119
1 Inleiding Mensen bewegen hun handen als ze spreken. Over deze zogenaamde cospeech gestures zal ik het in mijn verhandeling hebben. Wanneer vrienden en kennissen naar mijn scriptie- onderwerp vroegen, kreeg ik veel enthousiaste reacties. Het thema is blijkbaar heel herkenbaar. Iedereen kende wel iemand die gekke handbewegingen maakt tijdens het spreken of ze begonnen zelf te lachen met hun handen die maar bleven bewegen terwijl ze aan het praten waren. Enkelen vroegen zich ook hardop af of ik wel genoeg te vertellen ging hebben, wat kan je immers zeggen over handen die zwaaien in de lucht? Die vrees bleek ongegrond. Hoe meer ik me in het onderzoek verdiepte, hoe meer bleek dat gestures niet zomaar wat wapperende handen zijn. Er valt veel meer over te vertellen. Met deze verhandeling wil ik de weg openen voor gesture-onderzoek in Vlaanderen. Tot nu toe is er in Vlaams wetenschappelijk onderzoek weinig aandacht besteed aan gestures. Hier en daar vind je wel een populistisch boek over lichaamstaal in het algemeen, maar een gericht onderzoek naar de handbewegingen die ontstaan tijdens het spreken, werd hier nog niet uitgevoerd. Met mijn scriptie wil ik daar een aanzet toe geven want het fenomeen van gestures is een zeer interessant gegeven. Ik ben me ervan bewust dat ik hier geen antwoord op alle vragen kan geven. Er zijn immers nog veel onduidelijkheden Ik wil wel een beeld schetsen van de stand van zaken in het huidige gesture-onderzoek en een eerste beschrijving van Vlaamse gestures voorleggen. In het eerste hoofdstuk ga ik in op een aantal basisgegevens om aan gesture-onderzoek te kunnen doen. Ik geef eerst een definitie van de term gesture. Deze term wordt immers in verschillende contexten anders gebruikt. Ik beperk me hier tot de bewegingen van armen en handen die ontstaan tijdens het spreken en die gerelateerd worden aan het taalgebruik. Daarna geef ik een overzicht van de studie van gestures van de Klassieke Oudheid tot nu, waaruit blijkt dat de interesse voor gestures een lange geschiedenis kent. Ten slotte bespreek ik drie classificatiemodellen om gestures te kunnen onderverdelen. In het tweede hoofdstuk ga ik in op een centrale vraag in het gesture-onderzoek, namelijk wat het verband is tussen gesproken taal en gestures. Op deze vraag bestaat geen eenduidig antwoord. Een eerste hypothese stelt dat gestures mensen helpen tijdens het spreken, bijvoorbeeld om woordvindingsproblemen op te lossen. Een tweede hypothese ziet gesture en gesproken taal als één systeem. Vooral de argumenten van de tweede groep staan centraal. In het derde hoofdstuk wordt de tweedeling uit het vorige hoofdstuk doorgetrokken. Nu staat de vraag naar de functie van gestures centraal. Ook hier staan weer twee groepen

Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

  • Upload
    others

  • View
    3

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

1

Inleiding

Mensen bewegen hun handen als ze spreken. Over deze zogenaamde cospeech gestures zal ik

het in mijn verhandeling hebben. Wanneer vrienden en kennissen naar mijn scriptie-

onderwerp vroegen, kreeg ik veel enthousiaste reacties. Het thema is blijkbaar heel

herkenbaar. Iedereen kende wel iemand die gekke handbewegingen maakt tijdens het spreken

of ze begonnen zelf te lachen met hun handen die maar bleven bewegen terwijl ze aan het

praten waren. Enkelen vroegen zich ook hardop af of ik wel genoeg te vertellen ging hebben,

wat kan je immers zeggen over handen die zwaaien in de lucht? Die vrees bleek ongegrond.

Hoe meer ik me in het onderzoek verdiepte, hoe meer bleek dat gestures niet zomaar wat

wapperende handen zijn. Er valt veel meer over te vertellen.

Met deze verhandeling wil ik de weg openen voor gesture-onderzoek in Vlaanderen. Tot

nu toe is er in Vlaams wetenschappelijk onderzoek weinig aandacht besteed aan gestures.

Hier en daar vind je wel een populistisch boek over lichaamstaal in het algemeen, maar een

gericht onderzoek naar de handbewegingen die ontstaan tijdens het spreken, werd hier nog

niet uitgevoerd. Met mijn scriptie wil ik daar een aanzet toe geven want het fenomeen van

gestures is een zeer interessant gegeven. Ik ben me ervan bewust dat ik hier geen antwoord

op alle vragen kan geven. Er zijn immers nog veel onduidelijkheden Ik wil wel een beeld

schetsen van de stand van zaken in het huidige gesture-onderzoek en een eerste beschrijving

van Vlaamse gestures voorleggen.

In het eerste hoofdstuk ga ik in op een aantal basisgegevens om aan gesture-onderzoek te

kunnen doen. Ik geef eerst een definitie van de term gesture. Deze term wordt immers in

verschillende contexten anders gebruikt. Ik beperk me hier tot de bewegingen van armen en

handen die ontstaan tijdens het spreken en die gerelateerd worden aan het taalgebruik.

Daarna geef ik een overzicht van de studie van gestures van de Klassieke Oudheid tot nu,

waaruit blijkt dat de interesse voor gestures een lange geschiedenis kent. Ten slotte bespreek

ik drie classificatiemodellen om gestures te kunnen onderverdelen.

In het tweede hoofdstuk ga ik in op een centrale vraag in het gesture-onderzoek, namelijk

wat het verband is tussen gesproken taal en gestures. Op deze vraag bestaat geen eenduidig

antwoord. Een eerste hypothese stelt dat gestures mensen helpen tijdens het spreken,

bijvoorbeeld om woordvindingsproblemen op te lossen. Een tweede hypothese ziet gesture

en gesproken taal als één systeem. Vooral de argumenten van de tweede groep staan centraal.

In het derde hoofdstuk wordt de tweedeling uit het vorige hoofdstuk doorgetrokken. Nu

staat de vraag naar de functie van gestures centraal. Ook hier staan weer twee groepen

Page 2: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

2

tegenover elkaar. De eerste groep wetenschappers zegt dat gestures vooral een interne rol

hebben voor de spreker zelf. Gestures helpen om woorden in het mentale lexicon te vinden

of bij het conceptualiseren van de uiting. De tweede groep gelooft dat gestures en gesproken

taal samen één systeem vormen. Zij stellen dan ook dat gestures een communicatieve functie

hebben en vooral geproduceerd worden om de luisteraar te helpen bij de interpretatie.

In het laatste hoofdstuk geef ik een aantal van mijn eigen bevindingen weer. Ik heb een

televisiedebat van ongeveer een half uur getranscribeerd en alle zichtbare handbewegingen

beschreven. Ik bespreek de gestures die ik in het debat gevonden heb volgens hun klasse en

leg mijn bevindingen samen met de studie van David McNeill (1992) en de context-of-use

studie van Adam Kendon (2004).

Page 3: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

3

Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures

In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een aantal theoretische aspecten van de studie van

gestures. Eerst formuleer ik een antwoord op de vraag wat gestures zijn. De term gesture is

immers ambigu en wordt vaak verschillende betekenissen toegekend. Daarna geef ik een

historisch overzicht van de studie naar gestures, dat start in de Klassieke Oudheid en eindigt

bij de situatie vandaag. Ten slotte bespreek ik nog drie modellen om gestures te classificeren.

1.1 Wat zijn gestures? Het is bij een onderzoek als dit, noodzakelijk om eerst het te bestuderen object af te

bakenen, des te meer omdat in Vlaanderen nog geen uitvoerige studie van gestures

verschenen is. Dat afbakenen gebeurt echter niet geheel probleemloos. Er ligt immers “[…]

no hard-and-fast line between what is ‘gesture’ and what is not […].” (Kendon 2000: 49).

Sommige auteurs nemen enkel arm- en handbewegingen als studieobject, andere gaan ook

kijken naar gezichtsuitdrukkingen. De term ‘gesture’ wordt algemeen gebruikt om te

refereren aan verschillende soorten bewegingen, zowel bij mensen als bij dieren.

Het is dus moeilijk om een eenduidige definitie te geven van wat gestures zijn. Toch

kunnen we zeggen dat de meeste onderzoekers van gestures zich vandaag beperken tot de

bewegingen van handen en armen die ontstaan terwijl mensen spreken en die direct

verbonden zijn met wat er gezegd wordt. Ook ik ga in dit werk deze afbakening gebruiken.

Voor mij zijn gestures dus de bewegingen van handen en armen die ontstaan op het moment

van het spreken en die gerelateerd zijn aan het taalgebruik. Goldin-Meadow geeft een paar

voorbeelden

They can beat the tempo of speech, point out referents of speech, or exploit imagery to elaborate the content of speech. For example, a child says that the way to get to her classroom is to go upstairs, and she illustrates the path by simultaneously arcing her hand upward. (Goldin-Meadow 2003: 4)

Het gaat hier dus over bewegingen die samenhangen met het verbale taalgebruik. Wat ik

in deze verhandeling niet opneem zijn adaptoren. Adaptoren zijn bewegingen die eerst

aangeleerd worden om aan lichamelijke behoeftes te voldoen en daarna uit gewoonte

gebruikt worden, zoals je haar glad wrijven of je bril omhoog duwen, zelfs als hij goed zit

(Goldin-Meadow 2003: 4v). Het zijn bewegingen die niet de bedoeling hebben om te

Page 4: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

4

communiceren (Ekman en Friesen 1981: 102) en deze eigenschap hebben gestures net wel

(zie 3.2).

1.1.1 De plaats van gestures ten opzichte van andere non-verbale

communicatievormen

Een goede manier om gestures te beschrijven is vanuit een oppositie tegenover andere

non-verbale communicatie. Daarnet bespraken we al kort het verschil tussen gestures en

adaptoren: gestures hebben een communicatieve functie en adaptoren niet, ze worden vooral

uit gewoonte gebruikt. Naast gestures bestaan er echter nog een heel aantal andere vormen

van non-verbale communicatie die wel gericht zijn op communicatie. Om hiermee

differentiatie mogelijk te maken, bekijkt McNeill (2000: 1-7) het volgende continuüm van

bewegingen die alle evengoed het label van gesture zouden kunnen krijgen, vanuit vier

verschillende perspectieven:

GESTICULATION PANTOMIME EMBLEMS SIGN LANGUAGE

Dit continuüm werd voor het eerst gepubliceerd door Adam Kendon in 1988, daarom

wordt het ook Kendons continuüm genoemd (McNeill 1992). Een voorbeeld van wat

Kendon ‘gesticulation’ noemt, maar wat wij verder als gesture zullen beschouwen, zagen we

daarnet al: een meisje dat de weg naar haar klas, die boven ligt, uitlegt, terwijl ze simultaan

met haar hand een stijgende beweging maakt.

Het volgende ijkpunt op het continuüm is ‘pantomime’. In het woordenboek wordt

pantomime beschreven als: “1. Toneelspel met gebaren, waarbij de spelers niet spreken. 2.

Gebarenspel in het algemeen.” Pantomime gebeurt altijd zonder spreken en bestaat vaak uit

complexe en sequentiële bewegingen. Het voorbeeld dat McNeill (2000: 2) hierbij geeft is het

volgende: “[…] twirling a finger around in a circle after someone asks, ‘What is a vortex?’”

Na ‘pantomime’ komen de ‘emblemen’ op het continuüm. Emblemen zijn “standardized

gestures which can function as complete utterances in their own right but which do not

constitute the components of a language system, as is the case with signs.” (Kendon 2004: 105)

Een voorbeeld van een embleem is het ‘thumbs-up’ gebaar, het gebaar waarbij de duim

opgestoken wordt en alle andere vingers naar de handpalm gekruld zijn en dat onder andere

gebruikt wordt om te zeggen dat alles in orde is.

Op het einde van het continuüm staan gebarentalen. Het voorbeeld dat McNeill (2000: 2)

hierbij geeft is het gebaar voor boom uit de Amerikaanse Gebarentaal (hierna ASL), dat

hetzelfde gebaar is als in de Vlaamse Gebarentaal (hierna VGT). De dominante arm wijst

vanaf de elleboog naar boven, de vingers zijn allemaal gestrekt en gespreid (=5-hand) en de

Page 5: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

5

pols maakt een draaibeweging. De elleboog van de dominante arm rust op de handpalm van

de passieve hand. Er zit een zekere iconiciteit in dit gebaar: de dominante hand stelt een

kruin voor en de onderarm een stam. De passieve hand stelt dan weer de grond voor waarin

de boom geplant is. Deze iconiciteit is echter geconventionaliseerd, zoals verder nog

duidelijk zal worden.

McNeill (2000: 1-7) gaat nu dit continuüm vanuit vier verschillende dimensies bespreken,

hij kijkt naar: wat de relatie is tot verbaal taalgebruik, welke linguïstische eigenschappen er te

vinden zijn, in hoeverre de bewegingen geconventionaliseerd zijn en wat de semiotische

verschillen zijn tussen de uithoeken van het continuüm.

1.1.1.1 Relatie tot het taalgebruik

Hij begint met het meest concrete, namelijk met de relatie tot het verbale taalgebruik.

Gestures worden altijd geproduceerd met taalgebruik, zonder zouden ze betekenisloos zijn.

Emblemen kunnen met of zonder gesproken taal gebruikt worden. Simultaan taalgebruik is

niet nodig om het teken betekenis te geven. Bij pantomime is verbaal taalgebruik per definitie

uitgesloten, enkel een aantal onomatopeeïsche klanken, zoals “oeps”, kunnen ermee

voorkomen (McNeill 1992: 37). Bij gebarentaalgebruik kan simultaan gesproken worden,

maar vaak heeft dat een beperkend effect op zowel de gesproken taal als de gebarentaal.

“Speech becomes hesitant and sign performance is disrupted at the level of the main

grammatical mechanisms of the language that utilize space rather than time for encoding

meanings (Nelson et al. 1993).” (McNeill 2000: 2).

1.1.1.2 Een vergelijking van de linguïstische eigenschappen

Het volgende aspect dat McNeill bekijkt zijn de linguïstische eigenschappen van de

gebaren, zoals fonologie, morfologie en syntaxis. Die eigenschappen zijn bij gestures

afwezig: “It is non-morphemic, not realized through a system of phonological form

constraints, and has no potential for syntactic combination with other gestures.” (McNeill

2000: 3). Gestures worden op het moment zelf gecreëerd en geven de verbeelding van de

spreker weer. De bewegingen worden niet volgens taalsystematische regels gevormd.

Daartegenover staan de gebarentaaltekens. Die worden wel gevormd onder invloed van

de regels van die specifieke gebarentaal en kennen zekere restricties. Bij het voorbeeld

‘boom’ dat we daarnet gegeven hebben is het geen toeval dat er een 5-hand gebruikt wordt:

“The 5-shape is one of the standard shapes of the language; the sign could not be formed

Page 6: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

6

and remain intelligible with a hand shape that is not part of the language.” (McNeill 2000: 3)

Het gebaar moet dus volgens de regels van de gebarentaal gevormd worden.

Bij pantomime worden de bewegingen, net als bij gestures, niet volgens fonologische,

morfologische en syntactische regels gevormd. De uitvoerder kan vrij zijn gebaren kiezen.

Emblemen worden wel door regels beperkt. De handvormen die voor emblemen gebruikt

worden zijn conventioneel vastgelegd. Als je de handvorm verandert, gaat de betekenis ervan

verloren. Stel dat je bij het ‘thumbs-up’ gebaar niet je duim, maar je wijsvinger omhoogsteekt,

dan wordt het teken onherkenbaar. Dat er regels zijn, waaraan men zich bij het gebruik van

emblemen moet houden, wil echter niet zeggen dat deze bewegingen in een volledig

taalsysteem ingebed zijn. Emblemen kunnen niet opgebouwd worden tot een groter

morfologisch en syntactisch geheel.

Als we nu de relatie tot het taalgebruik vergelijken met de aanwezigheid van linguïstische

eigenschappen, krijgen we het volgende, opmerkelijke resultaat: “the gesticulation with which

speech is obligatorily present are the least language-like; the signs from which speech is

obligatorily absent have linguistic properties of their own.” (McNeill 2000: 4). Hierin ziet

McNeill echter geen paradox. Volgens hem toont het aan dat gestures de mogelijkheid

hebben om een volledig linguïstisch systeem te gaan vormen. Hij wijst op onderzoek dat

aantoont dat kinderen die geen toegang hebben tot verbale taal en die ook geen gebarentaal

toegereikt krijgen, een eigen taal gaan ontwikkelen uit gestures, een taal met een aantal

belangrijke linguïstische eigenschappen zoals een lexicon en syntaxis. Hun gestures verglijden

dan naar de rechterkant van het continuüm (McNeill 2000: 4). In de literatuur spreekt men

van home-sign systems (o.a.: Goldin-Meadow 2003: 215).

1.1.1.3 Graad van conventie

Hier bespreekt McNeill in hoeverre de relatie tussen vorm en betekenis vastligt door

conventie. Bij het embleem ‘thumbs-up’ herkennen we de betekenis alleen maar omdat die

door conventie overeen gekomen is. Ook in gebarentalen is de relatie tussen de vorm en de

betekenis geconventionaliseerd. Het gebaar BOOM wordt volgens de conventies van ASL en

VGT gevormd met een rechtopstaande arm en een gestrekte 5-hand. In de Deense

Gebarentaal zijn de conventies anders: daar wordt de vorm van een boom in de lucht

getekend (McNeill 2000: 3). In tegenstelling tot emblemen en gebarentalen zijn gestures en

pantomime niet geconventionaliseerd. Er is bijvoorbeeld geen standaard handvorm die

gepaard gaat met de zin ‘De klas ligt boven.’. De vorm van de gesture die de spreker hierbij

maakt, is niet gebonden aan conventies.

Page 7: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

7

1.1.1.4 Semiotische verschillen tussen gestures en gebarentalen

De laatste parameter die McNeill (2000: 5v) bespreekt zijn de semiotische eigenschappen.

Hij kijkt naar de relatie tussen de kleinere delen en het grote geheel. In een (gebaren)taal

worden kleine deeltjes opgebouwd tot een groter, betekenisvol geheel: fonemen, morfemen,

woorden, zinnen, tekst. Bij gestures is de situatie echter net omgekeerd: daar geeft het globale

beeld betekenis aan de kleine onderdelen. Verder is in een (gebaren)taal de relatie tussen

woord en betekenis analytisch: verschillende betekenissen worden aan verschillende woorden

gelinkt. Gestures daarentegen zijn synthetisch: één gesture kan verschillende betekenissen in

zich dragen. Gestures zijn dus globaal-synthetisch.

Dat kunnen we het best uitleggen aan de hand van een voorbeeld. In Hand and Mind geeft

McNeill (1992: 20) de volgende illustratie (zie fig. 1.1):

Figuur 1.1: Illustratie van de globaal-synthetische eigenschappen van gestures. De gesture bestaat uit verschillende kleinere handvormen, maar de betekenis van de kleine delen hangt af van het grote geheel. De aparte handvormen op zich hebben geen betekenis. (1.1) [and he’s trying to run ahead of it]1

Iconic: hands moves forward at chin level while fingers wiggle

Deze gesture is globaal omdat het niet opgebouwd is uit kleinere,

betekenisonderscheidende delen. De aparte handvormen krijgen net betekenis door de

betekenis van het geheel:

The wiggling fingers mean running only because we know that the gesture, as a whole, depicts someone running. It’s not that a gesture depicting someone running was composed out of separately meaningful parts: wiggling + motion for instance. (McNeill 1992: 20 v)

De gesture is ook synthetisch omdat ze in één beweging verschillende betekeniselementen

incorporeert: “The segments of the utterance, “he + running + allong the wire,” were

1 In de voorbeelden van McNeill wordt wat gezegd wordt onderstreept. De vierkante haken tonen aan waar het belangrijkste deel van de gesture (wat McNeill (1992: 12) de ‘stroke phase’ noemt) uitgevoerd wordt. Als de gesture stilvalt wordt dat aangeduid met puntjes (…). De gesture zelf wordt beschreven in cursief schrift. Als er meer dan 1 beweging voorkomt, worden ze genummerd. Stille aarzelingen worden aangeduid met een slash (/).

Page 8: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

8

combined in the gesture into a single depiction of Sylvester-running-along-the-wire.”

(McNeill 1992: 21).

Een gesture moet dus in zijn geheel bekeken worden om er betekenis aan toe te kunnen

kennen. Dat houdt ook in dat gestures geen duality of patterning kennen (McNeill 1992: 22).

Dat is een typische linguïstische eigenschap die inhoudt dat woorden op 2 vlakken met elkaar

contrasteren: op het vlak van de betekenis en op het vlak van de vorm. Het woord kat

bijvoorbeeld verschilt van andere woorden zoals hond, paard, koe, in betekenis, maar

contrasteert ook met de vorm van andere woorden, zoals lat of kap. Ook gebarentalen2

McNeill (1992: 23) noemt de afwezigheid van duality of patterning een sterk punt van

gestures. Het geeft hen immers de mogelijkheid om betekenissen uit te drukken die moeilijk

in de verbale stroom geproduceerd kunnen worden.

bezitten deze duality of patterning, gestures hebben deze dubbele inhoud echter niet. Als we de

betekenis van een gesture uitleggen, dan leggen we eigenlijk de vorm uit: “There are no

separately structured systems of form and meaning in gestures. A gesture patterns in only one

way, that of meaning.” (McNeill 1992: 23).

1.1.2 Samenvatting

In deze paragraaf heb ik mijn onderzoeksobject duidelijk willen afbakenen. Ik versta

onder gestures de bewegingen van handen en armen die ontstaan op het moment van het

spreken en die gerelateerd zijn aan het taalgebruik. Op basis van McNeill (2000: 1-7) heb ik

Kendons continuüm (GESTICULATION PANTOMIME EMBLEMS SIGN LANGUAGE)

vanuit vier verschillende perspectieven besproken. Dat gaf de mogelijkheid om deze non-

verbale communicatievormen van elkaar te differentiëren.

Gestures worden samen geproduceerd met taal, hebben geen taalsystematische

eigenschappen, worden niet door conventies bepaald en zijn globaal-synthetisch. De

gesproken taal waarmee ze geproduceerd worden, heeft net de tegenovergestelde kenmerken:

ze wordt taalsystematisch gevormd, is door conventies bepaald en is gesegmenteerd-

analytisch. McNeill (2000: 7) wijst erop dat deze twee verschillende communicatievormen

dezelfde basisbetekenis uitdrukken, maar verschillende aspecten ervan beklemtonen. Samen

geven ze een completer beeld weer van het denken van de spreker.

Gebarentalen hebben dezelfde eigenschappen als gesproken talen: ze worden

taalsystematisch gevormd, de vormen zijn conventioneel bepaald en ze zijn gesegmenteerd-

2 De meeste gebarentaalonderzoekers volgen de stelling dat ook gebarentalen duality of patterning kennen. Een enkeling gaat er echter tegenin. Christian Cuxac bijvoorbeeld, beweert dat er geen duality of patterning is in gebarentalen (persoonlijke communicatie met Mieke van Herreweghe (28/03/07)).

Page 9: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

9

analytisch. Gestures kunnen wel uitgroeien tot volledige talen, als ze gebruikt worden door

mensen die geen toegang hebben tot gesproken taal en dus het enige communicatiemiddel

zijn. Dan schuiven ze op naar de rechterkant van het continuüm.

Bij pantomime is verbaal taalgebruik per definitie uitgesloten, is er geen taalsystematiek

aanwezig en zijn de bewegingen niet geconventionaliseerd.

Emblemen ten slotte kunnen zowel met of zonder verbale taal voorkomen. Ze zijn

bepaald door conventies, maar niet ingebed in een hiërarchisch taalsysteem, wat het grootste

onderscheid met gebarentalen vormt.

1.2 De studie van gestures: een historisch overzicht

In het tweede deel van dit inleidend hoofdstuk, wil ik ingaan op het onderzoek dat in het

verleden al aan gestures is besteed. Kennis van vorig onderzoek is immers noodzakelijk om

verder te kunnen bouwen. Ik baseer me voor dit overzicht op Kendon (1981, 2004) en

McNeill (1992).

1.2.1 De Klassieke Oudheid: gestures als onderdeel van de retorica

De studie van gestures is zeer oud. Al in de klassieke Oudheid, meerbepaald in de

retorische traditie, werd het belang van gestures bij het spreken opgemerkt. Een redenaar

moest immers niet alleen een goede rede kunnen schrijven, hij moest ze ook overtuigend

naar voor kunnen brengen, met de aangepaste lichaamstaal.

[…] in rhetorical training not only invention, composition, and style were taught, but also actio or hupokrisis – delivery of the speech, including the appropriate gestures. The orator had to have not only the qualities of a lawyer, philosopher, and a poet, but had to come close to being a theatrical performer as wel – […]. (Graf 1991: 37)

De gestures die gebruikt werden in de Romeinse retorica richtten zich direct op de

gevoelens van de toeschouwers. De redevoerder uitte via zijn lichaamstaal zijn emoties en dat

moest bij het publiek gelijkaardige gevoelens opwekken (Graf 1991: 40). In het Oude Rome

werd de uiterlijke verschijning van een mens als een beeld van zijn innerlijk beschouwd. Graf

toont dit aan met het volgende citaat van Cicero uit De Oratore:

Every motion of the soul has its natural appearance, voice and gesture; and the entire body of a man, all his facial and vocal expressions, like the strings of a harp, sound just as the soul’s motion strikes them. (Cicero, geciteerd in Graf 1991: 40)

Het gebruik van de juiste, aangepaste lichaamstaal was dus onontbeerlijk bij het houden

van een goede rede.

Page 10: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

10

De klassieke schrijver die het meeste aandacht besteedt aan gesticulatie en lichaamstaal is

Marcus Fabius Quintilianus. In zijn werk Institutione Oratoria gaat hij uitgebreid in op de

lichaamstaal in de Romeinse retorica. Hij geeft onder andere een beschrijving van de

bewegingen die helpen bij het houden van een redevoering, en van deze die de uitvoering

schaden. Zo mag je bijvoorbeeld nooit gestures met de neus maken (Graf 1991: 38).

1.2.2 Bulwer en Condillac

Het eerste bekende boek dat volledig gewijd is aan gestures, is Chirologia en Chironomia

(1644) van de Engelse schrijver Bulwer. Zijn werk beschreef, net zoals dat van Quintilianus,

gestures in het belang van de retorica (McNeill 1992: 3).

Tijdens de Verlichting in Frankrijk ontstond er een nieuw soort interesse voor

lichaamstaal en gestures. In de achttiende eeuw werd door verschillende geleerden en

filosofen gezocht naar de oorsprong van taal. Een aantal onder hen, zoals Condillac, dachten

dat de eerste vorm van taal gestures waren. Gestures werden dus gezien als een verklaring

voor het ontstaan van taal (Kendon 2004: 36v).

1.2.3 De negentiende eeuw: groei van de interesse voor gestures

In de negentiende eeuw werd de interesse voor gestures groter. Dit gebeurde onder

invloed van de psychologie en de psycholinguïstiek. De Duitse taalkundige Wilhelm Wundt

bijvoorbeeld, interesseerde zich voor het verband tussen denken en gestures. Hij onderzocht

voornamelijk geconventionaliseerde gestures, zoals gebarentalen3

Verder was er in deze periode een grote interesse voor de idee van een universele taal

gegroeid. Natuurlijke gestures pasten perfect in dat ideaal van een universele taal. De Engelse

antropoloog Taylor volgde deze theorie:

. Wundt (1973) zag gestures

als het ideale communicatiemiddel om te onderzoeken hoe de ‘innerlijke vorm’, het denken,

vertaald wordt naar de ‘uiterlijke vorm’, het taalgebruik. Hij dacht dat hij bij het onderzoeken

van gestures, een overgang zou kunnen vinden tussen natuurlijke uitdrukkingen en

geconventionaliseerde, symbolische actie. Met deze informatie wou hij dan het ontstaan van

taal verklaren (Kendon 1981: 29).

E.B. Taylor regarded sign languages and gesture as components of a universal “gesture language,” more primitive than speech or writing, and he expected the elements to be universally recognizable (1865). Taylor believed he was close to discovering the original sign-making faculty in humans that once led to the emergence of spoken language. (Farnell 2004)

3 Wundt gebruikte de term gebarentaal, zoals wij die vandaag definiëren, nog niet. Hij sprak van: “[g]estural communication among deaf-mutes” (1973: 57). De gebarentaal die ontstaat wanneer een groep doven van jongs af aan samenleven, noemde hij: “a natural system of gestures” (Wundt 1973: 58).

Page 11: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

11

Kendon (1981: 29) wijst ook op het belang van de onderzoeker Mallery. Die maakte een

grondige studie van de gebarentaal die gebruikt werd door de Noord-Amerikaanse indianen

maar had verder ook een grote interesse voor het algemene fenomeen van gestures. Hij

gebruikte Taylors werk als theoretische ondersteuning (Farnell 2004).

1.2.4 De eerste helft van de twintigste eeuw: minder belangstelling voor gestures

Na het begin van de twintigste eeuw, daalt de interesse voor gestures. Farnell (2004)

noemt als reden hiervoor de invloed van de antropoloog Franz Boas:

[…] Boas chose to exclude “gesture-language” from his influential introduction to the Handbook of American Indian Languages (1911). Aligning body movement with “musical means of communication,” he limited his consideration to “communication by groups of sounds produced by the articulating organs [of mouth and tongue]” (1911: 10). Boas thus inadvertently set the pattern for the exclusion of body movement from future research in American linguistic anthropology. For example, although Boas’s student Edward Sapir recognized that natural manual gestures interplay constantly with speech in communicative situations, the linguistic and social significance of what he referred to as an “elaborate and secret code” was left unexplored (Sapir: 1949: 556). Likewise Benjamin Lee Whorf (1956) made programmatic suggestions about spatialized metaphors in speech and gesture but his statements appear to have gone unnoticed. (Farnell 2004)

McNeill (1992: 4) geeft het globaal-synthetische karakter van gestures als reden voor deze

dalende interesse in de loop van de twintigste eeuw. Omdat gestures geen taalkundige

hiërarchie tonen en geen duality of patterning kennen, werden ze door linguïsten over het hoofd

gezien:

Scientific interest in human communication took a new turn after World War II […]. The analysis of communication fashionable in this period distinguished sharply between digital and analogical codes: a digital code was best exemplified by the linguistic system itself while analogical codes appeared in the so-called paralinguistic signals–the very terminology asserting a dichotomy. Prosody (voice pitch and loudness), posture, facial expression, and gesture were regarded as analogicol signals and thus paralinguistic–besides language. (McNeill 1992: 4)

Er zouden in deze periode maar een zestal Engelse boeken over gestures verschenen zijn

(Kendon 1981: 30). Daarvan is Gesture and Environment4

Efron was de eerste die systematisch cross-culturele verschillen onderzocht in spontane

gestures die gepaard gaan met spreken (Goldin-Meadow 2003: 19). Hij bestudeerde de

gestures van joodse en Italiaanse immigranten in New York City. Uit zijn onderzoek bleek

dat beide groepen andere gestures gebruikten. De Italiaanse groep maakte bijvoorbeeld meer

(1941) van David Efron de meest

invloedrijke.

4 Ik gebruik de versie van 1972 met als titel Gesture, Race and Culture.

Page 12: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

12

gebruik van pictoriale gestures. Belangrijk is dat Efron twee groepen van joodse en Italiaanse

immigranten bestudeerde: een groep die nog heel traditioneel was en een groep die in hun

nieuwe omgeving geïntegreerd was. Traditionele immigranten “had retained the language and

mores” van de originele groep; geassimileerde immigranten waren “more or less broken away

from the customs” van de originele groep (Efron 1972: 65-66). Uit dat onderzoek bleek dat

de geassimileerde groep (zowel de joodse als Italiaanse gemeenschap) veel van de originele

stijl verloren had en zich aangepast had aan de stijl van de meerderheidscultuur (Kendon

1981: 30). Goldin-Meadow (2003: 19) merkt op dat Efron nergens expliciet vermeldt welke

talen de testpersonen spraken. Ze vermoedt dat de geassimileerde groep Engels sprak en dat

het verschil in gestures met de traditionele groep, voortkwam uit het verschillend taalgebruik:

The obvious guess is that the differences between the traditional groups stem from the fact that they were speaking different languages, and that the nondifferences between the assimilated groups reflect the fact that they were speaking the same language, English. (Goldin-Meadow 2003: 20)

Het werk van Efron is zeer belangrijk voor de studie van gestures. Hij geeft er

bijvoorbeeld een eerste classificatie van gestures (zie 1.3.1), waarop Ekman en Friesen (1969)

en ook vele volgende onderzoekers hun classificering zullen baseren. Vernieuwend bij Efron

was verder het feit dat hij spontane gestures, ‘gestures uit het leven’ bestudeerde en niet enkel

de geconventionaliseerde bewegingen besprak (McNeill 1992: 3).

Ondanks het grote belang van Efrons werk, geeft McNeill (1992: 3) toch ook een paar

beperkingen aan. Die komen voort uit het feit dat Efron zijn meeste waarnemingen met het

oog gemaakt heeft, zonder hulp van geluidsfilm. Hij maakte wel gebruik van videobeelden,

maar die hadden geen klank. Efron kon gestures en taal dus niet synchroon onderzoeken.

De andere invloedrijke figuur in de studie van gestures die hier genoemd moet worden, is

Birdwhistell. Birdwhistell (1952, vermeld in Kendon 1981) wou de beweging van het lichaam

onderzoeken als een communicatieve methode, analoog aan taal. Hij wou daarvoor dezelfde

methodes gebruiken als die, welke gebruikt worden voor taalkundig onderzoek. Hij wou

onder andere aantonen dat ook lichaamstaal een hiërarchische structuur kent en opgebouwd

is uit kleinere delen zoals kinemen en kinemorfen (Kendon 1981: 30, 2004: 76v).

1.2.5 De situatie vandaag: uitgebreid onderzoek naar gestures

Zoals boven gezegd, daalde de interesse voor gesture onderzoek in de twintigste eeuw.

Kendon (1981: 31) noemt twee zaken die daar verandering in brachten. Ten eerste de

publicaties van Hewes. Zijn artikels brachten het onderzoek naar gestures opnieuw in de

actualiteit. Ten tweede bleek ook het onderzoek naar gebarentalen, het onderzoek naar

Page 13: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

13

gestures te stimuleren. In 1960 bracht Stokoe een eerste studie van een gebarentaal uit.

Algemeen kan echter gesteld worden dat het iets meer dan 10 jaar duurde voor Stokoes

ideeën ingang vonden.

In 1969 verscheen in het tijdschrift Semiotica het artikel “The Repertoire of Nonverbal

Behavior: Categories, Origins, Usage and Coding” van Ekman en Friesen. Dat artikel heeft

een belangrijke rol gespeeld in de studie van gestures. Onder meer hun classificatie is veel

gebruikt geworden (zie 1.3.2).

De grootste baanbrekers voor het onderzoek naar gestures zijn Adam Kendon en David

McNeill. Kendon schreef zijn proefschrift in 1977 over Behavior in Face-to-Face Interaction. Hij

bestudeerde ook gebarentalen bij Australische Aboriginals (1988) en was de redacteur van

Nonverbal Communication, Interaction and Gesture (1981). Momenteel is hij samen met Cornelia

Müller hoofdredacteur van het tijdschrift Gesture dat driemaal per jaar verschijnt. In 2004

publiceerde hij het boek Gesture. Visible Action as utterance.

McNeill publiceerde in 1992 het standaardwerk Hand and Mind. What Gestures Reveal about

Thought. De auteur neemt er onder andere verschillende gesture-types in op, gaat in op het

verschil tussen gebarentaal en gesture en bespreekt concrete en abstracte gestures. De rode

draad door het boek is de overtuiging dat gesture en taal geen aparte systemen vormen, maar

voortkomen uit dezelfde basis, een ‘Covert Verbal Plan’ (McNeill 1992: 30). In 2005 bracht

hij het boek Gesture and Thought uit.

Vandaag is de studie naar gestures levendiger dan ooit. In 2002 werd the International Society

for Gesture Studies opgericht (www.gesturestudies.com). Hun doelstelling omschrijven ze als

volgt:

The purpose of ISGS is to promote gesture studies worldwide, to facilitate dialogue among researchers, professionals, and the interested public, across disciplinary and institutional boundaries, and to integrate the study of gesture with investigations into a diverse range of forms of cognitive, communicative, and cultural life of human groups. (www.gesturestudies.com (08/02/2007))

Studies naar gestures worden onder andere uitgevoerd in het Center for Gesture and

Speech research (McNeill) en in het Goldin-Meadow Labatory, beide in Chicago. In Berlijn is

er het Berlin Gesture Center en in Nijmegen het Nijmegen Gesture Center aan het Max Planck

instituut voor psycholinguïstiek.

Het onderzoek naar gestures kent vandaag veel verschillende domeinen. Een aantal

hoofdlijnen zijn: bio-psychologische aspecten van gestures (o.a.: gestures in psychotherapie,

gesture en afasie, gestures bij primaten), het gebruik van gestures in computertaal (o.a.:

gestures in human-computer interaction) communicatieve aspecten van gestures (o.a.:

Page 14: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

14

gestures in het discours, retorische gestures) en culturele aspecten van gestures (o.a.: culturele

geschiedenis van gestures, gestures in literatuur). In dit werk komen vooral de

communicatieve aspecten van gestures aan bod.

1.3 Classificatie van gestures In deze laatste paragraaf bespreken we een aantal modellen om gestures te classificeren.

Er zijn waarschijnlijk evenveel classificaties als er onderzoekers naar gestures zijn. Ik heb

ervoor gekozen om de meest invloedrijke auteurs te bespreken. Dat zijn Efron, Ekman en

Friesen en McNeill. Het boek Gesture van Adam Kendon (2004: 84-107) was een hulp bij dit

overzicht.

1.3.1 David Efron

Een eerste onderverdeling van gestures die we bespreken, werd gemaakt door David

Efron. In zijn werk Gesture, Race and Culture (1972 [eerste uitgave in 1941 onder de titel Gesture

and Environment]) maakte hij een comparatieve studie van de gestures van verschillende

ethnische groepen in New York City. Hij vergeleek het gebruik van gestures bij joden en

Italianen die in New York City wonen. Hij bestudeerde zowel de immigranten die hun eigen

cultuur behouden hadden als diegenen die goed geïntegreerd waren in hun nieuwe omgeving.

