35

Home - 't Web

  • Upload
    others

  • View
    1

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Studiedag

'PMT bij agressi~regulatieproblematiek bij LVB jongeren

met agressieproblematiek'

Al enige tijd geleden is er op de PMTinfosite een forum gestart genaamd"agressieregulatie bij LVG kinderen enjongeren." Naar aanleiding van de veleenthousiaste reacties van mensen diegeïnteresseerd waren in dit onderwerp,is het idee ontstaan om een studiedagte organiseren m.b.t. dit onderwerp. Erbleek veel behoefte aan kennisuitwisse-ling over mensen met een licht verstan-delijke beperking (LVB) met agressiepro-blematiek. Wij; Robbert Otte, Pim Hoek,Els Murris en Renske van het Kaar, zijn bijelkaar gekomen en aan de slag gegaanmet de organisatie. En jawel .....het re-sultaat was daar: op 7 juni 2010 vond opde hogeschool Windesheim te Zwollede studiedag "PMT bij agressieregulatieproblematiek bij LVG jongeren" plaats.

PMT-ers bij elkaar brengen die met mensenmet een licht verstandelijk beperking enagressieproblematiek werken.Kennis bij elkaar brengen, vergroten van deuitwisseling. Voorkomen dat ieder apart 'hetwiel' uit moet vinden, door het uitwisselenvan kennisDe werkw~jze van PMT-ers bij cliënten meteen LVB en agressieproblematiek meer uni-form maken, zodat het ook eenduidig te ver-antwoorden is wat PMT-ers bijdragen in debehandeling.Een aanzet maken tot het schrijven van eenmodule over clienten met een licht verstan-delijke beperking en agressieproblematiek,

waarover consensus bestaat bij psychomo-torisch therapeut, die werken met deze doel-groep.Ideeën uitwisselen, in de richting van de toe-komst, zoals de mogelijkheden tot onderzoeknaar deze module.

30 enthousiaste PMT-ers uit het werkveld drup-pelden 's ochtends, veelal na een lange reis, deCalo kantine binnen. Met een kop koffie in dehand kon er eerst nog rustig geluisterd wordennaar het openingswoord van Pim Hoek. namensde organisatie. Maar al snel bleek dat er van stil-zitten geen sprake was. Annemat Collot d'Escurygaf een Workshop "Agressie bij Licht Verstande-lijk Beperkte jongeren" en zette direct ieder ingroepjes uiteen met de opdracht te beschrijvenop welke manier de verschillende psychomoto-risch therapeuten werken met deze doelgroep enwat zij belangrijk vinden in het werken rondomhet thema agressieregulatie. De bevindingenvan de verschillende groepjes werden op pa-pier gezet en verzameld. Ondanks dat iedereenmisschien net even anders werkt, waren er tochopvallend veel overeenkomsten tussen de werk-wijze van de verschillende psychomotorisch the-rapeuten. Met betrekking tot het werken rondomdit thema werd 'waarnemen' vooral belangrijkgevonden. Het waarnemen komt terug in 'hetherkennen van lichaamssignalen', 'het herken-nen van emoties bij jezelf en bij de ander' en 'hetherkennen van je eigen grenzen en die van eenander'. Daarnaast werd 'het aanleren van gedrag-salternatieven' ook vaak genoemd.

Annemat Collot d' Escury heeft ons in haar work-shop meegenomen naar de wereld van de LVB

jongere. Er werd besproken welke agressie wevoornamelijk zien bij Licht Verstandelijk Beperktejongeren en aan de hand van een aantal stappenwerden de eigenschappen van een LVBjongereverduidelijkt. Bij LVBjongeren zien we vooral re-actieve agressie. "Bij reactief agressieve kinderenwordt agressie opgewekt door de inschatting vanhet kind van de slechte bedoelingen van de ander.De agressie is meer het gevolg van frustratie eneen gebrek aan inzicht en (zelf}controle.De stappen die, in de presentatie aan de handvan verschillende onderzoeksresultaten, werdenbesproken waren aandacht, selectie/encoderen,interpretatie, emotie, genereren van respons,kiezen van respons, uitvoeren van respons enevalueren van respons.Opvallend is dat LVBjongeren een taak lang volkunnen houden, maar dat zij bij 'verdeelde aan-dacht' en 'selectieve aandacht' aanmerkelijk la-ger scoren, dan niet-LVB jongeren.Bij selectie/en coderen en interpreteren komtnaar voren dat LVB jongeren beperkte vermo-gens tot Theorie of Mind hebben, waardoor zezich maar heel beperkt kunnen inleven in wat eenander denkt of voelt. Daarnaast hebben LVBjon-geren ook moeite in het laten zien, het uitbeeldenvan emoties en herkennen deze maar moeilijk bijde ander.Ook kunnen LVBjongeren moeite hebben met deinschatting van een (conflict)situatie. Daarnaasthebben deze jongeren een verminderd vermo-gen tot het inzetten van adequate oplossingen enmissen zij als het ware een cognitieve rem. Doormiddel van resultaten van verschillende testenen onderzoeken heeft Annemat Collot d'Escuryinzichtelijk gemaakt dat agressie een mogelijkgevolg kan zijn en significant vaker voorkomt bijLicht Verstandelijk Beperkte jongeren.

Na de presentatie van Annemat Collot d'Escuryheeft Maurits Uijting een inleiding gegeven naaraanleiding van een stappen plan dat hij geschre-ven heeft en waarmee wij tijdens het middagpro-gramma de zaal in zouden gaan. "Stappen in debehandeling bij agressiehanteringsproblemenvan het type 'overcontro\' (oppotten/lange lont-jes) en 'undercontrol' (korte lontjes)" beschrijfteen tiental stappen vanuit een gedragstherapeu-tisch kader. De globale behandellijn voor beidetypes wordt door Maurits Uijting als volgt weergegeven. Aanvoelen >bewustwording >gedragsal-ternatieven. Voor de groep 'overcontrollers' zalde insteek zijn dat het oplossend vermogen wordtvergroot. Voor de 'undercontrollers' is vooral hetvergroten van, en gevoeliger maken met betrek-

Na het ochtenddeel en de lunch werd het tijd detheorie in de praktijk toe te passen. Praktischekennis van bewegingsactiviteiten en therapeuti-sche interventies konden in groepjes met elkaarworden gedeeld. Hierbij werden drie verschil-lende stadia van de behandeling gehanteerd, ge-baseerd op het stappenplan van Maurits Uiting:"waarnemen," "aanvoelen van verschillende varië-teiten van spanning" en "aanleren en oefenen vanop Iossingsvaard igheden."Met name het waarnemen van de spanning werdin letterlijkste zin van het woord toegepast. Daarwaar iedereen rustig begon, werden de activitei-ten later meer en meer op eigen niveau aange-past. Zo hebben we mensen over matten heenzien klimmen en d.m.v. trampolines meters delucht in zien vliegen.Het was mooi om te zien dat ieder groepje ideeënvan elkaar opdeed en samen tot een heel scalavan activiteiten kon komen.De groepjes kregen een invulformulier waarop zijkort de activiteit konden beschrijven en daarbijde rationale, de interventies en de attitude kon-den beschrijven. Zo is er een mooi pakket aanverschillende activiteiten ontstaan, passend bijde verschillende stadia van de behandeling.

Het Web, netwerkgroep rondom bewegen, heefthet met financiële steun mogelijk gemaakt dezesuccesvolle studiedag te organiseren. Door dezesteun was het mogelijk de inschrijfkosten laag tehouden, waardoor de toegang tot de studiedaglaagdrempelig werd. Hiervoor willen wij als orga-nisatie 't Web nogmaals bedanken.

Na de afsluitende borrel is er een aantal mensenopgestaan om samen een schrijfgroep te vormenmet als doel te beschrijven en te onderzoeken ofpsychomotorische therapie bij de Licht Verstan-delijk Beperkte jongeren een effectieve bijdragekan leveren in de behandeling van agressieregu-latie. Deze schrijfgroep bestaat nu uit Esther Hen-sen, Tina Bellemans en Pim Hoek. Om hun doel tebereiken zoeken zij op dit moment de samenwer-king met Annemat Collot d'Escury (Universiteitvan Amsterdam), het VOBC-LVG (behandelcentraLVG), het Expertisecentrum Forensische Psychi-atrie en de PMT-opleidingen. Verdere ontwik-kelingen zullen ook in dit tijdschrift beschrevenworden.

Estafetteloop

ade klas wordt verdeeld in S groepen van 6leerlingen

• er wordt een parcours uitgezet van in totaalongeveer 2S0m (dit hoeft niet per se een vijf-hoek te zijn op een sportveld, maar kan ook ineen park plaats vinden)

• bij startpunt A staan van elk team 2 leerlin-gen; één van deze leerlingen heeft een esta-fettestokje in zijn/haar hand

• bij de punten B t/m E staat van elk teamsteeds 1 leerling

Één leerling van elk team bij startpunt A heefteen estafettestokje in zijn/haar hand. Zodra hetstartsein is geweest, begint de eerste loper (deloper met het estafettestokje) van elk team bijstartpunt A te lopen naar de volgende leerlingvan zijn/haar team bij startpunt B. Daar geeftde eerste loper het estafettestokje door aan de

Loopa·ctiviteiten

tweede loper die bij punt B staat. Deze leerlingherhaalt dit zelfde tafereel bij het volgende punt,etc. Het doel is om als team zo snel mogelijk delopers weer op de oorspronkelijke startpunten tekrijgen.

