62
Hoofdstuk 7 Projectie en stelling van thales

Hoofdstuk 7

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Hoofdstuk 7. Projectie en stelling van thales. 2. Instap. B. A. B’. A’. 2. Instap. B. A. B’. A’. 3. Evenwijdige projectie. p. Z. x. Z’. B. A. B’. A’. 3. Evenwijdige projectie. Construeer door Z de evenwijdige rechte met p Het snijpunt van die rechte met x - PowerPoint PPT Presentation

Citation preview

Page 1: Hoofdstuk 7

Hoofdstuk 7

Projectie en stelling van thales

Page 2: Hoofdstuk 7

2. Instap

Page 3: Hoofdstuk 7

2. Instap

A

B

A’ B’

Page 4: Hoofdstuk 7

3. Evenwijdige projectie

A

B

A’ B’x

Z

p

Z’

Page 5: Hoofdstuk 7

3. Evenwijdige projectie

A

B

A’ B’x

Z

p

Z’

1. Construeer door Z de evenwijdigerechte met p

2. Het snijpunt van die rechte met xis het gezochte beeld Z’

Page 6: Hoofdstuk 7

4. Beeld van een figuur

A’ C’x

p

A

B

C

D

E

F G

H

IJ

J’ G’

Page 7: Hoofdstuk 7

De evenwijdige projectie

Vragen en opdrachten

Page 8: Hoofdstuk 7

1. Bepaal het beeld van de figuur F door de projectie op x, evenwijdig met pop x, evenwijdig met p:

px

Page 9: Hoofdstuk 7

1. Bepaal het beeld van de figuur F door de projectie op x, evenwijdig met pop x, evenwijdig met p:

p

x

Page 10: Hoofdstuk 7

1. Bepaal het beeld van de figuur F door de projectie op x, evenwijdig met pop x, evenwijdig met p:

p x

Page 11: Hoofdstuk 7

4. Bepaal het beeld van een rechte a door de projectie op x, evenwijdig met p. Maak, zo nodig, een onderscheid.

a

1° geval: rechte a loopt evenwijdig met p:

Het beeld van de rechte is een punt A’

A’

Page 12: Hoofdstuk 7

4. Bepaal het beeld van een rechte a door de projectie op x, evenwijdig met p. Maak, zo nodig, een onderscheid.

a

2° geval: rechte a loopt niet evenwijdig met p:

Het beeld van de rechte a is de rechte x

A’B’ C’

Page 13: Hoofdstuk 7

5. Behoren de koppels (A, A') en (B, B') tot eenzelfde evenwijdige projectie?

1° vraag: lopen AA’ en BB’ evenwijdig?

AA’ // BB’

2° vraag: liggen A’ en B’ op één rechte?

Ja

Besluit: De koppels behoren tot de evenwijdige projectie op x evenwijdig met p

x

p

Page 14: Hoofdstuk 7

5. Behoren de koppels (A, A') en (B, B') tot eenzelfde evenwijdige projectie?

1° vraag: lopen AA’ en BB’ evenwijdig?

AA’ // BB’

2° vraag: liggen A’ en B’ op één rechte?

Ja

Besluit: De koppels behoren tot de evenwijdige projectie op x evenwijdig met p

xp

Page 15: Hoofdstuk 7

5. Behoren de koppels (A, A') en (B, B') tot eenzelfde evenwijdige projectie?

1° vraag: lopen AA’ en BB’ evenwijdig?

Nee!

Besluit: De koppels behoren niet tot een evenwijdige projectie

Page 16: Hoofdstuk 7

5. Behoren de koppels (A, A') en (B, B') tot eenzelfde evenwijdige projectie?

1° vraag: lopen AA’ en BB’ evenwijdig?

Nee, maar in B vertrekt een lus dus B ligt op …

Besluit:

p

2° vraag: liggen A’ en B’ op één rechte?

