1
Ik por in Ivo z’n zij en zeg: ’douche je niet te lang zodat ik er ook nog even onder kan?’ ’Uhum’, knort hij. De deur kraakt. Ilja kruipt in z’n vaders armen en er klinkt meteen weer zacht gesnurk. Ik zucht, sta op, loop naar Lil, aai over haar bol en stiefel naar bene- den. Na een kwartiertje hoor ik de kraan lopen en terwijl ik koffie zet, broodtrommels vul, de kinderen help met aankleden, het ontbijt klaarmaak, de katten eten geef én de kattenbak verschoon, kleedt mijn man zich aan. Ineens ben ik het zat. Voor de zoveelste keer moet ik me in tien minuten aankleden. Douchen kan ik ver- geten; tandenpoetsen en een schone onderbroek, meer niet. Hoezo moet ík voor alle randvoorwaarden zorgen? Omdat ik een vrouw ben? Gelijkheid? Eerlij- ke verdeling van taken? Mijn ’inner Gremlin’ ont- waakt. Hij gromt, blaft en briest. Stomend kom ik de huiskamer binnen. ’Ik vraag je nét nog of je niet heel lang wil douchen zodat ik er ook nog even onder kan’, begin ik ge- tergd. ’Hoezo doe jij een half uur over je aankleden? Wat blijft er dan nog voor mij over?’, roep ik thea- traal. ’Sorry’, zegt hij. ’Ik heb gewoon echt niet in de gaten dat ik zo lang onder de douche sta.’ Nog voordat ik iets kan zeggen, bemoeit Lilli zich ermee. ’Pap, doe nou maar gewoon wat mam zegt, dan is dit geruzie weer zo voorbij!’ ’Dit is geen ruzie hoor Lil’, zeg ik. ’Dit is gewoon een irritatie. Wel een grote, maar gewoon een irritatie, geen ruzie.’ ’Ja!’, roept ze. ’Dat ken ik, dat heb ik nou ook altijd bij Ilja.’ ’Maar Ilja reageert niet hetzelfde als papa’, zegt ze. ’O’, zeg ik. ’Hoe reageert Ilja dan?’ ’Nou, die begint altijd met heel hard schoppen en slaan. Maar dat doet papa gelukkig niet, want hij is te groot en te sterk.’ ’Nee, dat is waar’, zeg ik, ’dat doet papa gelukkig niet.’ ’Tja’, gaat ze verder. ’Het is duidelijk.’ ’Wat?’, vraag ik. ’Nou, de meiden zijn dus altijd geïrriteerd en de jongens bijna nooit.’ Dan moeten we allebei lachen; mijn inner Gremlin en ik. En ik voel hoe hij gelukkig langzaam weer in slaap sukkelt. Inner Gremlin Niki Jacobs is zangeres, getrouwd en moeder van twee kinderen. Op deze plek schrijft ze over haar dagelijkse beslommeringen en wat haar bezighoudt. H et is 07:00 uur als de wekker gaat. Nou ja, het is de telefoon van mijn man die ons al maandenlang wakker maakt met een ter- gend zeikerig faux klassiek muziekje. Tot twee jaar geleden hebben Noa en Sam er amper iets van gemerkt dat hun vader van vijftig al bijna twintig jaar nierpatiënt is. Dat gezondheid niet vanzelfsprekend kan zijn, heeft de tweeling van 18 nu wel geleerd. Het kan zo niet verder. Vandaar dat John samen met zijn gezin heeft besloten de ellende niet langer voor zichzelf te houden. „We zijn voorbereid op vervelende en kwetsende reacties”, geeft hij aan. „Het is immers een ongebruikelijke stap dat je publie- kelijk om zo’n groot offer vraagt. Daar krijg je geheid negatieve reacties op. Ik heb ook goed moe- ten nadenken of ik mijn ziekte wel naar buiten wilde brengen. Ook vanwege de kinderen. Maar nu ben ik er klaar voor.” Welke gezonde man of vrouw wil een nier afstaan om John (en zijn familie) betere jaren te gunnen. Een ongebruikelijke vraag. Zeker voor een man die in het Groene Hart is opgegroeid met wijsheden als: ’Elk huisje heeft zijn kruisje’ en ’Niet lullen maar poetsen’. „De afgelopen twee jaar zijn absoluut een hel geweest. Lichamelijk en emotioneel kan ik zo niet verder.” Terwijl het, nadat John een nier van zijn zus had gekregen, lange tijd wel goed is gegaan. Conditie „In