De ondertitel van zijn werk geeft een goede weergave van de inhoud: A Tentative Study of some

of the Spatio-Temporal and “Linguistic” Aspects of the Gestureal Behavior of Eastern Jews and Southern

Italians in New York City, Living under Similar as well as Different Environmental Conditions.

Efron bestudeerde gestures vanuit 3 perspectieven: spatio-temporeel, interlocutioneel en

linguïstisch. Vanuit spatio-temporeel perspectief beschrijft hij gestures volgens hun

beweging. Hij kijkt naar:

- de radius: de grootte van de straal van de beweging en de plaats waar de beweging ontstaat;

- de vorm: golvend, hoekig, rond of recht;

- het vlak waarin de beweging gemaakt wordt: zijwaarts of dwars, weg van of naar de hoorder

toe;

- de lichaamsdelen die gebruikt worden: hij maakt een onderscheid tussen gestures die

gemaakt worden met het hoofd en deze die gemaakt worden met de handen. Efron kijkt ook

naar het samenspel van de handen: hij kijkt of er één of twee handen gebruikt worden en of

die samen bewegen dan wel of sequentieel de ene hand het van de andere overneemt;

- het tempo van de gesture: of er abrupte overgangen zijn van de ene snelheid naar de andere

dan wel of er een vloeiende overgang is.

Page 15: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

15

Vanuit het interlocutionele perspectief wordt de topografisch-gestuele relatie tussen

spreker en luisteraar onderzocht. Efron kijkt of de spreker via gestures contact zoekt met de

luisteraar en of ze samen gesticuleren of niet. Verder wordt ook gelet op de ruimte die

gebruikt wordt en of er een object (bijvoorbeeld een pen) gebruikt wordt als extentie van de

arm.

Het laatste perspectief van waaruit Efron gestures bestudeert, is voor ons het

interessantste, namelijk het linguïstische perspectief. Efron onderscheidt hier 2

basiscategorieën: gestures die de gesproken taal benadrukken (A) en gestures waarvan de

betekenis onafhankelijk is van het gesprokene (B).

Bij het eerste type (A) tekenen de gestures de samenhang van het discours. Pauzes en

wendingen in het spreken worden met een handbeweging benadrukt. De beweging geeft niet

het object of de idee weer waarnaar verwezen wordt, maar refereert an “the course of the

ideational process itself” (Efron 1972: 96). Efron deelt dit type gestures nog eens op in 2

soorten: de eerste zijn baton-like gestures, die geven met de hand de opeenvolgende fases van

wat verteld wordt aan, de tweede zijn ideografische gestures, die tekenen in de lucht het pad en

de richting van het denkpatroon. Deze laatste variant noemt Efron ook logico-topographisch

of logico-pictoriaal (Efron 1972: 96).

Bij het tweede type (B) is de betekenis van de gesture ‘objectief’. In tegenstelling tot groep

A dragen deze gestures betekenis onafhankelijk van taal. Efron deelt deze categorie nog eens

op in deiktische, physiografische en emblematische gestures. Deiktische gestures zijn

wijsgebaren. Physiografische gestures tekenen de referent of geven er een karakteristiek van

weer. Ze worden nog verder opgedeeld in iconografische gestures, die de vorm of de grootte

van de referent weergeven en in kinetografische gestures die de beweging van het lichaam

weergeven. Emblematische gestures zijn conventioneel bepaald (zie: 1.1.1.1)

De grote bijdrage van Efron is dat hij het fenomeen gesture vanuit verschillende

perspectieven bekijkt:

Efron’s classification […] is a very insightful and detailed analysis of gesture. It recognizes that, for a truly comprehensive understanding, gestures must be analysed from several perspectives. Gesture classifications are multiple, and any given classification depends upon the perspective in terms of which it is to be set up. Further, so far as Efron’s so-called ‘linguistic’ perspective is concerned, his analysis of the different ways in which gesturing can be related to speech is highly suggestive and remains one of the most articulated to date. (Kendon 2004: 94)

Page 16: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

16

Zijn werk wordt nog door alle moderne onderzoekers zeer gewaardeerd en heeft een

grote invloed gehad op alle latere classificaties van gestures zoals op het model van Ekman

en Friesen.

1.3.2 Paul Ekman en Wallace V. Friesen

De categorisering van Efron werd overgenomen en gemodifieerd door Paul Ekman en

Wallace Friesen. Zij werkten in het artikel “The Repertoire of Nonverbal Behavior:

Categories, Origins, Usage and Coding” (1981, eerste publicatie in 1969) een model uit om

verschillende types van nonverbaal gedrag te classificeren. Één type daarvan valt samen met

wat wij in deze verhandeling als gesture beschouwen, de auteurs zelf gebruiken de term

‘gesture’ echter niet, ze noemen dat type illustratoren. Illustratoren zijn direct verbonden aan

de taal, ze dienen om wat verbaal gezegd wordt te illustreren. Ekman en Friesen

onderscheiden 6 verchillende types: batons (accentueren een bepaalde zin of frase), ideographs

(tekenen de gedachtes van de spreker), deictic movements (wijsgebaren), spatial movements

(representeren ruimtelijke relaties), kinetographs (tekenen een beweging) en pictographs (tekenen

de referent waarover gesproken wordt). In deze onderverdeling komt de invloed van Efron

duidelijk naar voren.

De andere categorieën van nonverbale communicatie zijn volgens Ekman en Friesen:

emblems, affect displays, regulators, en adaptors. Ekman en Friesen definiëren emblemen als "those

nonverbal acts which have a direct verbal translation, or dictionary definition, usually

consisting of a word or two, or perhaps a phrase” (Ekman en Friesen 1981: 71) Emblemen

kan je dus direct met één woord of één frase vertalen (zie 1.1.1). Affect displays zijn

gezichtsuitdrukkingen die emoties weergeven. Regulators helpen het gesprek regelen. Ekman

en Friesen geven hier een paar voorbeelden van:

Regulators are acts which maintain and regulate the back-and-forth nature of speaking and listening between two or more interactants. They tell the speaker to continue, repeat, elaborate, hurry up, become more interesting, less salacious, give the other a chance to talk, etc. […]. The most common regulator is the head nod, the equivalent of the verbal mm-hmm, other regulators include eye contacts, slight movements forward, small postural shifts, eyebrow raises, and a whole host of other small nonverbal acts. (Ekman en Friesen 1981: 90)

Adaptoren zijn bewegingen die uit gewoonte gebruikt worden (zie 1.1). Bijvoorbeeld: met

de tong de lippen nat maken, zelfs als ze niet droog zijn of met de handen in de ooghoeken

wrijven, net zoals bij het wenen, zonder dat er gehuild wordt (Ekman en Friesen 1981: 94).

Ekman en Friesen geloven dat deze bewegingen aangeleerd worden:

Page 17: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

17

We use the term ADAPTORS because we believe these movements were first learned as part of adaptive efforts to satisfy self or bodily needs, or to perform bodily actions, or to manage emotions, or to develop or maintain prototypic interpersonal contacts, or to learn instrumental activities. (Ekman en Friesen 1981: 92)

Het artikel van Ekman en Friesen is heel populair geworden en heeft een grote invloed

gehad op de studie van nonverbale communicatie. Toch geeft Kendon (2004: 98) kritiek op

hun ver doorgedreven classificatie. Hij pleit voor een onderverdeling vanuit verschillende

standpunten:

It would have been better if the attempt to set up a typology had been abandoned and instead it had been recognized that behaviour in interaction is best analysed in terms of a multiple set of scales or dimensions of comparison. (Kendon 2004: 98)

Ondanks de grote populariteit van Ekman en Friesens artikel, heeft de meer

gedetailleerde onderverdeling van illustratoren geen algemene ingang gevonden. Kendon

(2004: 98) geeft daarvoor als reden dat de auteurs zelf geen onderzoek gepubliceerd hebben

over illustratoren. Ekman en Friesen focusten zich in hun studies vooral op

gezichtsuitdrukkingen.

1.3.3 David McNeill

De meest gebruikte classificatie is die van McNeill (1992). Hij deelt gestures in 6 grote

categorieën in5

: beats, Butterworths en iconische, metaforische, cohesieve en deiktische

gestures. Voor ik wat dieper inga op de voorbeelden die hij bespreekt, wil ik nog twee

opmerkingen maken. Ten eerste is McNeill enkel geïnteresseerd in spontane gestures. Hij

bestudeert enkel de handbewegingen die ontstaan bij spontaan verbaal taalgebruik. Hij gaat

dus niet, zoals Ekman en Friesen, in op gezichtsuitdrukkingen en adaptoren. Ten tweede wil

ik kort de methode, die McNeill gebruikt, vermelden. Hij toont mensen een tekenfilm of een

stripverhaal, waarna hij vraagt om het verhaaltje te vertellen aan iemand die het niet gezien

heeft. Kendon (2004: 99) merkt hierbij op dat: “The discourses studied are, thus, almost

always narrations […]. This has heavily influenced the kinds of distinctions McNeill has noted

in the use of gesture.” We moeten er dus rekening mee houden dat de classificatie van

McNeill beïnvloed werd door het verhalend karakter van de gesprekken die hij als basis

neemt voor zijn onderzoek.

5 In zijn recenter werk Gesture and Thought (2005) neemt McNeill slechts vier van deze categorieën op: beats en iconische, metaforische en deiktische gestures (McNeill 2005: 38).

Page 18: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

18

1.3.3.1 Iconische gestures

Het eerste type dat McNeill beschrijft zijn de iconische gestures. Deze gestures “bear a

close formal relationship to the semantic content of speech.” (McNeill 1992: 12) Het

voorbeeld dat McNeill hier geeft is het volgende: een man beschrijft een scene uit een

stripverhaal waarin een personage een boom terug recht trekt. Terwijl hij dit zegt, lijkt het

alsof hij met zijn handen iets grijpt en terugtrekt (zie figuur 1.2 uit McNeil 1992: 12).

Figuur 1.2: Illustratie van een iconische gesture. De gesture drukt hetzelfde uit als wat er gezegd wordt.

and he [bends it way back] Iconic: hand appears to grip something and pull it from the upper front space back and down near to the shoulder.

McNeill noemt dit een iconische gesture omdat er met de handen formeel wordt

uitgedrukt wat er in de taal gezegd wordt.

Volgens McNeill toont dit voorbeeld het dichte verband dat bestaat tussen taal en

gesture. Wat uitgebeeld wordt in de gesture moet geïncorporeerd worden in het complete

denkproces van de persoon. De gesture wordt uitgevoerd op hetzelfde moment dat het

woord met dezelfde betekenis uitgesproken wordt. De armbeweging vertelt ons ook iets

meer over het standpunt van de spreker: hij maakt de beweging vanuit de positie van de

actor, wat overeenkomt met de actieve vorm van de zin. Als de zin passief geweest was, was

een gesture vanuit het standpunt van de boom gepaster geweest. McNeill besluit dat gesture

en verbaal taalgebruik zowel semantisch als pragmatisch een parallelle betekenis uitdrukken.

In het volgende voorbeeld dat McNeill geeft (zie figuur 1.3 uit McNeill 1992: 13),

drukken taal en gesture niet hetzelfde uit, maar zijn ze complementair. Het verbale

taalgebruik en de gesture verwijzen naar dezelfde gebeurtenis en gedeeltelijk overlappen ze

elkaar, maar het beeld dat ze weergeven is anders. Het samenspel van gesproken taal en

gesture geeft een completer beeld van de gedachten van de spreker. Hier wordt door de

gesture duidelijk wat voor wapen gebruikt wordt (een paraplu). Gesture en taal verwijzen

naar dezelfde gebeurtenis, maar naar verschillende aspecten ervan.

Page 19: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

19

Figuur 1.3: Illustratie van een gesture die complementair is aan de gesproken uiting. De gesture toont het soort wapen terwijl de actie en het idee van herhaling via het talige kanaal uitgedrukt worden. (1.3) and she [chases him out again] Iconic: hand appears to swing an object through the air

Als we enkel naar de gesture of naar de taal zouden kijken, zouden we een incompleet

beeld hebben van wat de spreker wil uitdrukken. Het is alleen doordat we zowel op gesture

als op taal letten, dat we alle aspecten waarnemen: de actie (chases), de herhaling ervan (again),

het wapen en hoe het wapen gebruikt wordt.

Een ander voorbeeld van deze complementariteit tussen gesture en taal vinden we in het

corpus van Geoffrey Beattie (2004: 68):

[she’s eating the food]

Iconic: fingers on left hand are close together, palm is facing body, and thumb is directly behind index finger. Hand moves from waist level towards mouth.

Het talige gedeelte vertelt ons dat de agens vrouwelijk is. Het vertelt ook dat zij aan het

eten is, en wat zij aan het eten is (the food). Hoe ze eet, komen we hieruit echter niet te weten.

There are after all many different ways of eating food. She could be just chewing the food, which is already in her mouth, or using a knife and fork to eat the food from a plate, but she is not. […] The iconic gesture again is critical to communication here because it shows the method of eating – bringing the food to the mouth with the hand. (Beattie 2004: 68)

De gesture is dus ook hier nodig om het totale beeld van het denken van de spreker te

kunnen vatten.

1.3.3.2 Metaforische gestures

Het volgende type gesture dat McNeil onderscheidt zijn metaforische gestures. Hij

definieert deze als volgt:

These are like iconic gestures in that they are pictorial, but the pictorial content presents an abstract idea rather than a concrete object or event. The gesture presents an image of the invisible – an image of abstraction. (McNeill 1992: 14)

In het voorbeeld dat hij erbij geeft (zie figuur 1.4 uit McNeill 1992: 14) vertelt iemand dat

wat hij juist gezien heeft, een tekenfilm was. De spreker verwijst naar het genre van de

Page 20: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

20

tekenfilm, dat is een abstract concept. Toch maakt hij het met een gesture concreet. Het lijkt

alsof hij de idee van het genre in zijn handen vast heeft en aan de hoorder geeft.

Figuur 1.4: Illustratie van een metaforische gesture. De idee ‘genre’ wordt gepresenteerd als een concreet iets dat met de handen ondersteund wordt. (1.4) it [was a Sylves]ter and Tweety cartoon Metaforic: Hands rise up and offer listener an “object.”

Dit is dus een metafoor: een abstract concept wordt als een ruimtelijk lokaliseerbaar,

draagbaar object gepresenteerd. McNeill (1992: 15) merkt hierbij op dat we in taalgebruik

soms net hetzelfde doen: “In speech we say for instance, “hollow words” or “a deep book” –

implying that a word is a container, or a book has a vertical dimension.”

1.3.3.3 Beats

Het derde type gestures dat McNeill bespreekt zijn “beats”. “Beats are so named because

they look like beating musical time.” (McNeill 1992: 15) De hand beweegt op het ritme, de

prosodie van de taal. De typische beat is een korte beweging van de hand die op en neer of

naar voor en naar achter gaat. Wat beats onderscheidt van andere gestures is dat ze slechts uit

twee fases bestaan: op/neer of voor/achter. Typische iconische en metaforische gestures

bestaan uit drie fases: “preparation, stroke and retraction” (McNeill 1992: 15).

De semiotische waarde van beats ligt hierin dat ze de woorden en de frases waarmee ze

verschijnen, als belangrijk aanduiden, niet voor de semantische betekenis maar voor de

pragmatische functie in het discours. Voorbeelden zijn: de introductie van nieuwe karakters

aangeven, de handelingen samenvatten, nieuwe thema’s introduceren,…Beats dienen dus

vooral om de tekst te structureren:

Thus beats mark information that does not advance the plot line but provides the structure within which the plot line unfolds. With beats, events on the meta-level of the discourse can be inserted directly into the narrative, signaling that whatever refers in speech to the event departs from the narrated chain of events. (McNeill 1992: 15)

Page 21: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

21

McNeill geeft bij dit type gesture het volgende voorbeeld: een beat die gepaard gaat met

een verwijzing naar het thema. De uiting verwijst niet naar een specifieke gebeurtenis maar

naar de structuur van het hele discours. De beat die gemaakt wordt, verschijnt bij het woord

“whenever”, dat woord verwijst niet naar een bepaalde actie, het is een structureel element in

de tekst (zie figuur 1.5 uit McNeill 1992: 16).

Figuur 1.5 Illustratie van een beat bij een opsomming. De beat wordt geproduceerd op het moment wanneer in het talige gedeelte opgesomd wordt. (1.5) when[ever she] looks at him he tries to make monkey noises Beat: hand rises short way up from lap and drops back down.

1.3.3.4 Cohesieve Gestures

Ook het volgende type gestures dat McNeill bespreekt heeft een functie op

discoursniveau. Hij noemt ze cohesieve gestures “because it serves to tie together

thematically related but temporally separated parts of the discourse.” (McNeill 1992: 16).

Cohesieve gestures benadrukken de continuïteit van een uiteenzetting. Hun vorm kan heel

verschillend zijn: wijsgebaren, iconische en metaforische gestures, zelfs beats kunnen

gebruikt worden als cohesieve gesture.

Cohesieve gestures behouden de continuïteit in de uiteenzetting vooral door herhaling.

“Gestural cohesion depends on repeating the same gesture form, movement, or locus in the

gesture space: the repetition is what signals the continuity.” (McNeill 1992: 16).

McNeill geeft hierbij het volgende voorbeeld: een spreekster, die een tekenfilmpje

beschrijft, maakt een iconische crisscross gesture als ze het heeft over scheiden van kabels,

haar handen zijn over elkaar gekruist. Daarna onderbreekt ze zichzelf en maakt een beweging

die het systeem van een trolleybus uitbeeldt, waarna ze terugkeert naar de crisscross gesture.

De onderbreking kwam er omdat de spreekster dacht dat ze beter eerst het trolleysysteem

zou uitleggen. Zo’n onderbreking maakt geen deel uit van de verhaallijn, daarom moest er

terug een verband gelegd worden naar het hoofdthema en dit werd gedaan met de tweede

crisscross gesture (zie figuur 1.6 uit McNeill 1992: 17).

Page 22: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

22

Figuur 1.6: Illustratie van cohesie opgebouwd door iconische gestures. De gesture bij (c) speelt in op die bij (a) en toont waar het verhaal terug opgenomen wordt na de onderbreking in (b)

(1.6.a) [the network of wires that hooks up the cable cars…um] Iconic: both hands, palms facing down, come together at the tips and form a criscross.

(1.6.b) [you know the trolley system] Iconic: right hand moves back and forth at side of hand.

(1.6.c) [right and there’s a whole network of these wires] Iconic: both hands resume crisscross.

Dezelfde gesture komt dus tweemaal voor om de hoorder te informeren wanneer er

teruggegaan wordt naar de verhaallijn van voor de onderbreking. “The second crisscross was

cohesive in that it tied together two parts of the narrative by showing, literally, where the old

theme was located.” (McNeill 1992: 18). Ook in het verbale gedeelte van (c) wordt verwezen

naar (a): “The network of wires…” (a), “…these wires” (c). Merk wel op dat de cohesie eerst

in de gesture verschijnt, nog voor het in het verbale kanaal geëxpliciteerd wordt.

1.3.3.5 Deiktische gestures

Het volgende type gesture dat McNeill onderscheidt, zijn deiktische gestures of

wijsgebaren. Wijsgebaren kunnen naar iets in de werkelijkheid wijzen, maar wijzen veel vaker

naar een imaginaire referent. “Pointing has the obvious function of indicating objects and

events in the concrete world, but it also plays a part even where there is nothing objectively

present to point at.” (McNeill 1992: 18) Het voorbeeld dat McNeill hier geeft is zo’n

wijsgebaar dat verwijst naar iets abstracts (zie figuur 1.8 uit McNeill 1992: 18). Twee

studenten die elkaar nog nooit ontmoet hebben, hebben een gesprek. De ene vraagt de

andere waar hij vandaan komt:

Page 23: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

23

Figuur 1.8: Illustratie van een abstract wijsgebaar. De ruimte waarnaar gewezen wordt is niet de ruimte waar de spreker en hoorder zich nu bevinden, maar een abstracte ruimte die de plaats moet voorstellen waar de luisteraar vroeger gewoond heeft. (1.8) [where did you] come from before?

Points to space between self and interlocutor.

“The gesture is aimed not at an existing physical place where the interlocutor had been

previously, but at an abstract concept of where he had been before.” (McNeill 1992: 18).

Wijsgebaren hoeven dus niet altijd naar iets in de werkelijkheid te wijzen.

1.3.3.6 Butterworths

De laatste categorie die McNeill onderscheidt, zijn de Butterworths (McNeill 1992: 77).

Hij heeft dit type genoemd naar de Britse onderzoeker Butterworth die stelde dat gestures

voorkomen bij mislukkingen in het taalgebruik. McNeill gaat niet akkoord met de stelling dat

problemen in de taal (bijvoorbeeld woordvindingsproblemen) een noodzakelijke voorwaarde

zijn voor het voorkomen van gestures. Hij zegt wel dat er gestures kunnen ontstaan bij het

zoeken naar een woord of een juiste zinsconstructie. Die maken volgens hem echter maar

een klein deel uit van alle gestures, zeker in de narratieve discours die hij onderzoekt. Het

typische voorbeeld dat hij geeft is een hand die in de lucht grijpt terwijl de spreker probeert

een woord te herinneren. Meestal komt er bij deze gestures geen simultaan verbaal

taalgebruik voor. Dat maakt dat Butterworths links van gesticulation staan op Kendons

continuüm.

1.3.4 Een vergelijking

Als we nu deze drie classificaties met elkaar vergelijken, valt het op dat het onderscheid

niet zozeer ligt in de grote scheidslijnen, als in het aantal onderverdelingen dat gemaakt

wordt (zie tabel 1). Ekman en Friesen gaan meer categorieën onderscheiden dan McNeill.

Het voordeel daarvan is dat je een gedetailleerder beeld krijgt, het nadeel is echter dat je soms

met te strikte klassen moet werken. De categorie Butterworths vinden we enkel bij McNeill.

Page 24: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

24

Efron (1941) Ekman & Friesen

(1969) McNeill (1992)

Baton-like gesture Baton Beats

Ideographic gesture

Ideograph

Metaphoric gestures Cohesives

Kinetographic gesture

-------------------------------------

Iconographic gesture

Kinetograph

----------------------------------- Spatial

----------------------------------- Pictograph

Iconic gestures

Deitic gestures Deictic movement Deictics Symbolic or emblematic

gestures Emblems

Butterworths Tabel 1: Drie schema’s voor het classificeren van gestures

Het interessante aan classificatiemodellen is dat ze een beeld geven van hoe de

onderzoeker over gestures denkt. Efron, Ekman & Friesen en McNeill zien gestures als een

activiteit die belangrijk is om de uiting van een spreker te kunnen vatten. Gestures geven een

extra waarde aan een gesproken uiting. Ze geven een betere blik op het denken van de

spreker.

1.4 Samenvatting In dit hoofdstuk heb ik eerst het onderzoeksobject afgebakend: we beperken ons hier tot

de bewegingen van de handen en de armen die ontstaan tijdens het spreken en die

gerelateerd zijn aan het taalgebruik. Verder heb ik een overzicht gegeven van de studie van

gestures van de Klassieke Oudheid tot nu en heb ik drie classificatiemodellen voor gestures

besproken. Daaruit bleek dat gestures een meerwaarde kunnen geven aan de gesproken

uiting. In het volgend hoofdstuk komt de verhouding tussen gesproken taal en gestures aan

bod.

Page 25: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

25

Hoofdstuk 2: De verhouding tussen gesproken taal en gestures

In dit hoofdstuk ga ik dieper in op het verband tussen gesproken taal en gesture. Over de

relatie tussen deze beide bestaan twee verschillende opvattingen: de eerste is dat gesproken

taal en gesture twee aparte systemen zijn, twee verschillende kanalen met elk hun eigen

functie. De tweede opvatting is dat gesproken taal en gesture samen één systeem vormen. Ik

ga eerst kort in op de eerste theorie, waarna ik uitgebreider de argumenten van de tweede

theorie bespreek.

2.1 Gestures als hulp bij het spreken Zoals ik al heb aangegeven (zie 1.2.4), is de interesse voor gestures pas vanaf de tweede

helft van de twintigste eeuw opnieuw gegroeid. Een van de redenen voor die late interesse

was dat gestures gezien werden als bewegingen die naast taal staan. Taal en gesture hadden

volgens de meeste onderzoekers niets met elkaar te maken en daardoor zagen taalkundigen

het onderzoeksdomein van gestures vaak over het hoofd.

De psycholoog Beattie (2004: 19) wijst erop dat talige en non-verbale communicatie lang

beschouwd werden als twee verschillende kanalen die ook twee verschillende functies

hadden. Het argument hiervoor was dat taal, het verbale communicatiekanaal, dient om

feiten en informatie over te brengen, terwijl de non-verbale kanalen zoals gestures en

adaptoren sociale functies hebben. Non-verbale communicatie zegt volgens de traditionele

psychologie meer iets over de emotionele toestand van de spreker dan over de wereld.

Kennis over de werkelijkheid kan immers via taal uitgedrukt worden. Het volgende credo

heeft dan ook lang het onderzoeksgebied gedomineerd: “If you are interested in the

communication of complex ideas you study language; if you are interested in emotion and

relationships you study nonverbal behaviour.” (Beattie 2004: 24).

Deze houding is vandaag toch wel veranderd, zeker als het gaat over gestures zoals we ze

in het eerste hoofdstuk gedefinieerd hebben. Op dit moment zijn er verschillende theorieën

in zwang over het verband tussen taal en gesture, die Gullberg (2006) speech-auxiliary theories en

gesture-speech partnership theories noemt. In deze paragraaf hebben we het over de eerste groep.

Zij stellen dat gestures helpen bij het produceren van taal, bv. bij woordvindingsproblemen

(Krauss, Chen en Gottesman 2000) of bij het conceptualiseren van de verbale boodschap

(Alibali, Kita en Young 2000).

Page 26: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

26

Krauss et al. (2000) hebben een model opgesteld voor het verband tussen taal en gesture

waarin een belangrijke functie van gestures is om woordvindingsproblemen te

vergemakkelijken (=Lexical Retrieval Hypothesis). Volgens hen geven gestures via een kinetische

motor input voor de fonologische codering (zie: 3.1.1).

Alibali et al. (2000) stellen dat gestures helpen ruimtelijke informatie te “verpakken” in

verbale eenheden (=Information Packaging Hypothesis). Ze testten deze hypothese bij een groep

vijfjarige kinderen die ze twee opdrachten gaven. De vereiste lexicale vaardigheid was bij de

twee proeven gelijk, maar de manier waarop de kinderen informatie moesten verwerken was

verschillend. In de eerste opdracht moesten de kinderen uitleggen waarom de ene hoeveelheid

al dan niet groter was dan de andere (piagetaanse conservatie). In de tweede opdracht

moesten ze beschrijven hoe iets eruitzag. De verbale antwoorden van de kinderen waren

vergelijkbaar over de twee opdrachten. De manier waarop de kinderen informatie moesten

verwerken was echter verschillend en dat zag je ook in hun gestures. In de test waarin de

kinderen iets moesten uitleggen, werden meer gestures gebruikt die de objecten weergaven en

kwamen meer gestures voor die informatie gaven die verschilde van wat verbaal gezegd werd.

Dat bij gelijkaardige lexicale uitingen toch verschillende gestures voorkomen omdat er een

ander denkproces achter schuilt, duidt op een verschillende basis voor gesture en taal. Ook

de theorie van Krauss et al. (2000), sluit aan bij een visie op gestures als hulp bij het

spreekproces, niet als deel ervan. Er zijn echter ook argumenten die spreken voor een

geïntegreerd systeem van taal en gesture. Die worden in de volgende paragraaf besproken.

2.2 Gesproken taal en gesture vormen één systeem In 1992 bracht David McNeill zijn studie Hand and Mind uit. In dat boek verdedigt hij de

stelling dat gestures en gesproken taal hun oorsprong in één gedeeld systeem vinden. Ook

Adam Kendon verdedigde al vroeg de stelling dat gesproken taal en gesture een geïntegreerd

systeem vormen (Kendon 1980). In deze paragraaf bespreek ik de bewijzen die gegeven

worden voor deze theorie. De argumenten zijn dat gestures gevormd worden tijdens het

spreken en dat gestures een semantische en temporele eenheid vormen. Verder ga ik ook in

op de ontwikkeling van taal en gestures bij kinderen en op de gestures van afatici, omdat dat

een beter inzicht kan geven in de verhouding tussen gesproken taal en gesture. Ten slotte

haal ik nog een casus aan die spreekt voor een geïntegreerde visie op taal en gesture.

Page 27: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

27

2.2.1 Gestures worden geproduceerd tijdens het spreken

Een eerste argument dat McNeill (1992: 23) geeft voor de theorie dat gestures en

gesproken taal één systeem vormen is dat gestures samen met gesproken taal geproduceerd

worden. Zo hebben we gestures in het eerste hoofdstuk ook gedefinieerd: gestures worden

met gesproken taal geproduceerd in tegenstelling tot gebarentalen, aan de andere kant van

Kendons continuüm, die niet met gesproken taal samengaan. Mensen in de passieve rol van

toehoorder gaan nauwelijks gesticuleren6

Dit voorbeeld is echter iets te simpel, de zaak is wat complexer. Over het al dan niet

verschijnen van gestures met gesproken taal is er veel discussie geweest. Onderzoek van

McNeill (1992) heeft uitgewezen dat 90% van de gestures die mensen maken, samen met

gesproken taal gevormd worden. De overige 10% komt in pauzes voor. Over die resultaten is

echter veel onenigheid geweest. Vroeger onderzoek van Butterworth en Beatti (1978,

vermeld in Nobe 2000) had immers net het tegenovergestelde uitgewezen: volgens hen

startten de meeste gestures tijdens een pauze in het spreken. Hun resultaten werden ook

door andere onderzoekers van gestures algemeen aanvaard (Nobe 2000: 189).

. Als je bijvoorbeeld kijkt naar het publiek van een

praatprogramma, dan maken die mensen weinig hand- of armbewegingen. Als je echter één

persoon uit het publiek haalt en hem/haar aan het woord laat en dus de actieve rol van

spreker geeft, dan gaat die persoon snel gestures beginnen te maken.

Uit de tegenstrijdige resultaten ontstond een discussie waarin de centrale vraag was of

gestures7

Nobe (2000) en McNeill (2005) wijzen erop dat de discrepantie in de resultaten onder

andere te maken heeft met het feit dat in de verschillende onderzoeken andere delen van de

gesture onderzocht werden: Butterworth en Beatti keken naar het begin van de gesture,

terwijl McNeill de stroke, de betekenisvolle fase van de gesture als uitgangspunt nam (zie

voor een bespreking van de verschillende fases van een gesture: 2.2.3.1). Nobe (2000)

vermeldt ook dat Beatti en Aboudan (1994) de context waarin de onderzoeksdata zijn

opgenomen, als oorzaak van de verschillende resultaten geven. Zij hadden immers gemerkt

dat je andere resultaten krijgt als je mensen laat praten in verschillende spreeksituaties zoals

op de taal anticiperen of niet (Nobe 2000, McNeill 2005). Onderzoekers die

dachten van wel (Butterworth en Beatti 1978; Butterworth en Hadar 1989), gingen er vaak

van uit dat gestures tijdens pauzes in het spreken gemaakt worden. Diegenen die dachten van

niet (McNeill 1992), verdedigden de stelling dat gesture en taal samen geproduceerd worden.

6 Hoewel luisteraars zelden gestures produceren is het mogelijk dat het toch gebeurt. In ongeveer honderd uur opnames vond McNeill (1992: 23) één gesture die door een luisteraar gemaakt werd. Gestures kunnen ook door luisteraars gebruikt worden om het woord te vragen (zie ook 4.3.5). 7 In deze discussie zijn beats niet opgenomen. In de literatuur bestaat er immers een algemene consensus dat beats samen met de prosodie van taal gecoördineerd worden (Yoshioka 2005: 31).

Page 28: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

28

in een monoloog of dialoog. Uit hun onderzoek bleek dat de testpersonen veel meer

gesticuleerden in een dialoog dan in een monoloog. Ook het aantal gestures dat begon tijdens

een stilte was groter tijdens de dialogen. Ten slotte bleek ook dat er alleen in dialogen

significant meer gestures tijdens een stilte beginnen. Als reden voor deze bevindingen gaven

Beattie en Aboudan dat de sprekers gestures gebruikten om aan de beurt te kunnen blijven,

dus om hun sprekersrol niet te verliezen, ook als er even een stilte viel. De spreker gebruikt

gestures volgens hen als attempt-suppressing signals:

An attempt-suppressing signal displayed by the speaker maintains the turn for him, regardless of the number of yielding cues concurrently being displayed. Auditors almost never attempted to take their turn when this signal was being displayed. The attempt-suppressing signal consists of one or both of the speaker’s hands being engaged in gesticulation. (Duncan 1972: 287 zoals geciteerd in Nobe 2000: 196)

Beatti en Aboudan (1994, vermeld in Nobe 2000) zagen als oorzaak van de discrepantie

tussen de verschillende onderzoeksresultaten het feit dat McNeill geen dialogen onderzocht.

In zijn werk werd immers hoofdzakelijk narratieve discours bestudeerd (zie 1.1.3). Nobe, die

zelf ook met materiaal van McNeill werkt, weerlegt die kritiek:

In the social/dialogue condition, as described by Beatti & Aboudan (1994), an interviewer was present in the room and interacted with the subject verbally, asking questions, seeking clarification, and generally using interruption to achieve these goals. Following this definition, it is logical to call the current situation of narrating a cartoon also the social/dialogue condition. In the current study, as evidenced in the recorded sessions, the listeners nodded and produced many back-channel signals and asked questions when needed. It was certainly not the social/monologue condition, in which the interviewer was present in the room listening to the subject without any interruption or any verbal exchange. (Nobe 2000: 191)

Volgens Nobe onderzocht McNeill dus geen zuivere monologen. Ook in zijn

onderzoeksdata was er immers sprake van interactie tussen de interviewer en de spreker.

Nobe ziet het verschil tussen Beattie & Aboudan en McNeill vooral in het feit dat de

eerstgenoemden de interviewer met opzet de verhaallijn van de spreker lieten onderbreken.

Dat zou dan weer geleid kunnen hebben tot een bedreigend gevoel bij de sprekers. Die

sprekers gingen dan ter verdediging van hun sprekersrol meer gestures gebruiken tijdens een

pauze in het spreken om hun sprekersrol niet te verliezen. Zo kan het vertekend beeld

ontstaan dat gestures vooral tijdens pauzes geproduceerd worden.

Nobe (2000) merkt ten slotte op dat ook de methode die Beatti & Aboudan gebruiken,

een vertekend beeld geeft van de werkelijkheid. Zij vergeleken immers het aantal gestures per

pauze met het aantal gestures per woord, wat de verhoudingen verkeerd weergaf:

Page 29: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

29

[T]hese rates correspond to a frequency of silent pauses to number of words of about one to six in the social/dialogue condition, and of about one to eight (i.e., 8.4 words were produced per silent pause) in the current study. When the gesture rate is calculated in these circumstances, it is no wonder that the gesture rate per word looks smaller than the gesture rate per silent pause (…). (Nobe 2000: 195)

Nobe (2000) bekritiseert dus de weergave van de cijfers van Beattie en Aboudan (1994).

Uit dit alles kunnen we besluiten dat er geen algemene consensus is over het al dan niet

beginnen van gestures met taal. Er is een duidelijke discrepantie tussen de resultaten van

McNeill (1992) en die van Butterworth & Beatti (1978) en Beatti & Aboudan (1994). Nobe

(2000) schuift echter wel een aantal argumenten naar voor in het voordeel van de theorie van

McNeill (1992, 2005), die zegt dat taal en gesture samen geproduceerd worden.

2.2.2 Gestures en gesproken taal vormen een semantische en pragmatische eenheid

Het tweede argument dat gebruikt wordt om aan te tonen dat gesture en taal een

geïntegreerd systeem vormen is dat ze semantisch en pragmatisch co-expressief zijn.

Hierover is er in de literatuur weinig onenigheid te vinden. De meeste onderzoekers (o.a.

McNeill 1992, 2005, Kendon 2004, Yoshioka 2005, Gullberg 2006) beamen de juistheid van

dit argument.

Een voorbeeld van semantische co-expressiviteit vinden we bij veel iconische gestures.

Wat via het verbale kanaal verteld wordt, wordt ook in gestures uitgedrukt. Een illustratie

daarvan zien we in het debatprogramma De Zevende Dag (18/03/07). Daar wordt iemand

gevraagd of de visie tegenover Europa bepaald wordt door de persoonlijkheid van de leiders.

Het antwoord luidt als volgt: “(…) ’t is eigenlijk een [kruispunt tussen de juiste mensen op de

juiste plaats op het goede moment](…)”. Op het moment dat de spreker deze frase

uitspreekt, vormt hij met zijn handen een kruis: de ene hand wordt recht op de andere

geplaatst. Dit verwijst naar het kruispunt waar de spreker het over heeft in het verbale kanaal.

Hier zijn gesture en taal dus semantisch co-expressief.

Naast de semantische is er ook een pragmatische co-expressiviteit tussen gesture en taal.

Een voorbeeld van zo’n gesture zien we, wanneer een spreker iets vertelt met zijn handpalm

open en naar boven gericht. Deze handvorm wordt vaak gebruikt om aan te duiden dat wat

gezegd wordt, ‘aangeboden’ wordt aan de tegenspreker, bijvoorbeeld als een voorstel of als

iets om over te discussiëren (Kendon 2004: 159). Dit is dan ook een gesture die door veel

journalisten gebruikt wordt in interviews. Ook in mijn eigen transcriptie heb ik daar een

aantal voorbeelden van gevonden (zie 4.3.3.3).

Page 30: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

30

2.2.3 Gestures en gesproken taal vormen een temporele eenheid

Het volgende argument om de stelling te onderbouwen dat taal en gesture een

geïntegreerd systeem vormen, vinden we in hun verhouding in de tijd. De stroke, het meest

betekenisvolle deel van de gesture, valt samen met het deel in de taal waarmee het co-

expressief is (McNeill 1992: 24). Dat gesture en taal synchroon gevormd worden, duidt op

een sterke verbondenheid.

