Upload
others
View
2
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Advls.ur : Co5§)lIrCllII.". Verenlglng voor muibo- en Vonvorklng U.A. (MII.twerk) Yd.n hcl. 0.4132-60680)
Rcaadgo'4cnd Ingcnloursburo van Asporl b.v. Yd.n h.t. 0>41l3~-60600)
IJIIOJ--III\i1sf door mlddleO VOI'1l ener'-'--.r.t,
~ii"~~1i'1NI01i'~ii"O~
M~lUlElUJc=lElFlFlE<C1r ~~~~O~ii"AGIEMIe~'iF~~W~~~O~@~OINl~if ~~lLA f~~
M~~iiW~~1}( ~AILIL~INI[Q) m\oVI 0 Oo@o 1~ ~~~IL ii"~
~~1~#\ 1~~
~~N~IE~
~ ~.IJ~~/~~j31/~~~~~ml~~=~--~--- J~~IA~IA~~l~'jj~~~_: M llboveml\)/tU' ]~~~
~~lP'lPcl1'tnr•~.f.rGntll8
IO>Qltum
INHOUDSOPGAVE
1.
2.
INLEIDING
1.1. Historie Mestwerk Sailand B.V. Lo.
1.2. Het voomemen
1.3. Initiatiefnemer
1.4. Bevoegd Gezag
PROBLEEMSTELLING EN DOEL
2.1. Probleemstelling
2.2. Doel van het voomemen
1
1
2
2
3
3
3. PROCEDURELE ASPECTEN
3.1 Relevante wet- en regelgeving 5
3.2. Vergunningen 5
3.3. De m.e.r.-procedure 5
3.4. Planning 6
4. HUIDIGE AKTIVITEITEN 8
5. DE VOORGENOMEN AKTIVITEIT EN DE ALTERNATIEVEN
5.1. Nulsituatie
5.2. De voorgenomen aktiviteit
5.3. Milieubeschermende maatregelen
5.4. Alternatieven
9
9
10
10
6. BESTAANDE TOESTAND VAN HET MILIEU EN DE TE
VERWACHTEN AUTONOME ONTWIKKELINGEN
11
7. GEVOLGEN VOOR HET MILIEU
7.1. Algemeen 12
7.2. Luchtverontreiniging 12
7.2.1. Geur 12
7.2.2. Ammoniak 13
7.2.3. Overige luchtverontreinigende componenten 13
7.3. Bodem en grondwater 14
7.4. Oppervlaktewater 14
7.5 . Geluid 14
7.6. Volksgezondheid 15
8.
7.7. Externe veiligheid
7.8. Verkeer
7.9 Flora en Fauna
7.10 Landschap en visuele aspecten
7.11 Indirecte milieu-effecten
7.12 Metingen en controle van de milieu-effecten
VERGELIJKING VAN DE ALTERNATIEVEN
BIJLAGEN
Bijlage 1 Systeemoverzicht
Bijlage 2 Processchema lokale mestbewerking
Bijlage 3 Vogelvluchtperspectief lokale mestbewerking
Bijlage 4 Samenvatting ins tallatie kenmerken
Bijlage 5 Situatie te Raalte, Schaal 1: 50.000
Bijlage 6 Situatie te Raalte, schaal 1 : 5.000
Bijlage 7 Situatie te Raalte, schaal 1 : 3.500
Bijlage 8 Schets mogelijke inrichting perceel, schaal 1:1000
15
15
15
15
16
16
17
1. INLEIDING
1.1. Historie Mestwerk Salland B.V.
In de afgelopen jaren zijn er diverse stalsystemen ontwikkeld met als doel de
ammoniakemissie te reduceren en het stalklimaat te verbeteren. Voor de meststromen uit
deze staltypen zijn aangepaste be- en verwerkingsmethoden ontwikkeld (zie bijlage 1). am
deze mestbe- en verwerkingstechnieken te demonstreren en te bouwen is in 1993 de
Cooperatieve Vereniging voor Mestbe- en Verwerking (hierna te noemen Mestwerk)
opgericht.
Door Mestwerk is in september 1993 een demonstratie-inrichting te Uden (bewerkings
capaciteit 24.500 ton/jaar) in werking genomen voor lokale bewerking van dunne mest (mest
met een droge stofgehalte < 4%) door middel van energiezuinige indamping. Mede op basis
van de succesvolle werking van de demonstratie-inrichting heeft Stichting Mestbureau Oost
besloten tot oprichting en exploitatie van een bewerkingsinstallatie voor dunne mest met een
bewerkingscapaciteit van 67.500 ton/jaar te Raalte. Mestwerk richt hiertoe samen met
Mestbureau Oost, Mestwerk Salland B.V. op. Mestwerk Salland B.V. is eigenaar van de
techniek en verantwoordelijk voor de exploitatie van de inrichting. Er wordt naar gestreefd
deze mestbewerkingsinstallatie in 1995 te starten.
1.2. Het voornemen
Op basis van de bij de demonstratie-installatie verkregen inzichten en gegevens en op grond
van de gegevens van de huidige en de te verwachten lokale overschotten van dunne mest,
wordt gestreefd naar de oprichting van een inrichting voor de bewerking van 67.500 ton
dunne mest op jaarbasis.
In de navolgende hoofdstukken wordt een beschrijving van de huidige aktiviteiten , de
voorgenomen aktiviteiten en van de alternatieven gegeven, waarbij doel, aard, omvang en
lokatie van de voorgenomen aktiviteit aan de orde komen. Ook worden de van belang zijnde
procedurele aspecten en een bijbehorende tijdsplanning gepresenteerd. Tenslotte wordt
aangegeven welke milieugevolgen in het milieu-effectrapport (MER) aan de orde zullen
komen.
pagina 1
1.3. Initiatiefnemer
De initiatiefnemer tot het plaatsen van de mestbewerkingsinstallatie is Mestwerk Sailand
B.V. Lo ..
Contactadressen zijn:
* Raadgevend Ingenieursbureau van Aspert B.V. (penvoerder)
Kastanjeweg 68
5401 JP Uden
tel.: 04132 - 60688
fax: 04132 - 60616
* Stichting M.B.O.
