37
Een bliksemflits… en toen de www.gedichte 2011 Nederland & Vlaanderen 27 januari Ge icht en d g nacht [Baudelaire] Lessuggesties BASISONDERWIJS

Ge icht e n g d Een bliksemflits… nacht - poezieweek.compoezieweek.com/downloads/lessuggesties/2011 basis_2011.pdf · geheimzinnige nacht, ... een gedicht en les op maat uitkiezen

Embed Size (px)

Citation preview

“ Een bliksemflits… en toen de

www.gedichtendag.comwww.gedichtendag.com2011

Nederland & vlaanderen

27 januari

Ge icht end g ”nacht[Baudelaire]

Lessuggesties

BasisoNDerWiJs

vooraf

Donderdag 27 januari 2011 is het weer zover : dan is het Gedichtendag.Die dag hoor, zie en proef je overal in Vlaanderen en Nederland gedichten.In het station. Op de radio. In de supermarkt om de hoek. Ook scholen nodigen we warm uit om gedichten die dag als eregasten in de klas te onthalen. Stichting Poetry International en Stichting Lezen Vlaanderen bieden scholen uit het basisonderwijs ter gelegenheid van Gedichtendag deze lessuggesties aan.

‘Nacht ’, zo luidt het thema dit jaar. Dus trekken we in deze lessenreeks mooie, grappige, fluisterende en spannende nachtgedichten als een deken over ons heen.We luisteren naar de stemmen van de nacht, vangen het laatste streepje licht en verstoppen ons voor enge monsters in heerlijke dromen. Want op onze hoede blijven we wel, in die geheimzinnige nacht, waarin niets is wat het lijkt. De nacht, die de hemel zwart kleurt, maar tegelijk overal schitterende lichtjes aansteekt. Die elk geluid laat verstommen, maar zelfs een krakende trede oorverdovend doet klinken. Die haar koude adem uitblaast, maar van je bed de warmste plek op aarde maakt. De nacht is eigenzinnig. Ze vergroot alle tegenstellingen uit en omarmt ze tegelijk.

Is dat niet precies wat poëzie ook doet ?Niemand kan vertellen hoe een gedicht er precies uitziet. Sommige gedichten bestaan uit keurige zinnen, andere uit gekke woorden of niets meer dan klanken of zelfs symbolen. Een gedicht kan op een liedje lijken, maar evengoed op een toneelstuk of een schilderij. En ook waarover gedichten gaan, krijg je niet zo gauw uitgelegd. Sommige dichters vertellen een spannend verhaal, andere een lastig geheim en nog andere lijken je alleen maar in de maling te nemen. Poëzie is met andere woorden voortdurend in beweging en verlegt de eigen grenzen door ze in vraag te stellen en af te toetsen.

Gedichten in de basisschool aan bod laten komen, is niet altijd even evident. Daar zijn verschillende redenen voor : vaak is er te weinig tijd, je vindt geen geschikt gedicht of weet niet precies wat met een gedicht aan te vangen. Toch is het belangrijk dat kinderen al vroeg kennismaken met poëzie. Door het bijzondere taalgebruik wakkeren gedichten immers de taalgevoeligheid van kinderen sterk aan. Wist je bijvoorbeeld dat kinderen met leesproblemen zelf vaak de schitterendste gedichten schrijven ? Bovendien leren kinderen aan de hand van poëzie gevoelens uit te drukken en een mening te vormen.

Deze lessenreeks wil leerkrachten (verder) op weg helpen om poëzie in de klas te brengen. Op Gedichtendag zelf, maar ook in de aanloop naar deze dag. Om kinderen met gedichten vertrouwd te maken, is regelmaat belangrijk. Af en toe een les over gedichten inplannen is veel doeltreffender dan kinderen op één dag met gedichten te overstelpen. Vier dus geregeld ‘Gedichtendag’.

Nachtgedichten :

vijf lessenIn deze bundel met lestips voor het basisonderwijs bekijken we het thema ‘nacht’ vanuit vijf verschillende invalshoeken. We kijken hoe de avond valt, slepen ons naar bed, proberen straffe slaaptips uit, wapenen ons tegen monsters en eindigen met zoete dromen.

Met het oog op een zo gevarieerd mogelijk aanbod selecteerden we per reeks twee tot drie gedichten. Voor de meeste gedichten werd een afzonderlijke les uitgewerkt. Af en toe nemen we twee gedichten samen in één les. Door twee gedichten met elkaar te vergelijken, zien kinderen vaak veel sneller wat een gedicht zeggen wil. Natuurlijk kan je deze gedichten ook afzonderlijk bespreken. Het hangt er van af hoe jij de gedichten in de klas wil brengen.

Binnen elke reeks zijn de gedichten telkens volgens moeilijkheidsgraad geordend. Zo kunnen leerkrachten van alle leerjaren en alle niveaugroepen in het aanbod grasduinen en voor hun klas een gedicht en les op maat uitkiezen.

Ook dit jaar is er opnieuw bijzondere aandacht besteed aan de creatieve verwerking van de gedichten.

Kinderen voelen zich immers nog sterker betrokken bij een gedicht wanneer ze er zelf mee aan de slag kunnen. Ook hier kozen we voor een zo gevarieerd mogelijk aanbod door plastische, muzische, dramatische en schrijfopdrachten af te wisselen en door verschillende opdrachten per les te voorzien. Eén ding staat vast : er valt heel wat te beleven ’s nachts. We wensen jou en je klas een boeiende ontdekkingsreis.

1 / Zorg eens voor iets stapelgeks

extra Nachtgedichten video Wall Poëzievoordrachtwedstrijd voor leerlingen

Dit jaar nodigen Poetry International en Stichting Lezen Vlaanderen leraren en leerlingen uit om gedichten vooral ook hardop voor te dragen. We hebben er zelfs een speciale voordracht­wedstrijd voor georganiseerd. Want poëzie lezen is één, poëzie voordragen is iets anders.

Uit de lessuggesties zijn vijf gedichten geselecteerd voor de Nachtgedichten Video Wall. Nodig uw leerlingen uit om een van de vijf gedichten zo mooi, beeldend, origineel of ritmisch mogelijk voor te dragen, neem het resultaat op video op, zet de clip op YouTube of een andere videosite en stuur de link in via www.gedichtendag.com. Alle clips verzamelen we op de Video Wall op de site, zodat iedereen ze kan zien. Een deskundige jury beoordeelt de inzendingen. De beste inzending krijgt een dichter op bezoek in de klas.

De gedichten waaruit kan worden gekozen zijn:

Al die Huizen van Koos Meinderts 0 p. 6Elke avond van Riet Willie 0 p. 1

Mama stuurt me ’s avonds op… van Edward van de Vendel 0 p. 1

Zeven manieren van Theo Olthuis 0 p. 1

Monster van Gerda De preter 0 p. 6

Clips inzenden kan tot 20 januari. De winnaar worden op Gedichtendag bekend gemaakt.

1De zon is door de stad gezakt

Mooi is een schilderij met een kadertje rond.

Nog mooier zijn schilderijtjes met niets dan een streepje lucht er rond.

De meesterwerken die je elke avond, wanneer dag en nacht zich dapper in de strijd gooien om wie aan de hemel mag staan, zomaar vanuit het raam kan zien.

Een strijd in vele kleuren, waarin blauw, geel, rood, oranje en paars zich van hun beste kant laten zien.

Een oneerlijke strijd ook, want altijd is het koning nacht die aan het langste eind trekt.

En toch. Zelfs wanneer de hemel een zwart deken over zich heen getrokken heeft, geeft het kleurenleger zich nog lang niet gewonnen. Het baant zich een weg langs de straten, achter de gordijnen, tot in de ogen van de kat.

Koos Meinderts, Ted van Lieshout en Hans en Monique Hagen blikten de mooiste avondkleuren in.

Schilder je mee ?

6 1 / De zon is door de stad gezakt

Lestip 1 Al die huizen

De dag loopt op zijn einde,hier en daar gaan lichten aan.Je hoort een kind pianospelen,iemand met de deuren slaan.

Al die huizenal die ramenal die mensenvan wie je de naam niet kent.

Je hoort het vloeken van een vader,ergens valt een glas kapot.Iemand roept de poes naar binnen,iemand doet alvast de deur op slot.

Een etage hoger staat een maneenzaam voor het raam te staan.In het huis ernaast zie je zijn burendansend door de kamer gaan.

Al die huizenal die ramenal die mensenvan wie jij er eentje bent.

Koos Meinderts

Uit : Het regent zonlicht (Lemniscaat, 2010)

Over de auteurs

Koos Meinderts (1953) schrijft fantasievolle prentenboekverhalen, boekjes voor eerste lezers, langere verhalen en theaterstukken. Verder schrijft hij ook nog eens grappige, soms gekke gedichten en liedjes voor kinderen. Veel van zijn boeken en dichtbundels, waaronder Verdriet is drie sokken en Het regent zonlicht, zijn geïllustreerd door zijn vrouw Annette Fienieg.

Ted van Lieshout (1955) is een creatieve duizendpoot. Hij is schrijver, illustrator, vorm­gever, verzamelaar van kunstwerken en gedichten en nog zoveel meer. Zijn dichtbundels nemen je mee op een wonderlijke ontdekkingsreis langs de mooiste ‘schilderijtjes van taal’ en ‘gedichten in lijstjes’. Van Lieshout ontving in 2009 de Theo Thijssenprijs voor zijn gehele oeuvre.

Een lichtblauw kleurpotlood

De zon is door de stad gezakt,de daken gloeien na.Er brandt iets aan de horizon,zie ik vanwaar ik sta.

