58
GEO-LOGICAL reeks 43 S.J. Kluiving (2009) GEO-LOGICAL reeks 43 ISSN 1872-2350 Plan van Aanpak behoud geologisch monument Groeve Boudewijn en ontwikkeling educatief centrum (gemeente Woensdrecht)

GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

GEO-LOGICAL reeks 43

S.J. Kluiving (2009)

GEO-LOGICAL reeks 43

ISSN 1872-2350

Plan van Aanpak behoud geologisch monument Groeve

Boudewijn en ontwikkeling educatief centrum

(gemeente Woensdrecht)

Page 2: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

2

Colofon:

Rapport nummer: GEO-LOGICAL-reeks 43

Titel: Plan van Aanpak behoud geologisch monument Groeve

Boudewijn en ontwikkeling educatief centrum (gemeente

Woensdrecht) Datum: 8 mei, 2009

Auteur: S.J. Kluiving

Tekstredactie: N. de Kraker-Riemens

Eindredactie: S.J. Kluiving

Versie: Concept (2e versie)

ISSN: 1872-2350

Opdrachtgever: Dienst Landelijk Gebied (DLG)

Contactpersoon opdrachtgever: P.T.M. Buster

Uitvoerder: GEO-LOGICAL aardwetenschappelijk onderzoek & advies,

Delft. Contactpersoon: S.J. Kluiving

Gemeente: Woensdrecht

Plaats: Ossendrecht

Toponiem: Groeve Boudewijn

Coördinaten: 82700/379425 (cc)

Beheer documentatie: GEO-LOGICAL, Molslaan 121, 2611 RK Delft

Afbeelding voorkant: Situatie Geologisch Monument steilrand Groeve Boudewijn,

in 2004

GEO-LOGICAL doet onderzoek op het raakvlak tussen landschap en cultuurhistorie

'Landscape includes everything, natural and human, that makes an area distinctive: geology, landform, soil, plants, wildlife, and patterns of human land use. It can be viewed in different ways, depending on the different natural and cultural values of the observer.'

GEO-LOGICAL Aardwetenschappelijk onderzoek & advies

Molslaan 121 2611 RK Delft

Postadres: Postbus 1039

2600 BA Delft T: 015 - 2624490

M: 06 - 53927697

E: [email protected] www.geo-logical.nl

KvK Haaglanden nr. 27266258

Page 3: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

3

Inhoud

1. Inleiding 4

2. Overzicht van de geschiedenis van beleidsbeslissingen 6

3. Onderzoek en analyse 7

3.1 Geologie 7

3.1.1 Regionaal overzicht 7

3.1.2 Groeve Boudewijn 12

3.2 Conservatie 18

3.2.1 Geodiversiteit 18

3.2.2 Studie naar behoud van de steilrand in

Groeve Boudewijn 20

3.2.3 Bestaande geologische monumenten in Nederland 21

3.3 Cultuurhistorie rond de Brabantse Wal 27

3.3.1 Het Hoge 27

3.3.2 Het Lage 28

3.3.3 Economische ontwikkeling 30

4. Plan van aanpak 32

4.1 Processtappen, eindproduct geologisch monument 33

4.1.1 Aanleg geologisch monument 33

4.1.2 Onderhoud geologisch monument 34

4.1.3 Vormgeving aardkundig monument 35

4.2 Processtappen, eindproduct educatief centrum 36

4.2.1 Locatie educatief centrum 37

4.2.1 Inhoudelijke thematiek van educatief centrum 40

5. Conclusies 43

Referenties 45

Bijlage 1: Topografische kaart locatie steilrand 48

Bijlage 2: Foto rapportage situatie steilrand 2004-2009 50

Bijlage 3: Fragmenten uit English Nature publicaties 54

Page 4: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

4

1. Inleiding

De Dienst Landelijk Gebied te Tilburg, heeft aan GEO-LOGICAL aardwetenschappelijk onderzoek en

advies, de opdracht verleend tot het schrijven van een plan van aanpak, t.a.v. het behoud van het

geologisch monument in de voormalige groeve Boudwijn, gemeente Woensdrecht. De doelstelling

van het project bestaat uit het inventariseren en concreet in kaart brengen van de mogelijkheden tot

een duurzaam behoud van het geologisch monument in samenhang met de mogelijke aanleg van een

educatief centrum in het gebied van de voormalige groeve. Door middel van onderzoek van

verschillende bronnen en communicatie met direct betrokkenen wordt een plan van aanpak geschreven

voor het behoud van een duurzaam geologisch monument in combinatie met de aanleg en

(inhoudelijke) invulling van het nieuw te vormen educatief centrum in de voormalige groeve. In het

PvA zal ook de regionale en mogelijk supra-regionale functie van het educatieve centrum worden

toegelicht.

Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit

is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari 2009 is waargenomen dat sporen van motorcrossfietsen of

mountainbikes kriskras over de steilrand lopen, en tot in de ontsloten bodemprofielen snijden. Naast

de vraag hoe een geologisch monument in de groeve Boudewijn er uit kan komen te zien, dient hierbij

ook de vraag opgeworpen te worden of je de steilwand echt fysiek moet conserveren, of dat men juist

moet voorkomen dat men ongeautoriseerd aan de steilwand kan komen.

Het terrein is momenteel in gebruik als groenvoorziening en heeft een gedeeltelijke toekomstige

bestemming als woongebied voor de woningcoöperatie Vestia. Anno 2009 is de grond waarop het

aardkundig monument is gelegen alsmede het achterliggende bosperceel in eigendom van DLG. Het

groeveterrein zelf is in eigendom van de woningcoöperatie Vestia.

Het onderzoek voor het schrijven van het Plan van Aanpak (PvA) zal bestaan uit het opzoeken,

analyseren en uitwerken van buitenlandse bronnen en binnenlandse referenties en het meten van de

toepasbaarheid van bronnen en referenties voor het plangebied o.a. door middel van communicatie met

experts, bestuurders en leden van verschillende belangengroepen.

Overleg over de inhoudelijke kant van het PvA is gevoerd met Dr. K. Kasse (kwartair geoloog) van de

Vrije Universiteit te Amsterdam. Daarnaast is contact gezocht worden met belangengroeperingen als

de Stichting Vrienden van de Brabantse Wal, de Benegora milieuvereniging, alsmede aardkundige

organisaties. Eveneens heeft overleg over het PvA plaatsgevonden met de vertegenwoordigers van de

gemeente en van de woningcoöperatie Vestia. De bedoeling van deze communicatiefase is dat het Plan

van Aanpak voldoende publiek en politiek draagvlak krijgt.

Ten eerste zal in paragraaf 2 worden samengevat wat in eerdere rapporten en beleidsnota‟s in de

afgelopen zes jaar is geschreven t.a.v. de groeve Boudewijn. Hieruit komt het belang van het behoud

Page 5: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

5

van het aardkundig monument als hoogwaardig recreatief attractiepunt naar voren en tevens de wens

om te komen tot een centraal informatiepunt waar het „verhaal‟ van het landschap van de Brabantse

Wal en het aangrenzende Grenspark in beeld wordt gebracht, waarbij natuur en cultuur centraal staan.

Vervolgens wordt bij paragraaf 3.1 de geologische onderbouwing geleverd die bij de steilrand hoort

in zijn totale ontsluiting, dus inclusief de klei- en zandlagen van het Laagpakket van Tegelen. Daarbij

is ook de geschiedenis van de ontwikkeling van het natuurlijke landschap in de wijdere omgeving

weergegeven zoals dat uit de afzettingen in de steilrand valt af te lezen.

In 3.2 wordt ingegaan op de conservatie van geologische monumenten in de vorm van oude, in

onbruik geraakte groevewanden. Ten eerste wordt de praktijk in Groot-Brittannië besproken waarbij

de geodiversiteit van bepaalde regio‟s wordt uitgelicht ten aanzien van de publieke functie van

geologische monumenten. Ten tweede wordt een aantal bestaande geologische monumenten in

Nederland toegelicht.

In 3.3 wordt een toelichting gegeven op de cultuurhistorie rond de Brabantse Wal om aan te geven dat

de geologie in West-Brabant letterlijk en figuurlijk de basis vormt van de cultuurhistorische

geschiedenis. Hierbij wordt aangegeven hoe oude handelsroutes, vestingwerken, verdronken histories

en zelfs de scheidslijn tussen protestants en katholiek Nederland bepaald worden door de geologische

waarden die o.a. in de groeve Boudewijn zichtbaar zijn.

In paragraaf 4. worden meerdere scenario‟s in het Plan van Aanpak beschreven, waarbij processtappen

in het eindproduct van het geologisch monument worden besproken, , alsmede een tweetal concept

inrichtingsschetsen voor het aardkundig monument. Daarnaast worden alternatieve scenario‟s voor de

locatie en aanleg van een educatief centrum gepresenteerd. Aanvullend worden hoofdlijnen van de

inhoudelijke thematiek van het educatief centrum gepresenteerd. In de conclusies en aanbevelingen

volgt advies m.b.t. het duurzame behoud van de steilrand en advies m.b.t. de aanleg en de inhoudelijke

invulling van het op te richten educatieve centrum. In de bijlage zijn relevante onderzoeksgegevens

opgenomen zoals foto‟s en beschrijvingen van English Nature.

Page 6: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

6

2. Overzicht van de geschiedenis van beleidsbeslissingen

In dit onderdeel is een overzicht opgenomen van de geschiedenis van beleidsbeslissingen met

betrekking tot de Groeve Boudewijn in de periode 2000-2008.

In de Structuurvisie Plus van de gemeente Woensdrecht in 2000 is aangeduid dat er voor het gehele

gebied van de voormalige groeve één integrale herontwikkelingsopgave ligt. In het jaarverslag van de

Gebiedscommissie Brabantse Delta over het jaar 2002 wordt gesteld dat de ontwikkelingen rondom de

groeve Boudewijn een vlucht hebben genomen. Verschillende partijen zien in de groeve een

waardevol cultuurhistorisch monument voor de omgeving en willen deze dan ook behouden. De

partijen die hierbij betrokken zijn, zijn o.a. de gemeente Woensdrecht, Natuurmonumenten en

Benegora. Daarnaast is de provincie in 2002 een haalbaarheidsonderzoek gestart naar de conservering

van de steilwand. Gezien het sterk educatieve karakter van de groeve heeft Benegora door een drietal

studenten een aantal lakprofielen laten maken van de steilwand. In 2003 wordt hier vervolg aan

gegeven door het opstellen van een inrichtingsplan door een andere groep studenten (Jaarverslag

Gebiedscommissie Brabantse Delta, 2002).

In het jaarverslag van de Gebiedscommissie Brabantse Delta over het jaar 2003 staat dat de

ontwikkelingen rondom de groeve Boudewijn verder zijn uitgewerkt. Ook Delta NV is in 2003

aangehaakt, door het infiltratieproject bij de waterwinning. Gezien het sterk educatieve karakter van de

groeve heeft Benegora door een aantal studenten van de IAH Larenstein een inrichtingsplan laten

opstellen voor de groeve. De gemeente Woensdrecht is in 2003 gestart met “de derde man” waarbij

belangstellenden gevraagd werd hun visie over de groeve kenbaar te maken (Jaarverslag

Gebiedscommissie Brabantse Delta, 2003).

Op de website van de Provincie Noord-Brabant (brabant.nl > nieuws) uit 2003 wordt vermeld dat de

ontstaansgeschiedenis in de groeve af te lezen is. Er wordt gesteld dat op de Brabantse Wal vele

groeven in productie zijn geweest, eerst voor de winning van leem voor de baksteenfabricage maar

later ook voor de winning van kalkzand. De groeve Boudewijn was de laatste groeve op de Brabantse

Wal die tot voor kort nog in productie was. Daarom zijn in deze groeve nog de steile ontgravingstaluds

aanwezig. Bij geologen is deze groeve reeds vele jaren zeer bekend vanwege de bijzondere

stratigrafische situatie. De gemeente Woensdrecht en de Provincie realiseren zich dat dit in aardkundig

opzicht een zeer waardevolle plek is die, indien mogelijk, behouden zou moeten blijven. De provincie

Noord-Brabant heeft daarom aan het onderzoeksinstituut GeoDelft opdracht gegeven voor een

haalbaarheidsstudie van een aardkundig monument in de groeve Boudewijn. Onderzocht gaat worden

of het relatief steile ontgravingstalud duurzaam geconserveerd kan worden waarbij de geologische

gelaagdheid goed waarneembaar kan blijven voor het publiek. Indien dit mogelijk blijkt, zal dit

Page 7: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

7

bepalend gaan worden voor de toekomstige plannen voor de groeve en omgeving (provincie Noord-

Brabant, 2003).

