Upload
others
View
0
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
HET MONSTERPROCES De rechtszaak tegen het Gentse Kollektief Anticonceptie in het kader van haar
participatie aan de abortusbeweging (jaren 1970-1990)
Aantal woorden: 29.363
Lori Verhoeven Studentenummer: 01400715
Promotor: Prof. Dr. Gita Deneckere
Copromotor: Dr. Donald Weber
Leescommissaris: Drs. Laura Nys
Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad Master in de Geschiedenis
Academiejaar: 2017-2018
- 1 -
Verklaring i.v.m. de consulteerbaarheid
De auteur en de promotor(en) geven de toelating deze studie als geheel voor consultatie
beschikbaar te stellen voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen
van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk
te vermelden bij het aanhalen van gegevens uit deze studie.
Het auteursrecht betreffende de gegevens vermeld in deze studie berust bij de promotor(en).
Het auteursrecht beperkt zich tot de wijze waarop de auteur de problematiek van het
onderwerp heeft benaderd en neergeschreven. De auteur respecteert daarbij het
oorspronkelijke auteursrecht van de individueel geciteerde studies en eventueel bijhorende
documentatie, zoals tabellen en figuren. De auteur en de promotor(en) zijn niet
verantwoordelijk voor de behandelingen en eventuele doseringen die in deze studie geciteerd
en beschreven zijn.
- 2 -
Dankwoord
Het neerschrijven van een masterproef doe je niet alleen. Gedurende dit proces heb ik het
geluk gehad veel behulpzame individuen rond mij te hebben. Bij het doorploeteren van
verscheidene archieven kreeg ik steeds veel bijstand. Ik wil graag de archivarissen van het
Rijksarchief Antwerpen-Beveren bedanken om mij, ondanks tegenslagen, terug op het juiste
spoor te zetten. De mensen van het Amsab-ISG om mij via aanwijzingen op weg te zetten in
het grote archiefwerk. De archivarissen van het AVG en RoSa om mee te helpen grasduinen
in de databanken op zoek naar relevant materiaal. Daarnaast wil ik ook Rein Bellens
uitgebreid bedanken om mij altijd te woord te staan, mij in haar privé-archief op zolder
wegwijs te maken en om mijn thesis na te lezen op technische fouten. Ook mijn respondenten
verdienen een woordje van dank, omdat ze me in hun verleden lieten duiken en mij telkens
zeer hartelijk hebben ontvangen.
Heel veel dank en appreciatie gaat uit naar mijn vrienden en familie om er steeds voor mij te
zijn gedurende dit proces. Ik kon altijd bij hen terecht voor goede raad of gewoonweg een
luisterend oor om mijn gedachtenstromen op af te sturen. Bovendien stonden ze altijd klaar
voor de nodige ontspanning tussendoor. Speciale dank gaat uit naar Bo Billiet en Caroline Van
Sumere om mij altijd bij te staan in de dieptepunten van dit proces en mij terug op de goede
weg te zetten. Ik had het geluk dat zowel Rein Bellens, Bas Spliet als mijn mama de tijd namen
om mijn eindwerk door te nemen. Ik zou er echter niet geraakt zijn zonder mijn gezinsleden,
mijn ouders, broer en zus, die mij altijd heel veel liefde geven en mijn steun en toeverlaat zijn.
Mijn lieve mama stond altijd paraat om op elk uur van de dag naar mijn dilemma’s en twijfels
te luisteren om me vervolgens weer vol goede moed achter mijn laptop te zetten.
Tenslotte wil ik ook mijn promotor prof. Dr. Gita Deneckere hartelijk bedanken. Van bij het
begin gaf zij mij steeds goed advies om mijn pad langzaamaan te versmallen totdat ik op de
juiste probleemstelling stuitte. Gedurende het afnemen van de interviews heeft ze mijn blik
verruimd, opdat ik niet vast zou blijven hangen aan bepaalde aspecten en reikte ze
interessante spilfiguren aan om te bevragen. Daarnaast wil ik tevens mijn co-promotor Dr.
Donald Weber en leescommissaris Drs. Laura Nys bedanken voor de tijd te nemen om mij
constructieve tussentijdse feedback te geven en deze masterproef te lezen. Welbeschouwd,
wil ik ook de gehele opleiding Geschiedenis aan de UGent bedanken om mijn interesse in deze
thematieken aan te wakkeren en de ambitie op te wekken om hierrond onderzoek te voeren.
- 3 -
Inhoudsopgave
INTRODUCTIE ................................................................................................................... 5
PROBLEEMSTELLING ......................................................................................................... 8
THEORETISCH KADER ...................................................................................................... 12
1. ONDERZOEKSVELD ............................................................................................................................. 12
1.1 Vrouwen- en gendergeschiedenis ........................................................................................... 12
1.2 Abortusbeweging als sociale beweging .................................................................................. 14
1.3 Kwalitatief onderzoek ............................................................................................................. 17
1.4 Mondelinge geschiedenis ........................................................................................................ 18
2. AFBAKENING MASTERPROEF ................................................................................................................ 19
3. BRONNEN ......................................................................................................................................... 20
4. LITERATUUR ...................................................................................................................................... 25
5. MOGELIJKE BEPERKINGEN ................................................................................................................... 27
DEEL 1 - ABORTUSBEWEGING .................................................................................. 29
HOOFDSTUK 1: ABORTUS IN DE TABOESFEER (1880-1960) .............................................. 29
HOOFDSTUK 2: ABORTUS ALS STRIJDPUNT VAN DE VROUWENBEWEGING (JAREN 1970) 33
1. ONTSTAAN VAN DE VROUWENBEWEGING .............................................................................................. 33
2. ABORTUS ALS STRIJDPUNT ................................................................................................................... 35
3. EERSTE ABORTUSKLINIEKEN OF -CENTRA ................................................................................................ 39
DEEL 2: ONTSTAAN KOLLEKTIEF ANTICONCEPTIE (1980) .............................. 41
HOOFDSTUK 3: DRIJFVEREN ACHTER HET KAC ................................................................. 41
1. CLANDESTIENE ABORTUSSEN ................................................................................................................ 41
2. ABORTUSTOERISME ............................................................................................................................ 42
3. IDEOLOGISCHE DRIJFVEREN .................................................................................................................. 44
HOOFDSTUK 4: KOLLEKTIEF ANTICONCEPTIE IS EEN FEIT ................................................. 45
HOOFDSTUK 5: PARTICIPATIE KAC AAN ABORTUSBEWEGING .......................................... 48
DEEL 3 - ‘MONSTERPROCES’ (1983-1992) .............................................................. 51
HOOFDSTUK 6: WAT? ..................................................................................................... 51
HOOFDSTUK 7: VAN VRIJSPRAAK NAAR VEROORDELING NAAR VRIJSPRAAK ................... 53
HOOFDSTUK 8: RECHTSZAAK ALS KATALYSATOR? ........................................................... 56
1. ‘MONSTERPROCES’ UITGELOKT? ........................................................................................................... 56
- 4 -
2. DE ZAAK PEERS ALS EERSTE GROTE ABORTUSPROCES ................................................................................ 57
3. DE REACTIES BLEVEN NIET LANG UIT ...................................................................................................... 58
4. DE POLITIEK REAGEERDE ...................................................................................................................... 60
5. ABORTUSPROCES ALS MOBILISATOR VOOR BEWEGING EN PUBLIEKE OPINIE? ................................................ 62
HOOFDSTUK 9: HET ‘MONSTERPROCES’ EN DE MEDIA .................................................... 65
1. BELANG MEDIA BIJ SOCIALE BEWEGING .................................................................................................. 65
2. BERICHTGEVING OVER HET MONSTERPROCES .......................................................................................... 66
HOOFDSTUK 10: INVLOED ‘MONSTERPROCES’ OP KAC .................................................... 68
1. NEGATIEVE EFFECTEN ......................................................................................................................... 68
2. GUNSTIGE GEVOLGEN ......................................................................................................................... 70
HOOFDSTUK 11: INVLOED PUBLIEKE OPINIE EN WETGEVER ............................................ 76
1. TEGENSTANDERS VAN ABORTUS KWAMEN UIT HUN KAMP ......................................................................... 76
2. MOBILISEREND EFFECT? ...................................................................................................................... 77
HOOFDSTUK 12: TABOE DOORBROKEN? ......................................................................... 81
CONCLUSIE ..................................................................................................................... 84
EPILOOG ......................................................................................................................... 86
BIJLAGEN ........................................................................................................................ 90
INTERVIEW MET FRANS VAN ACOLEYEN..................................................................................................... 90
Biografische notie ......................................................................................................................... 90
INTERVIEW MET REIN BELLENS ................................................................................................................. 99
Biografische notie ......................................................................................................................... 99
INTERVIEW MET GRETA CRAEYMEERSCH .................................................................................................. 113
Biografische notie ....................................................................................................................... 113
INTERVIEW MET MARC COSYNS ............................................................................................................. 123
Biografische notie ....................................................................................................................... 123
BIBLIOGRAFIE ............................................................................................................... 133
ONUITGEGEVEN BRONNEN .................................................................................................................... 133
MONDELINGE BRONNEN ....................................................................................................................... 134
TIJDSCHRIFTEN EN KRANTEN .................................................................................................................. 135
WEBSITES........................................................................................................................................... 136
LITERATUUR ........................................................................................................................................ 136
LIJST MET AFKORTINGEN .............................................................................................. 144
- 5 -
Introductie
Een eindwerk kan een zeer mooi sluitstuk vormen van de studies. De keuze van mijn
onderwerp ligt dan ook in het verlengde van mijn persoonlijke en historische interesses.
Reeds van bij de aanvang van mijn studies Geschiedenis aan de Universiteit Gent koesterde
ik een zekere fascinatie en engagement tegenover alles wat te maken heeft met feminisme
en vrouwenbewegingen. Deze interesses stuurden mij gedurende mijn studies in een
bepaalde richting. Waar mogelijk, probeerde ik deze belangstelling te integreren in mijn
historische vakken en werken. Gender en hekserij, de eerste vrouwelijke professoren aan de
Universiteit Gent, (on)kuisheid aan het (thuis)front tijdens de Eerste Wereldoorlog en de
troostmeisjes van de Tweede Wereldoorlog waren enkele van mijn gekozen onderwerpen om
te onderzoeken. Gender en de geschiedenis van vrouwen vormen duidelijk een rode draad
doorheen mijn parcours als geschiedenisstudente. Voor de afbakening van het onderwerp
van mijn masterproef zocht ik opnieuw deze rode draad op.
Vanuit mijn persoonlijke interesse botste ik al snel op abortus als thematiek. Een thematiek
die mij toeliet dieper in de geschiedenis van de Vlaamse vrouwenbeweging te duiken en de
evolutie van de huidige abortuswet te doorgronden. Abortus vormt een ontzettend complex
onderwerp. Een oordeel vellen over abortus vergt vaak tal van nuances. Een eenvoudig
antwoord formuleren op de vraag ‘ben jij voorstander van abortus?’ is vrijwel onmogelijk. Een
snel, vaak nauwelijks overwogen antwoord houdt hoogstwaarschijnlijk geen rekening met de
diverse factoren die bij een abortus komen kijken. Het is dan ook niet mijn bedoeling om mijn
standpunt in mijn masterproef duidelijk naar voren te schuiven. Een volledig objectief
perspectief is echter onmogelijk en is ook niet wat ik in deze masterproef trachtte te bereiken.
Dit werk gaat niet over mijn persoonlijke visie maar over een stukje historiek van de huidige
abortuswet en de strijd die daarvoor is geleverd.
Abortus blijft tot op de dag van vandaag een controversieel strijdpunt. In België is er sinds de
jaren 1970 langzamerhand een netwerk van abortuscentra uitgebouwd. Dat is echter nog niet
overal het geval. Clandestiene vruchtafdrijvingen gaan vaak gepaard met gevaarlijke
medische complicaties. Landen waar abortus is toegelaten krijgen de kans een professioneel
netwerk uit te bouwen waarbinnen op een bekwame, relatief veilige manier abortussen
kunnen worden uitgevoerd. Landen met een restrictieve abortuswetgeving daarentegen
kunnen vruchtafdrijvingen niet verhinderen. Integendeel, het aantal overlijdens als gevolg
van een abortus ligt in deze landen hoger. Een abortusverbod belet dat een vruchtafdrijving
op een veilige manier kan gebeuren. Internationaal gezien is er dus nog veel werk aan de
- 6 -
winkel inzake abortus.1 Ook in België is de strijdbijl evenwel nog niet volledig begraven. Zo
zijn er diverse opiniemakers die vraagtekens plaatsen bij de verplichte wachttijd van 6 dagen
en de grens op 12 weken.2 Begin juli 2018 dienden de vier federale meerderheidspartijen, N-
VA, CD&V, OpenVld en MR, een wetsvoorstel in om abortus uit het strafrecht te halen. De
wet Lallemand-Michielsens van 1990 zorgde in België voor een gedeeltelijke depenalisering
van abortus, maar het bleef wel in de strafwet staan. Het wetsvoorstel van juli haalde abortus
nu wel uit de strafwet en plaatste het in een aparte wet, waarin nog steeds bepaalde
voorwaarden en sancties worden opgesomd, maar waar het concept van de ‘noodtoestand’
van de vrouw verdwijnt. Dit wetsvoorstel legt bovendien de controverse bloot die vandaag
de dag nog steeds gepaard gaat met abortus. De bisschoppenconferentie betreurt
bijvoorbeeld dat hierdoor een vruchtafdrijving geen overtreding meer is, maar een recht.3 In
progressieve hoek bejubelt echter ook niet iedereen het wetsvoorstel. In deze kringen luidt
het dat zolang de sancties van kracht blijven, vrouwen nog steeds worden gecriminaliseerd.4
Abortus is dus nog steeds maatschappelijk relevant, zowel in de internationale als een
nationale context.
Quasi de helft van alle abortussen vindt plaats in de illegaliteit.5 De wet Lallemand-
Michielsens van 1990 had geen significante invloed op het aantal abortussen. Het totale
abortuscijfer verschilt nauwelijks vóór en na de wet. Dit impliceert dat niet de wetgeving op
zich een aanzienlijk effect heeft op het aantal vruchtafdrijvingen, maar eerder het
anticonceptiebeleid, seksuele voorlichting en een open klimaat waarin seksualiteit niet langer
in de taboesfeer bleef hangen.6 Nog steeds is het moeilijk om open en bloot over abortus te
spreken. Het blijft een onderwerp dat niet snel wordt aangesneden. Thema’s zoals drugs,
alcohol en homoseksualiteit krijgen steeds meer aandacht en verschijnen meer en meer op
het publieke forum.
Met deze context in het achterhoofd vormde het taboe rond de abortuskwestie, dat de
abortusbeweging trachtte te doorbreken, de rode draad doorheen mijn masterproef. De
1 Kafil Yamin, “Abortus massamoordenaar in Indonesië. Ondeskundige en barbaarse methode eisten vorig jaar 750.000 tot één miljoen doden,” De Morgen, 11.01.2000. 2 Janneke De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie. De geschiedenis van de Gentse abortusbeweging en het Kollektief Antikonceptie: 1970-2002” (masterproef, Universiteit Gent, 2006), 121-3. 3 “Meerderheid dient wetsvoorstel in om abortus uit strafwet te halen,” De Morgen, 03.07.2018, geraadpleegd op 25.07.2018, http://www.demorgen.be. 4 Marjan Justaert, “Kritiek op abortusakkoord neemt toe,” De Standaard, 09.07.2018, geraadpleegd op 25.07.2018, http://www.standaard.be. 5 Marc Hooghe, “De liberalisering van abortus als strijdpunt in de Belgische politiek 1971-1990,” Res Publica 32, nr. 4 (1990): 509. 6 Nancy De Vogelaere, “De Belgische abortuswet van 3 april 1990. Evolutie en politiek-maatschappelijke gevolgen” (masterproef, Universiteit Gent, 2000), 4.
- 7 -
tweede feministische golf hanteerde innovatieve mediagenieke acties, waardoor de
onderliggende problematieken die men aankaartte de publieke opinie bereikten. Deze soms
provocatieve acties kregen steeds vaker een plaats in de media. Op die manier raakten de
taboes die op seksualiteit en abortus lagen, doorbroken en werden deze zaken bespreekbaar
gemaakt. Vanuit deze invalshoek en interesse kwam ik bij de probleemstelling van mijn
masterproef. Vooraleer er op politiek of juridisch vlak veranderingen kunnen worden
doorgevoerd, moet het eerst en vooral mogelijk zijn om hier openlijk een maatschappelijk
debat over te kunnen voeren. Abortus was een maatschappelijke kwestie die lang onder de
radar bleef en vanaf de jaren 1960 meer en meer naar de oppervlakte kwam en een
onderwerp in gesprekken en debatten vormde. In mijn masterproef ligt de focus op de
abortusbeweging en de weg die zij moest afleggen om abortus op de politieke agenda te
plaatsen.
- 8 -
Probleemstelling
Het allereerste Belgische abortuscentrum opende zijn deuren in 1975.7 Het zou echter nog
tot 3 april 1990 duren vooraleer abortus gedeeltelijk werd gedepenaliseerd.8 In de periode
tussen 1975 en 1990 stemde de realiteit steeds minder overeen met de restrictieve
abortuswet in België. Deze kloof tussen praktijk en wet wou de abortusbeweging uit de weg
ruimen. Abortus verdiende, volgens haar, geen plaats in het strafrecht. Tal van dokters,
verpleegsters en andere medewerkers zetten zich jarenlang in om in de illegaliteit abortussen
uit te voeren bij vrouwen die, om diverse persoonlijke en medische redenen, hun
zwangerschap wensten te onderbreken. Abortus liberaliseren vormde een belangrijke eis van
de vrouwenbeweging. De vrouw moest zelf kunnen beslissen over het moederschap. De
abortusbeweging ging dus de strijd aan om abortus uit het strafrecht te halen. Die jarenlange
strijd kende een hobbelig parcours. De eindmeet werd pas bereikt in 1990, toen abortus,
dankzij de wet Lallemand-Michielsens, mogelijk werd gemaakt in de eerste twaalf weken van
de zwangerschap en indien er sprake was van een noodtoestand.9 Een publiek debat over de
abortuskwestie werd lange tijd erg bemoeilijkt door de taboesfeer. De abortusbeweging
engageerde zich om dit taboe te doorprikken. In deze masterproef buig ik mij over de
geschiedenis van dit taboe en op welke manieren het langzaamaan barsten begon te
vertonen. Hierbij focus ik mij op de mogelijke impact van een rechtszaak, met name het
proces tegen het Gentse abortuscentrum Kollektief Anticonceptie, en de media-aandacht die
dit genereerde.
Om de context van mijn masterproef te schetsen, is het van belang om eerst en vooral het
ontstaan van de (Gentse) abortusbeweging in kaart te brengen. In een tweede hoofdstuk sta
ik dan ook kort stil bij de jaren ‘70, waar de kiemen van de abortusbeweging ontstonden. Hoe
zag de Vlaamse vrouwenbeweging, waaruit de abortusbeweging groeide, eruit? Waar is de
eis om abortus uit de strafwet te schrappen ontstaan? Welke spelers drukten hun stempel op
deze beweging? Hoe was het met de abortuspraktijk gesteld? De jaren ‘70 kenmerkten zich
door het uitbundige activisme van de vrouwenbeweging. Het begrip ‘vrouwenbeweging’
hanteer ik als een verzamelnaam voor allerlei groeperingen, waaronder een grote diversiteit
heerste. Zowel qua ideologie, aanhang als strategie was er een grote variatie binnen deze
groeperingen. De strijd voor de liberalisering van abortus bracht deze verschillende spelers
7 Gily Coene en Sophie Bollen, eds. Nog altijd baas in eigen buik? Een kritische doorlichting van de Belgische abortuswetgeving en -praktijk. (Brussel: VUBPress, 2013), 45-6. 8 Karen Celis en Gily Coene, “Nog altijd een vrouwenrecht? Belgische voor- en tegenstanders van abortus 25 jaar na de wet,” Brood en Rozen 20, nr. 4 (2015): 9. 9 Wim Trommelmans, Lieve Blanquaert en Ria Goris, Vlaanderen vrijt! 50 Jaar seks in Vlaanderen. (Leuven: Van Halewyck, 2006), 22-70.
- 9 -
samen om te mobiliseren voor hetzelfde doel.10 Spelers zoals Dolle Mina, het Vrouwen
Overleg Komitee, de Vlaamse abortuscomités en Pluralistische Actiegroep voor gelijke
rechten voor man en vrouw bundelden hun krachten, om samen te strijden voor de
depenalisering van abortus. Dankzij hun protestacties slaagden ze erin het abortusdebat aan
te wakkeren. De spraakmakende strijdkreet ‘Baas in eigen buik’ vormde het leidmotief.11
Diverse groeperingen zorgden er via talrijke acties en campagnes voor dat de
abortusproblematiek langzaamaan voet aan de grond kreeg in de media en de publieke
opinie. Deze media-aandacht vertaalde zich echter niet onmiddellijk naar een concreet
politiek debat.12 Hoewel er in de jaren ‘70-’80 een aantal wetsvoorstellen op tafel kwamen,
slaagde de abortusbeweging er niet in om tot een concrete wet te komen. Het bleef heel
moeilijk om binnen het parlement tot een akkoord te komen. Abortus bleef een gevoelig en
controversieel thema en de weerstand binnen het katholieke kamp was zeer groot.
Binnen de rijk geschakeerde abortusbeweging trachtte ook het Kollektief Anticonceptie te
Gent, het eerste Vlaamse abortuscentrum, zijn steentje bij te dragen. Het Kollektief
Anticonceptie, kortweg KAC, werd opgericht in 1980, vijf jaar nadat het eerste Belgische
abortuscentrum zijn deuren opende te Brussel.13 In het tweede deel van mijn masterproef ga
ik dieper in op het ontstaan van het KAC. Wat waren de drijfveren achter dit Gentse
abortuscentrum? Het eerste Vlaamse abortuscentrum ontwikkelde zich vanuit een
emancipatorische gedachte.14 De emancipatorische ideologie van het KAC uitte zich in zijn
participatie aan de abortus- en anticonceptiebeweging. De Belgische abortuscentra werkten
jarenlang in de illegaliteit vooraleer de kwestie aandacht kreeg binnen het parlement. De
kloof tussen de feitelijke en de wettelijke situatie was groot.15
De weg naar 1990 verliep zeker niet zonder slag of stoot. In november 1983 geraakte het
Gentse abortuscentrum verwikkeld in het zogenaamde ‘monsterproces’ na een huiszoeking
door de BOB. Op 14 juni 1985 eiste de Raadkamer van 52 beklaagden een verantwoording
voor hun illegale praktijken in het abortuscentrum.16 De rechtszaak was begonnen. Na het
schetsen van de ontstaansgeschiedenis van het KAC leg ik in het derde deel het langdurige
10 Machteld De Metsenaere, “Het belang van de abortusstrijd voor de vrouwenbeweging en de impact van de wetswijziging op de levens van vrouwen,” Nieuw Tijdschrift van de Vrije Universiteit Brussel 13, nr. 3 (2000): 30. 11 Micheline Scheys, “Inleiding,” in Abortus. Rapporten en perspectieven omtrent vrouwenstudies, ed. Micheline Scheys (Brussel: VUBPress, 1993), 11-2. 12 Bob Carlier, Fred Deven en Monika Triest. Toen seks vies was en de lucht nog schoon. Zedelijkheid en zinnelijkheid in Vlaanderen 1960-1990. (Gent: CGSO, 1990), 26. 13 Janneke De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie. De geschiedenis van de Gentse abortusbeweging en het Kollektief Antikonceptie: 1970-2002” (masterproef, Universiteit Gent, 2006), 127-8. 14 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie, 49-50. 15 Coene en Sophie Bollen, Nog altijd baas in eigen buik?, 23. 16 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 69-74.
- 10 -
proces bloot. De zaak liep over een periode van negen jaar. Welke fases of vonnissen doorliep
het KAC in deze periode? Dit proces stond niet op zichzelf. In 1973 werd dokter Willy Peers
gevangen genomen op beschuldiging van het illegaal uitvoeren van
zwangerschapsafbrekingen. Dr. Peers verbleef 34 dagen lang in de gevangenis, omdat hij
openlijk abortussen uitvoerde in het Sint-Pietersziekenhuis aan de Université Libre de
Bruxelles. Zijn arrestatie maakte massaal protest los in de publieke opinie en veroorzaakte zo
een kleine barst in het taboe rond abortus.17 Het zogenaamde ‘monsterproces’ tegen het
Kollektief Anticonceptie in Gent haalde evengoed heel wat krantenkoppen. In mijn
masterproef bekijk ik dit proces dan ook in een breder kader van taboedoorbreking. De zaak
Peers en het proces tegen het KAC brachten de abortuskwestie nadrukkelijk naar het grote
publiek. Vervulden deze rechtszaken, de zogenaamde ‘abortusprocessen’, een rol als
mobilisator in het kader van de abortusbeweging? De immense kloof tussen feitelijke en
wettelijke situatie maakte het voor de politiek onmogelijk om abortus niet op de politieke
agenda te plaatsen en te blijven negeren.
Welke invloed oefende het ‘monsterproces’ uit, binnen de bredere context van
opinievorming en politieke besluitvorming, en specifieker op de abortushulpverlening en de
abortusbeweging zelf? Na een schets van deze rechtszaak en de vergelijking met de zaak
tegen dokter Peers, analyseer ik in mijn masterproef op welke manier de zaak tegen het KAC
een impact had op het KAC en breder gezien op de abortusbeweging. In het oog springend is
uiteraard de negatieve invloed, aangezien het proces voor heel wat angst zorgde en ook de
werking van het abortuscentrum in het gedrang bracht. Welke negatieve effecten bracht het
proces nog allemaal met zich mee? Anderzijds ga ik ook na welke kansen dit proces bood of
welke gunstige gevolgen eruit zijn voortgevloeid. Dit proces vertaalde zich namelijk ook in
heel wat media-aandacht. De rechtszaak bracht, net zoals dit het geval was met de zaak van
dokter Peers, de abortuskwestie hierdoor dichter bij de publieke opinie. Wat waren de
mogelijkheden die deze publieke aandacht ontketende? Greep het Kollektief Anticonceptie
deze openbare belangstelling aan? Was het proces bevorderlijk in het op gang brengen van
een grotere mobilisatie omtrent de abortusproblematiek?
Kortom, in een eerste deel van mijn scriptie schets ik het ontstaan en verloop van de
abortusbeweging in Vlaanderen. Vervolgens buig ik mij in een tweede deel over de
ontstaansgeschiedenis van het eerste Vlaamse abortuscentrum, het Kollektief Anticonceptie
in Gent. In een derde deel ga ik dieper in op het ‘monsterproces’ waarin het KAC in de jaren
‘80 tot begin jaren ‘90 verwikkeld geraakte. Daaropvolgend bekijk ik het effect dat dit proces
uitoefende op zowel het KAC en de abortusbeweging zelf als op de bredere publieke opinie.
17 Coene en Sophie Bollen, Nog altijd baas in eigen buik?, 45-6.
- 11 -
Ik ga hierbij na of deze rechtszaak, zoals de zaak rond dokter Willy Peers, een rol als
mobilisator vervulde inzake de abortusbeweging. Vertaalden de media-aandacht en
openbare belangstelling zich in een massale mobilisatie? Oefende het monsterproces een
impact uit op het taboe rond abortus? In welke mate heeft het monsterproces de weg naar
de gedeeltelijke liberalisering van abortus versneld? In deze masterproef verruim ik het
kennisgebied inzake de Vlaamse abortusbeweging door de weg naar en van het eerste
Vlaamse abortuscentrum uit te stippelen. Daarnaast bekijk ik op welke manier het taboe rond
abortus in stand werd gehouden en doorbroken. Bovendien maak ik een vergelijking tussen
de zaak Peers en het monsterproces, wat nog nooit is gedaan. De geschiedenis van het KAC
en de invloed die het proces uitoefende verovert op die manier een plaats in de geschreven
historiografie. Deze masterproef draagt bij tot het neerschrijven van de
ontstaansgeschiedenis van het eerste Vlaamse abortuscentrum en zijn hobbelig parcours
richting de wet Lallemand-Michielsens van 1990.
- 12 -
Theoretisch kader
1. Onderzoeksveld
1.1 Vrouwen- en gendergeschiedenis
Mijn masterproef valt binnen het onderzoeksveld van de vrouwen- en gendergeschiedenis.
Aangezien ik mijn masterproef begin met de ontstaanscontext van de Vlaamse
abortusbeweging temidden van de tweede feministische golf, is het van belang om vrouwen-
en gendergeschiedenis als onderzoeksveld toe te lichten. Vrouwengeschiedenis ontstond
reeds in de jaren ‘60 ten gevolge van de tweede feministische golf. Feministen vielen toen
sterk onder de noemer van de sociale geschiedenis, die een grote interesse toonde voor de
ervaring van mensen wiens stemmen nauwelijks worden gehoord in de klassieke bronnen van
de politieke geschiedenis. Vrouwengeschiedenis maakt vandaag de dag een groot deel uit van
gendergeschiedenis. Dat is echter niet altijd het geval geweest. Gendergeschiedenis
ontwikkelde zich in de jaren ’80 als een soort aanvullende kritiek op vrouwengeschiedenis,
waarop vrouwengeschiedenis is opgenomen als één van de thema’s binnen
gendergeschiedenis.
Vrouwengeschiedenis legde aanvankelijk de focus erg eng op vrouwen. Initieel zocht men
feministische historische verklaringen achter de inferieure status van vrouwen en hun
systematische afwezigheid in de historische bronnen. In eerste instantie kaderde
vrouwengeschiedenis nog steeds in de traditionele historiografische denkkaders, die van
oudsher mannen centraal plaatsten. Oorspronkelijk ontwikkelde vrouwengeschiedenis zich
vanuit de motivatie om vrouwen in het verleden zichtbaar te maken. Men nam geen nieuwe
wending qua methode, maar eerder qua vraagstelling en invalshoeken. De specificiteit lag dus
in de vraagstelling, die sterk was beïnvloed door feministische theorievorming en het
achterliggende sociale engagement. In dit stadium percipieerde men vrouwengeschiedenis
nog sterk als een aparte marginale discipline. Vrouwenhistorici bekeken de vrouw, hun
onderzoeksobject, zeer geïsoleerd. Er was geen oog voor de man in hun geschiedschrijving.
Men schreef dus eerder aan ‘her-story’, waarbij men de vrouw niet in haar context
benaderde.18
Deze enge focus op vrouwen lokte hier en daar veel kritiek uit. De veronderstelling van een
universele geschiedenis van vrouwen werd sterk in vraag gesteld. Deze kritieken ontkenden
18 Sonya O. Rose, What is gender history? (Cambridge, Polity Press, 2010).
- 13 -
het bestaan van een universele categorie van ‘vrouw’. Niet elke vrouw is hetzelfde. Tussen
vrouwen onderling bestaan ook grote verschillen qua klasse, etniciteit, nationaliteit, seksuele
voorkeur, enz. De ervaring van de verschillende vrouwen uit het verleden dienden via
intersectionaliteit zo genuanceerd mogelijk aan het licht te komen. Daarnaast ijverden
historici vanaf het midden van de jaren ’70 steeds meer voor een benadering die vandaag
bekend staat als gendergeschiedenis. Historici zoals Joan Kelly-Gadon en Natalie Zemon Davis
poneerden dat de vrouwengeschiedenis niet in staat was de traditionele geschiedenis te
hervormen aangezien ze zelf bleef vastzitten in de traditionele androcentrische denkkaders.
Zij zagen een meerwaarde in een evolutie naar een geïntegreerde geschiedenis, van zowel de
man als de vrouw, waarbij men de sociale relatie tussen beiden centraal plaatste. Dit
verankerde samen in een evolutie richting gendergeschiedenis. Hun doel was niet uitsluitend
om vrouwen zichtbaar te maken, maar ook om de sociaal geconstrueerde en historisch
veranderende gendersystemen in kaart te brengen. Deze gendersystemen voorzien een
verschil tussen mannelijke en vrouwelijke rollen.19 Joan Scott heeft hier een bepalende rol in
gespeeld. In 1985 publiceerde zij het artikel ‘Gender: a useful category of historical analysis’,
waarin ze een nieuwe methode aanreikte. Deze methode moest vrouwen niet zichtbaar
maken, maar trachtte nader te onderzoeken hoe gender functioneerde om mannelijk van
vrouwelijk te onderscheiden. In tegenstelling tot vrouwenhistorici onderzoeken
genderhistorici mannelijkheid en vrouwelijkheid in relatie met elkaar.20 Het gender-concept
zorgde voor de evolutie van de marginale, subversieve subdiscipline van
vrouwengeschiedenis tot een genderparadigma in de algemene geschiedwetenschap.21
Sinds de jaren ’90 zien we daarenboven de opkomst van masculinity studies, die specifiek
focussen op de rol van mannen binnen de strijd van genderongelijkheid en alle facetten
omtrent mannelijkheid. Het feminisme van de tweede golf ging de strijd aan met het
patriarchaat en de bijbehorende mannelijke dominantie. Vrouwen dienden zich te bevrijden
uit deze onderdrukte positie. Er was hierbij geen of nauwelijks oog voor mannelijk feminisme.
Vrouwen bekleedden in deze visie de rol van slachtoffer tegenover een homogene,
patriarchale dominantie. De verschillen tussen vrouwen onderling werden wel onder de loep
genomen, echter zonder oog voor de rol van de man hierin. Gendernormen in het kader van
de man en mannelijkheden vormden geen onderzoeksobjecten. De veronderstelling van een
homogene mannelijke superioriteit was niet te rijmen met het besef en het analyseren van
de heterogeniteit van mannen en mannelijkheden. Het idee dat enkel vrouwen feministen
kunnen zijn als gevolg van een ‘vrouwelijke’ ervaring van de maatschappij kent steeds minder
19 Rose, What is gender history?. 20 Joan W. Scott, “Gender: A useful category of historical analysis,” The American Historical Review 91, nr. 5 (1986): 1053-75. 21 Rose, What is gender history?.
- 14 -
aanhangers. Het feminisme is niet uitsluitend gebaseerd op een geslachtsgebonden ervaring,
maar is ook een politieke ideologie waar mannen eveneens baat bij kunnen hebben. Het
bestrijden van de bestaande ongelijke genderverhoudingen is een strijdpunt waar ook
mannen belang bij hebben. De bewering dat mannen an sich geen feministen kunnen zijn is
gewoonweg een anti-feministische overtuiging. Zo definiëren Laurence Klejman en Florence
Rochefort feminisme als ‘de individuele en collectieve bewustwording van de specifieke
onderdrukking van de vrouwen, die gevolgd wordt door de wil om gelijkheid tussen de
geslachten te verwezenlijken in bepaalde of in alle domeinen op min of meer lange termijn’.
De vraag die je je hierbij stelt is of men moet ijveren voor gelijkheid tussen man en vrouw op
alle maatschappelijke gebieden om zichzelf feminist te kunnen noemen. Zo zijn er
bijvoorbeeld tal van individuen die zich mee inzetten voor de liberalisering van abortus maar
dit niet combineerden met het nastreven van de emancipatie van de vrouw. De
abortusbeweging telde zowel individuen die zich als feminist identificeerden als personen die
wel voor het recht op abortus waren, maar zich niet zozeer bekommerden om de globale
positie van de vrouw in de samenleving. Zij die de abortuskwestie aanpakten vanuit
genderperspectief zagen het taboe omtrent abortus als een uiting van de onderdrukking van
de vrouw. Het recht op abortus kaderde in deze visie binnen de vrouwenemancipatie.
Daarnaast had je zij die blind waren voor deze feministische invalshoek. Zij haalden vaak
andere redenen aan voor de liberalisering van abortus, die niet te rijmen vielen met
vrouwenemancipatie, zoals bijvoorbeeld het tegengaan van clandestiene abortussen. In de
praktijk lopen deze twee groepen regelmatig in elkaar over. Zo zijn er bijvoorbeeld heel wat
mannen die zichzelf niet als feminist identificeren, maar in hun woorden en daden perfect
feministisch genoemd kunnen worden.22
1.2 Abortusbeweging als sociale beweging
Aangezien deze masterproef zich buigt over de historiek van de Vlaamse abortusbeweging,
licht ik hier de theoretische context van de abortusbeweging als sociale beweging toe. Diverse
sociologen schreven mee aan de theoretische achtergrond van sociale bewegingen. De
socioloog Charles Tilly omschrijft een sociale beweging als een geheel van acties door gewone
mensen in het belang van anderen.23 Sidney Tarrow definieert een sociale beweging als een
collectief dat – met gedeelde doelstellingen voor ogen en gevoel van solidariteit - de strijd
aangaat met elites, autoriteiten of andere superieure groepen.24 Tenslotte beschrijven John
22 Philippe De Wolf, “Theoretische en praktische problemen van mannelijk feminisme: de strijd voor het recht op abortus in Frankrijk (1970-1975),” Tijdschrift voor Genderstudies 15, nr. 1 (2012): 33-9. 23 Charles Tilly, Contentious performances (Cambridge: Cambridge University Press, 2008), 118-21. 24 Sidney George Tarrow, Power in movement: social movements and contentious politics (Cambridge: Cambridge University Press, 1999),
- 15 -
McCarthy en Mayer Zald een sociale beweging als een verzameling van meningen en visies
die ijvert voor het veranderen van bepaalde aspecten van een samenleving.25 Kortom, we
kunnen stellen dat een sociale beweging twee aspecten moet bevatten. Ten eerste voert een
sociale beweging gezamenlijk actie. Ten tweede zijn deze acties erop gericht een verandering
teweeg te brengen.26 De abortusbeweging valt onder de categorie hervormingsbewegingen,
die ijveren voor een hervorming van bijvoorbeeld de wetgeving, in dit geval de abortuswet.
Het concept ‘sociale beweging’ dekt verschillende soorten bewegingen, waaronder de
milieubeweging, de vredesbeweging, de derdewereldbeweging, enz. Om deze brede theorie
meer toe te spitsen op de abortusbeweging, de centrale focus van deze masterproef, sta ik
eerst stil bij het concept ‘vrouwenbeweging’ binnen de categorie sociale bewegingen om
tenslotte nog specifieker de abortusbeweging in kaart te kunnen brengen.
De term ‘vrouwenbeweging’ oogt misleidend, aangezien de enkelvoudige vorm suggereert
dat het om een homogeen geheel gaat. In de realiteit dekt dit concept echter een hele resem
autonome en verscheidene groepen die elk op hun eigen manier vrouwen willen mobiliseren.
Binnen de Vlaamse vrouwenbeweging bestaan er diverse organisaties die elk uitgaan van een
ietwat afwijkende missie. Zo zijn er groeperingen die zich organiseren op basis van etniciteit,
religie of seksuele oriëntatie. Elk hebben ze als gemeenschappelijk doel vrouwen
mobiliseren.27 Dit doel uitte zich in talloze strijdpunten. Marc Hooghe onderscheidde vijf
overkoepelende thema’s die de Vlaamse vrouwenbeweging in de periode 1970-1990
omarmde: participatie van vrouwen aan de arbeidsmarkt, toegang tot het onderwijs,
gendercodes in het kader van vrouwelijkheid en mannelijkheid, de liberalisering van abortus
en deelname van vrouwen aan de politieke besluitvorming.28 Dit geeft niet al deze
subgroepen noodzakelijkerwijs een feministische ondertoon. Niet alle organisaties binnen de
vrouwenbeweging zijn erop gericht de positie van vrouwen te verbeteren. Conform het
hierboven vermelde verschil tussen vrouwen- en gendergeschiedenis, willen feministische
organisaties vrouwen niet alleen – op basis van hun sekse – mobiliseren, maar ijveren ze
tegelijk ook voor een emancipatie van de vrouw. Feministische organisaties gaan uit van een
fundamenteel probleem binnen de genderrollen in een samenleving. De normen die aan de
sekse vrouw plakken verschillen van de ongeschreven regels die gepaard gaan met de sekse
man. Deze twee genderrollen staan bovendien niet op gelijke voet, een hiërarchisch verschil
25 John D. McCarthy en Mayer N. Zald, “Resource mobilization and social movements: a partial theory,” in Social movements. Reader, eds. Vincenzo Ruggiero en Nicola Montagna (New York: Routledge, 2008), 105-8. 26 Mitra Das, “Social movements, social change, and mass communication,” International Review of Modern Sociology 11 (1981): 129. 27 J.V. Outshoorn, “Vrouwenbewegingen in internationaal perspectief,” rede aan de Universiteit Leiden op 27 november 2009, 3-4. 28 Joke Wiercx, “Op zoek naar de vrouwenbeweging in Vlaanderen: activiteiten en strategieën vandaag en morgen,” paper aan VUB-vakgroep Politieke Wetenschappen (2004): 12-3.
- 16 -
dat het feminisme wil aankaarten.29 Het onderscheid tussen feministische organisaties en
niet-feministische organisaties is echter niet zo duidelijk vast te stellen. Vrouwenorganisaties
die erop gericht zijn vrouwen omtrent diverse thematieken te mobiliseren koesteren
ongetwijfeld enig bewustzijn omtrent de genderrollen in de samenleving. Waar bepaalde
organisaties hun feministische drijfveer expliciet naar voren brengen, is bij andere
groeperingen de feministische ondertoon slechts op een impliciete manier aanwezig of bij
nog andere organisaties vrijwel afwezig. Daarom is het genuanceerder om
vrouwenorganisaties op een schaal van zwak tot sterk feministisch te plaatsen.
Vrouwenbewegingen zijn in zekere zin allemaal gegroeid uit gegenderde systemen van
onderdrukking en staan dus vaak in relatie met feminisme, ongeacht of dit expliciet aanwezig
is. Deze vaak aanwezige lijn met het feminisme maakt van elke vrouwenbeweging nog steeds
geen feministische beweging.30
De abortuskwestie is ongetwijfeld een gendergerelateerde controverse. De tweede
feministische golf kantte zich sterk tegen de ongelijke verhouding tussen de verwachtingen
die gepaard gaan met mannelijkheid en de normen die vasthangen aan vrouwelijkheid. Lange
tijd was het moederschap de belangrijkste taak of het hoofddoel van de vrouw. Het idee van
een zorgzame huismoeder aan de haard hield lang stand. De man als broodwinner, de vrouw
als huisvrouw.31 Abortus ging volledig in tegen deze norm. De abortuskwestie raakte daarmee
de heersende gendernormen aan. Om de abortusproblematiek te kaderen, is het essentieel
om dit genderconflict kort even te belichten. Gendernormen zijn – vaak ongeschreven – regels
die de gedragingen van mannelijk en vrouwelijk kleuren. Er is sprake van een genderconflict
in een samenleving wanneer bepaalde groepen of individuen het niet eens zijn met bepaalde
aspecten van deze toegeschreven normen. Deze conflicten spelen zich op allerlei terreinen
af. In grote lijnen hebben ze vaak betrekking op de volgende drie thematieken: werk en
familie, seksualiteit en voortplanting. Abortus valt duidelijk onder het laatste thema. Een
abortus beëindigt een zwangerschap en oefent zowel op de man als de vrouw bepaalde
effecten uit. De man ervaart een abortus altijd anders dan de vrouw. De abortusproblematiek
van ruwweg de jaren ’70 tot de jaren ’90 was in zekere mate eveneens een genderconflict. De
discussies omtrent wie de uiteindelijke beslissing mag nemen inzake abortus weerspiegelen
bijvoorbeeld heel wat ideeën over de toegewezen genderrollen in een samenleving.32
29 Outshoorn, “Vrouwenbewegingen in internationaal perspectief,” 3-4. 30 Wiercx, “Op zoek naar de vrouwenbeweging in Vlaanderen,” 5. 31 Coene en Sophie Bollen, Nog altijd baas in eigen buik?, 10-1. 32 Dorothy, McBride Stetson, Abortion politics, women’s movements, and the democratic state. A comparative
study of state feminism (Oxford: Oxford University Press, 2003), 3.
- 17 -
De abortusbeweging valt binnen het breder fenomeen van sociale bewegingen, dat ik
hierboven reeds toelichtte. Als sociale beweging ijverde de abortusbeweging voor het recht
op bewust moederschap via een liberalisering van abortus. In de academische literatuur
plaatsen historici abortus als strijdpunt steeds binnen het geheel van de vrouwenbeweging.
Abortusbeweging als autonome beweging komt nauwelijks aan bod. Wetenschappelijk
onderzoek incorporeert de abortusstrijd veeleer in het bredere eisenpakket van de
vrouwenbeweging. De liberalisering van abortus kaderde in deze literatuur steeds als één van
de strijdpunten waar de vrouwenbeweging zich voor inzette. Wanneer we de Vlaamse
abortusbeweging echter onder de loep nemen, valt het op dat de abortuskwestie een bredere
aanhang had in vergelijking met heel wat andere eisen binnen de vrouwenbeweging. Zo
schaarden bijvoorbeeld heel wat dokters en andere stafleden binnen ziekenhuizen zich achter
de liberalisering van abortus, zonder verder betrokken te zijn bij de vrouwenbeweging. Deze
eis ontwikkelde zich tot een dermate groot strijdpunt – in eerste instantie binnen de
vrouwenbeweging – dat het als een autonome beweging kan worden gezien.
Als sociale beweging is het van belang om zowel beleidsmakers als de gewone mens te
bereiken. De ultieme doelgroep van een beweging bestaat hoofdzakelijk uit beleidsmakers.
Het is cruciaal om de bevolking te mobiliseren om zo in het vizier te komen van de
beleidsmakers. De massamedia kunnen hierin een invloedrijk instrument zijn. Deze
verschillende kanalen - radio, televisie en kranten - bereiken een groter publiek dan de sociale
beweging direct kan benaderen. Om de publieke agenda te bepalen, is het noodzakelijk om
zowel het algemene publiek, als de media en de politiek te bereiken. Volgens McCombs en
Shaw spelen de media een belangrijke rol in het proces van bewustmaking van bepaalde
problemen of kwesties.33 Onderzoek heeft aangetoond dat sociale bewegingen de agenda
van de regering en het beleid kunnen beïnvloeden. Hun invloed reikt vaak verder dan de
éénmalige demonstratie of zelfs dan een gehele protestcampagne.34 Daarom kunnen sociale
bewegingen een interessant onderzoeksobject zijn om deze invloed beter in kaart te brengen.
1.3 Kwalitatief onderzoek
In mijn masterproef voer ik voornamelijk kwalitatief onderzoek. Kwalitatief staat tegenover
kwantitatief. Kwalitatief onderzoek hanteert een open vorm in het verzamelen van
onderzoeksgegevens. Daarnaast staat het ook open voor bepaalde aspecten, zoals opinies en
persoonlijke ervaringen, die moeilijker in een kwantitatief onderzoek passen. Dit laatste soort
33 John D. McCarthy, Jackie Smith en Mayer N. Zald, “Accessing public, media, electoral, and governmental agendas,” in Comparative perspectives on social movements, eds. Doug McAdam, John D. McCarthy en Mayer N. Zald (Cambridge: Cambridge University Press, 1996), 291-5. 34 David S. Meyer, “How social movements matter,” Fall 2, nr. 4 (2003): 31-2.
- 18 -
onderzoek maakt namelijk vaak gebruik van een vooraf bepaald strak keurslijf van observatie-
categorieën. Dit maakt kwalitatief onderzoek echter niet minder betrouwbaar. Elke
historicus/-a, in welk gebied dan ook, dient zijn/haar gehanteerde methodologie te
verantwoorden en zijn/haar bronnen kritisch te benaderen.35 Bij kwalitatief onderzoek draait
het niet rond het in kaart brengen van cijfers, maar om het exploreren en begrijpbaar maken
van een thema of probleemstelling. Dit soort onderzoek besteedt meer aandacht aan de
beleving en ervaring van historische gebeurtenissen. Deze terreinen zijn vaak moeilijker
toegankelijk voor onderzoekers die gestandaardiseerde methoden van gegevensverzameling
gebruiken.36
1.4 Mondelinge geschiedenis
Tenslotte doe ik ook een beroep op mondelinge geschiedenis. Ook de methode van de
mondelinge geschiedenis kende haar opkomst in de jaren 1960. Het oral history model
trachtte een stem te geven aan ‘vergeten’ groepen of dimensies in het verleden. Dit soort
zaken zijn vaak ondergerapporteerd in de klassieke geschiedschrijving. De bronnen om stukjes
van deze vaak ‘vergeten’ geschiedenis te achterhalen zijn schaars. Daarnaast biedt
mondelinge geschiedenis de kans om een insiders-perspectief te tonen.37 Mondelinge
geschiedenis is de geschikte methode om een psychologische realiteit bloot te leggen die
mensen hebben bepaald in hun handelingen.38
“Met mondelinge geschiedenis wordt […] het hele spectrum van activiteiten bedoeld
dat betrekking heeft op het interviewen van getuigen om een verleden te
reconstrueren. Dat gaat van het lokaliseren en afbakenen van de potentiële getuigen,
het selecteren en contacteren van de informanten, het opstellen van een vragenlijst,
de interviews, de ontsluiting van de interviews tot de aanwending van de verworven
informatie in een historisch product, zoals een website, een tentoonstelling, een
theatervoorstelling, een wandeling, een boek of een artikel. Centraal in dit proces staat
het interview van een onderzoeker met een getuige. De vastlegging van dit interview
op een informatiedrager is de mondelinge bron.”39
35 M.H. Van Ijzendoorn en S. Miedema, “De kwaliteit van kwalitatief onderzoek,” Pedagogische Studien 63 (1986): 500. 36 M.H. Ijzendoorn, “De navolgbaarheid van kwalitatief onderzoek I: methodologische uitgangspunten,” Nederlands Tijdschrift voor Opvoeding, Vorming en Onderwijs 4, nr. 5 (1988): 284-5. 37 Nelleke Bakker en M.J. Schwegman, “Vroeger was alles anders. De bijdrage van Oral History aan vrouwenstudies,” Tijdschrift voor vrouwenstudies 2, nr. 1 (1981): 70. 38 Valerie Raleigh Yow, Recording oral history (Thousand Oaks: Sage Publications, 1994), 15. 39 Bruno De Wever, Björn Rzoska en Sven Steffens, “Mondelinge bronnen,” in Bronnen voor de studie van het hedendaagse België 19e-20e eeuw, eds. Guy Vanthemsche en Patricia Van den Eeckhout (Brussel: Koninklijke commissie voor de geschiedenis, 2017), 1414.
