Hand Lei Ding Yamaha Diversion

Embed Size (px)

Citation preview

HANDLEIDING

XJ600S4BR-28199-D7

DAU03338

INLEIDING

Welkom in de wereld van Yamaha rijders! Als bezitter van een XJ600S/XJ600N profiteert u van Yamahas ervaring en technische kennis in het ontwerpen en fabriceren van producten van topkwaliteit, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven. Neem de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u alle voordelen van uw XJ600S/XJ600N optimaal kunt benutten. Deze gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de motorfiets, terwijl ook wordt beschreven hoe u uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen. De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw motorfiets in optimale conditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer. Het Yamaha team wenst u vele veilige en plezierige ritten toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!

BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDINGBijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen: Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW VEILIGHEID! Wanneer instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd, kan dit leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel voor de motorrijder of omstanders of degene die de motorfiets inspecteert of repareert. De aanduiding LET OP staat vermeld bij speciale voorzorgsmaatregelen die moeten worden genomen om schade aan de motorfiets te voorkomen. De aanduiding NB staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken of verhelderen.

DAU00005

WAARSCHUWING

LET OP:

OPMERKING:

OPMERKING:@

q Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze motorfiets en moet al-

tijd bij de machine blijven, ook als deze ooit wordt verkocht.q Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om

deze reden kan soms sprake zijn van kleine tegenstrijdigheden tussen uw motor en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.@

BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDINGDW000002

WAARSCHUWING@

LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE MOTORFIETS GAAT GEBRUIKEN.@

BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING

DAU03337

XJ600S/XJ600N HANDLEIDING VOOR DE EIGENAAR 2000 door Yamaha Motor Co., Ltd. 1e Uitgave, Mei 2000 Alle rechten voorbehouden. Elke vorm van herdruk of onbevoegd gebruik zonder schriftelijke toestemming van Yamaha Motor Co., Ltd. is uitdrukkelijk verboden. Printed in Japan.

DAU00009

INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING

1 GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID 2 BESCHRIJVING 3 FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN 4 CONTROLES VOOR HET STARTEN 5 GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE 6 PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES 7 VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS 8 SPECIFICATIES 9 GEBRUIKERSINFORMATIE INDEX

1 2 3 4 5 6 7 8 9

GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEIDGEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID ............................................. 1-1 1

1-

GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID

DAU00021

Motorfietsen zijn schitterende machines die de motorrijder een onovertroffen gevoel van vrijheid kunnen geven. Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar u niet omheen kunt; ook de beste motorfiets kan niet meer dan de natuurwetten toestaan. 1 Regelmatige verzorging en onderhoud is van groot belang om de waarde en de goede conditie van uw motor te behouden. Dit geldt trouwens niet alleen voor de motorfiets, maar ook voor de motorrijder: om goed en veilig te rijden moet u zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder invloed van medicijnen, drugs en alcohol is natuurlijk uit den boze. Motorrijders horen altijdmeer nog dan autobestuurders geestelijk en lichamelijk op hun best te zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn. Beschermende kleding is voor een motorrijder even belangrijk als veiligheidsgordels voor de bestuurder en inzittenden van een auto. Draag steeds een compleet motorpak (gemaakt van leer of slijtvast synthetisch materiaal met beschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed passende helm. Optimaal beschermende kleding mag echter niet aanmoedigen tot zorgeloosheid. Vooral integraal omsluitende helmen en motorpakken geven een gevoel van totale veiligheid en bescherming, maar toch zijn motorrijders altijd kwetsbaar in het verkeer. Ken uw eigen grenzen, rijd niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risicos. Vooral bij nat weer zit een ongeluk in een klein hoekje. Een verstandig motorrijder rijdt defensief en met voorspelbaar weggedrag. Ook al weet uzelf precies wat u doet, verrassing bij andere weggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met de mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking. Veel plezier onderweg!

1-1

BESCHRIJVINGAanzicht linkerzijde (XJ600S) ............................................................ 2-1 Aanzicht rechterzijde (XJ600S).......................................................... 2-2 Schakelaars en instrumenten (XJ600S)............................................. 2-3 Aanzicht linkerzijde (XJ600N) ............................................................ 2-4 Aanzicht rechterzijde (XJ600N).......................................................... 2-5 Schakelaars en instrumenten (XJ600N) ............................................ 2-6

2

2-

BESCHRIJVING

DAU00026

Aanzicht linkerzijde (XJ600S)

2

1. Brandstofkraan 2. Helmbevestiging 3. Zekeringenkastje 4. Bagageriembevestiging 5. Zadelvergendeling

(pagina 3-11) (pagina 3-13) (pagina 6-29) (pagina 3-15) (pagina 3-12)

6. Afstelring voor de voorbelasting van de achterschokbreker 7. Schakelpedaal

(pagina 3-14) (pagina 3-8)

2-1

BESCHRIJVINGAanzicht rechterzijde (XJ600S)

2

8. Achterlicht/remlicht 9. Opbergcompartiment 10. Zadel 11. Brandstoftank 12. Koplamp 13. Rempedaal

(pagina 3-13) (pagina 3-12) (pagina 3-9) (pagina 6-30) (pagina 3-9)

2-2

BESCHRIJVINGSchakelaars en instrumenten (XJ600S)

2

14. Koppelingshendel 15. Linker stuurschakelaars 16. Chokehendel 17. Snelheidsmeterunit 18. Toerenteller 19. Rechter stuurschakelaars 20. Remhendel 21. Gashendel 22. Contactslot/stuurslot-unit

(pagina 3-7) (pagina 3-6) (pagina 3-12) (pagina 3-4) (pagina 3-5) (pagina 3-7) (pagina 3-8) (pagina 6-13) (pagina 3-1)

2-3

BESCHRIJVINGAanzicht linkerzijde (XJ600N)

2

1. Stuurslot 2. Brandstofkraan 3. Helmbevestiging 4. Zekeringenkast 5. Bagageriembevestiging

(pagina 3-3) (pagina 3-11) (pagina 3-13) (pagina 6-29) (pagina 3-15)

6. Zadelvergendeling 7. Afstelring voor de voorbelasting van de achterschokbreker 8. Schakelpedaal

(pagina 3-12) (pagina 3-14) (pagina 3-8)

2-4

BESCHRIJVINGAanzicht rechterzijde (XJ600N)

2

9. Achterlicht/remlicht 10. Opbergcompartiment 11. Zadel 12. Brandstoftank 13. Koplamp 14. Rempedaal

(pagina 3-13) (pagina 3-12) (pagina 3-9) (pagina 6-30) (pagina 3-9)

2-5

BESCHRIJVINGSchakelaars en instrumenten (XJ600N)

2

15. Koppelingshendel 16. Linker stuurschakelaars 17. Chokehendel 18. Snelheidsmeterunit 19. Toerenteller 20. Rechter stuurschakelaars 21. Remhendel 22. Gashendel 23. Contactslot

(pagina 3-7) (pagina 3-6) (pagina 3-12) (pagina 3-5) (pagina 3-5) (pagina 3-7) (pagina 3-8) (pagina 6-13) (pagina 3-1)

2-6

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGENContactslot/stuurslot-unit .....................................3-1 Stuurslot (voor XJ600N) .......................................3-3 Controlelampjes en waarschuwingslampjes .......3-3 Snelheidsmeterunit (voor XJ600S) .......................3-4 Snelheidsmeterunit (voor XJ600N).......................3-5 Toerenteller ..........................................................3-5 Stuurschakelaars .................................................3-6 Koppelingshendel ................................................3-7 Schakelpedaal .....................................................3-8 Remhendel .........................................................3-8 Rempedaal ..........................................................3-9 Vuldop brandstoftank ...........................................3-9 Brandstof ........................................................... 3-10 Tankbeluchtingsslang (alleen voor Duitsland) ... 3-10 Brandstofkraan .................................................. 3-11 Chokehendel ..................................................... 3-12 Zadel ................................................................. 3-12 Helmbevestiging ................................................ 3-13 Opbergcompartiment ........................................ 3-13 Afstellen van de schokdemperunit .................... 3-14 Bagageriembevestiging...................................... 3-15 Zijstandaard ...................................................... 3-15 Startspersysteem .............................................. 3-16

3

3-

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGENXJ600S XJ600N

DAU00027

3

DAU00029

DAU00038

DAU00040

Contactslot/stuurslot-unitVia het contactslot/stuurslot worden het ontstekingssysteem en de verlichtingssystemen bediend en wordt het stuur vergrendeld. De diverse standen worden hierna beschreven.DAU00036

OFF Alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.

LOCK (voor XJ600S) Het stuur is vergrendeld en alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen. Om het stuur te vergrendelen 1. Draai het stuur helemaal naar links. 2. Druk de sleutel in de OFF-stand in en draai hem dan naar de LOCKstand. Houd de sleutel hierbij ingedrukt. 3. Neem de sleutel uit. Om het stuur te ontgrendelen Druk de sleutel in en draai hem dan naar OFF terwijl de sleutel ingedrukt wordt gehouden.

ON Alle elektrische systemen worden elektrisch gevoed en de motor kan worden gestart. De sleutel kan niet worden uitgenomen.

3-1

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGENDW000016

WAARSCHUWING@

XJ600S

XJ600N

Draai de contactsleutel nooit naar OFF of naar LOCK terwijl de motorfiets rijdt; elektrische systemen worden dan afgeschakeld en mogelijk zult u zo de macht over het stuur verliezen of een ongeval veroorzaken. Zorg altijd dat de motorfiets stilstaat voordat u de sleutel naar OFF of naar LOCK draait.@

31. Indrukken. 2. Draaien.DAU01590

1. Indrukken. 2. Loslaten. 3. Draaien.DAU00055

(Parkeren) (voor XJ600S) Het stuur is vergrendeld en het achterlicht en het parkeerlicht branden, maar alle overige elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen. Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleutel naar te kunnen draaien.DCA00043

LET OP:@

P (Parkeren) (voor XJ600N) Het achterlicht en het parkeerlicht branden, maar alle overige elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen. De sleutel moet worden ingedrukt en dan losgelaten om deze naar P te kunnen draaien.DCA00043

Gebruik de parkeerverlichting niet gedurende langere tijd, anders kan de accu ontladen raken.@

LET OP:@

Gebruik de parkeerverlichting niet gedurende langere tijd, anders kan de accu ontladen raken.@

3-2

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGENOm het stuur te ontgrendelen 1. Open het stuurslotplaatje en steek dan de sleutel in het slot. 2. Druk de sleutel in, draai hem 1/8 slag linksom zodat hij naar buiten komt en laat de sleutel dan los. 3. Neem de sleutel uit en sluit dan het slotplaatje.

XJ600S

31. StuurslotDAU02934

Stuurslot (voor XJ600N)Om het stuur te vergrendelen 1. Draai het stuur helemaal naar rechts. 2. Open het stuurslotplaatje en steek dan de sleutel in het slot. 3. Draai de sleutel 1/8 slag linksom, druk de sleutel verder in terwijl het stuur iets naar links wordt gedraaid en draai de sleutel dan 1/8 slag rechtsom. 4. Controleer of het stuur is vergrendeld, neem de sleutel uit en sluit dan het slotplaatje.