Uit de reactie inspraak nota van de Provincie Noord-Brabant waarbij de detailbegrenzing van de

aardkundig waardevolle gebieden uit het streekplan werden behandeld, is het volgende relevante

gegeven opgenomen. Op een vraag van Benegora of de groeve Boudewijn niet als aardkundig

waardevol gebied zou moeten worden opgenomen, staat vermeld: „Groeve Boudewijn voegen wij niet

toe aan het AW-gebied omdat het oorspronkelijke reliëf juist verloren is gegaan. Dit betekent echter

nog steeds dat wij de ontwikkeling van een aardkundig monument ter plaatste van de groevewand

kansrijk achten‟ (Provincie Noord-Brabant, 2004).

Vanuit het Ruimtelijk Ontwikkelingskader dat voor de groeve Boudewijn is opgesteld, wordt gesteld

(Taken Landschapsplanning, 2004): De aanwezigheid van een door de ontgronding achtergebleven

wand, waarin een deel van de ontstaansgeschiedenis van het gebied is af te lezen, is te combineren met

de wens om in deze regio een informatiepunt te realiseren waar de Brabantse Wal centraal in staat. Uit

tot nu toe gepubliceerde beleidstukken vanuit presentatie over structuurvisie plus kunnen vanuit de

doelstelling herontwikkeling de volgende relevante onderdelen worden vastgesteld:

1. Realisatie van een hoogwaardig recreatief attractiepunt -de geologische wand die de opbouw

van de aardlagen zichtbaar maakt, biedt een mogelijkheid om het “verhaal” van de Brabantse

Wal te vertellen, en de realisatie van een centraal informatiepunt over de omgeving (Brabantse

Wal/Landschapspark/Grenspark) en de toeristische mogelijkheden waarbij natuur en cultuur

centraal staan;

2. Mogelijkheden bieden voor dag-en verblijfsrecreatie passend in de omgeving en aansluitend

op het thema De Brabantse Wal/het aardkundig monument;

In 2007 presenteerde de woningcoöperatie Vestia een plan t.a.v. de herontwikkeling van de groeve

Boudewijn. Het programma omvat onder meer naast natuurontwikkeling en het geologisch monument,

de bouw van een hotel/congrescentrum met ca. 100 tot 120 kamers (ter plaatse van het landhuis

Dennenheuvel) en woningbouw in de voormalige groeve.

Tot slot valt de groeve Boudewijn binnen het Natura2000 gebied volgens de Kaart Natura 2000 van

het gebied de Brabantse Wal. Het terrein van de groeve heeft code VR (blauw) op de kaart van het

ontwerpbesluit. Voor het Natura2000 project van de Brabantse Waal is het de bedoeling dat in

september 2009 een concept beheerplan wordt aangeboden aan de Gedeputeerde Staten, waarna in het

najaar van 2009 een ontwerp beheerplan tot stand komt dat de inspraak kan ingaan (de Leeuw &

Buskens 2008).

Page 8: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

8

3.Onderzoek en analyse

3.1 Geologie van de Brabantse Wal

Hieronder volgt eerst een regionaal overzicht van de geologische geschiedenis van de Brabantse Wal,

waarbij de ontstaansgeschiedenis van het gebied wordt samengevat en in een regionaal kader

geplaatst. Voor een meer uitgebreide beschrijving van de verticale opeenvolging van lagen in de

groeve Boudewijn wordt de lezer verwezen naar paragraaf 3.1.2.

3.1.1 Regionaal overzicht

Het gebied van de Brabantse Wal was in eerste instantie zo‟n twee miljoen jaar geleden een flauwe

helling die langzaam afliep naar de zee en waarover zich gedurende de ijstijden vlechtende rivieren

zand en grind afzetten. De Schelde sneed zich van 1 miljoen jaar tot 400.000 jaar geleden in de oude

sedimenten, waardoor een lager gebied ontstond ten westen van de lijn Bergen op Zoom- Antwerpen.

Het water stroomde onderlangs de helling die daardoor steiler werd. Ook aan het eind van de laatste

IJstijd sneed de Schelde zich weer in en werd de wal weer steiler. Het is niet waarschijnlijk dat de zee

de wal heeft afgekalfd. In combinatie met een stijgende aardkorst is zo het „basislandschap‟ van de

Brabantse Wal gevormd (o.a. Koomen et al., 2007).

Figuur 1: De Brabantse Wal (Bron afbeelding: Benegora, 2006)

Page 9: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

9

Figuur 2 Geologisch profiel over De Brabantse Wal. De wal steekt tot bijna 20 meter boven de kustvlakte uit.

(Bron: De Gans, 2006)

Door de geschiedenis heen komen plaatselijk in bouwlanden en akkergronden op de Brabantse Wal

kleiige sedimenten van ongeveer 1,8 miljoen jaar aan de oppervlakte. De kleilagen stammen uit

warmere periodes, toen de zeespiegel steeg en vanuit kreken en getijdegeulen klei en zand werd

afgezet.

Bovenop deze oude sedimenten hebben vlechtende rivieren tijdens de ijstijden tientallen meters dikke

pakketten zand en grind afgezet, net als op andere plaatsen in Zuid-Nederland. In de Roerdalslenk en

op de Peelhorst, ten oosten van de Brabantse Wal, zijn die rivierafzettingen bewaard gebleven in de

ondergrond. Door erosie gedurende vele honderdduizenden jaren zijn deze pakketten zand en grind op

de Brabantse Wal grotendeels verdwenen. In de groeve Boudewijn is een dun grindsnoer te zien aan

de basis van het bovenste pakket zandafzettingen (tegenwoordig anno 2009 niet ontsloten).

Het grindsnoer markeert een erosievlak, en dit vlak vertegenwoordigt de scheidslijn tussen geologisch

Oud & Nieuw in Brabant. Dit grindsnoer is een „polygenetische‟ discontinuïteit welke het verhaal

vertelt van de erosie van een opheffingsgebied. Het grindsnoer vertelt het verhaal van een keur aan

geologische processen, als sedimentatie, opheffing en erosoie die de geschiedenis van de

landschapsvorming in West-Brabant en de wijdere omgeving verklaren over een tijdvak van 1,5

miljoen jaar.

Page 10: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

10

Onder het erosievlak ligt „geologisch Oud‟: de formatie van Tegelen die onder het huidige oppervlak

in noordelijke richting helt waar rond Kladde en Steenbergen de Brabantse Wal ophoudt te bestaan.

Onder het grindsnoer ligt de Tegelen rivierklei en onder de klei komt zeezand voor, voornamelijk

witte zanden met ingeschakelde kleilenzen, die getuigen van een afzetting in zee dicht bij de

toenmalige kust, die toen oostelijk van de Brabantse Wal gelegen was.

Boven het erosievlak ligt „geologisch Jong‟: De afzettingen boven het erosievlak vertegenwoordigen

het jongste complete scenario van landschapsvorming in Zuid-Nederland (jonger dan 20.000 jaar) wat

betreft de dynamiek van wind- en sneeuwsmeltwaterprocessen, afgewisseld met stabiele perioden met

bodemvorming. De windprocessen die optraden tijdens de laatste IJstijd zijn verantwoordelijk voor

afzetting van dekzanden op de Brabantse Wal; op deze dekzanden zijn later door de mens esdekken

aangelegd, die als bouwland worden gebruikt.

Op sommige plaatsen op de Brabantse Wal ligt het esdek direct op de Formatie van Tegelen en

ontbreken de dekzanden totaal (Figuur 5). Dit is een kenmerkend beeld voor een erosielandschap met

de convexiteit van de Brabantse Wal op de overgang van hoog naar laag. Het is een erosielandschap

op de lange tijdschaal en op de geëxponeerde rand van de Wal bleef geen tot weinig dekzand liggen

maar waaide, aangevuld vanuit het dal van de toenmalige Schelde, verder oostwaarts tot op de Wal

waar het een circa vier kilometer brede zuid-noord rivierduingordel vormde die zich uitstrekt van ten

noorden van Bergen op Zoom tot Putte en naar het zuiden op Belgisch grondgebied. Het reliëf van de

dekzanden en met name de rivierduinzanden bepaalt in essentie het uiterlijk van het natuurlijk

landschap van de Brabantse Wal inclusief het Grenspark tot in België. Het zand van de rivierduinen is

droog en onvruchtbaar, vandaar dat heide en bos de typerende begroeiing voor dit landschap zijn.

Er is ook een beeldend verhaal over de geschiedenis van het landschap van Zuid-Nederland te

vertellen bij de missende tijd, samengevat in het dunne grindsnoer! De processen van afzetting,

opheffing en insnijding hebben geleid tot o.a. de hoge aanwezigheid van de Tegelen klei en de positie

en het hoge reliëf van de Brabantse Wal in deze omgeving. Het tijdshiaat is ook zichtbaar naar het

zuidoosten op Vlaams grondgebied, waar de oudere Kempische (tertiaire) klei door diezelfde erosie is

uitgeprepareerd als een (micro-)cuesta. Deze ontstond door een kleilaag die meer weerstand bood aan

erosie, en leidde tot een scherp geprononceerd cuestafront in Vlaanderen o.a. van Waasmunster over

Temse tot Rupelmonde. Een cuesta ontstaat geomorfologisch doordat de gesteentelagen parallel aan de

bedding anders eroderen dan degene die er loodrecht op staan (Figuur 3) .

Het oudste complete scenario op de Brabantse Wal bevindt zich dus onder het erosievlak, de Formatie

van Tegelen is een afzetting die naar het westen te vervolgen is naar en onder het landoppervlak in

Zeeuws-Vlaanderen. Een mooi voorbeeld aan de grens met West-Brabant is dat van de Meester van

der Heijden groeve in Nieuw Namen. Daar liggen strandzanden uit het Plioceen aan de oppervlakte die

verhalen van de warme periode van 1,8 - 5,3 miljoen jaar geleden die bestond voor het begin van het

Page 11: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

11

Kwartair, het ijstijdvak (Figuur 4). De bijzondere geologische positie van de regio van de Brabantse

Wal wordt daarnaast nog regionaal geïllustreerd door het ondiepe voorkomen van de zeer harde

ondoorlatende Boomse Klei die pal ten westen van de Brabantse Wal op 10 tot 20 meter onder de

oppervlakte voorkomt en in het zuiden bij Antwerpen dagzoomt aan het oppervlak. De Boomse Klei is

vaak rijk in de mineralen glauconiet en pyriet, en vaak komen septaria (kalkknollen) voor. De kleilaag

is gevormd in een zee tijdens het begin en midden van het geologisch tijdperk Rupelien (33,9 - 28,4

miljoen jaar geleden, Vroeg-Oligoceen) en is genoemd naar de plaats Boom in Antwerpen.

Figuur 3: Schematische dwarsdoorsnede van drie cuesta's, met in donkere tinten de competentere

(moeilijker erodeerbare) en in lichtere kleuren de recessievere ("zachtere") gesteentelagen. Het figuur

schematiseert de regionale verhoudingen van de Brabantse Wal met de resistente Tegelen klei in rood-bruin

en de oudere Tertiaire kleien in Vlaanderen in bruin, zoals de Boomse Klei.

Noord Brabantse Wal Vlaamse micro-cuesta Zuid

cuesta front

Page 12: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

12

Figuur 4: De Meester van der Heijden groeve, geologisch monument in Nieuw Namen (Zeeland), op zo’n 15

km ten zuidwesten van de Brabantse Wal. Hier ligt het oudste stukje strand van Zeeland. De groeve wordt

tegenwoordig goed onderhouden (Bron foto: Les Images/Paul Paris, www.geosites.nl)

3.1.2 Groeve Boudewijn

De groeve Boudewijn gaf oorspronkelijk (tot in de jaren negentig van de vorige eeuw) een uitstekend

overzicht van de opbouw van de aardlagen en de geologie in het westelijk deel van de provincie

Noord-Brabant. Veel onderzoeksgroepen van universiteiten hebben de groeve bezocht in de decennia

van de vorige eeuw toen de groeve Boudewijn nog in gebruik was voor zandwining t.b.v. de

kalkzandsteenfabricage.