- 19 -
Deze discipline heeft vaak oog voor individuen of groepen die geen gehoor krijgen in de
traditionele dominante geschiedschrijving. Mondelinge historici voeren vaak onderzoek
vanuit een sociaal-geëngageerde drijfveer.40 Feministische historici omarmden deze
discipline bijvoorbeeld, aangezien de traditionele bronnen de levens van vrouwen vaak
vergaten. Via mondelinge geschiedenis kunnen ook vrouwen gehoord worden in de
geschiedschrijving.41 Mondelinge geschiedenis legt het verleden of een deel van het verleden
van vaak onderbelichte individuen, groepen of aspecten uit het verleden vast. Mondelinge
geschiedenis reikt namelijk verder dan het geschreven woord. De discipline heeft het
potentieel om de persoonlijke ervaringen van vergeten individuen of groepen bloot te leggen.
Het kan onze historische kennis op allerlei gebieden verruimen.42 Aanvullend op historische
feiten kan mondelinge geschiedenis het ‘beleefde verleden’ in kaart brengen. Dit staat ook
wel bekend als de metafoor van het ‘verhaal achter het verhaal’. Wat in onze
geschiedenisboeken neergeschreven staat, stemt niet altijd overeen met de persoonlijke
herinnering of narratief van dezelfde gebeurtenis. De discipline van de mondelinge
geschiedenis kan de persoonlijke kant achter een verhaal vertellen.43
2. Afbakening masterproef
Het vastleggen van het startpunt van mijn masterproef was een eerste opgave. Hoe ver ga je
best terug om de geschiedenis van het Kollektief Anticonceptie en het bijbehorende
monsterproces zo goed en helder mogelijk in kaart te brengen? Mijn thesis had kunnen
starten bij het jaar 1980, het jaar waarin het Gentse abortuscentrum zijn deuren opende. De
geschiedenis van een organisatie loopt echter altijd verder terug dan haar officiële
startdatum. Toegepast op het Kollektief Anticonceptie had je eerst de noodzaak of vraag die
zich in België ontwikkelde om in Vlaanderen een abortuspraktijk te beginnen. Vervolgens heb
je nog het hele proces waarin de organisatie wordt uitgedacht en geconcretiseerd om te
kunnen starten. Kortom, te veel belangrijke ideeën en gebeurtenissen vonden plaats vóór
1980 om dit als startpunt van mijn onderzoek te nemen. Daarom besloot ik om mijn aanvang
verder terug in de tijd te zoeken. Het KAC groeide namelijk vanuit de (Gentse) tweede
feministische golf, specifiek vanuit het Gentse abortuscomité en Dolle Mina. De
40 Bruno De Wever en Pieter François, Gestemd verleden. Mondelinge geschiedenis als praktijk. (Schaarbeek: Vlaams Centrum voor Volkscultuur vzw, 2003), 57. 41 Joan Sangster, “Telling our stories: feminist debates and the use of oral history,” Women’s History Review 3, nr. 1 (1994): 5. 42 Sherna Gluck, “What’s so special about women? Women’s oral history,” Frontiers: a Journal of Women Studies 2, nr. 2 (1977): 3-4. 43 Bruno De Wever, et al., Van horen zeggen: mondelinge geschiedenis in de praktijk (Schaarbeek: Vlaams Centrum voor Volkscultuur, 2005), 17-8.
- 20 -
abortusbeweging vond haar ingang voornamelijk in de jaren ‘70. In deze periode kwam de
vrouwenbeweging volop in de media met allerlei initiatieven inzake abortus en dergelijke
meer. Abortus en andere aspecten rond seksualiteit kwamen zo prominent in beeld. Tien jaar
eerder was dit nog ondenkbaar. Daarom besloot ik om te starten in de jaren ‘60, toen er nog
sterk een taboe rond abortus heerste. De abortusbeweging wilde kost wat kost dit taboe
doorbreken. Daarom is het van belang om kort de aandacht te vestigen op het jarenlange
stilzwijgen rond abortus. Met deze gedachtenstroom belandde ik uiteindelijk in de jaren ‘60
als startpunt.
Het bepalen van het eindpunt van mijn thesis was eveneens niet vanzelfsprekend. Een eerste
eindpunt dat in het hoofd springt is 3 april 1990, de dag waarop de wet Lallemand-Michielsens
van kracht ging. Het proces tegen het KAC was toen echter nog volop bezig. Twee jaar later,
op 15 mei 1992, werd het KAC vrijgesproken. Deze datum heeft een bepaalde symbolische
waarde in de context van mijn masterproef. In die context kan deze datum als geschikt
eindpunt dienen. Anderzijds buigt mijn masterproef zich tevens over de participatie van het
KAC aan de abortusbeweging. De strijdbijl rond abortus was met de wet van 1990 nog niet
begraven. Het Kollektief, en breder de abortusbeweging, ijverde na 1990 en ijvert nog steeds
voor een aantal veranderingen omtrent abortus. Er zijn nog altijd onenigheden inzake de
abortuswet en de financiering ervan die vandaag nog steeds een rol spelen. Om de strijd die
het KAC binnen de abortusbeweging leverde volledig te schrijven, is het van belang om ook
deze kwesties hierin te betrekken in de vorm van een epiloog. Vandaar dat mijn thesis geen
afgebakend grenspunt kent.
3. Bronnen
Het afbakenen van het gebruikte bronnencorpus is ook altijd een tijdrovende maar
belangrijke karwei. De abortusbeweging is zo ontzettend divers dat er hieromtrent ook een
immens arsenaal aan bronnen voorhanden is. Mijn focus beperkte zich in het
bronnenonderzoek echter tot het Kollektief Anticonceptie en het monsterproces. Het was dus
vaak zoeken naar een naald in een hooiberg. De grote en verscheidene collectie aan bronnen
in de abortusbeweging zit verspreid over verschillende archiefinstellingen en archieven. Dit
maakte de zoektocht niet altijd even gemakkelijk. Deze archieven zijn niet te vinden onder
een overkoepelende noemer in de trant van ‘abortusbeweging’ of ‘vrouwenbeweging’ of iets
dergelijks. Het is vaak zoeken bij de archieven van pioniers binnen deze beweging om her en
der relevant bronnenmateriaal te verzamelen. De archieven die relevant materiaal rond de
abortusbeweging bezitten waren echter steeds bereid mij te helpen in deze speurtocht. Vaak
kreeg ik een overzicht om zo een beter idee te krijgen in welke archieven ik mijn zoektocht
- 21 -
kon starten. De bronnen die ik hieruit verzamelde waren echter relatief beperkt. Het ging vaak
om kleine persknipsels, lezersbrieven of affiches. Data of enige context van de bronnen waren
vaak afwezig. Daarnaast boden vele stukken weinig relevante toevoegingen aan mijn
masterproef. Vandaar is mijn bronnencorpus in eerste instantie best beperkt. Ik deed enkel
een beroep op bronnen die nuttig waren in het kader van mijn probleemstelling. Het lijkt mij
overbodig om dit corpus onnodig lang te maken, indien dit geen meerwaarde biedt voor deze
masterproef.
Het Amsab-archief te Gent wist mij al op de goede weg te zetten. Dit archief heeft een rijke
bronnencollectie voor de vrouwengeschiedenis. Er zijn allerlei stukken te vinden over zowel
de eerste als de tweede feministische golf, de georganiseerde en niet-georganiseerde
vrouwenbewegingen, politica’s, anarcha-feminisme, vrouwenarbeid, sociale zekerheid en
uiteraard ook over abortus.44 Deze instelling beschikt over drie zeer relevante archieven,
namelijk dat van Rein Bellens, Ida Dequeecker en dat van Bob Carlier. Bob Carlier was een
spilfiguur in de ontwikkeling van de “Vrienden Van-vzw”, die de financiële pilaar vormde van
het Kollektief Anticonceptie. Het archief van Bob Carlier bevat veel interessante informatie.
Met betrekking tot het Kollektief Anticonceptie en eventueel de rechtszaak zijn er
voornamelijk jaarverslagen van het KAC, nota’s van persconferenties, briefwisseling, statuten,
notulen en dergelijke meer. Het archief bestaat voor een groot deel uit ‘institutionele’
informatie, zoals bijvoorbeeld statuten. Uit een aantal stukken omtrent de persconferenties
haalde ik wel wat relevante informatie. Het archief van Ida Dequeecker, pioneer binnen Dolle
Mina geweest, bevat veel stukken van de abortuscomités. Deze stukken tonen het ontstaan
van het idee van een Gents abortuscentrum, informatie die mijn mondelinge bronnen tevens
bevestigden. Het archief van Rein Bellens, één van de eerste dokters van het Gentse
abortuscentrum, kon ik bij haar thuis raadplegen. Zij bewaart op haar zolder een gigantisch
arsenaal aan bronnenmateriaal omtrent het monsterproces en het Kollektief Anticonceptie.
Concreet bevat dit privé-archief onder andere de strafdossiers, het vonnis van de
Correctionele Rechtbank in Gent, het arrest van het Hof van Beroep van Gent, de betekening
van Cassatie en de vrijspraak voor het Hof van Beroep van Antwerpen. Daarnaast beschikt het
archief ook over alle persconferenties die het Kollektief zelf in die periode gaf. Rein Bellens
overhandigde tevens 38 dossiers aan het Amsab-archief. Deze dossiers bevatten onder meer
allerlei krantenartikels van 1980 tot 2005, dossiers over de financiering van abortuscentra,
Pro Vita en de evaluatiecommissie.
44 Denise De Weerdt en Wis Geysen, “De historiografie van feminisme en vrouwenbeweging,” Brood en Rozen 1, nr. 3 (1996): 39.
- 22 -
Naast het Amsab maakte ik ook gebruik van het AVG en RoSa. Het AVG, ofwel het
Archiefcentrum voor Vrouwengeschiedenis, opende in mei 1995 zijn deuren. Dit archief
ontsluit allerlei stukken over de geschiedenis van de vrouw en de Belgische
vrouwenbeweging.45 Het AVG beschikt over de archieven van Régine Karlin Orfinger, Lydia
Deveen De Pauw, het Vrouwen Overleg Komitee en Liliane Versluys. Het waren voornamelijk
de archieven van Lydia Deveen De Pauw en Liliane Versluys die wat stukken bevatten over
het Kollektief Anticonceptie. Het ging hier voornamelijk om krantenartikelen, open brieven,
petities, aankondigingen, brochures en dergelijke meer. Voor deze masterproef kon ik hier
hoofdzakelijk terecht om krantenartikelen op te sporen die berichtten over het Gentse
monsterproces. Deze bronnen hanteerde ik om na te gaan in welke mate de media op het
proces reageerden. Het RoSa, voluit Rol en Samenleving, is een documentatie- en
informatiecentrum dat in oktober 1978 werd opgericht. Deze instelling stelt onder meer
themabibliografieën samen over allerlei thematieken, zoals incest, lesbianisme, kunst,
allochtone en migrantenvrouwen.46 Het RoSa bewaart het archief van Lily Boeykens en
documentatiedossiers van Renée van Mechelen, Isabelle d’Argent, Rita Pauwels, Mieke
Coene, Vrouwenhuis Antwerpen, Vrouwenhuis Hasselt en Vrouwenhuis Brugge. Deze stukken
van het RoSa gaven mij echter niet meer inzicht en ik vond het dan ook niet nodig om ze in
mijn masterproef te betrekken. De andere archieven bevatten meer relevante stukken waar
ik reeds voldoende informatie uit kon halen. RoSa beschikt daarenboven ook over een
bibliotheek, waar ik terecht kon voor relevante literatuur.
Ik bracht tevens een bezoek aan het Rijksarchief Antwerpen-Beveren. De rechtszaak tegen
het KAC, waarbij 52 beklaagden werden ondervraagd omtrent de illegale activiteiten van het
Kollektief Anticonceptie, kwam vaak aan bod in de populaire media. Om hieromtrent echter
een helderder beeld te krijgen, besloot ik ook het gerechtelijk archief van dit proces in te
kijken. Deze archiefstukken vallen onder de bewaring van het Rijksarchief Antwerpen-
Beveren. Archieven inzake hoven en rechtbanken zetelend in strafzaken zijn vrij
raadpleegbaar van zodra de betreffende zaak minstens 100 jaar geleden plaatsvond. In het
geval van het monsterproces is de zaak jonger dan 100 jaar, waardoor ik toestemming nodig
had van de procureur-generaal van Antwerpen, waar de zaak het laatst voorkwam.47 Deze
toestemming heb ik verkregen, waardoor ik deze archiefstukken vrij mocht raadplegen. Het
rijksarchief bewaart echter niet alles inzake de gerechtelijke dossiers. Op basis van de
archiefselectielijst van de rechterlijke macht maken ze een selectie van de dossiers. De
45 De Weerdt en Wis Geysen, “De historiografie van feminisme en vrouwenbeweging,” 33. 46 De Weerdt en Wis Geysen, “De historiografie van feminisme en vrouwenbeweging,” 30. 47 Onbekend, “Specifieke raadplegingsmodaliteiten,” Rijksarchief, geraadpleegd op 11.02.2018,
http://www.arch.be/index.php?l=nl&m=over-ons&r=wat-bewaren-we&sr=specifieke-raadplegingsmodaliteiten&p=federale-instellingen#1.
- 23 -
selectie van het monsterproces gebeurde in 2015. Van de gerechtelijke dossiers bewaart het
archief slechts één maand per jaar volgens een bepaalde cyclus: januari voor de jaren
eindigend op 1, februari voor de jaren eindigend op 2, enzovoort. De overige dossiers worden
vernietigd.48 De vrijspraak van het Kollektief Anticonceptie vond plaats op 15 mei 1992, wat
maakt dat het Rijksarchief Beveren dit gerechtelijk dossier heeft vernietigd. Het enige wat het
archief wel in bewaring houdt, zijn alle arresten van verleden strafzaken. Het arrest bevat
echter weinig informatie. Hierin staan slechts de diverse uitspraken, gegeven aan het KAC,
vermeld. Daarom was ik genoodzaakt voornamelijk een beroep te doen op de verschenen
persberichten die het proces aanhaalden. Daarnaast kon ik hiervoor ook gebruik maken van
het privé-archief van Rein Bellens, waar veel stukken inzake het proces te vinden zijn.
Om de geschiedenis van het abortuscentrum Kollektief Anticonceptie uit te stippelen, is het
van belang om hier ook de voornaamste pioniers achter het abortuscentrum in te betrekken.
In mijn masterproef maak ik dus ook gebruik van mondelinge bronnen. Via interviews met
enkele belangrijke spelers inzake de ontstaanscontext en het verdere verloop van het
Kollektief, achterhaal ik - aanvullend op het primaire bronnenmateriaal - meer persoonlijke
informatie over het centrum en de rechtszaak. Door een blik te werpen op de persoonlijke
ervaringen van enkele pioniers omtrent het KAC kan ik de ideologische basis achter het
abortuscentrum en hun strijd voor de depenalisering van abortus beter in kaart brengen. Ik
koos ervoor om vier spilfiguren te interviewen. Hoewel elk individu een eigen kijk op de
persoonlijke ervaringen binnen het KAC heeft, overlapte er telkens een groot deel van het
vertelde verleden. Daarom is het overbodig om hier nog meer respondenten bij te betrekken.
Greta Craeymeersch, Marc Cosyns, Rein Bellens en Frans Van Acoleyen vertolkten elk een
aanzienlijke rol binnen het Gentse abortuscentrum. Hierdoor konden ze me elk heel wat
relevante informatie en belevingen aanreiken. De discipline van de mondelinge geschiedenis
heb ik reeds bij mijn onderzoeksveld beschreven. Het interview is hiervan het resultaat. De
opname van het interview op een informatiedrager is de mondelinge bron.
Vooraleer dieper in te gaan op de kritieken op mondelinge geschiedenis, belicht ik kort de vier
spilfiguren die ik voor deze masterproef interviewde. In de bijlage schrijf ik voor elk van hen
een uitgebreidere biografische notie ter inleiding bij de uitgeschreven interviews. Rein Bellens
en Frans Van Acoleyen waren de eerste twee artsen die, na een opleiding in Nederland,
startten in het Gentse abortuscentrum. Rein Bellens zetelde daarnaast ook in het Gentse
abortuscomité waar ze geëngageerd mee de strijd aanging voor de liberalisering van abortus.
Frans Van Acoleyen’s tijd als abortusarts was van korte duur, nadat hij het te druk kreeg in
48 Bart Willems, Algemene beschrijving van het Archief van het Hof van Beroep van Antwerpen (Antwerpen: Archief van het Hof van Beroep van Antwerpen, 2015), 6.
- 24 -
zijn groepspraktijk in Zelzate. Hierop deed Marc Cosyns zijn intrede in het Kollektief
Anticonceptie als arts, terwijl hij samen met Rein Bellens tevens werzkaam was in een
groepspraktijk in Gent. Hij zetelde, net als Rein Bellens, later nog lang in de raad van beheer
van het KAC. Tenslotte speelde ook Greta Craeymeersch een belangrijke rol binnen het KAC.
Zij werkte er lange tijd aan het onthaal en als vrijwilligster. Daarnaast engageerde zij zich in
het Gentse Dolle Mina en het abortuscomité om abortus uit de strafwet te halen. Dit deed ze
echter onder de radar, aangezien ze tegelijkertijd als lerares werkzaam was in het katholiek
onderwijs in Tielt. Deze vier spilfiguren konden mij via interviews elk interessante informatie
verschaffen in het kader van het KAC en het proces dat het doorstond. Via de discipline van
de mondelinge geschiedenis kon ik naar hun persoonlijke ervaringen luisteren binnen de
geschiedenis van het Gentse abortuscentrum.
Er bestaat heel wat kritiek op het gebied van mondelinge geschiedenis. Critici beweren dat
mondelinge getuigenissen geen valide informatie kunnen verlenen, omwille van hun
subjectieve karakter. Het geheugen zou geen betrouwbare informatie kunnen verschaffen.
Daarnaast stellen critici zich ook de vraag of de basisvereisten van de historische kritiek van
toepassing zijn op mondelinge bronnen. Wat met de objectiviteit van de vertelde informatie
in een interview? Of hoe staat het met de controlemogelijkheid van deze narratieven? Het
geheugen zou de beleefde werkelijkheid niet vertellen zoals het zich in de realiteit heeft
afgespeeld. Daarom opperen critici dat de validiteit van een mondelinge bron zeer beperkt is.
Voorstanders van mondelinge geschiedenis stellen echter dat de vervorming van de
werkelijkheid al bezig is bij de waarneming zelf. Elke bron is dus steeds een bepaalde
interpretatie van de werkelijkheid. Geen enkele bron is een zuivere spiegel van het verleden.
Het controleren van de betrouwbaarheid van een bron, dus ook een mondelinge bron, is bij
elk historisch onderzoek een vereiste. Elke bron is gemaakt of geschreven vanuit een
bepaalde perceptie en is dus nooit volledig objectief. Het is aan de historicus/-a om zo
nauwkeurig mogelijk met deze bronnen om te springen en elke bron in zijn context te
plaatsen.49 De herinnering is geen zuivere weerspiegeling van het beleefde verleden. Ons
geheugen onthoudt zeker niet alles. Vaak vergeten we zaken die we het liefst willen
koesteren, terwijl donkere verledens juist wel blijven hangen. Onze herinneringen spelen zich
dikwijls af in de vorm van een gestructureerd narratief. De eigenlijke werkelijkheid verliep
meestal veel minder systematisch en wisselvalliger. Zo plaatsen we onze herinneringen
frequent in een oorzaak-gevolgstructuur, terwijl het verleden zich de facto veel complexer
afspeelde. Daarnaast vindt er ook continu een wisselwerking plaats tussen het individuele en
het collectieve geheugen. Het collectieve geheugen omvat alles wat in een bepaalde
samenleving over het verleden voortleeft. Deze onderling gedeelde ideeën over het verleden
49 De Wever en Pieter François, Gestemd verleden, 6-10.
- 25 -
geven de identiteit van individuen vorm en kleuren dus ook de individuele herinnering. Als
historicus/-a is het van belang om te beseffen dat het individuele geheugen niet losstaat van
het collectieve. De sociale context oefent dus een zekere invloed uit op de persoonlijke
herinnering.50
Als mondeling historica is het daarom essentieel om de interviews methodologisch juist aan
te pakken. De interviews dienen steeds te worden gecontextualiseerd. Het draait niet enkel
rond de vertelde informatie, maar ook rond de respondent en zijn/haar persoonlijke agenda.
In een dergelijk gesprek tussen interviewer en respondent gebeurt er veel meer dan puur een
woordenwisseling. Onderliggende veronderstellingen, ondertoon en stiltes geven het
narratief mee vorm. Mondelinge bronnen zijn een creatie van twee personen, namelijk de
interviewer en de respondent.51 De - al dan niet subtiele - invloed van de interviewer is
onvermijdelijk. Als interviewer kleur je mee de dialoog. Mondelinge historici dienen deze
impact op het proces van het interview te erkennen.52 Mondelinge geschiedenis vereist een
doelgerichte probleemstelling waarbinnen de interviews kaderen. De keuze van de
respondenten moet aansluiten bij de overkoepelende probleemstelling. Om de mondelinge
bronnen op te nemen in het historisch onderzoek, is een confrontatie van de bronnen met
andere overblijfselen van het verleden, zoals archiefmateriaal, waardevol. Deze confrontatie
toetst de betrouwbaarheid en het waarheidsgehalte van de mondelinge bron.53 Tijdens de
interviews gebruikte ik een vragenlijst als leidraad. Deze vragen weken hier en daar af,
afhankelijk van hoe het gesprek verliep, maar dienden als steun om de draad niet te verliezen.
Om de interviews als bronnen in mijn masterproef te kunnen gebruiken, ging ik met de
respondent een contract aan omtrent de auteursrechten. Daarenboven vulde de respondent
steeds een identificatiefiche in. Deze bevatte voornamelijk biografische gegevens. Enerzijds
om de sociale positie van de respondent in kaart te brengen en anderzijds om toekomstige
onderzoekers een profiel te verschaffen van de respondent. De interviews vonden steeds
plaats in een voor de respondent vertrouwde omgeving om het gemoedelijke karakter niet
teniet te doen.54
4. Literatuur
Qua literatuur stuitte ik op drie masterproeven die dicht bij mijn probleemstelling aansluiten.
Professor dr. Gita Deneckere wees mij, tijdens een verkenningsgesprek, reeds op het bestaan
50 De Wever en Pieter François, Gestemd verleden, 10-6. 51 Sangster, “Telling our stories,” 7-10. 52 Gluck, “What’s so special about women?,” 6. 53 De Wever en Pieter François, Gestemd verleden, 17-8. 54 De Wever, et al., Van horen zeggen, 27-9.
- 26 -
van de thesis van Janneke De Groote, genaamd ‘Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-
conventie. De geschiedenis van de Gentse abortusbeweging en het Kollektief Anticonceptie:
1970-2002’, geschreven in 2006.55 Haar insteek was hoofdzakelijk institutioneel. Ze schetste
de geschiedenis van het Kollektief aan de hand van allerlei organisatorische aspecten, zoals
het verloop van een abortusprocedure. Deze institutionele insteek blijft bij mij achterwege.
Hoewel mijn masterproef hier en daar noodzakelijkerwijs met de hare zal overlappen, vormt
mijn studie een meerwaarde doordat de focus meer ligt op het engagement achter het
instituut met een grote aandacht voor de rechtszaak die het in de jaren ‘80 en ‘90 doorstond.
Haar masterproef vormde voor mij wel een hulpmiddel in het schetsen van de oorsprong van
het KAC. Daarnaast haalde zij eveneens het monsterproces aan in haar thesis. Ze deed dit
echter niet met dezelfde vraagstelling die als rode draad door mijn masterproef loopt. In haar
masterproef vormde het monsterproces een onderdeel van de geschiedenis van het Kollektief
Anticonceptie, terwijl ik voornamelijk naar de effecten van het proces kijk. Haar thesis
verschafte me wel veel informatie over het KAC en de rechtszaak waar ik op verder kon
bouwen.
Een tweede masterproef die aanleunt bij de mijne was die van Katrijn De Smit, met als titel
‘Hoe dol was Dolle Mina? De geschiedenis van de Dolle Mina’s in Vlaanderen.’56 Deze thesis
was zeer belangrijk om meer inzicht te verkrijgen in de eisen van de tweede feministische golf
in Vlaanderen. Aangezien het KAC onder andere gegroeid is vanuit Dolle Mina, bleek deze
masterproef van veel nut bij het schrijven van mijn eerste deel, waar ik het ontstaan van de
Vlaamse abortusbeweging in kaart breng. Daarnaast kwam ik dankzij Rein Bellens nog bij een
derde masterproef. Nancy De Vogelaere schreef in 2000 haar masterproef ‘De Belgische
abortuswet van 3 april 1990. Evolutie en politiek-maatschappelijke gevolgen.’ Zij schreef in
haar thesis de lange geschiedenis van het ontstaan van de wet Lallemand-Michielsens. Daarin
hanteerde zij het Kollektief Anticonceptie als casus om de werking van een abortuscentrum
onder de loep te nemen.57 Deze onderzoeken vertrekken allen vanuit een andere
vraagstelling en insteek. Hier en daar komen we in elkaars vaarwater om onze eigen
probleemstelling te kaderen. De diverse doelstellingen en probleemstellingen maken van
mijn masterproef echter wel een meerwaarde op het terrein van de Vlaamse
abortusbeweging.
Tenslotte ging ik in allerlei bibliotheken en databanken op zoek naar geschreven materiaal
over de Vlaamse vrouwenbeweging in het algemeen en specifiek over allerlei aspecten
55 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie.” 56 Katrijn De Smit, “Hoe dol was Dolle Mina? De geschiedenis van de Dolle Mina’s in Vlaanderen” (masterproef, Universiteit Gent, 2003). 57 De Vogelaere, “De Belgische abortuswet van 3 april 1990.”
- 27 -
omtrent abortus. Heel veel onderzoeken naar de tweede feministische golf in België herhalen
elkaar regelmatig. Dit maakte het vaak overbodig om alles in mijn masterproef te betrekken.
Ik heb zelf meer werken gelezen dan ik in mijn bibliografie heb opgenomen. Vanuit het
standpunt ‘kwaliteit boven kwantiteit’ koos ik er dus voor om mijn bibliografie niet eindeloos
lang te maken, maar enkel het belangrijkste te incorporeren in het kader van mijn
masterproef.
5. Mogelijke beperkingen
In mijn masterproef behandel ik relatief kort de zaak tegen dokter Willy Peers in 1973, die
werd aangehouden ten gevolge van het illegaal uitvoeren van abortussen. Ik verdiep mij kort
in deze casus om aan te tonen dat de abortusprocessen in België, met name de zaak Peers,
zich niet uitsluitend achter gesloten muren afspeelden. Naast de zaak tegen dokter Peers
passeerden er echter nog andere processen omtrent abortus de revue. Ik besloot echter om
mij niet in al deze processen te verdiepen. Mijn focus ligt, naast het monsterproces, enkel op
de zaak Peers. Het doel van mijn masterproef is immers niet om een chronologische
opsomming van de diverse Belgische abortusprocessen neer te schrijven. Mijn
probleemstelling spitst zich specifiek toe op het abortusproces waar het KAC mee te maken
kreeg. Het is echter van belang om ook de zaak Peers kort toe te lichten. Toegepast op het
monsterproces ga ik na welke effecten dit proces had op het KAC en de abortusbeweging
enerzijds en de publieke opinie anderzijds. Om dit helder te kunnen kaderen, koos ik ervoor
om één ander, reeds uitgebreid gedocumenteerd, abortusproces te behandelen. Op die
manier kan ik onderstrepen dat het proces tegen het KAC niet het eerste en zeker niet het
enige abortusproces was dat veel media-aandacht genoot en voor enige commotie zorgde.
Het monsterproces en de arrestatie van Peers waren ongetwijfeld één van de meest
ophefmakende abortusprocessen. De zaak Peers dient als inleidende casus rond de mogelijke
invloed van een abortusproces. Met deze bagage in het achterhoofd krijgt de impact van de
rechtszaak tegen het KAC een ruimere betekenis.
Men kan zich de vraag stellen in welke mate het mogelijk is om de impact van een rechtszaak
te meten. Het is onmogelijk om op de vraag ‘in welke mate oefende het monsterproces een
invloed uit op het KAC en de abortusbeweging enerzijds en de publieke opinie anderzijds?’
een concreet antwoord te formuleren. Deze vraag kent geen absoluut antwoord. Het is dan
ook niet de bedoeling om een eenduidige conclusie te trekken. Nuances op deze vraag zijn
cruciaal. Via de interviews ga ik na wat, volgens de respondenten, de betekenis was van het
monsterproces. Aan de hand van open vragen peil ik naar de mogelijke impact van het proces
op het Kollektief Anticonceptie. Deze antwoorden zijn nooit objectief. De ervaringen van elk
- 28 -
individu zijn anders. De respondenten speelden zelf een rol in het abortuscentrum en tijdens
het proces. Het is daarom van belang om na te gaan wat enkele spilfiguren binnen het KAC
ervaarden als de waarde van het proces. Deze antwoorden mondden niet uit in een unanieme
conclusie die dé betekenis van de rechtszaak blootlegt. Ze verschaffen wel enig inzicht in de
beleefde resultaten van het proces vanuit een aantal pioniers binnen de beweging. Deze
persoonlijke inkijk, aangevuld met enkele primaire bronnen en de reacties van buiten het KAC
op het proces, kunnen een mooi beeld schetsen van de rechtszaak en de gevolgen hiervan op
het KAC en daarbuiten. Het feit dat een zuiver antwoord op mijn probleemstelling in mijn
masterproef ontbreekt hoeft geen beperking te zijn. Een onderzoek kan even valabel zijn in
het aanreiken van diverse inzichten, nieuwe kennis en nuances, wat ik met mijn masterproef
tracht te bereiken.
- 29 -
DEEL 1 - ABORTUSBEWEGING
Hoofdstuk 1: Abortus in de taboesfeer (1880-1960)
Op het einde van de jaren ‘60 heerste er een grote stilte rond abortus en anticonceptie.
Abortus, en breder gezien seksualiteit, ging gepaard met gevoelens van schaamte, angst en
schuld. Deze gevoelige en persoonlijke thematieken werden ten stelligste onderdrukt en
stilgezwegen.58 Anticonceptie was in de jaren ‘60 nog allesbehalve voor de hand liggend.
Hoewel de pil in 1962 op de markt kwam, vertaalde dat zich niet naar een massale consumptie
ervan.59 Voornamelijk in het conservatieve Vlaanderen heerste er een groot stilzwijgen over
heel de geboorteregelingsproblematiek. In kleinere Vlaamse gemeenten raakte men moeilijk
aan anticonceptiva. Het was niet vanzelfsprekend om openlijk over anticonceptie, seksualiteit
en/of abortus te communiceren.60
De wettelijke realiteit hield deze taboesfeer mede in stand. Vanaf 1867 introduceerde de
Belgische Staat haar eigen strafrecht. Dit strafrecht verklaarde abortus in alle gevallen
strafbaar. Daarnaast verbood het ook het produceren, verspreiden of verkopen van middelen
bedoeld om een abortus op gang te brengen. De wet beschouwde een foetus vanaf het begin
als een ongeboren leven, waarvan men het leven niet mocht ontnemen.61 Met deze moraal
kreeg het verbod op abortus een plaats onder de rubriek die de misdrijven tegen de orde der
familie en de openbare zedelijkheid omvatte.62 Het gezin vormde de hoeksteen van de
samenleving en moest te allen tijde worden beschermd.63 In 1923 zien we een verstrenging
van de wetgeving rond abortus en anticonceptie. Vanaf dan was ook de verspreiding van
anticonceptieve middelen wettelijk verboden.64 Dit verbod stak abortus en anticonceptie des
te meer in de taboesfeer. Abortus was dus strafbaar, wat het taboe errond des te meer
legitimeerde.
58 Els Witte, “De liberalisering van de Abortus-wetgeving in België (1970-1990),” in Abortus. Rapporten en perspectieven omtrent vrouwenstudies, ed. Micheline Scheys (Brussel: VUBPress, 1993), 23. 59 Carlier, Fred en Monika, Toen seks vies was en de lucht nog schoon, 11. 60 Els Witte, “De rol van dr. Peers in het politieke besluitvormingsproces rond de liberalisering van abortus (1970-1973),” Nieuw Tijdschrift van de Vrije Universiteit Brussel 13, nr. 3 (2000): 14. 61 Trommelmans, Lieve Blanquaert en Ria Goris, Vlaanderen vrijt! 50 Jaar seks in Vlaanderen, 61. 62 De Vogelaere, “De Belgische abortuswet van 3 april 1990,” 34. 63 Diane De Keyzer, De engeltjesmaaksters. Abortus toen het niet mocht (Leuven: Uitgeverij Van Halewyck, 2009), 160. 64 Witte, “De liberalisering van de Abortus-wetgeving in België (1970-1990), 23.
- 30 -
De alomtegenwoordige dominantie van de katholieke kerk zorgde er eveneens voor dat
seksualiteit en abortus uit den boze bleven. De normen en waarden die het katholieke geloof
aanhing, gingen lijnrecht in tegen de ethiek achter anticonceptie en
zwangerschapsafbrekingen.65 Liefde, huwelijk, seksualiteit en voortplanting waren sterk met
elkaar vervlochten. Eén van deze elementen lostrekken van de andere ging in tegen de
katholieke moraal.66 Moeder natuur bepaalde dat de vrouw nieuw leven op de wereld moest
brengen. Moederschap was het hoogste goed voor een vrouw. Seksualiteit en voortplanting
waren niet van elkaar los te koppelen. Seksuele verlangens waren geen creatie van God voor
het eigen genot, maar voor een hoger doel, namelijk de voortplanting binnen het huwelijk.
Seksualiteit binnen het huwelijk had puur als doel nieuw leven op de wereld te zetten.
Geboorteregeling ging hier lijnrecht tegen in. Het zou de natuurlijke orde der dingen
verstoren en seksualiteit en voortplanting los van elkaar doen functioneren.67 Het katholieke
geloof diende menselijk leven, op de wereld gezet door de vrouw, te beschermen. Abortus
paste niet in deze moraal en kon dus niet door de beugel. De katholieke kerk was erin geslaagd
haar stempel stevig op de samenleving te drukken en het taboe rond seksualiteit, en dus ook
abortus, te consolideren.68 Daarenboven nam de katholieke kerk tussen 1884 en 1914
prominent het meest aantal zetels in het parlement in.69 Dit maakte het niet vanzelfsprekend
om deze thematieken uit het keurslijf van de katholieke moraal te bevrijden.
Ondergronds was er, ondanks deze belemmeringen, wel sprake van een abortuspraktijk. Voor
de periode vóór 1940 is het echter moeilijk dit fenomeen historisch te duiden. Er zijn wel
voldoende aanwijzingen. Debatten in het parlement en publicaties, geschreven vanuit de
katholieke kerk, gericht tegen abortus, wijzen op een florerende abortuspraktijk in België. Het
wettelijk verbod op abortus kon de praktijk niet stoppen. De verstrenging van de wet in 1923
wijst op een toename in de verspreiding van propaganda inzake anticonceptie en abortus in
de periode hiervoor. De strafwet legde de abortuspraktijk niet aan banden, maar dreef het
wel in de illegaliteit.70 Het strafrecht oefende geen opmerkelijke invloed uit op het aantal
veroordelingen. Dit vertaalde zich echter niet in een daling van het aantal vruchtafdrijvingen.
Integendeel, het ‘dark number’ liep enkel hoger op. Zowel de aborteurs/aborteuses als de
vrouw hadden er baat bij om de abortuspraktijk geheim te houden.71 Dit bevorderde de
65 Celis en Gily Coene, “Nog altijd een vrouwenrecht?,” 6. 66 Carlier, Fred en Monika, Toen seks vies was en de lucht nog schoon, 4. 67 Frederika Ducheyne, “Abortus en anticonceptie in het interbellum: een verkenning” (masterproef, Universiteit Gent, 1986), 15-9. 68 Witte, “De liberalisering van de Abortus-wetgeving in België (1970-1990),” 24. 69 Karen Celis, “Abortus in België, 1880-1940,” Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis 26, nr. 3-4 (1996): 233. 70 Celis, “Abortus in België, 1880-1940,” 203-24. 71 Ducheyne, “Abortus en anticonceptie in het interbellum,” 170-1.
- 31 -
professionaliteit achter de zwangerschapsafbrekingen niet. Het waren in deze periode vaak
onprofessionele amateurs die abortussen uitvoerden. De abortuspraktijk had wel de kans zich
gedurende deze periode verder te verspreiden.72
De seksuele revolutie van eind jaren 1960 veroorzaakte een barst in het heersende taboe
rond seksualiteit. De ‘seksuele revolutie’ verwijst naar een periode waarin er zich allerlei
veranderingen - op verschillende terreinen - voltrokken in de westerse wereld die een
mentaliteitsverandering op gang brachten.73 Seksualiteit en voortplanting trokken zich
langzamerhand los van elkaar. De strikte ideologie, waarin het huwelijk en moederschap
centraal stonden, maakte plaats voor een visie waarin de levenskwaliteit primeerde.
Anticonceptie en seksualiteit kwamen geleidelijk aan meer in de openheid en werden meer
bespreekbaar.74 De seksuele revolutie maakte heel wat zaken, die voordien uit den boze
waren, bespreekbaar. Deze openheid leidde echter niet tot een immense verandering in de
praktijk. Het merendeel van de bevolking bezat nog steeds geen correcte kennis over het
gebruik van anticonceptieve middelen. Voorhuwelijkse seksualiteit brak steeds meer door,
maar vormde geen onderwerp waarover men openlijk kon spreken. Daarom kan men de term
‘seksuele revolutie’ overdreven vinden, met het argument dat de mentaliteitswijziging, die
zich eind jaren ‘60 voltrok, niet verregaand genoeg was om van een revolutie te spreken.
Anderzijds kan men niet negeren dat de introductie van de pil en de omvangrijke verspreiding
ervan in de westerse geïndustrialiseerde wereld een fundamentele maatschappelijke
verschuiving veroorzaakte.75 In de jaren ‘60 gebruikten relatief weinig vrouwen de pil als
anticonceptiemiddel. In 1983 slikte 39% van de Belgische vrouwen de pil. Vrouwen kregen
hierdoor eindelijk de mogelijkheid om hun vruchtbaarheid te beheersen, op een relatief
veilige en autonome manier. Moederschap werd steeds meer een eigen keuze in plaats van
een biologisch bepaalde taak.76
Een ultieme liberalisering van het moederschap was echter nog niet bereikt met deze
evolutie. De abortusbeweging wou twee aspecten verwezenlijken: een mentaliteitswijziging
en een wetswijziging. De mentaliteitswijziging voltrok zich voor een belangrijk deel al tijdens
de seksuele revolutie. Deze eerste fase is van belang om allerlei individuen en groepen te
rekruteren voor de beweging en haar eisen. Om deze mentaliteitsverandering door te trekken
naar de hele samenleving, is een aangepaste wetgeving echter cruciaal. Een veranderende
72 Celis, “Abortus in België, 1880-1940,” 203-24. 73 Carlier, Fred en Monika, Toen seks vies was en de lucht nog schoon, 37. 74 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 37. 75 Carlier, Fred en Monika, Toen seks vies was en de lucht nog schoon, 46-66. 76 Marie-Thérèse Coenen, Denise Keymolen en Miet Smet, Stap voor stap: geschiedenis van de vrouwenemancipatie in België (Brussel: Kabinet van de Staatssecretaris voor Maatschappelijke Emancipatie, 1991), 91-4.
- 32 -
abortuswet kan enerzijds een invloed uitoefenen op de ingesteldheid van de Belgische
bevolking en anderzijds een reeds uit de startblokken geschoten mentaliteitsverandering
ondersteunen.77 De baanbrekende veranderingen, die abortus op de politieke agenda
plaatsten en een veranderende abortuswet mogelijk maakten, voltrokken zich pas met de
opkomst van de abortusbeweging ten tijde van de tweede feministische golf, waar ik nu
dieper op in zal gaan.
77 Anne-Marie Decock, “Feminisme als aspect van sociale verandering” (masterproef, Universiteit Gent, 1980), 54-5
- 33 -
Hoofdstuk 2: Abortus als strijdpunt van de vrouwenbeweging (jaren
1970)
1. Ontstaan van de vrouwenbeweging
De jaren ‘70 kenmerkten zich door de in het oog springende acties van de Vlaamse Dolle
Mina’s die met hun bekende slogan ‘baas in eigen buik’ de krantenkoppen haalden. We zien
in deze periode een heropleving van de vrouwenbeweging.78 Om de oorsprong van het
Kollektief Anticonceptie te Gent helder in kaart te brengen, is het van belang om eerst de
ontwikkeling van de vrouwenbeweging te schetsen. De eis om abortus uit het strafrecht te
halen is tenslotte gegroeid vanuit de vrouwenbeweging. De strijd voor de liberalisering van
abortus bracht de diverse spelers binnen de vrouwenbeweging samen om zich te mobiliseren
voor hetzelfde doel.79 Een aantal sociologen plaatst de Vlaamse vrouwenbeweging onder het
bredere fenomeen van protestbewegingen tijdens de late jaren ‘60 en ‘70, een subcategorie
van de sociale bewegingen die ik reeds in mijn theoretisch kader aanhaalde. Op het politieke
spectrum situeerden ze zich voornamelijk links, waarbij ze zich kantten tegen het kapitalisme.
Omwille van hun geringe directe politieke impact, maakten ze vooral gebruik van de strategie
van het straatprotest.80
Hieronder bespreek ik kort de drie belangrijkste pijlers binnen de Vlaamse vrouwenbeweging.
De vrouwenbeweging is echter veel complexer dan deze drie organisaties. De Vlaamse
vrouwenbeweging was geen homogene beweging. De enkelvoudige term ‘vrouwenbeweging’
is in deze zin enigszins misleidend.81 Het ging om een aggregaat van diverse groeperingen, die
elk een andere visie en aanpak voor ogen hadden. Wel sloegen ze rond bepaalde kwesties,
zoals abortus, de handen in elkaar om samen eenzelfde strijd te voeren. Om kort de context
van de Vlaamse vrouwenbeweging te belichten, volstaat het echter om deze drie
groeperingen als leidraad te nemen.
De actiegroep waarvan de naam bij het merendeel van de bevolking nog steeds op zijn minst
een belletje doet rinkelen, is Dolle Mina. 1970 was het jaar waarin de stichtingsvergadering
van de Dolle Mina’s plaatsvond. Na de vorming van een kern in Antwerpen ontstonden er ook
78 Carlier, Fred en Monika, Toen seks vies was en de lucht nog schoon, 15. 79 De Metsenaere, “Het belang van de abortusstrijd voor de vrouwenbeweging en de impact van de wetswijziging op de levens van vrouwen,” 30. 80 Leen Van Molle, “De nieuwe vrouwenbewegingen in Vlaanderen, een andere lezing,” Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis 34, nr. 3 (2004): 365-6. 81 Van Molle, “De nieuwe vrouwenbewegingen in Vlaanderen,” 373-4.
- 34 -
kernen in Gent, Leuven, Brussel en Oostende.82 Ze vormden zeker niet de enige actiegroep
die voor allerlei vrouwenrechten pleitte, maar genoten wel de meeste publiciteit. Hun
innovatieve acties waren ideaal om als journalist over te rapporteren. Ze kleurden hun acties
met spraakmakende slogans, die ook in persberichten hun vlotte toon niet verloren.
‘Vrouwen hebben ook recht op longkanker,’ gebruikten ze bijvoorbeeld als slagzin om een
verzekeringsmaatschappij te bekritiseren, waar vrouwelijke werknemers niet mochten roken.
Hun slogans klonken bewust shockerend.83 De organisatie bevond zich aan de linkerzijde van
het politieke spectrum. De Dolle Mina’s zagen de vrouwenkwestie(s) als vervlochten met het
verzet tegen het kapitalisme. Hun strijd voor vrouwenrechten kreeg een plaats binnen het
overkoepelende verzet tegen het kapitalisme. Deze insteek, in combinatie met hun
spraakmakende manier van actievoeren, maakte de Dolle Mina’s voor het gros van de
bevolking zeer radicaal en vaak te uitdagend.84 Tegen het midden van de jaren ‘70 doekten
de Dolle Mina’s hun organisatie op en kwamen ze terecht bij de Fem-Soc groepen, die het
feminisme verbonden met het socialisme.85
De PAG, de Pluralistische Actiegroep voor gelijke rechten voor man en vrouw, vertolkte
eveneens een aanzienlijke rol binnen de geschiedenis van het Vlaamse feminisme. In
tegenstelling tot de Dolle Mina’s typeerde de PAG zich als een meer gematigde organisatie,
die stapsgewijs ijverde voor hervormingen waar meer mensen achter stonden. Hun manier
van actievoeren vertaalde zich in eerder rustige demonstraties of niet-controversiële
actievormen, zoals petities. Het ontbreken van een sensationeel kantje betekende dat de
organisatie weinig aandacht genoot in de media.86 PAG trachtte bovendien, in tegenstelling
tot de Dolle Mina’s, geen politiek standpunt in te nemen door feministen aan te trekken over
de partijgrenzen heen. Hun ‘realistischere’ aanpak kon de ene bekoren maar de andere op
zijn/haar honger laten zitten.87 De twee organisaties waren dus erg verschillend in hun aanpak
en eisen, wat een hechte samenwerking in de weg stond. Dolle Mina profileerde zich ‘linkser’
en koppelde de strijd van de vrouw aan de klassenstrijd gericht tegen het kapitalisme, terwijl
PAG zich een veel pragmatischere houding aanmat. Dolle Mina en PAG lagen wel beiden aan
de oorsprong van de tweede feministische golf in Vlaanderen.88
82 Van Molle, “De nieuwe vrouwenbewegingen in Vlaanderen,” 361. 83 Marc Hooghe, “De organisatiestructuur van de Vlaamse vrouwenbeweging,” Sociologische Gids 41, nr. 2 (1994): 146. 84 Renée Van Mechelen, Uit eigen beweging: balans van de vrouwenbeweging in Vlaanderen, 1970-1978 (Leuven: Kritak, 1979), 41. 85 Van Molle, “De nieuwe vrouwenbewegingen in Vlaanderen,” 362. 86 Hooghe, “De organisatiestructuur van de Vlaamse vrouwenbeweging,” 146. 87 Van Mechelen, Uit eigen beweging, 41. 88 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 21.
- 35 -
De derde pijler zag in 1972 het licht met de oprichting van het Vrouwen Overleg Komitee,
kortweg VOK. Net zoals PAG verwelkomde de organisatie geëngageerde individuen vanuit het
hele politieke spectrum. Hun engagement uitte zich in de organisatie van de eerste Vlaamse
Vrouwendag op 11 november 1972 in Brussel, waar tal van inspirerende figuren, waaronder
de Franse filosofe Simone de Beauvoir en de Britse feministe Germaine Greer, het publiek
toespraken.89 De eerste editie lokte al onmiddellijk circa 10.000 bezoekers. Sindsdien kwam
er elk jaar een vervolg. Deze Vrouwendagen waren een belangrijke openbare manifestatie,
waar iedereen binnen de vrouwenbeweging centraal kon samenkomen.90 De Vrouwendagen
waren gewijd aan diverse probleemdossiers waar het gros van de vrouwen zich achter kon
scharen.91 Het VOK drukte hiermee evenzeer zijn stempel op het maatschappelijke debat van
de tweede feministische golf.
2. Abortus als strijdpunt
De bekende slogan ‘baas in eigen buik’ spreekt bijna voor zich, maar vereist toch enige uitleg.
