79

Herinneringen aan een rijk leven

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Autobiografie Anton Kraaij

Citation preview

Page 1: Herinneringen aan een rijk leven
Page 2: Herinneringen aan een rijk leven
Page 3: Herinneringen aan een rijk leven

HERINNERINGEN

AAN EEN RIJK LEVEN

A. Kraaij

/

6'.

Page 4: Herinneringen aan een rijk leven

Colofon:

Concept en redactie: (Fam.) A. Kraaij. HERINNERINGEN

Grafische vormgeving en uitvoering door Frank Logmans

AAN EEN RIJK LEVEN Tweede Druk, Febr. 1994

A. Kraaij

2

Page 5: Herinneringen aan een rijk leven

Inhoudsopgave

De jongste jaren in Rotterdam 7-14

Leen probeert het gezin nog bijeen te houden 15-16

Het eerste pleeggezin 17-23

Bij de familie Groeneveld in Aalsmeer 25-32

Annie Tas J.D. 33-39

Bij Ernst Kempnich - Woippy, Metz, Frankrijk 41-48

Weer terug in Aalsmeer 49-53

Piet Borgman 5458

Het Huwelijk - Geboorte zoon 59-63

Een nieuwe werkgeefster, Gravin M.A.O.C.van Bylandt 65-83

De Oorlogsjaren '40-'45 85-98

Naar de D.W.L. - Een echte baan 99-111

Terreinbewaking - Jachtvogelbescherming 113-119

Met Pensioen 121-12 7

Terugblik 129-132

3

Page 6: Herinneringen aan een rijk leven

Herinneringen aan een rijk leven.

Inleiding

Waarom ik, die me nooit eerder met schrijven heb beziggehouden me nu, op mijn 82ste jaar nog ga wagen aan een soort van levensbe-schrijving, is het gevolg van aandringen van onze zoon, die al enige keren nadat ik weer eens verhalen had verteldover gebeurtenissen die in de loop van mijn ongeveer 13 jarig dienstverband bij Gravin M.A. 0. C. van Bylandt in Den Haag erop aandrong, de sfeer en gebeurtenissen om deze toch wel statige dan wel monumentale dame maar vooral om de wijze, waarop haar personeel en verdere mede-werkers om haar heen van haar grote rijkdom profiteerde. Maar er is nog een tweede reden.

Juist die jaren op„ Oostduin "zoals het landgoed heette hebben mij gesterkt in mijn toch al gevormde socialistische opvattingen, ze deden mij nog duidelijker dan ooit de macht van de bezittende klasse beseffen. De mensen die bij haar in dienst waren wisten heel goed dat er maar weinig behoefde te gebeuren om ontslag te krijgen.

Men was in feite allemaal afhankelijk van die ongetrouwde vrouw die ongelooflijk rijk was, maar daar nooit iets voor gepresteerd had doch aan wie deze uitzonderlijke rijkdom slechts door overerving ten deel was gevallen.

Die jaren hebben mijn opvattingen, die toen al béhoorljk links waren dusdanig gestaafd, dat onze zoon, nu hel communistisch bolwerk vrijwel geheel uit het wereldbeeld verdwenen is, me bij tijd en wijle nog wel eens grapsgew!js ,,de enige boisjewiel in de familie" wil noemen, een betiteling die ik zelf dan ook nog bijzonder kan appreciëren.

Dit ter inleiding. Maar hoe kom je nu bij onze Gravin van Bylandt terecht? Dit vereist een uitvoerige beschrijving, waarmee ik nu een begin zal maken.

4

Page 7: Herinneringen aan een rijk leven

De jongste jaren in Rotterdam

We woonden op het Noordereiland in Rotterdam, tussen de Willemsbrug en de Koningsbrug in de Tulpstraat waar destijds de tram, ik meen lijn 4 nog door reed. De tram kwam van de Willemsbrug, nam de van der Takstraat, maakte een korte lus door onze straat en was dan bij het eindpunt vlak voor de Koningsbrug.

We woonden drie hoog. Beneden zat altijd schoenmaker Stijlen voor het raam tussen tientallen paren schoenen zolen en hakken te repareren. Aan het eind van de week ging ik dan met Let, een van hun vele dochters het gerepareerde spul weer bij de eigenaars terug brengen.

Ook herinner ik me dat we vaak 's maandags samen in de slijterij in de van der Takstraat in een fles waar wel een krant om moest, een neutje voor hem moesten halen. Onder ons woonde ,juffrouw Glerum". Ik ben er nooit achter gekomen of ze ongetrouwd was of dat ze de vrouw van een zeeman was. Wel weet ik, dat als we eens wat luidruchtig zongen en daarbij om de tafel marcheerden met een man of vier dat we dan heel gauw de vermaning kregen van moeder die riep: ,,Denk aan het kousie van juffiouw Glerumf". Het betrof dan het uitermate kwetsbare ,,kousje" van de gasverlichting.

Naast ons was de melkzaak ,,Aurore". Met Let brachten we vaak een mooi glimmende bus met melk naar de Katholieke kerk op de punt van het Noordereiland. Ik kan me niet herinneren dat een de geestelijken, die de kan van ons overnam, ons daarbij niet eens vriendelijk over de bol heeft gestreken, een verzuim, dat ik ze vandaag de dag nog kwalijk neem.

Wij woonden dus boven, via de trap van juffrouw Glerum. Het huis bestond uit een achterkamer van ongeveer 5 bij 5 met in de hoek een kleine gootsteen met een kraan en aan de andere kant een uiterst gezellige plee, waar je wel met 10 man in zou kunnen staan. De houten brilleplank was naar mijn gevoel wel zo breed dat als je op de plee zat er aan weerszijden nog wel 2 naast je konden zitten. Dan een alkoof dat naar de voorkamer liep, waarin een grote ovale tafel stond waar we altijd omheen liepen als we zongen. In de alkoof de bedstee van vader en moeder met bovenin de bedstee de krib, waarin waarschijnlijk heel wat broers in zussen van mij hun eerste maanden hebben doorgebracht. Naast de alkoof was er ook nog een gangetje, een verbinding tussen de voor- en de achterkamer die beiden door een deur waren afgesloten.

7

Page 8: Herinneringen aan een rijk leven

Vanaf deze gang liep een trap naar de zolder die voor de helft bij ons huis behoorde terwijl de andere, door een houten schot gescheiden helft bij juffiouw Glerum hoorde.

In die korte Tulpstraat had je destijds nog alles vlak bij huis. Groente-boer Ballegooien op de hoek, de bakkerij van Ehwald Behle midden in de straat tegenover Klomp, de kruidenier en de slagerij van Pijpers vlak om de hoek.

We hadden nogal wat kinderen thuis. Er zat een heel regiment voor me en ik kwam in 1910 als voorlaatste. Lena, mijn jongste zus, kwam als laatste. Vader bracht, toen hij met mijn moeder trouwde, al een zoon Henry mee. Hij kwam er pas achter dat het zijn eigen moeder niet was toen hij in dienst moest. Hij is later nog lange tijd secretaris van de Engelse Zeeliedenbond geweest. Moeder kreeg heel wat miskramen en bevallingen te verwerken en had dus de handen meer dan vol, nadat er al een paar heel jong waren gestorven, aan mijn drie zussen, Riek, Marie en Lena en de 6 jongens, Henry, Leen, Jan, Kier, Henk en mijn persoontje. Het was een lieve, zorgzame vrouw, wars van elke opsmuk. Ik kan me niet herinneren dat ze naast de sleur van het alledaagse werk nog aan iets anders toekwam dan aan een hoogst enkele keer dat ik met haar mee mocht naar het park, waar in de muziektent een militaire kapel speelde. Via de Boompjes liepen we dan naar het park, waar je achter een hek moest luisteren, terwijl de beter gefortuneerden op stoeltjes om de muziektent zaten. Maar ik heb haar daar nooit over horen klagen. Vader kan ik me vaag herinneren als een toch wel autoritaire man die zich niet met het huishoudelijk werk bemoeide maar voor mijn gevoel veel aandacht aan zichzelf besteedde.

Hoewel hij 's avonds nog wel eens naar ,,de soos" ging, waarschijnlijk kaarten met zijn vrienden, heb ik nooit gemerkt dat hij dronken of aan de drank verslaafd was. Omdat we al op zeer jeugdige leeftijd wees werden kan ik me slechts heel weinig van mijn ouders heugen.

Wel, en dat strekt tot vader's eer kwam ik er achter dat hij in zijn tijd toch een bijzonder vooruitstrevend man moet zijn geweest. Hij moet namelijk zo omstreeks de eeuwwisseling al lid zijn geworden van de ..Vrijdenkersvereniging de Weezenkas".

Deze vereniging, waarvan de socialist Gerhard de oprichter was, stelde zich als doel, de eventuele wezen en halfwezen van de leden niet in een weeshuis te doen belanden waarbij men dan meestal in uniform kerkelijk werd opgevoed, maar waarbij de pupillen bij niet kerkelijke gezinnen werden ondergebracht.

Vader was ook een visliefhebber. Ik kan me herinneren dat hij mooie spullen had om te gaan vissen en dat die meestal weinige en kleine visies bij thuiskomst door moeder werden schoongemaakt en gebakken, en vrij vlot in de vele magen verdwenen. Hij had bijvoorbeeld een fraaie ver-nikkelde deegspuit, een apparaat, dat ik in mijn verdere leven niet meer heb gezien.

Ook had hij een zeer uitgebreide postzegelverzameling in een erg dik album dat later bij broer Jan is terecht gekomen. Hij had ook heel wat stapeltjes dubbele postzegels, die hij afgeweekt, op een bosje van ik denk 100 stuks, met een draadje garen omwoeld ergens voor de toekomst had opgeborgen. Goed kan ik me herinneren dat ik later, toen hij was gestorven en ik een jongen van een jaar of 10 was ik mijn vriendjes ging waarschuwen, dat ik postzegels zou gaan strooien. Het raam van ons huis, drie hoog, schoof ik omhoog maakte de draadjes los en weet nog dat het een prachtig gezicht was al die postzegels naar beneden te zien dwarrelen welke door de bijtijds gewaarschuwde vriendjes gretig werden opge-raapt.

Vaag kan ik me herinneren dat ik als heel klein jongetje al stratenver met het draaiorgel meeliep en vaak heb ik, als ik nu de overbekende melodieën van de diverse operettes hoor het vaste idee, dat die destijds al in mijn hersens gegrift zijn.

Het is jammer dat ik me van mijn ouders vrijwel niets herinneren kan. Wel weet ik dat ik met mijn jongste zus Lena eens naar zijn kantoor in de Houttuin moest waar hij als boekhouder bij een soort vernikkel-inrichting werkte. Daarbij is me bijgebleven, dat hij erg trots op dat stel nazaten was. Ook weet ik nog dat toen hij eens 's avonds naar de soos wilde gaan, de twee trappen was afgedaald en bij het openen van de buitendeur tot de conclusie kwam dat het regende met een stentorstem naar boven riep: ,,Marie, mijn paraplu, want het regent." Hij liet hem dus mooi brengen!

8 9 9

Page 9: Herinneringen aan een rijk leven

Vader stierf toen ik negen was aan bloedvergiftiging t.g.v. een wond die hij bij een val bij het betreden van een schip had opgelopen. Hij werd 65.

Twee jaar later stierf moeder aan bronchitis op 52 jarige leeftijd. Het was toen een oude afgeleefde vrouw die met haar Ii kinderen die ze baar-de, waarvan er ook nog twee op zeer jonge leeftijd overleden, een uiter-mate zorgzaam en sober leven moet hebben geleden.

Gelijk met onze broer Henk, die toen 17 was, lag ze in het ziekenhuis aan de Bergweg waar ze beiden in 1921 zijn overleden. Henk is gestorven aan een longontsteking die hij had opgelopen tijdens een rit op de schaats naar Gouda waarbij het gewoonte was om dan met een paar stenen Goudse pijpen op de borst naar huis terug te keren. Helaas was er toen nog geen penicilline.

Toen Lena en ik moeder voor de laatste keer in het ziekenhuis bezochten kregen we als vermaning de woorden van haar mee: ,,Zullen jullie altijd goed oppassen jongens!!"

Van die drie begrafenissen is me niets bijgebleven. Ik denk dat we bij dergelijke gebeurtenissen wel bij buurvrouw Stijlen werden onderge-bracht en ik vermoed dat ik al heel gauw bij mijn vele vriendjes te vinden was en mogelijk met een zelfgemaakte papieren bal in de Tulpstraat liep te voetballen. Want vriendjes waren er plenty.

Daar waren een stel broertjes van de kapper Rosseel en Bob Bremer die daarnaast woonde en wiens vader een heel goed lopende uitleenbibliotheek had. Ze woonden net om de hoek op de Prins Hendrikkade tegenover het brandspuithuisje. Binnen stond een kleine brandspuit die bij een eventue-le brand door een stel vrijwilligers aan een lang touw moest worden voortgetrokken waarbij wij als dichtbijwonenden op de eerste rang zaten om er achteraan te hollen. En niet te vergeten ,,het hoogspuiten", zoals wij de regelmatig te houden brandweeroefeningen noemden die op het plein werden gehouden waarbij dejeugd in koor brulde van ,,Je hebt wel water, maarje durft niet!" met als gevolg, datje zo af en toe een straal water over je hoofd kreeg.

Een ander vriendje waar ik wel eens in huis kwam was Bram Kieviet, wiens vader vakbondsleider in het havengebied was. Voor mijn gevoel was het bij hem thuis net als bij Bob Bremer puur deftig.

Vlak bij het brandspuithuisje onder de oprit van de Koningsbrug had je onder de brug een kleine vlakte die wij ,,de Onderwereld" noemden. Als je daar met de hulp van vriendjes in was beland kon je met een stokje pes-terig door de kieren tussen de planken van het voetpad van de brug steken in de hoop dat je daar iemand mee zou verrassen.

Koninginnedag op 31 augustus was wel een hoogtijdag. Je had vanzelf-sprekend vrij van school en voorzien van een ,,rottinkje", een rieten stokje die wij op onze manier als wandelstok gebruikten, wandelden we dan naar het andere eind van de stad, Kruiskade helemaal af tot je aan een stel straten kwam, die men met heel veel inspanning en kosten versierd had. Bij de ingang van de straat groots opgezette erepoorten en liefst midden in de straat een draaiorgel.

Er werd in de hele stad gehost en gedanst en een ieder zong overal uit volle borst mee, ik niet uitgezonderd, het voor mij nog altijd onsterfelijke lied:

Oranje boven, Oranje boven, leve De Wilhelmien Weg met de socialen leve De Wilhelmien

Oranje boven, oranje boven - leve De Wilhelmien!

Elk jaar weer bij de opening van de Staten Generaal word ik bij het horen van dat schone lied aan de oorspronkelijke tekst herinnerd. Maar al hossend in de menigte konden we, schijterig zoals we waren, met ons tonkinstokje nog wel eens contact met een paar aardige meisjes van onze leeftijd maken.

Een ander, niet te vergeten moment in mijn muzikale opvoeding zijn de zondagmiddagconcertjes die te horen waren in een soort café op ,,de Heuvel", een gedeelte van ,,Het Park", dat tegen de Maas gelegen was. Natuurlijk ging je er lopend heen, passeerden, ik ineen in de Parkstraat een groot uithangbord waarop R.V.S. stond dat we nooit voorbij gingen zonder luidruchtig op te merken: ,,Rotte Vis Stinkt". Nog steeds weet ik niet waar die drie hoofdletters werkelijk op slaan.

10 1 11

Page 10: Herinneringen aan een rijk leven

En als we het toch over muziek in die dagen hebben, vergeet dan vooral de harmonie- en fanfare-orkesten niet.

In die dagen omstreeks' 19 - '20 toen ik van het bestaan van een gram-mafoon nog nooit had gehoord en de radio moest nog worden uitgevon-den lasje vrijwel wekelijks in de krant, dat er in de muziektent op een van de vele pleinen in de stad een uitvoering zou worden gegeven.

Het te spelen programma en het betreffende muziekcorps werd daarbij altijd keurig vermeld. Er was altijd erg veel belangstelling voor en er was ook altijd een politieagent aanwezig om erop te letten dat het met luidruchtig spelende kinderen niet uit de hand liep. Het begon en eindigde altijd met een mars, dan en ouverture, een wals, een opera- of operette-selectie enz. Ik moet zo 's zomers heel wat pleinen afgegraasd hebben. Dat was altijd op woensdagavond om 8 uur.

Ook nu onvoorstelbaar waren de ,,marsen", die op zondagochtend gehouden werden en waar ook grote belangstelling voor was. Men kwam bijeen vaak midden in de stad bij een vrij groot café waar men prompt half acht vertrok. Na een minuutje tromgeroffel zette de muziek met een vrolijke mars in. De hele meute, ik schat een man of 60- 100 liep braaf in marstempo mee. Bij het naderen van een kerk was het dan wel zo uitgekiend, dat men die dan niet met muzikaal geweld, maar uit pieteit met tromgeroffel passeerde.

Onderweg werd dan gewoonlijk bij een café gerust om de inmiddels dorstig geworden kelen te laven waarna men in optocht weer al blazend naar het vertrekpunt terugkeerde. Het wachten tijdens dergelijke pauzes duurde voor mij vanzelfsprekend altijd veel te lang.

Maar het fijnst was het, alsje in de krant las, dat er twee corpsen tegelijk zouden gaan marsen. Van te voren wist je dan al dat er onderweg weinig getrommeld zou worden. Was er maar een corps, dan moesten de trommelslagers wat langer trommelen om de blazers weer op adem te laten komen. Waren er twee corpsen, dan was het trommelen veel korter want dat tweede corps liep natuurlijk al te popelen om te spelen zodra de anderen uitgespeeld waren.

Het summum was wel ,,De Brandweer" samen met ,,Blumentritt". Hoe ze ooit aan die vreemde naam gekomen zijn is me nooit duidelijk gewor-den, maar ik meen, dat het corps bestond uit mensen die bij de grote boterfabriek van, van den Berg werkzaam waren. Oudere zusters en broers beweerden later, dat ik daar meestal bij te vinden was met mijn hemd nog nauwelijks in mijn broek..

In die Tulpstraat organiseerden we alle maar denkbare spel-letjes met de buurkinderen van hakmes - lepel - bril of schaar - hoge hoed of stinksigaar maar ook hardlopen om ons huizenblok dat gevormd werd door het Burgemeester Hofinanplein, de van der Takstraat en de Prins Hendrikkade. Maar tot schrik van de bewoners werd er in de Tulpstraat door ons toch vooral gevoetbald. Van daar moet ik ook mijn eerste schreden gewend hebben naar de Kromme Zandweg, destijds het terrein van Feyenoord. Voor een dubbeltje kon je daar een plaatse op de jongenstribune bemachtigen de prestaties van Kees Pijl, van Dijke, Janus Bul, Petterson en vele anderen bewonderen. Als je geluk had en jouw ploeg gewonnen had was het heerlijk om de tribune af te dalen onder het gezamenlijk zingen van het schone lied: ,,Een nul is niks-twee nul is wat. Ze hebben met drie een de lorre gehad!!! "

Als jongen bezeten van voetbal, bezocht ik ook op ,,Spangen", het terrein van de voetbalclub Sparta de Zilveren Bal - wedstrijden die de hele zomer duurden. Daar was ook altijd minister Kan, de vader van Wim Kan te vinden.

Met al die bal - en bekerwedstrijden in mijn hoofd had ik in de etalage van een galanteriezaak in de van der Takstraat bekertjes gezien die verzilverd waren en die maar iets van een kwartje kostten. Wist ik toen dat dat eierdopjes waren?

Dejongens uit onze buurt voelden er wel wat voor tegen een stel andere jongens die in het bezit van een grote leren bal waren om voor zo'n beker op het veld achter het park een wedstrijd te spelen. Omdat we dat luttele bedrag toch niet bij elkaar konden krijgen zijn we toch wel gaan spelen maar kregen, nadat we verloren hadden en geen ,,beker" hadden wel op ons mieter van de tegenpartij.

12 1 13

Page 11: Herinneringen aan een rijk leven

In de van der Takstraat ging je dan 's zondagsavonds naar de uitslagen van de andere clubs kijken. In de etalage van de sigarenwinkel ,,De drie kistjes" hing dan een bord, waarop de te spelen wedstrijden stonden ver-meld en elke keer als er binnen weer een telefonische uitslag binnen kwam werd die op het bord ingevuld.

Niet onvermeld mag blijven de verslagen die Het Rotterdams Nieuws-blad gaf voor haar gebouw aan Het Hofplein van de grote voetbal-wedstrijden Holland - België of omgekeerd. Er stonden dan duizenden mensen op het plein naar een onzichtbare kerel te kijken die kennelijk middels een telefoon met het stadion verbonden was en die dan op een groot bord, waarop twee doelen waren getekend met een bal, die op een lange stok bevestigd was heen en weer ging tot dat de bal eindelijk over de doellijn ging. De bal aan de stok was aan de ene zijde wit en aan de andere zijde oranje gekleurd en als Nederland in het bezit van de bal was moest die kerel de oranjekant van de bal bewegen en andersom.

In 1922, het jaar waarin moeder en broer Henk zijn gestorven (ze lagen gelijktijdig in het ziekenhuis Bergweg) zijn Lena (8 j.) en ik (11 j.) nog als ,,Bleekneusjes" voor 6 of 8 weken in een groep met andere kinderen uitgezonden naar Friesland. Lena kwam bij een boerengezin in Hoorn-ster-zwaag en ik bij een boerenfamilie in Ureterp.

Maar genoeg nu over die Tulpstraat. Niet nadat toch even vermeld moet worden dat het hele regiment van broers en zusters op school is geweest en naar ik meen uitstekend lager onderwijs heeft gehad op de heel oude school van meester Knip aan de Oranjeboomstraat vlak tegenover de brouwerij ,,de Oranjeboom".

14

Page 12: Herinneringen aan een rijk leven

Leen probeert het gezin nog bijeen te houden

Nadat ook moeder was overleden werd broer Leen als oudste als voogd over ons benoemd. Waarschijnlijk met instemming van de eerder-genoemde ,,Weezenkas" werd besloten, waarschijnlijk op voorstel van Leen, om de zaak bijelkaar te houden waarbij Riek als oudste zus met haar 15 of 16 jaar voor het huishouden zou gaan zorgen hetgeen achteraf bezien voor haar een onmogelijke opgave zou zijn.

Leen en Jan voeren beiden op sleepboten op de Rijn en kwamen maar zelden thuis terwijl broer Kier, die destijds verkering had, 's avonds meestal naar zijn meisje in de Vrijebandsestraat ging. Riek moest dus gaan moederen over haar twee jongere zusjes en haar broertje hetgeen al spoedig een te zware opgave voor haar zou blijken te zijn. Vaak gingen we met ons vieren naar de stad om in een van de vele bioscopen in de Hoofdstraat of elders naar een mooie Chaplin- of Tom Mixfilm te gaan kijken waarbij we ons vanzelfsprekend van het nodige snoep voorzagen. 's Avonds werd er dan krijgsraad gehouden wie er dan wat bij de visboer zou gaan halen waarbij je dan een zure haring, een gebakken scholletje, een rolmops dan wel een ander visje kon bestellen.

Leen, die als machinist op een Rijnsleepboot voer kwam weinig en zeer onregelmatig thuis. Hij werkte voor ,,Vulcan", een Duitse maatschappij die ook in Rotterdam een kantoor had, waar ik met moeder nog wel eens geld heb gehaald. In die tijd was er inflatie in Duitsland en als je de verhalen van Leen hoorde was er daar alleen maar papiergeld en moesten de mensen met een kruiwagen vol bankpapier naar de bakker om een broodje te kopen, hetgeen waarschijnlijk wel ietwat overdreven zal zijn maar waarmee hij de ellende daar wel typeerde. Zijn Hollandse geld was daar toen erg veel waard en Leen bracht dus nog wel eens wat voor ons mee.

Zo kwam hij eens van een reis thuis met een paar nieuwe bokshand-schoenen. Mogelijk dat hij zijn kleine broer met enige bokslessen wat meer zelfvertrouwen dacht te geven. Hij ging dan op een stoof zitten en gebood mij hem duchtig over zijn kop te slaan. Wat hij verder met die dingen moest doen is me een raadsel. Misschien bokste hij met zijn kornuiten aan boord in het achteronder tussen de kajuiten wel eens een partijtje. Een andere keer had hij voor een prikkie een hele rol geruiten wollen stof meegebracht waarmee hij dacht, zijn drie zusjes een plezier te doen.

15

Page 13: Herinneringen aan een rijk leven

Hoe goed destijds door Leen bedoeld, het gezin bijeen te houden, op den duur bleek de opgave voor zus Riek toch te grootte zijn. Waarschijn-lijk heeft ,,de Commissie van Opvoeding" van de ,,Weezenkas" in overleg met Leen als voogd besloten, dat de opvoeding in een gezin toch een betere oplossing zou zijn voor de jongste vier kinderen.

Jan, die ook maar zelden van een reis thuis kwam, had inmiddels verkering met Dina en Kier, die vertegenwoordiger was, had in de stad toen al een kosthuis gevonden. Van deze, naar het lijkt, toch wel enigszins dramatische verhuizing kan ik me totaal niets herinneren, zodat het me toen waarschijnlijk net als bij het overlijden van vader en moeder weinig gedaan heeft. Jan ging met Dina trouwen, nam het hele huis met inventaris in de Tulpstraat 4c over en naar later bleek werd er voor de kinderen een spaarbankboekje geopend waarop 25 gulden, welk boekje ons precies bij het bereiken van de 21 jarige leeftijd door ,,De Weezenkas" ter hand werd gesteld.

16

Page 14: Herinneringen aan een rijk leven

Het eerste pleeggezin

De 3 jongsten, Lena, Antoon en Marie kregen een nieuw pleeggezin in de Cronjestraat, in de ,,Transvaalbuurt" in ,,Zuid", bij de Fam.. Huisman. Het was een jong gezin met 2 kinderen van ik schat 2 en 5 jaar. Moeder was een vrolijke vrouw. Marie ging meen ik naar de huishoudschool, Lena naar de lagere school en zelf was ik al op de Handels-U.L.O van meester Don aan de Persoonshaven, bij de gasfabriek aan het eind van de Oranjeboomstraat.

De school van meester Don, die zelf ook leerboeken schreef, was een prima school waar je werd opgeleid voor een kantoorbaan. Je kreeg er Engels en Duits; helaas geen Frans hetgeen me later zou spijten. Ook steno (systeem Grootens) en machineschrijven. Daarvoor moest je met de hele klas naar het andere eind van de stad. Van de ongeveer 35 leerlingen in de klas waren er ongeveer 5 meisjes, waarvan ik er nu nog een van name ken. Ze heette Dora Visser, zal 14- 15 jaar geweest zijn en vertelde trots dat ze al ging dansen wat voor die tijd iets ongelooflujks leek. (Dancing Pschorr). Hoewel ik met dit meisje totaal geen omgang heb gehad, want de lef om met een meisje regelmatig mee te lopen had ik toen helemaal niet, maar ze zat voor me en vertelde het me. Bij elke gelegenheid ze het liedje zong van ,,Yes Sir, that 's my baby".

Combinaties van gebeurtenissen met de daarbij behorende muziek, daarvan gereformeerd, zijn er velen in mijn geheugen gegrift. Zo zong Mevr. Huisman altijd op een van de melodieën uit de operette Les Saltimbancs een wijsje waarop een hollandse tekst was gemaakt waarbij een meisje van een aangewaaide jongen een kind moest krijgen en later nog weer eens in een soortgelijk geval een tweeling moest baren. Doffe ellende was het.

17

Page 15: Herinneringen aan een rijk leven

's Zaterdags moest ik boodschappen voor haar doen en 's maandags moest ik alle schoenen poetsen. Met dat boodschappen halen had ik altijd haast want daarna ging ik achter het pierement aan. Dat was dan gauw in de buurt van de Rijnhaven te vinden en omdat dat de enigste muziek zowat was die je gratis werd aangeboden liepen daar al gauw zo'n 30 a 40 opgeschoten jongens en meiden mee.

Heel wat melodieën heb ik tijdens die zwerftochten door de trans-vaalbuurt in mij opgenomen. Toen ik eens in een bepaalde Straat luisterend naar boven keek waar een man met een meisje uit het raam hing en ik langdurig naar het lieve kind bleef kijken wees de man, vader of oudere broer naar het meisje waarop ik niet wist, hoe snel ik mijn gefixeerde blik op haar moest afwenden. Ja, wat meisjes betreft was die jonge Kraaij beslist geen held.

In de laatste klas hadden we 2 uitblinkers met negens en tienen: een meisje waarvan me de naam ontgaan is en Wim Lodder. Ook was er een zekere Jo van Herwaarden, een weesjongen in uniform die in het weeshuis in de binnenstad was ondergebracht en die het altijd had over de ,,oplich-ters" als hij de opzichters bedoelde.

De thuiswedstrijden van Feyenoord werden zelden of nooit door mij overgeslagen; de afstand naar de Kromme Zandweg was nu een stuk kor-ter dan vanuit de Tulpstraat. Het was altijd lopen want een fiets was er in die tijd niet bij. Door de week reden er sleperswagens genoeg waar je op kon springen, maar die zag je 's zondags niet. Achteraf zie ik nu duidelijk wat een enorm gevoel van chauvinisme deze bezoekjes bij me gekweekt hebben maar het zal wel net als bij de godsdienst zijn, het geeft de mens een prettig gevoel, tenminste ergens bij te horen. Daarbij kanje, alsje nog eens temidden van een stel voetbalfanaten even fijntjes opmerken, dat je in je jonge jaren het zgn.. ,,Gouden middenveld" van Feyenoord, met de gebroeders Pauwe en Puck van Heel nog hebt zien spelen.