Ik kijk nog even door het raamen zie het avondrood.Dan ga ik slapen en ik droomeen lichtblauw kleurpotlood.

En in de morgen is het donkerstilletjes weggegaan.De lucht is licht en heel misschienheb ík dat wel gedaan.

Ted van Lieshout

Uit : Een lichtblauw kleurpotlood

en een hollend huis (Leopold, 1997)

1 / De zon is door de stad gezakt

Voor het lezen

Geef de kinderen een dag op voorhand vier blanco kaartjes. Op het eerste kaartje tekenen ze een oog, op het tweede een oor, op het derde een neus en op het vierde een hart. De kinderen krijgen als opdracht om ’s avonds bij zonsondergang (eventueel met mama of papa) hun straat te observeren. Op de kaartjes noteren ze wat ze, zien, horen en ruiken en hoe ze zich daarbij voelen. Benadruk dat ze enkel woorden en dus geen zinnen mogen opschrijven. De volgende dag teken je een oog, oor, neus en hart op het bord. De kinderen schrijven hun woorden op. Elk woord mag slechts één keer op bord staan.

Na het lezen

0 Elk kind krijgt een wit A4­papier en knipt het in twee. Zorg ook voor voldoende kleurpotloden, waskrijtjes of pastelkrijtjes. Lees het eerste gedicht voor. De kinderen kleuren de eerste helft in een kleur die volgens hen bij het gedicht past. Doe hetzelfde met het tweede gedicht, nu op de tweede helft. Als de kinderen twee gekleurde helften hebben, lees je het eerste gedicht nog eens voor. Op het gekleurde vel dat bij dit gedicht past, gaan de kinderen nu de stad tekenen. Herhaal de oefening met het tweede gedicht. Hang alle papieren ten slotte aan het bord. Links hang je de tekeningen bij het eerste gedicht, rechts de tekeningen bij het tweede gedicht. Groepeer telkens de tekeningen die op elkaar lijken. Bespreek de resultaten met de kinderen.

0 Beide gedichten gaan over het vallen van de avond in de stad. Toch beschrijven ze elk een ander gevoel. In Meinderts’ gedicht voel je je best wel klein en alleen, zo tussen die vele onbekende mensen. Het kind in het tweede gedicht droomt dan weer weg bij de vele kleuren en lijkt zelfs geen oog te hebben voor andere mensen. Het kruipt met een opgeruimd gevoel zijn bed in en zet de wereld intussen lekker naar zijn eigen hand. Vraag aan de kinderen in welk van beide gedichten zij liefst zouden wonen. De tekening waar ze niet willen wonen, halen ze van het bord. Wie woont het liefst in het eerste gedicht ? Waarom ? Wie in het tweede ? Waarom ?

0 Ook de manier waarop het vallen van de avond beschreven wordt, verschilt sterk. Het eerste gedicht lijkt net een stukje uit het nieuws. De gebeurtenissen in de straat worden nauwgezet geregistreerd. De dichter verpakt de werkelijkheid niet in een speciaal kleedje : hij schrijft het gewoon neer zoals het is. Van Lieshout kiest wel voor een dichterlijke taal met verrassende beelden en ongewone combinaties : de zon die door de stad zakt, de daken die nagloeien, het kind dat een lichtblauw kleurpotlood droomt. Welk gedicht is net een foto en welk gedicht lijkt eerder op een schilderij in een museum ?

1 / De zon is door de stad gezakt

Aan de slag

0 Bied de kinderen twee creatieve verwerkingsopdrachten aan. Bij het gedicht van Meinderts bouwen ze de straat na met schoendozen en kosteloos materiaal (lucifersdoosjes, kroon­kurken, wc­rolletjes, tijdschriften, houten stokjes …). Verdeel de verschillende appartementen en/of huizen die beschreven worden onder de kinderen. Eén kind maakt de kamer met het dansende koppel, een ander de kamer met de slaande deuren, enz. Als de huizen en kamers klaar zijn, wordt de straat nagebouwd. Bij het tweede gedicht maken de kinderen een stripgedicht. Verdeel een wit blad in zes vakken. Per twee regels maken de kinderen een tekening.

0 Werk je graag met muziek, dan laat je de kinderen muziek meebrengen van thuis. Voor elk gedicht gaan ze op zoek naar een passend nummer. Tijdens het knutselen laat je de verschillende muziekstukjes horen.

Meer gedichten over de vallende avond lezen ?

In de verzamelbundel Toen de duisternis viel, heb ik ze opgeraapt (zie : achteraan) vind je onder andere gedichten van Johanna Kruit (‘Vakantiefilm’) en Leendert Witvliet (‘Zomeravond’) over dit thema.

1 / De zon is door de stad gezakt

Lestip 2 Luister

luisterwie sluipt erdoor het duistertwee groene lichtjesde ogen van de katde zwarte katdie in het donkeralles zietalleenzijn eigen ogen niet

Hans en Monique Hagen

Uit : Van mij en van jou (Querido, 2007)

Over de auteurs

Hans (1955) en Monique (1956) Hagen schrijven samen dichtbundels voor jonge kinderen. Jij bent de liefste (Querido, 2000) en Van mij en van jou (Querido, 2007) zijn de bekendste. Hun versjes gaan over alles wat jonge kinderen elke dag weer meemaken. Elk woord en elke klank zijn heel precies gekozen. Daardoor klinken hun versjes als muziek en zeg je ze zo mee.

Voor het lezen

Ga met je klas naar een ruim en rustig lokaal. Maak het donker. De kinderen gaan op de grond liggen en sluiten hun ogen. Vertel dat het nacht is : het is donker, muisstil en iedereen slaapt. Geef de kinderen even de tijd om in hun fantasie te kruipen. Wat zien ze ? Wat horen ze ?

Kondig aan dat je een nachtgedicht zal voorlezen. De ogen van de kinderen blijven gesloten. Lees het gedicht voor, terwijl je tussen de kinderen loopt. Herhaal dit een paar keer, telkens met een andere expressie. Nu eens fluisterend, dan weer geheimzinnig, enz. Oefen dit eerst eens op voorhand.

Na het lezen

0 De kinderen openen hun ogen en gaan in een kring zitten. Wie kan het gedicht navertellen ? Wie herinnert zich nog een mooi woord ?

0 De kat in het gedicht is een zwarte kat. Waarom net een zwarte en bijvoorbeeld geen bruine of witte ? Past een zwarte kat beter in het verhaal, klinkt het beter (zwart – kat), of allebei ?

0 Op het einde van het gedicht lees je dat de kat alles ziet, behalve zijn eigen ogen. Kan je ooit je eigen ogen zien ? Wanneer dan ? Kan een kat dat ?

0 In de gedichten van Hans en Monique Hagen staat geen woord teveel. Toch weten ze met slechts een handjevol woorden altijd weer precies dat ene beeld op te roepen. Hier zie je bijvoorbeeld de glinsterende ogen van een kat in de nacht zó voor je. Dit doet het dichtersduo door met taal te boetseren. Elk woord betekent zoveel meer dan wat er staat. Zo krijg je op de vraag ‘wie sluipt er/ door het duister’ als antwoord ‘twee groene lichtjes’. Vraag de kinderen

1 1 / De zon is door de stad gezakt

wat hier eigenlijk bedoeld wordt. Kunnen groene lichtjes sluipen ? Waarvoor staan die lichtjes dan ? Dit is een voorbeeld van een pars pro toto, een stijlfiguur waarbij een deel (de ogen) voor het geheel (de kat) staat. Verzin met de klas nog meer van zulke voorbeelden. Laat de kinderen om beurten een dier noemen. Zoek per dier telkens naar een typisch kenmerk, bijvoorbeeld de slurf van de olifant, de nek van de giraf, de staart van de rat, de bek van de krokodil, de oren van het konijn. Schrijf of teken ze op een flap. Als elk kind een dier genoemd heeft, ga je de cirkel nog eens rond. Alle kinderen fluisteren samen ‘Luister, wie sluipt er door het duister’. Eén kind antwoordt, bijvoorbeeld ‘Twee lange oren, de oren van het konijn’. Daarna zegt de groep opnieuw samen ‘Luister’ en is het volgende kind aan de beurt. Kan het niet meteen antwoorden, dan help je het door een dier aan te wijzen op de flap. Lukt dit goed, dan laat je de kinderen tegelijk de dieren uitbeelden.

0 De woorden in dit gedicht zijn erg eenvoudig, maar klinken als muziek. Hun klank is net zo belangrijk als hun betekenis. Onderzoek met de kinderen welke soorten rijm in het gedicht voorkomen. Waar heb je eindrijm ? (luister – duister, ziet – niet). Waar heb je klinkerrijm ? (luister – sluipt er – duister, zwarte – kat). Waar zie je beginrijm ? (door het duister, die in het donker).

0 Luister is een leuk gedicht om voor te dragen met een klankdecor. Zoek met de klas een aantal passende achtergrondgeluiden, zoals ‘sssjjjt’ fluisteren, zachtjes miauwen, met een blad over de tafel ritselen … Draag dan het gedicht voor met dit klankdecor. Een aantal kinderen zegt de tekst, de rest maakt de achtergrondgeluiden. Experimenteer naar hartenlust. De kinderen kunnen samen hetzelfde geluid maken, maar je kan de klas evengoed in groepjes verdelen. Om de regel maakt een ander groepje dan een ander geluid.