1. Controlelampje linker richtingaanwijzer 2. Controlelampje grootlicht 3. Controlelampje rechter richtingaanwijzer 4. Controlelampje voor vrijstand 5. Waarschuwingslampje voor olieniveauDAU03034

Controlelampjes en waarschuwingslampjesDAU03299

Controlelampjes richtingaanwijzers / Het bijbehorende controlelampje knippert terwijl de schakelaar voor richtingaanwijzers naar de linker- of rechterstand is gedrukt.DAU00061

Controlelampje voor vrijstand Dit controlelampje brandt wanneer de versnellingsbak in de vrijstand staat.3-3

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGENXJ600N1. Zet de noodstopschakelaar in en draai de sleutel naar ON. 2. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand of trek de koppelingshendel in. 3. Druk op de startknop. Als het controlelampje niet gaat branden als de startknop wordt ingedrukt, vraag dan een Yamaha dealer het elektrisch circuit te testen.

XJ600S

31. 2. 3. 4. Snelheidsmeter Kilometerteller Ritteller TerugsteltoetsDAU00094

1. Controlelampje voor vrijstand 2. Controlelampje linker richtingaanwijzer 3. Controlelampje rechter richtingaanwijzer 4. Controlelampje grootlicht 5. Waarschuwingslampje voor olieniveauDAU00063

OPMERKING:@

Bij een voldoende hoog olieniveau kan het waarschuwingslampje soms toch knipperen bij rijden op een helling of bij plotseling afremmen of optrekken, er is dan echter geen sprake van een storing.@

Controlelampje grootlicht Dit controlelampje gaat branden wanneer het grootlicht van de koplamp is ingeschakeld.DAU03201

Snelheidsmeterunit (voor XJ600S)De snelheidsmeterunit is voorzien van een snelheidsmeter, een kilometerteller en een ritteller. De snelheidsmeter toont de actuele rijsnelheid. De kilometerteller toont de totale afgelegde afstand. De ritteller toont de afstand afgelegd sinds de teller het laatst via de terugstelknop werd teruggesteld op nul. De ritteller kan worden gebruikt om de afstand te schatten die met een volle brandstoftank kan worden afgelegd. Deze informatie stelt u in staat de volgende tankstops te plannen.

Waarschuwingslampje voor olieniveau Dit waarschuwingslampje gaat branden als het motorolieniveau laag is. Het elektrisch circuit van het waarschuwingslampje kan via de volgende procedure worden getest.

3-4

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGENXJ600N XJ600S XJ600N

31. 2. 3. 4. Snelheidsmeter Kilometerteller Ritteller TerugstelknopDAU00095

1. Toerenteller 2. Rode zone (behalve voor CH, A) 3. Rode zone (voor CH, A)DAU00101

1. Toerenteller 2. Rode zone (behalve voor CH, A) 3. Rode zone (voor CH, A)

Snelheidsmeterunit (voor XJ600N)De snelheidsmeterunit is voorzien van een snelheidsmeter, een kilometerteller en een ritteller. De snelheidsmeter toont de actuele rijsnelheid. De kilometerteller toont de totale afgelegde afstand. De ritteller toont de afstand afgelegd sinds de teller het laatst via de terugstelknop werd teruggesteld op nul. De ritteller kan worden gebruikt om de afstand te schatten die met een volle brandstoftank kan worden afgelegd. Deze informatie stelt u in staat de volgende tankstops te plannen.

ToerentellerMet de elektrische toerenteller kan de motorrijder het motortoerental controleren en dit binnen het ideale bereik houden.DC000003*

LET OP:@

Laat de motor niet draaien terwijl de toerenteller aanwijst in de rode zone. Rode zone: 9.500 tpm en hoger (behalve voor CH, A) 8.500 tpm en hoger (voor CH, A)@

3-5

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGENDAU00144 DAU00127

1. 2. 3. 4. 5.

Dimlichtschakelaar Lichtsignaalschakelaar PASS Schakelaar voor alarmverlichting Richtingaanwijzerschakelaar Claxonschakelaar DAU00118

Schakelaar voor alarmverlichting Met de contactsleutel in de stand ON of P wordt deze schakelaar gebruikt voor het inschakelen van de alarmverlichting (gelijktijdig knipperen van alle richtingaanwijzers). De alarmverlichting worden gebruikt in een noodgeval of om andere verkeersdeelnemers te waarschuwen als uw machine stilstaat in een mogelijk gevaarlijke verkeerssituatie.DC000006

Richtingaanwijzerschakelaar Druk deze schakelaar naar om afslaan naar rechts aan te geven. Druk deze schakelaar naar om afslaan naar links aan te geven. Na loslaten keert de schakelaar terug naar de middenstand. Om de richtingaanwijzers uit te schakelen wordt de schakelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in de middenstand.DAU00129

3

LET OP:@

Gebruik de alarmverlichting niet gedurende langere tijd, anders kan de accu ontladen raken.@

Claxonschakelaar Druk deze schakelaar in om een claxonsignaal te geven.

StuurschakelaarsDAU00120

Lichtsignaalschakelaar PASS Druk deze schakelaar in om de koplamp een lichtsignaal te laten afgeven.DAU00121

Dimlichtschakelaar Zet deze schakelaar op voor grootlicht en op voor dimlicht.

3-6

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGENDAU00143

Startknop Druk deze knop in om de motor door middel van de startmotor te starten.DC000005

LET OP:@

Zie pagina 5-1 voor startinstructies voordat u de motor start.@

31. Noodstopschakelaar 2. Lichtschakelaar 3. Startknop DAU00138

1. KoppelingshendelDAU00152

KoppelingshendelDe koppelingshendel bevindt zich aan de linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het stuur toe om de koppeling te ontkoppelen. Laat de hendel los om de koppeling te laten aangrijpen. Voor een soepele werking van de koppeling moet de hendel snel ingetrokken worden en langzaam worden losgelaten. De koppelingshendel is voorzien van een sperschakelaar die deel uitmaakt van het startspersysteem. (Zie pagina 3-16 voor uitleg over het startspersysteem.)

Noodstopschakelaar Zet deze schakelaar op om in een noodgeval de motor direct uit te schakelen, zoals wanneer de machine omslaat of als de gaskabel blijft hangen.DAU00134

Lichtschakelaar Zet deze schakelaar in de stand om de parkeerlichten, het achterlicht en de instrumentenverlichting in te schakelen. Zet de schakelaar in de stand om ook de koplamp in te schakelen.

3-7

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

31. SchakelpedaalDAU00157

1. Remhendel 2. Stelmoer voor afstelpositieDAU00160

1. Stelmoer remhendel 2. Correct in lijn staande merktekens

SchakelpedaalHet schakelpedaal bevindt zich aan de linkerzijde van de motor en wordt in combinatie met de koppelingshendel gebruikt bij het schakelen van de versnellingen van de 6-traps constant-mesh versnellingsbak op deze motorfiets.

RemhendelDe remhendel bevindt zich aan de rechterstuurgreep. Trek de hendel naar het stuur toe om de voorrem te bekrachtigen.

De remhendel is voorzien van een stelmoer voor afstelpositie. Om de afstand tussen remhendel en stuurgreep af te stellen wordt de stelmoer gedraaid terwijl de hendel van het stuur vandaan wordt gehouden. Zorg dat het merkteken op de stelmoer tegenover het merkteken op de remhendel komt.

3-8

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGENOPMERKING:@

De tankdop kan alleen worden gesloten met de sleutel in het slot. Bovendien kan de sleutel niet worden uitgenomen als de tankdop niet correct gesloten en vergrendeld is.@

DWA00025

31. RempedaalDAU00162

WAARSCHUWING@

1. Sluitplaatje tankdopslot 2. Ontgrendelen.DAU02935

Controleer of de tankdop stevig is aangebracht alvorens te gaan rijden.@

RempedaalHet rempedaal bevindt zich aan de rechterzijde van de motorfiets. Trap op het rempedaal om de achterrem te bekrachtigen.

Vuldop brandstoftankOpenen van de tankdop Open het slotplaatje op de tankdop, steek de sleutel in het slot en draai hem dan een kwartslag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld en de tankdop kan worden verwijderd. Sluiten van de tankdop 1. Druk de tankdop in positie met de sleutel in het slot. 2. Draai de sleutel linksom naar de oorspronkelijke positie, neem hem uit en sluit dan het slotplaatje.

3-9

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGENDAU00185

LET OP:@

Veeg gemorste brandstof direct af met een schone, droge en zachte doek, de brandstof kan immers schade toebrengen aan de lak of aan kunststof onderdelen.@

DAU00191

31. Vulpijp brandstoftank 2. BrandstofniveauDAU01183

BrandstofControleer of voldoende brandstof in de brandstoftank aanwezig is. Vul de brandstoftank tot onderaan de vulpijp, zoals getoond in de afbeelding.DW000130

Aanbevolen brandstof: Normale loodvrije brandstof met een octaangetal (RON) van minstens 91 Inhoud brandstoftank: Totale hoeveelheid: 17,0 L Reservehoeveelheid: 3,5 L

1. TankbeluchtingsslangDAU00196

Tankbeluchtingsslang (alleen voor Duitsland)Alvorens de motorfiets te gebruiken: q Controleer de aansluiting van de tankbeluchtingsslang. q Controleer de tankbeluchtingsslang op scheuren of beschadiging en vervang zo nodig. q Controleer of het uiteinde van de tankbeluchtingsslang niet verstopt is en reinig die zo nodig.

WAARSCHUWING@

OPMERKING:@

q Overvul de brandstoftank niet, an-

ders zal benzine uitstromen zodra deze warm wordt en uitzet. q Mors geen brandstof op een heet motorblok.@

Als de motor gaat detoneren (pingelen), gebruik dan brandstof van een ander merk of met een hoger octaangetal.@

3-10

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGENNormale stand Reserve-stand Start-stand

31. Pijlteken in positie over ONDAU00207

1. Pijlteken in positie over RES

1. Pijlteken in positie over RPI

BrandstofkraanVia de brandstofkraan wordt de brandstof van de tank naar de carburateurs gevoerd en bovendien gefilterd. De standen van de hendel van de brandstofkraan worden als volgt toegelicht en getoond in de afbeeldingen. ON Met de hendel van de brandstofkraan in deze stand stroomt brandstof naar de carburateurs terwijl de motor draait. Draai de hendel van de brandstofkraan naar deze stand om de motor te starten en te gaan rijden.

RES Dit is de reservestand. Met de hendel van de brandstofkraan in deze stand is de reservehoeveelheid brandstof beschikbaar. Draai de hendel van de brandstofkraan snel naar deze stand als u tijdens het rijden zonder brandstof komt te staan, anders kan de motor afslaan en moet de brandstoftoevoer opnieuw worden geactiveerd (zie onder PRI). Nadat de hendel van de brandstofkraan naar RES is gedraaid, moet zo snel mogelijk brandstof worden bijgetankt, vergeet daarna niet de hendel van de brandstofkraan weer terug naar ON te draaien!

PRI Dit is de stand voor het opnieuw activeren van de brandstoftoevoer. Met de hendel van de brandstofkraan in deze stand wordt de brandstoftoevoer naar de motor op druk gebracht. Draai de hendel van de brandstofkraan in deze stand nadat de motor zonder brandstof is komen te staan. De brandstof stroomt dan rechtstreeks naar de carburateurs, waardoor starten wordt vergemakkelijkt. Vergeet na starten van de motor niet de brandstofkraan weer naar ON te draaien (of naar RES als u nog niet heeft bijgetankt).