Jax

De koppels behoren tot de evenwijdige projectie op x evenwijdig met p

Page 17: Hoofdstuk 7

6. De gegeven koppels bepalen een evenwijdige projectie. Construeer het beeld van het punt A.

1°: projectierichting p bepalen

p

2°: projectiescherm x bepalenx

3°: beeld van A bepalen evenwijdig met p op x

A’

Page 18: Hoofdstuk 7

7. Bepaal voor de volgende figuur de beelden van A, B, C, D door

a. de projectie op BD, evenwijdig met AD, (A’,B’,C’ en D’)b. de projectie op BD, evenwijdig met AC. (A’’,B’’,C’’ en D’’)

=A’’

=B’’

=D’’

=C’’

=A’

=B’=C’

=D’

Page 19: Hoofdstuk 7

Hoofdstuk 11

Homothetie

Page 20: Hoofdstuk 7

5. Instap

Welk koppel krijg je als je het koppel (0, 0) met om het even welk getal vermenigvuldigt?

Antwoord:

p201

Het koppel (0,0)

Een koppel met een getal vermenigvuldigen

Voorbeeld: (6,-1).2 = (12,-2)

(6,-1).(-2) = (-12,2)

Page 21: Hoofdstuk 7

5. p201Opdracht 1 : We geven ten opzichte van een assenstelsel (x, y) het rechthoekig trapezium ABCD met hoekpunten:

A(6,-1) B(2,3) C(6,3) D(8, 1)

A’(12,-2) B’(4,6) C’(12,6) D’(16, 2)

A’

B’ C’

D’

Page 22: Hoofdstuk 7

5. p201Opdracht 1 : We geven ten opzichte van een assenstelsel (x, y) het rechthoekig trapezium ABCD met hoekpunten:

A(6,-1) B(2,3) C(6,3) D(8, 1)

A’(-12,2) B’(-4,-6) C’(-12,-6) D’(-16,-2)

A’

B’C’

D’

Page 23: Hoofdstuk 7

6. Homothetie p201

Opmerking 5 : Waar eindigen alle pijlen als k = O ?

Alle pijlen eindigen in de

oorsprong (0,0)

= de constante homethetie

Page 24: Hoofdstuk 7

6. Homothetie p201

Opmerking 6 : Ook k = -1 geeft een bijzondere transformatie. Welke?

(6,-1)

A’ (-6,1)

B’C’

D’

= de puntspiegeling met centrum O

= de draaiing d(O,180°)

Page 25: Hoofdstuk 7

8. Eigenschappen van een niet-constante homothetie

A’

B’C’

D’

een niet-constante homothetie behoudt Het rechte-zijn de evenwijdige stand van rechten de hoekgrootte de loodrechte stand van rechten

een niet-constante homothetie beeldt een rechte op een evenwijdige rechte af.

Page 26: Hoofdstuk 7

9. Instap p204

We geven ten opzichte van een assenstelsel een rechthoekige driehoek met hoekpunten:A(2, - 2) B(2, 1) C(6, - 2)

h(O,-2) A’(-4,4) B’(-4,-2) C’(-12,4)

A’

B’

C’

Page 27: Hoofdstuk 7

10. Verdere eigenschappen p204

1,5 cm

A’

B’

C’

Meet de zijden van ABC en A'B'C':

|AB| = |BC|= |CA| =

|A'B'|= |B'C'|= |CA'|=3 cm

2,5 cm

5 cm

2 cm

4 cm

Voor een homethetie met centrum O en factor k geldt: |A’B’| = |k|.|AB|

Page 28: Hoofdstuk 7

10. Verdere eigenschappen p205

1,5 cm + 2,5 cm + 2 cm =

A’

B’

C’

Bereken de omtrekken van ABC en A'B'C':

Omtrek ABC =

Omtrek A’B’C’ =

6 cm

Voor een homethetie met centrum O en factor k geldt:

omtrek ABC = |k|. omtrek A’B’C’

3 cm + 5 cm + 4 cm = 12 cm

Page 29: Hoofdstuk 7

10. Verdere eigenschappen p204

(2 cm . 1,5 cm) : 2 =

A’

B’

C’

Bereken de oppervlakten van ABC en A'B'C':

Oppervlakte ABC =

Oppervlakte A’B’C’ =

1,5 cm²

Voor een homethetie met centrum O en factor k geldt:

oppervlakte ABC = k². oppervlakte A’B’C’

(4 cm . 3 cm) : 2 = 6 cm²

Page 30: Hoofdstuk 7

11. Een homothetie zonder assenstelsel. p206

A’

B’ C’

D’

0

1

2

0

1

2

0

1

2

0

1

2

Page 31: Hoofdstuk 7

11. Een homothetie zonder assenstelsel. p206

Methode 1: Bepaal het beeld van het punt A door de homothetie h(O,3)

