Upload
voquynh
View
216
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B152 1
KLIN
ISCH
E PR
AKTI
JK
STAND VAN ZAKEN
Intraossale infusieKlaas A. Hartholt, Albert Visser en Inger B. Schipper Gerelateerd artikel: Ned Tijdschr Geneeskd. 2009;153
Soms is het niet mogelijk een standaard intraveneuze
toegang te maken bij patiënten in spoedeisende situaties.
Als eerste initiatief ziet men de laatste jaren dan ook
steeds meer de toepassing van een intraossale vasculaire
entrée. Voor intraossale infusie voert men een botnaald
door de cortex van het bot tot in het beenmerg, waarna
injectie en infusie van medicatie en/of vloeistoff en in de
intraossale ruimte kunnen plaatsvinden. Via het been-
merg worden de medicijnen en vloeistoff en opgenomen
in de centrale circulatie. Dit is een veilige, snelle, eff ec-
tieve en eenvoudige methode voor het verkrijgen van een
alternatieve vasculaire toegang in spoedeisende situa-
ties.1-5 Toegang tot de circulatie is noodzakelijk voor de
behandeling bij de meeste vormen van shock,6 bij reani-
matie,7 bij trauma en bij respiratoire insuffi ciëntie, zowel
bij kinderen3,8 als bij volwassenen.4,5,9
De meest gebruikte vasculaire toegang, op zowel eerste-
hulpposten, bij huisartsen en ambulancediensten, is het
oppervlakkig veneus infuus. In acute situaties worden
slechts zelden diepveneuze toegangswegen gebruikt.
De intraossale techniek wordt relatief nog weinig toege-
past, maar sinds jaar blijkt dat er steeds meer her-
nieuwde interesse is voor deze toch lang bestaande
methode. Daarom valt te verwachten dat er op ambulan-
ces en in spoedeisende situaties meer gebruik van zal
worden gemaakt.
• Intraossale infusie is een allang bestaande methode om vasculaire toegang te verkrijgen. In het afgelopen decen-nium is er hernieuwde interesse voor deze methode ontstaan.
• Het is een gemakkelijke, veilige, snelle en ef fec tieve alternatieve methode voor het verkrijgen van een vasculaire toegang in spoedeisende klinische en prehospitale situaties.
• De intraossale toegang kan worden gebruikt voor de toediening van vloeistof fen, medicatie, voor bloedgroepty-pering en bloedgasanalyse en voor de analyse van elektroly ten.
• Het proximale uiteinde van de tibia is de meest gebruikelijke plaats voor intraossale infusie. In het afgelopen decennium heef t men een aantal nieuwe intraossale naalden ontwikkeld voor het vergemakkelijken van de inser tie.
• Richtlijnen van bijvoorbeeld de European Resuscitation Council en voor ‘advanced trauma life suppor t ’ (ATLS) bevelen tegenwoordig het gebruik van intraossale naalden aan in de spoedeisende setting, in situaties met en zonder trauma en bij zowel kinderen als volwassenen als een alternatief voor perifere vasculaire toegang. De aanbevelingen zullen het gebruik van intraossale naalden in de toekomst doen toenemen.
• Daarom is het nodig om op de hoogte te zijn van de indicaties, de contra-indicaties en de complicaties van intraossale infusie.
Erasmus MC-Centrum,
afd. Heelkunde-Traumatologie, Rotterdam.
Drs. K.A. Hartholt, student-onderzoeker;
A. Visser, verpleegkundige Mobiel Medisch Team;
dr. I.B. Schipper, chirurg-traumatoloog
(thans: Leids Universitair Medisch Centrum,
afd. Heelkunde, Leiden).
Contactpersoon: drs. K.A. Hartholt
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B1522
KLIN
ISCH
E PR
AKTI
JK
CASUS
Als voorbeeld de volgende casus: een -jarige vrouw met
een blanco voorgeschiedenis maakt een status epilepti-
cus door. Voordat wordt gebeld, toont zij al een uur
lang tekenen van een tonisch-klonisch insult. Bij aan-
komst van de ambulance is haar ademweg belemmerd
door een kaakklem en heeft zij een blazende ademhaling,
met duidelijke cyanose. Haar zuurstofsaturatie, voorzo-
ver die betrouwbaar valt te meten, is . Er is een krach-
tige radialispols van /min. Patiënte reageert niet op
aanspreken of pijnprikkels, haar pupillen zijn wijd, reage-
ren op licht, haar ogen dwalen. Er is sprake van een grand
mal. De heftige trekkingen waarmee die gepaard gaat,
maken zuurstoftoediening en het creëren van een intra-
veneuze toegangsweg onmogelijk. Besloten wordt rectaal
diazepam mg toe te dienen, maar dit heeft nauwelijks
eff ect. Ook herhaalde toediening blijft zonder resultaat.
