Upload
hoangkhanh
View
229
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
2 3
Inhoud
Ouverture 2
Guus Mostart: een leven in dienst van de opera 4
De problematische erfenis van Richard Wagner 10
Dol op mooie stofjes: Joke Ploeger 18
‘Dit einde is een nieuw begin’ Annelies Lamm 22
Wildeman, een coproductie 26
Laatste reis, in het spoor van Vincenzo Bellini. boekrecensie 27
Steun de Reisopera… maak nieuwe vrienden 29
Götterdämmerung | Andere Brünnhilde | podium, data en inleider 30
Operanieuws 30
Colofon 31
Ouverture
Beste Operavrienden,
Iedereen wist dat het zou gebeuren, maar toch kwam het
nog hard aan: in de laatste week van juli zijn de ontslag-
brieven bij veel medewerkers van de Nationale Reisopera op
de mat gevallen.
Een hard gelag: van de ongeveer 90 werknemers moeten er
nu 80 op zoek naar ander werk. Dat betreft niet alleen de
leden van het alom geprezen koor, maar ook andere disci-
plines, bijvoorbeeld uit de afdeling kap en grime, decor en
techniek. Vakmensen en specialisten, die samen de NRO tot
een volwaardig en gewaardeerd operahuis maakten.
Als operavrienden leven we met hen mee. We hopen dat er
voor hen spoedig betere tijden zullen aanbreken.
Het bestuur
‘Pijnlijk en verdrietig’ noemt Nicolas Mansfield de situatie voor de
ontslagen medewerkers van de Nationale Reisopera. Op een aantal van
hen hoopt de Reisopera in de toekomst nog een beroep te kunnen doen.
De Raad van Toezicht heeft gekozen voor een éénhoofdige directie en
per 1 januari 2013 is Nicolas Mansfield algemeen directeur. Er wordt nog
gezocht naar een hoofd financiën.
Achter de schermen is Nicolas volop bezig met de toekomst van de NRO.
Hij is deze zomer o.a. naar Berlijn en naar Dorset geweest om daar te
praten over samenwerking en ook in Den Haag legt hij contacten.
In juli 2013 gaat de Reisopera met ‘Candide’ naar het Operafestival in
Dorset. Er zijn plannen om met een operareis de zangers te vergezellen.
In het decembernummer zullen we u nader kennis laten maken met de
nieuwe directeur en met zijn plannen voor een op een – noodgedwongen –
andere leest geschoeide Reisopera.
Nicolas Mansf ield algemeen directeur
4 5
Wanneer hij in de zomer van 1972 als medisch student niet op
zoek was gegaan naar een vakantiebaantje, dan was Guus Mostart
misschien nooit in de operawereld beland.
Nu, op 61-jarige leeftijd, neemt hij na een veelbewogen leven
in dienst van de opera in december afscheid van de Nationale
Reisopera, waar hij 12,5 jaar aan het roer stond.
Guus Mostart werd op 1 maart 1951 geboren in Den Haag als oudste
van acht kinderen in een katholiek gezin. Vader werkte als radioloog
in een Haags ziekenhuis, maar het gezin woonde in Voorburg. Toen
Guus 5 jaar was verhuisde men naar Venlo waar zijn vader was
benoemd aan het St. Josef ziekenhuis.
Na de Montessorischool volgde Guus het Thomascollege (‘daar
heb ben vermoedelijk Jolanda Sap en Geert Wilders ook op geze ten’)
maar toen hij 15 was ging hij naar het internaat van het Dominicus
college in Nijmegen waar hij zijn HBSB diploma haalde. En net als
zijn vader vertrok hij vervolgens naar Amsterdam om medicijnen te
studeren.
‘Dat ging goed, tot ik in de zomer van 1972 volkomen toevallig
terecht kwam bij de Nederlandse Operastichting, waar ze figuranten
zochten voor Rigoletto. Ik had ooit in Duisburg Hoffmanns
Vertellingen gezien, maar dat had niet veel indruk op me gemaakt.
