Upload
dinhdan
View
215
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Geavanceerde impulsresponsie-meettechnieken: toepassingen bij
concertzalen
C.C.J.M. (Constant) Hak, TU/e Bouwkunde Unit BPS
R.H.C. (Remy) Wenmaekers, Level Acoustics
L.C.J. (Renz) van Luxemburg†, TU/e Bouwkunde Unit BPS & Level Acoustics
Technische Universiteit Eindhoven & Level Acoustics
De Rondom 10, 5612 AP, Eindhoven
Email: [email protected], [email protected]
†Renz van Luxemburg is overleden op 12 februari 2012
Samenvatting
Bij het beoordelen van akoestische eigenschappen van concertzalen en theaters worden vaak
hoge eisen gesteld aan de nauwkeurigheid waarmee akoestische parameters bepaald moeten
worden. Het is daarom van belang om onzekerheden te (onder)kennen en waar mogelijk te
kunnen reduceren. Door voortschrijdende ontwikkelingen van hard- en software op het gebied
van zaalakoestiek kunnen genormeerde zaalakoestische parameters zeer nauwkeurig worden
gemeten. Echter, de nauwkeurigheid van een meting wordt niet bepaald door het aantal cijfers
achter de komma, maar door de toegepaste technieken en voorschriften. In dit artikel worden
aan de hand van verschillende onderzoeken, uitgevoerd aan de TU-Eindhoven, recente
ontwikkelingen behandeld op het gebied van impulsresponsie-meettechnieken en de
toepassing ervan bij concertzalen. Voor een algemene introductie over impulsresponsies en
akoestiek wordt verwezen naar een eerder artikel in Bouwfysica [1].
Zaal- en podiumakoestische parameters
De akoestiek van een theater- of concertzaal kan worden beschreven aan de hand van
objectieve parameters bepaald uit gemeten impulsresponsies. Diverse parameters zijn
vastgelegd in de internationale norm ISO 3382-1: Measurement of room acoustic parameters
– Part 1: Performance rooms [2]. Parameters ter de beoordeling van de mate van galm (EDT,
T20 en T30), helderheid (D50, C80, en Ts) en luidheid (G) worden bepaald uit de akoestische
overdracht van een omnidirectionele geluidbron naar een omnidirectionele microfoon. Andere
parameters die b.v. ruimtelijkheid beschrijven, worden bepaald met richtgevoelige microfoons
zoals een kunsthoofd (IACC), intensiteitsprobe (LFC) en kogel-acht microfoon (LF en LG).
De podiumparameters STearly en STlate worden gemeten op het podium waarbij de
omnidirectionele microfoon zich op 1 meter afstand van de omnidirectionele geluidbron
bevindt.
Decay range
In de definitie van veel parameters wordt uitgegaan van een theoretische oneindigheid wat
betreft de duur van de impulsresponsie zonder invloed van ruis. In de praktijk beperkt de duur
zich echter tot de meettijd, die doorgaans niet langer hoeft te zijn dan de nagalmtijd van de te
meten ruimte. De maximaal te bepalen decay range (verval van het geluidniveau in de tijd:
ETC) wordt beperkt door de begrenzingen van het meetsysteem, variantie (variatie in vorm,
temperatuur, luchtverplaatsingen) en het achtergrondgeluid in de ruimte. In figuur 1 is een
voorbeeld weergegeven van een impulsresponsie met bijbehorende energy time curve met
daarin de decay range aangegeven. Om de decay range te kunnen berekenen uit een
impulsresponsie is de parameter Impulse response to Noise Ratio (INR) geïntroduceerd [3],
waarbij ondermeer gebruik wordt gemaakt van exponentiële regressie. Aanbevolen wordt om
voor het bepalen van de verschillende ISO 3382-1 parameters in muziekzalen, met een
onzekerheid binnen de hoorbaarheidsgrenzen, impulsresponsies te meten met een INR ≥ 45
dB voor alle benodigde frequentiebanden. Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat het is aan
te raden om als ‘oneindig’, voor parameters gebaseerd op een theoretisch oneindige meettijd,
zoals C80 en Ts, altijd te kiezen voor het tijdstip waarop de decay curve en de ruisvloer elkaar
kruisen, in plaats van de meettijd van de impulsresponsie [4]. Dit geldt vooral voor lange
meettijden in combinatie met korte uitklinktijden.
