43
Gulzig bestuur

gulzig bestuur

  • Upload
    riantje

  • View
    152

  • Download
    5

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: gulzig bestuur

Gulzig bestuur

Gulzig bestuur_5.indd 1 2-11-2009 13:09:57

Page 2: gulzig bestuur

Gulzig bestuur_5.indd 2 2-11-2009 13:09:57

Page 3: gulzig bestuur

GulziG bestuur

Willem Trommel

Uitgeverij LEMMADen Haag

2009

Gulzig bestuur_5.indd 3 2-11-2009 13:09:57

Page 4: gulzig bestuur

Deze tekst is in verkorte vorm op 17 september 2009 uitgesproken als inaugurele rede bij de aanvaarding van de leerstoel Beleids- en Bestuurs-wetenschappen aan de Vrije Universiteit Amsterdam. De oorspronkelijke rede is op een aantal plaatsen herzien, van een notenapparaat voorzien en ten slotte uitgebreid met een bespiegelend intermezzo.

Omslagontwerp: Haagsblauw, Den HaagAfbeelding omslag: Gustave Doré, De vernietiging van Leviathan (detail)Opmaak binnenwerk: Textcetera, Den Haag

© 2009 W.A. Trommel / Uitgeverij LEMMA

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevens-bestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toege-staan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschul-digde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uit-gave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (art. 16 Auteurswet) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).

No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher.

ISBN 978-90-5931-531-0NUR 805

www.lemma.nl

Gulzig bestuur_5.indd 4 2-11-2009 13:09:57

Page 5: gulzig bestuur

Inhoud

1 Inleiding 7

2 Moderniseringsverlies: kraamkamer van gulzig bestuur 11Verdamping van het verzorgingsstaatideaal 11Verdamping van gezag en traditie 12Verdamping van het sociaal kapitaal 13

3 Patronen van gulzig bestuur 15New Welfare 16New Public Management 17New Social Governance 18

4 Pathologie 21Hubris 21Hybriditeit 23Hypochondrie 25

5 Intermezzo: mogelijkheid van een eiland 27Hoezo gulzig? 27Hoezo nieuw? 29Hoezo trend? 30

6 Slot: naar een perspectief op bestuurlijke bescheidenheid 33

7 Dankwoord 37

Geraadpleegde literatuur 39

Over de auteur 43

Gulzig bestuur_5.indd 5 2-11-2009 13:09:57

Page 6: gulzig bestuur

Gulzig bestuur_5.indd 6 2-11-2009 13:09:57

Page 7: gulzig bestuur

1 Inleiding

Mijnheer de rector, dames en heren,

Gulzig bestuur. Alweer bijna twee jaar geleden bedacht ik dat het een mooi onderwerp voor deze oratie zou zijn.1 Gulzigheid en onmatigheid en opdrin-gerigheid: het zijn kwalen die ik kenmerkend acht voor het huidige politiek-bestuurlijke bestel. Waar het vandaan komt, hoe het eruitziet en wat het bete-kent, daar gaat het vandaag over. Het is een vreemde paradox. In brede kring is het geloof in maatschappelijke maakbaarheid achterhaald verklaard, maar ondertussen lijkt de bestuurlijke bemoeizucht met ons persoonlijk leven alleen maar toe te nemen.

En toen was daar die vermaledijde kredietcrisis. Die maakte enerzijds mijn voorgenomen verhandeling over gulzigheid aangenaam actueel, maar ander-zijds diende zich ook een complicatie aan. Immers, was deze financiële ramp-spoed niet juist over ons neergedaald omdat de politiek-bestuurlijke auto-riteiten zich onvoldoende slagvaardig en gretig hadden betoond? Zou meer bestuurlijke gulzigheid de financiële hebzucht niet hebben kunnen beteuge-len? Ik meen van niet. Ik meen dat de overheid juist door de veelheid van ambi-ties die zij koestert, niet meer toekomt aan doeltreffende uitvoering van een aantal van haar klassieke regulerende en controlerende taken.2 Gulzig bestuur is in velerlei opzichten een pathologie, zoals ik vandaag uiteen hoop te zetten, en in die zin eerder een onderdeel van de financiële malaise dan een remedie ertegen.

In mijn betoog zal ik me niet speciaal richten op de financiële wereld, maar nu we het er toch over hebben, is dat wel een goede gelegenheid om het begrip gulzigheid wat nader te verkennen. Daartoe wil ik allereerst enkele woorden

1. Dat was om precies te zijn in december 2007, tijdens een verblijf in Canberra, Australië, waar ik voor een congresbezoek was, maar vooral ook voor een bezoek aan mijn vrienden Marieke Kleiboer en Paul ’t Hart. Ik dank Paul voor zijn rake commentaren op eerdere versies van deze tekst.

2. In een interview met NRC Handelsblad d.d. 10 juli 2009 stelt ook minister van Financiën Wouter Bos dat het wettelijk toezicht op de financiële sector volstrekt tekort heeft geschoten en nog steeds ontoereikend is. Er wordt te veel vertrouwd op zelfbeheersing en -regulering.

Gulzig bestuur_5.indd 7 2-11-2009 13:09:57

Page 8: gulzig bestuur

8 Gulzig bestuur

aanhalen van zakeninvesteerder Gordon Gekko. Gekko is financiële aasgier van beroep en hoofdfiguur in de film Wall Street, een werkstuk dat al in 1987 de neoliberale filosofie van het casinokapitalisme wist te ontleden.3 Briljant vertolkt door Michael Douglas, houdt deze Gordon Gekko een pleitrede voor de hebzucht: ‘The point is, ladies and gentlemen, that greed is good. Greed is right. Greed works. Greed clarifies, cuts through, and captures the essence of the evolutionary spirit.’

Prachtig gesproken, maar heeft deze Gekko gelijk? Allerminst, zegt inmiddels een groeiend leger gedupeerden. Natuurlijk niet, zie ik ook u denken, wellicht mede uit respect voor de plek waar we vandaag bijeen zijn, de aula van de VU, toch een bakermat van calvinistische matigheid. Greed is bad, zeggen we nu, zowel economisch als moreel, maar laten we niet te snel conclusies trekken. Zo moeten we ons wel bedenken dat de hebzucht die nu alom wordt gehe-keld, zijn wortels heeft in iets dat juist altijd positief is gewaardeerd, namelijk de spaarzin. Sparen en spaarzaamheid vormen de aanjagers van een gezonde markteconomie. Zonder spaargedrag geen investeringen. In deze zin, zo heeft de socioloog Max Weber ons geleerd, was de calvinistische ethiek van vitaal belang voor de vorming van de kapitalistische geest die over u en mij zo vaar-dig is geworden.4 Waarden als soberheid en spaarzaamheid bevorderen de noodzakelijke kapitaalaccumulatie.

Als we sparen aldus beschouwen als een uiting van prudent rentmeesterschap, gestoeld op het vermogen om de bevrediging van behoeften uit te stellen, dan is zonneklaar dat zich in de wereld van het geld een Umwertung aller Werte heeft voltrokken. Het lijken kleine stapjes – van sparen, naar beleggen, naar handel in derivaten, naar durfkapitaal – maar de morele ommezwaai is onge-kend. Het is het verschil tussen het weloverwogen zorg dragen voor een goede toekomst en het plegen van roofbouw op die toekomst, tussen bedachtzame opbouw en snelle winst, tussen geduld en gulzigheid.

Zoals gezegd, gaat het mij hier primair om de parallel met de wereld van politiek, beleid en bestuur.5 Ook die wereld heeft stapsgewijs aan degelijkheid ingeboet. Nog niet zo lang geleden was ons openbaar bestuur stevig gegrond-vest in beginselen die het overheidshandelen zowel stuurden, alsook begrens-

3. Wall Street, 1987, onder regie van Oliver Stone. De opzwepende rede die Michael Douglas, alias Gordon Gekko, in deze film afsteekt – ‘greed is good’ – is overigens ontleend aan Bernard Mandevilles beroemde boek The fable of the bees uit 1714 (in het bijzonder het hierin opgenomen gedicht uit 1705, The grumbling hive). Ook Adam Smith greep hier graag op terug in zijn poging de basisprincipes van de markteconomie bloot te leggen.

4. Zie: Weber (1934).5. Het zou zonder meer de moeite waard zijn om de kredietcrisis, in de geest van Max Weber,

primair als een morele crisis te analyseren. Maar hoe waardevol ook, het onderhavige betoog dient een ander doel.

Gulzig bestuur_5.indd 8 2-11-2009 13:09:57

Page 9: gulzig bestuur

Inleiding 9

den. Dit beeld is de afgelopen tien tot vijftien jaar aan het wankelen gebracht. Ik zie een bestuur dat zich regelmatig buiten de oevers van rechtsstaat en democratie begeeft. Welke kracht gaat hierachter schuil?

Laat me ter beantwoording van die vraag nog een laatste keer refereren aan de kredietcrisis. Mijn veronderstelling is dat onmatigheid en gulzigheid de kop opsteken onder condities van dreigend verlies. Wie straks, op de receptie, vreest dat de schaaltjes pinda’s wel erg snel leeg raken, snaait ook maar vast een handje. Het gaat om een besmettelijk, epidemisch mechanisme: wie ande-ren ziet graaien, moet wel volgen, om zo de eigen verliezen te beperken. Ver-lies, en de panische angst daarvoor, is dus cruciaal en het lijdt geen twijfel waar dit in de publieke sector betrekking op heeft.6 Publieke autoriteiten – politici, beleidsmakers en bestuurders – moeten sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw vrezen dat zij hun greep op de maatschappelijke werkelijkheid stukje bij beetje aan het verliezen zijn. Vanuit die angst vormen zich patronen van gul-zig bestuur, dat ik voorlopig definieer als het hongeren naar maatschappelijke orde, waar deze in onze tijd juist alsmaar problematischer wordt.

De opbouw van het betoog is als volgt. Eerst zal ik uitvoeriger stilstaan bij de hypothese van het verlies. Dan laat ik zien dat de vrees voor verlies van maakbaarheid een drietal patronen van gulzig bestuur heeft gebaard. Vervol-gens bespreek ik de pathologische kanten daarvan. In een intermezzo blik ik terug op mijn analyse en zal ik enkele potentiële tegenwerpingen bespreken, ter voorbereiding op de vraag die in de slotbeschouwing centraal zal staan: is er een alternatief perspectief op besturen denkbaar en wat kan onderzoek hieraan bijdragen?

6. In de recente sociaalwetenschappelijke literatuur wordt het belang van (dreigend) verlies voor het denken en handelen van politici en bestuurders nadrukkelijk onderkend. Inspi-rerend werk is in dit verband verricht door de psychologen Daniel Kahneman en Amos Tversky. Zie voor een boeiende toepassing van hun prospect theory het onlangs verdedigde proefschrift van Barbara Vis (2008).