De ambulanceverpleegkundige besluit om de patiënte te
transporteren en onderweg een rendez-vous met het
mobiel medisch team te organiseren. Bij samenkomst
van het mobiel medisch team en de ambulance is de toe-
stand van de patiënte onveranderd, met klinische ken-
merken van een grand mal. Door de bewegingsdrang kan
er geen intraveneuze toegangsweg worden gecreëerd. Er
wordt besloten om een botnaald te plaatsen in het proxi-
male deel van de linker tibia. Het duurt ongeveer min
voordat de botnaald is ingebracht en op juiste plaatsing is
gecontroleerd door middel van het aspireren van been-
merg en het inspuiten van een proefbolus NaCl ,.
Aansluitend wordt midazolam , mg intraossaal toege-
diend. De trekkingen verdwijnen vrijwel direct. Hierna
wordt de patiënte getransporteerd naar het ziekenhuis.
HISTORIE VAN INTRAOSSALE INFUSIE
Rond verschenen de eerste publicaties over intraos-
sale infusie. In de daaropvolgende jaren werd aangetoond
dat medicatie even snel in de circulatie terechtkomt na
intraossale als na intraveneuze toediening. In de begin-
periode werden de botnaalden vooral op het sternum
ingebracht. Ze waren lang, waardoor men soms door het
sternum heen stak, met alle gevolgen van dien. In de
Tweede Wereldoorlog is veel ervaring opgedaan met
intraossale infusie door Amerikaanse hospikken bij het
behandelen van gewonde militairen. Het Amerikaanse
leger heeft deze methode in de Tweede Wereldoorlog
ingevoerd, omdat veel militairen acuut behandeld moes-
ten worden wegens een hemorragische shock. Ondanks
succesvolle resultaten heeft toepassing van de botnaald
destijds geen ingang gevonden in de civiele geneeskunde.
Dit kwam ook doordat de civiele prehospitale zorg in
opkomst was en de ontwikkeling van de plastic intrave-
neuze infuuskatheter hier een belangrijke rol speelde.
Eind jaren tachtig van de vorige eeuw kwam de intraos-
sale naald weer meer in zwang in de pediatrie. Vooral bij
kleine kinderen kan het moeilijk zijn om in een spoedei-
sende situatie venen aan te prikken, door hun geringe
diameter en ook door de extra vetlaag in de subcutis. Het
bot bij kinderen bevat relatief weinig kalk en is hierdoor
elastischer en minder hard, waardoor een botnaald een-
voudig door de cortex in te brengen is. De resultaten
waren goed en de intraossale methode werd opgenomen
in de richtlijnen voor ‘advanced paediatric life support’.10
De laatste à jaar zijn er studies verricht naar de
farmacokinetiek van intraossaal toegediende medicatie.
Hieruit bleek dat geneesmiddelen na intraossale en intra-
veneuze toediening even snel in de circulatie terechtko-
men, respectievelijk na , (SD: ,) en , s (SD:
,).1,11
FIGUUR 1 (a) Insertie van een intraossale naald in het proximale deel van de
tibia; (b) cook-naald in vivo (foto: P. Gerritsen).
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B152 3
KLIN
ISCH
E PR
AKTI
JK
TECHNIEK VAN INTRAOSSALE TOEDIENING
In principe kan men alle medicatie die intraveneus gege-
ven wordt in gelijke dosering intraossaal toedienen:
medicijnen, cristalloïden, colloïden en bloedproduc-
ten.2,9,12 De intraossale ruimte is zeer rijk gevasculariseerd
en bevat duizenden kleine, niet-collabeerbare vaten.
Deze nemen de toegediende vloeistof snel op en voeren
die direct af naar de centrale circulatie met een volume
van ml/min door de zwaartekracht, tot ml/min bij
toepassing van een drukzak. Vanuit het beenmerg kan
bovendien accurate analyse van elektrolyten, bloed-
groeptypering en bloedgassen plaatsvinden.13-16
De meest gebruikte insertielocatie voor een intraossale
naald is cm distaal van de tuberositas tibiae aan de
anteromediale zijde van de tibia (fi guur ).13 Het dikste en
stevigste deel van de cortex wordt hierdoor bij volwasse-
nen vermeden. Bij kinderen is de prikrichting naar dis-
taal, om te vermijden dat de groeischijf beschadigd raakt.