Vanaf het allereerste moment dat ik bij de opera binnenstapte kreeg
ik echter heel sterk het gevoel: dit wordt mijn leven.
Aanvankelijk combineerde ik het figureren nog met mijn
medicijnenstudie, maar in januari 1973 heb ik die studie aan de
kapstok gehangen en ben ik bij de Operastichting in dienst getreden
als assistent in algemene dienst, een soort manusjevanalles. Dit
tot grote verbazing van mijn vader die vond dat ik eerst mijn studie
moest afmaken, maar het heilig vuur was ontstoken. Later heeft hij
er zich wel mee verzoend en mij ook altijd gesteund in die keuze.
Zo heb ik het operavak van de grond af geleerd. Toch kreeg ik al
gauw het gevoel: ik wil er meer van weten en het liefst wil ik zelf
regisseren.’
Engeland
Guus meldde zich aan bij het fameuze London Opera Centre, een
groot opleidingsinstituut voor getalenteerde zangers, regisseurs,
dirigenten etc.. Dit centrum was een onderdeel van het Royal
Operahouse Covent Garden. Na een intakegesprek werd hij
geaccepteerd en met een beurs van het ministerie van CRM begon
hij in september 1974 aan de eenjarige opleiding.
‘Bij de afdeling stagemanagement waren we met z’n zessen, ik was
de enige buitenlander. Wij waren een hecht groepje, waarmee ik
nog steeds contact onderhoud. De opleiding was zeer all round: we
kregen o.a. theatertechniek, schermen, Italiaans, repertoirekunde,
partituur ontleden, en masterclasses regie. Allerlei grote namen
hebben daar gestudeerd in die oude Troxy bioscoop in de East End,
waar ook de Royal Opera zijn repetitiestudio’s had.’
Tijdens de generale repetitie van La Forza del Destino in Covent
Garden ontmoette Guus zijn Nieuw Zeelandse partner John Otto
die in dezelfde straat de opleiding tot theaterontwerper volgde aan de
English National Opera: ‘we zijn al 37 jaar bij elkaar.’
(John Otto is een bekend ontwerper, hij maakte decors en kostuums
voor talrijke producties in binnen en buitenland voor operahuizen,
theater en dansgezelschappen. Voor de Nationale Reisopera
ontwierp hij o.a. decors voor Peter Grimes, Fidelio, La Traviata en
recentelijk Lucia di Lammermoor.)
Amsterdam / Engeland
De Nederlandse Operastichting had Guus gevraagd om na zijn
opleiding in Londen terug te komen in Amsterdam en zo werd
hij regieassistent onder intendant Hans de Roo, aan wie hij
veel te danken heeft. De Roo haalde toonaangevende artiesten
naar Nederland, zoals Joan Sutherland, Nikolaus Harnoncourt,
Catherine Malfitano, Filippo Sanjust, Götz Friedrich en Harry
Kupfer. Daarnaast kregen Nederlandse zangers volop gelegenheid in
hoofdrollen te schitteren.
‘Arnold van Mil, Jan Derksen, Cristina Deutekom, Bert Bijnen, Elly
Ameling, noem maar op, met allen heb ik mogen samenwerken in
mijn tijd bij de Operastichting.’ Hans de Roo was trouwens ook enige
tijd interim intendant van het toenmalige Opera Forum in Enschede.
In 1976 assisteerde Guus Mostart de grote Britse regisseur John
Cox voor het Holland Festival in Der Rosenkavalier. Edo de Waart
dirigeerde en Ed Spanjaard assisteerde hem.
John Cox nodigde Guus een jaar later uit om Staff Director te worden
bij het beroemde Glyndebourne Festival en tot 1980 combineerde
Guus dat met zijn werk bij de Operastichting. In 1980 werd hij
fulltime benoemd tot Director of Production van de Glyndebourne
Touring Opera. Hij verhuisde definitief naar Engeland, waar hij
in Lewes en Brighton woonde. Daarnaast regisseerde hij o.a.
twee producties bij het Wexford Opera Festival in Ierland, L’Isola
Disabitata in 1982 en Ariodante in 1985.