2.2.3.1 De structuur van gestures

Een gesture kent verschillende fases. Om de synchronie tussen taal en gesture goed te

kunnen bekijken, moeten we eerst de opbouw van een gesture beter begrijpen. Adam

Kendon (2004: 108-126) maakt een onderscheid tussen gesture units, gesture phrases en gesture

phases.

Gesture unit is de overkoepelende term voor het interval tussen twee rustpauzes van de

armen en handen Het is de hoogste hiërarchie in de indeling van Kendon. De G-unit

(McNeill 1992: 83) begint wanneer de ledematen beginnen te bewegen en stopt wanneer ze

weer een rustpositie innemen. Een gesture unit kan verschillende gesture phrases omvatten. Een

gesture phrase is wat we intuïtief een gesture noemen, het is het deel dat we in de voorbeelden

aanduiden met vierkante haken [ ] (McNeill 2005: 31). Een gesture phrase bestaat dan nog eens

uit verschillende fases (Kendon: 2004): preparation, stroke en recovery8

Zowel Kendon (2004) als McNeill (2005) wijzen erop dat Sotaro Kita (1990, 1993) nog

een pre- en poststroke hold toevoegde. Een prestroke hold is een tijdelijke stop van de beweging

net voor de stroke. Het stelt de uiteindelijke stroke uit tot er een specifiek element verbaal

uitgesproken wordt (McNeill 2005: 32). Van een poststroke hold wordt gesproken als een

spreker de handvorm van de stroke blijft behouden. Kendon (2004) noemt de stroke en

poststroke hold samen de nucleus van de gesture.

. Tijdens de preparation

verlaten de armen de rustpositie en bewegen ze zich naar de gesture-ruimte waar de stroke

kan beginnen. De stroke is die fase van de gesture die betekenis draagt. “It is the phase of the

excursion in which the movement dynamics of ‘effort’ and ‘shape’ are manifested with

greatest clarity” (Kendon 2004: 112). De fase na de stroke, wanneer de hand zich ontspant en

zich terugtrekt, wordt de recovery genoemd.

McNeill vermeldt ten slotte nog dat Susan Duncan ook een stroke hold phase onderscheidt.

Die is net als een stroke betekenisvol, maar wordt met bewegingsloze handen uitgevoerd. Een

voorbeeld zien we als een spreker zijn hand naar boven brengt en die daar houdt, met als

8 McNeill (2005) gebruikt de term retraction in plaats van recovery.

Page 31: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

31

betekenis de bovenste verdieping van een gebouw. De verschillende fases die we hier

besproken hebben, worden in de volgende paragraaf (zie 2.2.3.2) met een aantal voorbeelden

geïllustreerd. In figuur 2.1 worden de delen van een gesture visueel weergegeven9

.

Figuur 2.1: Illustratie van de verschillende delen van een gesture. Hier wordt de stroke nog eens opgedeeld in stroke-begin en stroke-finish (Bron: <http://herwinvanwelbergen.nl/bml/report.pdf> (13/03/07))

2.2.3.2 Gesture en taal in tijd

De opdeling van gestures in verschillende fases heeft als voordeel dat we een meer

gedetailleerd beeld kunnen schetsen van de relatie tussen taal en gesture. Ik geef hier een

tweetal voorbeelden10

Een eerste voorbeeld komt van een jong politicus die tijdens een interview in het

televisieprogramma De Zevende Dag (07/01/07) zijn mening over de verhouding tussen

Wallonië en Vlaanderen uiteenzette en daarbij een anekdote aanhaalde (zie voorbeeld 2.1,

figuur 2.2). Hij zei het volgende: “Ik heb ooit eens een open brief geschreven aan de

Franstalige jongeren, natuurlijk, dan kwam er in ene keer de grote dreef op gang van jullie

zijn racisten, fascisten, natuurlijk, op die manier kunnen we niet spreken.”

.

9 De afbeelding komt uit een artikel over gesture en human-computer interaction. De opdeling van gestures in verschillende fases wordt in dit onderzoeksveld gebruikt om virtuele figuren zo menselijk mogelijk te laten communiceren. 10 De voorbeelden die ik hier geef, komen uit het debatprogramma De Zevende Dag dat op 7 januari 2007 rechtstreeks uitgezonden werd op de openbare zender één. Ik heb een debat uit die aflevering volledig getranscribeerd (zie bijlage 1) en ook de zichtbare handbewegingen die erin voorkwamen beschreven (zie bijlage 2). Een uitgebreide bespreking van de bevindingen wordt in hoofdstuk 4 gegeven.

Page 32: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

32

Een interessante gesture werd geproduceerd met “dan kwam er in ene keer de grote dreef

op gang”. Op het woord “dan” brengt de spreker zijn twee handen naar zijn hoofd, zodat

zich aan weerszijden van zijn hoofd een hand bevindt. De handpalmen zijn naar het hoofd

en de vingers naar boven gericht (preparation). Dan houdt hij zijn handen een tijdje zo

(prestroke hold), tot aan het woord “dreef”. Bij het uitspreken van dat woord brengt de

spreker beide handen gelijktijdig naar beneden (stroke). Jammer genoeg was het beeld zo

gekadreerd dat we daarna de handen niet meer konden zien. We kunnen volgens het schema

van Kendon wel vermoeden dat er na de stroke een recovery komt. Ik heb dit voorbeeld

echter vooral gekozen omdat het anticiperen van de gesture zo mooi in beeld komt.

Voorbeeld 2.1 (07/01/07)11

Natuurlijk [dan kwam er in ene keer de grote dreef op gang] van jullie zijn :

RH+LH [~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~*****-.-.-.-.-.-.] [prep| prestroke hold |stroke| recovery] [___________________________________] GESTURE PHRASE [___________________________________________] GESTURE UNIT

Figuur 2.2

In dit voorbeeld zien we een duidelijke anticipatie van de gesture op de taal. Volgens

McNeill is dit een belangrijk bewijs voor het argument dat een gesture de uiting in zijn

primitieve vorm toont: “There is a global-synthetic image taking form at the moment the

preparation phase begins, but there is not yet a linguistic structure with which it can

integrate.” (1992: 26). Dat de gesture anticipeert op wat gezegd wordt, wil niet zeggen dat er

geen synchronie bestaat tussen taal en gesture. De stroke van de gesture valt immers wel

samen met het deel van de taal waarmee het co-expressief is. In dit voorbeeld is dat het

woord “dreef”. Op het moment dat de spreker dat woord uitspreekt, brengt hij zijn twee

handen naar beneden, waardoor hij als het ware een dreef aftekent. Ook de idee van “op

gang komen” zit in de gesture. De handen houden zich een tijdje stil en gaan dan plots een

beweging maken. Net zoals ‘de dreef’ figuurlijk op gang komt, komt de beweging die bij de

beschrijving gegeven wordt letterlijk in een keer op gang.

11 Voor het aanduiden van de verschillende fases neem ik de notitie van Kendon (2004: 114) over. RH rechterhand; LH linkerhand; BH beide handen; ~~~ preparation; ~~~ prestroke hold; *** stroke action; -.-.-. recovery; (…) pauze in de gesproken taal. De tekst waarmee de stroke samenvalt wordt in vette letters gezet.

Page 33: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

33

In het tweede voorbeeld kunnen we een volledig afgesloten gesture-unit zien (zie

voorbeeld 2.2). Dezelfde spreker als daarnet zegt het volgende: “Als we het inhoudelijk

oneens zijn, ja kijk, en dat blijft maar duren, (…).”. Als de spreker “en dat blijft maar duren”

uitspreekt, maakt hij tegelijkertijd een metaforische gesture om de langdurigheid uit te

drukken. Zijn twee handen bevinden zich bij de start van de stroke aan de rechterkant van

zijn lichaam. De handen zijn symmetrisch ten opzichte van elkaar, de handpalmen zijn naar

elkaar gericht en er is zo’n tien centimeter tussen de twee handen. Op het einde van de stroke

bevinden zijn handen zich aan de linkerkant van zijn lichaam. De verhouding tussen de twee

handen blijft dezelfde. Tijdens de stroke bewegen de handen zich op en neer op het ritme

van de taal. Voor en na de stroke nemen de handen een rustpositie in: de rechterhand ligt op

de linkerhand. De handpalmen liggen op elkaar en de handen grijpen elkaar vast.

Voorbeeld 2.2 (07/01/07): Ja [kijk, en dat blijft maar duren, en ] dan (…)

BH [~~*************************-.-.-] [prep| stroke |rec] [__________________________] GESTURE PHRASE

[______________________________] GESTURE UNIT

In dit voorbeeld zien we een repetitieve gesture. Tijdens de stroke wordt dezelfde

beweging meerdere keren herhaald, wat co-expressief is met de inhoud van de talige uiting.

In de taal wordt immers langdurigheid uitgedrukt, wat we ook in de herhaling van de gesture

terugvinden. In dit voorbeeld vinden we geen poststroke hold en dat is bij de meeste

repetitieve gestures zo. In plaats van de hand te stoppen op het einde van de beweging wordt

de beweging bij repetitieve gestures herhaald tot het einde van de talige uiting (Kita 1990

vermeld in de Ruiter 2000: 300).

In de twee voorbeelden begint de voorbereiding van de gestures al voor de gesproken

uiting waarmee ze semantisch gelinkt zijn. Dat komt ook overeen met de bevindingen van

Kendon (2004), die daaruit besluit dat gesture en taal samen gepland worden:

This means that, when using gesture, the speaker must already have organized it at the same time as the plan for the spoken phrase with which it is to co-occur is organized. Gesture and speech, thus, are planned for together and gestural expression is a fully integrated component of the utterance’s construction. (Kendon 2004: 125)

David McNeill geeft in Hand and Mind (1992: 26-29) drie regels voor de synchronie tussen

taal en gesture. De eerste regel is de fonologische regel en houdt in dat de stroke van de

Page 34: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

34

gesture geïntegreerd is in de fonologie van de uiting: “[…] the stroke of the gesture precedes

or ends at, but does not follow, the phonological peak syllable of speech”. Dit wordt beaamd

door onderzoek van Morrel-Samuels en Krauss (1992). De tweede regel is de semantische

regel. Dit betekent dat taal en gesture dezelfde betekenissen op hetzelfde moment

uitdrukken. McNeill spreekt hier over een “idea unit”. De derde regel is de pragmatische

regel en die zegt dat gesture en taal dezelfde pragmatische functie moeten uitdrukken. Deze

regels worden in de voorbeelden gevolgd.

Toch wil ik ook hier een kleine nuance aanbrengen. De synchronie tussen taal en gesture

is misschien wel iets complexer dan Kendon en McNeill doen uitschijnen. Jan Peter de

Ruiter wijst erop dat het begrip synchronie moeilijk te definiëren valt:

It should be pointed out that the issue of temporal synchronization is a nebulous one. It is problematic even to define synchronization. The conceptual representation (…) from which the gesture is derived might be overtly realized in speech as a (possibly complex) phrase, and is not necessarily realized overtly as a single word. Therefore, it is by no means straightforward to unambiguously identify the affiliate of a given gesture. Even if a speech fragment has been identified as being the affiliate, it has a certain duration, and so does the gesture. The synchrony between gesture and speech is the synchrony between two time intervals that are often hard to define. (de Ruiter 2000: 297 vv)

Onderzoek naar de synchronie tussen taal en gesture is dus geen sinecure. Toch zijn de

resultaten van Kendon (2004) goed onderbouwd en is het argument dat gesproken taal en

gesture een temporele eenheid vormen, een doorwegend argument voor de stelling dat

verbaal taalgebruik en gesture twee verschijningsvormen van één onderliggend systeem zijn.

2.2.3.3 Gestures bij mensen die in hun spreken beperkt worden

Tot nu toe heb ik me in de voorbeelden geconcentreerd op sprekers die vloeiend konden

spreken. Het is echter ook interessant naar een spreeksituatie te kijken waarin de spreker in

zijn taal beperkt wordt.

Mayberry en Jaques (2000: 199-214) hebben de gestures van mensen die chronisch

stotteren, onderzocht. Ze gingen ervan uit dat, als gesture en taal fundamenteel met elkaar

verankerd zijn, ook bij stotteraars de gestures het tempo van de taal zouden volgen. Als

gesture en taal daarentegen van elkaar onafhankelijk zijn en het alleen maar lijkt alsof ze

synchroon verschijnen omdat ze dezelfde betekenis op hetzelfde moment uitdrukken, dan

gaan de gestures tijdens het stotteren het tempo van de taal niet volgen.

Uit de observaties van Mayberry en Jaques bleken twee dingen: ten eerste dat het begin

van de gesturestroke nooit samenvalt met haperingen in het spreken ten gevolge van

stotteren. Ten tweede dat naar het einde van de stroke toe wel gestotterd werd. Als dat

Page 35: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

35

gebeurde, bewoog de hand van de spreker zich niet meer, de gesture werd als het ware in zijn

beweging bevroren. Pas op het moment dat de woordproductie weer vloeiend werd, ging

ook de hand weer bewegen.

Hier zien we een duidelijk verband tussen het stotteren en het betekenisvolle deel van de

gesture. Als de stroke begint, wordt het stotteren onderdrukt; als het stotteren begint, wordt

de gesture onderdrukt en bevriest ze in haar beweging. Deze bevindingen zijn compatibel

met de hypothese die we hier bespreken.

Een andere proef die gebruikt wordt om de synchronie tussen taal en gesture te testen is

Delayed Auditory Feedback (DAF). Dat houdt in dat de spreker zichzelf met een kleine

vertraging hoort (meestal 0,25 seconden of ongeveer één lettergreep) (McNeill 2005: 24v).

Het effect van DAF op de spreker is zeer groot: de taal wordt trager, er zijn meer haperingen

en versprekingen. Toch blijft de synchronie tussen taal en gesture tijdens dit experiment

bewaard (McNeill 1992, 2005). Dit resultaat spreekt eveneens in het voordeel van een

geïntegreerde visie op gesture en gesproken taal.

2.2.4 Gestures en gesproken taal ontwikkelen zich samen bij kinderen

Tot nu toe hebben we argumenten aangehaald die aantonen dat gesture en gesproken taal

één communicatieysteem vormen bij volwassenen, hoewel ze onder twee verschillende

vormen verschijnen. Nu kijken we even naar de gestures die kinderen produceren en

vergelijken we hun evolutie met het moedertaalverwervingsproces. Om dit te kunnen doen

bespreken we eerst kort de verschillende fases van de moedertaalverwerving.

2.2.4.1 De moedertaalverwerving: een proces van verschillende fases

De moedertaalverwerving is een proces dat vele jaren in beslag neemt en in verschillende

fases verloopt. Voor mijn korte bespreking ervan baseer ik me op Goorhuis en Schaerlaekens

(1995: 45-72). Een eerste onderscheid is er tussen de brabbelperiode of de prelinguale fase (0

tot 1 jaar) en de linguale periode (1 tot 7 jaar).

In de prelinguale fase leren kinderen de rudimentaire spraakbewegingen. Ze produceren

allerlei lip-, kaak- en tongbewegingen wanneer ze worden toegesproken, dit wordt ook

prespeech genoemd. Vanaf ongeveer zes maanden voeren ze protoconversaties met hun

ouders, ouders en kind gaan om de beurt geluidjes produceren. Als het kind de leeftijd van

tien tot twaalf maanden bereikt heeft, ontwikkelt het brabbelpatroon de melodie en intonatie

van de taal die rond het kind gesproken wordt. Het kind beheerst dan een expressief jargon:

het lijkt een vreemde taal te spreken waarvan de volwassenen de woorden niet kennen. Dat

Page 36: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

36

expressief jargon is de voorloper van het eerste woordgebruik, het begin van de linguale

periode.

De linguale periode wordt nog eens opgedeeld in de vroeglinguale fase (1 tot 2,5 jaar), de

differentiatiefase (2,5 tot 5 jaar) en de voltooiingsfase (5 tot 7 jaar). De vroeglinguale periode

begint met de éénwoordfase. Het kind begint te beseffen dat woorden verwijzen naar

voorwerpen, situaties en emoties. Taal bestaat niet meer alleen tussen spreker en luisteraar, er

is ook nog een onderwerp waarover gesproken wordt. De uitingen bestaan uit één woord,

vooral substantieven en bepaalde woorden worden zeer vaak gebruikt. Op een bepaald

moment treedt een woordenschatexplosie op, die samenhangt met de overgang naar de

tweewoordfase. In deze fase produceert het kind overwegend zinnen van twee woorden na

elkaar. Daarna ontwikkelt het taalgebruik zich naar de meerwoordzin.

In de differentiatiefase vordert het kind met alle aspecten van de taal, alle talige aspecten

zijn in ontwikkeling. Ook het metalinguïstisch inzicht komt voor het eerst aan bod. In de

voltooiingsfase ten slotte, gaat de taal van het kind meer en meer op die van een volwassene

lijken. Dat betekent echter nog niet dat de taal af is, aan de woordenschat kan bijvoorbeeld

nog een leven lang gewerkt worden.

Kort samengevat evolueert het taalgebruik van kinderen van een referentiële focus

(éénwoordfase) naar het vermogen om een discours te structureren (McNeill 1992: 24).

2.2.4.2 De prelinguale fase

In de prelinguale fase hebben kinderen nog geen toegang tot verbaal taalgebruik. Gestures

kunnen voor hen dan een nuttig kanaal zijn om te communiceren, een kanaal dat kinderen

ook gebruiken12

Een eerste soort gesture die kinderen gebruiken zijn geritualiseerde gestures. Tomasello

(2005: 31 v) geeft hiervan een bekend voorbeeld: over de hele wereld leren kinderen dat ze

kunnen vragen om opgepakt te worden door hun handen in de lucht te steken. Als je dit

. Al vroeg gaan kinderen naast prespeech ook protogestures produceren

(McNeill 1992: 300). Dat zijn bewegingen van de handen en armen in samenspel met allerlei

lip-, kaak- en tongbewegingen. Michael Tomasello (2005: 35) zegt dat, hoewel kinderen al

snel na de geboorte beginnen te brabbelen, het toch gestures zijn die de eerste communicatie

dragen.

12 Vandaag wordt meer en meer aandacht besteed aan de mogelijkheid om kinderen te laten communiceren met hun handen. Er worden bijvoorbeeld cursussen gegeven in ‘baby signing’: “Baby signing is pre-verbal communication with your child: using visual clues (signs) before they can talk. These signs help babies make sense of the words that they hear as they look at things around them. (…) Baby signing gives children a way to express their needs before they are physically able to form spoken words.” (<www.tinytalk.co.uk> (16/05/2007)).

Page 37: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

37

gebaar als buitenstaander ziet, dan zou je denken dat het een symbolische handeling is.

Wanneer we echter het leerproces van dichterbij volgen, dan blijkt dat het ‘handen-in-de-

lucht-gebaar’ niet symbolisch is. Kinderen leren deze handeling immers niet door het

imiteren van andere kinderen, ze leren het uit ervaring. De eerste keer als een kind wil

worden opgetild, zal het proberen zich aan het lichaam van de volwassene op te trekken of

een arm van de volwassene te grijpen. Die gaat begrijpen wat het kind bedoelt en gaat het

optillen. Een beetje later zal de volwassene al vroeger ingaan op de beweging. Als het kind

zich voorbereidt op de handeling en zijn handen omhoog begint te steken, zal de volwassene

reageren en het kind oppakken. Het kind merkt op zijn beurt dat de volwassene al op de

initiële gebaren reageert en dat het eigenlijk niet nodig is om echt naar de armen van de

volwassene te grijpen. Gewoon de handen in de lucht steken is al voldoende om tot het

gewenste resultaat te komen.

Deze handeling is geen gedeeld communicatief symbool. Als een ander kind zijn handen

in de lucht zou steken, zou een peuter deze beweging waarschijnlijk niet begrijpen. De

kinderen kennen de gestures alleen maar van de kant van de producent (Tomasello 2005: 32).

Het ‘handen-in-de-lucht-gebaar’ is dus geen symbolische beweging.

Vanaf ongeveer tien maanden gaan kinderen handbewegingen produceren die interesse

voor objecten tonen: ze gaan objecten ophouden voor een volwassene en ze beginnen

dingen aan te wijzen (Goldin-Meadow 2003: 209). Het belangrijkste verschil met de

geritualiseerde gestures die we daarnet bespraken, is dat deze wijsgebaren triadisch zijn: er is

naast een zender en een ontvanger ook nog een derde entiteit in het communicatieproces

betrokken (Tomasello 2005: 32). Dezelfde evolutie doet zich voor in de overgang van de

prelinguale naar de éénwoordfase: taal bestaat dan niet meer alleen tussen spreker en

luisteraar, zoals in de protoconversaties, maar er is ook nog een referent waarover gesproken

wordt.

De wijsgebaren beginnen vaak vroeger dan de éénwoordfase. Sommige kinderen

gebruiken al deiktische gestures maanden voor hun eerste woordjes (Goldin-Meadow 2003:

209). Goldin-Meadow (2003: 209) wijst er echter op dat deze gestures verschillen van

naamwoorden omdat ze sterk afhankelijk zijn van de context. Een volwassene moet immers

de beweging volgen om te weten over welk object het gaat. Toch vormen gestures een

belangrijke schakel in de vroege ontwikkeling van taal en symbolen. Dat zien we duidelijk in

het begin van de linguale periode.

Page 38: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

38

2.2.4.3 De linguale fase

De vroeglinguale fase

In de vroeglinguale periode begint het kind talige uitingen te maken. In het vroege

stadium van dat proces zijn handbewegingen een opstap voor kinderen om tot taal te komen

(Tomasello 2005: 35). Voor veel kinderen in de éénwoordfase is het vaak makkelijker om

naar iets te wijzen dan om het met een woord te benoemen (Goldin-Meadow 2003: 210). Dat

handbewegingen een dankbaar communicatiemiddel zijn voor kinderen in het begin van de

éénwoordfase bleek ook uit een Italiaanse studie (Volterra en Iverson: 1995 vermeld in

Goldin-Meadow 2003: 209) van drieëntwintig kinderen. Elk kind van de groep gebruikte zijn

handen om te communiceren, terwijl slechts eenentwintig kinderen woorden gebruikten. Het

vocabularium van handbewegingen was bij deze kinderen gemiddeld dubbel zo groot als hun

woordenschat (11 gestures tegenover 5.5 woorden).

Tussen de leeftijd van anderhalf tot twee jaar maken kinderen gebruik van symbolische

gebaren (Bates, Thal, Whitesell, Fenson en Oakes 1989; Goodwyn, Acredolo en Brown

2000). Deze bewegingen kunnen, net zoals wijsgebaren, een opstap betekenen voor het

taalgebruik.

When infants succesfully use a gesture before they can say the corresponding word, they are revealing the fact that much of the underlying work of learning that word has already been done. They obviously understand the concept or category or condition the gesture stand for; they obviously recognize the string of sounds (when voiced by the parent) as equivalent to their gesture; and they obviously have figured out the symbolic function as it applies to language. (Goodwyn, Acredolo, Brown 2000)

De bewegingen waar het hier over gaat zijn geen iconische gestures. Ze lijken er wel op

omdat ze een actie of een object weergeven, maar ze worden niet samen met woorden

gevormd. Voorbeelden zijn: de armen spreiden om een vliegtuig uit te beelden of de armen

strekken om grote dingen aan te duiden (Tomasello 2005: 34). Dit zijn symbolische gebaren

die een woordwaarde hebben en geen gestures die samen met taal gevormd worden.

Op dit ogenblik gebruiken kinderen communicatieve handbewegingen nog op dezelfde

manier als ze woorden gebruiken (Namy en Waxman 2001: 72). Het gaat dus nog niet over

gestures zoals we die in het eerste hoofdstuk gedefinieerd hebben. Onderzoek van Namy en

Waxman (2001) heeft uitgewezen dat dat verandert tussen de leeftijd van 18 tot 26 maanden.

In de vroege symbolische ontwikkeling zien kinderen woorden en gestures als gelijkwaardige

symbolen. Tijdens hun tweede levensjaar gaan ze echter verschillende functies toekennen aan

gestures en woorden. Gestures vormen voor kinderen dan nog altijd een integraal deel van de

Page 39: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

39

communicatie, maar ze werken samen met de gesproken taal om de informatie over de

wereld rond hen door te geven.

Kinderen maken dus in de vroeglinguale fase veel gebruik van hun handen om te

communiceren. Nu is de vraag natuurlijk of deze handbewegingen, net als de gestures van

volwassenen, één systeem vormen met gesproken taal. Dit betekent dat ze een semantische

en temporele eenheid vormen met de taal. Butcher & Goldin-Meadow (2000: 235-257)

hebben een langdurig onderzoek uitgevoerd om deze vraag te kunnen beantwoorden. Ze

volgden drie jongens en drie meisjes tijdens de overgang van de éénwoordfase naar de

tweewoordfase. In het begin vormden de kinderen vooral gebaren zonder taal, zelden

werden gebaren en woorden gecombineerd. Vanaf het moment echter dat de kinderen taal

en gesture meer en meer samen begonnen te gebruiken, combineerden ze communicatieve

gestures met betekenisvolle woorden. Op datzelfde moment gingen gesture en taal een

synchrone eenheid vormen (bijvoorbeeld: wijzen naar een doos + zeggen: ‘doos’). Deze

semantische en temporele integratie van taal en gesture betekende dan weer de start van

gesture-taal combinaties waarin gesture en taal elk iets anders uitdrukten (bijvoorbeeld:

wijzen naar een doos + zeggen ‘open’). Dit luidde ten slotte het begin van de tweewoordfase

in waarin woorden met elkaar gecombineerd worden. Kinderen kunnen dus eerst gestures en

woorden combineren, voor ze meerdere woorden samen gebruiken. Het gebruik van

gestures en woorden betekent hier een opstap voor de moedertaalverwerving.

Deze eerste gesture-woord combinaties zijn volgens McNeill (2005: 182) geen beginnende

aanwijzingen voor een geïntegreerd systeem van gesproken taal en gesture. Op dit moment in

de moedertaalverwerving zijn gesture en gesproken taal veeleer complementair dan co-

expressief. Echte gestures, die samen met de gesproken taal gevormd worden en er een

semantische en pragmatische eenheid mee vormen, maken kinderen volgens hem al

sporadisch vanaf hun 2,5 jaar, maar de ontwikkeling van gestures kent pas vanaf het derde

levensjaar een grote explosie.

De differentiatie- en voltooiingsfase

De eerste echte gestures die zich bij kinderen gaan ontwikkelen zijn iconische gestures. Ze

verschillen dan nog op verschillende vlakken van die van volwassenen (McNeill 1992): ze zijn

groter en ze nemen meer ruimte in. Gestures bij kinderen kunnen bijvoorbeeld tot achter het

lichaam gevormd worden terwijl de gesture-ruimte bij volwassenen voor het lichaam ligt.

Verder maken kinderen bij deze gestures vaak dezelfde bewegingen als in het echte leven, ze

gebruiken hun hele lichaam om een actie te vertellen. Als ze bijvoorbeeld vertellen over een

Page 40: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

40

kat, dan gaan ze met hun hele lichaam die kat uitbeelden zodat hun armen de voorpoten en

hun benen de achterpoten van de kat voorstellen. In de gestures van volwassenen kan de kat

daarentegen met één hand uitgebeeld worden. De gestures van kinderen zijn ook niet zo

goed afgebakend als bij volwassenen. Bij volwassenen zijn de gestures alleen maar actief als

ze relevant zijn terwijl bij kinderen de gestures heel vaak door elkaar lopen.

Na verloop van tijd maken naast wijsgebaren en iconische gestures een aantal nieuwe

gestures hun intrede. Op dat moment gebruiken kinderen geen handbewegingen die een

woordwaarde hebben. De nieuwe gestures hebben vooral een discoursfunctie: beats,

metaforische gestures en abstracte wijsgebaren (McNeill 1992: 319). Deze gestures verlangen

van het kind een inzicht in de verschillende niveaus en in de pragmatische betekenissen van

het spreken, daarom worden ze later verworven dan wijsgebaren:

A beat, even though it is just a flick of the hand, is cognitively complex. To refer to a metanarrative relationship demands comparing the given word to its context. Abstract pointing likewise: to point abstractly demands the ability to compare the current frame of reference to a new one that the child is introducing. A metaphoric gesture similarly depends on the ability to view the story as an object, which is a way of standing outside the story, adding distance. (McNeill 1992: 321)

De waarde van beats is dat ze de structuur van wat gezegd wordt, aangeven (zie 1.2.3.3

Beats). Bij jonge kinderen komt deze gesture niet voor omdat ze inzicht in het discours

vereist, een inzicht dat de kinderen dan nog niet hebben. De eerste beats verschijnen rond de

leeftijd van 5 jaar en zijn eerder metalinguïstisch dan metanarratief. Het duurt tot het kind de

leeftijd van elf jaar bereikt heeft vooraleer het volledig narratieve beats kan produceren

(McNeill 1992: 321). De beweging van de hand bij een beat is heel makkelijk. Het is de

functie ervan die het moeilijk maakt voor kinderen. Abstracte wijsgebaren zijn de laatste

gestures die het kind helemaal gaat beheersen (McNeill 1992: 326).

2.2.4.4 Samenvatting

In deze paragraaf ben ik ingegaan op de ontwikkeling van gestures bij kinderen in

vergelijking met het moedertaalproces om te zien of dit ons iets kan zeggen over de

verhouding tussen gesproken taal en gesture.

Al heel vroeg gaan kinderen handbewegingen gebruiken om te communiceren. De

allereerste zijn geritualiseerde gestures, handbewegingen die kinderen leren kennen uit

ervaring, zoals het ‘handen-in-de-lucht-gebaar’. Later, vaak nog voor de eerste verjaardag,

gaan kinderen gebruik maken van wijsgebaren. Deze wijsgebaren verschillen van zelfstandige

naamwoorden omdat ze sterk afhangen van de context. Tussen de leeftijd van anderhalf tot

Page 41: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

41

twee jaar maken veel kinderen gebruik van symbolische gebaren. Deze handbewegingen

lijken op iconische gestures omdat ze een actie of object weergeven, maar ze worden niet

samen met gesproken taal gevormd. Het zijn handbewegingen die een woordwaarde hebben,

er is nog geen sprake van gestures zoals we die in het eerste hoofdstuk gedefinieerd hebben.

Nog voor de tweewoordfase zien wel wel al combinaties van gestures en gesproken taal

bij kinderen optreden. Ze wijzen dan bijvoorbeeld naar een doos terwijl ze zeggen ‘open’.

McNeill zegt echter terecht dat er hier nog geen sprake is van co-expressiviteit, de gesture en

de taal zijn complementair, maar drukken niet dezelfde idee uit.

Gestures zoals we die in het eerste hoofdstuk gedefinieerd hebben, kunnen al vanaf de

leeftijd van 2,5 jaar voorkomen, maar kennen een grote explosie tussen 3 en 4 jaar. De eerste

gestures die kinderen gebruiken zijn deiktisch en iconisch. De laatste gestures zijn die met

een discoursfunctie zoals beats, abstracte wijsgebaren en metaforische gestures. De evolutie

van gestures volgt een gelijkaardig traject als dat van de gesproken taal:

As children’s speech development moves from a largely referential focus, through descriptive elaboration, and finally to the ability to structure discourse, so their gestures develop from a largely concrete deictic emphasis, through various kinds of iconic gestures, and finally to the discourse-referring gestures – metaphors, abstract pointing, and beats. (McNeill 1992: 24)

2.2.5 Afasie heeft ook invloed op gestures

Een ander argument voor de geïntegreerde visie van taal en gesture, is dat bij afasie-

patiënten niet alleen de taal maar ook de gestures verstoord worden (McNeill 1992, 2005;

Cutica, Bara, Gindri 2001). Deze stelling is echter niet vrij van discussie. Vandaag zijn

onderzoekers het nog altijd niet eens over de vraag of afasie een centrale

communicatiestoornis is die zowel gestures als taal beïnvloedt, dan wel of de gesture-

stoornissen van afatici te wijten zijn aan een apractische13

storing (Lott 1998: 103). In deze

paragraaf ga ik eerst in op de verschillende visies in de discussie over dit onderwerp. Daarna

ga ik in op de theorie die McNeill voorstelt (2005) en bespreek ik een casus van een

gebarentaalgebruiker met afasie.

13 “Apraxie is een stoornis in of onvermogen tot het uitvoeren van doelgerichte bewegingen” (Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal). Er bestaan verschillende vormen van apraxie: “Die Gliedmaßenapraxie teilt sich ein in die ideatorische und die ideomotorische Apraxie, wobei unter der ideatorischen Apraxie ein Fehler bei Handlungen mit Objektgebrauch besteht (Kaffeekochen), bei der ideomotorischen Apraxie ein Fehler bei Handlungen ohne Objektgebrauch (Ausführen von Gesten, Pantomime, Imitation von Bewegungen).” (Hödl, Bonelli en Kapfhammer 2006). In deze context hebben we het over ideomotorische apraxie.

Page 42: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

42

2.2.5.1 De verschillende visies

Lott (1998: 73-134) noemt vier verschillende posities in de discussie over het verband

tussen afasie en gesture en geeft ook telkens hun aanhangers. De eerste is de asymbolische

positie. Die vindt zijn oorsprong bij Finkelnburg (1870). Volgens hem verstoorde afasie naast

taal, ook een reeks andere cognitieve functies, daarom veranderde hij de term afasie naar

asymbolie14

De tweede visie die Lott onderscheidt, is deze die gelooft in een centraal

organisatiesysteem, een neurologisch systeem dat zowel taal als gesture stuurt. Het verschil

met de vorige opvatting is dat hier verbale en gestuele tekortkomingen niet zomaar als één

syndroom bekeken worden. Aanhangers van deze visie zijn Cicone et al. (1979). Hun

studieresultaten toonden dat er een verschil is tussen de gestures van Broca en Wernicke-

afatici. Broca-afatici produceerden simpele en weinig gestures, die door hun hoge referentiële

waarde toch heel begrijpbaar waren. Wernicke-afatici gebruiken veel en complexe gestures,

die meestal vaag zijn. Ook Behrmann en Penn (1984) onderschrijven deze resultaten. Zij

stellen dat het gestueel gedrag van de patiënt meer te maken heeft met de soort afasie dan

met zijn zwaartegraad. Deze stelling wordt ook gevolgd door McNeill (1992, 2005).

. Vandaag is er nog altijd een kloof tussen de aanhangers van de asymbolie-

hypothese en diegenen die afasie en apraxie als twee verschillende dingen zien. Aanhangers

van de asymbolie-gedachte zijn Duffy en Duffy (1981), uit hun onderzoek bleek immers dat

de fouten die afatici maken gecorreleerd zijn met de zwaarte van hun verbale

tekortkomingen. Die resultaten worden echter tegengesproken door Goodglass en Kaplan

(1963) die zeggen dat tekortkomingen van gestures en de zwaartegraad van de afasie slechts

los met elkaar verbonden zijn.

De derde visie noemt Lott “the complex motor sequencing position” (Lott 1998: 111).

Deze theorie is de voorloper van de centraal organisatiesysteem-gedachte. Lott noemt hier

Kimura als centrale figuur. Uit studies van deze onderzoekster bleek dat er een sterk verband

is tussen spreken en een aantal andere motorische activiteiten gerelateerd aan de

taalproductie. Kimura wijt bewegings- en taalstoornissen niet aan een algemeen verlies van

symbolische functies, maar stelt dat ze beide voortkomen uit moeilijkheden met de

organisatie van sequentiële bewegingen.

Als laatste onderscheidt Lott de groep die ervan uitgaat dat gestures door afatici gebruikt

worden als compensatie van hun taalstoornis. Ze noemt hier onder andere Le May et al.

(1988) en Ahlsén (1991). Deze onderzoekers stellen dat afatici hun taalproblemen

14 ““Asymbolie” wäre demnach diejenige krankhafte Functionsstörung [sic], bei welcher das Vermögen, sowohl Begriffe mittels erlernter Zeichen zu verstehen, wie auch Begriffe wie auch Begriffe durch erlente Zeichen kundzugeben, theilweise [sic] oder gänzlich aufgehoben ist“ (Finkelnburg 1870: 461 zoals geciteerd in Lott 1998: 105).

Page 43: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

43

compenseren door het gebruik van hand – en armbewegingen. De conclusie van Ahlsén was

dat het gebruik van gestures bij afatici geen resultaat was van een intensieve training, maar

dat het zich spontaan ontwikkelde na het ontstaan van de taalstoornis. Ook onderzoek van

Goodwin (2000) beaamt deze visie. Hij onderzocht een casus van een afaticus voor wie het

gebruik van gestures essentieel was om te kunnen communiceren met zijn familie. De

compensatiegedachte staat recht tegenover de asymboliepositie.

Uit dit beknopte overzicht kunnen we besluiten dat de visies op de verhouding tussen

gesture en afasie zeer verspreid liggen. Een belangrijke oorzaak voor de uiteenlopende

meningen over dit thema is de grote verscheidenheid aan onderzoeksmethodes die gebruikt

worden. Een ander probleem is dat de term ‘gesture’ door veel onderzoekers anders bepaald

wordt. Goldin-Meadow (2003: 146) merkt op dat de meeste van deze studies in een

experimentele context gebeuren en dat er tot nu toe weinig aandacht is geweest voor de

spontane productie van gestures.

2.2.5.2 Gebarentaal, afasie en gestures

Een aparte studie over dit onderwerp werd uitgevoerd door Marshall, Atkinson,

Smulovitch, Thacker en Woll (2004). Zij onderzochten een Britse gebarentaalgebruiker

(Charles) met afasie. Daaruit bleek dat deze tijdens het gesticuleren geen problemen had om

zijn handvormen te modificeren, terwijl het voor hem ontzettend moeilijk was om

handvormen uit de Britse Gebarentaal te vormen. Dit suggereert dat gesture-handvormen en

gebarentaalhandvormen hun oorsprong in een verschillend systeem vinden. Charles’ stoornis

zorgde voor problemen in het linguïstische systeem, verantwoordelijk voor de fonologische15

Marshall et al. (2004) vinden hun resultaten echter geen tegenargument voor McNeills

theorie van een geïntegreerd systeem voor gesture en taal. McNeill heeft het namelijk

specifiek over gestures die gemaakt worden tijdens het spreken en die moeten bij

gebarentaalgebruikers wat anders benaderd worden. Het is immers moeilijk om manuele

gestures te gebruiken tijdens het gebaren. Het is dan ook zo dat bij gebarentaalgebruikers

gestures en gebaren afgewisseld worden en geen temporele eenheid vormen. Daarentegen

produceren gebarentaalgebruikers wel gezicht- en andere lichaamsgestures die synchroon en

structuur van gebarentaaltekens, terwijl zijn gestures, die geen linguïstische eigenschappen

hebben, intact bleven.