3-11

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

31. ChokehendelDAU02976

1. Ontgrendelen.DAU02925

1. Uitsteeksel ( 2) 2. Zadelbevestiging

ChokehendelVoor het starten van een koude motor is een rijker lucht/brandstof mengsel nodig; via de choke wordt dit mengsel geleverd. Beweeg de hendel in de richting a om de choke aan te zetten. Beweeg de hendel in de richting b om de choke uit te zetten.

ZadelVerwijderen van het zadel Steek de sleutel in het zadelslot, draai hem dan linksom en neem het zadel los.

Aanbrengen van het zadel Steek de uitsteeksels aan de voorzijde van het zadel in de zadelbevestiging, druk het zadel aan de achterzijde omlaag om te vergrendelen en neem dan de sleutel uit.

OPMERKING:@

Controleer of het zadel stevig is vergrendeld alvorens te gaan rijden.@

3-12

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGENDWA00015

WAARSCHUWING@

Rijd nooit met een helm bevestigd aan de helmbevestiging, de helm kan zo voorwerpen raken waardoor de machine mogelijk onbestuurbaar wordt en een ongeval niet uitgesloten is.@

31. Helmbevestiging ( 2)DAU02936

HelmbevestigingDe helmbevestiging bevindt zich onder het zadel. Om een helm aan een helmbevestiging te bevestigen 1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-12 voor instructies over verwijderen en aanbrengen van het zadel.) 2. Maak de helm vast aan de helmbevestiging en druk dan het zadel stevig dicht.

Om een helm los te maken van de helmbevestiging Verwijder het zadel, neem de helm los van de helmbevestiging en breng het zadel weer aan.

1. Borgriem U-slot ( 2)DAU01688

OpbergcompartimentDit opbergcompartiment is bedoeld voor het opbergen van een origineel Yamaha ULOCK-slot. (Andere typen sloten passen mogelijk niet.) Bij het opbergen van een Uslot in het opbergcompartiment, moet dit stevig met de riemen worden bevestigd. Als het U-slot niet in het opbergcompartiment is opgeborgen, maak dan de riemen vast om deze niet te verliezen. Als het instructieboekje of andere documentatie in het opbergcompartiment wordt opgeborgen, omwikkel dit dan in een plastic zak om nat worden te voorkomen. Zorg bij het wassen van de motorfiets dat geen water het opbergcompartiment kan binnendringen.

3-13

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGENDAU00315

WAARSCHUWING@

1. Stelring voor veervoorspanning 2. Positie-indicatorDAU00295

1. Speciale sleutel

Afstellen van de schokdemperunitDeze schokdemper is uitgerust met een stelring voor veervoorspanning.DC000015

Stel de veervoorspanning als volgt af. Om de veervoorspanning te verhogen en zo de vering stugger te maken, wordt de stelring gedraaid richting a. Om de veervoorspanning te verlagen voor een zachtere vering wordt de stelring gedraaid in de richting b.

LET OP:@

Probeer nooit een stelmechanisme voorbij de maximum- of minimuminstelwaarden te verdraaien.@

OPMERKING:@

Zet de gewenste inkeping in de stelring tegenover de positie-indicator op de schokdemper.@

Deze schokdemper is gevuld met stikstofgas onder hoge druk. Lees en begrijp de volgende informatie alvorens de schokdemper te gebruiken. De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade aan eigendommen of voor persoonlijk letsel als dit voortvloeit uit verkeerd gebruik. q Probeer de gascilinder niet te openen en blijf er verder vanaf. q Stel de schokdemper niet bloot aan open vuur of aan andere hittebronnen, anders kan deze door de oplopende druk exploderen. q Vervorm of beschadig de gascilinder op geen enkele wijze, de dempende werking zal dan achteruitgaan. q Laat onderhoud aan de schokdemper altijd uitvoeren door een Yamaha dealer.@

3

CI-01D

Minimum (zacht) Stand afsteller 1 2

Standaard 3 4

Maximum (stug) 5 6 7

3-14

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGENLinker RechterDAU00330 DW000044

ZijstandaardDe zijstandaard bevindt zich aan de linkerzijde van het frame. Trek of druk de zijstandaard met uw voet omhoog of omlaag terwijl u de motorfiets verticaal houdt.@

WAARSCHUWINGMet de motorfiets mag nooit worden gereden terwijl de zijstandaard omlaag staat of niet behoorlijk kan worden opgetrokken (of niet omhoog blijft), anders kan de zijstandaard de grond raken en zo de motorrijder afleiden, waardoor u de macht over het stuur verliest. Het Yamaha startspersysteem is ontworpen om de motorrijder te helpen bij zijn verantwoordelijkheid de zijstandaard op te trekken alvorens weg te rijden. Controleer dit systeem daarom regelmatig zoals hierna beschreven en laat het repareren door een Yamaha dealer als de werking niet naar behoren is.@

OPMERKING:@

31. Bagageriemhouder ( 4)DAU01398

BagageriembevestigingEr zijn vier bevestigingspunten voor de bagageriemen: een aan beide bevestigingssteunen voor de passagiersvoetsteunen en een aan beide zijden van het zadel.

De ingebouwde sperschakelaar voor de zijstandaard maakt deel uit van het startspersysteem, dat in bepaalde situaties de werking van het ontstekingssysteem blokkeert. (Zie hierna voor een nadere uitleg over het startspersysteem.)@

3-15

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGENDAU00332 DW000046

StartspersysteemHet startspersysteem (waarvan de sperschakelaar voor de zijstandaard, de sperschakelaar voor de koppelingshendel en de vrijstandschakelaar deel uitmaken) heeft de volgende functies. q Het verhindert starten wanneer de versnellingsbak in een versnelling geschakeld is en de zijstandaard is opgeklapt, terwijl de koppelingshendel niet is ingetrokken. q Het verhindert starten wanneer de versnellingsbak in een versnelling geschakeld is en de koppelingshendel is ingetrokken, terwijl de zijstandaard nog omlaag staat. q Het schakelt een draaiende motor af zodra de zijstandaard omlaag bewogen wordt. Controleer de werking van het startspersysteem regelmatig, hanteer daarbij de volgende werkwijze.@

WAARSCHUWINGq Bij deze inspectie moet de machine

op de middenbok worden gezet.q Als zich een storing voordoet,

vraag dan alvorens te gaan rijden een Yamaha dealer het systeem te controleren.@

3

3-16

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGENCD-01D

Terwijl de motor uit staat: 1. Klap de zijstandaard omlaag. 2. Zorg dat de motorstopschakelaar op 3. Draai de contactsleutel naar ON. 4. Zet de versnelling in zn vrij. 5. Druk op de startschakelaar. Start de motor?

OPMERKING: staat. Deze controle werkt het best wanneer de motor al is opgewarmd.

3

JATerwijl de motor nog loopt: 6. Klap de zijstandaard omhoog. 7. Trek de koppelingshendel in. 8. Schakel naar de eerste versnelling. 9. Klap de zijstandaard omlaag. Slaat de motor af?

NEE

Er kan iets mis zijn met de vrijloopschakelaar. Rijd niet met de motorfiets totdat deze is gecontroleerd door een Yamaha dealer.

JANadat de motor is afgeslagen: 10. Klap de zijstandaard omhoog. 11. Trek de koppelingshendel in. 12. Druk op de startschakelaar. Start de motor?

NEE

Er kan iets mis zijn met de zijstandaardschakelaar. Rijd niet met de motorfiets totdat deze is gecontroleerd door een Yamaha dealer.

JA

NEE

Alles is in orde. U kunt met de motorfiets gaan rijden.

Er kan iets mis zijn met de koppelingsschakelaar. Rijd niet met de motorfiets totdat deze is gecontroleerd door een Yamaha dealer.

3-17

CONTROLES VOOR HET STARTENControlelijst voor gebruik ................................................................... 4-1

4

4-

CONTROLES VOOR HET STARTEN

DAU01114

De eigenaar is verantwoordelijk voor de conditie van de machine. Vitale onderdelen kunnen bijvoorbeeld bij blootstelling aan weer en wind vrij snel en onverwachts achteruitgaan, ook als de machine niet wordt gebruikt. Eventuele schade, vloeistoflekkage of het wegvallen van de bandspanning kan ernstige gevolgen hebben. Het is daarom van belang om voorafgaand aan elke rit een visuele inspectie uit te voeren en bovendien de volgende punten te controleren.DAU03328

Controlelijst voor gebruikONDERDEEL Voorrem Achterrem KONTROLE Kontroleren op werking, vloeistofpeil en vloeistof lekkage. Indien nodig, DOT 4 remvloeistof bijvullen. Kontroleer op soepele werking en vrije slag. Indien nodig, afstellen. Kontroleer op soepele werking. Indien nodig, smeren. Kontroleer oliepeil. Indien nodig, olie bijvullen. Kontroleer kettingspanning en algehele toestand. Indien nodig, afstellen. Kontroleer bandenspanning, slijtage, beschadiging. Kontroleer op soepele werking. Indien nodig, smeren. Kontroleer op soepele werking. Indien nodig, smeren. Kontroleer op soepele werking. Indien nodig, smeren. Kontroleer op soepele werking. Indien nodig, smeren.4-1

PAGINA 6-196-21 6-186-21 6-176-18 6-13, 6-24 6-76-10 6-216-23 6-146-17, 6-336-36 6-23 6-24 6-25 6-25

4

Koppeling Gasgreep en behuizing Motorolie Ketting Wielen en banden Bedienings- en meterkabels Rempedaal- en schakelpedaalas Werking van rem- en koppelingshendel Werking van de middenstandaard zijstandaard

CONTROLES VOOR HET STARTENONDERDEEL Bevestigingsdelen van frame Brandstof Verlichting, richtingaanwijzers en schakelaars KONTROLE Kontroleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig vastzitten. Indien nodig, aantrekken. Kontroleer benzinepeil. Indien nodig, benzine tanken. Kontroleer op juiste werking. PAGINA 3-93-10

OPMERKING:@

Voordat de motorfiets wordt gebruikt moet telkens een korte algemene controle worden uitgevoerd. Zon inspectie neemt maar weinig tijd in beslag en de hiermee gegarandeerde veiligheid is die tijd alleszins waard.@

4

DWA00033

WAARSCHUWING@

Wanneer functies vermeld in de Controlelijst voor Gebruik niet naar behoren werken, laat dan een inspectie uitvoeren en eventueel repareren voordat u de machine gebruikt.@

4-2

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIEStarten van een koude motor ............................................................ 5-1 Starten van een warme motor ........................................................... 5-2 Schakelen van versnellingen ............................................................. 5-3 Aanbevolen schakelpunten (alleen voor Zwitserland) ....................... 5-3 Tips voor een zuinig brandstofverbruik ............................................. 5-4 Inrijden van de motor ......................................................................... 5-4 Parkeren ............................................................................................ 5-5

5

5-

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIEDAU00373 DAU00381

DAU00372

WAARSCHUWING@

Starten van een koude motorHet startspersysteem staat starten alleen toe als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan: q De versnellingsbak staat in de vrijstand. q De versnellingsbak staat in een versnelling geschakeld terwijl de koppelingshendel is ingetrokken en de zijstandaard is opgeklapt.DW000054

OPMERKING:@

q Zorg dat u volkomen vertrouwd

5

bent met alle bedieningsfuncties en hun werking voordat u gaat rijden. Informeer bij een Yamaha dealer als u de werking van een schakelaar of functie niet volkomen begrijpt. q Start de motor nooit in een afgesloten ruimte en laat deze hierin ook niet lange tijd aaneen draaien. Uitlaatgassen zijn giftig en het inademen ervan kan al binnen korte tijd leiden tot bewusteloosheid en dodelijk letsel. Controleer altijd of er voldoende ventilatie is. q Controleer of de zijstandaard is ingetrokken alvorens weg te rijden. Als de zijstandaard niet behoorlijk is ingetrokken, kan deze de grond raken en zo de motorrijder afleiden, waardoor u de macht over het stuur verliest.@

Als de versnellingsbak in de vrijstand staat, moet het vrijstandcontrolelampje branden; zo niet, vraag dan een Yamaha dealer het elektrisch circuit te testen.@

4. Zet de choke aan en draai de gasgreep helemaal dicht. (Zie pagina 3-12 voor de bediening van de choke.) 5. Start de motor door de startknop in te drukken.

