Upload
hathuan
View
228
Download
1
Embed Size (px)
Citation preview
Pagina 1 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
RAPPORT 2005 – MODELTEKSTEN 7.17 BW
INLEIDING MODELTEKSTEN 7.17 BW VOOR BEURSVERZEKERINGEN ...................................................................... 2
Het nieuwe verzekeringsrecht ................................................................................................................................... 2
Karakterisering van het nieuwe verzekeringsrecht ................................................................................................... 2
Invoering .................................................................................................................................................................... 3
AFDELING 1 ALGEMENE BEPALINGEN .................................................................................................................... 4
Artikel 7.17.1.1 (7:925) Definitie verzekeringsovereenkomst ................................................................................... 4
Artikel 7.17.1.4 – 7.17.1.6 (7:928 - 931) Mededelingsplicht ..................................................................................... 5
Artikel 7.17.1.9 (7:933) Mededelingen verzekeraar ................................................................................................ 13
Artikel 7.17.1.10 (7:934) Verzuim van premiebetaling (voor zakelijke polissen zonder VNAB
premiebetalingsclausule) ......................................................................................................................................... 14
Artikel 7.17.1.11 (7:936) Premie- en schadebetalingsclausule ................................................................................ 16
7.17.1.11a kwijting verzekeraar .............................................................................................................................. 17
Artikel 7.17.1.12 en 12a ( 7:938 en 7:939) Premierestitutie ................................................................................... 20
Artikel 7.17.1.13 (7:940) Duur en einde van de verzekering (centrale opzeggingsbepaling) ................................. 21
Artikel 7.17.1.14 (7:941) Schademelding ................................................................................................................. 24
Artikel 7.17.1.15 (7:942) Verjaring .......................................................................................................................... 27
AFDELING 2 SCHADEVERZEKERING ...................................................................................................................... 28
Artikel 7.17.2.8 (7:951) Eigen gebrek ...................................................................................................................... 28
Artikel 7.17.2.9 (7:952) Eigen schuld ....................................................................................................................... 29
Artikel 7.17.2.9c (7:954) Directe actie ..................................................................................................................... 32
Artikel 7.17.2.18 (7:957) Bereddingskosten ............................................................................................................ 33
Artikel 7.17.2.21 (7:958) Onderverzekering en premier risque ............................................................................... 35
Artikel 7.17.2.24a (7:961) Samenloop bij verzekeringen ......................................................................................... 37
Pagina 2 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
INLEIDING MODELTEKSTEN 7.17 BW VOOR BEURSVERZEKERINGEN
HET NIEUWE VERZEKERINGSRECHT
Hoewel de parlementaire behandeling van het in 1986 ingediende wetsontwerp inzake het nieuwe
verzekeringsrecht nog niet is voltooid en er dus ook nog niets met zekerheid kan worden gezegd – dit geldt ook voor
de nummering zoals die na invoering van het BW zal luiden waarbij een rol speelt dat er recentelijk nog wat
aanvullingen en wijzigingen in het wetsvoorstel zijn aangebracht– is invoering per 1 januari 2006 vrijwel zeker. De
oude wettelijke regeling in het Wetboek van Koophandel wordt dan vervangen door een nieuwe wettelijke regeling
in het Burgerlijk Wetboek (Boek 7, titel 17).
De VNAB zal eventuele wijzigingen die in het kader van de parlementaire behandeling nog worden aangebracht en
die gevolgen hebben voor dit rapport, zo snel mogelijk onder de aandacht van de leden brengen en het rapport
daarop aanpassen.
Bij het opstellen van deze modelteksten voor beursverzekeringen hebben wij dankbaar gebruik gemaakt van de
modelteksten die in februari van dit jaar onder auspiciën van het Verbond van Verzekeraars tot stand zijn gekomen.
Wij hebben die modelteksten toegesneden op beursverzekeringen en waar nodig uitgebreid met nieuwe
modelteksten. Daarbij hebben wij de jongste wijzigingen (tot 1 juli 2005) als gevolg van de parlementaire
behandeling van titel 7.17, meegenomen. Over transportverzekeringen zal nog een afzonderlijke aanvulling
verschijnen.
Met nadruk wordt er op gewezen dat de in dit rapport neergelegde modelteksten louter als leidraad dienen. Zij zijn
niet bindend en het staat alle leden van de VNAB vrij om andere polisvoorwaarden aan hun klanten aan te bieden.
De in dit rapport neergelegde modelteksten zullen voor elke belanghebbende toegankelijk gemaakt worden op de
website van de VNAB.
Voor relevante wetsartikelen uit titel 7.17 wordt bekeken wat voor nieuws het brengt voor de praktijk en wat de
relevante gevolgen van het overgangsrecht zijn. In veel gevallen wordt een modeltekst verstrekt voor een
polisclausule of aanvraagformulier. Voor de goede orde zij erop gewezen dat hoofdzakelijk die wetsartikelen worden
behandeld die van belang zijn voor beurspolisvoorwaarden en aanvraagformulieren. Het rapport bevat dus niet een
behandeling van alle van belang zijnde wetsartikelen.
KARAKTERISERING VAN HET NIEUWE VERZEKERINGSRECHT
Het nieuwe verzekeringsrecht zal geen revolutionaire gevolgen hebben voor de wijze waarop verzekeringen gesloten
en behandeld worden. Weliswaar worden er enkele nieuwigheden geïntroduceerd die gevolgen zullen hebben voor
de bedrijfsvoering – zoals op het gebied van verzwijging bij het aangaan van de verzekering en de directe actie bij
aansprakelijkheidsverzekeringen – maar voor een belangrijk deel legt het nieuwe recht in de wet vast, wat op grond
van jurisprudentie onder het oude recht al gold. Een belangrijk verschil met het oude recht is wel, en dat is in het
bijzonder voor de opstellers van polisvoorwaarden en voorbedrukte aanvraagformulieren van belang, dat het
nieuwe recht deels bestaat uit dwingend recht en semi-dwingend recht en dat laatste dan nog in twee gradaties.
Onder dwingend recht worden bepalingen verstaan, waarvan in het geheel niet bij overeenkomst kan worden
afgeweken. Van semi-dwingend recht kan men in beginsel in de overeenkomst afwijken, maar niet ten nadele van:
• de verzekeringnemer, de verzekerde of andere aangegeven personen zoals een derde of een benadeelde;
Pagina 3 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
• de verzekeringnemer of de verzekerde, voor zover deze niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf
handelt.
In de artikelen 7.17.1.16 (7:943) (algemeen) en 7.17.2.25a (7:963) (schadeverzekering) vindt u voor de twee eerste
afdelingen van titel 7.17 aangegeven voor welk artikel welk regiem van toepassing is. Waar dat van belang is, vindt
u dit in het voorliggende rapport bij de behandeling van het desbetreffende artikel aangegeven.
INVOERING
Zoals gezegd is het vrijwel zeker dat het nieuwe verzekeringsrecht per 1 januari 2006 van kracht zal worden. Posten
die vanaf die datum worden afgesloten zullen volledig onderworpen zijn aan het nieuwe recht, waarbij overigens
ook vele artikelen directe werking zullen hebben op reeds lopende verzekeringen. In dit verband is van belang dat
het oude recht – de bekende bepalingen in het Wetboek van Koophandel – per gelijke datum wordt ingetrokken.
Voor zover polisvoorwaarden daarnaar (expliciet of impliciet) verwijzen of daarop gebaseerd zijn, missen zij dus de
aansluiting aan het nieuwe recht. Dat is met name van belang voor de uitsluiting van schade die het gevolg is van
eigen schuld (artikel 276 en 294 WvK) en bij de gevolgen van wijziging van bestemming bij brandverzekeringen
(artikel 293 WvK). De daarop betrekking hebbende bepalingen in het Wetboek van Koophandel komen in het nieuwe
recht gewijzigd of helemaal niet terug.
Voor posten die op de datum van invoering al lopen is het overgangsrecht van belang. Voor alle in dit rapport
behandelde wetsartikelen is de werking van het overgangsrecht weergegeven. In dit verband kan er nog op worden
gewezen dat de wettelijke regeling inzake wijziging van bestemming van kracht blijft voor verzekeringen die zijn
aangegaan onder het oude recht. Over andere aspecten van het overgangsrecht zal de VNAB u, mocht daartoe
aanleiding zijn, nader informeren.
Het rapport is samengesteld door de VNAB Commissie wijziging Verzekeringsrecht (WVR) in samenwerking met de
Juridische Commissie Schade van het Verbond (J.C.S.).
Pagina 4 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
AFDELING 1 ALGEMENE BEPALINGEN
ARTIKEL 7.17.1.1 (7:925) DEFINITIE VERZEKERINGSOVEREENKOMST
Wettekst
1. Verzekering is een overeenkomst waarbij de ene partij, de verzekeraar, zich tegen het genot van premie
jegens haar wederpartij, de verzekeringnemer, verbindt tot het doen van een of meer uitkeringen, en bij
het sluiten der overeenkomst voor partijen geen zekerheid bestaat, dat, wanneer of tot welk bedrag enige
uitkering moet worden gedaan, of ook hoe lang de overeengekomen premiebetaling zal duren. Zij is hetzij
schadeverzekering, hetzij sommenverzekering.
2. Persoonsverzekering is de verzekering welke het leven of de gezondheid van een mens betreft.
Wat voor nieuws brengt 7.17.1.1 (7:925)?
In de nieuwe definitie van verzekering is het vereiste van onzekerheid niet langer gekoppeld aan ‘een voorval’ en
daarmee is het begrip ‘onzeker voorval’ verdwenen uit de definitie van de verzekeringsovereenkomst.
Dat schept de mogelijkheid dat een verzekerde zich erop beroept dat overeenkomstig het bepaalde in art. 7.17.1.1
(7:925) aan het vereiste van onzekerheid is voldaan in een situatie dat weliswaar ten tijde van het sluiten van de
verzekering voor hem zeker was dat een schadebrengende gebeurtenis zich zou voordoen, maar niet hoe groot de
daaruit voortvloeiende schade zou uitvallen. Alsdan komt het nog sterker dan onder het oude recht uiteindelijk aan
op de uitleg van hetgeen partijen omtrent de reikwijdte van het verzekerd risico zijn overeengekomen.
Overgangsrecht?
Directe werking.
Wat betekent dit voor de polisvoorwaarden?
Beurspartijen die, overeenkomstig het regiem van het oude recht, de vereiste onzekerheid aan het verzekerde
voorval willen koppelen, zouden dat kunnen bereiken met een bepaling als hieronder geformuleerd.
DEFINITIES ONZEKER VOORVAL
Schadeverzekering (inclusief ongevallenverzekering)
Deze overeenkomst beantwoordt – tenzij partijen uitdrukkelijk anders zijn overeengekomen – aan het vereiste van
onzekerheid als bedoeld in artikel 7.17.1.1 (7:925) BW, indien en voor zover de schade op vergoeding waarvan
aanspraak wordt gemaakt, het gevolg is van een gebeurtenis waarvan voor partijen ten tijde van het sluiten van de
verzekering onzeker was dat daaruit voor verzekerde schade was ontstaan dan wel naar de normale loop van
omstandigheden nog zou ontstaan.
Aansprakelijkheidsverzekering
Deze overeenkomst beantwoordt – tenzij partijen uitdrukkelijk anders zijn overeengekomen – aan het vereiste van
onzekerheid als bedoeld in artikel 7.17.1.1 (7:925) BW, indien en voor zover de door een derde geleden schade op
vergoeding waarvan jegens een verzekerde aanspraak wordt gemaakt, het gevolg is van een gebeurtenis waarvan
Pagina 5 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
voor partijen ten tijde van het sluiten van de verzekering onzeker was dat daaruit schade voor de derde was ontstaan
dan wel naar de normale loop van omstandigheden nog zou ontstaan.
Schade- en aansprakelijkheidsverzekering (inclusief ongevallenverzekering)
Deze overeenkomst beantwoordt – tenzij partijen uitdrukkelijk anders zijn overeengekomen – aan het vereiste van
onzekerheid als bedoeld in artikel 7.17.1.1 (7:925) BW, indien en voor zover de door verzekerde of een derde geleden
schade op vergoeding waarvan jegens verzekeraar resp. een verzekerde aanspraak wordt gemaakt, het gevolg is van
een gebeurtenis waarvan voor partijen ten tijde van het sluiten van de verzekering onzeker was dat daaruit schade
voor de verzekerde resp. de derde was ontstaan dan wel naar de normale loop van omstandigheden zou ontstaan.
ARTIKEL 7.17.1.4 – 7.17.1.6 (7:928 - 931) MEDEDELINGSPLICHT
Wettekst
Artikel 7.17.1.4
1. De verzekeringnemer is verplicht vóór het sluiten van de overeenkomst aan de verzekeraar alle feiten mede
te delen die hij kent of behoort te kennen, en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing
van de verzekeraar of, en zo ja, op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen sluiten, afhangt of kan
afhangen.
2. Indien de belangen van een bij het aangaan van de verzekering bekende derde worden gedekt, omvat de
in lid 1 bedoelde verplichting mede de hem betreffende feiten die deze kent of behoort te kennen, en
waarvan, naar deze weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar afhangt of kan afhangen.
De vorige zin mist toepassing bij persoonsverzekering.
3. Betreft een persoonsverzekering het risico van een bekende derde die de leeftijd van zestien jaren heeft
bereikt, dan omvat de mededelingsplicht mede de hem betreffende feiten die deze kent of behoort te
kennen en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar afhangt of kan
afhangen.
4. De mededelingsplicht betreft niet feiten die de verzekeraar reeds kent of behoort te kennen, en evenmin
feiten, die niet tot een voor de verzekeringnemer ongunstiger beslissing zouden hebben geleid. De
verzekeringnemer of de derde, bedoeld in lid 2 of lid 3, kan zich er echter niet op beroepen dat de
verzekeraar bepaalde feiten reeds kent of behoort te kennen, indien op een daarop gerichte vraag een
onjuist of onvolledig antwoord is gegeven. De mededelingsplicht betreft voorts geen feiten waarnaar
ingevolge de artikelen 4 tot en met 6 van de Wet op de medische keuringen in de daar bedoelde gevallen
geen medisch onderzoek mag worden verricht en geen vragen mogen worden gesteld.
5. De verzekeringnemer is slechts verplicht feiten mede te delen omtrent zijn strafrechtelijk verleden of
omtrent dat van derden, voor zover zij zijn voorgevallen binnen de acht jaren die aan het sluiten van de
verzekering vooraf zijn gegaan en voor zover de verzekeraar omtrent dat verleden uitdrukkelijk een vraag
heeft gesteld in niet voor misverstand vatbare termen.
6. Indien de verzekering is gesloten op de grondslag van een door de verzekeraar opgestelde vragenlijst, kan
deze zich er niet op beroepen dat vragen niet zijn beantwoord, of feiten waarnaar niet was gevraagd, niet
zijn medegedeeld, en evenmin dat een in algemene termen vervatte vraag onvolledig is beantwoord, tenzij
is gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden.