Je kunt dit een aantal keren per les herhalen. Ge-durende één omloop wordt door de leerlingen Skeer SOmgesprint. Dit is een interval training methoge intensiteit (anaeroob vermogen).

Aan het einde van de les ...• is de leerling in staat een sprint van SOmte

voltooien op zijn eigen maximale/optimalesnelheid;

• is de leerling in staat een aantal keren eensprint van SOmte voltooien (interval training)in één les;

• is de leerling in staat een estafette te lopenmet een vliegende wissel;

• is de leerling in staat zijn eigen startmomenten sprintsnelheid af te stemmen op de sprint-snelheid van de andere loper.

Als het goed gaat, dan ...• moet de aandacht meer komen te liggen op

het gelijkmatiger en efficiënter uitvoeren vande vliegende wissel, met het accent op defactoren tijd en tempo. Daarmee bedoelenwe: het juist inschatten van het moment vanvertrek, gebaseerd op de eigen sprintsnel-heid en de sprintsnelheid van de medeleer-ling;

• worden afspraken gemaakt over van welkehand in welke hand (dus links in rechts enrechts in links) gewisseld wordt van estafet-testokje;

• kunnen horden geplaatst worden in de looplijn;• kan er geoefend worden op een niet-visuele

wissel (navertrokken te zijn niet meer omkijken).

Als het nog niet zo goed gaat, dan ...• kan de sprintafstand teruggebracht worden

tot bijvoorbeeld 30m of 40m;• kan de aandacht bij het doorgeven van het

estafettestokje minder komen te liggen opeen gelijkmatige en efficiënte uitvoering,maar meer op een voor de leerlingen zo han-dig en snel mogelijke manier van wisselen;

• kan de loopbeurt worden doorgegeven doormiddel van een klap op de hand in plaats vanmet behulp van een estafettestokje;

• kan er voor gekozen worden om meer in ni-veauhomogene groepen te gaan werken,waarbij de sprintsnelheden van de lopersmeer bij elkaar liggen en daardoor makkelij-ker op elkaar af te stemmen zijn.

I&:G\l~@I?

• de klas wordt verdeeld in tweetallen• er is een grote ronde (600m) uitgezet waarbij

er meerdere plaatsen zijn om te werpen (i.v.m.veiligheid tijdens ophalen van de speren)

• bij de werponderdelen is een apart parcoursuitgezet voor de leerlingen die een bepaaldeafstand niet halen

• er is duidelijk aangegeven waar de wachten-de leerlingen moeten staan tijdens het wer-pen

• er is duidelijk aangegeven op welke baan ergeworpen kan worden (een andere baan iseven niet in gebruik i.v.m. het halen van desperen)

• er is een duidelijke plaats waar de sperenstaan t.O.V. de loopactiviteit i.v.m. de veilig-heid

Elk tweetal start op een andere plaats in de ron-de, zodat de kans op wachtrijen zo klein mogelijkis. Voorafgaand aan het lopen wordt er afgespro-ken hoeveel ronden er in totaal worden gelopen(voor 6 Vwo hebben we gekozen voor 6 ronden).Op een signaal beginnen alle tweetallen met lo-pen. Komt een tweetal bij het onderdeel speer-werpen, dan gaat 1 van het tweetal de speer wer-pen. Het werpen moet voldoen aan een aantalcriteria (afstand en richting). Deze criteria is voor

jongens en meisjes anders. Voldoet de worp nietaan de criteria, dan moet de leerling die heeft ge-worpen een extra {straf}ronde lopen. De leerlingdie niet heeft geworpen zorgt er voor dat de spe-ren worden opgehaald tijdens het lopen van zijnbuddy. Is de extra ronde afgelegd dan vervolgdhet tweetal het parcours. Bij het volgende puntwaar geworpen kan worden, wordt er gewisseldvan functie.

Mocht er niet voldoende ruimte zijn om een der-gelijk grote ronde uit te zetten en ook nog opmeerdere plaatsen speerwerpen aan te bieden,dan kan de ronde kleiner worden uitgezet enkunnen de speren mogelijk worden vervangendoor andere materialen om mee te werpen (bal,frisbee, kogel). Met deze wijziging kan deze ac-tiviteiten prima op kleinere sportvelden wordenaangeboden.

Mogelijk kan er ook gekozen worden om te wer-ken met de helft van de klas. De andere helft vande klas is op dat moment met een andere bewe-gingsactiviteit bezig (technisch onderdeel).

Het doel van deze activiteit is om door middel vaneen andere invulling toch een duurloop af te leg-gen van minimaal 3600 meter. Tevens zal de leer-ling met een goede techniek van werpen geenextra {straf} rondje hoeven te lopen.

Aan het einde van de les...• heeft de leerling geleerd zijn/haar tempo aan

te passen aan de afstand en aan het looptem-po van zijn buddy;

• heeft de leerling inzicht in wat het effect isvan een 'actieve rustperiode' (tijdens deze ac-tieve rust periode moet er een aantal sperenworden geworpen);

• heeft een leerling {ongemerkt} een behoor-lijke afstand gelopen (zeker de leerlingen dieminder begaafd zijn met werpen).

Als het goed gaat, dan ....• kan het parcours worden vergroot• kan er worden gekozen om meer ronden te

lopen• kunnen de criteria voor het werpen worden

aangepast• kan de strafronde worden aangepast (meer

druk, mogelijk meer spanning ...).

Als het niet zo goed gaat, dan ...• kan het totaal aantal ronden dat gelopen

dient te worden, worden verlaagd;• kan er een kleinere ronde worden uitgezet;• kan er met een ander 'werpinstrument' wor-

den gewerkt;• kunnen er makkelijkere criteria voor de worp

worden aangeboden.

Notulen ALV ft Web

an e>:igJesse Bussemaker, Stefan Zegers, Jorinke Vos,Herman Verveld, Siemon Beute & Hardy Heijmen.

geme c.Niek Hofman, Marédidakt (Henk Plant) & MarionKuh

Tij'19.30 - 22.00 uur

Loc tie.Kargadoor - Utrecht

2. Ingekomen stukkenEr zijn geen ingekomen stukken

3. MededelingenGeen mededelingen.

4. Notulen van de ALV gehoudenop 10 februari 2010

Punt 5: Gestreefd wordt naar uitbreiding van400 leden. Is niet behaald (348 nu). maar wezijn weer een beetje in de lift. Het bestuur on-derneemt de volgende actiepunten:• aanschrijven van de leden via mail• meer promotie• beleidsplan opstellen (is gebeurd, zie vol-gende punt)

5. Terugblik 2010 en vooruitblik 2011Meerjarenplan 2011-2014: terugblik en voor-uitblikHet bestuur heeft een beleidsplan opgesteld,waarin 2 speerpunten zijn opgenomen:• Relatiebeheer verstevigen, vooral met ei-gen leden, nieuwe leden en commissieleden .• De vereniging in ledenaantal laten groeien.

Activiteitencommissie: Sinds José afscheidheeft genomen, is het schip even zonderkapitein geweest. Inmiddels is Marieke inte-rim voorzitter, maar Mark neemt dit straksover en zal zich wellicht als zodanig ook bijhet bestuur aansluiten. De studiedag 'be-wegingsonderwijs in het speellokaal' heeftminder deelnemers getrokken dan ver-wacht. Als gevolg hiervan zijn de gemaaktekosten hoger dan er aan inschrijfgeld in bin-nengekomen. Het positieve is echter dat devakgroep Almere (Wiebe Faber) deze daggeadopteerd heeft. Jonge Werkers is eensucces en de Midzomerboomavond (Gijs Wil-lem van den Berg) was ook gelukt. De S&Bopleiding gaat in samenwerking met Alumnide studie3daagse organiseren. Wellicht eenvoorbeeld voor PMT en LO?

Communicatiecommissie: Via mail meldt Ro-salinda dat het lanceren van de vernieuwdeinternetsite nog steeds stagneert, maar hetpromomateriaal gereed is. Het bestuur moethet proces rondom de website goed evalue-ren.

Redactiecommissie: In 2010 zijn er maar 3nummers verschenen (laatste 4e nummeris het eerste nummer van 2011 geworden).Dit is teleurstellend, maar met nieuw bloedin de redactie (Jordi gestopt en versterkingvan Siemon Beute, Justus Beth en HermanVerveld, naast Jorinke Vos en Michel Warlich)zitten we nu op schema voor het uitbrengenvan 5 nummers! Het plan is om het laatstenummer een themanummer te laten wordenover gezondheid. Verder zal m.b.v. 'huisfo-tograaf' André Kruiswijk een archief wordenaangelegd en willen we ook alle Webjes latendigitaliseren t.b.v. de site.

Publicatiecommissie: Binnenkort verschijntde vernieuwde uitgave van BO in Speellokaalen ook een Methode Tikspelen van Zeno Swij-

tink. Hardy gaat kijken of het BAVO boek nogbijgedrukt moet worden en wil komen meteen stappenplan voor wat te doen bij nieuweideeën voor publicaties. (als aanvulling oppunt 7 Blik op de toekomst in het Beleidsplan2011-2014)

6. BestuurssamenstellingHerman Verveld (opleidingsdocent Calo) heeftsinds september 2010 het bestuur versterkt. Voor't Web betekent dit dat de belangrijke en nood-zakelijke relatie met de Calo hierdoor verder isaangehaald.

7. Financieel overzicht 2010 en begroting 2011Deze wordt ons overhandigd door Stefan en - zo-als gewoonlijk - met overzicht en deskundigheidtoegelicht. Algemene beeld: door minder activi-teiten, minder inkomsten en teren we meer in opons budget (ongeveer 6000,-). Hardy vindt hetwel zorgelijk dat de uitgaven voor het publicatie-fonds ruim overschreden wordt.