Toen wij, Marie, Lena en ik de Tulp straat verlieten is kennelijk besloten dat oudste zus Riek, die toen eenjaar of 18 moet zijn geweest, maar moest proberen om op eigen benen te staan. Ze kwam ,,in dienst" d.w.z. ze ging het huishouden doen bij de familie Donkersloot die ergens in de stad een groot huis bewoonde. Later is zij hetzelfde werk gaan doen bij de familie de Moor die in de Krusemanstraat in Amsterdam woonde. Zowel mijn-heer de Moor als zijn vrouw zaten in het onderwijs. Beiden zaten zij in het bestuur van ,,de Weezenkas". Ze hadden een zoon, Arie, die na zijn studie op een suikerfabriek in India ging werken. Tijdens de oorlog is hij door de Jappen naar Birma getransporteerd en zijn ouders hebben hem nooit meer gezien.

Hoewel moeder van huis uit Katholiek was en vader volgens zijn legerboekje gereformeerd, zijn hun kinderen geen van allen gedoopt, iets waar ik achteraf hun (voor mij persoonlijk) nog steeds dankbaar voor ben. Vanuit de Tulpstraat gingen we met het hele stel nog wel eens naar zondagochtendbijeenkomsten van Het Leger Des Heils die in het gebouw ,,Bethel" in de Oranjeboomstraat in de buurt van de kerk die daar destijds stond. Er werden daar door het zangkoor en een klein blazerscorpsje heel veel liederen gebracht waarbij wij dapper meezongen van ,,Daar mist langs de wolken" enz. hetgeen later thuis al gauw door mij vertaald werd met: ,,Er rijdt.....enz."

Toch heb ik me vanjongsaf wel altijd bezig gehouden met het probleem van al die verschillende godsdiensten. Heb ook nog wel eens, voor ik getrouwd was in Den Haag een paar keer theosofische bijeenkomsten bezocht maar kwam al vrij gauw tot de overtuiging, dat al die geschriften, de basis van elke religie, puur mensenwerk en dan liefst nog puur mannenwerk is geweest en dat alsje de loop der geschiedenis naging je wel tot de conclusie moest komen dat het geloof meestal de oorzaak was van de meeste oorlogen om van de andere schandalige slachtingen, die in naam van geloofsovertuigingen door de eeuwen heen waren geschied, maar-niet te spreken.

18 1 19

Page 16: Herinneringen aan een rijk leven

Maar terug te komen op die Transvaalbuurt bij het Afrikanenplein een of andere reden, Waarschijnlijk een ernstig conflict tussen het be van de Weezenicas kwam daar een eind aan.

Als tijdelijke Oplossing ging Lena naar de Fam. Barkmeijer, de ouders van Katrien het meisje van Kier, Marie ging tijdelijk naar een gezin in Amsterdam en zelf kwam ik bij mijnheer de Moor die onderwijzer was in Rotterdam en aan de Diergaardesingel Woonde. Hij was toen weduw-naar maar had een huishoudster waar hij later mee getrouwd is en bij wie hij later ook nog een of meer kinderen kreeg.

Voor mij was dat het andere eind van de wereld als ik naar school moest want ik moest dan wel de hele stad door. Maar daar werd wat op gevonden. Dagelijks kreeg ik 2 dubbeltjes voor de tram en brood mee dat ik 's middags bij een bevriende collega onderwijzer die in de Oranje-boomstraat in de buurt van Bethel woonde metzijn vrouw mocht opeten. Achteraf denk ik dat ik daar toch een hele broodmaaltijd kreeg. Het waren heel aardige mensen.

Meestal kon ik die dagelijkse 2 dubbeltjes voor mezelf houden want als het goed weer was prakkizeerde ik er niet over om met de tram te gaan. Als je tijd genoeg had sprong je net als zovelen op. een van de vele sleperswagens waar de stad nog vol van was en liet je je rijden. Van die Diergaardesingel kan ik me maar een paar dingen herinneren. Ten eerste, dat we als avondmaal rijst met kerrie en kip kregen. Dit was voor mij nog nooit vertoond en ik moet wel een verschrikkelijk vies gezicht hebben gezet want dat behoefde ik dan niet te eten en ik kreeg iets anders.

Het tweede Onvergetelijke voorval was toen zijn huishoudster mij naar mijn slaapkamer bracht om naar bed te gaan en ze me een zoen gaf. Voor mij een fantastische vrouw 1

Die ,,Diergaardeperiod" is waarschijnlijk van korte duur geweest. Vermoedelijk door het plaatsen van een advertentie in het Rotterdams Nieuwsblad kon de Weezenkas al spoedig over een nieuw pleeggezin voor Lena en mijn persoontje beschikken. Dit zou weer een nieuwe periode in ons leven inluiden

We werden, ik zou niet meer weten door wie, naar het echtpaar van der Voort gebracht. Ze woonden in het toen geheten ,,Tuindorp". Dit was een zeer modern ruim opgezette en vooral groene woonwijk in Zuid en des-tijds aan de rand van de stad. De wijk lag buiten alle verkeer en bestond uitsluitend uit vrijstaande eengezinswoningen die allemaal een eigen tuin hadden. Het was wel een wijk voor de beter gesitueerde arbeiders. Dat was mi. ook de heer R.Th.A. van der Voort, zoals hij zijn naam altijd schreef waarbij ik dan nooit begreep waarom die kleine ,,h" achter die hoofdletter er bij moest.

We kwamen bij hen thuis op de Treek no. 51. Een keurig stel mensen dat, nadat ze (achteraf gezien) alles geprobeerd hadden om kinderen te krijgen huns inziens gedoemd waren om kinderloos te blijven. Mijns inziens is dit, achter af bezien, een groot drama in hun huwelijk geweest. Om die reden zijn ze beiden gedurende zekere tijd vader en moeder van een weeshuis in Schiedam geweest. Toen we daar kwamen waren er al 2 jongens bij hen in huis, een van mijn leeftijd en een wat ouder. Tegen het echtpaar. v.d. Voort werd door hen vader en moeder gezegd hetgeen wij ook maar moesten doen.

Met al dat verspringen naar pleeggezinnen heb ik nooit veel moeite gehad, liet kennelijk alles maar rustig over me heen komen, maar met dat ,,vader en moeder zeggen" hebben zowel Lena als ik, vooral in het begin nogal wat moeite gehad. Die twee andere jongens zijn vrij snel naar elders vertrokken maar we hadden al gauw contact met kennissen van de Fam. van der Voort, de Fam. Koops die in de buurt woonde en een heel stelletje kinderen had waar Lena en ik vaak mee speelden, o.a. een jongen van mijn leeftijd Henk en een iets jonger zusje Nellie met zulk mooi blond haar dat ik mijn ogen er moeilijk van af kon houden.

Op Tuindorp kreeg ik een ietwat ander leefpatroon. Vlak in de buurt, op een pleintje dat de Meen heette geloof ik, was een buurthuis waar je vaak terecht kon en waar veel gedaan werd. Bovendien reed er nooit een pierement door die wijk en vermoed ik dat ze er bezwaar tegen hadden dat ik mijn zondagmiddagen op de Feyenoordtribune doorbracht.

20 1 21

Page 17: Herinneringen aan een rijk leven

Wel werd er vrijwel dagelijks een ,,partijtje" bij de ULO van meester Don gespeeld. Daar had je naast die gasfabriek voldoende ruimte voor. Wel dagelijks lopen naar school hetgeen via de Hilledijk een behoorlijk eind was. Bovendien moest je 2 maal het spoor passeren zodat je nogal eens voor de slagbomen moest wachten. Als de slagbomen dicht waren van het brede rangeerterrein had je wel de mogelijkheid om via trappen en een lange brug niet zo lang te hoeven wachten.

Hoewel ik op school nooit een uitblinker was heb ik toch ook niet veel moeite gehad om met redelijke cijfers regelmatig over te gaan. In die dagen moet er al een anti-militairist in me gezeten hebben want ik weet nog wel eens een opstel te hebben gemaakt over een troep soldaten die met luid trommelgeroffel naar het front vertrok maar waarvan helaas maar zeer weinig van terugkeerden. Van dat opstel op zich weet ik niet zo veel, maar wel heel goed, dat hij het aan een collega voor de klas liet lezen.

De van der Voorts waren voor mijn gevoel ontwikkelde, intellectuele mensen. Ze hadden een kast vol boeken waarvan vele op het brede gebied van de psychiatrie. Hij was daar altijd zo mee bezig dat hij dusdanig overspannen was dat hij voor enig weken in een psychiatrische inrichting werd opgenomen. Ze waren allebei erg muzikaal, of beter gezegd ze hielden veel van muziek hetgeen me al gauw duidelijk werd want ze hadden al een grammofoon, voor die dagen een ongekende rijkdom. Het was een ,,His Masters Voice" met slinger die je voor het spelen wel eerst op moest winden want als je dat niet gedaan had was het nummer halverwege niet meer om aan te horen.

Er zaten 2 deurtjes aan de voorkant die je kon openzetten als het wat harder moest klinken. Dat was vooral het geval bij de (ik noem ze maar) zondagochtendconcerten die hij bij mooi weer in de tuin gaf die naar ik vermoed door hun buurtgenoten, die dan ook in hun tuinen zaten, hoog'Ijk gewaardeerd werden. Ze hadden een zeer ruime keuze mooie platen variërend van Charly Kunz, ouvertures als Die lustigen Weiber von Windstor, Ruy Blas van Mendelsohn, de Serenade van Moskowski, het Ballet Egyptien, de Gralerzahlungen van Wagner enz. om er maar enkele van te noemen. Hij kwam nog wel eens met een nieuwe plaat thuis die hij dan bij Willem de Jong in de Passage had gekocht.

Het eindexamen bezorgde me niet al te veel moeilijkheden zodat ik op mijn 15e jaar in het bezit was van mijn ULO - diploma waarmee ik dacht binnen heel korte tijd geld te gaan verdienen als jongste bediende op een of ander scheepvaartbureau of wat voor kantoor dan ook. Hoe anders dat zou uitpakken.

De Weezenkas leek dat maar niks te vinden. Men stuurde mij ter keuring en voor advies naar een dokter die tot de conclusie kwam dat een kantoorbaantje voor dat toch wel miezerige kereltje toch wel het minste was wat je voor hem kon bedenken. ,,Gun die jongen de buitenlucht, stuur hem niet naar zo'n duf kantoor. Desnoods kan hij nog naar een of andere land- of tuinbouwschool waarbij hij ook nog op het land of in de tuin kan werken", zo moet ongeveer zijn advies aan de Weezenkas zijn geweest want prompt werd ik aangemeld als toekomstig leerling van de Rijks Tuinbouw School in Aalsmeer zodat een nieuw pleeggezin mij weer wachtte.

Vermoedelijk is dat advies niet alleen voor mij maar ook voor het echtpaar van der Voort vrij hard aangekomen. Waarschijnlijk waren wij voor hen, gemakkelijke kinderen als we waren, (je was vanzelf er aan gewend om vrijwel alles berustend te aanvaarden) toch wel een soort invulling van hun leven.

De foto die het echtpaar met hun 2 kinderen heeft laten maken, wijst wel in die richting. Hoe dan ook, Antoon zou naar Aalsmeer gaan en Lena bleef er alleen achter. Toen ik daar niet meer was heeft Lena zich kennelijk zo verlaten gevoeld dat de Weezenkas besloot Lena onder te brengen in het gezin Barkmeijer waar broer Kier vrijwel dagelijks bij zijn meisje op bezoek kwam.

22 1 23

Page 18: Herinneringen aan een rijk leven

Bij de familie Groeneveld in Aalsmeer

Zo kwam ik op 15 jarige leeftijd weer eens in een ander gezin, namelijk bij de familie Piet Groeneveld in Aalsmeer. Oom Piet en tante Ger, zoals ze door mij wilden worden aangesproken hadden zelf al twee jongens, Wim van 10 en Klaas van 7 jaar. Het was een prettig gezin waar ik me al snel thuis voelde.

Oom Piet was veilingmeester en werd later bedrijfsleider van de Centrale Aalsmeerse Veiling. Van huis uit waren het protestantse mensen die al sedert vele jaren niets meer aan hun geloof deden. Waarschijnlijk had mevrouw de Moor van de Weezenkas via de directeur van de Rijkstuinbouwschool behalve hun adres tevens een baas voor me gevon-den om eerst wat praktijkervaring op te doen alvorens ik die school zou gaan bezoeken. Zo kwam ik bij mijn eerste baas als volontair op de Aalsmeerse Proeftuin, een kwekerij van de gezamelijke Aalsmeerse kwekers waar Toon van Bommel de scepter zwaaide. De kwekerij lag achter de tuinbouwschool en behalve van Bommel werkten er ook nog Leen de Jong en Klaas Terlouw die wat ouder was dan ik.

Leen waar ik meestal mee werkte was een leuke vent die al een heel poosje verkering had met Lies Maarse en ons soms wilde verhalen over zijn scharrelpartijen vertelde waar hij, groentjes als wij waren, met grote interesse naar luisterden. Helaas is die aardige Leen al een paar jaar later aan tuberculose, een destijds veel voorkomende en gevreesde ziekte, overleden.

Een klusje waarmee ik in die proeftuintijd zeer vereerd mee was dat was het uitschrijven van de convocaties voor de vergaderingen aan de leden van de Proeftuin hetgeen van Bommel mij liet doen omdat hij wist dat ik van mijn U.L.O. ook een diploma machineschrijven had. Dit was dan ook de enigste keer dat ik het kon gebruiken in mijn leven.

Bij de familie Groeneveld waren mijn broers en zusters altijd welkom. Als gevolg daarvan is mijnjongste zus Lena later nog met Wim getrouwd. Ook Leen kwam, als hij in Rotterdam lag ook wel eens langs. Hij was als voogd over ons aangesteld en zou ons niet vergeten. Zo liet hij door Arie, het enigste kind van de familie de Moor eens een klein radiotoestelletje bouwen waarop ik zowel korte- dan wel langegolfzenders kon ontvangen waarbij je dan altijd met een stel losse spoelen moest werken,

25

Page 19: Herinneringen aan een rijk leven

Het stond in een hoekje van de huiskamer zodat de hele familie ervan kon mee profiteren. In mijn eentje mocht ik dan graag naar muziek luisteren waarvan ik me de concerten van Reginald Ford op het B.B,C.-orgel nog goed kan herinneren.

Me had H.T.S. gestudeerd, ging in Nederlands mdie op een suikerfa-briek werken en werd na de inval van de Japanners naar Birma gedepor-teerd, moet nog aan de beruchte brug gewerkt hebben maar daarna heeft men nooit meer iets van hem vernomen. Voor de familie de Moor was dat een verschrikkelijk verlies.

Na het jaar op de Proeftuin ging ik werken bij ,,de Residentie", een naam die nog stamde uit de tijd, dat men de gekweekte potplanten nog met de eigen motorschuit van die naam in Den Haag aan de man trachtte te brengen. Ook nu weer als volontair, want dat ik daar behalve het vak leren ook nog geld zou verdienen was voor die rijke ,,Weezenkas" blijk-baar onbelangrijk. Toon, zoals ik daar altijd werd genoemd, werd daar meteen behoorlijk aan het werk gezet.

Voor de vele kleine verwarmingsketeltjes die de bakken en de kassen moesten verwarmen moest ik vrijwel dagelijks cokes in kisten per krui-wagen aanvoeren. Grond slechten, met rietmatten sjouwen enz. waren nou niet direct werkzaamheden voor dat zwakke kereltje dat die keurende dokter destijds in me gezien had en die beslist niet gewild had dat ik op een kantoorkruk mocht terecht komen.

Mijn favoriete klus was het laden van de luikenpraam met potplanten waarna ik de volle schuit met handkracht, middels een vaarboom naar de veiling bracht om ze daar weer te lossen. Met twee zeer oude knechts die eveneens in de Seringenstraat woonden, Willem Piet en Jan Eigenhuis gingen we altijd lopend, voorzien van een drinkenskruik en het brood in de stikkezak in mijn manchester pak en op die zware vetleren werk-schoenen naar de baas.

De oude Albert, die altijd met de schuit gevaren had werkte niet meer mee. Ik weet nog wel dat hij eens met een sjieke, zwaar geparfumeerde dame zijn kas met begonia's liet zien waar ik met de oude Jan Eigenhuis aan het werk was. Toen hij later bij ons in de kas terug kwam maakte hij de opmerking; ,,Jan wat stonk dat mens. Ik mik toch maar liever een forse scheet". En dat forse was wel puur Aalsmeers.

De jonge baas Aldert Eveleens was een man met hoogstaande princi-pes. Volgens de oudere knechts die mij op hun manier voorlichting gaven was hij lid van de ,,Rein leven" beweging, een naam waarvan ik in mijn latere leven nooit meer iets heb gehoord. Zij hadden maar een dochter en men vertelde mij dat het een verband hield met het ander. Het sexuele leven zou bij de mensen van die club op een zeer laag pitje staan.

Als jonge knul tussen dat oudere volk probeerden ze je van alles wijs te maken. Ze probeerden je b.v. door de opdracht te geven even bij de oude baas de vierkante gaatjesboor te halen of met een verhaal toen er weer eens een dochter van ouwe Aldert trouwde je wijs te maken dat je dan zoals gewoonte was omdat de bruidsuikers dan nog niet helemaal op zouden zijn ,,om de lege zak" kon gaan vragen.

Het was bij de ,,Residentie" dat de mensen die in de land- en tuinbouw werkzaam waren voor het allereerst drie dagen vakantie kregen. Nog heel goed weet ik dat een stel mensen van dik 60 jaar dat daar van jongsafaan had gewerkt echt niet wist wat ze met die paar vrije dagen, die ze voor het eerst van hun leven kregen moesten doen.

Een fiets was ik toen nog niet rijk. Fietsen leerden we met Wim en Klaas in de veiling waar meestal wel een fiets te vinden was als oom Piet op zondagochtend voor het vakblad ,,De Bloemisterij" zijn marktoverzicht van de Aalsmeerse Veiling ging opmaken. Om dat rustig en met alle gegevens bij de hand te kunnen doen deed hij dat nooit thuis maar altijd op het kantoor van zijn veiling. Ik zeg nadrukkelijk ,,Zijn veiling" want hij had zijn toch vaak zeer moeilijke werk lief als geen ander.

Oom Piet was in Aalsmeer een geziene figuur die ongetwijfeld ook voor mij van grote betekenis is geweest. Eens of twee maal per week volgde ik naast de tuinbouwschool ook nog de handelsavondcursus van meester den Hertog waarvan ik me nu slechts een meisje kan herinneren dat indruk op me heeft gemaakt alleen vanwege het feit dat ze zo uitzonderlijk goed kon Ieren.

26 5 27

Page 20: Herinneringen aan een rijk leven

Ze heette Trijn van Leeuwen, was meen ik dochter van een melkboer, trouwde later met Jaap Spaargaren die in de oorlog door de beschieting vanuit een engels vliegtuig op het treintje Aalsmeer-Amsterdam waarin hij zat, werd doodgeschoten.

Als het weer het even toeliet was ik wekelijks wel te vinden bij de repetities van ,,Aalsmeers Fanfare" die in het hotel-restaurant ,,de drie Kolommen", werden gehouden. Ook daar hoorde ik weer de mij reeds vertrouwde muziek van ouvertures als ,,Le cheval bronze", ,,Marinella", ,,Les diamants de la Couronne"enz. Muziek die ik evenals diverse bewerkingen van opera's en operettes in Rotterdam al had leren kennen en waarvan vandaag de dag zelden of nooit meer iets ten gehore wordt gebracht.

Goed herinner ik me dat Aalsmeers Fanfare in de winter eens een uitvoering gaf. Ome Piet, die daar donateur van was had kennelijk geen gelegenheid daar met zijn vrouw naar toe te gaan. Waarschijnlijk omdat hij inmiddels wel had gemerkt dat ik een muziekmannetje was, schreef hij een briefje voor ,juffrouw" Kloset (nooit werd iemand met Mevrouw aangesproken!) die voor controle bij de ingang zat met het verzoek om mij (als weesjongen natuurlijk want dat kwam lekker aan!) op zijn dona-teurskaart door te laten hetgeen natuurlijk zonder meer geaccepteerd werd. Een duidelijke wijze daad van oom Piet die mij altijd is bijgebleven.

Voor de aanvang van de R.T.W.S. in september '27 kwam ook Ton Haytink, een kwekerszoon uit Buitenpost bij de familie Groeneveld in de kost. Ook hij zou de tuinbouwschool bezoeken en zodoende zijn we gedurende die jaren altijd goede vrienden geweest en ook hij is later met een Aalsmeers meisje, Jans Keessen getrouwd.

In onze klas zaten slechts twee jongens uit Aalsmeer, de rest zo'n 20 man van elders. Directeur van de school was ir. C. Koeman een kundig man die helaas de feeling miste om met dat stel opgeschoten belhamels zijn gezag te doen gelden dat in tegenstelling tot meester Buisman, een kleine tengere man waarmee je allerminst de spot kon drijven.

Nou behoorde ik, schande dat ik het moet zeggen, met Dirk Oor nou niet bepaald tot de lievertjes. Hoewel ik meestal geen cent te makke had waren de meeste klasgenoten van goede huize, zodat die in de pauze in de snoeptent van Klaas Wegman zich van alle mogelijke heerlijkheden kon-den voorzien die dan onder de les van Koeman werden genuttigd.

Zo kocht men er ook sinaasappelen die onder de les werden geschild en opgegeten. Toen ze mij er eens een aanboden onder de voorwaarde dat ik eerst een geschilde tegen het bord zou kwakken als Koeman op het bord stond te schrijven trapte ik daar in. Jammer - spijt, maar wat is gedaan is is gedaan. Weet niet meer of dat de oorzaak is geweest dat hij wel eens een keer ernstig met mij gepraat heeft. Het was een doodgoede man, hoe knap ook maar toch ergens niet voor zijn taak berekend. In de oorlog bleek hij tot de N.S.B. te behoren zodat hij na de oorlog niet meer in zijn functie is teruggekeerd.

Dirk Oor uit Aalsmeer was ook een brutale rakker. Die bestond het om als Koeman iets wilde dicteren rustig riep: ,,We schrijven vandaag niet !" en dan was de hele klas ook nog zo solidair dat er inderdaad niet werd geschreven.

De andere Aalsmeerder was Gerrit Eveleens P zn. Daar ben ik jaren lang mee bevriend geweest. Met hem en Jan de Grauw hebben we gedrieen nog eens een fietstocht door het Ahrdal gemaakt. Gerrit had bijzonder aardige ouders voor mij. Ik kon daar altijd aankomen en er was er altijd welkom. Piet en zijn vrouw Immetje waren doorgewinterde S.D.A.P-ers. Gerrits vader noemde mij altijd ,,Toontje Solidair". Gerrit zowel als zijn vader speelde viool waarbij ik op een versleten mondhar-monika nog wel eens mee kraste. Een van de geliefde nummers van ons was ,,Hochzeit der Winde" weet ik nog wel.

Als Piet Groeneveld 's zuster Alie of haar man Jan Tas jarig was ging men altijd de jarige feliciteren en zo ben ik eens met Klaas en Willem meegeweest. Dat moet wel de eerste keer zijn geweest, dat ik met mijn vrouw Annie Tas J. d. heb kennis gemaakt. Het was een mooi wat tenger meisje waarop ik waar-schijnlijk op dat moment al enigszins verliefd ben geraakt. Annie Tas, op wier leven ik later toch wat uitvoeriger wil terug komen, was in die dagen een bezield lid van de Arbeiders Jeugd Centrale, de A.J.C. zoals dat stel idealistische jongeren doorgaans werd benoemd.

Die genegenheid moet bepaald wel eenzijdig zijn geweest want die A.J.C. was toch wel een wat besloten club van in gedurfde kleding gestokenjongens en meisjes die er bij goed weer in de weekeinden onder muziek en gezang met wapperende vlag op uit trokken met het idee de voorbode te zijn van een nieuwe op socialistische basis gestoelde wereld.

28 1 29

Page 21: Herinneringen aan een rijk leven

Begrijpelijk dat Annie Tas Jd. weinig oog had voor die burgerlijke Antoon Kraaij. In haar directe omgeving liepen veel aardiger knullen! Er deed zich nog een voorval voor toen een andere zus van Piet Groene-veld tante Trijn met haar man, ome Wim hun 25 - jarig huwelijksfeest in de veiling zouden gaan vieren. Tante Ger, die wel van koppelen hield vroeg mij of ik zin had om met die Annie Tas die bruiloft te gaan vieren. In al mijn schuchterheid had ik daar toch wel oren naar maar An prak-kezeerde daar niet over!

Nog later in de zomer van 1927 zouden oom Piet en tante Ger een week met de familie van Diermen uit Utrecht naar Duitsland gaan. Aan tante Alle werd gevraagd of An die week dan voor de drie] ongens zou kunnen zorgen. Dat werd graag gedaan, maar het werd wel beter gevonden als in de loop van de avonden haarjongere zus Alie daar eveneens zou komen zodat An dan niet alleen in dat vreemde huis en bed zou moeten slapen. Die week hebben we elkaar toch wel een beetje beter leren kennen en voor mij was An toen wel het meisje dat niet meer uit mijn gedachten zou verdwijnen. Ergens moet ook An na die week, waarin eigenlijk niets bijzonders gebeurde, toch wel iets in mij hebben gezien wat ik moet opmaken uit een verhaal, dat ze mij ooit vertelde.

Ze werkte toen bij de voorzitter van de C.A.V. die met zijn vrouw Anna Vellekoop een paar huizen verder in de Serigenstraat woonden. Ze wist me in ieder geval wel te vertellen dat ze mij verschillende keren met een keteltje kokend water naar de schuur heeft zien lopen om me de wekelijkse grote wasbeurt te geven, want een badhuis was er in die dagen nog niet.

Een niet te vergeten adresje waar ik ook nog wel eens graag kwam was in de Seringenstraat bij de ouders van Jan de Grauw. Dat was een van de weinige families die al een grammofoon rijk was. Als ik nu maar een paar noten van ,,Rose Marie" hoor dan gaan mijn gedachten steevast naar die tijd terug. Waarschijnlijk hadden ze maar zo weinig platen dat ik dat nummer tot vervelens toe heb gehoord.

Een ander adres, meer een muziekhol waar ik nog wel eens te vinden was, was het hokje of schuurtje van ene Dirk Baardse. Hij was de zoon van een van de firmanten van de grote potplantenkwekerij aan het begin van de Uiterweg.

Dirk was bepaald het buitenbeentje in die familie waar waarschijnlijk op de kwekerij niet veel mee te beginnen was maar het was voor ons duidelijk dat er toch goed voor hem gezorgd werd. Dirk, die ook erg veel van muziek hield had ook al een prima grammofoon maar tevens een schat aan platen. Van mijn vrouw hoorde ik later dat Dirk aan alcohol verslaafd is geraakt maar destijds heb ik daar nooit iets van gemerkt. Drank heeft in mijn leven nooit een rol van enige betekenis gehad; ik kwam nooit in een café, had daar trouwens geen centen voor. Vermoe-delijk ben ik daar terecht gekomen door Niek van Wandelen, een aardige wat vreemde snuiter waarmee ik nog een tijdje kameraad ben geweest. Het was een knus hol bij Dirk en ik benijdde hem om dat grotere repertoire waarvan hij ons kon laten genieten.

Een ander typerend feit van Leen zijn goede zorgen voor ons was in 1928 tijdens de olympische spelen in Amsterdam. Over de post liet hij me door de secretaris van de voetbalclub ,,de Musschen" uit Rotterdam, waar Leen lid van was, een toegangskaartje voor de wedstrijd Nederland - Urugue toesturen. Ondanks mijn aanwezigheid verloren de Hollanders, ik meen met 1-0. Het toen net nieuwe Olympisch stadion maakte grote indruk op mij en ik weet ook nog precies welke Hongaarse dans van Brahms er voor de wedstrijd uit de luidspreker kwam.

Bepaalde muziek roept trouwens altijd herinneringen bij mij op. Zo zal ik bij ook maar het kleinste gedeelte uit Schuberts Unvollendete steeds aan Jo van Diermen denken. Zij kwam nog wel eens voor een paar dagen met vakantie bij de Groenevelds zeer tot genoegen van oom Piet die, hetgeen ik later hoorde bevestigen wel een beetje gek op haar was. Terwijl niemand van het gezin echt van muziek kon genieten wist Jo deze mooie muziek heerlijk mee te kunnen zingen hetgeen, maar ook niet minder haar mooie figuur, diepe indruk op me heeft gemaakt.

30 5 31

Page 22: Herinneringen aan een rijk leven
Page 23: Herinneringen aan een rijk leven
Page 24: Herinneringen aan een rijk leven
Page 25: Herinneringen aan een rijk leven
Page 26: Herinneringen aan een rijk leven
Page 27: Herinneringen aan een rijk leven
Page 28: Herinneringen aan een rijk leven
Page 29: Herinneringen aan een rijk leven

Bij het definitieve afscheid aan het kantoor waarbij de afrekening plaats vond van mijn verdiende geld kreeg ik tevens een getuigschrift, waar ik nog steeds trots op ben en dat ook later nog vele deuren bleek te kunnen openen. ,,De slotzin ervan luidde:"

Je regret que ii vas quiter de son propre volonte et je lui peu recommander

011 ii se presentera.

m.a.w. "het spijt me dat hij uit eigen wil weggaat en ik kan hem u overal aanbevelen".

Page 30: Herinneringen aan een rijk leven

Weer terug in Aalsmeer

Terug in Aalsmeer was ik bij oom Piet en tante Ger weer welkom. Nadat ik uitvoerig verslag had gedaan begreep men wel, dat ik me naar de IJiter-weg wilde haasten want mijn overhaast vertrek uit Frankrijk had hen dat wel duidelijk gemaakt, Lopend ging ik dus naar ,,de Buurt" met in mijn hoofd de plotseling opkomende gedacht, dat ik nog steeds dat condoom van Gunnar in mijn zak of portemonnaie had. Het idee dat zon ding verwantschap had met bezoek aan vreemde vrouwen gaf me zo'n smerig gevoel dat ik dat ding halverwege die voetreis nog kwijt wilde. Het plekje, waar ik het achteloos in het water van de Wetering gooide zit ook nog in mijn geheugen gegrift. Het was achter de urinoir die daar destijds stond. Opgelucht stapte ik door naar de eerste echte ontmoeting met dat lieve kind dat als gevolg van die lange briefwisseling met ongeduld op mij zou wachten en nog niet het flauwste idee hebbend, hoeje zo'n apparaat bij een onstuimig liefdesspel nog eens nodig zou kunnen hebben.