Gulzig bestuur_5.indd 9 2-11-2009 13:09:57

Page 10: gulzig bestuur

Gulzig bestuur_5.indd 10 2-11-2009 13:09:57

Page 11: gulzig bestuur

2 Moderniseringsverlies: kraamkamer van gulzig bestuur

De afgelopen decennia is in de sociaalwetenschappelijke literatuur stevig gedebatteerd over de richting waarin moderne samenlevingen zich bewegen.7 De sociologische consensus luidt dat we op weg zijn naar een ‘tweede’ of ook wel ‘late’ moderniteit. Ulrich Beck betoogt in 1986 dat deze het karakter heeft van een ‘risicosamenleving’.8 Begin jaren negentig legt Anthony Giddens de basis voor een uitgebreid oeuvre over wat bij hem reflexieve moderniteit heet.9 En de Poolse socioloog Zygmunt Bauman ontwikkelt begin van deze eeuw de these van de zogenaamde vloeibare moderniteit, ofwel liquid modernity.10 De drie heren hebben zo hun eigen invalshoek, maar daarbij is ook sprake van een gedeelde visie. Die luidt dat processen van globalisering, technologische innovatie en sociaal-culturele differentiatie een bom leggen onder de eerste moderniteit. Die eerste moderniteit is territoriaal en politiek verankerd in de natiestaat, economisch gebaseerd op industriële massaproductie, cultureel homogeen en sociaal gereguleerd via een alsmaar uitdijende verzorgingsstaat. In de tweede moderniteit begint dit sociaaltechnologisch planningsparadijs te wankelen. Langs een drietal wegen wordt het geloof in maatschappelijke maakbaarheid ondermijnd.

Verdamping van het verzorgingsstaatideaal

De eerste manifestatie hiervan ontleen ik aan het werk van Ulrich Beck. Beck wijst erop dat het menselijk ingrijpen in natuur en samenleving weliswaar economische en sociale voorspoed heeft gebracht, maar ondertussen ook als-

7. In de loop van de jaren tachtig van de twintigste eeuw verschijnen de eerste werken waarin wordt verondersteld dat het moderniseringsproces een nieuwe wending neemt, of zelfs transformeert tot een vorm van postmoderniteit. Enkele belangwekkende studies in dit ver-band: Kern en Schumann (1984), Lash en Urry (1987) en Harvey (1989).

8. Beck (1986).9. Giddens (1991; 1994a).10. Bauman (2000).

Gulzig bestuur_5.indd 11 2-11-2009 13:09:57

Page 12: gulzig bestuur

12 Gulzig bestuur

maar riskanter is geworden. Eerst bracht het ons goods, nu ervaren we de bads.11 Complexe technologische systemen stellen ons in staat de onzekerheden van de natuur te overwinnen, maar brengen ons onbedoeld een nieuw soort immense gevaren, die bovenal van menselijke makelij zijn: het zijn zogenaamde manu-factured risks. ‘We live in the Age of Side-effects’, zo stelt Beck.12 Onze huidige problemen verschijnen als neveneffecten van onze vroegere oplossingen. Dit besef ondermijnt het vroegmoderne planningsoptimisme, niet in de laatste plaats op sociaal terrein. Zorgen over de financiële houdbaarheid van de ver-zorgingsstaat bestaan al sinds de jaren zeventig, maar daar is een nieuwe zorg bij gekomen.13 In een open economie, die wereldwijd wordt gekenmerkt door steeds hogere handelingssnelheid, flexibiliteit en outsourcing van arbeid, lijkt het niet langer mogelijk om burgers in nationaal verband bestaanszeker-heid te garanderen, zonder dat dit ernstige bijwerkingen heeft. De implicaties daarvan voor politiek en bestuur zijn enorm. Verzorgingsstaatbeleid was voor naoorlogse politici en bestuurders het middel om sociale stabiliteit te smeden en daarbij steun voor de overheid af te dwingen. Dit middel lijkt goeddeels uitgewerkt.

Verdamping van gezag en traditie

De tweede vorm van verlies gaat terug op een prominent thema in het werk van Anthony Giddens en raakt vooral de cognitieve kant van de moderniteit.14 Max Weber – hij blijft ons bezighouden – wees er al op dat modernisering hand in hand gaat met een gestage onttovering van het universum: religie, mythen en traditie gaan ten onder in een alsmaar rationeler ingestelde samenleving.15 Giddens stelt vast dat deze tendens in het huidige laatmoderne tijdperk radi-caliseert. Burgers handelen steeds minder vanuit overgeleverde (religieuze of morele) waarden. Onderwijs, emancipatie en individualisering hebben eigen-wijze, zelfstandig denkende burgers voortgebracht die niet aan de leiband van publieke gezagsdragers wensen te lopen. ‘We live in a world of clever people.’16 Giddens spreekt bij voorkeur van reflexieve burgers, en die zijn er in verschil-lende gedaanten. Er is de calculerende burger, die vooral vanuit zijn indivi-duele materiële belang handelt. Hij heeft een broertje dood aan de overheid, maar maakt graag en handig gebruik van publieke voorzieningen, als dat zo

11. Deze terminologie komt uit de Engelstalige editie van Risikogesellschaft: Beck, U. (1992). Risk society: Towards a new modernity. London: Sage.

12. Beck (1992), op. cit., p. 8.13. De Nederlandse verzorgingsstaat is nog maar net voltooid of het debat over de houdbaarheid

ervan barst los. Zie: Van Doorn en Schuyt (1978).14. Giddens (1994b).15. Weber (1919).16. Zie: Giddens (1994a, p. 7).

Gulzig bestuur_5.indd 12 2-11-2009 13:09:57

Page 13: gulzig bestuur

2 Moderniseringsverlies: kraamkamer van gulzig bestuur 13

uitkomt. Daarnaast is er de eigenzinnige burger, die de overheid soms welwil-lend doch steevast kritisch onder vuur neemt. In beide gevallen is het gezag van de overheid niet vanzelfsprekend meer. Dit gezag verkeert in een staat van permanente kwetsbaarheid.

Verdamping van het sociaal kapitaal

Het derde verlies, ten slotte, laat zich fraai illustreren aan de hand van wat Zygmunt Bauman liquid modernity noemt. Kenmerkend voor onze tijd zou zijn dat vrijwel alle sociale relaties aan bindingskracht en duurzaamheid verlie-zen.17 Arbeidsrelaties worden vluchtig en flexibel, lokale en nationale gemeen-schapsrelaties barsten onder het geweld van migratie, toerisme, individualisme en de zapcultuur op het world wide web.18 Voor het dagelijkse leven betekent dit dat burgers het vaker moeten stellen zonder de steun van een hecht sociaal verband. Gemeenschapszin en onderling vertrouwen maken plaats voor een leefwereld waarin gevoelens van isolement, wantrouwen en onveiligheid de boventoon voeren.19 Voor de mogelijkheden van publieke sturing heeft deze ontwikkeling ingrijpende gevolgen. Een samenleving die tussen staat en bur-ger geen betekenisvolle maatschappelijke verbanden meer kent, verliest haar vermogen zichzelf te reguleren, zoals omstandig betoogd door de Nederlandse beleidssocioloog Jacques van Doorn.20 Vloeibare moderniteit is stuurloos.

Mijn stelling luidt, om kort te gaan, dat de wereld van politiek en bestuur in de ban is geraakt van een drievoudig moderniseringsverlies. Op beleids-niveau biedt het verzorgingsstaatethos geen houvast meer, op het niveau van de staatsinstituties is sprake van een gezagscrisis, en op samenlevingsniveau schrompelt het vermogen tot binding en dus ordening ineen. Let wel, mijn punt is nadrukkelijk niet dat dit de hele waarheid zou zijn over het actuele moderniseringsproces, ik kom daar nog op terug. Mijn punt is dat als zich een

17. Noties als deze zijn uit eerdere studies al langer bekend. Zo laat Robert Putnam in 1995 aan de hand van empirische gegevens zien dat zich in het Amerikaanse burgerlijke, sociale en politieke (verenigings)leven een onmiskenbare individualiseringstrend aftekent (Putnam, 1995). Putnam is echter minder radicaal dan Bauman. Met name in later werk heeft hij meer oog voor de mogelijkheid van ‘bridging capital’, ofwel het vermogen nieuwe loyaliteiten op te bouwen tussen leden van verschillende groepen (Putnam, 2000). Pessimistischer is wel weer het werk van Richard Sennett. Hij analyseert de toenemende flexibiliteit in het eco-nomisch leven en laat zien hoe arbeidsmoraal, wederzijds vertrouwen en het vermogen tot samenwerking onder deze conditie afbrokkelen (Sennett, 1998).

18. Bauman (2000). Zie ook: Bauman (2005).19. Illustratief is dat het veiligheidsbegrip in het onherbergzame landschap van de vloeibare

moderniteit steeds belangrijker wordt en er klassieke betekenissen aan worden toegeschre-ven als ‘geborgenheid’ en ‘betrouwbaarheid’. Zie: Boutellier (2007).

20. Bijvoorbeeld: Van Doorn (1989).

Gulzig bestuur_5.indd 13 2-11-2009 13:09:57

Page 14: gulzig bestuur

14 Gulzig bestuur

eenzijdige bestuurlijke fixatie op de verliesrekening ontwikkelt, hieruit dan verschillende vormen van gulzig bestuur zullen opbloeien. De essentie daar-van is steeds dat maatschappelijke maakbaarheid niet wordt gerelativeerd, maar juist geradicaliseerd.

Gulzig bestuur_5.indd 14 2-11-2009 13:09:57

Page 15: gulzig bestuur

3 Patronen van gulzig bestuur

In een studie uit 1974 introduceert Lewis Coser de term greedy institutions.21 Insti-tuties zijn gulzig wanneer ze mechanismen ontwikkelen om de deel nemers aan het institutionele leven tot absolute toewijding te bewegen. Ideaaltypische voorbeelden vormen het sekteleven of het vreemdelingen legioen. Dit zijn instituties die de alleenheerschappij over de loyaliteit van individuen nastre-ven. Gulzige instituties zijn van alle tijden, maar Coser benadrukt dat in de moderne samenleving specifieke verschijningsvormen ontstaan. Omdat steeds meer instituties, in onderlinge competitie, aanspraak maken op de loya liteit en trouw van mensen – denk aan werk, gezin, kerk, vriendschap, politiek, sport, buurt en vrijwilligerswerk – kunnen gulzige bindings tactieken ontstaan. Doorgaans berusten deze tactieken niet op dwang; wat ze beogen, is vrijwillige inschikkelijkheid en ze passen volgens Coser dan ook meer bij liberale dan bij totalitaire samenlevingen.22

Analoog aan deze inzichten versta ik onder greedy governance een stelsel van bestuurlijke technieken dat erop is gericht de toewijding van burgers aan de publieke zaak te versterken. Gulzig bestuur duidt in deze zin dus niet primair op een toename van het aantal overheidstaken. Vooropstaat een kwalitatieve verandering in het overheidshandelen, met als eerste doel om private en civiele loyaliteiten dienstbaar te maken aan een overkoepelend publiek belang. Voor-uitlopend op een meer zorgvuldige analyse typeer ik dit belang voorlopig als volgt: lijfsbehoud voor de natiestaat waar deze kopje onder dreigt te gaan in de dynamiek van het mondiale kapitalisme.

Helaas heeft Coser ons geen verfijnde theorie nagelaten over de voorwaar-den waaronder gulzige instituties ontstaan en gedijen. In mijn betoog over greedy governance zet ik een eerste stap door de samenhang te analyseren tus-

21. Coser (1974).22. Coser (1974, hoofdstuk 1). Verlokking, verleiding en activering worden door Coser expliciet

genoemd als loyaliteitsbevorderende strategieën. In dit kader laat hij ook zien dat gulzige instituties moeten worden onderscheiden van wat Goffman ‘totale instituties’ heeft genoemd. Deze laatste berusten nadrukkelijker op dwang, waaronder die van fysieke afzondering (cf. Goffman, 1961).