In deze groeve komen aan de basis witte zanden met ingeschakelde kleilagen voor, die behoren tot de

Formatie van Waalre, Laagpakket van Tegelen ( ca. 1.5-2.0 miljoen jaar oud). De zanden en kleilagen

zijn afgezet in een estuarien getijdengebied tijdens een warme periode met een hoge zeespiegelstand.

De kustlijn in die tijd lag enkele tientallen kilometers ten oosten van de groeve Boudewijn. De huidige

hoge ligging van de formatie (circa 18 m + NAP) is een gevolg van latere opheffing van Babant en

België (en daling van West-Nederland, zie ook 3.1.1). Kenmerkend voor deze eenheid is de frequente

afwisseling van zand en klei die een gevolg is van getijdenwerking; de eb- en vloedstroom zetten zand

af, tijdens de getijdenkentering werd klei afgezet.

Page 13: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

13

In het zand komen getijde- of estuariene geulen voor die vergelijkbaar zijn met bijvoorbeeld de

huidige Zeeuwse estuaria, zoals het Haringvliet (figuur 6). De geulen verlanden van zand naar klei

(kleilaag in de groeve die Formatie van Tegelen afsluit) en in de klei komen organische lagen voor.

Analyse van stuifmeel uit de klei geeft een overgang van getijdenafzettingen, van zout/brakke naar

zoete vegetatie aan en dat impliceert een kustnabije positie in de toenmalige zee.

De top van het Laagpakket van Tegelen bestaat uit een dikke, donkergrijze kleilaag, waarin plaatselijk

een venige laag voorkomt, die gevormd is tijdens de definitieve verlanding van het getijdenmilieu.

Zuidelijk van de lijn Ossendrecht-Kalmthout komt de kleilaag in het algemeen niet voor, maar ook

noordelijk van deze lijn is de klei niet overal continu aanwezig. De kleilaag, die vroeger in het gebied

werd ontgonnen ten behoeve van de baksteenfabricage, belemmert de vertikale grondwaterstroming.

De vennen in het gebied buiten de groeve (zoals Grote en Kleine Meer) zijn een gevolg van

waterstagnatie op deze slecht doorlatende kleilaag (naar Kasse 2003).

Figuur 5: Esdek op Fm van Tegelen/Waalre net ten zuiden van de groeve Boudewijn. Zandige

getijdegeulfacies (met kleibrokken) zit stratigrafisch onder de Tegelen klei. Het zand laat grootschalige,

trogvormige scheve gelaagdheid zien die kenmerkend voor getijdegeulen is. Ongeveer 13 m +NAP is de

hoogte van de sectie. (foto nr. 148 collectie K.Kasse, 2001)

Op de klei ligt een grindlaagje (erosie residu), die het Vroeg-Pleistocene Laagpakket van Tegelen

scheidt van de Laat-Pleistocene Formatie van Boxtel, met een tijdshiaat van 1,5 miljoen jaar (!). Het

grind is tot enkele centimeters groot en bestaat vooral uit kwarts en vuursteen ( >90 %). Kenmerkend

Page 14: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

14

is met name de perfecte afronding van het grind in de vorm van eieren en damschijfjes. Dit type grind

is karakteristiek voor Tertiaire (ouder dan 2,5 miljoen jaar) kustnabije zandige afzettingen die ten

zuiden van Brabant aan de oppervlakte komen in Vlaanderen. Deze Tertiaire kustafzettingen werden

in het Vroeg- en Midden Pleistoceen in België geërodeerd en naar het noorden getransporteerd en

afgezet, door voorlopers van de Schelde en haar zijrivieren. In het opgeheven gebied van de Brabantse

Wal is deze „Schelde‟laag later weer grotendeels geërodeerd door kleine beekjes en door de wind

tijdens glaciale (koude) periodes. Met name de fijne fractie (het zand) werd afgevoerd en het

spaarzaam aanwezige grind werd geconcentreerd als een residu aan de top van de kleilaag van het

Laagpakket van Tegelen.

Het bovenste deel van de steilwand (circa 8 meter) vanaf het grindlaagje bestaat uit vrij uniforme

grijze en gele zanden. Dit zijn windafzettingen van de Formatie van Boxtel van het Laagpakket van

Delwijnen uit het eind van de laatste IJstijd (Weichselien) en van het Laagpakket van Kootwijk uit de

huidige warme tijd (Holoceen). Aan de basis van de windafzettingen van de Formatie van Boxtel

bevindt zich plaatselijk een bodem of venige laag (Laag van Usselo) uit de iets warmere Allerød

periode (ruim 11.000 jaar voor heden). Deze Laag of Bodem van Usselo is een veel voorkomende

eenheid in de ondergrond van Nederland en wijst op een korte warme periode van landschappelijke

stabiliteit en afwezigheid van verstuiving (Figuur 6).

Figuur 6 Tijdstabel van het Laatglaciaal en Laat Pleniglaciaal van de laatste IJstijd (Weichselien), de

tijdsperiode waarin de dekzanden van de Formatie van Boxtel zijn afgezet en de laag/bodem van Usselo is

gevormd in het Allerød

Op de Laag van Usselo ligt een dik pakket duinzand („Jong Dekzand II‟) uit de zeer koude Jonge

Dryas periode (ongeveer 11.000-10.000 jaar geleden). Door het kouder en droger wordende klimaat in

die periode werd de vegetatie opengebroken waardoor de verstuiving van zand toenam. Deze Jonge

Page 15: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

15

Dryas zanden vormen een circa vier kilometer brede duingordel boven op de Brabantse Wal. Het zand

accumuleerde in grote paraboolvormen, waaruit we af kunnen leiden dat het zand ingevangen werd in

een vegetatiegordel aan de oostzijde van het duincomplex, en de overheersende windrichting in die tijd

uit het westzuidwesten was. De westzuidwestelijke aanvoerrichting van het zand maakt duidelijk dat

het zand afkomstig is uit het toenmalige Scheldedal, dat ten westen van de steilrand lag in de

ondergrond van het huidige poldergebied. In feite zijn de duinen op de Brabantse Wal dus rivierduinen

van het Laagpakket van Delwijnen, die in het allerlaatste stadium van de laatste ijstijd werden

gevormd (Figuur 7).

Figuur 7: Groeve Boudewijn: Scheefgelaagde afzettingen van een rivierduin, met zand afkomstig van de

Schelde uit de Jonge Dryas, Laagpakket van Delwijnen. Bovenop de windafzettingen een zeer grillige

Holocene podzol t.g.v. preferente waterstroming langs de sedimentaire laagvlakken (Foto nr 2652, collectie

Kees Kasse, VU Amsterdam).

In deze Jonge Dryas rivierduinen hebben zich gedurende het Holoceen (de laatste 10.000 jaar) bodems

ontwikkeld. Op de hogere duinkoppen ontstond een humus-ijzer podzol, terwijl in de lagere

duinkommen veenvorming optrad (van 9050 jaar geleden). Op de plek van het monument zijn twee

Holocene bodems boven elkaar te zien, afgewisseld door stuifzandfasen.

De oudste stuifzandfase is na 5000 jaar voor heden gedateerd, de jongste stuifzandfase is na 1000 jaar

voor heden gedateerd (pers. comm K. Kasse, VU-Amsterdam). In het jongere deel van het Holoceen

(vanaf 1000 jaar voor heden) en met name vanaf de Middeleeuwen zijn de Jonge Dryas rivierduinen

Page 16: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

16

opnieuw verstoven, waarschijnlijk t.g.v. menselijke activiteit (boskap, overbeweiding, plaggen

steken). De hoge rivierduinkoppen werden afgevlakt en het veen werd bedekt door een dik pakket jong

stuifzand van het Laagpakket van Kootwijk (van de Formatie van Boxtel) (Figuur 8).

Figuur 8: Groeve Boudewijn: Stuifzand (Laagpakket van Kootwijk) op getrunceerde podzol op Jong Dekzand II

uit de Jonge Dryas. Het Jong Dekzand zijn eigenlijk rivierduinen van de Schelde opgewaaid uit het lage

polderdeel toen de Schelde van zuid naar noord stroomde onderlangs de voet van de Brabantse Wal) (Foto

nr 1262, collectie Kees Kasse, VU Amsterdam)

De rivierduin- en stuifzandgordel op de Brabantse Wal valt grotendeels samen met de uitgestrekte

naaldbossen en heidevelden die ten oosten van Bergen op Zoom, Hoogerheide en Ossendrecht

voorkomen. De grote dikte van de zandafzetting en de vrij grove korrelgrootte maakten dit zandgebied

weinig geschikt voor akkerbouw vanwege een geringe vruchtbaarheid en vochtvasthoudend vermogen.

Tot circa 1900 bestond dit gebied vooral uit heidevelden en stuifzanden, die later werden aangeplant

met naaldbomen (uit: Kasse 2003).

Page 17: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

17

Huidige situatie

In vergelijking met de oorspronkelijk zichtbare geologische gelaagdheid van de steilrand is

tegenwoordig alleen het gedeelte van de dekzanden en stuifzanden die boven het grindlaagje gelegen

zijn, ontsloten. Het alleronderste deel van het dekzand, de Laag van Usselo, het grindsnoer met het

verhaal van 1,5 miljoen jaar landschapsgeschiedenis, en de Tegelen kleien en zanden liggen

tegenwoordig onder de bodem van de voormalige groeve begraven.

Page 18: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

18

3.2 Conservatie

3.2.1 Geodiversiteit

Als we West-Brabant in een internationaal perspectief vergelijken, neemt deze regio een bijzondere

positie in. West-Brabant is uniek in de internationale regio om de diversiteit in het landschap en zijn

speciale betekenis van de geologie. Dit schept een geodiversiteit („Geodiversity‟) die gedefinieerd kan

worden als de basis van het karakter van West-Brabant (cf. Stace & Larwood, 2006). Geodiversiteit in

West-Brabant omvat de nabijheid van ruim twee miljoen jaar oude afzettingen aan het oppervlak,

naast zeer jonge recente afzettingen uit het Holoceen. De afzettingen weerspiegelen een

afzettingsgeschiedenis van verschillende geologische processen als afzetting in zee tot verlanding in

een kustnabije zone, tot door de wind aangevoerde rivierduinzanden en stuifzanden. Daarnaast heeft

een langdurige periode van rivierprocessen, met name erosie, en tektonische opheffing een grote rol

gespeeld.

Deze processen en afzettingen met hun verscheidene fossielen en mineralen resulteren in verschillende

landvormen, landschappen en bodems. Deze geodiversiteit is een waardevolle omgevingskwaliteit

maar wordt minder vaak als zodanig beschermd en gewaardeerd. Sedimenten worden verbonden met

bodems, habitats en landschappen, en landvormen met geologische processen die zich vandaag de dag

nog afspelen. In de voormalige groeve Boudewijn is deze geodiversiteit in zijn geheel zichtbaar

geweest toen de groeve nog actief was enkele jaren geleden. Tegenwoordig herrinnert alleen het

bovenste deel van de sedimentopeenvolging aan de windprocessen en verschillende perioden van

bodemvorming die sinds de laatste IJstijd tot heden hebben plaatsgevonden. Het onderste deel van de

eens zichtbare groevewand is weer opgevuld.

In het algemeen, als graafactiviteiten in een groeve beeindigd worden, staat de niet-meer-in-gebruik

zijnde groeve, inclusief de bijbehorende geodiversiteit in het aanzicht van een nieuwe opgave.

Bedreigingen als opvulling met grond en/of afval, groevewand instabiliteiten door misbruik of door

ongeautoriseerde recreatie, en mogelijke overspoeling, tasten de profielen aan die inzicht bieden in de

landschappelijke geschiedenis. Voorzichtige en behoedzame restauratie van oude groeven kan grote

voordelen opleveren voor de natuur of voor de recreatie, bijvoorbeeld het herstellen en recreëren van

habitats en het aantrekken van nieuwe soorten, maar kan resulteren in een verlies aan geologische

ontsluitingen.

Page 19: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

19

Figuur 9 Uit: Prosser, C., Murphy, M. and Larwood, J.G. (2006) Geological Conservation: a Guide to Good

Practice.

Gebouwen die gesitueerd zijn in in onbruik geraakte groeven worden soms te dicht bij de

ontsluitingswand geplaatst en beperken daardoor de toegang tot geologische ontsluitingen.