het jaar 2000 voelde ik me ronduit beroerd. Ik was niet voor- uit te branden. Ik dacht dat ik harder aan mijn conditie moest werken. Uiteindelijk liet ik bloed prikken. Willemien werd gebeld met de mededeling dat het flink mis was en dat we direct naar het ziekenhuis moesten.” Willemien vervolgt: „Ik was toen 29, John 30. ’Of hij heeft suikerziekte of zijn nieren doen het niet meer’, meldde de arts onomwonden. De volgende dag lag John al aan de dialyse. Zijn nieren werkten voor minder dan vier procent.” „Ik schrok me te pletter”, blikt John terug. „Toch heb ik er niet van geleerd. Nog steeds zoek ik de grenzen van mijn eigen kunnen op. Kiezen op elkaar en gaan.” Willemien en andere familieleden lieten zich onmiddellijk testen. Het was geen vraag of John een nier van zijn familie zou krijgen maar van wie. Het werd zijn zus. Eind 2000, na zo’n negen maanden nierdialyse, werden zus en broer geopereerd. John: „Heel bijzonder, maar voor mijn zus was het van- zelfsprekend. Net als voor mijn moeder. Mijn vader baalde flink dat hij niet geschikt was als do- nor.” Willemien vult aan: „In die tijd was ik zwanger geraakt van Sam en Noa. Nierpatiënten verliezen vaak hun vruchtbaarheid en het zag er niet best uit. Bleek ik toch in ver- wachting te zijn! De echografie liet ook nog eens zien dat er twee op komst waren.” Na de transplantatie en de revali- datie kon John in februari 2001, nadat de tweeling was geboren met de keizersnede, er helemaal voor zijn gezin zijn. Tegen de tweeling: „En wat waren jullie klein. Ik kon jullie ieder in één hand vasthou- den. Nu heb ik grote handen, maar toch. Zo mooi, zo lief. Ik kon met jullie jongleren, zo klein waren jullie.” Zorgeloos Zeventien jaar lang heeft de nier van zus gewerkt. „Zorgeloos was het nooit maar ik heb die meiden wel zien opgroeien. We hebben geweldige dingen beleefd, ook nog twee jaar in Schotland gewoond. Ondanks de terugkerende zieken- huisbezoeken en de telkens op- laaiende vrees dat het dan dit keer We worden - als het goed is - gevoed en gesteund door onze familie en directe omgeving. Lichamelijk, geestelijk en spiritueel. Hoe kijk jij ertegenaan, wil journalist Nancy Ubert weten. Ze spreekt voor de serie ’Wij zijn zo’ met uiteenlopende mensen over het gezin, de familie en alles wat daarbij past. J ohn zoekt nier. De noodkreet van de fami- lie Van Schajik. Een normaal gezinsleven kennen John, Wille- mien en de tweeling niet meer. Wat rest is hoop op een nieuwe nier. Van een levende, altruïstische donor. Vandaar dat de sociale me- dia en de pers worden opgezocht. „Mijn ziekte regeert ons gezin. Afschuwelijk vind ik dat.” Tekst: Nancy Ubert Foto: Hielco Kuipers John van Schajik: ’Mijn ziekte regeert ons gezin. Afschuwelijk vind ik dat’ Johnzoektnier.nl Om die ene geschikte donor voor John van Schajik te vinden, is een website ontworpen. Daarmee vragen familie, vrienden en kennissen aan- dacht voor Johns verhaal. Zo hopen ze uiteindelijk de perfecte donor te vinden. Dat moet iemand zijn van 18 jaar of ouder die in goede gezondheid verkeert en bloedgroep B of O heeft. De keuze om Johns donor te worden moet weloverwogen zijn. Je mag er niets voor terug willen hebben. Met één nier valt overigens prima te leven. John over de keuze om zijn ellende met de rest van de wereld te delen: „Het is misschien nu nog geen kwestie van leven en dood, maar wel van leven.” www.johnzoektnier.nl misschien mis zou zijn, hebben we fijn geleefd.” Noa: „Ik heb er eigen- lijk nooit veel van gemerkt dat papa ziek was.” Sam: „Tot twee