WAARSCHUWING@

OPMERKING:@

q Controleer voor het starten van de

motor de werking van het startspersysteem en volg daarbij de werkwijze beschreven op pagina 3-16. q Ga nooit rijden terwijl de zijstandaard omlaag staat.@

Als de motor niet wil starten, laat dan de startknop los, wacht een paar seconden en probeer het dan opnieuw. Om de accu te sparen, dient u de startmotor nooit langer dan 10 seconden achtereen te laten draaien.@

1. Draai de kraanhendel in ON. 2. Draai de contactsleutel naar ON en controleer of de noodstopschakelaar op is gezet. 3. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.

5-1

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIEDC000034 DCA00045 DAU01258

LET OP:@ @

LET OP:Trek nooit snel op terwijl de motor nog koud is, dit verkort de levensduur van de motor!@

Starten van een warme motorVolg dezelfde procedure als bij starten van een koude motor, alleen is het gebruik van de choke niet nodig als de motor warm is.

Het waarschuwingslampje voor olieniveau moet gaan branden als de startknop wordt ingedrukt en moet doven zodra de startknop wordt losgelaten. Als het olieniveaulampje knippert of aan blijft na het starten, zet de motor dan direct af, controleer het olieniveau en let op eventuele olielekkage. Vul zo nodig motorolie bij en controleer het olieniveaulampje dan opnieuw. Als het waarschuwingslampje niet gaat branden als de startknop wordt ingedrukt, of als het lampje niet uitgaat na starten met voldoende motorolie, vraag dan een Yamaha dealer het elektrisch circuit te controleren.@

7. Zet de choke uit zodra de motor warm is.

OPMERKING:@

De motor is warm wanneer hij normaal reageert op de gasbediening terwijl de choke uit is gezet.@

5

6. Zet na het starten van de motor de chokehendel tot halverwege terug.

5-2

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIEDC000048 DAU02937

LET OP:@

q Rijd niet lange tijd met afgezette

Aanbevolen schakelpunten (alleen voor Zwitserland)De aanbevolen schakelpunten tijdens accelereren staan vermeld in de tabel hierna.CF-02D

1. Schakelpedaal N. VrijstandDAU00423

5

Schakelen van versnellingenDoor de versnellingen te schakelen kunt u het beschikbare motorvermogen doseren bij het wegrijden, optrekken, tegen een helling oprijden etc. De schakelstanden worden getoond in de afbeelding.

motor, ook niet met de versnellingsbak in de vrijstand, en sleep de motorfiets niet over lange afstanden. De versnellingsbak wordt alleen afdoende gesmeerd terwijl de motor draait. Door onvoldoende smering kan de versnellingsbak worden beschadigd. q Gebruik altijd de koppeling om de versnellingsbak te schakelen om zo schade aan de motor, de versnellingsbak en de aandrijving te voorkomen; door hun constructie zijn deze niet bestand tegen de schokken die optreden bij belast schakelen.@

Aanbevolen snelheid (km/u) 1e 2e 3e 4e 5e 2e 3e 4e 5e 6e 20 30 40 50 60

OPMERKING:@

Wanneer twee versnellingen tegelijk wordt teruggeschakeld, moet in gelijke mate snelheid worden geminderd (bijvoorbeeld minderen tot 35 km/u bij terugschakelen van de 5e naar de 3e versnelling).@

OPMERKING:@

Om de versnellingsbak in de vrijstand te schakelen wordt het schakelpedaal enkele malen ingetrapt totdat het einde van de slag bereikt is, waarna het pedaal iets wordt opgetrokken.@

5-3

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIEDAU00424 DAU00436 DAU00440

Tips voor een zuinig brandstofverbruikHet brandstofverbruik is vooral afhankelijk van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om het brandstofverbruik te verlagen: q Laat de motor goed warmdraaien. q Zet de choke zo snel mogelijk uit. q Schakel snel en soepel door en vermijd hoge toerentallen terwijl u accelereert. q Geef geen gas tijdens het terugschakelen en voorkom dat de motor onbelast met een hoog toerental draait. q Laat de motor niet langdurig stationair draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld in files, bij stoplichten of bij spoorwegovergangen).

Inrijden van de motorDe periode tussen de 0 en 1.000 km is de belangrijkste periode in de levensduur van de motor. Lees daarom de volgende informatie aandachtig door. Omdat de motor splinternieuw is, mag hij tijdens de eerste 1.000 km niet overmatig worden belast. De verschillende onderdelen van de motor slijten op elkaar in totdat de juiste bedrijfsspelingen zijn bereikt. Rijd tijdens deze periode nooit langdurig volgas en vermijd ook andere manoeuvres die tot oververhitting van de motor kunnen leiden.

0150 km q Laat de motor niet langdurig meer dan 5.000 tpm draaien. q Zet de motor steeds af nadat hij een uur heeft gedraaid en laat hem dan vijf minuten lang afkoelen. q Varieer van tijd tot tijd het motortoerental. Laat de motor niet steeds in n vaste stand van de gasgreep draaien. 150500 km q Laat de motor niet langdurig meer dan 6.000 tpm draaien. q Gebruik de motor in alle versnellingen, maar draai het gas nooit helemaal open.

5

5-4

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE5001.000 km q Laat de motor niet langdurig volgas draaien. q Laat de motor niet langdurig meer dan 7.000 tpm draaien.DC000052@

DAU00460

ParkerenZet de motor af wanneer u gaat parkeren en neem de sleutel uit het contactslot.DW000058

WAARSCHUWINGq De motor en het uitlaatsysteem

LET OP:@

Nadat de eerste 1.000 km zijn afgelegd, moet de motorolie worden ververst en het oliefilterpatroon of -element worden vervangen.@

5

1.000 km en verder De machine kan nu verder normaal worden gebruikt.DC000053

kunnen zeer heet worden, parkeer dus op een plek waar voetgangers of kinderen niet gemakkelijk met deze onderdelen in aanraking kunnen komen. q Parkeer niet op een helling of op een zachte ondergrond, de motor zou dan kunnen omvallen.@

LET OP:@

q Voer het toerental niet zover op dat

de toerenteller aanwijst in de rode zone. q Als tijdens de inrijperiode motorschade optreedt, vraag dan direct een Yamaha dealer de machine te controleren.@

5-5

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESBoordgereedschapsset.........................................6-1 Periodiek smeer- en onderhoudsschema ............6-2 Het stroomlijnpaneel verwijderen en aanbrengen .......................................................6-5 Controleren van de bougies .................................6-6 Motorolie en oliefilterpatroon ...............................6-7 Reinigen van het luchtfilterelement ....................6-10 Afstellen van de carburateurs ............................6-12 Afstellen van het stationair toerental ..................6-13 Afstellen van de vrije slag van de gaskabel .......6-13 Afstellen van de klepspeling ..............................6-14 Banden ..............................................................6-14 Wielen ................................................................6-17 Afstellen van de vrije slag van de koppelingshendel..............................................6-17 De stand van het rempedaal afstellen ...............6-18 Afstellen van de remlichtschakelaar achterrem .6-19 Controleren van de remblokken voor- en achter ...............................................................6-19 Controleren van remvloeistofniveau ..................6-20 Verversen van de remvloeistof ...........................6-21 Doorbuiging aandrijfketting ................................6-21 Smeren van de aandrijfketting .......................... 6-23 Controleren en smeren van de kabels .............. 6-23 Controleren en smeren van gasgreep en gaskabel .......................................................... 6-24 Controleren en smeren van rem- en schakelpedalen ............................................... 6-24 Controleren en smeren van de rem- en koppelingshendel ............................................ 6-25 Controleren en smeren van middenbok en zijstandaard ..................................................... 6-25 Smeren van achterwielophanging...................... 6-25 Controleren van de voorvork ............................. 6-26 Controle van stuursysteem ............................... 6-26 Controleren van wiellagers ................................ 6-27 Accu .................................................................. 6-27 Zekeringen vervangen ...................................... 6-29 Koplampgloeilamp vervangen (voor XJ600S) .... 6-30 Koplampgloeilamp vervangen (voor XJ600N).... 6-31 Voorwiel ............................................................. 6-33 Achterwiel ......................................................... 6-35 Storingzoeken ................................................... 6-36 Storingzoekschema .......................................... 6-37

6

6-

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESDAU00464

DAU00462

DW000063

6

Veiligheid is de verantwoordelijkheid van de eigenaar. Door periodiek inspecties, afstellingen en smeerbeurten uit te laten voeren, zorgt u ervoor dat uw machine in zo veilig en efficint mogelijke conditie blijft. Op de volgende paginas wordt de belangrijkste informatie met betrekking tot inspecties, afstellingen en smeerbeurten gegeven. De intervalperioden in het periodieke smeer- en onderhoudsschema zijn slechts te beschouwen als algemene richtlijn voor normale rijomstandigheden. Het is echter mogelijk dat de INTERVALPERIODEN VOOR ONDERHOUD MOETEN WORDEN VERKORT AFHANKELIJK VAN HET WEER, HET TERREIN, DE GEOGRAFISCHE LOCATIE EN INDIVIDUEEL GEBRUIK.DW000060

WAARSCHUWING@

Door modificaties die niet door Yamaha zijn goedgekeurd kan het motorvermogen achteruitgaan of de machine te onveilig worden om nog te gebruiken Raadpleeg een Yamaha dealer voordat u zelf wijzigingen aanbrengt.@

1. GereedschapssetDAU00469

BoordgereedschapssetDe onderhoudsinformatie in deze handleiding en het gereedschap in de boordgereedschapsset zijn bedoeld om u te helpen bij het uitvoeren van preventief onderhoud en kleine reparaties. Het gebruik van extra gereedschap zoals een momentsleutel kan echter nodig zijn om bepaalde onderhoudswerkzaamheden correct uit te voeren.