Gezondheid en veiligheidsmaatregelen zullen actieve erosie voorkomen en kunnen leiden tot het

bekleden van de wand met stenen lagen, of netten die de ontsluiting bedekken. Waar dergelijke

stabilisatiemaatregelen actieve erosie kunnen voorkomen, kunnen vegetatie en mossen die zich op de

stenen koloniseren het zicht op de geologische ontsluiting met context wegnemen. Een zorgvuldig

afgestemde ontwikkeling kan daarentegen een adequate ondersteuning bieden voor het onderhouden

van ontsluitingen, inclusief de ontgraving van alternatieve secties (Figuur 9). Het is van belang dat in

plannen voor de voormalige groeve de geodiversiteit benadrukt wordt, een proces dat al enige jaren

heeft plaatsgevonden in de regio (zie 2.).

Bij een professionele aanpak hoort het geven en organiseren van trainingsessies, cursussen en

regionaal onderwijs zoals in het op te richten Educatief Centrum en bij het Geologisch Monument bij

de steilrand. De uitstraling van een EC moet ook het uitbreiden en verdiepen bewerkstelligen van een

vrijwilligersbasis, a.h.w. een vrijwillige geologische beweging. Conservatie van het aardkundig

monument dient hand in hand te gaan met bestuur, onderwijs en communicatie. Het aardkundig

monument dient in de lokale besluitvorming te zijn geregeld, en de fondsen om het conserveringsplan

uit te voeren, dienen te worden veiliggesteld. De Engelse organisatie 'English Nature' heeft een

gidsboek geschreven over de voorbereiding en het totstandkomen van conserveringsplannen (Burek &

Potter 2004, 2005: „Guidance on the preparation of LGAP‟s).

„LGAP‟ staat voor 'Local Geodiversity Action Plan', en al deze plannen delen een gemeenschappelijke

filosofie en benadering ten opzichte van het behoud en de verhoging van de geodiversiteit. Anderzijds

beslaan de plannen ook een 'range' van besluitvormingsprotocollen en kunnen verschillende

benaderingen hebben al naar gelang de prioriteiten van de partnerorganisaties. „LGAP‟ heeft in

Engeland gezorgd voor een nieuwe impuls voor het behoud van geodiversiteit, en heeft bewezen een

Page 20: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

20

succesvolle route te zijn om meer middelen te verzamelen afkomstig van een variatie aan bronnen en

sponsoren (Burek & Potter 2004, 2005; English Nature, 2004; Stace & Larwood, 2006).

De betekenis van geologie en landvormen is gelegen in hoe geologie bodems en oppervlakte habitats

en soorten vastlegt, en hoe menselijke activiteit deze elementen heeft samengevoegd en zo het

karakteristieke landschap heeft doen ontstaan. In veel delen van Nederland hebben de sporen van

menselijke activiteit vaak de bovenhand, maar juist bij de Brabantse Wal is de geologie heel bepalend

voor het landschap. Prioriteiten voor de mogelijkheden om deze geodiversiteit in West-Brabant te

behouden zijn:

• Integratie van kenmerken van geodiversiteit bewerkstelligen door een landschappelijke

benadering. Door een meer geïntegreerde aanpak met biologie („biodiversity‟) en hydrologie

(zoals kwelwater van het Hoge naar het Lage) komt de diversiteit van de geologie meer tot

zijn recht.

• Het behouden van geodiversiteit in beschermde gebieden (Natura2000, Grenspark)

• Maken van de juiste beleidsafwegingen die gebaseerd zijn op verantwoorde kennisgegevens.

• Het vaststellen van duidelijke prestatie indicatoren

• Het bereiken van publieke ondersteuning en publieksparticipatie.

3.2.2 Studie naar behoud van de steilrand in Groeve Boudewijn

Onderzoek van GeoDelft in 2004 heeft uitgewezen dat behoud van de voormalige groevewand

technisch mogelijk is. De optie „natuurlijk talud‟ is de goedkoopste, waarbij aangemerkt is dat de

veilige hellingshoek (slechts) ca. 30 graden is. Het is de verwachting dat na een berekening met lokale

meetwaarden deze hellingshoek nog vergroot kan worden (GeoDellft, 2004, p. 24). Andere opties,

zoals injecteren met waterglas blijken zeer kostbaar te zijn (wegens kostprijs materiaal), en bovendien

is de zichtbaarheid van geologische gelaagdheid met die conservering niet optimaal. De optie

GeoCement biedt de goedkoopste mogelijkheid bij injecteren en preserveren van de wand: bij de

injectie van een ongetrapt talud met een hellingshoek op 90 graden bedragen die kosten maximaal

€ 429.000 en minimaal € 88.000 voor de injectie van een (smal) pad diagonaal over het natuurlijke

talud (GeoDelft, 2004). Alle genoemde prijzen zijn van het prijsniveau uit 2004. Variatie van de

hellingshoek van de geïnjecteerde wand en het opdelen van het talud in twee secties, alsmede het

aanleggen van een pad, geven meerdere oplossingen die tussen de minimale en maximale prijs

uitkomen. Maar ook bij deze techniek is de zichtbaarheid van geologische lagen niet optimaal

(GeoDelft, 2004).

Bij het afwegen en inschatten van de kosten voor de optie natuurlijk talud worden als voordelen

opgevoerd: a) een relatief eenvoudige constructie, en een natuurlijke aanblik van het monument. Als

nadelen worden genoemd dat het talud flauw is waardoor het niet zo spectaculair overkomt, en b) dat

Page 21: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

21

er relatief veel onderhoud in de vorm van afscheppen van de wand nodig is waardoor de wand

langzaam achteruit „wandelt‟. Verder wordt nog aangegeven dat een drainageconstructie niet per se

nodig is, maar wellicht wel beter voor de stabiliteit van het talud boven de kleilaag van Tegelen (bij

één wand ontsluiting). Er wordt een vervolgstudie voorgesteld die uitgaat van lokale parameters om

een steilere hellingshoek te kunnen berekenen waaronder het natuurlijk talud kan worden afgegraven.

Voor het aanvullend grondonderzoek wordt een bedrag van € 10.000 tot € 30.000 ingeschat,

afhankelijk van hoeveel proeven er nodig zijn (prijsniveau 2004). Het bijkomende voordeel van de

aanleg van een natuurlijk talud is dat t.o.v. niets doen de overstorte lagen die het huidige profiel ten

dele bedekken, verdwijnen.

Aanlegkosten worden berekend op basis van de kosten van grondverzet, uitgaande van de huur van

een graafmachine van € 600 per dag, ingeschatte kosten € 6.000 tot € 12.000.

Onderhoudskosten worden geschat op het opnieuw afgraven van de wand elke 3-4 jaar met enkele

dagen werk voor een aannemer, waarbij de afgraafkosten op enkele duizenden euro‟s ingeschat

worden (GeoDelft, 2004).

3.2.3 Bestaande geologische monumenten in Nederland

In Nederland bestaat inmiddels een groeiend aantal aardkundige monumenten, variërend van

landvormen tot geologische ontsluitingen (Verbers, 2005). Van deze laatste categorie worden

hieronder een aantal geologische monumenten kort besproken met als doel om als referentie te dienen

hoe een geologisch monument in de groeve Boudewijn er straks uit kan komen te zien.

Kwintelooien

In de voormalige groeve is na de ontzanding een deel van het terrein beplant met bos. Een enkele

wand is met opzet niet bebost, ligt in het midden van het terrein en wordt als geologisch monument in

stand gehouden. Hier zijn als de begroeiing niet in de weg zit door het landijs opgestuwde en

scheefgestelde rivierafzettingen te zien. In deze wanden vindt als gevolg van afkalving door regen en

recreatie „moderne‟erosievormen plaats, met steilwanden, geulen en zandwaaiers als moderne

analogen voor geologische processen (Figuur 10).

Page 22: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

22

Figuur 10 Het aardkundig monument in het centrale deel van de voormalige groeve Kwintelooien (bron:

http://www.geosites.nl, foto; Paul Paris, Les Images)

Plantage Willem III

Het aardkundig monument Plantage Willem III is een smeltwaterdal op de Utrechtse Heuvelrug uit de

voorlaatste IJstijd, het Saalien. De sedimentaire structuren van het smeltwaterdal zijn „onbedoeld‟, bij

toeval weergegeven in de pilaren van een onlangs aangelegd ecoduct. Bij de constructie van het

ecoduct werd in voorgeboorde gaten een beton/cementmengsel gegoten om als pilaar/ondersteuning te

dienen van het ecoduct. Als het cement/betonmengsel zich verhardt, kleven de omliggende

sedimenten vast aan de buitenkant. Als het ecoduct uiteindelijk uitgegraven/uitgespoten wordt, blijven

de pilaren staan met daaraan „vastgeplakt‟ de doorboorde afzettingen met daarin de originele sediment

structuur, hier van fluvioglaciale afzettingen, behouden. Het effect van de met smeltwaterafzettingen

bedekte palen, in twee rijen met elk tien palen, doet spectaculair aan en laat zich enigszins vergelijken

met lakprofielen (Figuur 11).

Page 23: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

23

Figuur 11 Met smeltwaterafzettingen bedekte palen van het ecoduct in het aardkundig monument Plantage

Willem III. (bron foto’s: R. van Balen (boven), Sedimentologische Kring KNGMG (onder)

Page 24: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

24

Nieuw Namen

In de Meester van der Heijden groeve in Nieuw Namen ten zuidwesten van de Brabantse Wal is een

geologisch monument permanent ontsloten.. Hier komen lagen voor die in de geologische tijd gezien

onder de onderste afzettingen van de groeve Boudewijn voorkomen. Daar liggen strandzanden uit het

Plioceen ontsloten die verhalen van de warme periode van 1,8 - 5,3 miljoen jaar geleden die bestond

voor het begin van het Kwartair, het ijstijdvak (Figuur 12).

Figuur 12 De Meester van der Heijden groeve in Nieuw Namen (Bron foto: Les Images/Paul Paris,

www.geosites.nl)

Donderen

In de provincie Drenthe is men bezig met het proces om een geologisch monument op te richten nabij

de plaats Donderen, gemeente Vries. In deze plaats aan de rand van een akker is een vier meter hoge

steilwand te zien met afzettingen uit de laatste drie ijstijden: dekzand (Weichselien) op

keileem/keizand(Saalien) op fijn mica zand (Elsterien; Verbers, 2005). De laatste jaren raakt de

steilrand in verval. Op dit moment zijn de terreineigenaar, de gemeente en de Provincie Drenthe in een

proces om beheersafspraken te maken en om deze locatie als een volwaardig aardkundig monument te

benoemen. Het aardkundig monument staat bekend als: „Drie ijstijden op elkaar in Donderen‟ (pers.

comm. G. Koopman, 2009) (Figuur 13).

Page 25: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

25

Figuur 13: Drie ijstijden op elkaar in Donderen. Dekzand op keileem op Peelo-zand (Bron foto: Verbers, 2005;

foto: G. Koopman).

Zuid-Limburg

In Zuid-Limburg bestaan meerdere groeven die als aardkundig monument aangemerkt zijn, zoals

bijvoorbeeld de Heimansgroeve (figuur 14). Deze zullen hier niet als voorbeeld weergegeven worden,

aangezien de aard van de ontsloten geologische gelaagdheid uit vast gesteente bestaat, waardoor een

andere vorm van conservering ten opzichte van „zachte‟ sedimenten geboden is. Een ander voorbeeld

is de noordelijke dalwand van de Geul tussen Schin op Geul en Valkenburg, waarin in het verleden

reeds kalksteenwining plaatsvond. Door het afzetten van hakhout en het vellen van bomen bij de

groeverand is de zichtbaarheid van de groeve hersteld. Ook zijn stort en puin afgegraven en

verwijderd, en is een informatiepaneel geplaatst. De realisatie van het monument, is door een groot

aantal organisaties bekostigd: Stichting Instandhouding Kleine Landschapselementen in Limburg

Page 26: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

26

(IKL), provincie Limburg, NITG-TNO, ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en

eigenaren. Het toekosmtige periodieke onderhoud aan de groevewand, om de ontsluiting goed

zichtbaar te krijgen, is uitgevoerd door het IKL en de grondeigenaar, in dit geval Natuurmonumenten

(Baas & Jacobs, 2001).