jaar geleden.” Hondsberoerd Sinds september 2017 is John weer veroordeeld tot de spoelmachine. Elke maandag, woensdag en vrij- dag ligt hij vier uur lang aan de slangen. Het dialyseapparaat trekt vocht en afvalstoffen uit het li- chaam. Dat verandert de samen- stelling van het bloed en verlaagt de bloeddruk. Noodzakelijk, maar het gevolg is wel dat de patiënt zich daarna vaak hondsberoerd voelt. „Ik voel me altijd slechter na de behandeling dan daarvoor. Ik heb echt geprobeerd mijn werk te blijven doen, onder meer door ’s nachts in het ziekenhuis te dialyse- ren, maar het ging gewoon niet meer. De dialyse houdt je in leven, meer niet. Het levert hooguit tien procent van de normale nierfunctie op. Vandaar dat ik altijd zo moe ben.” Een biertje drinken met vrienden, een familiefeestje of een dagje uit; dat gaat allemaal met moeite. John legt uit: ,,In eerste instantie door- dat je bijna altijd futloos bent, maar ook omdat je maximaal een liter per dag kunt drinken. En dat is niet veel. Soms drink ik de hele dag niet omdat ik ’s avonds naar een feestje ga en daar niet ongezel- lig wil zitten zijn.’’ „John is zo positief. Eigenlijk merkt niemand aan hem dat hij zo ziek is. Dus begrijpen mensen niet altijd waarom hij het laat afweten bij een feestje”, geeft Willemien aan. „Ik ben blij dat mijn vader er nog zo positief onder is, anders had ik het zelf ook een stuk zwaar- der gehad”, vindt Noa. Sam vertelt daarop hoe ze boffen met hun ouders en hun fijne leven. Beide meiden volgen een hbo- opleiding en voelen zich gelukkig. „Maar de laatste twee jaar is het allemaal toch iets minder gewor- den. Mama probeert sterk te zijn maar ze is er emotioneel onder als papa weer wordt opgenomen in het ziekenhuis. Best moeilijk als je je moeder ziet huilen.” „Ja dit is een rampenjaar”, geeft Willemien aan, „maar ik doe echt mijn best het gezellig te blijven maken in huis.” Sam: „Dat klopt en iedereen is altijd welkom. Dat is ook zo mooi aan jou.” Proef Stilte. Er moet tot slot nog iets verteld worden. Maar John twijfelt. „Ik wil niemand kwetsen, vandaar. Er was weer een nier voor mij beschikbaar. Ik jankte van blijd- schap toen ik dat hoorde want - geloof me nou maar - als dialysepa- tiënt heb je geen normaal leven meer. Voor de operatie werd me gevraagd mee te werken aan een medische proef. Dat kon ik natuur- lijk niet weigeren. Dankzij de medische wetenschap leef ik im- mers zelf nog. Het ging helemaal fout. Een dag na de operatie lag ik opnieuw op de tafel om te kijken of er nog iets te redden viel. He- laas. Einde verhaal.” „Er was nog een tweede patiënt bij wie diezelfde proef werd gedaan. Ook die had last van afstotingsver- schijnselen. ’Ik heb nog nooit mee- gemaakt dat dit binnen 24 uur optreedt’, bekende een van de artsen later. Is het die proef ge- weest? Ze kunnen me dat niet met zekerheid zeggen. Dat vreet be- hoorlijk aan me. Ergens hoop en denk ik dat het toch echt door die proef is gekomen. Dat is tenminste aanwijsbaar.” „Door alles wat er is gebeurd, ben ik veranderd. Mijn motto was altijd: doorgaan, doorgaan, door- gaan. En andere mensen vooral niet lastig vallen met je sores. Ik denk dat veel mensen buiten de familie geen idee hebben dat het zo slecht met me gaat. Maar ik moet dat nu wel duidelijk gaan maken. Na die mislukte transplan- tatie ben ik zo ziek geweest. En het gaat steeds slechter. Bovendien kun je niet jarenlang blijven dialyseren. Voor mij is de maat vol en de wachtlijst te lang.” Op zoek naar een donornier LDN 9 Familie 9 8 Familie LDN 8