Figuur 1. Voorbeeld van een impulsresponsie met de daaruit afgeleide Energy Time Curve
(ETC).
Dodecaëder als luidsprekerbron
De omnidirectionele geluidbron wordt in veel gevallen benaderd door 12 luidsprekers
geplaatst in een regelmatig twaalfvlak, de zogenaamde dodecaëder. In ISO 3382-1 worden
grenzen aangegeven waarbinnen de afwijking van de richtkarakteristiek van een geluidbron
mag liggen ten opzichte van een 100% omnidirectionele richtkarakteristiek. Wanneer een
geluidbron wordt gebruikt waarvan de afwijking van de richtkarakteristiek deze grenzen
benadert, wordt in de ISO norm aangegeven een gemiddelde te nemen van ten minste 3
metingen waarbij de geluidbron per microfoonpositie in stappen moet worden gedraaid. Om
na te gaan wat het werkelijke effect is van middeling op de nauwkeurigheid van een meting, is
voor meerdere bronnen onderzocht wat de maximale afwijking is die kan optreden bij gebruik
van een standaard dodecaëder bij middeling over een verschillend aantal gelijke draaihoeken
verdeeld over een volledige bronrotatie, zie figuur 2 [5].
Figuur 2. Bepaling van de maximale afwijking van de richtindex q in het horizontale vlak van
een dodecaeder bolbron bij middeling over 1 t/m 8 gelijkhoekige stappen, ten opzichte van het
werkelijke gemiddelde (q = 0 dB), gemeten in het horizontale vlak.
Hierbij zijn in de grote concertzaal van het Muziekgebouw Frits Philips Eindhoven metingen
verricht op 1, 5 en 18 meter afstand van een continu draaiende dodecaëder bron. Voor elke
mogelijke willekeurige starthoek is vervolgens berekend wat de maximaal mogelijke
afwijking ten opzichte van het gemiddelde (in het horizontale vlak) is voor 1 meting en voor
meerdere metingen met 2 t/m 8 vaste hoeken. In figuur 3 is het resultaat weergegeven voor de
meting op 1 meter afstand van de geluidbron. Hierin is te zien dat de maximaal mogelijke
deviatie bij 1 meting kan oplopen tot meer dan 2,5 dB. Dit geldt met name voor de
octaafbanden vanaf 1 kHz. Dit kan vooral bij het meten van de podiumparameters STearly en
STlate leiden tot grote onzekerheden, aangezien op 1 meter afstand het directe geluid wordt
gemeten als referentiewaarde van de ‘omnidirectionele’ geluidbron. Een reductie van de
maximaal mogelijke afwijking treedt pas op bij een gemiddelde van 5, 7 of 8 metingen bij
draaiing in stappen met gelijke hoeken. Dit geldt niet alleen voor metingen in het nabije veld
maar ook voor metingen op grote afstand tot de bron (in het onderzoek: 5 en 18 meter). Om
bij gebruik van een standaard dodecaeder geluidbron, voor alle bron-ontvanger afstanden,
binnen de hoorbaarheidsgrens (Just Noticeable Difference JND) van 1 dB voor alle relevante
frequentiebanden het geluiddrukniveau (of parameter G) te kunnen bepalen wordt daarom
aanbevolen om per bron-ontvanger combinatie een gemiddelde te nemen over 5 stappen van
72 graden.
Figure 3. Maximaal mogelijke afwijking van de richtindex q in het horizontale vlak van een
dodecaëder bolbron bij middeling over 1 t/m 8 gelijkhoekige stappen, ten opzichte van het
werkelijke gemiddelde (q = 0 dB), gemeten in het horizontale vlak, gemiddeld over de
octaafbanden 1, 2 en 4 kHz.