Alternatieve insertielocaties zijn radius, sternum, calca-
neus, malleolus en clavicula, waarbij de afwezigheid van
medullaire activiteit geen belemmering is.17
Vooral bij militairen is het sternum een interessante
locatie, omdat deze plek vaak goed beschermd is achter
kogelwerend materiaal, en snel en eenvoudig te bereiken
is.
Botnaalden zijn binnen s te plaatsen. Het plaatsen
wordt bovendien niet als pijnlijk ervaren.18,19 Wel kan het
infunderen van vloeistof pijnlijk zijn, maar dat kan men
voorkomen door – bij volwassenen – ml lidocaïne
intraossaal toe te dienen alvorens andere medicatie te
geven.
NAALDEN
De groep van intraossale naalden die het langst bestaat,
wordt manueel ingebracht, zoals de naald volgens Jams-
hidi (CardinalHealth; Muncie, Ind., VS) (fi guur a) en die
van Cook (Cook Medical; Bloomington, Ind., VS) (zie
fi guur b). Een aantal van deze botnaalden is primair
ontworpen voor beenmergpuncties, maar bleken ook
geschikt voor infusie. Ze bevatten alle een verwijderbare
trocart; daarmee wordt voorkomen dat er bot in de holle
ruimte van de naald terechtkomt. De naalden worden
met een roterende beweging en druk ingebracht. Een
nadeel is dat er door asymmetrische rotatiebewegingen
een grotere insteekopening ontstaat met kans op lekkage
of extravasatie. Bij volwassenen kan de cortex zo hard
zijn dat er nauwelijks manueel een intraossale naald te
plaatsen valt. Met de komst van een nieuwe generatie
botnaalden is dit probleem aangepakt.
Bij de ‘Bone injection gun’ (Waismed; Herzliya, Israël)
wordt de naald afgevuurd door een spiraalveer (zie fi guur
c). Het apparaat is ontworpen voor gebruik op de tibia.
Het is klein, handzaam en licht en direct klaar voor
gebruik. Het EZ-IO-systeem (Vidacare; San Antonio,
Tex., VS) is de nieuwste intraossale naald op de Neder-
landse markt (zie fi guur d). Het is een door een batterij
aangedreven apparaat dat lijkt op een kleine accuboor-
machine, waarop een holle ‘boornaald’ is geplaatst. Deze
blijft na het ‘boren’ achter als intraossale toegang. De
FAST (acroniem voor 'First access for shock and trauma'́ ,
Pyng Medical; Richmond, Canada) is een intraossale
naald die speciaal ontwikkeld is voor het gebruik op het
sternum bij volwassenen (zie fi guur e).3 Door het ont-
werp met meerdere naalden wordt voorkomen dat er per
ongeluk door het sternum heen gestoken wordt. Na
gebruik verwijdert men de naald met een speciaal meege-
leverd mechaniek.
Bij de beschreven patiënte werd gebruikgemaakt van de
conventionele jamshidi-botnaald. Het was bij haar niet
mogelijk snel een perifeer infuus te plaatsen of een lijn in
de V. subclavia te prikken. Via de intraossale toegang kon
de patiënte gesedeerd worden.
GEEN CONTRA-INDICATIESEr bestaan geen absolute contra-indicaties voor het
plaatsen van een intraossale naald. Een gefractureerd bot
a b c
d e
FIGUUR 2 Naalden en systemen gebruikt voor intraossale toediening: (a) naald
volgens Jamshidi; (b) naald volgens Cook; (c) zogenaamde ‘Bone injection gun’;
(d) EZ-IO-infuussysteem; (e) FAST1-systeem (acroniem voor ‘First access for
shock and trauma’).
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B1524
KLIN
ISCH
E PR
AKTI
JK
dient men te ontzien in verband met kans op extravasa-
tie.3 De intraossale methode is daardoor altijd te gebrui-
ken, bij zowel kinderen als volwassenen. De naald wordt
verwijderd zodra er een goed functionerende conventio-
nele vasculaire toegang is verkregen, en uiterlijk na h
in verband met het risico op infectie.