Pagina 6 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
Artikel 7.17.1.5
1. De verzekeraar die ontdekt dat aan de in artikel 4 omschreven mededelingsplicht niet is voldaan, kan de
gevolgen daarvan slechts inroepen indien hij de verzekeringnemer binnen twee maanden na de ontdekking
op de niet-nakoming wijst onder vermelding van de mogelijke gevolgen.
2. De verzekeraar die ontdekt dat de verzekeringnemer heeft gehandeld met het opzet hem te misleiden of
die bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben gesloten, kan de overeenkomst
binnen twee maanden na ontdekking met dadelijke ingang opzeggen.
3. De verzekeringnemer kan de overeenkomst met dadelijke ingang opzeggen binnen twee maanden nadat
de verzekeraar overeenkomstig lid 1 heeft gehandeld of zich bij de verwezenlijking van het risico op de niet-
nakoming van de mededelingsplicht beroept. Bij persoonsverzekering kan de verzekeringnemer de
beëindiging beperken tot de persoon, wiens risico het beroep op de niet-nakoming betreft.
Artikel 7.17.1.6
1. Indien aan de in artikel 4 omschreven mededelingsplicht niet is voldaan bestaat alleen recht op uitkering
overeenkomstig de leden 2 en 3.
2. De bedongen uitkering geschiedt onverkort, indien de niet of onjuist meegedeelde feiten van geen belang
zijn voor de beoordeling van het risico, zoals zich dit heeft verwezenlijkt.
3. Indien aan lid 2 niet is voldaan, maar de verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken een hogere
premie zou hebben bedongen, of de verzekering tot een lager bedrag zou hebben gesloten, wordt de
uitkering verminderd naar evenredigheid van hetgeen de premie meer of de verzekerde som minder zou
hebben bedragen. Zou de verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken andere voorwaarden hebben
gesteld, dan is slechts een uitkering verschuldigd als waren deze voorwaarden in de overeenkomst
opgenomen.
4. In afwijking van de leden 2 en 3 is geen uitkering verschuldigd indien de verzekeraar bij kennis van de ware
stand van zaken geen verzekering zou hebben gesloten.
5. In afwijking van de leden 2 en 3 is geen uitkering verschuldigd aan de verzekeringnemer of de derde,
bedoeld in artikel 4 lid 2 of lid 3, die heeft gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden. Evenmin
is een uitkering verschuldigd aan de derde indien de verzekeringnemer, met het opzet de verzekeraar te
misleiden, niet heeft voldaan aan de mededelingsplicht betreffende de derde.
Artikel 7.17.1.6a
De verzekeraar kan zich niet beroepen op de vernietigingsgronden als bedoeld in de artikelen 44 lid 3 van Boek 3 en
228 van Boek 6.
Wat voor nieuws brengt 7.17.1.4 (7:928)?
1. Onder het oude recht (artikel 251 Wetboek van Koophandel) was elke verzekeringsovereenkomst
vernietigbaar, als verzekeringnemer bij het sluiten ervan onjuiste of onvolledige antwoorden had gegeven.
Onder het nieuwe recht is het accent verlegd van de sanctie op ‘verzwijging’ naar het beschrijven van de
mededelingsplicht. In vele jaren rechtspraak is de omvang van die mededelingsplicht ingevuld en die is
thans in artikel 7.17.1.4 (7:928) wettelijk vastgelegd (codificatie van de jurisprudentie).
2. Verzekeringnemer moet vóór het sluiten van de verzekering alle feiten meedelen die hij kent of behoort te
kennen en waarvan hij weet of behoort te begrijpen dat die van belang (kunnen) zijn voor de
acceptatiebeslissing van de verzekeraar (lid1). Dat betekent dat het aanvraagformulier zo duidelijk moet
Pagina 7 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
worden opgesteld, dat het geen misverstanden kan geven. Daarom moet verzekeringnemer ook duidelijk
gewezen worden op de noodzaak van het juist en volledig invullen van het aanvraagformulier.
3. De mededelingsplicht geldt ook voor feiten die bekend zijn bij een derde, wiens belangen worden
meeverzekerd (lid 2). Bij persoonsverzekeringen geldt deze verruimde mededelingsplicht alleen voor
derden van zestien jaar en ouder (lid 3).
4. De verzekeringnemer hoeft geen feiten mee te delen die niet tot ongunstiger voorwaarden zouden hebben
geleid. Hij hoeft ook geen feiten mee te delen die de verzekeraar al kent of behoort te kennen, maar als de
verzekeraar daar toch naar vraagt, moet hij wel juist en volledig antwoorden. Een gestelde vraag, waarvan
het antwoord al bij de verzekeraar bekend wordt verondersteld, moet dus wel volledig beantwoord worden
(lid 4).
5. Met betrekking tot een strafrechtelijk verleden mag alleen naar feiten gevraagd worden die zijn
voorgevallen binnen 8 jaar voorafgaande aan het sluiten van de verzekering. Deze vraag moet in niet voor
misverstand vatbare termen gesteld worden (lid 5).
6. Als de verzekeraar een vragenlijst hanteert, kan hij zich niet beroepen op het niet beantwoorden van wel
gestelde vragen of op het niet volledig beantwoorden van een in algemene termen gestelde vraag, en ook
niet op het niet melden van feiten waarnaar niet is gevraagd, tenzij hij met opzet is misleid (lid 6).
7. Het artikel over de mededelingsplicht is alleen voor consumenten van dwingend recht, zodat overwogen
kan worden in het aanvraagformulier voor bedrijven wel een algemene slotvraag op te nemen.
Bijzonderheden bij beursverzekeringen
Op de beurs komen verzekeringen veelal zonder ondertekend aanvraagformulier tot stand, althans in de branches
Brand, Transport en Technische Verzekeringen, waaronder CAR-verzekeringen. Beursverzekeraars laten zich over
het te verzekeren risico doorgaans informeren door middel van inspectierapporten en door informatie die de
makelaar over het risico geeft (z.g. underwriting information). In de beurstekening rust de mededelingsplicht in de
praktijk dus op de makelaar en dat betekent weer dat een onjuiste of onware opgave van de makelaar er toe kan
leiden dat verzekeraars met succes een beroep op ontbreken van dekking tegenover de verzekerde kan doen.1
Property en marine
Bij het accepteren van property- en marineverzekeringen op de beurs wordt, in tegenstelling tot de provincie, geen
aandacht besteed aan het morele risico van bestuurders, commissarissen of aandeelhouders van de rechtspersoon.
Dat wekt in zoverre verbazing dat ook voor beursposten kan gelden dat een strafrechtelijk verleden van bestuurders
(bijv. een veroordeling wegens fraude of oplichting) een verhoogde kans op schade door opzet, roekeloosheid of
merkelijke schuld van de bestuurder kan meebrengen en dus een verhoogde kans op een uitkering door verzekeraars,
als die opzet, roekeloosheid of merkelijke schuld niet kan worden bewezen. Daarnaast is denkbaar dat bestuurders
met een strafblad het minder nauw nemen met bijv. veiligheidsvoorschriften waardoor de kans op schade eveneens
kan toenemen. Om die redenen valt het goed te rechtvaardigen dat beursverzekeraars via de makelaar ook
1 Vergelijk J.G.C. Kamphuisen, De opdracht aan de assurantietussenpersoon, 1994, pag. 31: “Anderzijds is de verzekeraar, zeker
in het beurscircuit, bij de beoordeling van het risico afhankelijk van hetgeen de tussenpersoon hem daarover meedeelt. Wanneer
de tussenpersoon, zonder dat de cliënt daarvan weet, essentiële informatie die hij van de cliënt heeft gekregen of die hij op grond
van zijn vakkennis aan de aspirant-verzekerde had moeten vragen, niet vermeldt, dan zal de verzekering wegens verzwijging
aangetast kunnen worden.”
Pagina 8 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
informatie verkrijgen over het strafrechtelijke verleden van bestuurders door middel van een door de rechtspersoon
zelf ondertekende verklaring.
Liability en ongevallen
Aansprakelijkheidsverzekeringen, die via de beurs op makelaarscondities worden gesloten komen veelal wel op basis
van een aanvraagformulier tot stand. In vele aanvraagformulieren voor aansprakelijkheidsverzekeringen wordt
echter geen informatie gevraagd over de bestuurders van de rechtspersoon, met uitzondering van de D&O
verzekering en de beroepsaansprakelijkheidsverzekering. In aanvraagformulieren voor de beroepsaansprakelijkheid
is soms een vraag opgenomen naar het strafrechtelijk verleden van “verzekerden” .
Dat neemt niet weg dat voor deze verzekeringen een modelaanvraagformulier wel toegevoegde waarde zou kunnen
hebben, zij het niet voor alle verzekerden, met name niet bij de zeer grote ondernemingen met vele
dochterondernemingen en ondernemingen die hun aansprakelijkheid hebben verzekerd op een internationaal
verzekeringsprogramma. Hetzelfde geldt voor collectieve ongevallenverzekeringen voor bedrijven.
Overgangsrecht?
Voor de artikelen 7.17.1.4 en 7.17.1.6a geldt uitgestelde werking. Artikelen 7.17.1.4 – 7.17.1.6a zijn van toepassing
op na in werking treden van de wet GESLOTEN verzekeringen. Voor de artikelen 7.17.1.5 en 7.17.1.6
(rechtsgevolgen/sancties in geval van niet nakomen van de mededelingsplicht) geldt uitgestelde werking, maar in
beperkte mate. De rechtsgevolgen/sancties van het oude recht blijven van kracht voor lopende polissen indien de
verzekeraar zich tegenover de verzekerde binnen een jaar nadat het tijdstip van in werking treden van de nieuwe
wet is verstreken erop beroept dat aan de mededelingsplicht van artikel 251 K niet is voldaan.
N.B.: Dit betekent dus dat het oude recht voor wat betreft de omvang en de sancties van de mededelingsplicht ook
van toepassing blijft op nieuwe verzekeringen die op of na 1 januari 2006 ingaan, maar voor die datum zijn
aangegaan.
Wat betekent dit voor aanvraagformulieren?
Modelteksten m.b.t. aanvraagformulieren voor bedrijven voor aansprakelijkheidsverzekeringen en voor
persoonsverzekeringen, zoals collectieve ongevallenverzekeringen, volgen hieronder. De teksten behelzen een
toelichting op de reikwijdte van de mededelingsplicht en de vraag naar het strafrechtelijk verleden.
Aanvraagformulier beursaansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven
Belangrijk: toelichting op de reikwijdte van de mededelingsplicht
1. Als aanvrager/kandidaat-verzekeringnemer bent u verplicht de gestelde vragen in dit aanvraagformulier zo
volledig mogelijk te beantwoorden. Dit geldt ook voor feiten en omstandigheden die betrekking hebben op
een bij het sluiten van deze verzekering bekende derde, wiens belangen worden meeverzekerd. Bij de
beantwoording is bovendien niet alleen de eigen wetenschap van de aanvrager bepalend, maar ook die van
de andere belanghebbenden bij deze verzekering. Vragen waarvan u het antwoord al bij de verzekeraar
bekend veronderstelt, moet u toch zo volledig mogelijk beantwoorden.
Pagina 9 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
1. Indien u niet volledig aan uw mededelingsplicht heeft voldaan, kan zulks ertoe leiden dat het recht op
uitkering wordt beperkt of zelfs vervalt. Indien u met opzet tot misleiden van de verzekeraar heeft
gehandeld of deze bij kennis omtrent de ware stand van zaken de verzekering nimmer zou hebben gesloten,
heeft hij tevens het recht de verzekering op te zeggen.
2. Indien deze verzekering wordt aangevraagd mede ten behoeve van een maatschap, een vennootschap
onder firma of een rechtspersoon, dan gelden de vragen die gericht zijn op het schadeverleden, opgezegde
verzekeringen, het strafrechtelijk verleden en de slotvraag, ook voor:
de leden van de maatschap;
de (commanditaire) vennoten van de vennootschap onder firma (VOF);
de statutair directeur(en)/bestuurder(s) van de rechtspersoon;
de aandeelhouder(s) met een belang van 33,3% of meer en – zo deze zelf een rechtspersoon is (zijn) –
hun statutair directeur(en)/bestuurder(s) [en aandeelhouder(s) met een belang van 33,3% of meer].
3. Feiten en omstandigheden die u bekend worden nadat u deze aanvraag heeft ingezonden, maar voordat
de verzekeraar u heeft bericht over zijn definitieve beslissing het door u ter verzekeringaangeboden risico
al dan niet te verzekeren, moet u alsnog aan de verzekeraar mededelen, indien deze vallen onder de
vraagstelling in het aanvraagformulier dat u, tezamen met de op de aangevraagde verzekeringsdekking van
toepassing zijnde voorwaarden van verzekering, in tweevoud ter hand is gesteld.
4. In afwijking van het bepaalde in artikel 7.17.1.4 (7:928), lid 6, BW gelden ten aanzien van de
mededelingsplicht voor deze verzekering bovendien de volgende uitgangspunten:
een niet beantwoorde of open gelaten vraag wordt geacht ontkennend te zijn beantwoord;
de slotvraag dient volledig te worden beantwoord. De slotvraag wordt geacht onvolledig te zijn
beantwoord, indien daarbij feiten en omstandigheden zijn verzwegen of verkeerd voorgesteld waarvan
aanvrager, bij voorbeeld op grond van de overige op het aanvraagformulier gestelde vragen en/of de
aard van de aangevraagde verzekering in relatie tot hetgeen niet is opgegeven of verkeerd is
voorgesteld, in redelijkheid moest begrijpen dat deze voor de beoordeling van het ter verzekering
aangeboden risico van belang konden zijn.
Verzekeringnemer
Naam bedrijf
…………………………
Gegevens statutaire directeur(en)/bestuurder(s), firmanten, maatschapsleden, eigenaar(s)/aandeelhouder(s) met
een belang van 33,3% of meer, en – zo deze zelf een rechtspersoon is (zijn) – hun statutaire
directeur(en)/bestuurder(s) [en aandeelhouder(s) met een belang van 33,3% of meer]:
Naam en voorletters privé-adres geb. datum nationaliteit functie
1. ……………………………. …………………. ….…………….. …………………. ………………
2. …………………………… …………………. ………………… …………………. ………………
Pagina 10 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
Strafrechtelijk verleden (zie ook de toelichting op de reikwijdte van de mededelingsplicht)
Bent u of een andere belanghebbende bij deze verzekering, in de laatste acht jaar, als verdachte of ter uitvoering
van een opgelegde (straf)maatregel, in aanraking geweest met politie of justitie in verband met:
• wederrechtelijk verkregen of te verkrijgen voordeel, zoals diefstal, verduistering, bedrog oplichting,
valsheid in geschrifte of poging(en) daartoe;
• wederrechtelijke benadeling van anderen, zoals vernieling of beschadiging, mishandeling, afpersing en
afdreiging of enig misdrijf gericht tegen de persoonlijke vrijheid of tegen het leven of poging(en) daartoe;
• overtreding van de Wet wapens en munitie, de Opiumwet, de Wet economische delicten?2
Zo ja, geef dan aan om welk strafbaar feit het ging, of het tot een rechtszaak is gekomen, wat het resultaat daarvan
was en of eventuele (straf)maatregelen al ten uitvoer zijn gelegd. Indien het niet tot een rechtszaak is gekomen, geef
dan aan of er sprake is geweest van een schikking met het Openbaar Ministerie, en zo ja, tegen welke voorwaarden
de schikking tot stand kwam. (U kunt deze informatie desgewenst vertrouwelijk aan de directie zenden.)