Aan de slag

De kinderen schrijven in kleine groepjes een gelijkaardig gedicht, maar met een ander dier. Schrijf de eerste drie regels op bord. Maak eerst een klassikale versie, bijvoorbeeld : ‘luister/ wie sluipt er/ door het duister/ twee lange oren/ de oren van het konijn/ dat in het donker/ alles hoort/ behalve/ het stilste woord’. Vervolgens gaan de kinderen aan de slag. Als de gedichtjes klaar zijn, worden ze voorgedragen.

11

2Naar bed, naar bed, zei Duimelot

Kinderen naar bed krijgen, is een heuse sport.

Geen weg is immers zo dik bezaaid met hindernissen als die tussen avond en nacht.

Er moet plots nog zoveel gebeuren, zo vlak voor het slapengaan.

Dat ene programma moet nog uitgekeken, de keurig gemaakte boekentas weer helemaal overhoop gehaald en die hardnekkige dorst hoogstdringend gelest.

En zelfs wanneer kinderen, nadat ze in de badkamer nog even het onderste uit de kan hebben gehaald, dan eindelijk in bed liggen, is de klus nog lang niet geklaard.

Want dan heb je nog dat prachtige boek en dat laatste liedje en die aller­ja­echt­állerlaatste nachtzoen.

Riet Wille, Edward van de Vendel en Ruud Osborne tonen zich ervaren gidsen.

Reis je mee ?

1 2 / Naar bed, naar bed, zei Duimelot

Lestip 1 Elke avond

elke avondspeel ik autostoppapa laadt mijin de kamer op

altijd rijdt hijeen paar straatjes omzodat ik ookvoorbij mama kom

met een vaartjevliegt hij de trap open daar houdt hijeen vijfsterrenstop

want bij mijn bedmoet hij heel lang parkerenpas na een boeken een liedjeen neuzeneusen een knuffelen een nachtzoenkan ik onder de veren

Riet Wille

Uit : Waarom mijn handen

geen schoenen willen

(Lannoo, 2007)

Over de auteurs

Riet Wille (1954) schrijft makkelijk lezende kinderboeken, humoristische poëzie en toneel. Haar eenvoudige gedichten zijn talige en beeldende kunstwerkjes waarin je telkens iets nieuws ontdekt.

Edward van de Vendel (1964) heeft een erg breed en omvangrijk oeuvre. Hij schrijft zowel prentenboeken als boeken voor eerste lezers (Pup en Kit, De Eenhoorn) en adolescenten (Ons derde lichaam, Querido), non­fictie en liedjesteksten als poëziebundels. Van zijn populaire gedichten over Superguppie bestaan intussen vier reeksen. In zijn bundels stripgedichten die hij samen met illustrator Floor de Goede maakte, stopt hij de kinder ­ poëzie in een nieuw kleedje.

Mama stuurt me ’s avonds opin mijn dekbed­envelop.Nachtpost, zegt ze,daarna legt zezachte lippen op mijn mond :dat zijn de zegels,de regels om te zorgendat ik ’s morgensteruggezonden word.Dan gaap iken dan lacht ze :Welterusten liefje.Dan slaap iken dan zucht ze :Welterusten briefje.

Edward van de Vendel

Uit : Superguppie (Querido, 2003)

1 2 / Naar bed, naar bed, zei Duimelot

Voor het lezen

Lees de eerste strofe uit het gedicht ‘Een dichter’ (Uit : Wie weet nog waar we zijn ?, Leopold, 1999) van Johanna Kruit voor : ‘Een dichter is een tovenaar :/ hij tovert woorden bij elkaar/ die zo tezamen komen/ als beelden doen in dromen’. Vertel de kinderen dat ze vandaag allemaal tovenaars zijn. Ga in een kring zitten en zorg voor een mooie toverhoed. Laat de kinderen het alledaagse omtoveren tot iets helemaal anders. Als aanzet geef je telkens zinnen als ‘de maan is een …/ de zee is een …/ de klas is een …/ mijn brooddoos is een …’ die de kinderen dan aanvullen. Spreek telkens de zin uit en laat de kinderen even nadenken. Wie wil antwoorden, zet de toverhoed op. Je kan ook voorwerpen, foto’s of prenten in een doos stoppen en de kinderen om beurten een laten trekken. Eindig het toverspel met

‘mijn bed is als een …’. Vertel ten slotte dat twee dichters hun bed tot iets heel geks hebben omgetoverd. Lees de gedichten voor.

Na het lezen

0 Met hun onbevangen blik en verrassende beelden maken Riet Wille en Edward van de Vendel zelfs van het slapengaan iets erg spannends. Ga na of de vergelijking met het liften en met het posten van een brief voor iedereen herkenbaar is. Laat enkele kinderen navertellen wat er gebeurt in het gedicht. Vervolgens ga je op zoek naar de woorden die bij de vergelijking passen. Dit kan je mondeling of schriftelijk doen. Als je het gedicht voorleest, steken de kinderen hun hand op als ze een woord horen dat bij het liften of bij post past. Kan je klas al lezen, dan laat je de ‘beeldende’ woorden kleuren.

0 Ga even verder in op de inhoud van de gedichten. Welke straatjes rijdt papa om ? Waarom houdt hij boven een vijfsterrenstop ? Waar hou je zo’n stop normaal ? Waarom precies een vijfsterrenstop ? (de vijf sterren kan je hier zowel letterlijk (het kind heeft vijf bedrituelen) als figuurlijk (het is een prachtige stop) interpreteren).

0 Waar gaat de nachtpost naartoe in het tweede gedicht ? Wat gebeurt er als mama haar kind geen zoen geeft ? Waarom zucht ze als het kind slaapt ?

0 Op een grappige en originele manier toont het eerste gedicht hoe kinderen kampioenen zijn in het uitstellen van het slapengaan. Zowel het beeld van de omwegen beneden als van de vijfsterrenstop boven zijn mooi gekozen. Laat de kinderen vertellen over hun slaaprituelen. Welke omwegen maken zij voordat ze in bed belanden ? En eenmaal ze in bed liggen, gaan ze dan meteen slapen ? Of moeten er dan nog een aantal dingen gebeuren ? Bij wie heeft de stop minder dan vijf sterren, bij wie meer ?

0 Beide gedichten hebben een onregelmatig rijmschema. Laat de kinderen telkens naar rijmwoorden zoeken. Bij Wille is er in de eerste drie strofen een regelmatig rijm en ritme. In de vierde strofe wordt het schema plots doorbroken. Lees het gedicht nog eens voor en vertraag bij de vierde strofe. Net als de ronkende motor van de vrachtwagen die een lange stop houdt, blijft het ritme hier even hangen. Net alsof je op de pauzeknop duwt. Waarom doet de dichter dat ? (zo hoor je ook hoe het kind hier het slapen uitstelt). Edward van de Vendel gebruikt zelfs maar één keer eindrijm. Toch klinkt zijn gedicht ook als een liedje. Dat doet hij door woorden te herhalen of door over de regels heen te rijmen. Zoek een aantal voorbeelden van zulke rijmwoorden (zegt – legt/ zegels – regels/ gaap – slaap).

0 Laat de kinderen ten slotte kijken naar de vorm van de gedichten. Welke verschillen zien ze ? Welk gedicht is in één lange adem geschreven en welk heeft verschillende strofen ? Wie schrijft er zoals het hoort met hoofdletters en leestekens en wie lapt de regels aan zijn laars ? Mogen dichters dat wel zomaar doen ?

1 2 / Naar bed, naar bed, zei Duimelot

Aan de slag

0 Nachtpost, wat een fijn idee. Wie krijgt nu niet graag een mooi briefje voor het slapengaan ? Geef elk kind een kaartje en een envelop. Haal zoveel mogelijk poëziebundels in de klas. Leg er ook verschillende bundels van Riet Wille en Edward van de Vendel tussen (zie : bibliografie). Die zijn door hun prachtige illustraties en vormgeving stuk voor stuk erg aantrekkelijk voor de kinderen. Elk kind kiest een leuk, grappig of ontroerend gedicht. Voor wie de nachtpost is, kiest het zelf. Laat de kinderen hun kaartje en de envelop versieren. Klaar ? Opsturen maar.

0 ‘Liften’ lijkt wel voor een toneeltje geschreven, zo sprekend zijn de beelden. Verdeel de kinderen in groepjes van drie. Ze beelden het gedicht uit of spelen hun eigen bedritueel na.

Meer nachtpost lezen ?

Riet Wille speelt, grapt en tekent met taal in onder andere Raadsels te koop (Lannoo, 1985), Als de koeien bloeien (Altiora, 1994), Een rijm in mijn oor (De Eenhoorn, 2003), Mijn pen heeft zin (De Eenhoorn, 2004) en Wie dit leest wordt een beest (De Eenhoorn, 2006). Van de Vendel benadert het alledaagse op een originele maar tegelijk zo herkenbare manier in zijn vier bundels over Superguppie (Querido 2003, 2005, 2008, 2010) en in zijn stripgedichten (Opa laat zijn tenen zien en andere stripgedichten, Querido, 2008 en Draken met stekkers, Querido, 2010).

1 2 / Naar bed, naar bed, zei Duimelot

Lestip 2 Welterusten

ik slaap één hoogneem de trapof bij erg moe de lift

doe de maan aanpoets de sterren opstuur de wolken naar morgen

ik lig op mijn rugheb vandaag weer tijd afgelegdbedank wakker voor deze dag

de slaap heeft mijn sleutellaat zichzelf binnendoet alsof hij thuis is

zal pas aan het schemerlichteen lift vragen

Ruud Osborne

Uit : In de groei van je lach (Afijn, 2003)

Over de auteur

Ruud Osborne (1961) werkte lange tijd in de reclamewereld. Zijn gedichten zitten dan ook vol verrassende beelden. Twee dichtbundels verschenen intussen van hem : In de groei van je lach (Afijn, 2003) en Ik zeg je de kleinste liefde (Afijn, 2007).