15 Net zoals bij gesproken talen, spreekt men bij gebarentalen over fonologie of de studie van fonemen. Er is wel een groot verschil tussen fonemen in gesproken talen en die in gebarentalen. Ten eerste kunnen fonemen in gebarentalen natuurlijk niet akoestisch-articulatorisch gedefinieerd worden. Ten tweede worden fonemen in gebarentalen overwegend simultaan geordend terwijl dat in gesproken talen sequentieel gebeurt (Van Herreweghe 1995: 15).

Page 44: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

44

co-expressief zijn met hun gebaren. Marshall et al. zien hierin een teken vóór de idee van een

geïntegreerd systeem van gesture en taal:

One way of reconciling our findings with these [McNeill’s] observations is to suggest that aspects of language and gesture processing are shared. In particular, language and gesture may originate from a common conceptual/semantic system. When the gesture is synchronous with language, both are driven by the same semantic specification and, as a result, coexpressive. (Marshall, Atkinson, Smulovitch, Thacker, Woll 2004)

Ook deze gebarentaalonderzoekers pleiten dus voor de stelling dat gesture en taal een

gemeenschappelijke oorsprong hebben.

2.2.6 Een bijzondere casus

Als laatste argument ter verdediging van de stelling dat gestures en taal een geïntegreerd

systeem vormen, kan nog een case-study van Gallagher, Cole en McNeill (2001) genoemd

worden. Het betreft een studie van de man IW bij wie er een duidelijk onderscheid te merken

valt tussen gestures en andere motorische bewegingen.

IW, die nu in de veertig is, leed op 19-jarige leeftijd aan een ziekte waarvan de oorzaak

onbekend is. Die ziekte tastte de zenuwen in zijn ruggenmerg aan en had als gevolg dat hij

alle gevoel onder de nek verloor en dat hij geen motorische controle meer had op stimuli uit

zijn lichaam en op de beweging en de positie van zijn ledematen. IW’s proprioceptief

vermogen was verstoord, dat wil zeggen dat hij geen prikkels meer kon ontvangen die in zijn

zenuwstelsel zelf ontstaan. De sensorische zenuwen die pijn en temperatuur detecteren

waren onaangetast, net zoals zijn motorische zenuwen. Toch kon IW zijn bewegingen niet

controleren. Hoewel hij niet verlamd was, had hij geen bewuste of automatische controle

meer over zijn ledematen. In het donker kan hij de positie van zijn ledematen nog altijd niet

bepalen.

Na verloop van tijd en met een grote inspanning heeft IW de controle over zijn

bewegingen teruggevonden door zijn visueel vermogen te gebruiken. Vandaag kan hij weer

schrijven en lopen en werkt hij. Dat betekent echter niet dat hij hersteld is van de aantasting

aan zijn zenuwen. De controle van zijn ledematen is mogelijk door een cognitieve inspanning

en het gebruik van zijn visueel vermogen. In het donker kan hij niet bewegen omdat hij dan

niet kan bepalen waar zijn ledematen zich ten opzichte van elkaar bevinden.

Gallagher, Cole en McNeill hebben deze man nu één van de tekenfilmpjes getoond die

vroeger al door McNeill (1992) in zijn onderzoek gebruikt werden. Daarna hebben ze IW

gevraagd of hij het verhaal kon navertellen. Verder hebben ze hem ook gefilmd tijdens een

Page 45: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

45

conversatie. Zowel de conversatie als het navertellen gebeurde in twee omstandigheden: in de

eerste situatie kon IW zijn handen en armen vrij zien, in de tweede situatie echter werden zijn

handen zo verborgen dat hij ze nog vrij kon bewegen maar ze zelf niet kon zien.

Toen IW vertelde terwijl hij zijn handen kon zien, gebruikte hij veel verschillende soorten

gestures, synchroon aan het taalgebruik. Er waren geen grote verschillen te merken met de

gestures van andere mensen. Hij produceerde zowel gestures vanuit het standpunt van de

personages van het verhaal als vanuit het standpunt van de observeerder. Het enige verschil

was dat IW voortdurend naar zijn eigen handen keek, terwijl sprekers zonder neurologisch

deficit slechts af en toe naar hun handen kijken tijdens het spreken.

Toen IW het zicht op zijn handen ontnomen werd, bleef hij gestures produceren met

dezelfde frequentie. Het enige verschil was dat alle gestures vanuit het standpunt van een

personage uit het filmpje, verdwenen waren. Voor de rest waren zijn gestures co-expressief

en synchroon met de taal, net zoals bij mensen zonder stoornis. Gallagher, Cole en McNeill

trekken daar de volgende conclusie uit:

That IW maintained synchrony of hand motion with speech in the absence of visual and proprioceptive feedback suggests that the thought-language system was able to control the same muscles motorneurons that are part of instrumental action but did so over a route still available to IW under no feedback condition. (Gallagher, Cole en McNeill 2001: 422)

Gestures zijn dus veel meer dan enkel bewegingen van de handen, ze maken deel uit van

het spreken. Deze casus toont aan dat gestures gecontroleerd kunnen worden vanuit het

taalsysteem alleen. Zelfs als het proprioceptief vermogen verstoord is, maken mensen nog

gestures tijdens het spreken. Dat wijst op een sterk verband tussen taal en spreken.

2.3 Samenvatting In dit hoofdstuk ben ik ingegaan op de verhouding tussen taal en gesture. Gullberg (2006)

maakt een onderscheid tussen twee theorieën over deze verhouding: speech-auxiliary theories en

gesture-speech partnership theories. Eerst heb ik kort de theorie besproken die gestures ziet als een

hulp bij het spreken. Ook binnen deze groep bestaan verschillende visies op de functie van

gestures in het spreekproces: de Lexical Retrieval Hypthesis (Krauss, Chen en Gottesman 2000),

die zegt dat gestures vooral dienen als hulp bij woordvindingsproblemen en de Information

Packaging Hypothesis (Alibali, Sotaro en Young: 2000), die zegt dat gestures helpen bij het

overbrengen van ruimtelijke informatie in taal. Daarna heb ik wat langer stilgestaan bij de

argumenten voor een geïntegreede visie op gesture en taal (McNeill 1992). Daarbij heb ik

ook nog een casus aangehaald die spreekt in het voordeel van de geïntegreerde visie.

Page 46: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

46

Uit de hele uiteenzetting is gebleken dat de meningen over de verhouding tussen taal en

gesture nogal verspreid liggen. Een aantal argumenten van McNeill worden algemeen

aanvaard, zoals de stelling dat taal en gesture een semantische, pragmatische en temporele

eenheid vormen. Over een aantal andere zaken is er dan weer een discussie aan de gang waar

nog geen algemene conclusie uit getrokken is. Hier denk ik dan aan de invloed van

taalstoornissen op gestures en aan de vraag of gestures nu al dan niet beginnen tijdens een

pauze.

Toch denk ik dat we, al de gegeven argumenten indachtig, een visie moeten nastreven die

het unieke verband tussen taal en gesture erkent. De idee dat taal en gesture elk twee aparte

systemen zijn, twee verschillende kanalen met elk hun eigen functie, wordt door deze

argumenten ontkracht. Een casus zoals die van IW toont aan dat gestures door het

taalsysteem alleen gecontroleerd kunnen worden.

Page 47: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

47

Hoofdstuk 3: De functie van gestures

Nu het onderwerp goed afgebakend is en ook het verband tussen gesproken taal en

gesture besproken is, wil ik ingaan op de functie van gestures. Over de functie van gestures

zijn weer twee grote theorieën in omloop die samenhangen met wat er in het vorige

hoofdstuk besproken is. De eerste theorie zegt dat gestures dienen om de taalproductie te

ondersteunen (Alibali et al. 2000, Krauss et al. 2000). De tweede stelt dat gestures een

communicatieve functie vervullen en geproduceerd worden om de luisteraar te helpen bij de

interpretatie (Goldin-Meadow 2003, Kendon 2004). Deze laatste opvatting gaat ervan uit dat

gestures niet naast taal staan, maar er samen een systeem mee vormen.

De twee theorieën sluiten elkaar echter niet uit, gestures kunnen immers beide functies

vervullen (Jacobs en Garnham 2007). In dit hoofdstuk zal ik de twee hypotheses bespreken.

3.1 Gestures vervullen een interne functie voor de spreker Een eerste mogelijke functie van gestures is dat ze een interne rol vervullen voor de

spreker. Verschillende onderzoekers stellen dat gestures belangrijk zijn voor de spreker zelf

en in mindere mate de communicatie dienen. Ze zien gestures als hulp bij de taalproductie

(Alibali, Kita en Young 2000) of als hulp bij het conceptualiseren van de boodschap (Krauss,

Chen en Gottesman 2000). Een argument voor deze stelling is dat mensen ook gesticuleren

als de luisteraar hen niet kan zien, bijvoorbeeld aan de telefoon (de Ruiter 1995, vermeld in

Jacobs en Garnham 2007) en dat ook blinde mensen gestures produceren (Iverson en

Goldin-Meadow 1997, 2001).

3.1.1 Gestures vergemakkelijken de taalproductie

Een eerste functie die wordt toegeschreven aan gestures is dat ze de taalproductie

vergemakkelijken (= Lexical Retrieval Hypothesis). De aanhangers van deze visie zien gestures

als een nevenproduct van het spreekproces. De rol die ze aan gestures toekennen is het

helpen vinden van woorden in het mentale lexicon. Volgens Krauss, Chen en Gottesman

(2000) geven lexicale gestures16

16 Krauss et al. gebruiken de term lexicale gestures om de groep gestures te benoemen die overeenkomen met wat bij Ekman en Friesen ‘illustratoren’ genoemd worden (Krauss et al. 2000: 263).

via een kinetische motor input voor de fonologische codering.

Vroeger onderzoek (Morrel-Samuels en Krauss 1992) had al een argument geleverd voor

deze visie. Uit die studie bleek dat het verband van de gesture met wat verbaal uitgedrukt

werd, de synchronie tussen de twee beïnvloedt. Hoe groter de familiariteit was tussen het

Page 48: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

48

woord en de gesture, hoe groter de synchronie. Was er daarentegen geen dichte connectie

tussen gesture en gesproken taal, dan was de tijd tussen het begin van de gesture en het begin

van de verbale uiting.

Een ander argument voor deze stelling komt uit een studie van Rauscher, Krauss en Chen

(1996) waaruit gebleken was, dat als sprekers niet gesticuleren, ze moeilijker kunnen spreken.

Dit gold dan vooral voor het spreken over ruimtelijke informatie:

When speakers were permitted to gesture, they gestured more often during phrases with spatial content than during phrases with other content. Speech with spatial content was less fluent when speakers could not gesture than when they could gesture; speech with nonspatial content was not affected by gesture condition. (Rauscher, Krauss en Chen 1996)

Dit resultaat steunt de stelling dat gestures kunnen helpen om toegang te krijgen tot

bepaalde delen in het mentale lexicon. Dat spreken moeilijker gaat zonder gestures, duidt

erop dat gestures een sprekersinterne rol hebben.

3.1.2 Gestures helpen bij het denken

Een andere theorie over de interne rol die gestures voor de spreker spelen, zegt dat

gestures functioneren als hulp bij het conceptualiseren van de uitingen (= Information Packaging

Hypothesis). Deze theorie bouwt verder op twee ideeën van McNeill (1992, vermeld in Alibali,

Kita en Young: 2000). Die zegt ten eerste dat “[g]estures, together with language, help constitute

thought.” (McNeill 1992: 245) en dat gestures de imagistische, mentale representatie die

geactiveerd wordt op het moment van het spreken, reflecteren.

Alibali et al. (2000) hebben aangetoond dat gestures ook een rol spelen in het

dieperliggende denkniveau (zie 2.1). Kita (2000) geeft drie pijlers voor de Information Packaging

Hypothesis:

1. The production of a representational gesture helps speakers organize rich spatio-motoric

information into packages suitable for speaking. 2. Spatio-motoric thinking, which underlies representational gestures, helps speaking by

providing an alternative informational organization that is not readily accessible to analytic thinking, the default way of organizing information in speaking.

3. Spatio-motoric thinking and analytic thinking have ready access to speech production, the representations in the two modes of thinking are coordinated and tend to converge.

(Kita 2000: 163) Kita stelt dus dat wanneer een persoon aan het gesticuleren is, analytisch en ruimtelijk-

motorisch denken samen informatie ordenen. Deze twee manieren van denken hebben

toegang tot verschillende mogelijkheden om informatie te ordenen. Het is dan ook zo dat de

Page 49: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

49

samenwerking tussen de twee, de spreker meer mogelijkheden biedt om zijn gedachten op zo

een manier te ordenen dat ze verbaal uitgedrukt kunnen worden.

Een andere visie zegt dat gestures het denken vergemakkelijken. Alibali en Di Russo

(1999) onderzochten de gestures van kinderen die objecten moesten tellen. Twintig kinderen

werden gevraagd om chips te tellen onder drie verschillende omstandigheden: ofwel werden

ze verhinderd om gestures te produceren, ofwel mochten ze vrij gesticuleren, ofwel mochten

ze zelf niet gesticuleren maar konden ze wel een handpop zien die gesticuleerde terwijl ze zelf

aan het tellen waren. Uit de resultaten bleek dat actief gesticuleren de kinderen hielp om op

het goede spoor te blijven tijdens het tellen. De kinderen die gestures produceerden konden

ook beter de voorwerpen benoemen en konden gemakkelijker de nummers zeggen. De

gestures zouden dus nut hebben voor het denken.

3.1.3 Gestures in de communicatie tussen blinde mensen

Een algemeen argument dat vaak gehoord wordt om de stelling dat gestures een

sprekersinterne rol hebben te staven, is dat ook mensen die hun luisteraar niet kunnen zien

gesticuleren, bv aan de telefoon. In dat geval kunnen de gestures geen communicatieve

bedoeling hebben.

Aan een bijzonder geval werd aandacht besteed door Iverson en Goldin-Meadow (1997,

2001). Zij onderzochten de gestures van kinderen die blind waren van bij de geboorte. De

kinderen hadden dus nooit gestures gezien en hadden geen ervaring met de communcitieve

functie ervan. Tijdens verschillende soorten gesprekssituaties (de kinderen moesten iets

vertellen, een denkopdracht uitleggen en ruimtelijke instructies geven) werden de gestures van

de kinderen bestudeerd en vergeleken met die van kinderen die konden zien of geblinddoekt

waren. De blinde kinderen produceerden over het algemeen net zoals de andere kinderen

gestures. Een groot verschil was wel dat de blinde kinderen geen wijsgebaren met gestrekte

wijsvinger gebruikten. De andere gestures die ze produceerden leken op die van de kinderen

die konden zien, zowel in vorm als inhoud. Deze resultaten suggereren dus dat gestures een

functie voor de spreker kunnen vervullen, onafhankelijk van het effect op de luisteraar.

3.1.4 Samenvatting

In deze paragraaf zijn we ingegaan op de vraag of gestures een functie vervullen voor de

spreker zelf. Hierover zijn twee grote theorieën in omloop: The Lexical Retrieval Hypotheses en

The Information Packaging Hypothesis. Beide groepen brengen een aantal duidelijke argumenten

naar voor die de sprekersinterne functie van gestures aantonen:

Page 50: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

50

- Hoe zwakker het verband, hoe groter de tijd tussen het begin van de gesture en zijn verbale

tegenhanger (Morrel-Samuels en Krauss 1992).

- Als sprekers beperkt worden in hun gestures, kunnen ze moeilijker spreken (Dit geldt enkel

als het gaat over ruimtelijke informatie) (Rauscher, Krauss en Chen. 1996).

- Als informatie op een verschillende manier verwerkt wordt, levert dat tijdens het spreken

verschillende gestures op, ook al zijn de verbale verschillen niet groot. (Alibali et al. 2000)

- Actief gesticuleren helpt kinderen bij een wiskundetaak (Alibali en Di Russo 1999).

- Ook mensen die blind zijn van bij de geboorte gesticuleren als ze spreken (Iverson en

Goldin-Meadow 1997, 2001).

Deze onderzoeken bevestigen dat gestures belangrijk zijn voor de spreker zelf. Gestures

helpen de spreker om toegang te krijgen tot zijn mentaal lexicon en om ruimtelijke informatie

beter in te delen. Daaruit volgt echter niet zomaar de conclusie dat gestures geen

communicatieve functie hebben. In de volgende paragraaf gaan we in op de rol van gestures

in de communicatie.

3.2 De communicatieve functies van gestures Alibali (2005) noemt twee grote vragen die rijzen als we het hebben over de

communicatieve rol van gestures. Ten eerste moeten we ons afvragen of sprekers hun

gestures produceren met als bedoeling om te communiceren en ten tweede is het belangrijk

om te kijken of gestures ook een communicatief effect hebben op de luisteraar. We

bespreken in hier de argumenten om gestures een rol toe te kennen in de communicatie

vanuit deze twee invalshoeken.

3.2.1 Sprekers produceren gestures met de bedoeling om te communiceren

In deze paragraaf kijken we op welke manier sprekers gestures produceren voor de

luisteraar en zo dus gestures een rol in de communicatie geven. We kijken naar het effect van

de aanwezigheid, de locatie en de aandacht van de luisteraar op de gestures van de spreker.

Ten slotte gaan we nog in op gestures die expliciet communicatief zijn en kijken we of ook de

talige en culturele omgeving invloed heeft op het belang van gestures in de communicatie.

3.2.1.1 Sprekers gesticuleren meer als de luisteraar hen kan zien

Een eerste manier om te onderzoeken of gestures gebruikt worden door de spreker met

de bedoeling om te communiceren is om na te gaan of er een verschil is in het gesticuleren als

de spreker al dan niet door een luisteraar gezien wordt. Enkele onderzoeken tonen aan dat

Page 51: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

51

sprekers meer gestures produceren als ze weten dat ze zichtbaar zijn voor de luisteraar.

Alibali, Heath en Myers (2001) noemen vier studies die aantonen dat sprekers meer

gesticuleren als ze de luisteraars kunnen zien. In twee van die experimenten (Cohen 1977 en

Cohen & Harrison) werden de deelnemers gevraagd om instructies te geven van de ene plaats

naar de andere, dit ofwel in aanwezigheid van de luisteraar, ofwel via een intercom. Uit beide

studies bleek dat de sprekers meer illustratoren (zie 1.3.2) produceerden als ze de luisteraar

konden zien. Een derde studie die aantoont dat sprekers gestures voor de luisteraar

produceren, komt van Emmorey en Casey (2001). Zij vroegen aan de deelnemers om uit te

leggen hoe een aantal puzzelstukken gelegd moeten worden. Dat deden ze ofwel met de

luisteraar erbij ofwel met een scherm tussen de spreker en de luisteraar. De deelnemers

produceerden meer gestures als ze wisten dat de luisteraar hen kon zien. Het laatste

onderzoek dat Alibali, Heath en Myers (2001) noemen, komt van Krauss, Dushay, Chen en

Rauscher (1995). Zij vroegen de deelnemers om een aantal abstracte figuren te beschrijven.

Net zoals in het vorige onderzoek konden sommige deelnemers de luisteraar zien, anderen

niet. Ook hier produceerden de sprekers meer gestures als ze de luisteraar konden zien.

Er zijn echter ook een aantal onderzoeken die deze resultaten tegenspreken. Alibali et al.

(2001) en Özyürek (2002) noemen hier Rimé (1982) en Lickiss en Wellens (1978). Rimé vroeg

aan een aantal deelnemers om te vertellen wat ze leuk vonden aan film en wat ze verwachtten

als ze naar de bioscoop gingen. Hierbij konden een aantal deelnemers hun gesprekspartner

zien, het andere deel van de sprekers werd van hun gesprekspartner gescheiden door een

scherm. Rimé vond dat er een klein, maar geen significant verschil was in het aantal gestures

van de twee groepen.

Als reden voor de verschillende resultaten geven Alibali et al. (2001) dat in de

verschillende onderzoeken uiteenlopende methodes gebruikt werden. Ook de classificaties

van gestures die de onderzoekers gebruiken, verschillen van elkaar. Zij verdedigen de stelling

dat het effect van de zichtbaarheid van de luisteraar op de gestures van de spreker verschilt

naargelang het soort gesture. In hun onderzoek maken ze een onderscheid tussen

representational gestures (= “gestures that represent some aspects of the content of speech”

(Alibali et al. 2001)) en beat gestures (= “motorically simple gestures that do not represent

speech content” (Alibali et al. 2001)). Voor hun experiment lieten ze een aantal deelnemers

een tekenfilmpje zien, waarna die werden gevraagd om het verhaal aan een ander persoon te

vertellen. De helft van het gesprek was zo georganiseerd dat de spreker de luisteraar kon zien.

In de andere helft van het gesprek werd er een scherm geplaatst tussen de spreker en de

luisteraar zodat ze geen visueel contact meer hadden met elkaar. Representatieve gestures

Page 52: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

52

kwamen frequenter voor als de spreker de luisteraar kon zien, maar toch bleef de spreker ook

gestures produceren als er een scherm geplaatst werd tussen hem en de luisteraar. Op beat

gestures had de zichtbaarheid van de luisteraar daarentegen geen effect. Alibali et al. (2001)

besluiten dat gestures zowel een communicatieve functie hebben als belangrijk zijn voor de

spreker zelf.

3.2.1.2 Sprekers passen hun gestures aan de locatie en de aandacht van de luisteraar aan

Het onderzoek van Alibali et al. (2001) geeft ons een beter beeld van de communicatieve

functie van gestures. Özyürek (2002) stelt echter dat hoewel de studie van Alibali et al. toont

dat er meer gestures geproduceerd worden als de spreker de luisteraar kan zien, deze

resultaten nog niet tonen dat gestures gevormd worden voor verschillende ontvangers. In zijn

eigen studie onderzocht hij de invloed van de locatie van de luisteraar op de gestures van de

spreker. Daaruit bleek dat sprekers de richting van hun gestures aanpassen naargelang van de

locatie van hun gesprekspartner. De richting van de gestures wordt ook meer aangepast als ze

samengaan met voorzetsels die een richting en een beweging aangeven. Daaruit besluit

Özyürek het volgende: “Speakers change their gestures so that they represent the beginning

and end point of motion INTO or OUT by moving into or out of the shared space. Thus,

speakers design their gestures for their addressees and therefore use them to communicate.”

(Özyürek 2002). Deze resultaten ondersteunen de visie dat taal en gesture samen een systeem

vormen.

Onderzoek van Furuyama (2000) komt overeen met de resultaten van Özyürek (2002).

Zij onderzocht gestures tussen een instructeur en een leerling in origami lessen. Uit haar

studie bleek dat de sprekers hun gestures dicht van de luisteraar vormden, zodat ze goed

zichtbaar waren. Dit toont aan dat de gestures voor de luisteraar geproduceerd werden en een

communicatieve bedoeling hebben.

Ook recent onderzoek van Jacobs en Garnham (2007) ondersteunt de stelling dat

gestures een communicatieve functie hebben. In een eerste experiment lieten ze de spreker

verschillende keren hetzelfde verhaal vertellen aan verschillende luisteraars. Hoewel het

vertellen op die manier makkelijker werd, bleven de sprekers gestures produceren. Daaruit

concluderen Jacobs en Garnham (2007) dat de primaire rol van gestures niet is om het

spreken te vergemakkelijken of het denken te ondersteunen. In een tweede experiment werd

de invloed van de aandacht van de spreker onderzocht. Er werden duidelijke verschillen

gevonden tussen de gestures van sprekers die aan een aandachtig publiek vertelden en de

Page 53: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

53

gestures van sprekers die aan verstrooide mensen vertelden. Deze resultaten ondersteunen de

theorie dat gestures voornamelijk voor de luisteraar gevormd worden.

3.2.1.3 Sommige gestures zijn expliciet communicatief

Een ander argument om aan gestures een rol in de communicatie toe te kennen, is meer

voor de hand liggend, maar waarschijnlijk net daarom minder onderzocht. Het gaat over

gestures die expliciet communicatief bedoeld worden. Alibali (2005) geeft daar een mooi

voorbeeld van:

Perhaps the clearest example is gestures that are explicitly referred to in the accompanying speech—as in “The fish was this [gesture] big!”. In such utterances, the information conveyed in gestures is not expressed at all in the accompanying speech, but it is clearly part of the speaker’s intended meaning. (Alibali 2005)

Het aantal onderzoeken die aandacht besteden aan dit soort gestures is beperkt. Alibali

(2005) noemt hier het onderzoek van Emmorey en Casey (2001) (zie supra) waar deelnemers

werd gevraagd om uit te leggen hoe puzzelstukken geplaatst moesten worden. Als de sprekers

de luisteraar konden zien, maakten ze soms in hun taal deiktische referenties naar hun

gestures, bijvoorbeeld: “[R]otate it so that it’s like this” (Emmerey en Casey 2001: 43,

geciteerd in Alibali 2005). Deze constructie werd gebruikt in dertien procent van de

instructies die informatie over de richting van het puzzelstuk bevatten. Als de sprekers de

luisteraar niet konden zien, werd niet één zo’n constructie gevormd.

Hegarty, Mayer, Kriz en Keehner (2005) onderzochten het gebruik van gestures terwijl

mensen ruimtelijke problemen oplosten. In hun eerste experiment werden de deelnemers

gevraagd om hardop te denken terwijl ze het vraagstuk aan het oplossen waren. In meer dan

negentig procent van de gevallen werden gestures gebruikt. De meeste gestures gaven

informatie weer die niet in woorden uitgedrukt werd. Dit kan twee dingen zeggen over de

functie van gestures:

One possibility is that these gestures expressed precise spatial information that was difficult to translate to a verbal form, that is, that their function was to communicate to the observer. But another possibility is that these gestures are functional in thinking itself, that is, they facilitated the inference process. (Hegarty, Mayer, Kriz en Keehner: 2005)

De onderzoekers stellen hier dus dat de gestures die iets uitdrukken dat niet in de

gesproken taal gezegd wordt, niet alleen een communicatieve functie kunnen dienen, maar

ook een interne functie voor de spreker kunnen hebben.

Page 54: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

54

3.2.1.4 Invloed van de taalgemeenschap en de culturele omgeving

Ik wil ten slotte nog even stilstaan bij de vraag of ook de culturele omgeving en de

taalgemeenschap het belang van gestures in de communicatie voor een deel bepalen. Er

wordt bijvoorbeeld algemeen aangenomen dat mensen uit de Scandinavische landen minder

gebruik maken van gestures dan Italianen. Een aantal studies bevestigen de stelling dat er een

verschil is in het gebruik van gestures tussen verschillende taalgemeenschappen en dat

mensen in verschillende culturen anders gesticuleren.

Een eerste van die studies komt van David Efron ([1941] 1972, zie 1.2.4) die de gestures

van verschillende etnische groepen in New York City registreerde. Hij vergeleek aan de ene

kant de verschillen in het gebruik van gestures tussen joodse en Italiaanse immigranten en aan

de andere kant vergeleek hij ook de verschillen binnen die gemeenschappen zelf. Uit Efrons

studie bleek dat er grote verschillen te merken waren tussen de traditionele joodse en

Italiaanse immigranten, maar dat de inwijkelingen die beter geïntegreerd waren in hun nieuwe

leefwereld, minder onderscheid met elkaar vertoonden. Een voorbeeld van zo’n verschil is

dat de Italiaanse immigranten een veel grotere gesture-ruimte gebruikten dan de joodse. De

verschillen die Efron beschrijft suggereren dat in deze twee culturen gestures een

verschillende waarde hebben in de communicatie (Kendon 2004: 334).

Een recenter onderzoek komt van McNeill en Dunacan (2000). Zij onderzochten de

verschillen in gestures tussen sprekers van verschillende talen (Engels, Spaans en Mandarijn-

Chinees, ik ga enkel in op de Engelse en Spaanse voorbeelden). Zij beperkten zich in hun

onderzoek tot een specifiek semantisch domein, namelijk beweging. Ze kozen net hiervoor

omdat er al veel linguïstisch en psycholinguïstiek onderzoek naar werd gevoerd. Ze gebruiken

het werk van Talmy (1985, 1991) als basis voor hun onderzoek. Volgens Talmy bevat een

prototypische uiting die beweging uitdrukt de volgende componenten:

• A moving object, called the ‘figure’, as in “drops it down,” where the “it” indexes the

bowling ball, the object in motion; • A reference object, called the ‘ground’, as in “drops down the drainpipe,” where the

downward trajectory occurs in relation to a non-moving object, the drainpipe; • A trajectory, or ‘path’, as in “drops it down,” where the bowling ball moves on a

downward trajectory; • A ‘manner’, as in “it rolls down,” where the motion is performed in a certain way. (McNeill en Duncan 2000: 148v)

Elke taal heeft zijn manier om deze verschillende componenten in een uiting te

verpakken. De talen Engels en Spaans vallen onder twee klassen van Talmy: “satellite-

framed” en “verb-framed”. Engels is satellite-framed: de weg, het traject van de beweging wordt

in een satelliet uitgedrukt, dat bij het werkwoord gevoegd wordt (bijvoorbeeld down). Spaans

Page 55: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

55

is verb-framed wat betekent dat de informatie over de weg van de beweging in het werkwoord

zelf gebundeld is.

Ook de manier waarop de beweging uitgedrukt wordt, verschilt in deze talen. Het Engels

heeft een groot lexicon van manner verbs (bv. walk, run en stroll voor bewegingen op twee

benen) terwijl in het Spaans de manier waarop de beweging gebeurt, buiten het werkwoord,

in een apart zinsdeel uitgedrukt wordt (McNeill en Duncan 2000: 149).

Het onderzoek van McNeill en Duncan (2000) heeft uitgewezen dat deze verschillen zich

ook uiten in de gestures van de sprekers. Zij gebruikten voor hun studie dezelfde methode als

McNeill (1992). Ze lieten iemand een tekenfilmpje zien en daarna werd die persoon gevraagd

om het verhaal na te vertellen. In hun voorbeelden wordt een scène beschreven waarin

Sylvester, een kat, door een bowlingbal van de top van een appartementsgebouw in een

regenpijp geduwd wordt. Hij slikt de bowlingbal in, zodat hij een ronde vorm heeft en snel

over de straat rolt, recht in een bowlingzaal aan de overkant.

McNeill en Duncan vonden dat Engelse sprekers altijd een manner verb gebruiken om deze

scène te beschrijven. De gesture die ze erbij produceren geeft soms de vorm van de beweging

(2), soms de weg van de beweging (3) weer:

(2) [but it rolls] him out

Hand wiggles: manner information. (3) [and he rolls…down the drain spout] Hand plunges straight down: path information only.

(McNeill en Duncan 2000: 150)

Wat de sprekers met hun gesture tonen, de manier of de weg van de beweging, hangt af

van wat ze willen benadrukken. Bij Spaanse sprekers vonden McNeill en Duncan andere

resultaten. Omdat het in het Spaans syntactisch moeilijker is om de wijze van de beweging in

de gesproken taal weer te geven, wordt vaak overvloedig gebruik gemaakt van gestures die de

manier waarop de beweging gebeurt weergeven. In de gesture wordt vaak de weg en de wijze

van de beweging weergegeven, zelfs als de manier waarop de beweging gebeurt niet in de

gesproken taal verteld wordt. Spaanse sprekers gaan dus sneller gestures gebruiken om hun

uiteenzetting te verduidelijken omdat dit in het Spaans syntactisch moeilijker is dan in het

Engels.

De onderzoeken van Efron en McNeill & Duncan tonen aan dat ook de taalgemeenschap

en de culturele achtergrond van de spreker een invloed heeft op zijn gestures. In de ene

taalgemeenschap is het belang van gestures voor het slagen van de communicatie groter dan

in de andere. Omdat Spaanse sprekers de manier waarop een beweging zich voordoet

Page 56: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

56

moeilijker in de gesproken taal kunnen uitdrukken (ze hebben immers geen manner verbs zoals

het Engels), maken ze meer gebruik van een gesture om de wijze waarop de beweging zich

voordoet mee te delen. De spreker doet dit om zich zo duidelijk mogelijk uit te drukken en

dus met de bedoeling om te communiceren.

3.2.1.5 Samenvatting

In deze paragraaf ben ik ingegaan op de vraag of sprekers hun gestures produceren met

de bedoeling om te communiceren. Uit de onderzoeken die ik hier genoemd heb, bleek dat

de aanwezigheid, de locatie en de aandacht van de luisteraar een invloed hebben op de

gestures van de spreker (Alibali 2005, Alibali, Heath en Myers 2001, Furuyama 2000, Jacobs

en Garnham 2007, Özyürek 2002). Dit toont aan dat de gestures wel degelijk voor de

luisteraar gevormd worden en dus een communicatieve functie hebben. Alibali (2005) stelt

ook dat sommige gestures expliciet communicatief zijn, hoewel Hegarty, Mayer, Kriz en

Keehner (2005) aangeven dat zo’n gestures ook een interne functie voor de spreker kunnen

hebben.

Ik ben ten slotte ook even ingegaan op het belang van de taalgemeenschap en de culturele

omgeving voor de communicatieve waarde van gestures. Daaruit bleek onder dat Spaanse

sprekers de manier waarop een beweging gebeurt nadrukkelijker gaan weergeven in hun

gestures dan Engelse sprekers omdat het voor hen moeilijker is om die informatie in de

gesproken taal weer te geven. De sprekers doen dit om zich zo duidelijk mogelijk uit te

drukken en dus met de bedoeling om te communiceren. De gestures hebben hier een

duidelijke communicatieve waarde.

3.2.2 De luisteraar interpreteert gestures

Uit de vorige paragraaf is gebleken dat gestures voor de spreker een communicatieve

bedoeling hebben. In deze paragraaf staat de vraag centraal of ook de luisteraar deze gestures

zo interpreteert. Hebben gestures een communicatieve functie voor de toeschouwer? Dragen

ze bij tot de interpretatie? Verschillende onderzoeken werden gedaan om deze vraag te

kunnen beantwoorden. Hier gaan we in op de resultaten van die experimenten. De indeling

van de eerste drie paragrafen neem ik over van Goldin-Meadow (2003: 74-90).

3.2.2.1 Gesture zonder taal

Een eerste test om te kijken of mensen gestures begrijpen en interpreteren, is hen beelden

van gestures zonder de bijhorende taal te tonen en hen te vragen welke betekenissen ze aan

Page 57: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

57

de gestures toekennen (Goldin-Meadow 2003: 74). Als je dit doet, neem je de gestures wel uit

hun natuurlijke habitat. Tenzij het gaat over emblemen is het immers zo dat ze normaal

samen met gesproken taal geproduceerd worden.

Krauss, Morrel-Samuels en Colasante (1991) onderzochten hoe een publiek gestures

interpreteert als ze de bijhorende taal niet horen. Ze lieten aan een publiek beelden zonder

geluid zien van mensen die aan het spreken waren. De kijkers konden dus alleen maar

informatie uit de gestures halen. Hun resultaten toonden dat mensen informatie kunnen

halen uit gestures als ze zonder taal gebruikt worden, maar dit in beperkte mate. De

onderzoekers besloten uit dit experiment dat gestures geen grote bijdrage leveren aan de

communicatie. Een gelijkaardig resultaat vinden we bij Hadar (2001). Hij liet aan mensen een

gesture zien zonder de bijhorende woorden. Daarna vroeg hij om uit een lijst van vijf

mogelijkheden het woord te kiezen dat het dichtst bij de gesture stond. Zijn conclusie was de

volgende: “Our results show that although the shaping of gestures is clearly related to the

conceptual and semantic aspects of the accompanying speech, gestures can not be interpreted

well by naïve listeners.” (Hadar 2001: 294). Hadar stelt dus dat een publiek dat niet geoefend

is in het interpreteren van gestures, er geen informatie uit haalt.

Goldin-Meadow (2003: 76) stelt de vraag of dit soort onderzoek wel een juist beeld geeft

van de communicatieve functie van gestures. In onze afbakening van de term gesture (zie

hoofdstuk 1) hebben we immers gesteld dat gestures samen met taal geproduceerd worden.

Gestures die gevormd worden met taal vormen namelijk geen vast lexicon, hun betekenis

wordt bepaald door de taal waarmee ze samengaan (McNeill 1992). Hun communicatieve

functie moet je dan ook in die context onderzoeken.

Gestures aan mensen laten zien zonder de bijhorende verbale boodschap is dus niet de

ideale manier om de communicatieve functie van de handbewegingen te onderzoeken. Het is

niet zo dat we gestures niet kunnen interpreteren omdat we ze op zichzelf geen betekenis

kunnen toekennen. We moeten ze bekijken zoals ze bedoeld zijn: in samenhang met taal.

3.2.2.2 Taal met en zonder gesture

Een andere manier om de communicatieve waarde van gestures te onderzoeken, is kijken

of er een verschil is tussen gesproken taal die al dan niet met gestures geproduceerd wordt.

Hier werden verschillende onderzoeken naar gedaan.

Een eerste onderzoek komt van Graham en Argyle (1975, vermeld in Goldin-Meadow

2003). Zij lieten sprekers een serie abstracte figuren beschrijven voor een publiek dat deze

figuren zelf niet kon zien. Aan het publiek werd gevraagd om een tekening te maken van de

Page 58: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

58

vormen die de spreker beschreef. Elke spreker beschreef de helft van de figuren terwijl hij vrij

gesticuleerde, de andere helft van de beschrijvingen deed hij met gekruiste armen. Dit

onderzoek toonde een duidelijk resultaat. De tekeningen van het publiek lagen veel dichter bij

de oorspronkelijke figuur als ze werden beschreven door een spreker die gestures gebruikte.

Dit betekent dat het gebruik van gestures naast het talige kanaal ervoor zorgt dat er beter

over vormen gecommuniceerd kan worden.