Let op: indien de kandidaat-verzekeringnemer een rechtspersoon, maatschap of (commanditaire) vennootschap
onder firma is, geldt deze vraag ook voor de in de toelichting onder punt 2 omschreven personen.
Algemene slotvraag en ondertekening (zie ook de toelichting op de reikwijdte van de mededelingsplicht)
Beschikt u of een andere belanghebbende bij deze verzekering nog over informatie die voor de beoordeling van deze
verzekeringsaanvraag voor de maatschappij van belang kan zijn, en die niet bij de beantwoording van een van de
voorgaande vragen is verstrekt? Zo ja, welke informatie is dat?
Belangrijk: lees voor de ondertekening van dit aanvraagformulier de toelichting op de reikwijdte van de
mededelingsplicht boven aan het aanvraagformulier.
Door ondertekening van dit aanvraagformulier verklaart de aanvrager/kandidaatverzekeringnemer dat hij een
verzekering wil sluiten tegen de in de bijgevoegde voorwaarden van verzekering omschreven dekking, en dat hij
akkoord gaat met de toepasselijkheid van de daarbij behorende, en daarmee een geheel vormende, voorwaarden
van verzekering.
Dit formulier is naar waarheid ingevuld en ondertekend door …………………(naam), …………(functie), die bevoegd is de
kandidaat-verzekeringnemer in deze te vertegenwoordigen.
…………………………
(handtekening)
2 De hier genoemde delicten zijn voorbeelden. Deze kunnen desgewenst worden aangevuld of vervangen door andere delicten,
afhankelijk van de soort verzekering en het beleid van de verzekeraar.
Pagina 11 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
Aanvraagformulier collectieve beursongevallenverzekering voor bedrijven
Belangrijk: toelichting op de reikwijdte van de mededelingsplicht
1. Als aanvrager/kandidaat-verzekeringnemer bent u verplicht de gestelde vragen in dit
aanvraagformulier zo volledig mogelijk te beantwoorden. Dit geldt ook voor feiten en omstandigheden
die betrekking hebben op een bij het sluiten van deze verzekering bekende derde, wiens belangen
worden meeverzekerd en die de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt. Bij de beantwoording is
bovendien niet alleen de eigen wetenschap van de aanvrager bepalend, maar ook die van de andere
belanghebbenden bij deze verzekering. Vragen waarvan u het antwoord al bij de verzekeraar bekend
veronderstelt, moet u toch zo volledig mogelijk beantwoorden.
Indien u niet volledig aan uw mededelingsplicht heeft voldaan, kan zulks ertoe leiden dat het recht op
uitkering wordt beperkt of zelfs vervalt. Indien u met opzet tot misleiden van de verzekeraar heeft
gehandeld of deze bij kennis omtrent de ware stand van zaken de verzekering nimmer zou hebben
gesloten, heeft hij tevens het recht de verzekering op te zeggen.
2. Indien deze verzekering wordt aangevraagd mede ten behoeve van een maatschap, een vennootschap
onder firma of een rechtspersoon, dan gelden de vragen die gericht zijn op het schadeverleden,
opgezegde verzekeringen, het strafrechtelijk verleden en de slotvraag, ook voor:
de leden van de maatschap;
de (commanditaire) vennoten van de vennootschap onder firma (VOF);
de statutaire directeur(en)/bestuurder(s) van de rechtspersoon;
de aandeelhouder(s) met een belang van 33,3% of meer en – zo deze zelf een rechtspersoon is
(zijn) – hun statutair directeur(en)/bestuurder(s) [en aandeelhouder(s) met een belang van 33,3%]
3. Feiten en omstandigheden die u bekend worden nadat u deze aanvraag heeft ingezonden, maar
voordat de verzekeraar u heeft bericht over zijn definitieve beslissing het door u ter verzekering
aangeboden risico al dan niet te verzekeren, moet u alsnog aan de verzekeraar mededelen, indien deze
vallen onder de vraagstelling in het aanvraagformulier dat u, tezamen met de op de aangevraagde
verzekeringsdekking van toepassing zijnde voorwaarden van verzekering, in tweevoud ter hand is
gesteld.
4. In afwijking van het bepaalde in artikel 7.17.1.4 (7:928), lid 6, BW gelden ten aanzien van de
mededelingsplicht voor deze verzekering bovendien de volgende uitgangspunten:
een niet beantwoorde of open gelaten vraag wordt geacht ontkennend te zijn beantwoord;
de slotvraag dient volledig te worden beantwoord. De slotvraag wordt geacht onvolledig te zijn
beantwoord, indien daarbij feiten en omstandigheden zijn verzwegen of verkeerd voorgesteld,
waarvan aanvrager, bij voorbeeld op grond van de overige op het aanvraagformulier gestelde
vragen en/of de aard van de aangevraagde verzekering in relatie tot hetgeen niet is opgegeven of
verkeerd is voorgesteld, in redelijkheid moest begrijpen dat deze voor de beoordeling van het ter
verzekering aangeboden risico van belang konden zijn.
Pagina 12 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
Verzekeringnemer
Naam bedrijf
…………………………
Gegevens statutaire directeur(en)/bestuurder(s), firmanten, maatschapsleden, eigenaar(s)/ aandeelhouder(s) met
een belang van 33,3 % of meer, en – zo deze zelf een rechtspersoon is (zijn) – hun statutaire
directeur(en)/bestuurder(s) [en aandeelhouder(s) met een belang van 33,3 % of meer]:
Naam en voorletters privé-adres geb. datum nationaliteit functie
1. ………………………. ………………… ……………….. ………………… …………………
2. ………………………. ………………… ……………….. ………………… …………………
Strafrechtelijk verleden (zie ook de toelichting op de reikwijdte van de mededelingsplicht)
Bent u, of een andere belanghebbende bij deze verzekering, in de laatste acht jaar, als verdachte of ter uitvoering
van een opgelegde (straf)maatregel, in aanraking geweest met politie of justitie in verband met:
• wederrechtelijk verkregen of te verkrijgen voordeel, zoals diefstal, verduistering, bedrog oplichting,
valsheid in geschrifte of poging(en) daartoe;
• wederrechtelijke benadeling van anderen, zoals vernieling of beschadiging, mishandeling, afpersing en
afdreiging of enig misdrijf gericht tegen de persoonlijke vrijheid of tegen het leven of poging(en) daartoe;
• overtreding van de Wet wapens en munitie, de opiumwet, de Wet economische delicten?3
Zo ja, geef dan aan om welk strafbaar feit het ging, of het tot een rechtszaak is gekomen, wat het resultaat daarvan
was en of eventuele (straf)maatregelen al ten uitvoer zijn gelegd. Indien het niet tot een rechtszaak is gekomen, geef
dan aan of er sprake is geweest van een schikking met het Openbaar Ministerie, en zo ja, tegen welke voorwaarden
de schikking tot stand kwam. (U kunt deze informatie desgewenst vertrouwelijk aan de directie zenden.)
Let op: indien de kandidaat-verzekeringnemer een rechtspersoon, maatschap of (commanditaire) vennootschap
onder firma is, geldt deze vraag ook voor de in de toelichting onder punt 2 omschreven personen.
Algemene slotvraag en ondertekening (zie ook de toelichting op de reikwijdte van de mededelingsplicht)
Beschikt u of een andere belanghebbende bij deze verzekering nog over informatie die voor de beoordeling van deze
verzekeringsaanvraag voor de maatschappij van belang kan zijn, en die niet bij de beantwoording van een van de
voorgaande vragen is verstrekt? Zo ja, welke informatie is dat?
3 De hier genoemde delicten zijn voorbeelden. Deze kunnen desgewenst worden aangevuld of vervangen door andere delicten,
afhankelijk van de soort verzekering en het beleid van de verzekeraar.
Pagina 13 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
Belangrijk: lees voor de ondertekening van dit aanvraagformulier de toelichting op de reikwijdte van de
mededelingsplicht, boven aan het aanvraagformulier.
Door ondertekening van dit aanvraagformulier verklaart de aanvrager/kandidaatverzekeringnemer dat hij een
verzekering wil sluiten tegen de in de bijgevoegde voorwaarden van verzekering omschreven dekking, en dat hij
akkoord gaat met de toepasselijkheid van de daarbij behorende, en daarmee een geheel vormende, voorwaarden
van verzekering.
Dit formulier is naar waarheid ingevuld en ondertekend door …………………(naam), …………(functie), die bevoegd is
kandidaat-verzekeringnemer in deze te vertegenwoordigen.
……………………
(handtekening)
ARTIKEL 7.17.1.9 (7:933) MEDEDELINGEN VE RZEKERAAR
Wettekst
1. Alle mededelingen waartoe de bepalingen van deze titel of de overeenkomst de verzekeraar aanleiding
geven, geschieden schriftelijk. De verzekeraar kan zich daarbij houden aan de laatste hem bekende
woonplaats van de geadresseerde.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen van lid 1 afwijkende regels worden gesteld ten aanzien van de
verzending van mededelingen langs elektronische weg.
Wat voor nieuws brengt 7.17.1.9 (7:933)?
De eerste zin van artikel 7.17.1.9 (7:933) bevat dwingend recht (art 7.17.1.16 lid 2 of 7:943 lid 2) en schrijft ook voor
zakelijke verzekeringen dwingend voor dat verzekeraars mededelingen over de verzekering schriftelijk moeten doen.
Naar aanleiding hiervan is de vraag gerezen of de zogenaamde mededelingenclausule of adresclausule in de
beursvoorwaarden, waarin de schriftelijke vorm van de mededelingen niet tot uitdrukking is gebracht, moet worden
aangepast. Aangezien het mededelingenverkeer tussen verzekeraars en makelaars in de praktijk doorgaans
elektronisch verloopt, verdraagt het schriftelijk vereiste zich niet met de beurspraktijk en lijkt het aangewezen het
vereiste niet expliciet in de mededelingenclausule op te nemen. Dat betekent dat het aan het oordeel van de rechter
zal worden overgelaten of het bepaalde in het artikel aan de geldigheid van een elektronische mededeling door
verzekeraar aan de makelaar in de weg staat. Daarbij kan mogelijk een rol spelen dat het bij beursverzekeringen
standaard om zakelijke verzekeringen gaat gesloten op makelaarscondities waarbij de makelaar als geadresseerde
voor verzekerden is aangewezen.
Overgangsrecht?
Directe werking
Wat betekent dit voor de beursvoorwaarden?
Pagina 14 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
Het artikel heeft gevolgen voor de geldigheid van door verzekeraar elektronisch gedane mededelingen aangaande
de verzekeringsovereenkomst.4
Modeltekst
Mededelingen
Verzekeraars en verzekerde(n) kunnen alle voor elkaar bestemde mededelingen rechtsgeldig aan de
makelaar doen.
Alle mededelingen van de makelaar aan verzekerde(n) kunnen rechtsgeldig geschieden aan het laatste aan
hem bekend gemaakte adres van de op het polisblad vermelde verzekerde(n).
Uit de nota van de Minister d.d. 12.7.2005 naar aanleiding van het kamerverslag blijkt dat in overleg met onder meer
het Verbond van Verzekeraars onderzocht zal worden welke mededelingen ten gevolge van lid 2. elektronisch
gedaan mogen worden. Het zal niet om mededelingen van wezenlijk belang gaan.
ARTIKEL 7.17.1.10 (7:934) VERZUIM VAN PREMIEBETALING (VOOR ZAKELIJKE POLISSEN ZONDER
VNAB PREMIEBETALINGSCLAUSULE)
Wettekst
Het niet nakomen van de verplichting tot betaling van de vervolgpremie kan eerst leiden tot beëindiging of schorsing
van de verzekeringsovereenkomst of de dekking, nadat de schuldenaar na de vervaldag onder vermelding van de
gevolgen van het uitblijven van betaling vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van 14 dagen,
aanvangende de dag na aanmaning. De eerste zin geldt niet voor het geval bedoeld in artikel 83, onder c, van Boek
6.
Wat voor nieuws brengt 7.17.1.10 (7:934)?
Artikel 7.17.1.10 (7:934) maakt onderscheid tussen de aanvangspremie en de vervolgpremie. Voor de vervolgpremie
geeft art. 7.17.1.10 (7:934) een van art. 6:83 sub a BW afwijkende regeling (niet dus van art. 6:83 sub c; de weigering
tot betaling). Die regeling houdt in dat ondanks het in verzuim zijn van de verzekeringnemer, de verzekeraar zich
niet eerder op schorsing van de dekking kan beroepen dan met ingang van de 15e dag nadat hij na de vervaldag de
verzekeringnemer vruchteloos heeft aangemaand. Bij handhaving van de huidige respijttermijn in de meeste
polisvoorwaarden van 30 dagen na de vervaldag, kúnnen, indien tijdig na de vervaldag wordt aangemaand,
verzuimdag en ingangsdatum van de schorsing samenvallen. Aanmaningen op de premienota of andere
aanmaningen vóór de vervaldag hebben geen betekenis meer voor de schorsende werking. Een aparte aanmaning
na de vervaldag is voor een beroep op beëindiging of schorsing van de verzekeringsovereenkomst noodzakelijk.
Vanaf de vervaldag, althans vanaf de verzuimdag als deze later is, kunnen wel wettelijke rente en incassokosten in
rekening worden gebracht.
4 Op 27 juni 2005 heeft het Verbond van Verzekeraars de Tweede Kamer laten weten in het huidige elektronische tijdperk moeite
te hebben met de dwingende voorwaarde dat alle mededelingen van verzekeraars aangaande de verzekeringsovereenkomst
schriftelijk moeten gebeuren.
Pagina 15 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
Artikel 7.17.1.10 (7:934) schenkt niet uitdrukkelijk aandacht aan de premie die de verzekeringnemer bij stilzwijgende
verlenging van de verzekering verschuldigd wordt. Ook wordt geen aandacht geschonken aan de premie die de
verzekeringnemer bij een tussentijdse wijziging van de verzekering verschuldigd wordt. De onderstaande
modelteksten doen dat wel.
Van artikel 7.17.1.10 (7:934) kan niet ten nadele van de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde worden
afgeweken, indien de verzekeringnemer als particulier optreedt. Voor de zakelijke markt kan dus van 7.17.1.10
(7:934) worden afgeweken. Niettemin zijn de teksten bruikbaar voor zowel de consumentenverzekeringen als de
zakelijke markt.
Overgangsrecht?
Directe werking (gold ook al op grond van jurisprudentie Raad van Toezicht Verzekeringen).
Wat betekent dit voor de polisvoorwaarden?