Postbus 828
7400 AV DEVENTER
tel.: 05700 - 60475
fax: 05700 - 31295
1.4. Bevoegd Gezag
Het bevoegd gezag voor de m.e.r.-procedure, dat tevens de vergunningaanvraag inzake de
Wet milieubeheer (Wm) beoordeelt, is:
College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Overijssel
Postbus 10078
8000 GB ZWOLLE
Met betrekking tot de lozingsaspecten en de beoordeling van de vergunningaanvraag in het
kader van de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (Wvo) is het Zuiveringschap
West-Overijssel de bevoegde instantie:
Dagelijks Bestuur van Zuiveringschap West-Overijssel
Postbus 60
8000 AB ZWOLLE
pagina 2
2. PROBLEEMSTELLING EN DOEL
2.1. Probleemstelling
Vooral als gevolg van de toename van de intensieve veehouderij in de laatste drie decennia
heeft de landbouw zich ontwikkeld tot een krachtige bedrijfstak die in vele opzichten
concurrerend is met het buitcnland. Dc landbouw levcrt dan ook cen sterk positieve bijdrage
aan de Nederlandse handelsbalans.
Deze explosieve groci heeft echter ook enkcle negatieve bij-effecten tot gevolg, waarvan
het mestoverschot en de daarmee gepaard gaande verontreiniging van bodem, grond- en
oppervlaktewater een van de belangrijkste is. Tevens geeft de verhoging van de geuruitworp
en de vermeerdering van de ammoniakemissie reden tot zorg. Door (interim) wetgeving zijn
maatregelen getroffen om de nade1ige effecten voor het milieu te verminderen. Meer in het
bijzonder zijn dit de Wet Bodembescherming, de Meststoffenwet, de Wet Milieubeheer en de
daaruit voortkomende uitvoeringsbesluiten waarin nadere regels en richtlijnen zijn
vastgelegd om de voorgenomen vermindering van de bclasting van het milieu te
bewerkstelligen.
Dit heeft concreet geleid tot beleid van de overheid en initiatieven uit het
landbouwbedrijfsleven om de nadelige milieu-effecten van intensieve veehouderij te
verminderen:
a. het verminderen van mestoverschot via maatregelen in de diervoeding;
b. het wegnemen van belemmeringen bij mestafzet;
c. het bewerken en verwerken van mest;
d het ontwikkelen van emissie-arme zogenaamde "groen label"-stallen
In de landbouwstructuurnota en het Nationaal Milieubeleidspan vormt mestverwerking een
van de belangrijkste peilers waarop het landbouw- en milieubeleid rust.
2.2. Doel van het voornemen
Het doel van de geplande activiteit is het op een bedrijfseconomische en milieuhygienisch
verantwoorde manier bewerken van dunne mest « 4% droge stof) tot een dikke fractie
(concentraat) en een dunne fractie (destillaat). Dit destillaat voldoet aan de normen voor
directe lozing op oppervlaktewater zoals gesteld in de Voorlopige Inspectie richtlijn
mestverwerkingsinstallaties (Ministerie van VROM, 1991). Het concentraat is dusdanig
compact dat het op een aantal manicren kan worden be- en verwerkt:
pagina 3
Afzet als geconcentreerde mest in tekortgebieden (met als,voordeel Lo.v. dunne mest
dat er 10 keer zo weinig transport en opslag hoeft plaats te vinden);
Afzet als geconcentreerde grondstof voor kunstmeststoffen. (fabrikanten hebben
reeds blijk gegeven van een hogc mate van interesse);
Afzet wordt mogelijk in de reeds bestaande mestverwerkingstechnieken (te denken
valt aan Vefinex, Memon en Scarabee);
Verwerking tot mestkorrels door Mestwerk in een nog op te richten installatie elders.
Hieruit blijkt dat de mestbewerkingsinstallatie niet alleen als een zelfstandige oplossing
voor de "dunne mest"-problematiek beschouwd kan worden, maar ook als een schakel in de
verwerking tot een droog, voor de export geschikt produkt. In het MER zullen de afzet
mogelijkheden van het eindprodukt nader worden besproken.
Gezien de het feit dat de installatie uitsluitend mest kan verwerken met een droge
stofgehalte < 4% zal de ingevoerde mest bestaan uit (een combinatie van) dunne zeugenmest,
kalvermest of de dunne fractie uit de groen-Iabelstallen. Een en ander is afhankelijk van de
ontwikkeling van het aanbod in de de loop der tijd.
pagina 4
3. PROCEDURELE ASPECTEN
3.1 Relevante wet- en regelgeving
In het milieu-effectrapport zal aBe van toepassing zijnde wet- en regelgeving worden
aangehaald en in het kort worden omschreven. Tevens zal worden aangegeven op welke
manier het voorgenomen initiatief hier wordt ingepast.
3.2. Vergunningen
Aangezien het hier een nieuwe inrichting betreft zijn er nog geen besluiten over genomen.
Aangaande het proces is weI voor de demonstratie-inrichting te Uden een vergunning
ingevolge de Afvalstoffenwet en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren verleend.
Voor het ten uitvoer brengen van het beschreven initiatief zijn de volgende vergunningen
noodzakelijk:
1. Bouwvergunning
De bouwvergunning zal aangevraagd worden na de inpassing van de instaIIatie in het
bestemmingsplan van de gemeente Raalte.
2. Vergunning ingevolge de Wet milieubeheer (Wm)
Er is begonnen met de voorbereidingen om te komen tot het indienen van een ontvankeIijke
aanvraag bij Gedeputeerde Staten van de Provincie OverijsseI.
3. Vergunning ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo)
Er is begonnen met de voorbereidingen om te komen tot het indienen van een ontvankeIijke
aanvraag bij het Zuiveringschap West-OverijsseI.
3.3. De m.e.r.-procedure
Gezien het feit dat de voorgenomen aktiviteit een bewerkingscpaciteit heeft die groter is
dan 25.000 ton/jaar geldt ingevolge het hernieuwde Besluit Milieu-effectrapportage 1994 de
verplichting een MER op te steIIen. Gezien het feit dat de lokatie reeds gekozen is dient dit
MER gezien te worden als een inrichtings-MER en niet als een lokatie-MER. Het MER zal
dus een bespreking zijn van (de gevolgen van) de mestbewerkings-inrichting en alternatieve
oplossingen voor het "dunne mest"-probleem. Wei zal de wijze waarop de lokatiekeuze tot
stand is gekamen in het MER aan de orde kamen.
pagina 5
Pas nadat het MER door de bevoegde gczagen als aanvaardbaar is beoordeeld zuBen de
Wm- en Wvo-vergunningsaanvraag ontvankelijk kunnen worden verklaard. Aan de
Gedeputeerde Staten van de Provincie Overijssel zal gevraagd worden de procedures te
co6rdineren.