Sound Strength kalibratie
De parameter Sound Strength G vergelijkt het geluiddrukniveau ten gevolge van een
omnidirectionele geluidbron in de zaal met het geluiddrukniveau op 10 meter afstand van
dezelfde omnidirectionele geluidbron in het vrije veld. In ISO 3382-1 staan verschillende
kalibratiemethoden beschreven waarmee de referentiewaarde op 10 meter afstand bepaald kan
worden uit een geluidvermogensmeting: in een diffuus veld (galmkamer) of vrij veld (dode
kamer) en middels intensiteitsmetingen. De onzekerheid bij het bepalen van de Sound
Strenght G, veroorzaakt door de onzekerheid van de kalibratie, is onderzocht voor deze
verschillende methoden [6]. Daarnaast is onderzocht of het mogelijk is om een kalibratie in de
zaal op het podium uit te voeren op 1 meter afstand van de geluidbron, zie figuur 4. Hierbij is
Figuur 4. Sound Strength kalibratie op een leeg podium, op 1 m afstand van de bron.
gebruik gemaakt van impulsresponsies en stationaire ruis. Voor de metingen in het
vrije/directe veld is gebruik gemaakt van een gemiddelde van 8 bronrotatie-stappen. De
resultaten van de verschillende metingen zijn genormaliseerd naar het gemiddelde van de drie
gebruikte precisiemethoden: diffuus veld directe methode, diffuus veld met referentiebron en
de intensiteitsmeting. In figuur 5 is het resultaat weergegeven van een genormaliseerde
Strength-meting voor verschillende kalibratiemethoden, gemiddeld over 500 en 1000 Hz
(ééngetalswaarde volgens ISO 3382-1) met als referentie het gemiddelde van 3
precisiemethoden (volgens ISO 3741 en ISO 9614-3).
Figuur 5. Resultaten van een genormaliseerde Strength-meting voor verschillende
kalibratiemethoden, gemiddeld over 500 en 1000 Hz (volgens ISO 3382-1) met als referentie
het gemiddelde van 3 precisiemethoden (volgens ISO 3741 en ISO 9614-3).
Uit de resultaten blijkt dat de verschillen tussen de precisiemethoden onderling kleiner zijn
dan 0,5 dB. De diffuse veld methode, gebruikmakend van impulsresponsies, komt overeen
met dezelfde methode met stationaire ruis. De afwijking van de vrije veld methode in de dode
kamer (Free Field) ten opzichte van het gemiddelde van de precisiemethode bedraagt ca. -0,6
dB. De directe veld methode op het podium met impulsresponsies (gemeten op 2 podia: Stage
A en B op 1 m afstand) heeft slechts een afwijking van ca. ±0,3 dB en lijkt een geschikte en
eenvoudige (engineering) methode voor metingen in het veld. Het opvallende verschil tussen
de resultaten met impulsresponsies en stationaire ruis in het vrije/directe veld wordt
veroorzaakt doordat de ‘akoestische afstand’ tot de geluidbron afgeleid uit de
impulseresponsie 0,85 meter is, wanneer de ‘fysieke afstand’ tot het hart van de dodecaeder
geluidbron 1 meter is.
Schaalmodelonderzoek
Zaalakoestische parameters kunnen ook gemeten worden in een akoestisch schaalmodel van
een theater of concertzaal. In een dergelijk schaalmodel wordt de golflengte van het geluid
meegeschaald met de dimensies van de ruimte en dienen de materialen in het schaalmodel
over de juiste akoestische eigenschappen te beschikken in het verschaalde frequentiegebied.
Daarnaast moet rekening worden gehouden met de geluidabsorptie van de lucht, die sterk
toeneemt in het ultrahoogfrequente gebied. De metingen in een akoestisch schaalmodel
worden uitgevoerd met hoogfrequent geluidbronnen en microfoons. Nieuwe meettechnieken
deels ontwikkeld aan de TU/e zijn in 2011 succesvol toegepast in Taiwan bij metingen in een
1:20 schaalmodel van het Grand Theatre van Taipei Performing Arts Centre, een
concertgebouw dat op dit moment in aanbouw is, zie figuur 6.