De depenalisering van abortus vormde binnen het gros van de vrouwenbeweging één van de
belangrijkste strijdpunten. Tegelijkertijd zorgde abortus voor heel wat onenigheden binnen
de beweging. Allerlei christelijke vrouwenorganisaties konden zich bijvoorbeeld niet
verzoenen met deze eis en schaarden zich eerder achter contra-abortusbewegingen, zoals
Pro Vita.92 De abortusbeweging maakte dus in zekere zin deel uit van de vrouwenbeweging,
maar dit betekende niet dat er bij de vrouwenbeweging eensgezindheid heerste over dit
thema. De abortusbeweging eiste dat abortus uit het strafrecht zou verdwijnen. Vanuit
feministische invalshoek moest de vrouw zelf kunnen beslissen over haar lichaam. Een
zwangerschapsafbreking moest mogelijk zijn indien dit de wens was van de vrouw en dit
moest bovendien in verantwoorde omstandigheden kunnen verlopen. De eis om abortus te
liberaliseren was sterk vervlochten met een helder beleid inzake anticonceptie en seksuele
voorlichting. Verantwoord en bewust moederschap stond centraal. Het moederschap moest
in alle omstandigheden een eigen bewuste keuze zijn. Binnen deze waarde kregen
anticonceptie en de mogelijkheid tot abortus een belangrijke plaats.93 ‘Baas in eigen buik’
vormde de slagzin die ervoor ijverde dat de vrouw in alle gevallen, dus niet enkel als het om
een noodgeval ging, over haar zwangerschap moest kunnen beslissen. Deze opvatting was in
de jaren ‘70, wanneer de katholieke kerk de touwtjes nog tot op zekere hoogte stevig in
89 Trommelmans, Lieve Blanquaert en Ria Goris, Vlaanderen vrijt! 50 Jaar seks in Vlaanderen, 24. 90 Hooghe, “De organisatiestructuur van de Vlaamse vrouwenbeweging,” 146-7. 91 Van Molle, “De nieuwe vrouwenbewegingen in Vlaanderen,” 362. 92 Anke Stefens, “Op de barricade voor de seksuele emancipatie. Het engagement van professoren en studenten van de Gentse universiteit vanaf 1969” (masterproef, Universiteit Gent, 2015), 131. 93 Scheys, “Inleiding,” 12-3.
- 36 -
handen had, baanbrekend.94 De abortusbeweging moest de gangbare mentaliteit omgooien
om bewust moederschap hier een aanvaarde plaats in te kunnen geven.
Dolle Mina was hierin, zoals reeds vermeld, prominent aanwezig. Deze organisatie legde een
eisenpakket op tafel, waar de bredere abortusbeweging zich kon achter scharen. Ten eerste
verdiende abortus geen plaats in het strafrecht. Daarnaast moest de uiteindelijke beslissing
over abortus onafhankelijk bij de vrouw liggen. Als derde eis moest abortus financieel
haalbaar zijn voor iedereen, dus ook voor vrouwen uit minder gegoede klassen. De kosten
van een vruchtafdrijving zouden dus moeten worden terugbetaald. Tevens pleitte ze voor een
betere seksuele voorlichting om bewust moederschap ten volle te realiseren. Deze eis legde
de nauwe relatie tussen abortus en anticonceptie bloot. Bovendien zette ze zich ook in voor
de oprichting van regionale abortuscentra, bij voorkeur gefinancierd door de overheid.95 ‘Lust
zonder last. Kinderen als ‘t ons past’ en andere vlotte slagzinnen staafden deze eisen.96 De
vrouwenbeweging was ontzettend divers en zeker niet onverdeeld. Dolle Mina haalde binnen
deze beweging dan wel het grootst aantal krantenkoppen, maar dat betekende niet dat ze de
enige organisatie was die zich inzette voor abortus en anticonceptie. Tal van feministische
studentenorganisaties en andere vrouwenbewegingen ondernamen allerlei acties tegen de
abortuswetgeving en ijverden voor een beter anticonceptiebeleid.97 Zo lanceerde het VOK
bijvoorbeeld een campagne met als slogan ‘gewenste kinderen, gelukkige kinderen.’98
Hoewel een gedeeltelijke depenalisering van abortus er pas in 1990 kwam, slaagde de
abortusbeweging er wel in vooruitgang te boeken omtrent de abortuskwestie. Verscheidene
vrouwenorganisaties bundelden hun krachten om campagne te voeren voor de liberalisering
van abortus. In 1976 was de jaarlijkse Internationale Vrouwendag volledig gewijd aan abortus.
Het is ook dan dat de afspraak tot stand kwam om jaarlijks in maart een pro-abortus
demonstratie te organiseren. Deze publieke initiatieven maakten de abortuskwestie voor de
bevolking zichtbaar. Het tot dan heimelijke karakter van de abortuspraktijk kon dankzij deze
inspanningen steeds meer in de openbaarheid komen. Abortus kwam prominenter in beeld,
wat het vervolgens ook een politieke kwestie maakte.99 Ook de affaire rond de Naamse dokter
Willy Peers bracht de kwestie in de openbaarheid. Zijn aanhouding in 1973, wegens het
uitvoeren van een abortus in de provinciale kliniek van Namen, zorgde voor opschudding bij
de publieke opinie, waarop de politiek zich genoodzaakt voelde te reageren. De invloed van
94 Trommelmans, Lieve Blanquaert en Ria Goris, Vlaanderen vrijt! 50 Jaar seks in Vlaanderen, 65. 95 Stefens, “Op de barricade voor de seksuele emancipatie,” 137-8. 96 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 21-2. 97 Scheys, “Inleiding,” 11. 98 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 22-3. 99 Celis en Gily Coene, “Nog altijd een vrouwenrecht?,” 6.
- 37 -
dit proces komt nog aan bod in een later hoofdstuk in deze masterproef. De zaak rond dokter
Peers bood de abortusbeweging de mogelijkheid om het publiek rond de abortuskwestie te
mobiliseren, waardoor het van belang is om de zaak ook hier kort te benoemen.100
Anticonceptie genoot eveneens meer aandacht in de jaren ‘70. In 1970 zette de Belgische
Federatie voor Gezinsplanning en Seksuele Opvoeding een nationaal symposium ‘Family
Planning’ op touw. Dit symposium reikte artsen tal van informatie aan over de mogelijkheden
inzake anticonceptie.101 Liberalisering van anticonceptie was eindelijk mogelijk. Het heeft tot
1973 geduurd vooraleer anticonceptie werd geliberaliseerd. Tot dat jaar was de verspreiding
van anticonceptie zelf en de informatie hierover nog steeds strafbaar in België. Het recht op
anticonceptie kaderde binnen de centrale waarde van bewust ouderschap binnen het
Belgische feminisme.102 De strijd rond abortus was dus ontzettend divers en boog zich over
het belang van vrije beleving van seksualiteit. De toenmalige maatschappijstructuren
omarmden deze seksuele vrijheid niet en werden dus aangeklaagd. De normen en waarden,
die moeders aan de haard centraal stelden, moesten een transformatie doorstaan. Bewust
ouderschap en seksuele ontvoogding zouden de nieuwe norm worden, wat de
abortusbeweging betreft.103 Men veronderstelt hier en daar dat de verruiming van de wet
van 1973, die anticonceptie legaliseerde, als toegeving tot stand kwam om de abortuskwestie
te stuiten.104 Met de wet van 1973 was de eindmeet echter nog niet bereikt.
Op politiek vlak bracht de abortusbeweging tevens een debat op gang. De inspanningen van
de beweging voedden in de jaren ‘80 parlementaire debatten. Lily Boeykens, toenmalig
voorzitster van de Nationale Vrouwenraad en eveneens lid van het parlement, verwees in het
werkjaar 1989-1990 in het parlement naar pleidooien en petities voor de liberalisering van
abortus.105 In 1971 diende de socialist Willy Calewaert, samen met twee liberale senatoren,
een eerste wetsvoorstel in aangaande een gedeeltelijke liberalisering van abortus.106 Hij
stelde voor om een zwangerschapsafbreking in de eerste vijftien weken toe te laten op grond
van sociaal-psychologische drijfveren, mits toestemming van twee artsen. Het voorstel zorgde
voor wat commotie, maar geraakte uiteindelijk niet tot in de Senaat. Het werd niet op de
politieke agenda geplaatst.107 Een eerste wetsvoorstel inzake abortus impliceerde wel dat er
veranderingen bezig waren en er ruimte was om hierover een politiek debat te voeren. Tussen
100 De Vogelaere, “De Belgische abortuswet van 3 april 1990,” 49. 101 Carlier, Fred en Monika, Toen seks vies was en de lucht nog schoon, 15-6. 102 Celis en Gily Coene, “Nog altijd een vrouwenrecht?,” 11. 103 Stefens, “Op de barricade voor de seksuele emancipatie,” 137. 104 Van Mechelen, Uit eigen beweging, 68. 105 Celis en Gily Coene, “Nog altijd een vrouwenrecht?,” 6. 106 Stefens, “Op de barricade voor de seksuele emancipatie,” 131. 107 De Vogelaere, “De Belgische abortuswet van 3 april 1990,” 48.
- 38 -
1971 en 1980 kwamen een dertigtal wetsvoorstellen rond abortus op tafel.108 Niet al deze
voorstellen ijverden voor een wijziging van de abortuswet. Sommigen vroegen een
opschorting van de rechterlijke inmenging en andere stelden een tijdelijke afschaffing van het
gedeelte van de strafwet, dat abortus verbiedt, voor.109 Geen van deze voorstellen geraakte
echter door beide Kamers.110
De abortuswet van 3 april 1990 was het resultaat van een lang parcours van politieke
onderhandelingen en akkoorden. De vrouwenbeweging gaf de aanzet en bracht de
abortuskwestie naar de voorgrond. De veelheid en verscheidenheid aan protestacties en
manifestaties vanuit de abortusbeweging veroorzaakte een eerste barst in het taboe rond
abortus. Ze bracht de kwestie meer naar de zichtbare oppervlakte en wakkerde de noodzaak
aan om de abortuskwestie op de politieke agenda te plaatsen.111 De vrouwenbeweging
oefende als pressiegroep een immense druk uit op de politiek om maatschappelijke
veranderingen in gang te zetten. Allerlei thematieken werden uit de taboesfeer gehaald:
abortus, vrouwenmishandeling, verkrachting, lesbianisme, enz. werden steeds meer
bespreekbaar. Ze vervulde een belangrijke functie als initiator van bewustwording.112 Ze was
de motor achter allerlei parlementaire debatten en publieke campagnes. De autonome
vrouwenbeweging vertolkte een cruciale rol in de geleidelijke mentaliteitswijziging in België
die de wet van 1990 mogelijk maakte.113 De wet Lallemand-Michielsens omvatte drie
voorwaarden waaronder een abortus mogelijk was. De zwangere vrouw moest eerst en
vooral in een noodtoestand verkeren. Deze noodtoestand is echter nooit concreet
omschreven. De arts moet, naar eigen weten, vaststellen of de situatie van de vrouw als een
noodsituatie kan doorgaan. Wanneer aan deze eerste voorwaarde voldaan is, dient de
abortus in medisch verantwoorde omstandigheden plaats te vinden, in een ziekenhuis of een
abortuscentrum. De ongewenst zwangere vrouw krijgt hier allerlei informatie mee over
mogelijke alternatieven voor een zwangerschapsafbreking, over anticonceptie en de
mogelijke medische complicaties die na de ingreep kunnen optreden. Tenslotte mag de
vruchtafdrijving enkel worden uitgevoerd binnen de eerste 12 weken sinds de bevruchting en
pas 6 dagen na de eerste consultatie. Deze termijn van 12 weken is enkel overschrijdbaar
wanneer de gezondheid van de vrouw of de baby op het spel staat.114 Het was echter nog
wachten tot 1990 vooraleer deze wet realiteit werd.
108 Eric Morbé, De abortuswet en de evaluatiecommissie: schets van de totstandkoming (Heule: UGA, 2004), 11. 109 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 41. 110 Morbé, De abortuswet en de evaluatiecommissie, 11. 111 Scheys, “Inleiding,” 12-3. 112 Decock, “Feminisme als aspect van sociale verandering,” 111-8. 113 Ida Dequeecker en Kitty Roggeman, “Feminisme in Vlaanderen. Op zoek naar de identiteit van het Vlaams feminisme van de tweede golf,” RoSa 11, nr. 4 (2005): 3-4. 114 Stefens, “Op de barricade voor de seksuele emancipatie,” 133.
- 39 -
In de schoot van deze vrouwenbeweging ontsproot in de tweede helft van de jaren ‘70 de
Gentse abortusbeweging. Allerlei subgroepen omarmden de abortuseis, waardoor deze een
programma op zich werd. Hieruit is vervolgens de Gentse abortusbeweging geboren. Een
aantal spilfiguren in deze Gentse beweging waren afkomstig van de Gentse afdeling van Dolle
Mina. Dolle Mina stond ontzettend sterk in Gent. Vrouwen die een abortus wensten,
verwezen zij door naar klinieken in Nederland waar vruchtafdrijvingen werden uitgevoerd. Ze
zetten zich mee in in de abortuscomité’s, waar abortus als strijdpunt centraal stond. Greta
Craeymeersch, Marijke Colle en Cathérine Couck waren spilfiguren binnen Dolle Mina en
speelden later ook een grote rol in het Gentse abortuscentrum Kollektief Anticonceptie. Ze
werden hierin gesterkt door enkele pioniers, die niet actief waren binnen Dolle Mina, zoals
Rein Bellens, Frans Van Acoleyen, Marc Cosyns, Marc Dullaert en Lucie Van Crombrugge. Op
grond van hun gedeelde links-progressieve sympathieën en met hetzelfde doel voor ogen,
kwamen ze bij elkaar om het eerste Vlaamse abortuscentrum uit de grond te stampen. Het
volgende hoofdstuk gaat over het ontstaan van het Kollektief Anticonceptie.115
3. Eerste abortusklinieken of -centra
De abortuspraktijk floreerde al vooraleer de deuren van het eerste Belgische abortuscentrum
opengingen. Het is echter, zoals reeds aangehaald, zeer moeilijk om een accuraat beeld te
schetsen van de abortuspraktijk vóór deze periode. Uitgevoerde abortussen werden
nauwelijks geregistreerd. Hierdoor is er een gebrek aan betrouwbare statistische informatie
inzake het aantal abortussen en de locatie(s) hiervan. In het geval van België is er wel sprake
van enkele bronnen die enigszins een idee kunnen geven van de abortuspraktijk vanaf de
jaren ‘70. Een aantal medewerkers van het Brusselse Sint-Pietersziekenhuis en van een
onderzoekscentrum van de Université Libre de Bruxelles begonnen met het registreren van
vruchtafdrijvingen die binnen de Belgische ziekenhuismuren plaatsvonden. Deze registraties
en allerlei onderzoeken naar de Belgische abortuspraktijk tonen aan dat er een verspreide
abortuspraktijk in België aanwezig was. Waar de wet niet volgde, was er in België dus al in de
jaren ‘70 sprake van een abortuspraktijk in ziekenhuizen en diverse poliklinische centra.116
In 1975 zag het eerste Belgische abortuscentrum het licht op de campus van de ULB -
Université Libre de Bruxelles.117 Drie jaar na de start van het eerste abortuscentrum in België
verenigden deze verschillende centra zich in een overkoepelende federatie, genaamd de
115 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 24-30. 116 De Vogelaere, “De Belgische abortuswet van 3 april 1990,” 38-43. 117 Coene en Sophie Bollen, Nog altijd baas in eigen buik?, 45-6.
- 40 -
Gacehpa, Groupe d’Action des Centres Extra-Hospitaliers Pratiquant des Avortements. Dit
verbond engageerde zich om ongewenst zwangere vrouwen uit minder gegoede milieus toch
te kunnen opvangen. Tegen 1979 functioneerden er al 8 abortuscentra in België. Dat cijfer
steeg tegen 1988 geleidelijk aan verder naar 22.118 Het was wachten tot 1980 totdat het
eerste Vlaamse abortuscentrum, het Kollektief Anticonceptie, zou ontstaan.
118 De Vogelaere, “De Belgische abortuswet van 3 april 1990,” 44.
- 41 -
DEEL 2: ONTSTAAN KOLLEKTIEF ANTICONCEPTIE (1980)
Hoofdstuk 3: Drijfveren achter het KAC
1. Clandestiene abortussen
België wachtte niet op de wet van 1990 om een abortuspraktijk uit te bouwen. Het illegale
karakter van vruchtafdrijvingen bracht echter ook amateurisme en onbekwaamheid met zich
mee. Een abortus ondergaan bij een vakkundig geneesheer was niet goedkoop. Daardoor was
abortus niet voor elke vrouw weggelegd. Zij die financieel minder gegoed waren, klopten
hierdoor vaak aan deuren buiten de medische wereld. Sommige vrouwen aborteerden
zichzelf, of riepen de hulp in van aborteurs of aborteuses. Deze clandestiene, vaak
onprofessionele abortuspraktijk kon kwalijke gevolgen hebben. Verminkingen of zelfs een
fatale afloop waren soms het gevolg.119 De aborteurs of aborteuses bezaten vaak geen
medische achtergrond. Dat maakte het risico op inwendige letsels groot. Vrouwen konden
levenslang onvruchtbaar worden, konden buitenbaarmoederlijke zwangerschappen of
diverse chronische klachten krijgen.120 Met de opkomst van de eerste abortusklinieken in
Brussel nam het aantal - hoewel dit moeilijk precies kan worden gemeten - clandestiene
abortussen af.121 Omwille van het illegale kader is het moeilijk om een idee te krijgen van het
aantal clandestiene abortussen. De cijfers van de periode vóór de legalisatie van abortus
moeten met een korrel zout worden genomen.122
Rein Bellens, één van de eerste dokters binnen het abortuscentrum KAC, werd met het
risicovolle karakter van deze amateuristische vruchtafdrijvingen geconfronteerd in Portugal.
Ze trok er na de Anjerrevolutie naartoe. Daar werd ze met haar neus op de gevaarlijke
gevolgen en complicaties van clandestiene abortussen gedrukt.123
“In de praktijk was het zo dat het door vroedvrouwen altijd gebeurde, door middel van
curettage, dus eigenlijk nog een oude methode. Daar hebben we eigenlijk wel veel
complicaties bij gezien. Vrouwen die nog zwanger waren, ondanks de curettage, of die
119 De Vogelaere, “De Belgische abortuswet van 3 april 1990,” 41. 120 De Keyzer, De engeltjesmaaksters, 142. 121 De Vogelaere, “De Belgische abortuswet van 3 april 1990,” 41. 122 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 48-9. 123 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 33.
- 42 -
bloedingen hadden of die infecties hadden. Dus dat was eigenlijk nogal een
confrontatie voor mij.”124
Rond die periode was daar ook een feministische groepering actief die met enkele Duitse
artsen samenwerkte om een abortus te laten uitvoeren door middel van de zuigcurettage.
Deze abortus vond plaats in de kliniek waar dokter Bellens toen werkzaam was. Dit was de
allereerste abortus waar zij getuige van was. Het is daar in Portugal bij die ene abortus
gebleven, maar die ervaring heeft de vonk wel doen overslaan.125 Twee jaar later werd ze ook
in België geconfronteerd met ongewenst zwangere vrouwen, toen ze werkte in het CSV, het
Centrum voor Seksuele Voorlichting in Gent.126 Men kon in dit centrum terecht met allerlei
problemen, zoals seksueel overdraagbare aandoeningen. Ongewenst zwangere vrouwen
kwamen hier ook af en toe over de vloer.127
Het riskante karakter van clandestien uitgevoerde abortussen en alle gevolgen vandien was
één van de externe katalysatoren om in Vlaanderen een medisch verantwoorde
abortuspraktijk op te starten.
2. Abortustoerisme
België was in 1990 één van de laatste Europese landen die abortus gedeeltelijk
depenaliseerde. In Groot-Brittannië kon je als vrouw reeds vanaf oktober 1967 legaal voor
een abortus kiezen. In het midden van de jaren ‘70 volgden ook Frankrijk, Duitsland,
Zwitserland, Oostenrijk en Italië met hun abortuswet. De meeste Belgische vrouwen die
zonder risico een abortus wensten, trokken echter net voorbij de grens naar Nederland.
Hoewel abortus er pas gedeeltelijk legaal werd vanaf 1981, ontwikkelde de Nederlandse
abortuspraktijk zich al in de jaren ‘60. Reeds van bij het begin situeerde deze praktijk zich in
ziekenhuizen of bij gynaecologen, binnen een vakkundig medisch kader. Vanaf 1971 kwamen
de eerste (illegale) abortusklinieken tot stand onder de vereniging Stichting Medisch
Verantwoorde Zwangerschapsafbreking (STIMEZO).128 Er was dus reeds tien jaar vóór de
legalisatie van abortus een praktijk van abortus in ziekenhuizen en gespecialiseerde klinieken
aanwezig. In de periode vóór 1981 liet het gerecht deze praktijk oogluikend toe. Belgische
vrouwen konden dus veel sneller te rade in Nederland en Groot-Brittannië dan in België.129
124 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018. 125 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018. 126 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 33. 127 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018. 128 De Keyzer, De engeltjesmaaksters, 236-9. 129 De Vogelaere, “De Belgische abortuswet van 3 april 1990,” 42.
- 43 -
Dit fenomeen beschrijft men als het ‘abortustoerisme’. Vooral Groot-Brittannië en Nederland
trokken veel Belgische vrouwen aan. Groot-Brittannië was vanaf 1967 één van de eerste
buurlanden waar abortus niet strafbaar was. Dat maakte het voor Belgische vrouwen die
ongewenst zwanger waren aantrekkelijk om voor een abortus het kanaal over te steken. Deze
oversteek was echter niet voor iedereen financieel haalbaar.130 Daarnaast was ook Nederland
een optie. Het CGSO, het Centrum voor Geboorteregeling en Seksuele Opvoeding, verwees
vanaf de jaren ‘70 ongewenst zwangere vrouwen door naar Nederlandse adressen. De
toestroom van België naar Nederland was van zo’n aard dat STIMEZO besloot
abortusklinieken te openen vlakbij de Belgische grens.131 De abortusklinieken in Groede,
Eindhoven en Maastricht trokken ook heel wat Vlaamse vrouwen aan. Rein Bellens werkte,
na haar terugkeer uit Portugal, bij het CGSO, waar ze geconfronteerd werd met ongewenst
zwangere vrouwen. Op een dag was er een vrouw die niet op eigen houtje bij een kliniek in
Nederland kon geraken. Hierop besloot dokter Bellens haar persoonlijk naar de kliniek van
Groede te vervoeren. Daar sprak de abortusarts haar na de ingreep aan.
“De dokter daar, de abortusarts, zei dan achteraf wel van 'ja, kijk, ik wil jullie opleiding
geven voor abortusarts, wel onder één voorwaarde en dat is dat jullie dan in Gent gaan
beginnen met een abortuscentrum. Want 95% van mijn cliënteel hier zijn allemaal
Vlaamse vrouwen en eigenlijk kan dat toch niet?'”132
Er moest in Gent een abortuspraktijk worden uitgebouwd om deze Vlaamse vrouwen daar te
kunnen ontvangen.133 Het klantenbestand van de kliniek van Groede bestond in 1988 voor
88,5% uit Belgische, voornamelijk Vlaamse, vrouwen. Zelfs in de jaren ‘80, toen er in
Vlaanderen ook abortuscentra bestonden, reisden veel vrouwen af naar Nederland. Het feit
dat abortus in België op dat moment nog strafbaar was, schrok veel vrouwen af. In Nederland
kon je volledig legaal een abortus ondergaan.134
Zo ontstond in Vlaanderen dus de vraag naar een abortuscentrum, waar een vrouw in
verantwoorde medische omstandigheden een abortus kon laten uitvoeren. De toevlucht naar
onze buurlanden om een vruchtafdrijving te laten uitvoeren, het zogenaamde
‘abortustoerisme’, was één van de aanleidingen om ook in Vlaanderen een abortuscentrum
op te richten.
130 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 49. 131 De Keyzer, De engeltjesmaaksters, 240-1. 132 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018. 133 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018. 134 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 57.
- 44 -
3. Ideologische drijfveren
“Het Kollektief was eigenlijk ook heel duidelijk binnen de vrouwenemancipatie
gesitueerd. Er waren een aantal mensen van Dolle Mina, die echt heel extreem waren,
maar goed. We hebben nooit een extreem standpunt ingenomen, maar dat kaderde
wel in onze manier van denken dat de vrouw kon beslissen. Gans die emancipatiegolf,
die speelde wel mee natuurlijk.”135
Marc Cosyns, voormalig arts bij het KAC, onderstreept hiermee de ideologische drijfveer
achter het Kollektief. Het Gentse abortuscentrum is gegroeid vanuit de Gentse
abortusbeweging. Het ideologische en emancipatorische gedachtegoed vormde
hoogstwaarschijnlijk één van de belangrijkste drijfveren achter de oprichting. Vlaanderen
telde een relatief hoog aantal abortussen, wat suggereert dat het anticonceptiegebruik en de
kennis hieromtrent in Vlaanderen niet voldoende waren.136 Anderzijds blijkt uit de praktijk
dat zelfs vrouwen die wel gebruikmaken van anticonceptie, risico lopen om ongewenst
zwanger te worden. Het was volgens de ideologie van het KAC noodzakelijk om in België een
abortuspraktijk uit te bouwen, aangezien er altijd, ongeacht juist anticonceptiegebruik,
sprake is van ongewenst zwangere vrouwen. Moederschap is volgens het centrum een
autonome keuze. Abortus moet altijd mogelijk zijn. Het Kollektief ijverde dus voor een
volledige liberalisering van abortus. Naast een abortus moesten vrouwen bij een
abortuscentrum ook te rade kunnen gaan voor informatie over anticonceptie en
seksualiteit.137 In navolging van Nederland groeide deze emancipatorische visie uit tot het
besluit om in Vlaanderen een eerste abortuscentrum uit te bouwen.138
135 Lori Verhoeven, Eigen interview met Marc Cosyns, afgenomen te Gent op 22/05/2018, Gent 22/05/2018. 136 Abortuscentrum Kollektief Anticonceptie Gent (Amsab-archief, Gent, Archief Bob Carlier, doos 5, dossier betreffende de oprichting 1979). 137 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 55. 138 Veerle De Vos, “Abortus,” Schamper, nr. 325 (1995): 10.
- 45 -
Hoofdstuk 4: Kollektief Anticonceptie is een feit
Het Kollektief Anticonceptie te Gent opende in september 1980 zijn deuren. Daarmee ging
het de geschiedenis in als het eerste Vlaamse abortuscentrum, nadat reeds in 1975 het eerste
centrum van start ging in Wallonië. Vlaamse vrouwen trokken, zoals hierboven gezegd, nog
steeds eerder naar het buitenland om een abortus te ondergaan. Dankzij de werking van een
abortuscentrum in Vlaanderen zou dat niet meer nodig zijn. Gegroeid uit de Femsoc-
beweging en de Vlaamse abortuscomités, streefde het Kollektief naar een zo goed mogelijk
onthaal van ongewenst zwangere vrouwen in het centrum. De Vlaamse abortuscomités zagen
reeds het licht ten tijde van de zaak tegen dokter Peers in 1973. De betogingen die ze in die
periode organiseerden, verwezenlijkten echter weinig op wettelijk vlak. Daarop ontstond het
idee om via de praktijk – door een abortuscentrum op te richten - een wetgeving af te
dwingen. Door in de praktijk aan abortushulpverlening te doen, hoopten de abortuscomités
om spoed te zetten achter een verandering van de abortuswet.139 Binnen het Gentse
abortuscomité rees het idee om in Gent een abortuscentrum uit de grond te stampen. Greta
Craeymeersch, die hierin actief was, benadrukt de geëngageerde rol van het Gentse
abortuscomité:
“Ik denk dat het abortuscomité van Gent één van de actiefste comités is geweest in de
verschillende van Vlaanderen. Ook omdat Dolle Mina in Gent één van de actiefste
vrouwengroepen geweest is.”140
Dit gespecialiseerd centrum zou, onafhankelijk van een ziekenhuis, ongewenst zwangere
vrouwen begeleiden in het ganse proces van een abortus. Het ontbrak hen echter aan dokters
en hulpverleners. De combinatie van een emancipatorische insteek en medische competentie
was namelijk noodzakelijk, maar niet vanzelfsprekend. Uiteindelijk vond men bij Rein Bellens
en Frans Van Acoleyen twee artsen die toestemden om een opleiding te volgen. Een arts in
Groede in Nederland leerde hen de technieken aan om een abortus correct uit te voeren.
Deze opleiding vormde de aanzet om nu concreet te werk te gaan opdat het Gentse
abortuscentrum ook werkelijk van start kon gaan.141
Het centrum nam de vorm aan van een collectief. Het collectief koesterde linkse idealen, wat
zich onder meer uitte in een praktijk waar geen plaats was voor hiërarchie.142 De patiënt
139 Martine Deneckere, “Het verdriet van de politiek. Abortus-centra in Vlaanderen,” Links, 29.06.1985, AVG, Archief Lydia DeVeen De Pauw; open brieven, standpunten, oproepen tot acties, petities, etc. 140 Lori Verhoeven, Eigen interview met Greta Craeymeersch, afgenomen te Gent op 20/04/2018, Gent 20/04/2018. 141 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 51-2. 142 Gita Deneckere, Uit de ivoren toren. 200 jaar Universiteit Gent (Gent: Academia Press, 2017), 250.
- 46 -
maakte actief deel uit van de samenwerking. De keuze lag tenslotte bij de vrouw, niet bij de
arts. Alle werknemers binnen het KAC stonden op gelijke voet. Artsen, verplegers,
hulpverleners, enz. vertolkten elk een belangrijke en noodzakelijke rol binnen het centrum.
Iedere medewerk(st)er nam deel aan het beleid en vergaderde mee.143 Het ideaal van
gelijkheid van de vrouw werd zichtbaar in de gelijkheid van het personeel. Van hiërarchie en
paternalisme was er geen sprake. Iedere inzet binnen het centrum was onmisbaar. Hun linkse
idealen manifesteerden zich ook in de statuten, die op 25 oktober 1979 in het Belgisch
Staatsblad verschenen. Het KAC was een vzw, een Vereniging Zonder Winstoogmerk.144 Een
vereniging die “tot doel heeft een bijdrage te leveren tot een verantwoord ouderschap. Dit kan
gebeuren door het verspreiden van informatie, studie, organiseren van opvang en alle andere
hulp aan vrouwen in hun gezin in moeilijkheden, speciaal in de gevallen van een niet-gewenste
zwangerschap.” Naast deze vzw, genaamd Kollektief Anticonceptie, richtte men ook de vzw
De Vrienden van het Kollektief Anticonceptie op. Deze vzw zorgde voor de financiële middelen
voor het centrum. De beheerraad van deze vereniging bestond uit Chantal De Smet, Bob
Carlier en Mark Lacquière.145 Chantal De Smet zette zich in voor tal van vrouwenrechten met
de oprichting van Dolle Mina. Bob Carlier was werkzaam aan de Universiteit Gent waar hij
zich ontpopte tot voorvechter van de Vlaamse homobeweging en onderzoek deed naar
seksualiteit, relaties en ethiek.146 Marc Laquière kaartte als antiracist het onderwijssysteem
aan, dat volgens hem te weinig rekening hield met de noden en behoeften van jongeren.147
Op de algemene vergadering van 3 november 1979 wees men de verschillende functies van
het KAC toe. Marijke Colle werd voorzitter, Anne Apostel, ondervoorzitter en Cathy Couck
secretaris. Marijke Colle kaderde het KAC sterk binnen de strijd voor het zelfbeschikkingsrecht
van de vrouw. Anne Apostel was hiernaast ook lid van de Gentse afdeling van Dolle Mina.
Cathy Couck was tevens actief binnen Dolle Mina en situeerde zich binnen de radicale vleugel
van het feminisme.148
Nu was het tijd voor de praktische aangelegenheden, waar een kleinere groep zich over boog.
Ze startten een zoektocht naar een huis, dokters, verpleegsters, enz.149 Via Dolle Mina vonden
ze een huis in de Sint-Pietersaalststraat. Aan de eigenaars vertelden ze dat ze het pand
143 Lori Verhoeven, Eigen interview met Marc Cosyns, afgenomen te Gent op 22/05/2018, Gent 22/05/2018. 144 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 52-3. 145 Brief aan het bestuur van het Belgisch Staatsblad, te Gent 23 september 1980 (Amsab-archief, Gent, Archief Bob Carlier, doos 5, dossier betreffende de statuten 1979). 146 Lore Goovaerts en Anke Stefens, “Carlier, Bob (1931-1990),” UGentMemorie, geraadpleegd op 27.07.2018, http://ugentmemorie.be. 147 Rik De Coninck, “Plaatsingslijst van het archief van Marc Laquière,” Amsab-Instituut voor Sociale Geschiedenis (2012): 2-3. 148 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 53-4. 149 De Vos, “Abortus,” 10.
- 47 -
gebruikten om er consultaties inzake seksueel overdraagbare aandoeningen te houden. Op
het einde van het bezoek vroeg de vrouw van de eigenaar: “je gaat hier toch geen abortussen
doen?” Na wat rond de pot draaien tekenden ze alsnog het contract. Voorzichtigheid en
heimelijkheid waren noodzakelijk.150 Op 1 maart 1980 verhuisde het KAC naar daar en exact
één maand later ging het KAC van start. Het duurde echter nog tot 16 september van dat jaar
voor de eerste abortus werd uitgevoerd. Informatie en hulpverlening inzake anticonceptie
waren in de tussentijd wel al mogelijk.151
De werkwijze van het Gentse abortuscentrum was zeer professioneel. Artsen volgden een
gespecialiseerde opleiding in Nederland om abortusarts te worden. Begeleid(st)ers genoten
ook een opleiding, waar ze expliciet kozen voor het feministische vrouwen-helpen-vrouwen-
principe. Ze moesten van alle aspecten die bij een abortus komen kijken op de hoogte zijn,
om de best mogelijke hulp te kunnen aanbieden. Naast de medische capaciteiten hechtte
men namelijk ook veel belang aan de begeleiding en ondersteuning binnen het centrum.
Vrouwen moesten er een warm onthaal krijgen en met de nodige informatie over abortus,
anticonceptie en seksualiteit weer huiswaarts keren. Een eerste gespecialiseerd Vlaams
abortuscentrum moest bovendien komaf maken met de clandestien uitgevoerde abortussen.
De gezondheid van de vrouw droeg het KAC hoog in het vaandel. Hun linkse ideeëngoed, dat
zich uitte in het bannen van hiërarchie en paternalisme, werd gekoppeld aan een concrete
eis, namelijk dat abortus uit het strafrecht moest verdwijnen.152
150 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018. 151 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 51-4. 152 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 55-8.
- 48 -
Hoofdstuk 5: Participatie KAC aan abortusbeweging
Het KAC wou zijn steentje bijdragen aan de abortusbeweging. Naast het opstarten van het
eerste Vlaamse abortuscentrum deden ze er ook alles aan om mee te ijveren voor een
veranderende abortuswetgeving. Vanaf het begin kwam de ideologische ondertoon van het
KAC sterk naar voren. Betogingen en manifestaties ging het centrum niet uit de weg. Op 2
september 1981 startten de eerste abortusprocessen uit deze periode. Artsen, paramedisch
personeel en vrouwelijke patiënten, verbonden aan een abortuscentrum in Brussel
onafhankelijk van een ziekenhuis, werden aangehouden. Dokter Hubinont, verbonden aan de
Université Libre de Bruxelles, uitte zijn verontwaardiging in een brief aan de toenmalige
minister van Justitie Philippe Moureaux. Hij verbaasde zich over het feit dat hij en zijn collega’s
evenzeer op de beklaagdenbank zouden kunnen plaatsnemen. 4 november 1981 was het zijn
beurt en volgde de arrestatie van dokter Hubinont. Dit lokte fel protest uit. In Brussel trokken
3000 betogers de straten op om tegen de abortusvervolging te protesteren. Het Kollektief
Anticonceptie nam hieraan deel en maakte zich bekend door middel van een spandoek met
daarop ‘Kollektief Anticonceptie Gent’. De Correctionele rechtbank van Brussel veroordeelde
Hubinont desondanks tot anderhalf jaar voorwaardelijke gevangenisstraf. In de zomer van ‘83
deed het Hof van Beroep deze veroordeling teniet. Dokter Hubinont werd, samen met
professor Amy, 13 andere dokters en 3 verpleegkundigen vrijgesproken.153
Zoals reeds gezegd, was de abortusbeweging verspreid over verscheidene kanalen. De
betogingen werden voornamelijk georganiseerd vanuit de abortuscomités. Heel wat
medewerkers van het KAC maakten tegelijk ook deel uit van het Gentse abortuscomité en
vice versa. Het engagement van de abortusbeweging was dus enorm verspreid en met elkaar
verweven. De leden van Dolle Mina, het abortuscomité en het Gentse abortuscentrum
overlapten deels met elkaar. Zo vervulde Greta Craeymeersch bijvoorbeeld een rol in alledrie
de organisaties, terwijl Rein Bellens, Marc Cosyns en Frans Van Acoleyen dan weer niet
aangesloten waren bij Dolle Mina, maar wel bij het abortuscomité en het KAC. Lucie Van
Crombrugge, voormalig coördinatrice van het KAC, was lid van het Vrouwen Overleg Komitee,
die de kar trok van de nationale abortusbeweging.154 In 1989 lanceerde het VOK bijvoorbeeld
een affichecampagne.155 Er werd gekozen voor een symbolische datum om de campagne te
starten, namelijk 20 juni 1989, de dag van de stemming van het wetsvoorstel Lallemand-
Herman-Michielsens. In het straatbeeld verschenen affiches met de slogan “Gewenste
153 De Vogelaere, “De Belgische abortuswet van 3 april 1990,” 121-2. 154 Lori Verhoeven, Eigen interview met Greta Craeymeersch, afgenomen te Gent op 20/04/2018, Gent 20/04/2018. 155 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018.
- 49 -
kinderen, gelukkige kinderen.” De campagne had als doel aan te zetten tot een
wetswijziging.156 Iedereen binnen het KAC droeg zijn steentje bij in de abortusbeweging.157
Volgens Greta Craeymeersch was de media-aandacht broodnodig:
“De politieke partijen moeten in het nieuws komen om daar een draagvlak voor te
krijgen. Detiège, Herman-Michielsens, […] dat kwam dan in de pers. Dat was zeker
nodig.”158
Naast de publieke aandacht zocht de abortusbeweging, en dus ook het KAC, ook steun binnen
de politiek. Een wijziging van de abortuswet moest via het parlement worden gestemd. Het
was dus noodzakelijk om enkele politici voor de kar te spannen en hen te overtuigen van de
noodzaak van een wetswijziging. Op die manier konden enkele politici de stem van de
abortusbeweging in het parlement vertegenwoordigen. Het is vaak makkelijker voor een
beweging om een afzonderlijke politicus te bereiken dan de regering. Ten tijde van
verkiezingen zijn politici volop bezig met campagnevoeren. Via contacten met bepaalde
politici hoopte men de abortuskwestie op hun persoonlijke agenda te zetten. Nadat deze
kwestie op de verkiezingsagenda is geplaatst, is het aan de politieke partij om er een
standpunt rond in te nemen.159 Zo brachten Greta Craeymeersch, Rein Bellens en Lucie Van
Crombrugge een bezoek aan Freddy Willockx, de toenmalige burgemeester van Sint-Niklaas,
om hem ertoe aan te zetten te ijveren voor een wetswijziging.160 Daarnaast nodigde het KAC
ook politici uit om het abortuscentrum te bezoeken. Lucienne Herman-Michielsens, Leona
Detiège, Magda Aelvoet en Paul Pataer zijn in deze periode bijvoorbeeld over de vloer
geweest. Het centrum probeerde hen dan te overtuigen van de goede werking van het KAC.
In aankomende verkiezingstijden stimuleerde het KAC de mensen om hun stem te geven aan
politici die bereid waren de abortuswet te veranderen. In 1989 trokken drie medewerksters
van het KAC naar de Senaatscommissie, waar een discussie over de wet Lallemand-
Michielsens op het programma stond. Twee senatoren, Paul Pataer en Magda Aelvoet,
loodsten hen binnen. Op het hoofd droegen ze een zwarte sluier en in de handen droegen ze
witte anjers, omdat er geen zwarte bestaan. Dit statement moest de senatoren aanmanen tot
spoed met betrekking tot de abortuswet.161
156 De Vogelaere, “De Belgische abortuswet van 3 april 1990,” 60. 157 Lori Verhoeven, Eigen interview met Greta Craeymeersch, afgenomen te Gent op 20/04/2018, Gent 20/04/2018. 158 Lori Verhoeven, Eigen interview met Greta Craeymeersch, afgenomen te Gent op 20/04/2018, Gent 20/04/2018. 159 McCarthy, Jackie Smith en Mayer N. Zald, “Accessing public, media, electoral, and governmental agendas,” 299. 160 Lori Verhoeven, Eigen interview met Greta Craeymeersch, afgenomen te Gent op 20/04/2018, Gent 20/04/2018. 161 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018.
- 50 -
De voornaamste tactiek van het KAC was het afdwingen van een nieuwe wet door de praktijk
te realiseren. Zo was de abortuskwestie ook in Nederland verlopen. In België kreeg deze
evolutie echter een andere wending met de diverse abortusprocessen.162 Het KAC nam dus
reeds van bij zijn ontstaan deel aan de Belgische abortusbeweging. Enkele maanden later
werd het centrum zelf slachtoffer van een rechtszaak, wat de medewerkers er niet van
weerhield hun idealen verder te realiseren en te promoten.
162 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018.
- 51 -
DEEL 3 - ‘MONSTERPROCES’ (1983-1992)
Hoofdstuk 6: Wat?
Op 22 november 1983 viel de BOB het Kollektief Anticonceptie binnen.163 Enkele weken
hiervoor diende ze reeds een verzoek tot huiszoeking in. Een klacht, waarin het KAC impliciet
werd verklikt, zette dit alles in gang. Een vrouw verklaarde dat ze, onder druk van haar
partner, een abortus had laten uitvoeren in het Gentse abortuscentrum. De klacht ging in
eerste instantie niet over abortus. De vrouw diende klacht in tegen haar echtgenoot.164 Ze zat
verwikkeld in een moeilijke relatie, waar huiselijk geweld bij te pas kwam. Toen ze enkele
maanden na de geboorte van hun tweede kind opnieuw zwanger bleek, liet ze, onder druk
van haar echtgenoot, bij het KAC een abortus uitvoeren. Bij haar ondervraging gaf ze een
beschrijving van een woning die sterk overeenstemde met het adres van het KAC. De
schoonzus van de vrouw, die aanwezig was tijdens de ingreep, wees de eigenlijke woonst van
het Kollektief Anticonceptie aan als het centrum waar de abortus plaatsvond. Zo werd de
locatie van het centrum bekend. Vanaf september tot de eigenlijke huiszoeking in november
dat jaar bespiedde de BOB het huis van het KAC uitvoerig. Dit gebeurde buiten het
medeweten van het personeel van het centrum.165 Lucie Van Crombrugge stelde, in een
interview met Diane de Keyzer, dat de BOB hen vanuit het raam van de kloosterschool aan de
overkant in de gaten hield. De BOB noteerde nummerplaten van medewerkers, waardoor hun
identiteiten bekend werden.166
Op 22 november 1983 doorzocht de BOB het huis, vergezeld door een vertegenwoordiger van
de Orde van Geneesheren. Bij de inval noteerde men de identiteit van iedereen die op dat
moment in het centrum aanwezig was. Ze doorzochten de receptie, de wachtkamer en het
dokterskabinet. Op vraag van dokter Hache, voorzitter van de Orde van Geneesheren, werd
Rein Bellens, de verantwoordelijke arts, opgebeld om ter plaatse te komen. Van zodra zij ter
plekke was, startte de eigenlijke huiszoeking. Er was geen spoor te vinden van medische
dossiers. Preventief bewaarde het KAC deze namelijk niet in het centrum zelf.167 Iedere
woensdagavond verwijderde het KAC de medische dossiers van de voorbije week uit het
centrum om ze ergens extern te bewaren. Hierdoor verzekerde ze de geheimhouding van de
163 De BOB staat voor de Bewakings- en opsporingsbrigade en vormde een onderdeel van de vroegere Belgische rijkswacht. Sinds 1998 zijn de rijkswacht en de BOB-afdeling opgenomen binnen de federale politiestructuur. 164 De Keyzer, De engeltjesmaaksters, 293. 165 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 69-70. 166 De Keyzer, De engeltjesmaaksters, 293. 167 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 70.
- 52 -
identiteit en gegevens van de patiënten.168 Andere bewijsstukken, zoals medische
apparatuur, waren echter voldoende om om 12 uur ‘s nachts, enkele uren na de inval, het
KAC te verzegelen.169 De politie nam al het medisch materiaal en de agenda in beslag.170 Via
de boekhouding kwam men een aantal medewerkers van het KAC op het spoor. Zo kwam de
BOB ook bij een aantal vrouwen die het centrum via een overschrijving hadden betaald en
daardoor verdacht werden van het laten uitvoeren van een abortus.171 Het proces tegen het
Kollektief kon beginnen.
168 Lori Verhoeven, Eigen interview met Frans Van Acoleyen, afgenomen te Zelzate op 04/04/2018, Zelzate 04/04/2018. 169 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 70. 170 De Keyzer, De engeltjesmaaksters, 293. 171 Privé-archief Rein Bellens, Persconferentie 30.04.1986 (Privé-archief Rein Bellens, Gent, map persconferenties), p. 1.
- 53 -
Hoofdstuk 7: Van vrijspraak naar veroordeling naar vrijspraak
Het proces kreeg in de media de naam ‘monsterproces’. Het proces was in totaal namelijk
gericht tegen een 60-tal individuen. Vanaf december 1983 nam het gerecht verklaringen af
van de medewerkers van het KAC. Daarop was het abortuscentrum al voorbereid. Geen
enkele medewerker zwichtte onder de druk van het gerecht en hield zich aan het vooraf
afgesproken rampenplan. De medewerkers van het Kollektief zouden kost wat kost melden
dat ze ‘niets te verklaren hadden’.172 De herkenning van enkele artsen door bepaalde
patiënten deed deze ontkenning echter teniet.
Op vraag van de verdediging kregen 11 personen, die verdacht werden van deelname aan
valsheid in geschriften en abortus, een aparte zaak. Het ging hier om drie artsen, vier
patiënten en hun vier partners. Het vonnis voor deze 11 individuen kwam er op 18 september
1987. De rechters spraken de 11 personen vrij. Ze waren van mening dat het beroepsgeheim
in het onderzoek, gevoerd door de BOB, was geschonden. Drie medewerkers van de BOB
zochten namelijk naar een naald in een hooiberg. Ze gingen in de kantoren van de Gentse
Christelijke Mutualiteit tussen circa 300.000 doktersgetuigschriften gericht op zoek naar
vrouwen tussen 14 en 50 jaar, die een abortus zouden hebben kunnen laten uitvoeren. De
onthullingen van deze speurtocht wendden ze vervolgens aan als bewijsstukken.173 Deze
steekproef was volkomen willekeurig. Ze vroegen de getuigschriftenbriefjes van slechts een
halve maand maart 1982 en een halve maand november 1982 en dit enkel bij de CM. Op basis
van deze briefjes kon de BOB vier bekentenissen los krijgen.174 Deze relatief vlotte vrijspraak
mondde echter niet uit in een snelle vrijspraak voor het ‘monsterproces’.175
Anderzijds was er dus het zogenaamde ‘monsterproces’ tegen 52 beklaagden. Op 14 juni 1984
moesten de 52 beklaagden verantwoording afleggen tijdens de eerste zitting voor de
Raadkamer. De beklaagden bestonden uit dokters, medewerkers, patiënten en hun partners.
Verbonden aan het Kollektief Anticonceptie ging het hier om Rein Bellens, Marc Cosyns, Marc
Dullaert, Cathérine Couck, Carla Wingender, Lucie Van Crombrugge en vele anderen. De
Raadkamer deed uitspraak op 30 april 1986 en verwees alle 60 beklaagden naar de
Correctionele Rechtbank. Deze sprak in september 1987 de 11 personen vrij en op 12 februari
1988 de overige 52. De 52 beklaagden gingen vrijuit, op twee personen na die een
voorwaardelijke boete kregen omdat ze niet waren komen opdagen. Volgens dit vonnis was
de term ‘noodtoestand’ een voldoende groot motief. Naast de gezondheid van de vrouw
172 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 71-4. 173 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 71-5. 174 Persconferentie 30.04.1986, 2. 175 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 71-5.
- 54 -
beschouwden de rechters ook de sociaal-economische toestand als een gelegitimeerde
‘noodtoestand’ inzake abortus. De Gentse Correctionele Rechtbank stelde dat abortus moest
kunnen op voorwaarde dat een geneesheer deze uitvoerde in medisch verantwoorde
omstandigheden en zonder winstbejag. De rechters schaarden zich dus niet achter de wet van
1867, die op dat moment nog steeds van kracht was in België. De strenge wetten waren
volgens hen ‘sociaal onaanvaardbaar’. Daarnaast was het abortustoerisme naar Nederland en
Groot-Brittannië een feit, maar was dat bijna uitsluitend mogelijk voor vrouwen die genoeg
geld hadden. De archaïsche wet van 1867 werkte volgens hen niet bevorderend voor
klassengelijkheid.176 De procureur beschreef de medewerkers van het Kollektief
Anticonceptie als individuen die samen werden gedreven door een idealisme inzake abortus.