Hieronder een modeltekst die de voorschriften van artikel 7.17.1.10 (7:934) en de huidige opvattingen van de Raad
van Toezicht Verzekeringen adequaat weergeeft. Deze tekst kan zonder bezwaar al voor de inwerkingtreding van
titel 7.17 in de polisvoorwaarden worden opgenomen.
Modeltekst
Verzuim van premiebetaling; verzekeringen algemeen
1. De verzekeringnemer dient de premie, daaronder begrepen de kosten en de assurantiebelasting,
vooruit te betalen op de premievervaldatum.
2. Indien de verzekeringnemer de aanvangspremie niet uiterlijk op de dertigste dag na ontvangst van het
betalingsverzoek betaalt of weigert te betalen, wordt zonder dat een nadere ingebrekestelling door de
verzekeraar is vereist geen dekking verleend ten aanzien van alle gebeurtenissen die nadien hebben
plaatsgevonden.
3. Indien de verzekeringnemer de vervolgpremie weigert te betalen, wordt geen dekking verleend ten
aanzien van gebeurtenissen die nadien hebben plaatsgevonden.
4. Indien de verzekeringnemer de vervolgpremie niet tijdig betaalt, wordt geen dekking verleend ten
aanzien van gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden vanaf de vijftiende dag nadat de verzekeraar
de verzekeringnemer na de vervaldag schriftelijk heeft aangemaand en betaling is uitgebleven.
5. De verzekeringnemer blijft gehouden de premie te voldoen.
6. De dekking wordt weer van kracht voor gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden na de dag waarop
hetgeen de verzekeringnemer verschuldigd is, voor het geheel door de verzekeraar is ontvangen. In
geval van overeengekomen termijnbetalingen geldt dat de dekking eerst in kracht wordt hersteld nadat
alle onbetaald gebleven termijnen zijn voldaan.
7. Onder vervolgpremie wordt mede verstaan de premie die de verzekeringnemer bij stilzwijgende
verlenging van de verzekering verschuldigd wordt.
8. Onder aanvangspremie wordt mede verstaan de premie die de verzekeringnemer in verband met een
tussentijdse wijziging van de verzekering verschuldigd wordt.
Verzuim van premiebetaling bij claims made-verzekeringen
Pagina 16 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
1. De verzekeringnemer dient de premie, daaronder begrepen de kosten en de assurantiebelasting,
vooruit te betalen op de premievervaldatum.
2. Indien de verzekeringnemer de aanvangspremie niet uiterlijk op de dertigste dag na ontvangst van het
betalingsverzoek betaalt of weigert te betalen, wordt zonder dat een nadere ingebrekestelling door de
verzekeraar is vereist geen dekking verleend ten aanzien van aanspraken die voortvloeien uit een
handelen of nalaten dat nadien heeft plaatsgevonden.
3. Indien de verzekeringnemer de vervolgpremie weigert te betalen, wordt geen dekking verleend ten
aanzien van aanspraken die voortvloeien uit een handelen of nalaten dat nadien heeft plaatsgevonden.
4. Indien de verzekeringnemer de vervolgpremie niet tijdig betaalt, wordt geen dekking verleend ten
aanzien van aanspraken die voortvloeien uit een handelen of nalaten dat heeft plaatsgevonden vanaf
de vijftiende dag nadat de verzekeraar de verzekeringnemer na de vervaldag schriftelijk heeft
aangemaand en betaling is uitgebleven.
5. De verzekeringnemer blijft gehouden de premie te voldoen.
6. De dekking wordt weer van kracht voor aanspraken die voortvloeien uit een handelen of nalaten dat
heeft plaatsgevonden na de dag waarop hetgeen de verzekeringnemer verschuldigd is, voor het geheel
door de verzekeraar is ontvangen. In geval van overeengekomen termijnbetalingen geldt dat de
dekking eerst in kracht wordt hersteld nadat alle onbetaald gebleven termijnen zijn voldaan.
7. Onder vervolgpremie wordt mede verstaan de premie die de verzekeringnemer bij stilzwijgende
verlenging van de verzekering verschuldigd wordt.
8. Onder aanvangspremie wordt mede verstaan de premie die de verzekeringnemer in verband meteen
tussentijdse wijziging van de verzekering verschuldigd wordt.
Zakelijke verzekeringen
De teksten zijn bruikbaar voor zowel de consumentenverzekeringen als de zakelijke markt. Er wordt op gewezen dat
voor de zakelijke markt gekozen kan worden voor een andere clausule omdat in dat geval geen sprake is van
dwingend recht en er dus geen extra aanmaning de deur uit hoeft als bedoeld in artikel 7.17.1.10 (7:934).
ARTIKEL 7.17.1.11 (7:936) PREMIE- EN SCHADEBETALINGSCLAUSULE
Wettekst
1. Heeft een tussenpersoon zich bij de verzekeringsovereenkomst tegenover de verzekeraar tot betaling van
premie en kosten als eigen schuld verbonden, dan is de verzekeringnemer jegens de verzekeraar gekweten
voor zover de premie en kosten voor rekening van de tussenpersoon zijn gekomen of aan deze zijn voldaan.
De verzekeringnemer is tot vergoeding van die premie en kosten aan de tussenpersoon gehouden.
2. Is een uitkering verschuldigd geworden, dan is de verzekeraar desverlangd, ongeacht rechten van derden,
gehouden daarvan aan de tussenpersoon zoveel af te dragen als deze ingevolge het in lid 1. bepaalde van
de verzekeringnemer heeft te vorderen. Is de verzekeringnemer krachtens de verzekeringsovereenkomst
tot de uitkering gerechtigd, dan heeft de verzekeraar een zelfde verplichting ten aanzien van andere
verzekeringen waarbij dezelfde nemer en dezelfde tussenpersoon zijn betrokken
3. De verzekeraar die voornemens is een uitkering te doen aan een ander dan de tussenpersoon, verzoekt
deze laatste om binnen tien dagen het bedrag op te geven, dat deze ingevolge lid 1 van de
verzekeringnemer heeft te vorderen. Indien de tussenpersoon daaraan gevolg geeft, draagt de verzekeraar
voor zoveel mogelijk het opgegeven bedrag aan hem af. Heeft de verzekeraar hieraan voldaan of heeft de
Pagina 17 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
tussenpersoon binnen de gestelde termijn niets opgegeven, dan staat het de verzekeraar vrij aan de ander
de nog verschuldigde uitkering te doen
4. De leden 2 en 3 missen toepassing:
a) bij verzekeringen die aan toonder of order zijn gesteld, tenzij de verzekeringnemer tot de uitkering is
gerechtigd
b) bij verplichte aansprakelijkheidsverzekering
5. Het in lid 2, tweede zin, bepaalde mist bovendien toepassing:
a) indien op het recht op uitkering een pandrecht rust als bedoeld in art 229 van Boek 3, of een voorrecht
als bedoeld in artikel 283 van Boek 3;
b) Bij onverplichte verzekering tegen aansprakelijkheid
6. Wanneer de tussenpersoon de uitkering namens de tot uitkering gerechtigde in ontvangst neemt, is hij
bevoegd om de vergoeding als bedoeld in lid 1, tweede zin, te verrekenen met hetgeen hij aan de tot
uitkering gerechtigde schuldig is tot het bedrag van zijn uit de leden 2, 4 en 5 voortvloeiende aanspraken
Aanvullende bepaling met betrekking tot het doen van schade uitkeringen aan de tussenpersoon.
7.17.1.11A KWIJTING VERZEKERAAR
De verzekeraar die een uitkering doet aan de tussenpersoon, is jegens de tot uitkering gerechtigde gekweten voor
zover hetgeen hij aan de tot uitkering gerechtigde verschuldigd is, aan deze laatste is voldaan, doch in ieder geval
voor zover de tot uitkering gerechtigde door de betaling aan de tussenpersoon is gebaat.
Wat voor nieuws brengen 7.17.1.11 (7:936) en 7.17.1.11a (7:936a?)?
Naar huidig recht kan verzekeraar bedingen dat hij door betaling van de verschuldigde uitkering aan de
tussenpersoon/makelaar, tegenover de rechthebbende op de schadepenningen is gekweten. Dat staat ook in de
standaard schadebetalingsclausule van de VNAB, zij het onder de voorwaarde dat verzekeraar een eventueel tekort
op de rekening courant met de tussenpersoon heeft aangezuiverd. Met het in werking treden van artikel 7:936a BW
kan dat niet meer, omdat het artikel ook voor uitkeringen uit hoofde van zakelijke verzekeringen dwingend
voorschrijft dat verzekeraar tegenover de rechthebbende eerst is gekweten nadat de tussenpersoon de uitkering
aan deze heeft voldaan.
Volgens de Memorie van Toelichting geldt het artikel ook in de situatie waarin de polisvoorwaarden het aan de
(beurs)verzekeraar toestaan de verschuldigde uitkering aan de tussenpersoon (makelaar) te voldoen. Ook dan is de
(beurs)verzekeraar pas tegenover de tot uitkering gerechtigde gekweten nadat de uitkering door de makelaar en in
voorkomend geval, door de tweede tussenpersoon aan de tot uitkering gerechtigde is voldaan.
Als gevolg van het nieuwe voorschrift komt het risico van het uitblijven van doorbetaling door de makelaar of de
tweede tussenpersoon, straks bij verzekeraars te rusten met als gevolg dat verzekeraars door de rechthebbende op
de schadepenningen nogmaals tot betaling van de uitkering kunnen worden aangesproken en dat verzekeraars dan
dus tweemaal uitkering moeten doen.
Het lijkt redelijk te bedingen dat verzekeraars in dat geval een vordering op de makelaar krijgen en dat de
aangesproken placing broker vervolgens een vordering krijgt op de tweede tussenpersoon indien de doorbetaling
aan de rechthebbende door toedoen van laatstgenoemde is uitgebleven.
Pagina 18 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
Nieuw is ook het bepaalde in de leden 4 en 5 van artikel 7:936 waarin een aantal dwingendrechtelijke uitzonderingen
zijn opgenomen op de algemene bevoegdheid van de makelaar in lid 3 om op de schadeuitkeringen en
premierestituties die hij aan de rechthebbende moet doorbetalen, in mindering te brengen al hetgeen de
verzekeringnemer aan de makelaar uit hoofde van welke verzekering dan ook verschuldigd is, dus ook bij voorbeeld
achterstallige premiebetalingen uit hoofde van andere verzekeringen dan de verzekering waarop de schade is
gevallen.
Lid 4 schrijft dwingend voor dat de makelaar geen enkele verrekeningsbevoegdheid heeft bij polissen die aan
toonder zijn gesteld (tenzij de verzekeringnemer zelf rechthebbende is op de uitkering) en bij verplichte
aansprakelijkheidsverzekeringen.
Lid 5 tenslotte beperkt de verrekeningsbevoegdheid in de situatie waarin op het recht op uitkering een pandrecht
rust of een voorrecht of waarin uitkering moet worden gedaan op een onverplichte aansprakelijkheidsverzekering.
In die gevallen mag de makelaar wel verrekenen maar uitsluitend met hetgeen de verzekeringnemer verschuldigd is
uit hoofde van de verzekering waarop de uitkering wordt gedaan.
Overgangsrecht?
Uitgestelde werking voor artikel 7.17.1.11 (7:936) leden 2 t/m 6 en voor artikel 7.17.11a (7:936a)
Wat betekent dit voor de polisvoorwaarden?
De huidige standaard premie- en schadebetalingsclausule van de VNAB is voor wat betreft het onderdeel dat gaat
over schadebetaling, ten dele in strijd met de dwingendrechtelijke bepalingen van artikel 7:936a en 7:936 leden 4
en 5 en zal dus in overeenstemming moeten worden gebracht met deze wettelijke bepalingen. Dat resulteert in
aanpassing van de clausule conform artikel 3 van de modeltekst.
Modeltekst
1. Begripsomschrijvingen
1.1 Onder "premie" wordt voor de toepassing van deze clausule mede verstaan de met de verzekering verband
houdende overige verschuldigde bedragen.
1.2 Onder "verzekerde" wordt voor de toepassing van deze clausule mede verstaan verzekeringnemer alsmede
ieder ander die de premie verschuldigd is.
2. Premie
2.1 De “makelaar", neemt op zich de premie als eigen schuld aan de verzekeraars te zullen voldoen op het
moment dat deze krachtens de verzekeringsovereenkomst verschuldigd wordt door de verzekerde. Tenzij
uitdrukkelijk anders is of wordt overeengekomen zal betaling van de premie door de makelaar plaatsvinden
door creditering van verzekeraars in rekening-courant voor de krachtens de verzekeringsovereenkomst
door de verzekerde verschuldigde premie, op welk moment de verzekerde jegens verzekeraars zal zijn
gekweten.
2.2 Verzekerde is gehouden de premie aan de makelaar te vergoeden. Ingeval de verzekering via een tweede
tussenpersoon is gesloten en de verzekerde aan deze tweede tussenpersoon heeft betaald, is de verzekerde
door deze betaling tegenover de makelaar eerst gekweten, wanneer deze tweede tussenpersoon aan de
makelaar de premie heeft vergoed.
Pagina 19 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
2.3 Onverminderd de aansprakelijkheid van verzekerde tot betaling van de verschuldigde premie aan de
makelaar, zal de verzekering slechts van kracht zijn voor de termijn waarvoor de premie aan de makelaar is
betaald alsmede voor de termijn, waarvoor de makelaar verzekerde krediet heeft verleend. Verzekerde zal
bij de interpretatie hiervan geacht worden krediet te hebben gehad, tenzij hem dit schriftelijk is opgezegd.
2.4 Door het tot stand komen van de verzekering is de makelaar door verzekerde onherroepelijk gemachtigd
verzekeraars tussentijds van hun verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst te ontslaan indien de
verzekerde of, ingeval de verzekering via een tweede tussenpersoon is gesloten, deze tweede
tussenpersoon nalaat de premie aan de makelaar te voldoen De makelaar zal verzekeraars niet van hun
verplichtingen ontslaan zonder verzekerde vooraf schriftelijk van zijn voornemen in kennis te hebben
gesteld
3. Schade-uitkeringen en premierestituties
3.1 Tenzij de rechthebbende anders wenst en dit vooraf schriftelijk aan verzekeraars heeft medegedeeld zal de
makelaar verzekeraars in rekening-courant voor de verschuldigde schadeuitkeringen en premierestituties
debiteren Verzekeraars zullen daardoor zijn gekweten, zodra de schade-uitkering door de rechthebbende
zal zijn ontvangen, respectievelijk met hem zal zijn verrekend in overeenstemming met de wet dan wel een
tussen hem en de makelaar bestaande regeling.
Indien de verzekeraars de schadepenningen hebben betaald aan de makelaar en deze in gebreke blijft om
deze aan de rechthebbende door te betalen, kunnen verzekeraars de schadepenningen van de makelaar
terugvorderen indien zij tot hernieuwde betaling worden aangesproken door de rechthebbende. Indien de
makelaar de van verzekeraars ontvangen schadepenningen heeft doorbetaald aan de tweede
tussenpersoon, maar deze laatste in gebreke blijft voor doorbetaling zorg te dragen, zal de makelaar de
schadepenningen van de tweede tussenpersoon kunnen terugvorderen indien hij hetzij door de
rechthebbende wordt aangesproken tot rechtstreekse betaling, hetzij de verzekeraars die schadepenningen
van de makelaar terugvorderen, zoals in dit lid voorzien.’