Figuur 6. Schaalmodel 1:20 Grand Theatre van Taipei Performing Arts Centre.
Sparktrain als geluidbron
Een veel gebruikte geluidbron bij het meten in akoestische schaalmodellen is de vonkbrug
(spark gap). In zijn eenvoudigste vorm bestaat een vonkbrug uit twee electroden op een vaste
afstand van elkaar waarover een hoge spanning wordt aangebracht. Wanneer de spanning
voldoende hoog is vindt er een ontlading plaats. Deze ontlading gaat gepaard met een
ultrasone ’knal´. Het voordeel van een vonkbrug bij schaalmodelmetingen is dat de
afmetingen beperkt zijn, waardoor het geluidveld nauwelijks wordt beinvloed. Een ander
voordeel is de omnidirectionele karakteristiek. Een nadeel is de slechte reproduceerbaarheid
wat betreft de geproduceerde geluidenergie In combinatie met de relatief ongevoelige
hoogfrequent microfoons en de hoge luchtabsorptie bij deze frequenties is een zeer sterke
ontlading nodig voor het verkrijgen van een voldoende hoge INR uit één impulsresponsie.
Een groot nadeel bij een dergelijke sterke ontlading is de optredende schokgolf (niet lineair
gedrag) die ontstaat dichtbij de geluidbron, de directe (elektro-magnetische) instraling op de
meetinstrumenten en het gevaar op elektrocutie van de metende akoesticus. Daarom is een
nieuwe meettechniek ontwikkeld waarbij met behulp van een laag energetische vonktrein
(Eng: sparktrain) [7], reproduceerbare impulsresponsies met een INR boven 35 dB voor het
frequentiegebied t/m 40.000 Hz kunnen worden verkregen. Dit was ruim voldoende voor het
nauwkeurig bepalen van de gemiddelde nagalmtijd T20, clarity C80 en sound strength G in het
schaalmodel van het Grand Theatre.
Luchtabsorptie in frequentiebanden
Door botsingen tussen de verschillende moleculen in lucht bij het passeren van een geluidgolf
gaat geluidenergie verloren. Deze ‘luchtabsorptie’ van geluid neemt daarbij exponentieel toe
met de frequentie en is al snel enkele dB’s per meter in het frequentiegebied van akoestische
schaalmodelmetingen. De hoeveelheid luchtabsorptie kan voor zuivere tonen nauwkeurig
worden voorspeld aan de hand van een rekenmodel beschreven in ISO 9613-1, waarbij
belangrijke invloedsfactoren worden meegenomen zoals de temperatuur en vochtigheid van
de lucht. Het is mogelijk om de geluidabsorptie-eigenschappen van de lucht mee te
verschalen, net als bij de geluidabsorptie van materialen. Dit impliceert echter dat de lucht in
het model (of laboratorium) gedroogd moet worden tot 3% relatieve vochtigheid óf dat de
ruimte gevuld moet worden met zuivere stikstof. Dit zijn zeer kostbare en tijdrovende
voorzieningen. Een alternatieve methode is om de metingen bij normale luchtcondities uit te
voeren en de gemeten impulsresponsie mathematisch te corrigeren aan de hand van het
rekenmodel in ISO 9613-1. Dit kan via een wavelet-transformatie of sneller door de
impulsresponsie per frequentieband te corrigeren. Uit onderzoek aan de TU/e [8] is gebleken
dat de correctiewaarden uit het rekenmodel voor zuivere tonen de luchtabsorptie ongeveer een
factor 2 overschatten voor octaafbanden, wanneer gerekend wordt met de middenfrequentie
van de band. Voor frequentiebanden ≥ 4000 Hz geldt als vuistregel dat de luchtabsorptie kan
worden berekend volgens het model uit ISO 9613-1 gebruik makend van de
ondergrensfrequentie van de frequentieband.