Gulzig bestuur_5.indd 15 2-11-2009 13:09:57

Page 16: gulzig bestuur

16 Gulzig bestuur

sen vormen van verlies en vormen van gulzigheid. Daarbij concentreer ik me op Nederlandse praktijkvoorbeelden en ik ben me er dan ook van bewust dat dit niet kan leiden tot generaliseerbare kennis over alle moderne verzorgings-staten. Zo is het theoretisch denkbaar dat moderniseringsverlies niet leidt tot een gulzige respons, maar bijvoorbeeld tot politiek-bestuurlijke apathie, of juist tot diepgaande bezinning op het ideaal van maatschappelijke maakbaarheid. Over de redenen waarom dit althans in ons land niet aan de orde is, zal ik in mijn conclusie enkele vermoedens uiten. Nu is het eerst tijd om de drie patro-nen van gulzig bestuur te verkennen die zijn opgekomen als antwoord op de eerder onderscheiden moderniseringstrauma’s. Ik lokaliseer deze binnen drie bredere vernieuwingsbewegingen op het domein van beleid en bestuur.

New Welfare

In reactie op de teloorgang van het verzorgingsstaatideaal heeft zich een nieuw soort sociaal beleid aangediend, dat zich goed laat typeren met het paraplubegrip New Welfare.23 In dit nieuwe zorgparadigma draait alles om de publieke beïnvloeding van persoonlijke levenskeuzen en levensstijlen. Uit-gangspunt daarbij is een interpretatie van het begrip manufactured risk, dat de nadruk vooral legt op het eerste lid: risico’s worden door mensen gemaakt. Niet langer is de leidende gedachte dat het individu wordt beschermd tegen de gevolgen van een onvoorzien noodlot. Levensrisico’s worden nadrukkelijker beschouwd als de uitkomst van persoonlijk handelen. New Welfare richt zich dan ook in brede zin op de versterking van de individuele verantwoordelijk-heidszin. De burger moet worden toegerust om een verstandig, gezond en productief leven te leiden. De beleidsmachinerie verschuift van compensatie naar risicomanagement, ofwel van nazorg naar voorzorg.24

Met deze wending wordt een vrijwel onbegrensd terrein van beleidsinterven-tie ontsloten. In de klassieke verzorgingsstaat heeft de burger nauw omschre-ven sociale rechten. New Welfare is erop gericht het gebruik van deze rechten terug te dringen of overbodig te maken, via een eindeloze reeks interventies in het concrete denken en doen van burgers. Verwaarlozing van jonge kin-deren, slechte loopbaankeuzen, ongezond eten, de kantjes ervan aflopen, fre-

23. Er zijn diverse termen in omloop. Zo spreekt Anthony Giddens ook van positive welfare. Ken-merkend hiervoor is het ondersteunen van individuele handelingsbekwaamheid, in plaats van het remediëren van tegenslag (i.c. negative welfare; zie: Giddens, 1998). Gangbaar is ook de term enabling welfare, door Gilbert omschreven als ‘public support for private responsibility’ (zie: Gilbert, 2002). New Welfare wordt tevens geassocieerd met de wording van een ‘sociale investeringsstaat’. Zie voor een kritische bespreking van deze ideeën: Trommel (2007).

24. Van de burger wordt gevraagd zijn levensloopontwikkeling consequent vanuit een risico-perspectief te overdenken en op grond hiervan te handelen. Zie: Schmid (2006).

Gulzig bestuur_5.indd 16 2-11-2009 13:09:57

Page 17: gulzig bestuur

3 Patronen van gulzig bestuur 17

quent kroegbezoek, te weinig bewegen, te veel op internet leven, niet je best doen op school, de Nederlandse taal niet leren, je tijd verlummelen, de wereld rondzeilen: al deze en nog vele andere zaken kunnen de nationale welvaart schade berokkenen en behoren dus tot het jachtgebied van de New Welfare-programma’s.

New Public Management

Dit alles moet dan wel worden waargemaakt onder het gesternte van afne-mend overheidsgezag, het tweede moderniseringsverlies. Hierop heeft zich het afgelopen decennium een opmerkelijke reactie aangediend, die in de lite-ratuur te boek staat als het New Public Management, kortweg NPM.25 De essen-tie hiervan is simpel: als overheidsgezag geen vanzelfsprekendheid meer is, dan moet dat gezag worden verdiend, steeds opnieuw, en wel via het realise-ren van aansprekende, tastbare prestaties.26 Afrekenen op resultaat, zo luidt het eerste NPM-gebod, want burgers hebben recht op goede waar voor hun belastinggeld. De politicoloog Fritz Scharpf spreekt van outputlegitimiteit: niet door wat ze is of uitstraalt, creëert de overheid nog draagvlak, maar primair door wat ze aan goede werken verricht.27

Afrekenen op prestaties betekent welbeschouwd dat de wijze waarop de publieke dienstverlening wordt uitgevoerd, er niet zoveel meer toe doet, als het beoogde resultaat maar wordt geleverd. De verrassende implicatie is dat publieke taken niet per se door loyale overheidsdienaren, maar eigenlijk door Jan en alleman uitgevoerd kunnen worden. Sterker nog, de NPM-doctrine luidt dat relatief zelfstandig opererende organisaties, waaronder dus ook com-mercieel ingestelde partijen, veel doelmatiger zullen werken dan uitvoerders die op basis van bureaucratische instructies worden aangestuurd. Competitie en marktwerking vormen een belangrijke loot aan de NPM-stam.28 Met deze wending begeeft het overheidshandelen zich op een ongewis pad, dat tot bui-ten de muren van het rechtsstatelijke bouwwerk voert. Maatschappelijke orga-nisaties, marktpartijen, maar ook individuele burgers worden ingelijfd bij een hedendaags vreemdelingenlegioen van publieke taakuitvoerders.

25. Klassiek is het werk van Osborne en Gaebler (1992). Sinds eind jaren tachtig hebben NPM-ideeën in alle ontwikkelde verzorgingsstaten grote invloed uitgeoefend op de inrichting en aansturing van de publieke sector, zij het op verschillende manieren. Zie: Bouckaert en Pol-litt (2000).

26. Gewoonlijk wordt doelmatigheidswinst als het primaire belang van NPM-hervormingen beschouwd. Mijns inziens is het legitimiteitvraagstuk van groter belang. Zie ook: Clarke en Newman (1997).

27. Zie: Scharpf (1999).28. Zie: Trommel, Van Heffen en Van der Veen (2000).

Gulzig bestuur_5.indd 17 2-11-2009 13:09:57

Page 18: gulzig bestuur

18 Gulzig bestuur

New Social Governance

Angst voor de ontrafeling van het sociaal weefsel, ten slotte, drijft de overheid tot een vorm van sturing die ik zou willen typeren als New Social Govern-ance. Waar de gemeenschapszin op samenlevingsniveau dreigt te ontbinden, daar heeft zich een overheid gemeld die ‘genezing van het sociale lichaam’ beijvert.29 Het basisrecept is dat connecties worden gesmeed waar deze niet (meer) spontaan ontstaan. Het palet van praktijken op dit vlak is rijkgescha-keerd, van verplichte inburgering tot de zogenaamde probleemwijkoperaties, van beleidsvorming in netwerken tot het formuleren van een samenbindende Nederlandse identiteit. Dit alles gaat gepaard met wat ik een discours van daadkracht zou willen noemen. Gesproken wordt van de ‘herovering van het publieke domein’, met kerntaken voor actoren als ‘buurtregisseurs’, ‘stads-mariniers’ en ‘frontliniewerkers’. Van burgers wordt in dit proces een nieuw soort ‘actief burgerschap’ verwacht: u dient zorg te dragen voor uw directe leefomgeving.30

Het is belangrijk op te merken dat New Social Governance geen terugkeer behelst naar de politiek van pacificatie, zoals die destijds in ons land werd toegepast om eenheid te smeden in een verdeelde c.q. verzuilde samenleving.31 Bestaande maatschappelijke verhoudingen vormden daarbij het uitgangspunt en werden intact gelaten. New Social Governance wordt veeleer van bovenaf geregisseerd, gaat aan de maatschappelijke diversiteit voorbij en beoogt van-uit een uniform waardeperspectief een nieuw maatschappelijk middenveld te construeren.

Samenvattend meen ik langs een drietal lijnen patronen van gulzig bestuur te herkennen. De New Welfare-programma’s beogen de levens van individuele burgers af te stemmen op een algemeen, overwegend financieel-economisch publiek belang; New Public Management breidt het leger van publieke functi-onarissen uit tot ver over de grenzen van de staat; New Social Governance ziet

29. Zie: Schinkel (2007).30. Actief burgerschap is een van de sleutelbegrippen in de Wet maatschappelijke ondersteu-

ning (Wmo). Met deze wet, ingevoerd in 2007, wordt beoogd de burger een nieuw besef van verantwoordelijkheid voor zijn onmiddellijke leefomgeving bij te brengen. Ringo Osse-waarde (2007) spreekt van een ‘nieuw sociaal contract’ tussen staat en burgers. Niet langer staat de bureaucratische verstrekking van zorgvoorzieningen centraal, de Wmo is er primair op gericht het zelfzorgend vermogen van burgers te versterken en te benutten. Gemeenten krijgen in dit kader een groot aantal nieuwe verantwoordelijkheden toegewezen en worden geacht regie te geven aan een veelheid van betrokken ‘ketenpartners’. Zie voor een kritische beschouwing van het begrip ‘actieve solidariteit’ de gelijknamige oratie die Margo Trappen-burg op 24 september 2009 aan de UvA uitsprak, bij de aanvaarding van de Willem Drees-leerstoel.

31. Zie: Lijphart (1968).

Gulzig bestuur_5.indd 18 2-11-2009 13:09:57

Page 19: gulzig bestuur

3 Patronen van gulzig bestuur 19

politiek en bestuur niet langer als representant, maar veeleer als fabrikant van sociale verbanden. Mijn argument is dat het hier om ziektebeelden gaat, zoals ik nu uitvoeriger zal toelichten.

Gulzig bestuur_5.indd 19 2-11-2009 13:09:57

Page 20: gulzig bestuur

Gulzig bestuur_5.indd 20 2-11-2009 13:09:57

Page 21: gulzig bestuur

4 Pathologie

Onmatigheid kan worden gezien als compulsief verslavingsgedrag, waarvan de pathologie naar de huidige inzichten valt te duiden als zowel een functio-nele stoornis, alsook een moreel probleem.32 Met behulp van deze medische metafoor laat ook gulzig bestuur zich nader diagnosticeren. In wat nu volgt, zal ik me toeleggen op de functionele kant, maar onmiskenbaar zal daarbij een morele ondertoon doorklinken, en ik beloof alvast daarover in mijn conclusie nog iets explicieter te zijn.33 Ik zie drie functionele problemen.

Hubris

Laat ik beginnen met enkele voorbeelden uit de wereld van de New Welfare. Activerend arbeidsmarktbeleid, bestrijding van obesitas en opsporing van pedagogisch falen hebben één ding gemeen: het zijn programma’s gericht op vroegtijdige onderkenning van levenslooprisico’s en in die zin typische voor-beelden van biopolitiek, of beter nog: life politics.34 Kenmerkend is het voor-zorgsprincipe. Het lijkt een uitermate verstandig en onomstreden beginsel,

32. Zie: Van der Stel (2004).33. Het gebruik van medische metaforen in de sociale wetenschappen komt vaker voor, met

name in de functionalistische traditie. Een mooie studie op het terrein van overheidsbeleid is The pathology of public policy (Hogwood & Peters, 1987). In de lange lijst van ziektebeelden die de auteurs bespreken, komt gulzigheid niet voor, maar wel verwante syndromen als hyperactivity, paranoia en obesity. De invalshoek in deze studie is echter een andere dan in mijn analyse van gulzig bestuur. De auteurs richten zich primair op interne stoornissen in het ‘overheidslichaam’, zoals ook het menselijk lichaam van binnenuit ziek kan worden. Mijn focus is veeleer op bestuurlijke pathologie die ‘van buitenaf’, door maatschappelijke moder-niseringsprocessen, wordt aangewakkerd.