Guus Mostart: een leven in dienst van de opera� Fenny�Koffijberg
6 7
Amsterdam / Canada
Inmiddels was Jan van Vlijmen de nieuwe intendant van de
Nederlandse Opera geworden. ‘Hij vroeg of ik zijn rechterhand wilde
zijn en in 1985 werd ik benoemd tot directeur artistieke zaken. Ik
heb daar ook de verhuizing van de Stadsschouwburg naar de Stopera
meegemaakt. Ik kijk met gemengde gevoelens terug op die periode.
Jan van Vlijmen kreeg onenigheid met zijn bestuur en vertrok eind
1987, waardoor mijn positie in het geding kwam – ik was immers
door Jan aangesteld. In 1988 ben ik vertrokken waarna er een aanbod
kwam uit Vancouver om Brian McMaster als artistiek directeur op
te volgen bij de Vancouver Opera. Daar heb ik vier jaar met veel
plezier gewerkt en mijn NoordAmerikaanse regiedebuut gemaakt
met Alcina van Händel. Het Queen Elisabeth Theatre was een grote
schouwburg met 2700 zitplaatsen. We hadden een productiekern van
12 mensen, een freelance koor en het orkest van de Canadese radio.
Per productie huurden we solisten in. We maakten 4 producties
per jaar die niet op reis gingen. Het was puzzelen, want we
ontvingen een overheidssubsidie van slechts 58%. Dat betekende
dat de zaal voor 85 % gevuld moest zijn, anders hadden wij een
budgettair probleem. Daar heb ik geleerd wat sponsorwerving
inhoudt. Regelmatig zat ik al om acht uur ’s morgens te ontbijten
met potentiële sponsoren. Dat was een wezenlijk onderdeel van
mijn baan. In NoordAmerika is dat overigens heel gewoon: je
moet je gezelschap voortdurend positioneren en verkopen. De
bestuursvergaderingen waren uitputtend omdat je steeds moest
kunnen verdedigen waarom je een bepaald zaalpercentage in de
productie begroting had opgenomen voor de opera’s die je wilde
programmeren. En als je dat percentage dan vervolgens niet haalde
zat je meteen met een tekort.’
Enschede / Engeland
‘In 1992 vroeg Jan Riezenkamp, directeurgeneraal van het
ministerie van OCW, mij om een nieuw beleidsplan te maken
voor een reisopera. Opera Forum zou worden opgeheven omdat
het ministerie van mening was dat het na lange jaren van goed
functioneren, artistiek was doodgebloed. Mijn plannen werden door
minister d’Ancona breed omarmd. Alhoewel het de bedoeling was
dat ik artistiek directeur zou worden, heb ik dat uiteindelijk niet
gedaan omdat het beschikbare budget voor deze nieuwe reisopera
helaas afhankelijk was gemaakt van de geplande reorganisatie van de
oostelijke orkesten, die op hetzelfde moment speelde. Provincies en
gemeenten kozen voor het behoud van beide orkesten ten koste van
de reisopera. D’Ancona heeft mij toen gevraagd of ik mijn beleids
plan kon uitvoeren met minder middelen maar daar heb ik voor
bedankt omdat ik geen gebroddel in de marge ambieerde. Er waren
trouwens meer spanningen in die tijd; sommigen wilden dat Forum
bleef bestaan, anderen vonden dat die nieuwe reisopera er absoluut
moest komen. Het bedrijf was in twee kampen verdeeld en de atmo
sfeer was om te snijden. Het animo om daarin te stappen was bij mij
tot het nulpunt gedaald.
Tegelijkertijd kreeg ik een aanbieding om Director of Artistic
Administration and Dramaturgy te worden bij English National
Opera (het tweede gezelschap in Londen) en in november 1993 ben
ik daar begonnen.
Londen was fantastisch; 18 producties per seizoen: 8 nieuwe en
10 hernemingen met in totaal 185 voorstellingen. We hadden de
beschikking over een eigen theater, het London Coliseum, 2300
zitplaatsen en 650 mensen in vaste dienst. Ik heb daar geweldige
dingen kunnen doen en het hele artistieke beleid onder mijn hoede
gehad. Ik voelde me als een vis in het water. Bovendien heb ik er veel
geleerd zodat ik niet meer voor verrassingen kan komen te staan.