Het is ook de enigste keer dat ik zo'n ding heb gehad want voor geen goud ging je toen een apotheek binnen of zo'n zaak met op de voorgevel ,,Sanitaire Artikelen" om ernaar te vragen. Van haar ouders hoorde ik dat Annie nog niet thuis was. Ze was naar de zang zoals men zei en de repetitie zou wel gauw afgelopen zijn. Dus weer terug naar het dorp waar de eerste echte ontmoeting al gauw plaats vond. Vader en moeder Tas lagen inmid-dels al in bed en nadat ze gemeld had dat ze weer thuis was zijn we voor geruime tijd in een van de verwarmde kassen verdwenen. Wat dat betreft had An al enige ervaring van haar oudere zuster die al geruime tijd verkering had. Al generaties lang werd daar in de kassen gevrijd en daar zal ongetwijfeld menig Aalsmeers kind verwekt zijn.

Vermeldingswaard is ook nog wel het feit, dat toen An het bericht van me kreeg van mijn plotselinge terugkeer ze daar zodanig van geschrokken is dat haarjongere zus Alie de spontane kreet geuit moet hebben van ,,Als jij hem niet neemt, dan neem IK hem ! ! !"

Het was moeilijk direct werk te vinden omdat bij de meeste kwekers al mensen werden ontslagen. Oom Piet gaf me het advies het in Aalsmeer met de verkoop van bloemen te proberen maar al de eerste dag bleek dat Kraaij daar totaal niet geschikt voor was.

49

Page 31: Herinneringen aan een rijk leven

Hoewel hij een grote mand bolbloemen met een behoorlijke winst aardig was kwijtgeraakt gaf hij het overschot die avond aan de buren weg tot ergernis van oom Piet die er nog wel eens aan gedacht had om zijn zoon Willem met mij een exportzaak in bloemen te laten beginnen waarbij ik, die nauwelijks een woord frans sprak me in Parijs zou moeten vestigen en Wim mij de bloemen zou leveren. Het is hem toen wel duidelijk geworden dat er in Antoon geen handelsman zat. Al gauw vond ik toch weer werk voor een tijdje bij Maarten Komen tegenover het huis van mijn meisje. Het duurde niet lang of Komen kon mij ook niet meer betalen.

Toch vond ik weer werk. Aan het eind van ,,de Buurt", bij de gebroeders Gerrit en Dirk Venema. De twee broers gingen al gauw uitelkaar en Dirk zette met veel lef en nog meer schuld een groot nieuw bedrijf op in ,,de Griebes" zoals dat buurtje aan het eind van de Bilderdanimerweg werd genoemd. Hij ging daar met vrouw en 10 a 12 kinderen wonen in veel te klein oud huis dat hij had gekocht met een groot stuk weiland erachter. Het was vanuit het dorp een knap eind fietsen maar dat deden we meestal gezamenlijk in wedstrijdtempo met Gerard Alderden, Gerrit Kakkie meestal genaamd, Arie van der Roest, die bij de dames Elzinga in de kost lag en ons daarover de meest smakelijke verhalen wist te vertellen en ene de Boer, een stoere bink die op de tuinbouwschool zat. Arie was een geestige jongen. Zo bevestigde hij eens met een punaise een advertentie van de Betuwejam op de binnenkant van de pleedeur zodat alsje op het houten geval ging zitten je meteen te lezen kreeg ,,de fruitgeur komt je tegemoet als je de jampot opendoet".

Dirk was een geweldig optimist die mij duidelijk maakte dat, zoals hij vaak opmerkte ,,elk schot gelukkig geen eendvogel" was. Als bij die of gene iets niet meteen gelukte kwam Dirk altijd met het advies ,je vloekt niet genoeg ". In vloeken was Dirk, overigens een heel aardige kerel, een groot meester. Om zijn potten direct bij bloemenwinkeliers in de grote steden te kunnen verkopen kocht Dirk ook nog een auto hetgeen waar -schijnlijk de ondergang van zijn bedrijf zal zijn geweest.

Uiteindelijk moest Dirk alleen met een heel stel van zijn eigen zonen verder maar ik had het geluk toch weer werk te vinden bij de gebroeders Maarse aan het eind van de Uiterweg. Het bedrijf heette ,,Confidentia" zoals ook de motorschuit had geheten waarmee zij eerder hun geweekte potplanten naar de Amsterdamse Singel hadden vervoerd. Dit duurde tot een neefvan An, Piet BORGMAN genaamd mij kwam vragen ofik er niets voor voelde om ook in den Haag bij ene Gravin van Bylandt te gaan werken.

Hij werkte daar al een poosje als chefvan de kwekerij op de buitenplaats ,,Oostduin" aan de Wassenaarseweg en zocht iemand, in het bezit van een diploma bloemschikken. Omdat hij gehoord had dat die jongen van nicht An de cursus bloemschikken van de tuinbouwschool had gevolgd kwam hij bij mij met dat verzoek. We moesten daar wel even overdenken. Ik zou in den Haag in de kost moeten en omdat er ook zondagdiensten voor me bij zouden zijn zou ik dan om de veertien dagen voor een weekend naar Aalsmeer kunnen komen. Daar stond wel tegenover dat ik in plaats van de 19 gulden die ik op dat ogenblik verdiende, bij de Freule 22 gulden zou krijgen. In die zeer slechte tijd een mooi sprongetje des te meer daar ik vreesde, dat ik, die als laatste door Maarse was aangenomen verwachtte, dat ik er ook het eerst uit zou gaan.

Later bleek dat toch een misvatting mijnerzijds te zijn toen ome Piet me vertelde dat hij mijn oude baas gesproken had die hem gezegd zou hebben dat als het Toon in den Haag niet zou bevallen, ik daar altijd weer terug zou kunnen komen.

Omdat broer Leen enige maanden in militaire dienst was geweest maar al spoedig volgens zijn zeggen ,,wegens een kletskop" werd afgekeurd behoefde ik a.g.v. de toen nog geldende "broederdienst" niet in de mili-taire dienst te treden.

Bij het bereiken van mijn meerderjarigheid, het moment dat de Weezen-kas geen verantwoordelijke zorg meer over me had kreeg ik van hen een mooie plantencamera met een extra dubbele balg om van dichtbij bloemen e.d. te kunnen fotograferen. Bovendien een statief en allerlei materiaal voor het afwerken van de gemaakte foto's. Helaas was het al gauw na de oorlog moeilijk, dan wel onmogelijk om nog aan de daarvoor benodigde platen dan wel filmpacks te komen.

50 1 51

Page 32: Herinneringen aan een rijk leven

De tijd toen ik kameraad met Gerrit Eveleens was, voelden we onszelf wel klassebewust. Op de fiets reden we naar Nieuw vennep om daar een verkiezingsvergadering bij te wonen waar W.J. Duys sprak. Hij was een geweldig spreker die met bijbelteksten alle oppositie van kerkelijke vragenstellers wist te beantwoorden. Met 1 mei zelfs in Aalsmeer een optocht waar heel wat mensen in meeliepen. Toneeluitvoeringen van linkse gezelschappen in ,,de Oude Veiling" met stukken van Herman Heijermans. Op de avond van 1 mei een drukbezochte bijeenkomst met declamatie van Wanda Reumer of van Alie van Oorde hetgeen ook diepe indruk op me maakte. Men zong in koor: ,,Der Mann kan fallen, wenn das Banner nur steht". Een nog van idealen bezielde wereld waarvan je deel uit maakte. Van al die illusies zou later niet veel meer over blijken te zijn.

Omstreeks de jaren 30 leefde de coöperatieve gedachte sterk onder de mensen, niet alleen bij de kwekers in Aalsmeer die hun coöperatieve veiling en hun dito aankoopverenigingen hadden opgericht maar ook bij het gewone volk dat in Aalsmeer al een coop. broodbakkerij bezat en een kruidenierswinkel van ,,de Samenwerking" welke naam later zou worden omgedoopt in ,,de Coöp,,. In den Haag waar we later terecht kwamen had men zelfs een coöperatief ziekenfonds met een eigen ziekenhuis dat ,,de Volharding" heette, waar later, aan het eind van de oorlog, onze dochter Alie geboren zou worden.

Die gedachte, samen iets te bereiken, leefde toen nog sterk onder de mensen en is bij mij nog steeds niet uitgeblust. Vooral ook door het lezen van een paar boeken van de Amerikaan Upton Sinclair als ,,Petroleum" en ,,De Voordelen van de Godsdienst" werden mijn ideeën toch wel een bepaalde richting ingestuurd.

Zelf behorend tot de niets bezittende klasse dacht ik dat de werkende massa via de toen nog springlevende socialistische gedachte een andere, rechtvaardiger wereld zou kunnen scheppen en met grote aandacht wer-den de ontwikkelingen in dat grote Rusland, waar de arbeiders de macht gegrepen hadden dan ook door mij gevolgd.

Toen Henry nog leefde en met Malvina in Gent woonde ben ik, vermoedelijk in 1923 samen met zus Lena op verzoek van onze halfbroer met de trein naar Gent gereisd om hen eens op te zoeken.

Veel is me er niet van bijgebleven; wel weet ik nog dat hij op het verkeerde station stond om ons af te halen maar dat wij desondanks bij Malvina zijn terecht gekomen tevens dat hij ons daar in Gent meerdere malen op onvergetelijk lekker ijs heeft getrakteerd.

Van de vele reizen naar het buitenland die we later samen met An nog zouden gaan maken was de eerste in 1933, een 5 daags reisje naar broer Kier en zijn vrouw Katrien die in Middelburg woonden en vandaar naar Breskens en mei de boot via Terneuzen naar Maria Aeltre bij Gent. Daar woonde Malvina, de vrouw van onze halfbroer die toen al lang gestorven was in een mooi vrij huis dat het opschrift droeg ,,Het Kraaiennest". Malvina die zoals ons later bleek gek op Leen was, was zwaar teleurge-steld toen ze zag dat hij niet meegekomen was. Daar was kennelijk op gerekend. Toen wij binnenkwamen stonden er, tot schrik van An die nooit alcohol dronk kratten vol bier op ons te wachten.

Malvina, die de tekenen van vermoeidheid als gevolg van een paar dagen hevig sporten met Kier en Katrien op het strand van Zoutelande waar-schijnlijk wel van onze gezichten kon aflezen gaf ons al gauw de raad om eerst maar een poosje naar bed te gaan waar ook wij wel wat voor voelden. Filmisch gezien moet dit wel de allereerste bedscene van ons zijn geweest hoewel het ook later een klapper zou zijn geworden indien men had kunnen filmen hoe we op een zondagochtend bij mijn schoonouders met een harde klap door de beddenplanken zijn gevallen.

Op dat kleine zelfgetimmerde slaapkamertje stonden twee bedden met ertussen een smal looppad. In het ene bed sliep An met haar jongere zus Alie en in het bed er naast sliep ik met haar broertje Willem. Toen broer en zus naar beneden waren gegaan lag het voor de hand dat ik een ,,overstappie" nam met het reeds eerder geschetste gevolg. Pa Tas, die de klap gehoord had kwam al gauw naar boven zag ons nog in de puinhoop liggen en kwam niet meer bij van het lachen. Toen hij daarvan bijkwam is hij met een de overbuurman Jan van der Laars gegaan die timmerman was die er meteen een paar nieuwe onderleggers in heeft aangebracht. We stonden wel voor schut want het geval werd natuurlijk aan ieder in kleuren en geuren verteld. Maar bij vader en moeder Tas kon die Kraaij nooit geen kwaad doen!

52 1 53

Page 33: Herinneringen aan een rijk leven

Piet Borgman

Met Piet Borgman kwam een man in mijn leven die eerst wel een nadere toelichting vereist.

Piet was niet alleen een heel mooie man van even 30 maar echt een innemende Don Juan waar voor mijn gevoel de zo bekende Rudolph Valentino van die dagen maar een kwajongen bij was. Het was een man met ongelooflijk veel charme, waartegen hetgeen mij achteraf zou blijken, menig vrouwspersoon slecht bestand zou blijken te zijn. Op jonge leeftijd trouwde hij al met An Komen, de dochter van een zus van mijn toekom-stige schoonvader. Toen ik An en Piet in de Heesterstraat in den Haag leerde kennen hadden zij al naar ik schat 6 kinderen.

Het waren vrolijke geestige mensen die in die oorlogsjaren heel grote risico s durfden te nemen. Bezield met het idee van een nieuwe socialis-tische wereld waren zij naast partijlid ook beiden op de Stem des Volks in den Haag waar ook An later nog zou gaan zingen. In dat koor zong ook het echtpaar Hopman, waar ik op verzoek van Piet voor een paar dagen onder-dak zou kunnen krijgen, tot ik elders een kosthuis zou hebben gevonden en ik zou 10 gulden kostgeld geven. Het was een kinderloos echtpaar waarvan de man, misschien wel als gevolg daarvan, een wat verwende, mopperige figuur was zodat ik me vaak als een buffer tussen hen voelde want in mijn nabijheid werd zelden ruzie gemaakt. Ze hadden elkaar in het Leger des Heils leren kennen maar waren toch later socialistisch gaan denken en gingen ook samen naar de Stem.

We konden het direct goed met elkaar vinden en na een paar weken, nadat ik nauwelijks naar een ander kosthuis had uitgekeken kwam tante Mies, zoals ik haar ging noemen, met het voorstel om bij hen te blijven hetgeen door mij in dank werd aanvaard waarbij ik, blij als ik daar mee was meteen maar voorstelde om van die 10 dan maar 11 gulden te maken wat waarschijnlijk niet nodig zou zijn geweest.

De kinderloze familie Hopman heeft altijd voor me gezorgd of het hun eigen zoon was. Vaak kon ik een bloemetje ,,van de freule" voor haar meenemen en vader Tas gaf ook nogal eens een bos seringen voor haar mee. Hij werkte bij de Gemeenteplantsoenen maar was een door haar verwende, toch wel wat moeilijke man.

55

Page 34: Herinneringen aan een rijk leven

Ook An is wel eens bij hen op bezoek geweest als de kaartpot weer eens leeggemaakt moest worden want er werd veel gekaart met zijn broer en diens vrouw, Ook werd er eindeloos gesjoeld. Mijn vrouw kan zich dan ook heel goed herinneren dat ze door die kaartpot destijds in het al lang geleden afgebrande gebouw Kunst en Wetenschappen de opera Traviata heeft gezien.

Bij mijn eigen moeder had ik het niet beter kunnen hebben. Als ik om de veertien dagen middernacht weer uit, Aalsmeer thuis kwam stonden alle extraatjes die zij die dag genoten hadden op de tafel voor me klaar.

De jaren die ik doorbracht bij de familie Hopman werden benut door het volgen van een aantal cursussen die in de wintermaanden in een school in den Haag werden gegeven. In het voorjaar en in de zomermaanden werd dan wekelijks met een opzichter van de Haagse Plantsoendienst een bezoek gebracht aan een park of plantsoen om kennis op te doen van aanleg, planten- en boomsoorten.

Het was het begin van een reeks cursussen die ik ook later toen we getrouwd waren ben blijven volgen en dat resulteerde in de volgende getuigschriften:

Sept. 1934 Materialenkennis. (3 jarig) April 1936 Aanleg en onderhoud van tuinen.

Sept. 1938 Tuintekenen, aanleg en onderhoud. Sept. 1939 Dendrologie (kennis van houtige gewassen)

We konden het altijd goed met elkaar vinden: er werd veel gesjoeld en gekaart en met ome Gerrit zoals ik hem noemde ging ik de zondagen dat ik niet naar het meisje kon omdat ik dienst had naar A.D.O. in het Zuiderpark en met haar ging ik naar de abonnementsconcerten van het Residentieorkest in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in den Haag en altijd als ik Schumanns pianoconcert hoor kom ik er niet onderuit om even aan haar te denken. Tot ons trouwen ben ik daar gebleven en zoals tante Mies mij gedurende die jaren verzorgde had zelfs mijn moeder dat niet kunnen verbeteren.

Toen we gingen trouwen kwam de berichtgeving daarvan zo hard bij hun aan dat ze tegen An eens zei: ,,Dat jullie gaan trouwen gun ik jullie van harte maar datje Toon bij ons weghaalt vinden we heel erg". Vermoedelijk ben ik gedurende de tijd dat ik daar was een soort buffer geweest die voorkwam, dat de nogal snel opgewonden Hopman in mijn bijzijn te hard tegen zijn vrouw tekeer zou gaan. We waren nog maar kort getrouwd toen ze bij één van de vele bezoeken die ze ons brachten vertelden dat ze weer teruggekeerd waren naar het Leger des Heils waarover wij ons nogal verbaasden want ik had daar van geloof nimmer iets gemerkt. Ze waren m.i. ,,zo rood als een biet", zoals je dat noemde en hadden een zeer fraai schilderij aan de kant dat ik nu graag zou willen hebben met de m.i. fraaie tekst: ,,Arbeiter aller Lânder vereinigt Euch".

Ze konden beiden goed zingen en zongen daar ook vaak solistisch zoals we van hun hoorden en tante Mies leidde er zelfs een zangkoortje. Hij stierf als eerste en werd zelfs nog met corpseer begraven. Tante Mies werd heel wat later ineen bejaardenhuis van het Leger opgenomen waar we haar nog enige keren hebben opgezocht. Bij een van die gelegenheden heb ik de kapitein die aan het hoofd van die instelling stond ons adres opgegeven met het verzoek dat indien er iets met haar zou gebeuren dat wij daar dan bericht van zouden krijgen.

Helaas moesten we later van anderen horen dat tante Mies al een tijdje was overleden. Vandaag de dag neem ik dat verzuim die kapitein nog kwalijk.

Met moppen over lastige schoonmoeders hoefden ze bij mij nooit aan te komen want bij moeder Tas kon ik geen kwaad doen hetgeen ook voor mijn schoonvader Jan Tas gold. Ze waren altijd weer blij als die Kraaij na 14 dagen weer vanuit den Haag weer naar zijn meisje kwam waarbij vader Tas terloops tegen zijn dochter zei: ,,Ik heb het glaskistje voor jullie al in de kas klaargezet".

Hij wist wat jonge lui toekwam. Het kistje bij de warme kachel in de kas om op te scharrelen en vooral niet moeilijk doen als hun dochter daarvan wel eens wat laat thuis kwam.

56 57

Page 35: Herinneringen aan een rijk leven

We kregen wel een geduchte tegenvaller te verwerken toen voor ons trouwen bleek dat ik vrijwel niets meer op mijn spaarbankboekje had staan. Ondanks zijn harde werken maar door slechte opbrengsten van zijn rozen zat vader Tas financieel zo omhoog dat hij me vroeg een machtiging te schrijven voor F1 25,- om daarmee de eerste levensbehoefte te kunnen dekken. De bediende van de Tuinbouwbank, Jan Nieuwkoop wilde hem daarmee graag helpen maar hoewel het eenmalig bedoeld was is dezelfde machtiging net zo lang gebruikt totdat mijn ruim F1 300,- van mijn te-goed verdwenen waren. Achteraf snap ik nog niet hoe we daarna het geld bijelkaar gekregen hebben om te trouwen.

AK

Page 36: Herinneringen aan een rijk leven

Het Huwelijk - Geboorte Zoon

Omdat An in Aalsmeer geen hoogbouw kende probeerde ik bij het zoeken naar een huis een betaalbare eensgezinswoning te krijgen. Huizen kon je toen in den Haag huren zoveel alsje maar wilde. Alleen waren er niet zo veel kleine vrije huizen. Het was zelfs zo, dat men ging verhuizen omdat men dan niet hoefde te witten, te behangen of te verven, want dat deed de nieuwe huisbaas wel voor je voordat je erin trok. Er waren mij twee pleintjes bekend waar die huisjes stonden en het lukte mij bij de woningbouwvereniging om in de Larensestraat op nummer 35 een klein maar toch lief huisje met drie slaapkamertjes te huren voor F1 5,80 in de week hetgeen met mijn loon van F.22,- op te brengen was. Vermeldings-waard is wel, dat toen we na zo'n 20 jaar naar Wassenaar verhuisden we nog steeds dezelfde huur betaalden!

Met grote medewerking van de heer Maasse, de lange stoffeerdersbaas van de gravin werd ons huisje keurig ingericht. Matting op de vloer, mooie gordijnen voor de ramen, het zag er allemaal piekfijn uit. Op de drie slaapkamers in de keuken en de gang was mooi zeil gelegd, op de trap een mooie loper, ik zou nu nog wel eens willen weten wat die aardige mijnheer Maasse voor dat alles gerekend heeft, maar hij zal bij mij, (in tegenstelling tot zijn werkzaamheden voor de freule) niet het meeste verdiend hebben. Zodoende had An aan de inrichting en schoonmaak van ons knusse huisje niet het minste werk. Omdat we nog geen kapstok rijk waren hebben de timmerlui er toen maar een voor ons gemaakt. En een hele fraaie!

Voor de huwelijksplechtigheid had ik een mooi donkerblauw garen pak en een lange gabardine regenjas gekocht voor iets van 55 gulden samen. Goed verzorgd door tante Mies ging ik de avond te voren met lijn 12 naar het Hollandse spoor om daarna in Leiden de bus naar Aalsmeer te nemen.

Bij vader en moeder Tas heerste vanzelfsprekend al hoogspanning want geld om een zaaltje te huren was er vanzelf niet en al die Kraaijen en ook veel ooms en tantes van An zouden op de bruiloft komen die thuis zou worden gevierd. Wel hadden we bij Maarsse en Kroon een bus gehuurd om na de huwlijksvoltrekking met alle genodigden naar Kraantje Lek te rijden en daar aangekomen de gasten een consumptie aan te bieden.

59

Page 37: Herinneringen aan een rijk leven

Terwijl bij moeder Tas de voorbereidingen werden getroffen voor de maaltijd die uit soep en broodjes zou bestaan kwamen mijn broers en zusters naar de familie Groeneveld in de Seringenstraat. Nadat de bruid zich in een door ,,Lies van tante Trijn" gemaakte lichte bruidsjapon had gehuld en de ooms en tantes waren gearriveerd werden we met de boot van de buurman, houthandelaar Berghoef naar het station gevaren van-waar we gezamenlijk naar het oude kleine stadhuisje in de Dorpsstraat reden om door burgermeester persoonlijk te worden getrouwd. Daarbij moet hij ongetwijfeld raar gekeken hebben omdat er geen ringen waren. Het stel had het eerder ook niet nodig geacht om zich te ,,verloven" zoals dat meestal wel de gewoonte was en vooral de bruidegom vond dat maar een formaliteit die voor de toekomst geen enkele garantie gaf.

Na de huwelijksplechtigheid stapten allen in de bus en we reden naar het midden van de Zijdstraat waar de plaatselijke fotograaf de enigste foto van het jonge paar zou maken: een gelukkig jong stel waarvan de bruid een mooi bruidsboeket in de hand had waarvoor ,,Ome" Piet Groeneveld bezorgd had. Toen ook wij weer in de bus gezeten waren stapte tot ieders verbazing een wildvreemde vrouw binnen. Mevrouw de Moor bestuurslid van de ,,Weezenkas" en van de ,,Commissie van Opvoeding". Staande in de bus hield ze een lofrede, wenste ons een goede toekomst en schonk ieder van ons een prachtig zilveren lepeltje met inscriptie. De bruiloft bij vader en moeder Tas werd een waar feest, Alleen sliepen we na afloop ervan nou niet direct in de bruidssuite van het Carltonhotel.

Met broer Jan en Dina in het ene bed en wij in het andere bed dat in dat kleine kamertje stond moeten wij ongetwijfeld de meest kuise huwelijks-nacht hebben doorgebracht uit de Aalsmeerse historie.

De volgende ochtend is het jonge echtpaar eerst op de fiets naar Opoe Tas gereden die toen tijdelijk bij ,,Ome Wim Tas" was om haar, omdat ze niet op de bruiloft had kunnen zijn, toch even gedag te zeggen.

Het afscheid van het ouderhuis na de middag toen we naar den Haag gingen vertrekken was zeer emotioneel. Het afscheid van huis en de haar zo vertrouwde omgeving van haar dorp, de toch onzekere toekomst die haar in dat verreden Haag wachtte maakte er nou niet direct een zegetocht van maar vroeg mijnerzijds alle inspanning om haar, ook zelfs de eerste dagen nog, in die vreemde wereld waar ze in terecht gekomen was, te troosten. Voor de geweldige spontane hulp die ze al heel spoedig van een buur-vrouw kreeg, Mevrouw van Weert was ze toch gauw gewend en achteraf bezien was dat toch het begin van een gelukkige toekomst. Ons huisje zag er piekfijn uit. Van de Fam. Groeneveld hadden we een divan, van de Fam, Hopman een ,,Liberty-stoel" en van mijn broers en zusters een zeer fraai handgeweven tafelkleed gekregen.

De timmerlui hadden al een kapstok en een boekenplank voor ons gemaakt, van het personeel kregen we een mooie pendule die ze natuurlijk bij de klokkenmaker van de freule in de Javastraat voor een zacht prijsje hadden gekocht zodat we er maar mooi en gezellig bijzaten op dat mooie pleintje. Een paar dagen later ontvingen we al een zeer enthousiast, met tal van tekeningen versierd verslag van de bruiloft van broer Leen die er geweldig van genoten moet hebben.

An, die vooraf regelmatig voor controle bij de bekende vrouwenarts Blommenstein was geweest, zou thuis bevallen. Maar dat viel goed tegen! Woensdagavond 9juni 37 begon de ellende al tijdens een hevig onweer. Mevrouw de Haas een geroutineerde wat oudere verloskundige werd gewaarschuwd die even kwam kijken maar An, ondanks haar kreunen achterliet met de boodschap dat ze weer spoedig terug zou komen hetgeen ze inderdaad deed. Dit komen en gaan herhaalde zich tot donderdagavond laat. Met zus Riek die inmiddels gekomen was om haar de eerste week te helpen hadden we op vraag van de verloskundige de kamer beneden al zoveel mogelijk ontruimd zodat An, in plaats van op haar bed op de tafel in de kamer kon liggen waardoor mevrouw de Haas beter licht op haar handelingen dacht te krijgen.

60 1 61

Page 38: Herinneringen aan een rijk leven

Het bleef echter een getob van je welste totdat ze mij vroeg of er in de buurt een telefoon bereikbaar was want vrijwel niemand had toen een telefoon. Gelukkig beschikte buurman Lavree die bij de P.T.T. werkte daarover. Mevrouw de Haas kreeg Blommenstein direct aan de lijn waarbij ik hoorde dat ze zei: ,,i can 't do it, you must come" hetgeen me zeer verontrustte. Met een over zijn pyjama haastig aangetrokken regen-jas is hij direct gekomen maar hij achtte de tijd van ingrijpen nog niet rijp. Hij is weggegaan maar na een tijdje toch weer gekomen waarbij hij me de vraag stelde waar ik meer prijs op stelde; op het leven van de moeder dan op dat van het kind hetgeen geen moeilijke vraag voor mij was om te beantwoorden. Hij heeft mijn vrouw toen onder narcose gebracht en haar met behulp van tangen verlost.

Het was een waar bloedbad en een dermate klungelige bevalling die toch door twee bekwame en geroutineerde mensen werd uitgevoerd dat ik altijd heb gezegd dat als er bevallen moet worden, mijns inziens altijd in een ziekenhuis. We kregen trouwens meteen het advies dat indien het ooit weer zou gebeuren dat ze in ieder geval opgenomen zou moeten worden.

Het wonderlijke was, dat we voor de geboorte van onze zoon nog geen naam voor hem hadden bedacht. We hadden er kennelijk op gerekend dat het een meisje zou worden hoewel we allebei heel gelukkig met het kleine kereltje waren.

Van mezelf weet ik nog wel dat ik toen een soort van dankbaarheid in mij voelde waarmee ik eigenlijk geen weg wist. Indien het een meisje was geweest, dan hadden we daar wel een naam voor bedacht. Het zou dan een Annemarie worden zodat dan de moeder zowel als de grootmoeder, zoals men toen nog vaak gebeurde, werd vernoemd. Nu moest ietwat overhaast een naam voor het knulletje worden bedacht. Mijn voorstel, om hem naar haar vader JAN te noemen vond in haar ogen geen genade omdat Jan Kraaij voor An nou niet direct de aardigste van het stel voor haar betekende. Mijn naam vond ze beter maar daar zag ik niets in. Toen werd tot een compromis besloten en zou hij TONNY gaan heten. De volgende morgen ging de trotse vader voor aangifte naar het bevolkingsbureau waar hem duidelijk werd gemaakt dat die naam Tonny niet in het namenregister voor kwam. Antoon kon wel en Anton ook.

Mijn eigen naam wilde ik het kind perse niet geven. ,,Wat let me ?" dacht ik ,,om er in plaats van Antoon, Anton van te maken ?" Hetgeen geschiedde, waardoor hij vooral de eerste levensjaren voor velen toch als Tonny door het leven is gegaan zijn moeder sinds die dag meestal door vrijwel allen uit de omgeving met ,,Tonny's moeder" werd aangesproken.

62 1 63

Page 39: Herinneringen aan een rijk leven

Een nieuwe werkgeefster, Gravin M.A.O.C.van Bylandt

Voordat ik aan mijn verhaal begin, dat in feite een opsomming is van merkwaardige en bizarre gebeurtenissen die op haar landgoed en buiten haar weten plaatsvonden en die ik, voor zover mijn geheugen het toelaat, onopgesmukt zal proberen vast te leggen wil ik allereerst wijzen op het voortreffelijke boekje van de heer mr. H. Hardenberg, getiteld ,,Oostduin en de graven van Bylandt" met als ondertitel ,,Geschiedenis van een Haagse woonwijk". Dit boekje, dat mij na mijn 65 jaar ter hand is gekomen, heeft mij achterafpas enig inzicht gegeven in de wijze waardoor haar uitzonderlijke geldelijke rijkdom tot stand is gekomen en tevens in de zorgen waarmee ze gedurende haar leven had te kampen. Dit dus ter inleiding.