34. Biopolitiek is de term waarmee Michel Foucault de bestuurlijke activiteiten aanduidt die wor-den ontplooid om vanuit utilitaire motieven ‘volgzame’ (en vooral productieve) lichamen te creëren. Het gaat daarbij om subtiele, op kennis gebaseerde technologieën, die het individu uiteindelijk tot self-governance aanzetten. Met de term life politics richt Anthony Giddens de aandacht vooral op de laatmoderne, reflexieve burger en diens streven naar self-actualisation. Life politics verwijst naar de politieke activiteiten die hierop zijn gericht, waaronder de onder-steuning en beïnvloeding van levensstijlen. De forse kritiek die Foucault formuleert op de heerszucht van het bestuur, is al met al bij Giddens minder aanwezig, wat uiteraard niet wil zeggen dat de praktijk van life politics geen beheersingsdoelen zou dienen. Zie respectieve-lijk: Foucault (1977) en Giddens (1991).

Gulzig bestuur_5.indd 21 2-11-2009 13:09:58

Page 22: gulzig bestuur

22 Gulzig bestuur

maar dat is het niet, althans niet zonder meer. Politiek filosoof Herman van Gunsteren merkt terecht op dat het om een inconsistent idee gaat.35 Meestal vereist voorzorg een batterij maatregelen die in het licht van datzelfde voor-zorgsprincipe juist vermeden zou moeten worden. Uit vrees dat terreur-aanslagen onze vrije samenleving zullen ondermijnen, grijpen we naar vrijheids beperkende maatregelen. Uit vrees dat kinderen uit zogenaamde risicogezinnen ontsporen, worden ze alvast uit huis geplaatst, zonder dat iemand weet welke schade dat zal veroorzaken. Voorzorg is, kortom, inhe-rent paradoxaal, en de oorzaak daarvan is dat we noch van de onderliggende risico analyse, noch van de uitkomst van een preventieprogramma zeker kun-nen zijn. Wie zich met noeste avondstudie inspanningen getroost om zijn toe-komstige inzetbaarheid (employability) op de arbeidsmarkt te vergroten, moet nog maar afwachten of hij de juiste keuze heeft gemaakt. Ondertussen loopt hij bovendien een nieuw risico, namelijk dat van baanverlies als gevolg van fysieke of mentale over belasting.

Bij nader inzien moet worden vastgesteld dat New Welfare stoelt op een geman-keerd begrip van wat een manufactured risk is. Het mag zo zijn dat hedendaagse risico’s door mensen worden gemaakt, dat wil niet zeggen dat zij deze risico’s overzien en/of hiervoor aansprakelijk kunnen worden gesteld, zelfs niet als zij hiertoe worden toegerust en empowered, zoals dat in het New Welfare-idioom heet. Omdat risico’s taxeren en preventief handelen zelf ook onzeker en ris-kant zijn, zullen er altijd weer situaties van overmacht en botte pech zijn.36 Het bestuur dat desondanks volhardt op de weg van stringent preventiebeleid, zal merken dat het uiteindelijk in staat en bereid moet zijn de levensgeschiedenis-sen van iedere burger minutieus in kaart te brengen.37 Niet de burger, maar de bestuurlijke lichamen dreigen zo slachtoffer te worden van zwaarlijvigheid. Van Gunsteren spreekt over de wording van een Preventiestaat.38 Zo’n staat is hoogmoedig en overambitieus. Welbeschouwd heeft deze de maakbare mens

35. Zie met name hoofdstuk 3 in Van Gunsteren (2008).36. Mede om deze reden is de politiek-filosofische onderbouwing van New Welfare problema-

tisch. Veelal wordt in dat verband gerefereerd aan het werk van Dworkin, die een onder-scheid maakt tussen schade die voortkomt uit individueel keuzegedrag, en schade die het gevolg is van externe omstandigheden. Mits burgers zijn toegerust met gelijke hulpbronnen, is het moreel juist ze aansprakelijk te stellen voor schade van het eerste type, aldus Dworkin. In de praktijk is het echter buitengewoon lastig, en niet zelden onmogelijk, om de lijn tus-sen keuze en omstandigheden te trekken; keuzen en omstandigheden zijn geen onafhanke-lijke variabelen en raken in de loop van de tijd onontwarbaar verweven. Zie respectievelijk: Dworkin (2000) en Trommel (2007, p. 265 e.v.).

37. Inmiddels zijn voor dit doel technologieën beschikbaar die het ‘panoptische principe’ doen verbleken (cf. Foucault, 1977). Camera’s en allerhande ICT’s volgen nu al de stappen die bur-gers in het publieke domein zetten, maar technisch is het mogelijk de levenswandel nog veel preciezer te monitoren, bijvoorbeeld met behulp van geïmplanteerde apparatuur.

38. Van Gunsteren (2008, p. 69 e.v.).

Gulzig bestuur_5.indd 22 2-11-2009 13:09:58

Page 23: gulzig bestuur

4 Pathologie 23

voor ogen en in dat licht wordt hij alsmaar onverschilliger ten aanzien van individuele burgerrechten.39 Ik raad u in dit verband de recent verschenen roman van de Duitse schrijfster Juli Zeh aan: Corpus Delicti. Ein Prozess (Zeh, 2008). Een jonge vrouw is door de staat voor het gerecht gebracht. Haar delict: excessieve onafhankelijkheid. Ze blijkt stiekem te roken, de sportschool te mij-den, en ook anderszins de regels van de levenspolitiek aan haar laars te lap-pen. Het speelt in 2057, maar u bent alvast gewaarschuwd.

Hybriditeit

Een tweede verzameling van pathologische verschijnselen laat zich rangschik-ken onder de noemer van hybriditeit.40 Met het nieuw publiek management is het bestuurlijk speelveld er niet bepaald overzichtelijker op geworden. Neem het volgende voorval, denkbeeldig, maar o zo vertrouwd. In de media wordt gewag gemaakt van een al dan niet vermeende misstand in de zorg. De betrok-ken instelling zegt er weinig aan te kunnen doen, want de betreffende taak is uitbesteed. De ingeleende organisatie wijt het falen aan de povere condities waaronder ze de aanbesteding heeft moeten aanvaarden, en steekt de beschul-digende vinger op naar de overheid. Nerveuze politici en bestuurders komen voor de camera uitleggen dat hier toch echt een taak ligt voor de toezichthou-der, en die is nu eenmaal onafhankelijk. Bovendien is ook het toezicht op de toezichthouder uitbesteed. Ten slotte loopt de zaak met een sisser af, nadat de zoveelste systeemverandering is toegezegd.

Dit voorbeeld laat zien welk mechanisme ten grondslag ligt aan het ontspo-ren van de Prestatiestaat. Verantwoordelijkheden voor het reilen en zeilen in de publieke sector worden als een hete aardappel doorgegeven aan een van de vele partijen in het uitvoeringsveld. Het eind van dit liedje is steevast dat een maatregel wordt afgekondigd die het systeem nog een slag complexer en ondoorzichtiger maakt. Het gaat hier om een fatale logica van escalatie, om

39. Foucault heeft al vroeg op dit risico gewezen. In een openbare les uit 1976 stelt hij: ‘I mean, more precisely, that disciplinary normalisations come into ever greater conflict with the juridical systems of sovereignty; their incompatibility with each other is ever more acutely felt and apparent; some kind of arbitrating discourse is ever made necessary’ (Foucault, 1980, p. 107).

40. Op tamelijk abstract niveau verwijst de term hybriditeit naar het mengen van elementen die in ideaaltypische zin wezensvreemd zijn, als gevolg waarvan potentiële waardeconflicten aan de orde zijn (zie: Noordegraaf, 2004). Brandsen c.s. richten zich in de bundel Meervoudig bestuur vooral op hybride organisaties (Brandsen, Van de Donk & Kenis, 2006). Mij gaat het hier primair om hybriditeit op stelselniveau, dus om de menging van publieke, private en civiele elementen bij de inrichting van een uitvoeringsveld.

Gulzig bestuur_5.indd 23 2-11-2009 13:09:58

Page 24: gulzig bestuur

24 Gulzig bestuur

met Christopher Pollitt te spreken.41 Het resultaat is toenemende institutio-nele en organisatorische spaghetti, een alsmaar troebeler zicht, en dus een roep om nog meer toezicht.42 Dit mechanisme heeft alle kenmerken van een piramidespel. De problemen van nu worden verplaatst naar de toekomst, in de gedaante van nog meer gestapelde en ondoorgrondelijke management-constructies. De Prestatiestaat lijdt aan het gokkersyndroom: bij verlies wordt de inzet verhoogd.43

Dit alles is des te schrijnender omdat het doel nu juist was de staat iets van zijn glans, gezag en legitimiteit terug te geven. De werkelijke effecten van het NPM steken hier schril bij af. Jos de Beus spreekt treffend van ADHD-bestuur: on geduld en hijgerigheid, mede aangejaagd door gretige media, winnen het van de lange adem.44 Daarnaast heeft het systeem de permanent ontevreden burger/consument gebaard, alsmede een schijnwereld waarin vooral de sug-gestie van presteren ertoe doet.45 Bestuurders van publieke instellingen steken alsmaar grotere kapitalen in het etaleren van de eigen club als een heus top-instituut. Het is allemaal niet erg nuttig en zeker geen bijdrage aan het beoogde gezagsherstel.46 Maar hadden we eigenlijk anders kunnen verwachten van een overheid die zich afficheert als ‘ook maar een gewoon productiebedrijf’?

41. Lezing op de Egpa-conferentie, Rotterdam, 10 september 2008. De stelling wordt verder uit-gewerkt in: Pollitt, Harrison, Dowswell, Jerak-Zuiderent en Bal (2008).

42. Zie hiervoor ook: Power (1997). 43. Het onderliggende mechanisme werkt aldus. Prestatiesturing omzeilt het vertrouwenspro-

bleem tussen opdrachtgevers en uitvoerders via het afrekenen op prestaties. Een heikel punt daarbij is evenwel dat zich rond de waarneming en interpretatie van de resultaatgegevens steeds weer nieuwe vormen van informatieasymmetrie zullen voordoen. Uitvoerders kun-nen bijvoorbeeld de prestatierapportages in hun voordeel manipuleren. Dit leidt dan tot telkens weer nieuwe aanpassingen en verfijningen in het managementsysteem. Uiteindelijk kan dit resulteren in een performance paradox: op papier worden aansprekende resultaten geboekt, maar deze zeggen steeds minder over de werkelijke prestaties (zie: Van Thiel & Leeuw, 2002). Een mooie, samenvattende analyse van de perverse effecten van NPM valt te lezen in Hood en Peters (2004).

44. Zie: De Beus (2008).45. NPM lokt de ontwikkeling uit van presentational strategies. Zie voor een analyse hiervan in de

politiewereld: Terpstra en Trommel (2009).46. Zo geven professionals in de publieke dienstverlening steeds meer lucht aan hun problemen

met het NPM. Op onderwijsgebied is het verzet gebundeld in de stichting Beter Onderwijs Nederland (BON), opgezet door onder meer VU-filosoof Ad Verbrugge. Veel weerklank vond ook de aanklacht van Evelien Tonkens (2003) tegen het oprukkend management geweld. Professionals zouden worden gemangeld en niet meer zelf hun werk kunnen inrichten. Recent zijn twee goed gedocumenteerde studies verschenen over de onheilzame werking van prestatiesturing op het terrein van de wetenschapsbeoefening (Boomkens, 2008; Lorenz, 2008). Probleem met deze kritieken is dat ze veelvuldig vervallen in een (romantisch) plei-dooi voor professionele autonomie. Bedacht moet worden dat publieke dienstverlening hoe dan ook politiek-bestuurlijke regulering vergt. Zie in dit verband: Trommel (2006).