Het onderzoek heeft echter ook een grote beperking: de inhoud van de taal werd niet

gecontroleerd (Alibali 2005). Het is mogelijk dat er een verschil was in het taalgebruik

wanneer er al dan niet gestures gebruikt werden. Een latere studie met gelijkaardig materiaal

heeft dat ook uitgewezen:

Indeed, a follow-up study with similar materials showed that prohibiting gestures led to an increase in the proportion of words used to denote spatial relations (Graham & Heywood, 1976). Thus, information that is normally expressed in gestures may be “translated” into speech when gestures are prohibited. Graham and Argyle’s original findings, then, might be due to differences in the speech used to describe the pictures, rather than to any communicative effects of the gestures themselves. (Alibali 2005)

De studie van Graham en Argyle (1975) is dus een van de eerste studies die het belang

van gestures voor de interpretatie van de luisteraar onderschrijft. Tegelijkertijd moeten we wel

zeggen dat de resultaten suggestief zijn. Het was beter geweest als er geen veranderingen

waren in het talige kanaal (Goldin-Meadow 2003). Latere onderzoekers hebben hier wel

rekening mee gehouden.

Krauss, Dushay, Chen en Rauscher (1995) deden drie experimenten om te onderzoeken

in welke mate spontane gestures een communicatieve invloed hebben op de luisteraar.

Sprekers werden gefilmd terwijl ze een voorwerp beschreven aan een partner, die daarna het

voorwerp moest selecteren uit een aantal gelijkaardige dingen. Bij de helft van de conversaties

was de partner in dezelfde ruimte aanwezig, bij de andere helft gebeurde het gesprek via een

intercom. De video van deze gesprekken werd getoond aan een nieuw publiek, dat daarna

eveneens gevraagd werd om het voorwerp te selecteren uit een aantal gelijkaardige dingen. De

helft van het publiek kreeg naast het geluid ook de video te zien, de andere helft kon enkel

horen wat gezegd werd. De frequentie waarmee de luisteraars het juiste voorwerp

selecteerden verschilde niet tussen deze twee groepen. Krauss et al. (1995) stellen dan ook de

communicatieve functie van spontane gestures in vraag. Volgens hen dragen gestures weinig

bij tot de interpretatie van de luisteraar.

Beattie en Shovelton (1999a, vermeld in Beattie 2004: 106v) kwamen met een gelijkaardig

onderzoek tot een ander resultaat. In tegenstelling tot Krauss et al. gaven zij wel duidelijk aan

Page 59: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

59

over welk soort gestures ze het hadden. Ze stelden alleen iconische gestures centraal. Dit kan

een belangrijke factor zijn voor het verschil in resultaat.

Beattie en Shovelton filmden een aantal mensen die een verhaaltje uit een tekenfilm

navertelden en lieten daarna een groep van 30 personen alleen de gesproken tekst horen

terwijl een andere groep (ook 30 personen) zowel de tekst hoorde als de beelden te zien

kreeg. Beattie (2004) geeft een voorbeeld:

For example, some participants just heard: Billy going sliding along and causing all sorts of mayhem

The other set of participants were presented with the following gesture-speech combination:

Billy going [sliding along] and causing all sorts of mayhem

Iconic: left hand moves upward to position in front of chest (preparation phase). Fingers of left hand are straight and close together, palm is pointing downwards. Hand makes a rapid movement to the left (stroke phase in brackets above) then returns to original position (retraction phase). (Beattie 2004: 107)

Na elk verhaal werden aan de deelnemers in een enquête twee vragen gesteld. Die vragen

waren eenvoudige ja/neen-vragen die afgestemd waren op wat (volgens de onderzoekers)

uitgebeeld werd in de gestures. In het voorbeeld van hierboven gingen ze ervan uit dat de

gesture iets vertelde over de richting en de snelheid van de beweging. De vragen waren hier

dan ook of Billy naar links glijdt en of hij snel glijdt. De resultaten van Beattie en Shovelton

toonden dat de mensen die ook de beelden van de spreker gezien hadden, veel juister

antwoordden. Zij stellen dan ook dat iconische gestures cruciaal zijn voor het overbrengen

van informatie.

In een ander onderzoek (Beattie en Shovelton 1999b, vermeld in Beattie 2004)

probeerden ze te achterhalen wat voor informatie luisteraars oppikken uit iconische gestures.

Ze vroegen dit keer aan iedereen van de testgroep om acht algemene vragen te

beantwoorden. Die hadden betrekking op de identiteit van het object waarover gesproken

werd en op de actie, de vorm, de grootte, de beweging, de richting, de snelheid en de positie

ervan. Uit het experiment bleek dat de deelnemers die de combinatie van beeld en geluid

aangeboden hadden gekregen duidelijk beter waren in het beantwoorden van de vragen. Een

voorbeeld van een iconische gesture die ervoor zorgt dat het publiek een beter beeld krijgt

van de gebeurtenis is het volgende:

Page 60: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

60

[by squeezing his nose] Iconic: fingers on left hand are quite straight and only slightly apart; thumb is pointing away from the fingers. Fingers and thumb then move further away from each other before moving towards each other so that hand becomes closed. (Beattie 2004: 115)

In het talige kanaal worden de actie (squeezing) en het betrokken object (nose) weergegeven.

Zowel de mensen die enkel de tekst hoorden als diegenen die ook de video erbij zagen,

rapporteerden deze informatie correct. Naast de verbale uiting bleek de gesture nog extra

informatie te bevatten, zoals de vorm van de neus (langwerpig), de positie ervan ten opzichte

van de hand en zijn grootte. De gesture vertelt ons ook of de neus al dan niet beweegt en in

kleinere mate zegt hij iets over de snelheid van de beweging.

3.2.2.3 Als gesture en taal verschillende informatie weergeven

Uit het vorige bleek dat er nog geen consensus is over de rol van gestures in de

communicatie. De resultaten van Krauss et al. en Beattie en Shovelton liggen immers ver

uiteen. Goldin-Meadow (2003: 83) stelt een andere manier voor om de effecten van gestures

op de luisteraar te onderzoeken. Volgens haar moeten onderzoekers focussen op de gestures

die informatie vrijgeven die niet in het talige kanaal geuit wordt (= mismatches) en moeten ze

ook nagaan of deze informatie de luisteraar bereikt.

Ook McNeill (1992: 134-143) besteedt aandacht aan het fenomeen van mismatches. Samen

met een aantal medewerkers (Cassell, McCullough en Tuite) liet hij een publiek een video zien

van mensen die een tekenfilm navertellen. De beelden waren zo geselecteerd dat er

tegenstellingen waren tussen de gestures en de taal van de spreker en dit op drie manieren:

1. Manner (form): verbs that refer to motion but do not convey the manner of motion were combined with gestures that do convey manner. (…) 2. Anaphora (space): anaphoric pronouns (“he,” “she,” “it,” etc.) were combined with gestures that shift the action to a space already identified with another referent. (…) 3. Point of origin (space): two verbally described actions were combined with gestures whose point of origin in space seemed to shift. (McNeill 1992: 135)

Uit het experiment bleek dat de mismatches een grote invloed hadden op de interpretatie

van de luisteraars. Dit gold vooral voor de gestures die met ruimte te maken hadden. McNeill

(1992: 138) besluit dan ook dat gestures een rol spelen in de communicatie, zelfs als het lijkt

alsof de spreker en de luisteraar er geen aandacht aan besteden.

Goldin-Meadow (2003: 84) wijst erop dat het onderzoek van McNeill niet in een

natuurlijke setting gebeurde. Zelf heeft ze veel onderzoek gevoerd naar de interpretatie van

volwassenen van mismatches in de gestures van kinderen. De vragen die centraal staan in haar

Page 61: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

61

onderzoek zijn hoe volwassenen reageren op een tegenstelling tussen de taal en de gestures

van een kind. Merken ze de verschillen op? Hebben niet alleen de getrainde onderzoekers

aandacht voor de gestures, maar halen ook mensen die niet geoefend zijn in het bestuderen

van gestures informatie uit de handbewegingen van de kinderen?

Ze gebruikte verschillende methodes voor haar onderzoek. In een eerste soort onderzoek

(Goldin-Meadow 2003) toonde ze een publiek videobeelden van kinderen die een denkvraag

aan het oplossen waren. In die beelden kwamen zowel gestures voor die hetzelfde

uitbeeldden als dat wat gezegd werd als gestures die iets uitdrukten dat tegengesteld was aan

wat in het talige kanaal geuit werd. Een voorbeeld:

In an example of a match on the conservation task, the child on the videotape explained that the two sticks were a different length by focusing in both speech (“you moved them”) and gesture (the child moved his hand along the table as though to push one of the sticks over) on the transformation that the experimenter had performed. In an example of a mismatch, the child focused on the difference in the heights of the dish and the glass in speech (“because this one’s lower than that one”) but focused on the difference in the widths in gesture (she used two wide “C” hands17

(Goldin-Meadow 2003: 85)

to indicate the width of the dash and a narrower “C” to indicate the width of the glass (…)).

In elk stukje film dat ze de deelnemers lieten zien, was het aantal tegenstellingen tussen

gesture en taal even groot als het aantal gelijkenissen. Elk voorbeeld werd twee keer getoond

aan een volwassene die daarna gevraagd werd om het denken van het kind te bespreken. Bij

die besprekingen was het zo dat de volwassenen meer informatie gaven bij kinderen die

gesture-taal tegenstellingen produceerden. Dat was informatie die de kinderen niet in hun taal

vrijgegeven hadden, maar wel in hun handbewegingen:

But is there evidence that the adults are gleaning specific information from the children’s

gestures? In fact, it turns out that over half of the “additions” that the adults in both studies produced could be “traced back” to the gestures that the children produced in their mismatches. (Goldin-Meadow 2003: 86)

Dit toont aan dat de volwassenen wel degelijk informatie haalden uit de gestures van de

kinderen. In een tweede soort onderzoek (Goldin-Meadow en Sandhofer 1999) lieten de

onderzoekers de volwassenen ‘life’ een gesprek volgen tussen een volwassene en kinderen die

een denktaak aan het oplossen waren. In tegenstelling tot het vorige experiment was hier dus

geen herhaling van de beelden mogelijk. Ook uit dit experiment bleek dat de volwassenen

informatie uit de gestures haalden die niet in het verbale kanaal vrijgegeven werd. In een

derde soort onderzoek (Goldin-Meadow, Kim en Singer: 1999) werd de communicatieve

17 De term “C” hand verwijst naar de handvorm waarbij alle vingers gekruld zijn en de duim tegengesteld gedraaid is tegenover de andere vingers, zodat er een C-vorm ontstaat tussen de duim en de wijsvinger

Page 62: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

62

functie van gestures in een conversatie bestudeerd. Acht onderwijzers legden aan 49 kinderen

een wiskundeopdracht uit. Omdat in deze gesprekken de volwassenen meer spraken dan de

kinderen werd hier niet onderzocht of de volwassenen informatie haalden uit de gestures van

de kinderen, maar werd gekeken of de kinderen eventuele tegenstellingen tussen de taal en de

gestures van de leraar opmerkten. Uit het resultaat bleek dat kinderen makkelijker konden

navertellen wat de leraar gezegd had als zijn gestures overeenstemden met wat hij zei.

Daarenboven konden kinderen informatie navertellen die weergegeven werd in de gestures

van de leraar. Ook kinderen halen dus informatie uit gestures (zie verder).

Een recent onderzoek naar mismatches komt van Fletcher en Pine (2007). Zij gebruikten

dezelfde methode als Goldin-Meadow. Aan 42 volwassenen werden twaalf videofragmenten

getoond van kinderen die iets aan het uitleggen zijn. De helft van de kinderen gaven met hun

handen iets anders weer dan in hun woorden. De volwassenen die de oplossingen van de

kinderen moesten beoordelen, beschreven de kinderen waarbij tegenstellingen tussen gesture

en taal voorkwamen, als diegenen die meer inzicht hadden in het probleem in vergelijking

met de kinderen die geen mismatches maakten. De gestures van de kinderen beïnvloedden dus

hun interpretatie.

Uit de onderzoeken die hier aan bod kwamen, blijkt dat toeschouwers belangrijke

informatie halen uit de handbewegingen die de gesproken taal van de spreker begeleiden. Dit

geldt ook voor mensen die niet getraind zijn in het bestuderen van gestures.

3.2.2.4 Ook kinderen interpreteren gestures

In de vorige paragraaf hebben we besloten dat volwassenen die niet geoefend zijn in

gesture-onderzoek toch informatie kunnen halen uit de gestures van kinderen. Nu wil ik ook

even ingaan op de vraag of ook kinderen informatie halen uit de gestures van volwassenen.

Uit een experiment van Goldin-Meadow, Kim en Singer (1999, zie supra) bleek dat alvast zo

te zijn.

McNeil, Alibali en Evans (2000) voerden twee onderzoeken uit om zicht te krijgen op de

interpretatie van gestures door kinderen. In de twee experimenten moesten de kinderen een

aantal blokken selecteren volgens aanwijzingen die gegeven werden via een videoscherm. De

mensen die de instructies gaven, gebruikten de ene keer geen gestures, de andere keer

produceerden ze gestures die overeen kwamen met wat gezegd werd en ten slotte vormden

ze ook gestures die wat gezegd werd tegenspraken. In het eerste experiment was de

moeilijkheidsgraad van de boodschap hoog voor peuters maar niet voor kleuters. De gestures

die overeen kwamen met wat gezegd werd, maakten het voor de peuters makkelijker om de

Page 63: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

63

instructies te begrijpen, maar voor de kleuters was er geen verschil. Gestures die iets

uitdrukten dat tegengesteld was aan wat gezegd werd, maakten het moeilijker voor de peuters,

terwijl dat geen invloed had op de kleuters.

In het tweede experiment lag de moeilijkheidsgraad lager. In tegenstelling tot het vorige

experiment hadden de gestures hier geen invloed op de interpretatie van de kinderen. De

auteurs besluiten dan ook dat het effect van gestures zowel afhangt van de relatie tussen

gesture en taal als van de complexiteit van de gesproken boodschap.

Of kinderen al dan niet informatie halen uit gestures, werd voornamelijk onderzocht in

leersituaties. Ook Valenzo, Alibali en Klatzky (2003) onderzochten of de gestures van een

leraar kinderen helpen om de boodschap beter te begrijpen. Het antwoord was positief:

kinderen die gesture en taal samen zagen, scoorden beter op de test dan kinderen die les

gekregen hadden van een leraar die geen gestures gebruikte. Er werden wel alleen maar

gestures gebruikt die hetzelfde uitdrukten als wat gezegd werd, er kwamen geen mismatches

voor. Het resultaat suggereert dat gestures een belangrijke rol kunnen spelen in het

overbrengen van instructies. Valenzo, Alibali en Klatzky (2003) stellen drie mechanismen

voor om te verklaren hoe gestures het begrip van kinderen kunnen helpen:

One possibility is that teachers’ gestures facilitate students’ comprehension because they capture and maintain students’ attention. (…)

A second, related possibility is that teachers’ gestures facilitate students’ comprehension because they provide redundancy in the message. Because gesture is a second communicative channel, a student has two “opportunities” to comprehend a message that is expressed in both speech and gesture. (…)

A third, related possibility is that teachers’ gestures facilitate students’ comprehension because they ground speech in the concrete, physical environment. In so doing, gestures clarify the meanings or referents of terms used in the verbal message.

(Valenzo, Alibali en Klatzky: 2003)

Deze drie mechanismen geven gestures een communicatieve waarde: gestures brengen

samen met taal een boodschap over. Uit de onderzoeken blijkt dat kinderen gestures ook zo

interpreteren. De resultaten onderschrijven de communicatieve functie van gestures.

3.2.2.5 Het belang van gestures voor de interpretatie van tweedetaalverwervers

Nu we gezien hebben dat gestures een rol spelen bij de interpretatie van zowel

volwassenen als kinderen, wil ik nog even een aparte groep belichten, namelijk de

tweedetaalverwervers. Ook voor hen is gesturegebruik belangrijk in de communicatie.

Page 64: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

64

Onderzoek van Sueyoshi en Hardis (2005) toonde dat het begrijpen van een tweede taal

beter gaat met visuele ondersteuning. Zij merkten wel een verschil in de invloed van de

gestures op de prestaties van de licht-gevorderden en de ver-gevorderden. De groep met de

minste kennis van de tweede taal (hier Engels) haalde de meeste informatie uit gestures. Voor

hen waren gestures belangrijker om de tekst te begrijpen dan voor de gevorderden. Deze

bevindingen komen overeen met de resultaten van McNeil, Alibali en Evans (2000, zie supra)

die aantoonden dat ook de moeilijkheidsgraad van de gesproken tekst voor de luisteraar, de

invloed van gestures op de interpretatie kan verhogen.

Ook de tweedetaalverwervers zelf dichten een communicatieve functie toe aan gestures.

Sime (2006) vond uit interviews met 22 volwassen verwervers van het Engels dat de

tweedetaalverwervers over het algemeen zelf geloven dat gestures en ander non-verbaal

gedrag een belangrijke rol spelen in het taalverwervingsproces. De tweedetaalverwervers

noemden drie functies die gestures volgens hen hebben:

(i) cognitive, i.e., gestures which work as enhancers of the learning processes, (ii) emotional, i.e., gestures that function as reliable communicative devices of teachers’ emotions and attitudes and (iii) organisational, i.e., gestures which serve as tools of classroom management. (Sime 2006)

Deze resultaten beamen dat tweedetaalverwervers de gestures van hun leraar op een

functionele manier interpreteren en gebruiken in het taalverwervingsproces.

Gullberg (2006) wijst er ook op dat de tweedetaalverwervers niet alleen beïnvloed worden

door de gestures van hun leraar, maar dat ook moedertaalsprekers de gestures van een

tweedetaalgebruiker kunnen opmerken: “(…) [D]oes it matter to native interlocutors if

learners are not target-like in gesture? Is “foreign gesture” as detectable – and as disturbing –

as foreign accent?” (Gullberg 2006). Tot vandaag is nog geen empirisch onderzoek gevoerd

om deze vraag te beantwoorden. Gullberg (2006) noemt wel een aantal onderzoeken die

aantonen dat een tweedetaalgebruiker die gezien wordt tijdens het spreken, beter beoordeeld

wordt dan een tweedetaalverwerver die alleen maar gehoord wordt. Ook worden sprekers die

meer gesticuleren en hun publiek in hun rede betrekken beter geëvalueerd dan

tweedetaalverwervers die passief zijn in het gebruiken van gestures.

3.2.2.6 Samenvatting

In deze paragraaf zijn we ingegaan op de vraag of gestures al dan niet een rol spelen in de

interpretatie van de luisteraar. Verschillende soorten onderzoeken werden uitgevoerd om

hierop een antwoord te kunnen geven. Een eerste manier om de communicatieve functies

Page 65: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

65

van gestures te onderzoeken is om aan een publiek enkel de gestures te laten zien, zonder de

bijhorende taal. Daarna wordt het publiek gevraagd naar de betekenis van de

handbewegingen. Deze test haalt gestures echter uit hun natuurlijke context, gestures horen

immers samen met taal. Daarom is dit niet de ideale manier om de communicatieve rol ervan

te onderzoeken. Een andere mogelijkheid is om mensen gesproken taal met en zonder

gestures te laten horen. Zo’n soort onderzoek van Krauss et al. had als resultaat dat gestures

slechts een kleine bijdrage leveren aan de interpretatie. Ander onderzoek van Beattie en

Shovelton spraken deze gegevens echter tegen. Zij concludeerden dat gestures een belangrijke

rol spelen in de interpretatie. Goldin-Meadow stelt dat de beste manier om de invloed van

gestures op de luisteraar te onderzoeken, is om te kijken of de toeschouwer tegenstellingen

tussen gesture en taal opmerkt. Uit haar onderzoek en dat van anderen bleek dit het geval te

zijn. Zij volgt dan ook de idee dat gestures een communicatieve rol vervullen. Ten slotte ben

ik nog ingegaan op twee bijzondere groepen: kinderen en tweedetaalverwervers. Onderzoek

naar het belang van gestures voor de interpretatie geeft ook hier aan dat gestures een rol

spelen in het leerproces.

3.3 Samenvatting

In dit hoofdstuk is een centraal thema in het gesture-onderzoek aan bod gekomen,

namelijk de functie van gestures. Veel onderzoekers hebben naar het antwoord op deze vraag

gezocht, maar voorlopig is er in de literatuur hierover nog geen consensus te vinden:

Much research has been carried out to elucidate the function and properties of conversational hand gestures. However, there is still no consensus on the fundamental question of why these gestures, which are so intimately linked with speech, occur, or whether there is a single answer to this question. (Jacobs en Garnham 2007)

Er zijn twee grote theorieën gangbaar over dit thema. Een eerste groep wetenschappers

stelt dat gestures vooral belangrijk zijn voor de spreker zelf, een tweede groep ziet

communicatie als de belangrijkste functie van gestures. Als we de verschillende bronnen en

onderzoeken samenleggen, zien we dat er argumenten zijn voor beide hypotheses. Uit het feit

dat ook mensen die telefoneren en blinde kinderen gesticuleren kunnen we afleiden dat

gestures een sprekersinterne functie hebben, maar er zijn evenzeer duidelijke aanwijzingen

voor een communicatieve rol van gestures in de interactie. De argumenten van de twee

groepen zijn daarbij echter niet tegenstrijdig, de twee theorieën zijn met elkaar compatibel.

Page 66: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

66

Hoofdstuk 4: Gestures in actie Deze verhandeling was tot nu toe vooral theoretisch van aard en voornamelijk op

secundaire bronnen gebaseerd. In dit laatste hoofdstuk komen een aantal van mijn eigen

bevindingen aan bod, die ik samenleg met de bestaande literatuur. Het is een eerste

verkennend onderzoek van gestures in Vlaanderen, voordien werd hier in wetenschappelijk

onderzoek weinig aandacht aan gestures besteed.

4.1 Beeldmateriaal Het beeldmateriaal voor de voorbeelden in dit hoofdstuk heb ik gehaald uit een

televisiedebat. De beelden werden rechtstreeks uitgezonden op zeven januari 2007. Ik heb ze

eerst opgenomen op videocassette en daarna overgezet op dvd, zodat ik de beelden ook

vertraagd kon afspelen, wat noodzakelijk is om de plaats van de stroke te kunnen bepalen.

De opname die ik gebruik, komt uit het debatprogramma De Zevende Dag, een

discussieprogramma dat elke zondagmorgen op de openbare zender “één” wordt

uitgezonden. Ik heb een debat uit dat programma gekozen omdat de sprekers daar in een

zetel zitten en de handbewegingen zo beter gefilmd kunnen worden. Het grote nadeel aan

werken met televisie-interviews is immers dat de beelden zo gekadreerd zijn dat je de handen

niet kan zien. De ondergrens van het beeld in een close-up valt samen met de bovengrens

van de centrale gesture-ruimte (zie figuur 4.1).

Figuur 4.1: Indeling van de gesture-ruimte (Bron: McNeill 1992: 378)

Page 67: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

67

Omdat de handen van de sprekers in het debat niet altijd zichtbaar waren, zal ik geen

kwantitatieve besluiten trekken uit mijn data. Door de cadrering van het beeld heb ik immers

een aantal gestures niet kunnen zien, waardoor een vertekend beeld zou kunnen ontstaan.

Ik heb ervoor gekozen om me te focussen op een groepsdiscussie van ongeveer 27

minuten met vijf deelnemers en een moderator. De deelnemers van het gesprek zijn jonge

politici, elk vertegenwoordiger van een grote Vlaamse partij (Bram Boriau van SPA, Peter

Van Rompuy van CD&V, Gwendolyn Rutten van VLD, Freya Piryns van Groen! en Erland

Pison van Vlaams Belang). Johny Vansevenant is de moderator. Het gespreksonderwerp is de

politieke actualiteit van dat moment. Er wordt onder andere ingegaan op het koningshuis, de

staatshervorming en de komende verkiezingen. Het gesprek gaat vooral over niet-tastbare

begrippen. Dat zorgt ervoor dat er weinig iconische en veel metaforische gestures in

voorkomen. We vinden ook veel voorbeelden van beats en deiktische gestures.

4.2 Werkwijze De beelden van het debat heb ik met behulp van Susan Duncans Coding Manual

getranscribeerd (opgenomen in McNeill 2005: 263-272). Voor de transcriptie heb ik de

volgende stappen doorlopen:

1. Het bekijken van het volledige debat. Zo kon ik al een idee krijgen van de stijl van de

sprekers, wat een hulp was bij de latere interpretatie.

2. Transcriberen van de volledige tekst (zie bijlage 1), met aanduidingen van aarzelingen en

versprekingen in de taal.

3. Aanduiden van de plaatsen in het interview waar de handen duidelijk zichtbaar zijn (zie

bijlage 1)18

4. Vierkante haken aanbrengen in de tekst, die de gesture units afbakenen.

.

5. De inwendige structuur van de gesture units ontleden. Waar nodig heb ik eerst de gesture

phases van elkaar onderscheiden. Daarna heb ik de preparation, de stroke en de retraction

aangeduid.

- Om het moment van de stroke precieser te kunnen lokaliseren, heb ik de beelden op

halve snelheid laten afspelen. Een empirisch feit is dat de locatie van de stroke dan naar

links in de tekst kan opschuiven: “e.g., a gesture stroke that, viewed at full speed, appears to

synchronize with “down” in the phrase “rolls down” may appear at frame-by-frame speed to synchronize

18 Deze stap is niet opgenomen in het Coding Manual van Susan Duncan. Ik heb deze werkwijze moeten volgen omdat ik niet met eigen beelden werkte, maar met televisiebeelden, waardoor de handen niet altijd zichtbaar waren.

Page 68: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

68

instead with “roll”.” (Duncan, geciteerd in McNeill 2005: 267, cursivering in de

oorspronkelijke tekst). De tekst waarmee de stroke samenvalt, heb ik in vette letters gezet.

- Niet elke gesture volgt het klassieke patroon van preparation, stroke en retraction. Het is

mogelijk dat na een stroke, onmiddellijk een nieuwe stroke volgt. Beats zijn meestal

tweeledig (op/neer of voor/achter).

- Het is soms moeilijk te zien waar een gesture phrase eindigt en er een nieuwe begint. Het

probleem is dat je niet makkelijk kan bepalen of een beweging de eindfase van de vorige

stroke is, dan wel of ze al de nieuwe stroke voorbereidt. Als ik hiermee problemen had,

heb ik Duncans regel gevolgd: “[A]bsent (gesture featural) evidence to the contrary, decide most

times in favor of preparation phase of the following gesture.” (Duncan, geciteerd in McNeill 2005:

267).

6. Daarna heb ik onder de transcriptie de klasse (iconisch, metaforisch, deiktisch, beat of

Butterworth) van de gesture aangegeven. Het is wel zo dat de ene klasse de andere niet

uitsluit. Een beat kan bijvoorbeeld samenvallen met een deiktische gesture.

Naast de vermelding van de klasse, geef ik ook info over de handvorm, de lokalisering

van de hand en de beweging die hij maakt: alles wat kan bijdragen tot de interpretatie van

de gesture.

De bevindingen die ik uit mijn transcriptie haal, bespreek ik in de volgende paragraaf en

leg ik samen met de bestaande literatuur. Ik heb ervoor gekozen om de gestures per klasse te

bespreken.

4.3 Bevindingen 4.3.1 Iconische gestures

De onderwerpen van het debat zijn meestal abstracte begrippen, zoals de

staatshervormingen of de sociale zekerheid. Daardoor is slechts een klein deel van de gestures

die in de transcriptie te vinden zijn iconisch van aard. In totaal heb ik drie voorbeelden van

iconische gestures gevonden, die worden in deze paragraaf besproken.

Per definitie dragen iconische gestures een dichte semantische relatie tot dat wat er in de

gesproken taal gezegd wordt (zie 1.3.3.1). De bevinding dat gesproken taal en gesture een

semantische eenheid vormen, hebben we ook gezien als argument voor de stelling dat

gesproken taal en gestures een geïntegreerd systeem vormen. De iconische gestures die we in

ons beeldmateriaal gevonden hebben, bevestigen die dichte relatie tussen gesproken taal en

gesture.

Page 69: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

69

Een eerste voorbeeld (zie vb 4.1, fig. 4.2 en 4.3) vinden we in het debat als het gaat over

de staatshervorming. Een van de sprekers stelt dat we die onderhandelingen rationeel moeten

aanpakken en dat we ons niet mogen overgeven aan overbodige stoerdoenerij. Hij zegt

letterlijk dat we niet zwaar op onze borst moeten kloppen, maar rustig naar de

onderhandelingen moeten gaan:

Voorbeeld 4.1 (nr. 18)19

(…), [langs de ene kant zwaar op de borst gaan] kloppen

[~~~~~~~~~~*******************-.-.-.]

Figuur 4.2 en 4.3 Wanneer de spreker dit zegt, brengt hij beide handen in de centrale gesture-ruimte voor

zijn lichaam. Hij balt zijn vuisten en klopt een paar keer op zijn borst. Hij voert dus met zijn

handen dezelfde beweging uit als die waarover hij het heeft in de gesproken taal. Dit komt

overeen met de stelling dat gesproken taal en gesture een semantische eenheid vormen. Ook

als we kijken naar de verhouding in de tijd tussen deze gesture en de gesproken taal, zien we

dat er een temporele eenheid gevormd wordt.

In een ander voorbeeld voegt de gesture ook iets toe aan wat er in de gesproken taal

gezegd wordt. De spreker vergelijkt de Vlamingen en de Walen met fanatieke supporters van

twee voetbalteams (zie vb 4.2, fig. 4.4 en 4.5). Die kleden zich in de kleuren van de ploeg

waarvoor ze supporteren en schilderen hun gezicht. Als de spreker dit laatste zegt, brengt ze

haar beide handen aan weerszijden van haar wangen en lijkt het alsof ze met haar vingers

strepen op haar wangen trekt. Dat is een iconische gesture die uitbeeldt wat er in de taal

gezegd wordt. De gesture doet hier echter meer dan dat alleen, er zit ook informatie in de

beweging verweven die niet uit de gesproken taal af te leiden valt. Uit de handen kunnen we

aflezen op welke manier de supporters zich schilderen: ze maken strepen op hun wangen.

Voorbeeld 4.2 (nr. 16) … twee voetbalteams. [Die tooien elkaar, die verven hun gezicht] en die gaan…

BH[~~*******-.-.-.-.-/~~************-.-.-.-.-.]

19 Een beschrijving van alle zichtbare gestures uit het debat wordt in bijlage 2 gegeven. Bij elk voorbeeld zet ik tussen haakjes ook het nummer van de gesture in die bijlage. In het begin van bijlage 2 geef ik ook een verklaring van alle tekens die ik gebruik.

Page 70: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

70

Figuur 4.4 en 4.5 Dit voorbeeld sluit aan op de theorie van McNeill (1992). Gesproken taal en gestures

vormen volgens hem één idea unit. “The term “idea unit” is meant to make provision for

synchronized speech and gestures where the meanings complement one another.” (McNeill

1992: 27). De gesture vult hier de betekenis van de gesproken taal aan. De volledige inhoud

van de uiting is groter als je de gesproken taal en gesture samenneemt.

In de weinige voorbeelden van iconische gestures die we in dit debat gevonden hebben,

vinden we echter ook een mismatch, een gesture die iets anders uitbeeldt dan wat er in de

gesproken taal gezegd wordt. Als Bram Boriau aan het praten is over de vergrijzing, stelt hij

dat mensen hun arbeidskrachten veel meer gaan moeten spreiden in plaats van op korte

termijn zoveel te geven. Een typische gesture die bij het woord geven verwacht wordt, is een

open handvorm, met de handpalm naar boven, die in de centrale gesture-ruimte een

beweging van de spreker weg maakt. Hier doet de spreker echter net het tegenovergestelde.

Hij houdt zijn handen met de palmen naar boven gericht in de centrale gesture-ruimte voor

zich, maar op het woord ‘geven’, plooit hij zijn vingers naar binnen en brengt hij zijn handen

naar zich toe, alsof hij iets neemt.

Voorbeeld 4.3 (nr. 39)

[(…)En ik denk dat we inderdaad niet in die periode alles gaan moeten geven], … BH ****/*****************************/*********************/~~******] De informatie die ik in de literatuur gevonden heb over mismatches, had het voornamelijk

over de receptie van de luisteraar. Er wordt vooral gezocht naar een antwoord op de vraag

hoe luisteraars mismatches interpreteren. Op de vraag waarom sprekers mismatches produceren,

heb ik nergens een duidelijk antwoord gevonden. Dit fenomeen zou aangehaald kunnen

worden als tegenvoorbeeld voor de theorie van McNeill want gesture en gesproken taal

vormen hier geen semantische eenheid.

4.3.2 Metaforische gestures

Veel meer dan iconische, vinden we in ons debat metaforische gestures terug.

Metaforische gestures geven net als iconische gestures een vorm aan wat er in de gesproken

Page 71: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

71

taal gezegd wordt, met dat verschil dat de handen een abstract iets weergeven en niet een

concreet ding of een concrete gebeurtenis:

These are like iconic gestures in that they are pictorial, but the pictorial content presents an abstract idea rather than a concrete object or event. The gesture presents an image of the invisible – an image of abstraction. (McNeill 1992: 14)

Ik heb de metaforische gestures die ik in het debat gevonden heb, onderverdeeld in vijf

verschillende groepen. De eerste twee onderverdelingen die ik maak, zijn gebaseerd op

McNeill (1992: 147-168).

4.3.2.1 Een abstract idee bevindt zich in een container

In het eerste type van metaforische gestures lijkt het alsof de spreker een abstract gegeven

in zijn handen bundelt en aan de luisteraar doorgeeft, dit wordt ook wel “conduit metaphor”

genoemd:

Metaphors whereby language, meaning, knowledge, art, genre, etc., are presented as bounded countainers have been identified in linguistics under the name of “conduit metaphor” (Reddy 1979; Lakoff and Johnson 1980). The conduit is actually a family of related metaphors which runs like this: (a) meaning is a substance, (b) the substance is packed into a container, and (c) the container is passed on to a recipient over a conduit. (McNeill 1992: 147)

In het eerste hoofdstuk (zie 1.3.3.2) heb ik hiervan al een voorbeeld van McNeill gegeven.

Ook in het debat zijn er een aantal voorbeelden van dit type metaforische gestures te vinden.

In voorbeeld 4.4 produceert de spreker zo’n typisch metaforische gesture als ze het heeft

over de vorm van de staatshervorming (zie vb 4.4, fig 4.6).

Voorbeeld 4.4 (nr. 25)

[De manier, de vorm <eum>], waarin het zal bestaan, daar durf ik ook geen (…) LH [~~******************-.-.-.-.-.]

Figuur 4.6 Op het moment van de stroke vormt ze haar hand om tot een kommetje. De handpalm is

naar boven gericht en ook de vingertoppen wijzen naar boven zodat het lijkt alsof ze in haar

hand de vorm van de staatshervorming vasthoudt.

Page 72: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

72

Een tweede voorbeeld zien we als Bram Boriau het heeft over de periode waarin mensen

moeten werken (zie vb 4.3). Hij geeft een formele uitdrukking aan die periode door met zijn

beide handen een cirkel te vormen. Zijn handen beginnen met een B-handvorm, duimen

tegen elkaar, handpalmen naar beneden. Ze maken een cirkelbeweging en eindigen met

dezelfde handvorm, pinken tegen elkaar en handpalmen naar boven. In zijn gesture stelt hij

de arbeidsperiode als een afgerond geheel voor.

4.3.2.2 Metaforische gestures die een dynamisch proces uitdrukken

Een ander type van metaforische gestures dat McNeill (1992: 159) noemt, zijn diegene die

een dynamisch proces uitdrukken. Gestures zijn een goed middel om beweging en

verandering uit te drukken omdat ze zelf dynamisch zijn. Ze worden dan ook vaak in die

context gebruikt.

Typisch voor gestures die een proces van verandering uitdrukken, is dat ze meestal een

roterende beweging maken (McNeill 1992: 159). Voorbeeld 4.5 is daar een illustratie van.

Voorbeeld 4.5 (nr. 33) [we kunnen zeggen, we moeten naar een betere staats, <euh>], naar

BH [~/~~~~~~~~~***********************************-.-.-.-.-.] <euh> een correctere staatsvorm.

In de gesproken taal heeft de spreker het over het proces van de staatshervorming, over

de weg naar een betere staatsvorm. Terwijl hij daarover bezig is, brengt hij zijn beide handen

tot op schouderhoogte en maakt twee draaibewegingen. Zijn vingertoppen zijn naar elkaar

gericht en de handpalmen zijn naar de spreker gedraaid. Met die draaiende beweging wordt

het proces naar een betere staatsvorm uitgedrukt.

Een ander voorbeeld hebben we al aangehaald in het tweede hoofdstuk (zie vb 4.6, fig.

4.7).

Voorbeeld 4.6 (nr. 13) Natuurlijk, [dan kwam er in ene keer de grote dreef op gang] van jullie zijn…

BH[~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~*****-.-.-.-.-.-.]

Figuur 4.7

Page 73: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

73

De spreker vertelt dat hij ooit eens een open brief aan de Franstaligen geschreven heeft

en dat er daar een grote reactie op kwam. De plotse verandering van de situatie, het ‘op gang

komen’ van de reacties, wordt in de gesture dynamisch uitgebeeld. Vanuit stilstand maken de

handen een plotse beweging, die overeenkomt met de plotse reacties van de Franstaligen

waar de spreker het over heeft.

Dezelfde spreker maakt later in het debat nog een gesture die onder deze groep valt (zie

vb 4.7). Hij zegt dat we in de toekomst aandacht zullen moeten hebben voor het socio-

economische en dat we een trade-off, een compromis, zullen moeten vinden tussen een

generatie die wat meer tijd en wat meer geld heeft en die wisselt met een generatie die wat

minder tijd en wat minder geld heeft.

Voorbeeld 4.7 (nr. 38)

zodanig dat we een beetje [een trade-off kunnen vinden]. RH+LH [~~**********-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-]

Dat afwisselen tussen de verschillende generaties wordt ook in een gesture uitgedrukt. De

spreker houdt zijn handen (beide vormen een B-hand met gestrekte duim) voor zich op

borsthoogte. De handpalmen zijn naar het lichaam gericht en de spreker draait de ene hand

rond de andere. Het dynamische proces wordt zo ook in de gesture van de spreker

uitgedrukt.

In het laatste voorbeeld van deze onderverdeling wordt veeleer een verandering dan een

dynamisch proces uitgedrukt. De spreker heeft het over de dotatie van de prins waar hij op

dit moment niets op tegen heeft. Als de prins, die in een rechtzaak verwikkeld is, veroordeeld

zou worden, dan verandert die situatie wel en zou hij zijn dotatie moeten verliezen volgens de

spreker (zie vb 4.8, fig. 4.8).