8. RondvraagSiemon: weliswaar geen vraag, maar merkt opdat hij zich thuis voelt!Herman: weten jullie dat er op internet (gezien inKVLO nieuwsbrief) een 'netwerk in beweging' isgesignaleerd?

9. SluitingOmstreeks 21.00 uur sluit de voorzitter Jesse deveredelde 'bestuursvergadering' en neemt onsmee voor een afsluitende borrel!

I

I

I

I

I

I

I

I

I

I

II

I

t

Een groep VO-docenten is bezig met hetsamenstellen van bewegingsonderwijs-lessen die vooral geschikt zijn voor debrugklas. In het tijdschrift zal geregeldallerlei activiteitsbeschrijvingen geplaatstworden. Vier activiteiten vormen sameneen les, maar de activiteiten kunnen na-tuurlijk ook in een andere lessamenstellinggebruikt worden.

Het bijzondere van deze lessenreeks is datgezocht is naar een aansluiting met het ba-sisonderwijs (en minder naar een aansluitingmet het bovenbouwlessenplan).Welke activiteiten vinden kinderen in groep8 leuk om te doen en hoe kunnen we die ac-tiviteiten in een VO-jasje stoppen, zodat hettoch wat anders lijkt. We hopen met dezelessenreeks op de volgende leerwinst:

alle kinderen kunnen direct op eigenniveau deelnemen (alles lukt)

- kinderen leren op een speelse wijze (ineen nieuwe groep) met elkaar samen tewerken.

- Kinderen kunnen bij deze eenvoudigeactiviteiten leren om aanpassingen temaken op eigen niveau.

- De docent krijgt de gelegenheid om dekinderen te observeren tijdens activitei-ten die niet nieuw voor ze zijn.

We hopen met deze lessenreeks hetbewegingsonderwijs in het eerste half jaarvan de brugklas tot een feestje te makenl

Marieke Beuving, Joris Houben,Chris Hazelebach, Gerard Top, BasWaaijer en Inge van Renssen

E n lessenree vo~r brug la p

Voetbal: Mikken

g00 o~ o~

- 16 hoedjes waarmee 8 goaltjes van 1.5 meterbreed worden gemaakt

- 4 voetballen- Veld van 15 bij 15 meter

Extra:- Pion- Geellintje(gouden medaille)

Ga naast je goaltje staan en schiet de bal recht-door zodat de bal in het goaltje van je tegenstan-der gaat.

Startregel- Wanneer je beiden klaar bent kun je beginnen.

FunctietregelsJe staat naast je goaltje wanneer je schiet.

- Je houdt de bal achter je goaltje tegen.

EindespelWie het eerst drie keer scoort heeft een punt.Wie het eerst 2 punten heeft, wint het spel. Hier-na speel je een wedstrijdje tegen iemand anders.

Wissel regels:Na een wedstrijdje mag je iemand anders uitda-gen.

De bal wordt tegengehouden.- De keeper moet achter zijn goaltje staan en

mag de bal niet voor het goaltje tegenhou-den.

Er wordt met de punt van de voet geschoten.Leg uit dat je op deze manier niet kunt richten.Zet de voet waarmee je niet schiet{standbeen)naast de bal en schiet met de binnenkant vande andere voet.

De bal blijft niet laag.Wanneer je het bovenlichaam naar achterhoudt gaat de bal omhoog, houdt je boven-lichaam dus wat naar voren.

Er wordt weinig gescoord.Zet de goaltjes dichter bij elkaar. Ongeveer 3van de 5 ballen moeten raak gaan.

Er wordt erg veel gescoord.- Laat de betere voetballers in een kleiner

goaltje mikken of met het verkeerde been.Je neemt de bal niet aan enspeelt de bal direct terug.

Wanneer beide spelers goed kunnen voetbal-len , nemen ze de bal niet aan, maar spelenzij de bal steeds direct terug.

Mik vanuit je eigen goaltje.- Je gaat niet meer naast je goaltje staan zodat

je rechtdoor kan schieten maar je mikt vanuitje eigen goaltje. Je schiet nu dus schuin.

Er kan een gouden medaille verdiend worden.- Wanneer je een partij gewonnen hebt mag je

een lintje(gouden medaille} pakken.Je speelt in teams tegen elkaar.

De leerlingen die aan dezelfde kant staanhoren bij elkaar en zijn een team en spelentegen de spelers aan de overkant.

Justus: Nederland wil in 2028 de Olympischespelen organiseren. Uit onderzoek blijkt dat ietsminder dan de helft van de bevolking zich daarondertussen ook wel in kan vinden. Men denktdat het goed is voor de economie, en dat ook debreedte sport er een impuls van zal krijgen.Hermanus: Ja, kennelijk moeten we mee in devaart der volkeren. Nederland dient bij de beste10 van de wereld te behoren. Waar denk jij datdie grootheidswaanzin van zo'n klein kikkerlandjevandaan komt?Justus: Nou ja, we zijn toch ook tweede gewor-den op het WK voetbal. En we kunnen goedzwemmen en hockeyen. Toch zegt de bevolkingwel bang te zijn dat het te veel geld gaat kostenen we straks met nutteloos grote stadions zittenopgescheept. Maar wie zegt eigenlijk dat we datallemaal willen?Hermanus: Ach, hoe kun je überhaupt een me-ning vormen over een evenement dat over 17jaarplaats moet gaan vinden? En net alsof die angstde leidraad is voor het niet meer zelf kunnen ofwillen nadenken. Waar is het lef gebleven om jevan je eigen verstand te bedienen?Justus: Je hoort toch wel vaak dat Olympischespelen een enorme economische impuls gevenaan een land. Maar of de bevolking daar nouzelf een keuze in heeft? Zouden we sowieso welzelf kunnen kiezen voor die spelen? Of wordenwe daar dus nu al in gemanipuleerd? Ik lees ooksteeds vaker over de discussie of we nou een ei-gen wil hebben of niet. Wat denk jij eigenlijk?Hermanus: Mijn eerste reactie is: nogal wiedesdat we een eigen wil hebben, waarom zouden weer anders over gaan discussiëren. Op het tweedegezicht doet deze gedachte nogal flauw en opendeurderig aan. Als ik er dieper over nadenk, gaik mee met het nieuwe neurale denken, die de

menselijk wil uiteindelijk herleidt tot afgevuurdeneuronen in ons ingewikkeld netwerk dat breinheet. Volgens Schwaab zijn wij zelfs ons brein!Justus: Ik moet zeggen dat ik soms ook wel ge-voelig ben voor die gedachte. Maar ik vind hetook eng. We zijn toch niet alleen maar zenuw-stroompjes?Hermanus: Natuurlijk niet, Schwaab en anderebreindenkers overdrijven de boel en trekken hetin een bijzonder rijk, maar weliswaar klein wereld-je. Het netwerk - en niet alleen die rondom be-wegen - is toch zeker veel groter dan dat plekjeonder je schedeldak?! Wellicht komen we er nietuit wat betreft de vrije wil, maar je kunt daarmeede keuzevrijheid toch niet ontkennen?Justus: Ook al zijn veel van onze keuzes misschienwel te verklaren. Om ze te voorspellen lijkt mevoorlopig uitgesloten. En dat we beïnvloed kun-nen worden is ergens misschien maar goed ook.Hermanus: Maar om het laatste woord te hebben,moet er iemand zijn die daar naar wil luisteren endaar op wil reageren, anders valt het gevolg vaneen dergelijke keuze weg in een diep gat en gaatde angst weer regeren, zoals we aan het beginvan deze dialoog hebben gemerkt. Het netwerk(zowel in kleine als in grote vorm) geeft toch dedoorslag en daarom zal jij je niet kunnen verwe-ren tegen de OS van 2028.

Dit is het laatste jaar dat de Calo hetmogelijk maakt om 'door te stappen'.Dat wil zeggen dat een afgestudeerdeLO'er, PMT'er of S&B'er in een verkorttraject een 2e bevoegdheid op de Calokan halen. Het traject drukte te zwaar opde begroting en een gelijkwaardige 2estudie binnen dezelfde opleiding moetje van het ministerie zelf gaan bekos-tigen. Voor een aantal studenten, diecombinaties zoekt binnen de Calo ofhet moeilijk vindt om te kiezen voor éénvan de drie opleidingen, is dit erg jam-mer dat deze regeling vervalt. In dezebijdrage, waarin zij elkaar interviewen,maken we kennis met vier 'geluksvogels',namelijk de allerlaatste doorstappers:Sjoukje Tolsma, Kevin van de Wassen-berg, Martijn Grolleman en Rob vanEgmond. Zie en lees het wellicht ook alseen open sollicitatie!

1. Stel jezelf eens voor.

ik ben Martijn Grolleman en ben 23 jaarjong en woon in het pittoreske plaatsje Elburg.Vroeger was mijn droom beroep: 'banketbakker'.Zoals u al kan merken is het nooit zover geko-men anders had ik wel in het banketbakkerstijd-schrift geschreven. Mijn hobby's/interesses lig-gen vooral op het gebied van sport en bewegenen het muziekvlak. Qua sport & bewegen vindik tennis erg leuk om te doen en doe dit al vanafmijn zesde levensjaar. Daarnaast ben ik elk jaarwel op de piste te vinden als snowboarder en inde zomer zeil ik graag. Qua muziek vind ik hetleuk om nieuwe muziekbandjes te ontdekken.