Eigenbelang en het verlangen naar winst waren, volgens de procureur, niet de doelstellingen
van de aborteurs. Hij baseerde deze stelling onder meer op de weldoordachte keuze van de
patiënten. Vrouwen verwikkeld in een echtscheiding verwees men eerder door naar
Nederlandse abortusklinieken. Meisjes onder de achttien jaar kregen ook geen
behandeling.177 Het ging in zekere mate om een principiële uitspraak. Abortus in medisch
verantwoorde omstandigheden en zonder winstbejag zou volgens deze uitspraak niet
strafbaar moeten zijn. De volgende zinsnede uit het vonnis typeert deze principiële uitspraak
sterk: “Het recht moet kontakt houden met de werkelijkheid, ook als de wetgever in gebreke
blijft.”178
Niet iedereen was het echter eens met de uitspraak van de Gentse Correctionele Rechtbank.
Het Openbaar Ministerie tekende beroep aan. Het proces moest dus opnieuw gevoerd
worden, ditmaal voor het Hof van Beroep in Gent. De uitspraak van het Hof van Beroep ging
volledig de andere richting uit dan de eerdere uitspraak van de Correctionele Rechtbank.
Terwijl de beklaagden in eerste aanleg wegens verjaring vrijuit gingen, werden ze nu door de
rechters veroordeeld. Het betrof drie artsen, zeven medewerkers en negen patiënten. De
rechters uitten in hun motivering hevige kritiek op abortus. De noodtoestand was volgens hen
enkel van toepassing wanneer het leven van de vrouw in gevaar kwam. Zij beriepen zich – in
tegenstelling tot de Correctionele Rechtbank – wel op de wet van 1867, die slechts één
wettige reden voor abortus zag, namelijk het redden van het leven van de moeder. De
rechters stelden dat de foetus reeds een leven is waaraan niet mag geraakt worden. “Het kind
heeft recht op bescherming, zodra de vrucht zich heeft genesteld in de baarmoeder.”
Ongewenst zwangere vrouwen konden hulp zoeken bij de voorbereiding op het
176 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 75-6. 177 J. Van Klinken, “Men moet niet vergeten dat achter gans die abortuszaak een enorme macht werkzaam is. Grootste abortusproces dat onze zuiderburen beleefd hebben is aanstaande,” Reformatorisch Dagblad (1987): 5. 178 D.E.S., “Vrijspraken abortusproces: noodsituatie werd erkend,” De Morgen, 13.02.1988.
- 55 -
moederschap, maar moesten niet onmiddellijk worden doorverwezen naar een
abortuscentrum. Met deze visie in het achterhoofd veroordeelden de rechters de artsen tot
een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een geldboete. De medewerkers van
het KAC kregen een geldboete. De overige patiënten keerden naar huis met een
voorwaardelijke boete. Het ging hier om de minimumstraffen.179
Het proces was nog steeds niet voorbij. Het KAC besloot namelijk zelf in cassatieberoep te
gaan tegen de gevelde uitspraak van het Gentse Hof van Beroep. Ze wezen op een aantal
procedurefouten, die als gegrond werden aanvaard. Het arrest werd teniet gedaan. Dit
betekende echter nog steeds niet het einde van het monsterproces. Het was nu aan het Hof
van Beroep in Antwerpen om het proces te behandelen. Het was wachten op het arrest tot
half mei 1992. De vrijspraak was een feit. De wet Lallemand-Michielsens was toen reeds twee
jaar van kracht.180
179 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 76-7. 180 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 78.
- 56 -
Hoofdstuk 8: Rechtszaak als katalysator?
1. ‘Monsterproces’ uitgelokt?
Veel van de processen inzake abortus zouden zijn uitgelokt door de beweging zelf. Dat is
alleszins wat Gilbert Sprengers, woordvoerder van Pro Vita, vermoedde. Pro Vita is een
katholiek geïnspireerde vzw die elke vorm van leven omarmt en sterk gekant is tegen abortus.
De organisatie deed er alles aan om de abortusbeweging tegen te werken. Op die manier
probeerde ze druk uit te oefenen op de wetgever. Sprengers heeft de indruk dat het de
wetgever is die terechtstaat en niet de ‘dader(s)’.181 Het monsterproces heeft heel wat in
beweging gezet. Volgens Frans Van Acoleyen, voormalig arts binnen het Kollektief
Anticonceptie, is de wet van 1990 zelfs een onrechtstreeks gevolg van het proces.182 Kunnen
we echter stellen dat het monsterproces vanuit het KAC, of breder vanuit de
abortusbeweging, in gang is gezet, met de bedoeling om de kloof tussen wet en praktijk te
dichten en zo sneller naar een wetswijziging inzake abortus te evolueren?
Frans Van Acoleyen ontkent dit zeer krachtig. Het Kollektief had nooit de intentie een
rechtszaak op gang te brengen om het proces richting de wet van 1990 te versnellen. Het
monsterproces was voor hen nog steeds in eerste instantie een onverwachte gebeurtenis.183
Van zodra de rechtszaak een feit was, koesterde het KAC wel de hoop dat het proces enige
opschudding zou ontketenen onder de publieke opinie. Deze commotie zou de regering en
het parlement onder druk kunnen zetten om een wetswijziging door te voeren. Filip Van
Hende, advocaat en woordvoerder van het KAC, was er echter niet helemaal gerust in. Hoewel
het monsterproces, volgens hem, het grootste abortusproces was dat België ooit heeft
gekend, zag hij geen verruiming van de wet dichterbij komen zolang de CVP, de Christelijke
Volkspartij, haar stevige machtspositie behield.184 Het KAC had nooit de bedoeling een proces
te ontketenen. Van zodra het proces echter daar was, grepen de medewerkers deze kans aan
om hun standpunten zo veel mogelijk naar buiten te brengen, om alsnog veranderingen tot
stand te brengen. In die zin kunnen deze abortusprocessen als katalysatoren worden
beschouwd voor de abortusbeweging, aangezien ze heel wat media-aandacht genoten en de
publieke opinie niet onberoerd lieten. Om dit fenomeen, het mobiliserende effect van
181 Van Klinken, “Men moet niet vergeten dat achter gans die abortuszaak een enorme macht werkzaam is,” 5. 182 Lori Verhoeven, Eigen interview met Frans Van Acoleyen, afgenomen te Zelzate op 04/04/2018, Zelzate 04/04/2018. 183 Lori Verhoeven, Eigen interview met Frans Van Acoleyen, afgenomen te Zelzate op 04/04/2018, Zelzate 04/04/2018. 184 Van Klinken, “Men moet niet vergeten dat achter gans die abortuszaak een enorme macht werkzaam is,” 5.
- 57 -
abortusprocessen, beter in kaart te brengen, ga ik nu dieper in op de rechtszaak rond dokter
Peers, die in 1973 de krantenkoppen haalde.
2. De zaak Peers als eerste grote abortusproces
De zaak tegen dokter Willy Peers, die ik hierna verder zal toelichten, liet België zeker niet
onberoerd. Dit abortusproces kwam uitvoerig aan bod in de media en veroorzaakte heel wat
commotie in de publieke opinie, zowel bij voor- als tegenstanders van abortus. In mijn
masterproef hanteer ik deze casus als voorbeeld om aan te tonen hoe dit soort rechtszaken
heel wat tumult kunnen veroorzaken bij de wetgever en bij de publieke opinie. De zaak tegen
Peers speelde zich niet uitsluitend af binnen de muren van de rechtszaal. Petities,
manifestaties, opiniestukken, enz. waren al snel het gevolg. Het is een voorbeeld om aan te
tonen dat abortus een kwestie was die België als land in beweging bracht. In deze context kan
een rechtszaak, die zich ook buiten de rechtszaal manifesteert, een effect hebben op de
abortusbeweging. Vandaar dat het van groot belang is om dit proces als voorbeeld onder de
loep te nemen, om hierna dieper in te gaan op het monsterproces tegen het KAC en de
effecten ervan op de publieke opinie en de abortusbeweging.
In de jaren ‘70 stampten dokter Jean Jacques Amy aan de Vrije Universiteit Brussel en dokter
Hubinont aan de Université Libre de Bruxelles een abortuspraktijk uit de grond. Daar
onderwezen ze de technieken verder aan studenten, om de praktijk draaiende te houden.
Willy Peers kwam er openlijk voor uit vruchtafdrijvingen bij vrouwen uit te voeren in de
ULB.185 De Naamse arts meende dat een abortus in moeilijke of sociale gevallen mogelijk
moest zijn. Hoewel hij zich schaarde achter abortus, bleef hij genuanceerd:
“Zwangerschapsafbreking is een mislukking voor de arts en voor de vrouw. Het moet
vermeden worden. Want voor alles moet er respect zijn voor het menselijk leven en
voor de menselijke persoon.”186
Reeds in de jaren ‘50 begon dokter Peers met vruchtafdrijvingen. Zijn dochter vertelde dat hij
als stagiair in het Sint-Pietersziekenhuis te Brussel werd geconfronteerd met de soms
gruwelijke gevolgen van clandestien uitgevoerde abortussen. De complicaties die hij daar zag
zetten Willy Peers er, volgens zijn dochter, toe aan om in medisch verantwoorde situaties
zwangerschapsafbrekingen uit te voeren.187 Zijn engagement kaderde in het ideaal van de
ontvoogding van de vrouw. Dat ideaal dreef hem ook als stagemeester aan de ULB, waar hij
185 Coene en Sophie Bollen, Nog altijd baas in eigen buik?, 12. 186 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 38-9. 187 De Keyzer, De engeltjesmaaksters, 283.
- 58 -
artsen in spé opleidde om vrouwen in nood met alle respect te begeleiden en te behandelen.
Deze artsen konden ook onder zijn toezicht leren een abortus correct uit te voeren. Daarnaast
was hij ook een belangrijke schakel in de totstandkoming van het eerste Belgische
abortuscentrum op de campus van de ULB in 1975. Zijn idealen stak hij nooit onder stoelen
of banken. Omdat hij het niet meer kon aanzien dat vrouwen stierven na een clandestiene
abortus, besloot hij openlijk abortussen uit te voeren.188 In 1973 werd een proces tegen hem
opgestart.
Op 16 januari 1973 werd Willy Peers gearresteerd. Zijn aanhouding volgde op een klacht naar
aanleiding van een abortus die hij uitvoerde op een minderjarig, mentaal gehandicapt meisje
dat verkracht was door haar vader. Dit was echter slechts de aanleiding voor de aanhouding.
De beschuldiging was gebaseerd op het uitvoeren van ongeveer 300 vruchtafdrijvingen in de
provinciale kliniek van Namen. Hij zat 34 dagen in voorlopige hechtenis. Deze arrestatie kwam
totaal onverwacht. Hier en daar vervolgde het gerecht enkele vrouwen die een abortus lieten
uitvoeren. De dokters bleven tot nog toe echter steeds buiten schot. Waarom besloot het
Belgische gerecht plots nu wel haar pijlers te richten op een arts, die er nooit een geheim van
maakte abortussen uit te voeren? Achteraf zijn er enkele vermoedens gerezen - voornamelijk
binnen vrijzinnige milieus - dat de zaak tegen Peers vanuit de abortusbeweging zou zijn
geprovoceerd. Velen waren namelijk van mening dat de beweging iets moest forceren om de
abortuskwestie op de politieke agenda te krijgen. Bovendien betrof de klacht een erg
aangrijpend verhaal, nl. een 16-jarig meisje dat zwanger was gemaakt door haar vader, wat
bij de publieke opinie toch enige empathie kon opwekken. De ingreep op het meisje had
bovendien al een tijd geleden plaatsgevonden, waardoor dokter Peers - wegens verjaring -
nooit voor een rechtbank zou moeten komen. Dit vermoeden is echter nooit bewezen.189
3. De reacties bleven niet lang uit
De aanhouding van Peers liet België niet onberoerd. Abortus kwam beetje bij beetje van
onder de radar naar de openbaarheid. Niemand kon nog ontkennen dat er in België sprake
was van een abortuspraktijk. De bewijzen waren er. Het was nu alleen afwachten welke
reacties dit zou uitlokken. De media volgden al snel. De rechtszaak haalde de krantenkoppen.
De mobilisatie voor en tegen abortus kwam regelmatig aan bod in de media. De krant De
Standaard wijdde in deze periode bijvoorbeeld gemiddeld één bericht per dag aan abortus.190
188 Coene en Sophie Bollen, Nog altijd baas in eigen buik?, 45-6. 189 Trommelmans, Lieve Blanquaert en Ria Goris, Vlaanderen vrijt! 50 Jaar seks in Vlaanderen, 65. 190 Witte, “De rol van dr. Peers in het politieke besluitvormingsproces rond de liberalisering van abortus (1970-1973),” 24.
- 59 -
De commotie rond het proces bracht de Belgische bevolking in beweging. Zowel voor- als
tegenstanders van abortus traden uit hun kamp om hun visie inzake abortus te
verkondigen.191 Voorstanders pleitten voor de vrijlating van Peers, terwijl tegenstanders
ervoor ijverden abortus in het strafrecht te houden. Kortom, het proces speelde zich niet
uitsluitend binnen de muren van de rechtszaal af. Een deel van de bevolking wachtte niet op
het vonnis, maar kwam zelf in actie om hun mening naar buiten te brengen, in de hoop de
uitspraak van het proces te beïnvloeden.
Het deel van de bevolking dat zich achter dokter Peers schaarde en dus openlijk pleitte voor
zijn vrijlating, liet al snel van zich horen. De emotionele geladenheid achter zijn arrestatie
maakte het een geschikt moment om de abortusbeweging te mobiliseren.192 Zijn aanhangers
verzamelden op drie weken tijd ongeveer een kwart miljoen handtekeningen die zijn vrijlating
eisten. Daarnaast was er de getuigenis van circa 800 vrouwen die zelf ooit een vruchtafdrijving
hadden laten uitvoeren, en enkele Franstalige ziekenhuizen kwamen openlijk naar buiten met
hun abortuspraktijk.193 De aanhouding van dokter Peers leidde eveneens tot de eerste
abortusbetogingen.194 Op 5 maart 1977 om precies te zijn, trok de eerste abortusbetoging
met zo’n 7000 geëngageerde mensen door de straten van Brussel. Het jaar daarop volgde een
betoging in Gent en het jaar nadien opnieuw in Brussel. De vrouwenbeweging droeg eveneens
haar steentje bij. De Vrouwendag van 11 november 1976 draaide, zoals reeds vermeld,
volledig rond abortus. De slogan wond er geen doekjes om: ‘Abortus, de vrouw beslist.’195
Deze initiatieven werden sterk aangewakkerd door de enorme media-aandacht die de zaak in
deze periode genoot. Het was echter moeilijk voor deze voorstanders - en breder gezien de
abortusbeweging - om hier politiek ook weerslag van te krijgen. De katholieken drukten nog
steeds sterk hun stempel binnen de regering. Pas eind jaren ‘80 was er ruimte om een
wetsvoorstel over abortus in het parlement een kans te geven.196
De tegenstanders bleven ook niet achter. Pro Vita ging zich, als reactie op de mobilisatie van
de voorstanders van abortus, steeds radicaler profileren. Hoewel de organisatie reeds
bestond sinds 1971, voelde ze zich pas vanaf de zaak Peers genoodzaakt om op te boksen
tegen de steeds groeiende abortusbeweging. De abortusbeweging kende een stijgend succes
ten gevolge van de zaak Peers.197 Hierop trok Pro Vita eveneens de straat op met zeer
spraakmakende propaganda. De organisatie wandelde door de straten met borden waarop
191 Coene en Sophie Bollen, Nog altijd baas in eigen buik?, 23. 192 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 39. 193 Carlier, Fred en Monika, Toen seks vies was en de lucht nog schoon, 15-6. 194 Coene en Sophie Bollen, Nog altijd baas in eigen buik?, 23. 195 Trommelmans, Lieve Blanquaert en Ria Goris, Vlaanderen vrijt! 50 Jaar seks in Vlaanderen, 67. 196 Stefens, “Op de barricade voor de seksuele emancipatie,” 131. 197 Stefens, “Op de barricade voor de seksuele emancipatie,” 131-2.
- 60 -
een foetus stond afgebeeld, begeleid door de slogan ‘Abortus is moord.’ Het ging om een
voldragen foetus, dus ouder dan 12 weken.198 De katholieke kerk verhardde eveneens haar
aanpak. Op 28 januari 1973 verkondigden de bisschoppen nogmaals hun standpunt inzake
abortus. In hun weekblad Kerk en Leven uitten ze veel kritiek op de voorstanders van abortus
en de mobilisatie hiervan.199 Naarmate de wet van 1990 dichterbij kwam, voerde de
tegenbeweging, met Pro Vita op kop, steeds harder campagne.200
De aanhouding van dokter Willy Peers ontketende een publiek debat tussen voor- en
tegenstanders. Zijn aanhangers haalden een slag thuis. Onder druk van de publieke opinie
werd Peers na 34 dagen voorhechtenis vrijgelaten.201 Deze zaak bracht een discussie over de
abortuskwestie op gang. Nu was het aan de politiek om op deze kwestie te reageren.
4. De politiek reageerde
Sociale bewegingen, in dit geval de abortusbeweging, kunnen het beleid beïnvloeden. De
aangehaalde argumenten en de sterkte van hun aanhang kunnen een reactie ontketenen bij
de beleidsmakers. Hun eisen vertalen zich echter meestal niet letterlijk in het beleid. De
absolute eis ‘nee tegen abortus’ werd niet meteen ingevuld.202 Deze eis gaf echter wel de
aanzet tot een aantal politieke hervormingen. De politiek wilde de verhitte gemoederen
bedaren. In 1973 raakten de parlementariërs het dan ook relatief snel eens over de
liberalisering van anticonceptiva. Het verspreiden van informatie en propaganda rond
contraceptie was niet langer strafbaar. Zelfs de katholieken konden zich hierin vinden. De
christen-democraten lieten hun - tot dan toe volgehouden - veto inzake
voorbehoedsmiddelen plots varen. Het bleek om een toegeving te gaan om de
abortuswetgeving op de lange baan te schuiven. Toenmalig minister van Justitie
Vanderpoorten bekende in de Kamercommissie dat deze wet van kracht werd om de
abortusproblematiek te bedaren.203
Om de abortuskwestie nader te bekijken, besloot het parlement in 1974 een Staatscommissie
voor Ethische Problemen, kortweg SEP, op te richten. Deze kreeg als opdracht een advies op
te stellen omtrent anticonceptie, de anonimiteit van de moeder en abortus. De commissie
198 Trommelmans, Lieve Blanquaert en Ria Goris, Vlaanderen vrijt! 50 Jaar seks in Vlaanderen, 66. 199 Witte, “De rol van dr. Peers in het politieke besluitvormingsproces rond de liberalisering van abortus (1970-1973),” 23. 200 Celis en Gily Coene, “Nog altijd een vrouwenrecht?,” 7. 201 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 38-9. 202 Meyer, “How social movements matter,” 32-3. 203 De Vogelaere, “De Belgische abortuswet van 3 april 1990,” 52-3.
- 61 -
bestond uit 11 artsen, 11 juristen, 1 apotheker en 1 sociologe. Deze gesloten structuur maakte
een publiek debat echter moeilijker.204 De SEP scheepte gesprekken met groeperingen zoals
Dolle Mina af en kwam pas 3 jaar later met een resultaat naar buiten.205 Op het gebied van
abortus kwam ze niet tot een gezamenlijk akkoord. De vrijzinnige zijde diende een
meerderheidsrapport in en de katholieke een minderheidsrapport. Het verschil tussen beide
rapporten manifesteerde zich voornamelijk in hun ethische houding. De meerderheid
schaarde zich achter een gedeeltelijke liberalisering van abortus. Een vruchtafdrijving viel -
volgens hen - niet langer onder de categorie van misdrijf. De vrouw moest zelfstandig over
haar eigen situatie kunnen beslissen. Het uiteindelijke oordeel inzake abortus lag dus niet bij
de arts, maar bij de vrouw. De minderheid wilde abortus niet uit het strafrecht schrappen.
Abortus mocht - volgens hen - enkel in bepaalde uitzonderingen mogelijk zijn.206 De rapporten
werden doorverwezen naar het parlement, onder de regering van de christendemocraat Leo
Tindemans.207 De gesprekken draaiden echter op niets uit, waardoor er niets veranderde aan
de abortuswet.
De Belgische regering dacht het vuur rond de abortusproblematiek te hebben gedoofd met
de opheffing van het verbod op de verspreiding en promotie van anticonceptie in 1973. Zoals
gezegd, schoof de regering de abortuskwestie door naar de SEP.208 Om de publieke aandacht
van abortus af te wenden, voerde de regering een tijdelijke stopzetting van vervolgingen in
het kader van abortus door. Sinds 1973 heerste er in België dus een voorlopig bestand dat
vervolgingen tijdelijk aan banden legde met de instelling van de zogenaamde ‘trêve
judiciaire’. Het parlement gaf de Minister van Justitie de opdracht om de parketten-generaal
te verzoeken niet meer te vervolgen inzake abortus. In de tussentijd kon het parlement
debatteren over een wijziging van de abortuswet.209 In 1981 kwam er echter plots een einde
aan dit gedoogbeleid. De procureur-generaal van het Hof van Beroep te Brussel, Victor Van
Hosté, deelde de Minister van Justitie mee dat hij dit bestand zou beëindigen. Hij was van
mening dat de politiek ondertussen tijd genoeg had gehad om de wetgeving te veranderen.210
De rechterlijke macht bleef trouw aan het principe van de scheiding der machten. Het was
voornamelijk het Brusselse Sint-Pietersziekenhuis dat hier het slachtoffer van werd. Het reeds
eerder vermelde proces tegen professor Pierre Olivier Hubinont was hiervan het gevolg.
204 Coene en Sophie Bollen, Nog altijd baas in eigen buik?, 29-30. 205 Stefens, “Op de barricade voor de seksuele emancipatie,” 131-2. 206 De Vogelaere, “De Belgische abortuswet van 3 april 1990,” 53-6. 207 Trommelmans, Lieve Blanquaert en Ria Goris, Vlaanderen vrijt! 50 Jaar seks in Vlaanderen, 67. 208 Trommelmans, Lieve Blanquaert en Ria Goris, Vlaanderen vrijt! 50 Jaar seks in Vlaanderen, 66. 209 Morbé, De abortuswet en de evaluatiecommissie, 11. 210 Bérengère Marques-Pereira, L’avortement en Belgique: de la clandestinité au débat politique (Brussel: ULB, Institut de Sociologie, 1989), 101.
- 62 -
5. Abortusproces als mobilisator voor beweging en publieke opinie?
De diverse abortusprocessen, waaronder de zaak Peers, brachten de Belgische
abortuspraktijk eerst en vooral in de openbaarheid. Vooraleer er wettelijk iets zou
veranderen, was het van belang om zowel de wetgever als de bevolking met de neus op de
feiten te drukken. Zo was het een feit dat er in België ‘vraag’ was naar een medisch
verantwoorde abortuspraktijk. Vooraleer de Belgische abortuscentra ongewenst zwangere
vrouwen verwelkomden, reisden deze vrouwen af naar Groot-Brittannië of Nederland, om
daar een vruchtafdrijving te laten uitvoeren. Rein Bellens, die jarenlang als abortusarts
werkte, meent dat dit abortustoerisme een kwestie was van het probleem exporteren.211 Het
was van belang om deze vrouwen in België te kunnen opvangen. Het was ondertussen al
gebleken dat het verbieden van abortus de praktijk niet tegenhield. Deze processen maakten
de kloof tussen wet en praktijk echter veel zichtbaarder voor de Belgische bevolking. De zaak
Peers bracht abortus naar de oppervlakte, wat noodzakelijk bleek om de bevolking en dus ook
de wetgever in beweging te brengen.
“Door de massamobilisatie voor Dokter Peers in 1973 werd abortus in ons land
eindelijk bespreekbaar. De twee stellingen die door een speciale “etische kommissie”
[sic] werden naar voor gebracht, gaven stof tot debat en de goede praktijk in
Nederland hielp stilaan meer en meer vrouwen aan een medisch verantwoorde
abortus.”212
Vóór de zaak Peers in 1973 schonken de Vlaamse pers, radio en televisie geen aandacht aan
de abortusproblematiek.213 Zijn aanhouding en het aangrijpende verhaal van het verkrachte
16-jarige meisje deden de media plots op de abortuskwestie springen. Hierdoor kwam de
Belgische abortuspraktijk aan het licht. De Belgische media grepen hun kans om de
abortuskwestie nu uitvoerig in beeld te brengen in het hele land. De aangrijpende waaroms
achter de verschillende abortusingrepen en het verhaal achter de zaak Peers wekten bij een
deel van de bevolking vertrouwen in deze abortusarts. Dit veroorzaakte een reactie bij zijn
aanhangers. Ze lieten hun stem horen voor de vrijlating van Peers, zoals ik hierboven reeds
heb geschetst.
Het meten van de impact op de publieke opinie is niet vanzelfsprekend. Hoewel de term
‘publieke opinie’ enigszins voor zich spreekt, blijft het een vaag begrip dat enige duiding
211 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018. 212 Persconferentie: deel 5: Abortus in België - Een politiek probleem, (Privé-archief Rein Bellens, Gent, map persconferenties), 20. 213 Witte, “De liberalisering van de Abortus-wetgeving in België (1970-1990),” 23.
- 63 -
vereist. Publieke opinie zou volgens een aantal definities de ‘stem van de mensen’ betekenen.
Anderzijds zijn er een aantal sociologen, waarvan Herbert Blumer één van de eersten was, die
de publieke opinie niet als één stem beschouwen. Blumer stelt dat een samenleving niet
egalitair is en bepaalde individuen meer invloed hebben op de vorming en de uiting van
meningen. Sommige visies krijgen weinig tot geen publieke weerklank en bereiken de
beleidsmakers niet. Er heerst wel enige consensus over de veronderstelling dat de publieke
opinie refereert naar meningen inzake gouvernementele en politieke kwesties, eerder dan
private aspecten. Het bestempelen van bepaalde aspecten als privé-zaken is echter niet
tijdloos en universeel. Huiselijk geweld en verkrachting binnen het huwelijk werden lange tijd
als een intiem fenomeen beschouwd, waar de publieke sfeer geen inmenging in had. De
categorisering van private kwesties kan dus, naarmate de tijdsgeest verandert, evolueren.214
De publieke opinie over abortus wordt volgens Need, Ultee en Levels bepaald door drie
aspecten. De bestaande abortuswetgeving in een land stuurt mee de heersende opvattingen
over dit thema. Daarnaast geven ook de normen van intermediaire groeperingen, waarvan
individuen lid zijn, mee vorm aan deze visie. Zo drukte de katholieke kerk lange tijd haar
stempel op de mentaliteit omtrent abortus. Tenslotte bepalen meningen waarmee we in het
dagelijkse leven worden geconfronteerd ook onze zienswijze over deze kwestie.215 Deze
context onderstreept de noodzaak om vanuit de abortusbeweging voor een wetswijziging te
ijveren. Anderzijds toont het ook aan dat publieke meningen een invloed uitoefenen op de
particuliere visie. De zaak Peers en ook latere abortusprocessen brachten heel wat commotie
op gang, waardoor de Belgische bevolking regelmatig met opvattingen inzake abortus werd
geconfronteerd.
De zaak Peers ontketende een bewustwordingsproces onder de Belgische bevolking. 1973
vormde een keerpunt: het werd toen duidelijk dat abortus niet meer volledig in het strafrecht
thuishoorde.216 Abortus kwam op de politieke agenda terecht. Hoewel de politieke
verwezenlijkingen daarna vrij gering waren, kan de betekenisvolle draagwijdte van de zaak
Peers niet worden ontkend. Abortus maakte meer en meer deel uit van de openbare
belangstelling. Deze publieke aandacht deed, zoals reeds aangehaald, een aantal
ziekenhuizen naar buiten treden met hun abortuspraktijk. Het taboe omtrent abortus begon
aanzienlijke barsten te vertonen. Dit bewustmakingsproces, zowel op maatschappelijk als op
politiek terrein, maakte de weg vrij voor het latere wetsvoorstel van Herman-Michielsens en
Lallemand. De arrestatie van Peers creëerde een nieuw klimaat dat noodzakelijk was om
214 Rosalee A. Clawson en Zoe M. Oxley, Public opinion. Democratic ideals, democratic practice (Washington D.C.: CQ Press, 2008), 13-4. 215 Ariana Need, Wout Ultee en Mark Levels, “Meningen over abortus in West-Europa, 1981-2000,” Mens en Maatschappij 83, nr. 1 (2008): 5-6. 216 Morbé, De abortuswet en de evaluatiecommissie, 11.
- 64 -
hierna een concrete wetswijziging door te voeren.217 Mijn uitwerking van de zaak Peers was
van belang om aan te tonen in welke mate zo’n proces een hele ketting aan reacties kan
teweegbrengen. Met deze context in het achterhoofd buig ik mij in het volgende hoofdstuk
over het proces waarin het KAC verwikkeld geraakte, en op welke manier deze zaak evenzeer
reacties ontketende bij de beweging en bij de publieke opinie.
217 Witte, “De rol van dr. Peers in het politieke besluitvormingsproces rond de liberalisering van abortus (1970-1973),” 26-7.
- 65 -
Hoofdstuk 9: Het ‘monsterproces’ en de media
1. Belang media bij sociale beweging
Sociale bewegingen kunnen de media gebruiken als instrument om hun doelstellingen naar
een breder publiek en naar de politiek te brengen. De media maken vaak de brug tussen de
bevolking en specifieke groepen, zoals de politiek of een sociale beweging. Media-kanalen
beschikken over een groot publiek dat ze op de hoogte kunnen brengen van allerlei
gebeurtenissen of kwesties. Politici zetten de media regelmatig in om hun visie omtrent
bepaalde zaken te verkondigen of een platform te krijgen. De debatten in het kader van
sociale kwesties spelen zich vaak af in het publieke veld. De media spelen hier een cruciale rol
in. Volgens Kielbowics en Scherer kunnen de media op drie manieren nuttig zijn voor sociale
bewegingen. Eerst en vooral bereiken ze een groot en algemeen publiek, wat van pas kan
komen om individuen voor een bepaalde doelstelling te mobiliseren of sympathie op te
wekken. Ten tweede maken de media de brug tussen politieke en sociale actoren. Tenslotte
kunnen aanhangers van een beweging er terecht voor psychologische steun.218 De media
kunnen sociale kwesties aan het licht brengen, die anders niet voor iedereen zichtbaar zijn.
Ze vertolken een rol in het bewustmakingsproces van bepaalde problemen of kwesties.219 Ze
reiken kennis aan van potentieel betekenisvolle geschillen.220
De reikwijdte van deze invloed vanuit de media op de publieke opinie mag evenwel niet
overschat worden. De media bepalen deels waarover mensen debatteren of communiceren.
De manier waarop deze thematieken weerklank krijgen, daar hebben de media minder vat
op. Persoonlijke relaties en netwerken kleuren mee de ideevorming van individuen. De media
bezitten wel de kracht om bepaalde kwesties in conversaties van de algemene bevolking te
krijgen. Ze doen bepaalde thematieken of problemen leven. De media geven vaak het
startschot van een publiek debat.221 Zowel het behoud van de status quo als de aanzet geven
tot verandering kunnen het gevolg zijn.222
218 Bert Klandermans en Sjoerd Goslinga, “Media discourse, movement publicity, and the generation of collective action frames: theoretical and empirical exercises in meaning construction,” in Comparative perspectives on social movements, eds. Doug McAdam, John D. McCarthy en Mayer N. Zald (Cambridge: Cambridge University Press, 1996), 319. 219 Dass, “Social movements, social change, and mass communication,” 138. 220 McCarthy, Jackie Smith en Mayer N. Zald, “Accessing public, media, electoral, and governmental agendas,” 295. 221 McCarthy, Jackie Smith en Mayer N. Zald, “Accessing public, media, electoral, and governmental agendas,” 295. 222 Dass, “Social movements, social change, and mass communication,” 138.
- 66 -
2. Berichtgeving over het monsterproces
Het was de Vlaamse pers die het proces tegen het KAC de stempel ‘monsterproces’ gaf. In
1985, vlak nadat de 52 beklaagden voor de Raadkamer moesten verschijnen, publiceerde De
Morgen reeds een artikel genaamd “Het monsteronderzoek in Gent”.223 Het was één van de
eerste van vele krantenartikelen over het proces. De verschillende uitspraken in het proces
kwamen uitvoerig aan bod in verscheidene Vlaamse kranten. De eerste vrijspraak in eerste
aanleg werd in De Morgen bejubeld met een artikel “Wij gaan door”. Hierin stelt dokter Van
Acoleyen dat deze vrijspraak hen steeds dichter bij het uiteindelijke doel van de
abortusbeweging - abortus uit het strafrecht - bracht.224 De krant De Gentenaar greep
eveneens deze kans om over de uitspraak in eerste aanleg te berichten: “Gentse rechtbank
spreekt 50 betichten vrij in abortusproces. Op grond van verjaring, gebrek aan bewijs en
noodtoestand.”225
Het Kollektief Anticonceptie wou alle misverstanden omtrent abortus vermijden. Daarom
maakte het centrum voor de diverse media een overzicht van de manier waarop het KAC
werkte. Daarnaast stonden ze steeds open voor de media om allerlei informatie door te
spelen over het proces, zodat hier correct kon over worden bericht.226 In april 1992, één
maand voor de uiteindelijke vrijspraak in het monsterproces, stuurde het KAC bijvoorbeeld
een brief met de nodige informatie over het proces naar de media.227
De uiteindelijke beslissing tot al dan niet publicatie bleef echter bij de media liggen. Heel wat
kranten berichtten over de verschillende stappen in het proces. Verder dan zuivere
berichtgeving ging het echter vaak niet. Het Kollektief Anticonceptie voelde zich nog steeds
vaak niet-gehoord. Het KAC wou zijn visie naar buiten brengen en een correct beeld schetsen
van de abortuspraktijk in België. De meningen van de medewerkers werden echter niet altijd
gevraagd. De media-aandacht rond het monsterproces focuste quasi uitsluitend op het
juridisch verloop van het proces. De diverse uitspraken en aantekeningen tot beroep kregen
telkens een plaats in de verschillende kranten. Het waarom achter het Gentse
abortuscentrum of waar zij naartoe wilden bleef echter vaak achterwege. Dit leidde tot
223 Rudi Rotthier, “Het monsteronderzoek in Gent,” De Morgen, 13.06.1985, AVG, Archief Lydia DeVeen De Pauw; open brieven, standpunten, oproepen tot acties, petities, etc. 224 D.E.L., “Wij gaan door,” De Morgen, 13.02.1988, AVG, Archief Liliane Versluys; persknipsels betreffende abortusprocessen in België. 225 E.D.K., “Gentse rechtbank spreekt 50 betichten vrij in abortusproces. Op grond van verjaring, gebrek aan bewijs en noodtoestand,” De Gentenaar, 14.02.1988. 226 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018. 227 Persbericht 08.04.1992, “Abortusproces Gent - Hof van Beroep Antwerpen. Verdediging pleit “strafvordering onontvankelijk”” (Privé-archief Rein Bellens, Gent, map persconferenties).
- 67 -
frustraties binnen het Kollektief Anticonceptie. Hierop besloot het centrum een brief te
schrijven aan Lode Bostoen, de toenmalige hoofdredacteur van De Standaard, om zijn
verontwaardiging te delen:
“In bijlage een folder ‘de nacht van de vrijspraak’. Misschien is dit voor de Standaard
een gelegenheid om nog eens iets over abortus te brengen? Zoals u ziet grijp ik gewoon
alle middelen aan om uw aandacht te strikken, want ik blijf er bij dat wij als
hulpverleners […] echt weinig kansen krijgen vanwege de pers.”228
Hoewel er binnen het KAC enige verontwaardiging heerste omtrent de diepgang van de
berichtgeving over het proces, was de luide weerklank van het monsterproces in de media
wel enigszins betekenisvol. Opvallend is dat zelfs het arrest van de uiteindelijke vrijspraak van
het KAC een verwijzing bevat naar de publieke weerklank dat het proces in deze periode
genoot:
“Overwegende dat, gelet op het aantal oorspronkelijk vervolgde beklaagden (52), op
de moeilijkheidsgraad van het dossier, zowel omwille van de ruime weerklank die de
behandelde materie vond bij een deel van de openbare opinie en bij de nieuwsmedia
ten tijde van het gerechtelijk vooronderzoek en de behandeling voor de eerste rechter,
als wegens de individuele, maatschappelijke en juridische implicaties verbonden aan
de vervolging, het concreet een complexe en ingewikkelde zaak betrof.”229
228 Brief aan Lode Bostoen De Standaard, 05.05.1988 (Privé-archief Rein Bellens, Gent, map persconferenties), 1. 229 Arrest Hof van Beroep van Antwerpen 15.05.1992 (Privé-archief Rein Bellens, Gent, map Cassatie/Hof van Beroep Antwerpen 1988-1992), 9.
- 68 -
Hoofdstuk 10: Invloed ‘monsterproces’ op KAC
1. Negatieve effecten
Het Kollektief Anticonceptie zat niet te wachten op een rechtszaak. Het proces bracht een
aantal negatieve gevolgen met zich mee. Het meest in het oog springende effect was de
inbeslagname van het medisch materiaal. Zonder medische apparatuur kon het
abortuscentrum niet verder. Dit had als gevolg dat het centrum twee weken moest sluiten. Al
bij al is het wel maar bij deze twee weken gebleven. Het KAC onderhield goede contacten met
Nederlandse klinieken, die al snel medisch materiaal schonken, dat ze zelf bijvoorbeeld niet
meer nodig hadden, opdat de werking van het centrum niet langer in het gedrang kwam. Rein
Bellens reisde in die tijd zelf nog naar Maastricht om daar medisch materiaal op te halen.230
Het KAC staakte zijn werking bijgevolg niet gedurende het monsterproces. Dankzij deze hulp
uit Nederland kon het centrum al snel de draad terug opnemen. Het in beslag genomen
materiaal heeft het KAC nooit meer teruggezien. Na de veroordeling door het Hof van Beroep
werd al dit materiaal vernietigd. Na de uiteindelijke vrijspraak in 1992 kreeg het centrum een
schadevergoeding voor deze verloren stukken.231
Het proces zorgde eveneens voor een aanzienlijk kostenplaatje. Voor de financiële kant heeft
het KAC, zoals reeds vermeld, de Vrienden Van vzw opgericht.232 Chantal Desmet, Bob Carlier
en Marc Laquière, de spilfiguren binnen deze vereniging, richtten zich in naam van het KAC
tot de Belgische bevolking, om het KAC financieel te steunen. De advocaten en de
proceskosten waren erg duur. In september 1987, toen het proces dus nog volop bezig was,
kwam dit al op een totaal van 717.250 Belgische frank, ereloon inbegrepen. Een hoop geld,
waarvoor ze alle hulp van buitenaf konden gebruiken.233 Het hoge prijskaartje was voor het
centrum dus ook een enorm nadeel.
Hoewel de werking maar korte tijd in het gedrang kwam, zorgde het proces wel voor wat
angst en onrust bij het centrum en haar patiënten. Marc Cosyns onderstreept deze
onzekerheid: “Je was daar toch dagelijks mee bezig, want je wist eigenlijk toch niet goed van
wat er boven uw hoofd hing.”234 Een mogelijke veroordeling kon voor heel wat druk zorgen
230 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018. 231 De Vos, “Abortus,” 10. 232 Lori Verhoeven, Eigen interview met Greta Craeymeersch, afgenomen te Gent op 20/04/2018, Gent 20/04/2018. 233 Brief van Vrienden Van het Kollektief Anticonceptie, te Gent 9 september 1987 (Privé-archief Rein Bellens, Gent, map persconferenties), 1. 234 Lori Verhoeven, Eigen interview met Marc Cosyns, afgenomen te Gent op 22/05/2018, Gent 22/05/2018.
- 69 -
bij de medewerkers en de cliënten die bij het proces waren betrokken. Het zorgde voor heel
wat onzekerheid. Deze bedreiging woog op velen.235 Voor Marc Cosyns, voormalig arts bij het
KAC, had het monsterproces ook een negatieve weerslag op zijn carrière als wetenschappelijk
onderzoeker. In 1985, toen het Kollektief Anticonceptie ten gevolge van het monsterproces
in de openbaarheid trad, wilde hij een onderzoek starten aan de Universiteit Gent in het kader
van abortus. Het monsterproces stak hier echter een stokje voor. In die mate heeft het proces
tegen het KAC wel een impact gehad op de diverse persoonlijke levens van de
medewerkers.236 Rein Bellens ervaarde dit zelf ook en besloot om er drie maanden tussenuit
te trekken. In deze periode pende zij haar ervaringen als abortusarts neer, die zij uiteindelijk
publiceerde in het boek Dagboek van een dokter. Omtrent abortus onder het pseudoniem Jo
Philippe.237
“Ik ben opgeroepen geweest voor de huiszoeking op 22 november ‘83. Dat was een
ervaring om nooit te vergeten. […] Een mengeling van angst en verontwaardiging
overviel mij. Om uit die knoop te geraken ben ik beginnen schrijven, schrijven over
vrouwen die om abortus verzoeken, vaststelling van allerlei hypocriete situaties,
contacten met de anti-abortuslobby, al de ervaringen die ik tot dan voor mezelf
bewaard had, heb ik te boek gesteld. […] Ik hoop met dit boek ook dat er op
parlementair vlak niet langer met vastgeroeste vooroordelen zal gediscussieerd
worden.”238
Het KAC was voorbereid op eventuele ondervragingen. Zoals gezegd, was er een rampenplan
afgesproken om de politie geen informatie te gunnen. Dat was echter gemakkelijker gezegd
dan gedaan. Tijdens de ondervragingen was het vaak op de tanden bijten om als
medewerk(st)er van het centrum niets te lossen. Greta Craeymeersch verklaarde aan de BOB
dat ze maandelijks stortingen deed aan het abortuscentrum als gift. De BOB dacht namelijk
dat het om een afbetaling van een abortus ging. Met deze verklaring was het proces voor
Greta Craeymeersch afgelopen.239 In haar boek beschreef Rein Bellens ook hoe het voor haar
was om te moeten blijven zwijgen. De angst die de medewerkers van het KAC deelden en de
druk die ze samen voelden, komen hierin sterk naar voren:
235 Marijke Colle, “We leven in een volledige absurde en onzekere situatie. Abortusproces,” Rood, 21.10.1986, RoSa. 236 Lori Verhoeven, Eigen interview met Marc Cosyns, afgenomen te Gent op 22/05/2018, Gent 22/05/2018. 237 Jo Philippe, Dagboek van een dokter. Omtrent abortus, (Berchem: EPO, 1985). 238 Nota’s Rein Bellens bij pleidooien advocaten (Privé-archief Rein Bellens, Gent, map Raadkamer & Correctionele 1985-1988), 3. 239 Lori Verhoeven, Eigen interview met Greta Craeymeersch, afgenomen te Gent op 20/04/2018, Gent 20/04/2018.
- 70 -
“‘Ik heb niets te verklaren.’ [...] En ik heb inderdaad veel moeite om te blijven zwijgen.
Op elk van hun insinuaties zou ik urenlang kunnen antwoorden; ik zou urenlang kunnen
vertellen over al wat ik reeds jaren beleef, al wat ik zie, al wat ik hoor… Maar het mag
niet. Het zou niet verstandig zijn.”240
Deze angst was ook onder de verwijzende artsen te voelen. Het KAC werkte met enkele
dokters die ongewenst zwangere vrouwen naar hen doorverwezen. Met het monsterproces
boven het hoofd, haakten heel wat artsen af.241 De angst om mee betrokken te raken in deze
rechtszaak deed een aantal verwijzende artsen ongewenst zwangere vrouwen doorverwijzen
naar Nederlandse klinieken, in plaats van naar het Gentse abortuscentrum. Kort na de
huiszoeking in het centrum in 1983 schreef het KAC een brief aan deze artsen om te melden
dat het centrum bleef verderwerken en dat ze nog omzichtiger te werk zouden gaan. Voor
vele artsen was het risico echter te groot geworden door het op handen zijnde
monsterproces. Als gevolg daarvan nam het abortustoerisme tijdelijk terug toe.242 Op slechts
50 kilometer van Gent bevindt er zich een Nederlandse abortuskliniek. Daar moesten
vrouwen echter veel meer geld neertellen.243
“Voor ons is het duidelijk dat we blijven doorwerken. De uitspraak in welke zin dan ook,
heeft hierop geen invloed. Wij zijn voldoende gemotiveerd vanuit de confrontatie met
de vrouw in nood. Waar het proces wel zijn invloed gehad heeft, is in het verwijsgedrag
van verschillende artsen en in de toename van de angst van de vrouwen. Het is een
publiek geheim dat door de processen het probleem alleen maar verschoven is geweest
naar het noorden. Het abortustoerisme neemt weer toe, artsen raden hun patiënten
aan toch maar naar Nederland te gaan, 50 km verder.”244
2. Gunstige gevolgen
In een persconferentie stelde het KAC:
“Het gerecht jaagt ons misschien schrik aan, maar ons verantwoordelijkheidsgevoel is
nog groter. Wij zijn er grondig van overtuigd dat wij juist handelen: uit eerbied voor
het probleem en de vraag van de vrouw, omdat gewenste kinderen belangrijk zijn,
omdat wij inzake abortus sociale rechtvaardigheid nastreven.”245
240 Philippe, Dagboek van een dokter, 6-7. 241 Lori Verhoeven, Eigen interview met Marc Cosyns, afgenomen te Gent op 22/05/2018, Gent 22/05/2018. 242 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018. 243 Colle, “We leven in een volledige absurde en onzekere situatie.” 244 Persconferentie 12.02.1988 (Privé-archief Rein Bellens, Gent, map persconferenties), 3. 245 Persconferentie: deel 5: Abortus in België - Een politiek probleem, 24.
- 71 -
Alle medewerkers van het KAC deelden de angst en onrust die het monsterproces met zich
meebracht. Het was een strijd die ze samen voerden. Dit ging echter ook gepaard met een
groeiende verbondenheid en solidariteit binnen het centrum. Ze vochten allen dezelfde strijd
met hetzelfde doel voor ogen.246 Deze samenhorigheid gebruikten ze om samen, in de
beangstigende omstandigheden van het proces, toch verder te ijveren voor datgene waar ze
voor stonden. Het proces was in eerste instantie een zware domper. Ze moesten hier samen
door en zouden er alles aan doen om iedereen van hun visie inzake abortus te overtuigen. In
dezelfde periode raakte de VUB eveneens verwikkeld in een aantal processen, wat voor het
KAC een steunende factor vormde.247 Het proces genoot een grote media-aandacht, wat in
hun voordeel kon worden ingezet. Deze kans liet het KAC zeker niet schieten. Naast de angst
heerste er dus evenzeer een gedrevenheid onder de medewerkers. De mediabelangstelling
voor het abortusproces - en breder de abortusbeweging - gaf hen de kans om de publieke
opinie te mobiliseren. Het proces was dan ook ongezien, omwille van het grote aantal
beklaagden. Het KAC besloot deze aandacht te grijpen. Het centrum trachtte diverse kanalen
te gebruiken om informatie over abortus de wereld in te sturen.
Zoals gezegd, besloot Rein Bellens haar persoonlijke ervaringen neer te pennen in haar boek
Dagboek van een dokter. Omtrent abortus. In maart 1985 kon België de intieme verhalen
lezen, die zich achter een abortus afspeelden. Daarnaast wou Rein Bellens via haar dagboek
de hypocrisie van de toenmalige politieke situatie aankaarten. “We snappen er niets meer
van. We hebben al die jaren geen enkel probleem gehad en nu plots de volle lading. Wie is hier
verantwoordelijk voor? Waarom gebeurt hier niet hetzelfde als in Brussel of in Wallonië?
Zouden er misschien nieuwe afspraken zijn onder de procureurs?”248 Het dagboek zit
boordevol getuigenissen van vrouwen die een zwangerschapsafbreking wensten. Dokter
Bellens bracht deze intieme getuigenissen, gevuld met twijfels, angst en opluchting, naar het
grote publiek. Via dit boek trachtte ze haar steentje bij te dragen om het heimelijke karakter
van de abortuspraktijk te doorbreken en aan de wereld kenbaar te maken dat een
ongewenste zwangerschap iedereen kan overkomen.249
Het KAC nam contact op met Panorama om een uitzending te maken over abortus in België.
Via Walter Zinzen, die dit eerst moest bespreken met zijn baas Jan Schodts, is deze er kunnen
komen.250 Op 6 maart 1986 verscheen de spraakmakende uitzending op de Belgische
246 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018. 247 Lori Verhoeven, Eigen interview met Marc Cosyns, afgenomen te Gent op 22/05/2018, Gent 22/05/2018. 248 Philippe, Dagboek van een dokter, 82. 249 Philippe, Dagboek van een dokter. 250 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018.