AO

1. Trek de rechte OA

2. Geef O de abscis 0 en A de abscis 1

01

3. Zoek op de rechte OA het punt met abscis 3

4. Dit punt is het beeld A’ van A door h(O,3)

23

A’

Page 32: Hoofdstuk 7

11. Een homothetie zonder assenstelsel. p206

Methode 1: Bepaal het beeld van het punt A door de homothetie h(O; -0,5)

1. Trek de rechte OA

2. Geef O de abscis 0 en A de abscis 1

3. Zoek op de rechte OA het punt met abscis -0,5

4. Dit punt is het beeld A’ van A door h(O;-0,5)

-0,5

A’

Page 33: Hoofdstuk 7

11. Een homothetie zonder assenstelsel. p206

Methode 1: Bepaal het beeld van het punt A door de homothetie h(O,4)

1. Trek de rechte OA

2. Geef O de abscis 0 en A de abscis 1

3. Zoek op de rechte OA het punt met abscis 4

4. Dit punt is het beeld A’ van A door h(O,4)

01

A’

4

Page 34: Hoofdstuk 7

11. Een homothetie zonder assenstelsel. p206

Methode 1: Bepaal het beeld van het punt A door de homothetie h(O,-3)

1. Trek de rechte OA

2. Geef O de abscis 0 en A de abscis 1

3. Zoek op de rechte OA het punt met abscis -3

4. Dit punt is het beeld A’ van A door h(O,-3)

01

-3

A’

Page 35: Hoofdstuk 7

11. Een homothetie zonder assenstelsel. p206

Methode 2: Bepaal het beeld van het punt B door de homothetie met centrum O en koppel (A,A’)

A’ B’

C’

O

A B

C

D

D’

Page 36: Hoofdstuk 7

11. Een homothetie zonder assenstelsel. p206

Methode 2: Bepaal het beeld van het punt B door de homothetie met centrum O en koppel (A,A’)

1. Trek de rechte OB en AB

2. Trek door A’ de evenwijdige rechte met AB

3. Het snijpunt van deze rechte en OB is B’

B’

Page 37: Hoofdstuk 7

Vragen en opdrachten

p 207

Page 38: Hoofdstuk 7

8. Bepaal bet beeld van de gegeven figuur door de gegeven homothetie:

0

1

2

Page 39: Hoofdstuk 7

8. Bepaal bet beeld van de gegeven figuur door de gegeven homothetie:

0

3

1

Page 40: Hoofdstuk 7

8. Bepaal bet beeld van de gegeven figuur door de gegeven homothetie:

0

1

-2

Page 41: Hoofdstuk 7

8. Bepaal bet beeld van de gegeven figuur door de gegeven homothetie:

0 1-1-1,5

Page 42: Hoofdstuk 7

8. Bepaal bet beeld van de gegeven figuur door de gegeven homothetie:

0

1

-1/3

Page 43: Hoofdstuk 7

9. Is de figuur F' het beeld van de figuur F door een homothetie? Zo ja, duid het centrum aan en geef de factor.

0

1

-2

h(O,-2)O

Page 44: Hoofdstuk 7

9. Is de figuur F' het beeld van de figuur F door een homothetie? Zo ja, duid het centrum aan en geef de factor.

0

1

-0,5

h(O;-O,5)

O

Page 45: Hoofdstuk 7

9. Is de figuur F' het beeld van de figuur F door een homothetie? Zo ja, duid het centrum aan en geef de factor.

Geen homothetie, wel een verschuiving

Page 46: Hoofdstuk 7

10. a. Heeft een homothetie dekpunten? Maak, zo nodig, een onderscheid.

De homothetie met factor 1:

1 dekpunt, nl. het centrum

De homothetie met factor = 1:

alle punten zijn dekpunten

Page 47: Hoofdstuk 7

10. b. Als je bij een homothetie alle pijlen omkeert, krijg je dan opnieuw een homothetie?

A’

B’C’

D’

h-1(O,-2) = h(O;-1/2)

h-1(O,k) = h(O,k-1)

Page 48: Hoofdstuk 7

10. c. Behoudt een niet-constante homothetie de doorloopzin van een figuur?