Het zal in het voorjaar van 1932 zijn geweest dat ik met mijn meisje vanuit Aalsmeer met de bus naar Leiden, vandaar met de trein naar den Haag en van het Hollandse Spoor met de tram naar de Wassenaarseweg reed om bij de gravin van Bylandt als bloemist - bloemschikker te solliciteren. Piet Borgman had ons al het een en ander verteld over het aparte wereldje waarin hij was terecht gekomen zodat ik, die altijd blootshoofds liep het voor die gelegenheid beslist noodzakelijk vond, om voor die dag toch maar de gleufhoed van zwager Jan Kooy te lenen. Die hoed, die ik niet gewend was te dragen, lieten we bij het uitstappen bijna nog in de tram liggen. Terwijl ik me ging aanmelden bij de portier zocht An een plaatsje op een bank in het tegenover ,,Oostduin" gelegen rosarium, wachtend op de uitslag van de sollicitatie. Er hing veel van af want behalve wat meer vastigheid zou ik van een weekloon van Fl 19,- op F1 22,- komen. Toen ik na een lange wandeling over de oprijlaan door de butler bij de freule werd aangediend stond ik voor het eerst oog in oog met Marie Alexandrina Otheline Caroline gravin van Bylandt, een statige, mooie en vriendelijke dame.

Vanzelfsprekend had ik mijn getuigschriften meegenomen waarbij vooral het in het frans gestelde getuigschrift van de heer Kempnich uit Metz haar volle aandacht had. Met die franse taal zal ze geen enkele moeite gehad hebben want later bemerkte ik dat er in haar nabijheid vaak in die taal geconverseerd werd. Het diploma bloemschikken, dat eigenlijk niet zoveel voorstelde, zal mogelijk toch ook nog wel van invloed zijn geweest dat ik meteen door haar werd aangenomen..

65

Page 40: Herinneringen aan een rijk leven

Piet Borgman, die lid was van het Arbeiderszangkoor ,,De Stem des Volks" afdeling den Haag was al met de familie Hopman afgesproken dat ik bij hen in de kost kon komen voor F.11,- in de week, Piet woonde met zijn gezin in de Heesterstraat niet ver van het Vlierboomplein waar ik terecht kwam. We gingen dan ook altijd samen naar het werk en samen naar huis,

Het ,,tuinpersoneel", waarbij; ik als bloemschikker behoorde, trof ik aan in het schaftlokaal, deel van een vrij groot gebouw waarin naast het kantoor van Piet ook een paar schuren, die voor opslag van rietmatten, broeiramen enz. waren bestemd. Behalve genoemd duo waren daar ook de fruitbaas Nijk, die zich uitsluitend bezighield met de boomgaard, de fruitkelder, de kersencannel, de druivenkas en de verzorging van de perzikleibomen die bij tientallen tegen de betonnen schuttingen waren geplant.

Hij ging eveneens over de groentenafdeling waarvoor hij tevens over Koos Teunissen kon beschikken, een vakman op zijn gebied en Willem Keereweer en ,,Ouwe Piet van Swieten" die altijd het grove werk deden. Voor de bloemkwekerij waren daar Gerrit Varik en Sikko Rinkema totaal 8 man. Al spoedig werd mij verteld dat dit slechts de kleinste helft van het personeel was die voor de verzorging van het landgoed aanwezig was. Aan het andere eind van het landgoed was een dergelijk schaftlokaal, waar de bosbaas van der Kwaak de scepter zwaaide over een kleine 10 man bospersoneel. Van zijn mensen kan ik mij slechts enkele namen herinneren. Koos Groenewegen die evenals Hein Oosterveer in Wassenaar woonde. Hein was meestal met zijn vriend Gerard bezig met het onderhoud van de lange oprijlaan en andere paden. Gerard woonde ook in Wassenaar aan de Rijksstraatweg in een klein vrij huis waarop de naam ,,Sunny Home" prijkte.

Het typeert de kleinzieligheid van de toenmalige bezetter en zijn hand-langers dat hij in het midden der oorlogsjaren verplicht werd dit storende opschrift te verwijderen.

Mijn taak kwam erop neer bloemen, bessen, groen enz. te verzamelen die ik meestal een nacht in de bloemenschuur in het water liet staan om ze de volgende dag in een paar groen geverfde manden naar Huize Oostduin mee te nemen om ze daar in een groot aantal grote en kleinere vazen te verwerken.

De Gravin van Bylandt

Oostduin, voor de restauratie

Secretaresse van de Freule, Bertha Pieters

Page 41: Herinneringen aan een rijk leven

Dinsdags en 's zaterdags moesten de vazen ververst worden en tevens deed ik elke ochtend de ronde om de vazen te controleren en bij te vullen. Kennelijk had ik in dat grote huis met die vele kamers alle vertrouwen om me er vrij te bewegen. Wel heb ik de indruk eens gehad dat men de proef op de som wilde nemen toen ik op een ochtend een vrij groot geldbedrag aan munten en bankbiljetten op de tafel in een kamer aantrof

Er was een mooie wenteltrap in de villa die uit een zestal onderdelen bestond waartussen dan weer overlopen waarvan er sommige ook voor-zien waren van grote dure vazen die ik moest verzorgen.

Het is me eens gebeurd dat ik zo'n kostbare vaas heb gebroken. Ik schrok me te pletter maar toen ik het de freule persoonlijk vertelde werd het schouderophalend aangehoord terwijl ik had verwacht, dat het wel eens mijn ontslag zou kunnen betekenen. De vaas met de stukken heb ik later nog mee naar huis genomen maar toen ik hem gelijmd had en het weer een mooie vaas was geworden bleek hij zo groot dat hij in ons kleine huisje niet paste en onder de vloer werd opgeborgen bij het koperen de radio die we daar ook al voor de duitsers verstopt hadden,

Op die overlopen, waar diverse kamers op uitkwamen kwam je nogal vaak iemand tegen, ook de freule die ik dan begroette met: ,,Goeden-morgen Freule!" waarbij ze altijd zou terug groeten. Ook kwam ik soms een van de twee butlers tegen die op een zilveren schaaltje waarop een kleedje in een schaaltje het voer voor de kat Graaf Sambo zoals hij werd genoemd ging brengen. Ook gebeurde het vaak dat ik op die trappen delen van gesprekken wel moest opvangen. Het gebeurde nog wel eens dat de gravin in gesprek was met éen van de hoofden van dienst. Vermoedelijk kwam ze als er in haar grote woonvertrek (dat ,,het fotografisch atelier" werd genoemd) werd gewerkt naar buiten op de overloop en kon dan eindeloze gesprekken voeren. Meestal vonden ze echter in haar grote werkkamer plaats waar je dan niet in kwam alvorens een kamermeisje daarvoor toestemming had gevraagd.

67

Page 42: Herinneringen aan een rijk leven

Er waren nogal wat diensthoofden. Vrijwel dagelijks hadden de bazen Borgman en van der Kwaak besprekingen met de Freule evenals de heer van der Vhs die waarschijnlijk architect was en die zich met de eeuwig-durende verbouwing van dat grote gebouw bezig hield. Hij gaf leiding aan een paar steenhouwers die jaar in jaar uit buiten zuilen en ornamenten aan het bikken waren maar ook aan een drietal timmerlui dat over timmer-mans-werkplaats beschikte, een groot vrijstaand huis bij de boomgaard. In het ondergrondse deel van die werkplaats was de fruitkelder van Nijk. Hij alleen had daar de zozeer begeerde sleutel van en bracht er voor het controleren van het fruit veel tijd in door. Na zijn controles werd het fruit dat voor verder bewaren door hem ongeschikt werd bevonden naar het schaftlokaal gebracht waar dat stelletje van de kwekerij er wel raad mee wist. Nijk kwam ook dagelijks, vaak meermalen in de keuken om zijn groenten en fruit af te leveren en om nieuwe instructies te krijgen. Ook de heer Thierry, de tengere maar zeer beminnelijke schildersbaas kon je nog wel eens op de trap in gesprek met de freule aantreffen.

Hij was de baas van de drie schilders Lucassen, de Gouw en Frans Meerendonk die zowel in het huis als bij ons op de kwekerij werkten. Ook zij hadden een eigen werkplaats in hetzelfde gebouw waarin ook de timmermanswerkplaats was gevestigd. Dan nog een baas de lange statige Maassen die een stoffeerderij had. Hij had op Oostduin twee mensen werken die altijd binnen waren. Voor mijn gevoel moeten die twee daar enorm veel vrije tijd gehad hebben want ze waren vaak samen aan het schaken. Een paar maal per jaar moest door hen alles in de boenwas worden gezet waarvoor stellig wel een heel groot vat boenwas moet zijn besteld want toen ze eens van mij hoorden dat ik ook schaakte werd ik meteen uitgenodigd om ergens in van dein aanbouw zijnde vertrekken een partijtje schaak met hen te komen spelen hetgeen ik, omdat ook ik me zo vrij als een vogeltje in dat lusthof kon bewegen nooit kon afslaan. Wel werd me daarbij de raad gegeven een lege jampot mee te brengen want hoewel vele vertrouwelingen al een pot boenwas door hun was geschon-ken, was Toon daar nog niet aan toegekomen.

Een grote rol speelden kennelijk ook de Dames Grootens, vier onge-huwde zusters die in een zijstraat van de Javastraat woonden waar ik wel eens kwam om er bloemen te bezorgen. Ze waren zeer katholiek gingen vrijwel dagelijks naar de kerk en hadden ook eigen kamers op Oostduin. Er waren er altijd 1 of 2 als kamenierster op Oostduin aanwezig. Achteraf is het erg verwonderlijk voor me dat de freule altijd naast veel zeer katholieke mensen tevens zeer protestants gelovigen in haar directe omgeving had. Later kwam daar ook nog de ongelovige zeer linkse mejuffrouw Hoogland bij die erg goed met de gravin kon opschieten en haar tot haar gedwongen vertrek naar het Oosten van ons land zou begeleiden.

Ineen tweede, eveneens aan de Wassenaarseweg gelegen grote portiers-woning, ,,de Rietjes" genaamd, die vroeger als woning van de tuinbaas had gediend woonde geheel alleen Anna Valk die ook vrij regelmatig bij de freule op bezoek kwam. Evenals Nijk, die vrijwel dagelijks ook daar groente en fruit moest bezorgen was zij nu weer van uitgesproken Protestantse huize.

Voor mijn gevoel moet de Gravin een zeer ruim denkende vrouw zijn geweest. Van enigerlei conflicten op Oostduin, van welke aard ook, is mij niets bekend.

Aan de grote midden in het park gelegen vijver lag het met rustiek hout uitgevoerde Theehuis alsmede het Botenhuis. De rustieken houten leu-ningen van de bruggen over de sloten moesten ieder voorjaar geteerd worden waarna over het eveneens geteerde plankier schelpen werden ge-strooid.

Toen ik voor het eerst op ,,Oostduin" kwam stond aan het hoofd van de gehele huishouding een kleine maar bijzonder vriendelijke en behulpzame dame die met haar zachte GE en haar ,,zalig Kerstfeest" dat ze je met de Kerst toewenste ongetwijfeld katholiek en uit het zuiden des lands kwam. Zij heette juffrouw Boots was ongehuwd en toen ze na een paar jaar waarschijnlijk met pensioen vertrok kwam voor haar in de plaats een totaal andere figuur in mejuffrouw Hoogland. Maar daarover later!

68 69

Page 43: Herinneringen aan een rijk leven

Dan, in een apart gelegen gebouwtje huizend, haar secretaresse, mejuf-frouw Pieters, een ongehuwde dame die ons ook wekelijks uitbetaalde. Haar 1 2 1/2jarig dienstverband bij de Freule werd op grootse wijze gevierd. De ,,Koepel" het mooie ronde gebouwtje tussen Oostduin en ,,de Rietjes" was voor die gelegenheid gehuld in een zee van bloemen.

Het gehele personeel alsmede de bazen, leveranciers en genodigden kwam haar geluk wensen en ze genoot zichtbaar bij al die felicitaties welke veelal gepaard gingen met nog meer bloemen en waarbij ook andere cadeaus vanzelfsprekend niet ontbraken. De foto, die alle bezoekers van haar receptie later van de stralende jubilaresse ontvingen, is nog steeds in mijn bezit.

Bestellingen voor de freule zowel als voor haar grote huishouding werden voor zover die niet telefonisch konden worden doorgegeven vrijwel dagelijks verzorgd door een statige dame die dat altijd op haar fiets deed. Alsje haar weleens op de oprijlaan of elders tegenkwam was ze altijd wel erg vriendelijk maar ik geloof dat niemand van de mensen die op de buitenplaats werkten ooit contact met haar heeft gehad.

In het huis en de keuken werkte een 20 tal dames o.a. een lieve knappe meid die Piet al gauw de naam ,,Blozekriekske" gaf, een naam die hij zich vanuit de boeken van A.M. de Jong die al voor de oorlog door het Nederlandse schoftentuig, de N. S. was vermoord, in zijn hoofd had gezet. Dan was er zeker voor Piet (ik was toen nog niet zo'n Don Juan) het niet te versmaden mooie ,,bellemeisje" Riet van Wansum. Zij zat in een apart kamertje en moest als er gebeld werd naar de deur om die open te doen of om boodschappen aan te nemen.

In een speciale kamer met allerlei motorisch aangedreven borstels werkte de zilverpoetser die een paar keer per week het tafelzilver enz. kwam oppoetsen. Ook kwam wekelijks de eigenaarvan de sjieke horlogerie uit de Javastraat de heer Klumper om alle klokken in de diverse kamers gelijk te zetten. Boven, in de buurt van de freule liepen altijd Greet en Lena van Tol bij me binnen om ervoor te zorgen dat, als ik klaar was, er ook nog wat voor hen zou overblijven. Dan een heel stel werksters en op zaterdag verscheen een aantal dames van de Cemsto om de buitenboel en andere gebouwen o.a. ons schaftlokaal schoon te maken.

De keuken, waar Siska, hoofd van de keuken met enige vrouwen de scepter zwaaide was ook een geliefde plek voor Piet om na het diner van de Freule waarvan hij inmiddels te weten was gekomen dat daar ook gevulde eieren bij waren te gaan informeren of er nog een paar waren overgebleven zodat hij dan met een paar van die kunstwerken de kwekerij op kwam.

Meerdere malen heeft men mij verteld dat in een der vele zalen van het gebouw zich een concertorgel bevond. Als ik goed ben ingelicht is het slechts een enkele keer bespeeld. Of de vele muziekrollen voor het mechanisch laten spelen van dat instrument die ik na het bombardement op Oostduin overal tussen de puinhopen aantrof ooit zijn gebruikt zal wel altijd een raadsel blijven.

Boven op het dak van huize Oostduin wapperde altijd de standaard met haar familiewapen die terstond gestreken moest worden bij de zeer sporadische keren dat zij haar huis verliet. Koets en paarden waren toen al door haar afgeschaft en als ze enkele keer nog weg ging met haar speciale auto dan was die auto ook gegarandeerd voorop uitgerust met haar standaardvlaggetje.

Marie Alexandrine Otheline Caroline Gravin van Bylandt was geboren op 17 april 1874 en op haar verjaardag werd er niet gewerkt maar was iedereen vrij. Verbaasd ben ik nu het pas tot mij doordringt dat toen ik haar voor het allereerst ontmoette gekleed in een van haar langgerokte engelse mantelpakken zij toch al 58 - 59 jaar moet zijn geweest.Wel weet ik dat we op een van haar verjaardagen in 1941 of 1942 toen alle levensmiddelen al lang op de bon waren op een van een boer onder Leiden gehuurd stuk land voor ons zelf met de hele ploeg van de kwekerij aardappelen hebben gepoot.

Het hele gebeuren op ,,Oostduin" was van een zodanige overdaad, dat je er voorje gevoel ook niemand aan tekort deed door zo afen toe wat mee naar huis te nemen. Was je thuis wat aan het klussen dan kon je bij de timmerman altijd wel wat hout, spijkers, schroeven of wat ook bekomen, de schilders waren gewoon blij geloof ik als ze je bij die gelegenheid een pot verf konden meegeven. Daar stond dan natuurlijk wel tegenover dat, als zij op hun beurt wat nodig hadden, zij vanjou een mooie bos bloemen, een cyclaam of een begonia mee naar huis konden nemen.

70 1 7.1

Page 44: Herinneringen aan een rijk leven

Wassenaarseweg, 1924

Marie Alexandrine Otheline Caroline, Gravin van Bylandt

De portier, Heydt genaamd, deed bij dit spel gewoon mee en wist ons dan ook wel duidelijk te maken wanneer hij naast het bosje bloemen, dat hem zo af en toe werd aangeboden dat hij voor de veijaardag voor zijn vrouw ook wel eens met een mooie pot naar huis wilde gaan.

Het was natuurlijk ook een doldwaze situatie. Nijk moest zorgen dat er zowel s' zomers als in de winter volop groente en fruit voor het huis beschikbaar was. Wat het kostte, dat deed er niet toe. Gevolg was, dat er van alles altijd te veel was. Er ging niets naar een veiling en er werd ook niets verkocht. Er restte ons eigenlijk niets anders dan het voor moeders mee naar huis te nemen. Op het werk zorgde je er altijd voor een jute zak te hebben waar alles in verdween, dit onder onze lijfspreuk ,,Waait er niks in, dan waait er niks uit". Dientengevolge aten wij soms al vroege bloem-kool of komkommer als de andere mensen bij je buurt daar financieel nog niet aan toe waren. Een andere faktor speelde daarbij ook nog een rol. Je kwam er op den duur ook achter dat de bazen van alle bestellingen die ze deden zo'n 10 of 15 aan provisie ontvingen dus des te sneller dat materiaal verdween, des te eerder konden ook zij weer vangen.

Zowel Sikko Sinkema als mijn persoontje hadden destijds in Aalsmeer verkering. Omdat je om de veertien dagen zondagsdienst had en je s za-terdags tot vier uur moest werken kwam je altijd maar heel kort bij je meisje, omdat je op zondagsavond met de bus van 10 weer naar Leiden moest. Om zo gauw mogelijk na verkleden bij de fam. Hopman weg te kunnen komen gebeurde het wel eens, dat als ik klaar was met mijn werk ik me al in het schaftlokaal kon scheren. Met voorbedachte rade had ik daartoe 's ochtends mijn scheerspullen al meegenomen. Daarbij gebruikte ik steeds het van ouds bekende Gillette-apparaat waarmee ik me meestal wel een paar flink bloedende wondjes kon toebrengen.

Toen dit weer eens gebeurde en wist, dat Jaap de Gouw, een schilder met een kunstzinnige inslag, aan een kas op de kwekerij aan het verven was, smeerde ik het bloed met een vinger over mijn gezicht uit en rende voor de gein naar hem toe onder het uitstoten van een paar wilde kreten waarna Jaap niet wist hoe hard hij lopen moest om de verbandkist uit de schilders-werkplaats te halen.

72

Page 45: Herinneringen aan een rijk leven

Toen Piet eens een zondagdienst voor ons wilde doen gingen we samen naar Aalsmeer op een door Sikko gekochte tweedehands motorfiets. Even voorbij Leiden bestond toen nog een tol waar ik afstapte om het tolgeld te betalen, Toen ik mijn portemonnaie zelfs nog niet in mijn zak gestopt had zag ik Sikko met oorverdovend lawaai wegrijden en hoe hard ik ook schreeuwde, het mocht niet baten. Hij moet het een hele tijd later pas in de gaten gekregen hebben want ik heb lang bij die tol gestaan.

De opdracht die Piet Borgman had gekregen was om ervoor te zorgen dat de gravin ten alle tijde over voldoende bloemen kon beschikken. Het dient gezegd dat hem daartoe vrijwel onbeperkte financiële middelen ter beschikking werden gesteld. Nimmer heb ik gehoord dat hem in dat opzicht voor aankoop door haar iets werd geweigerd. In het najaar konden door Piet voor de wintermaanden duizenden tulpen- en hyacintenbollen werden besteld evenals vrijwel alle denkbare heesters die zich leenden om met veel warmte geforceerd in de wintermaanden in bloei getrokken te worden als seringen,japanse kers, sneeuwballen, azalea's, rhododendrons en vele anderen. Omdat ik zo'n beetje de rechterhand van Piet was maakte ik meestal de lijsten voor de bestellingen op evenals voor het zaad voor de diverse eenjarige planten.

In de verwarmde kassen kweekten we o.a. chrysanten, anjers, poinset-tia's, gerbera's, euphorbia' s en vele andere soorten.

Mijn taak was alles te verzamelen aan groen en bloemen wat ik binnen dacht te kunnen gebruiken waarbij ik in het voorjaar ook van sommige heesters die dan in het bos in bloei stonden gebruik mocht maken. In de eetkamer van de freule stond altijd het zgn. tafelstuk dat bestond uit een rond middenstuk en daar om heen vier kleinere vaasjes. Hier mocht nooit iets op aan te merken zijn. Voor dat tafelstuk in de eetkamer gebruikte ik vaak rozen die in grote perken met stam- en struikrozen op het landgoed aanwezig waren en waarvan wij ook het onderhoud van snoeien enz. hadden. Naast een aantal kassen en bakken met broeiramen was er ook nog een de kweekkas waar behalve orchideeën en groen van alles werd gekweekt. Sikko Rinkema was meestal in die kweekkas te vinden en ik werkte daar ook wel eens om te verspenen, d.w.z. de zaailingen uitelkaar halen en ze afzonderlijk opnieuw op enige afstand in een kistje te planten. Bij een van die gelegenheden beleefde ik een voor mij onvergetelijk voorval.

73

Page 46: Herinneringen aan een rijk leven

Voor het grote gebouw waren onder een afdak altijd twee steenhouwers bezig. Altijd, zo lang als wij daar waren. Ruwe bonken als de Steen waaruit zij zuilen moesten hakken. Terwijl ik op een kistje zit te verspenen na mijn werk in de villa komt die breedgeschouderde Kees binnen om een praatje te maken en kijkt op zijn gemak wat rond. Sikko, een streng gerefor-meerde jongen die nooit een onvertogen woord zou zeggen ziet zijn belangstelling, laat hem een paar zeer fraai bloeiende or-chideeen zien die naast diverse varensoorten en andere planten in die kas aanwezig waren en zegt; ,,Mooi hé Kees!". Kees kijkt even belangstellend naar de bloeiende orchidee en vraagt dan; ,,Weet je wat ook mooi is Sikko?". Sikko, argeloos, haalt zijn schouders op en zegt nog "Nee" waarop Kees antwoordt ,,Een zwarte kut op een wit laken". Hoewel ik om zijn reactie moest lachen kon ik wel door de grond zakken zoals ik me daarbij geneerde.

Een andere geschiedenis met een collega van die steenhouwer begon buiten, toen Piet en mijn persoontje in een bak bezig waren planten te verzetten. Komt die gast bij ons zitten om er even uit te zijn en om wat te kletsen. Nou zat die man slecht in zijn haar, of beter gezegd, hij had een kale gladde kop zodat Piet op een gegeven moment zei: ,,Aiie, ik snap niet dat jij als jonge kerel met zo n kale kop blijft lopen, daar is toch best nog wel wat aan te doen!" Arie zei dat hij van alles al geprobeerd had zonder resultaat en vroeg Piet of hij er dan wél een oplossing voor had. Met een uitgestreken gezicht begon Piet toen een verhaal af te steken over een hobby die hij zou hebben om zich met kruiden tegen ziekten bezig te houden.

De man geloofde het prompt en vroeg haastig of hij voor hem ook wat kon doen. Piet zei hem voor een keer wel te willen helpen, maar het moest ,,onder ons" blijven anders zou hij er wel dagwerk aan hebben. ,,Ik zal wat zalfvoorje klaarmaken en dat breng ik morgen dan voor je mee". Met een blij gevoel ging Arie weer terug naar zijn werk. 's Middags in het schaftlokaal werd de zaak besproken en er werd afgesproken dat ze voor Arie een pot zalf zouden klaarmaken. Gerrit Vank had voor die tijd een nogal mondain meisje van wie hij wel een wat lux uitziende pot met wat crème erin zou kunnen krijgen. Op het werk werd er wat witkalk en wat koeienstront doorgeroerd waarna Piet het later overhandigde met de ernstige waarschuwing de zalf voor het naar bed gaan over zijn schedel te smeren maar er toch vooral op te letten, dit van voren naar achteren te doen en dit vooral niet in omgekeerde richting.

En dan wel de volgende dag een klot opzetten was het advies van Piet. De dag daarop kwam hij Piet vertellen dat zijn vrouw er helemaal niet zo gelukkig mee was met die smeerboel op zijn kussen. Maar wel doorgaan was het advies van Piet. Maar na een paar dagen merkte Piet bij zo'n samenspraak dat de schedel van zijn slachtoffer wel wat op een oud schilderij met craquelé barstjes begon te lijken. Hij adviseerde Arie toen er maar even mee te stoppen en het een paar dagen aan te zien omdat hij ook constateerde dat er al een begin van nieuwe haargroei zichtbaar leek. De confrontaties tussen die twee, waarvan wij in het schaftlokaal uitvoerig verslag kregen hebben dagenlang geduurd totdat Arie eindelijk in de gaten kreeg dat hij door Piet op een ongelooflijke manier in de maling was genomen.

Zoals gezegd werkten we graag samen. Dit kwam ook omdat we beiden die dagen nogal vrij linkse voor Piet zelfs wel uiterst linkse ideeën hadden waar je bij de rest van het gezelschap niet mee aan hoefde te komen. Daar kwam bij dat ik een veel betere schoolse opleiding dan Piet had genoten omdat hij meteen na de lagere school evenals zovele anderen in die tijd geld moest verdienen. Zo had hij mij op zijn kantoortje nog wel eens nodig. Vandaar waarom ik waarschijnlijk zo'n beetje Piets vertrouwensman werd.

Als jufli-ouw Pieters 's morgens halverwege de oprijlaan door een van de drie toegangshekken van de oude tuin des kwekerij opkwam om zich naar haar kantoor, een apart gelegen huis ergens in het park te begeven was het een keurige dame, die voor iedereen een vriendelijk woord had. Ze zal ongeveer van dezelfde leeftijd zijn geweest als Piet en was nooit getrouwd geweest.

Totdat Piet, na één van de vele besprekingen met haar (die in haar kan-toor bijna dagelijks plaats vonden) bij me komt met de verrassende en voor mij toen ongelooflijke mededeling ,,Ik heb ze maar weer eens een beurt gegeven!" waarbij ik er door zijn verhaal achter kwam dat zulks regelma-tig gebeurde. Al pieste hij daarbij dan ook buiten de pot, hij heeft haar tot kort voor haar dood in der grootste vreugden des levens nog leren kennen. Nadat ze enige tijd met een ster op haar kleren had gelopen is juffrouw Pieters plotseling geheel uit ons beeld verdwenen. Men heeft nooit meer iets van deze aardige vrouw, die nooit een vlieg heeft kwaad gedaan gehoord. Ongetwijfeld moet zij ergens in Duitsland door het geboefte zijn omgebracht.

74 - 75

Page 47: Herinneringen aan een rijk leven

Enigej aren nadat we getrouwd waren voelden we op de tuin de behoefte om in de winter over meer ruimte te kunnen beschikken voor het forceren van de diverse heesters. Piet, die wist dat ik vaak thuis aan het tekenen was voor de cursus tuintekenen die ik volgde vroeg me, of ik niet een tekening wilde maken voor een kassencomplex met drie afdelingen die op verschil-lende temperaturen zouden kunnen worden gehouden. Bovendien moest er een ketelhuis bij waar de ketel zo diep geplaatst zou worden dat boven de ketelruimte nog een werkruimte zou ontstaan.

Op mijn manier heb ik daar erg mijn best voor gedaan en uiteindelijk was het een prachtige tekening waar ik mijn naam onder zette. Toen Piet er enthousiast mee naar de freule ging had hij dan ook geen enkele moeite om het plan verwezenlijkt te krijgen. Piet had al een aannemer op het oog, een zekere Walch, kassenbouwer in Aalsmeer die hij al van vroeger kende. Hij mocht met dit plan Walch ontbieden om prijsopgave te doen en binnen zeer korte tijd kon men aan de uitwerking van het plan beginnen. Het typeert de gravin dat een dergelijk toch zeer duur plan in zo korte tijd zonder enige tegenwerking door haar werd goedgekeurd. Daar kwam nog bij dat Piet met de verheugende mededeling terug kwam, dat Kraaij opslag moest krijgen zodat bij de eerstvolgende uitbetaling van het weekloon op zaterdagmiddag door juffrouw Pieters niet met 22 maar met 25 gulden naar huis ging.

Een geweldige salarisverhoging. Heel vaak heb ik met Piet Borgman samen gewerkt. Het was een unieke kerel. Een bijzonder knappe man die je vandaag de dag een filmrol zou aanbieden. Daarbij was hij welbespraakt en kon ongelooflijk gemakkelijk met vrouwen overweg. Dat merkte ik vooral, als we 's middags na schafttijd even langs ,,de Oranjerie" liepen, een kas die niet gestookt werd, maar waarin zgn. Kaapse planten als Agapanthus, Dracaena, Strelitzia de laurierbomen enz. 's winters in be-waard werden.

De ,,oranjerie" lag geheel apart buiten de tuin. Het was slechts een schuine zijde met aan de onderkant van het glas een hardstenen muur waarop je, vooral omdat het meest zonnige plekje was, heerlijk bij mooi weer uit kon rusten. Dat werd dan ook door een stel meisjes uit de keuken en ander personeel vaak gedaan, Bij die gelegenheden bemerkte ik wel hoe vrij Piet met die meiden om kon gaan.

Als we aan het oppotten waren ofin de anjerkas bezig waren met planten, opbinden en pluizen van de anjers om maar een paar voorbeelden te noemen had Piet ook een heel repertoire van schuine, dan wel schunnige liedjes die hij placht te zingen, zoals het fraaie lied van ,,Het vissertje van Buiksloot", dat verhaalde over een man, die uit ,,vissen" was gegaan en waarvan ik alleen de laatste regel nog weet die luidde: ,,Ze hadden nog nooit zo aan mij simmetje gezogen".

Een ander lijflied van Piet zong hij op muziek van de Ouverture Leichte Cavallerie van Suppé. Hij zong dan:

,,In Engeland - in Engeland - daar wonen zoveel hoeren Daar is een schip met lullen gestrand -

Wat zullen die hoeren loeren"

Dit schone lied heb ik vaak door Piet horen zingen als hij een goede bui had.