Voor het lezen

Schrijf de versregel ‘de slaap heeft mijn sleutel’ op het bord. Laat de kinderen fantaseren : wat staat hier ? Deel dan het gedicht uit. Lees het eerst zelf voor en laat dan een aantal kinderen luidop lezen.

Na het lezen

0 Dit gedicht leest erg vlot, maar is tegelijk best moeilijk door het sterk symbolische taalgebruik. De dichter jongleert met vreemde combinaties en verrassende beelden. Laat de kinderen eerst spontaan reageren. Vinden ze het een spannend, mooi, moeilijk, vreemd, saai, gemakkelijk gedicht ? Daarna onderbouwen ze hun antwoord door spannende, mooie, moeilijke, vreemde … woorden of regels te zoeken.

0 Elke strofe gaat over een andere fase van het slapengaan. Overloop per strofe kort waar het zich afspeelt en wat er gebeurt. Ga nog niet te diep in op de verschillende beelden, die komen straks aan bod. Zorg er wel voor dat de kinderen de opbouw van het gedicht begrijpen.

16 2 / Naar bed, naar bed, zei Duimelot

Koppel telkens ook even terug naar hun eigen leefwereld. Hoeveel trappen moeten zij op voor het slapengaan ? Hebben ze vaste rituelen ? Denken ze nog na over de voorbije dag, fantaseren ze of vallen ze meteen in slaap ?

0 Hoe oud is het kind, denk je ? (het gaat alleen slapen) Hoe voelt het zich ? Had het een leuke dag ? Gaat het graag slapen of net niet ? Tegen wie zeg je normaal ‘doe maar alsof je thuis bent’ : tegen vrienden of vreemden ?

0 Dichters kijken door een bijzondere bril. Sommigen hebben zelfs nieuwe woorden nodig om uit te drukken wat ze zien. Anderen, zoals Osborne, redden zich wel met de bestaande woorden, maar bedenken allerlei gekke combinaties. Laat de kinderen ongewone uitdrukkingen uit het gedicht op bord schrijven (de maan aandoen, de sterren oppoetsen, tijd afleggen…). Wie kan een uitdrukking uitbeelden ?

0 De dichter gebruikt geen eindrijm. Toch komen twee andere soorten rijm voor in het gedicht : beginrijm en klinkerrijm. Schrijf van elk een voorbeeld op bord en laat de kinderen het lijstje aanvullen. (beginrijm : doe - de, slaap – sleutel, klinkerrijm : maan – aan, wolken – morgen, bedank – wakker – dag, zichzelf – binnen).

Aan de slag

0 Maak met de klas een beeldwoordenboek. Verdeel de kinderen in groepjes. Geef elke groep één van de bijzondere uitdrukkingen uit het gedicht. Hiermee doen de kinderen drie dingen : ze bedenken een passende definitie, gebruiken de uitdrukking in een zin en maken een mooie illustratie bij hun pagina. Als ze hiermee klaar zijn, mogen ze zelf gekke uitdrukkingen verzinnen. Bundel de pagina’s van alle groepjes tot een verrassend woordenboek.

1

3Wachten op Klaas vaak

Het zal je maar overkomen.

Je smoezen zijn op, je trukendoos leeg.

Het allerlaatste slokje water gedronken, die vervelende mug doodgemept en de schapen al tien keer geteld.

Daar lig je dan in bed, moederziel alleen.

Klaarwakker.

Geen Klaas Vaak of Zandman te bespeuren.

Geen slaapliedje te horen.

Alleen de stilte van de nacht.

Joke van Leeuwen en Theo Olthuis vonden er wat op.

Met hun poëtische tips valt zelfs de hevigste woelmuis voortaan als een blok in slaap.

Wedden ?

1 3 / Wachten op Klaas vaak

Lestip 1 Versje om te mompelen als je niet goed in slaap kunt komen

de slome slak slaapt in de slappe slade slome slak slaapt in de slappe slade slome slak slaapt in de slappe slade slome slak slaap idde slappe slade slowe slah slawidde slawe slade sllde slll saal asssasssssssssde sll de sllsssssss

Joke van Leeuwen

Uit : Ozo Heppie en andere versjes (Querido, 2000)

Over de auteur

Joke van Leeuwen (1952) is één van de bekendste schrijvers van Nederland. Ook zij illustreert haar verhalen en gedichten zelf. Zo kan ze zowel in woord als in beeld zoveel mogelijk grapjes en spelletjes verstoppen. Een mooi overzicht van haar werk lees, zie en hoor je in Ga je mee naar Toejeweetwel (Querido, 2005).

Voor het lezen

Schrijf de zin ‘de slome slak slaapt in de slappe sla’ op het bord. Laat een aantal kinderen deze zin acht keer zo snel mogelijk na elkaar herhalen. Is deze opdracht saai, makkelijk, grappig, vermoeiend … ?

Vertel dan dat dit een regel uit een gedicht is. Breng het gedicht aan het bord of geef de kinderen een kopie. Verklap de titel nog niet. De kinderen lezen het gedicht in stilte. Vervolgens laat je een aantal kinderen het gedicht hardop lezen. Geef nog geen instructies over een gepaste expressievorm.

Na het lezen

0 Laat de kinderen in kleine groepjes discussiëren over wat ze gelezen hebben. Elk groepje verzint ook een passende titel voor het gedicht. Na vijf minuten vertellen de verschillende groepjes welke titel ze gekozen hebben en waarom.

0 Schrijf de titel op het bord. Lees het gedicht expressief voor, maar werk voorlopig enkel met je stem. Wat vinden de kinderen van het gedicht ? Waarover gaat het ? Wat gebeurt er op het einde ? Past de titel goed bij de inhoud ?

0 Waarom moet je nu precies dit versje mompelen als je niet kan slapen ? Wat is er zo slaapverwekkend ? Zijn het de vele herhalingen ? Het saaie verhaaltje ? De zachte klanken ? Het wiegende ritme ? Of is het versje in de eerste plaats erg lastig uit te spreken en daardoor zo vermoeiend ?

0 Waarom heeft de dichter net deze zin gekozen ? Alleen vanwege de zachte klanken en het golvende ritme ? Of speelt de betekenis van de woorden ook ergens een rol ?

0 Oefen met je klas in expressief voordragen. Bespreek eerst klassikaal wat er met je lichaam

1 3 / Wachten op Klaas vaak

gebeurt als je in slaap valt. Hoe voelen je armen ? Wat doe je met je mond ? Hoe klinkt je stem ? Wat gebeurt er met je ogen ? Dan zet je vooraan een speciale dichtstoel. Die dient als podium : wie voordraagt, neemt plaats op de stoel. Laat een aantal kinderen het gedicht brengen. De rest van de klas geeft feedback. In een tweede ronde geef je de voordrager een bepaalde stemming mee. Bijvoorbeeld : Je kan niet slapen omdat je bang bent. Hoe ga je het versje dan mompelen ? Of : je hebt net ruzie gehad en ligt kwaad in bed. Hoe begin je het versje dan ? Op de cd bij de verzamelbundel Ga je mee naar Toejeweetwel (Querido, 2005) hoor je van Leeuwen het gedicht zelf voordragen.

0 Bespreek met de kinderen wat zij doen als ze niet kunnen slapen. Wie valt makkelijk in slaap, wie niet ? Wie ligt vaak lang wakker, wie alleen maar af en toe ? Wanneer is dat dan ? Wat met trucjes zoals schapen tellen, een glas water drinken, aan iets leuks denken, een slaapliedje zingen ? Wat werkt, wat absoluut niet ? Wie kan een slaapliedje zingen ? Hoe klinken de slaap­liedjes van kinderen met een andere moedertaal ? Wie zingt thuis soms een slaapliedje voor een jonger broertje of zusje ?

Aan de slag

0 Laat de kinderen een aantal slaapliedjes uit andere culturen horen (zie: bibliografie). Aangezien ze de tekst niet begrijpen, zullen de kinderen automatisch meer op klank, toon, ritme, sfeer … letten. Zoek na het beluisteren samen een aantal steeds terugkerende vormkenmerken : waaraan herken je een slaapliedje ? Daarna hou je een verkiezing van het mooiste slaapliedje. Op het winnende liedje gaan de kinderen zich beeldend uitdrukken. Verdeel je klas in kleine groepjes en voorzie voor elk groepje voldoende materiaal (verf, ecoline, pastelkrijtjes …). Tijdens het luisteren schilderen de kinderen wat ze horen op een groot wit blad. Ze laten zich leiden door de kleuren en de gevoelens die de muziek bij hen oproept. Benadruk op voorhand dat het niet de bedoeling is om figuratief te schilderen. Het gaat om de patronen (strepen, stipjes, krullen …) en het kleurgebruik. Nadien zoeken de kinderen in poëziebundels naar een mooi slaapgedichtje of slaapliedje. Dat schrijven, stempelen of plakken ze op hun kunstwerk.

0 In dezelfde bundel van Joke van Leeuwen staat ook het ‘Versje om te mompelen als je niet goed wakker kunt worden’. Laat de kinderen zelf zo’n gedichtje schrijven. Je kan hen op weg zetten door de eerste regel uit het ‘Versje’ op bord te schrijven : ‘Mmhohmmhohmmhohpff ’. De kinderen vullen aan. Als ze klaar zijn, brengen de kinderen hun gedichten voor de klas. Als afsluiter lees je van Leeuwens versje.