Alles wat er in een groot operagezelschap mis kan gaan heb ik daar
wel eens voor mijn kiezen gekregen. Met name de onderhandelingen
met de vakbonden waren behoorlijk complex. Al in mijn eerste jaar
vond er een grote sanering plaats en moesten negentig werknemers
het veld ruimen. Gelukkig had ik een zeer loyaal team dat mij
onvoorwaardelijk steunde. Toen ik na zes jaar wegging heb ik als
afscheids cadeau mijn antieke bureau meegekregen, dat nu hier op
mijn kamer staat.
Het was de bedoeling dat ik in 1999 zou gaan werken bij New York
City Opera als Director of Production , toen ik volkomen onverwacht
een telefoontje kreeg van Ko Wierenga, (burgemeester van Enschede
en voorzitter van het bestuur): intendant Louwrens Langevoort ging
weg bij de Nationale Reisopera, of ik eens wilde komen praten. En zo
kwam de bal opnieuw aan het rollen. Ik had bovendien het gevoel dat
ik in Enschede iets moest afmaken. In juli 2000 ben ik toen hier aan
de slag gegaan, ik had gedacht maximaal zo’n 7 à 10 jaar, maar het
zijn er toch meer dan 12 geworden.’
Enschede
‘Toen ik hier begon had ik een duidelijk beeld van wat ik anders
wilde. Ik vond het niveau van de Reisopera heel behoorlijk maar erg
Duits georiënteerd. Ik wilde mijn eigen stempel op het gezelschap
drukken. Mijn netwerk was ook totaal verschillend van dat van mijn
voorganger.
Ik heb de Reisopera altijd als een springplankgezelschap beschouwd,
waarin aankomende kunstenaars hun talenten konden uitproberen.
Ik was altijd op zoek naar dat jonge talent om het publiek te kunnen
verrassen. We hebben veel roldebuten gehad. Zo heb ik Peter Auty
15 jaar geleden in Londen ontdekt toen hij aan de National Opera
Studio studeerde. Ik heb hem sindsdien gevolgd: hij groeide naar
steeds betere rollen en staat nu aan het begin van een wereldcarrière.
Bijzonder trots ben ik op de ontdekking van Mati Turi, onze
Siegfried. Nicolas en ik hebben hem een aantal jaren geleden voor
het eerst gehoord tijdens een auditiedag in Helsinki. Hij stond niet
op de lijst maar had gebeld of hij toch mocht komen voorzingen. Wel
moest hij met de boot van Talinn in Estland naar Helsinki komen, of
we dus even konden wachten? We vielen van verbazing achterover:
wat een geluid! Siegfried had hij nog nooit gezongen maar hij was er
klaar voor. Het resultaat is bekend: het werd een daverend succes. De
Reisopera is echt een broedplaats van talent in alle disciplines.
Als intendant ben ik heel sturend geweest. Ik geef de voorkeur aan
een coachende manier van leiding geven, maar als me iets niet
bevalt, dan jeuken mijn handen en bemoei ik mij ermee. Dat betreft
niet alleen regie of ontwerp maar ook de tempokeuze van de dirigent.
Als de polsslag niet klopt valt de productie in elkaar. Wat de theatrale
dynamiek betreft ben ik door mijn ruime internationale ervaring
gepokt en gemazeld.’
Zo assisteerde Guus in de zomer van 1983 Sir Peter Hall in Bayreuth
bij de nieuwe productie van de Ring, waar Ed Spanjaard weer
assistentdirigent was van Sir Georg Solti. Guus raakte bevriend
met Gudrun en Wolfgang Wagner en kent ook Katharina goed. In
1991 maakte hij als 39jarige zijn New Yorkse regiedebuut in een
uitverkocht Metropolitan Opera (4000 man) met Die Zauberflöte,
een oorspronkelijke productie uit Glyndebourne ontworpen door de
Britse kunstschilder David Hockney, gedirigeerd door James Levine
en op dvd uitgebracht.