Auralisatie
Door de grenzeloze mogelijkheden van moderne reken- en meetsoftware worden steeds vaker
(te pas en te onpas) impulsresponsies gebruikt om vooraf te laten horen hoe een nieuwe of
gerenoveerde ruimte gaat klinken. Hoewel de verkregen resultaten uit convoluties altijd
‘prima klinken’ kunnen alleen relatief grove akoestische effecten (echo’s, galm flutters etc)
worden gedemonstreerd of opgespoord, zeker als het gaat om auralisaties die direct of indirect
zijn verkregen uit schaalmodelmetingen. De werkelijke akoestiek van een ruimte blijft echter
nog steeds verborgen tot de oplevering van deze ruimte.
Spraakverstaanbaarheidsmetingen
Veel zaalakoestische parameters beschrijven een subjectieve akoestische ervaring bij het
luisteren naar muziek in concertzalen. Bij het ontwerpen van b.v. theaters is ook de
spraakverstaanbaarheid van belang. De meest gebruikte objectieve parameter voor het
beschrijven van de spraakverstaanbaarheid is de Speech Transmission Index (STI) volgens
IEC 60268-16 [9] die veel toepassingen kent zoals bij (on)versterkte spraak in theaters en
kerken, bij versterkte spraak via Public Address systemen bij treinstations en vliegvelden, bij
ontruimingsinstallaties in verkeerstunnels, fabrieken, kantoorgebouwen, treinen en
vliegtuigen en de laatste tijd ook voor het beschrijven van spraakonverstaanbaarheid in open
kantoren (speech privacy). Traditioneel wordt de STI bepaald door het afspelen van een
ruissignaal samengesteld uit een matrix van 14 octaafbanden en 7 modulatiefrequenties. Ter
plaatse van de ontvanger (luisteraar) wordt voor elke combinatie van frequentieband en
modulatiefrequentie de modulatiereductie bepaald. Deze reducties worden gewogen en
gemiddeld tot een ééngetalswaarde tussen 0 en 1. Zowel de invloed van de ruimteakoestiek
als de invloed van het achtergrondgeluid (signaal-ruisverhouding) worden op deze manier
meegenomen bij het bepalen van de spraakverstanbaarheid. Een groot nadeel van deze
gemoduleerde ruis-methode is de benodigde meettijd. Eén volledige STI-meting kost
ongeveer 15 minuten. Om dit probleem te omzeilen wordt in de praktijk een beperkt aantal
combinaties van ruisbanden en modulatiefequenties gebruikt met als voorbeeld de STIPA
(STI for Public Address systems). Hierbij wordt gebruik gemaakt van slechts 14
gemoduleerde ruisbanden. Echter, door gebruik te maken van impulsresponsie-
meettechnieken kan een door ISO 3382-3 voorgeschreven volledige (full) STI-meting, ter
bepaling van de speech privacy, worden verkregen in minder dan 10 seconde.
Eén van de nadelen van de tradionele ‘directe’ meetmethode is dat het niet mogelijk is om
achteraf de invloed van ruimteakoestiek en achtergrondgeluid op de spraakverstaanbaarheid
afzonderlijk te beoordelen. Daarnaast is het door de aard van het meetsignaal niet mogelijk
om STI waarden < 0,3 te bepalen. Deze nadelen zijn er niet bij gebruik van de ‘indirecte’
methode. Hierbij wordt eerst het effect van de ruimte (impulsresponsie) gemeten, waarbij
door middelen of een lange meettijd zelfs op grote afstand en/of bij hoge achtergrondniveaus
een voldoende hoge INR kan worden verkregen. Uit de verkregen impulsreponsie kan met
behulp van de Modulation Tranfer Function (volgens Schroeder) direct de invloed van
versmering door de ruimteakoestiek op de STI worden berekend (dus zonder invloed van
achtergrondgeluid). De invloed van alleen versmering door ruimteakoestiek op de STI
‘vertalen’ we naar een signaal-ruisverhouding SNR1.