Voorbeeld 4.8

…indien hij al dan niet [veroordeeld zou worden, ja] dan… RH [~~~~~~************-.-.]

Figuur 4.8 De spreker houdt een licht geplooide B-hand met gestrekte duim voor zich, op het

moment van de stroke brengt hij zijn hand een tiental centimeter verder van zijn lichaam.

Daarmee duidt hij de verandering in de situatie aan: als de prins veroordeeld wordt, dan moet

hij wel zijn dotatie verliezen.

Page 74: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

74

4.3.2.3 Metaforische gestures die langdurigheid uitdrukken

Naast gestures die een dynamisch proces uitdrukken, zijn er in het debat ook twee

voorbeelden te vinden van gestures die de langdurigheid en de herhaling van een situatie

weergeven (zie vb 4.9 en 4.10).

Voorbeeld 4.9 (nr. 12)

…, [ja kijk, en dat blijft maar duren, en] dat is vooral een probleem met… BH[~~~~************************.-.-.] Voorbeeld 4.10 (nr. 14)

…op het multiculturele [vlak, zijn wij het elke keer oneens. En] zolang dat wij het over BH [~~~*****************************-.-.-]

De beweging die de handen maken tijdens de stroke is tijdens de twee voorbeelden

dezelfde. De spreker houdt zijn beide handen aan het begin van de stroke aan de rechterkant

van zijn lichaam. De handen zijn symmetrisch ten opzichte van elkaar, de handpalmen zijn

naar elkaar gericht en er is zo’n tien centimeter afstand tussen de twee handen. Tijdens de

stroke brengt de spreker zijn handen naar de linkerkant van zijn lichaam terwijl ze op en neer

gaan op het ritme van de taal. De verhouding tussen de twee handen blijft dezelfde.

Dit zijn twee voorbeelden van een repetitieve gesture. Dezelfde beweging (op/neer van

de handen) wordt verschillende keren herhaald, wat co-expressief is met de inhoud van de

talige uiting. In de gesproken taal wordt immers langdurigheid en herhaling uitgedrukt.

4.3.2.4 Metaforische gestures die een denkactiviteit uitdrukken

Een andere groep metaforische gestures die hier onderscheiden wordt, geeft een formele

uitdrukking aan een denkactiviteit. Een gebeurtenis die normaal niet zichtbaar is, krijgt een

plaats in de ruimte toegekend.

Het eerste voorbeeld van zo’n gesture vinden we naar het einde van het debat toe (zie vb

4.11). Wanneer iemand gevraagd wordt met welke partij hij zich het meest verwant voelt,

antwoordt hij, dat hij op bepaalde punten met verschillende partijen overeenkomt en dat er

uit elk programma wel iets te halen valt. Op het moment dat hij dat zegt, brengt hij zijn beide

handen tegelijk vanuit de centrale gesture-ruimte tot op schouderhoogte. De handen

beginnen met een B-handvorm, de handpalm naar beneden gericht. Terwijl ze naar boven

gebracht worden, brengt de spreker zijn vingers naar elkaar toe, zodat het lijkt alsof hij met

zijn handen iets grijpt.

Voorbeeld 4.11 (nr. 43) Dus er vall[en overal wel] punten uit te halen (…)

BH[~~******-.-.-]

Page 75: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

75

Als je die gesture ziet dan lijkt het dus alsof de spreker letterlijk een paar punten

vastneemt en selecteert. Het gaat hier echter niet over concrete dingen, maar over politieke

ideeën en voorstellen. De spreker geeft die abstracte inhouden een plaats in de ruimte en doet

alsof hij ze vastgrijpt.

Een volgend voorbeeld vinden we als het gaat over de vennootschapsbelasting. De

spreker zegt dat we de concurrentie tussen Vlaanderen en Wallonië niet moeten gaan

opdrijven wat het stellen van de normen van de vennootschapsbelasting betreft. Terwijl hij

dit zegt, brengt de spreker zijn linkerhand tot op schouderhoogte. De vingers van de 5-hand

zijn lichtjes geplooid, de handpalm is naar beneden gericht. De hand wordt twee keer kort

naar voor en naar achter bewogen (zie vb 4.12, fig. 4.9).

Voorbeeld 4.12 (nr. 17) …wat betreft <euh> [het stellen van <euh> die <euh>] normen van

LH[~~************************-.-.-.-.]

vennootschapsbelasting…

Figuur 4.9

Ook de moderator maakt een metaforische gesture die bij deze groep thuis hoort (zie vb

4.13). Hij vraagt aan iemand wat er moet gebeuren om onze concurrentiepositie veilig te

stellen. Terwijl hij dit vraagt, houdt hij zijn beide handen op één horizontale lijn ter hoogte

van de buik, de vingers zijn lichtjes gespreid en de handpalmen zijn naar beneden gericht. Hij

maakt twee korte bewegingen naar opzij en terug.

Voorbeeld 4.13 (nr. 35)

[(…) om onze concurrentiepositie veilig te stellen. (…)] BH/~~****************************************/(…)]

Het lijkt alsof hij met zijn handen iets afschermt, alsof hij zijn handen boven iets houdt.

Met deze beweging geeft hij vorm aan het veilig stellen van de concurrentiepositie.

Een laatste voorbeeld wordt gemaakt door Peter Van Rompuy (zie vb 4.14). Hij stelt dat

we in het generatiepakt niet alleen aan het socio-economische moeten denken, maar ook

moeten werken aan de eenzaamheid onder senioren. We moeten verder durven kijken. Als hij

dat zegt, plaatst hij beide handen voor zich in de centrale gesture-ruimte, met de handpalmen

naar zich toegekeerd. De handen hebben een B-vorm met gestrekte duim. Hij houdt zijn

Page 76: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

76

handen zo dat de rechterhand voor de linkerhand staat. Op het moment dat hij voorbij zegt,

brengt hij zijn linkerhand over zijn rechterhand, zodat nu de linkerhand voor de rechterhand

staat.

Voorbeeld 4.14 (nr. 37)

dat we een beetje [kijken voorbij het socio-economische en dus ook proberen iets te LH+RH[~~~*******************************************************

doen aan] eenzaamheid onder senioren. *****-.-.-]

De spreker geeft hier dus een plaats in de ruimte aan het abstracte begrip ‘het socio-

economische’. Met zijn rechterhand geeft hij het socio-economische een plaats in de ruimte,

met zijn linkerhand toont hij wat we ermee moeten doen: we moeten verder gaan, niet alleen

aandacht hebben voor het socio-economische, maar ook ervoor zorgen dat de senioren een

aangenaam leven kunnen leiden.

In deze voorbeelden wordt aan een denkactiviteit (het selecteren van politieke

standpunten, het stellen van een norm, het veilig stellen van de concurrentiepositie en het

verder kijken dan de socio-economische aspecten in de samenleving) een formele uitdrukking

gegeven. Abstracte ideeën die normaal niet zichtbaar zijn, krijgen een plaats in de ruimte

toegekend.

4.3.2.5 Metaforische gestures die afweer uitdrukken

Ten slotte zijn er in het debat nog twee voorbeelden te vinden van metaforische gestures

die afweer uitdrukken (zie vb 4.15, vb 4.16, fig 4.10 en fig. 4.11). In die voorbeelden wordt de

hand met een open handvorm voor het lichaam gehouden, de handpalm weg van de spreker,

de vingertoppen zijn naar boven gericht. Volgens Kendon (2004: 251) wordt deze gesture

gebruikt met de bedoeling om zijn eigen actie te stoppen of om wat de gesprekspartner zegt

tegen te spreken. De voorbeelden beamen deze stelling.

Voorbeeld 4.15 (nr. 29) of hij [nu nat is of niet dat] laat ik in het midden… RH [~~*************.-.-] Figuur 4.9 Voorbeeld 4.16 (nr. 45) (Lacht) [Dat laatste] ga ik zeker niet doen. RH[***********] Figuur 4.10

Page 77: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

77

In het eerste voorbeeld antwoordt de spreker op de vraag van de moderator of

separatisme voor hem een natte droom is. De spreker laat het antwoord daarop in het

midden, maar zegt wel dat het voor hem een mooie droom is. Hij wijst de vraag van de

moderator af door een afwerende gesture bij zijn antwoord te geven.

In het tweede voorbeeld gaat de spreker in tegen de interviewer. Die zegt dat ze getipt

wordt als lijsttrekker voor de VLD in Leuven en bijgevolg Rik Daems van zijn plaats op de

lijst zou wippen. Zij reageert hiertegen en zegt dat ze dat zeker niet zal doen. Ze brengt

hierbij haar hand naar omhoog, de vingertoppen zijn naar boven gericht, de handpalm weg

van het lichaam. Ze maakt een afwerend gebaar om duidelijk te maken dat ze niet gaat doen

wat de spreker zegt.

4.3.3 Beats

Naast metaforische gestures komen er in het debat ook heel wat beats voor. Beats

worden gebruikt om te benadrukken wat belangrijk is voor de uiteenzetting. Ze willen niet

onbedingd het woord waarmee ze samengaan in de verf zetten. Je moet ze veeleer in het

groter kader van het discours van de spreker zien. Beats lijken heel eenvoudige bewegingen,

maar ze zijn complex omdat ze van de spreker inzicht in zijn uiteenzetting verwachten. Ze

zijn belangrijk voor de structuur. Dat kinderen deze vaardigheid pas na hun vijfde jaar

verwerven, toont de complexiteit ervan (zie 2.2.4.3).

In de transcriptie van de gestures uit het debat vind je heel wat beats met verschillende

handvormen terug. Elke spreker heeft een beetje zijn eigen manier om zijn handen te

gebruiken om dingen te benadrukken. De een gebruikt zeer subtiele bewegingen, soms gaan

slechts enkele vingers omhoog, terwijl een ander dan weer zeer duidelijke gestures maakt. Een

aantal handvormen komen wel bij verschillende sprekers terug: een grappolo-hand20 (de

vingertoppen komen allemaal samen), een ring-hand21

Volgens Kendon (2004: 225) hebben deze handvormen geen vaste functie, maar hangt

hun waarde sterk af van de talige context. Toch heeft hij een studie gedaan naar de context

(de top van de duim en de wijsvinger

raken elkaar, zodat er een soort cirkel ontstaat) en een open handvorm (een vlakke hand of

B-hand).

20 Deze term neem ik over van Kendon (2004), hij haalde zijn inspiratie uit het Italiaans: “The Italian word grappolo is appealing because it is used to refer to such things as a bunch of grapes or a swarm of bees when hanging as a cluster in a tree, clusters or bunches, that is, that often tend to have a conical shape also seen in the hand shape to which we are applying this term.” (Kendon 2004: 228). Calbris (2003: 124) gebruikt voor deze handvorm de term “Pyramide”. 21 Ook deze term neem ik over van Kendon (2004), die zich hiervoor op zijn beurt baseert op Morris et al (1979).

Page 78: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

78

waarin deze handvormen voorkomen. Zijn conclusies leggen we hier samen met onze

bevindingen.

4.3.3.1 Grappolo

Een eerste voorbeeld van de grappolo-handvorm vinden we als een spreker in het debat

zegt dat de Vlamingen zich tijdens de onderhandelingen voor de staatshervorming te veel

schikken naar de Franstaligen, en dat we zouden moeten durven zeggen dat voor ons de

staatshervorming eigenlijk niet moet. Wanneer hij dat zegt, brengt hij zijn hand in de grappolo-

vorm en beweegt hij hem een paar keer op en neer (zie vb 4.17 fig. 4.12).

Voorbeeld 4.17 (nr. 23) (…) jamaar het [moet niet zono]dig voor ons.

RH[ggggggggggggggg]

Figuur 4.12 De grappolo-handvorm gaat samen met een sterke benadrukking in de prosodie van de

gesproken taal. De spreker wil duidelijk de boodschap dat de Vlamingen geen nood hebben

aan een staatshervorming benadrukken en gebruikt daarvoor zowel gesproken taal als gesture.

Een ander voorbeeld vinden we een beetje verder in het debat als iemand zegt dat de

mensen niet wakker liggen van een staatshervorming, maar dat er andere vragen belangrijker

zijn, zoals hoe we onze welvaart kunnen garanderen. Om sommige van die problemen te

kunnen oplossen, hebben we volgens haar een staatshervorming nodig. Ook zij brengt tijdens

het spreken haar hand in de grappolo-vorm en beweegt hem op en neer op het ritme van de

taal (zie vb 4.18, fig. 4.13). Ze houdt de handvorm een beetje langer aan dan de spreker in het

vorige voorbeeld. Hier wordt, net als in het vorige voorbeeld, de grappolo-hand gecombineerd

met een benadrukking in de prosodie van de taal. Op het einde van haar betoog verandert ze

haar hand naar een B-hand en maakt ze met haar hand een glijdende beweging naar beneden.

De handpalm is dan naar beneden gericht. Met deze glijdende beweging wordt de

eensgezindheid uitgedrukt, er zijn geen uitschieters of mensen die er anders over nadenken.

Page 79: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

79

Voorbeeld 4.18 (nr. 27) dat zijn de echte vragen en [dat je daar een staatshervorming voor nodig hebt om

LH[gggggggggggggggggggggggggggggggggggggggggggggggggg

sommige problemen beter aan te pakken, daar zijn we het allemaal over eens]. gggggggggggggggggggggggggggggggggggggggooooooooooooooooooooooooooooo]

Figuur 4.13 Ook Adam Kendon heeft in zijn onderzoek voorbeelden met een grappolo-handvorm

besproken (Kendon 2004: 231-233). Hij vermeldt dat deze gesture in het Italiaans vaak

gebruikt wordt tijdens het stellen van een vraag. Zelf zegt hij er het volgende over:

This gesture is used in contexts in which the speaker, confronted with something that undermines his expectations or his understanding, demands an explanation or a justification. It is used when a speaker asks a question about something he is surprised, annoyed or puzzled by it, or when he is testing another’s knowledge of something. It is not usually used when the speaker is simply requesting information. (Kendon 2004: 232)

Het is dus mogelijk dat een grappolo-handvorm gebruikt wordt bij het stellen van een

nadrukkelijke vraag, maar uit de voorbeelden uit het debat blijkt dat dit zeker niet de enige

context is waarin we deze handvorm kunnen vinden. Als we de bevindingen van Kendon

vergelijken met onze twee voorbeelden, dan zien we wel dat er een verschil is in gebruik.

Onze sprekers stellen geen vraag, maar verdedigen hun eigen stelling en om hun eigen

discours kracht bij te zetten gebruiken ze een gesture.

4.3.3.2 De ringvorm

Naast de grappolo-handvorm, komt ook de ringvorm een paar keer terug: met duim en

wijsvinger wordt een cirkel gevormd. Volgens Kendon wordt deze gesture vooral gebruikt als

er iets gepreciseerd wordt.

Laat ons dat nu even vergelijken met de voorbeelden die we in het debat gevonden

hebben. In een eerste voorbeeld wordt de hand verticaal gehouden, raken de toppen van de

duim en de wijsvinger elkaar en zijn de andere vingers heel lichtjes naar binnen gekromd (zie

vb 4.19).

Voorbeeld 4.19 (nr. 1) …maar ik zou het [toch] heel even over prins Laurent willen hebben.

RH[rrrrrr]

Page 80: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

80

Volgens Kendon (2004: 245) zien we deze handvorm “when a speaker is making a

specific point, giving a specific piece of information on which he is insistent and which, once

again, is counterposed to what has been presupposed” (Kendon 2004: 245). Hier lijkt de

laatste mogelijkheid van toepassing te zijn. Om dit te kunnen plaatsen moet de grotere

context bekeken worden. Deze zin wordt helemaal in het begin van het interview gezegd

door de moderator. Die begint zijn inleiding met welke onderwerpen in het debat aan bod

zullen komen: de staatshervorming, de verkiezingen en de volgende federale regering. Daarna

komt de voorbeeldzin. In die zin wordt dus iets anders aangekaart dan wat er in de vorige zin

gezegd werd, hij gaat in tegen wat hij net gezegd heeft.

In een tweede voorbeeld krijgen we dezelfde handvorm, in een gelijkaardige context te

zien (zie vb 4.20).

Voorbeeld 4.20 (nr. 30) …Zaventem is nu [het] typisch voorbeeld…

LH [rrrr]

Hier gaat de spreker expliciet in tegen wat er daarvoor door iemand anders in het debat

gezegd werd. De vorige spreker zei dat het niet uitmaakt of mensen nu in het Frans of in het

Nederlands wakker liggen van het lawaai van de luchthaven, volgens haar moeten we kijken

naar het basisprobleem. De spreker uit het voorbeeld stelt daartegenover dat het probleem

van de nachtvluchten een typisch voorbeeld is van de problemen tussen de Franstaligen en

Nederlandstaligen in België, dat toont dat de staatsstructuur niet werkt. Hij gaat in tegen de

stelling van de vorige spreker en maakt daarbij een beat met ringvorm. Tegelijkertijd maakt de

spreker met deze gesture het voorbeeld waar hij het over geeft ook prominenter aanwezig in

zijn discours. Het gaat volgens de spreker niet zomaar over een onbeduidend voorbeeld,

maar over hét typische voorbeeld voor de werking van de Belgische staat. Ook in de prosodie

van de stem van de spreker komt dit naar voor. Hij benadrukt in de gesproken taal duidelijk

het woord “het”. Op deze manier werken gesproken taal en gesture samen om een aantal

dingen die gezegd worden prominenter aanwezig te maken.

In ons laatste voorbeeld wordt de gesture niet zozeer gebruikt om tegen een vorige

stelling in te gaan, dan wel om een idee nadrukkelijker naar voor te brengen (zie vb 4.21).

Voorbeeld 4.21 (nr. 34) en het is [trouwens niet alleen de PS, het is ook CDH en het is ook MR, we

RH [************************/~~~***********/****************/~~

kunnen die nooit afrekenen] op hun slecht bestuur. rrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrr]

Page 81: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

81

In dit voorbeeld maakt de spreker een ringvorm, de andere vingertoppen zijn naar boven

gericht. Hij beweegt zijn hand herhaaldelijk iets naar voor en naar achter. De spreker stelt dat

we de Franstalige partijen nooit kunnen afrekenen op hun slecht bestuur, met de ringvorm

maakt hij die stelling prominenter en nadrukkelijker. Dat merken we hier ook opnieuw

duidelijk in de gesproken taal. De tekst die de spreker samen met de ringvorm uitspreekt,

wordt benadrukt in de prosodie: de woorden worden trager, een beetje luider en apart van

elkaar uitgesproken.

4.3.3.3 De open handvorm of B-hand

Naast de grappolo en de ringvorm, zien we ook vaak een open handvorm tussen de beat-

gestures. Ook van deze gestures heeft Kendon een context-of-use studie gedaan. We leggen hier

zijn conclusies samen met wat we in onze voorbeelden gevonden hebben.

De meeste beats met een open handvorm worden in ons debat met de handpalm naar

boven gevormd. Het is vooral de moderator die deze gesture vaak gebruikt bij het stellen van

een vraag (zie bijlage 2, nr: 1, 3 en 10). Heel vaak richt hij ondertussen zijn vingertoppen naar

de volgende spreker. Over dit type gesture zegt Kendon het volgende:

When the Open Hand Supine is directed toward the speaker’s interlocutor, or to another participant, (…), this is often done in contexts where the speaker is acknowledging another as a source of something said or indicates that what another has said is correct. In addition to this, however, (…), the Open Hand Supine may be directed toward another as if the hand is being placed to offer something, or to receive something specific from the other to whom it is directed, such as some information, an explanation or a justification for something, or, indeed, some physical object. (Kendon 2004: 271-273)

Bij de gestures van de interviewer is de laatste context die Kendon noemt van toepassing.

De interviewer gebruikt deze gesture als hij iemand iets vraagt, om informatie te verkrijgen.

De gesture heeft hier dus een pragmatische functie.

Er zijn daarnaast ook nog gestures met een open handvorm waarbij de palm naar

beneden gericht is. Die worden volgens Kendon (2004: 255) vooral gebruikt als er een actie

onderbroken wordt. Deze gesture drukt negatie uit, als er iets verondersteld wordt tijdens het

spreken. Dat is het geval in voorbeeld 4.22.

Voorbeeld 4.22 (nr. 21) Erland Pison van Vlaams Belang, [de staatshervorming zou voor uw partij nooit

BH [~~*****************-.-.-.-.~~*********/*****/

Page 82: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

82

volstaan. U wilt eigenlijk dat België uiteenvalt]. ********-.-.-.-.] RH

****************************/****] LH

De voorbeeldzin wordt uitgesproken door de moderator. Die vroeg daarvoor al aan alle

andere deelnemers van het debat wat zij vonden van de staatshervorming. Diegene aan wie

hij nu de vraag stelt, neemt een radicaal ander standpunt in tegenover de anderen. Een

staatshervorming zou voor hem nooit volstaan. De interviewer weet dat al voor hij de vraag

stelt, het is immers een bekend standpunt van de partij. De lijn, de ideeën van de vorige

deelnemers worden dan ook onderbroken wanneer hij deze vraag stelt. Die onderbreking

wordt tevens uitgedrukt in de gesture. Dat er een negatieve waarde aan vasthangt, zien we als

de spreker nog eens extra zijn handen beweegt op het woord nooit.

4.3.4 Deiktische gestures

De laatste categorie gestures die we bespreken zijn de deiktische gestures of de

wijsgebaren. In ons debat vinden we zowel voorbeelden van gestures die naar de aanwezige

werkelijkheid wijzen, als van abstracte wijsgebaren. De meest voorkomende handvormen bij

dit soort gestures zijn een open handvorm en een vuist met gestrekte wijsvinger.

De meeste deiktische gestures die in de transcriptie terug te vinden zijn, worden door de

moderator gemaakt. Hij leidt immers het gesprek en duidt de volgende spreker aan. Terwijl

hij zijn vraag stelt, wijst hij meestal al in de richting van de volgende spreker. Heel vaak doet

hij dat met zijn vragenblad in de hand. De wijsgebaren van de moderator hebben een

interactieve functie, ze helpen mee om te tonen wie aan de beurt komt om te spreken.

Bijna altijd wijst de moderator de volgende spreker met een B-hand aan. Deze handvorm

wordt veel gebruikt als iemand iets vraagt of een stelling ter discussie stelt (zie 4.3.3.3) en dat

is net de rol van de moderator in het debat. Het is dus logisch dat hij vooral die handvorm

gebruikt. Slechts helemaal op het einde, bij zijn laatste vraag gebruikt hij een gestrekte

wijsvinger. Hij houdt zijn vinger gedurende die hele vraag gestrekt en wijst er op het einde

expliciet mee naar diegene tot wie hij zijn vraag richt (zie nr. 44 in bijlage 2). Het lijkt

onbeleefd om deze handvorm te gebruiken om iemand aan te wijzen, maar als we de gesture

in zijn context bekijken, is het logisch dat de moderator net bij zijn laatste vraag een 1-hand

gebruikt. Hij wil immers het debat afronden. Met zijn laatste vraag wil hij geen nieuwe stelling

ter discussie brengen, maar wel een korte afsluiter voor het debat geven. Een B-hand zou dat

niet goed uitdrukken.

Page 83: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

83

Naast de moderator maken ook de deelnemers van het debat wijsgebaren naar elkaar. Als

ze in de gesproken taal verwijzen naar iets wat daarvoor door iemand anders gezegd werd,

maken ze er meestal ook een wijsgebaar bij, in de richting van de persoon over wie ze het

hebben (zie vb 4.23 en vb 4.24).

Voorbeeld 4.23 (nr. 19)

[en daar heeft] Bram verwezen naar ontwikkelingssamenwerking LH[~~*****-.-.-.-]

Voorbeeld 4.24 (nr. 22) en ik [deel daarin de] mening van Peter LH[~~********-.-.]

Deze wijsgebaren hebben beide een open handvorm. Dat komt overeen met de bevinding

van Kendon (2004: 210), die zegt dat een open handvorm met de palm naar boven niet alleen

gemaakt wordt om iets nieuws ter discussie te stellen, maar ook gevormd kan worden als de

spreker iets bevestigt wat iemand anders gezegd heeft, of als de spreker akkoord gaat met de

ander en zegt dat zijn stelling correct is.

Er wordt naast naar afzonderlijke personen ook wel eens gewezen naar de hele groep die

aanwezig is. Ook hier vormen de sprekers daarvoor een open handvorm. Ze gebruiken hun

beide handen (zie vb 4.25 en vb 4.26).

Voorbeeld 4.25 (nr. 8) uiter[aard deze jongeren] dragen daar geen….

BH[~~~***********-.-.] Voorbeeld 4.26 (nr. 28)

Erland Pison, [ik zie hier nog geen meerderheid voor separatisme, blijft dat een BH[~~***********************************************/**RH******* /**LH******** natte droom voor u]?

RH*************-.-.] LH*************-.-.]

In voorbeeld 4.25 noemt de spreker de partijen waar de andere deelnemers van het debat

mee verbonden zijn verantwoordelijk voor de dotaties van het koningshuis. Hij zegt daarbij

wel dat de jongeren met wie hij aan het debatteren is, daar zelf niet de verantwoordelijkheid

voor dragen. Als hij het in de gesproken taal heeft over deze jongeren, de jongeren met wie hij

in een cirkel zit, maakt hij een kort wijsgebaar met zijn handen. Hij houdt zijn handen

gespreid voor zich, de handen hebben een open vorm, de handpalmen zijn naar boven

gericht. Zo verwijst hij naar alle andere deelnemers van het debat.

Ook de moderator gebruikt zijn beide handen om naar de politici in de cirkel te wijzen.

Hij zegt dat hij in de groep geen meerderheid ziet voor separatisme en houdt daarbij zijn

Page 84: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

84

armen gespreid. De handpalmen zijn naar elkaar gericht en de armen maken twee korte,

draaiende bewegingen. Daarna echter wijst hij expliciet naar diegene aan wie hij de volgende

vraag stelt en die duidelijk een ander standpunt inneemt dan de rest van de groep. Zijn

rechterhand houdt hij stil, de vingertoppen van de linkerhand wijzen diegene aan tot wie hij

zich in de gesproken taal richt.

Naast verwijzingen naar personen die tijdens het debat aanwezig zijn, vinden we in onze

transcriptie ook een aantal abstracte wijsgebaren terug. Bij deze deiktische gestures lijkt het

alsof de sprekers naar een lege ruimte wijzen, maar de ruimte is niet leeg, ze zit vol betekenis.

De zaken waarnaar verwezen wordt, zijn niet aanwezig, maar de drang om ernaar te wijzen

blijft (McNeill 1992: 173).

Een voorbeeld van zo’n abstract wijsgebaar vinden we als iemand het heeft over de

problemen rond de luchthaven van Zaventem (zie vb 4.27, fig 4.14). Hij vindt dat de

Franstaligen verantwoording zouden moeten afleggen aan alle werkzoekenden in Vlaanderen

voor de beslissing die genomen werd.

Voorbeeld 4.27 (nr. 31) …verantwoording afleggen [aan al de werkzoekenden] in Vlaanderen, …

RH[~~*****************-.-.-.]

Figuur 4.14 Wanneer hij het in de gesproken taal heeft over alle werkzoekenden in Vlaanderen, vormt hij

met zijn rechterhand een vuist met gestrekte wijsvinger en maakt een cirkelvormig gebaar in

de ruimte voor zich. Hij wijst dus naar de werkzoekenden die niet in de werkelijkheid

aanwezig zijn.

4.3.5 Gestures zonder gesproken taal

In de voorbeelden die tot nu toe besproken werden, gingen de gestures altijd met

gesproken taal gepaard. In het eerste hoofdstuk hebben we ons onderzoeksobject dan ook

afgebakend tot de handbewegingen die geproduceerd worden tijdens het spreken en die

gerelateerd zijn aan het taalgebruik (zie 1.1). Toch wil ik hier ook even ingaan op gestures die

niet samen met gesproken taal gevormd worden.

Het is zeer opvallend dat als mensen beginnen te spreken, hun handen automatisch

beginnen te bewegen en dat die bewegingen al even snel stilvallen als ze stoppen met spreken.

Page 85: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

85

In het debat dat hier besproken wordt, vormden de mensen die niet aan het woord waren

geen gestures. Het verschil tussen de spreker en de luisteraars was wat de handbewegingen

betreft heel opvallend. Slechts twee keer kon je zien dat iemand die niet aan het woord was,

toch een handbeweging maakte. Die beweging had een interactieve functie. De uitvoerder

wilde ermee aantonen dat hij graag aan het woord zou komen. Het kan zijn dat er vaker zo’n

gestures voorkwamen dan die twee die ik hier vermeld. De camera’s waren immers vooral op

de spreker gericht. De andere deelnemers van het debat waren dan niet altijd even goed

zichtbaar.

Één keer wordt er in het debat ook een gesture gemaakt die samengaat met een pauze in

de gesproken taal (zie vb 4.28, fig. 4.15).

Voorbeeld 4.28 (nr. 9) … [om <euh, euh>] de prins uit zijn depressie te halen…

BH[~~~*********-.-]

Figuur 4.15 Dit voorbeeld is het enige uit onze transcriptie waarvan de stroke niet samenvalt met

gesproken taal. De spreker stelt hier dat het KINT22

, een instituut waarvan prins Laurent

voorzitter is, opgericht werd om de prins uit de depressie van zijn ledig bestaan te halen. De

spreker brengt zijn handen tot iets boven schouderhoogte, de vingertoppen zijn naar boven

gericht en gespreid. Hij maakt twee draaiende bewegingen met zijn armen. Je zou deze

gesture kunnen zien als een metaforische gesture waarmee hij vorm geeft aan de depressie

waar hij het over heeft. Ik denk echter zelf dat je deze gesture meer als een Butterworth moet

zien. De spreker heeft moeilijkheden om tot het woord depressie te komen en produceert

daardoor een gesture. Dit voorbeeld pleit voor de theorie van Krauss et al. (2000, zie 2.1) en

is een tegenargument voor de theorie van McNeill die stelt dat gesproken taal en gesture één

geheel vormen. Als we echter al onze voorbeelden samen nemen dan zijn er veel meer in het

voordeel van McNeill’s stelling te vinden. Slechts in 1 van de 47 gevallen die we beschreven

hebben, viel de stroke niet samen met de gesproken taal.

22 Koninklijk Instituut voor het Duurzame Beheer van de Natuurlijke Rijkdommen en de Bevordering van Schone Technologie (K.I.N.T.) (<http://www.monarchie.be/nl/family/laurent/irgt.html> (07/05/2007)).

Page 86: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

86

4.4 Samenvatting In dit laatste hoofdstuk heb ik de bevindingen van mijn eigen transcriptie van de gestures

in een televisie-debat weergegeven. Ik heb een beschrijving gegeven van alle iconische en

metaforische gestures die ik in het debat gevonden heb. Ik heb verder ook drie verschillende

handvormen besproken waarmee veel beats gevormd werden en ik heb verschillende

wijsgebaren beschreven. Ten slotte heb ik nog even stilgestaan bij de gestures die zonder

gesproken taal gevormd werden. Twee keer werd een handbeweging gebruikt om het woord

te vragen en één keer was er sprake van een Butterworth, een gesture die gevormd wordt bij

een woordvindingsprobleem.

Kendon (2004: 158) stelt dat gestures op drie manieren bijdragen tot de betekenis van een

uiting. Ze kunnen deel uitmaken van de referentiële betekenis en ze kunnen een pragmatische

en interactieve functie in de conversatie hebben. In ons debat hebben we voorbeelden van

deze drie componenten gevonden.

Het zijn vooral iconische gestures die tot de referentiële betekenis van een uiting kunnen

bijdragen. Zij kunnen onder andere de betekenis specificeren. In voorbeeld 4.2 konden we

zien dat de gesture extra informatie gaf over de manier waarop de voetbalsupporters hun

gezicht schilderen volgens de spreekster: ze maken strepen op hun gezicht.

We hebben ook een voorbeeld gezien van een gesture met een pragmatische functie. De

open handvorm met de palm naar boven die door de moderator gebruikt wordt wanneer hij

een vraag stelt. De handvorm duidt aan dat hij wat hij zegt, ter discussie aanbiedt aan de

volgende spreker.

Ten slotte hebben we ook nog een aantal voorbeelden gezien van gestures die een

interactieve functie hadden in de conversatie. De moderator bijvoorbeeld gebruikte veel

deiktische gestures om de volgende spreker aan te duiden en de deelnemers van het debat

hebben we twee keer het woord zien vragen met een gesture.

Als we nu onze voorbeelden samenleggen met de discussies die we in de vorige twee

hoofdstukken besproken hebben, dan pleiten die vooral in het voordeel van een visie op taal

en gesture als een geïntegreerd systeem. Gesture en gesproken taal vormen in alle

voorbeelden een semantische, pragmatische en temporele eenheid. De stroke viel altijd samen

met de gesproken taal, behalve bij die ene Butterworth.

Ook als we kijken naar gestures in de communicatie, blijkt dat ze meer dan een interne rol

hebben voor de spreker. Ze kunnen iets toevoegen aan de referentiële betekenis van een

uiting en ze kunnen een pragmatische en interactieve functie dragen in de conversatie.

Page 87: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

87

Besluit

Met deze scriptie heb ik een eerste verkennend onderzoek van gestures in Vlaanderen

willen geven. Ik heb me geconcentreerd op de zogenaamde cospeech gestures: de bewegingen

van handen en armen die spontaan ontstaan bij verbaal taalgebruik. De ene persoon

gesticuleert al wat meer dan de andere, maar het is wonderbaarlijk om te zien hoe iedereen die

begint te spreken ook zijn handen beweegt. Ik hoop dat met deze verhandeling duidelijk is

geworden dat deze bewegingen niet zomaar wat wapperende handen in de lucht zijn, maar

dat ze sterk verbonden zijn met ons communicatiesysteem. De casus van IW bijvoorbeeld,

wiens proprioceptief vermogen verstoord was, maar die toch zijn handen bewoog tijdens het

spreken, pleit voor een visie op gestures als deel van het taalsysteem.

Omdat vroeger in Vlaanderen nog geen studie van gestures uitgevoerd was, ben ik in het

eerste hoofdstuk ingegaan op een aantal basisaspecten van het gesture-onderzoek. Eerst heb

ik de term gesture gedefinieerd als de bewegingen van handen en armen die ontstaan tijdens

het spreken en die gerelateerd zijn aan het taalgebruik. Daarna heb ik op basis van McNeill

(2000) gestures vergeleken met de andere nonverbale communicatievormen op Kendons

continuüm (GESTICULATION PANTOMIME EMBLEMS SIGN LANGUAGE). Gestures

worden samen geproduceerd met gesproken taal, ze hebben geen taalsystematische

eigenschappen, ze worden niet door conventies bepaald en ze zijn globaal-synthetisch.

Na de afbakening van het onderwerp, heb ik een historisch overzicht gegeven van de

studie van gestures. Ook klassieke schrijvers als Cicero in De Oratore en Quintilianus in

Institutio Oratoria besteedden al aandacht aan gestures. Het moderne onderzoek naar gestures

heeft zich pas in de tweede helft van de twintigste eeuw echt ontwikkeld. Het onderzoek naar

gebarentalen bleek ook het onderzoek naar gesture te stimuleren. De twee belangrijkste

namen in het hedendaagse gesture-onderzoek zijn Adam Kendon en David McNeill.

Ten slotte heb ik in het eerste hoofdstuk aandacht besteed aan drie classificatiemodellen

om gestures te kunnen onderverdelen. Het eerste kwam van David Efron ([1941] 1972) die in

zijn werk de gestures van joodse en Italiaanse migranten in New York City vergeleek. Daarna

heb ik de classificatie van Ekman en Friesen ([1969] 1981) besproken. Zij werkten een model

uit om verschillende types van nonverbaal gedrag te classificeren. Ze gingen veel breder dan

enkel gesture-classificatie. De laatste onderverdeling die aan bod kwam, was die van David

McNeill (1992). Hij maakt een onderscheid tussen beats, Butterworths en iconische,

metaforisch, deiktische en cohesieve gestures. In zijn later werk (2005) laat hij Butterworths

Page 88: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

88

en cohesieve gestures uit zijn classificatiemodel vallen. Ik heb de categorisering van McNeill

voor mijn eigen transcriptie gebruikt.

In het tweede hoofdstuk ben ik ingegaan op een centrale vraag in het gesture-onderzoek,

namelijk wat het verband is tussen gesproken taal en gesture. Over de relatie tussen deze

beide bestaan twee verschillende opvattingen. De eerste is dat taal en gesture twee aparte

systemen zijn, twee verschillende kanalen met elk hun eigen functie. De tweede opvatting is

dat taal en gesture samen één systeem vormen.

De eerste groep krijgt van Gullberg (2006) de naam speech-auxiliary theories opgeplakt. Zij

stellen dat gestures helpen bij het produceren van taal, bijvoorbeeld bij woordvingsproblemen

of om ruimtelijke informatie in verbale eenheden te verpakken.

De tweede groep wordt door Gullberg (2006) gesture-speech partnership theories genoemd. Ik

heb uitgebreider de argumenten voor deze theorie besproken: gestures worden tijdens het

spreken geproduceerd en gesture en gesproken taal vormen een semantische, een

pragmatische en een temporele eenheid. Zelfs bij mensen die stotteren blijft de temporele

eenheid tussen gesproken taal en gesture behouden. Gesture en gesproken taal ontwikkelen

zich ook samen bij kinderen. Over de gestures van afatici is in de literatuur nog geen echte

consensus te vinden. Sommige wetenschappers stellen dat afasie niet alleen een taalstoornis

is, maar dat het ook de gestures van de patiënt aantast, terwijl anderen gestures zien als een

hulp voor afatici om te kunnen communiceren.

In het derde hoofdstuk kwam de functie van gestures aan bod. Het is ondertussen wel

duidelijk dat mensen hun handen bewegen tijdens het spreken, maar waarom doen ze dat? In

het antwoord op die vraag wordt de tweedeling uit het vorige hoofdstuk verder

doorgetrokken. Een aantal wetenschappers stellen dat gestures een sprekersinterne rol

hebben. De spreker beweegt zijn handen voor zichzelf, om de taalproductie te

vergemakkelijken (Lexical Retrieval Hypothesis) of als hulp bij het conceptualiseren van de uiting

(Information Packaging Hypothesis). Dat ook blinde kinderen gesticuleren sluit bij deze stelling

aan. Zij hebben nooit andere mensen zien gesticuleren en hebben dus geen ervaring met de

communicatieve functie van gestures. Het lijkt dus alsof ze de gestures vooral voor zichzelf

vormen.