Gulzig bestuur_5.indd 24 2-11-2009 13:09:58

Page 25: gulzig bestuur

4 Pathologie 25

Hypochondrie

Het derde en laatste ziektebeeld dat ik hier wil behandelen, is de sociale hypo-chondrie. De Rotterdamse socioloog Willem Schinkel typeert met deze term de verkrampte preoccupatie van de moderne samenleving met zichzelf.47 In dit licht laat New Social Governance zich nader duiden als de instrumentele vormgeving aan deze kramp.

Zoals eerder besproken, zijn politiek en bestuur in de ban geraakt van een angst voor verlies van wat we ‘maatschappelijkheid’ zouden kunnen noemen. De gulzige variant van dit denken is, sociologisch gezien, op z’n minst eigen-aardig: zij stelt geschrokken vast dat in bepaalde delen van de samenleving geen samenleving meer bestaat en dat het voor bepaalde groepen, zoals de nog niet geïntegreerde nieuwkomers, mogelijk is om ‘buiten de samenleving’ te staan, waar dat dan ook moge zijn. Een voorbeeld. Het motto van de huidige regeringscoalitie vermeldt dat we gaan streven naar ‘samenleven’, want ken-nelijk zijn er maatschappelijke zones waar dat niet of onvoldoende gebeurt.48 Dit zijn dan de probleemwijken, en als die eenmaal zo heten, dan zien we natuurlijk ook vooral problemen: verloedering, onveiligheid, Marokkaanse rotjochies.

New Social Governance is de technologie die wordt ingezet om zulke wijken nieuw ‘samenleven’ in te blazen. Ik zie vier strategieën: (a) financiële verlei-ding, (b) ketenvorming, (c) bevordering van ‘actief burgerschap’ en (d) harde interventie. Toen de verenigingsvoorzitster van de probleemwijk waar ik zelf woon, de vraag kreeg voorgelegd of het hier wel echt om een probleemwijk ging, antwoordde ze veelzeggend: ‘Maakt niet uit, als het maar schuift.’49 Zo werkt financiële verleiding. Vervolgens wordt geïnvesteerd in het smeden van samenwerkingsverbanden tussen woningcorporaties, politie, scholen, wel-zijnsinstellingen, buurtcomité, winkeliersverenigingen, gemeentelijke autori-teiten en burgers. In het New Social Governance-idioom heet dat ketenvorming. Een keten is dan misschien geen echt samenlevingsverband, maar retorisch is het goed gevonden: waar de samenleving vloeibaar wordt, is er de suggestie van een robuuste reddingsboei.50 De ketens dienen het algemeen belang: ze

47. Schinkel (2007).48. Het volledige motto van de zittende regeringscoalitie (CDA, PvdA, CU) luidt: ‘samen wer-

ken, samen leven’.49. Het betreft hier, om precies te zijn, de Rivierenbuurt, Den Haag.50. In werkelijkheid gaat het veelal om samenwerking in netwerken. De bestuurswetenschap-

pen hebben het afgelopen decennium een veelheid van aanduidingen voor dit fenomeen bedacht, waaronder interactief bestuur, netwerkbestuur, coproductie en (inderdaad) govern-ance. De crux is dat de beleidsvormende functie van de overheid gedeeld wordt met een veel-heid van maatschappelijke actoren, en dat op diverse niveaus in de samenleving. De term

Gulzig bestuur_5.indd 25 2-11-2009 13:09:58

Page 26: gulzig bestuur

26 Gulzig bestuur

werken probleemoplossingen uit en zien er vervolgens ook op toe dat burgers weer oog voor elkaar krijgen en zich sociaal aangepast gedragen.51 Behalve zachte dwang kan daarbij ook een stevige aanpak nodig zijn. In Rotterdam vallen zogenaamde interventieteams bij de burger binnen, om allerhande ongerief preventief of repressief aan te pakken.52 Meer in het algemeen is een explosieve groei waarneembaar van allerlei soorten toezichthouders, beveili-gers en andere soorten politieachtige functionarissen in het publieke domein.53

Het moge duidelijk zijn: het gaat de hypochonder niet om de afwezigheid van maatschappelijkheid sec, maar om een specifieke hygiënische vorm daarvan. Wat zich aftekent is een laboratoriumvisie op samenleven, een staat op zoek naar steriliteit in een wereld vol bacteriën en ander vuil. Aldus wordt duidelijk wat het fundamentele manco van deze Laboratoriumstaat is: hij maakt stuk wat hij wil herstellen. Hij propageert vanuit een nationale eenheidsmoraal een daarbij passend soort maatschappelijkheid en blokkeert daarmee de mogelijk-heid van levensechte experimenten met de nieuwe multiculturele leefcondi-ties, alsmede de opbloei van loyaliteiten en organisatiepatronen die beter pas-sen bij een open en mondiaal georiënteerde samenleving. Omdat hij daarop niet wil wachten en de risico’s ervan te groot acht, wordt plastische chirurgie op het sociale lichaam toegepast. Gedurende deze total make-over sneuvelen de maatschappelijke vitaliteit en veelvormigheid onder het mes.54

In een notendop: hoogmoed, hybriditeit en hypochondrie vormen de expressies van een bestuurlijke fixatie op het verlies van maakbaarheid. Daarmee samen hangt een blinde vlek voor andere modaliteiten van laatmodern bestuur.

‘keten’ suggereert dat er sprake is van een geschakelde, functionele samenhang tussen de activiteiten van de partners in het netwerk (of dat deze zou moeten worden gesmeed via slimme ‘netwerkregie’). De werkelijkheid laat niet zelden een ander beeld zien. Waar Weber de bureaucratie ooit typeerde als een iron cage, lijkt vooralsnog geen sprake van een iron chain. Dit laat onverlet dat het oogmerk van New Social Governance wel is gericht op de kete-ning van maatschappelijke actoren.

51. Een ander kenmerkend voorbeeld van de ketenbenadering is de aanpak van criminaliteit die de zittende coalitie onder de noemer van ‘Veiligheidshuizen’ in het leven heeft geroepen. Belangrijkste kenmerk daarvan is dat ‘bestuurlijke trajecten’ en ‘zorgtrajecten’ geïntegreerd moeten gaan worden in een meer effectieve bestrijding van criminaliteit. Zorginstellingen worden hier dus tot onderdeel gemaakt van een op veiligheid gericht beleidsparadigma. De ambitieuze doelstelling van deze ketenaanpak is een reductie van de criminaliteit met 25%. Zie: Ministerie van Justitie (2009).

52. Over deze praktijken heeft de Rotterdamse Ombudsman (2007) een vernietigend rapport geschreven (Baas in eigen huis?). Rechtsstatelijke normen blijken veelvuldig met voeten te worden getreden. Nochtans heeft het Rotterdamse gemeentebestuur hierin geen reden gezien dit interventiebeleid te staken.

53. Zie in dit verband: Van Steden en Roelofs (2009).54. Hiermee wordt een cruciale bestaansvoorwaarde voor een goed functionerende democratie

aangetast, zoals overtuigend betoogd door Herman van Gunsteren (2006).

Gulzig bestuur_5.indd 26 2-11-2009 13:09:58

Page 27: gulzig bestuur

5 Intermezzo: mogelijkheid van een eiland

Ik maak nu even pas op de plaats. In een mistroostig relaas over het nade-rende einde van een door de markt verziekte mensheid oppert romanschrij-ver Michel Houellebecq dat nog niet alles is verloren.55 Er is ‘de mogelijkheid van een eiland’. Mijn betoog over gulzig bestuur is beslist minder apocalyp-tisch, maar roept desondanks een vergelijkbare vraag op: is er een uitweg? Ik zal verderop, in mijn slotbeschouwing, nader op deze vraag ingaan. Dit intermezzo vormt daartoe een opmaat, door eerst nog een alternatieve uitweg tegen het licht te houden: deugt de analyse eigenlijk wel? Immers, hoe meer daarop valt af te dingen, hoe minder behoefte aan een eiland. Er zijn verschil-lende tegenwerpingen te maken. In mijn voorbereidingen heb ik er verschil-lende gewogen en te licht bevonden of, in het beste geval, naar de voetnoten verwezen. Maar misschien was dat al te lichtvaardig. Is de diagnose wellicht toch wat overtrokken, is het allemaal wel zo nieuw, en klopt het beeld van langzaam toenemende gulzigheid? Ik bespreek deze punten, in een poging de noodzaak van een eiland aan te scherpen. Daarbij zal ook een eerste glimp van de mogelijkheid ervan aan het licht komen.

Hoezo gulzig?

Sommige van de ontwikkelingen die ik als gulzig heb gekenschetst, zijn in de literatuur al eerder en op volstrekt andere wijze geduid, namelijk als sig-nalen van een ‘terugtredende overheid’: minder zorg, minder regels, meer markt en meer eigen verantwoordelijkheid voor de burger. Hoe verhoudt deze taxatie zich tot de these van een gulzig bestuur?56 De vraag is begrijpelijk en het argument lijkt ook recent weer opgang te doen. Zo stelt Marc Chavannes in zijn beschouwing Niemand regeert, dat de publieke zaak via grootschalige

55. Houellebecq (2005), Mogelijkheid van een eiland (oorspronkelijke titel: La possibilité d’une île).56. Met dank aan prof. dr. Hans van den Heuvel, die me ervan overtuigde dat deze kwestie aan-

dacht behoeft.

Gulzig bestuur_5.indd 27 2-11-2009 13:09:58

Page 28: gulzig bestuur

28 Gulzig bestuur

privatisering in de uitverkoop is gedaan.57 Ondertussen is de overheid ook nog eens naarstig op zoek naar mogelijkheden haar departementen af te slanken. Hoezo gulzig?

Mijn punt is dat de schijn hier bedriegt. New Public Management betekent aller-minst dat de overheid afstand doet van haar verantwoordelijkheid voor de publieke zaak.58 Er wordt in onze tijd juist alsmaar meer van de overheid ver-langd, denk alleen al aan de roep om veiligheid. Invoering van marktwerking moet dan ook niet worden verward met een uitverkoopcampagne. Veeleer is de overheid op zoek naar toegewijde partners die kunnen helpen het publieke belang met meer daadkracht te dienen. Zo ook moet de New Welfare-taal over ‘eigen verantwoordelijkheid’ niet worden misverstaan als pleidooi voor bur-gerlijke autonomie en afbouw van overheidsbemoeienis. Integendeel. Het gaat om nieuwe beleidsinterventies die ervoor moeten zorgen dat individuele levenskeuzen sporen met een specifiek publiek belang. Het bestuur treedt niet terug, maar slaat zijn vleugels verder uit.