Doorstappers

Naast mijn studie werk ik in een zwembad alszwemleraar en als groepsinstructeur van ver-schillende groepslessen.

Mijn naam is Kevin van de Wassenberg,ben ook 23 en kom oorspronkelijk uit Veghel,maar ben nu samenwonend in Harderwijk. Vanjongs af aan zit ik al op atletiek, bij Athlos. In mijnjeugd vooral de meerkamp gedaan, als puber denadruk wat meer op het sprinten gelegd. Maar nuals twintiger is het meerkampen weer helemaalterug, want dat is toch het allermooiste van atle-tiek: alles doen en alles kunnen!

Ik ben Rob van Egmond en ben net als Ke-vin en Martijn ook 23 jaar. Ik ben geboren en ge-togen in het mooie Nijverdal. Sport heeft altijdmijn interesse gehad met voetbal als grootstepassie. Vanaf mijn vijfde ben ik hier fanatiekmee bezig. De laatste jaren ben ik naast actiefvoetballer ook vrijwilliger bij mijn voetbalclub.Hier geef ik trainingen en zit ik in de Activitei-tencommissie. Nadat ik nu bijna mijn hele levenop school heb gezeten en heb gestudeerd, staik te trappelen om in het echte werkveld aan deslag te gaan.

Ik ben Sjoukje Tolsma, 24 jaar jongen de enige vrouw in dit gezelschap. Ik bengeboren in Friesland en getogen in Friesland,Zuid-Holland en Drenthe. Qua sport heb ikwat meer geprobeerd dan de jongens. Ik hebaan kaatsen, voetbal, schaatsen, judo en jiu-jitsu gedaan. Momenteel doe ik aan hardlopenen fitness. Naast mijn studie werk ik bij BeverZwerfsport. Op dit moment ben ik aan het af-studeren en sta ik net als Rob te trappelen omnu echt aan het werk te gaan.

2. Waarom heb je in demiddelbare schooltijdgekozen om S&B enPMT te gaan studeren?

Martijn (5&B):De studie Sport & Bewegen staat voor veel be-ginnende S&B'ers in het thema: 'ik wil wel ietsmet sport doen, maar wil geen gymleraar wor-den'. Ik heb mede voor deze studie gekozen indie tijd, omdat ik het vooral leuk vond om voorkinderen activiteiten te organiseren die onge-dwongen waren. Toen ik moest beslissen watik wilde studeren, werkte ik op verschillendecampings als recreatiemedewerker en was ikleiding bij de plaatselijke scoutingvereniging.In die hoedanigheid leek het mij leuk om in ver-schillende werkvelden met sport en bewegenbezig te zijn voor en met verschillende doel-groepen.

Rob (5&B):Zoals ik al bij mijn vorige vraag heb aangegeven issport altijd mijn grote passie geweest. Daarnaastheb ik het organiseren van activiteiten ook altijderg leuk gevonden. Wel heb ik op het eind vande Havo erg getwijfeld of ik nou La of S&B wougaan studeren. Uiteindelijk heb ik gekozen voorS&B, omdat ik dacht dat hier meer afwisseling inzou zitten. Ik had verwacht om uiteindelijk bij eensportbond te gaan werken, zoals bij de KNVB ofNOC*NSF.

Kevin (5&B):Wat Martijn zei gaat voor mij helemaal op, ikwilde wel iets met sport, maar wilde niet voorde klas staan. Om toch naar de Calo te gaan wasde keuze voor sport & bewegen snel gemaakt.Ik stond volledig achter mijn keuze aangezien ikhet wel zag zitten om voor sportverenigingenen/of sportinstanties mooie plannen te schrij-ven. Wat de andere jongens ook zeggen is dathet vooral een zoeken was naar diversiteit bin-nen de opleiding en dat is precies wat S&B tebieden heeft.

5joukje (BPT):In het tweede of derde jaar van de middelbareschool heb ik een interesse test gedaan. In de uit-slag stond de PMT BA opleiding heel hoog. Toenik het verhaaltje door las, waarin stond wat de op-leiding inhield, was ik verkocht. Dat wilde ik doenals ik klaar was met de middelbare school.

Kevin:In het begin (propedeuse) was het erg diversmet veel praktijk en met de drie verschillendeopleidingen door elkaar. In het tweede jaar be-gon het toch al wel wat specifieker te worden.De praktijkuren gingen in aantal flink achteruiten werden anders ingezet. Mijns inziens was hetvoor de opleiding belangrijker om de theoriete beheersen: sportmanagement & organisatie,beleidsconstructie en ook een deel sportfiloso-fie. Deze kennis kon dan weer toegepast wordenin de stage. Deze stages heb ik altijd erg leukgevonden, de keuze was groot en divers. Ookhet voorbereidende werk zoals een motivatie-brief/sollicitatiebrief schrijven en op gesprekkomen bij de organisatie zijn voor mij erg waar-devol gebleken.

Rob:De eerste twee jaar heb ik het erg naar mijnzin gehad. Het eerste jaar was veel sportenen het tweede jaar werd veel ingezet op hetorganiseren van activiteiten. Vanaf het derdejaar mocht ik stage lopen. Ik heb toen drie da-gen in de week stage gelopen op een middel-bare school. Hier was mijn taak om activiteitenvoor de sportklassen te organiseren. Dit hebik als een leuke taak ervaren, maar hier kwamik ook veel in aanraking met het werkveld vande LO'er. Tijdens dit jaar werd ik hier steedsmeer enthousiast voor gemaakt. In het vierdejaar ben ik afgestudeerd bij de gemeente Hel-lendoorn op de afdeling Sportzaken. Tijdenshet derde en vooral het vierde jaar werd veelingezet op beleidsmatig werken. Hier kwam ikerachter dat ik toch meer een persoon van depraktijk ben. Wel heb ik de S&B opleiding alseen erg leerzame opleiding ervaren.

Martijn:Zoals Rob en Kevin al hebben aangegeven is heteerste jaar van de Calo erg divers en ben je voor-al met je eigen vaardigheid bezig. In het tweedejaar kregen we voor mijn gevoel pas echt temaken met S&B. Vakken als beleidsconstructie,sportmanagement en kwantitatieve- en kwali-tatieve onderzoeksgegevens werden de basiswaarmee je de stage veilig kon maken. De vak-ken waren te allen tijde gericht op de praktijk enwaren zeer bruikbaar in de stages. De studie isvoor mij totaal geen tegenvaller geweest en hebeen goede tijd gehad. Toch wist ik dat ik nogniet uitgestudeerd was en ik wilde zeker nog

verder, met het projectmatig werken als stevigeen vaste basis.

Sjoukje:Het eerste jaar was één groot feest. Al die spor-ters bij elkaar en de goede sfeer hebben er voorgezorgd dat ik nu met een lach op mijn gezichtterug denk aan dat jaar. Ik heb vervolgens depilot klas gevolgd vanaf het 2e semester in hettweede jaar. Hierdoor had ik in het derde jaar eensemester over waardoor ik een semester wat an-ders kon gaan doen. Ik heb deze kans met beidehanden aangegrepen om samen met een klasge-noot een project op te zetten in Costa Rica. Ditheb ik als het hoogtepunt van mijn studie ervaren.De stages in de psychiatrie en revalidatie heb ikals erg leerzaam en waardevol ervaren. De studieheeft mijn leven verrijkt.

4. Waarom wilde je naje afstuderen toch nogde LO gaan doen?

Rob:Zoals ik eerder heb aangegeven heeft de La mijook altijd getrokken. In de derdejaars stage tij-dens de S&B opleiding ben ik veel in aanrakinggekomen met het werkveld van de LO'er. Hier-door werd ik helemaal enthousiast gemaakt enheb ik ervoor gekozen om na mijn S&B opleidingverder te studeren en hier heb ik nog steedsgeen spijt van.

Kevin:De stage van mijn derde studiejaar heb ik gelo-pen op een voortgezet onderwijs school. Hierheb ik mij bezig gehouden met het reilen en zei-len van de sportklassen en heb ik een opzet ge-maakt voor buitenschoolse sportactiviteiten. Hetvierde studiejaar heb ik stage gelopen op eenbrede (basis)school in Zwolle. Ook hier dus weervlakbij het onderwijs. In mijn leerverslagen enin mijn plannen kwam steeds de passie voor depraktijk naar voren en bleef het 'beleidstukje' watmeer op de achtergrond. De docenten pikten ditop en daar heb ik wat gesprekken over gehad.Daarnaast had ik na de vier jaar HBO nog niet hetgevoel 'nu ben ik klaar om te gaan werken'. Metandere woorden, ik was nog niet uitgeleerd. Dekeuze voor La was voor mij snel gemaakt, ik wil-de niet alleen de plannen schrijven, ik wilde juistde plannen uitvoeren.

Martijn:Het werken met kinderen en het aanbieden vanactiviteiten voor verschillende doelgroepenheeft eigenlijk de afgelopen 7 jaar een grootgedeelte van mijn leven gevuld. In de S&B hebik gemerkt dat je vooral voor de doelgroep aanhet werk bent en minder met de doelgroep. Ditterwijl ik juist het werken met kinderen zo leukvond, waarbij ik (door het geven van de zwem-lessen) met kinderen in een leerproces wildeduiken en 'iets' wilde bereiken. Zelfs in onge-dwongen activiteiten wilde ik al proberen omkinderen te leren om de activiteit beter te latenlukken. Na de S&B was ik nog niet uitgeleerd enwilde meer, de La was voor mij een logisch ver-volg waarbij ik de ervaring van de S&B als inputkon gebruiken.