Meer slaapliedjes lezen ?

In de bloemlezingen Ik geef je niet voor een kaperschip, Toen de duisternis viel, heb ik ze opgeraapt, Tikken tegen de maan en De Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten (zie : achteraan) vind je verschillende bakerrijmpjes, wiegeliedjes en slaapliedjes.

Meer slaapliedjes horen ?

Bas Bogaerts en Eva Schampaert verzamelden maandenlang slaapliedjes in de landen rond de Middellandse Zee. Het resultaat zie en lees je in Ninna Oh. Slaapliedjes rond de Middellandse Zee (Lannoo, 2010). Op de bijgevoegde cd kan je de slaapliedjes zowel in hun oorspronkelijke versie als in een bewerking van bekende muzikanten horen.

3 / Wachten op Klaas vaak

Op de website van Vreemde Eend, een muzisch alfabetiseringsproject voor anderstalige volwassenen van vzw de dagen i.s.m. Kapitein Winokio, kan je onder andere slaapliedjes uit Duitsland en Afghanistan beluisteren. Op de cd Kapitein Winokio is van de wereld, een vervolg op het Vreemde Eend­project, vind je een wiegelied uit Iran, vertaald door Frank Vander linden.

1 3 / Wachten op Klaas vaak

L Lestip 2 Zeven manieren

Zeven manierenom in bed te liggen –waarom ZEVEN ?Zeven is een mooi getal !‘k Zal ze allemaal even noemen,misschien kende je ze al :languit op je rug(dat is één),lekker op je buik(dat is al nummer twee),drie is weer op je rugmaar wél achterstevoren(neem je kussen mee,want waar altijd je tenen,liggen nú opeens je oren !),nummer vieris achterstevorenmaar dan op je buik(eerst even staan,dan neem je tjoep ! een duik),nummer vijf is gewoonop je rechterzij,en draai je naar de andere kant,dan heb je zes erbij,en de laatsteis de mooiste …Als Een Rolmops !met je knieëntegen je neus gedrukt !ZEVEN manieren om te slapenals het je nou nóg niet lukt …

Theo Olthuis

Uit : Leunen tegen de wind (Querido, 1985)

Over de auteur

Theo Olthuis (1941) schrijft naast gedichten ook liedjes, theaterteksten en televisiescènes (onder andere voor Sesamstraat en Het Klokhuis). Omdat mooie zinnen of regels bij hem vaak tijdens een wandeling of fietstochtje komen binnenwaaien, heeft hij altijd een pen op zak. In gedichten voor kinderen schrijft Olthuis op een eenvoudige, soms grappige manier over herkenbare situaties.

3 / Wachten op Klaas vaak

Voor het lezen

Vertel de kinderen dat je straks zeven verschillende manieren zal verklappen waarop je in bed kan liggen. Laat eerst een aantal kinderen demonstreren hoe ze liefst in slaap vallen. Raak je met de klas aan zeven verschillende houdingen ? Roep dan zeven kinderen naar voor. Zet hen op een rij en geef ze een nummer van één tot zeven. Terwijl jij het gedicht voorleest, beeldt elk kind één manier uit. Draag de tekst duidelijk als een gedicht voor (let op titel, ritme en intonatie), maar verzwijg voorlopig dat het om een gedicht gaat.

Na het lezen

0 Vraag de kinderen wat je net voorgelezen hebt. Blijven spontane reacties uit, dan toon je een geschreven of geprojecteerde versie aan het bord. Hebben ze nu een idee ? Als het goede antwoord gegeven is, vraag je hoe de kinderen weten dat het inderdaad om een gedicht gaat.

0 Bedek het gedicht aan het bord. Lees het een tweede keer voor, terwijl je een aantal rijmwoorden weglaat. De kinderen vullen de ontbrekende woorden in.

0 Dit gedicht leent zich uitstekend tot koorlezen. Bekijk de tekst aan het bord. Sommige zinnen staan tussen haakjes. Welke ? Waarom doet de dichter dat ? Laat iemand het gedicht zonder deze zinnen lezen. Blijft het even leuk ? Verdeel de klas in twee groepen. Eén groep leest de gewone zinnen, de andere groep de zinnen tussen haakjes. Varieer in toonhoogte, ritme en stemming.

0 Ga met de groep in een kring zitten. Zorg dat elk kind voldoende ruimte heeft. Geef een aantal slaapinstructies (‘slaap als een …’). De kinderen beelden de juiste houding uit. Toon eerst een voorbeeld : ‘slaap als een plank’, terwijl je met je handen tegen je lichaam stokstijf op je rug ligt. Een aantal leuke instructies zijn ‘slaap als een vliegtuig/ een soldaat/ een negen/ een boom …’. Je kan de kinderen ook instructies aan elkaar laten geven.

Aan de slag

0 Print voor elke leerling een tangram uit op gekleurd papier. Een sjabloon vind je op de website van het Centrum voor Taal en Onderwijs (zie: bibliografie). Nadat de stukken uitgeknipt zijn, leggen de kinderen een originele slaaphouding met hun tangram. Ze verzinnen er ook een leuke naam bij. Plak de figuren op een papier en hang ze op in de klas. Wie snel klaar is, bedenkt er een leuk versje bij.

0 Verdeel de klas in kleine groepjes. Geef per groepje een onderwerp dat je op zeven manieren kan doen (bij jongere kinderen beperk je het aantal tot vier). Bijvoorbeeld : zeven manieren om uit je bed te stappen, zeven manieren om een appel op te eten, zeven manieren om je af te drogen … Elke groep beeldt na een afgesproken tijd de zeven manieren uit. De anderen raden waarover het gaat.

Bibliografie

http://cteno.be/downloads/joker_voorbeeldactiviteit.pdf

4Bang in het donker

Soms gebeurt het.

In het holst van de nacht.

Je wordt wakker, badend in het zweet.

Je kreunt en je beeft.

Je weet niet eens goed waarom.

En dan zie je ze opeens. Overal.

Achter het gordijn, in de kast, onder het bed.

Je kruipt onder het deken en knijpt je ogen dicht.

Maar dan hoor je ze.

Je stopt je vingers in je oor.

En plots voel je ze.

Eén troost : Jelmer Soes, Gerda De Preter en Eva Gerlach weten hoe het voelt.

4 / Bang in het donker

Lestip 1 Ningo

Ik weet wel dat je stof bent,met vulling – soms zie ik hetwit uit je nek, of schietje neus los – maarals ik ’s nachtsmijn ogen dicht moet knijpen, omdatgeen enkel donker mij mag zien,lig je altijdwaar je liggen moet,te wachten op mijn armenom je heen.

Niemanddie je dat nadoet.

Jelmer Soes

Uit : Fluit zoals je bent (samengesteld door Edward van de Vendel,

Querido/ De Eenhoorn, 2009)

Over de auteur

Jelmer Soes (1986) studeerde in 2008 af aan de opleiding Dramaschrijven in Utrecht. Hij schrijft theater, gedichten en verhalen, recenseert boeken en corrigeert teksten. In september 2010 won hij met één van zijn gedichten de Zilveren Lijst.

Voor het lezen

Deel het gedicht uit, maar verklap de titel niet. De kinderen lezen het in stilte. Daarna lees je het gedicht voor en laat je een aantal kinderen hardop lezen.

Na het lezen

0 Vraag de kinderen waarover het gedicht gaat. Wie is hier aan het woord ? Tegen wie spreekt het kind ? Hoe weet je dat ? Laat de kinderen ook een goede titel bedenken. Schrijf dan de echte titel op het bord. Wie of wat zou Ningo zijn ? Hoe ziet hij er uit ? Is hij groot of klein, zacht of hard, oud of nieuw ?

0 ‘Ningo’ is een gedicht over bang zijn in het donker, eenzaamheid en troost. De dichter noemt deze gevoelens nergens letterlijk, maar verstopt ze in zijn woorden. Vraag de kinderen hoe het kind zich voelt in het donker. Waarom móet het zijn ogen dichtknijpen ? Waarom mag

het donker hem niet zien ? Dat is trouwens een gek idee, dat het donker het kind kan zien. Wat doet het kind om zich beter te voelen ? Hou dan een kringgesprek over bang zijn in het donker. Wie is soms bang in het donker ? Wat doe je dan ? Wie troost jou ?

0 Het kind weet wel dat zijn knuffel maar stof is. Toch wordt Ningo plots een echte vriend. Waar lees je dat ? (het kind praat tegen Ningo, Ningo wacht op het kind).

4 / Bang in het donker

0 Wat bedoelt de dichter met de laatste zin ? Wie is die niemand ? Hoe moet je die zin lezen : vrolijk, boos, bang, verdrietig … ?

0 De dichter gebruikt slechts één keer eindrijm : Waar ? Waaraan zie je toch duidelijk dat dit een gedicht is ?

Aan de slag

0 Laat de kinderen een voorwerp meebrengen dat hen troost als ze bang zijn in het donker. Dat kan een knuffel zijn, maar evengoed een zaklamp, een t­shirt van een grote broer, een foto van een huisdier enz. De kinderen tonen hun voorwerpen niet aan elkaar. Verzamel alles in een grote koffer. Elk kind haalt zonder kijken een voorwerp uit de koffer. Kan het raden van wie het voorwerp is ?

0 Met deze voorwerpen kan je nog verder aan de slag. De kinderen schrijven een gedicht dat gericht is aan hun voorwerp. De titel van het gedicht vormt het voorwerp zelf. Als beginregel geef je de eerste regel uit ‘Ningo’ op (‘Ik weet wel dat je … bent’). Enkele regels eronder schrijf je ‘maar …’. Schik de voorwerpen met hun bijhorende gedichten op een tafel en nodig een andere klas uit op jullie tentoonstelling.