3.4. Planning
Rekening houdende met het vorenstaande en de termijnen zoals die in de WM zijn vastgelegdkan een globale indica tie worden gegeven van het te doorlopen tijdspad:
AktiviteitIndienen startnot. MERbij Gedeputeerde Staten
Bekendmaking
Inspraak voor richtlijnen MERAdvies wett. adviseurs
Advies comm. MER overrichtlijnen
Overleg en vaststellen richtlijnen
Opstellen MER
Indienen MER
Aanvraag WM-/WVO-vergunning
Beoordeling aanvaardbaarheidMER
Beoordeling ontvankelijkheidWM-/WVO-vergunningaanvraag
Bekendmaking MER + aanvraagWM-/WVO-vergunning
Inspraak/ad vies MER
Toetsingsad vies commissie MER
Opstellen ontwerpbeschikkingWM-/WVO -vergunning
Titistipmedio nov. '94
medio dec. '94
medio dec. '94 jan. '95
eind jan '95
eind feb. '95
eind feb. '95begin april '95
begin april '95
begin april '95
medio mei '95
eind mei '95
begin juni '95
juni '95
begin juli '95
aug.-sept. '95
Actie doorMestwerk
Ged. Staten
Insp. mil. hygiene / RIZA/ dir. L.N.O. (min. Landbouw)
commissie MER
Ged. Staten / ZWO
Mestwerk
Mestwerk
Mestwerk
Ged. Staten
Ged. Staten jZWO
Ged. Staten/ZWO
een ieder/ wett. adv.
Commissie MER
Ged. Staten/ ZWO
pagina 6
Bekendmakingontwerpbeschikking
Inspraak op ontwerpbeschikking
Beschikking WM/WVO
Bekendmaking beschikking
beginseptember '95 Ged. Staten/ZWO
medio sept. '95 Een ieder / wett. adviseurs
begin november '95 Ged. Staten/ZWO
begin nov. '95 Ged. Staten/ZWO
N.B. ZWO =: Zuiveringschap West-Overijssel
pagina 7
4. HUIDIGE AKTIVITEITEN
De genoemde inrichting is een nieuwe en zelfstandige aktiviteit waarvan de lokatie is
gepland aan de Wesepcrweg 49 te Heetcn (gemeente Raalte). Het terrein is gelegen in het
buitengebied van de gcmeente Raalte. De lokatie ligt gedeeltelijk op een loonbedrijf met
bestemming bedrijfsbcbouwing categoric 1 (functioneel aan het buitengebied gebonden niet
agtarische bedrijven) en gedeeltelijk op het achterliggende gebied met bestemmir.g:
agrarisch gebied met landschapswaarde. De bestemming van de lokatie zal moeten worden
aangepast om de voorgenomen aktiviteit planologisch mogelijk te maken.
pagina 8
5. DE VOORGENOMEN AKTIVITEIT EN DE ALTERNATIEVEN
In dit hoofdstuk zullen achtereenvolgens de nulsituatie, de voorgenomen activiteit (met
milieubeschermende maatregelen) en het meest milieuvriendelijke alternatief worden
besproken.
5.1. Nul-situatie
Dit aIternatief is een beschrijving van de situatie welke optreedt als de voorgenomen
aktiviteiten geen doorgang vinden. Dit is de huidige situatie aangevuld met een aantal
autonome ontwikkelingen. De huidige situatie bestaat uit het emissie-arm aanwenden
(direkt in- of onderwerken op landbouwgronden) van mest en het transport van het overschot
naar tekortgebieden. De autonome ontwikkelingen zijn op dit moment niet goed in te
schatten. Er mag van worden uitgegaan dat de bemestingsnormen worden aangescherpt,
terwijl ook inkrimping van de veestapel niet uitgesloten is. De gevolgen van een aantal
scenario's zullen worden berekend of, indien dat niet mogelijk is, worden geschat.
5.2. De voorgenomen aktiviteit
Zoals gezegd is Mestwerk Salland B.V. de eigenaar van de techniek en verantwoordelijk
voor de exploitatie. Ten opzichte van het aanwezige loonbedrijf is de op te richten
inrichting technisch, functioneel en organisatorisch zodanig gescheiden dat er sprake is van
een aparte inrichting.
De werking van de inrichting als geheel is in het kort als voIgt te omschrijven. De
voorgenomen activiteit bestaat uit het transport naar de inrichting, registratie en
monstername en vervolgens opslag in een buffer. Na een zeving voIgt een korte
voorbeluchting om de meest vluchtige stoffen uit de mest te verwijderen. Hierna wordt de
ammoniak in de mest met zuur gefixeerd waarop de mest in de indamper gebracht wordt
waar ongeveer 90% van het water verwijderd wordt. De verdampingsenergie wordt hierbij
nagenoeg geheel teruggewonnen in het gesloten proces. Het geconcentreerde materiaal wordt
weggepompt naar een buffertank en vervolgens per as afgevoerd. Het gedestilleerde water
met een geringe restvervuiling (vluchtige stoffen) wordt vervolgens door middel van een
omgekeerde osmose verder gezuiverd. Na controle komt het water in een schoonwaterbuffer
waar het water nabelucht wordt. Tenslotte wordt het water geloosd. Een processchema is
bijgevoegd in bijlage 2.
Door de aard en omvang van de installatie is deze ruimtelijk goed inpasbaar bij een
loonwerkbedrijf met ervaring met mesttransport. Er worden 8 vrachten mest per dag
aangevoerd (16 verkeersbewegingen), enkel en alleen van maandag tot en met vrijdag in de
pagina 9
periode van 7.00-19.00 uur. Het indampproces zelf is volcontinu. De aanvoer van de te
bewerken mest is uitsluitend afkomstig uit de regio (binnen een straal van maximaal15 km).