WAARSCHUWING@

Vraag een Yamaha dealer het onderhoudswerk uit te voeren als u hiermee niet echt vertrouwd bent.@

OPMERKING:@

Indien u niet over het gereedschap beschikt dat voor sommige werkzaamheden vereist is, laat de betreffende werkzaamheden dan door een Yamaha dealer uitvoeren.@

6-1

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESDAU03540

Periodiek smeer- en onderhoudsschemaOPMERKING:@

q De jaarlijkse controles horen eenmaal per jaar te worden uitgevoerd, behalve wanneer in plaats daarvan een onder-

houdsbeurt op kilometerbasis wordt verricht.q Herhaal de intervalperioden vanaf 50.000 km, te beginnen bij 10.000 km. q Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd door een Yamaha dealer, omdat hiertoe speciaal ge-

reedschap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.@

CP-03D

NR. 1 2 3 4 5 6

ONDERDEEL

INSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURT Controleer de brandstofslangen en de onderdrukslang op scheuren of schade. Controleer de conditie. Controleer de conditie. Reinigen en elektrodenafstand bijstellen. Vervangen. Klepspeling controleren. Afstellen. Reinigen. Vervangen. Werking controleren. Afstellen. Werking en vloeistofniveau controleren, machine controleren op vloeistoflekkage. (Zie OPMERKING op bladzijde 6-4.) Remblokken vervangen.

KILOMETERSTAND (1.000 km) 1 10 20 Na elke 20.000 km 30 40

Jaarlijkse controle

* Brandstofleiding * BrandstoffilterBougies

6

* KleppenLuchtfilterelement Koppeling

7

* Voorrem

Indien afgesleten tot aan slijtagelimiet.

6-2

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESNR. ONDERDEEL INSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURT Werking en vloeistofniveau controleren, machine controleren op vloeistoflekkage. (Zie OPMERKING op bladzijde 6-4.) Remblokken vervangen. 9 10 11 12 13 Controleren op scheuren of beschadiging. Vervangen. (Zie OPMERKING op bladzijde 6-4.) Controleren op slingering en schade. Controleren op correcte profieldiepte en op schade. Zo nodig vervangen. Bandspanning controleren. Zo nodig corrigeren. Lager controleren op losheid of schade. Controleren op werking en overmatige speling. Smeren met molybdeenvet. Kettingspanning controleren. Controleren of het achterwiel correct in lijn staat. Reinigen en smeren. Controleren op lagerspeling en stroefheid in stuurbeweging. Smeren met lithiumvet. 16 17 18 Controleren of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet. Werking controleren. Smeren. KILOMETERSTAND (1.000 km) 1 10 20 30 40 Jaarlijkse controle

8

* Achterrem * Remslangen * Wielen * Banden * Wiellagers * SwingarmAandrijfketting

Indien afgesleten tot aan slijtagelimiet. Elke 4 jaar

614

Elke 50.000 km Na elke 1.000 km en nadat de motorfiets is gewassen of ermee in de regen is gereden.

15

* Balhoofdlagers * FramebevestigingenZijstandaard/middenbok

Elke 20.000 km

* Zijstandaardschakelaar Werking controleren. Controleren op werking en olielekkage. 19 * Voorvork 20 * Achterschokdemperunit Controleren op werking en schokdemper op olielekkage.6-3

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESNR. ONDERDEEL Scharnierpunten tuimelaararm en koppelarmen achterwielophanging INSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURT Werking controleren. Smeren met molybdeenvet. Chokebediening controleren. Stationair motortoerental afstellen en carburateurs synchroniseren. Verversen. Vervangen. Werking controleren. Smeren. KILOMETERSTAND (1.000 km) 1 10 20 30 40 DAU03884

Jaarlijkse controle

21

*

22 23 24 25 26 27

* CarburateursMotorolie Oliefilterpatroon Remlichtschakelaars Bewegende delen en kabels

* voor- en achterrem

Verlichting, Werking controleren. * signaleringssysteem en Richthoek koplamplichtbundel afstellen. schakelaars

6

OPMERKING:_

q Het luchtfilter dient vaker te worden gecontroleerd wanneer u in een extreem vochtige of stoffige omgeving rijdt. q Hydraulisch remsysteem

Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul zo nodig bij. Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen en de remvloeistof worden ververst. De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd._

6-4

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

1. Paneel ADAU01777

1. Schroef ( 2)DAU02926

Het stroomlijnpaneel verwijderen en aanbrengen6Het hierboven afgebeelde paneel moet worden verwijderd om sommige onderhoudswerkzaamheden beschreven in dit hoofdstuk uit te kunnen voeren. Neem deze paragraaf door telkens wanneer het stroomlijnpaneel moet worden verwijderd of aangebracht.

Paneel A Verwijderen van het paneel 1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-12 voor instructies over verwijderen en aanbrengen van het zadel.) 2. Verwijder de schroeven en schuif dan het paneel los zoals getoond.

6-5

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESDe porseleinen isolator rond de centrale elektrode moet licht tot gemiddeld bruin verkleurd zijn (de ideale kleur als normaal met de machine wordt gereden), en alle bougies in de motor horen dezelfde verkleuring te hebben. De motor is misschien defect als een van de bougies een duidelijk andere kleur heeft. Probeer dergelijke problemen niet zelf vast te stellen. Laat in plaats daarvan uw motorfiets nakijken door een Yamaha dealer. Vervang een bougie als de elektroden blijken te zijn afgesleten en als overmatige koolaanslag of andere neerslag gevonden wordt. Voorgeschreven bougie: CR8E (NGK) of U24ESR-N (DENSO) Voordat een bougie wordt aangebracht, moet de elektrodenafstand met een draadvoelmaat worden gemeten; breng als dat nodig is de elektrodenafstand op specificatie. Elektrodenafstand: 0,70,8 mm

a. Elektrodenafstand

Aanbrengen van het paneel 1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke positie en breng dan de schroeven aan. 2. Breng het zadel aan.

DAU01880

Controleren van de bougiesBougies vormen belangrijke onderdelen van de motor die periodiek moeten worden gecontroleerd, bij voorkeur door een Yamaha dealer. Omdat bougies door verhitting en neerslag altijd langzaam slijten, moeten de bougies worden verwijderd en gecontroleerd volgens de tijden genoemd in het periodieke smeer- en onderhoudsschema. De conditie van de bougies kan daarnaast veel duidelijk maken over de conditie van de motor.

6

6-6

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESReinig het oppervlak van de bougiepakking en het pasvlak en verwijder eventueel vuil uit de schroefdraad van de bougie. Aanhaalmoment: Bougie: 12,5 Nm (1,25 mkg)

OPMERKING:@

Zorg dat de motorfiets rechtop staat bij het controleren van het motorolieniveau. Wanneer de motorfiets iets schuin staat, kan het olieniveau al foutief worden afgelezen.@

OPMERKING:@

Als er geen momentsleutel voorhanden is om de bougie te monteren, is het aanhaalmoment ongeveer correct als een kwartslag tot een halve slagverder dan handvast wordt aangedraaid. De bougie moet echter zo snel mogelijk met het juiste aanhaalmoment te worden aangedraaid.

1. Obl ispezione livello olio motor 2. Merkstreep maximumniveau 3. Merkstreep minimumniveauDAU02938

2. Start de motor, laat een paar minuten warmdraaien en zet hem dan uit. 3. Wacht een paar minuten tot de olie tot rust is gekomen en controleer dan het olieniveau via het kijkglas rechtsonder in het carter.

OPMERKING:@

Motorolie en oliefilterpatroonVoor iedere rit moet het motorolieniveau worden gecontroleerd. Verder moet de olie worden ververst en de oliefilterpatroon worden vervangen volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudsschema. Om het motorolieniveau te controleren 1. Zet de motorfiets op de middenbok.

De motorolie moet tussen de merkstrepen voor minimum- en maximumniveau staan.@

6

@

4. Als de motorolie beneden de merkstreep voor minimumniveau staat, vul dan voldoende olie, van de aanbevolen soort, bij tot het correcte niveau.

6-7

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

1. Olievuldop

1. Aftapplug motorolie

Om de motorolie te verversen (met of zonder vervanging van oliefilterpatroon) 1. Start de motor, laat een paar minuten warmdraaien en zet hem dan uit. 2. Zet een opvangbak onder de motor om de gebruikte olie op te vangen.

3. Verwijder de olievuldop en de aftapplug om de olie uit het carter te laten stromen.

1. Oliefilterpatroon 2. Oliefiltersleutel

4. Verwijder de oliefilterpatroon met een oliefiltersleutel.

OPMERKING:@

OPMERKING:@

Sla de stappen 46 over als het oliefilterpatroon niet wordt vervangen.@

De Yamaha dealer kan een oliefiltersleutel leveren.@

6

6-8

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES8. Vul bij met de voorgeschreven hoeveelheid van de aanbevolen motorolie, monteer dan de olievuldop en zet deze vast. Aanbevolen motorolie: Zie pagina 8-1. Oliehoeveelheid: Zonder vervanging van oliefilterpatroon: 2,3 L Met vervanging van oliefilterpatroon: 2,6 L Totale hoeveelheid (droge motor): 3,1 L

1. O-ring

1. Momentsleutel

5. Smeer een dun laagje motorolie op de o-ring van de nieuwe oliefilterpatroon.

OPMERKING:@

6. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon en zet deze dan met een momentsleutel vast met het voorgeschreven aanhaalmoment. Aanhaalmoment: Oliefilterpatroon: 17 Nm (1,7 mkg) 7. Breng de olieaftapplug aan en zet deze dan vast met het voorgeschreven aanhaalmoment. Aanhaalmoment: Aftapplug motorolie: 43 Nm (4,3 mkg)

6

Zorg dat de O-ring correct aanligt.@

6-9

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESDC000072 DC000067

LET OP:@ @

LET OP:Zet de motor direct af als het waarschuwingslampje olieniveau knippert of blijft branden en laat de machine controleren door een Yamaha dealer.@

q Om het slippen van de koppeling te

voorkomen (de motorolie dient immers ook voor smering van de koppeling) mogen geen chemische additieven aan de olie worden toegevoegd of olin worden gebruikt met een hogere kwaliteitsaanduiding dan CD. Gebruik ook geen olin met een ENERGY CONSERVING II of hogere aanduiding. q Zorg dat er geen verontreinigingen in het carter terecht komen.@

10. Zet de motor af, controleer dan het olieniveau en corrigeer zo nodig.1. SchroefDAU02928

Reinigen van het luchtfilterelementHet luchtfilterelement moet worden gereinigd volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudsschema. Reinig het luchtfilterelement vaker als u in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt. 1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-12 voor instructies over verwijderen en aanbrengen van het zadel.) 2. Draai de hendel van de brandstofkraan naar ON en verwijder dan de kraanhendel door de schroef los te draaien.

9. Start de motor, laat hem een paar minuten stationair draaien en controleer daarbij op olielekkage. Als er sprake is van olielekkage, zet de motor dan direct af en zoek de oorzaak.