In de bestuurswetenschappelijke literatuur wordt in dit verband ook wel gesproken van een verbreding van publiek handelen: van government naar governance.59 Alleen al deze verbreding duidt op een zekere gulzigheid. Tot in de haarvaten van de samenleving wordt een bestuursmentaliteit uitgerold die actoren tot veelal utilitaire vormen van (zelf)sturing beoogt te bewegen. Michel Foucault, aan wie ik in deze rede schatplichtig ben, had er een mooie term voor: governmentality.60 Naarmate dit streven naar bestuurlijke beheersing en bijpassende mentaliteit nadrukkelijker wordt beschouwd als het ultieme publieke belang, dooft de inspirerende en richtingbepalende functie van de politiek langzaam maar zeker uit. Alternatieve voorstellingen van ‘het goede leven’ verdwijnen uit beeld en inderdaad, dan wordt er niet meer geregeerd, althans niet in de politieke zin van het woord. Maar het zou een vergissing zijn dit ideologisch tekort als ‘terugtred’ te typeren. Wat volop regeert, is de bestuurlijke gulzigheid.

57. Marc Chavannes (2009). Overigens passen veel van Chavannes’ observaties naadloos in het syndroom dat ik als gulzig bestuur aanduid (verwatering van verantwoordelijkheden, gejaagdheid, accumulatie van toezicht).

58. In een studie naar de hervorming van het Nederlandse socialezekerheidsstelsel betoogden we al eens eerder dat alleen ogenschijnlijk van liberalisering sprake is. Als het al gaat om liberalisering, dan om een sterk geregisseerde vorm daarvan. Zie: Van der Veen en Trommel (1999).

59. Zie bijvoorbeeld: Rhodes (1996) en Van Kersbergen en Van Waarden (2001).60. Het gaat hier om een fraai knutselwoord waarmee Foucault een analytisch instrument wilde

smeden dat in staat zou zijn de historische evolutie van toenemend bestuurlijk denken (men-tality) te ontleden. Zie: Foucault (1991).

Gulzig bestuur_5.indd 28 2-11-2009 13:09:58

Page 29: gulzig bestuur

5 Intermezzo: mogelijkheid van een eiland 29

Hoezo nieuw?

In 1922 wordt het eerste ‘Huis voor Ouders’ opgericht, een centrum voor opvoedingsvragen. In 1953 introduceert het Voorlichtingsbureau voor de Voe-ding ‘de schijf van vijf’, in een poging burgers gezonde eetgewoonten bij te brengen. Buurtwerk en opbouwwerk beleven in de jaren zestig en zeventig hoogtijdagen. En zo zijn er nog vele andere frappante voorbeelden te noemen van fenomenen die veel weg hebben van wat ik gulzig bestuur heb genoemd, maar hun wortels hebben in een vroegmodern ‘beschavingsoffensief’.61

Mijn argument is dat dit offensief een geheel ander karakter had dan het hui-dige greedy governance. Ik wijs op drie principiële verschillen. Allereerst zijn de achterliggende motieven volstrekt anders. Destijds ging het om een men-gelmoes van morele, religieuze en emancipatoire intenties. Een beschaafde moraal werd eerst en vooral gezien als een waarde op zichzelf en daarnaast als een vehikel om het individu te ‘verheffen’. Dit staat haaks op het huidige motief, waarbij primair het economisch nut van leven als ijkpunt geldt.

In de tweede plaats ging het veelal ook om andere methoden. Bijzonder instruc-tief in dit verband is het onderscheid dat Foucault hanteerde tussen ‘discipli-naire normalisering’ en ‘biopolitiek’. Het eerste verwijst naar de opkomst van de vroegmoderne professies – leraren, artsen, psychiaters, welzijns werkers – en de cruciale rol die zij vervullen bij het verspreiden van normen voor een ‘goed en zorgzaam leven’. Deze praktijken worden in specifieke levens-omstandigheden en levensfasen ingezet en sluiten bij nader inzien goed aan op het beschavingsideaal van de verzorgingsstaat. Biopolitiek, daarentegen, richt zich op permanente interventie, stelt utilitaire doelen, is veel preciezer gericht op individuele levens en nadrukkelijker verknoopt met politieke macht. Het was een indrukwekkende prestatie dat Foucault al relatief vroeg inzag dat juist het opkomend neoliberalisme zich bedient van biopolitieke strategieën.62 Interessant in dit verband is overigens de recente poging van Amerikaanse gedragswetenschappers en economen om dit ‘libertaire paternalisme’ van een (overwegend utilitaire) rechtvaardiging te voorzien.63

61. Met dank aan dr. Rudie Hulst, die mij deze en vele andere voorbeelden aanreikte.62. De laatste jaren wordt de bijdrage van Foucault aan de analyse van het neoliberalisme veel-

vuldig besproken en onderzocht. Bijvoorbeeld: Hamann (2009). Neoliberal governmentality wordt door deze auteur omschreven als ‘(…) the strategic creation of social conditions that encourage and necessitate the production of Homo Economicus, a historically specific form of subjectivity constituted as a free and autonomous “atom” of interest’ (Hamann, 2009, p. 37).

63. Richard Thaler en Cass Sunnstein stellen dat overheden tot taak hebben een ‘keuzearchi-tectuur’ te ontwerpen die burgers moet helpen juiste en verstandige levensbeslissingen te nemen. Het gaat er daarbij om ‘duwtjes in de goede richting te geven’ (nudge). Het zou om een milde vorm van paternalisme gaan, maar daar valt van alles op af te dingen (cf. Thaler & Sunnstein, 2008).

Gulzig bestuur_5.indd 29 2-11-2009 13:09:58

Page 30: gulzig bestuur

30 Gulzig bestuur

Een derde verschil, ten slotte, betreft de intensiteit van gulzig bestuur. Deze is vele malen hoger dan die van het vroegmoderne beschavingsoffensief. Stukje bij beetje wordt de totale levensloop van alle burgers geherdefinieerd als een optelsom van te beheersen risico’s en op die wijze onder het regime van governmentality gebracht. Daarbij is weinig ruimte meer voor onzichtbaar-heid, privacy, niches, tegengeluid, weerwerk, diversiteit. Het is waar, ook het welzijnswerk van weleer had mede tot doel om aangepast gedrag te bevorde-ren, bijvoorbeeld onder nozems en ander ‘werkschuw tuig’. Maar wie nu de aanpak van toen beziet, zal deze al snel als gematigd kwalificeren. Bovendien was in dit werkveld evengoed plaats voor minder utilitaire benaderingen, die zich bijvoorbeeld toelegden op verzet tegen de zogenaamde ‘kolonisering van de leefwereld’.64

Hoezo trend?

Duidt gulzig bestuur op een ongeneeslijke ziekte? Is sprake van een onom-keerbare trend? Ik meen van niet, maar besef ook dat dit punt zorgvuldige toelichting vereist. Genezing is mogelijk, maar om te beginnen is het goed te benadrukken dat dit geen terugkeer naar vroegmoderne praktijken impliceert. Het gaat hier niet om een golfbeweging, zoals we die wel vaker meemaken op het terrein van beleid en bestuur, denk bijvoorbeeld aan de wijze waarop episoden van decentralisatie en recentralisatie elkaar beurtelings uitlokken en afwisselen.65 Zo werkt het hier niet. Aan de orde is een uniek verschijnsel dat op de stuwende golven van ingrijpende maatschappelijke transities is komen bovendrijven.

Gulzig bestuur maakt dus onderdeel uit van een dieper gelegen trendmatige transitie van de samenleving, maar dat betekent allerminst dat het hier om een intrinsiek of noodzakelijk onderdeel zou gaan. In lijn met de moderniserings-sociologie meen ik dat de ingrijpende verandering van het maatschappelijk decor zijn weerslag zal en moet hebben op het domein van beleid en bestuur, maar over de precieze aard daarvan is nog veel onbekend. Zoals Max Weber de overheidsbureaucratie als ideaaltype van vroegmodern bestuur heeft geijkt, dringt zich thans de vraag op naar de ideaaltypen van laatmodern bestuur.66 In beginsel zijn New Welfare, New Public Management en New Social Governance potentiële kandidaten, ware het niet – en dat vormt de kern van mijn argu-

64. De koloniseringsthese van Jürgen Habermas staat, anders dan bij Foucault, in de humanis-tische traditie en hekelt het binnendringen van de instrumentele rede in de leefwereld van burgers. Zie: Habermas (1981).

65. Zie: Peters en Pierre (2000).66. Zie: Weber (1948).

Gulzig bestuur_5.indd 30 2-11-2009 13:09:58

Page 31: gulzig bestuur

5 Intermezzo: mogelijkheid van een eiland 31

ment – dat zij vooralsnog in verminkte gedaanten aan ons verschijnen. Het is de aanhoudende fixatie op vroegmoderne maakbaarheid die deze verminking veroorzaakt.

Wanneer we echter, bij wijze van gedachte-experiment, de drie vernieuwings-bewegingen zouden proberen te ontdoen van deze fixatie, blijkt dat wel dege-lijk zinvolle en urgente vragen worden gesteld: hoe kunnen we ons in een con-text van afbrokkelende nationale bescherming beter en proactiever instellen op de laatmoderne sociale problemen en risico’s, hoe krijgen we in een com-plexe wereld nog zicht op wat we met publieke interventies bereiken, en hoe ontstaat nieuwe maatschappelijke orde waar de oude dreigt te vervloeien? De vragen deugen, maar de crux is dat de vroegmoderne maakbaarheidsreflexen tot haastige, overambitieuze en onwerkbare antwoorden aanleiding geven. Het gevolg is dat de vernieuwingsbewegingen hun ideaaltypische kenmerken niet prijsgeven, maar als lelijke eendjes door het leven waggelen.

Om het allemaal nog wat beeldender te formuleren: het eiland dat we zoe-ken, heet ‘laatmodern bestuur’ en ligt vooralsnog verborgen in een dikke mist van greedy governance. Maar het bestaat en kan worden gevonden. Teneinde de juiste koers te bepalen zijn echter nieuwe onderzoeksinspanningen nodig. Twee kennispuzzels vragen daarbij om speciale aandacht. Allereerst: welke mechanismen verklaren het hardnekkig vastklampen aan vroegmoderne reflexen? En daarnaast: wat zouden we kunnen verstaan onder minder gul-zige, en dus meer bescheiden vormen van bestuur?

Gulzig bestuur_5.indd 31 2-11-2009 13:09:58

Page 32: gulzig bestuur

Gulzig bestuur_5.indd 32 2-11-2009 13:09:58

Page 33: gulzig bestuur

6 Slot: naar een perspectief op bestuurlijke bescheidenheid

Het is tijd voor een slotbeschouwing. Gulzig bestuur, zo heb ik betoogd, is bestuur dat de toewijding van burgers en organisaties aan de publieke zaak beoogt te versterken en daarbij de grenzen van rechtsstaat en democratie uit het oog verliest. Het is bestuur dat steeds verder buiten zijn institutionele bed-ding treedt en in die zin oeverloos wordt. Het is bestuur dat overal aanwezig is en dus, uiteindelijk, helemaal nergens meer. De grens tussen publiek en privaat vervaagt, bestuursverantwoordelijkheden verwateren en de overheid raakt haar exclusieve positie als maatschappelijk sturingscentrum kwijt.

Valt aan dit gebrek iets te doen? Kan gulzig bestuur alsnog tot goed bestuur worden omgebogen? Het is een belangrijke vraag, maar wel een met de nodige valkuilen. Zo is er tamelijk recent een literatuur over goed bestuur in opkomst die zich specialiseert in het formuleren van normatieve verlanglijstjes die bol staan van de meest nobele criteria waaraan good governance zou moeten vol-doen.67 Ik acht de realiteitswaarde en dus de bruikbaarheid daarvan gering. Maar evenmin denk ik dat we beter zicht krijgen op goed bestuur als we blij-ven voortborduren op de traditie van empirisch onderzoek naar de effectivi-teit en doelmatigheid van bestuurspraktijken. Wat ik bepleit, is dat normatieve en empirische onderzoeksinspanningen opnieuw – en in de beste weberiaanse traditie – bij elkaar worden gebracht. Dit betekent dat de vraag naar ‘fit’, ofwel de passendheid van bestuur, hoog op de onderzoeksagenda moet worden geplaatst. Wat we momenteel boven alles nodig hebben, is een gedegen ant-woord op de vraag welke institutionele vormen van openbaar bestuur passen bij de nieuwe realiteit van het laatmoderne samenleven. Het is dit thema dat mij in mijn onderzoek inspireert.