Sjoukje:In de tweede van de PMT had ik al het gevoeldat ik het erg leuk vond, maar dat ik toch ietsmiste. Wat ik dan wel precies wilde, wist ik nietzo goed. Toen ik in de vierde zat, moest ik naaraanleiding van mijn buitenlandstage 150 jonge-ren bereiken. Ik heb er toen voor gekozen om opmijn oude middelbare school de BSM leerlingenles te geven. Ik gaf een les over het ontwerpenvan spelactiviteiten met alternatief materiaal. Hetvoor de klas staan ging eigenlijk vanzelf, het con-tact met de leerlingen vond ik super leuk. Op hetmoment dat een van de docenten daar zei dat iktoch nog een keer goed moest nadenken, viel hetkwartje. Toch nog maar La doen, gewoon omdathet goed voelde en ik geen reden kon bedenkenom het niet te doen.

. Hoe gaat het nu In de LO?

Kevin:Ik merk dat ik hier helemaal op mijn plek zit. Ditmerk ik aan hoe ik naar de opleiding en naar destages ga. Maar ook de feedback die ik krijgvan medestudenten, stagebegeleiders en op-leidingsdocenten. Datgene wat ik bij de S&Bhet meest heb gemist, ervaar ik nu in overvloed.Lekker bezig zijn met bewegen en naar anderenkijken die aan het bewegen zijn. Daarnaast vindik het erg leuk om na te denken over het bewe-gen, de verschillende methodes die gehanteerdkunnen worden en wat de effecten daar van zijn.Vooral het feit dat er al vier jaar HBO gedaan is, isduidelijk te merken. Op de een of andere manierpak je dingen sneller op en dringt het eerder tot

je door. Daarnaast is het vooral erg makkelijk datwe al bepaalde truukjes kennen om verslagen teschrijven. Ik merk dat dit ten opzichte van klas-genoten ons een stuk gemakkelijker afgaat. Ookdenk ik dat wij beter in staat zijn om projectma-tig te werken en gestructureerder zijn. Het grotevoordeel is toch wel dat we al enige kennis vanonderzoek hebben dat op de La erg goed vanpas komt.

Sjoukje:Ik sluit me hierbij volledig aan bij Kevin. Eentweede studie gaat gewoon veel gemakkelijkerdan de eerste. Voor mij zit de uitdaging erin omde kennis van de La en PMT te samen te voegenom op dit moment een completere lesgever teworden.

Martijn:De La is voor mij echt een zeer geslaagd vervolgen merk dat ik weer nieuwe uitdagingen voor mij-zelf kan vinden. Je motivatie is ontzettend hoogen je pakt de stof vlot op en je kan het project-matig goed wegzetten. Ook binnen de La merkik, dat ik veel profijt heb van de 4 jaar studie opde 5&B. Wat Kevin ook al schreef is dat je de ver-slagen makkelijker schrijft en weet hoe je de pro-jecten moet aanpakken. De La gaat voorspoedigen de route naar het afstuderen is uitgestippeld.

Rob:Ook ik ervaar tijdens mijn La tijd dat ik hier he-lemaal op mijn plaats zit. Op dit moment loop iktwee dagen in de week stage op een VO schoolen dit zijn toch wel de leukste dagen van de week.Ik merk dat ik het geweldig vind om mijn vak aante bieden en leerlingen beter te maken in bewe-gen. Daarnaast vind ik het contact met de leerlin-gen ook erg leuk. Elke les is weer een uitdaging,omdat je niet weet hoe de leerlingen reageren.Ik sta dan ook te trappelen om fulltime voor deklas te staan.

6. Wat is voor joude meerwaarde vanbeide studies?

Kevin:In de La wordt er nog weleens van je gevraagdom een toernooi te organiseren, dit kan klein-schalig zoals een brugklas volleybaltoernooi.Maar dit kan ook groter opgezet worden als een

sportdag voor 10 basisscholen uit de gemeente.Door de opleiding 5&B heb ik al enige ervaringmet het organiseren van verschillende activitei-ten en de promotie hiervan. Daarnaast hebbenwe op de S&Book geleerd om 'out of the box' tedenken. Dus niet te snel terugvallen op bekendeactiviteiten maar juist naar het nieuwe zoeken,bepaalde trendsporten kunnen hierdoor primabinnen de lessen bewegingsonderwijs georgani-seerd worden.

Verder hebben we management gehad, wat opde langere termijn kan leiden tot management-functies binnen de vaksectie, school en/of ge-meente.

Sjoukje:Ik merk dat ik door de kennis vanuit de PMTgemakkelijker aan kan sluiten bij lastige leerlin-gen. De gesprekstechnieken komen me regel-matig goed van pas. Ook de kennis van ziekte-beelden kan ik gemakkelijk integreren in mijnactiviteiten en arrangementen om zo bepaaldeleerlingen mee te trekken. Door de PMT benik meer geneigd om naar de achtergrondenvan leerlingen te kijken en hen zo proberen tebegeleiden. Als agoog en PMT'er heb ik doorde La een veel uitgebreider pakket aan activi-teiten die ik kan gebruiken. Ik ben nu beter instaat om activiteiten op maat aan te bieden omzo samen met cliënten/leerlingen gericht aandoelen te werken.

Martijn:Eigenlijk zou mijn verhaal volledig aan kunnensluiten bij die van Kevin. Op de S&B hebben wijgeleerd om 'out of the box' te denken en niette snel op bekende activiteiten terug te vallen.Ook zijn wij (als 5&B'ers) gewend om vanuit dedeelnemers te redeneren en door het heen- enterugdenken weten wat er speelt op de werk-vloer, maar ook wat het management wil. Omdatje projectmatig bent geschoold en je hebt eeneerstegraads bevoegdheid La kunnen de sterkepunten van de twee opleidingen elkaar als het

• ware aanvullen.

Rob:Ook ik ben van mening dat beide studies eenmeerwaarde hebben. Ook in het toekomstigewerkveld zijn de studiejaren voor beide opleidin-gen nooit weggegooid. De input van beide oplei-dingen kan ik in de toekomst inzetten, waardoorik breder inzetbaar ben.

7. Welke meerwaarde vanje twee studies verwachtje op de arbeidsmarkt?

Sjoukje:Zoals ik het nu ervaar maakt de LO mij een com-pletere agoog en PMT'er. Door de PMT opleidingheb ik het idee dat ik als lesgever ook completer'ben. Het voordeel is dat ik nu veel kanten op kanqua werk. Ik ben dus breder inzetbaar.

Kevin:Net wat Sjoukje zegt: we zijn breder inzetbaar.Hierdoor is het mogelijk om te zoeken naar driefuncties: een S&B functie, een LO functie of eencombinatie daarvan. Door de tweede studie denkik dat we een streepje voor hebben op S&B'ers/LO'ers die slechts één opleiding hebben gedaan.

Martijn:Je bent als werknemer breed inzetbaar en je hebtje eigenlijk nog meer verbreed in verschillendevakgebieden. Met de opkomende bewegings-consulenten (waarbij ze o.a. een combi zoekentussen LO en beleid) ben je breed inzetbaar envergroot je dus eigenlijk de kansen op een baan.Daarnaast kun je meerdere kanten op en zit jedus niet vast aan één diploma.

Rob:Net zoals de andere doorstappers aangeven zijnwij dankzij de twee opleidingen breder opgeleid.Dit heeft als voordeel dat wij meer ervaring heb-ben en er op meerdere gebieden wat van onsverwacht mag worden. Wanneer ik bijvoorbeeldlesgeef op een school mag ook van mij verwachtworden dat ik naast het lesgeven me ook bezigkan houden met andere taken, zoals het opzettenvan sportklassen of het organiseren van (grote)sportact ivite iten/even emente n.

8. Hoe droom jij jetoekomst met het oog opde twee opleidingen?

Sjoukje:Wat een lastige vraag. Ik zal denk ik heel blij wor-den als ik een baan vind, waarin ik beide oplei-dingen kan combineren. Dit kan als lesgever zijn,waarbij ik daarnaast wat ga doen met zorgleerlin-gen en PMT. Het speciaal onderwijs lijkt me een

uitdaging. Binnen de gezondheidszorg boeit mijde combinatie van problematiek en gericht inzet-ten van bewegen. Met name binnen de psychia-trie en revalidatie.

Kevin:Zoals ik het nu zie, sta ik het liefst eerst full-timevoor de klas, gewoon lekker op de 'werkvloer'.Maar toch zal ik ook graag wat randzaken willenorganiseren. Het opzetten van een sportklas metde daarbij horende beleidsstukken, doelstellin-gen, promotie en subsidieaanvragen lijkt mij ergleuk om te doen. Ook de award 'Sportactieveschool' lijkt mij erg mooi om te ontvangen, maardaarvoor moet er wel een buitenschools sport-aanbod zijn en andere sportieve activiteiten. Hierzal ik mij dan ook mee bezig willen houden. Decombinatie tussen S&B en LO zou dan erg van paskomen!

Martijn:Ik vind dit nog wel een lastige vraag omdat ikmijzelf eigenlijk graag wil specialiseren in een be-paald onderwerp. Zoals ik mijn droom nu voor mijzie, is dat ik uiteindelijk 75% les ga geven en 25%in een adviserende/beleidsmatige rol kan zit-ten. Dit kan natuurlijk in verschillende contextenworden verweven. Door de combinatie te blijvenmaken, blijven de twee opleiding ook relevant enkun je de kennis ervan blijven gebruiken. Ik tim-mer dus van tevoren nog niet teveel dicht, maaruiteraard heb ik wel mijn dromen. Ik denk dat jepas over een aantal jaren kan aangeven wat mijndroombaan is dus tot die tijd blijf ik gewoon lek-ker dromen.