3.2 De makelaar zal de schade-uitkeringen en premierestituties aan de rechthebbende afdragen. De makelaar
is evenwel tot niet meer gehouden dan tot betaling van het saldo dat resteert na verrekening van deze
schade-uitkeringen en premierestituties met ten tijde van het ontstaan van de afdrachtverplichting al dan
niet opeisbare doch reeds vaststaande vorderingen op verzekerde uit hoofde van welke verzekering ook.
Deze verrekening zal evenwel niet plaatsvinden bij verzekeringen die aan toonder of order zijn gesteld,
tenzij de verzekeringnemer tot de uitkering is gerechtigd en bij verplichte aansprakelijkheidsverzekeringen.
Indien op het recht op uitkering een pandrecht rust als bedoeld in artikel 3:229 BW, ofwel een voorrecht
als bedoeld in art 3:283 BW, alsook in geval van een onverplichte verzekering tegen aansprakelijkheid, zal
de verrekening zich niet verder uitstrekken dan tot hetgeen de verzekeringnemer verschuldigd is ter zake
van de verzekering waarop de uitkering wordt gedaan.
Pagina 20 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
ARTIKEL 7.17.1.12 EN 12A ( 7:938 EN 7:939) PREMIERESTITUTIE
Wettekst
7.17.1.12 (7:938)
1. Behoudens het geval van opzet van de verzekeringnemer of de derde, bedoeld in artikel 4 lid 2 of lid 3
om de verzekeraar te misleiden is geen premie verschuldigd, indien in het geheel geen risico is gelopen.
Indien over een vol verzekeringsjaar geen risico is gelopen, is over dat jaar geen premie verschuldigd.
De verzekeraar heeft recht op een billijke vergoeding van de te zijnen laste gekomen kosten.
2. Gedurende één maand na afloop van een vol verzekeringsjaar waarin geen risico is gelopen, mag elke
partij de overeenkomst met ingang van het nieuwe verzekeringsjaar opzeggen. Deze opzegging heeft
geen rechtskracht, indien risico is gelopen tussen de aanvang van het nieuwe verzekeringsjaar en de
opzegging.
3. Is slechts risico gelopen over een kleiner aantal zaken of een kleinere hoeveelheid dan was verzekerd,
dan zijn de leden 1 en 2 van toepassing voorzover geen risico is gelopen.
7.17.1.12a (7:939)
Behalve bij opzegging wegens opzet de verzekeraar te misleiden, wordt bij tussentijdse opzegging de lopende premie
naar billijkheid verminderd.
Wat voor nieuws brengen 7.17.1.12 (7:938) en 7.17.1.12a (7:939)?
Evenals onder het huidige recht (Hoge Raad 3 november 1989, NJ 1990, 78) bestaat ingevolge artikel 7.17.1.12
(7:938) bij gedeeltelijk verval naar tijd, geen recht op premierestitutie. Artikel 7.17.1.12 (7:938) behelst overigens
regelend recht.
Een uitzondering op de regel dat gedeeltelijk verval naar tijd geen recht op premierestitutie geeft, vormt artikel
7.17.1.12a(7:939) (dwingend recht) in het geval van tussentijdse opzegging. Hierbij moet niet alleen gedacht worden
aan tussentijdse opzegging krachtens de verzekeringsovereenkomst, maar ook aan tussentijdse opzegging krachtens
de wet: artikel 7.17.1.5 (7:929), 7.17.2.5 (7:948), lid 2 en 7.17.2.5b (7:950)
De Memorie van Toelichting op artikel 7.17.1.12a (7:939) vermeldt voorts het volgende:
“Onder lopende premie is te verstaan de laatst vervallen (en veelal reeds betaalde) premie, die mede betrekking
heeft op de perioden nadat de overeenkomst tussentijds is beëindigd. Deze lopende premie dient naar billijkheid te
worden verminderd. Niet wordt voorgeschreven vermindering naar evenredigheid van de tijdsduur, waarvoor de
verzekering vervalt. Bij de bepaling van de vermindering moet immers naast de tijd ook op andere factoren worden
gelet, zoals op provisie en de administratiekosten, terwijl bij verzekering van objecten in aanbouw het tijdsverloop
veelal geen uitgangspunt zal zijn.”
Pagina 21 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
Het lijkt inderdaad redelijk bij premierestitutie een aftrek toe te passen in verband met provisie en
administratiekosten. De wet laat alle ruimte dit te doen in de vorm van een percentage van de premie.5
Het rapport van de Verbondscommissie Standaardisatie Polisvoorwaarden particuliere schadeverzekering 1992 gaat
ervan uit dat de billijkheid ook kan meebrengen dat bij tussentijdse opzegging geen restitutie plaatsvindt, indien in
het lopende jaar een (gedekte) schade is gevallen. Deze kwesties zullen van geval tot geval tot geval bekeken moeten
worden.
Overgangsrecht?
Directe werking.
Wat betekent dit voor de polisvoorwaarden?
De tekst van artikel 7.17.1.12a (7:939) kan letterlijk worden overgenomen.
Modeltekst
“Behalve bij opzegging wegens opzet de verzekeraar te misleiden, wordt bij tussentijdse opzegging de lopende
premie naar billijkheid verminderd.”
ARTIKEL 7.17.1.13 (7:940) DUUR EN EINDE VAN DE VERZEKERING
(CENTRALE OPZEGGINGSBEPALING)
Wettekst
1. Bij opzegging tegen het einde van een verzekeringsperiode teneinde verlenging van de overeenkomst
te verhinderen, wordt een termijn van twee maanden in acht genomen.
2. De verzekeringnemer en, tenzij het een persoonsverzekering betreft, de verzekeraar kunnen een
overeenkomst die is aangegaan voor een periode van meer dan vijf jaar, of die voor zulk een periode is
verlengd, opzeggen tegen het einde van elk vijfde jaar binnen die periode. Daarbij geldt de in lid 1
genoemde termijn.
3. Indien de verzekeraar de bevoegdheid heeft bedongen de overeenkomst tussentijds op te zeggen,
komt de verzekeringnemer een gelijke bevoegdheid toe. Tenzij jegens hem is gehandeld met het opzet
tot misleiding neemt de verzekeraar onderscheidenlijk de verzekeringnemer een termijn van twee
maanden in acht. Indien een verzekering dekking biedt tegen schade veroorzaakt door risico's als
bedoeld in artikel 64 lid 2 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, kan, bij de verwezenlijking van
een dergelijk risico of bij een dreiging van het ophanden zijn daarvan, de verzekeraar onderscheidenlijk
de verzekeringnemer in afwijking van deze termijn van twee maanden, de overeenkomst met
inachtneming van een termijn van zeven dagen opzeggen. De verzekeraar kan slechts tussentijds
opzeggen op in de overeenkomst vermelde gronden, welke van dien aard zijn dat gebondenheid aan
de overeenkomst niet meer van de verzekeraar kan worden gevergd
5Memorie van Toelichting op artikel 7.17.1.12 (7:938) (Kamerstuk 19 529).
Pagina 22 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
4. Indien de verzekeraar de voorwaarden van de overeenkomst ten nadele van de verzekeringnemer of
de tot uitkering gerechtigde wijzigt, is de verzekeringnemer gerechtigd de overeenkomst op te zeggen
tegen de dag waarop de wijziging ingaat, en in ieder geval gedurende één maand nadat de wijziging
hem is meegedeeld.
5. De verzekeraar kan een persoonsverzekering niet beëindigen of wijzigen op grond van verzwaring van
het gezondheidsrisico, voor zover dat is gelegen in de persoon van degene, die de verzekering betreft.
Andere artikelen met betrekking tot duur en einde van de verzekering.
7.17.1.5 (7:929) leden 2 en 3 bij niet voldoen aan mededelingsplicht
2. De verzekeraar die ontdekt dat de verzekeringnemer heeft gehandeld met het opzet hem te misleiden of
die bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben gesloten, kan de overeenkomst
binnen twee maanden na ontdekking met dadelijke ingang opzeggen.
3. De verzekeringnemer kan de overeenkomst met dadelijke ingang opzeggen binnen twee maanden nadat
de verzekeraar overeenkomstig lid 16 heeft gehandeld of zich bij de verwezenlijking van het risico op de
niet-nakoming van de mededelingsplicht beroept. Bij persoonsverzekering kan de verzekeringnemer de
beëindiging beperken tot de persoon, wiens risico het beroep op de niet-nakoming betreft.
7.17.1.10 (7:934) bij niet voldoen aan premiebetalingsplicht
Het niet nakomen van de verplichting tot betaling van de vervolgpremie kan eerst leiden tot beëindiging of schorsing
van de verzekeringsovereenkomst of de dekking, nadat de schuldenaar na de vervaldag onder vermelding van de
gevolgen van het uitblijven van betaling vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van 14 dagen,
aanvangende de dag na aanmaning. De eerste zin geldt niet voor het geval bedoeld in artikel 83, onder c, van Boek
6.
7.17.1.12 (7:938) lid 2 na afloop van een vol verzekeringsjaar waarin geen risico is gelopen
2. Gedurende één maand na afloop van een vol verzekeringsjaar waarin geen risico is gelopen, mag elke partij
de overeenkomst met ingang van het nieuwe verzekeringsjaar opzeggen. Deze opzegging heeft geen
rechtskracht, indien risico is gelopen tussen de aanvang van het nieuwe verzekeringsjaar en de opzegging.
(7:948) lid 2 bij overgang van belang
3. De overeenkomst vervalt een maand nadat zij op de nieuwe verzekerde is overgegaan, tenzij deze binnen
die termijn aan de verzekeraar verklaart de overeenkomst voort te zetten. In dat geval kan de verzekeraar
binnen twee maanden nadat de verklaring is afgelegd, de overeenkomst met inachtneming van een termijn
van een maand opzeggen.
6 Lid 1 luidt: “De verzekeraar die ontdekt dat aan de in artikel 4 omschreven mededelingsplicht niet is voldaan, kan de gevolgen
daarvan slechts inroepen indien hij de verzekeringnemer binnen twee maanden na de ontdekking op de niet-nakoming wijst
onder vermelding van de gevolgen.”
Pagina 23 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
7.17.2.5b (7:950) bij overlijden van verzekeringsnemer
Indien de verzekeringnemer overlijdt, kunnen zijn erfgenamen en de verzekeraar de overeenkomst binnen negen
maanden nadat zij met dit overlijden bekend zijn geworden met inachtneming van een termijn van een maand
opzeggen.
Wat voor nieuws brengen de opzegbepalingen van 7.17?
1. Verzekeraar kan verzekeringnemer voor ten hoogste vijf jaar binden aan een verzekeringscontract
(alleen dwingend recht tegenover consumenten volgens 7.17.1.16 (7:943) lid 3, dus regelend recht
tegenover bedrijfsmatig handelende verzekeringnemers).
2. Bij prolongaties kan verzekeraar verzekeringnemer niet binden aan een opzegtermijn van meer dan
twee maanden (dwingend volgens 7.17.1.16 (7:943) lid 2), zowel tegenover consumenten als
bedrijfsmatig handelende verzekeringnemers).
3. Bij tussentijds opzeggen moeten opzeggingsbevoegdheden en opzegtermijn (twee maanden) voor
verzekeraar en voor verzekeringnemer gelijk zijn (dwingend volgens 7.17.1.16 (7:943) lid 2).
N.B. Uitzonderingen:
eenzijdige bevoegdheid verzekeraar onmiddellijk op te zeggen bij opzettelijke misleiding door
verzekeringnemer of verzekerde (7.17.1.13 (7:940) lid 3).
eenzijdige bevoegdheid verzekeraar op te zeggen met in achtneming van termijn van 7 dagen, bij
transport- en reisverzekeringen met dekking tegen groot molest als omschreven in art 64 lid 2 WTV
1993 (oorlog, onlusten, oproer en muiterij)
4. Tussentijds opzeggen door verzekeraar kan alleen op in de verzekeringsovereenkomst vermelde gronden
en dan moeten die gronden bovendien van dien aard zijn dat continuering van de verzekering niet meer
van verzekeraar kan worden gevergd (dwingend volgens art 7.17.1.16 (7:943) lid 2, dus zowel tegenover
consumenten als bedrijfsmatig handelende verzekeringnemers).
5. Indien verzekeringsvoorwaarden de mogelijkheid bieden aan verzekeraars om deze tussentijds te herzien,
kan verzekeringnemer bij een voor hem nadelige tussentijdse herziening, de verzekering tegen de
wijzigingsdatum opzeggen. Verzekeringnemer krijgt daarvoor tenminste één maand de tijd gerekend vanaf
de datum waarop de wijziging hem is meegedeeld (alleen dwingend voor consumentenverzekeringen
volgens 7.17.1.16 (7:943) lid 3).
6. Verzekeraar kan een persoonsverzekering7 niet opzeggen of wijzigen op grond van verzwaring van het
gezondheidsrisico (dwingend volgens 7.17.1.16 (7:943) lid 2, ook voor zakelijke verzekeringen).
7. Bij verzwijging door verzekeringnemer kunnen verzekeraar en verzekeringnemer de verzekering met
onmiddellijke ingang opzeggen. Verzekeraar kan opzeggen binnen twee maanden na de ontdekking van de
verzwijging en verzekeringnemer kan dat doen binnen twee maanden nadat verzekeraar tegenover hem
het beroep op verzwijging heeft gedaan. Bij persoonsverzekeringen mag verzekeringnemer de opzegging
beperken tot de persoon op wie het verzwegen risico betrekking heeft (alleen dwingend voor
consumentenverzekeringen volgens 7.17.1.16 (7:943) lid3).
7 Persoonsverzekeringen zijn verzekeringen die het leven of de gezondheid van een mens betreffen (7.17.1.1(7:925) lid 2), zoals
zorg-, ongevallen- en levensverzekeringen.
Pagina 24 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
8. Bij uitblijven van betaling van de vervolgpremie door verzekeringnemer kan verzekeraar de verzekering pas
opzeggen nadat hij verzekeringnemer, na het verstrijken van de premievervaldatum, nogmaals in een
aparte brief tot premiebetaling heeft aangemaand onder vermelding van de consequenties bij verder
uitblijven van betaling (alleen dwingend voor consumentenverzekeringen volgens 7.17.1.16 (7:943) lid 3).
9. De nieuwe opzeggingsbepalingen in de tweede titel van 7.17 hebben geen dwingendrechtelijk karakter en
zijn dus alleen van toepassing als partijen bij de verzekeringsovereenkomst daarover niets hebben geregeld.
Overgangsrecht?
Artikel 7.17.1.13 (7:940) leden 1 en 2 zijn van toepassing indien een periode als in die leden bedoeld eindigt na het
tijdstip van het in werking treden van de wet.