Figuur 14: Heimansgroeve Zuid-Limburg ontsluit Carboon gesteente die zo'n 330 miljoen jaar geleden zijn

ontstaan (Bron foto: www.geosites.nl, foto Bas Kuiper)

Gelderland

In de provincie Gelderland is een jarenlange discussie gaande rondom de voormalige groeve de

Goudsberg in de gemeente Ede. De groeve is voor een groot deel in eigendom van het Geldersch

Landschap, die daar op de korte en lange termijn natuurontwikkelingsplannen heeft. In de

beleidsnota‟s van de afgelopen decennia is steeds de aardkundige waarde van ontsluitingen in de

groeve de Goudsberg benadrukt (pers. comm. W. van Plateringen, Gemeente Ede, 2009). In de groeve,

die tegenwoordig afgedekt is, zijn stuwingsstructuren van de ijskap te zien waarbij oude

rivierafzettingen in schubben en dekbladen op elkaar gestapeld zijn.

Page 27: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

27

3.3 Cultuurhistorie rond de Brabante Wal

De cultuurhistorische geschiedenis rond de Brabantse Wal is onlosmakelijk verbonden met het

natuurlijke landschap, zoals met de reliëfverschillen, de zeespiegelstijging, de indeling in twee

landschappen, de verschillende bodemtypen en de natuurlijke grondstoffen. Vanwege die relatie en op

basis van de voorgenomen plannen t.a.v. het geologisch monument en met name de inhoudelijke

invulling van het op te richten educatief centrum, is het relevant om de cultuurhistorische kenmerken

van het gebied dat met de Brabantse Wal wordt aangeduid, hier weer te geven. Onderstaande tekst is

bewerkt uit de Belvedere-publicatie „de West-Brabantse Delta: een Verdonken Landschap vormgeven‟

(Kluiving et al., 2006).

In het gebied van de Brabantse Wal zijn twee deellandschappen te onderscheiden, te weten het Hoge

en het Lage (fig. 15). Deze indeling in twee landschappen is met name ingegeven om grotere

verbanden te leggen die structurerend zijn voor het historisch gegroeide landschap. De noordgrens van

het Hoge loopt ruwweg vanaf Terheijden even ten zuiden van de Mark en de Dintel tot aan Oud-

Gastel. Vandaar zuidwaarts tot aan de grens met Roosendaal. Vervolgens westwaarts langs de

zuidelijke gemeentegrens van Steenbergen tot aan De Kladde bij Halsteren. Vandaar gaat het

zuidwaarts naar het Zoommeer en dan verder naar Ossendrecht en Zandvliet. Binnen deze twee

landschappen, maar voornamelijk in het Lage, komen verdronken oorden, als dorpen, kastelen,

kloosters, moerdijken, steden, rivieren en kapellen voor (figuur 15). De ruimtelijke structuur en

landschappelijke kenmerken van de twee landschappen alsmede de economische ontwikkelingen in

het verleden laten zich verder als volgt omschrijven en karakteriseren.

3.3.1 Het Hoge

De hoger gelegen zandgronden van westelijk Noord-Brabant vormen een licht golvend landschap, tot

twee miljoen jaar oud, dat zwak afhelt in noordelijke richting. Van bij Klutsdorp zuidwaarts langs

Bergen op Zoom tot Zandvliet vormt een steile en markante helling de oostelijke overgang naar de

lage poldergronden en onbedijkte gorzen van de Zuidwestelijke Delta. Een groot reliëfverschil over

een korte afstand leidt hier tot een sterke landschappelijke gradiënt (= verloop) in grondsoorten,

vegetatie en hydrologie.

Langs de noordrand vertonen de hogere zandgronden op verschillende plaatsen door hoog-laag

verschillen duidelijk de kenmerken van de overgang naar het relatief jonge zeekleigebied van het

Lage. De landschappelijke gradiënt in het landschap is soms nauwelijks merkbaar, maar wel degelijk

aanwezig, gezien het verschil in bijvoorbeeld bodems, grondgebruik en huidige infrastructuur.

De afwatering is gericht op het noorden en wordt verzorgd door een groot aantal gekanaliseerde

beekjes en kunstmatige waterlopen. Wie goed zoekt, vindt nog stukjes meanderende beek.

Page 28: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

28

Opvallend zijn de grote gesloten boscomplexen met enkele vennen en restanten van heidevelden,

aangevuld met veel kleine bospercelen. Over het algemeen overheerst de akkerbouw, maar

nadrukkelijk vermengd met weilanden en boomkwekerijen. Langs de noordrand van het gebied is het

aandeel weiland groter. De verkaveling wordt gekenmerkt door een onregelmatige groepering van

grote blokken in een los verband. Bij deze cultuurhistorische kenmerken valt een directe relatie te

leggen met het zand van de onderliggende rivierduinafzettingen.

Naast enkele grotere (stedelijke) kernen vindt men in dit gebied zowel kerndorpen, straatdorpen als

verspreid liggende boerderijen. De oorspronkelijke lintbebouwing langs traag kronkelende wegen op

het zand is op de meeste plaatsen nog goed herkenbaar, maar vaak gevat in uitgestrekte complexen

nieuwbouwwoningen zonder regiospecifieke structuur of vormgeving. Met name in de oude bebouwde

kommen heeft het lokale wegennet het eertijds zo kenmerkende bochtige karakter bewaard. Verder

wordt het gebied doorsneden door enkele spoor- en autosnelwegen.

3.3.2 Het Lage

Aan de zuid- en oostkant van het Lage duiken de Brabantse zandgronden weg onder het veen en de

getijdenafzettingen van de Zuidwestelijke Delta. Op verschillende plaatsen steken de hogere koppen

van het golvende zandlandschap door de veen- en kleilagen heen. Op die plaatsen heeft zich de

eeuwen door de bewoning gehandhaafd en konden zich kerndorpen en stedelijke nederzettingen

ontwikkelen.

In dit vlakke gebied bepalen de dijken de meest markante hoogteverschillen. Afgezien van enkele rest-

kreken wordt de afwatering gedomineerd door rechtlijnige polder- en kavelsloten. Enkele kreken,

rivieren en kanalen zijn bevaarbaar voor grotere schepen. Verder wordt het gebied doorsneden door

enkele spoor- en autosnelwegen.

Het nederzettingspatroon bestaat uit een afwisseling van grote kerndorpen, enkele gehuchten en

verspreid liggende boerderijen langs de dijken en polderwegen. In het gebied bevinden zich enkele

verdedigingswerken, met als bekroning de vesting Willemstad. In het gebied, dat tijdens de

Tachtigjarige Oorlog of zelfs al veel eerder langere tijd onder water heeft gestaan, zijn veel

verdedigingswerken opgeworpen. Zij vormden een onderdeel van verschillende verdedigingslinies

(ook met militaire inundaties gekoppeld aan de strategie), die Bergen op Zoom, Steenbergen,

Willemstad, Zevenbergen, Breda en andere bolwerken en versterkte steden met elkaar verbonden.

Bij het winnen van nieuw land werd rekening gehouden met de ligging van deze verdedigingslinies en

bolwerken.Op veel plaatsen wordt de bedijkingsgeschiedenis van het gebied inzichtelijk door het

verloop van de natte en droge infrastructuur, zoals T-splitsingen van dijken. Op andere plaatsen zijn

sporen van nog oudere fossiele getijdegeulsystemen en kustlijnen in het Lage terug te vinden.

Page 29: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

29

Figuur 15 Westelijk Noord-Brabant (West-Brabant) met de ligging van het Lage en het Hoge alsmede de

vermeende ligging van verdronken oorden, als dorpen, kastelen, kloosters, moerdijken, steden, rivieren en

kapellen (bron: Kluiving et al., 2006).

De verkaveling is grootschalig en veelal rechthoekig. Poldersloten en ontsluitingswegen begrenzen de

kavels. Akkerbouw overheerst. In de omgeving van Moerdijk bevinden zich niet alleen een

omvangrijk industriegebied en een indrukwekkende infrastructuur van wegen en spoorlijnen, maar

treft men ook nog opmerkelijke restanten van een middeleeuws cultuurlandschap aan. Langs noord- en

westrand van het gebied is op meerdere plaatsen ruimte gelaten voor de natuur en ruimte gemaakt voor

natuurontwikkeling. Een deel van de waterlopen in het Lage heeft (nog) een natuurlijke oorsprong en

dientengevolge een kronkelend beloop.

Page 30: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

30

3.3.3 Economische ontwikkeling

De oude afzettingen van het Hoge bevatten kleilagen die van oudsher op grote schaal zijn gebruikt

door de pottenbakkerijen in Bergen op Zoom en de steenbakkerijen in onder andere Halsteren,

Ossendrecht en Woensdrecht. Op het Hoge kwamen tot na de Middeleeuwen uitgestrekte veen-

gebieden voor. In het Lage waren die zelfs alles overheersend. In de Middeleeuwen is het veen in

ontginning genomen, eerst om er op te boeren en later om er turf te steken voor de stedelijke

afzetmarkten, aanvankelijk die van Vlaanderen en Antwerpen en later ook van Holland (moernering).

In het veen van het Hoge ging de turfwinning verder tot 1743.

In het Lage werd de veenexploitatie beïnvloed doordat de zee vanuit het westen via getijdenkreken

geleidelijk aan steeds dieper het gebied binnendrong. Het verzilte veen werd op grote schaal vergraven

en ook gebruikt als grondstof voor de productie van zout (selnering; sel = sal = zout). Grote delen van

het veengebied verdronken, met inbegrip van boerderijen, kastelen en dorpen. Veel bewoners over-

leefden evenmin. De resten van het veen verziltten wederom en werden evenals de verdronken oorden

afgedekt met een kleipakket waarvan de dikte van plaats tot plaats verschilt.

Als de kleigronden hoog waren opgeslibd, werden ze bedijkt en in gebruik genomen als akkerland.

Oude kreken werden daarbij vaak afgedamd en bleven als kronkelende waterlopen in het landschap

achter. Vroeger waren die kreken van belang voor de waterberging, nu vooral als natuurgebied.

Tegenwoordig worden deze en andere gebieden (weer) aangewezen voor waterberging i.v.m. de

verwachte klimaatsverandering en zeespiegelstijging. Niet alle bedijkingen bleken tijdens storm

bestand tegen het geweld van het water. Als een dijkbreuk niet snel kon worden gedicht, verdronk het

land opnieuw, samen met de boerderijen en de dorpen. Als de herdijking lang op zich liet wachten,

verdwenen de verdronken dorpen onder een dik pakket zeeklei. In sommige gevallen kenden de

oorden ook nog een bewoningsfase na de overstromingen.

Vanouds maakt het internationale handelsverkeer gebruik van de kustwateren van westelijk Noord-

Brabant, maar het is de bewoners niet gelukt daar veel voordeel uit te trekken. Tegenwoordig ligt het

gebied in de verbindingsas tussen Antwerpen en Rotterdam met de corridorfunctie die het gebied heeft

in de Westeuropese context van uitwisseling van goederen. Thans gaat het grote waterverkeer over het

Schelde-Rijnkanaal, het wegverkeer over de autowegen Antwerpen - Rotterdam en gaan allerlei

gassen en vloeistoffen door de pijpleidingstraat Antwerpen - Moerdijk - Rotterdam. Binnenkort komt

de HSL in gebruik met misschien een stopplaats in Breda, en wordt de A4 doorgetrokken tussen

Steenbergen en Bergen op Zoom.

Het gebied voorzag vroeger de steden in een ruime omgeving van hoogwaardige grondstoffen als klei,

turf, zout en graan. Een typisch product van de kleipolders was tot in de negentiende eeuw de meekrap

(voor kleurstofwinning). Namen als “Stoof” herinneren er nog aan. Daarna schakelde men over op

Page 31: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

31

suikerbieten. Voor de verwerking daarvan werden vele suikerfabrieken gebouwd, waarvan er nu nog

twee in werking zijn.

De goederenuitwisseling verliep via een aantal havenstadjes aan vaarbare waterwegen. Gegraven

water als trekvaarten (met trekpaden) en turfvaarten sluiten in het Lage aan op rivieren en/of

getijdengeulen. Bij vaarbare waterwegen trof men ook de verzorgende functies aan. Het was

eeuwenlang niet alleen een rijk maar ook een omstreden gebied. Vestigingwerken, schansen en heuse

linies tonen de tegengestelde belangen van verschillende invloedssferen.