Uit twee impulsresponsies kan vervolgens ook het verschil in geluiddrukniveau van de
geluidbron op 1 meter afstand (vergelijkbaar met de Sound Strenght kalibratie) en het
geluiddrukniveau op de plaats van de ontvanger worden bepaald. Uit dit verschil kan achteraf
aan de hand van een referentieniveau en -spectrum (b.v. LA = 60 dB op 1 meter geldend voor
een mannelijke stem) het spraakgeluiddrukniveau Lp;spraak voor elke octaafband op een
ontvangpositie worden bepaald. Het achtergrondgeluiddrukniveau Lp;achtergrond kan achteraf
worden gemeten of er kan worden gekozen voor een referentie- of ontwerpwaarde.
Vervolgens wordt het verschil tussen Lp;spraak en Lp;achtergrond als signaal-ruisverhouding
ingevoerd in de berekening van de STI. De invloed van versterking of demping van spraak
door de ruimteakoestiek en de invloed van de achtergrondruis op de STI vertalen we naar een
signaal-ruisverhouding SNR2.
De mogelijkheden van het meten van de STI met behulp van impulsresponsies kan het beste
worden geillustreerd aan de hand van een meting in een open kantoor volgens ISO 3382-3
[10], welke in juni 2011 door de NVBV geintroduceerd is in de nieuwe RGD richtlijnen [11].
In een open kantooromgeving is een hoge spraakverstaarbaarheid gewenst tussen
werkplekken dichtbij elkaar gelegen en een lage spraakverstaarbaarheid tussen onafhankelijke
werkplekken verder weg gelegen. In een onderzoek naar de spraakverstaanbaarheid in een
typisch Nederlands open kantoor is gekeken naar de invloed van de ruimteakoestiek op de
spraakverstaanbaarheid [12]. In figuur 7 is een deel van de plattegrond weergegeven met de
bronpositie en de verschillende ontvangposities. Voor elke ontvangpositie is met een gerichte
geluidbron (spreker) voor 5 verschillende situaties de STI bepaald. De resultaten voor de STI
als functie van de afstand zijn weergegeven in figuur 8. Hierin is te zien dat wanneer alleen de
versmering door galm wordt meegenomen (SNR1) de STI over de afstand slechts afneemt tot
0,70. Dat betekent dat ‘zonder achtergrondgeluid’ de spraakverstaanbaarheid goed is voor alle
ontvangposities in het open kantoor. Wanneer alleen de invloed van de demping van de
spraak door de ruimteakoestiek in combinatie met LA;achtergrond van 37 dB of 45 dB bekeken
wordt (SNR2 for 37 dB en SNR2 for 45 dB) is wel een duidelijke afname in
spraakverstaanheid te zien over de afstand. Alleen de combinatie van SNR1 en SNR2 toont de
volledige STI voor 37 dB en 45 dB achtergrondgeluid. Hierbij is te zien dat zogenaamde
speech privacy met STI < 0,20 in dit open kantoor alleen op afstanden > 15 meter gehaald
wordt bij een A-gewogen achtergrondgeluiddrukniveau van 45 dB.
Figuur 7. Voorbeeld van een deel van de plattegrond van een open kantoor met daarin
aangegeven de bronpositie en de verschillende ontvangposities.
Figuur 8. STI-waarde voor elke ontvangpositie (zie figuur 6) gemeten met een gerichte
geluidbron (spreker) voor 5 verschillende situaties.
Tot slot
Onderzoek op het gebied van impulsresponsie-meettechnieken in de zaalakoestiek geeft
steeds meer inzicht in meetonnauwkeurigheden t.g.v. de toegepaste meetsystemen en
meetvoorschriften. Hieruit ontwikkelde praktische meetmethoden en praktische toepassingen
om de meetfouten te beheersen kunnen direct worden ingezet bij andere aspecten binnen de
(ruimte)akoestiek, zoals het meten van spraakoverdracht en speech privacy in open kantoren.
Onder andere wordt een nieuwe benadering ter beoordeling van een ruimte gevonden in het
onderzoek naar ‘ruimte in ruimte’ akoestiek, waarbij door middel van convolutie [13] wordt
gekeken naar de reproductie van opgenomen akoestiek in luisterruimtes zoals geluidstudios,
bioscopen en huiskamers. M.a.w. wat doet de akoestiek van een afluisterruimte (in combinatie
met het luidsprekersysteem) met de akoestiek in een opname die in die ruimte wordt
afgespeeld? Met als voorbeeldvraag: “Wat (of welke geluiddetails) kan ik in deze ruimte
tijdens een college of een lezing nog demonstreren (laten horen)?