- 72 -
televisie. Panorama gaf het woord aan verschillende actoren in het proces van een abortus,
zowel aan gynaecologen als aan vrouwelijke patiënten. De aflevering besteedde ook aandacht
aan het Gentse abortusproces.251 Daarnaast verkondigde Herman-Michielsens haar
stellingname omtrent abortus. Zij was van mening dat abortus niet uit het strafrecht moest
verdwijnen. Een vruchtafdrijving moest wel mogelijk zijn indien de gezondheid van de vrouw
op het spel stond.252 In januari 1982 had Panorama reeds een televisieprogramma over
abortus gemaakt, waarin zowel voor- als tegenstanders, professoren moraal, gynaecologen,
enz. aan het woord kwamen. De ophefmakende uitzending toonde ook een onthaalgesprek
met een vrouw en een abortusingreep. Pro Vita weigerde hieraan mee te werken. Ze
beschouwde het programma als ‘niet-verdoken propaganda voor het legaliseren van
abortus’. Zij was van mening dat abortus geen discussiepunt is en weigerde dan ook mee te
werken aan de aflevering. De uitzending zorgde voor heel wat ophef, voornamelijk bij de
tegenstanders van abortus. Dit hele gebeuren toonde aan dat abortus in België nog heel
gevoelig lag.253 Enkele jaren later, toen het KAC in een rechtszaak verwikkeld geraakte, greep
het Kollektief de kans om als centrum in de aandacht te komen. Rein Bellens was er namelijk
van overtuigd dat ze op die manier vertrouwen konden winnen bij de publieke opinie.254 Frans
Van Acoleyen benadrukt de kans die het KAC nam om zoveel mogelijk in te zetten op de
mediabelangstelling:
“Laat ons zeggen, eens dat het proces daar dan toch was, dan wilden wij daar rond de
publiciteit maximaal uitbuiten en uitbaten om te streven naar een wetswijziging. Dus
ten eerste om de vrijspraak te bekomen. En die vrijspraak is er dan toen gekomen op
basis van nood breekt wet, de rechter zei op basis van noodsituatie, is dan de vrijspraak
gekomen. Ten tweede was dat een middel om natuurlijk op politiek vlak te streven
naar een wetswijziging.”255
Via het gebruik van de media trachtte het centrum de publieke opinie te beroeren en hopelijk
te laten evolueren in de richting van een wetswijziging. Het KAC vond het belangrijk om juiste
informatie de wereld in te sturen. Met deze motivatie hield het Kollektief tussen 1985 en 1992
geregeld persconferenties.256 Het KAC stuurde brieven naar verscheidene mediakanalen om
hen op de hoogte te brengen van de reden, datum en plaats van de gehouden
251 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 81. 252 Marijke Colle, “Hoe zit dat nu met die abortusprocessen?” Rood, 28.01.1982, RoSa. 253 Philippe, Dagboek van een dokter, 10-1. 254 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018. 255 Lori Verhoeven, Eigen interview met Frans Van Acoleyen, afgenomen te Zelzate op 04/04/2018, Zelzate 04/04/2018. 256 Persconferenties en persmededelingen (Privé-archief Rein Bellens, Gent, map Cassatie/Hof van Beroep Antwerpen 1988-1992).
- 73 -
persconferenties.257 Via die persconferenties, en zeker na de doorverwijzing naar de
Correctionele Rechtbank, kwam het centrum meer en meer in de openbaarheid.258
“Nu ook het Centrum van Gent - met 52 dokters, hulpverleners, vrouwen - een
verwijzing naar de Raadkamer gekregen heeft, wensen de sympathisanten en
medewerk(st)ers hun stilzwijgen te verbreken en hun abortushulpverlening voor te
leggen aan de publieke opinie.”259
Het centrum wendde de persconferenties aan om een aantal zaken duidelijk te maken en
enkele misverstanden uit de weg te ruimen. Eerst en vooral overtuigde het KAC via deze
conferenties het publiek van zijn goede werking. Zo stelden de medewerkers dat ze
voldoende tijd namen voor de vrouwelijke cliënten, dat ze op medisch verantwoorde wijze
werkten en bovendien aandacht besteedden aan anticonceptie. Rein Bellens is ervan
overtuigd dat deze boodschap vertrouwen heeft gewekt bij de politici, wat belangrijk was
voor een eventuele wetswijziging. Het KAC bracht ook de volksgezondheid ter sprake. Volgens
Marc Cosyns doe je meer goed dan kwaad door een medisch verantwoorde abortuspraktijk
uit te bouwen:
“En ik denk dat dat ook naar de publieke opinie echt wel belangrijk geweest is. Want,
iedereen in die tijd, ik kom uit een ongelooflijk katholiek gezien, maar iedereen wist
dat die dingen gebeurden. Alleen werd daar niks over gezegd en waren er twee kanalen
en ook dat wist men. In het ene kanaal van de engeltjesmaaksters, wist men ook dat
er heel grote problemen waren of konden zijn tot en met dood als gevolg. Dus vanuit
die visie denk ik dat als mensen zo dat dan zagen, dat zijn mensen die daar echt wel op
een serieuze manier [mee omgaan] en voor iedereen het willen mogelijk maken.
Zonder effectief te zeggen 'we zijn daar voor', dat niet. Maar het aanvaarden, dat denk
ik wel. Ik denk dat we altijd die weg hebben gewandeld, om dat eigenlijk duidelijk te
maken.”260
Ten tweede probeerde het KAC via deze weg een aantal misverstanden uit de wereld te
helpen. Zo heerste vaak de veronderstelling dat wanneer abortus zou worden gelegaliseerd,
het hek van de dam zou zijn, met een hoger aantal abortussen tot gevolg. Met cijfers konden
ze aantonen dat dat niet het geval zou zijn. Het is namelijk vooral anticonceptie dat hierin als
factor meespeelt. Bewijs daarvan was Nederland, het land met het laagste abortuscijfer,
257 Brief van KAC aan media-kanalen (onbekend), te Gent 3 februari 1988 (Privé-archief Rein Bellens, Gent, map persconferenties). 258 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 80. 259 Samenvatting persconferentie 12.06.1985, Kollektief Anticonceptie (Privé-archief Rein Bellens, Gent, map persconferenties), 3-4. 260 Lori Verhoeven, Eigen interview met Marc Cosyns, afgenomen te Gent op 22/05/2018, Gent 22/05/2018.
- 74 -
terwijl het er legaal was en er veel aandacht ging naar anticonceptie. Daarenboven
benadrukte het KAC dat er een onderrapportering was inzake abortus, waardoor men met de
beschikbare cijfers alles kon bewijzen wat men wilde.
Als derde pijler wilde het KAC de visie naar buiten dragen dat de beslissing bij de vrouw ligt.
Deze keuze is volgens hen allesbehalve lichtzinnig en dient te worden gerespecteerd. Het
feministische engagement achter het KAC komt sterk tot uiting in het volgende fragment
afkomstig van een persconferentie:
“Iets anders wat ons zo teleurstelt bij de wetgever is het gebrek aan vertrouwen in de
vrouw. Heel de houding die men aanneemt is er één van miskenning van de
verantwoordelijkheid van de vrouw. Men probeert allerlei beperkingen in de
wetsvoorstellen in te bouwen, want een versoepeling van de wet zou ‘abortus op
aanvraag’ kunnen betekenen. Wel, wij vragen ons af: abortus op aanvraag, en wat
dan nog? Uit de 7 jaar ervaring die we nu hebben met vrouwen die om abortus
verzoeken, zijn we de mening toegedaan dat de vrouw echt wel bekwaam is voor
zichzelf uit te maken wanneer een abortus kan aangevraagd worden en wanneer niet.
In de Nederlandse wet staat uitdrukkelijk vermeld dat de vrouw als ‘mondig’ dient
beschouwd te worden. Is het niet merkwaardig dat juist dit land het laagst aantal
abortussen ter wereld kent?”261
Tenslotte kaartte het KAC via de persconferenties de hypocrisie van de abortusprocessen aan.
Slechts het topje van de ijsberg moest voor de rechtbank verschijnen. In verschillende
arrondissementen werd abortus bovendien niet vervolgd.262 Deze hypocrisie benadrukte het
KAC sterk in volgend fragment uit een persconferentie:
“Het Kollektief Anticonceptie wijst op de schijnheiligheid van het gerecht. Abortus is
volgens het strafrecht van 1867 een misdaad tegen de orde der familie en tegen de
openbare zedelijkheid. Gezien de gevangenisstraf voor dokters meer dan 5 jaar kan
bedragen, dient de zaak voor een Assisenhof behandeld te worden. Maar zo ver durft
men niet gaan. Wel durft men meer en meer, overal in het land juist die artsen
vervolgen die openlijk opkomen voor een degelijk anticonceptiebeleid en voor goede
abortuscentra. Wel durft men individuele vrouwen en voor het eerst een grote groep
medewerk(st)ers van een centrum vervolgen. Wij, de vrienden en medewerk(st)ers van
261 Persconferentie 18.09.1987, “Strenge wetten, milde rechters: neen” (Privé-archief Rein Bellens, Gent, map persconferenties), 5. 262 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018.
- 75 -
het Kollektief Anticonceptie zijn overtuigd van ons gelijk. Abortus moet in goede
omstandigheden mogelijk zijn voor elke vrouw.”263
Van zodra bleek dat het proces menens was, besloot het KAC om in de openbaarheid te
treden. De Procureur uit eerste aanleg verklaarde: “Dat heeft mij nogal verbaasd. Ik denk dat
men nu op de politieke toer wil. Door middel van zoveel mogelijk publiciteit wil men er
kennelijk de aandacht op vestigen dat maar een beperkt deel van de politici tegen abortus is.”
Advocaat Filip Van Hende stelde eveneens dat hij hoop koesterde dat het proces commotie
zou ontketenen. Hij hoopte dan dat deze deining voor een verruiming van de abortuswet zou
zorgen. Anderzijds behield hij, zoals reeds aangehaald, een zeer realistische blik. “Zolang de
CVP haar stevige machtspositie behoudt, zal dat niet gebeuren. De CVP is een verlengstuk van
de Rooms-Katholieke Kerk en die maakt momenteel een ruk naar rechts. Nee, ik zie de eerste
tien jaar eerlijk gezegd nog niets veranderen.”264 Het KAC hanteerde het proces dus als
drukkingsmiddel om op die manier maatschappelijk iets te veranderen. In die context kan
men stellen dat het Gentse abortusproces ook een aantal positieve effecten had. Rein Bellens
erkent de betekenisvolle weerklank van de rechtszaak, hoewel niemand kan zeggen of dit
opwoog tegen al het menselijk leed dat het proces veroorzaakt heeft:
“Achteraf gezien, als je er na zoveel jaren achteraf op terugkijkt, is het monsterproces,
zoals het genoemd wordt, misschien wel een godsgeschenk geweest. Want we hebben
eigenlijk door dat monsterproces toch wel veel kunnen bewerkstelligen.”265
263 Persmotie (Amsab-archief, Archief Bob Carlier, doos 2, dossier betreffende het Collectief Anticonceptie (1987-1990). 264 Van Klinken, “Men moet niet vergeten dat achter gans die abortuszaak een enorme macht werkzaam is,” 5. 265 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018.
- 76 -
Hoofdstuk 11: Invloed publieke opinie en wetgever
1. Tegenstanders van abortus kwamen uit hun kamp
Met hun berichtgeving over het Gentse abortusproces bereikten de media een ruim publiek,
zowel voor- als tegenstanders van abortus. Zoals reeds uitvoerig besproken, lokte het proces
een publieke reactie uit. Net zoals bij de zaak tegen dokter Peers veroorzaakte het proces
tegen het KAC heel wat deining bij de Belgische bevolking en politiek. Ook Pro Vita mengde
zich in de discussie en trachtte het taboe rond abortus te cultiveren. Ze kwamen met de meest
trieste verhalen over abortus naar buiten. Het taboe rond abortus was er, maar werd ook wel
enorm in stand gehouden door anti-abortusorganisaties.266 Pro Vita greep elke kans aan om
zich sterk tegen abortus en dus ook tegen het Kollektief Anticonceptie te kanten. In dit
hoofdstuk buig ik mij specifiek over enkele acties van Pro Vita gericht tegen het KAC in de
context van het monsterproces.
Op 4 maart 1991 vielen enkele vrouwen van Pro Vita het huis van het KAC binnen. Deze inval
kaderde nog volop in de strijd van het monsterproces, waar de vrijspraak pas in 1992 zou
vallen. De vrouwen raakten het centrum binnen onder het voorwendsel van een consultatie.
Het KAC moest zelfs de politie erbij halen om de vrouwen de deur te wijzen. Niet lang daarna
moest de politie opnieuw interveniëren. Op 2 mei 1991 verhinderden enkele aanhangers van
Pro Vita de toegang tot het Gentse centrum, zowel voor medewerkers als patiënten. Deze
actie had soms relatief zware repercussies voor de cliënten. Soms achtervolgden de leden van
Pro Vita patiënten tot aan hun auto om hen te overhalen geen abortus te laten uitvoeren.
Deze daden passen in het internationale kader van ‘Rescue-bewegingen’, een fenomeen dat
zich in die periode ook voordeed in Nederland en Amerika.267
Zelfs na de vrijspraak van 1992 hield Pro Vita zich niet stil. In 1993 verhuisde het Kollektief
Anticonceptie van de Sint-Pietersaalststraat naar de Martelaarslaan. In datzelfde jaar werd
het centrum in haar nieuwe vestiging regelmatig lastiggevallen door Pro Vita. In het ledenblad
van maart 1992 spoorde Pro Vita haar leden aan om massaal bijeen te komen, te bidden en
te rouwen in het kader van “de derde droevige verjaardag van de abortuswet.” Pro Vita deed
dat echter niet enkel achter gesloten deuren. Minstens één maal gingen ze naar het centrum
om er voor de deur te bidden, waarbij ze ook voorbijgangers stoorden. Zo stuurde Pro Vita
266 Lori Verhoeven, Eigen interview met Frans Van Acoleyen, afgenomen te Zelzate op 04/04/2018, Zelzate 04/04/2018. 267 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 99-100.
- 77 -
bijvoorbeeld ook een brief naar een honderdtal bewoners van een appartementsblok in de
Martelaarslaan. In deze brief betichtte de organisatie het KAC van kindermoord.268
2. Mobiliserend effect?
Het Kollektief Anticonceptie onderstreepte in een persconferentie de maatschappelijke
invloed van het monsterproces:
“Dit verhaal heeft heel veel energie gevergd van beklaagden, advokaten [sic], rechters,
zelf journalisten,... maar het heeft vooral zeer veel menselijk leed gekost. Toch was dit
niet allemaal tevergeefs. Want met de jaren heeft dit massa-proces een grotere
maatschappelijke invloed gekregen. Dit proces bracht er toe bij dat de discussie rond
abortus op straat kwam, en vooral in het Parlement. Uit het onderzoek en uit het lijvige
dossier is gebleken dat het Kollektief op een ernstige en professionele manier werkt en
op een zorgvuldige manier tegemoet komt aan menselijke problemen. Mede daardoor
hebben een aantal politici het probleem au sérieux genomen en is de wet van 1867
eindelijk tot het verleden gaan behoren.”269
Het monsterproces heeft ongetwijfeld veel in beweging gebracht. Voor- en tegenstanders van
abortus lieten van zich horen, de media wijdden er krantenkoppen aan en enkele politici
namen de abortuskwestie als agendapunt aan. Het valt niet te ontkennen dat het Gentse
abortusproces, één van de grootste abortusprocessen ooit, België niet onberoerd liet. Ik heb
deze reacties reeds uitgebreid beschreven. Het is echter quasi onmogelijk om het
mobiliserend effect van dit proces nauwkeurig te meten of te bepalen. De oorzaak-gevolg-
relaties omtrent de abortuswet van 1990 zijn zeer ambigu en complex. Verschillende
fenomenen en aspecten liggen aan de oorsprong van deze veranderende abortuswet. Naast
de rechtszaak tegen het KAC vonden er ook andere abortusprocessen plaats, zoals de zaak
Peers, die eveneens hun stempel op het debat drukten. De tanende invloed van de katholieke
kerk creëerde ogenschijnlijk ook de ruimte om een publiek debat over abortus te kunnen
voeren. Zoals reeds in het begin van mijn masterproef aangehaald, doorbrak de secularisering
het stilzwijgen over heel wat taboes, zoals seksualiteit en abortus. Kortom, verschillende
fenomenen mondden, nauw verweven met elkaar, langzaamaan uit in de mogelijkheid om
abortus gedeeltelijk te liberaliseren. De wet Lallemand-Michielsens van 1990 was het
resultaat van diverse oorzaken. Het valt moeilijk te achterhalen, maar er zijn wel voldoende
bewijzen voorhanden om te stellen dat het proces tegen het KAC hieraan ook haar steentje
268 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 100-1. 269 Persbericht 15.05.1992 (Privé-archief Rein Bellens, Gent, map persconferenties).
- 78 -
heeft bijgedragen. Het zette het land – op geringe schaal wel – in rep en roer. De media
zwegen er niet over, maar ook de Belgische bevolking reageerde. Dit maakte het voor de
politici onmogelijk de abortusproblematiek nog langer op de lange baan te schuiven. Frans
Van Acoleyen en Marc Cosyns zijn er evenwel van overtuigd dat het proces enige impact
uitoefende:
“Wij waren het eerste centrum in Vlaanderen en dat betekende dan de doorbraak in
het moreel, zogenaamd moreel conservatieve Vlaanderen. Zodanig dat heel die
kwestie op nationaal, nu zullen we zeggen federaal niveau werd getild.”270
“Je kunt niet zeggen dat het proces ervoor gezorgd heeft dat alles veranderd is, dat
zeker niet. Het was wel een belangrijke schakel om het denk ik effectief te doen keren,
zoals Hubinont [sic: Peers] denk ik belangrijk geweest is voor de anticonceptie-
wetgeving, denk ik dat de VUB en wij belangrijk geweest zijn, de processen, voor de
wetgeving. Men moest iets doen.”271
Om een wetswijziging mogelijk te maken, was een publieke discussie inzake abortus
essentieel. Het Gentse abortusproces bracht de kwestie op straat en bij de politici. Frans Van
Acoleyen beschouwt de rechtszaak, en voornamelijk de effecten ervan, als een versterking
van de campagne die de bredere abortusbeweging reeds lange tijd voerde. De campagne
miste een beeld van de concrete praktijk. Het proces gaf de kans om de eigenlijke situatie in
Vlaanderen voor de gehele Belgische bevolking te schetsen en voor te stellen.272 Marc Cosyns
erkent het belang van het proces om de abortuskwestie als politiek programmapunt op te
nemen:
“En ook denk ik dat daardoor partijen eigenlijk dat ook als een thema gingen gaan
brengen in hun politieke standpunten. Ik denk dat dat wel heel belangrijk geweest is.
[…] Het is echt een politiek partij-programma geworden in de aanloop naar 1990.
Partijen zijn mensen. Ik denk dat dat wel belangrijk geweest is.”273
Het KAC kwam ook met jaarverslagen naar buiten, waarin het iedereen een beeld kon geven
van de Vlaamse abortuspraktijk. Zoals reeds aangehaald, ontstond zo de mogelijkheid om een
aantal misverstanden over abortus uit de weg te ruimen. Het KAC greep deze kans
bijvoorbeeld om duidelijk te maken dat niet iedere vrouw die om een abortus verzocht niet
270 Lori Verhoeven, Eigen interview met Frans Van Acoleyen, afgenomen te Zelzate op 04/04/2018, Zelzate 04/04/2018. 271 Lori Verhoeven, Eigen interview met Marc Cosyns, afgenomen te Gent op 22/05/2018, Gent 22/05/2018. 272 Lori Verhoeven, Eigen interview met Frans Van Acoleyen, afgenomen te Zelzate op 04/04/2018, Zelzate 04/04/2018. 273 Lori Verhoeven, Eigen interview met Marc Cosyns, afgenomen te Gent op 22/05/2018, Gent 22/05/2018.
- 79 -
correct omging met anticonceptie. Deze veronderstelling vereiste enige nuance. De zaak gaf
het KAC de kans om de Belgische bevolking en de politici bewust te maken van de florerende
Belgische abortuspraktijk en de noodzaak ervan. Aan de concrete eis van de
abortusbeweging, namelijk abortus uit het strafrecht, werd, als gevolg van het proces, nu ook
een realistisch beeld gekoppeld van de toepassing van die eis, de praktijk. Dit realistische
beeld wekte vertrouwen bij de publieke opinie. Het publieke karakter van deze rechtszaak
bood de kans om het heimelijke karakter van abortus te doorbreken en de Belgische bevolking
op de hoogte te brengen van de realiteit. Op die manier kon het proces tegen het KAC één
van de aanleidingen betekenen voor de wetswijziging in 1990. In die zin was deze rechtszaak
betekenisvol in de lange weg naar een (gedeeltelijke) depenalisering van abortus.
“De betekenis van dit proces reikt toch wel iets verder. […] Maar dit proces heeft de
diskussie [sic] rond abortus een stuk op straat gebracht en vooral bij de politici
gebracht. Een aantal politici wisten ook dat het KAC op een degelijke en verantwoorde
manier werkten en hebben zich geëngageerd om de abortuswet te wijzigen. In die zin
is het abortusproces niet zonder betekenis geweest. Of het ene algemeen belang
opweegt tegen het individueel leed dat er geleden is, is een vraag die niemand kan
beantwoorden.”274
De massale mobilisatie als gevolg van de abortusprocessen boekte zeker vooruitgang inzake
abortus. Het zijn uiteindelijk deze publieke inspanningen die dokter Peers in 1973 uit de
gevangenis kregen.275 Het Gentse abortusproces sleepte echter veel langer aan dan de zaak
Peers. De huiszoeking vond plaats in 1983 en het was wachten tot 1992 voor de vrijspraak.
Het is veel moeilijker om de massa over een periode van negen jaar te blijven mobiliseren.
Het bewustzijn rond de abortusproblematiek was niet afgezwakt. Tal van individuele vrouwen
én mannen voelden sympathie voor de kwestie. Deze sympathieën uitten zich echter niet
meteen in een nationale betoging om abortus te liberaliseren. Het was een zware opdracht
voor de abortusbeweging om de hefbomen te vinden om de abortuskwestie tot bij iedereen
in België te brengen, om zo een massale mobilisatie op gang te brengen tegen de processen.
De processen, met name de zaak tegen het KAC, vormden een ideaal thema waartegen een
groot deel van de Belgische bevolking wou protesteren. De abortusprocessen lokten weinig
discussie uit onder voorstanders. Zij die abortus niet uit het strafrecht wensten te schrappen,
koesterden wel vaak sympathieën voor de beklaagden in de processen. De processen zetten
de deur open voor discussie. De mobilisatie tegen de processen effende deels de weg om een
274 Persbericht 15.05.1992. 275 Ida Dequeecker, “Abortus is strafbaar, de wet wordt toegepast. Eerste abortusvonnissen geveld,”Rood, 14.10.1982, RoSa.
- 80 -
klimaat te creëren waarin verder kon worden gestreden voor de depenalisering van
abortus.276
“Ik denk dat de media bij ons zeer belangrijk geweest is. De media is inderdaad ook
noodzakelijk. Het is voor ons een mogelijkheid geweest om de correcte informatie te
geven. Voor de man op de straat, maar ook voor de politici. Dus in dat opzicht zijn we
de media eigenlijk zeer dankbaar.”277
Rein Bellens beklemtoont met dit citaat de aanzienlijke rol van de media in het vergroten van
het mobiliserend effect van het proces, wat ook wordt bevestigd door de andere spilfiguren
binnen het KAC, die ik bevraagd heb. De vermeldingen in de verschillende mediakanalen
zorgden voor een groeiend vertrouwd gevoel bij de publieke opinie. De Panorama-uitzending
over abortus bijvoorbeeld bracht de kwestie onder de aandacht, waardoor het KAC
vertrouwen kon winnen bij het grotere publiek.278 Met name voor het conservatieve
Vlaanderen was deze media-aandacht van belang. In Wallonië en in Brussel stond men qua
(wettelijk) denken in het kader van abortus al veel verder. Volgens Marc Cosyns plaatsten de
media het KAC over het algemeen in een positief daglicht en kwam dit bij het gros van de
bevolking ook zo over. Het KAC koos er bewust voor om nooit een bepaald boegbeeld naar
voren te brengen. Het Gentse abortuscentrum sprak steeds in naam van het Kollektief, niet
in naam van bepaalde individuen binnen het Kollektief. Dit was volgens Marc Cosyns een
belangrijke sterkte. In Brussel en Wallonië ging de media-aandacht bijna uitsluitend naar
bepaalde individuen. Sympathie opwekken vanuit een individu ligt, volgens dokter Cosyns,
veel moeilijker dan vanuit een principiële gedachte gedeeld door een Kollektief. Het is altijd
duidelijk geweest, mede ook dankzij de berichtgeving van de media, dat het KAC niet
opereerde vanuit winstbejag, maar met een ideologische ondertoon.279
“De tijd zal rijp geworden zijn en ik denk de tijd van Peers met dat proces, is er ook wel
heel veel aandacht geweest, maar was de tijd nog niet rijp denk ik.”280
276 Ida Dequeecker, “Hoe mobiliseren tegen de processen? Een discussie in de abortusstrijd,” Rood, 11.11.1982, RoSa. 277 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018. 278 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018. 279 Lori Verhoeven, Eigen interview met Marc Cosyns, afgenomen te Gent op 22/05/2018, Gent 22/05/2018. 280 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018.
- 81 -
Hoofdstuk 12: Taboe doorbroken?
Is het taboe over abortus, dankzij de strijd die het Kollektief Anticonceptie in de
abortusbeweging leverde, volledig doorbroken? Het proces tegen het KAC droeg mee bij tot
de creatie van een klimaat waarin een openbaar debat over abortus kon worden gevoerd,
zoals ik hierboven reeds stelde. Abortus als een politieke kwestie is bespreekbaar geworden.
De vrouwenbeweging en specifiek de abortusbeweging slaagden erin een openbaar debat
omtrent de abortusproblematiek op gang te brengen. Verscheidene parlementaire debatten
gingen over dit fenomeen. Abortus als persoonlijke ervaring blijkt echter een veel moeilijker
onderwerp om aan te snijden. Zo blijkt dat vrouwen die een abortus lieten uitvoeren, zelden
weet hebben van iemand die hetzelfde meemaakte. Het aantal abortussen suggereert dat de
kans reëel is dat iemand in de onmiddellijke omgeving een vruchtafdrijving onderging.
Abortus blijkt een ervaring die wordt stilgezwegen, hoewel ze niet zo uitzonderlijk
voorkomt.281
Volgens Rein Bellens is de bespreekbaarheid van abortus een mooie vooruitgang inzake het
taboe hierrond. Als een volledige doorbreking van het taboe gepaard gaat met een
banalisering, ijvert ze hier niet voor. Hier en daar ijveren bepaalde individuen of groeperingen
voor een volledige afwijzing van het taboe rond abortus. Dokter Bellens wil abortus echter
niet beschouwen als een medische ingreep zoals een ander. Ze beschouwt de ingreep als een
belangrijke gebeurtenis, die tegelijkertijd verdriet met zich kan meebrengen. Zij ziet abortus
liever niet evolueren in de richting van een banale ingreep. De bespreekbaarheid ervan juicht
ze echter wel toe. Zo werd in 2015, 25 jaar na de abortuswet, een symposium georganiseerd
waar een aantal affiches hingen met foto’s van een 60-tal verschillende vrouwen. Deze
vrouwen hadden met elkaar gemeen dat ze een vruchtafdrijving ondergingen. Deze
tentoonstelling benadrukte dat abortus iedereen kan overkomen.282 De bespreekbaarheid
van de kwestie is ongetwijfeld toegenomen. De persoonlijke ervaring achter een
zwangerschapsafbreking blijft iets wat vrouwen vaak liever voor zich houden. In die zin blijkt
het taboe (nog) niet volledig weg te zijn.
Zowel hulpverleners als vrouwen die een abortus ondergingen, erkennen dat dit stilzwijgen
nog niet volledig van de baan is. Vele vrouwen ervaren een abortus als een rouwproces. De
vrouw ondergaat een persoonlijk verlies in haar eigen lichaam. Bovendien voelen de meeste
vrouwen zich sociaal gedwongen om dit verlies in stilte te verwerken, omwille van de
moeilijke bespreekbaarheid van een abortus. Abortus blijft een kwestie waarover geen
281 Coene en Sophie Bollen, Nog altijd baas in eigen buik?, 131. 282 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018.
- 82 -
volledige eensgezindheid heerst. Dit maakt dat een beschuldigende vinger of impliciete
veroordeling geen uitzondering is. Het sociale stigma rond abortus is diepgeworteld. Over het
algemeen gaat men er nog vaak van uit dat iedere zwangerschap een vreugdevol geschenk is
en dat iedereen wel een kinderwens koestert. Verder heerst de veronderstelling dat het
vandaag de dag veel moeilijker is om ongepland zwanger te geraken. Een ongeplande
zwangerschap wordt daardoor vaak toegewezen aan ‘domheid’ of
‘onverantwoordelijkheid’.283 Als gevolg van dit taboe kiezen vrouwen er vaak bewust voor om
de ingreep voor zich te houden of te beweren dat ze slachtoffer werden van een miskraam.
Het verborgen houden van een zwangerschapsafbreking helpt echter niet om het taboe te
doorbreken. Het stilzwijgen van een abortus houdt de kwestie mee in het verborgene,
waardoor vrouwen ook in de toekomst sneller voor stilzwijgen zullen kiezen dan hun keuze
openbaar te maken.284 Volgens Marc Cosyns houdt de wettelijke realiteit dit heimelijke
karakter tot op zekere hoogte mee in stand. Waar anticonceptie sinds 1973 uit de strafwet is
geschrapt, staat abortus er nog steeds in. Bij een volledige liberalisering van abortus zou het
taboe mee worden afgezwakt. Anderzijds stelt Marc Cosyns dat een zwangerschapsafbreking
altijd in bepaalde mate in de taboesfeer zal blijven hangen. Het is namelijk een aspect dat in
intieme kring, binnen een relatie en/of binnen een gezin, zeer betekenisvol kan zijn. Het
verdwijnen van het strafrechtelijke taboe zou, volgens hem, wel een stap in de goede richting
kunnen zijn.285
Waar de vrouw over het algemeen het gevoel mist om haar ervaring met haar omgeving te
delen, blijkt het taboe wel afgebrokkeld te zijn bij de huisarts. Zo bleek dat het voor een vrouw
vóór de wetswijziging van 1990 zeer moeilijk was om de kwestie van een ongewenste
zwangerschap voor te leggen aan haar huisarts. De kwestie leek over de hele lijn
onbespreekbaar. Zelfs als een vrouw met de wens om een abortus bij haar huisarts aanklopte,
durfde niet iedere huisarts het aan om, in de illegaliteit, haar door te verwijzen naar een
ziekenhuis of abortuscentrum. Dit taboe blijkt vandaag wel doorbroken te zijn. De vrouw
heeft vandaag de dag over het algemeen het gevoel hiervoor bij haar dokter terecht te
kunnen, zowel voor een gesprek als voor de nazorg na de ingreep.286
In juni 2014 ontving Lucie Van Crombrugge een brief van Paul De Knop, de toenmalige rector
van de VUB, waarin hij haar officieel een eredoctoraat aanbiedt:
283 François Dedrie, “Het taboe op abortus gezien vanuit de praktijk van de abortuscentra,” Ethische Perspectieven 26, nr. 4 (2016): 270-1. 284 De Vogelaere, “De Belgische abortuswet van 3 april 1990,” 257-63. 285 Lori Verhoeven, Eigen interview met Marc Cosyns, afgenomen te Gent op 22/05/2018, Gent 22/05/2018. 286 De Vogelaere, “De Belgische abortuswet van 3 april 1990,” 216.
- 83 -
“We wensen u dit eredoctoraat aan te bieden voor uw inspanningen om consequent
het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw te verdedigen en voor uw verzet tegen elke
vorm van moralisering en criminalisering van abortus bij een ongewenste
zwangerschap. In het bijzonder willen we u eren voor uw diepgaand sociaal,
feministisch en vrijzinnig engagement, gewijd aan de (politieke) strijd voor het recht
op abortus en de concrete hulpverlening aan ongewenst zwangere vrouwen.”287
Het feit dat er in 2014 ruimte was om één van de belangrijkste voortreksters van de Vlaamse
abortusbeweging te eren, toont aan dat de abortuskwestie bespreekbaar is gemaakt en dat
men hier openlijk over kan communiceren. Het persoonlijke verhaal achter een abortus blijft
echter nog steeds in de taboesfeer hangen. Door het grote stilzwijgen rond de ervaringen van
vrouwen die een abortus lieten uitvoeren, kunnen we stellen dat het taboe rond abortus (nog)
niet volledig is doorbroken, maar dat de bespreekbaarheid ervan wel enorm is geëvolueerd.
287 Dirk Tuypens, “Lucie Van Crombrugge: ‘kiezen voor abortus is net zo verantwoord als kiezen voor een kind’,” Solidair, geraadpleegd op 23.05.2018, http://www.solidair.org.
- 84 -
Conclusie
Het Gentse abortusproces oefende een invloed uit op de publieke opinie en de beleidsmakers.
Via allerlei persconferenties en cijfermateriaal bracht het Kollektief Anticonceptie een
realistisch beeld naar buiten van de toenmalige Vlaamse abortuspraktijk. Deze realistische
kijk ruimde allerhande misverstanden inzake abortus uit de weg en wekte vertrouwen bij
enkele politici en het gros van de bevolking. De belangstelling die het proces genoot gaf het
KAC de kans om van abortus een politiek programmapunt te maken. Verscheidene politici
grepen deze kans aan om een programma uit te stippelen rond de abortuskwestie. Het KAC
hanteerde voornamelijk de strategie om via de praktijk een wet af te dwingen, geïnspireerd
op het verhaal van Nederland. Het monsterproces bracht de - tot dan toe verborgen - Vlaamse
abortuspraktijk niet alleen in de openbaarheid, maar zorgde tevens voor de bespreekbaarheid
van de kwestie. Het taboe rond abortus vertoonde steeds meer barsten en het stilzwijgen
errond brokkelde steeds meer af. Het KAC koesterde het vertrouwen dat de overtuiging van
de goede werking van het Gentse abortuscentrum en de noodzaak ervan zowel de publieke
opinie als de politiek over de streep zouden trekken. Door het aanwenden van
persconferenties, het contacteren van politici en het aansporen van verschillende media
maakte het KAC zoveel mogelijk gebruik van de openbare belangstelling voor het proces om
een zo groot mogelijk publiek te bereiken en voor haar kar te spannen. De impact van het de
Gentse rechtszaak vereist echter ook enige nuance. Het proces was zeker niet de enige
oorzaak of de belangrijkste katalysator in het doorbreken van het taboe. De totstandkoming
van een klimaat waarin het steeds meer aanvaard werd om over het thema ‘ongewenste
zwangerschap’ te spreken of debatteren is een resultaat van een resem aan factoren. Naast
de tanende invloed van de katholieke kerk zou ook de confrontatie van allerlei meningen
inzake abortus de kijk van de publieke opinie kunnen beïnvloeden. Het proces tegen het KAC
vormde een belangrijke schakel in dit proces, mede omwille van het ongeziene karakter
ervan.
De abortusbeweging als sociale beweging haalde met de wet van 1990 een belangrijke slag
thuis. Hun acties leidden wel degelijk tot een verandering. De beweging ijverde voor een
wetswijziging, wat ook is gelukt. De massamedia speelden hierin een belangrijke rol. Met hun
berichtgeving over de acties, maar ook over het monsterproces, bereikten deze kanalen een
veel ruimer publiek. De media fungeerden als instrument om de bevolking te wijzen op enkele
sociale kwesties en hen hiervan bewust te maken. De media-aandacht heeft in bepaalde mate
als hefboom gefungeerd om de abortuskwestie op de publieke agenda te plaatsen. De
abortusbeweging heeft de agenda van de regering kunnen beïnvloeden. De rechtszaak tegen
het KAC en voornamelijk de publieke reacties die hierop volgden maakten het voor de politiek
- 85 -
niet langer haalbaar om de abortusproblematiek op de lange baan te schuiven. De wet
Lallemand-Michielsens van 1990 was hiervan het gevolg.
Abortus is, gedurende de lange strijd die de abortusbeweging en ook het Kollektief
Anticonceptie leverden, bespreekbaar geworden. De Belgische abortuspraktijk is met de
gedeeltelijke depenalisering van abortus uit het verborgene gekomen. Elke Belgische vrouw
weet dat ze, weliswaar onder een aantal voorwaarden, een zwangerschapsafbreking kan
laten uitvoeren. In de jaren vóór 1990 was het onderwerp van een ‘ongewenste
zwangerschap’ nog sterk gehuld in een mantel van stilzwijgen. Het voorheen
alomtegenwoordige taboe rond abortus is sterk afgebrokkeld. Verdwenen is het echter (nog)
niet. Abortus blijft tot op zekere hoogte in de taboesfeer hangen, omwille van het intieme en
nog steeds controversiële karakter ervan. Niet iedereen in België is voorstander van abortus,
wat het niet voor iedere vrouw even gemakkelijk maakt om voor een abortus uit te komen.
De verschillende abortuscentra in België hebben een immense vooruitgang geboekt, door de
wet via de praktijk af te dwingen. In deze masterproef kaderde ik de weg naar de wetgeving
door de ogen van het KAC in de bredere historische strijd van verschillende abortuscentra en
-bewegingen. Ondertussen hebben de verschillende Vlaamse abortuscentra een hele evolutie
ondergaan, waarvan de geschiedenis nog niet is geschreven. De ontwikkeling van de andere
Vlaamse abortuscentra of de ontstaanscontext van Luna, de Unie van Nederlandstalige
abortuscentra288, missen nog een plek in de historiografie en zijn potentieel materiaal voor
toekomstig onderzoek.
288 Op 1 januari 2018 ging de fusie van vier Nederlandstalige abortuscentra in België officieel van start onder de naam Luna vzw. De vier abortuscentra betreffen die van Antwerpen, Gent, Hasselt en Oostende. De werking blijft daarmee voor de cliënten exact hetzelfde. De fusie is ontstaan met het oog op een betere samenwerking om de beste hulpverlening te garanderen.
- 86 -
Epiloog
De abortusstrijd is met de wet van 1990 niet volledig geëindigd. Tijdens het afnemen van de
interviews wezen de bevraagde spilfiguren mij telkens op een aantal actuele knelpunten
waarrond nog steeds geen akkoord is bereikt. Ze betreffen het feit dat abortus nog steeds in
de strafwet staat, de verplichte wachttijd, de tijdslimiet en de financiering. Uit mijn interviews
blijkt dat deze actuele discussiepunten inzake abortus nog sterk leven onder hen die hier
nauw mee verbonden zijn. Ze sluiten echter niet volledig aan bij de probleemstelling van deze
masterproef, waardoor ik ze in deze epiloog kort vermeld.
Eerst en vooral valt abortus nog steeds onder de strafwet. De meeste abortuscentra ijveren
vandaag nog steeds voor het schrappen van abortus uit het strafrecht. Carine Vrancken,
coördinatrice van LUNA vzw, verkondigde in een column dat zij van mening is dat abortus niet
in het strafrecht thuishoort:
“Dat er richtlijnen en procedures moeten zijn voor hulpverlening spreekt voor zich,
maar die horen niet, zoals nu het geval is, thuis in de strafwet. Abortus uit de strafwet
halen zou een belangrijk signaal zijn. We zouden als maatschappij de boodschap geven
dat we geloven in verantwoord ouderschap, dat we beseffen dat het regelen van je
vruchtbaarheid moeilijker is dan we denken én dat het recht op een
zwangerschapsafbreking een essentieel onderdeel is van seksuele en reproductieve
rechten.”289
Rein Bellens pleit hier niet zo gedreven voor. Zij is van mening dat het gros van de bevolking
zich hier niet van bewust is. Zij is ervan overtuigd dat de Belgische bevolking over het
algemeen weet dat een abortus mogelijk is en dat is volgens haar voldoende. Het schrappen
van abortus uit de strafwet beschouwt zij daarom niet als prioritair.290 Frans Van Acoleyen
ziet hiermee de eis van de abortusbeweging echter nog niet verwezenlijkt:
“Eigenlijk is het doel van abortus uit het strafrecht, dat dat inderdaad niet zou vervat
zijn in wettelijke procedures, die deel uitmaken van het strafrecht. Dat men
zwangerschapsonderbreking [sic] zou erkennen als een medische act, die niks met
strafrecht te maken heeft. Die natuurlijk moet beantwoorden aan ethische en
medische standaarden. Maar die (standaarden) dat dan binnen maatschappelijk,
medisch handelen worden vastgelegd en niet via het strafrecht. En dat blijft nog altijd
289 Carine Vrancken, “Abortus uit de strafwet,” Viva-svv, geraadpleegd 28.05.2018, http://www.viva-svv.be. 290 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018.
- 87 -
vandaag … één van de belangrijkste eisen van de abortusbeweging. En ik denk een zeer
correcte eis.”291
Lucie Van Crombrugge heeft hier ook fel voor gepleit. Zij verklaarde in 2005 dat ze geen
draagvlak vond om hiervoor te strijden, zowel op politiek als op maatschappelijk terrein. Zij
nam echter openlijk geen genoegen met de wet van 1990 en ijverde voor een verruiming van
de wet.292
Een ander twistpunt vormt de verplichte wachttijd van 6 dagen. Volgens de wet Lallemand-
Michielsens is het na de eerste consultatie in een abortuscentrum of ziekenhuis verplicht om
minimum 6 dagen te wachten vooraleer de abortusingreep kan worden uitgevoerd. Een
aantal respondenten vindt deze wachttijd erg stroef en in bepaalde gevallen problematisch.
Toen het Kollektief Anticonceptie in de illegaliteit werkte, was er zelfs geen sprake van een
wachttijd. Wanneer ze overtuigd waren van de beslissing van de vrouw, voerden ze soms
diezelfde dag de ingreep nog uit. Er heerst een dubbel gevoel rond deze verplichte wachttijd.
Enerzijds geeft het de mogelijkheid om als vrouw deze levensbelangrijke keuze goed te
overdenken en zo beter voorbereid, geïnformeerd en met minder angst de ingreep te
ondergaan. Anderzijds is er bij een abortus echter wel sprake van een tijdsdruk. Met de limiet
op 12 weken is een wachttijd van 6 dagen niet voor elke vrouw evident of zelfs mogelijk. Rein
Bellens pleit bijvoorbeeld voor een versoepeling van deze wachttijd. Ze schaart zich niet
achter een volledige afschaffing van de wachttijd, maar is van mening dat er ruimte moet zijn
voor uitzonderingen. De ingreep uitvoeren op dezelfde dag als de eerste consultatie lijkt haar
wat overhaast. Een kortere wachttijd of ruimte voor uitzonderingsmogelijkheden moeten
volgens haar wel kunnen.293 Vrouwen die als gevolg van deze verplichte wachttijd niet meer
geholpen kunnen worden in België reizen vaak nog naar Nederland af, waar de zwangerschap
verder gevorderd mag zijn. De wachttijd werkt voor deze uitzonderingen het abortustoerisme
dus in de hand. Greta Craeymeersch is er eveneens van overtuigd dat deze dient te worden
herzien.294 Lucie Van Crombrugge is ervan overtuigd dat verscheidene vrouwen reeds
weloverwogen tot hun beslissing kwamen en dat hiervoor de verplichte wachttijd overbodig
is. Voor hen zou er volgens haar een speling moeten zijn, aangezien sommige vrouwen dit
wachten eerder als een emotionele last beschouwen dan als een opluchting.295 Greta
Craeymeersch ziet hier echter niet direct verandering in komen. Hoewel zij eveneens vindt
291 Lori Verhoeven, Eigen interview met Frans Van Acoleyen, afgenomen te Zelzate op 04/04/2018, Zelzate 04/04/2018. 292 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 69-74. 293 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018. 294 Lori Verhoeven, Eigen interview met Greta Craeymeersch, afgenomen te Gent op 20/04/2018, Gent 20/04/2018. 295 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 122.
- 88 -
dat de wachttijd mag worden versoepeld, gelooft ze niet dat dit wettelijk gaat gebeuren.
Volgens haar is daar geen draagvlak voor, zowel niet bij politieke partijen als bij de publieke
opinie.296
De limiet van 14 weken zwangerschap is een volgende controverse. In België is abortus
wettelijk mogelijk tot 12 weken gestatie, oftewel zwangerschapsduur, wat neerkomt op 14
weken amenorroe. Tenzij de gezondheid van de vrouw in het gedrang komt, is een
vruchtafdrijving na deze 14 weken niet meer toegestaan in België. Dit heeft als gevolg dat er
nog altijd ongeveer 500 vrouwen per jaar de reis naar Nederland maken om er een
zwangerschapsafbreking te laten uitvoeren. Rein Bellens vindt dit geen oplossing en hoopt dit
abortustoerisme aan banden te leggen door de grens op 14 weken te herzien.297 Greta
Craeymeersch verklaart dat de abortuscentra hierover vandaag volop gesprekken voeren met
politieke partijen om deze grens mogelijks te hervormen.298 De pijnsensatie vormt hier vaak
een beslissende factor. Men is het er over het algemeen over eens dat een foetus vóór 13
weken geen pijn kan voelen. De pijngrens is echter zeer ambigu en moeilijk te bepalen, wat
het niet makkelijk maakt om een correcte grens vast te leggen. Deze termijn is bepaald vanuit
medisch-fysiologisch of juridisch standpunt. Een ethisch perspectief komt in deze kwestie
nauwelijks aan bod.299
De gedeeltelijke depenalisering van abortus vanaf 1990 repte met geen woord over enige
financiering. Dat veranderde in 2002 met de Riziv-conventie, waar onder meer Lucie Van
Crombrugge en Rein Bellens fel voor pleitten. Het ging om een revalidatie-overeenkomst
tussen het Riziv en de diverse abortuscentra.300 Deze conventie bepaalde vaste bedragen die
per consultatie moesten worden doorgestort aan het abortuscentrum. Voor de eerste
consultatie ging het om een bedrag van 141,72 euro en voor de eigenlijke ingreep 210,54
euro, waarvan voor beide bedragen 95% indexeerbaar is. Dit had als gevolg dat een vrouw
die verzekerd was nog slechts een remgeld van 1,48 euro moest neertellen, zowel bij de
eerste consultatie als bij de ingreep zelf. Op die manier konden ook minder begoede vrouwen
zonder financiële problemen een abortus laten uitvoeren.301 Het Kollektief Anticonceptie
296 Lori Verhoeven, Eigen interview met Greta Craeymeersch, afgenomen te Gent op 20/04/2018, Gent 20/04/2018. 297 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018. 298 Lori Verhoeven, Eigen interview met Greta Craeymeersch, afgenomen te Gent op 20/04/2018, Gent 20/04/2018. 299 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 123. 300 Het Riziv, Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering, is een federale instelling die instaat voor de sociale zekerheid. De instelling is verantwoordelijk voor het overleg tussen diverse actoren in het kader van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkering. Van toepassing op de abortuskwestie speelt het Riziv een cruciale rol in de werkingsmodaliteiten en kosten- en terugbetalingstarieven. 301 De Groote, “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie,” 115-6.
- 89 -
heeft hier in de periode tussen 1990 en 2002 fel voor geijverd. Zo contacteerden ze diverse
politici, geneesheren en directeurs van verschillende mutualiteiten om een regeling te treffen
in het kader van financiering. Rein Bellens heeft haar twijfels bij de zeer lage kost van een
abortus. Volgens haar mag het remgeld bij een abortus hoger liggen, net zoals bij andere
medische consultaties het geval is. Zij meent dat abortus niet goedkoper mag zijn dan de
pil.302
Naast de financiering stelde het Riziv ook een bepaalde tijdsinvestering vast waaraan de
abortuscentra zich moeten houden. De overeenkomst heeft vastgelegd hoeveel tijd er moet
gaan naar een eerste consultatie, de vruchtafdrijving, enzovoort. In de praktijk blijkt deze
tijdsinvestering echter niet haalbaar. Het zijn uiteindelijk de abortuscentra die bepalen
hoeveel cliënten de artsen en medewerkers per dagdeel moeten begeleiden. Volgens Rein
Bellens ligt dit aantal veel hoger dan het Riziv toelaat. Zij schaart zich achter een gulden
middenweg, zodanig dat er minder tijdsdruk is, maar dat de artsen wel volgens de Riziv-
conventie kunnen werken. Zij ervaarde namelijk dat de werkdruk in de centra is gestegen,
waardoor de artsen sneller moesten werken dan de Riziv-conventie voorstelde. Deze
tijdsdruk maakt dat er weinig ruimte is voor nazorg. Een vrouw die een abortus liet uitvoeren,
kan een week later langskomen voor een nacontrole. Voor psychologische bijstand is er
echter onvoldoende ruimte in de abortuscentra omwille van de drukke agenda. Dat vindt Rein
Bellens een spijtige zaak en iets waarover de abortuscentra zich in samenspraak met het Riziv
zouden moeten buigen.303
302 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018. 303 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018.
- 90 -
Bijlagen
Interview met Frans Van Acoleyen
Biografische notie
Frans Van Acoleyen behaalde zijn diploma Geneeskunde en werkte vervolgens als huisarts in
een groepspraktijk te Zelzate. Samen met Rein Bellens begon hij, na een opleiding in
Nederland, als eerste abortusarts in het Gentse abortuscentrum. Hij moest echter al snel de
fakkel doorgeven aan Marc Cosyns, nadat zijn groepspraktijk begon te bloeien.304 Naast zijn
engagement als abortusarts, is Frans Van Acoleyen ook 30 jaar lang actief geweest als
gemeenteraadslid binnen de politieke partij PVDA. Als huisarts was hij lid van de organisatie
Geneeskunde van het Volk, die ijvert voor een toegankelijke en democratische
gezondheidszorg. Hij kantte zich tegen de Orde der Geneesheren, onder meer omdat deze
zich niet schaart achter gratis geneeskunde.305
(00:03) Wanneer en in welke context is het idee precies ontstaan om in Gent een
abortuscentrum te beginnen?