COMPLICATIESComplicaties als gevolg van het plaatsen van een intraos-
sale naald of van het geven van medicatie, treden zelden
op, maar men mag ze niet onderschatten. In casuïstische
mededelingen zijn fracturen, myonecrose, osteomyelitis
en epifysiolyse beschreven.20-23 Als de botnaald correct is
geplaatst, zijn er op lange termijn geen negatieve gevol-
gen bekend voor de lengtegroei van de tibia.24
BESCHOUWING
Intraossale infusie is een goed alternatief om een vascu-
laire toegang te creëren in acute situaties, wanneer het
maken van een intraveneuze toegang niet lukt. Er wordt
tot op heden nog te weinig aan deze eenvoudige en veilige
methode gedacht, laat staan dat ermee wordt gewerkt.
Succesvolle klinische resultaten hebben ertoe geleid dat
de toepassing van intraossale naalden sinds opge-
nomen is in de richtlijnen van verschillende specialismen.
Het gebruik van de intraossale toegang wordt voorge-
schreven door een aantal instanties of richtlijnen in
situaties waarin spoedeisende behandeling gegeven
wordt en een perifere veneuze toegang niet of niet snel
genoeg verkregen wordt. We noemen hier de European
Recuscitation Council,25 de richtlijnen van de ‘advanced
trauma life support’ (ATLS),26 de Nederlandse Reanima-
tie Raad (www.reanimatieraad.nl; doorklikken op ‘Richt-
lijnen Reanimatie’),27 en het Landelijk Protocol Ambu-
lancezorg, versie .28 Dit betekent een belangrijke formele
aanvulling op de behandelmogelijkheden van ambu-
lance- en eerstehulpverpleegkundigen, huisartsen,
spoed eisendehulpartsen, traumatologen, anesthesiolo-
gen, en artsen van het mobiel medisch team. Deze
beroepsgroepen zullen zich dienen te verdiepen en te
scholen in de theorie en de praktijk van indicaties, tech-
nieken en complicaties. Men verwacht dat de combinatie
van toegenomen beschikbaarheid, populariteit en publi-
citeit zal leiden tot een opleving van het gebruik van de
intraossale infusiemethode.
CONCLUSIE
Tot slot, de intraossale methode is geen structurele ver-
vanging van de standaard intraveneuze techniek, maar
een veilig, eff ectief, snel en eenvoudig alternatief zonder
absolute contra-indicaties, dat wordt toegepast bij kinde-
ren en volwassenen voor acute toegang tot de circulatie
wanneer een conventionele intraveneuze toegang moei-
lijk of onmogelijk te verkrijgen is. De intraossale techniek
wordt in steeds meer richtlijnen geaccepteerd, waardoor
een toenemend gebruik valt te verwachten.
Belangenconfl ict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 17 maart 2008
Citeer als Ned Tijdschr Geneeskd. 2009;153:B152
●> Meer op www.ntvg.nl/klinischepraktijk
1 Cameron JL, Fontanarosa PB, Passalaqua AM. A comparative study of
peripheral to central circulation delivery times between intraosseous and
intravenous injection using a radionuclide technique in normovolemic
and hypovolemic canines. J Emerg Med. 1989;7:123-7.
2 Hurren JS, Dunn KW. Intraosseous infusion for burns resuscitation.
Burns. 1995;21:285-7.
3 Helm M, Hauke J, Bippus N, Lampl L. Die intraossare Punktion in der
präklinischen Notfallmedizin. 10-jahrige Erfahrungen im
Luftrettungsdienst. Anaesthesist. 2007;56:18-24.
4 Helm M, Gries A, Fischer S, Hauke J, Lampl L. Invasive Techniken in der
Notfallmedizin III. Die intraossare Punktion – Ein alternativer
Gefasszugang in padiatrischen Notfallsituationen. Anaesthesist.
2005;54:49-56.
LITERATUUR
▼ LEERPUNTEN ▼• Bij intraossale infusie gebruikt men het beenmerg om toegang te
verkrijgen tot de circulatie.• Met name als de intraveneuze toegang lastig is, kan men door
intraossale infusie snel vocht en/of medicatie toedienen en een analyse verrichten van bloedgassen, bloedgroepen en elektrolyten.
• Het proximale uiteinde van de tibia is de meest gebruikelijke plaats voor intraossale infusie.