De vrouwen van de Cemsto, die 's zaterdags het kantoor en schaftlokaal moesten schoonmaken hielden evenals Piet en Willem Keereweer ook wel van een lolletje. Met voor een deel gevulde emmers met water zat men elkaar dan achterna, waarbij Greet met haar achterste in de met een stop afgesloten met water gevulde spoelbak voor de groenten werd gedrukt.

76 .11 77

Page 48: Herinneringen aan een rijk leven

Met zekere schaamte moet ik nu een paar verhalen vertellen die toch niet onvermeld mogen blijven. Nijk, verantwoordelijk voor de levering van alle groente en fruit aan het huis, beschikte ook over een kersenkennel. Dit was een stalen optrek van naar schatting 12 bij 12 en ongeveer 8 meter hoog, Het was geheel omgeven met een dik fijngevlochten gaas. Omdat die kennel misschien wel 30 jaar oud was vielen er nogal eens gaten in. Tegen de tijd dat de kersen begonnen te kleuren gebeurde het wel eens dat er een van de vele in het terrein aanwezige eekhoorns die zich aan de kersen tegoed deed door Nijk werd opgemerkt. Omdat Nijk vreesde dat zijn concurrent als hij het beest door openstellen van de deur en hem eruit jagen toch weer terug zou komen, moest hij door ons onschadelijk gemaakt worden. De 8 in het schafilokaal aanwezige kerels werden dan opgetrommeld en door gooien met stukken hout werd het stomme dier dan onschadelijk gemaakt.

Een ander sinister verhaal dat ik dan toch moet vastleggen betreft freule Des fombes. Zij heeft jaren bij de freule ingewoond en at ook samen met haar, Zij moet zich voor de Dierenbescherming waar ze heel veel werk voor deed, wel heel verdienstelijk hebben gemaakt, Wat precies de beweegredenen zijn is me nooit duidelijk geweest maar Freule Des Tobes stond vooral bij het oudere personeel niet zo best aangeschreven. Men vertelde dat zij grote invloed op gravin van Bylandt had en ook is mij ter ore gekomen dat een zekere Jo Weekhout, werkzaam op onze kwekerij en mogelijk mijn voorganger mede door haar toedoen zou zijn ontslagen, Er werd altijd verteld dat het een gravin zonder geld was. Het bericht van haar plotselinge dood kwam dan ook stellig niet hard aan bij de jongens in ons schaftlokaal.

Stomverbaasd waren allen van Piet Borgman te horen toen hij bij de freule was geweest dat zij wilde, dat Freule des Tombes door haar personeel begraven zou worden, vier man van de kwekerij en vier man van het bospersoneel. Dat moest natuurlijk wel in stijl. In jacquet en met hoge hoed. Maar die had natuurlijk niemand! Maar daarvoor was een oplossing. Met acht man moesten we op een middag aantreden in een zaak op het Spui waar je alle mogelijke kleding voor buitengewone gelegen-heden kon huren.

Een voor een ging je met de eigenaar van de zaak naar een achter gele-gen kamertje waar je een pak en een hoge hoed moest passen. Door dit langdurige passen verveelde de rest van het gezelschap zich al spoedig zo-danig dat men zich ging vermaken met het opzetten van de vele bolhoeden en hoge hoeden die in de etalage lagen; dit niet alleen tot eigen vermaak, maar ook voor degenen die de winkel passeerden.

Terug op het werk achtte Willem Kereweer het toch wel noodzakelijk dat we datgene waar we voor stonden, toch eerst maar moesten repeteren, Ouwe Piet van Zwieten, een man van een jaar of zestig, die wel van een lolletje hield, werd de rol van de gestorven freule toegemeten, Nou hadden we in de schuur een burrie, die gebruikt werd om potplanten te ver-sjouwen. Het was een soort tafel met korte poten en met vier uitstekende handvaten. Zonder protest zijnerzijds werd Piet hierop gelegd en met een kabeltouw erop vastgebonden, Met vier man werd de burrie opgetild en ik meen zelfs nog omgedraaid zodat Piet er onderaan hing waarna enige schreden onder (schande!) mijn muzikale geest ingezette treurmars van Chopin werden gedaan.

Van het omkleden in en het vertrek van de stoet naar de begraafplaats vanuit ,,de Rietjes" kan ik me niets meer herinneren. Wel weet ik nog dat aangekomen op ,,Oud Eik en Duinen" er tijdens het dragen van de kist door ouwe Hein en Gerard van de bosploeg nog getwist werd over het niet regelmatig in de pas lopen.

Op het kerkhof waren ook alle kopstukken van Oostduin en ook de vrouw van Piet Borgman en An die met haar was meegegaan. Heel goed herinner ik me dat toen ik thuis kwam mijn vrouw me vertelde dat de heer Maassen, de stoffeerder hen had aangesproken en had gezegd: ,,Wat een komedie! " Gravin v. Bylandt was daar echter niet bij aanwezig. Nou was die ouwe Piet een onmogelijke grote vreetzak. Je kon met elkaar niet zoveel brood overhouden of Piet at het altijd op. Zijn grote act was alsje hem een dubbele boterham gaf (je kreeg ze van thuis altijd dubbel mee) en een ander zei dan b.v. ,,Piet, ik leg er nog een plak kaas tussen". Een ander gaf een plak koek, dan weer spek, het gaf niet wat je er nog tussen lag, al was het een haring, Piet at het op en als klap op de vuurpijl deed hij er tenslotte ook nog zijn pruim tussen. Een ongelooflijke ouwe baas.

78 A 79

Page 49: Herinneringen aan een rijk leven

Van de ontvangsten het eten na de begrafenis die vanuit de Rietjes plaats zou vinden hadden we Piet al alle denkbare lekkernijen voorgespiegeld en Piet was dan ook danig teleurgesteld toen hij na de begrafenis slechts de keus had uit een toastje met tomaat dan wel een toastje met komkommer.

Al tijdens het leven van freule Des Tombes ging meermalen de mare door de buitenplaats, ,,De freule gaat vanavond wandelen!" hetgeen bij de bos-en de tuinbaas een ware paniek veroorzaakte. Met alle mankracht werd alles zo netjes mogelijk opgeruimd en werden alle paden aangeharkt. Als je dan de volgende dag weer op je werk kwam bleek het altijd weer loos alarm geweest te zijn. Het is voor mij altijd onbegrijpelijk gebleven dat gravin van Bylandt nooit, maar dan ook nooit haar huis verliet om het park of de kwekerij eens te bewonderen.

Men vertelde ook dat ze zelfs haar grote fraaie keuken nooit heeft gezien, evenmin als het mooi betegelde ketelhuis waar broer Leen later de drie verwarmingsketels nog heeft verzorgd.

Gerrit Varik was de man die voor ons allen regelmatig haring in het zuur legde, Daarvoor kocht hij op de markt in den Haag voor een paar cent het stuk een 130 haringen zo uit het vat, maakte ze schoon en na ze een tijdje geweekt te hebben werden ze met de daarvoor benodigde kruiden keurig ingelegd. Hij gebruikte daarvoor een van de geglazuurde hoge potten die bestemd waren om er bloemen in te zetten voor ze naar de freule gingen. Als ze goed waren kon je ze van Varik kopen om bij de boterham in het middaguur te eten. Van verschillende kanten werden Piet, als ze goed waren, zure haringen aangeboden. Men kon Piet niet zoveel haringen voorzetten of Piet at ze op. Dat waren er vaak meer dan tien! Daarbij heeft Willem Keereweer eens het geintje uitgehaald om het blauwe drinkens-kruikje van Piet, waarin hij thee van moeders meekreeg, aan het mond-stuk met een spaanse peper in te smeren. Degenen die niet aan de dagelijkse klaverjaswedstrijden deelnamen, direct nadat de boterhammen verorberd waren, gingen vaak een goed half uur rusten of slapen op de stapel rietmatten in de ernaast gelegen schuur.

Koos Teunisse, Piet Borgman, Gerrit Varik, Piet v. Swieten en Kraaij

Piet v. Swieten, Nijk, Kraaij en Piet Borgman

Bosbaas v/d Kwaak & Piet Borgman

EE

Kraaij, Sikko Rinkema, Gerrit Varik, Fruitbaas Nijk, Koos Teunisse, Willem

Keereweer, Piet Borgman

Kraaij & Koos Teunisse

Page 50: Herinneringen aan een rijk leven

Toen Piet na zijn tukkie dorstig van die haringen uit zijn kruik begon te drinken moet hij wel een vrij branderig gevoel gekregen hebben zodat hij die middag zijn dorst herhaaldelijk met veel water gestild moet hebben. Maar Piet kon er altijd hartelijk om lachen. Hem was niets te dol hoewel het achteraf bekeken wel een hachelijk geintje is geweest.

Slechts een enkele keer ging de gravin 's zomers met vakantie naar Bergen N. H. Voor die korte vakantieperiodes hadden haar timmerlieden triplex kisten (100-40 -40 cm) gemaakt voor het vervoer van haar eigen bloemen naar haar hotel in Bergen N.H. Als de kist middels een klein hangslot was gesloten bracht Kraaij hem onder zijn arm op de fiets naar het Hollandse Spoor om hem als expressegoed af te geven.

Op zeker moment was de kat, Graaf Sambo dood. Willem Keereweer, een sterke jonge kerel was weer eens zomaar bij de timmerlieden binnen-gelopen toen hij een van die drie knapen bezig zag een kistje te maken. Willem hoorde, dat het voor de kat bestemd was die gestorven was. Het kistje moest met satijn bekleed worden. Willem vond dat onbegrijpelijk en ook eeuwig zonde van het mooie kistje. Hij zag er een mooi kistje voor zijn gereedschap in. Op de één of andere wijze is hij erachter gekomen waar die lui de kat begraven hadden en anderdaags wist Willem in het schaft-lokaal te vertellen dat hij het kistje had opgegraven en de kat een normale begrafenis had gegeven.

Een gebeurtenis die me ook nog levendig voor de geest staat is de volgende: We namen, zoals al eerder gezegd, nog wel eens een bloemetje voor moeder de vrouw mee naar huis. Dat kon, als b.v. de seringen buiten bloeiden, wel eens een flinke bos seringen of een bos chrysanten zijn die Piet bij het naar huis fietsen in een van zijn handen had. Toen we eens voor het stoplicht Javastraat - Anna Pawlownastraat voor rood moesten wachten en één van de vele kantoorheren op de fiets bewonderend naar die mooie bos bloemen keek, bood Piet de man de bos voor een koopje aan. (Kan een gulden of meer zijn geweest). De man accepteerde het spot-koopje onmiddellijk waarbij Piet na ontvangst van het geld de man de woorden meegaf ,,Nou joh, daar kan de broek voor uit !" Om nooit te vergeten.

81

Page 51: Herinneringen aan een rijk leven

Voor de verwarming en het onderhoud van de drie grote ketels in haar mooie ketelhuis kwam dagelijks een jonge hippe stoker die in 1941 plotseling ontslag nam of kreeg. Hoewel anderen het ons afraadden (twee broers bij de freule!) heeft Leen, die toen werkloos en bij ons thuis was toch gesolliciteerd en werd door de freule aangenomen. Toen er al gauw geen olie voor de ketels meer te krijgen was moest hij met massa's houtblokken stoken. Door personeel van de bosbaas van der Kwaak werden in het bos vooral eiken en beuken omgezaagd, tot blokken verwerkt en naar het ketelhuis getransporteerd.

Ook Leen had eens een ongeluk waarbij hij dacht dat het zijn baantje zou kosten. Tijdens de laatste maanden dat de freule nog op Oostduin was had hij op haar kamer een soort Salamanderkachel aangemaakt. Toen hij even later de kachel wilde gaan bijvullen en dacht dat hij het bovendeksel wel met zijn vingers (zonder haakje) af kon nemen was dat inmiddels zo heet geworden, dat Leen het deksel met een klap en ongetwijfeld vergezeld van een behoorlijke krachtterm op de vloer liet vallen. De reactie van de dames was echter gans anders. Zij hadden er veel plezier in en de serie franse zinnen die zij lachend daarover met elkaar wisselden (waar Leen de ballen niet van begreep, maar die hij later vele malen in zijn eigen fantasiefrans heerlijk kon nadoen) was het enigste wat hij ooit over dat voorval heeft gehoord.

In de loop der jaren scheen Kraaij toch over onvoldoende artistieke kwaliteiten te beschikken want vrij onverwacht kwam de eerste arrangeur van de duurste bloemenwinkelier Doppenberg van de Voorhout om de zaak over te nemen dan wel mij te assisteren zodat we samen het werk gingen doen. Na een of twee jaar echter kon ook die brave ziel ondanks zijn meesterhand haar ook geen voldoening meer geven zodat plotseling een gehuwde op jaren zijnde bloembindster van de firma van Houweningen en IJselstein, een hele sjieke bloemenzaak in de Houtstraat bij de Hof-vijver, zijn werk weer moest overnemen. Zij heeft dat ook tot het vertrek van de freule gedaan.

Voor mij zelf veranderde er weinig, ik maakte dat er voldoende bloemen binnen kwamen, hielp hen met de kleinere vazen en bracht dan alles op de kamers. Met die beide mensen heb ik het altijd heel goed kunnen vinden.

Na de dood van Freule Des Tombes heeft Gravin van Bylandt voor korte tijd ook nog een andere gezelschapsdame gehad.

Haar naam vonden we al mooi! Ze heette Mademoiselle de la CHAPELLE, en was naar ik meen een dochter van een Belgisch fabrikant in parketvloe-ren of iets dergelijks. Het was een vrij jonge vrouw die door al het manlijk personeel dat haar te zien had gekregen om haar uitzonderlijke schoonheid werd geprezen. Toen Piet haar voor het eerst ontmoette en ik de vrouw nog niet had gezien kwam hij op de tuin bij me nog onderste boven van die aanblik waarbij hij de voor mij onuitwisbare zin uitsprak: ,,Als ik die twee maal mag naaien mogen ze de pik van mijn kont hakken!". Piet, een ongelooflijke Casanova!

82 - 83

Page 52: Herinneringen aan een rijk leven

De Oorlogsjaren '40-'45

Toen Leen ons in 1938 of'3 9 na een van zijn reizen eens kwam opzoeken vertelde hij ons al hoe gevaarlijk het in Duitsland werd. Alsje getuige was dat zo'n groep nationaal-socialisten aanje voorbij trok enje stak niet gauw genoeg je hand omhoog om de hitlergroet te brengen had je een goede kans om in elkaar geslagen te worden. In 1939 was het voor Leen met de Rijnvaart afgelopen en vond een tijdje onderdak in het Zeemanshuis in Rotterdam en kwam ons vrijwel elk weekend opzoeken. Omdat hij graag bij ons was stelde An hem voor 5 gulden kostgeld maar bij ons te blijven hetgeen hij tot zijn trouwen met Stien, de kokkin van de freule, in het huwelijk trad medio 1942.

De Spaanse burgeroorlog heeft op mij een grote invloed gehad. Het was de tijd van het opkomend fascisme in Spanje. Voor het duitse nationaal socialisme waren al vele duitsers, vooral joden en linkse figuren naar het buitenland gevlucht uit angst in een concentratiekamp of erger terecht te komen. Als we na werktijd van de gravin op ons fietsje naar huis reden werd er steevast voor de Nieuwsbron gestopt om de laatste berichten erover te lezen. Het was een dagblad tegenover het Cornerhouse op de hoek van de Conradkade. We schaarden ons achter de drom mensen die daar dan ook het laatste nieuws over die heroische strijd wilden vernemen.

Ook in Nederland werden de aanhangers van Mussert al brutaler. In de steden stonden zij 's zaterdags in zwarte pakken gestoken op de hoeken van de straten met hun Volk en Vaderland terwijl dan heel vaak in hun directe nabijheid tevens een man of vrouw stond te colporteren met het door de S.D.A.P. uitgegeven Vrijheid Arbeid Brood waarbij het meerma-len tot schermutselingen en vechtpartijen kwam. Hoewel ik al kort na ons trouwen lid werd van de V.A.R.A. en de S.D.A.P. heb ik in die partij geen actievere rol gehad dan de inning van de contributie in mijn wijk, het Zuiderpark. Voor ons huwelijk was ik al lid geworden van de Nederlandse Bond Van Land en Tuinbouw. Direct nadat op 10 mei de duitsers in onze straten te zien waren kreeg ik de opdracht, alles wat met partij en vakbeweging te maken had te vernietigen. In die jaren had piet Borgman met zijn moedige vrouw An Komen al meermalen voor korte of langere tijd via de Organisatie Internationale Rode Hulp een gevluchte duitse communist in huis gehad. Hoewel dat nadat de duitsers waren binnenge-vallen levensgevaarlijk was kon je bij Piet en An ook in de oorlogsjaren altijd een ondergedoken jood en vaak ook nog wel een ondergedoken communist aantreffen.

85

Page 53: Herinneringen aan een rijk leven

Zelf miste ik de moed en was ook veel minder strijdvaardig om zoveel risico's te nemen. Terwijl vliegtuigen laag over den Haag vlogen ben ik normaal op de fiets naar het werk gegaan. Al spoedig werd ik door een stel mannen voorzien van een armband die je dwongen, het woord Scheve-ningen uit te spreken. Hieruit zou men kunnen constateren of degene die werd aangehouden niet behoorde tot de vele duitsers die naar men vertelde in de vreemdst mogelijke uitmonsteringen als parachutisten overal waren gedropt.

Het was een uitzonderlijk mooie dag waardoor de vele condensstrepen van de vliegtuigen hoog in de lucht zich prachtig tegen de blauwe hemel aftekenden. De volgende dag reed ik op de Zuidenhoutseweg toen er plotseling hevig werd geschoten. Ik vluchtte via een half openstaande deur het portaal van een woning en schrok me op datzelfde moment wezenloos omdat ik in de hal van dat huis tussen een 5 tal bewapende soldaten kwam te staan die in een vreemd soort duits met elkaar praatten. Pas na een tijdje kwam ik er achter dat het geen troep duitsers, maar Hollandse soldaten moesten zijn die waarschijnlijk uit Limburg afkomstig waren.

Omdat Piet in het ondergrondse werk zat kregen wij in het begin van de oorlog meteen al twee onderduikers in huis. Het waren twee Aalsmeerse onderwijzers die weigerden om in duitse krijgsgevangenschap te gaan. Nadat Piet het ons had gevraagd meldden zij zich op een ochtend bij An aan. Meester Engelvaart die wij heus Jan moesten noemen en meester Jaque van der Broek die we altijd met Kees moesten aanspreken. Met Kees gaf dat wel eens moeilijkheden omdat hij uit verveling graag op die oude piano van ons speelde. Toen mijn vrouw eens buiten met haar buurvrouw Soldaat stond te praten en Kees weer eens een nummertje op de piano weggaf merkte de buurvrouw fijntjes op Wat vreemd, Tonny (die destijds ook pianoles had) is naar school en ik hoor toch op de piano spelen! Hoe mijn vrouw zich daaruit gered heeft is me nu ontgaan, maar het was toch wel gevaarlijk omdat aan de andere kant meneer de Dunne woonde waarvan men wist, dat hij niet te vertrouwen was. Theus Engelvaart sliep alleen bij ons. Overdag ging hij weg, at niet bij ons maar kwam aan het eind van de dag, na op het raam getikt te hebben bij ons binnen om te slapen. Hij droeg altijd een revolver, zat duidelijk in het ondergrondse werk, en zorgde ervoor dat de gezinnen waarvan de man in een concentratiekamp of in Duitsland zat om daar verplicht te gaan werken van bonnen voor levensmiddelen te voorzien.

Of hij erbij was toen die bonnen uit de distributiekantoren gestolen moesten worden, is ons niet bekend. Achter ons huis woonde in de Weesperstraat 26 de familie Dolkens. Kees, een prima timmerman maar politiek gezien een wat onbenullige figuur, Tine zijn knappe vrouw en hun enigst kind de kleine Coby die altijd met onze zoon speelde.

Toen Kees in de oorlog geen werk meer kon vinden ging hij hoewel hij geen N.S.B.-er was voor de duitse Organisatie Todt die transporten voor de Wehrmacht verzorgde vrijwillig als chauffeur in het buitenland werken. Hij had als standplaats Wenen was al maanden weg en schreef zijn vrouw om ook maar naar Wenen te komen hetgeen Tine met haar dochtertje e deed. In Wenen aangekomen liet Kees al spoedig weten dat hij daar ook al een vrouw had. Tine zag na enige tij d geen andere keus om ondanks dat ze voor haar vertrek naar Wenen haar gehele huisraad had verkocht, naar haar oude buurtje in den Haag terug te keren. Daar was hun huis inmiddels aan Leen verhuurd zodat toen het drietal geheel onverwacht berooid bij ons aanbelde An niet veel anders kon doen dan hen een onderdak aan te bieden waarvan Tine gaarne gebruik maakte. Kees en Tine bij ons en Coby bij Fam. de Rooij. Na zes weken zoeken vond Tine toch weer een huis en kon veel van de voor een krats verkochte huisraad weer worden terug-gekocht. Gedurende al die tijd zijn die twee bij ons inwonend geweest. Kees wilde het weer goed maken met Tine maar hoewel hij wel bij haar thuis was, was dat huwelijk dermate ontwricht, dat Kees geen goed meer kon doen.

Hoe stom een mens kan zijn typeert het volgende voorval. Met Piet hadden we juist Oostduin verlaten op weg naar huis toen we op de Wassenaarseweg op het smalle trottoir langs de waterkant een duitse soldaat met het geweer op de schouder zagen lopen die we moesten passeren. Van te voren had ik tegen Piet gezegd hem bij het passeren een schouderduw te geven. Naar dat gedaan te hebben begon die soldaat zodanig op me te schelden, dat ik achteraf geluk heb gehad dat hij alleen was want anders de ramp voor mij niet te overzien zou zijn geweest. De antiheld Kraaij wilde eens iets heldhaftigs doen hetgeen hem duur te staan had kunnen komen. Was niet in Aalsmeer een bekende jonge man meegenomen die met zijn vuist de communistengroet had gebracht tegen een stel duitse soldaten die hem hadden meegenomen en waarvan later nooit meer iets vernomen is?

86 1 87

Page 54: Herinneringen aan een rijk leven

Als de V-2's , die op verschillende plaatsen in den Haag, Wassenaar en elders langs de nederlandse kust waren opgesteld met oorverdovend lawaai op Engeland werden afgevuurd was een ieder doodsbang dat zo'n kreng (hetgeen vaak gebeurde) hoog in de lucht toch niet doorging maar dan als een grote waggelende sigaar naar beneden kwam en dan meestal wel in zee maar vaak ook wel in een woonwijk terecht kwam. Dat gebeurde ook een keer vlak bij de Heesterstraat waar Piet Borgman met zijn gezin woonde, die vanaf het begin van de oorlog de joodse Leo Davidson onderdak hadden verschaft. Leo is toen op hun verzoek voor alle zekerheid naar ons toe gekomen om bij ons te slapen. Met de hulp van ons en zelfs van een aantal van onze buren werd An Borgman waar ook (omdat in haar huis veel gebroken was) aan serviesgoed e.d. geholpen zodat ze toch in haar huis, dat wel veel glasschade had opgelopen, kon blijven wonen.

Het laatste oorlogsjaar konden de duitsers van alles gebruiken, Als je geen Ausweis had kon je fiets zo maar op straat worden afgenomen. Het ene bevel tot inlevering volgde het andere op. Radio's, koper, dekens en wat niet al. Het weinige koper dat we bezaten als de gong en de kolenschop die Leen ooit voor ons had gemaakt werd onder de vloer gestopt via een luik dat we in een keukenkastje hadden gemaakt. Veel spanning veroor -zaakten toen ook de razzia's die totaal onverwacht in diverse buurten werden gehouden. Men zette hele straten af en drong de huizen binnen om jonge mensen te zoeken die in duitse fabrieken te werk worden gesteld. Uit voorzorg daarvoor had Leen in de vloer van zijn woning al een luik gemaakt waarin ik zou kunnen verdwijnen bij een eventuele razzia: Leen zou vanwege zijn leeftijd geen last hebben. Toen Leen me 's ochtends kwam waarschuwen ben ik met hem mee gegaan en heb daar tot na de middag onder de vloer gelegenmet de angst dat het verhaal wel eens waar zou kunnen zijn dat men bij zulke gelegenheden ook weleens door de vloer schoot.

De keer dat er een huis aan huis controle plaats vond om dekens in beslag te nemen trof An een bijzonder aardige soldaat die met één oogopslag had gezien dat hij hier met een zwangere vrouw te doen had en daarna ook geen moeite meer deed om de trap op te gaan om boven op de slaapkamers te gaan kijken.

Tegen het eind van de oorlog hebben we geheel onverwacht ook nog eens twee bekende nederlandse communisten via Piet voor een nacht te slapen gehad. Dat waren Harmsen uit Aalsmeer en een zekere Borst die uit de koolstreek van Noord-Holland kwam. Laatstgenoemde bracht voor An nog een rood kooltje mee waar ze heel erg blij mee was.

Toen onze dochter Alie in de vroege ochtend van 9maart 1945 geboren zou worden heeft Engelvaart nog op onze zoon gepast. Voor die bevalling woog mijn vrouw zegge en schrijven 92 pond maar in tegenstelling tot de geboorte van onze zoon duurde het nu slechts korte tijd alvorens zij haar welgeschapen dochter op de wereld bracht. Wel had de gynaecoloog haar bij het laatste bezoek aan hem op het hart gedrukt dat het verstandig zou zijn dat men, als het zo ver was, over een handwagen zou kunnen beschikken om naar het ziekenhuis vervoerd te worden want hij kon zich dat eerste geval nog goed herinneren en op een taxi kon je in die dagen vrijwel niet meer rekenen. Gelukkig lukte dat met die taxi nog wel maar toen we in het ziekenhuis van de ,,Volharding" aan de Gedempte Burgwal aankwamen meende het verplegend personeel eerst met een V 2 slachtof-fer te doen te hebben omdat er even te voren juist weer zo'n kreng naar beneden was gekomen.

Zo moeilijk de bevalling van Ton was geweest zo gemakkelijk kwam onze dochter Alie ondanks de toch wel uiterst slechte omstandigheden ter wereld. Hoewel toen alle winkels, op welk gebied dan ook totaal leeg waren en het voor mij niet voor te stellen was dat die vertrouwde volle winkels ooit nog eens zouden terug komen kwam Theus de volgende dag mijn vrouw in het ziekenhuis opzoeken en bracht een klein potje echtejam voor haar mee. Hij gaf haar daarbij tevens de raad het potje onder de lakens te houden en het in ieder geval zelf op te eten. Waar Theus het vandaan had bleef een geheim. Het deed ons denken aan de een of andere goocheltruc. Ditmaal leverde de naam van het lieve wicht bij Bevolking geen problemen op. De naam Alida Maria was, daar we vanzelfsprekend nu op een meisje hoopten, al lang te voren door ons bepaald waarmede we de lieve moeders van ons beiden alle eer gaven die zij zonder enige twijfel hebben verdiend.

88 1 89

Page 55: Herinneringen aan een rijk leven

Een nooit te vergeten gebeurtenis is de voedseldropping door een heel stel Zweedse vliegtuigen boven den Haag en andere grote steden vlak voor het eind van de oorlog. Er was echt helemaal niets meer. Geen voedsel geen verwarming geen elektriciteit, wel was er nog water. Vrijwel overal werd honger geleden, en de ineenstorting van het eens zo machtige duitse leger werd door de naar Berlijn oprukkende russische legers verwacht. Toen de bezetters uiteindelijk inzagen dat het een totaal verloren zaak voor hen was werd de Zweedse regering toestemming gegeven om boven ons land voedseldroppingen uit te voeren. Er werd met verlangen naar uitgezien en toen de eerste grote Zweedse vliegtuigen boven den Haag verschenen ben ik naar Leen gehold en om het nog beter te kunnen zien zijn we in draf naar het Zuiderpark gerend om niets te kunnen missen. Het was inderdaad een onvergetelijk schouwspel! Nu ik eraan denk, ontroert het me nog steeds. Ze vlogen zo laag, dat het voor ons leek of die grote gevaarten maar net boven de daken vlogen waarbij ze, zigzaggend met de vleugels, groetende bewegingen maakten welke door de mensen op daken, vanuit ramen en op Straat door het zwaaien met vlaggen werd beantwoord.

Vermoedelijk in 1944 of begin '45 toen ik inmiddels een betere werk-kring had gevonden en je toch weinig of niets met je verdiende loon kon doen omdat alle winkels totaal leegverkocht waren ben ik door honderd gulden ineens te storten voor de duur van mijn leven lid van de Weezenkas geworden. Een prima vereniging met erg veel geld maar met helaas erg weinig leden.

Kort na de oorlog toen de regering onder de geweldige Drees het nodig achtte om onder de mooie woorden van politionele actie de strijd voor zelfstandigheid in Indonesië met geweld te moeten neerslaan heb ik als lid van de S.D.A.P. bedankt en ben later ook nooit meer lid van een politieke partij geweest. Wel ben ik tot de dag van vandaag altijd lid van mijn vakbond!

Nadat de aardige, behulpzame en zeer katholieke juffiouw Boots plotseling als Hoofd van de Huishouding, waarschijnlijk vanwege haar hoge leeftijd was vertrokken werd haar plaats door een totaal ander soort vrouw ingenomen. Dat was juffrouw Hoogland. Weer een ongehuwde, maar nu een robuuste, zeer knappe verschijning. Piet had door met haar te praten al heel gauw gemerkt dat ze uiterst linkse ideeën had en in dat milieu eigenlijk ook helemaal niet thuis hoorde. Behulpzaam als haar voorgangster bleek deze flinke vrouw nooit bang te zijn om te zeggen waar het op stond en ook niet bang te zijn voor haar werkgeefster. Piet die vaak met haar praatte waarbij bleek dat haar politieke inzichten niet zo veel met die van hem verschilden was er eveneens al spoedig van overtuigd dat zij voor zijn charmes nooit zou bezwijken. In de oorlogsjaren heeft juffrouw Hoogland op ,,Oostduin" waar de gravin nog inkwartiering zou krijgen van de familie Gurck en een duitse majoor met zijn adjudant een zeer invloedrijke rol gespeeld.