Artikel 7.17.1.5 (7:929) is niet van toepassing op overeenkomsten die vóór het tijdstip van in werking treden van de
wet zijn gesloten, indien de verzekeraar zich binnen een jaar na in werking treden er op beroept dat de
mededelingsplicht ex 251 K niet is nagekomen.
Artikel 7.17.2.5 (7:948) is niet van toepassing op een risico-overgang die vóór het in werking treden van de wet heeft
plaatsgevonden.
Artikel 7.17.2.5b (7:950) is niet van toepassing op overeenkomsten die vóór het in werking treden van de wet zijn
gesloten.
Overigens directe werking.
Wat betekent dit voor de polisvoorwaarden?
De polisvoorwaarden van de zakelijke verzekeringen moeten in overeenstemming worden gebracht met de nieuwe
dwingendrechtelijke opzeggingsbepalingen van 7.17, dus met de verplichte opzegtermijn van 2 maanden bij
prolongatie. Verder verdient aandacht dat de nieuwe opzeggingsbepalingen uit titel 2 van 7.17, zoals die bij overgang
van het verzekerd belang onder bijzondere of algemene titel (7.17.2.5 (7:948) lid 2 respectievelijk 7.17.2.5b (7:950))
regelend recht bevatten en dat partijen bij de verzekeringsovereenkomst daarvan kunnen afwijken, indien zij een
andere uitkomst voorstaan dan die uit de nieuwe wettelijke bepalingen zou voortvloeien.
Modeltekst
Zie clausules inzake duur en einde van de verzekering in de 7.17 beurs modelvoorwaarden voor marine-, property-
en liability-polissen in bijlagen bij deze modelteksten.
ARTIKEL 7.17.1.14 (7:941) SCHADEMELDING
Wettekst
1. Zodra de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde van de verwezenlijking van het risico op de
hoogte is, of behoort te zijn, is hij verplicht aan de verzekeraar de verwezenlijking te melden. Dit
geschiedt zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is.
2. De verzekeringnemer en de tot uitkering gerechtigde zijn verplicht binnen redelijke termijn de
verzekeraar alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen welke voor deze van belang zijn om zijn
uitkeringsplicht te beoordelen.
Pagina 25 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
3. Indien door de tot uitkering gerechtigde een verplichting als bedoeld in de leden 1 of 2 niet is
nagekomen, kan de verzekeraar de uitkering verminderen met de schade die hij daardoor lijdt.
4. De verzekeraar kan het vervallen van het recht op uitkering wegens niet-nakoming van een verplichting
als bedoeld in de leden 1 en 2 slechts bedingen voor het geval hij daardoor in een redelijk belang is
geschaad.
5. Het recht op uitkering vervalt indien de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde een
verplichting als bedoeld in de leden 1 en 2 niet is nagekomen met het opzet de verzekeraar te misleiden,
behoudens voorzover deze misleiding het verval van het recht op uitkering niet rechtvaardigt.
Wat voor nieuws brengt 7.17.1.14 (7:941)?
1. Meldings- en informatieplicht rust op ‘uitkeringsgerechtigde’8 en op ‘verzekeringnemer’ afzonderlijk,
dus ook op de verzekeringnemer die geen uitkeringsgerechtigde is (leden 1 en 2).
2. Meldingsplicht geldt ook wanneer verzekeringnemer of uitkeringsgerechtigde van het verwezenlijken
van het risico op de hoogte ‘behoort’ te zijn (lid 1).
3. Melden moet zo spoedig als ‘redelijkerwijs’ mogelijk is (lid 1) en informeren moet binnen ‘redelijke’
termijn (lid 2).
4. Verval van recht op uitkering als sanctie op niet nakomen meldingsplicht moet uitdrukkelijk in
polisvoorwaarden worden bedongen en als dat wordt bedongen dan kan dat alleen met de toevoeging
dat verzekeraar door niet nakomen in redelijk belang moet zijn geschaad (lid 4).
5. Verval van recht op uitkering geschiedt van rechtswege bij opzettelijke misleiding van verzekeraar,
tenzij misleiding het verval van recht niet rechtvaardigt (7.17.1.14 (7:941), lid 5).
N.B. Deze bepalingen zijn alle semi-dwingendrechtelijke bepalingen in de zin dat in het verzekeringscontract van
deze bepalingen niet ten nadele van de verzekeringnemer of de verzekerde mag worden afgeweken (7.17.1.16
(7:943), lid 2).
Overgangsrecht?
Directe werking.
Wat betekent dit voor de polisvoorwaarden?
Van de nieuwe bepalingen mag niet ten nadele van verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde worden
afgeweken. Dat betekent dat afwijkingen wel mogelijk zijn ten gunste van verzekeringnemer of de tot uitkering
gerechtigde en dat brengt weer mee dat de huidige meldings- en informatiebepalingen in de polisvoorwaarden
zouden kunnen worden gehandhaafd, voorzover die gunstiger zijn dan de bepalingen van art 7.17.1.14 (7:941).
Hieronder volgt een modeltekst die zoveel mogelijk aansluit bij de regeling in 7.17.1.14 (7:941).
8 Volgens art 7.17.1.1a (7:926) wordt onder de ‘tot uitkering gerechtigde’ verstaan “degene die in geval van verwezenlijking van
het risico krachtens de verzekering recht heeft op uitkering of door aanvaarding van de aanwijzing recht op uitkering kan krijgen”.
Pagina 26 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
Modeltekst
Verplichtingen na schade
1. Schademeldingsplicht
Zodra verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde op de hoogte is of behoort te zijn van een
gebeurtenis die voor verzekeraar tot een uitkeringsplicht kan leiden, is hij verplicht die gebeurtenis zo
spoedig als redelijkerwijs mogelijk is aan verzekeraar te melden.
2. Schade-informatieplicht
Verzekeringnemer en de tot uitkering gerechtigde zijn verplicht binnen redelijke termijn aan verzekeraar
alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen die voor verzekeraar van belang zijn om zijn uitkeringplicht
te beoordelen.
3. Medewerkingsplicht
Verzekeringnemer en de tot uitkering gerechtigde zijn verplicht hun volle medewerking te verlenen en alles
na te laten wat de belangen van verzekeraar zou kunnen benadelen.9
4. Sanctie bij niet nakomen verplichtingen
Aan deze verzekering kunnen geen rechten worden ontleend indien verzekeringnemer of de tot uitkering
gerechtigde een of meer van bovenstaande polisverplichtingen niet is nagekomen, voor zover daardoor de
belangen van verzekeraar zijn benadeeld.10
Elk recht op uitkering komt te vervallen, indien verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde de
hiervoor onder 1 en 2 genoemde verplichtingen niet is nagekomen met het opzet de verzekeraar -te
misleiden, tenzij de misleiding het verval van recht niet rechtvaardigt.11
9 Bij aansprakelijkheidsverzekeringen kan hier worden toegevoegd: “Zij zijn verplicht zich te onthouden van het erkennen van
aansprakelijkheid.”
10 In verband met het bepaalde in artikel 7.17.2.9b zou hier in geval van een aansprakelijkheidsverzekering volledigheidshalve
nog kunnen worden toegevoegd: “Van een benadeling is geen sprake bij een terechte erkenning van aansprakelijkheid of bij een
erkenning van louter feiten.”
11 Strikt genomen behoeft dit onderdeel van de clausule niet in de polisvoorwaarden te worden opgenomen, omdat het verval
van recht bij opzettelijke misleiding van verzekeraar rechtstreeks voortvloeit uit de dwingendrechtelijke bepaling van lid 5.
Aangezien het verval van recht in deze situatie echter bijna standaard in de huidige polisvoorwaarden is opgenomen zonder de
uitzondering “behoudens voor zover deze misleiding het verval van recht op uitkering niet rechtvaardigt”, verdient het de
voorkeur dit verval van recht toch in de adviestekst mee te nemen.
Pagina 27 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
ARTIKEL 7.17.1.15 (7:942) VERJARING
Wettekst
1. Een rechtsvordering tegen de verzekeraar tot het doen van een uitkering verjaart door verloop van drie
jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de tot uitkering gerechtigde met de
opeisbaarheid daarvan bekend is geworden. Niettemin verjaart de rechtsvordering bij verzekering
tegen aansprakelijkheid niet voordat zes maanden zijn verstreken nadat de vordering waartegen de
verzekering dekking verleent, binnen de voor deze geldende verjarings- of vervaltermijn is ingesteld.
2. De verjaring wordt gestuit door een schriftelijke mededeling, waarbij op uitkering aanspraak wordt
gemaakt. Een nieuwe verjaringstermijn begint te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die
waarop de verzekeraar hetzij de aanspraak erkent, hetzij bij aangetekende brief ondubbelzinnig heeft
medegedeeld de aanspraak af te wijzen onder eveneens ondubbelzinnige vermelding van het in lid 3
vermelde gevolg.
3. In geval van afwijzing verjaart de rechtsvordering door verloop van zes maanden.
Wat voor nieuws brengt 7.17.1.15 (7:942)?
1. Het artikel bevat verjaringsregels die in verschillende opzichten afwijken van de algemene regels van
verjaring en stuiting krachtens titel 11 van Boek 3 BW.
2. De voor de praktijk meest ingrijpende wijziging is dat onder het regiem van dit artikel contractuele
vervaltermijnen in de polisvoorwaarden, zoals thans nog veelvuldig het geval is, niet langer
rechtskracht hebben tegenover de verzekeringnemer en/of de tot uitkering gerechtigde.
3. Het eerste lid, eerste zin, bekort dwingendrechtelijk tegenover de verzekeringnemer en/of de tot
uitkering gerechtigde de verjaringstermijn ten aanzien van het geldend maken van het recht op
uitkering tot drie jaar; dit in afwijking van de normale verjaringstermijn van vijf jaar.
4. Het eerste lid, tweede zin, geeft een bijzondere aanvullende regeling voor de
aansprakelijkheidsverzekering: de rechtsvordering tegen de aansprakelijkheidsverzekeraar verjaart
niet voordat zes maanden zijn verstreken nadat de vordering waartegen de verzekering dekking
verleent, binnen de voor deze vordering geldende verjarings- of vervaltermijn is ingesteld.
5. Krachtens het tweede lid wordt de verjaring van een rechtsvordering tegen de verzekeraar tot het doen
van een uitkering gestuit door een schriftelijke mededeling, waarbij aanspraak op uitkering wordt
gemaakt. De nieuwe verjaringstermijn begint hier echter anders dan krachtens artikel 3:317 niet te
lopen vanaf het moment van de sluitingshandeling, maar eerst met de aanvang van de dag, volgende
op die waarop de verzekeraar hetzij de aanspraak erkent, hetzij bij aangetekende brief ondubbelzinnig
heeft medegedeeld de aanspraak af te wijzen.
6. Nieuw is ten slotte het derde lid dat bepaalt dat in geval van afwijzing de rechtsvordering door verloop
van zes maanden verjaart. Ook de termijn van dit derde lid kan overeenkomstig het bepaalde in lid 2
worden gestuit met dien verstande dat een nieuwe verjaringstermijn van drie jaar gaat lopen vanaf de
dag waarop de verzekeraar alsnog de aanspraak erkent dan wel een verjaringstermijn van zes maanden
vanaf het moment waarop de verzekeraar bij aangetekende brief de aanspraak ondubbelzinnig afwijst
met de ondubbelzinnige waarschuwing dat de nieuwe termijn van zes maanden gaat lopen.
Overgangsrecht?
Directe werking.
Pagina 28 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
Wat betekent dit voor de polisvoorwaarden?
In de eerste plaats kan men zich afvragen of de nieuwe verjaringsregeling tot uitdrukking dient te komen in de
polisvoorwaarden. Een ontkennend antwoord lijkt in de rede te liggen. Bedoeld artikel 7.17.1.15 (7:942) is zoals
reeds gezegd ingevolge artikel 7.17.1.16 (7:943) tegenover de verzekeringnemer en de tot uitkering gerechtigde van
dwingendrechtelijke aard, ongeacht of het een consumentenverzekering betreft. Dat betekent dat de verzekeraar
geen mogelijkheid heeft daarvan te zijner gunste, bijvoorbeeld in de vorm van een verval van recht-regeling, af te
wijken. Nu evenmin is gebleken van enige wens om in de polisvoorwaarden ten gunste van de verzekeringnemer af
te wijken, lijkt daarmee de zin om de wettelijke regeling in de polisvoorwaarden ‘over te schrijven’ te ontbreken.
Iets anders is dat het wel goed lijkt nog eens te wijzen op de in artikel 1.15 (7:942), lid 3, bedoelde schriftelijke en
ondubbelzinnige afwijzing van dekking. Bedoeld artikel verplicht de verzekeraar bij die afwijzing, die bij
aangetekende brief dient te geschieden, ook ondubbelzinnig op de daaraan verbonden (verjarings)gevolgen te
wijzen.
AFDELING 2 SCHADEVERZEKERING
ARTIKEL 7.17.2.8 (7:951) EIGEN GEBREK
Wettekst
De verzekeraar vergoedt geen schade aan de verzekerde zaak, indien die is veroorzaakt door de aard of een gebrek
van die zaak.
Wat voor nieuws brengt 7.17.2.8 (7:951)?
De bewoordingen van artikel 7.17.2.8 (7:951) wijken af van die van artikel 249 Wetboek van Koophandel. De
woorden ‘eigen bederf’ komen in de nieuwe bepaling niet meer voor. Eigen bederf is geen oorzaak van schade, maar
een vorm van schade die kan zijn veroorzaakt door de aard of het gebrek van een zaak. Daarmee is echter inhoudelijk
geen wijziging beoogd.
Overgangsrecht?
Directe werking.
Wat betekent dit voor de polisvoorwaarden?
Polisvoorwaarden waarin wordt gerefereerd of gerenuncieerd aan artikel 249 Wetboek van Koophandel of waarin
artikel 249 Wetboek van Koophandel wordt geciteerd, moeten slechts op terminologie worden gecontroleerd en zo
nodig worden aangepast.
Modeltekst
Zie clausules inzake eigen gebrek in de 7.17 beurs modelvoorwaarden voor marine-, property en liability-polissen in
bijlagen bij deze modelteksten.
Pagina 29 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
ARTIKEL 7.17.2.9 (7:952) EIGEN SCHULD
Wettekst
De verzekeraar vergoedt geen schade aan de verzekerde die de schade met opzet of door roekeloosheid heeft
veroorzaakt.
Wat voor nieuws brengt 7.17.2.9 (7:952)?
1. Onder het huidige recht is algemeen aanvaard dat het huidige artikel 276 Wetboek van Koophandel en
artikel 294 Wetboek van Koophandel, hoewel verschillend in terminologie, beide merkelijke schuld12
en alle zwaardere vormen van schuld van dekking uitsluiten. Het nieuwe recht heeft de ondergrens van
de uitgesloten schuldvormen echter verhoogd naar roekeloosheid. Hoewel de wetgever daarmee
kennelijk beoogt zowel bewuste als onbewuste roekeloosheid uit te sluiten13, wijst hij er tegelijkertijd
op14 dat roekeloosheid gelijk is aan ‘grove schuld’, welke laatste term nog in het ontwerp van 1986
werd gebruikt. Daarmee schept de wetgever enige verwarring, immers ‘grove schuld’ is, aldus de Hoge
Raad, gelijk te stellen met een in laakbaarheid aan opzet grenzende schuld15, d.w.z. met bewuste
roekeloosheid 16 . De wetgever had daarom in de toelichting duidelijker moeten maken 17 dat
roekeloosheid ‘bewuste en onbewuste roekeloosheid’ betekent.