A’

B’C’

D’

Doorloopzin blijft behouden

Page 49: Hoofdstuk 7

11. • Omtrek F = 18 cm Oppervlakte F = 24 cm²Voor het beeld F' van F door h(O, 3) geldt:

– omtrek F' =

– oppervlakte F' =

• Voor het beeld F" van F door h(P, -4) geldt:

– omtrek F" =

– oppervlakte F" =

• Voor het beeld F'" van F door h(Q, -0,5) geldt:

– omtrek F'" =

– oppervlakte F'" =

|3|.18 cm = 54 cm

3².24 cm² = 9.24 cm² = 216 cm²

|-4|.18 cm = 72 cm

(-4)².24 cm² = 16.24 cm² = 384 cm²

|-0,5|.18 cm = 9 cm

(-0,5)².24 cm² = 0,25.24 cm² = 6 cm²

Page 50: Hoofdstuk 7

• Driehoek OBC is het beeld van OVA door een homothetie met factor

Dus |BC| = k1 . |AV| = (1)

• Driehoek FBC is het beeld van FOD door een homethetie met factor

Dus |BC| = k2 . |AV| = (2)

• Lid aan lid ((2) delen door (1)) geeft:

OVOB

k 1

A

B

C

D

OFFB

k 2

AVOVOB

.

AVOFFB

.

AVOVOB

AVOFFB

BCBC

.

. OB

OVOFFB

.1

Page 51: Hoofdstuk 7

A

B

C

DVervangen –we nu |FB| door b-f , |OF| door f, |OB| door b en |OV| door v dan krijgen we

OBOV

OFFB

.1

bv

ffb .1

fbfvbv

1

Beide leden delen door v

fbfv

fbbv

1

bv

fv

1

bfv111

Beide leden + 1/b

fbv111

Page 52: Hoofdstuk 7

Voor wie meer wil!

p 208

Page 53: Hoofdstuk 7

13. Er bestaan twee homothetieën die de rechthoek F op de rechthoek F‘ afbeelden. Construeer telkens het centrum en geef de factor.

h(O1,2)

0

1

2

O1

O2

0

1

-2

h(O2,-2)

Page 54: Hoofdstuk 7

14. Bereken voor elke figuur x en y:

K = 39:13 = 3

x = k.11 = 3 . 11 = 33

y = 24 : k = 24 : 3 = 8

Page 55: Hoofdstuk 7

14. Bereken voor elke figuur x en y:

K = 10:5 = 2

x = k.9 = 2 . 9 = 18

y = 10 : k = 10 : 2 = 5

Page 56: Hoofdstuk 7

15. Behoren de gegeven koppels tot een zelfde homothetie?

Wordt een rechte afgebeeld op een

evenwijdige rechte?

Nee!

Geen homothetie

Page 57: Hoofdstuk 7

15. Behoren de gegeven koppels tot een zelfde homothetie?

Wordt een rechte afgebeeld

op een evenwijdige

rechte?

Ja!

Is er een mogelijke oorsprong?

Ja!

Homothetie met k>1

Page 58: Hoofdstuk 7

15. Behoren de gegeven koppels tot een zelfde homothetie?

Wordt een rechte afgebeeld

op een evenwijdige

rechte?

Ja!

Is er een mogelijke oorsprong?

Ja!

Homothetie met 0<k<1

Page 59: Hoofdstuk 7

15. Behoren de gegeven koppels tot een zelfde homothetie?

Wordt een rechte afgebeeld

op een evenwijdige

rechte?

Ja!

Is er een mogelijke oorsprong?

Ja!

Homothetie met k<-1

Page 60: Hoofdstuk 7

16. Construeer het beeld van het punt A door de homothetie

bepaald door de gegeven koppels:

Een lijnstuk wordt op een

evenwijdig lijnstuk

afgebeeld…

A’

Page 61: Hoofdstuk 7

16. Construeer het beeld van het punt A door de homothetie

bepaald door de gegeven koppels:

Een lijnstuk wordt op een

evenwijdig lijnstuk

afgebeeld…

A’

Page 62: Hoofdstuk 7

17*. Gegeven is een ABC. Construeer een vierkant met één hoekpunt op [AB], één op [AC] en twee op [BC].

Teken een vierkant met 2 punten op BC en 1 op AB

Nu werk je verder met een

homothetie met centrum B…