An en Piet Borgman hadden al voor het uitbreken van de oorlog herhaaldelijk vluchtelingen vanuit nazi-duitsland in huis gehad. Vanaf het uitbreken van de oorlog hebben deze moedige mensen tot het eind ervan de joodse onderduiker Leo Davidson in hun gezin opgenomen. Na de oorlog trouwde Leo met hun oudste dochter Martha en is Leo naar ik meen nog voor korte tijd redacteur van de Waarheid geweest.

Piet Borgman mag een rare flierefluiter zijn geweest maar hij zorgde geweldig voor zijn gezin. Hij had enorm veel lef en durfde ook grote risico's te nemen. Ook de andere mensen die op de kwekerij werkten hebben daarvan meermalen geprofiteerd. Bij de zendingen tarwe en paardekoppen die door de vrachtwagens van Sander van der Woude op de kwekerij werden afgeleverd en welke haastig moesten worden wegge-moffeld deelden we allen in zekere mate mee. Het moet met die verdeling ook wel haastje repje zijn gegaan want mijn vrouw weet me nu nog te vertellen dat ze destijds heel blij was met een stuk van zon kop waar het oog nog in zat!

90 1 91

Page 56: Herinneringen aan een rijk leven

Vermoedelijk in de winter van '42 - '43 hoorde ik van Piet dat hij clandestien twee kazen had weten te bemachtigen. De Aalsmeerse grond-schipper Maarten Joore die van Woerden was gekomen lag namelijk in de Vliet met zijn schuit en zou er nog meer aan boord hebben. Piet had er een voor de dubbele prijs bij de freule kunnen verkopen zodat hij die andere voor niets voor zijn gezin had. Hij gaf me de tip ondanks het risico hetzelfde te doen zodat ik op de fiets naar de Vliet ben gereden waar alleen de broodmagere vrouw van Maarten op het schip aanwezig was. die me direct vertrouwde en met haar superslanke lichaam heel diep onder het bed in het vooronder dook en er met twee grote kazen van onderdaan kwam. Ineen grote jute zak achter op mijn fiets ben ik er in het aardedonker mee naar huis gereden en is er later een door mij bij de freule bezorgd. Nooit meer hebben we in ons trouwen voor zo weinig geld zulke lekkere kaas gegeten!

Hoe moeilijk het in die dagen was een oplossing te vinden bij het overlijden van een joodse onderduiker typeert het gesprek dat ik eens kon volgen in de kweekkas van de freule tussen Piet Borgman en Willem Keereweer. Piet vertelde aan Willem, die katholiek maar allerminst een verzetsman was, maar wel over een grote dosis lef beschikte, dat op een bepaald adres een onderduiker was overleden en dat men met het lijk geen raad wist ik weet niet meer of het voor ofna die tijd was dat men driejoodse onderduikers op het terrein van de gravin heeft begraven maar wel kan ik me nog heel goed herinneren dat Willem met het voorstel kwam dat zijn vrouw met de kinderwagen met het lijk op de wagen zou gaan rijden, Willem zou er naast gaan lopen en langs het water van de Soestdijksekade zou Willem dan in het donker het lijk in het water kieperen.

Toen in het midden van de oorlogsjaren voor de bezetters een inval van de geallieerde troepenmacht middels een invasie van troepenschepen dreigde werden er overal langs de Noordzee- en Atlantische kust door de duitsers en hun handlangers versterkingen aangelegd. Middels gegraven tankgrachten en op vele plaatsen aangebrachte ,,asperges" (zware stalen balken die uit betonblokken schuin omhoog staken) en meters dikke, vier meter hoge muren, die bij een eventuele invasie de aanval zou moeten kunnen afslaan. Dit alles gebeurde ook om Scheveningen dat met zijn daarvoor geschikte havens tot vesting werd gereed gemaakt.

Door de Ortscommandatur werd geëist, dat omdat de vesting ooit geheel afgesloten zou kunnen worden bij een te verwachten invasie een hooggeplaatst persoon van de drinkwatervoorziening permanent in de vesting Scheveningen moest wonen. Als zodanig werd benoemd de adjunct directeur van de D.W.L., de Duinwaterleiding van 's Gravenhage de heer A. J. Gurck die met zijn vrouw van Vollenhove, die kinderarts maar ook kinderloos was, verplicht inkwartiering kregen in de grote villa Oostduin van de freule. Meteen kreeg Kraaij van de freule de opdracht ervoor te zorgen dat ook deze kinderloze familie bij de normale voorzie-ning van bloemen op de kamers niet vergeten mocht worden, zodat ik ook in hun woongedeelten kwam.

Inmiddels kreeg de Gravin van de Ortcommandatur de opdracht kamers beschikbaar te stellen voor een duitse majoor en zijn oppasser die eveneens in de vesting moesten verblijven. Door dit bevel moet ze zo in woede ontstoken zijn dat ze haar personeel opdracht gaf de daarvoor bestemde kamers totaal te ontruimen waar de majoor (waar ze niet mee in kontakt wenste te komen) uiteraard weer geen genoegen mee nam waardoor toch weer een minimaal aantal meubels in de kamers werd teruggezet.

Door enige keren een praatje te maken met de oppasser van de duitse majoor wist Piet zoveel vertrouwen te wekken dat hij uiteindelijk over een koffer van de majoor kon beschikken waarmee hij bepaalde spullen binnen als naar buiten Oostduin kon krijgen. Piet kwam geleidelijk steeds meer in het verzet en op zekere dag zag ik in een loods op de oude tuin dat daar twee kerels met een schrijfmachine bezig waren. Toen ik de volgende dag iets van de zolder wilde halen die boven de schuur in het schaftlokaal was gelegen kreeg ik de schrik van mijn leven. Toen ik boven aan de houten trap met mijn hoofd en mijn hand het scharnierends houten klapluik wilde openen keek ik tezelfder tijd in de loop van een revolver. Men begreep uit mijn kleding meteen, dat zij, die daar boven aan het stencillen waren van mij geen last zouden hebben. Wel vond ik het niet correct dat Piet hierover met zijn personeel in het geheel niet had gesproken dat hij dat van plan was. Voor mij staat vast dat indien het was uitgelekt wij door de bezetters allemaal schuldig zouden zijn gevonden en voor de doodstraf was er in die laatste oorlogsjaren echt niet veel nodig bij die moffen.

92 1 93

Page 57: Herinneringen aan een rijk leven

Uiteindelijk is Piet toch gearresteerd heeft geruime tijd vast gezeten is niet gedeporteerd en is waarschijnlijk (maar het ware is mij nooit verteld) met grote inzet van juffrouw Hoogland en mogelijk ook wel door afkoping via de majoor onverwacht uit de gevangenis ontslagen. Gedurende de oorlogsjaren waren door Piet, met hulp van Willem Keereweer al drie gestorven joodss onderduikers waar men dan geen raad meer mee wist op de kwekerij begraven. Hoe ze deze mensen door het bewaakte hek van Oostduin hebben gekregen is me een raadsel. Wel weet ik dat de chauffeurs van der Woude, een bloemenhandelaar uit den Haag altijd bereid waren om met hun vrachtauto's in de laatst oorlogsjaren balen tarwe en paarde-koppen op de kwekerij af te leveren hetgeen dan door Piet, die dat organiseerde, onder ons op de kwekerij werd verdeeld.

Terwijl wij 's zaterdags nog werkten was het echtpaar Gurck in de namiddag al vrij zodat zij dan in de gelegenheid waren het grote buiten en de kwekerij eens te bekijken en terloops met personeelsleden van de freule een praatje te maken, Tijdens die gesprekken die ik met hem voerde waarvan ik me kan herinneren dat ze meestal over politieke- en ideologi-sche opvattingen mijnerzijds gingen bleek hij daar altijd erg in te zijn geïnteresseerd. Des te meer verbaasd was ik toen het later menens werd in de vesting en zelfs de bijna onaantastbare Gravin van Bylandt door de duitsers gedwongen werd de vesting Scheveningen te verlaten. Daar zij geen actieve rol zou spelen bij de noodzakelijke voorzieningen als het tot een treffen zou komen diende zij en al haar ondergeschikten de vesting Scheveningen te verlaten. Het gevolg daarvan was dat het gehele perso-neel, met uitzondering van de bosbaas willem van der Kwaak, die later voor haar bezittingen zorg zou dragen, ontslag werd aangevraagd zonder verdere financiële toezeggingen en op zeer korte termijn.

Op één van die bewuste zaterdagmiddagen kwam Gurck weer bij me om een praatje te maken waarbij hij, wetend van de ontslagen die waren gevallen, informeerde wat mijn plannen waren om ander werk voor de toekomst te vinden. Nadat ik hem van mijn uitstaande sollicitaties had verteld (bij een zaadhandel in Noord-Holland, op een kwekerij in Aalten en bij mijn oude baas in Metz) vroeg hij me tot mijn grote verbazing, of ik er geen zin in zou hebben om bij de Duinwaterleiding te gaan werken. Mijn antwoord dat daar geen sprake van zou kunnen zijn omdat ik in het geheel geen technische knobbel had, maar dat interesseerde hem allerminst.

Hij vertelde me dat de directie al geruime tijd plannen had om voor dat immens grote duingebied een speciale functionaris voor de beplantingen van dat gebied aan te trekken. Kraaij leek hem blijkbaar een alleszins daarvoor geschikt persoon. Toen ik aanvoerde dat ik van duinbeplanting niet de ballen verstand had antwoordde hij dat ik dan maar een dik boek moest kopen over duinbeplanting en met wat studie zou me dat best lukken. Er liep nu voor dat duin wel een technisch man die tegen zijn pensioen liep die daarnaast de verzorging van het duin tot zijn taak had. Hij zou me dan eerst nog wel wat kunnen inwerken. Ik zal wel eens een afspraak met mijn directeur maken zodat jij daar dan eens met al je papieren voor die betrekking kan solliciteren. Gurck had dat met zijn baas gauw geregeld en op een bepaalde dag moest ik met mijn getuigschriften opdraven bij de toenmalige directeur Harders een zeer kerkelijk protestant man. Hij stond langdurig stil bij mijn cijfer voor scheikunde hetgeen ik later nooit begrepen heb en stelde mij toen de vraag ,,Je behoort toch niet tot de isten?", waarmee hij natuurlijk nationaal-socialisten, communisten en socialisten bedoelde. Als een flits schoot het door mij heen dat hij op die plaats niet het recht had die vraag te stellen. Ik kwam daar om werk te gaan doen niet om beginselen over te brengen. Zondar dralen antwoordde ik prompt met een vanzelfsprekend klinkend ,,Nee!" daarbij een leugen lancerend, die ik mijn hele leven niet meer zou vergeten. Dit des te meer, omdat ik later toen ik zelf als chef van de afdeling beplantingen meermalen personeel moest aannemen zelf nooit enige behoefte voelde om de sollicitant naar zijn politieke overtuiging of zijn kerkelijke gezindheid te vragen. Waarschijnlijk ben ik door die brutale grove leugen door hem aangenomen. Zo veranderde mijn werkkring vanuit die feodale toestan-den op ,,Oostduin" plotseling in een uitzonderlijk mooie opdracht waar ik me, met behulp van mijn vrouw en onze kinderen geheel in kon zetten en me jarenlang dienstbaar kon maken voor de samenleving, hetgeen na ruim 30 jaar met veel plezier en enthousiasme werken in dat prachtige duin-gebied van Meijendel, Kijfhoek en Bierlap nog beloond zou worden met het uitreiken aan deze man met zijn uitgesproken republikeinse ideeën met een, ja, hoe bestaat het een koninklijke onderscheiding!

94 1 95

Page 58: Herinneringen aan een rijk leven

Kort voordat wij allemaal werden ontslagen verdween Piet plotseling uit ons midden. Hij moet voor ondergronds werk door de moffen zijn gearresteerd. Over de reden van zijn arrestatie heerste de grootste geheimzinnigheid. Hij heeft geruime tijd in Vucht gezeten en kwam onverwacht weer vrij hetgeen hij waarschijnlijk aan de Freule dan wel aan mejuffrouw Hoogland te danken heeft gehad hetgeen ik later hoorde fluisteren. Op Oostduin is Piet niet meer teruggekeerd. Na zijn vrijlating is hij met hulp van zijn schoonzoon, Leo Davidson in Aalsmeer op een eigen kwekerij begonnen.

Na het ontslag van het gehele personeel van de freule hoorde ik later dat Gurck niet alleen mij een nieuwe werkkring had bezorgd maar dat hij ook met meer mensen contact bleek opgenomen te hebben. Ook Arie Lange-veld, werkzaam in het bos onder van der Kwaak, de schilders de Gouw en Lucassen, Gerrit Varik en niet te vergeten mijn broer Leen wist hij bij diverse gemeentebedrijven onder te brengen. Leen, die bij de gasfabriek in den Haag ging werken ontpopte zich daar als een zeer bekwaam en gezien medewerker en heeft daar tot zijn 65 - jarige leeftijd met erg veel plezier gewerkt.

Zo kwam, toen iedereen weg moest en ook de familie Gurck gedwongen werd het grote huis te verlaten om in ,,de Rietjes" te gaan wonen, voor allen nog onverwacht een tragisch einde aan het werken op Oostduin. Enigen van hen hadden daar een zeer lang dienstverband gehad zoals Hein Oosterveer die in Wassenaar woonde wiens 50 jarige dienstjubileum wij nog hebben meegemaakt. Voor zover ik weet is het slecht de bosbaas, Willem van der Kwaak die ook nog in dienst van de freule is gebleven de enigste die een pensioen van haar heeft gekregen. Hij werd belast met de berging en verzorging van haar meubilair dat in Laren werd opgeslagen en kwam daarbij nog regelmatig bij haar op bezoek. Nadat allen uit huize ,,Oostduin" waren verdwenen en mogelijk de majoor met zijn onderge-schikten daar nog zijn gebleven (maar dat weet ik niet meer) heeft de directeur van de plantsoendienst Dorenbos of Rijnvelt enige daarvoor geschikte gedeelten van het terrein laten gebruiken voor het inzaaien van bonen als aanvulling voor de toen al zeer precaire voedselvoorziening. Bij het beschrijven van dit alles wat wij als tuinpersoneel meemaakten bemerk ik tot mijn grote verbazing dat ik nog steeds een kranteknipsel in mijn bezit heb van een levensbeschrijving van de gravin dat, met een foto van een jeugdportret van haar in de Haagse Courant verscheen op de dag van haar begrafenis op Oud Eik en Duinen in den Haag.

,,De Rietjes" na de restauratie

Hoofdingang park ,,Oostduin"

Page 59: Herinneringen aan een rijk leven

In dit artikel is de waardigheid van de freule, haar levenswijze en haar toch wel tragisch einde zo juist omschreven dat ik niet kan nalaten enige gedeelten daaruit over te nemen. Zij luiden als volgt:

Landgoed Oostduin nu wandelpark voor haagse burger

Op 94-jarige leeftijd overleed vrijdag jonkvrouw Marie Alexandrine Otheline Caroline gravin van Bylandt, dochter van de bekende mr. Carel graaf van Bylandt. Zij was een van de laatste vertegenwoordigers van de Haagse adel, die er een traditionele aristocratische levenswijze - 's winters in de stad en 's zomers op het landgoed Oostduin op na heeft gehouden. Dat buiten was een fraai landhuis op het landgoed Oostduin, nu een braaf park waar jonge moeders hun prille borelingen met het eerste groen confronteren en waar employé's van de omliggende oliemaatschappijen de van moeder de vrouw meegekregen etenswaren tussen de middag nutti-gen. Het landgoed was overigens een stuk groter dan het huidige park; het lag gevangen in de vage driehoek Raamweg, Waalsdorpervlakte en de Wassenaarseweg. Gravin van Bylandt hield de levenswijze die wij nog alleen uit de boekjes kennen vol tot de Eerste Wereldoorlog. Toen verkocht zij haar aan het Voorhout gelegen winterresidentie, die nu als het exquise restaurant Royal de veeleisenden van deze tijd een exclusieve hap en slok verschaft.

De gravin liet haar landhuis voor permanente bewoning geschikt maken terwijl eveneens voor het personeel - waaronder zo'n veertig tuinlieden - aardige optrekjes verrezen. Op het terrein verscheen ook een gebouwtje met konijnen versierd, dat als woonstede fungeerde van het konijn Geertruida, dat evenals de gravin volkomen solitair door het leven ging. Waarlijk schitterend is de oude koepel die met geblindeerde vensters wat gelaten staat af te wachten tot het geprojecteerde flatgebouw Arensdorp zijn arcarische rust komt verstoren.

97

Page 60: Herinneringen aan een rijk leven

Tijdens de bezetting kreeg het grote huis inkwartiering van de Duitsers, iets wat de gravin, die das Herrenvolk nooit heeft willen ontvangen, zeer diep gegriefd. In 1943 vertrok zij met al haar kostbaarheden naar Diepenheim, waar zij haar intrek nam in het kasteel Warmelo, dat nu wordt bewoond door prinses Armgard. Na de oorlog wenste de gravin haar Haagse bezittingen onder geen voorwaarde meer te betreden en gaf zij opdracht het huis te slopen. Het omliggende terrein verkocht zij voor een zeer lage prijs aan de Nederlandse Hervormde Kerk, die er twee rusthuizen liet bouwen. Zelf betrok de gravin een villa in Laren, alwaar zij eigenlijk totaal vereenzaamde.

De weinige mensen die haar de laatste jaren hebben gekend beschrijven haar als ,,een klein wit mensje", evenwel met een ijzeren wil, een intelli-gente kijk op de dingen en met een waardigheid, die haast niet meer van deze tijd is. Haar laatste dagen bracht gravin van Bylandt door in een van de Hervormde rusthuizen op Oostduin. Midden tussen het groen waarin de Hagenaars wandelen en dat zij zo lang exclusief het hare had kunnen noemen.

Page 61: Herinneringen aan een rijk leven

Werken in dienst van de gemeenschap bij de Duinwaterleiding in 's Gravenhage

Direct nadat ik was aangenomen ben ik met An en Tonny met de gele tram naar halte ,,de Kieviet" gereden om een eerste indruk te krijgen van mijn nieuwe werkkring. Het was nog wel een halfuur lopen van die halte naar het kantoor dat midden in het duin was gelegen. Het was een houten dubbele woning waarin twee families woonden, de Fam. Strooker en de Fam. de Jong. Strooker was een gepensioneerde D.W.L. -er die zich jaren lang had bezig gehouden met de aanleg en het onderhoud van de beplanting van Meijendel onder leiding van de Techn. Ambtenaar J. Laman, die ook mijn direkte chef zou worden. Er naast woonde de Jong die gepensioneerd jagermeester was van de voormalige eigenaar van het grote gebied voor de Waterleiding van den Haag het aankocht. Zo snel mogelijk had ik mij het boek ,,Duinbeplanting" aangeschaft, het enigste boek dat me advies zou kunnen geven, maar dat me, zoals ik later zou merken, toch op een dwaalspoor bracht omdat hetgeen daarin werd behandeld gebaseerd was op uitsluitend houtproductie. De mijnen in Limburg konden toen nog veel mijnhout gebruiken en men dacht met het vrijwel vol planten van de duinen met diverse soorten naaldhout aan deze vraag tegemoet te kunnen komen.

Dit aanplanten van naaldhout was in de duingebieden de algemene tendens en ook in Meijendel was dan ook elk open plekje dat zich daarvoor leende met dennen en sparren volgeplant. Tussen de twee huizen bevond zich een ruime voormalige jachtkamer die nu als kantoor was ingericht.en waarde heer Laman die technisch hoofdambtenaar was zich hoofdzakelijk met de aanleg van sprangen en putten voor de waterwinning bezig hield. In opdracht van directeur Harders zorgde hij er tevens voor dat hij met 8 a 10 man personeel in de planttijd massa's dennen en wat andere houtige gewassen in het duin liet poten. Vermelding dient dat het ruim 1600 Ha. metende terrein dat gedeeltelijk in den Haag maar voor het grootste deel in Wassenaar was gelegen niet werd beheerd door de Plantsoendienst van den Haag. Het werd angstvallig door de jaren heen door de directie van de D.W.L. in eigen beheer gehouden om in dat terrein te kunnen doen hetgeen hen nodig leek. Dit is altijd voor de directeur van de Haagse plantsoendienst en zijn opvolgers een moeilijk te verteren zaak geweest.

Page 62: Herinneringen aan een rijk leven

De bezetters waren al druk bezig om overal in dat grote terrein onder komens te bouwen, zowel van beton dan wel van hout die na de bouw met zand werden afgedekt. De directie werd door de Ortscommandatur verplicht gesteld om daarvoor het benodigde hout uit de duinbossen te leveren en om te voorkomen dat de voor de duitsers werkende aannemers voor de voet weg alle bomen zouden omzagen hadden wij het recht de daarvoor geschikte bomen aan te wijzen. Na de oorlog toen er nog vrijwel geen brand stofte verkrijgen was werden de houten bunkers weer door ons uitbesteed en uitgegraven waarbij het vrijkomende hout voor de bereiding van jam van TIELEMAN en DROS werd gebruikt. Het duurde niet lang totdat alle bezoekers uit Meijendel werden geweer en nog later, vermoe-delijk eind '44 werd her gehele gebied ook voor ons afgesloten. Tijdelijk heb ik toen op het pompstation in de vesting Scheveningen gewerkt. Met een Ausweis voor jezelf en voor je fiets mocht je dan de Duitse controle passeren.

Op het pompstation heb ik hoofdzakelijk gewerkt bij het spoelen van de voorfilters hetgeen met draaien van veel kranen gepaard ging en bij het schoonmaken van de nafilters waarvoor, door de onvoldoende voeding die de mensen kregen, vaak onvoldoende mensen meer op het werk versche-nen. Inmiddels was ook Laman met pensioen gegaan van wie ik al eerder de kunst van het waterpassen had geleerd hetgeen me later van pas zou komen. Terug in het duin direct na de bevrijding bleek het huis waarin de families de Jong en Strooker al eerder uit waren verjaagd en dat door de duitsers die het als onderdak hadden gebruikt totaal uitgewoond te zijn. Ook ons kantoor was niet meer bruikbaar zodat ik tijdelijk een onderko-men vond in een van de vele paardenstallen die de moffen in het duin hadden gebouwd. Kraaij kon mensen aannemen want er was nu volop werk aan de winkel om het terrein weer in de oude staat te brengen zodat binnen niet te lange tijd de bezoekers weer konden worden toegelaten. Binnen de directie van de D.W.L. waren inmiddels ook veranderingen gekomen. Harders was met pensioen gegaan en ir., Gurck was directeur geworden en ik kreeg een nieuwe directe chef, ir. Bos, een wijze jonge man waarmee ik jaren lang zeer prettig heb gewerkt maar die helaas veel te vroeg op vrij jonge leeftijd gestorven is.

Zo gauw Gurck de directie had overgenomen werd het duingebied los van het Pompstation gekoppeld en tot een zelfstandige afdeling van het bedrijfverklaard ni.. ,,Beplantingen". Al heel gauw gafhij ir. Bos opdracht om met mij een 3 daags bezoek aan de grote duingebieden van het P.W.N., het Provinciaal Waterleidingsbedrijf Noord - Holland te brengen. Met ir. Duinker die als landbouwkundig ir. daar het hoofd Beplantingen was hebben we alle verspreid liggende terreinen en tevens de kwekerij bezocht waarover uiteraard een verslag door mij moest worden gemaakt. Het gevolg ervan was dat ik in Meijendel direct begonnen ben om een eigen kwekerij op te zetten zodat de produkten ervan zoveel mogelijk uit het duin afkomstig zouden kunnen zijn en om de planten tevens aan het in het duin heersende klimaat voor het uitplanten in het duin te gewennen.

Het opruimen van de vele door de bezetters opgeworpen barricades van met veel prikkeldraad voorziene ,,ruiters" in het terrein alvorens het ter-rein weer voor bezoekers kon worden vrij gegeven, gaf toch, ondanks de zeer slechte behuizing wat betreft kantoor en schaftlokaal, toch veel vol-doening.

Hierbij herinner ik me nu ineens het geval, dat ik van een vrachtrijder die voor ons reed hoorde, dat men mij in het schaftlokaal had beschuldigd van een van mijn personeel, een boerenzoon, een pakje boter te hebben aangenomen. Ik trok me die beschuldiging zo aan dat ik er ir. Bos ervan in kennis stelde die mij verzocht daar rapport over te maken zodat hij dat uit kon zoeken. Er was kort na de oorlog nergens aan te komen, niet aan boter, maar ook niet aan krammen, die we hard nodig hadden om bepaalde stukken van het terrein bij openstelling voor het publiek toch af te kunnen sluiten. Die boerenzoon had me verteld dat zijn vader van voor de oorlog nog een pak krammen had liggen dat ik wel van hem kon over nemen. Dat pak krammen bleek later de oorsprong van het verhaal te zijn. Men had gezien, dat iemand van mijn personeel iets voor mij had meegebracht. Inmiddels was tijdens een vergadering van afdelingschefs in de stad al aan de orde gesteld dat aan die onhoudbare toestand voor het personeel in het duin zo spoedig mogelijk een eind moest komen. Er zou een nieuw huis voor de opzichter worden gebouwd met kantoor, schaftlokaal en werk-plaatsen.

100 3 101

Page 63: Herinneringen aan een rijk leven

Mijn vrouw, die ik van dit voornemen in kennis stelde, was met dat vooruitzicht allerminst ingenomen. Ze woonde in haar knusse huisje in de Larensestraat wel zo naar haar zin dat ze met de minste behoefte had om naar dat stille Meijendel te gaan verhuizen. Daarentegen had ir. Bos, die inmiddels verkering had met eenjonge vrouw die evenals hijzelf lid van de N.J.N. (de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie) was, idee om te gaan trouwen en als Kraaij er geen zin in had om in het duin te gaan wonen, hijzelf wel in dat mooie nieuwe huis wilde gaan wonen, zodat later toen die fraaie dienstwoning klaar was, ik 's ochtends als ik naar mijn werk fietste onderweg ir. Bos vaak tegenkwam, ±12 km, die bijna dezelfde afstand naar zijn bureau moest afleggen.

Gedurende de oorlog kwamen er voor de directie de problemen van een dreigende verzilting van het beschikbare drinkwater. Dit was al eerder voorzien en daartoe had ir. Gurck voor de oorlog al een plan voor het aanleggen van duinmeren opgesteld die met Rijnwater, dat toen nog van behoorlijke kwaliteit was zouden worden bevloeid. Dit omvangrijke werk waarbij het water middels een pijpleiding vanuit Bergambacht zou worden aangevoerd zou nog jaren vergen zodat een noodoplossing werd gevon-den door het maken van een aantal nieuwe diepe putten langs de Kas-wetering die door een aantal grote buitenplaatsen aan de binnenrand van het Wassenaars gedeelte van het duingebied loopt.

Met de eigenaars van die buitenplaatsen had de gemeente den Haag al eerder in de clinch gelegen omdat de heer Loudon, die op ,,Blankenburg" woonde geconstateerd had dat door verlaging van de grondwaterstand zijn bos dreigde achteruit te gaan. Men liet daartoe in diverse terreinen peilputten aanleggen waarvan overeen lange tijd regelmatig de grondwater-standen werden opgenomen. Toen genoeg gegevens waren verzameld om de achteruitgang in de grondwaterstand te kunnen aantonen ging Loudon een proces aan met de gemeente den Haag het welk door hem werd gewonnen en waarbij de gemeente een boetewerd opgelegd van F.100.000,-Tevens werd bepaald dat met de landeigenaars een Stichting Inmaling

Duinland in het leven zou worden geroepen, die met hulp van een paar te plaatsen gemalen de waterstanden in deze gebieden weer op het oude peil zouden moeten brengen. De directeur D.W.L zou altijd de regent van deze stichting zijn en verantwoordelijk voor een goed functioneren.

De door Loudon geplaatste peilputten werden aan de D.W.L. toegewe-zen en door middel van het gemaal aan de Jagerslaan en twee gemalen op de buitenplaats Blankenburg zou water uit het Hoogheemraadschap Rijnland naar de hoger gelegen gebieden in Delfiand als Groot Haze-broek, Blankenburg, de Roggewoning, de Haagse sportvelden langs de Buurtweg, het K.L.M. - terrein in den Haag, de Wassenaarse Renbaan en naar de Zijlwtering gangs de Wittenburgerweg worden gepompt. Het toezicht op de waterstanden in die gebieden alsmede het onderhoud van de lange Kaswetering werd aan Kraaij opgedragen.

Toen naast de heer H.M. Bos een nieuwe ingenieur H.Bosch werd aangesteld, die later nog mijn directeur zou worden behoorde het tot zijn eerste opdracht om met mij alle in de Kaswetering aanwezige duikers, overstorten slootvemauwingen e.d. op te meten en in kaart te brengen waarna door hem een uitvoerig verslag werd gemaakt en door het aan-brengen van nieuwe duikers e.d. de doorstroming aanzienlijk kon worden verbeterd.

Vanaf het begin tot het eind van mijn werkzaamheden bij de D.W.L. heb ik ook dit uitzonderlijk leuk maar soms ook vervelend werk mogen doen. Het gebeurde wel dat terreinchef van de hockeyvelden als de Rogge-woning of van de Renbaan, waar destijds Slijkhuis nog chef was mij bij langdurige droogte de waterstand nog een pietsje op te voeren wat tot gevolg had dat ik (als een enorme onweersbui die slecht van drainage voorziene velden onbespeelbaar dreigden te maken) voor dag en dauw het huis verliet om door haastig spuien zulks zoveel mogelijk te voorkomen. Die tot het uiterst opgevoerde waterstand kwam tevens omdat door verzilting van een aantal putten de watervoorziening zo precair was geworden dat de inmiddels klaargekomen putten langs de Kaswetering op volle toeren moesten werken. Dit was destijds dermate belangrijk dat de directeur, voor hij naar zijn kantoor ging eerst de gemalen even contro-leerde of Kraaij ze we op het maximale peil had afgesteld en waar ik hem dan ook vaak ontmoette.