Page 32: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

32

4. Plan van aanpak

Volgens het geschetste beleidskader voor de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied in en om de

voormalige groeve Boudewijn wordt gesteld dat de gemeente bij de beoordeling van een

herontwikkelingsplan op de volgende punten zal letten dat: a) herontwikkeling het totale plangebied

zal omvatten, b) realisatie en beheer van alle onderdelen gewaarborgd zijn, c) evenwicht moet bestaan

tussen belangen op het gebied van water, natuur, verstedelijking en economie, d) geprojecteerde

plandelen zich binnen de daarvoor aangewezen zones bevinden en in aanvaardbare concentraties,

omvang of dichtheden gepland zijn, e) door planinitiatiefnemer de financieel economische

haalbaarheid moet worden aangetoond. Op basis van deze voorwaarden kan tussen initiatiefnemer en

gemeente een projectplan worden opgesteld (Taken Landschapsplanning, 2004).

Het plan van aanpak zoals in dit document gepresenteerd, moet aansluiten met de geformuleerde

aandachtspunten voor de herontwikkeling van de groeve Boudewijn, waarbij als doel wordt gesteld

om partners te zoeken voor de conservering van de steilwand, en dat er bestuurlijk-financieel

draagvlak zeker gesteld dient te worden aangaande het educatieve centrum. Potentiële partners voor

conservering, naast DLG zijn: de gemeente Woensdrecht, Vestia, Provincie Noord-Brabant,

Natuurmonumenten, en het Grenspark. Daarnaast dienen belangenorganisaties als Benegora, Stichting

Vrienden van de Brabantse Wal en Namiro betrokken te worden.

Het plan van aanpak dient zoals eerder geformuleerd, te passen in een gewenst eindbeeld waarbij

toegewerkt wordt naar een model van één of meerdere van de volgende keuzemogelijkheden: een

dagrecreatieve trekker passend in het thema Brabantse Wal/aardkundig monument, een Aardkundig

monument –uitzichttoren –bezoekerscentrum/educatief centrum, en een Hotel/Congrescentrum op de

locatie Dennenheuvel.

Het is de bedoeling dat vanuit een plan van aanpak de StructuurvisiePlus kan worden aangehaald en

dat er sprake is van een herontwikkelingsopgave met de drie keuzemogelijkheden in één

herontwikkelingsslag: één concept waarbinnen niet-exploitabele onderdelen ook meegenomen worden.

Hieruit volgt het opstellen van het ruimtelijk ontwikkelingskader, en daaropvolgend het optuigen van

het herontwikkelingstraject, inclusief planning procedures en uitvoeringsonderdelen.

Page 33: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

33

4.1 Processtappen: eindproduct geologisch monument

Na het vaststellen van de aardkundige, ecologische en cultuurhistorische waarden van het gebied van

de Brabantse Wal, worden hieronder puntsgewijs plannen en voorstellen gepresenteerd t.a.v. de

steilrand en het educatief centrum. Bij de presentatie van de voorstellen voor de aanleg, conservering

en vormgeving van het geologisch monument, alsmede de locatie van het educatief centrum zijn ook

de ervaringen van conservering en geodiversiteit in Nederland en Engeland meegenomen. Opties tot

stabiliseren en conserveren van de wand met waterglas of GeoCement zoals onderzocht, worden als

niet wenselijk beschouwd gezien de relatief hoge kosten en de uiteindelijk niet optimale zichtbaarheid

van de geologische gelaagdheid (GeoDelft, 2004). Uit het rapport van Geo-Delft wordt de optie

natuurlijk talud als meest wenselijk beschouwd.

4.1.1 Aanleg geologisch monument

1. Reprofiling (opnieuw afsteken) van de wand van de ontsluiting en tweejaarlijks onderhoud in

de volle natuur. Bij het opnieuw afsteken van de wand dient ook de ontsluiting van het klei en

zand van de Formatie van Tegelen opnieuw afgestoken te worden (zie ook 3.1). In combinatie

met hekwerk boven en onder de voormalige groevewand zal een beheerder moeten worden

aangesteld die de wand periodiek onderhoudt, „schoon houdt‟ en vegetatie weghaalt (zie

4.1.2).

2. De huidige steilwand dient dieper uitgegraven te worden op een verticale schaal van enkele

meters, om het onderste deel van de Formatie van Boxtel te ontsluiten, inclusief de Laag van

Usselo en het grindsnoertje dat aan de basis van de Boxtel Formatie en aan de top van de klei

van de Tegelen Formatie is gelegen.

3. Daarnaast dient ten noorden van de steilwand aangrenzend een diepere put te worden

uitgegraven waarin de klei van de Tegelen Formatie wordt ontsloten. Indien grondtechnisch

mogelijk, en dit zou met een eenvoudig booronderzoek kunnen worden uitgezocht, dient de

bodem van de kleiafgraving ook de zandige Tegelen Formatie te ontsluiten (zie figuur 5).

4. Neem na het reprofilen aaneensluitende lakprofielen (1 x 2 meter) op van de gehele

groevewand, van de top van de sedimentsequentie in de eolische zanden van de Formatie van

Kootwijk tot de basis in de mariene, kustnabije kleien en zanden van de Formatie van Tegelen.

Deze lakprofielen dienen als exhibitie materiaal in het educatief centrum geplaatst te worden

en/of verwerkt te worden in de vormgeving van het geologisch monument. Onderzocht dient

te worden of naast deze ook de lakprofielen die in 2003 door Benegora zijn genomen, in het

centrum gepresenteerd kunnen worden.

Page 34: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

34

5. Bouw een huis/educatief centrum tegen de steilrand aan, en verdiep de bouwput tot in de

Formatie van Tegelen, en hou een een steilwand „indoor‟ of „semi-indoor „ in stand en zorg

vanuit die situatie voor het onderhoud zoals beschreven onder 1. In combinatie met hekwerk

erboven en eronder. Naar verwachting zal de mate van periodiek onderhoud minder intensief

zijn als de steilwand („semi-„)‟indoor‟ gehouden kan worden.

6. Bouw een brandwachttoren/observatietoren, die zijn basis bij voorkeur heeft op het erosievlak

dat een tijdsgat in de landschapsvorming heeft. Dit gegeven kan uitgewerkt worden in de

inhoudelijke thematiek van het educatief centrum. De toren biedt uitzicht op het laaggelegen

Zeeland, en accentueert daarmee het hoogteverschil met de Brabantse Wal. Een alternatieve

locatie van de uitkijktoren zou boven op het monument zijn.

7. Voor de aanleg van het aardkundig monument dient in overweging genomen te worden, om

rond de steilwand en de diepere put van de kleiafgraving de bodem van de groeve vlakmatig

horizontaal af te graven tot op het niveau van het grindsnoertje. Het grindsnoertje geeft het

erosievlak aan waarin 1,5 miljoen jaren geologische geschiedenis verborgen zit. Dit vlak is bij

uitstek geschikt om in het monument de relatie te leggen tussen de „jonge‟geologische en

bodemkundige gelaagdheid in de steilwand en de „oude‟ geologische gelaagdheid van de

diepe put. Bij deze optie kan een evt. nieuw te bouwen Educatief Centrum op de locatie van

het monument, op het niveau van het tijdsvlak van de missende 1,5 miljoen jaar geschiedenis

gebouwd worden.

4.1.2 Onderhoud geologisch monument

1. Er dient een een zg. „local ownership‟ van het geologisch/aardkundig monument gestimuleerd

te worden, waarbij telkens de elementen van de geodiversiteit van het monument benadrukt

worden (zie 3.2.1). De plannen kunnen een 'range' van besluitvormingsprotocollen omvatten

en kunnen verschillende benaderingen hebben al naar gelang de prioriteiten van de

partnerorganisaties.

2. In het ideale geval sluit de eigenaar (in het huidige geval DLG) voor de periodieke

conservering een contract met één of meerdere van de regionale organisaties zoals Benegora,

Brabants Landschap, Grenspark, Namiro, Natuurmonumenten, en Vrienden van de Brabantse

Wal. Wanneer het Educatief Centrum op de locatie van het geologisch monument wordt

ontwikkeld, scenario BWEC 1 (zie 4.2.1), dient ook de medewerker van het Educatief

Centrum bij de conservering betrokken worden.

3. Betrek regionale scholen voor het voortgezet onderwijs bij het onderhoud van het geologisch

monument in het kader van de maatschappelijke stage die vanaf het schooljaar 2009-2010

voor elke scholier verplicht is. Op 1 of 2 dagen per jaar kan een groepje scholieren o.l.v. een

Page 35: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

35

regionale deskundige (afkomstig van één van de betrokken organisaties) werkzaamheden

verrichten die de toegankelijkheid, zichtbaarheid en uiterlijke staat van het monument

bijhouden. Hierbij moet gedacht worden aan werkzaamheden als het schoonhouden van de

wand, evt. het opnieuw afsteken van (gedeelten) van het profiel, evt. weghalen van vegetatie,

en het verwijderen van vuilnis. Het is van belang dat aan de werkzaamheden van de

maatschappelijke stage ook een educatieve component wordt ingevuld, waarbij de

geschiedenis van het landschap wordt uitgelegd aan de hand van het profiel. Bij de

geschiedenis van het landschap dient de ruimste omschrijving geïnterpreteerd te worden, van

de puur aardkundige waarde van het monument tot de wijdere, regionale betekenis voor de

geologie, de ecologische en biologische waarde, het kwelwater, de cultuurhistorische waarde,

het verdronken landschap, en de overgang van het het hoge oude zand naar de lage jonge klei,

die tegelijkertijd van oudsher de scheidslijn tussen katholiek en protestants Nederland is. Als

het educatieve centrum gerealiseerd is, kan de educatieve component van deze stage ook in het

EC plaatsvinden.

4.1.3 Vormgeving aardkundig monument

1. Glaswand in het landschap: Het voorstel toont een glaswand met uitleg over de aardlagen,

waardoorheen je de echte omgeving met het echte monument kunt zien. De glaswand heeft

een hoogte vanaf de bodem van de groeve tot aan de top van de steilrand en staat gefundeerd

in de ondergrond. Glaswand vormt een afscheiding van de steilrand, aanvullende

voorzieningen aan de randen moeten daarbij nog gerealiseerd worden, evenals mogelijkheden

voor informatiepanelen in de glaswanden (Figuur 16).

Figuur 16: Voorstel 1 – Glaswand in het landschap. Bron afbeelding BV Hazenberg Architecten HA

Page 36: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

36

2. Kopiëren van het landschap: Het voorstel laat zien dat rondom het aardkundig monument een

kunstmatige heuvel wordt opgeworpen van grond of van gestapelde baksteen. De baksteen

dient als referentie naar de activititeiten van de voormalige kalkzandsteenfabriek, die de

oorzaak van de laagte is waardoor het monument zichtbaar is geworden. Aan de binnenzijde

van de wand kunnen lakprofielen en uitleg worden opgenomen. Als uitbreiding van dit

voorstel kan de wal rond de verdiepte put die in de groeve moet worden aangelegd, om de

Tegelen klei en het daarboven liggende grindsnoer te ontsluiten, omkleed worden met

typerende „kleistenen‟die al meerdere millennia in de regio van de Brabantse Wal

geproduceerd worden (Figuur 17).

Figuur 17: Voorstel 2 – Kopiëren van het landschap. Bron afbeelding BV Hazenberg Architecten HA

4.2 Processtappen: eindproduct educatief centrum

Het nieuw op te richten educatieve centrum zal een grensoverschrijdende voorziening moeten worden

waarin enerzijds het grotere natuurgebied van het Kleine en Grote Meer en de Kalmtshoutse Heide en

anderzijds het bosgebied in Vlaanderen dat naar het zuiden doorloopt, wordt betrokken (Figuur 18).

Het kan een grotere onthaalpoort worden als meerdere voorzieningen gerealiseerd worden. In het

centrum is het verhaal over de Brabantse Wal uit te leggen, het landschap met zijn opmerkelijke

contrasten. De oude kustlijn, waar direct naar het geologische monument verwezen kan worden, het

verdronken landschap van West-Brabant, de markante verschillen tussen het landschap van de Hoge

oude zandondergrond tegenover de Lage jonge kleigronden pal ten westen van het monument, vormen

Page 37: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

37

de voetafdrukken, of „footprints‟ waarop de inhoudelijke thema‟s van het educatieve centrum verder

kunnen worden vormgegeven. In het kader van de te nemen processtappen worden hieronder eerst drie

voorstellen aangaande de locatie van het educatief centrum gedaan waarna een eerste invulling wordt

gegeven aangaande de inhoudelijke thematiek van het op te richten educatief centrum.