De stelling van de tweede groep onderzoekers is dat gestures voornamelijk een

communicatieve functie hebben. We hebben deze communicatieve functie vanuit twee

invalshoeken bekeken: die van de spreker en die van de luisteraar. We zijn ingegaan op de

Page 89: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

89

vraag of sprekers gestures produceren met de bedoeling te communiceren en of de luisteraar

de gestures van de spreker interpreteert.

Ik heb een aantal onderzoeken besproken waaruit bleek dat zowel de aanwezigheid, de

locatie als de aandacht van de luisteraar een invloed heeft op de gestures van de spreker, wat

aantoont dat gestures wel degelijk voor de luisteraar gevormd worden en dus geproduceerd

worden met de bedoeling te communiceren. Ik heb hier ook even kort stilgestaan bij de

invloed van de taalgemeenschap en de culturele omgeving van de spreker, die het belang en

de communicatieve waarde van gestures voor een deel bepaalt.

Daarnaast werden verschillende studies uitgevoerd om te zien in welke mate de luisteraar

gestures interpreteert. De resultaten van die studies lopen nogal uiteen, omdat er veel

verschillende methodes gebruikt werden.

In het vierde hoofdstuk heb ik de bevindingen van mijn eigen transcriptie weergegeven.

Ik heb alle zichtbare handbewegingen getranscribeerd uit een politiek debat van ongeveer 27

minuten. Die gestures heb ik daarna per klasse besproken. Als ik mijn voorbeelden samenleg

met de discussies die in de vorige twee hoofdstukken aan bod waren kwamen, dan sluiten die

aan bij een visie op gesproken taal en gesture als een samenhangend systeem. Gesture en

gesproken taal vormen in de meeste voorbeelden een semantische, pragmatische en

temporele eenheid. Ik heb slechts één geval gevonden waar dit niet zo was. Verder bleek ook

dat gestures een referentiële betekenis en een pragmatische en interactieve functie in de

conversatie kunnen dragen. Ze hebben dus ook een communicatieve functie.

Met deze verhandeling hoop ik aangetoond te hebben dat gestures niet zomaar wat

zwaaiende handen in de lucht zijn en dat er een sterk verband is tussen taal en gesture. Ik wil

hiermee ook een aanzet geven tot verder onderzoek, bijvoorbeeld over de functie van

gestures. De sprekersinterne rol en de communicatieve functie die aan gestures toegeschreven

worden zijn niet met elkaar tegenstrijdig. Het zou interessant kunnen zijn om te kijken in

welke context, in welke situatie welke functie de bovenhand haalt. Ik vermoed dat in een

gesprek over ruimtelijke informatie gestures een grotere referentiële waarde zullen hebben

dan in het debat dat ik getranscribeerd heb. Een vergelijkende studie kan hier een antwoord

op bieden.

Het kan verder interessant zijn om dieper in te gaan op gestures van politici en te kijken

naar de context van verschillende handvormen. Wanneer wordt er een grappolo, een ringvorm

of een open handvorm gevormd? Ik heb hier al een aantal voorbeelden gegeven die ik

Page 90: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

90

samengelegd heb met de bevindingen van Kendon. Om een algemeen besluit te kunnen

trekken, zijn mijn data echter niet groot genoeg. Een onderzoek, specifiek gericht op deze

handvormen, kan een duidelijker beeld geven van de context waarmee ze samen gevormd

worden.

Ten slotte denk ik dat ook een crosslinguïstisch onderzoek interessante resultaten kan

opleveren. Alle mensen gesticuleren, maar toch zijn er verschillen te vinden tussen de

gestures van verschillende taalgemeenschappen (Efron 1972, McNeill en Duncan 2000). Op

welke manier verschillen onze gestures van die in andere talen en culturen? En hoe gaan

tweedetaalverwervers om met die verschillen? Nemen ze de manier van gesticuleren van de

moedertaalsprekers over of blijven ze gesticuleren zoals vroeger? Gullberg (2006) stelt de

vraag of “foreign gesture” even goed opvalt als “foreign accent”?. Een onderzoek naar de

antwoorden op deze vragen lijkt mij heel interessant.

Page 91: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

91

Bibliografie

Boeken Beattie, Geoffrey 2004 Visible Thought. The New Psychology of Body Language London: Routledge Calbris, Geneviève 2003 L’expression gestuelle de la pensée d’un homme politique Parijs: CNRS Éditions Efron, David 1972 Gesture, Race and Culture Den Haag: Mouton (De eerste uitgave van dit boek verscheen in 1941 onder de titel Gesture and Environment. New York: King’s Crown Press) Geerts, G. en T. Den Boom 1999 Van Dale. Groot Woordenboek der Nederlandse Taal Utrecht: Van Dale Lexicografie Goldin-Meadow, Susan 2003 Hearing Gesture. How our Hands Help us Think. Cambridge: The Belknap Press of Harvard University Press Goorhuis, S.M. en A.M. Schaerlaekens 1995 Handboek taalontwikkeling, taalpathologie en taaltherapie bij Nederlandssprekende kinderen

Utrecht: De Tijdstroom

Kendon, Adam 2004 Gesture: Visible Action as Utterance Cambridge: Cambridge University Press Lott, Petra 1998 Gesture and Aphasia Bern: Peter Lang McNeill, David 1992 Hand and Mind: What Gestures Reveal about Thought Chicago: The University of Chicago Press 2005 Gesture and Thought Chicago: Chicago University Press Tomasello, Michael 2005 Constructing a Language. A Usage-Based Theory of Language Acquisition Cambridge: Harvard University Press Van Herreweghe, Mieke 1995 De Vlaams-Belgische gebarentaal: Een eerste verkenning Gent: Academia Press

Page 92: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

92

Wundt, Wilhelm 1973 The Language of Gestures Den Haag: Mouton Artikels Alibali, Martha W. 2005 “Gesture in Spatial Cognition: Expressing, Communicating and Thinking about

Spatial Information”. Spatial Cognition and Computation 5:4, 307-331 Alibali, M.W. en A.A. Di Russo 1999 “The Function of Gestures in Learning to Count: More than Keeping Track”.

Cognitive Development 14:1, 37-56 Alibali, M.W., D.C. Heath en H.J. Myers 2001 “Effects of Visibility between Speaker and Listener on Gesture Production: Some Gestures Are Meant to Be Seen”. Journal of Memory and Language 44:2, 169-188 Alibali, M.W., S. Kita en A.J. Young 2000 “Gesture and the Process of Speech Production: We Think, therefore we Gesture”.

Language and Cognitive Processes 15:6, 593-613 Bates, E., D. Thal, K. Whitesell, L. Fenson en L. Oakes 1989 “Integrating Language and Gesture in Infancy”. Developmental Psychology 25:6, 1004-

1019 Butcher, C. en S. Goldin-Meadow 2000 “Gesture and the Transition from One- to Two-Word Speech: When Hand and

Mouth Come Together”. In D. McNeill (ed.) (2000), Language and Gesture. Cambridge: Cambridge University Press, 235-258

Butterworth, B. en U. Hadar 1989 “Gesture, Speech, and Computational Stages: A Reply to McNeill (1985)”. Psychological

Review 96:1, 168-174 Cutica, I., B.G. Bara en P. Gindri 2001 “Extralinguistic Communication in Brain Damage”. In C. Cave, I. Guaïtella en S.

Santi (eds.) (2001), Oralité et Gestualité. Paris: L’Harmattan, 116-119 Ekman, P. en W.V. Friesen 1981 “The Repertoire of Nonverbal Behavior: Categories, Origins, Usage and Coding”. In

A. Kendon (ed.) (1981), 57-105 Fletcher, B.C. en K.J. Pine 2006 “Read My Hands not My Lips: Untrained Observers’ Ability to Interpret Children’s

Gestures”. Semiotica 2006:158, 71-84 Furuyama, Nobuhiro 2000 “Gestural Interaction between the Instructor and the Learner in Origami Instruction”.

In D. McNeill (ed.) (2000), Language and Gesture. Cambridge: Cambridge University Press, 99-117

Page 93: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

93

Gallagher, S., J. Cole en D. McNeill 2001 “The Language-Thought-Hand System”. In C. Cave, I. Guaïtella en S. Santi (eds.)

(2001), Oralité et Gestualité. Paris: L’Harmattan, 420-424 Goldin-Meadow, S., S. Kim en M. Singer 1999 “What the Teacher’s Hands Tell the Student’s Mind about Math”. Journal of

Educational Psychology 91:4, 720-730 Goldin-Meadow, S. en C.M. Sandhofer 1999 “Gesture Conveys Substantive Information about a Child’s Thoughts to Ordinary

Listeners”. Developmental Science 2:1, 67-74 Goodwin, Charles 2000 “Gesture, Aphasia, and Interaction”. In D. McNeill (ed.) (2000), Language and Gesture.

Cambridge: Cambridge University Press, 84-98 Goodwyn, S.W., L.P. Acredolo; C.A. Brown 2000 “Impact of Symbolic Gesturing on Early Language Development”. Journal of Nonverbal

Behavior 24:2, 81-103 Graf, Fritz 1991 “Gestures and Conventions: The Gestures of Roman Actors and Orators”. In J.

Bremer and H. Roodenburg (eds.) (1991), A Cultural History of Gesture. From Antiquity to the present Day. Cambridge: Polity Press, 38-58

Gullberg, Marianne 2006 “Some Reasons for Studying Gesture and Second Language Acquisition (Hommage à

Adam Kendon)”. IRAL – International Review of Applied Linguistics in Language Teaching 44:2, 103-124

Hadar, Uri 2001 “The Recognition of the Meaning of Ideational Gestures by Untrained Subjects”. In

C. Cave, I. Guaïtella en S. Santi (eds.) (2001), Oralité et Gestualité. Paris: L’Harmattan, 292-295

Hegarty, M., S. Mayer, S. Kriz en M. Keehner 2005 “The Role of Gestures in Mental Animation”. Spatial Cognition and Computation 5:4,

333-356 Hödl, A.K, R.M. Bonelli, H. Kapfhammer 2006 “Die Gliedmaßenapraxie”. Medizinische Klinik 101:1, 24-28 Iverson, J. en S. Goldin-Meadow 1997 “What’s Communication Got to Do with it? Gesture in Children Blind from Birth”.

Developmental Psychology 33:3, 453-467 2001 “The Resilience of Gesture in Talk: Gesture in Blind Speakers and Listeners”

Developmental Science 4:4, 416-422

Page 94: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

94

Jacobs, N. en A. Garnham 2007 “The Role of Conversational Hand Gestures in a Narrative Task”. Journal of Memory

and Language 56:2, 291-303 Kendon, Adam 1980 “Gesticulation and Speech: Two Aspects of the Process of Utterance”. In M.R. Key

(ed.) (1980), The Relationship of Verbal and Nonverbal Communication. The Hague: Mouton Publishers, 207-228

1981 “Introduction: Current Issues in the Study of Nonverbal Communication”. In A. Kendon (ed.) (1981), Nonverbal Communication, Interaction and Gesture. Den Haag: Mouton, 1-53

2000 “Language and Gesture: Unity or Duality?”. In D. McNeill (ed.) (2000), Language and Gesture. Cambridge: Cambridge University Press, 47-63

Kita, Sotaro 2000 “How Representational Gestures Help Speeking”. In D. McNeill (ed.) (2000),

Language and Gesture. Cambridge: Cambridge University Press, 162-185 Krauss, R.M., R.A Dushay, Y. Chen en F. Rauscher 1995 “The Communicative Value of Conversational Hand Gesture”. Journal of Experimental

Social Psychology 31:6, 533-552 Krauss, R.M., P. Morrel-Samuels, C. Colasante 1991 “Do Conversational Hand Gestures Communicate?”. Journal of Personality and Social

Psychology 61:5, 734-754 Krauss, R.M., Y. Chen en R.F. Gottesman 2000 “Lexical Gestures and Lexical Acces: A Process Model”. In D. McNeill (ed.) (2000),

Language and Gesture. Cambridge: Cambridge University Press 261-283 McNeil, N.M, M.W. Alibali en J.L. Evans 2000 “The Role of Gesture in Children’s Comprehension of Spoken Language: Now they

Need it, now they Don’t”. Journal of Nonverbal Behavior 24:2, 131-150 McNeill, David 2000 “Introduction”. In D. McNeill (ed.) (2000), Language and Gesture. Cambridge:

Cambridge University Press, 1-10 McNeill, D. en S. Duncan 2000 “Growth Points in Thinking-for-Speaking”. In D. McNeill (ed.) (2000), Language and

Gesture. Cambridge: Cambridge University Press, 141-161 Marshall, J., J. Atkinson, E. Smulovitch, A. Thacker, B. Woll 2004 “Aphasia in a User of Britsh Sign Language: Dissociation between Sign and Gesture”.

Cognitive Neuropsychology 21:5, 537-554 Mayberry, R.I. en J. Jaques 2000 “Gesture Production during Stuttered Speech: Insights into the Nature of Gesture-

Speech Integration”. In D. McNeill (ed.) (2000), Language and Gesture. Cambridge: Cambridge University Press, 199-214

Page 95: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

95

Morrel-Samuels, P. en R.M. Krauss 1992 “Word Familiarity Predicts Temporal Asynchrony of Hand Gestures and Speech.”.

Journal of Experimental Psychology: Learning, Memory, and Cognition 18:3, 615-622 Namy, L.L en S.R. Waxman 2001 “Developmental Change in Infant’s Interpretation”. In C. Cave, I. Guaïtella en S.

Santi (eds.) (2001), Oralité et Gestualité. Paris: L’Harmattan, 71-76 Nobe, Shuichi 2000 “Where Do most Spontaneous Representational Gestures actually Occur with Respect

to Speech”. In D. McNeill (ed.) (2000), Language and Gesture. Cambridge: Cambridge University Press, 186-198

Özyürek, Asli 2002 “Do Speakers Design their Cospeech Gestures for their Adressees? The Effects of

Adressee Location on Representational Gestures”. Journal of Memory and Language 46: 4, 688-704

Rauscher, F.H., R.M. Krauss en Y. Chen 1996 “Gesture, Speech, and Lexical Acces: The Role of Lexical Movements in Speech

Production”. Psychological Science 7:4, 226-232 Ruiter, Jan Peter de 2000 “The Production of Gesture and Speech”. In D. McNeill (ed.) (2000), Language and

Gesture. Cambridge: Cambridge University Press, 284-311 Sime, Daniela 2006 “What Do Learners Make of Teachers’ Gestures in the Language Classroom?”.

International Review of Applied Linguistics in Language Teaching 44:2, 211-231 Sueyoshi, A. en D.M. Hardison 2005 “The Role of Gestures and Facial Cues in Second Language Listening

Comprehension”. Language Learning 55:4, 661-669 Valenzeno, L., M.W. Alibali en R. Klatzky 2003 “Teachers’ Gestures Facilitate Students’ Learning: A Lesson in Symmetry”.

Contemporary Educational Psychology 28:2, 187-204 Doctoraatsverhandeling Yoshioka, Keiko 2005 Linguistic and Gestural Introduction and Tracking of Referents in L1 and L2 Discourse Groningen: Groningen dissertations in Linguistics 55 <http://dissertations.ub.rug.nl/faculties/arts/2005/k.yoshioka/> (13/03/07) Elektronische bronnen <http://www.benjamins.nl/cgi-bin/t_seriesview.cgi?series=GEST> (09/02/2007), het tijdschrift Gesture

Page 96: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

96

<http://www.findarticles.com/p/articles/mi_qa4093/is_200404/ai_n9397417/pg_1> (8/02/2007). Farnell, Brenda; 2004 “Birdwhistell, Hall, Lomax and the “Origins” of Visual Anthropology: A Commentary”. Journal for the Anthropological Study of Human Movement <http://herwinvanwelbergen.nl/bml/report.pdf> (13/03/07) <www.gesturestudies.com> (8/02/2007) <http://www.tinytalk.co.uk> (16/05/2007)

Page 97: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

97

Bijlagen Bijlage 1: Volledige transcriptie van het debat Afkortingen: JvS Johny Vansevenant, de moderator; PvR Peter van Rompuy, CD&V; G.R. Gwendolyn Rutten, VLD; B.B. Bram Boriau, SPA; F.P. Freya Piryns, Groen! En E.P. Erland Pison, Vlaams Belang. De passages waar de handen zichtbaar zijn, werden gemarkeerd. Een pauze of hapering in het spreken wordt aangeduid met <…>. Naast de tekst vind je het nummer van de transcriptie van de gesture in bijlage 2. JvS Jullie zijn politieke talenten voor de toekomst, we gaan het over de toekomst hebben, de

volgende federale regering, we gaan ook verder in de toekomst kijken, maar ik zou het toch heel even over prins Laurent willen hebben. Peter van Rompuy, zoon van Herman, CD&V, vindt u dat de prins zijn dotatie van 300.000 euro mag behouden, wat vindt u daarvan?

PvR Persoonlijk vind ik dat de enige die echt recht hebben op een dotatie het koninklijk paar

is, plus de kroonprins, nu, hij heeft een dotatie gekregen en ik heb wel een beetje <…> het is nogal heel hard in de actualiteit dat iedereen het vermoeden van onschuld heeft tot wanneer de schuld bewezen is, maar indien hij al dan niet veroordeeld zou worden, ja dan vind ik wel dat hij zijn dotatie zou moeten verliezen.

JvS Gwendolyn Rutten, u bent kabinetschef bij Fientje Moerman, VLD, vindt u dat Laurent

voor zijn eigen geld moet werken? G.R. Jazeker, hoe meer mensen er werken, hoe beter zou ik zeggen. Maar we moeten toch niet

alles door elkaar halen ook hé, de prins heeft op dit moment een dotatie, ik denk dat dat vooral gekomen is om wat transparantie te scheppen hé. Hij kreeg vroeger ook geld via <euh> allerlei kanalen die wat minder duidelijk waren <eum> en op zijn minst heeft zo’n dotatie <eum> het voordeel dat we weten hoeveel geld hij krijgt. U heeft het bedrag daarnet zelf genoemd. Maar als u mij vraagt of hij daarvoor moet werken dan vind ik het niet meer dan normaal <euh> van te zeggen van wel ja.

JvS Bram Boriau, voorzitter van Animo, van de SPA jongeren, vindt u dat prins Laurent geld

moet krijgen van de overheid? B.B. Neen zeker niet, en ik vind zelfs niet dat we moeten afwachten tot hij eventueel

veroordeeld wordt of dat hij zwaar in opspraak verder zou komen wat dat dat betreft. Daarvoor moet het natuurlijk wel dat we er ook voor zorgen dat het wettelijk mogelijk is dat hij gaat werken zoals iedereen. Daarnaast zou ik ook graag eens over tante Fabiola praten. Het geld dat zij krijgt op jaarbasis, t’is niet meer dan logisch dat ze iets krijgt om

4

1 2 3

Page 98: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

98

toch voor een deel haar dienstverlening te doen, ze neemt er ook voor een deel sociale taken bij. Ik vind dat dat bedrag toch ook vrij exuburant is voor iemand die redelijk weinig verder bijdraagt tot de samenleving. En wat dat Laurent betreft, ja, ik denk dat het mogelijk is dat VTM een serie kan gaan organiseren van wat wordt de volgende job van prins Laurent? En ik denk met zijn breed netwerk dat dat niet eens zo heel moeilijk gaat zijn om snel aan een job te geraken.

JvS Freya Piryns, gemeenteraadslid in Antwerpen voor Groen, wat vindt u van de financiering

van Laurent? F.P. Wel ik moet bekennen dat het koningshuis in zijn algemeenheid nu niet meteen iets is

waar ik ’s nachts wakker van lig. <Eum> ik denk dat zij hun protocolaire functie mogen kunnen hebben, lintjes mogen gaan doorknippen, maar dat het daar ook mij moet blijven en dat het dan ook vooral over de koning zelf, de kroonprins gaat. Agalev heeft in de tijd, in 1988, toen heel de abortuskwestie met koning Boudewijn speelde, al voorgesteld om om van het koningshuis een louter protocolair iets te maken. Toen volgde geen enkele andere partij, ik denk dat het draagvlak daar vandaag veel groter voor is en dat we die richting uit moeten.

JvS Erland Pison, u was de enige tegenkandidaat voor de voorzittersverkiezingen binnen uw

partij. U bent Brussels Parlementslid van Vlaams Belang. Wat vindt u eigenlijk van die dotatie? Ik vermoed een voorspelbaar antwoord.

E.P. Ik denk inderdaad dat mijn antwoord u niet zal verbazen. Wij zijn de enige partij die echt

honderd procent republikeins is en de consequentie durft door te trekken om te zeggen dat het koningshuis geen democratisch instituut is. <Euh> en ze hebben waarschijnlijk ook geld genoeg gespaard over de jaren heen, gaande van Leopold II in Congo tot alle voorbijgaande jaren dat ze dotaties hebben gekregen. Nu spreken we over de hele koninklijke familie. Nu wat betreft prins Laurent, is het natuurlijk zo, hij krijgt niet alleen zijn dotaties, hij wordt ook nog eens gesponserd via het KINT, van het KINT krijgt hij bijvoorbeeld 10.000 euro die hij dus, voor kilometervergoeding. Nu, als u en ik voor 10.000 euro per jaar, kilometervergoeding zouden opgebruiken, dan betekent dat, dat het milieu daar niet mee gediend is, verre van, en dus ook niet de belastingbetaler. Dus uiteraard, wat voor prins Laurent geldt, is nogal duidelijk dat die dotatie zo snel mogelijk mag verdwijnen. En ik wijs er dan nog ook op, uiteraard deze jongeren dragen daar geen verantwoordelijkheid in, maar wel hun respectievelijke partijen, die dus die dotatie en dus ook de oprichting van het KINT om <euh, euh> de prins uit zijn depressie te halen van zijn ledig bestaan, zij tekenen daar natuurlijk verantwoordelijk voor.

JvS Ja, Peter van Rompuy van CD&V. Koning Albert had het vorig jaar over omfloerst

separatisme, dat hij daartegen was. Eum heeft het ook te maken met uw partij, want NVA wil dan toch wel België laten splitsen? Wat denken jullie daarover, op het gebied van staatshervorming, wat er moet gebeuren?

5 6 7 8 9

10

11

Page 99: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

99

PvR Ja, ik zit hier natuurlijk niet om te spreken in naam van mijn partij. Ik kan enkel mijn

eigen persoonlijke mening geven. <Euh> voor mij is het vooral vrij eenvoudig. <Euh> er zijn natuurlijk de grote problemen rond de corruptie nu in Franstalig België. Er is de onwaarschijnlijke transferstroom naar Wallonië, maar wat mij vooral stoort en wat voor mij de katalysator is van heel die staatshervorming, dat is dat in een wereld die globaliseert, zijn wij altijd op zoek naar <euh>, hoe kunnen wij <euh> daarin ons systeem <euh>, het beste verdedigen. En als we die debatten houden in België, dan blijkt elke keer dat wij het totaal oneens zijn. <Euh> een voorbeeld is op het socio-economische vlak, is op het vlak van de veiligheid, is op het multiculturele vlak, zijn wij het elke keer oneens. En zolang dat wij het over die grote thema’s altijd maar oneens zijn, ja, dan is er maar één logische stap en dat is verdere federalisering. Als men natuurlijk daarvan omfloerst separatisme wil van maken…Ik heb ooit eens een open brief geschreven aan de Franstalige jongeren. Natuurlijk , dan kwam er in ene keer de grote dreef op gang van jullie zijn fascisten, racisten, separatisten. Natuurlijk, op die manier kunnen we niet spreken. En zeker met die RTBF reportage die we er nu ook nog eens bovenop hebben gehad, wordt het zo een beetje stilaan lachen elke keer als ik het woord separatisme hoor. Maar voor mij komt het heel simpel neer op, als wij het inhoudelijk oneens zijn, ja kijk, en dat blijft maar duren, en dat is vooral een probleem met de PS, laat ons het kind een naam geven, wel ja, dan komt er verdere federalisering van.

JvS Gwendolyn Rutten van VLD, premier Verhofstad heeft nog niets over de

staatshervorming gezegd, wat vindt u dat er moet geregionaliseerd worden. G.R. Ik vind vooral dat we het debat op een rationele manier moeten voeren en dat is nu, tot

vandaag niet gebeurd. We zijn heel goed in het demoniseren van elkaar. Het lijkt een beetje op fanatieke supporters van twee voetbalteams. Die tooien elkaar, die verven hun gezicht en die gaan vervolgens schelden. De andere ploeg doet nooit iets goed en de eigen ploeg, die speelt een fantastisch spel. Maar zo werkt het natuurlijk niet. Als je een staat wil hervormen, en het woord zegt het zelf, staatshervorming, dan moet je heel rationeel te werk gaan en rustig gaan kijken welke bevoegdheden waar op zijn plaats zijn. En zo zijn er nogal wat <eum> ik vind bijvoorbeeld <euh> als we een economisch beleid willen voeren, in Vlaanderen, en daar zijn we het toch wel over eens, dat de economische realiteit in Vlaanderen en Wallonië verschilt, dat we niet enkel subsidies moeten kunnen blijven geven, maar dat we ook fiscale instrumenten nodig hebben. Ander voorbeeld: arbeidsmarktbeleid. We moeten niet alleen de bemiddeling en de vorming van arbeidskrachten kunnen doen, we zouden ook moeten kunnen bepalen hoeveel <euh> de werkloosheidsuitkering kan bepalen, of die al dan niet beperkt is in de tijd en sanctionerend kunnen optreden waar nodig. En zo heb je niet alleen het begin van het beleid in eigen hand, maar kan je ook dat sluitstuk erop zetten, want dan gaat het heel kalm en rationeel over goed <euh> bestuur, een efficiënte staat en waar horen bepaalde bevoegdheden het beste thuis, en dat debat wil ik graag aangaan ja.

12

13

14

15

16

Page 100: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

100

JvS Bram Boriau van SPA, moet er nog verder geregionaliseerd worden? B.B. Wel, een paar zaken: als het gaat over regionalisering en men spreekt over Brussel-Halle-

Vilvoorde, dan lijkt het mij in het belang van de mensen in de eerste plaats dat we eens gaan nadenken over wat we gaan doen met het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Het lijk niet onlogisch om ervoor te zorgen dat je, wat betreft Brussel-Halle-Vilvoorde, dat die zelf een eigen gerechtelijk beleid kunnen voeren. Dat is echt in functie <euh> van de mensen en die zullen daar <…> het meest aan hebben. Om aan te sluiten op Gwendolyn, ik denk, Peter heeft er ook naar verwezen, we spreken meer en meer van een Europese context, dus het lijkt ook niet meer dan logisch dat bepaalde zaken na verloop van tijd verder gaan opgaan en beleidsdomeinen zullen worden van Europa. Dus dan vraag ik mij af of het wel zo rationeel is om ervoor te zorgen dat <euh> dat alles in een centrifuge terecht komt en dat het ofwel naar Vlaanderen gaat ofwel naar Wallonië. We hebben dat in het verleden nog gedaan met bijvoorbeeld ontwikkelingssamenwerking, die twee zijn nu allebei gesplitst en ik weet of dat dat altijd de beste oplossing is, zeker wat betreft ontwikkelingssamenwerking. Hetzelfde trouwens ook, <euh, euh> rond de defederalisering van de vennootsschapsbelasting. Ge ziet dat Europa meer en meer gaat naar een <euh> coö.. <euh> eenmaking van <euh> de vennootschapsbelasting, dan zie ik niet echt heel goed in waarom dan wij de concurrentie tussen Vlaanderen en Wallonië wat betreft het <euh> stellen van <euh> die normen van <euh> vennootschapsbelasting moeten verder gaan opdrijven. Ik denk als we spreken over rationaliteit, en ik volg u daar zeker in, dat dat, dat dat één van die dingen is dat we serieus moeten overwegen. En niet gelijk dat ge ook hebt aangehaald, langs de ene kant zwaar op de borst gaan kloppen om te zeggen wij gaan het hier eens allemaal gaan splitsen, waardoor dat ge in Vlaanderen en in Wallonië twee keer met een heel sterke <euh, euh> allé hoe zegt ge dat <euh> wrevelige gevoelens hebt ten opzichte van elkaar want als ge dan aan de onderhandelingstafel gaat zitten, dan gaat ge helemaal niets meer gedaan krijgen.

JvS Freya Piryns van Groen! F.P. Ik, ik <euh> ben de kleindochter van Rémy Piryns, die het gebed voor het vaderland

geschreven heeft en ik <euh> ben zeer trots op wat mijn grootvader betekend heeft voor de Vlaamse ontvoogdingsstrijd, de culturele ontvoogdingsstrijd, de emancipatie van Vlamingen. Ik denk dat hij veel bereikt heeft, hij en vele anderen op dat vlak. Maar daarnaast is solidariteit voor mij een uitgangspunt om aan politiek te doen. Solidariteit met mensen in het zuiden en daar heeft Bram verwezen naar ontwikkelingssamenwerking, <euh> maar ook solidariteit tussen gewesten onderling. Dus ik denk dat we daar inderdaad rationeel over moeten nadenken. Wat arbeid, tewerkstelling betreft, kan ik een eind meegaan. Ik denk dat de <euh> arbeidsmarkt in Vlaanderen zeer erg verschilt van die van Wallonië en dat je daar op het juiste niveau op moet kunnen inspelen. Maar ontwikkelingssamenwerking is een voorbeeld, we hebben al zo weinig geld, we geven al zo weinig centen op <eum> dat vlak, laat ons dat alstublieft goed gebruiken, dat geld bij elkaar houden. Sociale zekerheid, daar wil ik absoluut pleiten om de solidariteit tussen

17

18

19

20

Page 101: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

101

gewesten te behouden, en om vooral de financiering, om dat <euh> op het nationale niveau te houden.

JvS Erland Pison van Vlaams Belang, staatshervorming zou voor uw partij nooit volstaan. U

wilt eigenlijk dat België uiteenvalt. E.P. Inderdaad, dat is wederom een gekend en duidelijk standpunt. Nu, wat betreft die RTBF-

uitzending, die was op zich niet zo belangrijk. Er waren enorme karikaturen natuurlijk. Wat voor mij zeer belangrijk was, was de reactie vooral van het buitenland. Waar dus duidelijk werd, door de reacties van ambassades en internationale nieuwszenders, dat het splitsingsscenario een zeer plausibel scenario is voor toch ernstige mensen die aan politiek doen in het buitenland. Dus we moeten daar geen schrik van hebben. Nu <euh> wij zijn ook al langer de periode voorbij dat we al vendelzwaaiend naar onderhandelingen <eum> trokken. Maar het gaat inderdaad om goed bestuur en ik deel daarin de mening van Peter, maar hij durft daar natuurlijk niet ver genoeg in gaan naar mijn mening. Men moet als men naar een onderhandeling gaat en men gaat op voorhand naar zijn contractspartner en zegt tegen die contractspartner: ik moet en zal een contract met u sluiten, ja dan zet je natuurlijk die andere gesprekspartner in een zeer sterke positie. Als men alleen nog maar het lef zou hebben, om te zeggen: jamaar het moet niet zonodig voor ons. Dan zou men eens kunnen staan zien, dan zou men eens kunnen staan zien, waartoe dat de Walen bereid zijn om België te redden, tot welke toegevingen, en dat politiek lef zou ik ook graag willen zien bij de jongeren.

JvS Als we nu eens verder in de toekomst kijken, Peter van Rompuy, ziet u België ooit

verdwijnen, gaan we dat nog meemaken? PvR Voor mij is het heel eenvoudig, en zo ben ik mijn verhaal hierjuist ook begonnen: dat

hangt voor een groot deel af van de Franstaligen. Met alle respect, zolang dat zij <euh> een socio-economisch plan op tafel blijven leggen dat ik bijna iets noem waarmee Daens honderd jaar geleden of langer mee rond liep. Ja wij moeten ons, ons sociale zekerheidssysteem in <euh> een globale wereldeconomie verdedigen. En als we het daar niet over eens raken. Als we niet kunnen zeggen: we gaan naar een Scandinavisch model of <euh> een Scandinavisch model à la Belge of iets anders. En we komen daar niet uit, ja dan dan zullen niet wij, maar dan zal gewoon de wereldeconomie ons dwingen om een keuze te maken. En het ligt gewoon, de bal ligt helemaal in het kamp van de Franstaligen. En…

JvS Dus je houdt er rekening mee, de splitsing van België? PvR Wie daar geen rekening mee houdt, die leeft niet in België natuurlijk. G.R. Kom, kom, kom, kom, kom

21

22

23

24

Page 102: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

102

JvS Gwendolyn Rutten van VLD G.R. Ja, ik ben het daar eigenlijk niet mee eens, ik denk dat België binnen twintig jaar nog wel

zal bestaan. (E.P. zegt, terwijl G.R. verder spreekt: twintig jaar, twintig jaar, dat is niet veel.) De manier, de vorm, waarin het zal bestaan <eum>, daar durf ik ook geen uitspraken over doen, ‘k heb geen glazen bol. Maar <eum> ik ben het helemaal niet eens met de stelling van mijn collega die zeg dat als je <euh> niet gelooft in dat separatisme en als je niet gelooft in dat scheidingsscenario, dat je dan geen realiteitszin hebt, integendeel. <Eum> ik denk dat de mensen er vandaag er helemaal niet wakker van liggen en helemaal niet staan te vragen om ons land te splitsen en om een onafhankelijk Vlaanderen of een onafhankelijk Wallonië uit te roepen. Wat doe je met Brussel, wat doe je met de staatsschuld? Mensen liggen daar niet wakker van. Mensen liggen wel wakker van een efficiënte staatsinrichting en van <eum> beleid, van echte vragen: hebben we morgen nog werk, <eum> op welke manier kunnen we onze welvaart garanderen, zullen de pensioenen er zijn, dat zijn de echte vragen en dat je daar een staatshervorming voor nodig hebt om sommige problemen beter aan te pakken, daar zijn we het allemaal over eens.

JvS Bram Boriau van SPA, ziet u een meerwaarde nog in België? B.B. Ja, volgens mij wel, omdat ik daarjuist ook die Europese context al heb aangehaald hé. Zal

België nog bestaan binnen, twintig, dertig, veertig, jaar? Bwaja, ik neem aan van wel. Maar zullen heel veel domeinen binnen twintig, dertig, veertig jaar Europees worden? Daar ben ik ook vast van overtuigd. Dus ik denk dat we ons best hier zo goed mogelijk wapenen om ons systeem van sociale zekerheid, om dat zo degelijk mogelijk in stand te houden om dat dan veel beter naar Europa toe te gaan verkopen. Allé, ik vind, en dat stoort mij een beetje, ik vind dat we ervan moeten uitgaan dat mensen in Wallonië en mensen in Vlaanderen eigenlijk basically toch gewoon hetzelfde willen: huisje, tuintje, kindje en seks op regelmatige basis, om het zo simpel uit te drukken. Dus waarom is dat dan niet mogelijk om ervoor te zorgen om rond bepaalde beleidsdomeinen dezelfde maatregelen kunnen treffen? En als we nu spreken over de sociale zekerheid. Als we het hebben over het kiwimodel wat dat meer en meer ingang vindt <euh> bij onze nationale partijen. Dan denk ik wel dat we daar voor heel veel partijen oplossingen kunnen vinden om onze sociale zekerheid betaalbaar te houden. Dus in dat geval is er wat mij betreft, van splitsen helemaal geen sprake. Ook al omdat er sprake is van die solidariteit.

JvS Freya Piryns, blijft België bestaan? E.P. (maakt handgebaar om het woord te vragen) F.P. Ik hoop het wel, ik denk <euh> dat we op internationaal vlak België nog echt wel nodig

hebben en dat in de internationale wereld weinig mensen Vlaanderen kennen en dat we weinig met Vlaanderen daar kunnen gaan doen <eum> maar ik denkt toch, ik ben ook, ik

25

26

27

Page 103: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

103

ben Antwerpenaar, ik ben Vlaming, ik ben Belg, ik ben wereldburger, <eum> ik ben Europeaan. In een steeds meer eengemaakt Europa denk ik dat deze vraag niet meer zo belangrijk is. En op een aantal thema’s waar dan steeds op teruggekomen wordt, als we naar het dossier Zaventem kijken, als we naar de nachtvluchten kijken. Denkt u nu echt dat mensen in Wallonië, of ze nu in het Frans wakker liggen van die vliegtuigen die daar over vliegen of in het Nederlands daarvan wakker liggen, dat maakt totaal geen verschil. We moeten daar een oplossing voor zoeken en we moeten dat inderdaad op de juiste plek doen.

JvS Erland Pison, ik zie hier nog geen meerderheid voor separatisme, blijft dat een natte

droom voor u? E.P. Ik zou toch even <…> Goh jah, het is toch een mooie droom voor mij alleszins, of hij

nu nat is of niet dat laat ik in het midden. JvS (lacht) Een droge droom dan. E.P. Maar wat mevrouw Piryns zegt over Zaventem is nu het typisch voorbeeld van <euh>

dat de Belgische staatsstructuur niet werkt in Brussel. Als Brussel, ik zit in Brussel, dus ik ken er toch iets van, van hoe het daar werkt. Moest Brussel op een democratische manier verantwoording afleggen aan alle werkzoekenden in Vlaanderen, maar dan denk ik dat hun standpunten ten opzichte van Zaventem heel anders was geweest. En wat dat betreft, enfin, het is hier niet mijn taak om om Bart de Wever te verdedigen, maar hij heeft daar gelijk in, dat is een juiste analyse, als hij zegt dat we in België met een gescheiden democratie zitten en we kunnen zeggen, we moeten naar een betere staats, <euh> naar <euh> een correctere staatsvorm gaan enzovoort, naar een beter bestuur, maar wij kunnen de PS en het is trouwens niet alleen de PS, het is ook CDH en het is ook MR, we kunnen die nooit afrekenen op hun slecht bestuur want we maken altijd van de PS de kop van jut, en ik geef toe dat mijn partij dat ook wel doet, maar als het gaat over het communautaire dan ziet men dat de CDH juist dezelfde radicale standpunten, francophone standpunten inneemt en wij kunnen blijkbaar niet op één lijn komen met de Vlaamse partijen en dat vind ik zeer jammer.

JvS We gaan even kijken naar onze sociaal-economische toekomst. Peter van Rompuy, uw

partij zegt heel dikwijls dat paars niet de nodige structurele maatregelen durft nemen om onze concurrentiepositie veilig te stellen. Wat moet er voor u gebeuren?