6

OPMERKING:@

Nadat de motor is gestart moet het waarschuwingslampje olieniveau uitgaan als het olieniveau correct is.@

6-10

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

1. Brandstofslang 2. Onderdrukslang 3. Aftapplug brandstoftank

1. Schroef ( 4)

4. Verwijder de brandstoftank door de bouten los te halen.

3. Maak de slangen los zoals getoond.

5. Verwijder het luchtfilterdeksel door de schroeven te verwijderen. 6. Trek het luchtfilterelement los.

6

6-11

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESDC000082 DAU00630

LET OP:@

Afstellen van de carburateursDe carburateurs vormen een belangrijk onderdeel van de motor en moeten zeer precies worden afgesteld. Laat daarom de meeste carburateurafstellingen over aan een Yamaha dealer die over de benodigde vakkennis en ervaring beschikt. De afstelling die in het volgende hoofdstuk is beschreven, wordt echter als onderdeel van het routineonderhoud beschouwd en kan wel door de eigenaar worden uitgevoerd.DC000095

q Controleer of het luchtfilterelement

correct in het luchtfilterhuis is geplaatst. q Laat de motor nooit draaien zonder dat het luchtfilterelement aanwezig is, dat kan leiden tot overmatige slijtage bij de zuiger(s) en/of de cilinder(s).1. Luchtfilterelement@

7. Geef een paar tikjes tegen het luchtfilterelement om het meeste stof en vuil te verwijderen en blaas dan het nog achtergebleven vuil weg met perslucht zoals afgebeeld. Vervang het luchtfilterelement als dit beschadigd is. 8. Steek het luchtfilterelement in het luchtfilterhuis.

9. Monteer het luchtfilterdeksel door de schroeven aan te brengen. 10. Monteer de brandstoftank door de bouten aan te brengen. 11. Sluit de slangen aan. 12. Monteer de hendel van de brandstofkraan door de schroef aan te brengen. 13. Breng het zadel aan.

LET OP:@

De carburateurs zijn afgesteld en uitgebreid getest in de fabriek van Yamaha. Als deze afstellingen worden gewijzigd zonder dat voldoende technische kennis aanwezig is, kan de werking van de motor achteruitgaan of wordt de motor beschadigd.@

6

6-12

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESDAU00632

Afstellen van het stationair toerentalHet stationair toerental moet als volgt worden gecontroleerd en eventueel afgesteld volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudsschema. 1. Start de motor en laat een paar minuten warmdraaien bij 1.000 tpm2.000 tpm, terwijl nu en dan het gas wordt opengedraaid naar 4.000 tpm5.000 tpm.

1. Gasklepstelschroef

a. Vrije slag gaskabelDAU00635

OPMERKING:@

De motor is voldoende warm als deze snel reageert op de gasbediening.@

6

2. Controleer het stationair toerental en stel dit zo nodig volgens de specificatie af door de gasklepstelschroef te verdraaien. Draai om het stationair toerental te verhogen de schroef richting a. Draai om het stationair toerental te verlagen de schroef richting b. Stationair toerental: 1.200 1.300 tpm

Afstellen van de vrije slag van de gaskabelDe vrije slag van de gaskabel dient 35 mm te bedragen bij de gasgreep. Controleer de vrije slag van de gaskabel regelmatig en laat zo nodig afstellen door een Yamaha dealer.

OPMERKING:@

Als het voorgeschreven stationair toerental niet haalbaar is volgens de hierboven beschreven werkwijze, vraag dan een Yamaha dealer de afstelling uit te voeren.@

6-13

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESDAU00637 DAU03362 CE-01D

Afstellen van de klepspelingDe klepspeling kan tijdens gebruik gaan afwijken, waardoor de lucht/brandstof-verhouding kan veranderen en/of het motorgeluid toeneemt. Om dit te voorkomen moet de klepspeling door een Yamaha dealer worden afgesteld volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.

BandenLet ten aanzien van de voorgeschreven banden op het volgende voor een optimale prestatie, levensduur en veilige werking van uw motorfiets. Bandspanning De bandspanning moet voor elke rit worden gecontroleerd en eventueel worden bijgesteld.DW000082

Bandenspanning (gemeten aan koude banden) Belasting* Belasting tot 90 kg Voor Achter

200 kPa 225 kPa 2,00 kg/cm2 2,25 kg/cm2 2,00 bar 2,25 bar 200 kPa 250 kPa 2,00 kg/cm2 2,50 kg/cm2 2,00 bar 2,50 bar 200 kPa 250 kPa 2,00 kg/cm2 2,50 kg/cm2 2,00 bar 2,50 bar XJ600S: 184 kg XJ600N: 187 kg

90 kgMaximale belasting Bij rijden met hoge snelheidCE-07D

WAARSCHUWING@

q De bandspanning moet worden ge-

Maximale belasting*

controleerd en afgesteld terwijl de banden koud zijn (wanneer de temperatuur van de banden gelijk is aan de omgevingstemperatuur). q De bandspanning moet worden aangepast aan de rijsnelheid en het totale gewicht van rijder, passagier, bagage en accessoires dat voor dit model is vastgesteld.@

* Totaal gewicht van bestuurder, passagier, bagage en accessoires

6

6-14

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESDWA00012

q Pas de luchtdruk in de wielophan-

WAARSCHUWING@

6

De aanwezigheid van bagage is van grote invloed op het weggedrag, de rem- en rij-eigenschappen en de veiligheid van uw motor, neem dus de volgende voorzorgen in acht. q DE MOTORFIETS NOOIT OVERBELADEN! Rijden met een overbeladen motorfiets kan leiden tot beschadiging van de banden, controleverlies of ernstig letsel. Zorg dat het totale gewicht van de motorrijder, de passagier, de bagage en de gemonteerde accessoires nooit het voorgeschreven maximumlaadgewicht voor de machine overschrijdt. q Vervoer geen los verpakte spullen die tijdens de rit kunnen gaan schuiven. q Bevestig de zwaarste spullen op veilige wijze dicht bij het midden van de motorfiets en verdeel het gewicht over beide zijden.

ging en de bandspanning aan op het te vervoeren gewicht. q Controleer vr iedere rit de conditie en spanning van de banden.@

1. Bandwang a. Bandprofieldiepte

Inspectie van banden Voor elk rit moeten de banden worden gecontroleerd. Als de bandprofieldiepte op het midden van de band de vermelde limiet heeft bereikt, de band spijkers of stukjes glas bevat of wanneer de wang van de band scheurtjes vertoont, moet de band onmiddellijk door een Yamaha dealer worden vervangen.CE-08D

Minimale profieldiepte (voor en achter)

1,6 mm

OPMERKING:@

De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is voor diverse landen verschillend. Neem altijd de lokale voorschriften in acht.@

6-15

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESDW000079

WAARSCHUWING@

q Laat sterk versleten banden door

Bandeninformatie Deze motorfiets is uitgerust met tubeless banden.DW000078

DAU00683

WAARSCHUWING@

q Laat sterk versleten banden door

een Yamaha dealer vervangen. Rijden op een motor met versleten banden is niet alleen verboden, maar dit heeft ook een averechts effect op de rijstabiliteit, waardoor u de macht over het stuur zou kunnen verliezen. q De vervanging van onderdelen van wielen en remmen, inclusief banden, dient te worden overgelaten aan een Yamaha dealer, die over de nodige vakkundige kennis en ervaring beschikt.@

WAARSCHUWING@

q De banden op de voor- en achter-

wielen horen van hetzelfde merk en dezelfde constructie te zijn, anders is het weggedrag van de motor mogelijk niet normaal. q Na uitgebreide testen zijn alleen de hieronder vermelde banden voor dit model goedgekeurd door Yamaha Motor Co., Ltd.@

CE-10D

VOOR Bandenmerk DUNLOP MICHELIN ACHTER Bandenmerk DUNLOP MICHELIN Bandenmaat 130/70-18 63H 130/70-18 63H Type D103A MACADAM 50 Bandenmaat 110/80-17 57H 110/80-17 57H Type D103FA MACADAM 50@

een Yamaha dealer vervangen. Rijden op een motor met versleten banden is niet alleen verboden, maar dit heeft ook een averechts effect op de rijstabiliteit, waardoor u de macht over het stuur zou kunnen verliezen. q De vervanging van onderdelen van wielen en remmen, inclusief banden, dient te worden overgelaten aan een Yamaha dealer, die over de nodige vakkundige kennis en ervaring beschikt.

6

6-16

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESDAU00687

WielenLet ten aanzien van de voorgeschreven banden op het volgende voor een optimale prestatie, levensduur en veilige werking van uw motorfiets. q Controleer de velgen voor iedere rit op scheurtjes, verbuiging of kromtrekken. Laat ingeval van schade het wiel door een Yamaha dealer vervangen. Probeer het wiel nooit zelf te repareren, hoe klein de reparatie ook is. Vervang een wiel dat vervormd is of haarscheurtjes vertoont. q Na het vervangen van een wiel of band moet het wiel worden uitgebalanceerd. Een niet uitgebalanceerd wiel zal mogelijk slecht functioneren, of kan een slechte wegligging en een verkorte levensduur van de banden tot gevolg hebben. q Rijd niet te snel direct na het verwisselen van een band. Het bandoppervlak dient eerst te zijn ingereden voordat het zijn optimale eigenschappen verkrijgt.

1. Borgmoer vrije slag koppelingshendel 2. Stelbout vrije slag koppelingshendel c. Vrije slag van koppelingshendelDAU00694

1. Koppelingskabel 2. Stelmoer vrije slag koppelingshendel 3. Borgmoer

6

Afstellen van de vrije slag van de koppelingshendelDe vrije slag van de koppelingshendel moet 23 mm bedragen, zoals weergegeven. Controleer de vrije slag van de koppelingshendel regelmatig en stel zo nodig als volgt af. 1. Draai de borgmoer bij de koppelingshendel los. 2. Draai de stelbout richting a voor meer vrije slag van de koppelingshendel. Draai de stelbout richting b voor minder vrije slag van de koppelingshendel.

3. Als de voorgeschreven vrije slag van de koppelingshendel werd gehaald zoals hierboven beschreven, zet dan de borgmoer vast en sla de rest van de afstelprocedure over; zo niet, ga dan als volgt verder. 4. Draai de stelbout bij de koppelingshendel richting a om de koppelingskabel losser te stellen. 5. Draai de borgmoer bij het carter los. 6. Draai de stelmoer richting a voor meer vrije slag van de koppelingshendel. Draai de stelmoer richting b voor minder vrije slag van de koppelingshendel. 7. Draai de borgmoer bij de koppelingshendel en op het carter vast.

6-17

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESDW000109

WAARSCHUWING@

a. Afstand tussen rempedaal en voetsteunDAU00712

De stand van het rempedaal afstellenDe bovenzijde van het rempedaal moet op een afstand van ca. 40 mm onder de voetsteun staan, zoals te zien in de afbeelding. Controleer de stand van het rempedaal regelmatig en laat zo nodig afstellen door een Yamaha dealer.

Als het rempedaal zacht of sponzig aanvoelt, wijst dat erop dat er lucht in het hydraulisch systeem zit. Als er lucht in het hydraulisch systeem zit, moet het systeem door een Yamaha dealer worden ontlucht voordat de motorfiets wordt gebruikt. Lucht in het hydraulisch systeem heeft een negatief effect op de remwerking, waardoor u de macht over het stuur zou kunnen verliezen met een ongeluk als gevolg.@

6

6-18

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESDAU00721

Controleren van de remblokken voor- en achterDe remblokken in de voor- en achterrem moeten worden gecontroleerd op slijtage volgens de intervalperioden voorgeschreven in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.