102 1 103

Page 64: Herinneringen aan een rijk leven

Om zeker te zijn van een juist beheer van dat grote kostbare duin had Gurck de heer Victor Westfofhoogleraar aan de universiteit van Nijmegen aangezocht om de supervisie over het gehele gebied op zich te nemen hetgeen hij tot mijn afscheid heeft gedaan. Daartoe kwam hij een of twee maal per jaar naar het duin waar kijken met Gurck, ir. Bos en mijn persoontje in de boerderij Meijendel waar 's middags dan de lunch werd gebruikt.

Buiten mijn normale werkzaamheden als planten, onderhoud van het terrein aanleg van paden, het vastleggen van stuifduinen door een vaste aannemer helmplanten enz. waarbij ik over een uitstekende voorman, later onderbaas Piet van der Holst kon beschikken heb ik mij door al mijn dienstjaren veelvuldig bezig gehouden met de hoogtebepeling van oude en nieuw aangelegde putten en leidingen. Dat begon al met het opnieuw bepalen van de hoogten van de peilputten van Loudon.

Inmiddels had ik met een paar andere technische medewerkers uit de stad gedurende een aantal weken in de avonduren een aanvullende cursus algebra en goniometrie gevolgd die door de ingenieurs Bos en van Eck van de D.W.L. werd gegeven. Later heb ik met Kees van Tilbug met driepoot en in mijzelf met de kist van het oude waterpastoestel ,,Konings" vrijwel het gehele terrein doorgesjouwd om alle hoogten opnieuw aan de door het ingenieursburo van Steenis geplaatste officiële hoogtemerken vast te leggen.

Hoewel ik inmiddels van de D.W.L. een Solex - bromfiets had gekregen voor mijn werk was het vooral met regen of sneeuw een behoorlijk eind rijden, zodat An wel eens zie: ,,Als het huis in Meijendel ooit nog eens vrij komt, dat moeten we er toch maar gaan wonen", dat dit ooit nog eens zou gebeuren hadden we trouwens nooit verwacht. De familie Bos woonde daar met hun 4 kinderen zo naar hun zin dat daar niet aan werd gedacht, Op een ochtend stapte ir. Bos voor hij naar zijn werk in de stad ging mijn kantoor binnen om me te vertellen dat hij tot mijn stomme verbazing de D.W.L. ging verlaten om directeur van de Prov. Waterleiding van Friesland te worden. Toen ik 's avonds thuis kwam en het grote nieuws vertelde was M's eerste reactie: ,,Dan zullen we moeten verhuizen naar Meijendel !"

Het kostte mij geen enkele moeite om aanspraak te maken op de woning, die voor de chef van de afdeling Beplantingen was gebouwd. Toen we gingen verhuizen naar Meijendel had An het zo slecht haar geliefde huisje te moeten verlaten dat de verhuizers bij het inladen van de huisraad vroegen of ze misschien een kind in dat huis had verloren waarop ze gelukkig ontkennend kon antwoorden. Bij het uitladen in Meijendel vroegen ze An weer .,,Hebt U daarom nou zo gehuild om in dit mooie huis te mogen wonen ? ".

Met het oog op de hande zijnde duinbevloeing met Rijnwater via de pijp -leiding uit Bergambacht moest de directie over hoogtelijnen kaarten kun-nen beschikken om de meest geschikte plaatsen voor die bevloeiing te kunnen bepalen. Daartoe werd aan het Coop. Landmeetkundig bureau van Steenis de opdracht gegeven van het hele gebied hoogtelijnenkaarten schaal 1:1000 te maken. Vanuit een vast hoogtemerk uit den Haag werden hoeuwe hoogtemerken middels stalen pennen in diverse gebouwen in het duin aangebracht en van hieruit werden de hoogten voor de nieuwe kaarten gebruikt. Later kreeg Kraaij de opdracht om alle in het terrein gelegen peilputten en diepe putten hieraan aan te passen hetgeen veel tijd en werk heeft gevraagd.

Om de gevolgen van de toekomstige duinbevloeiing de flora en fauna te blijven kunnen volgen werd met de universiteiten van Wageningen en Leiden (waarvan altijd al studenten voor hun studie in het terrein bezig waren) afgesproken, dat een aantel permanente kwadraten in het gebied zou worden aangelegd elk met een zoologisch en met een botanisch gedeelte.

De dagen die we met Gurck, prof. Westhoff, prof. Kuenen, ir. Boer-boom, e.a. door het gebied zwierven om de daarvoor geschikte terreinen te bepalen behoren tot de meest enerverende klussen.

In tegenstelling tot zijn voorganger, directeur Harders en mijn directe chef ir. Bos kende mijn nieuwe directeur Gurck weinig of geen namen van dein het duin voorkomende bomen en planten. Des te scherper echter was zijn kijk op het duinlandschap en op de manier waarop dat in zijn ogen door de massale aanplant van naaldhout, dat er zijns inziens helemaal niet in thuis hoorde, was verpest.

104 a 105

Page 65: Herinneringen aan een rijk leven

Graag geef ik toe dat ik als kweker en planter maar vooral door het lezen van het door hem zelf aanbevolen boek ,,Duinbeplanting", waarin die aanplant juist wordt verheerlijkt, grote moeite had om in het begin zijn inzicht, dat exoten niet in het duin thuis hoorden en er ook niet in pasten, te delen. Verantwoordelijk als hij nu was voor een goed beheer van het hem toevertrouwd grote duingebied had hij zich al gauw verzekerd van een eminent adviseur op dat gebied, ni, prof. v. Westhoff van de univer-siteit Nijmegen, die hem in zijn inzichten volledig steunde. Al spoedig werd besloten te komen tot vorming van een commissie Duinbeplanting waarbij deze nieuwe inzichten aan de orde zouden worden gesteld.

In 1953 werd de Adviescommissie Duinbeplanting in het leven geroe-pen. In deze commissie hadden o.a. zitting:

Prof Dr. van Poelje (ITBOA) J. Bruyn , kunstschilder Ir. A.J.Gurck Ir. G.Memeiink (Heidemaatschappij) DrJ.A. van Steyn ('Ver. v.Natuurmonumenten) Prof. Dr. H.J. Venema (hoogleraar Landb. hogeschool Wageningen) Dr. V. Westhof (Adviseur Ver. v.Natuurmonumenten) Ir. H. Otto (landschapsarchitect) Dr. A.D. Voute (directeur ITBON)

In 1958 verscheen het rapport van deze commissie getiteld: Beplantin-gen recreatie in de haagse duinen. Deze commissie, die voor mijn gevoel baanbrekend werk heeft gedaan, had tot gevolg dat men niet slechts in de duingebieden tot een andere aanpak van beheer kwam maar dat ook elders in het land het eerder aangeplante naaldhout voor loofhout moest wijken. Om mij en mijn toekomstige opvolger te laten inzien hoe een geheel landschap door het massaal aanplanten van onafzienbare naaldhoutbossen kon worden verpest nodigde Gurck ons zelfs uit voor een bezoek aan een groot gebied onder Hilvarenbeek tegen de Belgische grens dat door een bepaalde verzekeringsmaatschappij meteen monocultuur van dennen was volgestouwd en op ons inderdaad een uiterst sombere indruk maakte.

Voor mij zelf heb ik altijd het gevoel gehad dat er geen tien mensen in ons land waren die een dergelijke werkkring hadden waarin zij zo vrij waren om zich voor de samenleving dienstbaar te kunnen maken. Dat kwam ook voort uit het feit dat mijn directe chef altijd een technisch ingenieur was zodat men m.i. vaak gedacht moet hebben: ,,Laat die vogel maar vliegen want die weet het beter dan wij". Daar komt bij, dat in die tijd nog niet iedereen zich met van alles bemoeide en we nog in de mening verkeerden in de toekomst door intensieve beplanting nog meer terreinen voor het publiek te kunnen openstellen. Een heel stel nieuwe verharde paden mocht ik aanleggen. Vanaf de hoogte van de Meijendelseweg het fietspad dat ,,Lagepad" ging heten, het daar parallel lopend voetpad dat op een verga-dering in de stad tot ,,Kraaienpad" werd gedoopt alsmede het ,,Hogepad" dat vanaf terrein Zeedennen naar de terreiningang Meijendelseweg ging lopen. Later, na mijn vertrek zou daar ook nog de naam ,,Het Kraaiennest" bijkomen een naam voor het nieuwe dienstgebouw op de loswal welke naam door het personeel van de afdeling beplantingen daarvoor werd bedacht. Tot mijn eerste taken heb ik altijd gerekend om door tijdig planten bepaalde terreinen dusdanig te versterken, dat zo uiteindelijk voor het publiek zouden kunnen worden opengesteld. De groeiende behoefte van het publiek aan recreatiemogelijkheden gaf mij de overtuiging dat naar vergroting van het vrij toegankelijke terrein Meijendel moest worden gestreefd, Heel goed begreep ik dat een dergelijke uitbreiding grote weerstanden zou opwekken bij diegenen, die verantwoordelijk waren voor de kwaliteit van het te produceren drinkwater. Des temeer verbaasde het me, dat toen de nieuwe parkeerplaats ,,de Kuil" bij de terreiningang was gereedgekomen ir, Tuinzaad toch toestemming kon geven om het daarachter gelegen gebied, inclusief een daar gemaakte uitkijkpost voor het publiek open te stellen.

Al vrij spoedig na mijn aanstelling achtte de directie het noodzakelijk een onbezoldigd veidwachterschap voor mij aan te vragen zodat ik, na het afleggen van de belofte als zodanig voor de gemeenten den Haag en Wassenaar werd aangesteld. Omdat de mensen van de afdeling Beplantin-gen zich steeds alle moeite getroostten om voor de vele bezoekers de best mogelijke voorzieningen te treffen moest tegen vernielingen en overtre-dingen van de voorwaarden worden opgetreden.

106 1 107

Page 66: Herinneringen aan een rijk leven

Zo mochten ruiters slechts van het terrein gebruik maken als zich op de voor hen aangelegde ruiterpaden bleven waaraan wij alle zorg besteedden om ze goed berijdbaar te houden. Hoe fel ik destijds op de navolging van die voorwaarden stond, illustreert het volgende voorval. Zo zag ik eens op een zondagochtend tijdens het ontbijt een ruiter willekeurig, zonder zich aan de ruiterpaden te houden door het terrein galopperen. Meteen de fiets uit de schuur gehaald en pas in de ,,Kieviet" kon ik hem staande houden. Het bleek ene Baron van Voorst tot Voorst en omdat ik toch al een hekel had aan kerels met twee namen kwam het me goed uit hem meteen maar een bekeuring te geven. Hoe verbaasd was ik evenwel een poosje later toen ik een oproep kreeg om daarvoor voor de krijgsraad te verschijnen. Bij de directie die daar de lucht van kreeg verwekte dat wel enige hilariteit en men was daar zo nieuwsgierig hoe die vogel het er daar zou afbrengen dat toen ik in den Haag voor de krijgsraad werd opgeroepen daar tot mijn verbazing bij de weinige bezoekers ook de directiesecretaris van de D.W.L. Mr. voerman opmerkte. Omdat ik terreinkaarten en de daarvoor geldende voorwaarden had meegenomen was het vonnis al snel voor de baron geveld maar helaas is me de hem opgelegde straf me nu ontschoten. Wel ben ik er zeker van dat ze in de kringen van de directie wel even over het geval hebben nagepraat.

Hoewel ik vanwege de grote vernielingen die ze konden aanrichten in het algemeen een hekel aan ruiters had kon ik toch altijd goed opschieten met het bestuur van de Z.H.J.V. (Zuid Hollandse Jacht Vereniging). Sindsjaar en dag werd de naast de boerderij gelegen springwei aan deze club verhuurd waarop dan in het najaar en gedurende de winter dressuur- en springwedstrijden werden gehouden, Aan het eind van hun seizoen was het terrein dan dusdanig vernield, dat voor hun rekening steeds weer de zaak moest worden geëgaliseerd en daarna worden ingezaaid.

Hoe groot mijn betrokkenheid was voor het terrein dat aan mijn zorg was toevertrouwd blijkt ook duidelijk uit een artikel dat in de Haagse Courant over mijn werk verscheen. Een verslaggever die mij een gehele dag bij mijn werkzaamheden had gevolgd schreef er een pagina groot verslag over en plaatste er de terechte kop boven: ,,Kraaij voelt zich een grootgrondbezitter maar er is geen korrel zand van hem bij!"

Opvallend was het, dat toen ik eenmaal met mijn mensen was begonnen om naast de normale dunningen ook naaldhout te gaan verwijderen om daarmee plaats te maken voor het weinige reeds aanwezige loofhout, ik over de resultaten daarvan zodanig verbaasd was dat ik al spoedig vrij radicaal te werk dorst te gaan hetgeen door enkele bezoekers van het terrein niet altijd in dank werd afgenomen. Het gevecht, dat ik tegen de honderdzuizenden dennen leverde, die door mijn voorgangers waren geplant, zowel in ons terrein als in het terrein ,,de Ganzenhoek" van Staatsbosbeheer dat we in onderhoud hadden, heb ik in volle overtuiging en met veel plezier tot welhaast mijn laatste werkdag gevoerd, Inmiddels had ik leren inzien dat niet alleen door te planten, maar evenzeer door te kappen een landschap verrijkt kon worden. Vooral als we een strenge winter hadden zodat het niet mogelijk was plantwerk te verrichten werden de dagen goed besteed met deze kapwerkzaamheden zodat dan bijna wekelijks op de ,,loswal" een 20 â 25 ton hout moest worden geladen hetgeen destijds nog met het handje moest gebeuren. Stammen, het zgn. ,,werkhout" werden zorgvuldig opgemeten waarna er lijsten van werden opgemaakt die door de afdeling boekhouding aan houtzagerijen e.d. ter inschrijving werden verzonden.

Wonderlijk was het hoe goed ik altijd met mijn voorman Piet van der Holst uit Wassenaar kon opschieten. Piet, een erg principieel zwaar gelovig man had naast zijn vrouw vijf dochters die alle vijf als verpleegster in ziekenhuizen werkten. Het moeilijk had hij het, als een van die vijf weer eens verkering kreeg, wat nog al eens gebeurde met eenjongen die niet van katholieke huize was. Al zou de onderste steen boven moeten komen maar zo'n film zou bij hem nooit doorgaan. Desondanks vond ik hem een enige kerel met een ongelooflijke inzet voor zijn werk, Hoewel hij onderbaas was en eigenlijk helemaal niet meer mee behoefde te werken deed hij toch vaak de zwaarste en moeilijkste klussen tot zelfs het klimmen in bomen die moesten worden verwijderd. Hoe vaak ik hem ook zei, dit aan dejongeren over te laten, als het hem even te lang duurde was hij er al ingesprongen. Maar Piet werd in goede gezondheid 65 jaar en moest met pensioen waar hij helemaal geen zin in had. Hij stelde toen zelf voor of er dan niet een mogelijkheid voor hem was om b.v. door het schoonhouden van de terreinen toch nog in het terrein werkzaam te kunnen zijn.

108 109

Page 67: Herinneringen aan een rijk leven

Door hem op de loonlijst van de aannemer helmplanten te krijgen, kon-den we nog enige jaren aan zijn wens voldoen maar Piet werd toch vrij snel na zijn pensioen ernstig ziek waarbij ik hem nog vele malen heb opgezocht. Hij overleed ,na veel te weinig van zijn pensioen genoten te hebben.

Maar toen Piet met pensioen zou gaan zat ik wel met het probleem van een opvolger plaatsvervangend chef van de afdeling. Voor mijzelf had ik er geen enkele behoefte aan om een vreemde met een bosbouwkundige opleiding aan te stellen. Eerder dacht ik aan een van de drie jonge medewerkers die van zichzelf dachten voor die functie in aanmerking te zullen komen. Mijn plan legde ik voor aan ir. Bos die voor hij naar kantoor ging nog wel eens binnen liep. De drie zouden enige examen opgaven moeten doen en degene, die daarmee de beste resultaten zou behalen zou de nieuwe waarnemend chef van de afdeling worden. De jongste van de drie kandidaten die het laatst door mij was aangenomen was verreweg de meest geschikte man. Maar hoe dat die andere twee duidelijk te maken? Het plan werd door ir. Bos aan zijn directeur voorgelegd en de volgende dag kreeg ik toestemming om dat examenwerk maar klaar te maken.

De drie zouden op het hoofdkantoor in de stad onder toezicht van de ingenieur de opgaven maken en hij zou hun werk daarna ook beoordelen. Voor zover ik nog weet moesten ze rekenen (inhoud boomstam bepalen en ook benodigde verhouding voor een bespuiting met nicotine op de kwekerij ), een opstel maken ( weekrapport werkzaamheden), een schets maken van het Vrije Meijendel - gebied, en een opsomming maken van in het duin voorkomende planten. De uitslag van dat toch wel wat sinistere spel dat werd gespeeld en die van tevoren eigenlijk al voor mij vast stond bleek nog duidelijker dan was verwacht, Veloo behaalde veruit de hoogste cijfers en werd plaatsvervangend chef van de afdeling Beplantingen hetgeen door alle medewerkers van de afdeling als iets vanzelfsprekends is aanvaard. Later, toen de directeur eens langs kwam zei hij me: ,,Ik heb aan die examenopgaven die je toen gemaakt hebt wel gemerkt dat er een onderwijzer aan je verloren is gegaan"!

Al eerder, bij de herstelwerkzaamheden aan landerijen e.d. na het leggen van de zware pijpleiding van Bergambacht naar Wassenaar had Veloo al blijk gegeven over een goed organisatorisch talent te beschikken. De D.W.L. kreeg in hem een waardevolle opvolger voor het duinbeheer, waar ik erg blij mee was.

Na dat herstelwerk moesten schadeclaims bij de boeren worden behan-deld waarvoor ik met de chef Boekhouding, de heer van Dam vaak mee ging naar de soms lastige boeren in Moordrecht, die probeerden er goed beter van te worden. Van Dam, die voor geen kleintje vervaard was, kon zodanig voet bij stuk houden dat we wel eens onverrichter zake onder bedreigingen het erf moesten verlaten.

Enige tijd voor de viering van het 100-jarig bestaan van de D.W.L. heb ik het voorstel aan de directie gedaan om bij die feestelijke herdenking het bezoekend publiek een nieuw uitzichtpunt met een oriëntatietafel over het plassengebied op de Meijendelseberg aan te bieden. Men vond het meteen een uitstekend idee maar men vond het beter het niet zelf door onze afdeling te laten doen maar er zou een groot aantal kunstenaars worden uitgenodigd om daarvoor in onderlinge strijd een uitzonderlijk mooi ontwerp van te maken. Op uitnodiging kwam een groot aantal kunstenaars en enige leden van het gemeentebestuur naar de boerderij Meijendel van-waar we in optocht naar de Meijendelseberg trokken. Daar was men verbaasd over het uitzonderlijke fraaie uitzicht en blij daar een mooi ontwerp voor te mogen maken. Helaas door het veto van ik meen het raadslid Sickman werd het plan, ondanks de mooie ontwerpen die ervoor gemaakt waren van de tafel geveegd met het motief dat het terrein ter plaatse zo kwetsbaar was dat de te verwachte stroom bezoekers het totaal zou vernielen. Jammer!

110 1 111

Page 68: Herinneringen aan een rijk leven

Terreinbewaking - Jachtvogelbescherming

Een ander uitgewerkt plan dat uiteindelijk om voor mij onverklaarbare redenen nooit is uitgevoerd was het aanleggen van een nieuw fietspad dat vanaf het eind van de Scheveningse boulevard door de ,,zeereep", dus vlak langs het strand zou moeten doorlopen naar het Wassenaarse slag. Het oude fietspad van het pompstation Scheveningen naar hotel ,,Duinoord" zou dan uitsluitend voor intern verkeer gebruikt kunnen worden. Ir. Otto, destijds landschapsarchitect bij de Ned. Spoorwegen kreeg opdracht hiervoor een plan te ontwerpen. Hij heeft daarvoor ook nog een week of 10 dagen bij ons gelogeerd en dagen lang zijn we samen door de duinen van de zeereep op zoek geweest naar het gunstigste tracé dat hij uit-eindelijk op 1:1000 kaarten heeft uitgewerkt. Van een realisering van dit van de directie afkomstige plan is echter nooit wat gekomen.

De terreinbewaking, die destijds bestond uit ongeveer 6 man in vaste dienst en geüniformeerd en 10 man eveneens in uniform maar bij toerbeurt voor de weekeinden, berustte aanvankelijk onder de chef van de afdeling Winning en filters Pompstation. De vrijwilligers voor de zaterdag en de zondag waren van de afdelingen Beplantingen en van Winning en filters. Maar omdat er nogal eens vaak wrijving was tussen chef en ondergeschik-ten heeft Gurck mij tijdens een werkbezoek in Meijendel eens gevraagd of ik de Terreinbewaking niet onder mijn beheer zou willen overnemen hetgeen ik, waarschijnlijk uit collegialiteit, geweigerd heb.

Graag geef ik toe dat konijnen tot een bijzondere attractie van de duinen behoren maar als beheerder, die vooral met de vastlegging van dat kwetsbare terrein was belast heb ik ze ook vaak verwenst. Ze konden vooral injonge aanplant van helm of andere duinplanten dusdanig de zaak door vraat vernielen dat men haast gedwongen werd om alles met gaas te beschermen. Door de opzichters van de afdeling Terreinbewaking werden daarom veel konijnen afgeschoten maar ook andere personeelsleden hadden een vergunning voor afschot, klemmen of door het vangen door middel van fretten. Hoeveel ellende ik door de jaren van die dieren heb ondervonden ze zouden mij niet blij kunnen maken met een jacht-vergunning die ik natuurlijk wel had kunnen krijgen. Hoewel ik de noodzaak er dus wel van inzag had ik er niet de minste verwantschap mee. Ronduit ergeren kon ik me echter aan de ,jacht" op fazanten.

113

Page 69: Herinneringen aan een rijk leven

Dit verhaal moet beginnen met het zomerverblijf van de Koninklijke Familie ,,de Ruigenhoek" dat was gelegen in het ,,Koningsbos" onder de Scheveningse boulevard, In dat Koningsbos heb ik kort na de oorlog nog eens een vluchtige ontmoeting met Wilhelmina gehad die slechts bestond uit een wederzijdse hoofdknik. In dat stuk Ruigenhoek - terrein dat bij ons in beheer was werden elk voorjaar honderdenjonge fazanten opgekweekt. Dagelijks werden ze door de opzichter Piet Leeuwenburg van het Konink-lijk Jacht Departement van voer en water voorzien. Na daar enkele maanden beschermd te hebben gezeten werden ze losgelaten en verspreid-den zij zich over het grote duingebied. In het najaar kwam dan Prins Bernhard met 10 a 20 genodigden in een lange stoet auto's door het terrein voor dejacht. Ook een stel van mijn medewerkers was dan inmiddels door Leeuwenburg uitgenodigd om als ,,drijver" daarbij te assisteren. Het werd goed betaald en in het middaguur werd er, zo ik hoorde aan de Ruigenhoek dan prima erwtensoep opgediend. Hun werk bestond eruit om gewapend met stokken de fazanten uit de struiken en bosjes omhoog te jagen waarbij de vogels de lucht ingingen en zodoende een gemakkelijk mikpunt werden voor de vele geweren. Ook hazen en konijnen werden en passant meege-nomen en alle geschoten dieren werden hangend aan op jeeps gespannen draden in triomf achter de stoet personenauto's meegevoerd. Toen onze kleine omstreeks achtjarige neef Johan van Moolhuizen bij ons logeerde en de stoet met al die dode dieren aan zijn verschrikte ogen had voorbij zien gaan kwam hij ontsteld bij mijn vrouw binnen met de kreet ,,tante An, ik vind Prins Bernhard maar een grote schoft". Als de dag na de jacht Piet Leeuwenburg dan bij An aan de deur kwam om haar namens de Jager-meester van Hare Majesteit de Koningin mr. v. Zinnicq Bergman een koppel (hen en haan) fazanten aan te bieden was Kraaij (tot zijn schande) niet te beroerd ze lekker op te eten.

Ook het vogelonderzoek en de zgn., vogelbescherming die in het duin plaatsvond heb ik altijd kritisch bekeken en het altijd gezien als hobby voor een aantal mensen dat daarvoor bepaalde privileges van de directie wist te verwerven en zich heerlijk in de duinen kon uitleven op plaatsen waar een ander niet mocht komen, Zo werd voor het Centraal Nestkast Onderzoek dat Kees Stam leidde een onderkomen beschikbaar gesteld en werden nestkasten voor hen gemaakt.

De oude en de jonge vogels die daarin werden aangetroffen werden allen van een ring voorzien, gewogen, geslacht bepaald en nadat alles was geregistreerd werden ze weer losgelaten. Of zon vogel nou blij was met zo'n ring aan zijn poot daar ben ik nooit achter gekomen. Hetzelfde gold voor het ringen op het vogeltrekstation waar in de vogeltrektijd in de weekeinden altijd manlijke vrijwilligers bezig waren om vogels te vangen. Met lokvogels vastgezet op de banen die wij in onderhoud hadden werden de trekvogels op de banen gelokt waarna de klapnetten die vanuit de hut bediend konden worden, werden dichtgeslagen zodat de nietsvermoeden-de vogels waren gevangen en de procedure van wegen, meten, geslacht bepalen, ringen en registreren ook daar kon beginnen.

De zorg en de bewaking van de Meeuwenkolonie die door een aantal leden van de Ver. v. Vogelbescherming gedurende zeer veel jaren is verricht is weer een ander verhaal.

In de weekenden kwam men daar roostergewijs bijeen om de kolonie, waar duizenden meeuwen hun nesten hadden gemaakt, te bewaken voor rovers van eieren. Zelfs is er nog iemand aangesteld door de vereniging om ook buiten het weekend de kolonie te bewaken. Nadat men daar jarenlang driftig had geringd enz. kwam men plotseling tot de conclusie dat er veel te veel meeuwen in het terrein voorkwamen. Dezelfde mensen gingen nu met het uiterst giftige strichnine het veld in om de eieren een dodelijke injectie te geven en de eieren daarna weer in het nest te leggen. Dit om te voorkomen dat de vogel weer opnieuw zou gaan nestelen indien men de eieren uit het nest zou verwijderen, Dit alles is voor mij altijd een enigszins waanzinnig gedoe geweest.

Tijdens zijn ambtsperiode mocht Gurck graag zo af en toe een wandeling met me door Meijendel maken waarbij bleek, dat hij niet alleen een open oog voor het landschap maar ook voor de kleine dingen had. Zo was hij in het voorjaar steeds weer geboeid door de vrijwel onopvallende bloei van de oude iepen. Het leek soms wel of hij me om mijn werkkring benijdde. Zo maakte hij tijdens een etentje in de Boerderij Meijendel bij een bezoek van prof. Westhoof aan het terrein de geestige opmerking; ,,Die Kraaij zou eigenlijk voor dat mooie werk dat hij mag doen moeten betalen !".

114 1 115

Page 70: Herinneringen aan een rijk leven

Ook na zijn pensionering, zelfs toen hij bijna blind was, kon hij het niet nalaten mij zo af en toe eens op te bellen en in het voorjaar gegarandeerd met de vraag; ,,Kraaij, bloeien de iepen al ?", waarna ik vanzelf moeilijk anders kon antwoorden den met te zeggen dat we dat dan maar eens moesten gaan zien. Kwam je dan in het duin dan wist hij exact de plaats van een groot aantal specifiek door de zeewind gevormde bomen waar we langs moesten. Als we langs een oude schuine boom kwamen die bijna op de grond lag en die door het afglijden van kinderen een totaal gladde stam had gekregen kon hij er met zijn hand overheen strijken en ik hoor het hem, die zelf nooit kinderen had gehad nog zeggen; ,,Kraaij, TONNEN levensvreugde !".

Voor mijn gevoel hebben de nieuwe inzichten in het bosbeheer van de Commissie Duinbeplanting (in het bijzonder het verwijderen van naald-hout om daarmede het hier thuishorende loofhout met de daarmee gepaard gaande ondergroei meer kansen te bieden) ook elders in ons land een grote uitwerking op het beheer van onze bossen gehad.

Voor de opvolgers van Gurck, ir. Wijnstra, ir. Bosch, en als laatste die ik meemaakte, ir. Hieter was het pad door allerlei reeds opgestelde beheerplannen en beplantingsschema's voor het duin al voor een groot deel geeffend. Het merkwaardige is wel, dat bij een van zijn bezoeken aan Meijendel van directeur Bosch hem eens zelf gevraagd heb of het niet wenselijk zou zijn om bij een eventueel nieuw te benoemen ingenieur ook eens aan een landbouwkundig ingenieur (als bij de P.W.N. en de Amster-damse Waterleiding) te denken. Het duurde meen ik toen ook geen half jaar meer dat met de komst van ir. Swellengrebel, die al weer vrij snel plaats maakte voor ir. Otten, aan mijn suggestie gevolg werd gegeven waarmee ik vanzelfsprekend een deel van mijn zeer grote vrijheid van handelen kwijtraakte. Met al die eerder genoemde heren heb ik al die jaren een uitstekende verhouding gehad ir. Bosch spelde mij aan het eind van mijn diensttijd tot mijn stomme verbazing de koninklijke onderscheiding op de borst en ir. Hieter bezorgde ons op de valreep nog een adres voor een nieuwe woning in Apeldoorn.

Het verslag van het afscheid van de Duinwaterleiding van s' Gravenhage, dat later in het personeelsblad ,,de Sprang" verscheen moet maar het sluitstuk vormen van die zeer uitzonderlijke en bijzonder mooie werkkring die, met het wonen van ons gezin in Meijendel voor mij, mijn vrouw en de kinderen onvergetelijk was.

Ir. Bosch nam afscheid van me met o.a. de volgende woorden:

,,Mij spreekt de blomme een tale, Mij is het kruid beleefd, Mij groet het alternale dat God geschapen heeft".

Met betrekking tot het duin was dit steeds het thema van waaruit de opeenvolgende directies van de Duinwaterleiding hun taakstelling bena-derden.