Inner Gremlin naar een H donornier · wie diezelfde proef werd gedaan. Ook die had last van afstotingsver-schijnselen. ’Ik heb nog nooit mee-gemaakt dat dit binnen 24 uur optreedt’,

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Inner Gremlin naar een H donornier · wie diezelfde proef werd gedaan. Ook die had last van afstotingsver-schijnselen. ’Ik heb nog nooit mee-gemaakt dat dit binnen 24 uur optreedt’,

Ik por in Ivo z’n zij en zeg: ’douche je niet te langzodat ik er ook nog even onder kan?’’Uhum’, knort hij.De deur kraakt. Ilja kruipt in z’n vaders armen en erklinkt meteen weer zacht gesnurk. Ik zucht, sta op,loop naar Lil, aai over haar bol en stiefel naar bene-den.Na een kwartiertje hoor ik de kraan lopen en terwijlik koffie zet, broodtrommels vul, de kinderen helpmet aankleden, het ontbijt klaarmaak, de katten etengeef én de kattenbak verschoon, kleedt mijn manzich aan.Ineens ben ik het zat. Voor de zoveelste keer moet ikme in tien minuten aankleden. Douchen kan ik ver-geten; tandenpoetsen en een schone onderbroek,meer niet. Hoezo moet ík voor alle randvoorwaardenzorgen? Omdat ik een vrouw ben? Gelijkheid? Eerlij-ke verdeling van taken? Mijn ’inner Gremlin’ ont-waakt. Hij gromt, blaft en briest. Stomend kom ik dehuiskamer binnen.’Ik vraag je nét nog of je niet heel lang wil douchenzodat ik er ook nog even onder kan’, begin ik ge-tergd. ’Hoezo doe jij een half uur over je aankleden?Wat blijft er dan nog voor mij over?’, roep ik thea-traal.’Sorry’, zegt hij. ’Ik heb gewoon echt niet in de gatendat ik zo lang onder de douche sta.’Nog voordat ik iets kan zeggen, bemoeit Lilli zichermee.’Pap, doe nou maar gewoon wat mam zegt, dan is ditgeruzie weer zo voorbij!’’Dit is geen ruzie hoor Lil’, zeg ik. ’Dit is gewoon eenirritatie. Wel een grote, maar gewoon een irritatie,geen ruzie.’’Ja!’, roept ze. ’Dat ken ik, dat heb ik nou ook altijdbij Ilja.’’Maar Ilja reageert niet hetzelfde als papa’, zegt ze.’O’, zeg ik. ’Hoe reageert Ilja dan?’’Nou, die begint altijd met heel hard schoppen enslaan. Maar dat doet papa gelukkig niet, want hij iste groot en te sterk.’’Nee, dat is waar’, zeg ik, ’dat doet papa gelukkigniet.’’Tja’, gaat ze verder. ’Het is duidelijk.’’Wat?’, vraag ik.’Nou, de meiden zijn dus altijd geïrriteerd en dejongens bijna nooit.’Dan moeten we allebei lachen; mijn inner Gremlinen ik. En ik voel hoe hij gelukkig langzaam weer inslaap sukkelt.

Inner Gremlin

Niki Jacobs is zangeres, getrouwden moeder van tweekinderen. Op dezeplek schrijft ze overhaar dagelijkse beslommeringen en wat haar bezighoudt.

Het is 07:00 uur als de wekker gaat. Nou ja,het is de telefoon van mijn man die ons almaandenlang wakker maakt met een ter-gend zeikerig faux klassiek muziekje.

Tot twee jaar geleden hebben Noaen Sam er amper iets van gemerktdat hun vader van vijftig al bijnatwintig jaar nierpatiënt is. Datgezondheid niet vanzelfsprekendkan zijn, heeft de tweeling van 18nu wel geleerd. Het kan zo nietverder. Vandaar dat John samenmet zijn gezin heeft besloten deellende niet langer voor zichzelf tehouden. „We zijn voorbereid opvervelende en kwetsende reacties”,geeft hij aan. „Het is immers eenongebruikelijke stap dat je publie-kelijk om zo’n groot offer vraagt.Daar krijg je geheid negatievereacties op. Ik heb ook goed moe-ten nadenken of ik mijn ziekte welnaar buiten wilde brengen. Ookvanwege de kinderen. Maar nu benik er klaar voor.” Welke gezonde man of vrouw wileen nier afstaan om John (en zijnfamilie) betere jaren te gunnen.Een ongebruikelijke vraag. Zeker

voor een man die in het GroeneHart is opgegroeid met wijshedenals: ’Elk huisje heeft zijn kruisje’en ’Niet lullen maar poetsen’. „Deafgelopen twee jaar zijn absoluuteen hel geweest. Lichamelijk enemotioneel kan ik zo niet verder.”Terwijl het, nadat John een niervan zijn zus had gekregen, langetijd wel goed is gegaan.