Voor

1. Remlichtschakelaar 2. Stelmoer remlichtschakelaarDAU00713

1. Slijtage-indicatorgroef ( 2)DAU00725

Afstellen van de remlichtschakelaar achterrem6De remlichtschakelaar, die wordt geactiveerd door het rempedaal, is correct afgesteld wanneer het remlicht gaat branden vlak voordat de remwerking intreedt. Stel zo nodig de remlichtschakelaar als volgt af. Terwijl de stelmoer wordt gedraaid, moet de remlichtschakelaar op zijn plaats worden gehouden. Draai de stelmoer richting a om het remlicht eerder te laten branden. Draai de stelmoer richting b om het remlicht later te laten branden.

Remblokken voorrem Elk voorremblok heeft een eigen slijtage-indicatorgroef, zodat het remblok kan worden gecontroleerd zonder de rem te demonteren. Let op de slijtage-indicatorgroef om de remblokslijtage te controleren. Wanneer een remblok zover is afgesleten dat de slijtage-indicatorgroef vrijwel is verdwenen, vraag dan een Yamaha dealer de remblokken als set te vervangen.

6-19

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESAchter Voor Achter

1. Slijtage-indicatorgroef ( 2)DAU00728

1. Merkstreep minimumniveauDAU03196

1. Merkstreep minimumniveau

Remblokken achterrem Elk achterremblok heeft een eigen slijtageindicator, zodat het remblok kan worden gecontroleerd zonder de rem te hoeven demonteren. Bekrachtig de rem en let op de stand van de slijtage-indicator om de remblokslijtage te controleren. Wanneer een remblok zover is afgesleten dat de slijtageindicator de remschijf bijna raakt, vraag dan een Yamaha dealer de remblokken als set te vervangen.

Controleren van remvloeistofniveauBij een tekort aan remvloeistof kan lucht het remsysteem binnendringen, waarna de remwerking mogelijk minder effectief is. Controleer alvorens te gaan rijden of de remvloeistof boven de merkstreep voor minimumniveau staat en vul zo nodig bij. Een laag remvloeistofniveau wijst mogelijk op verregaande remblokslijtage en/of lekkage in het remsysteem. Als het remvloeistofniveau laag is, controleer dan de remblokken op slijtage en het remsysteem op lekkage.

Neem de volgende voorzorgsmaatregelen: q Bij het controleren van het remvloeistofniveau moet het bovenvlak van de hoofdremcilinder of het remvloeistofreservoir horizontaal staan. q Gebruik uitsluitend de voorgeschreven kwaliteit remvloeistof, anders kunnen de rubber afdichtingen verslechteren en zo lekkage en slechte remwerking teweegbrengen. Aanbevolen remvloeistof: DOT 4q Vul bij met hetzelfde type remvloeistof.

6

Bij vermengen van verschillende typen remvloeistof kunnen schadelijke chemische reacties optreden en kan de remwerking verslechteren.

6-20

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESq Pas op en zorg dat tijdens bijvullenDAU03238

geen water de hoofdremcilinder kan binnendringen. Water zal het kookpunt van de remvloeistof aanzienlijk verlagen zodat dampbelvorming kan optreden. q Remvloeistof kan gelakte of kunststof onderdelen aantasten. Veeg gemorste remvloeistof steeds direct af. q Naarmate de remblokken afslijten, zal het remvloeistofniveau geleidelijk verder dalen. Vraag echter wel een Yamaha dealer om een inspectie als het remvloeistofniveau plotseling sterk is gedaald.

Verversen van de remvloeistofLaat de remvloeistof op de tijden aangegeven in het periodieke smeer- en onderhoudsschema verversen door een Yamaha dealer. Laat bovendien de afdichtingen van de hoofdremcilinders en remklauwen en de remslang vervangen volgens de intervalperioden of wanneer ze lekken of zijn beschadigd. q Afdichtingen: Vervang elke twee jaar. q Remslang: Vervang elke vier jaar.

a. Doorbuiging aandrijfkettingDAU00745

Doorbuiging aandrijfkettingDe doorbuiging van de aandrijfketting moet voorafgaand aan elke rit worden gecontroleerd en eventueel worden bijgesteld. Aandrijfketting controleren op doorbuiging 1. Zet de motorfiets op de middenbok. 2. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand. 3. Draai het wiel enkele malen rond en zoek de stand waarin de ketting het meest strak staat. 4. Meet de doorbuiging van de aandrijfketting zoals getoond.

6

6-21

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESDoorbuiging aandrijfketting: 3040 mm 5. Stel de doorbuiging van de ketting als volgt bij als deze niet correct is.

OPMERKING:@

Gebruik voor een goede wieluitlijning de uitlijnmerktekens aan beide zijden van de swingarm, om zeker te zijn dat beide stelmoeren dezelfde positie hebben.@

DC000096

LET OP:@

1. 2. 3. 4.

Wielasmoer Aandrijfkettingmoer Stelmoer spanning aandrijfketting UitlijnmerktekensDAU00762

Een slecht gespannen aandrijfketting overbelast de motor en andere vitale delen van de motorfiets, waardoor de ketting kan slippen of breken. Om dit te voorkomen moet de spanning van de aandrijfketting binnen het voorgeschreven bereik blijven.@

Doorbuiging aandrijfketting bijstellen 1. Draai de wielasmoer los en draai dan de borgmoer los op de kettingspanner, aan beide uiteinden van de swingarm. 2. Draai om de aandrijfketting strakker te stellen de stelmoer op beide uiteinden van de swingarm in de richting a. Draai om de aandrijfketting losser te stellen de stelmoer op beide uiteinden van de swingarm in de richting ben druk vervolgens het achterwiel naar voren.

3. Draai de borgmoeren vast en zet dan de wielasmoer vast met het voorgeschreven aanhaalmoment. Aanhaalmoment: Wielasmoer: 105 Nm (10,5 mkg)

6

6-22

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESDAU03006

Smeren van de aandrijfkettingDe aandrijfketting moet worden gereinigd en gesmeerd volgens de intervalperioden zoals voorgeschreven in het periodieke smeer- en onderhoudsschema, anders zal de ketting snel slijten, met name in vochtige of stoffige gebieden. Onderhoud de ketting als volgt.DC000097

2. Wrijf de aandrijfketting droog. 3. Smeer de aandrijfketting grondig met speciale smering voor O-ring kettingen.DCA00052

DAU02962

Controleren en smeren van de kabelsDe werking van alle bedieningskabels en de conditie van de kabels moeten vr iedere rit worden gecontroleerd. De kabels en de kabeleinden dienen zo nodig te worden gesmeerd. Vraag een Yamaha dealer een kabel te controleren of te vervangen wanneer deze is beschadigd of niet soepel beweegt. Aanbevolen smeermiddel: MotorolieDW000112

LET OP:@

LET OP:@

Gebruik geen motorolie of andere smeermidelen voor de aandrijfketting, deze bevatten mogelijk toevoegingen die de o-ringen kunnen beschadigen.@

De aandrijfketting moet worden gesmeerd nadat de motorfiets is gewassen of ermee in de regen is gereden.@

6@

1. Reinig de aandrijfketting met petroleum en een zacht borsteltje.DCA00053@

WAARSCHUWINGBij een beschadiging van de buitenkabel kan de kabelbediening verslechteren en de binnenkabel gaan roesten. Vervang een beschadigde kabel zo snel mogelijk om onveilige condities te voorkomen.@

LET OP:Om beschadiging van de o-ringen te voorkomen, mag de aandrijfketting niet worden gereinigd met een stoomreiniger of hogedrukreiniger of met niet-geschikte ontvetters.@

6-23

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESDAU03209 DAU03370

Controleren en smeren van gasgreep en gaskabelDe werking van de gasgreep en de conditie van de gaskabel moet voorafgaand aan elke rit worden gecontroleerd, en de kabel moet zo nodig worden gesmeerd of vervangen.

Aanbevolen smeermiddel: Gaskabel: Motorolie Gaskabelhuis en gasgreep: Lithiumvet (universeel vet)

Controleren en smeren van remen schakelpedalenDe werking van het rem- en het schakelpedaal moet voorafgaand aan elke rit worden gecontroleerd en de pedaalscharnierpunten moeten zo nodig worden gesmeerd. Aanbevolen smeermiddel: Lithiumvet (universeel vet)

OPMERKING:@

Omdat de gasgreep moet worden verwijderd om het uiteinde van de gaskabel te smeren, horen de gasgreep en de gaskabel steeds tegelijkertijd te worden gesmeerd.@

1. Verwijder de gasgreep door de schroeven te verwijderen. 2. Maak de gaskabel los, houd deze omhoog en breng dan enkele druppels olie aan op het kabeluiteinde, zodanig dat de olie in de buitenkabel kan druipen. 3. Sluit de gaskabel aan en vet dan het gaskabelhuis in aan de binnenzijde. 4. Vet de metaal-op-metaal contactvlakken van de gasgreep in en monteer dan de gasgreep door de schroeven aan te brengen.

6

6-24

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESDAU03164 DAU03371 DAU00790

Controleren en smeren van de rem- en koppelingshendelDe werking van de rem- en de koppelingshendel moet voorafgaand aan elke rit worden gecontroleerd en de hendelscharnierpunten moeten zo nodig worden gesmeerd. Aanbevolen smeermiddel: Lithiumvet (universeel vet)

Controleren en smeren van middenbok en zijstandaardDe werking van de middenbok en de zijstandaard moet voorafgaand aan elke rit worden gecontroleerd en de scharnierpunten en de metaal-op-metaal contactvlakken moeten zo nodig worden gesmeerd.DW000114

Smeren van achterwielophangingDe scharnierpunten van de achterwielophanging moeten worden gesmeerd volgens de intervalperioden voorgeschreven in het periodieke smeer- en onderhoudsschema. Aanbevolen smeermiddel: Molybdeenvet

WAARSCHUWING@

Als de middenbok of de zijstandaard niet soepel omhoog en omlaag beweegt, vraag dan een Yamaha dealer deze te controleren of te repareren.@

6

Aanbevolen smeermiddel: Lithiumvet (universeel vet)

6-25

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESDAU02939 DAU00794

Controleren van de voorvorkDe conditie en de werking van de voorvork moeten als volgt te worden gecontroleerd op de aangegeven tijden in het periodieke smeer- en onderhoudsschema. Controleren van de conditieDW000115

Controle van stuursysteemLosse of versleten balhoofdlagers kunnen gevaarlijk zijn. De werking van het stuur moet als volgt worden gecontroleerd volgens de intervalperioden voorgeschreven in het periodieke smeer- en onderhoudsschema. 1. Plaats een standaard onder de motor zodat het voorwiel los is van de grond.DW000115

WAARSCHUWING@

Ondersteun de motorfiets goed, zodat deze niet kan omvallen.@

Controleer de binnenste vorkbuizen op krassen, beschadigingen en overmatige olielekkage.

Controleren van de werking 1. Plaats de motorfiets op een horizontale ondergrond en houd hem verticaal. 2. Bekrachtig de voorrem en druk het stuur een paar keer stevig naar beneden om te controleren of de voorvork soepel in- en uitveert.DC000098

WAARSCHUWING@

Ondersteun de motorfiets goed, zodat deze niet kan omvallen.@

6

LET OP:@

Als u beschadigingen aantreft of wanneer de voorvork niet soepel functioneert, laat deze dan door een Yamaha dealer nakijken of repareren.@

6-26

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESDAU01144 DAU00800

Controleren van wiellagersDe voor- en achterwiellagers moeten worden gecontroleerd volgens de intervalperioden voorgeschreven in het periodieke smeer- en onderhoudsschema. Als de wielnaaf speling vertoont of het wiel niet soepel draait, vraag dan een Yamaha dealer de wiellagers te controleren.