Wanneer dat het idee ontstaan is, ik denk dat dat eind van de jaren '70… Maar precies weet
ik het niet meer. Eind van de jaren '70, er was toen een abortuscomité met mensen van
verschillende strekkingen, die zich bezighielden met, laat ons zeggen, vooral politiek sociale
steun aan heel die beweging om tot een liberalisering van de abortuswetgeving te komen. Die
was onder andere geïnspireerd door de vervolgingen van Peers, dokter Peers uit Namen.
Persoonlijk was ik daarbij betrokken… Dus ik ben afgestudeerd in 1974. Persoonlijk was ik
daarbij betrokken omdat ik toen al eigenlijk in het Gentse, ik had toen een praktijk in Gent,
en ik kende toen enkele vrouwen die dat abortus hadden meegemaakt. Vandaar ook... En dan
binnen dat comité groeide dan het idee van 'ja, we zouden zelf een abortuscentrum willen
oprichten.' De voorwaarde was natuurlijk dat er artsen waren die dat konden aborteren. Ik
weet niet precies wat de weg van Rein Bellens geweest is, want samen met haar ben ik als
arts dat abortuscentrum gestart. Zelf heb ik eind van de jaren '70 een jaar opleiding gevolgd
bij dokter Boutte in Baudour [schrijf schrijfwijze op], dus dat is in de Borinage, een dorp, enfin,
in de borinage. Die werkte daar als gynaecoloog in de kliniek en die voerde daar zelf
304 Lori Verhoeven, Eigen interview met Frans Van Acoleyen, afgenomen te Zelzat op 04/04/2018, Zelzate 04/04/2018. 305 Z.V.D., “Pioniers ‘Geneeskunde voor het Volk’ gevierd,” Het Nieuwsblad, 17.03.2014, geraadpleegd op 27.07.2018, http://www.nieuwsblad.be.
- 91 -
abortussen uit. Boutte was een collega studiegenoot van dokter Peers. En dus, was opgeleid
onder andere in de Sovjet-Unie. Dat was een zeer interessante ervaring. Hij voerde abortus
uit niet met zuigcurretage, maar gewoon met curretage, wat ze noemen kuising. Dat was
eigenlijk een, wat ik zal noemen, specialistisch gynaecologische techniek. Ik ben eerst daarin
opgeleid en dan heb ik verder opleiding gevolgd en wekelijks abortussen uitgevoerd bij
Stimezo, Stichting Medische Zwangerschapsafbreking, de abortuskliniek in Groede. Ik denk
dat ik daar langer dan een jaar, dus eerst werd ik daar opgeleid door een arts, die daar
aanwezig was, ik herinner mij zijn naam niet meer, maar dat was een speciale man. Die was
scheepsarts geweest, die was tegelijkertijd huisarts in Oostburg. Nee, die was tegelijkertijd
huisarts in Groede. Die was tegelijkertijd anesthesist in Oostburg, de kliniek in Oostburg. En
die aborteerde. En dus die heeft mij daar het vak geleerd. Ik herinner mij dat ik, ik had dan al
een opleiding in Wallonië in Baudour gevolgd, dat ik daar na 14, 15 ingrepen, dat die op
vakantie ging en dat het kliniekje daar voor mij was. Ik moest dan zelfstandig alles zien te
beredden. Enfin, wij gebruikten de techniek van de zuigcurretage. Dat is eigenlijk een zeer,
een zeer eenvoudige techniek. Maar toch was dat op de grens van wat we buiten
kliniekverband of buiten dekking van een kliniek, dat we aankonden. Want natuurlijk, je moet
weten in die tijd, echografie, dat bestond nog niet [lacht]. Nu is dat allemaal simpel, enfin
simpeler. Maar echografie, dat was letterlijk op de tast. Maar goed, iedereen, ook
gynaecologen waren in die tijd op die manier opgeleid. Het is nu niet dat we iets uitzonderlijks
deden.
(05:48) Het probleem was dan, als we in Gent wilden beginnen, hebben we ook naar dekking
gezorgd. Dat wil zeggen, als we een complicatie hadden, wat altijd mogelijk is, of dat we dan
eigenlijk, zonder via de spoedopname moeten passeren, of dat we dan rechtstreeks bij een
gynaecoloog in een kliniek terecht konden. Wij hebben toen… Wat ik me daarvan herinner,
was de ongelooflijke hypocrisie van de Gentse prof Thierry. [Gsm gaat af] Dat was onze prof
geweest, die vrij open stond ten opzichte van zwangerschapsafbreking. Maar toen dat we met
hem… Dat herinner ik me nog altijd, dat ik samen met Rein naar hem toe ging om te
onderhandelen over rechtstreekse toegang tot zijn dienst zonder via de spoedopname te
passeren, want het was illegaal. En dat die ons dan, laat ons zeggen, 2 uur onderhouden heeft
over zijn grote computer dat hij staan had om de veiligheid van de verschillende
anticonceptiemethoden te berekenen. Allemaal zeer interessant, maar dat uiteindelijk het
antwoord was dat we als we iemand met complicaties hadden, dat we toch via de
spoedopname moesten gaan. Het ergste vond ik dat, enkele maanden nadien, vanuit zijn
dienst mensen naar ons werden gestuurd. Dat is zoiets wat mij is bijgebleven uit die periode.
Dan kwam het erop aan op een bepaald moment om een adres, een huis te vinden waar dat
we dat konden doen. En ik denk dat dat in de Sint-Pietersaalststraat was, niet zo ver van het
- 92 -
station van Gent. En misschien au ironie, ook niet zo ver verwijderd van het centrum waar dat
de gerechtelijke politie zetelde. Je had toen rijkswacht, gerecht, verschillende onderdelen. De
gerechtelijke politie, de recherche, die zat daar niet zo ver vandaan.
(08:55) Ik herinner mij ook; in Nederland werd ik betaald voor mijn werk in dat
abortuscentrum daar. Maar ik kon met dat geld, kon ik niets doen. Dat werd op een
Nederlandse bankrekening gestort. Dat was, ik zou bijna zeggen, het is geen goede
vergelijking, maar dat was bijna zoals drugsgeld [lacht]. Wat je uit illegale activiteiten, of
smokkelgeld, uit illegale activiteiten verkreeg. Toen dat dat we daar begonnen, moesten wij
alles daar zelf doen, ik ben zelf nog aan het schilderen geweest, alles zelf geïnstalleerd in dat
centrum. Procedures uitgewerkt, dossiers gemaakt, mensen die dat voor het onthaal zorgden,
verpleging voorzien om te assisteren. Wij startten met eigenlijk de pomp, de vacuümpomp,
waarmee dat we startten, was een occasie-pomp. En ik herinner mij daarvan, die maakte
verschrikkelijk veel lawaai. Voor het comfort van de mensen die dat de ingreep ondergaan, is
dat natuurlijk, als daar zoiets staat te brommen, dan denk je 'oei oei oei, wat gebeurt er?' Ik
zou dat toch denken, 'wat gebeurt er met mij?' En met het illegaal verdiende geld, illegaal
tussen aanhalingstekens dan, heb ik dan na enkele maanden de meest moderne
zuigcurretage-pomp aangekocht. Ik weet nog altijd dat ze driehonderdduizend Belgische
frank kostte [lacht]. Ik weet ook dat ze, toen dat de inval gebeurde van de politiediensten, dat
ze dan beslag gelegd hebben op die pomp en dat ik die nooit niet meer heb weer gezien. Dat
is iets dat ik mij erover kan herinneren [lacht]. Wij zorgden voor de bescherming van de
patiënt, in die zin dat wij, dat wij ,nogal omslachtig, dat wij na elke behandelingsnamiddag, -
voormiddag, dat dan de dossiers, 4, 5 dossiers, dat we die dan ergens op een plaats brachten.
Mijn geheugen kan mij in de steek laten, maar ik dacht dat het zelfs in een kluis van een bank
was. Ik herinner me dat niet exact meer. In ieder geval, dat was altijd, hun werk was niet
alleen de behandeling, maar was ook het transporteren van die dossiers, in veiligheid
brengen. Dat was een zeer omslachtige procedure.
(12:23) In verband met opleiding, ik had ook nog een aanvullende, toen ik in Groede werkte,
opleiding gevolgd voor uitvoeren van zwangerschapsobrekingen, die dat verder dan…
Normaal werken we tot 12 weken amenorroe. Om toch verder tot 16, 17 weken om, als je u
zou mistasten over de grootte van de baarmoeder enzo, en je zou voor problemen komen te
staan, dat je ook verder gevorderde zwangerschappen, dat je dat in nood aankon. Dat was
een opleiding die ik volgde in Heemstede, dat is tegen Amsterdam. Als ik dat nu, dat waren
heroïsche reizen. Ik werkte dan hier al in de praktijk in Zelzate, dat begon daar rond 8u in
Heemstede in die kliniek, tamelijk uitgebreide abortusfaciliteit. En dan moest ik hier
vertrekken om 3u of half 4 's morgens om dan via Breskens met overzetboten zo tegen
Amsterdam te rijden. Dat herinner ik mij ook nog [lacht] dat dat zeer, zeer lange dagen waren.
- 93 -
's Avonds was ik dan terug zeer laat, deed ik hier nog raadplegingen. Naarmate dat het hier
zeer druk werd, was dat een onhoudbare situatie. Dat is mijn verhaal van het werken in de
kliniek zelf.
(14:18) Hoe ben ik bij dat proces terecht gekomen? Hoewel ik daar niet meer werkte. De
mensen die meewerkten, die vervolgd werden in het proces, dat was een verzameling van
mensen die dat daar werkten als personeel. En waarvan dan de namen waarschijnlijk dan ook
bekend waren. Patiënten, waarvan toevallig de dossiers nog niet verborgen waren. En ten
derde, ik ben erbij betrokken geraakt, op basis van een bediende van de mutualiteit. Wij
schreven in het Kollektief Anticonceptie, wij maakten geen prestatiestaten met daarop
curretage met een nomenclatuurnummer, dat zou kunnen wijzen op abortus, maar wij
schreven gewoon 'consultatie'. Er werd een vaste som aangerekend, een beetje de kostprijs,
maar mensen konden dan toch iets terugbetaald krijgen via de mutualiteit, als we een
consultatiebriefje utischreven. Op basis van consultatiebriefjes, die dat via die man van de
mutualiteit getraceerd waren, en die consultatiebriefjes stonden op naam van de vzw
Kollektief Anticonceptie, wist men dat ik daar ook gewerkt had en prestaties gedaan had. Niet
welke prestaties. Ik had daar gewoon consultaties gedaan, het kon eender wat geweest zijn.
Maar men vermoedde dat toen wel, dat alle prestaties die daar gebeurden, dat dat geen
consultingover anticonceptie was, maar dat dat ging over abortus. En dan weet ik dat hier in
Zelzate toen, op basis ook van mutualiteitsgegevens, al mijn patiënten tussen de 15 en 45
jaar, zijn ondervraagd geweest. Mensen dat allemaal niks te maken… Dus men dacht, enfin ik
weet niet wat men precies dacht, maar 'die zal niks anders doen dan aborteren, die doet dat
daar in Gent en die doet dat hier ook in Zelzate. Al zijn prestaties.' Dat was tamelijk
traumatisch voor al die patiënten, dat op die manier ondervraagd zijn. En op basis daarvan,
ben ik in dat proces beland. Men wist op basis van prestaties, ik stond daar niet meer op de
personeelslijst, maar op basis van vroegere prestaties, die dat konden getraceerd worden als
prestaties verricht in het abortuscentrum, ben ik bij het proces betrokken geraakt. ik heb me
daar absoluut niet aan onttrokken. Ik vond dat we daar allemaal solidair moesten bij zijn. Voor
mij was het, de kwestie van abortus was voor mij; één een medisch statement. Ik vond, in die
periode, als je de situatie toen bekeek, dat dat om medische redenen absoluut noodzakelijk
was. Maar was tegelijkertijd ook een politiek statement, in de zin, we doorbreken de
illegaliteit om het op de legaliteit af te dwingen. Is daar verder nog iets…
(18:50) Heeft het Kollektief echt haar best gedaan om echt ook zich mee in te zetten in de
abortusbeweging?
Tuurlijk! Tuurlijk, bijvoorbeeld, vooraf zijn we een beetje ontstaan, zelfs als we niet actief
meewerkten, vanuit die abortusbeweging. Dus dat is één. En nadien, met die processen
- 94 -
bijvoorbeeld, daar gingen er, patiënten van mij van hier, die engageerden zich ook in die
protestbeweging naar aanleiding van die processen. Dus, om de artsen en al de vervolgden te
ondersteunen, die dat daar voor de rechtbank stonden. Daar weet ik wel, daar is een hele
procedure in eerste aanleg geweest. Daar zijn we veroordeeld, maar ik weet niet meer
precies. Ik weet in ieder geval, in beroep, zijn we vrijgesproken en ik herinner mij, ik herinner
mij nog daarvan. Zo telkens na zo'n zitting, waren er daar persconferenties. Ik weet toen nog
dat ik gezegd had 'nood breekt wet.' In de zin van, abortus, zwangerschapsonderbreking is
altijd in zekere mate een noodsituatie en nood breekt wet. Ik herinner mij dat toen die, dat
was een hoofdtitel denk ik toen in De Vooruit, de voorloper van De Morgen, de krant. Ik
herinner mij nog altijd die titel. En ik dacht, 'godverdomme, wat heb ik nu gezegd?' Nood
breekt wet was eigenlijk de slogan van de activisten, die later in zeer rechtse kringen zijn
beland, van de Eerste Wereldoorlog. Dat was 'nood breekt wet' en ik dacht 'oei, welke slogan
heb ik hier gelanceerd rond de kwestie van abortus?' [lacht]. Enfin, dat zijn zo enkele flitsen,
wat ik mij nog herinner.
(21:41) Dat proces, dat is in '83 dan begonnen denk ik als ik juist ben. Zo'n tien jaar later na
de rechtszaak tegen dokter Peers. Later zijn er heel veel vermoedens gekomen dat die
rechtszaak tegen dokter Peers ook zou uitgelokt zijn vanuit de abortusbeweging om
eigenlijk maatschappelijk en politiek een debat te kunnen op gang brengen. Denkt u dat dat
voor het monsterproces ook zou kunnen zijn?
Nee, nee. Het was geen uitgelokte zaak. Ik denk dat de eerste vervolging… We waren bezig
vanaf '79, '80, het is pas na twee jaar werken dat er een inval is gebeurd. Maar dat was
absoluut niet uitgelokt. De inval is gebeurd op basis van een observatie vanuit een huis ergens
aan de overkant gedurende weken, maanden, geobserveerd geweest wie dat er allemaal
binnenkwam, gefotografeerd en dergelijke. Dus, op basis daarvan. Nee, wij waren absoluut
niet… We wilden het wel als drukkingsmiddel gebruiken, dat centrum om, en ook aan mensen,
aan parlementsleden gaan zeggen, we zegden dat wel aan parlementsleden en dergelijke.
Maar het was absoluut niet de bedoeling van een inval of dergelijke uit te lokken. Daar ben ik
nu wel 100% zeker van.
(23:43) Dan de effecten van dat proces, zoals u daarjuist zei, was de inbeslagname van
medisch materiaal één van de zaken. Zijn er zo nog hindernissen of negatieve effecten
geweest op het Kollektief door het proces?
Goh, daar kan ik enkel van vertellen, dat moet ieder voor zichzelf uitmaken. Uiteindelijk waren
er op een bepaald moment hoge gerechtskosten, maar die zijn dan betaald geweest
uiteindelijk door één of andere afdeling van de Loge. Dat weet ik, omdat daar was onder de
- 95 -
medewerkers, na het proces, van het Kollektief Anticonceptie was er nogal verontwaardiging
over de hoge advocatenkosten. Omdat, wij hadden, al degene die er professioneel actief was,
wij verdienden daar niks aan. Dus, wij werkten daar gratis om het mogelijk te maken. En dan,
als je dan de hoge advocatenkosten onder ogen kreeg, daar was wel enige verontwaardiging
over. Maar de verontwaardiging bleek, werd een beetje afgewend omdat, dat is door de Loge
betaald. Dat herinner ik mij nog.
(25:30) Het monsterproces kwam in die tijd veel in de media en zorgde er een beetje voor
dat de abortusproblematiek meer in het zicht kwam. Dus naast die negatieve gevolgen
uiteraard, had het proces ook positieve effecten?
Die had twee zeer grote positieve effecten. Enfin, één zeer groot en één triviaal effect. Het
grote positieve effect was dat dat precies de aanleiding was voor de wetswijziging via het
wetsvoorstel, Herman-Michielsens was daar, Lallemand en dacht dat Wyninckx er ook bij was.
Dat was het grote positieve effect. En dan nog een bijkomend positief effect. Ik zal nooit
vergeten dat ik op een morgen wakker werd met het radiobericht dat koning Boudewijn
gedurende één dag afstand had gedaan van zijn troon en dus geen koning meer was. Dus ja,
we leefden dan toch op z'n minst één dag niet meer onder een monarchie [lacht]. Dat was
een bijkomend effect.
(27:06) En tijdens het proces heeft het Kollektief ook gereageerd via allerlei
persconferenties. Met welke bedoeling was dat of wat wou het Kollektief daarmee
bereiken?
Laat ons zeggen, eens dat het proces daar dan toch was, dan wilden wij daar rond de
publiciteit maximaal uitbuiten en uitbaten om te streven naar een wetswijziging. Dus ten
eerste om de vrijspraak te bekomen. En die vrijspraak is er dan toen gekomen op basis van
nood breekt wet, de rechter zei op basis van noodsituatie, is dan de vrijspraak gekomen. Ten
tweede was dat een middel om natuurlijk op politiek vlak te streven naar een wetswijziging.
(28:07) Bij de zaak tegen dokter Peers, die kreeg massa's aandacht in de media en zorgde
voor heel wat commotie. Mensen die het voor hem opnamen voornamelijk. Wat abortus in
die periode dan toch gedeeltelijk uit de taboesfeer haalde. Denkt u dat het monsterproces
dit ook mee op gang heeft kunnen brengen?
Ja, zeker, zeker. Nu moet ik zeggen dat het effect van Peers, was denk ik '72 of '73?
'73, ja.
- 96 -
'73. Dus je moet weten, daar zijn een aantal zaken zeer snel op elkaar gevolgd. Pas in '72
mocht de pil als anticonceptief middel verkocht worden, wettelijk was dat toegelaten. Dus de
kwestie van anticonceptie was toen een issue. Dus dat is één dan. En ten tweede, door Peers
kwam heel die abortus en het bewustzijn dat dat moest mogelijk zijn en dat dat moest
kunnen, dat brak dat een beetje open. Nu moet ik wel eerlijk zeggen dat ik denk dat er twee
lagen zijn. Dus dat is een laag van het taboe die dat in bepaalde kringen werd gecultiveerd en
sterk gepusht. Ik herinner mij dat in die periode er een beweging was Pro Vita. Later, die
kringen daar zijn Vlaams-Belang en dergelijke nog mee gegroeid enzo. En dus die brachten de
meest verschrikkelijke verhalen naar boven over abortus. In die periode ben ik ook, alle
Vrouwendagen was dat toen een onderwerp van gesprek. Vrouwendagen waren toen op 11
november. Ik weet dat ik er op een paar gesproken heb, maar op welke weet ik ook niet meer
[grinnikt]. Ik weet ook dat ik in verschillende dorpen gaan spreken ben, onder andere met de
moeder van Maya Detiège, Leona Detiège, die zich daar ook voor inzette tegen de verzinsels
van die Pro Vita-beweging. Het taboe bestond, maar het taboe werd enorm in stand
gehouden. Katholieke kerk en dergelijke, hoewel dat al een beetje tanend was. Maar dan, aan
de andere kant was er, onder de gewone mensen was dat taboe snel aan het evolueren. ik
herinner mij zelfs na de zaak Peers, er kwamen debatten op televisie. Ik herinner mij, mijn
moeder was een eenvoudige huisvrouw, was wel zeer verstandig, maar wij debatteerden daar
thuis over. Het feit dat ik in het Kollektief Anticonceptie ging werken. Zij vond dat nu niet, zij
was katholiek, ja, maar nu niet fanatiek katholiek [lacht]. Die volgde dat debat en ik herinner
mij nog dat ze zei van, maar dat was dan rond anticonceptie, 'goh, als we dat allemaal
geweten hadden he? Vroeger, als we dat allemaal gekend hadden.’ Die vond dat een
verworvenheid. Ten tweede, dat was een taboe, maar als mensen, die dat zelfs drager waren
van dat taboe, als ze zelf ermee persoonlijk geconfronteerd werden, dan verviel dat taboe
[lacht]. Enfin, dat brokkelde af. Ik herinner mij, maar dat was in Groede nog, verschillende
scènes dat ik mij herinner. Iemand, een man met zijn vrouw of met zijn vriendin of dat weet
ik niet meer, partner, wat dan ook. Die zat te wachten in dat wachtzaaltje. Dus het Pallieterke,
ik weet niet of je dat kent? Het Pallieterke is een extreemrechts weekbladje, dat was eigenlijk
zo een beetje de stem van Vlaams Belang en alles wat super rechts was en Pro Vita en
dergelijke. Die had dat in zijn vestzak, ik zag dat daar zitten, terwijl hij zat te wachten, omdat
zijn partner een abortus moest ondergaan. ik herinner mij zelfs een rijkswachter, die samen
met zijn partner kwam en die dat zeer bezig was dat dat toch niet bekend ging geraken dat
hij daar zou bij betrokken zijn. Laat ons zeggen, de arm der wet die verondersteld werd mij in
België te vervolgen, die zat daar, met zijn partner, voor een zwangerschapsonderbreking. Dat
waren van die situaties.
- 97 -
(34:43) Dus, diegene dat er mee geconfronteerd werden, voor hen was dat een bevrijding. Ik
heb later nog, hier in Zelzate, familieleden van vrouwen, meisjes gehad, waarvan ik in Gent
een zwangerschapsonderbreking had uitgevoerd, en die dat me daar eeuwig dankbaar voor
waren. Dus dat was zo van, ik had hun dochter, ik had die gered. Ik weet nu niet meer van wat
ik zat te doen. Maar voor hen was dat een bevrijding. Wat mij daarvan bijstak, was - dat moet
wel genuanceerd worden -, maar Pro Vita en al die organisaties, die tegen abortus waren, die
lanceerden de campagne-werken, verschrikkelijke lichamelijke gevolgen, maar vooral
psychische gevolgen dat dat had, voor de vrouw die een zwangerschapsonderbreking had
ondergaan. Ik weet dat ik overal ben gaan praten, dus dat eigenlijk op de eerste plaats, de
belangrijkste bijwerking van het ondergaan van een zwangerschapsonderbreking, ten minste
als dat echt overwogen en op vrijwillige basis en dergelijke gebeurde, en daar probeerden we
toch altijd naar te streven, dus dat dat een gevoel van relief was, van opluchting op de eerste
plaats. En natuurlijk, bij mensen speelt dikwijls een soort ambivalentie, omdat die
zwangerschapsonderbreking, daar zijn zoveel emotionele factoren, die daar dikwijls een rol
bij spelen, omdat dat dikwijls relationeel gebonden is. Enfin, er zijn zoveel factoren dat wel
een rol spelen, maar de hoofdzaak was een gevoel van opluchting. Daar zijn later… Lucie Van
Crombrugge heeft daar later veel werk rond gedaan, over de verwerking. Ik vind de
hoofdzaak, was niet het zogenaamde psychisch lijden dat men eraan overhield, wat voor
sommige en uitzonderlijk wel het geval was, maar vooral de, ik heb het persoonlijk niet zelf
ervaren, maar de opluchting van de patiënt.
(37:51) Zoals u zei, die confrontatie maakt soms de zaak ineens helder voor mensen, wat ze
dan over abortus denken. Dus denkt u dat het in die zin noodzakelijk was om de media te
betrekken in die abortusproblematiek om op die manier eigenlijk het publiek en hopelijk
ook de politiek met hun neus op de feiten te drukken?
[Springt direct in] Ja, in ieder geval. Het was een versterking van de campagne die dat de
abortuscomité's al een tijd voerden, een tijd lang voerden. Vooral omdat men dan kon
spreken van ervaring, anders kon men zeggen 'in Nederland, daar en daar', maar nu kon men
zeggen van 'kijk, dit is de situatie in Vlaanderen, dat zijn zoveel mensen die dat met die
problematiek geconfronteerd worden enzo'. Ook iets zeer simpel, mensen zegden 'ja, maar,
ze hadden maar moeten de pil nemen of ze hadden maar moeten een ander
voorbehoedsmiddel nemen, dan hadden ze dat niet voor gehad.' Ook dergelijke, ik herinner
mij in het aantal abortussen dat ik gedaan heb, hoeveel dat er waren, enfin dat waren geen
honderden, maar toch regelmatig kwam ik tegen mensen die dat wel goed de pil hadden
genomen, maar om één of andere reden, die gebraakt hadden, diarree hadden, ziek geweest
waren, op één of andere manier. Dat is één. Twee, ik heb toch verschillende abortussen
gezien, waar dat het spiraaltje ook aanwezig was. Enfin, spiraaltjes zijn nu wel veranderd en
- 98 -
dergelijke. Ook anticonceptie kon falen. Dat was wel een minderheid, de meerderheid was
natuurlijk, het was niet de tijd, het moment om een kind te hebben. Zeer simpel. Ook in de
wetgeving is dat dan ingeschreven als, waar dat verschillende regels bij gehanteerd moesten
worden. De wetgeving, dat kon zeer breed geïnterpreteerd worden, maar moest toch aan een
groot aantal voorwaarden nog voldoen. In de huidige wetgeving is dat ook nog zo. Maar je
kon dat breed interpreteren. Terwijl dat uiteindelijk, ik denk dat, er werd ook gezegd,
vrouwen die dat, ze gaan een grote reis doen en het past niet dat ze dat kind dan hebben ofzo
en dan doen ze abortus. Ik heb toch niet dergelijke dingen... Dan denk ik, waarover spreken
die mensen? Het gaat inderdaad altijd over noodsituaties en noodsituaties, dat kan je alleen
maar interpreteren vanuit de persoon van de vrouw zelf en vanuit niemand anders. Punt.
(41:43) Die rechtszaken hebben dus volgens u wel een invloed gehad op de beweging en
uiteindelijk op de wet?
Die hebben een grote invloed gehad op heel die beweging. Daar kun je van aantonen dat dat…
Nota bene, in Wallonië en Brussel was er eigenlijk een gedoogbeleid ten aanzien van abortus.
Dus, wij waren het eerste centrum in Vlaanderen en dat betekende dan de doorbraak in het
moreel, zogenaamd moreel conservatieve Vlaanderen. Zodanig dat heel die kwestie op
nationaal, nu zullen we zeggen federaal niveau werd getild.
(42:36) Uiteindelijk in 1990 hebben we dan de wet van Lallemand-Michielsens. Was dat,
denkt u dan, het gewenste resultaat van het Kollektief en breder de abortusbeweging?
Is dat het gewenste resultaat? Dat was een belangrijk resultaat [legt de nadruk op ‘een’].
Normaal, de eis van de abortusbeweging is altijd geweest 'abortus uit het strafrecht'. En dat
is nu nog niet verwezenlijkt. Ook de problematiek van de late abortussen, die dat niet in de
huidige wetgeving vervat zit. Eigenlijk is het doel van abortus uit het strafrecht, dat dat
inderdaad niet zou vervat zijn in wettelijke procedures, die deel uitmaken van het strafrecht.
Dat men zwangerschapsonderbreking zou erkennen als een medische act, die dat niks met
strafrecht te maken heeft, die natuurlijk moet beantwoorden aan ethische en medische
standaarden. Maar die dat dan binnen maatschappelijk, het medisch handelen worden
vastgelegd en niet via het strafrecht. En dat blijft nog altijd vandaag, voor zover ik het nog
volg, blijft dat één van de belangrijkste eisen van de abortusbeweging. En ik denk een zeer
correcte eis.
Oké, dankuwel, dat was mijn laatste vraag.
- 99 -
Interview met Rein Bellens
Biografische notie
Rein Bellens studeerde af in de huisartsengeneeskunde aan de Universiteit Gent. Ze raakte
reeds van bij het begin met een groot engagement betrokken bij allerlei aspecten van de
abortusproblematiek. Ze werkte twee jaar in Portugal, waar ze geconfronteerd werd met de
kwalijke gevolgen van clandestien uitgevoerde vruchtafdrijvingen. Toen ze in 1978
terugkeerde naar België, werd ze verder geconfronteerd met ongewenste zwangerschappen
in het Centrum voor Seksuele Voorlichting in Gent, waar ze toen werkzaam was. Deze
confrontaties motiveerden Rein Bellens om, samen met Frans Van Acoleyen, als eerste arts in
het Gentse abortuscentrum te starten. Omwille van het illegale karakter van abortus moest
ze zeer heimelijk te werk gaan. In 1985 publiceerde ze haar boek Omtrent abortus onder het
pseudoniem Jo Philippe, om haar persoonlijke ervaringen als abortusarts met de wereld te
delen.306 Ze was lange tijd actief in de raad van beheer van het Kollektief Anticonceptie en het
Gentse abortuscomité, waar ze geëngageerd ijverde voor een zo goed mogelijke werking van
de abortuscentra.307
(00:04) Wanneer en in welke context is het juist gekomen, het idee ontstaan om een
abortuscentrum in Gent te openen?
Ik denk dat het vooral vanuit Dolle Mina en vanuit de abortuscomité's gekomen is. Die opzet,
men was daar al een paar jaar mee bezig als ik daar eigenlijk bijgekomen ben. Ik ben er een
beetje door toeval ingerold. Ik weet niet of dat toeval bestaat. Ik heb, ik kom uit een katholiek
gezin, ik had niets met abortus te maken, enzovoort. Maar ik heb ook twee jaar in Portugal
eerst gewerkt nadat ik afgestudeerd ben als huisarts. Dus twee jaar in Portugal gewerkt. En
daar ben ik nogal geconfronteerd geweest met de complicaties van abortussen die daar
uitgevoerd werden. Dus abortus was daar uiteraard illegaal. En de praktijk was zo dat het door
vroedvrouwen altijd gebeurde door middel van curettage, dus eigenlijk nog een oude
methode en dat we daar eigenlijk wel heel veel complicaties bij gezien hebben. Dus van
vrouwen die nog zwanger waren, ondanks de curretage, of die bloedingen hadden of die
infecties hadden. Dus dat was eigenlijk nogal een confrontatie voor mij. In die tijd was daar
ook een feministische groep in Portugal en een paar Duitse artsen die dan een beetje
samengewerkt hebben en dan toch vanuit die feministische hoek een abortus uitgevoerd
hebben met middel van een zuigcurretage. Dat gebeurde in de kliniek waar ik werkzaam was.
306 Rik De Coninck, “Het archief van Rein Bellens,” Brood en Rozen 1 (2007): 68-9. 307 Lori Verhoeven, Eigen interview met Rein Bellens, afgenomen te Gent op 17/04/2018, Gent 17/04/2018.
- 100 -
Ik ben daar dan getuige van geweest. Ik heb daar mijn allereerste abortus gezien, ik heb ook
gezien hoe eenvoudig het eigenlijk wel is. Het was volledig illegaal. Het is ook bij één abortus
gebleven. Maar ik denk dat dat een beetje toch al een vonk geweest is voor mij.
(02:01) Na twee jaar ben ik teruggekomen in België en heb ik een paar interims gedaan van
huisartsen en ben ik ook beginnen werken in het Centrum voor Seksuele Voorlichting in Gent.
Dat is een CGSO-centrum waar dat men met vanalle problemen terecht kon, seksueel
overdraagbare aandoeningen, maar ook vaak ongewenste zwangerschap. In die tijd, iedereen
met ongewenste zwangerschap, als men een abortus wil, verwezen wij naar Nederland,
uiteraard, want in België kon het toen niet. Op een bepaald moment was er dus ook een
vrouw die echt geen vervoer had, thuis mocht men het niet weten en zo verder. En dan ben
ik met haar zelf naar Groede gereden. Ik heb een afspraak gemaakt, telefonisch van bij mij
thuis uit. Ik kan me nog heel goed herinneren hoe bang ik toen was van of mijn telefoon dan
niet afgeluisterd werd [grinnikt]. En dan ben ik toch met haar naar ginder gereden. Dat verliep
allemaal heel vlot. De dokter daar, de abortusarts, zei dan achteraf wel van 'ja, kijk, ik wil jullie
opleiding geven voor abortusarts, wel onder één voorwaarde en dat is dat jullie dan in Gent
gaan beginnen met een abortuscentrum. Want 95% van mijn cliënteel hier zijn allemaal
Vlaamse vrouwen en eigenlijk kan dat toch niet?' Op dat moment, dat overviel mij uiteraard.
In het Centrum voor Seksuele Voorlichting, waar ik dus consultaties deed in Gent, was er ook
een kelder. In die kelder vergaderde Dolle Mina, de abortuscomité's. Zo ben ik eigenlijk dan
met hen in contact gekomen. Hebben we ook veel vergaderd en daar was dan onder andere
ook Frans Van Acoleyen bij betrokken. In die tijd was er het probleem, wat gaan we doen?
Voor het abortuscomité was het heel moeilijk om al een huis te huren als we nog geen dokters
hadden die de opleiding gevolgd hadden en ook omgekeerd was het voor de artsen moeilijk
om aan een opleiding te beginnen als men nog geen huis had. Dan hebben Frans en ik gezegd
van 'oké, we beginnen eraan.' En dan zijn wij om beurten zijn wij dus naar Groede gegaan om
daar opleiding te krijgen en ondertussen is er ook, Dolle Mina en het abortuscomité, ook
uitgekeken naar een huis in Gent. Zal ik dat ook nog allemaal vertellen of? [grinnikt]
(04:42) Ja, ja. Geen probleem.
Het is niet te uitvoerig? [grinnikt]
Nee, nee, ik vind het heel interessant.
Dan hadden zij een huis gevonden in de Sint-Pietersaalststraat, dat in aanmerking zou komen.
Dan ben ik samen met twee van hen, dan hebben we een afspraak gemaakt bij de eigenaar
en zijn vrouw. Dat was in de Sint-Pietersaalststraat. Dat was wel gelegen net tegenover een
- 101 -
kerk. We konden daar niets aan doen, maar het was zo. [grinnikt] Een tijdje gepraat met de
eigenaars en ook gezegd van 'we gaan daar consultatie doen van seksuele overdraagbare
aandoeningen enzovoort'. Dat leek wel in goede aarde te vallen. En helemaal op het einde
vroeg de vrouw dan van de eigenaar 'je gaat daar toch geen abortussen doen?' We stonden
perplex. We hebben dan zo een beetje [zoekt naar woord] rond de pot gedraaid. Uiteindelijk
hebben we het contract kunnen tekenen en hebben de eigenaars nadien ook wel ontdekt dat
er abortussen gebeuren, maar ze hebben daar eigenlijk nooit problemen van gemaakt. We
zijn daar 12 jaar gebleven en dat is allemaal eigenlijk in goede verstandhouding geweest met
de eigenaars. Dat was dus tegenover een kerk en ook tegenover een nonnenklooster. En dat
nonnenklooster kwam achteraf gezien ook heel goed van pas voor de BOB, want daar hebben
ze dan twee maanden vanuit dat nonnenklooster ons centrum kunnen bespioneren.
(06:18) Ja, inderdaad. Wat was of wat is jouw rol geweest binnen het Kollektief
Anticonceptie?
Ja, ik ben er dus eigenlijk van in het begin bij geraakt. Dus samen met Frans, wij waren de
dokters daar en er kwamen natuurlijk ook andere medewerkers, verpleegkundigen en
psychologen. De gesprekken werden gedaan door psychologen of door andere vrouwen die
niet persé het diploma hadden van psychologen, maar wel vanuit de abortusbeweging actief
waren.
(06:56) Uiteraard, het Kollektief moest voor 1990 altijd onder de radar blijven, aangezien
abortus nog altijd niet was toegelaten. Op welke manieren heeft het Kollektief dan eigenlijk
mee geparticipeerd aan de abortusbeweging om daar verandering in te brengen?
Misschien kan ik nog even aanvullen. Dus, mijn rol binnen het Kollektief. Ik had, door het feit
dat ik in Nederland de opleiding had, heb ik ook nogal veel contacten gehad met Nederland
en met de andere abortusklinieken enzo. En wij hebben er dan ook voor gezorgd dat we, we
moesten aan medisch materiaal geraken. Stimezo, dat is de overkoepelende organisatie van
de abortusklinieken in Nederland. We hebben er dan voor gezorgd dat we van hen een lening
konden krijgen om het medisch materiaal aan te schaffen. Dus dat is een beetje mijn taak
geweest.
(08:00) De abortusbeweging en het Kollektief dan. Dus de processen zijn begonnen in '83.
Maar ook daarvoor waren wij eigenlijk toch al wel actief in de abortusbeweging. Ik herinner
mij nog bijvoorbeeld een betoging in Brussel in '82 waar dat we dan toch met een spandoek
van het Kollektief mee gedaan hebben, daar hebben we nog foto's van. In die tijd waren we
daar wel actief in. Er waren in die tijd ook wel veel processen die in Brussel door gingen, dus
- 102 -
van Hubinont, Amy en zo verder. Daar hebben we ook dan toch wel aan deelgenomen en op
de barricade gestaan. We hebben dan ook petities, zijn we actief geweest ook rond de
verkiezingen bijvoorbeeld. Stimuleerden we de mensen om dan toch te stemmen op iemand
die bereid was om de abortuswet te veranderen. En dan rond de processen zijn we ook heel
actief geweest. Want hebben we mensen ook telegrammen laten sturen naar de voorzitter
van de rechtbank. Er is een benefietavond geweest in de Vooruit, waar dat ook interviews
afgenomen werden. Er is een affiche-campagne geweest van het Vrouwen Overleg Komitee
in '89. We zijn bijvoorbeeld ook naar de senaatscommissie geweest in die tijd. In 1989 werd
er gedebatteerd in de senaatscommissie over de wet Lallemand-Michielsens. Maar dat bleef
maar aanhouden. Dan zijn we dus ook met enkele daar naartoe geweest. Er waren twee
senatoren die ons binnen geloodst hadden, dat waren Paul Pataer en Magda Aelvoet. We
hebben daar dan met een zwarte sluier op het hoofd daar binnengekomen en met witte
anjers. Die witte anjers dat is omdat er zwarte niet bestaan. En dan hebben we dus
aangedrongen dat men toch spoed moest zetten achter die abortuswetgeving enzo. Er zijn
verschillende acties geweest.
(10:16) Ja. Altijd wel actief geweest.
En we hoopten dus eigenlijk door de praktijk een nieuwe wet af te dwingen. Zo is het ook in
Nederland gegaan. In Nederland had men een gedoogbeleid in de jaren '70. Abortus was daar
courant. Courant [denkt na over woordgebruik], gebeurde daar regelmatig. Ook al stond het
nog in de strafwet. Het is pas in 1984 dat abortus daar gelegaliseerd werd. Dus door de
praktijk een nieuwe wet afdwingen en dat is wat dat wij eigenlijk ook wilden doen. Alleen is
het een beetje anders gelopen door het feit dat wij ook processen gehad hebben.
(10:54) In '73 had je dan de rechtszaak tegen dokter Peers in Brussel, die daar abortussen
uitvoerde. En achteraf zijn er in een aantal milieus veel vermoedens opgerezen dat dat
proces zou uitgelokt zijn vanuit de beweging of vanuit dokter Peers en zijn aanhang om
eigenlijk het maatschappelijk debat rond de kwestie van abortus te versnellen. En zou dit
voor het monsterproces tegen het Kollektief ook het geval kunnen zijn?
De tijd van Peers heb ik niet zo heel bewust meegemaakt. Dus ik weet daar wel iets van, dus
ik weet ook dat Peers nogal erg geijverd heeft voor de pijnloze bevalling bijvoorbeeld en voor
de legalisering van anticonceptie. Dan heeft hij ook inderdaad abortus uitgevoerd en hij heeft
34 dagen in voorhechtenis gezeten, maar hij is uiteindelijk nooit voor de raadkamer moeten
verschijnen. Dus, zijn zaak is eigenlijk verjaard geweest. Misschien wel een beetje spijtig,
omdat dat principieel niks veranderd heeft. Ik kan me ook moeilijk voorstellen dat dat
uitgelokt geweest is. Misschien is dat zo, maar ik denk dat er eigenlijk niemand voor staat te
- 103 -
springen om een proces te krijgen. Dus ik weet niet hoe dat dat bij Peers gegaan is. Blijkbaar
was het gerecht wel op de hoogte van 300 abortussen die hij uitgevoerd heeft. Daarvoor is hij
dus nooit aangeklaagd geweest. Het is eigenlijk omwille van één abortus geweest, namelijk
bij een mentaal gehandicapte die verkracht is, dat hij 34 dagen in de gevangenis gezeten
heeft. Dus, uitgelokt? Ik weet het niet.
(12:41) Bij ons is het in elk geval niet uitgelokt geweest. We hebben er echt niet om gevraagd.
We hebben twee jaar, dus in '80 zijn we begonnen. We hebben drie jaar eigenlijk kunnen
werken zonder enig probleem. En dan heeft er iemand een klacht ingediend en is men daarop
ingegaan. Maar we hebben zeker niet gevraagd om... We waren er ons wel van bewust dat
we iets illegaals deden, maar we dachten dat het kon evolueren zoals het in Nederland gegaan
is. Achteraf gezien, als je er na zoveel jaren achteraf op terugkijkt, is het monsterproces, zoals
het genoemd werd, misschien wel een godsgeschenk geweest. Want we hebben eigenlijk
door dat proces toch wel veel kunnen bewerkstelligen denk ik. Nu de vraag of dat dat dan
opweegt tegen al het menselijk leed dat het gekost heeft van toch wel verschillende
individuen... Ik denk dan vooral aan cliënten denk ik, die het moeilijk moeten gehad hebben,
maar misschien ook medewerkers, die toch wel last gehad hebben van al die processen. Dat
is een vraag die eigenlijk niemand kan beantwoorden. Maar ik denk dat het voor de wetgeving
van abortus, ons monsterproces een goede zaak geweest is.
(14:02) Ja, dat snap ik. Zoals je nu ook al zei, het monsterproces was uiteraard ook zeker
niet helemaal positief en zorgde ook voor een aantal hindernissen voor het Kollektief. Zo
na de huiszoeking van '83, werd er bijvoorbeeld heel wat medisch materiaal in beslag
genomen, wat dan de werking voor twee weken in het gedrang heeft gebracht. Zijn er
volgens u nog andere hindernissen of negatieve effecten geweest die het monsterproces
voor het Kollektief met zich meebrachten?
Dus het medisch materiaal, dat is inderdaad in beslag genomen geweest. Maar door de
contacten die wij hadden met Nederland, zijn wij eigenlijk heel kort na de huiszoeking hebben
wij contacten genomen met Nederland en zijn er verschillende abortusklinieken die ons
materiaal gegeven hadden, die zij niet meer gebruikten of ons schonken. Ikzelf ben ook nog
naar Maastricht gereden om materiaal op te halen. Dus eigenlijk na twee weken konden wij
terug beginnen werken. En andere negatieve effecten... Er is natuurlijk een schrikreactie
nadien. Dus ook de verwijzende artsen, die raakten wel op de hoogte en dan kies je wel om
uw patiënten naar Nederland te sturen in plaats van nog een keer naar Gent. Hetgene dat
spijtig is, maar begrijpelijk is. We hebben de huisartsen kort na de huiszoeking, de artsen die
regelmatig naar ons verwezen, een brief geschreven om te zeggen dat we terug werken en
dat we nog omzichtiger zijn, maar ja, het zal zeker wel een schrikreactie geweest zijn. Dus dat
- 104 -
er dan toch weer het abortustoerisme tijdelijk toegenomen geweest is. En dan de positieve
effecten, is dat er door het feit wat er allemaal gebeurd is, dat er toch wel een grotere
solidariteit onder de medewerkers gekomen is. Dat creëert wel een band. Je vecht allemaal
samen voor hetzelfde, dus dat is zeker wel een positief effect geweest.
(16:17): Ja, dat kan ik mij voorstellen. En hoe reageerde het Kollektief precies op het proces?
We hebben natuurlijk heel veel vergaderd. We hadden in die tijd bij de oprichting van het
abortuscentrum ook al wel een advocaat die ons bijstond om de statuten en zo verder. Dus
nu dat er een huiszoeking was, hebben we natuurlijk contact genomen met die advocaat en
uiteindelijk hebben we drie advocaten gehad, Rummens, Tytgat en Van Hende. We hebben
natuurlijk direct na de huiszoeking meteen heel veel vergaderd. Wat we ook gedaan hebben,
is een soort telefoonpiramide opgesteld. Dus als er één of ander bericht was vanuit of
informatie was vanuit de rechtbank of weet ik veel dan namen de advocaten met twee
personen van ons contact, wij op onze beurt weer vijf personen en organisaties enzo. Dus we
stelden ook wel een telefoonpiramide op. Ja, we hebben veel vergaderd. Wat we dan ook in
het begin gedaan hebben is ook in de verslagen die gemaakt werden hebben we nooit namen
gezet (grinnikt). Die eerste keer. Zelfs ook niet de initialen, dus we gaven aan mekaar letters,
die niks met onze naam te maken hadden, zodanig dat als ik het nu herlees dat ik zelfs niet
meer weet wie dat wie is. Ik denk dat we dat niet heel lang volgehouden hebben. Ik ben even
mijn draad kwijt. Ja, dat we veel vergaderd hebben. Wat was uw vraag eigenlijk? (grinnikt)
(18:00) Van hoe dat jullie inderdaad op het proces hebben gereageerd.
En dan hebben we ook voorgesteld aan cliënten om dezelfde advocaat te nemen, maar dus
niet iedereen is daar op ingegaan. Maar onze advocaten hebben ook wel een aantal cliënten
zelf verdedigd. Maar er waren dus ook wel andere advocaten ook dan uiteindelijk bij
betrokken.
(18:23) En gedurende het proces hebben jullie uiteraard ook in de media vaak gereageerd
door een aantal persconferenties te houden. Met welke bedoeling was dat precies of wat
wilden jullie daarmee bereiken?
Dankzij het proces hebben wij eigenlijk ook wel heel veel media-aandacht gekregen. Ook het
'monsterproces', dat was in feite nog niet gezien, alhoewel dat ik eigenlijk wel achteraf
gehoord dat er al in '88 ook een monsterproces geweest is. Nee in '88… [denkt na]
In '66 denk ik.
- 105 -
In '66. Maar het was wel met 88 cliënten en één verpleegster en één arts. Het zal in '66
geweest zijn. Maar ik kan me ook niet herinneren of dat dat toen media-aandacht gekregen
heeft. Maar in elk geval waren wij dus niet het eerste monsterproces blijkbaar. Nu, dankzij
dat proces hebben wij eigenlijk wel toch de aandacht er kunnen op leggen dat wij goed werk
verrichten, dat we voldoende tijd nemen voor de vrouwen, dat we medisch verantwoord
werken, dat we over anticonceptie duidelijk praten en zo verder. Dus wij hebben wel
vertrouwen gekregen van politici en dat is eigenlijk uiteindelijk ook wel heel belangrijk
geweest om de abortuswet tot stand te kunnen brengen. We hebben ook gedurende de
processen verschillende politici uitgenodigd om ons centrum te komen bezoeken, onder
andere Lucienne Herman-Michielsens is geweest, Detiège is geweest, Magda Aelvoet, Paul
Pataer, verschillende mensen. We hebben daarover gepraat en we hebben hen toch kunnen
overtuigen van onze goede werking denk ik. Dus dat is eigenlijk ook wel heel belangrijk
geweest.
(20:02) En dan hebben wij verschillende persconferenties gegeven, ook om een aantal
misverstanden uit de weg te ruimen. Er is nogal een misverstand van als abortus gelegaliseerd
is, dan is het hek van de dam. En we hebben dan echt wel met cijfers kunnen aantonen dat
dat niet zo is, dat vooral de anticonceptie belangrijk is. Bijvoorbeeld Nederland bewijst dat
ook, omdat dat het laagste abortuscijfer ter wereld heeft, maar wel duidelijk aandacht
besteedt aan anticonceptie. Dus het was voor ons belangrijk om een aantal misverstanden uit
de weg te ruimen. En ook om er de nadruk op te leggen dat er ook altijd wel een
onderrapportering is, dus dat je eigenlijk met abortuscijfers kunt goochelen naargelang wat
dat je wil bewijzen. En dan ook zo van, men zegt nogal wel eens van abortus op aanvraag en
doet daar dan wel smalend over. Maar dan zeggen wij ook ja, abortus op aanvraag, en dan?