Het verheugt me dat ik daartoe op de VU een vruchtbaar en stimulerend klimaat heb gevonden. Mijn bijdrage de komende jaren zal bestaan uit een omvangrijk onderzoeksprogramma naar de bestuurlijke dimensies van wat ik vandaag New Welfare heb genoemd, met daarbij een bijzondere toespitsing

67. Bijvoorbeeld: Bovaird en Löffler (2003).

Gulzig bestuur_5.indd 33 2-11-2009 13:09:58

Page 34: gulzig bestuur

34 Gulzig bestuur

op het activerend arbeidsmarktbeleid. De specifieke, bestuurssociologische benadering die ik daarbij voorsta, komt tot uitdrukking in het consequent hanteren van een verklaringskader waarin de fricties en spanningen tussen vroegmoderne bestuursinstituties en laatmoderne problemen en beleids-ambities centraal staan. In sectoraal en internationaal vergelijkende deelpro-jecten zal nauwgezet worden bestudeerd hoe uit deze spanningen patronen van bestuurlijke gulzigheid en bijbehorende ziektebeelden ontstaan en wat dit leert over de mogelijkheden van genezing.

Zoals ik eerder in het intermezzo heb benadrukt, is mijn argument dus niet dat er helemaal geen toekomst zou zijn voor het nieuwe zorgparadigma. In de drie vernieuwingsbewegingen die ik de revue heb laten passeren, schuilt mogelijk de kiem van het laatmoderne ideaaltype van openbaar bestuur. Maar dan moeten deze wel worden ontdaan van hun gulzige gedaanten. Dit betekent onder meer, om met Bob Jessop te spreken, dat we de ‘laatmoderne waarschijnlijkheid van bestuurlijk falen’ nu eens serieus zouden moeten gaan nemen, om hieruit een aantal lessen te trekken. Dit zullen dan lessen zijn over de institutionele vormgeving aan waarden als bestuurlijke bescheidenheid, ironie, zelfcorrectie en reflexiviteit.68

Samenvattend schuilt de mogelijkheid van een eiland in het vinden en arti-culeren van de ideaaltypische vormen van laatmodern bestuur. Ze vormen de onmisbare componenten van het navigatiesysteem dat ons door de mist-wolken van het gulzig bestuur zal moeten loodsen. In bijgaande figuur wordt mijn benadering beknopt samengevat:

Vroegmoderne bestuurstradities

Laatmoderneproblemen

Innovatie van bestuur & beleid

Fricties � ‘Fit’?

Ideaaltype(n) van laatmodern bestuur

Figuur: speurtocht naar de ideaaltypen van laatmodern bestuur

68. Zie: Jessop (2004). Op het Egpa-congres 2008 heb ik eerste ideeën uitgewerkt over bestuur-lijke bescheidenheid in de paper Good governance as reflexive governance (Trommel, 2008a).

Gulzig bestuur_5.indd 34 2-11-2009 13:09:58

Page 35: gulzig bestuur

6 Slot: naar een perspectief op bestuurlijke bescheidenheid 35

Tot slot. Waar het ons land betreft, ben ik vooralsnog niet optimistisch over het vinden van een uitweg. Ik zie ten minste twee factoren die maken dat gulzig bestuur juist in de polder welig tiert. In de eerste plaats is de fixatie op maat-schappelijke maakbaarheid in Nederland altijd al groot geweest. In die zin verbaast het niet dat het landsbestuur de afgelopen decennia steeds nadruk-kelijker is opgevat als een louter instrumentele managementtaak. Daarmee hangt, in de tweede plaats, samen dat de politiek haar functie als ideologische richtingwijzer gaandeweg is kwijtgeraakt. Bijgevolg is het zicht op alternatieve handelingsperspectieven alsmaar troebeler geworden.

Ik permitteer me een enkele, wellicht wat opruiende slotopmerking over deze politieke kant van gulzig bestuur. In de kern drukt de jongste preoccupa-tie met maakbaarheid een angst uit voor het verlies van de relatief besloten, zelfsturende, soevereine natiestaat. Hoe we ons tot deze ontwikkeling wen-sen te verhouden, zou inzet moeten zijn van stevige politieke controverse. De afwezigheid daarvan stelt niet gerust. Te zeer wordt de overheid alleen nog aangesproken als was zij de HRM-directie van de BV Nederland, belast met het disciplineren van de burgerij tot bruikbaar human capital.69 Natuurlijk, we kunnen onszelf opsluiten in ons nationale hok en ons angstvallig toeleggen op de kweek van fittere en productievere burgers. Ik wil niet zo ver gaan als dichter-muzikant Thom Yorke, die deze nieuwe generatie van toegeruste en pragmatische burgers aanduidt als ‘varkens op antibiotica’.70 Maar misschien mogen we dan toch wel spreken van ‘werktuigen’, werktuigen van markt en staat, ‘geen mensen meer’. Aldus Abraham Kuyper in een furieuze rede uit 1869, getiteld Eenvormigheid; de vloek van het moderne leven.71

69. Zie ook mijn recente essay over polarisatie: Trommel (2008b).70. In de tekst Fitter happier voert Yorke (1997) de laatmoderne mens op als ‘an empowered and

informed member of society’, vooral gericht op ‘pragmatism, not idealism’. De tekst eindigt met de volgende duiding van deze mens: ‘calm, fitter, healthier and more productive, a pig in a cage on antibiotics’.

71. Kuijper (1869).

Gulzig bestuur_5.indd 35 2-11-2009 13:09:58

Page 36: gulzig bestuur

Gulzig bestuur_5.indd 36 2-11-2009 13:09:58

Page 37: gulzig bestuur

7 Dankwoord

Nu ik aan het einde van mijn voordracht ben gekomen, wil ik graag gebruik-maken van de gelegenheid enkele woorden van dank uit te spreken.

Ik dank het College van Bestuur van de Vrije Universiteit, alsmede de voor-malige decaan van de sociale faculteit, professor Bert Klandermans, voor deze eervolle benoeming.

Ik dank collega professor Huberts voor het in mij gestelde vertrouwen. Waarde Huberts, beste Leo, je belde me midden in de nacht om het goede nieuws te melden. Na bijna twee jaar ben ik gewend geraakt aan je werktijden, al vind ik het wel fijn dat je tegenwoordig de mail gebruikt. Ik prijs me bijzonder geluk-kig met onze soepele en vruchtbare samenwerking.

Het Bestuur en de Wetenschappelijke Raad van de Stichting Instituut Gak wil ik danken voor het vertrouwen in mijn onderzoeksplannen, en met name ook voor de materiële uitdrukking daarvan. Ik beloof mijn uiterste best te doen value for money te leveren.

Inmiddels is een enthousiaste en zeer competente onderzoeksgroep aan de slag. Hans Bosselaar, Annemarije Hagen, Anna Schonewille, Debbie Rice, Hidde Rinze Koornstra, Duco Bannink en ook Judith van der Veer: dank voor jullie bevlogenheid en vooral ook voor het dagelijkse werkplezier. Ik ben er daarnaast trots op dat ik in het kader van ons onderzoek opnieuw mag samen-werken met mijn afstudeerbegeleider van weleer, de eminente professor Kees Schuyt.

Op de universiteiten leidt gulzig bestuur tot vrijwel permanente reorganisa-ties, waardoor niet altijd meer duidelijk is wie nu eigenlijk je voorganger was. Maar ik voel me vrij het vermaarde duo professor Fred Fleurke en professor Hans van den Heuvel als zodanig te beschouwen en hen te bedanken voor de bloeiende erfenis. Dat jullie nog altijd zeer actief zijn, zal minister Donner goed doen. Maar ook ik profiteer ervan, alsmede de andere collega’s, die ik eveneens graag dankzeg voor het warme welkom op de afdeling.

Gulzig bestuur_5.indd 37 2-11-2009 13:09:58

Page 38: gulzig bestuur

38 Gulzig bestuur

Veel plezier beleef ik aan de levendige, betrokken en veelkleurige studenten-populatie op de VU, en het doet me deugd dat deze ook vandaag is vertegen-woordigd, al begrijp ik niet waar jullie de tijd vandaan halen.

Waarde Van der Veen, beste Romke, jij hebt me destijds naar Twente gehaald, waar ik een mooie en inspirerende tijd heb beleefd. Veel dank daarvoor. Je hebt me het nodige bijgebracht, waaronder de waarde van gedegen empirisch onderzoek, al zul je daarvan vandaag wellicht niet zoveel hebben gemerkt. De tijd zal leren dat de groep die jij in Twente opbouwde, uniek en bijzonder talentvol was.

En zo kom ik vanzelf bij Bert de Vroom, die voor mijn wetenschappelijke vor-ming van grote betekenis is geweest. Beste Bert, als socioloog pur sang liet je zien dat ook wetenschap een sociaal bedrijf is. Onvergetelijk zijn dan ook de internationale congresreisjes die we geheel volgens dit inzicht hebben gemaakt. Ik wil je bedanken, als intellectuele sparringpartner en als vriend, en daarin graag ook Ans betrekken.

Ik bedank ook professor Paul ’t Hart, die hier vandaag niet kan zijn vanwege zijn Australische avontuur. Beste Paul, ik beschouw je als een van de grootste keien op ons vakgebied en ik ben je bijzonder dankbaar dat je me van meet af aan hebt aangemoedigd om de vragen van beleid en bestuur met sociologische verbeeldingskracht te lijf te gaan.

Voor heel veel in mijn leven ben ik mijn vader buitengewoon dankbaar en het spijt me zeer dat hij niet meer in staat is deze gelegenheid bij te wonen. Dat er vandaag zoveel andere Trommels en ook Stolken en Van Strijpen aanwe-zig zijn, vergoedt veel. Verder wil ik Macy en Maryn noemen, twee pracht-voorbeelden van gulzig leven. Maar het laatste en innigste dankwoord is voor Madeleine en zal ik elders uitspreken.

Ik heb gezegd.

Gulzig bestuur_5.indd 38 2-11-2009 13:09:58

Page 39: gulzig bestuur

Geraadpleegde literatuur

Bauman, Z. (2000). Liquid modernity. Cambridge: Polity.

Bauman, Z. (2005). Liquid life. Cambridge: Polity.

Beck, U. (1986). Risikogesellschaft – Auf dem Weg in eine andere Moderne. Frankfurt am Main: Suhr-

kamp.

Beus, J. de (2008, 28 juni). ADHD-bestuur met zijn voortdurende vernieuwing laat de publieke

sector ontsporen. NRC Handelsblad, p. 17.

Boomkens, R. (2008). Topkitsch en slow science. Amsterdam: Van Gennep.

Bouckaert, G. & Pollitt, Ch. (2000). Public management reform: A comparative analysis. Oxford:

Oxford University Press.

Boutellier, H. (2007). Nodale orde. Veiligheid en burgerschap in een netwerksamenleving (oratie).

Amsterdam: VU.