Ook op het gebied van bouwakoestische metingen doet de impulsesponsie-meettechniek haar
intrede. In tegenstelling tot de traditionele meetmeethoden waarbij storend achtergrondgeluid
alleen kan worden omzeild door het gebruik van hoge bronniveaus, biedt de impulsesponsie-
meettechniek (d.m.v. deconvolutie) de mogelijkheid om met relatief lage bronniveaus (zelfs
lager dan het stoorgeluid) hoge geluidisolatiewaarden te meten [14], bijvoorbeeld in het geval
van muziekzalen.
Het onderzoek schrijdt voort.
Bronnen
[1] Hak, C.C.J.M., Impulsresponsies en Akoestiek, Bouwfysica 18-3, p12-13, 2007
[2] ISO 3382-1 International Standard ISO/DIS 3382-1:Acoustics Measurement of room
acoustic parameters – Part 1: Performance rooms, International Organization for
Standardization, 2009.
[3] Hak, C.C.J.M., Hak, J., Wenmaekers, R.H.C. INR as an Estimator for the Decay Range of
Room Acoustic Impulse Responses, Proceedings of the 124th AES conference, Amsterdam
2008.
[4] Hak, C.C.J.M., Vertegaal, H., What Exactly is Time Infinity for Acoustical Parameters,
Proceedings of the 16th congress on Sound and Vibration, Krakow, 2009.
[5] Hak, C.C.J.M., Wenmaekers, R.H.C., Hak, J.P.M., Luxemburg, L.C.J. van, The Source
Directivity of a Dodecahedron Sound Source determined by Stepwise Rotation, Proceedings
of Forum Acusticum, Aalborg, 2011.
[6] Hak, C.C.J.M., Wenmaekers, R.H.C., Han, J., Luxemburg, L.C.J. van, Gade, A.C., Sound
Strength Calibration Methods, Proceedings of ICA 2010 Sydney, Australia, 2010.
[7] Hak, C.C.J.M., Bijsterbosch, K.B.A., Room Acoustic Scale Model Measurements using a
Spark Train, Proceedings of the NAG-DAGA 2009, Rotterdam, 2009.
[8] Wenmaekers, R.H.C., Hak, C.C.J.M. , Martin, H.J. , Luxemburg, L.C.J. van, Air
absorption error in room acoustical modeling, Proceedings of the 155th ASA conference,
Paris, 2008.
[9] IEC 60268-16: Sound system equipment - Part 16: Objective rating of speech
intelligibility by speech transmission index, International Electrotechnical Commission, 2003.
[10] ISO 3382-3 International Standard ISO/DIS 3382-3: Acoustics Measurement of room
acoustic parameters – Part 3: Open plan offices, International Organization for
Standardization, 2012.
[11] NVBV Handboek bouwfysische kwaliteit voor kantoren versie 24 juni 2011,
Rijksgebouwendienst, 2011.
[12] Wenmaekers, R.H.C., Hout, N.H.A.M. van, Hak, C.C.J.M., Luxemburg, L.C.J. van, The
effect of Room Acoustics on the Measured Speech Privacy in two typical European Open
Plan Offices, Proceedings of Internoise 2009 Ottawa, Canada, 2009.
[13] Hak, C.C.J.M., The Effect of the Acoustics of Sound Control Rooms on the Perceived
Acoustics of a Live Concert Hall Recording, Proceedings of 11th WSEAS International
Conference on Acoustics & Music 2010, Iasi, Romania, 2010.
[14] Hout, N.H.A.M. van, Hak, C.C.J.M., Slaat, G.E., Gerretsen, E., Measuring Sound
Insulation under Extreme Conditions using Deconvolution Techniques, Proceedings of the
NAG-DAGA 2009, Rotterdam, 2009.