Rob:Het liefst sta ik volgend jaar fulltime voor de klas.Toch is het ook goed mogelijk dat ik volgend jaarnaast het lesgeven me ook met andere (S&B) ta-ken bezig houd. Iets wat me erg uitdagend lijkt ishet werken als combinatiefunctionaris. Met mijnstudieachtergrond denk ik dat ik voor een derge-lijke functie erg geschikt ben. Eind juni verwachtik af te studeren, maar ik ben wel erg benieuwdwaar ik vervolgens kom te werken!

Samen vorm geven aan hetnetwerk ro'ndom bewegen

Herman VerveldOpleidingsdocent Calo

't Web pretendeert een netwerk rondombewegen te zijn, maar dat netwerkenkomt in mijn ogen maar moeizaamvan de grond. De relationele visie opbewegen en sport wordt vanuit de Caloweliswaar sterk aangedragen en uitge-sproken, maar dit kristalliseert zich in hetwerkveld minder krachtig uit dan wij alsopleiders wellicht zouden denken en wil-len. Allicht, er zijn en worden mooie engoede projecten binnen therapie, sporten bewegingsonderwijs uitgedacht enontwikkeld, maar in mijn ogen verbin-den ze nog te weinig. Willen wij op deCalo onze drie opleidingen op elkaar afblijven stemmen en bij elkaar houden,omdat wij rondom dat fascinerendebewegen willen blijven cirkelen, danzullen we ons toch meer moeten richtenop hoe en wat dat 'bewegen' ons samenleven eigenlijk (ver)bindt.

In twee artikelen waag ik een pretentieuze po-ging om verbindende elementen in kaart tebrengen en houd hiermee zowel de Calo als hetwerkveld een spiegel voor, die hopelijk zal leidentot (nog) meer inzicht en interesse voor ons net-werk. Naar aanleiding van de fraaie analyse diede filosoof Henk Oosterling in zijn boek Woordenals daden van onze samenleving geeft, maak ikin het eerste artikel duidelijk dat er (wederom)een discoursomslag binnen het werkveld en op-leidingsinstituut plaats dient te vinden. In artikeltwee geef ik vervolgens aan tot welke bestaandeen succesvol draaiende projecten een dergelijke

denklijn zou kunnen leiden. Afsluitend zou ik eenvoorzet willen geven voor een mogelijk 'ZwolsProject', die de noodzakelijke verbinding tussensamenlevingsvormen en het netwerk rondom be-wegen verder gestalte zou kunnen geven.

ot .erd m m aEerst wil ik met jullie een kijkje nemen in de keu-ken van het project Vakmanstad/Skillcity dat inRotterdam (verder aan te duiden als RVS)door defilosoof Henk Oosterling is opgezet en inmiddelsook is vastgelegd in zijn boek Woorden als da-den.' Oosterling wordt sterk geïnspireerd doorhet gedachtegoed van de ons meer bekendeFranse filosoof Michel Foucault en de misschienwat minder bekende Amerikaanse socioloog Ri-chard Sennett.

Een groot aantal scholen in de grootstedelijkeregio Rotterdam worstelt met ingewikkelde soci-aal-culturele problematiek en Oosterling helpt zemet praktijkprojecten die gericht zijn op voeding,koken en sportbeoefening. Of, zoals er op de om-slag van het boek te lezen valt: 'RVS werkt van-uit de wijken aan de versterking van de sociaal-culturele infrastructuur, de verbetering van dekwaliteit van de publieke ruimte, de verbredingvan economisch draagvlak en de verdieping vanecologisch bewustzijn bij bewoners, burgers, be-leidsmakers en bestuurders. Zij propageert eenalert verantwoordelijkheidsbesef en een groot-stedelijke interesse als basis van hedendaags sa-men leven en richt zich tot iedereen die daaraaneen bijdrage kan en wil leveren.'

Henk Oosterling, Woorden als daden, Uitgever Jap

Sam Books, Heijningen Tweede druk: januari 2010

In het tweede artikel kom ik met enkele aanspre-kende voorbeelden van dit project, maar eerstzullen we even stil moeten staan bij de achterlig-gende visie. Voor de niet geoefende lezer van fi-losofische teksten is dit wellicht even doorbijten,maar hopelijk levert het wel enig inzicht op!

In het 4e hoofdstuk - het boek is een samen-stelling van zowel praktijkvoorbeelden als meertheoretische en beleidsmatige teksten - legtOosterling de basis van RVS vanuit onder meerde denklijnen van Franse filosofen als Foucault,Deleuze en Guattari en de Amerikaanse sociolo-gen Putnam en Sennett. Zoals gezegd, is de aan-leiding voor deze basisgedachten van het project,de sociaal-culturele problematiek van een aantal'Vogelaarwijken' in Rotterdam. Met behulp vanvier kernbegrippen wil Oosterling deze proble-matiek te lijf gaan: vakmanschap, interculturali-teit, duurzaamheid en integraliteit.

De keuze voor deze begrippen wordt ingege-ven door en onderbouwd vanuit het politiek-filosofische perspectief waarvan de belangrijkstebasisconcepten zijn: relatie, reflectie, verant-woordelijkheid en interesse. De keuze voor dezeconcepten komt voort uit een kritische herwaar-dering van het discours dat de afgelopen 200jaar het Westerse denken en doen heeft bepaald:het ideeëngoed van de moderne tijd. RVS meentdat de basisaannames van dit verlichtingsdenken

- met individuele autonomie en nationale identi-teit als kern begrippen - en de maatschappelijkepraktijken die daardoor gereguleerd worden, inde loop van het moderniseringsproces met zich-zelf in tegenspraak zijn geraakt. Dit paradoxalebesef heeft een postmoderne kritiek opgeleverd.De technologische rationaliteit komt onder drukte staan. Er worden vraagtekens bij de verworvenvrijheid gezet. De consumptieverslaving komt inbeeld. Ondanks deze verhelderende zelfbespie-geling blijft het verlichtingsdenken met zijn pa-radoxen intact. In de vorm van de postmodernezelfreflectie werpt het moderne denken zijn slag-schaduw over de laatste decennia van de 20eeeuw. De paradoxale spanning werkt door in •wetenschappelijke opvattingen en de legitima-ties die daaraan ontleend worden. Deze sprekenelkaar namelijk vaak tegen. De tegenstrijdige op-vattingen komen via beroepsopleidingen - door-gaans onopgemerkt - tussen de oren van toe-komstige bestuurders, managers en professionalsterecht. Doordat debatten over identiteit en zelfsde ervaring van identiteit doorspekt is met tegen-spraken, komt de dagelijkse ervaring van werke-

lijkheid onder druk te staan. Deze paradoxale er-varingsstructuur vraagt om een herijking van demodernistische basisaannames van individualiteit,autonomie, vrijheid en identiteit. Willen we daad-werkelijk 'achter onze identiteit komen' dan ligthet voor de hand naar de ontstaansgeschiedenisvan deze concepten en ervaringen terug te keren.Zo'n herijking leidt op micropolitiek vlak - de net-werken van het alledaagse leven - tot een inzichtin het primaire belang van relaties voor de vor-ming van onze identiteit. Op macropolitiek vlak

- de politiek-economische infrastructuur - dientzich een overkoepelende paradox aan: die tussenhet verzorgingsstaatdenken en het (neo)liberalevrije marktdenken. Binnen de huidige politiek-economische setting heeft de moderne vrijheids-opvatting gaandeweg een paradoxale kwaliteitgekregen: deels omdat de vrijheid nagenoegsamenvalt met ons mediagebruik waaraan weonze reflectieve vermogens uitbesteed hebben,deels omdat vrijheid in een zelfverzekerd levengeherdefinieerd wordt in termen zoals aanspra-kelijkheid. Daardoor is het begrip verantwoor-delijkheid, cruciaal voor autonomie, uitgehold.Een herijking van verantwoordelijkheid tegen deachtergrond van de eerste twee basisconcepten

- relatie en reflectie - leidt voor RVS ten slotte toteen micropolitieke en macropolitieke herwaarde-ring van het concept interesse.2

Voor degene die dus niet geheel thuis is in filo-sofische teksten, is bovenstaand citaat natuurlijkveel te lang en te ingewikkeld. Toch heb ik 'm wil-len weergeven, omdat dit de samenvatting vande RVS visie is. Ik haal er in mijn ogen de belang-rijkste kerngedachte uit en koppel deze daarnaaan de denklijn die de basis is van ons relationelebewegingsconcept.

Het begrip "inter-esse" is de uiteindelijke rodedraad van de RVS. Dit begrip zou de heden-daagse discussie over de toekomst van buurt,onderwijs en sport meer in zijn greep moetenhouden. Interesse wil namelijk het "zijn" tussentwee zaken of kwesties in benadrukken. Hetwil op zoek gaan naar datgene wat oppositiesbindt in plaats van (onder)scheidt, belangstel-ling opwekken in plaats van polariseren. In hetonderwijspolitieke veld worden op dit momentbijvoorbeeld felle disputen uitgevochten op di-verse vlakken, die in de analyse van Oosterlingteruggebracht kunnen worden tot de tegenstel-

ling tussen gelijkheid enerzijds en verschillenanderzijds.