Bayreuth, 1983.
Hildegard Behrens
(Brünnhilde),
Sir Peter Hall en
Guus Mostart
Repetities van Der Ring in
Bayreuth in 1983.
Van links naar rechts Walter
Huneke, technisch directeur,
William Dudley,
ontwerper, Sir Peter Hall,
regisseur en Guus Mostrart
als zijn assistent.
Deze foto is in 1975
genomen tijdens een
voorstelling van de opera
Fiësta van Darius Milhaud.
Guus speelde daarin een
zwijgende rol. Het was
tijdens zijn studie aan het
London Opera Centre.
Deze foto met Teresa Stratas dateert uit 1978 en is
tijdens een repetitie van Lulu bij De Nederlandse
Operastichting genomen. De zanger die de rol van
Schigolch vertolkte was die dag afwezig en zodoende
moest Guus als assistent-regisseur de rol lopen.
8 9
Nationale Reisopera
‘Ik heb het in Enschede ontzettend naar m’n zin gehad, al werd ik
meteen na mijn aantreden geconfronteerd met een ernstig financieel
tekort. Ik kwam daar pas achter toen ik hier een week rondliep. In
overleg met het ministerie moest ik dit tekort in vier jaar inlopen
maar het is me binnen drie jaar gelukt, zonder afbreuk te doen aan
de kwaliteit. Daarna hebben we ook nooit meer schulden gehad.
Ik was zowel zakelijk als artistiek eindverantwoordelijk en dat
betekent dat je soms bij jezelf op de rem moet gaan staan.
Ik had gelukkig een fantastisch team: Theo Oosterhuis als hoofd
financiën en control, helaas pas overleden, was een kei, die ik blind
kon vertrouwen. Als hij zei: het kan financieel niet, dan geloofde ik
hem onvoorwaardelijk en ging het niet door. Marjon Hoedeman,
hoofd beleidszaken, slim, integer, heel rationeel en een geweldige
steun om op het rechte pad te blijven. Andreas Heinen, ons
hoofd techniek van grote internationale klasse. En dan natuurlijk
Nicolas Mansfield – mijn eerste benoeming – als koordirigent: een
dreamteam.
We hebben Nederlandse componisten een platform geboden en
opdrachten verleend voor wereldpremières, bijvoorbeeld Hotel de
Pékin ter gelegenheid van de opening van ons nieuwe theater in
2008, in samenwerking met de Jiangsu Performing Arts Group,
waarvoor ik tien keer naar China ben gereisd, en Wake van Klaas
de Vries in 2010, ter herdenking van de vuurwerkramp. Ik ben daar
geweldig trots op.
Toen er sprake was van het nieuwe Muziekkwartier, dat later het
Wilminktheater werd genoemd, dacht ik meteen: daar gaan we de
Ring doen, hoewel iedereen me voor gek verklaarde. We hebben
intensief meebeslist over de vorm en grootte van de zaal en de
technische inrichting van het toneel. Bovendien prijzen wij ons
gelukkig met de beste akoestiek van Nederland. De zaal klinkt als een
klok. Dit heeft zeker bijgedragen aan de cultstatus die de Twentse
Ring ondertussen heeft gekregen.’
Bezuinigingen
‘Financieel en artistiek was er een stijgende lijn te zien bij de
Nationale Reisopera. Er is daarom geen enkele reden te bedenken
voor deze onrechtvaardige bezuinigingen, om nog maar niet te
spreken over het leed dat wordt veroorzaakt door alle gedwongen
ontslagen. Voor mij is het een vorm van sadisme: het bedrijf dat
ik mede heb opgebouwd, mag ik nu zelf afbreken. Twee keer zijn
wij door een internationaal samengestelde visitatiecommissie
beoordeeld. Twee keer hebben wij uitstekende rapportcijfers
gekregen en is ons lof toegezwaaid. Met deze rapporten is niets
gebeurd. De Staatssecretaris heeft ze in een la gestopt en misschien
worden ze over honderd jaar nog eens gevonden in het kader van
een of ander proefschrift over de geschiedenis van ons illustere
gezelschap. Treurig en eigenlijk te schandalig voor woorden.’