Voor ons kan dat dus. Ook omdat de vrouw daar niet lichtzinnig mee omgaat. De vrouw is
mondig. Dat hebben we dan ook wel willen benadrukken. En ook de hypocrisie van de
processen hebben we in onze persconferenties willen benadrukken. Het is wel het topje van
de ijsberg dat voor de rechter komt. Als je toevallig de pech hebt dat er een klacht ingediend
is, dan komt het voor de rechtbank. En ook in verschillende arrondissmenenten wordt abortus
niet vervolgd, in andere arrondissementen wel. We hebben dan ook een aantal zaken
toegelicht van andere processen. Er is in ons proces ook een arts van Groede komen getuigen,
dus van Nederland, die zegt van dat 95% van de abortussen die bij hen gebeuren in Groede,
dat dat Vlaamse vrouwen zijn. Ik heb zelf ook een 8-tal vrije tribunes geschreven, dus dat zijn
opiniestukken. In die tijd in De Standaard heette dat vrije tribune. Dat was niet evident om
een vrije tribune in De Standaard te krijgen. Dus ik heb daar zelf wel met hoofdredacteuren
heel wat moeten voor doen. Maar uiteindelijk heb ik er toch 8 mogen publiceren en ik denk
dat dat ook wel belangrijk is om een aantal misverstanden uit de weg te ruimen.
- 106 -
(22:34) Ook om eigenlijk de bevolking ook jullie kant van het verhaal te laten horen
eigenlijk? En, zoals de zaak tegen dokter Peers heeft dus inderdaad ook heel wat media-
aandacht gekregen en heeft ook heel wat commotie ontwaakt eigenlijk bij de publieke
opinie. Ze hebben dan handtekeningen verzameld, petities, manifestaties, en dergelijke,
wat abortus ook deels mee uit de taboesfeer heeft gehaald. Zou je dit ook kunnen zeggen
over het monsterproces dat dat ook eigenlijk het publiek heeft wakker geschud en abortus
ook mee uit de taboesfeer heeft gehaald?
Ik denk het wel, maar ik heb het altijd een beetje moeilijk met het woord taboe. Wat is taboe
eigenlijk? Betekent dat van dat er nu kan over gepraat worden? Dat is zeker zo wel een effect
geweest. Of het dan ook niet een beetje de angst vergroot heeft bij mensen, dat kunnen we
natuurlijk ook niet zo peilen. Maar als taboe betekent van banaliseren, dan heb ik het daar
wel wat moeilijk mee. Want dat is voor mij niet de bedoeling. Soms wordt er ook wel gezegd
van abortus moet uit de taboesfeer en abortus moet zijn gelijk een andere medische ingreep.
Dat is iets waar ik zelf niet kan achter staan, omdat ik abortus nog altijd wel belangrijk vind
en ik vind niet dat mensen schuldgevoelens daarrond moeten hebben. Maar ik kan me wel
voorstellen dat ze daar rond wel verdriet kunnen hebben enzo. Als men dat met het taboe
bedoelt, dan kan ik het daar niet mee eens zijn. Maar het is zeker bespreekbaar geworden.
Bijvoorbeeld nu is er na 25 jaar abortuswet, is er in 2015 wel een feest geweest met een
symposium en dan met affiches met foto's van verschillende vrouwen. Een 60-tal vrouwen
denk ik, die een abortus gehad hebben. Dus dat op zich, vind ik het een goede zaak. Dat het
aantoont dat abortus iedereen kan overkomen. Dus dat vind ik wel belangrijk.
(24:57) Ik hanteer ook het woord taboe in deze context ook meer van abortus bespreekbaar
maken, dat het niet iets is waar niet over mag gesproken worden.
(Pikt in) En dat het iedereen kan overkomen, ook al gebruik je goede anticonceptie, het kan
je nog altijd overkomen. Want ik vind wel dat je er zelf mag over beslissen.
(25:24) Dus, het monsterproces is heel veel aan bod gekomen in de media, omdat het
natuurlijk zo'n gigantisch proces was met heel veel beklaagden. Denkt u dat het
noodzakelijk was om eigenlijk die media daarmee in te betrekken om op die manier de
abortusproblematiek publiek en dan hopelijk ook politiek op gang te brengen en daar een
debat rond te doen ontstaan?
Ik denk dat de media bij ons zeer belangrijk geweest is. De media is inderdaad ook
noodzakelijk. Het is voor ons een mogelijkheid geweest om de correcte informatie te geven.
- 107 -
Voor de man op de straat, maar ook voor de politici. Dus in dat opzicht zijn we de media
eigenlijk zeer dankbaar. We zijn begonnen met persconferenties en dan hebben we ook op
dat moment al een overzicht gemaakt van de verschillende stappen en hoe dat de
abortuscentra werken en dat ook altijd aan de journalisten gegeven. Bij de volgende
persconferenties nog een keer een overzicht enzo. Dus we zijn altijd wel heel informatief
geweest naar de journalisten toe. We hebben ook altijd dezelfde journalisten van de
verschillende kranten gehad. Ik denk dat ze dat ook wel geapprecieerd hebben dat we die
informatie altijd door gaven. Bijvoorbeeld, is er een toevallig contact geweest met Walter
Zinzen van Panorama van de televisie, die wij aangesproken hebben en dan eigenlijk zelf
gevraagd hebben van 'zou het niet goed zijn om een uitzending rond abortus te doen? Want
er is een monsterproces in Gent.’ Hij had daar wel aandacht voor, hij moest dat dan wel
bespreken met zijn baas, Jan Schodts. Maar dat is er uiteindelijk gekomen. Het is ook dankzij
dat soort uitzendingen dat je in de aandacht komt en dat je ook vertrouwen wint denk ik.
(27:22) Dus dat is zeker heel belangrijk geweest.
Nu het is uiteindelijk dan nog de media zelf die bepalen wat ze erin brengen en niet in brengen
denk ik, want op een bepaald moment heb ik contact genomen met Jan Schodts, de baas dus
van Panorama, om te vragen 'kan de uitzending niet een beetje later uitgezonden worden?'
Ook omdat we dan voor de raadkamer misschien moesten verschijnen en zo verder. En dan
kregen we wel het antwoord van 'wij bepalen en het is niet aan jullie om te bepalen wanneer.'
En daar heeft die natuurlijk ook gelijk in.
(27:57) En wat denkt u dat... Er zijn, zoals u daarjuist ook al zei, verschillende rechtszaken
geweest, in Brussel dan voornamelijk en dan uiteraard het monsterproces. Wat denkt u dat
eigenlijk die invloed is geweest van die processen, die rechtszaken op de abortusbeweging
en dus verder ook op de wetgeving van 1990 dan?
Ja, ik denk dat die processen daarin zeker belangrijk geweest zijn. ik denk dat ik het daarnet
al een beetje gezegd heb. Dat we vertrouwen gekregen hebben van politici, het feit dat ze
dan ook ons centrum bezocht hebben dan overtuigd geraakten van de goede werking denk
ik. Het is ook altijd een ping-pong spel geweest. Dus op een bepaald moment was er in 1988
het serene klimaat dat afgesproken werd, dat er dan geen initiatieven mochten genomen
worden om een nieuwe wet tot stand te laten komen tot 1 januari 1989. En dat er dan
ondertussen ook geen processen, geen rechtszaken zouden gestart worden. Tja, van dat
sereen klimaat hebben wij eigenlijk niet zoveel gezien, want de processen die er toen al bezig
waren, die liepen dan toch gewoon verder. De wetgever verweet het gerecht dan dat er
processen gevoerd werden en ook omgekeerd. Dus het is altijd een beetje een ping-pong spel
- 108 -
geweest. Uiteindelijk is er door een wisselmeerderheid dan toch de wet tot stand gekomen
in 1990. De tijd zal rijp geworden zijn en ik denk de tijd van Peers met dat proces, is er ook
wel heel aandacht geweest, maar was de tijd nog niet rijp denk ik.
(29:45) En dan die wet, was dat volgens u dan het gewenste resultaat van het Kollektief?
Ik denk dat het een goede wet was, waar dat zeker mee te werken viel. Er zijn natuurlijk wel
opmerkingen die je er kan op geven. Het is zo dat het nog altijd wel in de strafwet staat. Er
zijn een aantal bewegingen en centra en zo verder die daar echt wel voor ijveren om abortus
uit het strafrecht te krijgen. Ikzelf vind dat niet zo noodzakelijk. Inderdaad, het staat er nog
altijd in, maar ik denk dat men zich daar, de gewone mens in de straat, zich daar niet echt
bewust van is. Ik denk dat de meeste mensen nu wel weten dat abortus legaal is. ik denk dat
het een heel moeilijk gevecht is om abortus uit het strafrecht te krijgen. Ik denk dat er eigenlijk
andere prioriteiten zijn om voor te vechten dan dit. ik engageer mij daar niet echt voor om
dat te doen. Andere zaken die misschien wel belangrijker zijn vind ik. Je zit met de 6 dagen
wachttijd volgens de wet. Dus de eerste consultatie die in het abortuscentrum of in het
ziekenhuis moet gebeuren, moet je minimum 6 dagen wachten vooraleer dat de
abortusingreep kan uitgevoerd worden. Dat is stroef. Ik denk dat daar zeker, ik pleit niet voor
een afschaffing van de wachttijd. Toen we in de illegaliteit werkten, was er geen wachttijd.
Als wij bij de eerste consultatie ervan overtuigd waren 'die vrouw wil het zeker', oké dan
voerden wij diezelfde dag de abortus uit. Nu zijn we verplicht van 6 dagen te wachten en dat
is dan ook weer het andere uiterste. Nu, als ik moet kiezen tussen geen wachttijd of wel
wachttijd, dan kies ik duidelijk voor wel wachttijd. Ik denk dat het nu echt wel beter is dat er
niet op de eerste consultatie al een abortus uitgevoerd wordt. Vrouwen hebben dan ook wat
minder angst, ze zijn voorbereid, ze zijn beter geïnformeerd. Dus dat vind ik een goede zaak.
Het is ook zo als je voor andere consultaties gaat, bijvoorbeeld voor een sterilisatie of een
knie-operatie ofzo, ga je ook niet naar een arts tegen dezelfde dag dat dat uitgevoerd wordt.
Dus in dit opzicht is dat niet abnormaal dat er een wachttijd is, ook al klinkt dat nogal negatief.
Maar je zit bij een ongewenste zwangerschap natuurlijk met een tijdsdruk. Het is niet altijd
evident als je al 13 weken zwanger bent, dat je dan nog 6 dagen moet wachten bijvoorbeeld.
Dus ik denk dat er zeker uitzonderingen moeten mogelijk zijn op die wachttijd, maar dat het
minstens één dag moet zijn, dat je niet op dezelfde dag. Dus ik pleit voor een kortere wachttijd
ofwel voor uitzonderingsmogelijkheden, bijvoorbeeld een uitzonderingsmogelijkheid van 5%
ofzoiets of 10% zou toch moeten mogelijk zijn. Ik denk dat dat zeker zou moeten kunnen
aangepast worden.
(33:18) En dan denk ik ook dat er toch een probleem is, dat is de verdere abortussen, dus
langere zwangerschapsduur. Dus nu mag het tot 12 weken gestatie, dus zwangerschapsduur,
- 109 -
dat is 14 weken amenorroe, zoals men dat noemt. Dus nadien kan het niet meer in België,
tenzij dat er medische redenen aanwezig zijn. Zodanig dat er toch nog altijd 500 vrouwen
ongeveer per jaar naar Nederland gaan om daar een abortus te krijgen, een verre abortus.
Dat vind ik eigenlijk ons probleem exporteren, dus ik denk dat daar wel een regeling zou
moeten kunnen getroffen worden. Ik weet ook niet goed hoe, maar ik denk dat daar wel iets
moet aan gebeuren.
(34:03) Dan zijn er nog een aantal andere zaken, waar dat ik het eigenlijk. Dan heeft dat eerder
met de Riziv-conventie te maken. De wet is er van 1990, maar er zijn eigenlijk geen echte
uitvoeringsbesluiten genomen toen, namelijk van de financiering is eigenlijk nooit iets
vastgesteld geweest, zodanig dat wij van na de wet van 1990 nog tot 2002 hebben moeten
wachten om een financiering te krijgen en in die jaren hebben wij eigenlijk nog wel heel veel
acties ondernomen. Achter de schermen eigenlijk hebben wij heel veel politici gecontacteerd,
hebben wij geneesheren, directeurs van verschillende mutualiteiten gecontacteerd, hebben
wij Magda De Galan en zo verder gecontacteerd om toch een uitvoeringsbestand te krijgen.
Vooral de CVP heeft dat in die tijd wel proberen tegen te houden, maar uiteindelijk is er in
2002 een Riziv-conventie tot stand gekomen, waardoor dat eigenlijk het systeem van derde
betaler mogelijk werd. Dus dat er een forfait betaald werd aan de abortuscentra, zowel voor
de eerste consultatie als voor de uiteindelijke abortusingreep. En dat de vrouwen eigenlijk
nauwelijks nog iets moesten betalen. ik denk dat het nu per consultatie 1,63 euro is de eerste
keer en dan nog eens 1,63, dus dat is bijna niets. Daar kan je ook vragen over stellen, want
dan betekent dus dat nu abortus goedkoper is dan de pil. Op zich, vind ik dat niet logisch bij
gelijk welke medische consultatie betaal je altijd een remgeld. Dus ik denk dat hier het
remgeld eigenlijk ook wel hoger mag zijn voor de vrouw.
(36:02) Maar ook de subsidies die de centra krijgen voldoen eigenlijk niet meer. Dus ik denk
dat dat ook moet verhoogd worden en dat de abortuscentra daar moeten voor ijveren. Dat
ze terug met Riziv rond de tafel moeten gaan zitten. Want ik ben ervan overtuigd dat de
werkdruk nu bij de centra veel te hoog ligt. ik denk dat directies van de abortuscentra zich
daar niet genoeg bewust van zijn, maar als wij vroeger persconferenties gaven, hebben wij
gezegd van 'we werken medisch zorgvuldig en we verrichten geen bandwerk en we zullen
nooit bandwerk verrichten.' Ik heb meer en meer het gevoel dat in de loop van de jaren dat
men echt, dat wij, ik ook dus, ik kon niet anders, echt bandwerk gaan verrichten zijn. Ik vind
dat een heel spijtige zaak. Ik vind dat het dringend noodzakelijk is dat de directies met het
Riziv daarover praten en dat de werkdruk echt niet zo hoog mag zijn, want dan gaat de
kwaliteit ook ten onder.
- 110 -
(37:13) Wat eigenlijk ook wel een punt is, is de tijdsinvestering. Dus, het Riziv heeft bepaald
hoeveel tijd men moet besteden aan een eerste consultatie, aan een zuigcurretage, aan een
gesprek en zo verder. Als men dat vergelijkt hoeveel tijd dat we dan uiteindelijk zelf in de
abortuscentra kregen, dan was dat maar de helft. Er was bij ons contract in de abortuscentra,
want ik heb in verschillende centra gewerkt. ik heb in Gent, heb ik 35 jaar gewerkt, maar ik
heb daarnaast in 6 Nederlandstalige abortuscentra gewerkt, ik heb praktisch overal gewerkt.
ik heb in 7 klinieken in Nederland gewerkt en ik heb ook in 3 Franstalige centra in Brussel
gewerkt. in de vaste contracten die ik gekregen heb in de Nederlandstalige abortuscentra,
was meestal ook altijd een prestatieverwachting. Dus per dagdeel van 4 uur moest je zoveel
curettages doen of moest je zoveel gesprekken doen. En als je dat dan vergelijkt met de
tijdsinvestering die het Riziv eist, dan was dat dus de helft. Nu dat is zo'n onmogelijke zaak.
Nu anderzijds kan je misschien wel zeggen dat het Riziv de tijdsinvestiering ook nog een beetje
aan de brede kant gesteld heeft. Maar dan nog... Volgens mij moet er een gulde middenweg
mogelijk zijn en dat de abortuscentra terug aan tafel moeten zitten, zodanig dat er minder
tijdsdruk is en dat de artsen toch volgens de Riziv-conventie kunnen werken. Want wat wij nu
gedaan hebben... Ik heb niet volgens de Riziv-conventie gewerkt. Ik heb veel sneller moeten
werken. En dat vind ik een heel spijtige zaak. Ik vind dat de directies zich daar niet voldoende
bewust van zijn. Ik heb daar ook verschillende keren over aangeklopt, ook in de Raad van
bestuur gesproken over de tijdsdruk. Ik vind dat men daar niet genoeg aandacht aan besteed
heeft.
(39:30) En wat ik ook mis, is de mogelijkheid van nazorg. Dus er is wel de kans dat als men
een abortusingreep uitgevoerd heeft, dat de vrouw nog na een week terugkomt voor een
nacontrole, maar als de vrouw dan zegt 'ja, ik heb het toch nog moeilijk en ik zou toch nog
wel eens met een psycholoog willen spreken', dan was daar geen ruimte voor. De agenda
stond vol. Dan vind ik ook, daar moet ruimte voor zijn, dan moet het eventueel maar met Riziv
besproken worden dat daar ook geld voor komt.
(40:08) Ik heb ook nog op andere problemen gebotst in de abortuscentra. Ik ga daar niet over
in detail gaan, maar ik wil misschien toch wel even aanhalen. Er zijn verschillende centra
geweest, waar toch bleek dat de abortusarts niet verzekerd was en dat is een probleem. Dat
kan je niet maken. Sommige artsen waren dan wel verzekerd als huisarts, maar niet als
abortusarts. Terwijl dat wij in de illegaliteit, dus met Frans, hebben wij dat van in het begin,
hebben wij daar echt wel voor geijverd om toch, ook al werkten wij in de illegaliteit, om toch
verzekerd te zijn. We hebben een makelaar gevonden van Allianz die dat inderdaad voor ons
in orde gemaakt heeft. En dan vind ik het wraakroepend als in de legaliteit dat dan niet
gebeurt.
- 111 -
(41:11) Het statuut van een zelfstandige arts vind ik echt wel een probleem. De arts heeft echt
wel veel te weinig rechten. Het zijn de directies die bepalen wat er eigenlijk kan, wanneer. Ik
ga daar niet over in detail gaan. Medisch zorgvuldig werken wordt ook te weinig overgelaten
aan de artsen. Het is bijvoorbeeld in bepaalde centra zo dat je als arts moet geassisteerd
worden door een psychologe en niet door een verpleegkundige, terwijl dat de artsen zeggen
van 'nee, wij willen een verpleegkundige' en toch is de druk er om een psychologe te laten
assisteren. Dat kan niet eigenlijk, het zijn alleen de artsen die daarover kunnen beslissen. Dat
heeft in mijn tijd zeker wel wrijvingen gegeven. ik vind dat een heel spijtige zaak. Ik heb ook
nog wel eens ooit problemen gehad in een ander centrum van dat ik medische fouten
signaleerde en dat het niet in dank afgenomen werd en dat dat uiteindelijk mijn ontslag
veroorzaakt heeft. Ik heb wel heel wat problemen gehad. De evolutie vind ik wel een heel
spijtige zaak. Eigenlijk vind ik zo we zijn met idealisten begonnen en ik vind dat er nu een te
grote mentaliteit van managers is. Waar men wel heel erg voor ijverde is bijvoorbeeld en daar
maakt men wél afspraken voor met het Riziv, daar heeft men wél tijd en ruimte en aandacht
voor, dat is dat men ijvert om de abortuspil thuis te mogen laten nemen en dat is een zaak,
waar ik veel minder prioriteit zou aan stellen. Ook omdat het een aantal nadelen heeft. Maar
dat binnen de abortuscentra wel heel erg leeft. Ik denk dat er andere prioriteiten zijn.
(43:05) Oke, super interessant. Als er nog iets is dat u wilt zeggen, dan kan dat nu. Nee?
Ik denk dat ik alles gezegd heb.
Oké ja, ik denk het ook hoor.
Nieuwe opname nadat ze toch nog even iets wou melden.
Wat ik misschien toch nog even wou zeggen. Dus, de evolutie van de abortuscentra, ik ben
daar niet altijd gelukkig mee op verschillende vlakken. Dat denk ik ook van, het is gemaakt
door mensen, gemaakt door mensenhanden en uiteraard zijn die dan niet volkomen en zijn
daar wel correcties mogelijk. En dan denk ik, zoals ik het nu zie, dat er toch wel een externe
controle nodig is op verschillende vlakken. Het feit dat er niet altijd een arts is, die een
beroepsverzekering heeft, dat moet toch op één of andere manier gecontroleerd worden als
het blijkbaar binnen de centra niet gebeurt. Het feit dat men, dat artsen niet kunnen bepalen
hoe en op welke manier men medisch zorgvuldig kan werken. Bijvoorbeeld dat artsen willen
dat zij geassisteerd worden door een verpleegkundige en dat blijkbaar niet kan waargemaakt
worden, dat er directies kunnen opleggen dat een psychologe de arts moet assisteren, dan
denk ik ja, als dit zo gebeurt dan is daar een externe controle op nodig. Het statuut van
zelfstandige arts, dat klopt niet. De artsen hebben te veel plichten en te weinig rechten. Daar
- 112 -
moet ook een controle op zijn. Medische fouten moeten kunnen gesignaleerd worden zonder
dat je daar zelf het slachtoffer van wordt. Er zijn een aantal zaken die ik heb kunnen ervaren
die volgens mij niet goed verlopen en waar een oplossing voor moet gevonden worden.
- 113 -
Interview met Greta Craeymeersch
Biografische notie
Greta Craeymeersch werkte als onthaalmedewerkster en vrijwilligster in het Kollektief
Anticonceptie. Daarnaast was ze lerares in het katholiek onderwijs in Tielt en gaf ze een tijd
ook vormingen in het Centrum voor Seksuele Voorlichting in Gent. Greta Craeymeersch
koestert progressief feministische idealen die tot uiting kwamen in haar actieve participatie
binnen Dolle Mina en het Gentse abortuscomité. Als lerares in het katholiek onderwijs merkte
zij dat openlijk spreken over alles wat te maken heeft met seksualiteit allesbehalve
vanzelfsprekend was. Zo hield ze voor de school verborgen dat ze ongehuwd samenwoonde
en een overtuigde Dolle Mina was. Kortom, Greta Craeymeersch was een geëngageerde doe-
vrouw achter Dolle Mina, het Gentse abortuscomité en het Kollektief Anticonceptie. De
oprichting van het Gentse abortuscentrum was dan ook onder andere één van haar
verdiensten.308
(00:03) Wanneer en in welke context is het idee eigenlijk ontstaan om in Gent een
abortuscentrum te openen?
Te openen? Ja, dat is een lange geschiedenis [denkt na]. En in die zin, ik ben bij Dolle Mina
gegaan. Dolle Mina had... Eén van de de slogans was 'baas in eigen buik'. Vanuit Dolle Mina,
dat een lokaal had in het Centrum voor Seksuele Voorlichting in Gent, in de kelderruimte
daarvan, daar is ook het Gentse abortuscomité [corrigeert zich na eerst ‘abortuscentrum’
gezegd te hebben] opgericht in de gehele periode van activiteiten om de wet veranderd te
krijgen. En vanuit dat, er was ook niet alleen in Gent een abortuscomité, maar ook in andere
steden, die onder andere de abortusbetogingen hebben georganiseerd. Er zijn
abortusbetogingen geweest voor Peers, Willy Peers, in '73 en '76. In Gent hebben wij in '78
een abortusbetoging, omdat hij toen in de gevangenis zat, denk ik, waar dat Dolle Mina en
het Gentse abortuscomité de trekkers van waren.
(01:37) En dan geleidelijk aan... [denkt na] Het CSV, daar kwamen mensen die in de problemen
zaten en niet wisten waar naartoe. Toen werd ook verwezen naar Nederland. Er was ook een
vrouw in Gent, Antoinette Krokkemandel [probeert op naam te komen] noemde, omdat zij
kroakemandels verkocht op de Gentse Feesten. Antoinette, die voor, wat toen de Release
was. De Release was ook een - ja hoe moet je dat noemen? - een organisatie, die zat aan het
308 Lori Verhoeven, Eigen interview met Greta Craeymeersch, afgenomen te Gent op 20/04/2018, Gent 20/04/2018.
- 114 -
Van Duyseplein. Die deden ook aan hulpverlening voor mensen en Antoinette reed een aantal
keren, ik weet niet meer per week, per maand, naar Wallonië, onder andere naar Peers en
ook nog naar een andere arts, dat staat ergens beschreven hoor, [denkt na] met vrouwen die
dus voor een abortus. In het abortuscomité zaten onder andere Marc Cosyns, Rein Bellens,
Frans Van Acoleyen. Frans Van Acoleyen is bij de P van de A. Marc is de ex van Gita [sic]. Rein
Bellens, die onder andere dit boek [toont boek] dat ze onder de schuilnaam Jo Philippe had
geschreven. Maar toen werkte ze al in het abortuscentrum. Dus, geleidelijk aan, wij hebben
bijvoorbeeld vanuit Dolle Mina of vanuit het abortuscomité, samen want een aantal mensen
zaten in de twee, ooit nog een keer 's nachts in de brievenbussen in Gent de adressen van de
Nederlandse, want in Nederland stond het al verder, abortuscentra kenbaar gemaakt.
En ja, geleidelijk aan is de idee gegroeid, denk ik, vooral bij die artsen. Want ik werkte toen
nog in Tielt in het katholiek onderwijs. Ik ben in '71 in Gent komen wonen, in '72 bij Dolle
Mina en het abortuscomité, wanneer dat dat gestart is dat weet ik niet meer. Maar ik was
meer een doe-vrouw. Ik schreef de verslagen, ik schreef de uitnodigingen, maar de trekkers
en treksters voor de uitvoering van abortus waren onder andere die artsen, die ik al genoemd
heb, en ook een paar andere mensen. Iemand als Lucie Van Crombrugge, waarvan je wel weet
waarschijnlijk dat ze overleden is. Geleidelijk aan is volgens mij de idee gegroeid van ook in
Gent een centrum te starten. Die drie artsen waren bereid om daar te werken. Martine
Meulebroek, denk ik, en nog anderen, die namen ontsnappen mij, als verpleegster waren
bereid. Een paar mensen, die dan ook begeleiding deden enzo. (05:12) Ik ben degene die op
zoek gegaan is naar een huis. Dus ja, ik weet niet meer hoe dat dat allemaal gelopen is
[grinnikt]. We hebben in ieder geval eigenaars gevonden, die bereid waren, we hebben dat
een beetje omgeleid, toegelicht, niet echt gezegd dat daar abortussen gingen plaatsgrijpen,
maar eerder rond anticonceptie en preventie enzovoort. Dus dat was een huis in de Sint-
Pietersaalststraat. In 1980-81 is dat kunnen gehuurd worden, ingericht worden. Marijke Colle,
Cathy Coucke en nog iemand denk ik vormden dan de Raad van Bestuur of hebben getekend
voor de vzw. En zo is dan, zijn ze begonnen met ingrepen doen. Nu, ik gaf in die periode nog
altijd les. Was ik lesgeefster en lid van dat abortuscomité, werkte niet in het abortuscentrum,
ik had wel dat huis gezocht en dus al de praktische dingen daarrond. En ik heb een aantal
dingen wel op vrijwillige basis gedaan. In die periode, vrouwen die een ingreep kregen, die
kregen twee weken nadien, wat we noemden een terugzendbrief, waarop dat ze konden hun
ervaringen of vragen of bevindingen en zo veel tijd later [denkt na], was dat drie maanden
later of een half jaar later? Ik weet het niet, het ontsnapt mij nu. Dan nog een keer. En die
adressen bijvoorbeeld ging ik gaan schrijven om die verstuurd te krijgen. Dat was dan mijn
vrijwilligerswerk. En ondertussen was ik er ook mee verbonden met de mensen. Voor mij,
mijn ding is vooral praktisch geweest [grinnikt].
- 115 -
(07:47) Het abortuscentrum wou uiteraard ook dat abortus uit de strafwet ging. Wat
hebben jullie eigenlijk met het Kollektief dan mee gedaan om? (Sprong direct in op mijn
vraag)
Goh, tja [denkt diep na]. Eigenlijk was dat de abortusbeweging, waarin dat de
abortuscomité's… Iemand als Lucie bijvoorbeeld, die was ook lid van het Vrouwen Overleg
Komitee, dus dat is de nationale abortusbeweging. Dus op dat vlak heeft het Kollektief mee
gewerkt en waren wij uiteraard ook voor dat abortus uit het strafrecht. Maar dus, het
abortuscentrum zelf was eigenlijk meer de concrete hulpverlening aan vrouwen. En uiteraard,
de mensen die, Marc Cosyns enzovoort, die hebben allemaal hun steentje bijgedragen in heel
die beweging. Wij hadden ook contacten, maar dat was dan eerder vanuit het abortuscomité
denk ik. We zijn ooit een keer op bezoek geweest bij Willockx, die toen burgemeester was in
Sint-Niklaas. Van de Sp.a was die. Renaat Willockx was toen burgemeester. We hebben hem
toen, hij was op zijn pantoffels in zijn kantoor [lacht], herinner ik mij. Dat was met Rein Bellens
en met Lucie denk ik en ik. Wij zijn naar Sint-Niklaas gereden om de Sp.a ook te stimuleren
om… Het waren zij, het waren de politieke partijen die moesten de wet veranderd krijgen
uiteindelijk. Met Herman-Michielsens is er zeker ook contact geweest, met Leona Detiège zijn
er zeker contacten geweest vanuit het abortuscomité. Dat loopt een beetje door elkaar. De
mensen van het comité, de mensen van Dolle Mina, de mensen van het abortuscentrum. Niet
iedereen die werkte in het abortuscentrum zat ook in het abortuscomité. Dat was meer
verweven eigenlijk.
(10:22) In ’83 is de BOB… (moest vraag niet afmaken, Greta sprong in)
[Pikt in op mijn vraag] Een huiszoeking geweest na een klacht. Er is een klacht geweest, ja hoe
zat dat weer? [Neemt boek van Diane De Keyzer] Lucie beschrijft dat hier. Ken je dat boek?
(10:37) Ja, ja. Ik heb het ook gelezen.
Lucie beschrijft dat hier.
Dat was een vrouw, die een relatie had waarin ze ook wel is mishandeld is geweest.
[Loopt deels door mijn vraag] Haar man, of hoe was het ook alweer? [Leest voor] Een vrouw
had bij de politie klacht ingediend tegen haar man en er werd bij verteld dat ze onder druk
een abortus had begaan [denkt na]. Het is een hele tijd dat ze van aan de overkant van dat
huis in de Sint-Pietersaalststraat in het oog hielden, zoals het hier beschreven staat door Lucie
[denkt na]. Uiteindelijk, abortus was zeker nog niet aanvaard. Wij hebben ook geregeld
- 116 -
bidsters of bidders aan de deur gehad en dus de mensen moesten dan zorgen dat de vrouwen
toch binnen geraakten, want die stonden echt te bidden voor de deur. Dat ze in het oog
gehouden werden, ik weet niet of ze dat beseft hebben. Want ik ging dan naar binnen voor
die adressen te schrijven en voor de rest… Voor de werking zelf, nam ik geen deel aan hun
werkvergaderingen. Dus op dat vlak... Maar dus ja, die klacht is er inderdaad geweest. Ze
hebben dat zich niet echt veel aangetrokken, denk ik [twijfelt]. Ze hebben voortgewerkt. Zoals
Lucie het beschrijft [bladert door boek]. Er werd op veilig gespeeld. De dossiers bleven daar
niet. Dus ja…
(12:35) En denkt u dat dat proces dan, buiten dan dat de werking voor een tijdje in het
gedrang bracht door het medisch materiaal dat in beslag genomen werd. Denkt u dat dat
nog hindernissen of negatieve effecten heeft met zich meegebracht?
Goh, ja. Niet iedereen die daar werkte zal daar echt mee gediend geweest zijn. Plus ook, er
zijn verschillende zittingen geweest waar men naartoe moest. Uiteindelijk dan in beroep is
dat in Antwerpen ook... Daar ben ik nog mee, wij gingen daar mee naartoe als sympathisant.
Dus ja, dat heeft wel repercussies gehad dat mensen bereid moesten zijn om dan naar die
processen te gaan en het risico te lopen van veroordeeld te worden. Uiteindelijk is het op
vrijspraak uitgedraaid. Zelf ben ik, was ik niet bij de - oorspronkelijk 60 zeker en dan 52 -
aangeklaagden. Uiteindelijk zijn er 5 die dan vrijspraak gekregen hebben in '92 volgens mij.
Zelf ben ik wel geroepen geweest door de - wat was dat hoe noemde dat? - het gerecht. Die
zaten dan in de Ridderstraat, volgens mij. Dat is een zijstraat van de [zoekt naar straatnaam]
de baan die van Sint-Jacobs naar Sint-Anna, hoe noemt die straat nu? Daar een zijstraat van,
dat was de Ridderstraat. Ze hebben natuurlijk wel alles uitgeplozen en van mij hadden ze
betalingen die ik deed aan het abortuscentrum. Dachten ze dat dat een afbetaling was van
een abortus, maar ik stortte maandelijks of, dat was mijn vrijwillige bijdrage als steun aan het
abortuscentrum [grinnikt]. De andere mensen die ondervraagd geweest zijn, dat was een
afspraak met de advocaten, want we hebben dus ook advocaten nodig gehad. Dus dat is
natuurlijk ook iets. Dat heeft geld gekost. Met de advocaten was afgesproken van altijd te
zeggen 'geen commentaar' of 'ik heb niets te verklaren'. Maar ikzelf heb daar wel gezegd, ik
mag toch maandelijks stortingen doen als gift aan het abortuscentrum. Voor mij is dat dan
daarmee afgesloten geweest. Maar dat dat geld gekost heeft. Daarvoor is dan de Vrienden
Van het abortuscentrum opgericht, ik weet niet of je over die vzw iets gelezen hebt?
(15:54) Ja.
Dat was met Chantal De Smet, Marc Laquière, Bob Carlier, die ondertussen ook al lang
overleden is. Ikzelf ging daar ook naartoe naar die vergaderingen, zonder dat dat in de
- 117 -
statuten… Want ik maakte daar ook de verslagen van. Dus dat was ook weer de praktische
kant, de Vrienden Van. Wij hebben allerlei organisaties aangeschreven die dan giften deden
op een rekening, die ondertussen al lang afgesloten is. Daarover zou je dus Chantal De Smet
of Marc Laquière moeten [interviewen] als je dat uitgebreider wil weten. Dat heeft gelopen
tot - ik weet niet - '92 of langer, ik herinner mij niet precies wanneer dat dat afgesloten is.
Maar al die dingen zitten ook in Amsab. Amsab heeft daar veel van die verslagen en van die
dingen zitten. Ik heb er vanuit Dolle Mina en het abortuscomité altijd voor gezorgd dat zoveel
mogelijk ook dingen in Amsab, en ook in de bibliotheek van de Universiteit van Gent zitten en
ook in RoSa in Brussel en dus ook in dat archief [wijst naar logo].
(17:28) Het AVG, ja.
Maar dus, als de vrijspraak, maar het jaartal weet ik niet meer.
‘92.
In '92. Er is dan in de Vooruit de Nacht van de Vrijspraak geweest. Er is daar een folder van.
Stefaan van Ryssen heeft daar ook, die zat ook in het abortuscomité zeker? Dus de Nacht van
de Vrijspraak, dat was ook voor een stuk nog om geld te bijeen halen en om de mensen te
bedanken die al jaren aan de kar trokken denk ik. Het heeft in die zin invloed gehad in de
mensen hun leven, maar eerder in de positieve, bewustmakende en in beweging brengende
zin dan negatief denk ik. Voor de meesten toch.
(18:38) Het monsterproces kreeg ook heel wat aandacht in de media. Dus ja, in die zin
kunnen we misschien ook zeggen dat het ook positieve effecten had?
Ja, want er zijn foto's, er zitten zeker foto's in Amsab van als ze moesten voorkomen hier in
Gent, in Antwerpen. Dan gingen we met een hele groep en met een spandoek daarnaartoe.
Dat kwam inderdaad in de pers. Dat heeft zeker ook een rol gespeeld.
(19:14) Dus de media reageerde wel?
Ja, ja. De media hebben daar wel op gereageerd ja.
(19:20) En gedurende het proces heeft het Kollektief ook een aantal persconferenties
gehouden.
- 118 -
[Springt tussen] Dat weet ik niet meer. Daar zullen, dat kan zijn dat ik daar was, maar dat zal
georganiseerd geweest zijn door Lucie en Rein Bellens. Daar weet ik niets meer van. Ik weet
wel dat we met Dolle Mina ook in die periodes acties gedaan hebben om abortus in het
nieuws te brengen. Op 1 mei dan ook ballonnen-acties, we hebben een keer op de markt van
Ledeberg ballonnen met dan 'baas in eigen buik'… We hebben een keer een fietstocht
gemaakt in een stuk van de omgeving van Gent. Dus er is zeker veel gebeurd om de dingen in
beweging te brengen. Ik denk dat het abortuscomité van Gent één van de actiefste comités is
geweest in de verschillende van Vlaanderen. Ook omdat Dolle Mina in Gent één van de
actiefste vrouwengroepen geweest is. Ook als Dolle Mina dan fem-soc geworden is.
(20:42) In '73 had je dan de zaak tegen dokter Peers, die ook voor heel wat commotie bij de
publieke opinie zorgde, wat abortus ook deels mee uit de taboesfeer haalde. Zou je dat ook
kunnen zeggen over het monsterproces?
Dat weet ik niet. Ik kan daar geen oordeel over... Waarschijnlijk wel. Maar daarvoor zou ik
liever hebben dat je bijvoorbeeld dokter Bellens, Rein Bellens of Marc Cosyns…
Ja, hun spreek ik ook. Rein Bellens heb ik al gesproken.
Frans Van Acoleyen?
Ook al, ja.
Beter dat je dat aan hen of aan Chantal De Smet of Marc Laquière… Daar kan ik eigenlijk, ik
ben bijna altijd meer op de achtergrond bezig geweest en dat had ook te maken met het feit
dat ik in het katholiek onderwijs in Tielt [zat]. In betogingen, ik heb mee die betogingen
georganiseerd, maar gezien mijn nogal zware en luide stem… Ik had een megafoon en ik hield
de megafoon voor mijn gezicht als er pers in de buurt was om niet [herkend te worden]. Als
dat op het nieuws kwam, wou ik toch niet, toen in die periode toch niet, dat ik herkenbaar
was. Ik ben in '72 in Gent komen wonen. Tielt lag, West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen, dat
lag ver uiteen in die tijd. Gelukkig. Ook nog voor andere dingen was dat belangrijk. Wij
wonen... Sinds '75 woon ik samen, wenste niet te huwen enzovoort. Maar ik wou ook niet op
school geroepen worden, want die tijd bestond ook nog dat ze de overste, dat je uw situatie
moest regulariseren en daar aangezet werd tot. Het feit dat ik op de achtergrond bleef heeft
zeker te maken met dat ik, zeker geen leidinggevende was in die ideeën, in het ontwikkelen
van strategieën, maar wel eerder uitvoerend. Maar zulke mensen heb je ook nodig. Dat gold
voor Dolle Mina ook. Dat Dolle Mina in Gent zo lang bestaan heeft, heeft een stuk te maken
met het feit dat ik altijd bleef uitnodigingen versturen en de permanentie deed enzovoort.
- 119 -
Maar dus, ik ben meer een doe-vrouw, maar anderzijds dus ook het feit dat ik werkte in het
katholiek onderwijs en daar toch geen risico wou nemen om… Want abortus ja... Ik heb wel
met mijn leerlingen over anticonceptie enzo, soms een keer over de middagen een extra les
gegeven omdat ze daar behoefte aan hadden. Maar u echt uitspreken rond abortus, dat was
toen in dat katholiek onderwijs toch nog niet echt aan de orde.
(24:05) Kan ik me voorstellen, ja. Heel wat maatschappelijke debatten worden gevoerd
binnen de media. Dus denkt u dat het noodzakelijk was om eigenlijk de media te betrekken
in die abortusproblematiek om op die manier hopelijk een publiek en uiteraard ook een
parlementair debat op gang te brengen?
Ja. Als de politieke partijen het niet zouden getrokken hebben, de politieke partijen moeten
in het nieuws komen om daar een draagvlak voor te krijgen. Detiège, Herman-Michielsens,
Rein Bellens met haar, wel onder een anonieme naam. Dat kwam in de pers, dus dat heeft
allemaal... Dat was zeker nodig. Dat was zeker nodig.
(24:59) En denkt u dat die rechtszaak ook een invloed heeft gehad op de abortusbeweging?
[Denkt na] Tja. De abortusbeweging, de keer dat de wet gestemd is geweest en dat de
processen tot vrijspraak hebben geleid, tegen dan waren we, was de abortuspraktijk in gang
getrokken. Na '90, als Boudewijn afgetreden is en de wet liet het toe, is het abortuscentrum
uit de illegaliteit in de Sint-Pietersaalststraat kunnen openlijk abortus uitvoeren. En zijn ze ook
verhuisd naar de Martelaarslaan. Ook daar heb ik het praktische werk gedaan. Ik heb ook die
locatie gezocht en gevonden en de verhuis georganiseerd. Daarna ben ik dan ook, heb ik een
stukje, want toen was ik al weg uit het katholiek onderwijs, heb ik dus zoals ik aangegeven
heb [verwijst naar identificatiefiche] na mijn jaar loopbaanonderbreking in het onderwijs ben
ik in het Centrum Seksuele Voorlichting, heb ik vier jaar relationele vorming gegeven. Maar
was ik ook betrokken in het abortuscentrum, dan op de Martelaarslaan. Ik heb daar ook een
stukje een vast contract gehad en een deel op vrijwillige basis. Meer de klusjesvrouw. Ik deed
de boodschappen, enzovoort, maar ik heb ook aan het onthaal gewerkt. En ook in het
Centrum voor Seksuele Voorlichting. Hoe zijn we daar [zoekt de draad]? Tegen dat al die
processen achter de rug waren en de wet veranderd was, dat de partijen uiteindelijk dus die
stemming gehaald hebben met de wet Detiège-Herman-Michielsens-Lallemand. Ook al was
zij niet zoals wij wilden. Want we wilden natuurlijk dat abortus uit het strafrecht was en dat
is het nog altijd niet. Was de praktijk daar en hebben wij door de werking gezorgd dat de
vrouwen in België terecht konden, althans tot 12 weken zwangerschap. Er is dan niet alleen
Gent, er is ook Brussel, er is ook Antwerpen, er is ook in Oostende, er is ook, dat zijn ze zeker
[zoekt]?
- 120 -
(28:03) Hasselt
Hasselt. Dus centra gestart en is meer die werking dan in het nieuws gekomen. Wij maakten
een jaarverslag, dat naar de pers gestuurd werd, ieder jaar. De abortuswet schreef ook die
evaluatiecommissie voor, dus als die cijfers bekend geraakten, kwam dat ook weer in de pers.
Op die manier... Dan zijn, en daar is vooral Lucie Van Crombrugge de trekster geweest om
verder te geraken in verband met bijvoorbeeld de betaling. Het is Lucie die met Riziv al die
onderhandelingen gedaan heeft om de betaling naar een forfait-bedrag te brengen. Het is
jammer dat je haar niet kunt interviewen. Je vindt wel in Amsab veel interviews met haar
waarin dat ze heel die dingen ook wel toelicht denk ik. Lucie was de grote trekster om verder
te geraken. Was ook lid van die Europese, en nu al wereldorganisatie, FIAPAC. Heeft rond de
abortuspil de grote stappen mee getrokken samen dan wel met Ann Verougstraete uit
Brussel, Carin Vrancken. Op dat vlak is Lucie zeker degene die veel dingen in beweging
gekregen heeft, ook veel energie erin gestoken heeft, waar dat veel vrouwen dankbaar mogen
zijn dat zij die stappen allemaal gezet heeft. Als voor een abortus nu, zo weinig moet betaald
worden, dan is dat dankzij haar. En de abortuspil beschikbaar is, is ook omdat zij geijverd heeft
om die ook in Gent toegepast te krijgen. Rein Bellens was daar niet zo voor. Het is ook niet
voor niets dat Lucie dan een eredoctoraat gekregen heeft aan de VUB, dat zal je ook wel
gevonden hebben. Samen met de weduwe van Peers, van Willy Peers. Dus de VUB wou Peers
eren via die weduwe, maar ze vonden ook dat er iemand die nog leefde, toen leefde ze nog,
en nog voortrekster was, wilden ze iemand eren en Lucie was daar de aangewezen persoon
voor, alleszins.
(31:32) Zijn er volgens u nog aspecten in de zaak abortus waarvan de strijd nog niet
helemaal geleverd is?
Dat denk ik wel. De 6 dagen bedenktijd bijvoorbeeld is voor een aantal vrouwen een probleem
uiteindelijk. Er zijn blijkbaar nog altijd vrouwen die niet rap door hebben dat ze zwanger zijn
of later in die zwangerschap hun mening veranderen omwille van allerlei redenen. Dus die 6
dagen bedenktijd maakt dat een aantal vrouwen naar Nederland moet om geholpen te
worden of niet meer kunnen geholpen worden. Dus dat zeker. Abortus, de termijn later… Nu,
ik ga daar geen uitspraken over doen, want ik zit niet meer in de beweging. Ze zijn daar
alleszins mee bezig, maar daar zou je eigenlijk beter mensen, zoals iemand die nu in het
abortuscentrum werkt… Nausikaa Martens, anders moet ik u die is opgeven dat je met haar
daarover... Want ze zijn daarrond bezig. Ofwel de coördinatrice van het huidig
abortuscentrum, Lut Daniëls. Ik zal u die dingen wel geven. Ze zijn daar zeker mee bezig, want
er zijn ook met politieke partijen onderhandelingen. Maar ik ben daar te weinig van op de
- 121 -
hoogte. Ik vind zeker dat de 6 dagen bedenktijd… Als de vrouw omwille van één dag naar
Nederland moet en daar ik weet niet hoeveel geld moet betalen, dat klopt niet. Maar iets
anders is, geloof ik erin dat de wet gaat kunnen veranderd worden? Dat betwijfel ik. Lucie
wou daar zeer ver in gaan. Maar ik denk dat noch de partij, noch de publieke opinie te
overhalen is om daar achter te staan. Een aantal mensen zeker, ik zeker, de wet veranderen,
geen probleem. Het zou voor veel vrouwen die naar Nederland moeten… Op dat vlak mogen
ze zeker ook iets doen om te maken dat men niet meer naar Nederland moet. De termijn,
uitzonderingen maken, ik weet niet. Persoonlijk betwijfel ik dat dat gaat lukken. Maar goed.
Wie daar nu bezig mee bezig en hoe dat dat zit en welke de contacten zijn met politieke
partijen en hoe dat die daar tegenover staan, dat zou je eigenlijk beter bevragen bij de
mensen die nu nog in het abortuscentrum werken, zoals Lut Daniëls of Nausikaa. Nausikaa is
Lucie opgevolgd in die internationale organisatie FIAPAC. Voor België is zij één van de
vertegenwoordigers daarin. Die gaat geregeld naar internationale, er is ieder jaar een
internationaal congres van FIAPAC. Dus dat is een organisatie van alle mensen die in
abortushulpverlening werken. Dokters, verpleging, begeleiding, enzovoort. Dus Lucie was
daar de voortrekster van, maar Nausikaa doet dat nu.
(35:35) Als u nu zou terugkijken naar die periode voor 1990, denkt u dan dat die
verschillende abortusprocessen de weg naar 1990 hebben versneld? Of niet?
Dat zou kunnen. Aangezien dat er uiteindelijk vrijspraak ook gekomen is. Er zijn in Brussel ook
processen geweest. Amy, Hubinont, wij zijn daar ook naartoe geweest. Ik ben daar ook nog
alleszins naar zittingen in Brussel samen met Lucie, in welk jaar dat dat was weet ik niet meer.
Ja, hopelijk wel, hopelijk wel. Leona Detiège en Herman-Michielsens, die hebben toch hun
werk gedaan om dat vooruit te krijgen. En die zullen, Lallemand ook, contacten gehad hebben
met die artsen en beseft hebben dat dat toch niet kon dat er vervolgingen waren, dat er
processen waren, dat die mensen in de gevangenis terecht kwamen, dus dat de politiek er
uiteindelijk toch werk moest van maken. Bij de CVP, iemand als Miet Smet bijvoorbeeld, heeft
daar toch ook een rol in gespeeld. Ik weet niet of je tussen haakjes het boek dat Monika
Aebicht [zoekt boek in haar boekenkast]. Er is recent een boek gepubliceerd, geschiedenis
van het feminisme, van Monika Aebiecht. Monika Aebicht is één van de voorzitsters geweest
van het Vrouwen Overleg Komitee. Dus het Vrouwen Overleg Komitee met de jaarlijkse
Vrouwendagen en onder ander in 1976 zeker een Vrouwendag over abortus. Die hebben ook
aan de kar getrokken, dat is niet alleen in Gent. Het ontgoochelt mij een beetje omdat er over
de recentere geschiedenis te weinig staat. Ze keert terug naar de vrouwen van [bladert door
boek] 1800 en zoveel [grinnikt]. Het vrouwenleven van Miet Smet en ook van Herman-
Michielsens staat daarin, van Lily Boeykens, die ook voorzitster is geweest. Misschien moet je
dat boek ook nog een keer... Er staan een paar foto's in ook over de abortusbetogingen. Ene
- 122 -
die toegeschreven wordt aan mij, dat ik hem zou getrokken hebben. Maar het is uit Amsab,
ik heb hem niet getrokken, maar ik heb wel al die letters gemaakt in isomo [lacht]. Dat was
de abortusbetoging in Gent, dat hebben we mee helpen organiseren. De Peers betoging. Die
spandoeken, Lucie's kinderen noemden mij “Greta spandoek”, omdat ik dan bij haar thuis
daar ging gaan helpen, omdat we daar ruimte hadden om die spandoeken te maken. We
hebben daar dat allemaal gemaakt in isomo. Dus op dat vlak, moet je dat boek een keer… Ik
denk dat Miet Smet, binnen de CVP dan, toch ook een rol gespeeld heeft, die maakt dat men
toch niet de abortuswet of het stemmen ervan geblokkeerd heeft. Dat is Cathy Couck [wijst
foto aan]. En dat is An Apostel, die is ook al overleden, zat ook in de abortusbeweging, in Dolle
Mina en het abortuscomité. Maar dat boek moet je dus een keer een paar dingen ook van
bekijken.