Nemen we als voorbeeld en insteek de ontwik-kelingen in het VMBO en het MBO, juist omdathet merendeel van de Nederlandse jeugd in dezesetting onderwijs en opleiding geniet en vaakuit deze grootstedelijke wijken komt en daar op-groeit. Het imago van dit onderwijsveld is op zijnzachtst gezegd niet groot en de ingevoerde com-petentiegerichte didactiek heeft hier vooralsnoggeen positieve wending aan kunnen geven.

Het onderwijs heeft de afgelopen decenniasteeds gelaveerd tussen de meer gelijkmakendeweg van bijvoorbeeld de Middenschool (daarwaar "de smalle weegbree bloeit"') en de wegdie juist de verschillen wil benadrukken, zoals datbijvoorbeeld in het constructivistisch leren wordtaangezet. Dit heeft eerst geleid tot invoeringvan de Basisvorming (die een langzame dood isgestorven) en daarna tot het competentiegerichten vraaggestuurde (beroeps)onderwijs (dat nuook op forse kritiek mag rekenen). In het eerstegeval gaat het om een sociaaldemocratisch ada-gium van gelijke kansen voor iedereen, terwijl hetconstructivisme op zijn beurt meer aansluitinglijkt te zoeken bij een neoliberaal meritocratischstandpunt van waaruit ieder zijn recht heeft (enaanmeet) om zijn eigen talenten te ontwikkelen.

Uit beide vertogen of discoursen (manieren vanspreken en handelen) is kennelijk een machts-orde te herleiden, die leerlingen en leraren in- of

3 Jos van Kemenade, Als de smalle weegbree bloeit.

Opstellen over onderwijs en onderwijsbeleid, Amster-

dam: Bert Bakker, 1979.

4 Hans Achterhuis (onze "denker des vaderlands") be-

schreef deze ontwikkeling al vroeg in de jaren tachtig

van de vorige eeuw in zijn vileine analyse van de ver-

zorgingstaat - ook op basis van onder meer Foucault's

filosofie - in zijn boek De markt van welzijn en geluk.

Een kritiek van de andragogie. Ambo 1988.

5 G.R. Rebergen en C.R. Maan, Aktiviteitsdenken, poë-

tiek rond het veranderende in bewegingsonderwijs,

-therapie en daarbuiten, Uitgeverij in eigen beheer,

Deventer/Veessen 1988.

6 Michel Foucault, De orde van het vertoog, Boom Mep-

pel,1976.

7 Herman Verveld, De bewegingsonderwijzer als dichter,

't Web, uitgave werkgroep bewegingsonderwijs, num-

mer 6, december 1988.

8 Michel Foucault, o.c., p.40/41

uitsluit. Het discours van de verzorgingstaat ver-sus die van de vrijmarktstaat. De norm is name-lijk niet goed onderwijs, maar wat de heersendepolitiek-maatschappelijke ideeën over onderwijszijn. Deze blijken vaak eerder gebaseerd te zijnop verborgen agenda's en te fungeren als poli-tiek instrument voor bezuinigingen, dan dat daar-bij de onderwijskundige kwaliteit voorop staat.Onderwijs blijkt net als het welzijnswerk en dezorg uiteindelijk een 'markt van welzijn en geluk"geworden.

Eigenlijk is hier niets nieuws onder de zon, wanteen dergelijke analyse zijn we op de Calo in de-zelfde jaren tachtig ook al tegengekomen in hetopzienbarende Aktiviteitsdenken. Deze visie- die op kritische wijze doordenkt op het rela-tionele bewegingsconcept van de Calo, vanafGordijn tot Loopstra - leunt namelijk ook zwaarop de scherpzinnige en kritische machtsanalysesvan Michel Foucault. Hoewel Cor Maan en GertRebergen (de auteurs van het boek waarin hetAktiviteitsdenken zijn beslag heeft gekregen')het werk van Foucault nergens anders vermeldendan in de bibliografie, zal zijn uiterst interessanteen gecomprimeerde inaugurele rede De orde vanhet vertoog6 de belangrijkste leidraad zijn vanhun betoog. Laten we dit Aktiviteitsdenken eensopnieuw' voor 't voetlicht halen. In mijn ogenheeft deze interessante denklijn de verdere ont-wikkeling van de opleidingstheorie en -didactieknamelijk te weinig beïnvloed.

Zowel een biomechanische-, als een Gordijni-aanse-, maar ook de betekenistheorie (al heeftdie een structuralistische inslag en dus de schijnmee), zijn in de val gelopen van wat Foucault delogofobie noemt: 'de diep verborgen vrees voorhet vertoog, het discours.'8 Het vertoog binnende beweeg- en sportpraktijk laat namelijk eenenorm scala aan verschillende uitspraken zien;van "sporten is gezond", "door te bewegen ont-plooi je jezelf" tot "goed zo Jan, jij verleent dejuiste betekenis, door in het juiste zinsverband tebewegen". De uitspraken gaan ook als claims geI-den voor de beroepsbeoefenaar en stellen hemof haar de prangende vraag: hoe en waarmeedien ik mijn vak nog te legitimeren, wanneer erzoveel op mij afkomt?

Deze chaotische uitdijing van verschillende uit-spraken (als uitingen van moderne kennis en vi-sie) moet worden ingeperkt, want de moderne

wetenschap vindt dat er orde in de chaos dientte komen. Zij houdt niet van chaos en wanorde.Er treedt - aldus Foucault - een disciplinerendemacht in werking. Deze disciplinaire macht werktals een anoniem systeem, gekenmerkt door eeneigen methode en spelregels. Is er dan nog vrij-heid voor het individu - zoals de existentiefilo-soof Sartre dat meende - oftewel sprake van eeneigen vrije keuze voor de bewegingsdeskundigeen de deelnemer aan bewegingsactiviteiten?Nee, zegt Foucault (en dat zien we terug in zijnaan Nietzsche ontleende en beruchte motto: "demens is dood"), in de huidige samenleving draaithet niet meer om het individu als zijnde een auto-noom subject, maar zijn we - als subjecten - op-genomen in de anonieme orde van de structuren.

Als ideologie werkt iedere visie namelijk disci-plinerend: biomechanici sluiten uitspraken in deorde van de 2e en 3e categorie uit en leggen hunclaim op de 1e, terwijl Gordijn zich vooral in de2e kan vinden en Loopstra de eerste 2 zal wegre-deneren. Zo verwerft een ieder zich door middelvan in- en uitsluiting, normalisering en reglemen-tering een machtspositie, die ze vervolgens alswaakhonden gaan beschermen. Het "wilde" be-weeg- en sportvertoog wordt bezworen en ondercontrole gebracht.

Foucault wil ons erop wijzen dat het bewegings-gedrag niet zozeer vanuit die machtspositiesmoet worden geduid en beïnvloed, maar eerderen vooral (op anoniem niveau) moet worden ge-keken naar de wijze waarop dit gedrag "waar" ge-maakt kan worden in de activiteiten binnen eenspecifieke context. Dat is wat Foucault bedoeltmet 'het opnieuw tot een gebeurtenis maken vanhet vertoog'9 Het bewegingsgedrag moet nietlanger worden vóórgeschreven (de meester, trai-ner of therapeut vertelt wel even hoe het moet,want er is vanuit zijn visie immers maar één idealebewegingsvorm of methode). Nee, als het Jan inde gymles bijvoorbeeld niet goed lukt om eenlay-up te maken, moet je hem (in de ogen vanFoucault) niet meteen willen helpen d.m.v. debeweging voor te doen, voor te schrijven of voor·te zeggen, maar hem juist in een activiteitsvollespecifieke leersituatie te brengen, waarin hij delay-up op een betekenisvolle en relationele wijzekan oefenen en maken.

Maanen Rebergen hebben destijds de handschoen- door Foucault toegeworpen - opgepakt en zichals een soort anarchisten niet willen laten discipli-neren. Het Aktiviteitsdenken wil het vertoog (alhet

spreken en handelen binnen de beweegpraktijk) deplaats geven waar het volgens hen thuis hoort, na-melijk in het feitelijk gebeuren en niet in menselijkebreinen of vastgelegde modellen.

De wijze waarop Rebergen en Maan een discipli-nerende machtstheorie willen verlaten betekentdat verabsoluterende duidingen in de beweeg- ensportpraktijk als "Jan strekt zijn tenen niet in deafzwaai", "Marie speelt in de verkeerde zinsamen-hang" en "de lay-up van Hanslijkt van geen kantenop de lay-up regel in het basketbalboek", gerela-tiveerd moeten worden. In de terminologie vanhet Aktiviteitsdenken krijg je dan zoiets als: "menis in zekere mate {on)gelijk aan wat men behoortte doen". Op deze wijze wil het Aktiviteitsdenkenvoorkomen dat de last die bij Jan, Marie en Hanskan ontstaan - doordat het "juiste" afzwaaienof de "juiste" betekenis- en regelonderkenningbijvoorbeeld niet wil lukken - direct eenzijdigvertaald wordt naar activiteitsloze hulpverlenings-antwoorden, die op hun beurt weer naar vastleg-gende en -liggende ordes en modellen verwijzen.