De afmetingen (bij benadering) van de loods waarin de techniek komt te staan bedragen:
lengte: 40 m. breedte: 20 m. goothoogte: 5 m. nokhoogte: 8 m. Daarnaast bestaat de inrichting
uit 5 overdekte opslagtanks: 3 tanks met een doorsnede van 10m en 2 tanks met een doorsnede
van 20 meter. Het hoogste punt van deze tanks is lager dan de nokhoogte van de loods. Een
schets van de installatie en een samenvatting van de installatiekenmerken zijn opgenomen
in bijlage 3 en 4.
5.3. Milieubeschermende maatregelen
Nagegaan zal worden op welke wijze nadelige effecten, die bij aanleg en funktioneren van de
installatie optreden, zoveel mogelijk kunnen worden tegengegaan of worden verminderd. De
effecten van de maatregelen die genomen zullen worden dienen niet aIleen te worden
getoetst aan de normen van de voorlopige inspectierichtlijn mestverwerkingsinstallaties,
maar zullen tevens worden beschouwd in het licht van het ALARA (As Low As Reasonably
Achievable) -principe.
5.4 Alternatieven
Door de restricties welke bestaan op het lozen van zouten op het oppervlaktewater in die
gedeelten van Nederland met aIleen kleine beken en waterlopen met een vrij kleine
hoeveelheid waterafvoer is het gangbare alternatief voor bewerking van dunne mest,
namelijk aerobe waterzuivering haast onmogelijk. Het meest milieuvriendelijke alternatief
voor de verwerking van dunne mest wordt gevormd door de "groen label" staIlen, waar de
diverse mestsoorten ter plekke (aan de bron) worden gescheiden om vervolgens uit milieu
oogpunt zo effectief mogelijk te worden ver- en bewerkt. De voorgenomen activiteit is te
beschouwen als een belangrijke tussenschakel op weg naar een grootschalige toepassing van
dit meest milieuvriendelijke alternatief. Naast het O-alternatief en het meest milieu
vriendelijke alternatief zullen ook uitvoeringsalternatieven in beschouwing worden
genomen.
pagina 10
6. BESTAANDE TOESTAND VAN HET MILIEU EN DE TE VERWACHTEN AUTONOME
ONTWIKKELINGEN
Voor de beoordcIing van de milieu-effecten van de voorgenomen aktiviteit is het
noodzakelijk de bestaande toestand van het milieu te kennen. Het gaat daarbij aileen om
die parameters die ten gevolge van de uitvoering van de voorgenomen aktiviteit kunnen
wijzigen. Deze parameters zijn daarom van belang bij de voorspelling van de gevolgen voor
het milieu. Van de volgende kenmerken zullen gegevens worden verzameld en geanalyseerd:
a. Kenmerkcn van abiotische aard aIs:
-bodem
- water (grond- en oppervlaktewater)
- lucht
- geluid
- verkeersdruk- en ontwikkeling
b. Kenmerken van biotische aard ais flora en fauna. Met name de aanwezige
natuurwaarden in de naaste omgeving en de funkties van het gebied zullen
beschreven worden.
c. Visuele kenmerken (landschapsbeeld) alsmede inrichting en bestemming.
Hierbij zal tevens de omgeving van de lokatie beschreven worden.
Gei'nventariseerd zal worden of objecten in de direkte omgeving gevoelig zijn
voor verontreiniging via het oppervlaktewater en/ of via de lucht.
Ais bijiage 5, 6 en 7 zijn kaarten toegevoegd (resp. schaal 1: 50.000, 1 : 5.000 en 1: 3.500)
waardoor zowel de ligging van de Iokatie in de wijdere als in de nabije omgeving goed is
vast te stellen.
pagina 11
7. GEVOLGEN VOOR HET MILIEU
7.1. Algemeen
Bij de beschrijving van de gevolgen voor het milieu worden zowel de voorgenomen
aktiviteit, het nul-alternatief en het meest milieuvriendelijke alternatief op hun
milieugevolgen beschouwd. Deze gevolgen van de voorgenomen aktiviteit zullen gerelateerd
worden aan de eisen en voorwaarden zoals die zijn neergelegd in de Voorlopige inspectie
richtlijn mestverwerkingsinstallaties en in de NER. In het bijzonder zal daarbij aandacht
worden besteed aan de effecten op het milieu als gevolg van:
het ontstaan van emissies naar het compartiment lucht, met name geur- en
ammoniakemissies zijn hierbij van belang
het ontstaan van emissies naar bodem en water
een wijziging van de geluidsbelasting
een wijziging van de visuele waarneming
onttrekking van grond- en/of oppervlaktewater
lozing van water op het oppervlaktewater
transport (aan- en afvoer)
Waar enigszins mogelijk zullen de milieu-effecten met de bestaande milieube'invloedende
effecten worden vergeleken, waardoor inzicht in de cumulatieve effecten van de activiteit
wordt verkregen.
Tevens zal aandacht worden besteed aan veiligheidsaspekten van de installatie en aan
controle met be trekking tot de emissies naar lucht, water en bodem.
Bij voorspellingen van (eventuele) gevolgen zal aangegeven worden welke modellen of
methoden zijn gebruikt. Naast de meest waarschijnlijke ontwikkeling zal tevens ook de
slechtst denkbare, redelijk te verwachten, situatie worden beschreven.
7.2. Luchtverontreiniging
7.2.1. Geur
Bij de aanvoer, opslag en het concentreren van mest kunnen geurstoffen geernitteerd worden.
am te voorspellen wat het te verwachten geurniveau in de omgeving van de op te richten
inrichting zal zijn, zullen geurverspreidingsberekeningen worden uitgevoerd. De
berekeningen gaan uit van de installatie van biofilters na een gaswasser. Uitgangspunt voor
pagina 12
< de berekeningen zullen metingen in de demonstratie-installatie zijn. Ter bevordering van een
genuanceerde en evenwichtige beeldvorming van het voorncmen zal de geuremissie van de
installatie worden vergeleken met reeds bcstaande mestbe- en verwerkingsinrichtingen.
Bij de geurverspreidingsberekeningen worden tevens de volgende uitgangspunten gehanteerd:
de metingen vinden plaats volgens de richtlijnen vermeld in de Nederlandse
Voornorm Olfactometrie;
de verspreiding van de geuruitworp vindt plaats op basis van het Lange Termijn
Frequentie Distributie (LFTD)-model;
de emissie vindt plaats via een puntbron. In het geval van een biofilter kan dit op
grotere afstand toch als puntbron beschouwd worden;
de lokale omstandigheden zullen in de berekeningen worden betrokken.