AccuDeze motorfiets is uitgerust met een permanent-dichte accu (onderhoudsvrij type) waarvoor geen onderhoud vereist is. De elektrolyt hoeft niet te worden gecontroleerd en er hoeft geen gedistilleerd water te worden bijgevuld.DC000101

LET OP:@

6

2. Houd de voorvorkpoten beet bij het ondereinde en probeer ze naar voren en achteren te bewegen. Als speling kan worden gevoeld, vraag dan een Yamaha dealer het stuursysteem te testen.

Probeer nooit om celafdichtingen op de accu te verwijderen, hierdoor kan permanente schade aan de accu worden toegebracht.@

DW000116

WAARSCHUWING@

q Elektrolyt is giftig en gevaarlijk

doordat dit zwavelzuur bevat, een stof die ernstige brandwonden veroorzaakt. Vermijd contact met de huid, ogen of kleding en bescherm uw ogen altijd bij werkzaamheden nabij accus. Voer als volgt EERSTE HULP uit als er lichamelijk contact is geweest met elektrolyt.

6-27

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES UITWENDIG: Spoel met rijkelijk veel water. INWENDIG: Drink grote hoeveelheden water of melk en roep direct de hulp in van een arts. OGEN: Spoel gedurende 15 minuten met water en roep direct medische hulp in. q Accus produceren het explosieve waterstofgas. Houd daarom vonken, open vuur, sigaretten e.d. uit de buurt van de accu en zorg voor voldoende ventilatie bij acculaden in een afgesloten ruimte. q HOUD DEZE EN ALLE ACCUS BUITEN BEREIK VAN KINDEREN.@

Om de accu op te laden Vraag zo snel mogelijk een Yamaha dealer de accu te laden als deze ontladen lijkt te zijn. Vergeet niet dat de accu sneller ontladen raakt als de machine is uitgerust met optionele elektrische accessoires. Om de accu op te bergen 1. Verwijder de accu als de motorfiets een maand lang niet wordt gebruikt, laad volledig bij en zet hem dan weg op een koele en droge plek. 2. Als de accu langer dan twee maanden wordt weggeborgen, moet deze minstens eenmaal per maand worden gecontroleerd; laad de accu dan steeds volledig bij als dat nodig is. 3. Laad de accu volledig bij alvorens te installeren. 4. Controleer na installatie of de accukabels correct zijn aangesloten op de accupolen.

DC000102

LET OP:@

q Zorg dat de accu altijd geladen

blijft. Door een accu in ontladen toestand weg te bergen kan permanente accuschade ontstaan. q Om een permanent-dichte accu (onderhoudsvrij type) te laden, is een speciale acculader (met constante laadspanning) vereist. Bij gebruik van een conventionele acculader raakt de accu beschadigd. Wanneer u niet beschikt over een speciale acculader voor permanent-dichte accus (onderhoudsvrij type), vraag dan een Yamaha dealer uw accu op te laden.@

6

6-28

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESDC000103

LET OP:@

Gebruik geen zekering met een hoger amprage dan is voorgeschreven, om ernstige schade aan het elektrisch systeem en mogelijk brandgevaar te vermijden.@

1. ZekeringenkastjeDAU01470

Zekeringen vervangenHet zekeringenkastje bevindt zich onder het rijderzadel. (Zie pagina 3-12 voor instructies over verwijderen en aanbrengen van het zadel.) Vervang een zekering als volgt als deze is doorgebrand. 1. Draai de contactsleutel naar OFF en schakel het betreffende elektrische circuit uit. 2. Verwijder de doorgebrande zekering en breng een nieuwe zekering aan met de voorgeschreven amprewaarde.

1. 2. 3. 4. 5. 6.

Hoofdzekering Zekering ontstekingssysteem Zekering signaleringssysteem Koplampzekering Circuitzekering alarmverlichtingssysteem Reservezekering ( 3)

3. Draai de contactsleutel in ON en schakel het betreffende elektrische circuit in om te zien of de apparatuur werkt. 4. Als de zekering direct opnieuw doorbrandt, vraag dan een Yamaha dealer het elektrisch systeem te testen.

6

Voorgeschreven zekeringen: Hoofdzekering: Zekering ontstekingssysteem: Zekering signaleringssysteem: Koplampzekering: Circuitzekering alarmverlichtingssysteem:

30 A 10 A 15 A 15 A 10 A

6-29

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

1. Koplampstekker 2. KoplampgloeilampDAU00829

1. Gloeilamphouder

1. Hier niet aanraken.

Koplampgloeilamp vervangen (voor XJ600S)De koplampen op deze motorfiets hebben halogeen gloeilampen. Vervang een koplampgloeilamp als volgt als deze is doorgebrand. 1. Maak de koplampstekker los en verwijder dan de kap over de koplampgloeilamp.@

2. Haak de gloeilamphouder los en verwijder dan de defecte gloeilamp.DW000119

3. Breng een nieuwe gloeilamp aan en zet deze dan vast met de gloeilamphouder.DC000105

WAARSCHUWINGKoplampgloeilampen worden zeer heet. Houd daarom brandbare producten uit de buurt van een koplampgloeilamp en raak het lampglas niet aan zolang dit niet is afgekoeld.@

LET OP:@

Raak het glas van de koplampgloeilamp niet aan zodat dit vetvrij blijft, anders kan de doorzichtigheid van het glas, de lichtintensiteit en de levensduur nadelig worden benvloed. Wrijf eventuele verontreinigingen en vingerafdrukken op het gloeilampglas weg met een doekje gedrenkt in alcohol of thinner.@

6

6-30

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES4. Breng de gloeilampkap aan en sluit dan de stekker aan. 5. Vraag zo nodig een Yamaha dealer de koplamplichtbundel af te stellen.

1. Schroef ( 2)DAU03188

1. Koplampstekker 2. Koplampgloeilamp

Koplampgloeilamp vervangen (voor XJ600N)6De koplamp op deze motorfiets heeft een halogeen gloeilamp. Vervang de koplampgloeilamp als volgt als deze is doorgebrand. 1. Verwijder de koplampunit door de schroeven los te halen.

2. Maak de koplampstekker los en verwijder dan de koplampunit en de gloeilampkap.

6-31

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES5. Breng de gloeilampkap aan en sluit dan de stekker aan. 6. Monteer de koplampunit door de schroeven aan te brengen. 7. Vraag zo nodig een Yamaha dealer de koplamplichtbundel af te stellen.

1. Gloeilamphouder

1. Hier niet aanraken.

3. Haak de gloeilamphouder los en verwijder dan de defecte gloeilamp.DW000119

4. Breng een nieuwe gloeilamp aan en zet deze dan vast met de gloeilamphouder.DC000105

WAARSCHUWING@

Koplampgloeilampen worden zeer heet. Houd daarom brandbare producten uit de buurt van een koplampgloeilamp en raak het lampglas niet aan zolang dit niet is afgekoeld.@

LET OP:@

Raak het glas van de koplampgloeilamp niet aan zodat dit vetvrij blijft, anders kan de doorzichtigheid van het glas, de lichtintensiteit en de levensduur nadelig worden benvloed. Wrijf eventuele verontreinigingen en vingerafdrukken op het gloeilampglas weg met een doekje gedrenkt in alcohol of thinner.@

6

6-32

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

1. SnelheidsmeterkabelDAU00868

1. Voorwielas 2. Klembout op de voorwielas losDCA00047

DAU03420

VoorwielLET OP:Verwijderen van het voorwielDW000122@

6@

WAARSCHUWINGq Het is aan te bevelen om onder-

Trek de remhendel niet aan terwijl de remklauw is losgehaald, anders worden de remblokken tegen elkaar vastgeklemd.@

houd aan het wiel uit te laten voeren door een Yamaha dealer. q Zorg dat de motorfiets veilig wordt ondersteund, zodat er geen risico is op omvallen.@

Aanbrengen van het voorwiel 1. Monteer de wielnaaf en het de tandwieloverbrenging voor de snelheidsmeter zodanig aan elkaar dat de nokjes in de sleuven vallen. 2. Breng het wiel omhoog tussen de vorkpoten.

4. Draai de klembout op de voorwielas los. 5. Trek de wielas uit en verwijder dan het wiel.

OPMERKING:@

Controleer of de sleuf in de snelheidsmeterunit over de aanslag op de vorkpoot valt.@

1. Zet de motorfiets op de middenbok. 2. Maak de snelheidsmeterkabel los van het voorwiel. 3. Verwijder de remklauwen door de bouten los te halen.

3. Steek de wielas naar binnen. 4. Haal de machine van de middenbok, zodat het voorwiel op de grond rust.

6-33

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESAanhaalmomenten: Wielas: 58 Nm (5,8 mkg) Klembout voorwielas: 40 Nm (4,0 mkg) Remklauwbout: 19 Nm (1,9 mkg) 7. Sluit de snelheidsmeterkabel aan. 8. Duw het stuur enkele malen stevig op en neer om te controleren of de voorvork correct werkt.

5. Monteer de remklauwen door de bouten aan te brengen.

OPMERKING:@

Kijk of er voldoende afstand tussen de remblokken is voordat de remklauwen over de remschijven worden gemonteerd.@

6

6. Zet de klembout op de voorwielas, dan de wielas en dan de remklauwbouten vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.

6-34

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

1. WielasmoerDAU01480

1. Bout remankerstang 2. Moer

AchterwielVerwijderen van het achterwielDW000122

3. Haal de remankerstang los van de remklauwsteun door de moer en de bout te verwijderen.

6@

4. Ondersteun de remklauwsteun en trek dan de achterwielas uit. 5. Druk het wiel naar voren en haal dan de aandrijfketting van het achtertandwiel.

WAARSCHUWINGq Het is aan te bevelen om onder-

OPMERKING:@

houd aan het wiel uit te laten voeren door een Yamaha dealer. q Zorg dat de motorfiets veilig wordt ondersteund, zodat er geen risico is op omvallen.@

De aandrijfketting hoeft niet te worden gedemonteerd om het achterwiel te verwijderen en aan te brengen.@

6. Verwijder het wiel.DCA00048

1. Zet de motorfiets op de middenbok. 2. Verwijder de wielasmoer.

LET OP:@

Bekrachtig de rem niet terwijl het wiel samen met de remschijf is verwijderd, anders worden de remblokken tegen elkaar vastgeklemd.@

6-35

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESDAU01468 DAU01008

Aanbrengen van het achterwiel 1. Steek de wielas in vanaf de rechterzijde. 2. Breng de aandrijfketting aan over het achtertandwiel en stel dan de aandrijfketting strak. (Zie pagina 6-21 voor de werkwijze bij spannen van de aandrijfketting.) 3. Breng de wielasmoer en de bout van de remankerstang aan bij de remklauwsteun. 4. Monteer de remklauw door de bouten aan te brengen.

Aanhaalmomenten: Wielasmoer: 105 Nm (10,5 mkg) Bout remankerstang: 23 Nm (2,3 mkg)

StoringzoekenYamaha motorfietsen ondergaan een grondige inspectie voordat ze vanaf de fabriek op transport gaan, maar tijdens gebruik kunnen toch storingen optreden. Problemen in de brandstof-, compressie- of ontste