0 Heb je een expressieve klas, dan kan je deze opdracht door een improvisatiespel vervangen. Vooraan in de klas zet je drie stoelen. Drie kinderen gaan op de stoel zitten met hun gezicht naar de klas. Iemand in de klas verzint een reden waarom hij bang is in het donker. De drie kinderen vooraan moeten hem proberen sussen. Deze drie mogen echter niet zomaar improviseren. Elk krijgt een lukraak voorwerp waarmee hij het ‘bange’ kind moet geruststellen. Wie kan zijn voorwerp best verkopen ?

Meer gedichten over knuffels lezen ?

Eva Gerlach schreef een ontroerend gedicht ‘Voor Timmie’. Je vindt het in haar bundel Hee meneer Eland (Querido, 1998) of in Fluit zoals je bent (Querido/De Eenhoorn, 2009), een verzamelbundel boordevol dierengedichten, samengesteld door Edward van de Vendel en geïllustreerd door Carll Cneut.

6 4 / Bang in het donker

Lestip 2 Monster

Ssshhht, stil !Er zit een monster op de trap,met poten, klauwen en een beken vreselijk goeie oren !

gekraak, een zucht, een bibberstap,het stiekeme bonzen van mijn hartalles, alles kan het horen !

ik sluip dus niet, ik ren als gekhet donkere stuk, ik vlieg de trap afnaar beneden, dertien treden ongeluk,zie je wel, bijna uitgegleden !

o nee, hoor jij dat ook,dat hijgen, dat getik,voel je ook die hete adem in je nek ?dat grommen heb ik zeker niet verzonnen,het monster heeft weer trek !

snel, waar is de deur, waar is het licht ?niet omkijken nu, alles dicht,pas toch op, vlug die knip erop !

klikslikmijn schaduw moet eraan geloven.

ik leef gelukkig nogik zit nu lekker op de pleealleenhoe moet ik straks nou weer naar boven ?

Gerda De Preter

Uit : Kwam dat zien ! Kwam dat zien !

(samengesteld door Ted van Lieshout, Querido, 2008)

Over de auteurs

Gerda De Preter (1958) is lerares Engels en Nederlands. Naast verhalen voor kinderen en jongeren schrijft ze af en toe gedichten. Die hoeven volgens haar niet altijd begrepen worden – als ze maar aan je mouw trekken en iets bijzonders tonen.

Eva Gerlach (1948) schrijft al meer dan dertig jaar gedichten voor volwassenen. In 1998 verscheen Hee meneer Eland, haar eerste dichtbundel voor kinderen.

In het donker

Soms als ik wakker word ’s nachts zit hij in een hoekin het donker. Ik weet het, hij zoekt me,ik lig stijf, als ik adem hoort hij me,doe ik mijn ogen open dan ziet hij het witin het donker. Ik kan niet meer roepen,zingen of zuchten. Ik wacht totdat ik vanzelfiemand word die om kwart over zevenopstaat, zijn haar kamt, zijn moeder zegt ‘brood of beschuit ?je knopen !’, haar jurk ruikt naar honing ;zo iemand die hij niet zoekt

Eva Gerlach

Uit : Hee meneer Eland (Querido, 1998)

4 / Bang in het donker

Als je deze gedichten over alledaagse onderwerpen leest, word je genadeloos meegesleurd door een stroom van gedachten, dromen en gevoelens. Dat komt door Gerlachs aparte stijl : vaak vervangt ze korte regels met eindrijm door langere, op de volgende regel doorlopende zinnen met binnenrijm. Net alsof je ín het hoofd van een kind zit.

Voor het lezen

Maak het donker. Kruip gezellig in een leeshoek. Breng de kinderen met griezelverhalen in de juiste stemming. Wie heeft al eens een monster gezien ? Wanneer ? Hoe zag dat monster er uit ? Welk geluid maakte het ? Was je bang ? Hoe heb je het monster weggejaagd ? Let er wel op dat het voor niemand te eng wordt. Lees dan de twee gedichten voor.

Na het lezen

0 Vraag de kinderen heel kort te vertellen waarover de twee gedichten gaan. Wie is ‘hij’ in het gedicht van Eva Gerlach ? Waarom staat hier ‘hij’ in plaats van ‘het monster’ ? Maakt dat het gedicht minder eng of net enger ?

0 Hoe zouden de monsters in beide gedichten eruit zien ? In het eerste gedicht krijg je een beschrijving, in het tweede niet. Laat de kinderen beide gedichten nog eens in stilte lezen. Na afloop schetsen ze de twee monsters. Bespreek de resultaten. Heb je twee verschillende monsters, of lijken ze op elkaar ? Waarom heb je het monster zo getekend ? Op welke woorden heb je vooral gelet ?

0 In beide gedichten heeft het kind een levendige fantasie. Het is er vast van overtuigd dat het monster in de kamer echt bestaat. Laat de kinderen naar regels zoeken waar het monster als een levend wezen beschreven wordt. Let ook op het zintuiglijke : waar hoort het kind het monster ? Waar ziet het kind het monster ? Waar voelt het kind het monster ?

0 Wat gedichten zo mooi kunnen, is woorden vervangen door beelden. Nergens staat letterlijk dat het kind bang is. Hoe weet je toch dat dit zo is ? Herkenbaar is ook hoe beide kinderen hun angst op een haast tegengestelde manier beleven. Het kind in het eerste gedicht ‘rent als gek’, terwijl het kind bij Gerlach net helemaal verstijft van angst. Herkennen de kinderen beide vormen van angst ? Wat gebeurt met hen als ze doodsbang zijn ?

0 Het gedicht ‘Monster’ werkt sterk naar een climax toe. Strofe na strofe komt het monster dichter en wordt de angst groter. In de vierde strofe wordt de lezer opeens aangesproken. Waarom gebeurt dit ? (op die manier overtuigt het kind zichzelf ervan dat het het monster niet verzint). In de zesde strofe zit het hoogtepunt van de spanning. Wat gebeurt hier ? Op welke manier zit deze climax ook in de vorm verpakt ? (het ritme stokt plots). De laatste strofe vormt het keerpunt : het kind kalmeert. Hoe komt dit ?

0 Ook in Gerlachs gedicht ebt de angst uiteindelijk weg. Niet door een fysieke reactie zoals weglopen of zich verstoppen, maar door iemand anders te worden. Een persoon waarnaar het monster niet zoekt. Wat voor iemand kan dat zijn ? Wie zegt normaal dingen als ‘brood of beschuit ?’ of ‘je knopen !’ ? Waarom zoekt het monster zulke personen niet ? Omdat ze volwassen zijn, of omdat ze niet bang zijn ? Of is het omdat zij in tegenstelling tot kinderen niet in monsters geloven ?

0 De verschillende angstreacties worden in beide gedichten ook door de vorm ondersteund en versterkt. In het eerste gedicht lijkt het monster de lezer achterna te zitten. Ritme en rijm geven de regels een razendsnelle vaart. Ga met de kinderen na welke regels rijmen en hoe de dichter ritme in het gedicht stopt. Het tweede gedicht lijkt dan weer eerder een stukje proza.

4 / Bang in het donker

Rijm ontbreekt, zinnen worden in het midden afgebroken, leestekens worden vaak weggelaten. Deze stijl typeert Gerlachs gedichten. Vinden de kinderen dit nog een gedicht ? Of lijkt het door de ononderbroken gedachtegang misschien eerder op een stukje uit een dagboek ? Waarom kan je toch van een gedicht spreken ?

Aan de slag

0 Bewerk deze gedichten tot een hoorspel. Bij hoorspelen heb je geen beeld, enkel geluid. Maak groepjes van vier of vijf kinderen. Binnen de groepjes verdeel je de rollen in het gedicht : één kind draagt voor, een tweede speelt het monster, de anderen maken achtergrondgeluiden. Laat de kinderen een lijstje met geluiden maken (bijvoorbeeld : een krakende trap). Naast elk geluid noteren ze hoe ze dit gaan nabootsen (bijvoorbeeld : met je schoen tegen je stoelpoot wrijven). Als alles goed geoefend is, nemen de kinderen hun hoorspel op. Deze verwerkings­vorm kan je ook contrasteren met een pantomime, een theatervorm waarbij net geen geluid is toegestaan. Enkel met je mimiek en lichaamstaal kan je het gedicht brengen.

0 Gedichten over monsters zijn ook dankbaar voor beeldende vorming. Een grappig resultaat krijg je door kinderen allerhande lichaamsdelen uit tijdschriften te laten knippen. Met deze plaatjes maken ze een griezelig monster. Ook met klei kan je aan de slag.

Meer gedichten over monsters lezen ?

In Tikken tegen de maan vind je ‘Droom’, een grappig gedicht van Lidy Peters waarin een kind op een wel heel bijzondere manier ontdekt dat het monster in zijn droom niet echt is. Ook in Toen de duisternis viel, heb ik ze opgeraapt zijn verschillende gedichten over gruwelijke monsters opgenomen. Meer informatie over beide verzamelbundels vind je achteraan.

5Dromen

Slapen is altijd een beetje spannend.

Je weet immers nooit in welke droom je nu weer zal belanden.

Misschien wordt het wel een grappige droom of een lekkere, een spannende of een verliefde.

Maar evengoed krijg je een boze of saaie of triestige droom.

Of een kleurloze, stel je voor.

Een hele nacht door zonder ook maar één kleur te zien.