Berekend worden de 95 percentiel1 ge/m3-geurcontour (norm buitengebied) en de 99,S
percentiel1 ge/m3-geurcontour (norm woonbebou wing). De norm die in de gegeven situatie
het meest veeleisend uitwerkt, zal als de geldende norm worden beschouwd.
7.2.2. Ammoniak
Om de effecten van de emissie van de ammoniak op de omgeving te voorspellen zullen
verspreidingsberekeningen met een verspreidingsprogramma worden uitgevoerd.
Uitgangspunt voor de berekeningen zullen metingen in de demonstratie-installatie zijn. Ook
voor alle alternatieven zal de ammoniak-emissie berekend of geschat worden.
7.2.3. Overige luchtverontreinigende componenten
Voor wat betreft de overige luchtverontreinigende componenten zal aandacht besteed
worden aan de emissies van koolstofdioxide en pathogene kiemen. Stikstofoxiden en
zwaveldioxide komen alleen in noenlenswaardige concentraties vrij in de verbrandingsmotor
van de installatie en zullen daarom alleen voor dit gedeelte van de installatie worden
berekend. Deze gegevens zullen vervolgens worden getoetst aan de normen zoals verwoord in
het "Besluit Emissie Stookinstallaties".
pagina 13
7.3. Bodem en grondwater
Beschreven zal worden op welke wijze uitworpen naar bodem en grondwater op kunnen
treden. Tevens zal de opslag voldoen aan de door het Ministerie van VROM uitgegeven
publikatie "bouwtechnische richtlijnen mestbassins". In de bedrijfsgebouwen zullen
vloeistofdichte vloeren worden aangebracht am bodemverontreiniging te voorkomen.
7.4 Oppervlaktewater
Onderzocht zullen worden de mogelijkheden am direkt en indirekt (via riolering) op het
oppervlaktewater te lozen.
Beschreven zal worden in hoeverre en in welke hoeveelheden en samenstelling lozingen van
gezuiverd afvalwater en overig afvalwater plaatsvinden en welke effecten dit heeft op de
oppervlaktewaterkwaliteit (in geval van direkte lazing) en op het functioneren van de
rioolwaterzuiveringsinstallatie (in geval van indirekte lazing).
Voor wat betreft het mestbewerkingsaspect valt de inrichting onder de Wet Milieubeheer.
De circulaire Industrielawaai 1979 is derhalve van toepassing.
In bijlage 6 is de afstand tot de dichtstbijzijnde woningen te zien. De geluidsbelasting bij deze
woningen wordt voornamelijk veroorzaakt door verkeersbewegingen.
Van de inrichting zal worden aangegeven:
welke belangrijke geluidbronnen aanwezig zijn
de akoestische bronvermogens en bedrijfstijden
de verschillende bedrijfssituaties
de invloed van het aan- en afvoertransport en het laden en lassen
kortstondige verhogingen van het geluid (piekniveau)
het karakter van het geluid (tonaal/impulsvorming)
de richtingseffecten van geluidbronnen
de mogelijke maatregelen en het effect daarvan
de geluidemmissie op genoemde waarneempunten
de invloed van afzonderlijke bronnen op deze waarneempunten
de eventuele afwijkende gcluiduitstraling bij uitzonderlijke bedrijfssituaties.
pagina 14
Het geluidonderzoek vindt plaats op basis van de methoden uit de Handleiding
Industrielawaai IL-HR-13-01. Voorts wordt er bij de metingen rekening gehouden met het
ach tergrond ni yeau.
7.6. Volksgezondheid
Nagegaan zal worden wat de invloed van de inrichting is op de uitstoot van pathogene
micro-organismen. Onderzoek hieromtrent zal op basis van gegevens van de demonstratie
installatie worden uitgevoerd door de Veterinaire Dienst van het ministerie van LNV.
7.7. Externe veiligheid
Beschreven zullen worden de gevolgen van het grootst mogelijke geloofwaardige ongeval
met betrekking tot de volgende risicobronnen:
opslagtanks;
zuurtanks;
de indampinstallatie;
brandbare zaken;
aan- en afvoer;
kwalitatief ondermaats destillaat.
Hierbij zal rekening worden gehouden met de veiligheid van personeel en emissies naar
bodem, water en lucht. De voorzieningen ten behoeve van het voorkomen van calamiteiten
zullen eveneens voor elke risicobron worden beschreven.
7.8. Verkeer
De toename van de verkccrsintensiteit ten gevolge van de voorgenomen aktiviteit en de
gevolgcn hiervan voor de veiligheid van de weggebruikers zullen beschreven worden.
7.9. Flora en Fauna
De effecten van de emissies via bodem, lucht en water op gevoelige objecten als flora, fauna
en ecosystemen in natuurterreinen zullen worden nagegaan. De inrichting ligt te midden van
een agrarisch gebied. Volstaan zal dan ook worden met een vrij summiere beschrijving.
7.10 Landschap en visuelc aspecten
Plattegronden met de situering en omvang van de installatie op het terrein zullen worden
uitgewerkt. Cegcvens over de terreinafsluiting zullen eveneens worden opgenomen.
pagina 15
7.11 Indirecte milieu-effecten
Door de geplande instal1atie wordt een deel van de dunne mestproblematiek opgelost. De
verwerkingscapaciteit zal gerelateerd worden aan het lokaal en landelijk overschot. Dit
zal eveneens gebeuren ten aanzien van de ammoniakemissie. Oak de indirecte effecten van
energie- en grondstoffengebruik zullen worden belicht. Indien aanwezig zuBen andere
indirecte effecten op andere typen bedrijven in de omgeving behandeld worden.