• Steeds meer richtlijnen voor acute geneeskunde schrijven intraos-sale infusie voor wanneer een perifere veneuze toegang niet of niet snel genoeg verkregen wordt.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2009;153:B152 5
KLIN
ISCH
E PR
AKTI
JK
5 LaRocco BG, Wang HE. Intraosseous infusion. Prehosp Emerg Care.
2003;7:280-5.
6 Dankmeijer HF, Wijnans M. Onderzoek naar de geschiktheid van een
holle schroef voor het geven van intra-ossale transfusies in noodgevallen.
Voorlopige mededeling. Ned Tijdschr Geneeskd. 1970;114:47-51.
7 Pijls NHJ, Meursing BTJ. Medicamenteuze ondersteuning tijdens en na
een reanimatie. Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:1593-6.
8 Smith R, Davis N, Bouamra O, Lecky F. Th e utilisation of intraosseous
infusion in the resuscitation of paediatric major trauma patients. Injury.
2005;36:1034-9.
9 Iserson KV. Intraosseous infusions in adults. J Emerg Med. 1989;7:587-91.
10 Turner NM, van Vught AJ, editors. Advanced Paediatric Life Support.
Nederlandse editie. 2e dr. Amsterdam: Reed Business; 2006.
11 Fiser DH. Intraosseous infusion. N Engl J Med. 1990;322:1579-81.
12 Waisman M, Waisman D. Bone marrow infusion in adults. J Trauma.
1997;42:288-93.
13 Hurren JS. Can blood taken from intraosseous cannulations be used for
blood analysis? Burns. 2000;26:727-30.
14 Abdelmoneim T, Kissoon N, Johnson L, Fiallos M, Murphy S. Acid-base
status of blood from intraosseous and mixed venous sites during
prolonged cardiopulmonary resuscitation and drug infusions. Crit Care
Med. 1999;27:1923-8.
15 Johnson L, Kissoon N, Fiallos M, Abdelmoneim T, Murphy S. Use of
intraosseous blood to assess blood chemistries and hemoglobin during
cardiopulmonary resuscitation with drug infusions. Crit Care Med.
1999;27:1147-52.
16 Brickman KR, Krupp K, Rega P, Alexander J, Guinness M. Typing and
screening of blood from intraosseous access. Ann Emerg Med.
1992;21:414-7.
17 McCarthy G, O’Donnell C, O’Brien M. Successful intraosseous infusion
in the critically ill patient does not require a medullary cavity.
Resuscitation. 2003;56:183-6.
18 Halm B, Yamamoto LG. Comparing ease of intraosseous needle
placement: Jamshidi versus cook. Am J Emerg Med. 1998;16:420-1.
19 Calkins MD, Fitzgerald G, Bentley TB, Burris D. Intraosseous infusion
devices: a comparison for potential use in special operations. J Trauma.
2000;48:1068-74.
20 Alam HB, Punzalan CM, Koustova E, Bowyer MW, Rhee P. Hypertonic
saline: intraosseous infusion causes myonecrosis in a dehydrated swine
model of uncontrolled hemorrhagic shock. J Trauma. 2002;52:18-25.
21 Bowley DM, Loveland J, Pitcher GJ. Tibial fracture as a complication of
intraosseous infusion during pediatric resuscitation. J Trauma.
2003;55:786-7.
22 Launay F, Paut O, Katchburian M, Bourelle S, Jouve JL, Bollini G. Leg
amputation after intraosseous infusion in a 7-month-old infant: a case
report. J Trauma. 2003;55:788-90.
23 Stoll E, Golej J, Burda G, Hermon M, Boigner H, Trittenwein G.
Osteomyelitis at the injection site of adrenalin through an intraosseous
needle in a 3-month-old infant. Resuscitation. 2002;53:315-8.
24 Claudet I, Baunin C, Laporte-Turpin E, Marcoux MO, Grouteau E,
Cahuzac JP. Long-term eff ects on tibial growth after intraosseous
infusion: a prospective, radiographic analysis. Pediatr Emerg Care.
2003;19:397-401.
25 European Resuscitation Council. Guidelines for Resuscitation.
Philadephia: Mosby Elsevier; 2006.
26 Advanced Trauma Life Support for Doctors, student course manual. 7th
ed. Chicago: American College of Surgeons; 2006.
27 Richtlijnen reanimatie 2006 in Nederland. Uden: Nederlandse Reanimatie
Raad; 2006.
28 Landelijk Protocol Ambulancezorg. 7e versie. Zwolle: Stichting Landelijke
Ambulance en Meldkamerprotocollen; 2007.