Daniel Billiet, Linda Vogelesang en Christian Morgenstern dromen in gedichten.

Droom je mee ?

5 / Dromen

Lestip 1 Droom toch eens in kleur, nacht !

Luister, lieve nacht,iedere keer doe je het opnieuwin mijn dromen.

Altijd maar in zwart­wit spreken.Waarom niet eens een keertje in aardbei­rood ? Of appelgroen ? Of chocoladebruin ?

Ik eet vanavond een doosje kleurkrijten drink een potje rode verf.

In alle kleuren van de regenboogdroom ik dan lachend de nacht door.

Daniel Billiet

Uit : Wie heeft hier met verf lopen smijten ?

(samengesteld door Ted van Lieshout, Querido, 2010)

Over de auteurs

Daniel Billiet (1950) schrijft vooral gedichten voor jongeren. Deze zijn soms donker, soms hard, soms grappig, maar bieden altijd een bijzondere kijk op de realiteit.

Linda Vogelesang (1974) wilde als kind Middas Dekkers worden. Later besloot ze Nederlands en Literaire Vorming te studeren. Nu schrijft ze verhalen en gedichten voor kinderen en soms ook voor volwassenen.

Voor het lezen

Verdeel de klas in groepjes van vier of vijf kinderen. Elke groep moet twee dromen uitbeelden : een heerlijke droom en een vreselijke nachtmerrie. Kies voor een tableau vivant. Bij deze dramavorm vatten de kinderen het belangrijkste beeld in een onbeweeglijk tafereel. Net alsof ze bevroren zijn, zeg maar. Laat de kinderen eerst overleggen en vervolgens de tableaus uitbeelden. Maak per groep van beide tableaus een foto, of laat de kinderen dat bij elkaar doen. Vertel dan dat elke groep één foto in kleur mag afprinten en één in zwart­wit. De kinderen overleggen in hun groepjes. Lees ten slotte de gedichten voor.

Nachtmerrie

Die droom vannacht,met instortende gebouwen,zand in ogen, mond en orengegil van mij en van de burentotdat je niets kon horenomdat niemand nog lucht over had,was mijn eigen schuld.Had ik ’s middags maar nietdie mieren in het bloemperk moeten klierenmet een takje van de lindeboom.

Linda Vogelesang

Uit : Wie heeft hier met verf lopen smijten ?

(samengesteld door Ted van Lieshout, Querido, 2010)

1 5 / Dromen

Na het lezen

0 Laat elke gedicht door een leerling in een verhaaltje navertellen. Stel dat je aan iemand zou moeten vertellen waarover deze gedichten gaan, wat zeg je dan ? (Opmerking : ‘klieren’ is een Hollands woord voor pesten)

0 Het kind uit het eerste gedicht droomt elke nacht opnieuw in zwart­wit. Vindt hij dat leuk ? Hoe weet je dat ? Wat voor dromen zouden dat zijn, zwart­witdromen ? En wat gebeurt er dan weer in aardbeirode, chocoladebruine of appelgroene dromen ? In welke kleuren zou het kind in het tweede gedicht dromen ?

0 Als je de titel na het lezen van het gedicht nog eens bekijkt, is die best vreemd. Daar lijkt het immers alsof de nacht en niet het kind droomt. Op die manier wordt de nacht voorgesteld als een mens. Ook in het gedicht zelf krijgt de nacht menselijke trekjes. Kunnen de kinderen enkele voorbeelden zoeken ? (luister, doe je het opnieuw, spreken)

0 In het eerste gedicht is het de schuld van de nacht dat het kind in zwart­wit droomt. Wie zorgt in het tweede gedicht voor de enge droom ? Heb jij dat ook wel eens gehad ? Droom je ’s nachts soms over dingen die overdag gebeurd zijn ? Zijn dat leuke dromen of enge of allebei ?

0 Het kind in het eerste gedicht blijft niet bij de pakken zitten. Hij heeft het wel gehad met die saaie dromen, dus eet hij kleurkrijt en drinkt rode verf. Dan zal hij eindelijk leuke, kleurrijke dromen krijgen. Als je maar hard genoeg je best doet, kan je kiezen wat je droomt, zo lijkt het wel. Laat de kinderen filosoferen over dit onderwerp. Kan je kiezen wat je droomt ? Waar komen onze dromen vandaan ? Heb je dromen die vaak terugkomen ? Wat zouden die betekenen ?

0 In het eerste gedicht kiest de dichter voor aardbeirood, appelgroen en chocoladebruin. Onder het motto ‘alles kan beter’ gaan de kinderen op zoek naar gekkere variaties. Radijsjesroos, pimpelpaars, goudvisoranje … : wie tovert de origineelste kleuren uit zijn hoed ?

0 Elke kleur roept een bepaald beeld op. Rood doet denken aan liefde, wit aan koude, oranje aan warmte … Werk hier met de kinderen rond door hen telkens in een verschillende kleur te laten dromen. Geef hen eerst even de tijd om naar een droomwereld te reizen. Vervolgens zeg je : ‘Nu dromen we in geel. Alles om je heen is geel. Je ziet overal geel …’. Na één minuut openen de kinderen hun ogen. Met een geel kleurpotlood schrijven ze in één zin op waarover ze droomden. Daarna sluiten de leerlingen hun ogen en doe je dezelfde oefening met een andere kleur. Opgelet : blijf erg vaag bij het noemen van de kleur. Zeg bijvoorbeeld ‘groen’ en niet ‘grasgroen’, ‘appelgroen’ … Anders is de kans groot dat de kinderen zien wat jij beschrijft. Voor lagere klassen kies je best de basiskleuren. Bij hogere groepen is de oefening net leuker wanneer je kleuren als paars, bruin, oranje enz. neemt. Rond deze oefening af door elke leerling twee dromen te laten contrasteren. Bijvoorbeeld : ‘In paars droomde ik dat … en in wit droomde ik dat …’.

Aan de slag

0 Geef de kinderen een wit a3­blad. In potlood tekenen ze hun favoriete droom. Daarna kleuren ze hun droom in. Wat ze welke kleur geven, mogen ze kiezen. Ze moeten alleen elke kleur gebruiken. Naast de ingekleurde dingen en figuren noteren de kinderen dan ook telkens een originele omschrijving, zoals ‘een slagroomwitte hond’, ‘een postbusrode auto’,

‘zonnebloemgele frieten’, enz. Wil je hier ook een schrijfopdracht aan koppelen, dat laat je de kinderen een gedicht over deze droom schrijven.

5 / Dromen

0 Net zoals de Ojibweg, een indianenstam uit Noord­Amerika, kan je met de kinderen een dromenvanger maken om enge dromen weg te jagen. Op internet vind je verschillende websites waar stap voor stap uitgelegd wordt hoe je dit best doet. Een idee voor een speciale Gedichtendag­dromenvanger : vervang de veren onder de ring door mooie gedichtjes.

Meer kleurgedichten ?

Gedichtendag 2006 stond helemaal in het teken van ‘poëzie en beeldende kunst’. In de les­bundel voor het basisonderwijs vind je meer gedichten en ideeën. Deze kan je downloaden op http://www.gedichtendag.com/2010/documenten/lessuggesties/basis_2006.pdf.

Meer griezelen ?

In de verzamelbundel Kwam dat zien ! Kwam dat zien ! (zie achteraan) vind je spookgedichten van Daan Remmerts de Vries (‘Zes uilen en een spookje’), Bies van Ede (‘Spookverhaal’) en Peer Wittenbols (‘Eng gedicht’).

Meer filosoferen over dromen ?

‘Dromen’ was ook het thema van de Vlaamse Jeugdboekenweek in 2001. In de bijhorende bundel met lessuggesties wordt duidelijk uitgelegd hoe je een sessie ‘filosoferen met kinderen’ opbouwt. Je kan deze bundel gratis downloaden op http://www.jeugdboekenweek.be/Archief/suggesties/suggesties2001.pdf (pagina 32 en verder).

5 / Dromen

Lestip 2 Nachtlied van een vis

Christian Morgenstern

Uit : Kindergedichten & Galgeliederen

(De Vier Windstreken, s.d., bewerkt door Ernst van Altena

en geïllustreerd door Lisbeth Zwerger)

Over de auteur

Christian Morgenstern (1871­1914) is de vader van de Duitse nonsenspoëzie. Hij dichtte voor volwassenen en voor kinderen. Zijn Galgenliederen, een bundel vol absurde, soms groteske gedichten, begon ooit als een studentikoze grap met vrienden, maar groeide uit tot één van de belangrijkste werken in de Duitse poëzie.

Voor het lezen

Geef de kinderen een kopie waarop vijf totaal verschillende soorten gedichten staan : een klassiek gedicht met rijm en strofes, een gedicht zonder rijm, een figuurgedicht, een nonsensgedicht met onbestaande woorden en een gedicht met klanken of symbolen (in de lesbundel van Gedichtendag 2010 vind je van elk gedicht een voorbeeld, zie : bibliografie). Deze gedichten illustreren goed wat poëzie allemaal kan zijn. De kinderen krijgen even de tijd om alle gedichten te lezen. Daarna rangschikken ze de gedichten van één tot vijf. Het gedicht op één geldt als het meest typische gedicht, het gedicht op vijf als het minst typische of misschien zelfs als helemaal geen gedicht. Bespreek de antwoorden van de kinderen. Laat hen telkens goed verwoorden waarom ze voor die bepaalde volgorde kozen. Wat maakt een gedicht tot een gedicht ? Rijm, strofebouw, het verhalende aspect, klank, ritme ? Kom uiteindelijk tot een klassikale rangorde.