7.12 Metingen en controle van de milieu-effecten
Er zul1en metingen worden voorgesteld am de emissies naar bodem, grond- en
oppervlaktewater en lucht te controleren.
pagina 16
8. VERGELIJKING VAN DE ALTERNATIEVEN
Het voorgenonlcn alternatief zal mct hct meest milieuvriendelijke alternatief en met de
bestaande toestand van hct milieu zonder uitvoering van de voorgenomen aktiviteit worden
vergelcken. Hicrbij zullen tevens kostcnaspccten worden betrokken.
pagina 17
Bijlage 1 Systeemoverzicht
Roodgevend Ingenleursburo von Aspert B. VSysteemoverzjcllt
Circa 20 jaor geleden begon men in Nederland met het zoeken van een oplossing voor het probleem
van de mestoverschotten en de aan de intensieve veehouderij gerelateerde milieuvervuiling. Vanaf
die tijd zijn in opdracht van Ministeries, NOVEM, EEG, Provincies , cooperaties en individuele boeren
mestverwerkingssystemen ontworpen,gebouwd en getest.
In de beginperiode was de aandacht sterk gericht op vergisting op boerderijniveau hetgeen vanwe
ge economische en technische redenen verzand is.vervolgens werd de aandacht gericht op groot
schalige mestverwerking. De grootschalige mestverwerking is echter in zekere lin een 'end of pipe'
technologie welke het probleem van de ammoniakemissies en het stalklimaat op de boerderij onge
moeid loot. De grootschalige mestverwerking vindt door de hogere kosten dan oorspronkelijk ge
roamd, door moerte met het vinden van Goede lokaties en door het niet aanpakken van het amma
niakprobleem (geen totaaloplossing problemen) geen snelle invoering in Nederland.
Gestreefd moet worden naar een integrale aanpak voor het verwerken van het mestoverschot en
het bestrijden van de milieuproblemen van de intensieve veehouderij . Mestverwerking begint op de
plaats waar deze vrijkomt; op de boerderij. Door dient de eerste bewerking plaats te vinden.
Met behulp van simpele technieken is het mogelijk de mest in een dikke en een dunne fraktie te
scheiden en of te voeren uit de stal. Hierdoor wordt de ammoniakvorming, en dus ook de ammoniak
emissie, sterk gereduceerd. Tevens levert deze werkwijze door combinatie met verbeterde verwar
mings- en ventilatietechnieken, een energiebesparing op van 70 % ten opzichte van de conventia
nele staltypes. Het stalklimaat zal in deze optimale stalopzet een stuk beter zijn.
VOORBEHANDEUNG BOERDERIJ Voordelen:
w
~<{C'::LL
WZZ::>o
- geringe ommoniokultstoot- energiebesporlng 70 %- gereed voor nobehondeling
DIREKTETOEPASSING
Van de mlneralen In de totale mest stroom bevatde dunne fraktie N:65 % ,P:20"k en K:85 % ende dlkke froktie N:35 % , P:80 % en K: 15 %.
MESTVERWERKING
pagina 19
Roodgevend Ingenleursburo von Aspert B. VSysteemoverzlcht
De twee stromen. die uit deze optimaIe stal vrijkomen. kunnen op verschillende manieren gebruikt
worden. Ten eerste kan de mest direct op het land gebracht worden. Daarnaast is het in gebieden
met een mestoverschot noodzakelijk om een deel van de mest te verwerken.
De verwerking van gescheiden mest levert, ten opzichte van mengmest, een aantal voordelen op.
Een daarvan is dot de twee stromen specifiek toegepast kunnen worden. De dunne fraktie is, vanwe
ge het hogere stikstofgehalte ten opzichte van het fosfaatgehalte. uitermate geschikt als meststof
voor gros-, mais- en fosfaatverzadigd land. De dikke fraktie is daarintegen zeer geschikt als meststof in
de akkerbouw. Dit vanwege het hogere fosfaatgehatte (ten opzichte van het nitraatgehatte).
Doordot deze fraktie een hoog droge stofgehatte bezit (± 30 %) zijn de transportkosten naar een te
kortgebied lager dan die van mengmest. Dit transport kan via de mestbank gebeuren.
DIREKTE TOEPASSING
DUNNE FRAKTIE
GRASLANCB
MAISLANDB
FOSFAANERMDIGDLAND
_..:..D_IK_K_E_F..:..RA_KT..:..IE-'-- ~ A_K_K_ER_B_O_U_W_--,-vl B,LM
B =UrrGEVOERD DOOR DE BOER
L = UrrGEVOERD DOOR DE LOONWERKER
M = UrrGEVOERD DOOR DE MESTBANK
De verwerking van mest is in wezen een scheidingsproces. Het water worctt uit de mest gehaald en
de nuttige en bemestende stoffen worden geconcentreerd. Hierbij wordt er gestreefd naar een zo
schoon mogelijk effluent (het water dot no de scheiding overblijft),
In een traditionele stal wordt de mest gescheiden geproduceerd (faeces en urine). Deze wordt ver
volgens intensief gemengd (in de kelder en tijdens transport),' Waarna er tijdens de mestverwerking
dure en energieverslindende scheidingstechnieken gebruikt worden.
De mest uit een optimale stal blijft gescheiden. Hierdoor is de verwerking van het OV8rschot relatief
eenvoudig. De dunne fraktie worctt no een korte voorbehandeling (aanzuring) in een energiezuinige
indamper ingedikt. Het water (destillaat) dot bij dit indampproces vrijkomt kan no een polishing, ge
loosd worden op het oppervlaktewater. De geconcentreerde mest (welke nog maar 5 tot 15 % van
z'n beginvolume heeft) bevat aile bemestende stoffen en heeft hierdoor een hoge bemestingswaar
de. Deze indamptechniek is in de afgelopen jaren ontwikkeld en uitgebreid getoetst. Hierbij is geble
ken dot mest, en in het bijzonder dunne mest. goed in te dampen is.
Het concentraat kan als vloeibare meststof gebruikt worden. Daarnaast is het mogelijk het concenpagina 20
Raodgevend Ingenfeursbura von Aspert B. VSysteemoverzJcht
troot. 01 don niet met een gedeelte von de dikke froktie. in een energiezuinige. emissievrije droger te
drogen tot mestkorrels. Deze korrels kunnen direct toegepost. of verrijkt worden.
De took von de centrale verwerkingsfobriek is dot hier de mestkorrels verrijkt worden. woardoor een
kunstmest veNongend produkt ontstoot. Dft product kon olle gewenste NPK verhoudingen hebben
en bevot. in tegenstelling tot kunstmest, een oonzjenlijke hoeveelheid orgonische stof. Tevens kunnen
de mestkorrels via deze orgonisotie. met een keurmerk. in het buitenlond ofgezet worden.