(40:20) Oké, dat waren eigenlijk mijn vragen, ik weet niet of dat u daar nog iets?
Ik weet niet of je daar nu genoeg aan had?
Ja, zeker wel.
- 123 -
Interview met Marc Cosyns
Biografische notie
Marc Cosyns volgde als het ware Frans Van Acoleyen op als arts in het Kollektief
Anticonceptie. Hij studeerde Geneeskunde aan de KULeuven, waar hij reeds in aanraking
kwam met de controversiële kwesties abortus en euthanasie in de lessen wijsbegeerte en
ethiek. Deze interesse uitte zich ook in zijn boek Verhalen voor het sterven gaan, waarin hij
verhalen neerpent die aantonen dat de dood niet mag worden doodgezwegen en er blijvend
moet worden over nagedacht. In het begin van de jaren ’80 riep de decaan van de faculteit
Geneeskunde dr. Cosyns tot bij hem na de publicatie van het artikel ‘Huisarts: nu over de rol
van registratiecijfers over abortushulpverlening’, het eerste wetenschappelijke artikel met
abortuscijfers in Vlaanderen. Abortus was illegaal en hoorde dus op geen enkele manier thuis
in de faculteit Geneeskunde. Momenteel is hij werkzaam als huisarts in een groepspraktijk in
Gent en werkt hij tevens aan de Universiteit Gent. Daar doceert hij medische ethiek en
palliatieve zorg binnen de vakgroep huisartsengeneeskunde. Op het vlak van abortus en
euthanasie schaart hij zich achter een totale vrijheid voor de patiënt. Ondraaglijk lijden is
volgens hem niet te bepalen door de arts, maar onderhevig aan de normen en gevoelens van
de patiënt. Bij het Kollektief Anticonceptie was hij dus werkzaam als arts, zetelde in de raad
van beheer van het Kollektief en van de Abortusevaluatiecommissie.309
Wanneer en in welke context is het idee eigenlijk precies ontstaan om in Gent een
abortuscentrum te beginnen?
Dat is een beetje voor mijn tijd nog. Ik denk dat dat midden jaren '70 was. Ik was toen student
hier aan de Universiteit in Gent. Ik was betrokken bij de werkgroep Mordicus en wij hoorden
toen al van dat men daar rond aan het denken was. Er waren een aantal oudere collega's,
waaronder Frans Van Acoleyen, waarvan ik vaag wist dat ze daar... Want dat was allemaal
nogal een beetje, ik ga niet zeggen geheimzinnig, maar men probeerde dat toch wel met de
nodige omzichtigheid te behandelen. Van toen af was mij dat al duidelijk. De werkgroep
Mordicus was toen een progressieve studentenbeweging hier in Gent, aan de Universiteit die
zo met allerlei ethische, maar voornamelijk medische aspecten bezig was, maar abortus was
daar ook één van, omdat de paternalistische orde daar ook tegen was. Dus dat paste zeker in
die manier van denken. Dat moet eigenlijk een beetje voor mij het begin geweest zijn. Die
aanloop-periode, hoe dat dan eigenlijk effectief ontstaan is, wat dat men daar rond gedaan
heeft, daar was ik eigenlijk niet bij betrokken. Want ze zijn, als ik me goed herinner in 1980
309 Marc Cosyns, “Abortus als anticonceptie: ‘lust zonder last, kinderen als ’t ons past,” Antenne (2009): 9-13.
- 124 -
effectief gestart. Ik ben in '81 afgestudeerd. En in '81 hebben zowel Frans als Rein mij wel
gevraagd of dat ik niet geïnteresseerd was om daar te komen werken. Allé, werken, dat waren
allemaal artsen die daar een zeer beperkte periode, dat was hun hoofdjob niet, dat was een
bijkomend iets, dat ze voor de goede zaak daar wilden doen. Op die manier, omdat zij zowel
zoveel mogelijk artsen wouden hebben die effectief daarbij betrokken waren, ook om het
geheel eigenlijk ook wel goed te ondersteunen, dat het een brede beweging was. Dat was ook
voor een groot stuk de bedoeling dat... Ja, zo ben ik daar eigenlijk een beetje ingerold. Allé,
niet ingerold, maar zo gekozen eigenlijk.
(02:47) Wat was dan precies uw rol binnen het Kollektief?
Van zodra dat ik daarin ja heb gezegd, ben ik eigenlijk echt wel betrokken geweest bij het
beleid, want het was een Kollektief. Men ging er dus echt van uit van dat iedereen die daar
zich voor engageerde, of daar mogelijks in werkte, dat die eigenlijk mee moest of mee mocht,
alletwee, deelnemen aan het beleid en aan de visie en al die zaken. Dus dat waren de, ik weet
het niet meer, om de 6 weken of om de maand, vergaderingen die we dus allemaal hadden
met de mensen die effectief daar in het Kollektief werkten. Ik deed dat terwijl dat ik een
opleiding eigenlijk volgde ook voor abortussen uit te voeren. Ik ben dan twee jaar naar
Nederland geweest, effectief met de bedoeling om dan in het Kollektief te werken. Het was
een beetje mijn bedoeling, omdat Frans mij dat gevraagd had, om hem eigenlijk op te volgen,
want hij wou dan een beetje daar afbouwen, omdat zij dan volop in Zelzate zaten en de
praktijk daar wilden heel sterk uitbouwen. In '82 [denkt na] ben ik mijn groepspraktijk
begonnen, samen met Rein onder andere. En daardoor viel dat een beetje samen.
(04:22) Het Kollektief moest uiteraard een beetje onder de radar blijven in zeker zin,
aangezien voor 1990 abortus niet was toegelaten. Op welke manieren, denkt u, dat het
Kollektief zich juist mee heeft ingezet binnen die abortusbeweging?
Dat ga je een keer moeten nakijken, er was wel een gedoogbeleid, maar ik weet niet vanaf
wat jaar juist. Dus dat men eigenlijk toestond dat het gebeurde, maar voor de rest wist men
daar eigenlijk, moest daar niets over geregistreerd en al die dingen... Dat deden we wel, zeker
in het begin. Want ik denk dat dat gedoogbeleid eigenlijk... Het gaat misschien terugkomen,
ik weet het niet. Maar we hebben echt wel een tijd in de illegaliteit aan gewerkt, omdat men
toen besliste, de procureurs-generaal, dat gedoogbeleid moet stoppen en de politiek moet
een beslissing nemen, we kunnen dat niet blijven zo laten. Want het is daarmee dat men dus
een onderzoek heeft ingesteld in 1983, dus dan zal dat gedoogbeleid al toen stopgezet
geweest zijn. Dat ga je wel terugvinden [lacht]. Er zijn andere mensen... [lacht] Daar bestaat
ook al een thesis over. Toen was dat effectief, toch wel weer in het geheim. Dus alle dossiers
- 125 -
mochten daar, dat was toen in de Sint-Pietersaalststraat 107, dus niks mocht daar blijven. Als
wij weg waren, was daar geen enkel papier, dat verdween dan naar Nederland. Toen was dat
gedoogbeleid al gestopt. Gans dat proces, dat heeft natuurlijk ongelooflijk lang geduurd. Als
ik mij goed herinner, zijn de eerste controles of schaduwen geweest in 1983. In 1985, dat
weet ik maar al te goed spijtig genoeg, dan is dat echt openbaar geworden, want om die
reden, ik wou toen een onderzoek starten hier aan de Universiteit. Ik had toen een eerste
artikel daar rond geschreven. En dat is daardoor eigenlijk allemaal stopgezet. De Universiteit,
dat was bij Karel Vuylsteke van de Sociale Geneeskunde, heeft toen gezegd van dat kan
wettelijk niet, dus wat wettelijk niet kan, kan ook niet onderzocht worden. Dus dat weet ik
zeker, dat was '85. Dus in die mate heeft dat wel een serieuze impact gehad voor mij eigen
dan [lacht]. En ook voor de manier waarop men werkte. ik denk dat er dan een ganse periode,
een aantal jaren, ik denk dat het eerste proces geweest is, is het nu '87 of '89, ik weet het
niet. Dat was dan een vrijspraak, dat is dan in beroep gegaan, daar is dat veroordeeld
geworden. En dan eigenlijk, ik denk door het feit van dat het twee processen waren, samen
met de problematiek van Brussel natuurlijk, Jean-Jacques Amy, en in Wallonië natuurlijk,
Hubinont enal. Denk ik dat voor Vlaanderen is dat ongelooflijk belangrijk geweest. In Wallonië
en in Brussel was men eigenlijk al veel verder, ook qua denken daar rond en ook qua wettelijk
denken zaten die eigenlijk veel verder. Maar in Vlaanderen, met de katholieke kerk heeft dat
veel langer geduurd. Ik denk dat dat daardoor wel toch wel een belangrijke inslag gehad heeft.
Als ik mij goed herinner, is natuurlijk de eerste grote betoging in '75. Ik weet dat wij toen nog
meegedaan hebben, dat moet '75 geweest zijn. Dus dat was natuurlijk al lang, al lang, lang
bezig natuurlijk. Mede door het feit dat het toen in Nederland en in Frankrijk toen al kon, dat
de hulpverlening eigenlijk naar Nederland ging. Maar het proces zelf, denk ik wel, omdat dan
werd het echt allemaal openbaar. Dus in die mate gaat dat, denk ik, wel invloed gehad
hebben, dat men niet langer kon, eruit kon om toch ergens een wetgeving daar rond te
maken. Als ik mis ben, moet je het zeggen, want data weet ik niet zo goed.
(09:38) Nee, nee dat is geen probleem. Die data kan ik ook altijd... In 1973 ontsproot dan
de rechtszaak tegen dokter Peers, die in Namen in abortussen uitvoerde en in Brussel.
Achteraf zijn er dan sterke vermoedens geweest dat dat proces, die arrestatie van hem, zou
zijn uitgelokt vanuit de abortusbeweging. Dat is wel nooit bewezen geweest. Om eigenlijk
dat maatschappelijk debat daar rond te kunnen versnellen. Zou dat ook het geval kunnen
geweest zijn voor het monsterproces tegen het Kollektief?
Voor zover ik dat weet en voor zover dat ik daar inzage in gehad heb in al die dingen, denk ik
dat bijna niet. Dat is echt op aanklacht gekomen natuurlijk. En of dat die aanklacht eigenlijk,
dat kan ik echt niet zeggen. Bij mijn weten, dat leefde zeker niet, dat dat aanwezig was in die
tijd bij ons, als werkenden. Ik denk dat dat anders zeker zou... Als ik nog verder ga, '73 is
- 126 -
natuurlijk ook wel heel belangrijk geweest omdat dan, dan hebben ze ook wel iets gedaan,
namelijk anticonceptie is dan uit de strafwet geraakt. Dat was de eerste stap eigenlijk. We
komen van ver. Dat klopt. Dat was echt allemaal Wallonië, want toen wilden zij al, omdat men
toen ook in Frankrijk, die vrouwelijke minister had toen de wetgeving erdoor gekregen, dus
dat was vlakbij Wallonië. Die dingen, die liepen wel allemaal samen. En dan heeft men als
compensatie in Vlaanderen wel gezegd 'oké, anticonceptie, daar gaan we dat dan toch wel...
mogelijk maken'. En daardoor heeft het dan weer een ganse tijd stil gelegen, omdat men zo
iets gedaan had. [legt de nadruk op ‘ietst’]
(12:04) Het monsterproces bracht uiteraard een aantal hindernissen met zich mee.
Bijvoorbeeld dan met de huiszoeking in '83 dat het medisch materiaal in beslag werd
genomen, wat dat natuurlijk de werking, denk ik, voor twee weken in het gedrang heeft
gebracht. Zijn er volgens u nog hindernissen of negatieve effecten geweest ten gevolge van
die rechtszaak?
Dat zit ver. ik denk dat daardoor de grote steunende beweging van artsen eigenlijk wel sterk
verminderd is, omdat iedereen wel een beetje schrik kreeg. Er was een hele grote groep van
zorgverleners daar rond, die dus de mensen die daar werkten, ik weet het niet goed meer,
pak nu 3 halve dagen of 5 halve dagen, die dat daar functioneerden, was het echt altijd de
bedoeling dat er wel één arts was, dezelfde bijna altijd, dat was vooral Rein en Frans en nadien
ik en Marc Dullaert. Misschien moet je die ook een keer nog proberen te pakken te krijgen?
(13:18) Ja, dat kan ik misschien wel doen.
Ik denk dat die daar ook nog wel veel... Omdat die ook wel, die heeft nadien zelf met een
eigen abortuscentrum begonnen, naar aanleiding daarvan, in Lokeren. Dus, iedere keer waren
er andere begeleidende artsen, juist om die groep zo groot mogelijk te maken. En dat is wel
weggevallen daardoor. Omdat iedereen een beetje zich niet zo ver wou wagen om hun eigen
carrière of ja, want dat was wel zo... Dat ging wel vrij, dat werd wel vrij duidelijk in de loop
van de ondervragingen. Al die mensen zijn ondervraagd geworden. Maar dat men die ging
laten vallen, dat men die niet ging meenemen in het proces. Omdat die niet effectief de
uitvoerders waren. Strafwetten werken blijkbaar nogal heel strikt, namelijk je moet het echt
doen voor, het mee begeleiden van, dat was niet strafbaar. Of men veronderstelde dat dat
niet strafbaar was. Maar daardoor zijn die natuurlijk wel weggevallen. Voor de werking van
het Kollektief kwam het eigenlijk wel op een aantal mensen dan terecht. Ik weet voor mijzelf
dan, dat we ook veel voor die keuze stonden van 'gaan wij zelf verder doen of gaan we niet
verder doen? En als we verder doen, op welke manier dan en hoe gaan we die opdrachten
oplossen?' Eén van de mogelijkheden is dan geweest dat er naast een arts eigenlijk een
- 127 -
verpleegkundige bijgekomen is, waardoor we een aantal verpleegkundigen gehad hebben die
daar heel geëngageerd in mee gegaan zijn. Dat heeft wel wat veranderd. Wat heeft het nog
allemaal veranderd? [denkt na] Voor mezelf [lacht], dat is wel erg, maar goed. Maar in de loop
van de rest van de tijd, ik denk, nadien... Eens dat we de beslissing genomen hebben om
verder te werken, heeft dat er eigenlijk weinig invloed op gehad, alleen dat we nog meer
voorzagen dat er zeker niets naar buiten ging. Het was nu toch geweten. Ik denk dat in '85 de
problemen aan de VUB begonnen zijn, dus dat was voor ons ook mede een steunende factor,
omdat dat dan ook samen een beetje was.
(16:08) Het monsterproces bracht eigenlijk die abortusproblematiek ook meer naar de
media. Kunt u dan zeggen dat er naast die negatieve gevolgen ook positieve effecten
uitkwamen van dat proces eigenlijk?
Wel, het positieve denk ik van dat het daardoor meer bespreekbaar geworden is, dat het op
de kaart gezet is, gesteld geworden is van 'kijk, het gebeurt.' Wij hadden het grote voordeel,
wij hadden cijfers. Wij hebben het van in het begin heel belangrijk gevonden om alles te
registeren, anoniem. Opdat we wel heel duidelijk wisten waarover het ging, dat we dat dan
naar voren konden brengen. Dat we dat ook niet deden uit geldbejag, maar vanuit een
collectieve ethische zingevende motivatie. Die dingen kon je natuurlijk naar de media toe
gebruiken en dat werd ook wel door de mensen in het algemeen, denk ik, dat heeft toch een
stilaan groter wordende groep toch wel, denk ik, als positief ervaren. Ik denk dat de media
daar ook een grote rol in gespeeld hebben om dat ook op die manier dan te brengen. Het zou
iets anders geweest zijn, denk ik, moesten daar... Zoals er daar één in Brussel was, die het
alleen maar uit winstbejag zou doen, dan ligt dat anders. Die gedragenheid denk ik, dat is wel
positief geweest.
(17:49) Als het proces er was, waren er uiteraard verschillende uitspraken geweest. Hoe
reageerde het Kollektief precies op dat proces en die verschillende uitspraken naarmate het
proces vorderde?
Ik denk dat er van in het begin gesteld geworden is van zodra dat we wisten dat we problemen
hadden, eens dat we die keuze gemaakt hadden van 'wij doen verder', wat de uitkomst ook
was, wij gingen blijven verder doen. Dat was een beetje... We wilden er natuurlijk alles voor
doen dat er een vrijspraak kwam, maar dat ligt niet in onze handen natuurlijk. Maar zelfs,
moest die vrijspraak er niet geweest zijn, wat ook gebeurd is in het Hof van Beroep, wij zijn
altijd blijven voortdoen. Dat heeft eigenlijk daar niet veel aan veranderd. Wel, wat dat
mentaal betekende natuurlijk wel. Dat is natuurlijk... Dat is iets anders. Je was daar toch
dagelijks mee bezig, want je wist eigenlijk toch niet goed van wat er boven uw hoofd hing. Wij
- 128 -
hadden toch wel het gevoel, want er was ook een grote groep, de Vrienden Van heette dat,
waar heel wat mensen van partijen, politieke leden in zaten, wij hadden wel het gevoel dat
wij immens gesteund werden. Dus in die mate, bij mij was dat toch zo, ik weet niet hoe dat
dat bij Rein was. Ik had wel het gevoel van, het zou al verschrikkelijk erg moeten gaan moesten
ze mij in de bak steken. Dat kon natuurlijk altijd. Maar hoe dat dat van in het begin gelopen is
en dat is ook de reden, denk ik, waarom dat we echt wel blijven voortdoen hebben, was
eigenlijk dat we bijna de zekerheid, maar niemand kon die zekerheid geven, maar we kregen
ze bijna dat dat nooit ging gebeuren. Misschien was dat naïef in die tijd om dat te denken, ik
weet dat niet [lacht]. Dat is toch zo? Ik had toen juist een gezin, bij Rein was dat ook. Je denkt
daar toch aan, welke betekenis heeft dat ook voor hen? Je bent geen alleenstaande, die daar...
Dat is zo... Ik denk en als ik terugkijk ook, dat die zekerheid er wel heel moet aanwezig geweest
zijn. We hadden voorbeelden ook. Alle mensen na Hubinont, er heeft niemand meer in de
gevangenis gezeten. ik denk dat men dat niet meer waar kon maken. Moest dat gebeurd zijn,
het zou misschien meer... Dus ik denk dat men wel slim genoeg was om dat niet meer te doen,
maar we wisten natuurlijk niet wat het als uitkomst zou hebben van na een veroordeling.
Want beroepsverbod en al die toestanden... Het zou eigenlijk allemaal mogelijk geweest zijn.
Door het feit dat iedereen, dat was de algemene tendens, iedereen bleef gewoon
voortwerken. Zijn gewone job, maar ook de abortus. Daar heeft men eigenlijk nooit
aangeraakt, behalve die twee weken dat men alles komen weghalen is en dat we toen nadien
ook heel duidelijk gezegd hebben 'we moeten dat allemaal weer kopen en we doen verder'.
Dan is er daar ook niets gebeurd. Maar het zit ver. Ik denk dat dat een beetje, toch wel de
invloed was van het feit dat dat proces daar geweest is voor Vlaanderen. Ik denk dat dat een
groot voordeel geweest is van dat het niet over één iemand ging. Men noemde het ook het
'monsterproces' omwille van het aantal, 52. Er zouden al veel moordenaars moeten
rondlopen. Moest dat één iemand individueel... Dan ligt dat toch een beetje anders denk ik.
Ik denk dat dat wel een sterkte geweest is. Zeker hier in Vlaanderen. We hebben ook nooit
gekozen dat er een bepaald boegbeeld zou zijn. Het ging eigenlijk altijd over het Kollektief,
niet over personen die daar functioneerden. Dat was een beetje het verschil met Brussel en
met WalloniË, daar ging het eigenlijk altijd over bepaalde gynaecologen. Amy heeft dat ook
proberen opentrekken naar de ganse VUB. Dat is wel niet echt gelukt. Wij, het ging over het
Kollektief, onze namen... Wij wouden dat ook niet. Als er dan interviews enzo waren, dan ging
het niet over ons, maar ging het over het Kollektief.
(22:55) Tijdens het proces, hoe reageerde de media daar precies op?
Ik weet het niet goed meer. Ik denk dat dat, afhankelijk van welke media natuurlijk... ik denk
dat zelfs toen al De Standaard, de katholieke bladen zelfs ook wel, toch wel eerder positief
waren. Dat kan ik niet goed meer boven halen. Als ik er nu zo aan terugdenk, maar dat is echt
- 129 -
terugdenken, had ik wel het gevoel dat wij door de media, als ik dan nu een beetje kijk hoe
dat media werken, gesteund worden of niet gesteund worden, had ik het gevoel van gesteund
te worden, tenzij in die heel strikt katholieke, dat is nog iets anders. Dat denk ik wel.
(23:51) Denkt u dat die media een soort van, het sluitstuk vormden eigenlijk tussen het
proces, het Kollektief en de publieke opinie dan?
Het sluitstuk, dat weet ik niet of dat dat in die tijd al zo werkte. Dat weet ik echt niet. Ze zullen
hoe dan ook wel belangrijk geweest zijn. Het is een feit, waar dat dat echt een proces is
geweest, met iedere keer stappen die dan er waren en die dan effectief weer in de media
kwamen. En ook denk ik dat daardoor partijen eigenlijk dat ook als een thema gingen gaan
brengen in hun politieke standpunten. Ik denk dat dat wel heel belangrijk geweest is. Omdat
men dan duidelijk de scheidingslijn heeft gezien tussen de toenmalige CVP. Maar ik denk zelfs
toen, de VU was daar ook voor. Daar heeft dat denk ik nogal, het is echt een politiek partij-
programma geworden in de aanloop naar 1990. Partijen zijn mensen. Ik denk dat dat wel
belangrijk geweest is. Plus, de vrouwenbewegingen in die partijen... Ik denk dat dat veel
belangrijker geweest is dan de media op zich, dat dat een beetje anders werkte dan nu. Maar
die groeperingen, binnen die partijen ook, al die verschillende vrouwenafdelingen, daar weet
ik nu wel hoe dat dat gegroeid is naar anticonceptie en daar is dan stilletjes aan, die abortus
is meegenomen. Men had het er altijd wel wat moeilijker mee, zeker in katholieke middens.
Maar eens dat men die stap gemaakt had, wij aanvaarden en wij komen er voor anticonceptie
en het is de vrouw die beslist, wat ook... [lacht] Dat kon niet meer terug. Dus dat heeft wel,
denk ik, heel veel teweeg gebracht.
(26:11) Gedurende het proces, hield het Kollektief ook verschillende persconferenties.
Weet u met welke bedoeling dat dat precies was of wat men daar mee wou bereiken?
Dat was vooral om te duiden, vooral hoe dat we werkten. Ik heb al gezegd, rond dat
collectieve, dat we rond het registreren, dat we rond het wetenschappelijk onderzoek dat we
mee wilden doen. En dat we daarmee eigenlijk ook de volksgezondheid wouden, dat was ook
één van de grote punten die ik van Jean-Jacques Amy altijd hoorde, maar ik denk dat dat
terecht is. Dat je daarmee meer goed doet dan kwaad. De engeltjesmaaksters en al die
dingen, dat men daardoor eigenlijk de mogelijkheid bood om dat voor iedereen mogelijk te
maken en niet voor alleen de rijke mensen die bij een privé-gynaecoloog konden gaan. Dat is
een beetje... Die zaken denk ik, hebben wij echt altijd heel sterk in de verf gezet en terecht.
Dat was ook zo. In de verf gezet... En ik denk dat dat ook naar de publieke opinie echt wel
belangrijk geweest is. Want, iedereen in die tijd, ik kom uit een ongelooflijk katholiek gezien,
maar iedereen wist dat dat die dingen gebeurden. Alleen werd daar niks over gezegd en
- 130 -
waren er twee kanalen en ook dat wist men. In het ene kanaal van de engeltjesmaaksters,
wist men ook dat er heel grote problemen waren of konden zijn tot en met dood als gevolg.
Dus vanuit die visie denk ik dat als mensen zo dat dan zagen, dat zijn mensen die daar echt
wel op een serieuze manier en voor iedereen het willen mogelijk maken. Zonder effectief te
zeggen 'we zijn daar voor', dat niet. Maar het aanvaarden, dat denk ik wel. Ik denk dat we
altijd die weg hebben gewandeld, om dat eigenlijk duidelijk te maken. Het Kollektief was
eigenlijk ook heel duidelijk binnen de vrouwenemancipatie gesitueerd. Er waren een aantal
mensen van Dolle Mina, die echt heel extreem waren, maar goed. We hebben nooit een
extreem standpunt ingenomen, maar dat kaderde wel in onze manier van denken dat de
vrouw kon beslissen. Gans die emancipatiegolf, die speelde wel mee natuurlijk.
(28:40) De zaak tegen dokter Peers bijvoorbeeld, die lokte heel wat commotie los bij de
publieke opinie, wat abortus deels ook uit de taboesfeer haalde. Zou u dit ook kunnen
zeggen over het monsterproces?
Ik denk dat dat voor Vlaanderen wel zo is ja. Maar mede in de golf van al datgene wat er al
gebeurd was. Ik denk, moest dat het eerste geweest zijn, dat weet ik niet... Je kunt niet zeggen
dat het proces ervoor gezorgd heeft dat alles veranderd is, dat zeker niet. Het was wel een
belangrijke schakel om het denk ik effectief te doen keren, zoals Hubinont denk ik belangrijk
geweest is voor de anticonceptie-wetgeving, denk ik dat de VUB en wij belangrijk geweest
zijn, de processen, voor de wetgeving. Men moest iets doen [legt nadruk op ‘moest’]. Dat was
mede natuurlijk door het feit van ook dat dat gedoogbeleid, de procureurs-generaal, al die
dingen hingen samen. Men stond erop dat er iets moest... Er moest wetgeving komen, dat
had niks met het Kollektief te maken.
(30:05) Heel wat maatschappelijke debatten worden vaak gevoerd in de media. Denkt u dat
het ten tijde van het monsterproces noodzakelijk was om eigenlijk die media in die
abortusproblematiek te betrekken om op die manier een publiek en hopelijk ook een
parlementair debat op gang te brengen?
Ja, maar ik heb al gezegd daarjuist denk ik, er was een groot verschil denk ik, met hoe men
daar in de VUB en in Wallonië mee omging en hoe dat wij daarmee omgingen. Omdat wij
meer vanuit dat principiële en niet vanuit het individu zo in de media moet een standbeeld
krijgen. Dat ligt moeilijker. Die ervaring heb ik wel. Ik weet, ik heb meer interviews gegeven
voor de Nederlands en Franse televisie dan voor de Vlaamse. Die zaten daar meer op [lacht].
Om dat te volgen, dat is echt waar. En ook misschien, omdat wij ons, zeker in het begin, ons
nogal individueel gedeisd hielden. Als er naar media dingen gebracht worden, dan was dat via
- 131 -
een persbericht, een algemeen, zo van die dingen, of via de advocaten. Voor zover ik mij kan
herinneren.
(31:44) En dan in 1990 had je dan uiteindelijk de wet Lallemand-Michielsens. Was dat het
gewenste resultaat voor het Kollektief en breder de abortusbeweging?
Het gewenste resultaat? Zeker niet. Dat was wel compromis-resultaat, omdat we
waarschijnlijk in die tijd niet meer konden bereiken dan dat, namelijk dat het niet meer
strafbaar was als het voldeed aan een aantal criteria. En criteria, waar dat wij echt wel achter
stonden, omdat het eigenlijk op basis was van de manier waarop dat we, zowel in Vlaanderen
in de abortuscentra als in Wallonië, in de abortuscentra veel... Ik denk dat er daar ongeveer
16 of 17 waren, als ik mij goed herinner. En die waren meestal ook gelinkt aan CGSO's, aan
Centra voor Geestelijke Gezondheid. Seksuele Voorlichting, bij ons was dat anders. Bij ons is
dat ook van in het begin opgesplitst gewoon. De discussie die ook een beetje leefde bij ons,
moet abortus uit het strafrecht of niet? Ikzelf ben een ongelooflijk grote voorstander om het
uit het, toen ook al, uit het strafrecht te houden. Zeker uit het strafrecht, omdat het een
strafrecht is dat binnen familiale planning hoort. Dat is nu recent ook weer aan bod gekomen,
dat er weer een wetsvoorstel, dat maakt geen schijn van kans natuurlijk, maar goed [lacht].
Het blijft wel mee op de agenda staan. Nee, voor mij persoonlijk was dat een desillusie. We
zijn natuurlijk wel blij dat er iets is en dat de manier waarop dat het gebeurt ook goed is, dat
het niet in handen van privé-gynaecologen terecht kwam, dat het een gedragen
gemeenschappelijk iets was. Maar dat had ook zijn nadelen. En het feit van dat het effectief
ook in de strafwet bleef staan. Dat is het grote verschil met anticonceptie, waar dat men het
eruit gehaald heeft. Bij abortus heeft men dat niet gedaan. En heeft men nadien nog een keer
een bijkomend Koninklijk Besluit, als ik mij goed herinner, ik denk niet dat het een wet is, om
een verplichte registratie en een abortuscommissie en al die toestanden. Dat was nog een
keer bij het compromis dat men dat ook wou. Dat is nu ook weer actueel dat dat niet meer
werkt. De Block zal dat weer in gang moeten steken. Ze hebben er alles voor gedaan om het
niet meer te doen werken. Dat toont ook weer, het blijft toch iets dat in de geesten van
religieuze mensen dan voornamelijk aanwezig blijft als een speer of strijdpunt om zich te
profileren. Want als je naar de mensen zelf kijkt, ik zit nog altijd in de Algemene Vergadering,
heel lang in de Raad van Bestuur gezeten. De populatie die je hebt, dat is de Vlaamse
bevolking, dat komt daar zo mee overeen. En je ziet die ook dan evolueren in de manier
waarop dat ze denken rond godsdienst en dat we dat altijd geregistreerd hebben. Maar goed,
ik denk dat... De meeste mensen waren heel blij. Dat was maar een kleine groep die minder
blij was, waartoe dat ik behoorde, omwille van dat... En nu kan je zeggen, in de praktijk maakt
dat weinig verschil waarschijnlijk. Dat onderzoek dat men nu gedaan heeft, bijna 3/4 van de
mensen weten zelfs niet meer dat dat in de strafrecht staat. Ik denk nog altijd dat dat mede
- 132 -
verantwoordelijk is om abortus ook als een taboe te ervaren. Ik denk moest het niet binnen
de strafwet staan, dat het gemakkelijker zou zijn... Het zal altijd een beetje een taboe, denk
ik, blijven omdat het binnen de intimiteit zit van een gezin en van een relatie en zo van die
zaken. Over anticonceptie wordt er ook... Toch niet zo. Maar het zou wel helpen als het
strafrechtelijke taboe weg is. Dat was mijn, niet alleen mijn, maar van een aantal mensen de
visie daar rond.
(36:35) Dus, u denkt dat het taboe rond abortus nog niet volledig doorbroken is?
Nee, zeker niet hoor. Ik moet zeggen, dat heeft niet alleen met de wetgeving... Allé een stuk
daarmee denk ik te maken, maar het heeft ook iets te maken met wat dat betekent binnen
een relatie, binnen een gezin. Daar gaat het over dan denk ik.
(37:01) Oké. Dat waren mijn vragen.
- 133 -
Bibliografie
Onuitgegeven bronnen
Amsab-archief
Abortuscentrum Kollektief Anticonceptie Gent
Doos 5, dossier betreffende de oprichting 1979
Brief aan het bestuur van het Belgisch Staatsblad, te Gent 23 september 1980
Doos 5, dossier betreffende de statuten 1979
Persmotie
Doos 2, dossier betreffende het Collectief Anticonceptie (1987-1990)
Privé-archief Rein Bellens
Arrest Hof van Beroep van Antwerpen 15.05.1992
Map Cassatie/Hof van Beroep Antwerpen 1988-1992
Brief van KAC aan media-kanalen (onbekend), te Gent 3 februari 1988
Map persconferenties
Brief van Vrienden Van het Kollektief Anticonceptie, te Gent 9 september 1987
Map persconferenties
Nota’s Rein Bellens bij pleidooien advocaten
Map Raadkamer & Correctionele 1985-1988
Persbericht 08.04.1992, “Abortusproces Gent - Hof van Beroep Antwerpen.
Verdediging pleit ‘strafvordering onontvankelijk’”
Map persconferenties
Persbericht 15.05.1992
Map persconferenties
- 134 -
Persconferentie 12.02.1988
Map persconferenties
Persconferentie 30.04.1986
Map persconferenties
Persconferentie 18.09.1987, “Strenge wetten, milde rechters: neen”
Map persconferenties
Persconferentie: deel 5: Abortus in België - Een politiek probleem
Map persconferenties
Persconferenties en persmededelingen
Map Cassatie/Hof van Beroep Antwerpen 1988-1992
Samenvatting persconferentie 12.06.1985, Kollektief Anticonceptie
Map persconferenties
Brief aan Lode Bostoen De Standaard, 05.05.1988
Map persconferenties
Mondelinge bronnen
Verhoeven Lori. Eigen interview met Frans Van Acoleyen afgenomen te Zelzate (Groenplein)
op 04/04/2018. Zelzate, 04/04/2018.
Verhoeven Lori. Eigen interview met Greta Craeymeersch afgenomen te Gent (Kwartelstraat)
op 20/04/2018. Gent, 20/04/2018.
Verhoeven Lori. Eigen interview met Marc Cosyns afgenomen te Gent (Corneel Heymanslaan)
op 22/05/2018. Gent, 22/05/2018.
Verhoeven Lori. Eigen interview met Rein Bellens afgenomen te Gent (Koninging Fabiolalaan)
op 17/04/2018. Gent, 17/04/2018.
- 135 -
Tijdschriften en kranten
Bellens, Rein. “Tien jaar abortuswet, een evaluatie.” De Standaard. 03.04.1990.
Colle, Marijke. “Hoe zit dat nu met die abortusprocessen?” Rood. 28.01.1982. RoSa.
Colle, Marijke. “We leven in een volledige absurde en onzekere situatie. Abortusproces.”
Rood. 21.10.1986. RoSa.
De Morgen. “Het monsteronderzoek in Gent.” 13.06.1985. AVG, Archief Lydia Deveen De
Pauw; open brieven, standpunten, oproepen tot acties, petities, etc.
De Morgen. “Meerderheid dient wetsvoorstel in om abortus uit strafwet te halen.”
03.07.2018. Geraadpleegd op 25.07.2018. http://www.demorgen.be.
D.E.L.. “Wij gaan door.” De Morgen. 13.02.1988. AVG, Archief Liliane Versluys; persknipsels
betreffende abortusprocessen in België.
Deneckere, Martine. “Het verdriet van de politiek. Abortus-centra in Vlaanderen.” Links.
29.06.1985. AVG, Archief Lydia DeVeen De Pauw; open brieven, standpunten, oproepen tot
acties, petities, etc.
D.E.S. “Vrijspraken abortusproces: noodsituatie werd erkend.” De Morgen. 13.02.1988.
Dequeecker, Ida. “Abortus is strafbaar, de wet wordt toegepast. Eerste abortusvonnissen
geveld.” Rood. 14.10.1982. RoSa.
Dequeecker, Ida. “Hoe mobiliseren tegen de processen? Een discussie in de abortusstrijd.”
Rood. 11.11.1982. RoSa.
- 136 -
E.D.K. “Gentse rechtbank spreekt 50 betichten vrij in abortusproces. Op grond van verjaring,
gebrek aan bewijs en noodtoestand.” De Gentenaar. 14.02.1988.
Justaert, Marjan. “Kritiek op abortusakkoord neemt toe.” De Standaard. 09.07.2018.
Geraadpleegd op 25.07.2018. http://www.standaard.be.
Rotthier, Rudi. “Het monsteronderzoek in Gent.” De Morgen. 13.06.1985. AVG, Archief Lydia
Deveen De Pauw; open brieven, standpunten, oproepen tot acties, petities, etc.
V.D., Z. “Pioniers ‘Geneeskunde voor het Volk’ gevierd.” Het Nieuwsblad. 17.03.2014.
Geraadpleegd op 27.07.2018. http://www.nieuwsblad.be.
Yamin, Kafil. “Abortus massamoordenaar in Indonesië. Ondeskundige en barbaarse methode
eisten vorig jaar 750.000 tot één miljoen doden.” De Morgen. 11.01.2000.
Websites
Onbekend, “Specifieke raadplegingsmodaliteiten.” Rijksarchief. Geraadpleegd op 11.02.2018.
http://www.arch.be/index.php?l=nl&m=over-ons&r=wat-bewaren-we&sr=specifieke-
raadplegingsmodaliteiten&p=federale-instellingen#1.
Goovaerts, Lore en Anke Stefens. “Carlier, Bob (1931-1990).” UGentMemorie. Geraadpleegd
op 27.07.2018, http://ugentmemorie.be/personen/carlier-bob-1931-1990.
Literatuur
Bakker, Nelleke en M.J. Schwegman. “Vroeger was alles anders. De bijdrage van Oral History
aan vrouwenstudies.” Tijdschrift voor vrouwenstudies 2, nr. 1 (1981): 69-81.
- 137 -
Carlier Bob, Fred Deven en Monika Triest. Toen seks vies was en de lucht nog schoon.
Zedelijkheid en zinnelijkheid in Vlaanderen 1960-1990. Gent: CGSO, 1990.
Celis, Karen. “Abortus in België, 1880-1940.” Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis
26, nr. 3-4 (1996): 201-40.
Celis, Karen en Gily Coene. “Nog altijd een vrouwenrecht? Belgische voor- en tegenstanders
van abortus 25 jaar na de wet.” Brood & Rozen 20, nr. 4 (2015): 4-25.
Clawson, Rosalee A. en Zoe M. Oxley. Public opinion. Democratic ideals, democratic practice.
Washington D.C.: CQ Press, 2008.
Coene, Gily en Sophie Bollen, eds. Nog altijd baas in eigen buik? Een kritische doorlichting van
de Belgische abortuswetgeving en -praktijk. Brussel: VUBPress, 2013.
Coenen, Marie-Thérèse, Denise Keymolen en Miet Smet. Stap voor stap: geschiedenis van de
vrouwenemancipatie in België. Brussel: Kabinet van de Staatssecretaris voor
Maatschappelijke Emancipatie, 1991.
Cosyns, Marc. “Abortus als anticonceptie: ‘lust zonder last, kinderen als ’t ons past.” Antenne
(2009): 9-13.
Das, Mitra. “Social movements, social change, and mass communication.” International
Review of Modern Sociology 11 (1981): 127-43.
Decock, Anne-Marie. “Feminisme als aspect van sociale verandering.” Masterproef,
Universiteit Gent, 1980.
De Coninck, Rik. “Het archief van Rein Bellens.” Brood en Rozen 1 (2007): 68-9.
- 138 -
De Coninck, Rik. “Plaatsingslijst van het archief van Marc Laquière.” Amsab-Instituut voor
Sociale Geschiedenis (2012).
Dedrie, François. “Het taboe op abortus gezien vanuit de praktijk van de abortuscentra.”
Ethische Perspectieven 26, nr. 4 (2016): 270-3.
De Groote, Janneke. “Van ‘baas in eigen buik’ tot de Riziv-conventie. De geschiedenis van de
Gentse abortusbeweging en het Kollektief Antikonceptie: 1970-2002.” Masterproef,
Universiteit Gent, 2006.
De Keyzer, Diane. De engeltjesmaaksters. Abortus toen het niet mocht. Leuven: Uitgeverij Van
Halewyck, 2009.
De Metsenaere, Machteld. “Het belang van de abortusstrijd voor de vrouwenbeweging en de
impact van de wetswijziging op de levens van vrouwen.” Nieuw Tijdschrift van de Vrije
Universiteit Brussel 13, nr. 3 (2000): 28-39.
Deneckere Gita. Uit de ivoren toren. 200 jaar Universiteit Gent. Gent: Academia Press, 2017.
Dequeecker, Ida en Kitty Roggeman. “Feminisme in Vlaanderen. Op zoek naar de identiteit
van het Vlaams feminisme van de tweede golf.” RoSa 11, nr. 4 (2005): 1-7.
De Smit, Katrijn. Hoe dol was Dolle Mina? De geschiedenis van de Dolle Mina’s in Vlaanderen.
Gent: Academia Press, 2006.
De Vogelaere Nancy. “De Belgische abortuswet van 3 april 1990. Evolutie en politiek-
maatschappelijke gevolgen.” Masterproef, Universiteit Gent, 2000.
- 139 -
De Vos, Veerle. “Abortus.” Schamper, nr. 325 (1995): 10-1.
De Weerdt, Denise en Wis Geysen. “De historiografie van feminisme en vrouwenbeweging.”
Brood en Rozen 1, nr. 3 (1996): 27-41.
De Wever, Bruno, Björn Rzoska en Sven Steffens. “Mondelinge bronnen.” In Bronnen voor de
studie van het hedendaagse België 19e-20e eeuw, uitgegeven door Guy Vanthemsche en
Patricia Van den Eeckhout, 1413-27. Brussel: Koninklijke commissie voor de geschiedenis,
2017.
De Wever, Bruno, Charlotte Crul, Björn Rzoska en Pieter François. Van horen zeggen:
mondelinge geschiedenis in de praktijk. Schaarbeek: Vlaams Centrum voor Volkscultuur, 2005.
De Wever, Bruno, Pieter François en Björn Rzoska. Gestemd verleden: mondelinge
geschiedenis als praktijk. Brussel: Vlaams Centrum voor Volkscultuur, 2003.
De Wolf, Philippe. “Theoretische en praktische problemen van mannelijk feminisme: de strijd
voor het recht op abortus in Frankrijk (1970-1975).” Tijdschrift voor Genderstudies 15, nr. 1
(2012): 32-44.
Ducheyne, Frederika. “Abortus en anticonceptie in het interbellum: een verkenning.”
Masterproef, Universiteit Gent, 1986.
Gluck, Sherna. “What’s so special about women? Women’s oral history.” Frontiers: a Journal
of Women Studies 2, nr. 2 (1977): 3-17.
Hooghe, Marc. “De liberalisering van abortus als strijdpunt in de Belgische politiek 1971-
1990.” Res Publica 32, nr. 4 (1990): 489-504.
- 140 -
Hooghe, Marc. “De organisatiestructuur van de Vlaamse vrouwenbeweging.” Sociologische
Gids 41, nr. 2 (1994): 144-61.
Klandermans Bert en Sjoerd Goslinga. “Media discourse, movement publicity, and the
generation of collective frames: theoretical and empirical exercices in meaning construction.”
In Comparative perspectives on social movements, uitgegeven door Doug McAdam, John D.
McCarthy en Mayer N. Zald, 312-337. Cambridge: Cambridge University Press, 1996.
Marques-Pereira, Bérengère. L’avortement en Belgique: de la clandestinité au débat politique.
Brussel: ULB, Institut de Sociologie, 1989.
McBride Stetson, Dorothy. Abortion politics, women’s movements, and the democratic state.
A comparative study of state feminism. Oxford: Oxford University Press, 2003.
McCarthy, John D., Jackie Smith en Mayer N. Zald. “Accessing public, media, electoral, and
governmental agendas.” In Comparative perspectives on social movements, uitgegeven door
Doug McAdam, John D. McCarthy en Mayer N. Zald, 291-311. Cambridge, Cambridge
University Press, 1996.
McCarthy John D. en Mayer N. Zald. “Resource mobilization and social movements: a partial
theory.” In Social movements. Reader, uitgegeven door Vincenzo Ruggiero en Nicola
Montagna, 105-17. New York: Routledge, 2008.
Meyer, David S. “How social movements matter.” Fall 2, nr. 4 (2003): 30-5.
Morbé, Eric. De abortuswet en de evaluatiecommissie: schets van de totstandkoming. Heule:
UGA, 2004.
- 141 -
Need, Ariana, Wout Ultee en Mark Levels. “Meningen over abortus in West-Europa, 1981-
2000.” Mens en Maatschappij 83, nr. 1 (2008): 5-22.
Outshoorn, J.V. “Vrouwenbewegingen in internationaal perspectief.” Rede aan de
Universiteit Leiden op 27 november 2009.
Philippe, Jo. Dagboek van een dokter. Omtrent abortus. Berchem: EPO, 1985.
Rose, Sonya O. What is gender history? Cambridge: Polity Press, 2010.
Sangster, Joan. “Telling our stories: feminist debates and the use of oral history.” Women’s
History Review 3, nr. 1 (1994): 5-28.
Scheys, Micheline. “Inleiding.” In Abortus. Rapporten en perspectieven omtrent
vrouwenstudies, uitgegeven door Micheline Scheys, 11-9. Brussel: VUBPress, 1993.
Scott, Joan W. “Gender: A useful category of historical analysis.” The American Historical
Review 91, nr. 5 (1986): 1053-75.
Stefens, Anke. “Op de barricade voor de seksuele emancipatie. Het engagement van
professoren en studenten van de Gentse universiteit vanaf 1969.” Masterproef, Universiteit
Gent, 2015.
Tarrow, Sidney George. Power in movement: social movements and contentious politics.
Cambridge: Cambridge University Press, 1999.
Tilly, Charles. Contentious performances. Cambridge: Cambridge University Press, 2008.
- 142 -
Trommelmans, Wim, Lieve Blanquaert en Ria Goris. Vlaanderen vrijt! 50 Jaar seks in
Vlaanderen. Leuven: Van Halewyck, 2006.
Tuypens, Dirk. “Lucie Van Crombrugge: ‘kiezen voor abortus is net zo verantwoord als kiezen
voor een kind’.” Solidair. Geraadpleegd op 23.05.2018. http://www.solidair.org.
Van Ijzendoorn. “De navolgbaarheid van kwalitatief onderzoek I: methodologische
uitgangspunten.” Nederlands Tijdschrift voor Opvoeding, Vorming en Onderwijs 4, nr. 5
(1988): 280-88.
Van Ijzendoorn en S. Miedema. “De kwaliteit van kwalitatief onderzoek.” Pedagogische
Studien 63 (1986): 498-505.
Van Klinken, J. “Men moet niet vergeten dat achter gans die abortuszaak een enorme macht
werkzaam is. Grootste abortusproces dat onze zuiderburen beleefd hebben is aanstaande.”
Reformatorisch Dagblad (1987): 5.
Van Mechelen, Renée. Uit eigen beweging: balans van de vrouwenbeweging in Vlaanderen,
1970-1978. Leuven: Kritak, 1979.
Van Molle, Leen. “De nieuwe vrouwenbewegingen in Vlaanderen, een andere lezing.”
Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis 34, nr. 3 (2004): 359-97.
Vrancken, Carine. “Abortus uit de stafwet.” Viva-svv. Geraadpleegd 28.05.2018.
http://www.viva-svv.be.
Wiercx, Joke. “Op zoek naar de vrouwenbeweging in Vlaanderen: activiteiten en strategieën
vandaag en morgen.” Paper aan VUB-vakgroep Politieke Wetenschappen (2004): 1-25.
- 143 -
Willems, Bart. Algemene beschrijving van het Archief van het Hof van Beroep van Antwerpen.
Antwerpen: Archief van het Hof van Beroep van Antwerpen, 2015.
Witte, Els. “De liberalisering van de Abortus-wetgeving in België (1970-1990).” In Abortus.
Rapporten en perspectieven omtrent vrouwenstudies, uitgegeven door Micheline Scheys, 21-
102. Brussel: VUBPress, 1993.
Witte, Els. “De rol van dr. Peers in het politieke besluitvormingsproces rond de liberalisering
van abortus (1970-1973).” Nieuw Tijdschrift van de Vrije Universiteit Brussel 13, nr. 3 (2000):
13-27.
Yow, Valerie Raleigh. Recording oral history. Thousand Oaks: Sage Publications, 1994.
- 144 -
Lijst met afkortingen
BOB: Bewakings- en Opsporingsbrigade
CGSO: Centrum voor Geboorteregeling en Seksuele Opvoeding
CM: Christelijke Mutualiteit
CSV: Centrum voor Seksuele Voorlichting
CVP: Christelijke Volkspartij
Gacehpa: Groupe d’Action des Centres Extra-Hospitaliers Pratiquant des Avortements
KAC: Kollektief Anticonceptie
PAG: Pluralistische Actiegroep voor gelijke rechten voor man en vrouw
SEP: Staatscommissie voor Ethische Problemen
STIMEZO: Stichting Medisch Verantwoorde Zwangerschapsonderbreking
ULB: Université Libre de Bruxelles
VOK: Vrouwen Overleg Komitee
VUB: Vrije Universiteit Brussel