5 / Dromen

Na het lezen

0 Haal de andere gedichten weg. Alleen ‘Nachtlied van een vis’ blijft aan het bord. Vertel de kinderen dat ook dit een gedicht is, maar hou de titel nog even geheim. Waarover gaat dit gedicht ? Wat zien de kinderen ? Wie leest het gedicht voor ?

0 Schrijf de titel zo boven het gedicht, dat het de staart van de vis vormt. Zien de kinderen het verband tussen de vorm van het gedicht (een vis) en de inhoud (de titel) ? Zou dit gedicht bijvoorbeeld ook ‘Nachtlied van een olifant’ of ‘Nachtlied van een vogel’ kunnen heten ? Waarom niet ?

0 Met dit gedicht drijft Morgenstern zijn taalspelletjes tot het uiterste. Zinnen, woorden en zelfs letters worden vervangen door uitsluitend streepjes en boogjes. In de klassieke versleer duiden deze symbolen beklemtoonde (het streepje) en onbeklemtoonde (het boogje) lettergrepen aan. Een mogelijke interpretatie is dat Morgenstern met dit gedicht de vormvastheid van de klassieke poëzie wou bekritiseren. De Klassieken goten gedichten immers in een strak keurslijf : elk vers moest volgens een vast patroon van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen opgebouwd worden. Als je alleen maar naar de vorm kijkt, blijft er niets meer van de inhoud over, zo lijkt Morgenstern wel te willen zeggen. Welke uitleg geven de kinderen aan de streepjes en boogjes ? Elk antwoord is goed, zolang het maar voldoende onderbouwd is.

0 Dat Morgenstern hier voor het nachtlied van een vis kiest, maakt het des te absurder. Vissen kunnen immers geen geluid maken. Hier ligt meteen een tweede verklaring : met de streepjes en boogjes probeert Morgenstern de stilte neer te schrijven. Wanneer je de stilte in taal uitdrukt, verbreek je die natuurlijk automatisch. Vraag de kinderen of vissen geluid kunnen maken. Hoe dan ? Kunnen ze spreken ? Vertellen ze iets tegen elkaar ?

0 Laat de kinderen verder fantaseren. Waarover gaat dit lied ? Hoe voelt de vis zich ? Waarom zingt hij ? Wat zingt hij ? Voor wie zingt hij ? De kinderen tekenen wat de vis zingt. Benadruk dat enkel een vis tekenen niet volstaat. Op de tekening moet je de inhoud van het lied goed kunnen zien. Als iedereen klaar is, presenteren de kinderen hun werkjes aan elkaar. Ze geven ook een woordje uitleg.

Aan de slag

0 De kinderen maken per twee een collagegedicht met als titel ‘Nachtlied van een vis’. Eerst knippen ze allerlei woorden uit kranten, tijdschriften en reclamefolders. Vervolgens schikken ze de woorden volgens het patroon van het gedicht op een groot blad. Op de plaats van elk symbool komt precies één woord. Duo’s die snel klaar zijn, maken van hun blad een kleurrijke poëzieposter. Rond het gedicht gaan ze kleuren of prenten plakken.

0 Elk kind brengt van thuis twee voorwerpen mee : één waarmee je een heel stil geluid kan maken en één waarmee je veel lawaai kan maken. Met hun voorwerpen vormen de kinderen een orkest. Als partituur gebruik je het gedicht. Een streepje staat bijvoorbeeld voor het luide voorwerp, een boogje voor het stille. De dirigent geeft het ritme aan en beslist wie wanneer speelt. In een eerste fase ben jij zelf dirigent. Spreek met de kinderen enkele codes af voor snel, traag, start, stop, enz. Gaat dit vlot, dan laat je enkele kinderen dirigeren.

5 / Dromen

Meer gedichten over nachtdieren lezen ?

Morgenstern dichtte ook nog over een maanschaap (‘Het maanschaap’) en een waakhond (‘Nachtbeeld’). Beide gedichten zijn opgenomen in Kindergedichten en galgeliederen (De Vier Windstreken, s.d.), een selectie van zijn mooiste gedichten voor kinderen, bewerkt door Ernst van Altena en met prachtige illustraties van Lisbeth Zwerger. Ook Bart Moeyaert schreef drie gedichten over de dieren van de nacht. Je vindt ze in Roodwaternacht (De Dagen, 2010), een kunstzinnig natuurboek voor kinderen.

Meer stilte beluisteren ?

‘Poëzie en stilte’ was het thema van Gedichtendag 2007. In de lesbundel voor het basisonderwijs vind je meer gedichten en ideeën. Deze kan je downloaden op http://www.gedichtendag.com/2010/documenten/lessuggesties/basis_2007.pdf.

Bibliografie

http://www.gedichtendag.com/2010/documenten/lessuggesties/basis_2010.pdf

6

Meer poëzie in de klas ?

Alle lessuggesties die voor eerdere Gedichten­dagen zijn opgesteld, staan op de website van Gedichtendag : www.gedichtendag.com. Daar vind je nog meer ideeën en handige links over poëzie (in de klas).

Bloemlezingen met gedichten voor kinderen

Als heel de wereld een appeltaart was.

Rijmpjes en gedichten

Leopold, Amsterdam, 2003

Samenstelling : Anne de Vries

Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is

Querido, Amsterdam, 2000 (hernieuwde uitgave)

Samenstelling : Bianca Stigter en Tine van Buul

De dichter is een tovenaar. 175 Gedichten voor kinderen

Averbode, Kampen, 2001

Samenstelling : Jan Van Coillie

De Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten

Prometheus, Amsterdam, 2007

Samenstelling : Gerrit Komrij

Er staat een taart in lichterlaaie !

De 120 leukste gedichten voor kinderen

Davidsfonds/Infodok, Leuven, 2004

Samenstelling : Jan Van Coillie

Fluit zoals je bent

Querido (Nederland)/De Eenhoorn (België),

Amsterdam/Wielsbeke, 2009

Samenstelling : Edward van de Vendel

Ik geef je niet voor een kaperschip

met tweehonderd witte zeilen

Querido, Amsterdam, 1993

Samenstelling : Bianca Stigter en Tine van Buul

Kwam dat zien ! Kwam dat zien ! Querido’s

poëziespektakel 1

Querido, Amsterdam, 2008

Samenstelling : Ted van Lieshout

Tikken tegen de maan. Vijftig kindergedichten

uit Nederland en Vlaanderen

Ons Erfdeel, Rekkem, 2010

Samenstelling : Joke van Leeuwen

Toen de duisternis viel, heb ik ze opgeraapt

Lannoo, Tielt, 2009

Samenstelling : Annemie Leysen

Van Alphen tot Zonderland

De Nederlandse kinderpoëzie van alle tijden

Querido, Amsterdam, 2000

Samenstelling : Anne de Vries

Wie heeft hier met verf lopen smijten ?

Querido’s poëziespektakel 3

Querido, Amsterdam, 2010

Samenstelling : Ted van Lieshout

Over werken met poëzie in de klas

Boekje open over gedichten met kinderen

Frank Eerhart

Dordrecht, De Inktvis, 1998

Het huis lijkt wel een schip. Handleiding

voor het poëzieonderwijs op de basisschool

Jacques Vos

Baarn, HB uitgevers, 2002

Poëzie graag ! Werken met gedichten

in de kleuterklas en de basisschool

Jan van Coillie, Averbode, Altoria, 1990

Poëzie ontdekken. Gedichten in de klas

Jan van Coillie, Averbode, Altoria, 2005

Taaleducatie met versjes en gedichten.

Praktijkboek kansrijke taal

Henk Hansema en Monique Hansema, Baarn, HB

uitgevers, 2002

Archief Lessuggesties

Alle lessuggesties die voor eerdere Gedichtendagen zijn opgesteld, zijn te vinden op de Gedichtendagwebsite, www.gedichtendag.com. Daar zijn meer waardevolle ideeën en opmerkingen over poëzie en poëzie in de klas te vinden, waaruit u in het kader van Gedichtendag of op andere momenten in het schooljaar kunt putten.

Colofon

Deze lesbrief is een uitgave van Stichting Poetry International en Stichting Lezen Vlaanderen,

ter gelegenheid van de twaalfde Gedichtendag op donderdag 27 januari 2011.

isbn: 9789077178508

Tekst : Marit Trioen

Met dank aan: Poëziecentrum ­ Gent en Jacqueline Naessens

Redactie : Stichting Lezen Vlaanderen

Vormgeving : Kris Demey

Stichting Poetry International

Eendrachtsplein 4

nl­3012 la Rotterdam

telefoon + 31 (0)10 282 27 77

www.poetry.nl / www.poetryinternational.org / www.gedichtendag.com

Stichting Lezen Vlaanderen / Focuspunt Jeugdliteratuur

Frankrijklei 130/4

b­2000 Antwerpen

Telefoon + 32 (0)3 204 10 00

www.stichtinglezen.be / www.villakakelbont.be

Wilt u op de hoogte blijven van de activiteiten van Poetry International, en in het bijzonder van

de lessuggesties, meld u dan aan voor de nieuwsbrief op www.gedichtendag.com of stuur een e­mail

naar [email protected]. Ook uw reacties op deze lessuggesties ontvangen wij graag op dit e­mailadres.

Wilt u op de hoogte blijven van de activiteiten van Stichting Lezen Vlaanderen ? Schrijf dan in

op het maandelijkse e­zine via www.stichtinglezen.be. Bent u graag goed geïnformeerd over kinder­

en jeugdliteratuur ? Schrijf dan in op het e­zine via www.villakakelbont.be.