Aihoewel dit vonuit een milieuhygienisch oogpunt de voorkeur verdient zjjn de hieNoor besproken
MESTVERWERKlNG
UITGEVOERD COOR DE LOONWERKER
M'v'H.DROGER
L
DIREKTETOEPASSING
BLMM'v'H.INDAMPER
L
VERRIJKENC
DIREKTETOEPASSING
LM
mestbewerkingsinstollotie
VOORBEHANDELING
L
DISTRIBUTIEC
MARKT
DIKKE FRAKTIE
UrTGEVOERD COOR DE BOER
UrTGEVOERD IN EEN CENTRALE FABRIEK
B
L
c
M UrTGEVOERD DOOR DE MESTBANK
technieken zjjn niet aileen toeposboar op in de stol gescheiden mest. Sij dunne mestsoorten zools zeu
genmest en kolvermest kon ook effeetieve scheiding buiten de stol plootsvinden. Hetzelfde geldt in
zekere zjn voor stollen met een spoelsyteem woar de mestscheiding buiten de stol plootsvindt. Het
hongt hierbij von de specifieke opbouw von de stollen of of er op olternotieve wijze een reduktic ·In
de ommoniokemissie vonuit de stol gereoliseerd wordt. Kernpunten bij 01 die mogelijke stolvorionten
zijn dot de mest snel uit de stol verwijderd wordt en dot de mest gescheiden wordt in een dikke en
een dunne froctie. Het is hierbij echter moelijker om von de ventilotie lucht gebruik te moken om de
mest 01 voor te drogen hetgeen een grote energiebesporing geeft bij verdere bewerking von de
scheidingsproducten.
Doordot het merendeel von de huidige stollen nog verre von optimool is voor milieu en mestverwer
king wi er er slechts gelijdelijk met het ofschrijven von deze stollen een verondering komen in het
mestaanbod. Selangrijk is dot er nu al een infrastructuur opgebouwd wordt om de gescheiden mest
stromen of te nemen. Hier dreigt een vertragend kip en ei effect. Het is dan ook goed als met mest uit
overgangs stalsystemen deze verwerkingsstructuur gestort wordt.
pagina 21
Bijlage 2 Processchema lokale mestbewerking
PROCESSCHEMA lOKAlE MESTBEWERKING D.M.V. INDAMPING
HULPMIDDELENNH3 FIXATIE ENNEUTRAL/SATIE
,
AANVOER MEST AARDGAS
III,
6
r-------I+---t--r--;j-l---------II tI, ,
mestoonvoer en conditionering
1
indomper
1 t3
concentroot
2
destillootnozuivering
50).f;illvc
c 0<DL
I <D+-.0LV)o 0.20)
I
4
gasmotor
f-- - I
IIIII
I
I
I
II
I
1-1
II
I
IIIII
II
I
IIII
III
II
AFVOERCONCENTRAAT
vloeistofstoom
gos- of luchtstroom
1r
AFVOERDESTILLAAT
t tAFZUIGING ROOK& NIET GASCONDENSEERBAREGASSEN
1: MESTAANVOER EN CONDITIONERING
blower
concentraat osmosevanuit 4:destillaatnozuivering
zeefrest + bezinkselnaar 3:concentraat
mestaanvoer
lucht &koo/dioxide noor5: gos- en luchtbehandeling
mest naar 2:indomper
--tI
IJf\_
~I
I
I
I
I---
aerobevoorzuivering
zeef
vooropslag
dagtank
percolootbiofilter van 5:gos- en luchtbehondeling
oonvoer chemicalienm.b.v. gesloten wagen
chemicolien noar4: destillaatconditionering
chemicalienopsiag(inc!. lekbak enveiligheidsvoorzieningen)
chemicalien noar5: lucht- en gasbehandeling
2: INDAMPERvacuumpomp (3)
koelwater van6: gasmotor
mest van 1:mestaanvoer
afzuigpuntenhal naar 5:Lucht- en gasbehandeling
niet-condenseerbare gassennaar 5: lucht- engasbehandeling
estillaa ..
\afvoer naar 4:
1..---------1 destillaat-conditionering
\ I veiligheids\ \ filter
warmtewisselaar (1)
,--------------l--------~----------I II I ontgasser(2)I III
demlster
circulatiekringloop
hydrocycloon
circulatiepompdestillaatpomp(8)
!..- --
.--------------------: compressor (5)
~
~concentraat.
, afvoer naar 3:concentraat
3: CONCENTRAAT
concentraatbuffer
zeefrest van 1:mestoonvoer
concentraat von2: indamper
spui uit 5:lucht- en gasbehandeling
afvoervanconcentraat
4: DESTILLAATNAZUIVERIING
pH-correctie
destillaat vanuit2: indamper
doseringchemicalienvanuit 1:mestaanvoer
omgekeerdeosmose
controle
destillaatbuffernabeluchting
afvoer concentraatnaar 1:mestaanvoer
monstername afvoer destillaat
5: LUCHT EN GASBEHANDELING
----- ...... gereinigdelucht
lucht &kooldioxidevan (1): mestaanvoerencondiiionering
afzuigingwerkruimtevan 2:indamper
gassen uitvacuumpompindamper (2)
chemicalienvanuit 1:mestaanvoer
percolaatbiofilter naar 1:mestaanvoer enconditionering
l'I
I
IrI
I
IIIII
I
I
rI
I
-I
IIIII
IIIII
I
I
zure gaswasser
biobed
ammoniumzout~-----1.-Joplossing naar 3:
concentraat
6 GASMOTOR
noodkoeler
r
koelwoter von I2 indomper
rkoelwoter noor 2Iindomper
gasmotorbrondstof noor Imotor
Jrookgossen noorIschoorsteen
hydrauliekofgenerator
Bijlage 3 Vogelvluchtperspectief standaardontwerp lokale mestbewerking
Bijlage 4 Samenvatting installatiekenmerken
OVERZICHT KENMERKEN LOKALE MESTBEWERKINGSINSTALLATIE
nieuwe inrichting
type activiteit:
activiteit:
verwerkingscapaci tei t:
verkeersbewegingen :
waterlozing:
bodem:
lucht:
geluid:
ruimtebeslag:
(bij benadering)
loonwerk
volume verkleining van dunne mest door wateronttrekking
67.500 ton/jaar
8 vrachten per dag met een volume van 35 ton, circa een vracht
per week voor hulpstoffen en het werkverkeer van de operator.