2. Ook met betrekking tot de vraag of eigen schuld van één van de verzekerden ook aan de andere
verzekerde(n) kan worden tegengeworpen, breekt het nieuwe recht, dat regelend recht betreft, met
het huidige recht. Thans is geldend recht dat indien er meerdere verzekerden zijn, eigen schuld van één
van de verzekerden ook aan de andere verzekerde(n) kan worden toegerekend, althans indien tussen
die verzekerden een rechtsband bestaat als gevolg waarvan het verzekerde belang als een
12 Onder merkelijke schuld moet worden verstaan een ernstige mate van schuld: HR 17-6-1988, NJ 1988, 966, Lammy-coat; HR
03-02-1989, NJ 1990, 477 HR 27-10-2000, NJ 2001, 119, HR 12 januari 2001, NJ 2001, 419 en HR 4 april 2003, RvdW 2003, 70;
AMEV-Meijerink). Het is een lichtere schuldvorm dan roekeloosheid.
13 Toelichting ontwerp 1982, pag. 49, waar het nog ging om de uitleg van het begrip ‘grove schuld’; Toelichting ontwerp 1986,
pag. 25: brief d.d. 3 augustus 1998 van ministerie van Justitie aan het Verbond, pag. 38.
14 Toelichting op de Nota van wijziging 2000, pag. 31.
15 HR 12-03-1954, NJ 1955, 386, Codam/Merwede.
16 HR 27-03-1992, NJ 1992, 496, Mossink/Nebem en met zoveel woorden HR 04-02-2000, NJ 2000, 249, UAPNieuw
Rotterdam/Van Woudenberg (‘Solon’). Daarbij moet wel worden aangetekend dat het in deze arresten niet ging om het begrip
‘grove schuld’ in het kader van het verzekeringsrecht.
17 Uit de M.v.T. is wel op te maken dat de ratio van het voorstel (om ook onbewuste roekeloosheid onder de uitsluiting te vatten)
is dat de innerlijke gesteldheid (bewuste roekeloosheid) van de verzekerde voor de verzekeraar een te zware bewijslast met zich
mee zou brengen.
Pagina 30 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
gemeenschappelijk belang moet worden aangemerkt.18 Het Nieuw Burgerlijk Wetboek breekt met deze
regel. De Toelichting op de Nota van wijziging d.d. 21 juni 2000, vermeldt dat de nieuwe redactie
duidelijk wil maken dat indien er meer verzekerden zijn, opzet of roekeloosheid van een van de
verzekerden niet ook aan de anderen kan worden tegengeworpen.
Overgangsrecht?
Artikel 7.17.2.9 (7:952) is niet van toepassing op verzekeringen die zijn afgesloten vóór het in werking treden van
het nieuwe recht tot de eerstvolgende gelegenheid waarbij de voorwaarden worden aangepast.
Wat betekent dit voor de polisvoorwaarden?
A. Beurspolissen (m.u.v. aansprakelijkheidspolissen en CAR-verzekeringen)
Algemeen
De ondergrens van de wettelijk uitgesloten schuldvormen is verhoogd. Verzekeraars die zich daaraan in hun
voorwaarden willen conformeren hoeven dus niets te doen of kunnen volstaan met het overnemen van de wettekst.
De hieronder opgenomen modeltekst is bedoeld voor die verzekeraars die in hun polissen conform het huidige
artikel 276/294 Wetboek van Koophandel merkelijke schuld en alle zwaardere vormen van schuld van dekking willen
(blijven) uitsluiten vanwege de onduidelijkheid als hierboven onder 1 genoemd, bevat de modeltekst uitdrukkelijk
de woorden “al dan niet bewuste roekeloosheid”
Voor bedrijvenpolissen is nog van belang wiens gedrag of nalaten als eigen schuld aan het verzekerde bedrijf kan
worden toegerekend. Uitgangspunt voor de vraag of een bedrijf eigen schuld kan worden toegerekend is het op het
terrein van de onrechtmatige daad ontwikkelde ‘Babbel’-criterium.19 Daarbij moet echter uitdrukkelijk rekening
worden gehouden met de geheel eigen verzekeringsrechtelijke karaktertrekken, met name de strekking, van artikel
7.17.2.9 (7:952). Het gaat om een uitzonderingsbepaling waaraan niet een te ruime toepassing behoort te worden
gegeven. 20 Teneinde onzekerheid op dit punt zoveel mogelijk tegen te gaan wordt hieronder een modeltekst
gegeven waarin het toerekeningscriterium nader wordt ingevuld. Met nadruk zij vermeld dat het uiteraard aan het
eigen beleid van iedere verzekeraar is overgelaten om van deze modeltekst, al dan niet in aangepaste vorm, gebruik
te maken.
Brand
De NBUG 2002, NBBU 2002 en de NBZB 2002 kennen geen bepalingen inzake eigen schuld. Dat betekent dus dat
onder het NBW minder schuldgradaties zijn uitgesloten dan onder de huidige wet. De beurspolissen kennen evenmin
een regeling omtrent eigen schuld van functionarissen van het bedrijf. Voor het geval de huidige schuldgradaties
18 HR 19-06-1992, NJ 1993, 555; CB/Fatum II, nader gepreciseerd in HR 19-10-2001, NJ 2002, 224; Vitesse/UAP-Nieuw Rotterdam
c.s.
19 HR 6 april 1979, NJ 1980, 34 (Kleuterschool Babbel).
20 HR 11 mei 1990, NJ 1990, 544 (Los Gauchos) en HR 4 oktober 1991, NJ 1992, 410 (Veder); Asser-Clausing- Wansink, 5-VI, 1e
druk, nr. 275 en de daar vermelde literatuur.
Pagina 31 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
uitgesloten moeten blijven en een regeling wordt overwogen voor functionarissen, wordt de onderstaande tekst
aanbevolen.
Modeltekst
“De verzekeraar vergoedt geen schade die de verzekeringnemer of een verzekerde met opzet, al dan niet bewuste
roekeloosheid of merkelijke schuld heeft veroorzaakt.
Met opzet, al dan niet bewuste roekeloosheid of merkelijke schuld van de verzekeringnemer of een verzekerde
wordt voor de toepassing van deze uitsluiting gelijkgesteld de opzet, de al dan niet bewuste roekeloosheid of
merkelijke schuld van degene die in opdracht of met goedvinden van de verzekeringnemer of een verzekerde de
algehele feitelijke leiding heeft over het bedrijf of een deel van het bedrijf van de verzekeringnemer of van die
verzekerde en die in die hoedanigheid schade veroorzaakt."
Van merkelijke schuld is sprake, indien het gaat om een gedraging die, al is een verzekerde zich daarvan niet bewust,
naar objectieve maatstaven een zodanig aanmerkelijke kans op schade met zich brengt dat een verzekerde zich van
dat gevaar bewust had behoren te zijn en door zich van die gedraging niet te onthouden in ernstige mate tekort
schiet in zorg ter voorkoming van schade.
B. Aansprakelijkheidsverzekeringen voor bedrijven
De bestaande clausules geven inzake opzet een geheel eigen regeling en behoeven in beginsel geen wijziging. De
verzekeraars wordt geadviseerd de door hen gehanteerde clausules op hun eigen merites te beoordelen.
C. CAR-verzekeringen
In de sectie Aansprakelijkheid van CAR-verzekeringen is veelal uitgesloten de aansprakelijkheid voor schade die voor
verzekerde het beoogde of zekere gevolg is van zijn handelen of nalaten. Uit de context is op te maken dat een
beroep op de clausule alleen opgaat tegenover de verzekerde die de schade lijdt. Gaat het om schade die het gevolg
is van de opzet van een andere verzekerde dan de verzekerde die de schade lijdt, dan behouden verzekeraars zich
een recht van verhaal voor op die andere verzekerde.
Modeltekst
“De verzekeraar vergoedt geen schade die de verzekerde die de schade lijdt met opzet, al dan niet bewuste
roekeloosheid of merkelijke schuld heeft veroorzaakt. De verzekeraar die een schade onder de polis vergoedt, is
gerechtigd deze te verhalen op de verzekerde door wiens opzet, al dan niet bewuste roekeloosheid of merkelijke
schuld de schade is veroorzaakt.” Van merkelijke schuld is sprake, indien het gaat om een gedraging die, al is een
verzekerde zich daarvan niet bewust, naar objectieve maatstaven een zodanig aanmerkelijke kans op schade met
zich brengt dat een verzekerde zich van dat gevaar bewust had behoren te zijn en door zich van die gedraging niet
te onthouden in ernstige mate tekort schiet in zorg ter voorkoming van schade.
F. Transportverzekeringen
Op Beurstransportverzekeringen is doorgaans uitgesloten schade die door merkelijke schuld van verzekerde is
veroorzaakt. Indien verzekeraars en makelaars deze uitsluiting ook onder vigeur van het nieuwe recht willen
handhaven, zouden zij daarvoor de volgende modeltekst kunnen gebruiken.
Pagina 32 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
Modeltekst
In afwijking van artikel 7.17.2.9 (7:952) Burgerlijk Wetboek vergoeden de verzekeraars geen schade die een
verzekerde door merkelijke schuld heeft veroorzaakt. Van merkelijke schuld is sprake, indien het gaat om een
gedraging die, al is een verzekerde zich daarvan niet bewust, naar objectieve maatstaven een zodanig aanmerkelijke
kans op schade met zich brengt dat een verzekerde zich van dat gevaar bewust had behoren te zijn en door zich van
die gedraging niet te onthouden in ernstige mate tekort schiet in zorg ter voorkoming van schade.
ARTIKEL 7.17.2.9C (7 :954) DIRECTE ACTIE
Wettekst
1. Indien in geval van een verzekering tegen aansprakelijkheid de verzekeraar ingevolge artikel 7.17.1.14
(7:941) de verwezenlijking van het risico is gemeld, kan de benadeelde verlangen, dat indien de
verzekeraar een uitkering verschuldigd is, het bedrag dat de verzekerde daarvan ter zake van de schade
van de benadeelde door dood of letsel te vorderen heeft, aan hem wordt betaald.
2. De benadeelde kan zonder melding deze betaling verlangen, indien de verzekerde een rechtspersoon
was die heeft opgehouden te bestaan en de verplichting tot vergoeding van de schade van de
benadeelde niet op een ander is overgegaan.
3. Indien de benadeelde zijn in lid 1 bedoelde bevoegdheid nog niet heeft uitgeoefend, kan de verzekeraar
slechts bevrijdend aan de verzekerde betalen nadat hij de benadeelde tevergeefs verzocht heeft binnen
vier weken mede te delen of hij deze bevoegdheid wil uitoefenen, of indien deze daarvan afstand heeft
gedaan.
4. De verzekerde is niet bevoegd ten nadele van de benadeelde over zijn vordering op de verzekeraar te
beschikken, voorzover deze vordering schade door dood of letsel betreft, noch is deze vordering in
zoverre voor anderen dan de benadeelde vatbaar voor beslag.
5. Voor zover de verzekeraar in verband met overschrijding van een verzekerde som tot minder gehouden
is dan het bedrag waarvoor de verzekerde aansprakelijk is, wordt de verschuldigde uitkering naar
evenredigheid toegerekend aan de schade van elk der benadeelden alsmede, voor zover zij
benadeelden betreft met zowel schade door dood of letsel als andere schade, aan deze onderscheiden
schadesoorten.
6. Niettemin blijft de verzekeraar die, onbekend met het bestaan van vorderingen van andere
benadeelden, te goeder trouw aan een benadeelde of de verzekerde een groter bedrag dan het aan
deze toekomende deel heeft uitgekeerd, jegens de andere benadeelden slechts gehouden tot het
beloop van het overblijvende gedeelte van de verzekerde som.
7. De betaling aan de benadeelden kan worden opgeschort voor zover in verband met het in de eerste zin
bepaalde op redelijke gronden kan worden betwijfeld welk bedrag dient te worden voldaan.
8. De benadeelde die terzake van zijn schade door dood of letsel een rechtsvordering instelt tegen de
verzekeraar, is daartoe slechts bevoegd indien hij ervoor zorgdraagt dat de verzekerde tijdig in het
geding wordt geroepen. Dit lijdt uitzondering in het geval, bedoeld in lid 2.
9. De leden 1 tot en met 6 missen toepassing, voor zover de benadeelde schadeloos is gesteld of voor
zover hem door de wet jegens de verzekeraar een eigen recht op schadevergoeding is toegekend.
Pagina 33 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
Wat voor nieuws brengt 7.17.2.9c (7:954)?
Deze dwingende wetsbepaling (7.17.2.25a (7:963), lid 4) introduceert nieuwe regels over de wijze waarop
aansprakelijkheidsverzekeraars voortaan personenschades van benadeelden moeten behandelen en afwikkelen.21
De bepaling geldt ook voor andere polissen waarop schade aan derden is meegedekt, zoals cascopolissen,
scheepsaanbouwpolissen, landmateriaal- en constructieverzekeringen.
Overgangsrecht?
Artikel 7.17.2.9c (7:954) is niet van toepassing voorzover een uitkering vóór het tijdstip van het in werking treden
van de wet is voldaan.
Wat betekent dit voor de polisvoorwaarden?
De nieuwe bepaling raakt in bijzonder het polisbeding inzake schadebehandeling en schaderegeling dat standaard
in aansprakelijkheidsverzekeringen is opgenomen. Dit beding komt in de regel erop neer dat verzekeraar het recht
heeft benadeelden rechtstreeks schadeloos te stellen en met hen schikkingen te treffen, met in achtneming van de
belangen van verzekerde. Hoewel de gangbare schaderegelingsbedingen in de aansprakelijkheidspolissen en het
bepaalde in artikel 9c elkaar, strikt genomen, niet bijten, kan het duidelijkheidshalve geen kwaad om voor de
behandeling en afwikkeling van personenschades, in het beding een verwijzing naar het artikel op te nemen,
bijvoorbeeld als volgt:
Modeltekst
“Aanspraken van benadeelden tot vergoeding van personenschade22 zullen worden behandeld en afgewikkeld met
in achtneming van het bepaalde in artikel 7.17.2.9c ( 7:954 BW)”
ARTIKEL 7.17.2.18 (7:957) BEREDDINGSKOSTEN
Wettekst
1. Zodra de verzekeringnemer of de verzekerde van de verwezenlijking van het risico of het ophanden zijn
daarvan op de hoogte is, of behoort te zijn, is elk hunner, naar mate hij daartoe in de gelegenheid is,
verplicht binnen redelijke grenzen alle maatregelen te nemen, die tot voorkoming of vermindering van
schade kunnen leiden.