PvR Wat mij betreft is het vrij eenvoudig, het is natuurlijk een beetje een unconvenient truth, een

onaangenamen waarheid. Maar als we kijken naar, <euh> voor mij de problematiek van de vergrijzing en de solidariteit van de generaties, wel die zet zichzelf in een hogere versnelling vanaf 2010, dus dat betekent dat in 2007 de nieuwe regering er komt, die normaalgezien regeert tot 2011, wel ja, op dat moment moet in het regeerakkoord alle

28

29

30

31 32

33

34

35

Page 104: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

104

maatregelen staan om die vergrijzing, om daarvoor klaar te zijn. En dat zal geen prettig verhaal zijn.

JvS Concreet aan wat denkt u? PvR Dat is, ik zou graag willen, als het mijn keuze is, dan moeten wij gaan naar een

Scandinavisch model, omdat zij getoond hebben dat ze in staat zijn om een <euh euh> efficiënte sociale zekerheid te koppelen aan een economie die innovatief en krachtig genoeg is om in de wereldeconomie stand te houden. En dat betekent…

JvS Nu, wat zijn onprettige maatregelen? PvR Onprettige maatregelen, dat zijn, één we moeten de federale begroting vrees ik, echt

opkuisen, dus dat betekent voor een deel besparen en twee, we moeten elkaar <euh> elkaar recht in de ogen durven kijken zeggen we gaan allemaal veel langer moeten werken en dat telt voor mijn generatie, dat telt voor andere generaties, maar zeker, die maatregel, daar gaan we op geen enkele manier aan ontsnappen. Dus natuurlijk, we kunnen dingen doen aan de productiviteit. Nu wat ik ook graag zou zien in het generatiepact is dat we een beetje kijken voorbij het socio-economische en dus ook proberen iets te doen aan eenzaamheid onder senioren, een boost geven aan het verenigingsleven onder senioren, zodanig dat we een beetje een trade-off kunnen vinden tussen een generatie die wat meer tijd en wat meer geld heeft, die wisselt met een generatie die wat minder tijd en wat minder geld heeft. Maar tegelijkertijd er ook, bijvoorbeeld, hard kan gewerkt worden aan hoe kunnen we vermijden dat we seniorengetto’s krijgen, zoals we in Amerika hebben en waar niemand mee gediend is.

JvS Gwendolyn Rutten van de VLD, paars is weinig moedig geweest suggereert CD&V. G.R. Ja, hij spreekt zichzelf natuurlijk tegen want eerst zegt hij dat er niets gebeurd is en daarna

haalt hij zelf het generatiepact aan als voorbeeld. <Euh> is dat het alfa en het omega van wat er moest gebeuren? Ik denk het niet. Maar het heeft wel gezorgd voor een ommeslag in de mentaliteit. Eum, we weten nu allemaal dat we langer gaan moeten werken. En wat ik belangrijk vind, is dat we toch eens zullen moeten gaan kijken naar wat ik de andere kant van de vergrijzing noem. Tot nu toe, en dat is ook heel terecht, kijken we dan naar mensen die ouder worden, de steeds groter wordende groep oudere mensen, met hun pensioenen en de zorg die ze nodig hebben. Terecht dat er daar aandacht naar gaat, maar aan de andere kant staat een steeds kleinere groep jongere mensen die alsmaar meer lasten gaan moeten dragen. We weten nu al allemaal dat we langer zullen moeten werken, maar de manier waarop we dat nu doen, hoh, hard werken, veel uren kloppen, tegelijkertijd gezin en alles erbij. Dat wordt toch wel heel moeilijk, als je op dit tempo tot je zevenenzestigste, misschien wel zeventigste zou moeten werken, dan wordt dat moeilijk. En we hebben daar ook antwoorden op. Het is niet alleen de kwestie van de vragen te stellen. Wij met de VLD stellen daar de loopbaanrekening tegenover, waarmee je niet

36

37

38

Page 105: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

105

meer denkt in 38 uren per week 45 weken per jaar, maar waar je een aantal uren kan opsparen <euh> in opbouw naar een pensioen later, en dan kan je zelf beslissen wanneer je een vitesse hoger schakelt of wanneer je <eum eum> wat gas terug neemt. En er moeten ook andere dingen op die loopbaanrekening meegenomen worden. Ik denk aan bijvoorbeeld zorg voor jonge kinderen, zorg voor een gezin, waarom ook niet zorg voor oudere mensen? En op die manier spaar je heel concreet uren op, op weg naar je pensioen en hou je dat ook vol tot je zeventigste. Want daar moet ook eens naar gekeken worden.

JvS Bram Boriau van SPA, er moeten onprettige maatregelen genomen worden, bent u het

daar mee eens? B.B. Wel, onprettige maatregelen, ik denk, zoals Gwendolyn zegt, dat we in de eerst plaats

anders gaan moeten werken. Dat we langer moeten werken, dat staat vast, maar als we dan kijken dat de doodsoorzaak nummer één van mannen tussen de vijfendertig en vijfenvijftig jaar, zelfmoord is, dan heeft dat veel te maken met die ratrace. Dat we meer en meer gedwongen worden om zodanig alles te gaan presteren. En ik denk dat we inderdaad niet in die periode alles gaan moeten geven, maar dat we dat veel meer gaan moeten spreiden. Om nog maar te zeggen dat ook dat sociaal aspect van werken dat dat heel erg belangrijk is, dat we die werkdruk niet zo moeten gaan verhogen. Daarnaast een ander thema dat hier ook nog niet is aangehaald, maar dat is de werkloosheid van jongeren, vooral dan van laaggeschoolde jongeren. Als we nu zien dat jonge meisjes met een diploma <euh> zonder diploma secundair onderwijs tussen zeventien en vierentwintig, dat de werkloosheid daar veertig procent is, dat zijn dan in veel gevallen ook moeders zonder vader maar met een kind, ja bon, dan denk ik dat we daarover ook eens moeten nadenken, (G.R. zegt, terwijl B.B. verder praat: Absoluut!) hoe we die mensen opnieuw kunnen integreren in onze arbeidsmarkt. Over hoe we ervoor kunnen zorgen dat die een menswaardig bestaan krijgen, zoals, en dan denk ik aan een voorstel van het ABBV, de verhoging van het minimumloon voor pas afgestudeerden.

JvS Freya Piryns van Groen!, we gaan langer en meer moeten werken? F.P. Wel ik hoor dat altijd zeggen en ik hoor dat vandaag opnieuw van we weten dat we met

z’n allen langer moeten gaan werken, maar tegelijkertijd weten we ook dat er nog altijd een zeer hoge werkloosheid <eum> in Vlaanderen is, en ik denk dat er daar iets niet klopt. Laat ons op een andere manier naar werk gaan kijken, op een andere manier aan <euh> een loopbaan denken. Mensen inderdaad de kans geven om tijd te nemen om voor hun kinderen te zorgen of voor hun ouders te zorgen wanneer dat nodig is, daar een flexibelre, <euh> flexibeler loopbaan van maken, in ieder geval een met meer kwaliteit <eum> van werk en <eum> ondertussen zorgen dat je ook jobs op die manier weer vrijmaakt voor de jongeren. Nu, wat ik sociaal-economisch ook nog wil inbrengen, ik denk dat het hoog tijd wordt om ecologie binnen te brengen in onze economie. <Eum> ik denk dat de uitdagingen waar we op ecologisch vlak voor staan, denk maar aan de

39

40

41

Page 106: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

106

klimaatsveranderingen, die zijn zo immens, dat je radicaal moet durven keuzes maken, ook in de economie. Wat ik <euh> van economen altijd hoor, zij maken een optelsom van alles wat er binnenkomt, maar vergeten dan ook heel vaak de kostprijs van ecologische problemen, daarbij in te steken. Denk maar, wat kosten de files ons dagelijks, wat kost het om uranium te gaan opkuisen binnen zoveel jaar? Laat dat alstublieft meetellen en durf dan zeer radicale keuzes te maken, het zal nodig zijn als we de klimaatsveranderingen willen stoppen en als we ervoor willen zorgen dat er tegen 2050 een tachtig procent minder CO2 uitstoot is, dan gaan we toch wel wat moeten doen. En daar moeten we dan ook economisch over durven nadenken. Ik denk dat je, de lasten <eum> op loon moet kunnen laten dalen en dat je daartegenover <eum> een last op energieverspilling moet durven zetten. En ik vind het dan straf om te horen dat, dat veel andere partijen dat probleem nu ook plots ontdekt hebben, dat zelfs Guy Verhofstad dat ontdekt heeft. Dan denk ik, dat is toch wel rijkelijk laat, wanneer wij zoveel jaar geleden een ecotaks wilden invoeren, dan werden we weggelachen, dan werd dat belachelijk gemaakt. Nu plots worden daar een aantal kleine ideeën tegenover gezet, maar dat zal niet genoeg zijn. We moeten veel verder gaan.

JvS Ja, Erland Pison van Vlaams Belang, wat moet er volgens u gebeuren op sociaal-

economisch gebied? E.P. Er moet zeer veel gebeuren, natuurlijk dan komen we terug weer bij de staatshervorming,

waarbij we dan moeten vaststellen <…>. B.B zucht E.P. Ja, het spijt me zeer, <euh> Bram, maar omdat we met twee verschillende economieën

zitten, zijn er ook twee verschillende maatregelen nodig. Ik denk maar aan het Rosetta-plan van Laurette Onkelinx, dat was vooral gericht op…

JvS Maar los van het separatisme, wat moet er veranderen op sociaal-economisch gebied voor

u? E.P. Het gaat net om het juist zo goed mogelijk kunnen organiseren van de economie en daar

heeft staatshervorming alles mee te maken. Ik kan het daar niet los van zien, bijvoorbeeld…

JvS Met wie voelt u zich hier het meest verwant aan deze tafel, sociaal-economisch? E.P. Hoh, dat is moeilijk. Op bepaalde punten kom ik wel overeen met CD&V, op bepaalde

punten kom ik wel overeen met de VLD, ik ben trouwens blij dat Groen! hier blijk geeft van een interesse voor gezinspolitiek, dat is iets nieuws. Ik vind dat allemaal positief, dus er vallen overal wel punten uit te halen natuurlijk. Maar wat ik vaststel, <euh euh> over

42

43

Page 107: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

107

de ecologie die men nu ontdekt is door Guy Verhofstad, ja iedereen weet dat dat alleen maar een manier was om <euh euh> manier <eu> het begrotingsgat dicht te rijden.

G.R. Neen, neen, dat is niet waar. JvS We moeten afronden, ik heb nog één vraag die ik aan iedereen zou willen stellen: komen

jullie op bij de federale verkiezingen? Peter Van Rompuy van CD&V? PvR Normaal kom ik niet op voor de verkiezingen, dus <euh> hoogstwaarschijnlijk of

normaalgezien zal mijn vader op de kamerlijst staan voor Brussel-Halle-Vilvoorde. Aangezien ik daar ook woon, wettelijk gezien zou ik ook mogen meedoen, maar interne politiek…

JvS Er zitten al genoeg Van Rompuys… PvR Voilà, ja JvS Gwendolyn Rutten van VLD, u wordt getipt als lijsttrekker in Leuven, u zou Rik Daems

wippen, zal dat gebeuren? G.R. (Lacht) Dat laatste ga ik zeker niet doen. Neen, serieus nu, ik ben een politiek beestje

zoals dat dan heet en ik doe mijn job bij minister Moerman momenteel heel graag, maar als de partij mij zou vragen om een rol te spelen in de verkiezingen, dan <euh> zou ik dat met evenveel zin en met evenveel enthousiasme doen als dat ik mijn job nu doe, ja.

JvS Bram Boriau, doet u mee aan de federale verkiezingen? B.B. Wel, ik weet dat eigenlijk niet. Maar ik moet wel zeggen, als ge zolang al met politiek bezig

zijt en ge hebt 150 ideeën die ge ook wel verwezenlijkt zou willen zien, dan moet ik zeggen dat dat wel kriebelt om dan ook effectief die stap te zetten om ook ergens een kandidaat te stellen en het dan ook te gaan uitvoeren.

JvS Freya Piryns van Groen! F.P. Het is te vroeg om daar iets over te zeggen. Voor ons zijn de verkiezingen immens

belangrijk, er zitten op dit moment geen ecologisten in het federale parlement en de inzet is dus heel groot. Er staat een grote groep jonge mensen klaar binnen Groen!, maar we hebben volgende week een congres en dan zien we wel.

JvS Erland Pison E.P. Ja, mijn mandaat loopt tot 2009 en voor de rest, ik heb het u gezegd, morgen hebben we

vergadering over de lijstvorming en dan zal ik zien wat er uit de bus komt.

44

45

46

47

Page 108: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

108

JvS Dank u wel voor dit debat.

Bijlage 2: Beschrijving van de gestures Tekenverklaring: LH linkerhand, RH rechterhand, BH beide handen ~~~ preparation, **** stroke, -.-.-.-. recovery, ~~~~ pre-stroke hold, ***** stroke hold [ begin van de gesture-unit, ] einde van de gesture-unit / duidt de grens aan tussen twee gesture-phases binnen één gesture-unit In de codering heb ik niet geprobeerd om de actie, de inhoud van de gesture weer te geven. Ik heb ervoor gekozen om onder elk voorbeeld in tekst een beschrijving van de handvorm en de beweging van de hand te geven. Waar mogelijk heb ik ook een beeld toegevoegd om de tekst te verduidelijken. Toch kan het soms nuttig zijn om ook in de transcriptie zelf de handvorm weer te geven. Bijvoorbeeld om het wisselen van de ene handvorm naar de andere duidelijker te kunnen aanduiden. Ik heb dit bij drie handvormen gedaan. De notatie **** om de plaats van de stroke aan te duiden werd dan vervangen door:

ooo: voor een open hand (alle vingers van de hand zijn gestrekt, de hand vormt een vlak). Deze handvorm wordt ook B-hand genoemd, dit is een term uit het gebarentaalonderzoek23

rrr: voor een ring-hand (duim en wijsvinger vormen een cirkel, de andere vingers zijn gestrekt),

.

ggg: voor een grappolo-handvorm (alle vingertoppen worden samengehouden) ^^^ De hand gaat naar boven, ooo de open hand blijft behouden. Als er in een voorbeeld verschillende gesture-units te vinden zijn, worden die genummerd. Naast de term B-hand, neem ik ook de termen 5-hand (de hand vormt een vlak, alle vingers zijn gestrekt en van elkaar gespreid) en 1-hand (voor een vuist met gestrekte wijsvinger) uit het gebarentaalonderzoek over24

.

Aan de kleur van het nummer bij het voorbeeld kan je zien wie de spreker is: Johny Vansevenant, Peter Van Rompuy, Bram Boriau, Gwendolyn Rutten, Freya Piryns en Erland Pison.

23 In VGT wordt bij een B-hand de duim voor de handpalm gehouden. Als ik de term B-hand gebruik bedoel ik eigenlijk de variant die B1-hand genoemd wordt en waarbij de duim naast de andere vingers gehouden wordt. 24 De handvormen die tijdens het gesticuleren gevormd worden, wijken vaak een beetje af van de standaardvormen in gebarentalen, daarom kiezen veel onderzoekers ervoor om de termen uit het gebarentaalonderzoek niet over te nemen. Ik zal dit hier toch een aantal keer doen, omdat de verschillen gering zijn en de termen uit het gebarentaalonderzoek zeer duidelijk zijn.

Page 109: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

109

1. …[we gaan het over de toekomst hebben, de volgende federale regering, we (1)BH[oooooooooooooooo^^^^^^^^ooooooooo^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^ooo

gaan ook verder in de toekomst kijken], maar ik zou het [toch] heel even over oooooooo^^^^^ooooooooooooooooo] (2) RH[rrrrrr] prins Laurent willen hebben. [Peter Van Rompuy], zoon van Herman,… (3)RH[~*************-.-.-]

(1)Beat: De beide handen van de spreker liggen op zijn benen met de handpalmen naar boven gericht. In zijn rechterhand houdt hij zijn vragenblad vast. Hij beweegt zijn handen op en neer op het rimte van de taal. (2)Beat: Op het woord “toch” vormt de spreker met duim en wijsvinger een ring op schouderhoogte. (3)Deiktisch: De spreker wijst met een open, verticale handvorm naar Peter Van Rompuy.

2. …indien hij al dan niet [veroordeeld zou worden, ja] dan… RH [~~~~~~************-.-.]

Metaforisch: De spreker houdt een B-hand, met de palm naar zichzelf gericht, op 30 cm voor zich. Hij brengt daarna zijn hand een beetje verder van zijn lichaam weg.

3. … u bent kabinetschef bij Fientje Moerman, [VLD], vindt u dat… RH[oooo]

Beat: De hand ligt met de handpalm naar boven op de knie van de spreker. De hand wordt kort omhoog gebracht. De vingertoppen wijzen in de richting van Gwendolyn Rutten.

4. Bram Boriau, voorzitter van Animo, van [de SPA jongeren], vindt u dat… RH [oo^^^^oooooo]

Beat+deiktisch: De rechterhand ligt met de palm neer beneden op de linkerhand en wordt kort naar boven gebracht in de richting van Bram Boriau.

5. …doen, [ze neemt er ook voor een deel sociale taken bij. Maar ik vind dat dat LH [ooooooooooooooooooooooooooggggggggggggggoooooooooooogggggggg

Page 110: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

110

bedrag toch ook] wel vrij exuberant is… ggggggg-.-.-.-.-.-.-] Beat: De arm ligt losjes op de leuning. De hand is met de handpalm naar boven gericht, een 5-hand wisselt af met een losse grappolo-handvorm. Na de laatste grappolo, laat de spreker zijn hand over de leuning liggen, met de handpalm naar beneden gericht.

6. [Freya Piryns], gemeenteraadslid in Antwerpen voor Groen, wat vindt u … [************] Deiktisch: De spreker heft zijn hand kort op, en wijst naar Freya Piryns. In zijn hand

houdt hij zijn vragenblad vast. 7. …van het KINT [krijgt] hij bv [10.000] euro die hij dus, voor [kilometervergoeding]

BH [*****] BH[******] BH [********************]

Beat: De handen liggen in elkaar gevouwen over de knie. Op het moment van de beat gaan beide duimen omhoog.

8. En ik [wijs er dan ook] op, uiter[aard deze jongeren] dragen daar geen…. (1)BH[***************] (2)BH [~~~**********-.-.] (1) Beat: Enkel de duimen gaan omhoog. (2) Deiktisch: De spreker houdt zijn handen gespreid voor zich uit met een open

handvorm, waardoor hij wijst naar alle andere mensen in de cirkel. 9. … [om <euh, euh>] de prins uit zijn depressie te halen… BH[~~~*********-.-]

Metaforisch: De spreker brengt zijn handen naast zijn hoofd en maakt twee draaiende bewegingen. Dat zou kunnen verwijzen naar de depressie waarover hij het heeft. De gesture zou echter ook een Butterworth kunnen zijn, aangezien ze gepaard gaat met een pauze in de taal.

10. Ja, Peter van Rompuy van CD&V. [Koning Albert] had het vorig jaar over … RH [ooooooooooo] Beat: De spreker brengt zijn B-hand vanuit rusttoestand naar omhoog, de handpalm wijst

naar boven.

Page 111: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

111

11. [Wat, wat denken jullie daarover, op het gebied van staats]hervorming, … RH[~~**********************************************-.-.-.-.-]

Beat+deiktisch: De spreker brengt zijn hand vanuit ruststand tot op borsthoogte. de vingertoppen van de B-hand wijzen naar Peter Van Rompuy, aan wie de vraag gericht is. De hand wordt lichtjes heen en weer bewogen.

12. …op het multiculturele [vlak, zijn wij het elke keer oneens. En] zolang dat wij het over BH [~~~*****************************-.-.] Metaforisch: De spreker houdt zijn handen in de centrale gesture-ruimte. De handen

hebben B-handvorm en de palmen zijn naar elkaar gericht. Hij brengt zijn handen van de linkerkant van zijn lichaam naar de rechterkant, terwijl ze op en neer bewegen op het ritme van de taal.

13. Natuurlijk, [dan kwam er in ene keer de grote dreef op gang] van jullie zijn… BH[~~~~~~~~~~~~~~~~~~~******-.-.-.-.-.-.]

Metaforisch: Op het woord “dan” brengt de spreker zijn twee handen naar zijn hoofd, zodat zich aan weerszijden van zijn hoofd een hand bevindt. De handpalmen zijn naar het hoofd en de vingers naar boven gericht. Dan houdt hij zijn handen een tijdje zo, tot aan het woord “dreef”. Bij het uitspreken van dat woord brengt de

spreker beide handen gelijktijdig naar beneden. 14. …, [ja kijk, en dat blijft maar duren, en] dat is vooral een probleem met… BH[~~~*************************-.-.-] Metaforisch: De spreker houdt zijn beide handen aan het begin van de stroke aan de

rechterkant van zijn lichaam. De handen zijn symmetrisch ten opzichte van elkaar, de handpalmen zijn naar elkaar gericht en er is zo’n tien centimeter tussen de twee handen. Op het einde van de stroke bevinden zijn handen zich aan de linkerkant van zijn lichaam. De verhouding tussen de twee handen blijft dezelfde. Tijdens de stroke bewegen de handen zich op en neer op het ritme van de taal. De handen hebben een B-handvorm.

15. Gwen[dolyn Rutten van VLD, premier Verhofstad heeft] eigenlijk nog niets over de [~~~*******-.-.-.-.-.-.-.-./~~~~~************-.-.-. ] (1)RH (2) BH staatshervorming [gezegd, wat vindt u] dat er moet geregionaliseerd worden? RH[********/~~*****-.-] (3) (4)

Page 112: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

112

(1) Deiktisch: De spreker beweegt zijn rechterhand in de richting van Gwendolyn Rutten. In zijn hand houdt hij zijn vragenblad vast. (2) Beat: De spreker legt zijn vragenblad op zijn knieën en spreidt daarna zijn armen. De handen hebben een open vorm, de handpalmen zijn naar elkaar gericht. (3) Beat: De linkerhand ligt met de palm naar beneden op de knie. De rechterhand ligt op de linkerhand en wordt kort naar boven bewogen. (4) Deiktisch: De hand heeft een open handvorm en is verticaal gericht. De vingertoppen wijzen in de richting van Gwendolyn Rutten.

16. … twee voetbalteams. [Die tooien elkaar, die verven hun gezicht] en die gaan (1)BH[~~*******-.-.-.-.-/~~***********-.-.-.-.-.]

vervol[gens schelden. De andere ploeg doet nooit iets goed en de eigen ploeg], die (2)RH[~~ *********-.-.-.-******-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.--.-.*******-.-.-.-.]

(1) Iconisch: De spreker brengt de handen met de handpalm naar boven tot naast haar gezicht, ook de vingers zijn naar boven gericht. Daarna lijkt het alsof ze met haar vingers strepen op haar wangen tekent. (2) Deiktisch/metaforisch: Een open handvorm wordt tot op

schouderhoogte gebracht. De handpalm is naar links gericht. De hand maakt een korte beweging naar voor (zowel op “schelden” als op “andere”). Daarna wijst ze met dezelfde handvorm naar zichzelf.

17. …wat betreft <euh> [het stellen van <euh> die <euh>] normen van LH[~~***********************-.-.-.-.-.] vennootschapsbelasting…

Metaforisch: De spreker houdt zijn hand op schouderhoogte. De handvorm is open, de handpalm is naar beneden gericht. Het lijkt alsof hij een grens vastlegt, een norm afbakent.

18. [dat dat, dat dat één van die dingen is dat we serieus moeten overwegen. En (1)LH [ooooooggggggggooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooo

niet gelijk dat ge ook hebt aangehaald, langs de ene kant zwaar op de borst oooooooooooooooooooooooooooooooo/~~~~~~~~~~****************** /(2)BH gaan] kloppen om te zeggen [wij gaan het] hier eens allemaal gaan splitsen, waardoor … -.-.-.-] (3)RH[~~******-.-.]

Page 113: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

113

(1) Beat: De arm ligt los over de leuning, de hand heeft een open vorm, de palm wijst naar boven. De vingers worden soms gesloten. (2) Iconisch: De spreker balt beide handen en klopt ermee op zijn borst. (3) Beat: De spreker maakt met een 1-hand een vegend gebaar op schouderhoogte, van het lichaam weg.

19. [en daar heeft] Bram verwezen naar ontwikkelingssamenwerking LH [~~****-.-.-.-.]

Deiktisch: De hand komt vanuit rusttoestand op de knie naar omhoog. De handpalm is naar boven gericht en de vingers zijn gespreid. De vingers wijzen in de richting van Bram Boriau.

20. …, [dat geld bij elkaar houden. Sociale zekerheid, daar wil ik absoluut pleiten] om… LH[ooo^^^^oooooooooooooo^^^^^^^oooooooooooooooogggggggggooooo]

Beat: De hand ligt losjes over de knie. De handpalm is naar beneden gericht. De hand wordt op het ritme van de taal op en neer bewogen. Op het woord “absoluut” komen de vingertoppen samen en krijgt de hand een grappolo-vorm, de palm blijft naar beneden gericht.

21. Erland Pison van Vlaams Belang, [de staatshervorming zou voor uw partij nooit BH [~~*****************-.-.-.-.~~*********/*****/

volstaan. U wilt eigenlijk dat België uiteenvalt]. ********-.-.-.-.] RH

****************************/****] LH

Beat: Op het woord “de” heft de spreker beide handen op. De handen bevinden zich op één horizontale lijn, net onder de borstkas. De handpalmen zijn naar beneden gericht. Op het woord “staatshervorming” brengt de spreker zijn handen naar elkaar toe, zodat de duimen elkaar bijna raken, waarna hij ze terug van elkaar weg beweegt. Hetzelfde gebeurt op de woorden “uw partij”. Op het woord “nooit” brengt hij beide handen samen even naar boven. Daarna brengt hij zijn rechterhand terug in aanvangspositie. Zijn linkerhand houdt hij nog even op en wijst er op het einde mee naar de volgende spreker.

Page 114: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

114

22. en ik [deel daarin de] mening van Peter LH [~~*******-.-.-] Deiktisch: Handen liggen gevouwen op de knie. Linkerhand komt naar omhoog, Handpalm naar rechts gericht. De duim wijst naar omhoog, de andere vingers plakken tegen elkaar en wijzen naar Peter Van Rompuy.

23. (…) jamaar het [moet niet zono]dig voor ons. RH [gggggggggggggg]

Beat: De hand komt naar boven en heeft een grappolo-vorm. De vingerstoppen zijn naar boven gericht. De hand bevindt zich op schouderhoogte.

24. [Dus je houdt er rekening mee, de splitsing van België]? LH [~~~~~~~~~~~~~~~~~~***********/-.-.-.-.-.-.-.]

Beat: De hand komt van in rustpositie op de knie naar omhoog. Wordt even stilgehouden en maakt op het moment van de stroke een veegbeweging naar links. De hand heeft een open vorm en wordt verticaal gehouden.

25. [De manier, de vorm <eum>], waarin het zal bestaan, daar LH [~~******************-.-.-.-.-.]

Metaforisch: De hand wordt van de knie tot op schouderhoogte gebracht. De handpalm wijst naar boven. De vingers zijn gespreid en lichtjes gekromd. De hand maakt twee korte draaibewegingen.

26. collega die zegt dat [als je, <euh>], niet gelooft in dat separatisme en als je niet BH[**************]

Beat: Beide handen komen vanuit rusttoestand op die knieën, naar omhoog. De handpalmen zijn naar elkaar gericht, de handen maken twee korte draaiende bewegingen. De vingers zijn lichtjes naar binnen gericht.

27. dat zijn de echte vragen en [dat je daar een staatshervorming voor nodig hebt om LH[ggggggggggggggggggggggggggggggggggggggggggggggggg

sommige problemen beter aan te pakken, daar zijn we het allemaal over eens]. gggggggggggggggggggggggggggggggggggggggoooooooooooooooooooooooooooooo]

Page 115: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

115

Beat: De hand beweegt in grappolo-vrom op het ritme van de taal. Daarna krijgt de hand een open vorm en maakt hij een glijdende beweging naar beneden met de handpalm naar beneden.

28. Erland Pison, [ik zie hier nog geen meerderheid voor separatisme, blijft dat een BH[~~***********************************************/**RH******* /**LH********

natte droom voor u]? RH*************-.-.] LH*************-.-.] Deiktisch: De spreker houdt zijn armen gespreid; de twee handpalmen wijzen naar elkaar. De armen maken twee korte, draaiende bewegingen. Met dit gebaar verwijst de spreker naar de groep. Daarna echter valt zijn rechterhand stil en wijst hij naar de persoon aan wie hij een vraag stelt en die duidelijk een ander standpunt inneemt dan de groep.

29. ...[God jah], het [is toch een mooie droom voor mij alleszins], of hij [nu nat BH[********] LH [~/~~~~~~~~~~~~*********-.-.-.-.-.-.-.] RH [~~*** (1) (2) (3)

is of niet dat] laat ik in het midden… *********.-.-] (1) Beat: Beide handen gaan tegelijktijdig omhoog (tot op hoofdhoogte) en terug naar beneden. De handen hebben een open vorm, de palmen zijn naar elkaar gericht. (2) Deiktisch: Eerst wijst de spreker met een open handvorm weg van zich. (“toch een mooie droom”=abstract wijsgebaar), daarna wijst hij naar zichzelf (“voor mij”). (3) Metaforisch: De spreker houdt zijn hand voor zich uit, de palm van zich weggekeerd.

30. …Zaventem is nu [het] typisch voorbeeld… RH [rrr]

Beat: Wijsvinger tegen duim (ringvorm), ook de andere vingers worden lichtjes naar binnen geplooid. De hand wordt verticaal gehouden.

31. …verantwoording afleggen [aan al de werkzoekenden] in Vlaanderen, … RH [~~****************-.-.-.]

Deiktisch: Abstract wijsgebaar. De spreker heeft enkel zijn wijsvinger gestrekt en maakt een cirkelvormig wijsgebaar in de

Page 116: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

116

ruimte voor zich. Met dit gebaar verwijst hij naar alle werkzoekenden in Vlaanderen. 32. [En wat dat betreft], enfin, het is hier niet mijn taak om om Bart De Wever te (1) RH[ooooooooooooooo]

verdedigen, maar [hij heeft daar gelijk in, dat is een juiste analyse]… RH[*********************/~~~*******************] (2) (3) (1) Beat/deiktisch: Een B-hand met de vingers licht naar binnen gekromd, wordt omhoog gebracht. De vingers wijzen in de richting van Peter van Rompuy, wat erop wijst dat dit ook een wijsgebaar kan zijn, want Peter Van Rompuy komt uit de partij die een kartel vormt met de partij van Bart De Wever. (2) Beat: De hand heeft een open vorm en wordt horizontaal voor het lichaam gehouden. Hij maakt een korte beweging naar voor. De handpalm is naar boven gericht. (3) Beat: Hand verticaal naast het lichaam, de handpalm is naar binnen gericht.

33. [we kunnen zeggen, we moeten naar een betere staats, <euh>], naar <euh> een BH[~~~~~~~~~~~**********************************-.-.-.-.-.-.]

Metaforisch: De spreker brengt breide handen tot op schouderhoogte en maakt twee draaibewegingen, weg van het lichaam.

34. en het is [trouwens niet alleen de PS, het is ook CDH en het is ook MR, we

RH [*************************/~~~***********/***************/~~ (1) /(2) / kunnen die nooit afrekenen] op hun slecht bestuur.

rrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrr] (3) (1) Beat: Wijsvinger naar boven gestrekt, andere vingers naar binnen geplooid. (2) Beat: Duim naar boven, de andere vingers vormen een vuist (3) Beat: Duim en wijsvinger tegen elkaar (ringvorm), de andere vingertoppen zijn naar boven gericht

35. Peter van Rompuy, [uw partij zegt heel dikwijls dat paars niet de nodige structurele (1) RH[*************************************************************

maatregelen durft nemen om onze concurrentiepositie veilig te stellen. Wat ************************/~~~***************************************/~~~ /(2)BH /(1)RH moet er voor u gebeuren]? *********************.-.-.] (1) Deiktisch/beat: De interviewer wijst met zijn rechterhand de volgende spreker aan. Tegelijkertijd maakt hij een beat-beweging (voor/achter) op het ritme van de taal.

Page 117: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

117

(2) Metaforisch: Beide handen op één horizontale lijn, ter hoogte van de buik. De vingers zijn gespreid. De handpalmen zijn lichtjes naar beneden gericht.

36. als het mijn keuze is, [dan moeten wij gaan naar een Scandinavisch model, omdat zij

LH+RH[******************************************************** getoond hebben dat ze in staat zijn om een <euh euh> efficiënte sociale zekerheid te ***************************************************************************** koppelen aan een economie die innovatief en krachtig genoeg is om in de ***********/*******************************************/********** wereldeconomie stand te houden]. ******************************]

Beat: De spreker houdt zijn handen tegen elkaar, vingertoppen lichtjes naar voor gericht, na verloop van tijd raken enkel zijn vingertoppen elkaar nog en de handpalmen niet meer.

37. dat we een beetje [kijken voorbij het socio-economische en dus ook proberen iets te doen

LH+RH [~~~************************************************************ aan] eenzaamheid onder senioren. -.-.-] Metaforisch: De spreker houdt zijn rechterhand op borsthoogte met de handpalm naar zichzelf gericht. De linkerhand houdt hij ervoor, maar op het moment dat hij “voorbij” zegt, brengt hij zijn linkerhand over zijn rechterhand zodat nu de rechterhand het dichtst bij het lichaam is.

38. zodanig dat we een beetje [een trade-off kunnen vinden]. RH+LH [~~**********-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-]

Metaforisch: De spreker houdt zijn handen voor zich op borsthoogte, handpalm naar het lichaam gericht en draait de ene hand rond de andere.

39. [Dat we meer en meer gedwongen worden om dan echt alles te gaan

BH [********************************/********************************* presteren. En ik denk dat we inderdaad niet in die periode alles gaan ***************/******************************/***************** moeten geven, maar dat we dat veel meer gaan moeten spreiden]. ***/~~*******************************/~~*************-.-.-.]

Beat+Metaforisch: De spreker houdt zijn handen in de centrale gesture-ruimte voor zich, met de handpalmen naar elkaar gericht. De vingers zijn lichtjes gespreid (5-hand). Op de woorden: “worden om dan

Page 118: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

118

echt alles te gaan presteren” houdt hij de vingertoppen naar voor gerichte en beweegt hij beide handen gelijktijdig op en neer. Op het woord “denk” maakt hij met zijn linkerhand een scheppende beweging tegen zijn rechterhand. Op het woord “periode” vormt hij met beide handen een cirkel. Op het woord “geven” brengt hij zijn handen naar zich toe, alsof hij iets neemt. Als hij zegt “veel langer gaan moeten spreiden”, brengt hij zijn handen verder uit elkaar, zodat ze meer uiteen staan.

40. …maar dat is de werkloosheid van jongeren,[vooral dan] van laaggeschoolde jongeren… LH [**********]

Beat: De hand vormt een vuist, alleen de wijsvinger is gestrekt: 1-hand. 41. Mensen inderdaad de kans geven om tijd te nemen om voor [hun kinderen te zorgen of BH[*************************

voor hun ouders te zorgen] wanneer dat nodig blijkt. **************************] Beat: de twee handen liggen op de knie, de polsen liggen tegen elkaar, maar de handen zelf staan wat uit elkaar. Als de spreker het heeft over de kinderen beweegt ze de handen iets naar links, heeft ze het over de ouders, dan beweegt ze haar handen iets naar rechts.

42. natuurlijk [dan komen we terug weer bij de] staatshervorming BH[*******************************]

Beat: de spreker heeft de handen gevouwen op de knieën, hij brengt ze allebei naar boven tot op schouderhoogte. De handen hebben een open vorm en wijzen naar de ruimte voor zich.

43. Dus er vall[en overal wel] punten uit te halen BH[~~******-.-.]

Metaforisch: De spreker brengt beide handen naast elkaar op schouderhoogte en maakt een grijpende beweging, zodat hij tot een omgekeerde grappolo-vorm komt.

44. [We moeten afronden, ik heb nog één vraag die ik aan iedereen zou willen LH [************************************************************************

stellen: komen jullie op bij de federale verkiezingen? Peter Van Rompuy van ***************************************************/*********************** CD&V?] ********] Deiktisch: 1-hand gaat op en neer op het ritme van de taal. Daarna wijst de spreter expliciet naar Peter Van Rompuy.

Page 119: Hoofdstuk 1: Theoretischlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/414/449/RUG01-001414449...Hoofdstuk 1: Definitie, onderzoek en classificatie van gestures In dit hoofdstuk wil ik ingaan op een

119

45. (Lacht) [Dat laatste] ga ik zeker niet doen. RH [*********]

Metaforisch: de spreker verwijst naar wat daarnet gezegd werd. Ze houdt een 5-hand met de vingertoppen omhoog op schouderhoogt. De palm is naar buiten gericht.

46. [Het is te vroeg] om daar iets over te zeggen. Voor ons zijn de verkiezingen

BH[oooooooooooo] [immens] belangrijk, er zitten op dit moment geen ecologisten in het federale RH[gggggggg] parlement en de inzet is dus [heel groot]. Er staat een [grote groep] jonge mensen klaar BH[oooooooo] BH[ooooooooo] binnen Groen!, maar [we hebben] volgende week een congres en dan zien we wel. BH [ooooooooo] Beat: De linkerhand ligt losjes over de leuning, de rechterhand ligt over de knie. Op het ritme van de taal worden de twee handen op en neer bewogen, de handpalmen worden naar elkaar gericht tijdens de beat. De handen hebben een open handvorm, alleen op “immens” wordt een grappolo-vorm gemaakt.

47. Ja, [mijn mandaat] loopt tot 2009 en voor de rest, [ik heb het u gezegd], morgen RH[*************] RH[*******************]

hebben we vergadering over de lijstvorming en [dan zal ik zien] wat er uit de bus komt. RH[**************] Beat/Deiktisch: De hand van de spreker ligt losjes over de leuning, de palm naar beneden gericht. Op de beat draait de spreker zijn pols zodat zijn handpalm naar boven gericht wordt. Op “ik heb het u gezegd” neemt de spreker zijn arm even van de leuning. Houdt hij een verticale, open handvorm aan en wijzen zijn vingers in de richting van de interviewer.