2010). Gereedschap voor het werk. Utrecht: APS.

Coöperatief leren voor alle leerlingen, Marriet Forrer e.a. 2004 CPS onderwijs

Koot, S (2011) Co-teaching, uitgeverij PICA

Co-teaching, Maarten Neomagus en Annerieke Verkerk artikel in CNV onderwijs

http://nl.wikipedia.org/wiki/Intervisie

Hendriksen, J (2002) werkboek intervisie, uitgeverij Boom / Nelissen

‘Amsterdam ziet weer muziek in muziekonderwijs’, artikel verschenen in het schooljournaal

Opbouw en facetten van de muziekles, leo van eisden (bron: internet, www.vaneisden.nl)

http://www.kennisdelen.eu/wat-zijn-leerdoelen/

Diverse concepten APS

Page 46: Fraai LawaaiVormen van intervisie pagina 10 9. Coaching on the Job: co-teaching pagina 11 - 12 10. Pedagogische kracht pagina 13 ... Dit zijn uiteindelijk de teams die de presentatie

45

Deze bundel is een uitgave van Kubus

Centrum voor Kunst en Cultuur

Postbus 345

8200 AJ Lelystad

Bezoekadres:

Agorabaan 3, Lelystad

Auteurs: Maarten Neomagus, Wouter Helmig, Bouke Sleurink, Charlotte Brondijk en Remmert Velthuis

Eindredactie: Tekstpiloot | Robert Jan Schinkel

Lelystad, 2013

Met dank aan: Fonds voor Cultuurparticipatie, Codarts, APS, Centrada, Rabobank, Inaxion, Meesters in Muziek, basisschool

Driestromenland, basisschool Ichthus, basisschool Horizon, Gemeente Lelystad

Het intellectuele eigendom van deze reader behoort toe aan Kubus. De inhoud mag uitsluitend worden gebruikt voor

lesdoeleinden binnen het primair onderwijs. Niets uit deze reader mag zonder toestemming van Kubus worden uitgegeven of

gedupliceerd. Het is verboden om (een deel van) de inhoud te gebruiken voor commerciële doeleinden.