Figuur 18: Wat is van belang om te benadrukken in het Educatief Centrum, over de Brabantse Wal, over

de Kempen?(Bron afbeelding: Googel Earth 2009)

4.2.1 Locatie educatief centrum

Vanuit de visie recreatie zoneringen is er in deze specifieke regio behoefte aan een middelgrote

onthaalpoort voor toegang tot het Grenspark-Plus (Mispelaar & Hegger, 2008). Hierbij dient een

afweging gemaakt te worden tussen de locaties Volksabdij OLV ter Duinen/Jagersrust, Dennenheuvel,

of een EC bij het geologisch monument. Hieronder worden de drie verschillende locaties tegen elkaar

afgewogen. De voorstellen bestaan uit een scenario met een geïntegreerd aardkundig monument en

educatief centrum, scenario BWEC 1, en twee voorstellen met het educatief centrum op afstand van

het aardkundig monument, één met het EC op het terrein van de voormalige Volksabdij, scenario

BWEC 2, en één met met het EC bij het nieuw te ontwikkelen hotel/congrescentrum bij voormalig

rusthuis Dennenheuvel, scenario BWEC 3 (Figuur 19).

Page 38: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

38

Figuur 19: Satellietfoto omgeving met aangegeven de locaties van de scenario’s van het aardkundig

monument met aangebouwd educatief centrum (BWEC 1), het terrein van de Volksabdij (BWEC2), en het

terrein van Dennenrust (BWEC 3) (Bron afbeelding: Google Maps, 2009).

1. Scenario BWEC 1: Binnen de gemeente Woensdrecht leeft het idee voor een educatief

centrum inclusief de steilrand in de groeve: een gebouw dat tegen de wand aan staat gebouwd

die de geologische ontsluiting a.h.w. „inpandig‟ maakt. Hierdoor voorkom je problemen met

ongeautoriseerde toegang tot de ontsluiting, alsmede problemen met natuuurontwikkeling op

de wand, inzake conservatie en periodiek onderhoud. Zolang de wand buiten is, moet de wand

immers voldoen aan de Natura 2000 norm. Het voordeel van de „inpandigheid‟ van het

aardkundig monument is verder dat je de verdieping in de groeve, die nodig is om de Formatie

van Tegelen en het bovenliggende erosievlak en Laag van Usselo te ontsluiten, „binnenshuis‟

kunt houden. Klein nadeel is dat de combinatie van de steilrand met het Educatief Centrum

met de auto minder goed bereikbaar zijn. Naast de wandelroute vanuit de Volksabdij is er de

mogelijkheid om een parkeergelegenheid aan te leggen langs de Onze Lieve Vrouwe ter

Duinenlaan. Dit zou een oplossing zijn voor het parkeerprobleem van het Educatief centrum,

waarbij de wandeling naar het EC/AM dan weer wordt teruggebracht tot 5 minuten. Studie en

vergelijkend onderzoek naar vergelijkbare situaties dient te worden gedaan, ook naar de

atmosferische condities in een dergelijk educatief centrum met natuurlijke steilrand.

2. Scenario BWEC 2: Een alternatieve vestigingsplaats voor het Educatief Centrum is op het

terrein van de voormalige Volksabdij OLV ter Duinen waar voldoende ruimte en

parkeergelegenheid zijn. De achterliggende gedachte bij dit idee is dat er reeds voldoende

horecavoorzieningen in dit gebied aanwezig zijn. Verder creëert de ontwikkeling van

500 meter

Volksabdij

BWEC 2

Monument

BWEC 1

Dennenrust

BWEC 3

Page 39: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

39

Jagersrust een groot natuurgebied ten noordoosten van de groeve Boudewijn, in welk gebied

ook al een horecavoorziening aanwezig is. De ontwikkeling van Jagersrust, samen met de

groeve behorend tot het Grenspark-Plus gebied, creëert een groot natuurgebied waardoor het

terrein van de voormalige Volksabdij vanzelf bij de voormalige groeve Boudwijn getrokken

wordt. Een nadeel is dat het geologisch monument bij de steilrand op 10-15 minuten

loopafstand ligt, exclusief het oversteken van een doorgaande verkeersweg, zodat de relatie

tussen de steilwand met de informatie van het EC moeilijker te leggen is. Het geologisch

monument wordt beschermd middels een afscheiding en beheersafspraken. Vooruitlopend op

de veranderingen in het gebied zal de wandeling vanaf het terrein van de voormalige

Volksabdij naar het geologisch monument bijna volledig in het Natura2000 gebied verlopen.

3. Scenario BWEC 3: Het derde scenario omvat het plan om een hoogwaardig

hotel/congrescentrum te ontwikkelen op het terrein van het huis Dennenheuvel. Dit voorstel

is afkomstig van de Vestia-groep (pers comm. Ing. B. Bergmans, 2009). Het educatief

centrum zou naast het nieuw te bouwen hotel/congrescentrum gaan fungeren. Het EC,

toegankelijk via een aparte ingang, zou de horecavoorzieningen van het hotel/congrescentrum

moeten gebruiken De uitgangspositie van het EC bij Dennenheuvel biedt een korte wandeling

in het Natura2000 gebied naar de voormalige groeve Boudewijn, waar het geologisch

monument staat dat het verhaal toelicht van het gehele Grenspark, de Voorkempen en de

Brabantse Wal. Een wandeling van 5 minuten duurt het naar het geologisch monument, dat

beschermd wordt middels een afscheiding en beheersafspraken. Het hotel/congrescentrum

draagt een klimaatvriendelijk karakter en heeft met aardwarmte als energiebron een „groen‟

imago. Mogelijk kan hier de eerste Brabantse (of zelfs Nederlandse) energiecentrale op

aardwarmte (geothermische energie) gaan functioneren. Het thema aardwarmte kan verder

uitgewerkt worden in combinatie met het EC en het geologisch monument in relatie tot het

„energie uitzicht‟ boven op de steilrand naar de Haven van Antwerpen. In dit „energie

uitzicht‟zijn, naast het hoogteverschil tussen de Brabantse Wal en het Lage, vrijwel alle

vormen van energiewinning te observeren, zoals conventionele bronnen (olieraffinage),

windmolens en de kerncentrale van Doel. De boring in de diepte (nodig om de aardwarmte te

genereren) vormt anderszijds de verbindende schakel van de diepere geologische lagen naar

de geologische geschiedenis van Brabant en omgeving en naar de ontsloten gelaagdheid in

het monument. Het geologisch monument ligt op 5 minuten loopafstand langs een bospad, en

kan wat betreft die verkorte loopafstand beter een ensemble vormen met de locatie

Dennenheuvel dan met de wandelroute vanaf het terrein van de Volksabdij.

Page 40: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

40

4.2.1 Inhoudelijke thematiek van educatief centrum

In West-Brabant, zelfs in heel Brabant, bestaat geen instelling als het voorgenomen educatieve

centrum, waarbij de geologie, de cultuurhistorie, en de ecologie (biologie) worden samen genomen.

De te realiseren voorziening voorziet derhalve in een behoefte. Daarbij zal het informatie/educatieve

centrum, een krachtige geologische aanvulling zijn op het succesvolle Vlaamse centrum „De Vroente‟

waar de nadruk juist sterk ligt op het biotische aspect van het landschap. Een multifunctioneel gebouw

als het voorgestelde educatieve centrum kan een aardkundig monument in figuurlijke zin meer diepte

geven. Een dergelijk educatief centrum betrekt het aardkundig monument in de landschapssfeer, door

het presenteren van een „verhaal‟ dat de verbinding legt tussen de aardkundige waarden, de ecologie

van het Natura2000 gebied en de cultuurhistorie van het landschap vol contrasten van de Brabantse

Wal/Grenspark tot in de wijdere omgeving.

Figuur 20 Een gebied met schorren en geulen bij eb, zoals dat nog steeds in het Verdronken Land van

Saeftinghe te zien is (foto A. de Kraker 2005, uit: Kluiving et al. 2006).

1. De geologische geschiedenis verhaalt over twee miljoen jaar oude kustafzettingen die de

oudste afzettingen in het gebied vormen, en die representatief zijn voor de oude kustlijn van

West-Brabant. In het Lage bevinden zich zeer recente zeeafzettingen die bij wijze van

spreken gisteren zijn afgezet, zoals in het Land van Saeftinghe (Figuur 20). Het geologische

verhaal van de Brabantse Wal dient uitgewerkt te worden tot het geologische verhaal van

Noord-Brabant, incl. Vlaanderen, om de landschapsvormende processen in Brabantse Wal te

Page 41: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

41

kunnen verklaren. In het centrum dienen lakprofielen enerzijds het geologische verhaal te

ondersteunen en anderzijds de bezoeker te prikkelen om ook het „echte‟ monument te gaan

bekijken.

Figuur 21 Noordpolder, Ossendrecht (Bron: Natuurmonumenten)

2. Ecologische verschillen zijn karakteristiek voor dit deel van het Nederlandse landschap door

zijn opmerkelijke reliëfverschillen. De grondwaterbeweging zorgt met kwelwater voor

eilanden van natuur in het Lage welke daardoor eigendom van Natuurmonumenten zijn

geworden. Aandacht voor het Natura2000 karakter van het gebied, de diversiteit in habitats

en soorten die op deze landschappelijke gradiënt tussen het Hoge oude en het Lage jonge land

voorkomen. Door nog te ontwikkelen wandelroutes door de voormalige groeve dient de

relatie van de biotische natuur met het aardkunig monument gelegd te worden.

Figuur 22 Grote Meer, Ossendrecht (Bron: Natuurmonumenten)

3. De archeologische reconstructie die een geschiedenis vol bewoning, gevechten, wegtrekken en

intrekken in het gebied laat zien. De geschiedenis van het verdronken landschap en de vele

overstromingen die de bewoners in het Lage teisterden. De waterlinie in combinatie met de

positie van de forten in West-Brabant markeert de natuurlijke landschapsscheiding tussen

hoog en laag in het gebied (Figuur 23). In de presentatie van de archeologische gegevens zal

samengewerkt moeten worden met lokale archeologische werkgroepen en de gemeente

archeoloog van Bergen op Zoom

Page 42: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

42

Figuur 23 Fort de Roovere nabij Halsteren, gemeente Bergen op Zoom (bron: www.fietsen.123.nl)

4. De sociaal-culturele verschillen die aan de contrasten in het landschap dan wel grensgebied

tussen Nederland en Vlaanderen een rol spelen. Het Hoog-laag verschil vormt van oudsher de

scheidslijn tussen katholiek en protestants Nederland. Lokale situaties dienen de interesse van

lokale en distale bezoekers te wekken. Het voorstel is om universitaire onderzoeksinstuten

zoals CLUE aan de Vrije Universiteit bij de presentatie van sociaal-culturele verschillen in

het lansdschap te betrekken.

Figuur 24: Reflecties van een portret van Maarten Luther op een tentoonstelling in de Duitse plaats Halle. De

expositie laat onbekende kanten van het leven van de kerkhervormer (1483 tot 1546) zien. |foto EPA (bron:

Nederlands Dagblad, 31-10-2008)

Over de methode van het educatieve centrum kan gedacht worden aan o.a. een centrum met draadloze

hoofdtelefoons voor bezoekers die via een centraal geleid systeem multi-linguaal uitleg geeft bij

exposities in het educatieve centrum tot en met het geologisch monument. (voorbeeld archeologisch

museum Bibracte, Bourgogne, Frankrijk: „Gisteren een Gallische hoofdstad, vandaag een

archeologische site, een museum, en een onderzoekscentrum).

Page 43: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

43

5. Conclusies

Het plan van aanpak voor het behoud van de steilwand in de groeve Boudewijn en de aanleg van een

Educatief Centrum dient in samenhang te worden uitgevoerd met de geformuleerde aandachtspunten

voor de herontwikkeling van de groeve Boudewijn. De aanleg van het aardkundig monument dient als

natuurlijke ontsluiting te worden vormgegeven, waarvoor de in het PvA beschreven processtappen

voor aanleg, conservatie en vormgeving als leiddraad dienen.

Het aardkundig monument (AM) dient in goede staat onderhouden te worden, er zal periodiek

onderhoud gepleegd moeten worden om de wand af te steken. Het belang van een in-situ AM is dat je

het kunt aanraken, afschrapen en voelen zodat het ook beleefbaar is voor het publiek. Er dient een

verdere afweging gemaakt te worden op welke wijze het AM dient te worden vormgegeven al dan niet

in combinatie met het Educatief Centrum.