Bovaird, T. & Löffler, E. (2003). Evaluating the quality of public governance: Indicators, models

and methodology. International Review of Administrative Sciences, 69, 313-328.

Brandsen, T., Donk, W. van de & Kenis, P. (red.) (2006). Meervoudig bestuur; publieke dienstverlening

door hybride organisaties. Den Haag: Uitgeverij LEMMA.

Chavannes, M. (2009). Niemand regeert. Rotterdam: NRC Boeken.

Clarke, J. & Newman, J. (1997). The managerial state. Thousand Oaks: Sage.

Coser, L. (1974). Greedy institutions: Patterns of undivided commitment. New York: Free Press.

Doorn, J.J.A. van (1989). Rede en macht. Den Haag: Vuga.

Doorn, J.J.A. van & Schuyt, C.J.M. (red.) (1978). De stagnerende verzorgingsstaat. Amsterdam: Boom.

Dworkin, R. (2000). Sovereign virtue. The theory and practise of equality. Cambridge, MA: Harvard

University Press.

Foucault, M. (1977). Discipline and punish; Birth of the prison. London: Penguin Books.

Foucault, M. (1980). Two lectures. In C. Gordon (Ed.), Power/Knowledge. New York: Pantheon

Books.

Foucault, M. (1991) [1978]. Governmentality. In G. Burchell, C. Gordon & P. Miller (Eds.), The Fou-

cault effect: Studies in governmentality. London: Harvester Wheatsheaf.

Giddens, A. (1991). Modernity and self-identity. London: Polity Press.

Giddens, A. (1994a). Beyond left and right; The future of radical politics. Cambridge: Polity Press.

Giddens, A. (1994b). Living in a postindustrial society. In U. Beck, A. Giddens & S. Lash (Eds.),

Reflexive modernization. Cambridge: Polity Press.

Giddens, A. (1998). The third way; The renewal of social democracy. Cambridge: Polity Press.

Gilbert, N. (2002). Transformation of the welfare state. Oxford: Oxford University Press.

Goffman, E. (1961). Asylums. New York: Garden City.

Gunsteren, H. van (2006). Vertrouwen in democratie. Amsterdam: Van Gennep.

Gulzig bestuur_5.indd 39 2-11-2009 13:09:58

Page 40: gulzig bestuur

40 Gulzig bestuur

Gunsteren, H. van (2008). Bouwen op burgers. Cultuur, preventie en de eigenzinnige burger. Amster-

dam: Van Gennep.

Habermas, J. (1981). Theorie des kommunikatives Handelns. Frankfurt am Main: Suhrkamp.

Hamann, T.H. (2009). Neoliberalism, governmentality and ethics. Foucault Studies, 6, 37-59.

Harvey, D. (1989). The condition of postmodernity. Oxford: Basil Blackwell.

Hogwood, B.W. & Peters, B.G. (1987). The pathology of public policy. Oxford: Clarendon Press.

Hood, C. & Peters, G. (2004). The middle aging of new public management: Into the age of para-

dox? Journal of Public Administration Research and Theory, 14(3), 267-282.

Houellebecq, M. (2005). Mogelijkheid van een eiland. Amsterdam: De Arbeiderspers.

Jessop, B. (2004). Governance and metagovernance: On reflexivity, requisite variety and requisite

irony. In H. Bang (Ed.), Governance as social and political communication. Manchester: Manches-

ter University Press.

Kern, H. & Schumann, M. (1984). Das Ende der Arbeitsteilung? München: C.H. Beck.

Kersbergen, K. van & Waarden, F. van (2001). Shifts in governance: Problems of legitimacy and accoun-

tability. Den Haag: NWO.

Kuijper, A. (1869). Eenvormigheid, de vloek van het modern leven. Amsterdam: H. de Hoogh & Co.

Lash, S. & Urry, J. (1987). The end of organised capitalism. Cambridge: Polity Press.

Lijphart, A. (1968). The politics of accommodation: Pluralism and democracy in the Netherlands. Berke-

ley: University of California Press.

Lorenz, C. (red.) (2008). If you’re so smart, why aren’t you rich? Amsterdam: Boom.

Mandeville, B. (1970) [1714]. The fable of the bees. Hammondsworth: Phillip Harth.

Ministerie van Justitie (2009). Veiligheidshuizen; naar een landelijk dekkend netwerk van veiligheids-

huizen. Den Haag.

Noordegraaf, M. (2004). Management in het publieke domein. Bussum: Coutinho.

Ombudsman Rotterdam (2007). Baas in eigen huis? Rapport van een ambtshalve onderzoek naar

de praktijk van huisbezoeken. Rotterdam.

Osborne, D. & Gaebler, T. (1992). Reinventing government. New York: Penguin Press.

Ossewaarde, R. (2007). The new social contract and the struggle for sovereignty in the Nether-

lands. Government and Opposition, 42, 491-512.

Peters, B.G. & Pierre, J. (2000). Citizens versus the new public manager; The problem of mutual

empowerment. Administration & Society, 32(1), 9-28.

Pollitt, Chr., Harrison, S., Dowswell, G., Jerak-Zuiderent, S. & Bal, R. (2008). Performance indica-

tors. A logic of escalation? Evaluation (submitted for publication).

Power, M. (1997). The audit society; Rituals of verification. Oxford: Oxford University Press.

Putnam, R.D. (1995). Bowling alone: America’s declining social capital. The Journal of Democracy,

6(1), 65-78.

Putnam, R.D. (2000). Bowling alone. The collapse and revival of American community. New York:

Simon & Schuster.

Rhodes, R.A.W. (1996). The new governance: Governing without government. Political Studies,

44(4), 652-668.

Scharpf, F. (1999). Governing in Europe; Effective and democratic? Oxford: Oxford University Press.

Schinkel, W. (2007). Denken in een tijdperk van sociale hypochondrie; aanzet tot een theorie voorbij de

maatschappij. Kampen: Klement.

Gulzig bestuur_5.indd 40 2-11-2009 13:09:58

Page 41: gulzig bestuur

Geraadpleegde literatuur 41

Schmid, G. (2006). Social risk management through transitional labour markets. Socio-Economic

Review, 4(1), 1-34.

Sennett, R. (1998). The corrosion of character: The personal consequences of work in the new capitalism.

New York: Norton.

Steden, R. van & Roelofs, M. (2009). Hoeders van de hygiënische stad; beveiligers, toezichthou-

ders en handhavers in de openbare ruimte. Beleid & Maatschappij, 36(3).

Stel, J. van der (2004). Verslaving als een medisch en moreel probleem. In J. van der Vugt &

R. Engels (red.), Wat heet verslaving? Nijmegen: Damon.

Terpstra, J. & Trommel, W. (2009). Police, managerialization and presentational strategies. Poli-

cing: An International Journal of Police Strategies and Management, 32(1), 128-143.

Thaler, R. & Sunnstein, C. (2008). Nudge. New York: Penguin Books.

Thiel, S. van & Leeuw, F. (2002). The performance paradox in the public sector. Public Performance

and Management Review, 25(3), 267-281.

Tonkens, E. (2003). Mondige burgers, getemde professionals. Utrecht: NIZW.

Trappenburg, M. (2009). Actieve solidariteit (oratie). Amsterdam: UvA.

Trommel, W. (2006). NPM en de wedergeboorte van het professionele ideaal. Beleid & Maatschap-

pij, 33(2), 137-147.

Trommel, W. (2007). De stagnatie voorbij? Over de verdiensten van de sociale investerings-

gedachte. In E. Engelen, A. Hemerijck & W. Trommel (red.), Van sociale bescherming naar sociale

investering. Den Haag: Uitgeverij LEMMA.

Trommel, W. (2008a). Good governance as reflexive governance (paper). Egpa-conferentie, Rotter-

dam.

Trommel, W. (2008b). Tirannie van het licht; waarom polarisatie zo weinig weerwoord krijgt. In

RMO (red.), Polarisatie: bedreigend en verrijkend. Den Haag: RMO.

Trommel, W., Heffen, O. van & Veen, R. van der (2000). Marktwerking in de publieke sector. Beleid

& Maatschappij, 28(2), 130-138.

Veen, R. van der & Trommel, W. (1999). Managed liberalisation of the Dutch welfare state. Gover-

nance, 12(3), 289-310.

Vis, B. (2008). Biting the bullet or steering clear? Politics of (not-) unpopular welfare state reform in

advanced democracies (diss.). Amsterdam: VU University.

Weber, M. (1919). Wissenschaft als Beruf. Berlin: Dunkler und Humblot.

Weber, M. (1934). Die protestantische Ethik und der Geist des Kapitalismus. Tübingen: J.C.B. Mohr.

Weber, M. (1948). Bureaucracy. In H. Gerth & C.W. Mills (Eds.), From Max Weber: Essays in socio-

logy. London: Routledge & Kegan Paul.

Yorke, T. (1997). Fitter happier. OK Computer, Radiohead.

Zeh, J. (2008). Corpus Delicti. Ein Prozess. Frankfurt am Main: Schöffling & Co.

Gulzig bestuur_5.indd 41 2-11-2009 13:09:58

Page 42: gulzig bestuur

Gulzig bestuur_5.indd 42 2-11-2009 13:09:59

Page 43: gulzig bestuur

Over de auteur

Prof. dr. Willem Trommel is sinds 1 januari 2008 werkzaam als hoogleraar beleids- en bestuurswetenschappen aan de faculteit sociale wetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam. Vanuit zijn achtergrond als socioloog is hij met name geïnteresseerd in de relatie tussen maatschappelijke en bestuurlijke modernisering. Zijn onderzoek op dit terrein spitst zich veelal toe op arbeids-vraagstukken en in het verlengde daarvan op de hervorming van so ciaal beleid en bestuur. Voor zijn benoeming aan de VU was hij verbonden aan de Universiteit Leiden, waar hij in 1995 bij prof. dr. C.J. Lammers promoveerde. Vervolgens was hij ruim tien jaar aan de Universiteit Twente verbonden. In deze periode werkte hij onder meer aan een studie naar de herziening van het Nederlandse socialezekerheidsstelsel (met Romke van der Veen en Coen Teulings). Hij ontving een NWO-beurs voor onderzoek naar de institutionele herinrichting van de verzorgingsstaat en leidde de Nederlandse inbreng in een grootschalig Europees onderzoeksproject rond de sociale implicaties van de kenniseconomie en de daarmee samenhangende globalisering van arbeids-markten. Recent verscheen een bundel waarin hij (samen met Anton Heme-rijck en Ewald Engelen) de balans opmaakt van het debat over de opkomst van de ‘sociale investeringsstaat’. Per 1 januari 2008 geeft hij leiding aan een onderzoeksprogramma naar de besturing van activerend arbeidsmarktbeleid. Dit programma wordt gefinancierd door de Stichting Instituut Gak en omvat onder meer een viertal promotieprojecten.

Het werk van Trommel wordt gekenmerkt door een kritische benadering en betrokkenheid bij de samenleving en publiek debat. In verschillende publi-caties zette hij vraagtekens bij de opkomst van het zogenaamde ‘nieuw publiek management’. In NRC Handelsblad verschenen stukken over modieuze trends in de bestuurskunde en over angst voor politiek populisme. Recent schreef hij een essay over polarisatie, in een hieraan gewijde bundel van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling. Trommel was lange tijd vaste columnist van het sociaalwetenschappelijk magazine Facta en sinds 1998 redacteur van Beleid & Maatschappij, waarvan de laatste vier jaar (tot juni 2009) als hoofdredacteur.

E-mail: [email protected]

Gulzig bestuur_5.indd 43 2-11-2009 13:09:59