Conditie„In het jaar 2000 voelde ik meronduit beroerd. Ik was niet voor-uit te branden. Ik dacht dat ikharder aan mijn conditie moestwerken. Uiteindelijk liet ik bloedprikken. Willemien werd gebeldmet de mededeling dat het flinkmis was en dat we direct naar hetziekenhuis moesten.” Willemienvervolgt: „Ik was toen 29, John 30.’Of hij heeft suikerziekte of zijnnieren doen het niet meer’, melddede arts onomwonden. De volgendedag lag John al aan de dialyse. Zijnnieren werkten voor minder danvier procent.” „Ik schrok me tepletter”, blikt John terug. „Tochheb ik er niet van geleerd. Nogsteeds zoek ik de grenzen van mijneigen kunnen op. Kiezen op elkaaren gaan.”Willemien en andere familieledenlieten zich onmiddellijk testen.Het was geen vraag of John eennier van zijn familie zou krijgenmaar van wie. Het werd zijn zus.

Eind 2000, na zo’n negen maandennierdialyse, werden zus en broergeopereerd. John: „Heel bijzonder,maar voor mijn zus was het van-zelfsprekend. Net als voor mijnmoeder. Mijn vader baalde flinkdat hij niet geschikt was als do-nor.”Willemien vult aan: „In die tijdwas ik zwanger geraakt van Sam enNoa. Nierpatiënten verliezen vaakhun vruchtbaarheid en het zag erniet best uit. Bleek ik toch in ver-wachting te zijn! De echografie lietook nog eens zien dat er twee opkomst waren.” Na de transplantatie en de revali-datie kon John in februari 2001,nadat de tweeling was geboren metde keizersnede, er helemaal voorzijn gezin zijn. Tegen de tweeling:„En wat waren jullie klein. Ik konjullie ieder in één hand vasthou-den. Nu heb ik grote handen, maartoch. Zo mooi, zo lief. Ik kon metjullie jongleren, zo klein warenjullie.”

ZorgeloosZeventien jaar lang heeft de niervan zus gewerkt. „Zorgeloos washet nooit maar ik heb die meidenwel zien opgroeien. We hebbengeweldige dingen beleefd, ook nogtwee jaar in Schotland gewoond.Ondanks de terugkerende zieken-huisbezoeken en de telkens op-laaiende vrees dat het dan dit keer

We worden - als het goed is - gevoed engesteund door onze familie en directeomgeving. Lichamelijk, geestelijk enspiritueel. Hoe kijk jij ertegenaan, wiljournalist Nancy Ubert weten. Ze spreektvoor de serie ’Wij zijn zo’ metuiteenlopende mensen over het gezin,de familie en alles wat daarbij past.

John zoekt nier. Denoodkreet van de fami-lie Van Schajik. Eennormaal gezinslevenkennen John, Wille-mien en de tweelingniet meer. Wat rest ishoop op een nieuwe

nier. Van een levende, altruïstischedonor. Vandaar dat de sociale me-dia en de pers worden opgezocht.„Mijn ziekte regeert ons gezin.Afschuwelijk vind ik dat.”

Tekst: Nancy UbertFoto: Hielco Kuipers

John van Schajik:

’Mijn ziekteregeert ons gezin.Afschuwelijkvind ik dat’

Johnzoektnier.nlOm die ene geschikte donor voorJohn van Schajik te vinden, is eenwebsite ontworpen. Daarmee vragenfamilie, vrienden en kennissen aan-dacht voor Johns verhaal. Zo hopenze uiteindelijk de perfecte donor tevinden. Dat moet iemand zijn van 18jaar of ouder die in goede gezondheidverkeert en bloedgroep B of O heeft.De keuze om Johns donor te wordenmoet weloverwogen zijn. Je mag erniets voor terug willen hebben. Metéén nier valt overigens prima televen. John over de keuze om zijnellende met de rest van de wereld tedelen: „Het is misschien nu nog geenkwestie van leven en dood, maar welvan leven.”www.johnzoektnier.nl

misschien mis zou zijn, hebben wefijn geleefd.” Noa: „Ik heb er eigen-lijk nooit veel van gemerkt datpapa ziek was.” Sam: „Tot twee jaargeleden.”