Door het toepassen van een architectonisch element aan het AM wordt enerzijds de aandacht gevestigd

op de site van het AM terwijl de afscheiding ook enige bescherming biedt. Anderzijds kan bij de

vormgeving aandacht worden besteed aan de vroegere kalkzandsteenindustrie, waardoor de groeve als

huidige landvorm is ontstaan. Hierdoor vindt er een integratie plaats tussen de industriële activiteit van

de groeve die langere tijd van belang is geweest voor de lokale economie als oorzaak van de

landschappelijke waarde van het geologisch monument. Anders gezegd: het potentiële aardkundige

monument zit overal in de bodem, maar door de kalkzandsteenindustrie is het monument hier

ontsloten.

In aanvulling op het kalkzandsteen monument kan bij de verdiepte put waarin de Tegelen klei

ontsloten wordt, eenzelfde type architectonisch element ontworpen worden. Hier zou dan de

afscheiding bekleed worden met de typische kleisteen, die relateert aan al eeuwen kleiwinning voor de

ceramische industrie hier in de regio van de Brabantse Wal.

Een educatieve instelling van het voortgezet onderwijs zou het AM moeten adopteren, zodat jongeren

bijvoorbeeld in de tijd van een maatschappelijke stage onder begeleiding van regionale deskundigen

kunnen assisteren bij het periodieke onderhoud van het AM.

Er moet een zg. „local ownership‟ zijn die de site van het AM monitort, en jongeren begeleidt bij het

onderhoud. Dit kunnen lokale bewoners zijn, maar ook belangenverenigingen als Benegora, Namiro

en Vrienden van de Brabantse Wal in samenspraak met de terreineigenaar. Fondsen voor het

onderhoud dienen per 5-jarige planning te worden vastgesteld, en zouden bijvoorbeeld deels uit de

exploitatiekosten van het EC gefinancierd kunnen worden.

Het AM dient geïntegreerd te worden met een (nieuw te bouwen) educatief centrum (EC), in een

compleet verhaal van het landschap met zijn natuur- en cultuurwaarden. Bovendien kan dan een supra-

Page 44: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

44

regionale uitstraling bereikt worden waarbij de geschiedenis van het landschap in beeld wordt

gebracht. In een dergelijk EC kunnen bijvoorbeeld ook de jongeren van de maatschappelijke stage zien

welk verhaal er achter „hun‟ landschap zit. Er dient een keuze voor één van de drie scenarios t.a.v. de

locatie van het Educatieve Centrum gemaakt te worden waarbij deze aspecten dienen worden

meegewogen.

Als AM en EC geïntegreerd worden in de planvorming, kan de voormalige groeve fungeren als

toegangspoort van het Grenspark. Hiertoe dient de infrastructuur in de vorm van wandel- en fietspaden

ingericht te worden. De toevoeging van de groeve Boudewijn tot het Grenspark-Plus maakt de

mogelijkheid van toegangspoort zeer goed mogelijk.

Een vervolgstap na dit plan van aanpak is om verdere studiemogelijkheden af te bakenen die in de

voorstellen voor de aanleg, conservering en vormgeving van het geologisch monument, alsmede de

voorstellen voor de locatie van het educatief centrum geformuleerd zijn. Voor de inhoudelijke

thematiek van het educatief centrum is het advies om deze een grote mate van multidisciplinariteit mee

te geven, om het verhaal van het Brabantse Landschap met het aardkundige monument te integreren.

Wanneer het plan van aanpak van de aanleg, conservatie en vormgeving van het aardkundig

monument en de aanleg, locatie, en thematische invulling van het Educatief Centrum zijn vastgesteld

kan in een vervolgstap een financiële onderbouwing gegeven worden.

.

Page 45: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

45

Referenties

Baas, H. & Jacobs, P. (2001). Van knuppelpad tot galgenberg. Werken aan cultuurhistorische en

aardkundige landschapselementen – 40 voorbeeldprojecten kort belicht. Landschapsbeheer Nederland,

Utrecht.

Benegora (2006). De Brabantse Wal – educatief project voor basis- en voortgezet onderwijs.

De Leeuw, G. & Buskens R. (2008). Natura 2000 beheerplan Brabantse Wal. Plan van Aanpak:

concept versie 1.5. Provincie Noord-Brabant

English Nature (2004) Local Geodiversity Action Plans – setting the context for geological

conservation.

GeoDelft (2004). Haalbaarheidsstudie behoud steilwand groeve Boudewijn. GeoDelft rapport nr, CO-

407750-0015 v02.

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant (2004). Nota van Inspraak en Reactie. Provincie Noord-

Brabant, 30 november 2004

http://www.geosites.nl/

Kasse, C. (2003). Aardkundige waarden (geologie, geomorfologie, hydrologie) van de Brabantse Wal.

Excursie voor CDA afd. Zuidwesthoek, 13 september 2003.

Kasse, C. (2002). Aardkundige waarden (geologie, geomorfologie, hydrologie) van de Brabantse Wal.

Ecxursie voor Nederlandse Geologische Vereniging, Afdeling Mark en Vliet, 13 april 2002.

Koomen, A., K iden, P, & Verbauwen, E. (2007). Van beekdal tot stuifduin. Aardkundige waarden in

Noord-Brabant. Provincie Noord Brabant, ‟s-Hertogenbosch; 120 pp.

Kluiving, S.J., N. Brand en G.J. Borger ( 2006). De West-Brabantse delta: een Verdronken Landschap

vormgeven, in: Geo- and Bioarchaeological studies 7. Vrije Universiteit Amsterdam

Mispelaar, A, van & Hegger, E. (2008). Visie recreatiezonering. Voorkempen, Brabantse Wal,

Grenspark, De Zoom-Kalmthoutse Heide. Bureau Buiten, Utrecht.

Prosser, C., Murphy, M. and Larwood, J.G. (2006). Geological Conservation: a Guide to Good

Practice. English Nature Report ST118, 145 pp

Page, K.N. (1992). Site Information Boards for Geological and Geomorphological SSSIs. English

Nature Research Report 26, 34 pp.

Stace, H. and Larwood, J.G. (2006) Natural foundations: geodiversity for people, places and nature.

English Nature Report CORP21

Provincie Noord-Brabant (2003). › Nieuws 2003 › Provincie wil behoud kalkzandgroeve

Jaarverslag Gebiedscommissie Brabantse Delta (2002).

Jaarverslag Gebiedscommissie Brabantse Delta (2003).

Page 46: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

46

Taken Landschapsplanning (2004). Project ROK Groeve Boudewijn, gemeente Woensdrecht. Rapport

nr. 1688-A. Taken Landschapsplanning bv, Roermond/Arnhem

Verbers, A. ( 2005). Eigenaardig Nederland. KNNV Uitgeverij en Stichting Aardkundige Waarden.

ISBN 90 5011 000 2

Vestia (2007). Herontwikkeling Groeve Boudewijn Presentatie Themaraad en omwonende gemeente

Woensdrecht. Presentatie Vestia door de heer T. Rook en B. Bergmans

Page 47: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

47

Page 48: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

48

Bijlage 1

Topografische kaart met positie steilrand

Page 49: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

49

Page 50: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

50

Bijlage 2

Foto rapportage situatie steilrand 2004-2009

Page 51: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

51

Situatie steilwand in 2004

(bron:

Situatie in 2004: Ontsloten is

ongeveer 6 meter van de

dekanden, de veen/humeuze

lagen en de stuifzanden.

Fotorichting NO. (bron:

GeoDelft, 2004)

De groeve Boudewijn zoals hij

er in 2004 bij lag. Links op de

achtergrond de ontsloten

steilrand in de foto hierboven.

Op de voorgrond één van de

bezinkbassins voor het

regenwater. Fotorichting NO.

(bron: GeoDelft, 2004)

Page 52: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

52

Situatie bij steilwand in

2006 (bron: Dienst

Landelijk Gebied / Janine

Keller – den Dunnen)

Situatie bij steilwand in 2008

(bron: Dienst Landelijk

Gebied / Janine Keller – den

Dunnen)

Situatie bij steilwand in 2009

(bron: GEO-LOGICAL /

Sjoerd Kluiving)

Page 53: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

53

Page 54: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

54

Bijlage 3

Fragmenten uit English Nature publicaties

(Uit: Prosser, C., Murphy, M. and Larwood, J.G. (2006) Geological Conservation: a Guide to

Good Practice.)

Page 55: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

55

Uit: Prosser, C., Murphy, M. and Larwood, J.G. (2006) Geological Conservation: a Guide to Good Practice.

3.2a Disused quarries and pits

Landfill: Disused quarries often provide unique opportunities to study geological features which are

otherwise unexposed. They are, therefore, of great scientific and educational importance in many

areas. However, disused quarries also present opportunities for waste disposal. Infilling typically

results in the effective destruction of the geological interest but there are compromise solutions which

may be acceptable in some cases. These include conservation voids and conservation sections above

or adjacent to the landfill. If the geology is laterally variable, several conservation sections or voids

may be required.

Potential threats and management issues Conservation Void

Where bedding is horizontal, the development of a conservation void may be an appropriate solution to maintain exposure of a complete geological section.

Horizontally bedded geological section, conserved at the edge of the landfill. If required, fences may

be used to restrict access to high faces for health and safety reasons. Hydro-seeded faces for visual

effect. Vegetated faces may also help stabilise slopes. Paths and trails can be used to encourage

access to the geological features of interest, including the use of interpretation panels where

appropriate. The distance between the faces of geological interest and the landfill should be sufficient

to allow clear visibility and machine access. Reinforced soil structure. Other designs to enable the

retention of accessible quarry faces with landfill may be appropriate, including appropriately

engineered soil slopes and retaining walls.

Restoration layer.

Capping layer.

Granular drain.

Impermeable membrane.

Page 56: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

56

Where the beds are steeply dipping, or where the geological interest is contained within the uppermost

layers of horizontally bedded strata, the excavation of a conservation section within a relatively shallow

void, adjacent to the landfilled area, may also be appropriate. Geological section exposing steeply

dipping strata conserved in a relatively shallow void, excavated adjacent to the landfilled area. This

method may also be appropriate where the geological interest is contained within the uppermost

layers when bedding is horizontal. Paths and trails can be used to encourage access to the geological

features of interest, including the use of interpretation boards where appropriate.

3.2c Disused quarries and pits Potential threats and management issues

Natural vegetation can grow rapidly on and in front of disused quarry faces, concealing the interest

features. Ongoing vegetation management is necessary in many disused quarries to maintain clean

faces. Tree planting should be avoided close to geological features. In particular, some geological

features need to be viewed from a distance and trees can obscure such views.

BEFORE vegetation management

Densely vegetated quarry faces obscuring geological features of interest.

Page 57: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

57

AFTER vegetation management

Vegetation cleared in the vicinity of the geological interest. Ongoing management is required to ensure

that a clean conservation section is maintained. Paths and trails can be used to encourage access to

the geological features of interest, including the use of interpretation boards where appropriate. If

required, fences should be placed to restrict access to high faces for health and safety reasons. These

fences should be at least 5 m from the face to allow machine access. New tree planting restricted to

the quarryfloor, well back from quarry faces. On sites where the interest features need to beviewed

from a distance, tree planting on the quarry floor may be incompatible with conservation of the

geological features.

Page 58: GEO-LOGICAL reeks 43 · toegelicht. Door middel van fotomateriaal is aan te geven dat de conditie van de steilrand in vijf jaar tijd achteruit is gegaan (bijlage 2). Op 11 februari

58

3.2d Disused quarries and pits Potential threats and management issues

Disused quarry faces are often unstable and prone to slumping or collapse. In general, hard

engineering solutions such as concreting and meshing are incompatible with conservation of the

geological features. Scaling of faces and removal of fallen rock debris may be necessary to maintain

the geological exposures in good condition. The re-excavation of a number of small sections can be a

useful technique when the conservation interest is located within soft sediments, where retaining a

high section may lead to slope instability. Ongoing management, including re-excavation and

vegetation clearance, is generally required to maintain these sections.

Quarry faces in soft sediments: BEFORE re-excavation of a number of small sections :

Quarry faces extensively degraded, particularly the lower slopes. The faces may also be densely vegetate:. AFTER re-excavation of a number of small sections

Measures to be taken:

Use fill material to build ramps to gain access to higher parts of the geological sections.

Fence-off unstable areas for health and safety reasons.

Re-excavation, as required, by hand or machine of a number of small geological conservation sections.

Re-grade upper slopes, while aiming to maintain a clean exposure in the lower part of the quarry wall.

Paths and trails can be used to encourage access to the features of interest, including the use of interpretation boards where appropriate.