Al het verkeer is geconcentreerd in de periode 7.00-19.00 uur.
ongeveer 60.000 ton/jaar (oppervlaktewaterkwaliteit)
Beperking effecten door gesloten bedrijfsvoering en
vloeistofdichte vloeren
totaal aan luchtafvoer ca. 300m3/uur. Deze lucht wordt
gezuiverd via een gaswasser en biobed. De luchtkwaliteit is
in overeenstemming met de normen zoals vastgelegd in de NER.
conform de wetgeluidhinder.
een hal van 20x40 meter en 5 overdekte voorraad-en
opslagtanks, waarvan twee met een doorsnede van 20 m en drie
met een doorsnede van 10 m. Het hoogste punt van de de tanks is
lager dan de nokhoogte van de loods.
Bijlage 5 Situatie te Raalte, Schaal 1: 50.000
...
"
. '..... .':
....
.' ~ "
':,.::" ,.:' ,.
. ~ ..'.
Bijlage 6 Situatie Raalte, schaal 1 : 5.000
---i\
,t.C';-I
r?(;
....."---...
---~_..:-
_._';.-'
/
------......
~\\1\\\\\\1\\II
\\III'.\"'IIII,,\
------"....-..........I ....,
I! r-/--....r-~i"f--'r_ <---. --;1 /II! II ;_
/1
\\\
1Wf;J\f1d ~'(N)HHSJS\=J"8 31dO)\"I 1\ 7 I I I
.\
/
/.,i ) -::--i----I! .'. _..___- \
!I _---- \ .."---- \;,'-- j r-- \" .'.- \
~ \_.._._..;-·--v \ fC---; I~-~ ,>;.- .J I1 I.'\ I
\ I/
\\ 11~ .'.,<., f
\ I
' I,'.... I I
' i .
'\ ! II..;:~:..,~... \ _~o ;",I-..1':;':-./ \ ._- 1,,- . I
( '/~ "----,., ,..j -i I \ .--- I '--""
.... - '.,f ~ i......~ f !/ --•f\--______ ..... •• •
// _._--/-.----.:::~ ,- ---~-~._.-. !" -r--.------ -.~
--------- I/---------------.. I
-..---./
II l-- ._.
I --- . _/
//
--
\\,
I,I
\\\,
.-~\ II '\ ,, I, ,I I\ \, ,\ .J..-
...... "....-.-...
""
......_-..-._--.-.-.
\\
\
\,\......-..
..-"....-~.~~~~=~~~---
-L .I
.~-.-
-\'
1L_
\. ...\
"," '.
....,'. 1/"
."........
' ...... -
I:I
\\\\\ ..i\{< .....,/..'
.~.•....'
....",
.r.~,
,...... '....,..
··--_T-,.... _ ..,)~ -_...
\\\\ '".....
./...,.\',.-/\, \
./ \ "\ \
\ I\ '.
\
\\,
\'
I
.71'~,.......
.......,......,
..... .. ............ ......
.......... ........
...........
"
" "
,"
\ // \ 1\ \I \ I \ I.,. /-._-- . L \ \
I I' [(1·,.......-" ~ \ \ 1\-i ..... '" \
. \ '" \ \
/ ;/\\ "', /'/\ \, \.'\ ",./ \\ \
...... I \ '\. •• -1; \
-"f \\ '" /'\ \ \I ~ ~/ , \, \\ /;/ \
~ ~/ . \ I
\' ...~. \ \ \'\ .// \ I
\ ..';" \ r--I"\ . . .\ \ f J
I ,I I
I i \ I II; '. I I
I \ \ \ i /• - -- --__ I' \ ! I
--- -\\ \ I /. \\ \ ~/----
'.;
~~,.
\.,
'\
.'
\".
, " ..
..................
'.,"
'.
./.~~,,,
. .;".".
.'
, ~----------_._- - .
-".
""
'.",..."\'\....
'~,,~
...:.::.~ ....
..•...-...... '~",
./_.... ......
"" '", \ \",,
'-.
''-. ":'.
,..
".
"
..<>.,r··
".
/i
/,/....'
'iI'";\
\\
",,,,,,,""co'",'"c--,--,.--.::"-.-~~.//, ...-~-1 ..rJI; -, 1.. ,~.
\ ..··l·~J CJ ;' 0',,"'t""'" "
./
//.,.-
//
.,'
"
.'.- ~ _.~._~-..: __ ._- .._----_. __.-'----_._------_.__.__._~---,-
T~~-.II' I'll- .• II I Ii
./ -II .. /1;/~.... !) I I ,.;,,:
/,
//
,- .-
.- , '" i I ; 11' I Lfi .-.', I I,' ,1 }:.. j :iii ! .' ".__"."~ !
~! I &0' ~ / ,I I !llil l \k'';(Jg ,l 'L;;jt=' I ,/ I~Cl'~/.... / 0 r~~., ,... , , i. , ••
.... / /"'. /~r...... ................... ~~
.... \)'///) .-.>.;<:/'
.".,
BijIage 7 Situatie Raalte, schaal 1 : 3.500
\ r \ ./ -1 \ "
~\ '\ \ \\ \ \ iI d~1
' W.5FP.~.r.I" iI
\ \ -~I tJ \, [1I'T(\
\. -. - . -i: J11),,/N I
I UI
I
\(,,/\1I
L
IJl r II
I
I, / /:2tJ~\ ~~f- I,
/1~(" i~' j, i• '-- ,. f ~-' 1("./ K~/tl-I "-/"- ~ Y]J i' ,,-1.-', ., -. -,;, :(, I \ \ .. . .'"
1/ - .- - ..../ ~ \,_ I jt:n-,.......-,r
1/,- -' _ .....
\\,
/ "
1... - -,\ \
_.. .- -- ... - ...! I ' . .... '. , '.-
j \ \ '
\ \
\ 1 \\ \ .-
Bestaande situatie bestemmingsplan.
\\
Mogelijke nieuwe situatie bestemmingsplan.
\ \1 \
\ \,
/II
I
\
Bijlage 8 Schets mogelijke inrichting van het bOllwperceel, schaal 1:1000
~ll
~. rf!Ii!Jrf!Ii!J.
weseperweg