HondsberoerdSinds september 2017 is John weerveroordeeld tot de spoelmachine.Elke maandag, woensdag en vrij-dag ligt hij vier uur lang aan deslangen. Het dialyseapparaat trektvocht en afvalstoffen uit het li-chaam. Dat verandert de samen-stelling van het bloed en verlaagtde bloeddruk. Noodzakelijk, maarhet gevolg is wel dat de patiëntzich daarna vaak hondsberoerdvoelt. „Ik voel me altijd slechter nade behandeling dan daarvoor. Ikheb echt geprobeerd mijn werk teblijven doen, onder meer door ’snachts in het ziekenhuis te dialyse-ren, maar het ging gewoon nietmeer. De dialyse houdt je in leven,meer niet. Het levert hooguit tienprocent van de normale nierfunctieop. Vandaar dat ik altijd zo moeben.”Een biertje drinken met vrienden,een familiefeestje of een dagje uit;dat gaat allemaal met moeite. Johnlegt uit: ,,In eerste instantie door-dat je bijna altijd futloos bent,maar ook omdat je maximaal eenliter per dag kunt drinken. En datis niet veel. Soms drink ik de heledag niet omdat ik ’s avonds naar

een feestje ga en daar niet ongezel-lig wil zitten zijn.’’„John is zo positief. Eigenlijkmerkt niemand aan hem dat hij zoziek is. Dus begrijpen mensen nietaltijd waarom hij het laat afwetenbij een feestje”, geeft Willemienaan. „Ik ben blij dat mijn vader ernog zo positief onder is, andershad ik het zelf ook een stuk zwaar-der gehad”, vindt Noa. Sam verteltdaarop hoe ze boffen met hunouders en hun fijne leven.Beide meiden volgen een hbo-opleiding en voelen zich gelukkig.„Maar de laatste twee jaar is hetallemaal toch iets minder gewor-den. Mama probeert sterk te zijnmaar ze is er emotioneel onder alspapa weer wordt opgenomen inhet ziekenhuis. Best moeilijk als jeje moeder ziet huilen.” „Ja dit iseen rampenjaar”, geeft Willemienaan, „maar ik doe echt mijn besthet gezellig te blijven maken inhuis.” Sam: „Dat klopt en iedereenis altijd welkom. Dat is ook zomooi aan jou.”

ProefStilte. Er moet tot slot nog ietsverteld worden. Maar John twijfelt.„Ik wil niemand kwetsen, vandaar.Er was weer een nier voor mijbeschikbaar. Ik jankte van blijd-schap toen ik dat hoorde want -geloof me nou maar - als dialysepa-tiënt heb je geen normaal leven

meer. Voor de operatie werd megevraagd mee te werken aan eenmedische proef. Dat kon ik natuur-lijk niet weigeren. Dankzij demedische wetenschap leef ik im-mers zelf nog. Het ging helemaalfout. Een dag na de operatie lag ikopnieuw op de tafel om te kijkenof er nog iets te redden viel. He-laas. Einde verhaal.”„Er was nog een tweede patiënt bijwie diezelfde proef werd gedaan.Ook die had last van afstotingsver-schijnselen. ’Ik heb nog nooit mee-gemaakt dat dit binnen 24 uuroptreedt’, bekende een van deartsen later. Is het die proef ge-weest? Ze kunnen me dat niet metzekerheid zeggen. Dat vreet be-hoorlijk aan me. Ergens hoop endenk ik dat het toch echt door dieproef is gekomen. Dat is tenminsteaanwijsbaar.”„Door alles wat er is gebeurd, benik veranderd. Mijn motto wasaltijd: doorgaan, doorgaan, door-gaan. En andere mensen vooralniet lastig vallen met je sores. Ikdenk dat veel mensen buiten defamilie geen idee hebben dat hetzo slecht met me gaat. Maar ikmoet dat nu wel duidelijk gaanmaken. Na die mislukte transplan-tatie ben ik zo ziek geweest. En hetgaat steeds slechter. Bovendien kunje niet jarenlang blijven dialyseren.Voor mij is de maat vol en dewachtlijst te lang.”

Op zoeknaar eendonornier

LDN 9 Familie 98 Familie LDN 8