2. De verzekeraar vergoedt de kosten aan het nemen van de in lid 1 bedoelde maatregelen verbonden,
en de schade aan zaken die daarbij worden ingezet.
21 Zie voor een heldere toelichting op de nieuwe regels, prof. mr. J.G.C. Kamphuijsen in ‘Het nieuwe verzekeringsrecht, een eerste
verkenning’, Serie Verzekeringsrecht, Deventer 2000, pagina’s 177 t/m 193.
22 Volgens de standaarddefinitie in nagenoeg alle polisvoorwaarden van aansprakelijkheidsverzekering: “letsel of aantasting van
de gezondheid, al dan niet de dood ten gevolge hebbend, met inbegrip van de daaruit voortvloeiende schade” en aldus conform
het bepaalde in art 9c.
Pagina 34 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
3. Indien de verzekerde de in lid 1 bedoelde verplichting niet is nagekomen, kan de verzekeraar de
uitkering verminderen met de schade die hij daardoor lijdt.
Wat voor nieuws brengt 7.17.2.18 (7:957)?
1. De vergoedingsplicht van verzekeraar bij beredding omvat dwingend de kosten van
bereddingsmaatregelen en de schade aan zaken die bij de beredding worden ingezet (18 (7:957) lid 2
jo 25a (7:963), lid 5).
2. De vergoeding is dwingend verschuldigd zowel aan verzekeringnemer als aan verzekerde (18 lid 1 en 2
jo 25a (7:963) , lid 5).
3. De vergoeding is ook verschuldigd bij overschrijding van de verzekerde som, tenzij in de
polisvoorwaarden anders is bedongen (22 (7:959), lid 1). Bij particuliere verzekeringen is de vergoeding
boven de verzekerde som echter dwingend voorgeschreven tot minimaal eenmaal die som (22 (7:959)
lid 1 jo 25a (7:963) , lid 6).
4. Bij niet nakomen van de bereddingsplicht door verzekerde is de verzekeraar bevoegd de uitkering te
verminderen met de schade die hij daardoor lijdt.
Overgangsrecht?
De dwingendrechtelijke dekking van de bereddingskosten bij particuliere verzekeringen tot minimaal de verzekerde
som is niet van toepassing op overeenkomsten die vóór het in werking treden van het nieuwe recht zijn gesloten,
echter tot uiterlijk het moment waarop de voorwaarden met het oog op het in werking treden van de nieuwe wet
of na het in werking treden van de nieuwe wet worden aangepast. Op daarna genomen maatregelen van beredding
is het nieuwe recht van toepassing.
Wat betekent dit voor de polisvoorwaarden?
In de eerste plaats zullen polisvoorwaarden, die in de dekkingsomschrijving expliciet een vergoeding van
bereddingskosten hebben opgenomen en in verband daarmee doorgaans ook een definitie van ‘bereddingskosten’
kennen, moeten worden aangepast aan de wet. De dekking moet worden uitgebreid met een vergoeding van schade
aan zaken die bij het nemen van de bereddingsmaatregelen worden ingezet en in de definitie van bereddingskosten
moet naast verzekerde ook verzekeringnemer worden genoemd als degene die de bereddingsmaatregelen heeft
genomen.
Beursvoorwaarden waarin geen definitie van bereddingskosten is opgenomen, behoeven niet te worden aangepast.
Modeltekst
Standaarddefinitie van ‘bereddingskosten’ voor beurspolissen waarin een definitie van “bereddingskosten” is
opgenomen (de tussen haakjes geplaatste tekst kan worden toegevoegd bij de beursaansprakelijkheidsverzekering):
“Kosten van maatregelen die door of vanwege verzekeringnemer of een verzekerde worden getroffen en
redelijkerwijs geboden zijn om het onmiddellijk dreigend gevaar van schade af te wenden waarvoor – indien gevallen
– (een verzekerde aansprakelijk zou zijn en) de verzekering dekking biedt, of om die schade te beperken. Onder
kosten van maatregelen wordt in dit verband mede verstaan schade aan zaken die bij het nemen van de hier
bedoelde maatregelen worden ingezet.”
Pagina 35 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
In de tweede plaats kan de (in beginsel onbeperkte) wettelijke vergoedingsplicht worden beperkt. Voor particuliere
verzekeringen echter niet verder dan de dwingendrechtelijke limiet van eenmaal de verzekerde som (artikel
7.17.2.22 (7:959), lid 1, jo 7.17.2.25a (7:963), lid 6). Of en, zo ja op welke wijze de beperking vorm moet krijgen is ter
beoordeling aan de individuele verzekeraars en kan variëren van opname van de bereddingskosten in de maximale
vergoedingsplicht per gebeurtenis of per aanspraak en per jaar tot dekking van de bereddingskosten tot een
bepaalde limiet boven de verzekerde som.
Ten slotte verdient aandacht dat, met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid, artikel 7.17.2.18 (7:957)
regelend recht bevat. De in het derde lid neergelegde sanctie is, blijkens haar formulering, slechts beschikbaar indien
en voor zover de verzekeraar bewijst hoe groot de schade is die als gevolg van het niet-nakomen van de hier
bedoelde plicht voor hem is ontstaan. In de huidige praktijk is gebruikelijk om als sanctie bij niet-nakoming van
verplichtingen bij schade het recht op uitkering te laten vervallen als de belangen van de verzekeraar daardoor zijn
benadeeld.
Onderstaande modeltekst kan worden gebruikt als men die praktijk wil continueren. Een clausule van deze strekking
heeft uiteraard niet tot gevolg dat de verzekeraar nu zonder meer bij iedere nalatigheid in het nemen van
bereddingsmaatregelen die (enige) benadeling van de belangen van de verzekeraar tot gevolg heeft, de
vergoedingsplicht geheel van de hand kan wijzen. Verzekeraar zal moeten bewijzen dat zijn belangen door het
uitblijven van bereddingsmaatregelen zijn benadeeld. Dat betekent dat verzekeraar op het concrete geval
toegesneden feiten en omstandigheden moet aandragen, die het vermoeden rechtvaardigen dat hij voor de
vergoeding van schade wordt aangesproken die bij het wel nemen van bereddingsmaatregelen achterwege zou zijn
gebleven.
Met nadruk wordt erop gewezen dat het iedere verzekeraar uiteraard volkomen vrij staat deze sanctiebepaling, al
dan niet in gewijzigde vorm, op te nemen.
Modeltekst
Sanctie op de niet-nakoming van de bereddingsplicht:
“Aan deze verzekering kunnen geen rechten worden ontleend indien de verzekeringnemer of de verzekerde heeft
nagelaten maatregelen te nemen ter voorkoming of vermindering van schade als bedoeld in artikel 7.17.2.18 (7:957),
voor zover daardoor de belangen van verzekeraar zijn benadeeld.”
ARTIKEL 7.17.2.21 (7:958) ONDERVERZEKERING EN PREMIER RISQUE
Relevante wettekst
3. Bij totaal verlies vergoedt de verzekeraar de waarde van het verzekerde belang bij de zaak
4. De verzekeraar vergoedt in geval van verzekering tegen vervangings-, herbouw- of nieuwwaarde bij
gedeeltelijke schade te zijner keuze, hetzij de kosten van herstel en de waardevermindering naar
verkoopwaarde ondanks herstel, hetzij de verzekerde waarde van de onbeschadigde zaak verminderd
met de verkoopwaarde van de restanten.
5. Indien het bedrag van de verzekerde som lager is dan de waarde die aan de schadeberekening ten
grondslag ligt, wordt de vergoeding volgens de leden 2 en 4 verminderd naar evenredigheid van
hetgeen dat bedrag lager is dan de waarde.
Pagina 36 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
Wat voor nieuws brengt artikel 7.17.2.21?
Volgens het huidige artikel 253 lid 3 K kunnen partijen overeenkomen dat verzekeraar gehouden is ook in geval van
onderverzekering, een gedeeltelijke schade volledig te vergoeden, ook wel premier risque beding genoemd. Deze
wettelijke bepaling is in het nieuwe artikel 7:958 BW niet overgenomen.
Overgangsrecht?
Directe werking
Wat betekent dit voor de polisvoorwaarden?
De mogelijkheid om in het premier risque beding te verwijzen naar de wettelijke bepaling van artikel 253 lid 3 K
komt in het nieuwe verzekeringsrecht te vervallen als gevolg van het verdwijnen van het artikel in het Wetboek van
Koophandel. Dat betekent dat het premier risque beding in de beurspolisvoorwaarden mede aan de hand van de
oude wettekst opnieuw moet worden geformuleerd.
In dit verband is nog van belang dat beursbrandverzekeringen een bijzondere regel kennen voor de aftrek van een
toepasselijk eigen risico bij een schade die de premier risque limiet overschrijdt. Die regel houdt in dat de aftrek van
het eigen risico steeds aan de top van het schadebedrag plaatsvindt in plaats van aan de voet. Bij een premier risque
limiet van bij voorbeeld 100.000 euro, een eigen risico van 10.000 euro en een schade van 110.000 euro, ontvangt
de rechthebbende op de branduitkering geen 90.000 euro maar de volle 100.000 euro.
In verband hiermee is in onderstaande modeltekst speciaal voor beursbrandverzekeringen een zin toegevoegd over
de aftrek van het eigen risico.
In de modeltekst is het woord "belangen" tussen haakjes als mogelijkheid in plaats van "gevaarsobjecten" vermeld
omdat - afgezien van de constatering dat een premier risque beding weinig zinvol is bij
aansprakelijkheidsverzekeringen en kostendekkingen zoals opruimingskosten waar de "exposure" niet vaststaat in
bepaalde branches zoals de transportbranche het gebruik van "first loss" voor op een zekere waarde te schatten
belangen gebruikelijk en wellicht ook aan te bevelen is.
Modeltekst
Premier risque
In geval van schade of verlies wordt maximaal het als premier risque op het polisblad vermelde verzekerde bedrag
vergoed, ongeacht de werkelijke waarde van de verzekerde gevaarsobjecten (of belangen) onmiddellijk voor de
gebeurtenis.
Toevoeging voor beursbrandverzekeringen:
Indien een eigen risico van toepassing is wordt het schadebedrag, dat na aftrek van het toepasselijk eigen risico,
resteert, vergoed tot maximaal het premier risque bedrag.
Pagina 37 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
ARTIKEL 7.17.2.24A (7:961) SAMENLOOP BIJ VERZEKERINGEN
Wettekst
1. Indien dezelfde schade door meer dan een verzekering wordt gedekt, kan de verzekerde met
inachtneming van artikel 24 (7:960) elke verzekeraar aanspreken. De verzekeraar is daarbij bevoegd de
nakoming van zijn verplichting tot schadevergoeding op te schorten totdat de verzekerde de andere
verzekeringen heeft genoemd.
2. Voor de toepassing van lid 1 wordt met schade die door een verzekering wordt gedekt gelijkgesteld
schade die door de verzekeraar onverplicht wordt vergoed.
3. De verzekeraars hebben onderling verhaal opdat ieder zijn deel draagt, naar evenredigheid van de
bedragen waarvoor een ieder afzonderlijk kan worden aangesproken. Verzekeraars hebben op gelijke
voet onderling verhaal voor hun redelijke kosten tot het vaststellen van de schade, alsmede voor hun
redelijke kosten van verweer in en buiten rechte. De verzekerde is jegens de verzekeraars afzonderlijk
verplicht zich te onthouden van elke gedraging die ten koste van dezen afbreuk doet aan hun onderling
verhaal.
4. De bij een zelfde verzekering betrokken verzekeraars zijn niet verder aansprakelijk dan voor hun
evenredig deel van hetgeen in totaal ten laste van die verzekering komt.
Wat voor nieuws brengt 7.17.2.24a (7:961)?
Artikel 7.17.2.24a (7:961), kent niet langer het chronologisch beginsel, maar kiest als uitgangspunt dat de verzekerde
bij meervoudige verzekering elke verzekeraar kan aanspreken (met inachtneming van artikel 24 (7:960),
indemniteitsbeginsel).
Vervolgens heeft de aangesproken verzekeraar (lid 3) verhaal op de andere verzekeraar(s) naar rato van het bedrag
waarvoor ieder afzonderlijk had kunnen worden aangesproken. Verhaal is ook mogelijk voor onverplichte
uitkeringen (lid 2) en voor kosten ter vaststelling van de schade en het voeren van verweer (lid 3).
Er is sprake van regelend recht, dus men mag van de regeling afwijken.
Overgangsrecht?
Verzekeringen die vóór het in werking treden van de nieuwe wet zijn gesloten kunnen slechts overeenkomstig de
regeling in het oude recht worden aangesproken (chronologisch beginsel), echter tot uiterlijk het moment waarop
de voorwaarden met het oog op het in werking treden van de nieuwe wet of na het in werking treden van de nieuwe
wet worden aangepast. De nieuwe wettelijke regeling is dan van toepassing op risico’s die zich na die aanpassing
hebben verwezenlijkt.
Wat betekent dit voor de polisvoorwaarden?
Polisvoorwaarden bevatten vaak een afwijking van de wettelijke regeling. Het gaat, ook onder het nieuwe recht, om
regelend recht dus al die clausules behouden in beginsel hun werking. Hieronder een overzicht van de meest
gebruikelijke.
Pagina 38 van 38
Rapport 2005 - Modelteksten 7.17 BW voor Beursverzekeringen
Na-u-clausule
Ook wel bekend als mits-niet-elders-gedekt-clausule. Men onderscheidt harde en zachte vormen, en als beide
samenlopende polissen een clausule kennen van gelijke zachtheid of hardheid, dan vallen ze tegen elkaar weg. Onder
het nieuwe recht zal dat niet anders zijn, zij het dat het gevolg van dat tegen elkaar wegvallen natuurlijk wel anders
is. Waar onder het oude recht het chronologisch beginsel herleefde (niet bij aansprakelijkheidsverzekeringen en
ziektekostenverzekeringen), zal onder het nieuwe recht voor alle schadeverzekeringen de regel herleven dat beiden
aanspreekbaar zijn naar rato van het bedrag waarvoor ieder afzonderlijk had kunnen worden aangesproken.
Speciale polis gaat voor
Er zijn clausules met als strekking dat als een zaak ook verzekerd is onder een speciale polis (en dan volgt soms een
opsomming van dergelijke speciale polissen) die speciale polis voorgaat. Ook die clausules behouden hun geldigheid.
Evenredige verminderingsregel
Deze clausules beperken de dekking bij samenloop tot een evenredig deel van de schade. Zij vertonen in hun
uitkomst enige gelijkenis met de regeling zoals die thans in de wet is te vinden. De basistekst voor veel clausules die
evenredige verminderingsregels bevat, is te vinden in de Nederlandse Beurs Brand polis (NBBP).
Ten slotte is denkbaar dat aan het arsenaal samenloopclausules een nieuwe wordt toegevoegd, namelijk een waarin
de toepasselijkheid van het chronologisch beginsel wordt neergelegd. Omdat de meeste samenloopclausules er nu
juist toe dienen om aan de werking van het chronologisch beginsel te ontkomen, ligt het niet voor de hand dat aan
een dergelijke clausule grote behoefte zal bestaan.