Het was ook hoogst persoonlijk het thema van ANTOON I(RAAIJ. Kan het anders of hij en de D.W.L. moesten elkander vinden. Het was de inkwartiering van mijn voorganger (ir. Gurck) aan de Wassenaarseweg gedurende dejongste wereldoorlog die het contact deed ontstaan. Hij was het ook die uw betekenis en wat daaruit zou kunnen groeien van meet af aan heeft onderkend. Zijn doopceel luidde zo ongeveer een vakman (tevens een uitermate hartelijk en goudeerlijk mens) met eindeloos veel belangstelling op biologisch gebied, in het bezit van talloze daarop betrekking hebbende diploma's en getuigschriften, in het bezit ook van een eigen bibliotheekje en een man met een vasthoudende, ja ontembare belangstelling voor de natuur.

Dit was de aanleiding tot het entree, aanvankelijk in een naar huidige maatstaven gemeten, vrij lage positie. Daaruit groeide de ontwikkeling tot de baas van het duin, tot een groot chef van een voor dat duin uitermate belangrijke afdeling. Onbetwistbaar de baas en van grote waarde voor het bedrijf, dat geleidelijk aan bezig was zijn totale duinaanpak op moderne leest te schoeien. Gij waart daarbij de schoenmaker, nauw blijvend en ook filosofisch verwijlend bij diens leest.

116 2 117

Page 71: Herinneringen aan een rijk leven

Zo kon het duinbeheer voortreffelijk gedaan worden aan de hand van moderne ideeën: het werd trots, volhardend en bovenal intelligent uitge-voerd. U hebt uzelf daarbij nimmer gespaard.

Gij waart evenzeer heer Kraaij, een van die medescheppers van de (ook wetenschappelijk) hoogstaande sfeer met een overmaat aan hartelijke vriendschap waaruit destijds het gele boek (,,Beplanting en Recreatie in de Haagse Duinen") en onlangs het jubileumboek ,,Meijendel, duinwater-leven" konden ontstaan. Te midden van en met uw mensen, voor wiens belangen u steeds open oog had en op de bres stond, hebt gij tientallen jaren het beleid in het duin op een voortreffelijke wijze geleid en behan-deld. Het bedrijf is u daarvoor grote dank verschuldigd. Het verheugt zich erover, dat ik u als bewijs van erkenning ook van de zijde van onze Landsvrouwen een gouden eremedaille van de Orde van Oranje Nassau mag uitreiken. Gij waart ook daarbij heer Kraaij de man in het veld die naast een volmaakt rentmeester ook de zaken en de dagelijkse dingen van de ,,Stichting Inmaling Duinland" geruisloos, ja als een lopende trein liet verlopen. Het maakte mogelijk dat voortaan de directeur D.W.L. tevens regent Inmaling Duinland zou zijn. Een belangrijke onbezoldigde neven-taak voor dit Haagse diensthoofd die in diezelfde jaren in de gronden van de Inmaling Duinland de grote diepwaterwinning Kaswetering is (destijds de kurk waarop het bedrijf nog drijvend kon worden gehouden in de jaren voor 1955) aanlegde en ging exploiteren. De toenmalige regent en zijn opvolgers waaronder de huidige duinwaterleidingdirecteur, zijn u ook daarvoor grote dank verschuldigd, die zij thans tot uitdrukking brengen door u dit cadeau namens de Stichting Inmaling Duinland te overhandigen (conform het beginthema ,,Mij spreekt de blomme een tale") de 3 delen Wilde Planten uitgave van de Vereniging tot Behoud van Natuur -monumenten. Vele goede uren in gezondheid daarmede met de uwen heer Kraaij!

An en Anton Kraaij Afscheid A. Kraaij

Afscheid A. Kraaij met An, Klaas en Alie

118

Page 72: Herinneringen aan een rijk leven

Later verscheen in ,,de Sprang", het personeelsorgaan van de D.W.L., het volgende verslag:

Tijdens een druk bezochte afscheidsreceptie in de Kantine van de D.W.L. aan het Pompstation te Scheveningen werd de heer Kraaij onder meer toegesproken door de directeur, ir. Otten die ook nog wees op het naar de heer Kraaij genoemde: ,,KRAAIJEPAD". De heer Van der Kuur overhandigde een cadeau namens de chefs. Het 1-IERFO werd vertegen-woordigd door de heer Berkhout, terwijl ook de heren ir. Swellengrebel en Wals, directeur van de Haagse Plantsoenendienst, hun dankbaarheid over de heer Kraaij naar voren brachten. Vele cadeaus vergezelden de woorden, heer Kraaij schreef ons het volgende:

AAN ALLEN DIE MIJN AFSCHEID VAN DE D.W.L. TOT EEN ONVERGETELIJK SLUITSTUK

VAN MIJN LOOPBAAN HEBBEN GEMAAKT, BETUIGEN WIJ ONZE HARTELIJKE DANK.

119

Page 73: Herinneringen aan een rijk leven

Met Pensioen

We hebben in de Larensestraat wonend altijd veel loge's gehad, vooral familieleden uit Aalsmeer die graag eens naar den Haag kwamen. Zelf gingen we hoewel de verdiensten en ook het aantal vakantiedagen niet groot was toch altijd met vakantie waarbij de keren dat we met de familie Stol op stap zijn geweest niet onvermeld mag blijven. An had Mien Stol leren kennen in het ziekenhuis waar ze voor een galblaasonderzoek haar ontmoette en waaruit een jaren lang durende vriendschap ontstond. De vakanties die we gezamenlijk in de Kamphorst in Voorthuizen hebben doorgebracht, waar we soms liftend en soms op de tandem heen gingen blijven, hoe sober ze ook waren, voor de beide families toch nog steeds onuitwisbare leuke herinneringen. Hoewel ik echt niet het meeste ver-diende, eerst met mijn 22 en later met mijn 25 gulden in de week wist An daar nog altijd zoveel van over te houden dat ze anderen die aan het eind van de week al op zwart zaad zaten nog geld kon lenen hetwelk haar dan wel weer op tijd werd terugbetaald.

Doordat ze zo goed met haar geld kon omgaan was het ons toch mogelijk dat Ton, toen hij op advies van zijn scheikundeleraar eigenlijk naar de H.T.S. in Dordt zou moeten, met die studie die hij ook voltooide kon beginnen. In dat kosthuis waar hij enige jaren doorbracht leerde hij Klaas Romeijn kennen die later onze dierbare schoonzoon zou worden. Op zijn beurt ontmoette onze zoon tijdens zijn diensttijd in Assen, Froukje, een knappe groningse deern, waarmee hij later trouwde en die hem 3 dochters en ons, evenals Alie 3 kleinkinderen schonk. We mogen gerust zeggen dat we met dit stel maar ook met degenen waar die kleinkinderen in de loop derjaren mee thuis kwamen en nu mee samenleven een dierbare band hebben gesmeed die ons tot de dag van vandaag veel steun in ons leven heeft gegeven.

121

Page 74: Herinneringen aan een rijk leven

Ook Leen kwam, als hij met zijn sleepboot in Rotterdam lag, ons graag voor 1 of 2 dagen in den Haag opzoeken. Hij bleef ook wel eens 4 tot 5 weken weg als hij met de ,,Maipo" van de duitse maatschappij ,,VULCAN" steeds weer ,,naar boven " moest zoals hij zei. Hij bedoelde daarmee dat als ze b.v. uit Duitsland terug kwamen in Düsseldorf en dachten lekker naar Rotterdam te kunnen varen dat de kapitein daar dan weer opdracht had gekregen om eerst weer een stel rijnaken naar Mannheim te slepen. Halverwege zo'n reis stuurde hij ons dan vanuit de een of andere kroeg een bierviltje zonder envelop met groeten waarop adres en postzegel. Helaas heb ik er destijds nooit aan gedacht om zo'n curieuze ansichtkaart, waarvan de brievenbesteller ook wel opgekeken moet hebben, te bewaren.

Bij het naderen van mijn 65 jarige leeftijd had ik me al voorgenomen na mijn pensionering de dienstwoning, waarin we jaren lang met erg veel plezier hadden gewoond zo snel mogelijk te verlaten. Mijn directe opvolger C. Veloo wilde er onder geen beding van maken om daar in de eenzaamheid te gaan wonen, maar de tweede man, W. Rij nders daarente-gen, die verkering had en met trouwplannen liep, kon die verwezelijken toen hij de mooie woning kreeg toegewezen. Als inwoner van Wassenaar en werkzaam aan een gemeentelijk Haags bedrijf had ik ongetwijfeld spoedig in beide gemeenten wel een behoorlijke woning kunnen krijgen,

Het vooruitzicht echter geen enkele invloed meer te kunnen uitoefenen bij het beheer van de terreinen gaf me de zekerheid bij het zoeken naar een nieuwe woning ervoor te zorgen vooral niet te kort op het oude werkge-bied te komen zitten. Met mijn vrouw hebben we daartoe tal van pogingen ondernomen. Epe, Hoevelaken, Soest, de Noordoostpolder, Leusden, Otterloo, Vaassen, huurhuizen, koophuizen, alles hebben we afgereden totdat bij een van de regelmatige bezoeken aan onze kinderen in Apeldoorn de vraag werd gesteld waarom we niet in Apeldoorn zouden gaan wonen. Meteen zijn we naar hun huisbaas gereden, makelaar Roodenburg die alle Philips-huizen in Apeldoorn in onderhoud had waar we vertelden hoe we woonden en dus graag een huis zouden wensen met een geheel vrij uitzicht. Hij beloofde zijn best te zullen doen en binnen 14 dagen kregen we telefonisch bericht dat hij een passende woning voor ons had gevon-den. Het toeval wilde dat mijn directeur de heer Hieter die zich ook voor ons een woning te vinden mij diezelfde ochtend opbelde met de medede-ling dat ook hij een huis voor ons had in de wijk de Maten in Apeldoorn.

Meteen vrij genomen en samen naar Apeldoorn gereden waar de keus voor ons niet moeilijk bleekte zijn. Op nummer 41 van de Kruizemuntstraat werden we door de Zweedse familie Larsson die op het punt stond weer het geboorteland terug te keren hartelijk ontvangen. We waren het ook gauw met elkaar eens dat we voor een schappelijke prijs bepaalde dingen van hen zouden overnemen.

Dank zij de vele hulp van Klaas en Alie bij het schoonmaken, behangen, witten e. d. konden we op 30 december 1975 naar onze nieuwe woonplaats verhuizen. Het wonderlijke was wel, dat hoe zwaar An er tegenop had gezien naar de eenzaamheid van Meijendel te gaan ze het nu, bij het verlaten van die unieke plek het weer heel erg moeilijk had. We stuurden een toch wel uitzonderlijke verhuiskaart met een foto van het paar vertrekkende vogels voor het mooie huis dat ze gingen verlaten met de mededeling (naast onze goede wensen voor het komend jaar) dat we na 20 goede ,,Meijendel-jaren" in de Kruizemuntstraat te Apeldoorn weer een goed plekje meenden te hebben gevonden hetgeen ik, inmiddels ruim 17 jaar verder, gelukkig zonder meer kan beamen, Wat zou die gepensio-neerde toestand ons brengen ? Dat zou, achteraf bezien, heel veel blijken te zijn.

We waren het er beiden over eens dat An, voor wie haar huis altijd haar kasteel was geweest, daar de scepter moest blijven zwaaien en dat ik haar daarbij niet in de weg zou moeten lopen. Volop vrijheid voor die ouwe vogel dus om zich te kunnen ontplooiien, Het begon allemaal met een krantenadvertentie waarin werd uitgenodigd een vergadering van het Ouderenberaad bij te wonen. Omdat ik voelde nu ook bij die generatie te behoren ben ik daar maar eens gaan kijken met het gevolg dat al heel gauw tot secretaris werd gebombardeerd. Schafte me voor eigen rekening een schrijfhiachine aan en probeerde daarop met één vinger weg te komen hetgeen me, daar ik na die paar lessen op die oude Remington tijdens mijn U.L.O.-jaren nooit meer een schrijfiTlachine had gezien, met veel tobben uiteindelijk toch is gelukt. Weer een advertentie in de krant. Jongens in de wijk Zevenhuizen willen een volkstuinvereniging oprichten. Niet gek, dacht ik. Ik heb al eens meer een schop in mijn handen gehad dus wat let me ? De schop zou er echter helemaal niet aan te pas komen maar wel mijn Olivetti, want ik had er meteen mijn tweede secretariaat bij.

122 5 123

Page 75: Herinneringen aan een rijk leven

Het duurde jaren voor we van de gemeente over grond konden beschik-ken en toen dat eenmaal zo ver was had ik het inmiddels zo druk dat ik aan een tuin geen enkele behoefte meer had. Wel heeft het ons een heel stel vrienden voor het leven opgeleverd en met erg veel plezier kijk ik op de vele jaren van samenwerking met Bert en Elsie Braakman terug overwe-gend hoe uitzonderlijk plezierig het ook voor mijn vrouw is om opje ouwe dag nog zulke goede vrienden te mogen maken.

Na ongeveer tienjaar secretaris (zonder tuin) te zijn geweest vond ik het verstandiger die baan door een ander te laten doen waarna men mij tot erelid van die club heeft gemaakt. Wel heb ik het bijkomend baantje van nep PTT-er (het fietsend bezorgen van de brieven aan de leden van de club) tot vandaag de dag gelukkig nog kunnen volhouden.

Over nieuwe vrienden gesproken. Dat geldt trouwens ook voor Parvin en Aflaton Taeed. Mensen die voor hun rotsvast Bahai-geloofuit hun land Iran moesten vluchten en die ik bij toeval leerde kennen. Weer door het lezen van een advertentie kwam ik erachter dat er in het buurthuis een cursus frans zou worden gegeven. Omdat het me nog altijd dwars zat nooit die mooie taal te hebben geleerd heb ik me maar bij Henny Klaassen aangemeld en haar lessen tweejaar gevolgd. Dat tweede jaar kwam er een soort Sjah binnen die toen al beter frans sprak dan de lerares. Dat was Aflaton. Het duurde niet lang of Aflaton bracht zijn vrouw ook mee naar die cursus. Een beeldje in mijn ogen; een soort oosterse prinses. Het toeval wilde dat die gescheiden Henny weer een nieuw vriendje kreeg en in Groesbeek ging wonen. Toen Aflaton met mij na de laatste les naar huis fietste merkte ik op dat hij in het geheel geen frans meer nodig had maar wel Hollands moest leren waarbij ik hem aanbood hem gratis bij ons thuis les te willen geven Hij maakte daar gretig gebruik van en het duurde dan ook niet lang of zijn vrouw kwam ook bij ons thuis om nederlands te leren. Zelden heb ik zoveel voldoening van mijn werk gehad want na een paar jaar had ze geen tijd meer om te komen lessen omdat ze een prachtige baan als tolk bij het Ministerie voor Vluchtelingenhulp aangeboden kreeg. ,,Dat heb ik aan jou te danken PAP" waren haar woorden waar die ouwe Kraaij toch wel een beetje trots op was. Toch nog even memoreren dat ik aan het eind van het cursusjaar toen elke groep iets moest bedenken voor een feestelijke slotmiddag ook nog voor onze groep een frans toneelstukje in elkaar gedraaid heb!

Onze groep zat zogezegd in vakantiestemming en vakantie-outfit op en Parijs terras en hongerig geworden werd besloten om vis te bestellen. Aflaton was meen ik de ober bij wien toen tong werd besteld hetgeen zo klungelig gebeurde dat uiteindelijk het verkeerde franse woord voor tong bleek te zijn opgezocht en Aflaton onder verbazing van zijn gasten niet met een lekker visje maar met een paar gebraden schoenzolen aan kwam zetten zodat het etentje in een scheldpartij ontaardde. Geen stuk dat voor reprise in de Stadsschouwburg in aanmerking kwam maar dat toch leuk was om te doen.

Nog maar kort in Apeldoorn las ik van een cursus bridge en als liefhebber van het kaartspel ben ik die maar gaan volgen waarna ik de opgedane kennis op mijn vrouw overbracht. Als vervolg op de cursus automatisch lid geworden van die club die de cursus had georganiseerd en daarnaast jaren 's middags bridge gespeeld in een bejaardensoos.

Direct nadat we in Apeldoorn waren terecht gekomen zijn we weer gaan kaarten met onze oude vrienden uit den Haag, de familie van Tilborg. Omdat zij lid waren van de Klaverjasvereniging van de Rijkspolitie werden wij spoedig uitgenodigd om ook lid van dat keurkorps te worden. Ook An heeft daar enige jaren met veel plezier gespeeld.

Toen de gemeente omstreeks 1980 met het plan kwam om in het mooie Mheenpark op grote schaal huizen te gaan bouwen kwam via een oproep van het buurthuis de Trekpot een jong stel mensen in het geweer waar ik me ook bij aansloot. Hoewel ik alle vergaderingen wel trouw bijwoonde waren het uit juridisch oogpunt zulke knappe jongens dat ik me met de procedure nauwelijks kon bemoeien. maar wel merkte ik steeds dat zij mij als ouwe knar tussen dat stel jonge mensen graag in hun midden hadden. Aan het eind van deze bijeenkomsten deed vond voor mij een merkwaar-dige gebeurtenis plaats. Meermalen bezocht ik de bestuursvergaderingen van het Ouderenberaad in het gebouw van de Raad van Overleg en Advies, de R. 0. A. Vlak achter dat gebouw stond een schuur waar het kantoor van het J.A.C. in was gevestigd. Terwijl ik, niets vermoedend die schuur passeerde stormde een jonge vrouw, die later in Zuid Amerika ontwikke-lingswerk zou gaan doen naar buiten, viel me om de hals en gaf me (hetgeen toen allerminst de gewoonte was) spontaan een zoen.

124 1 125

Page 76: Herinneringen aan een rijk leven

Dit had een dusdanig schokkend effect op me, dat ik haar de volgende ochtend een mooi op die ouwe Olivetti getypt gedicht kon overhandigen waarin ik voorspelde dat ik die kus, evenmin als de kus waarmee de huishoudster van de heer de Moor me ooit in bed had gestopt tot in lengte van jaren niet zou vergeten. Het was een ingeving waar ze blij mee was maar het had met een romance niets te maken. Misschien komt kopie ervan ooit nog eens boven water.

Een kortstondige nieuwe uitdaging! Gedachtig aan het spreekwoord In het land der blinden is eenoog koning dacht Toon met zijn toch povere kennis der nederlandse taal deze kennis ook weer met een spanjaard te kunnen delen. Onze kleindochter had tijdens een vakantie in Spanje kennis aan eenjongen gekregen die, nog zeer moeilijk nederlands sprekend eens met zijn Renee bij ons op bezoek was waarbij ik Jose Luis vroeg of hij er wat voor voelde per briefwisseling wat meer van onze taal te leren hetgeen hij graag accepteerde.

Dit heeft wel geruime tijd geduurd maar ik heb zelf wel de overtuiging dat hij bij de liefkozingen van zijn geliefde meer nederlands heeft opgesto-ken dan uit mijn brieven, De bruiloft van hetjonge stel die we op onze oude dag nog in Spanje mochten meemaken was voor ons beiden een onverge-telijke gebeurtenis.

Een geheel nieuw hoofdstuk vormt wel de familie van der Brug. Hoe we daaraan gekomen zijn is me niet meer geheel duidelijk. Hij was vermoed ik ook lid van die volkstuinvereniging en was werkzaam aan de Apeldoornse Courant. Van der Brug die graag een praatjes maakte kwam eens bij ons met het aanbod dat indien hij eens iets voor die club kon doen men op hem kon rekenen, Al spoedig hoorden we van hem dat ze twee grote minder geestelijk zwak begaafde kinderen hadden die hun voor de toekomst heel grote zorgen baarden. Een zoon van 1 4jaar en een meisje van 20 die beiden op de aangepaste scholen uiterst weinig geleerd hadden zodat het meisje totaal niet kon rekenen en de jongen geen letter kon lezen. Ik heb hen aangeboden te proberen beide kinderen wat meer kennis van die vakken bij te brengen. Sieka is nu 25, is bij mij met de tafels van twee tot en met 10 begonnen en kan nu aardig rekenen en ook met geld omgaan. Erik die iedere maandagmiddag graag weer komt is nu na vijfjaar zover dat hij een klein beetje kan lezen. Inmiddels ben ik daar ruim 5 jaar mee bezig en heb gemerkt over engelen-geduld te moeten beschikken om dit vol te houden daar ik tevens merk, hoe moeilijk het voor die mensen is om de met moeite verkregen kennis vol te houden.

Desondanks ga ik er, zo lang ze beiden uit eigen beweging nog naar me toe willen komen rustig mee door waarbij ik me er wel over verbaas dat hen, hetgeen ze van mij geleerd hebben niet door hun ouders is bijgebracht. Een paar jaar geleden heb ik mevrouw van der Brug nog geholpen bij een cursus nederlandse taal die ze volgde en daar toch veel moeite mee had en ook ben ik al enige jaren bezig met van der Brug die nog weer wat engels van me hoopt te leren.

Vorig jaar deed een oude buurjongen die wist dat ik iemand nog wel eens met studie hielp een beroep op me om hem te helpen met zijn studie duits. Hij kon er op de H.A.V.O. nooit een voldoende voor krijgen, zat een half jaar voor zijn examen, wilde doorgaan voor economie, maar vreesde door zijn duits niet voor zijn diploma te zullen slagen. Door wekelijks een paar uur bij mij te komen lessen had hij al gauw veel betere cijfers en bij het behalen van zijn diploma had hij het beste cijfer voor dat vak. Het mag dan allemaal geen cent opleveren maar voor je zelf heb je er een geweldige voldoening mee en mijn vrouw beleeft er ook het nodige plezier aan.

ZOU MIJN OUWE DIRECTEUR DE HEER BOSCH DAN TOCH NOG GELIJK HEBBEN GEHAD TOEN HIJ ME EENS ZEI DA T ER AAN MIJ EEN ONDERWIJZER

VERLOREN WAS GEGAAN?

126 127

Page 77: Herinneringen aan een rijk leven

Terugblik

Hoewel ik allerminst vind dat ik een tragische jeugd heb gehad heb ik in mijn jonge jaren wel altijd het gevoel gehad tot de ,,Habenichts" te behoren. Dat merkte ik op de tuinbouwschool tussen al die jongens uit de zgn. betere kringen die altijd meer centen op zak hadden dan ik. Maar het feit niet verwend te zijn heb ik later toch altijd erg weten te waarderen. Dat die Kraaijen een beetje slaafs zijn wat ik wel eens heb horen zeggen en zich altijd maar dienstbaar willen maken heeft wel een paar oorzaken. Ten eerste, de opname van ons in verscheidene en ook totaal verschillende gezinnen waar je geen commentaar kon leveren alsje iets werd opgedra-gen. Ten tweede, mijn eigen visie op de zin van het leven hetgeen voor mij in een woord dienen betekent of wel je dienstbaar maken voor zover dat in je vermogen ligt voor al diegenen, die je op je levensweg tegenkomt. Mijn gehele leven evenwel overziend vind ik dat ik behoor tot de uitver-korenen of, als ik gelovig zou zijn tot de begenadigden die ongetwijfeld met een, maar minstens een heel stel geweldige en ook nog mooie be-schermengelen moet hebben. Er zijn dan ook maar weinig dingen die mij niet zijn toebedeeld hoe wel ik het wel jammer vind in mijnjongejaren niet te hebben gedanst en in ,,de Spijkerbak" of bij ,,Aalsmeers Fanfare" klarinet heb leren spelen. Dit valt echter totaal in het niet bij al datgeen ik meekreeg van al diegenen die op voortreffelijke wijze voor mij zorgden en zij die het leven met mij tijdelijk deelden. Tot mijn grootste rijkdom reken ik het feit dat men mij godsdienstig in alle vrijheid heeft opgevoed hetgeen ik aan mijn vader, zelfvan gereformeerde huize die al tijdens de eeuwwis-seling vrijdenker moet zijn geworden, te danken heb.

De mogelijk religieuze inslag die nog in mijn persoontje te vinden is zal ik dan wel van mijn katholieke moeder hebben die helaas veel te vroeg gestorven is. Of ik van haar dan wel van mijn vader de liefde voor muziek heb mogen erven is me niet duidelijk; wel kan ik met ABBA zeggen vooral wat betreft de grote componisten ,,Thank you for the music you always gave to me! " .

129

Page 78: Herinneringen aan een rijk leven

Gedurende mijn gehele leven ben ik, als een ieder in dit land, door gesprekken, radio, televisie enz. geïndoctrineerd met de christelijke beginselen van velerlei pluimage. Avonden heb ik gepraat met Mormonen, Jehova's en hoe ze zich ook mogen noemen, maar niemand heeft mij mijn mening kunnen ontnemen dat al die heilige boeken, de bronnen van de talrijke godsdiensten het werk van mensen is en dat die boeken bovendien altijd door mannen opgesteld zijn. Het is voor mij dan ook onbegrijpelijk dat uiterst verstandige mensen vandaag de dag nog kunnen geloven in het bijbelse scheppingsverhaal, in engelen, hel en hemel. Het is maar net waar je op de wereld komt en met welk dogmaje wordt grootgebracht, zodat men dan gewoonlijk, bang gemaakt voor de te verwachten straf, die de afvallige gegarandeerd is voorspeld, daarvan uiterst moeilijk kan losko-men. Vanzelfsprekend dat men alle boeken, die de basis vormen voor de vele grote godsdiensten laat beginnen met de woorden: ,,Dit is de enigste waarheid" of met zinnen met dezelfde strekking. De oorsprong en een mogelijk einde van het heelal, evenals de zin dan weide onzin van het leven was vanaf het begin der mensheid een onbegrijpelijk raadsel en dat zal het mijns inziens ook altijd wel blijven. Als men al dit onbegrijpelijke opvangt door te spreken van het werk van God of Allah of hoe hij (niet zij!) ook genoemd moge worden losje dat wel aardig op maar ben je in feite nog even wijs. Voor mij is het altijd wel verwonderlijk dat men altijd over een mannelijke schepper, de Heer, moet spreken en bij dit alles niet aan de Vrouw denkt. Binnen elke godsdienst of sekte worden de gelovigen meteen de nodige verplichtingen dan wel geboden en verboden opgelegd. Door alle eeuwen heen zijn hel en verdoemenis gepredikt. Angst voor de dood, die nu eenmaal bij het leven hoort, is dan ook vaak het gevolg van deze bangmakerij, voor de gepredikte berechting later door een z.g.n. Hemelse Vader, hoe die er ook uit mag zien.

Welk geloof of welke kleur een mens ook heeft doet er voor mij niet toe. Elk mens moet overal kunnen leven in volle vrijheid van denken. Voor mij dient de godsdienst los te staan van de staat. Na al het afschuwelijke leed dat de joden door alle eeuwen heen is overkomen blijf ik het toch een misvatting vinden dat door het Zionistich denken de joodse staat Israël is ontstaan, hoewel dit alles wel begrijpelijk is. Binnen iedere godsdienst worden de felste gevechten geleverd en tot vandaag de dag proberen mensen van verschillend geloof elkaar uit te roeien. Naar ik meen zou Marx ooit geschreven hebben dat godsdienst opium voor het volk is. Als ik vandaag de dag zie wat er gebeurt in al die landen in Europa, Azie, Afrika, waar men elkaar om het geloof op de meest afzichtelijke manier uitroeit dan wel elkaars geloof met geweld probeert op te leggen ga ik geloven, dat hij met die uitspraak niet zo ver mis was.

Het eigen geweten is de maatstaf die ik mezelf opleg, wetend dat dit evenzeer geldt voor een gelovig mens van welke godsdienst dan ook en tevens dat het geweten altijd zeer rekbaar is. Ook twee mensen met dezelfde godsdienst zullen over allerlei zaken verschillend kunnen denken. Het eigen geweten zal ook daar de doorslag geven. Hoewel ik altijd probeer internationaal te denken betrap ik mezelf toch vaak op mijn chauvinistische, nationalistische gevoelens. Toch zal m.i. de wereld naar een grotere eenheid moeten groeien waarin de diverse landen toch in taal en cultuur zichzelf moeten kunnen blijven. Hoewel ik alle bewondering en respect heb voor de wijze waarop onze huidige Koningin zich van haar taken kwijt was ik al vroeg en ben ik nog steeds een aanhanger van de republikeinse staatsvorm. Het automatisch bij de geboorte al de geroepe-ne te zijn om later het hoogste staatsambt te gaan vervullen is m.i. een absurde zaak die (gelukkig!) soms nog heel goed terecht komt. Bovendien moet het toch wet iets afschuwelijks zijn om door geboorte met die verplichting opgezadeld te worden. Die taak behoort m.i. toe te komen aan die vrouw of man, die tijdens het leven al heeft getoond die verheven post waardig te zijn.

130 1 131

Page 79: Herinneringen aan een rijk leven

Maar wie ben ik? Ben ik belangrijker in het heelal dan al die duizenden mieren die ik tijdens mijn leven al heb doodgetrapt ? Behoren al die verwekkers van de meest vreselijke ziekten die mens en dier kunnen treffen ook niet tot de schepping waar we die god dan voor moeten prijzen? Mijn geloof in een leven na de dood beperkt zich tot datgene dat men erfelijk van voorouderlijke geslachten heeft meegekregen, zowel de goede, maar niet te vergeten ook de slechte waar men het dan maar mee moet doen. Ook door hetgeen een mens tijdens zijn helaas korte leven in goede en kwade zin aan anderen overdraagt maakt een mens in zekere mate dan wel uitgesproken onsterfelijk. Geen angst dus voor de dood, de dood hoort bij het leven. Wel hoop ik op een enigszins waardige manier uit het leven te mogen stappen en zo zulks niet het geval zou mogen zijn dat er dan altijd nog wel iemand zal zijn die zich daarover zal ontfermen.

Tot slot kan ik gerust stellen dat ik met mijn vrouw een buitengewoon rijk leven heb gehad waarop we samen na 57 jaar huwlijksleven nog altijd met plezier terug kijken Mijn oude baas Gurck stuurde ons eens een nieuwjaarswens waarbij hij ~ »Kapitalisten in het geluk" noemde. Hij zat er, geloof ik, niet zo ver naast! An en Anton Kraai], 1994

Apeldoorn, febr. 1994.

132