Vervolgens wordt het probleem voor het Aktivi-teitsdenken: hoe weet het nu eigenlijk of Jan, Ma-rie en Hans het mislukken als last ervaren, als hun"niet lukken" beschouwen? En wat biedt het henconcreet voor hulp aan, nadat er een abstracteen formele analyse van hun bewegingsgedrag isgemaakt? Rebergen en Maan moeten daarvoortoch wel een concreet referentiekader hebben?Zij antwoorden dan: 'Om niet het Trojaanse paardvan de centrale positie van het subject binnen tehalen door bijvoorbeeld de wijze van beleven alsbeslissende instantie in deze te poneren, zullenwe aan de proceskant (volgens het onderwijs)moeten zoeken."o

Aan de proceskant (Gordijn noemde dit vroegerhet "onderweg zijn") ontdekken we dat er eenenorme hoeveelheid van verschillende visies enmethoden werkzaam zijn, die niet in een dualis-tisch of oppositioneel schema juist/onjuist, waar/onwaar of goedlfout functioneren, maar in eenverstrooid schema zijn geplaatst. In zo'n postmo-dern rijk aan verschillen is de mate van ingevoegdworden en uitgevoegd zijn als laatste bepalendvoor "de mate van last hebben met".

9 idem, O.C., p. 41

10 Rebergen, Maan, O.C., p. 126

danks zijn intentie om het bewegen activiteitsvolte maken - op uitloopt en eigenlijk ook wel eenbeetje in vastloopt. De poging van Rebergen enMaan om absolute machtsposities in de beweeg-en sportpraktijk te verlaten blijkt uiteindelijk haarweg te hebben gevonden in een breed spectrumwaarin de machtsposities verstrooid liggen opge-slagen. Hun relativerende positie wordt hiermee.in al die detailleringen zelf gerelativeerd. Geenenkele theorie, positie, methode of denklijn heeftabsolute macht, maar er zijn volgens het Akti-viteitsdenken talloze specifieke machtspositieswerkzaam die aan hun specifiek zijn hun macht endaarmee ook hun duiding van het bewegingsge-drag ontlenen. Met andere woorden, het misluk-ken van de lay-up van Hans en de last die hij daar-bij opdoet heeft een heel andere betekenis enwaarde in een basketbalclub dan op het pleintje inde wijk, in de beslotenheid van een therapieruimteof in de onrustige les van de cluster 4 school.

Het is het spanningsveld tussen het "wat" en het"hoe" dat ook voor Aktiviteitsdenkers een lastigte nemen hobbel blijkt te zijn. De anonieme en"waardenloze" activiteiten {geordend op bewe-

11 idem, o.c., p. 128

12 idem, O.C., p. 131

13 We zijn ons hier als opleiders wel van bewust. In

een artikel dat ik samen met Chris Hazelebach heb

geschreven voor de module "Bewegen en Beïnvloe-

den" (propedeutische fase Calo) hebben we hierover

het volgende gezegd: Tegenwoordig zijn de meeste

wetenschappers er over eens dat elk gedrag (dus ook

bewegingsgedrag), niet meer vanuit één perspectief

(persoon of omgeving) volledig begrepen kan wor-

den. Een topskiër is zowel afhankelijk van zijn eigen

vaardigheden als van het materiaal en de kwaliteit

van de piste waar hij op skiet. Psychologische, pe-

dagogische en sociologische theorieën geven meer

inzicht in algemene patronen en kenmerken van hoe

de persoon en omgeving elkaar wederzijds beïnvloe-

den. Voor het begrijpen van bewegingsgedrag (hoe

en waarom iemand beweegt) is het van belang dat

een bewegingsbeïnvloeder op zoek gaat naar de spe-

cifieke relatie tussen deze persoon en zijn omgeving.

Elk gedrag/elk bewegen is nooit precies hetzelfde

als de vorige keer of als die van een medebeweger in

dezelfde omgeving. Elk gedrag/elk bewegen heeft

iets bijzonders. Elk menselijk gedrag laat iets unieks,

iets bijzonders zien, waardoor het zich onderscheidt

van een ander mens en van "hetzelfde gedrag door

dezelfde persoon" op een ander moment. Er zijn

natuurlijk wel bepaalde algemene kenmerken te her-

gingsproblemen en -uitdagingen), omschrevenals het "wat", worden altijd intersubjectief en"waardenvol" ingevuld en aangegaan door be-paalde gemotiveerde en intentioneel betrokkendeelnemers van vlees en bloed; het "hoe".

Dit beseffen Rebergen en Maan ook en ze schrij-ven aan het einde van hun boek in het hoofdstukOver de verlating van een machtstheorie: 'na (eenvoorlopige) aanvaarding van dit raster, kunnenregels worden opgesteld met betrekking tot devraag wanneer iemand (een groep) last krijgt vanwetten, regels, afspraken.''' En in het verdereverloop van. het boek stellen ze het kader hier-voor vast: 'ondanks de verschillen in referentenin onderwijs en therapie zijn er wederom over-eenkomsten te benoemen in de wijze waarop ertot voorstellingen van "de mate(n) van" te komenis.'12Odysseus (als symbool voor de modern den-kende en rationeel autonome mens) blijkt tochslimmer te zijn dan Trojaanse Aktiviteitsdenkersmenen!

Kennelijk is ons lot om als bewegingsdeskundigein de beweeg- en sportpraktijk - net als Odysseus

kennen. Zo kunnen we wel spreken van looppatronen,

maar binnen deze algemeenheden is elke individuele

manier van lopen uniek en speciaal. Op zoek naar het

bijzondere van elk gedrag, bleek dat de theoreti-

sche tweedeling persoon en omgeving niet meer

voldoende was. Bij het skiën zijn bepaalde factoren

lastig in te delen aan óf de persoon óf de om ge-

vingskant, bijvoorbeeld: "de bochten" of "het tempo

van glijden". Beide factoren zijn tijdelijk aanwezig,

alleen tijdens het skiën zelf en zijn daarna niet meer

"te zien" of "aan te geven" bij de persoon of bij de

omgeving. Het skiën zelf is een samenwerking tussen

de skiër en de steilte van de berg. De samenwerking

(relatie) tussen skiër en berg is herkenbaar tijdens

en in de activiteit. Het daadwerkelijk doen van een

bewegingsactiviteit, bijvoorbeeld het ervaren van het

tempo van skiën, is iets anders dan de herinnering

aan het skiën of het zien van een snelle skiër, of de

wetenschap dat deze skiër 60 km per uur de berg

afraast. Het maken van bochten op de piste, de inzet,

de versnelling, het afremmen, de controle, enz., zijn

factoren die wel verwijzen naar de omgeving en de

persoon, maar die juist beter begrepen kunnen wor-

den als ze ook apart bekeken worden, niet als factor

van de persoon of van de omgeving, maar als factor

van de specifieke "activiteit" skiën. De activiteit is

dus eigenlijk datgene wat in de relatie mens/wereld

de verbinding legt.

op zijn schip - te blijven laveren tussen de Skyllavan het verschil en de gelijkheid van de Charyb-dis. Maar laten we ons dan wel - en hier heeft hetAktiviteitsdenken in mijn ogen een goed punt datwe op de Calo nog onvoldoende hebben opge-pakt" - concentreren op de activiteit; het zeilen,het bewegen zelf. Daar zijn wij namelijk vakkun-dig in en daarin kunnen we de deelnemers verderhelpen, stimuleren en ontwikkelen.

Bij het zoeken naar oplossingen voor sociaal-cul-turele problemen in de wijken en met name voorde scholen die daar onderwijs geven, dient dusvooral te worden aangehaakt bij betekenisvolleactiviteiten die door de jeugdige wijkbewonersworden gedaan. Het activiteitsvol maken van nietalleen het onderwijs, maar ook de zorg en hetbuurtwerk, is kort gezegd het motto geworden.Dit dient in een relationeel "netwerk van bewe-gen" te gebeuren. Dit is ook de insteek van Oos-terling wanneer hij de scholen in de Vogelaarwij-ken helpt met praktijkprojecten die gericht zijnop activiteiten als koken en sporten. Hoe precies,daarover in het volgende artikel meer.

Dit artikel zou ik graag willen afsluiten met eencitaat van de Utrechtse pedagoog prof. dr. Mi-cha de Winter. Hij werd in de Volkskrant van 22maart jongstleden geïnterviewd over zijn nieuw-ste boek." Hij stelt dat sociale problemen steedsmeer gedefinieerd worden als individuele, psy-chologische problemen. Kinderen worden be-handeld volgens het medisch model. Voor hemligt de oplossing in het verbeteren van socialeomstandigheden.

Op de vraag of een dergelijke pedagogische"civil society" (een middenveld dat zich met kin-deren bemoeit) wel bewust geconstrueerd kanworden, zegt de Winter: 'Dat zeggen mensenwel vaker tegen me. Geloof je nog in maakbaar-heid? Jij bent optimistisch! Toch lopen er allerleiinteressante projecten. Mijn vakgroep is betrok-ken bij een project "de vreedzame school". Daarwordt kinderen democratisch burgerschap ge-leerd, bemiddelen, omgaan met conflicten en

14 Micha de Winter, Verbeter de wereld, begin bij de

opvoeding, ISBN nr. 987 90 8850 187 6, Uitgeverij SWP

Publishers, Amsterdam. Het is een krachtig pleidooi

voor een hernieuwde maatschappelijke ambitie in

opvoeding, onderwijs en pedagogiek.

verschillen. Dat werkt goed. De sfeer is goed, eris minder agressie. Maar de achilleshiel is dat zo'nkind na schooltijd in een Vogelaarwijk komt waarandere normen gelden. Daarom is het conceptuitgebreid naar de vreedzame buurt: ook ouders,de speeltuin, de bibliotheek, Albert Heijn en al-lerlei andere instellingen in de buurt doen mee.Er zijn minder problemen in buurten waar men-sen elkaar kennen, al is het maar van gezicht. Alsje elkaar kent, durf je elkaars kinderen ook aante spreken op wangedrag.' (De Volkskrant, 22maart)