En daar bovenop kwam de dolksteek in de rug van SOA (Stichting
Opera Aurora).
Het Nederlands Symfonie Orkest, voorheen het Orkest van het
Oosten, dirigent Jan Willem de Vriend en het Combattimento
Consort Amsterdam van dezelfde Jan Willem de Vriend dienden
eveneens een aanvraag in voor de overgebleven 3,5 miljoen voor een
operakern in OostNederland.
Guus Mostart: ‘Deze achterbakse actie deugt van geen kanten. De
directeur van het orkest zou zich diep moeten schamen. De Raad
voor Cultuur heeft gelukkig in ons voordeel beslist en verder wil ik er
geen woord aan vuil maken.’
Afscheid
‘Ik heb met heel veel enthousiasme bij de Reisopera gewerkt. De
atmosfeer en de chemie in dit bedrijf zijn voorbeeldig als je dat
vergelijkt met andere gezelschappen waar ik werkzaam ben geweest.
Ik heb me hier goed ingebed gevoeld maar na 12,5 jaar merk je dat
het boek uit is. Ik heb in 2009 mijn Raad van Toezicht laten weten
aan het eind van dit kunstenplan (20092012) afscheid te willen
nemen. Het is fantastisch dat iemand uit het bedrijf zelf, Nicolas
Mansfield, het stokje overneemt. Dat komt niet vaak voor en het is in
dit geval volkomen terecht.
Of ik nog eens terugkom?
Ik heb op heel veel plekken gewerkt, maar als ik wegga dan doe ik de
deur dicht en kom niet terug. De toekomst van de NRO ziet er heel
anders uit dan we ons hadden voorgesteld, maar dit geeft Nicolas wel
de gelegenheid om zijn eigen agenda voor het bedrijf te bepalen. Het
is een uitdaging, maar het brengt ook nieuwe kansen.
Ik ga ook niet lang treuren: ik heb 40 jaar lang opera gedaan. Mijn
flat in Enschede wordt verkocht en ik ga weer wonen in mijn huis
in Amsterdam. Misschien zal ik nog wel eens een regie doen en
misschien maak ik mijn medische studie af, ik zie wel wat er op mijn
pad komt…’
Guus Mostart wil – in verband met de situatie
van de NRO – een afscheid zonder toeters en
bellen. Daarom zal hij na de première van de
Götterdämmerung in kleine kring afscheid
nemen van de Nationale Reisopera.
1983, Bayreuth.
Van links naar rechts:
Guus Mostart, dirigent Sir
Georg Solti en regisseur Sir
Peter Hall.
1983, Bayreuth.
Guus assisteert Sir Peter
Hall bij Der Ring des
Nibelungen.
Links staat Hildegard
Behrens die Brünnhilde
vertolkte, in het midden
Sir Peter Hall.
januari 1991
Guus maakt zijn debuut
aan de MET.
1990, Guus is artistiek directeur
in Vancouver en regisseert daar
Händel’s Alcina. Hij staat rechts
bovenaan, de ontwerper John
Otto links bovenaan. Helemaal
vooraan staat Benita Valente die
de rol van Alcina zong.
10 1110
jaar voor zij tenslotte in 1870 trouwden, want Wagner moest nog
eerst van zijn vrouw Minna scheiden. Minna hielp echter een
handje door bijtijds te overlijden. Von Bülow had zich al snel bij het
onvermijdelijke neergelegd en bleef trouw de werken van Wagner
dirigeren. Wagner en Cosima scheelden 24 jaar in leeftijd. Zij
aanbad hem en verdroeg zijn humeurigheid zonder klagen. In haar
dagboeken, meer dan een miljoen woorden groot, is maar een paar
keer te lezen dat zijn buien haar te veel werden, voor de rest paste zij
zich aan.
Na Wagners dood volgde een onzekere periode. Maar daarna pakte
Cosima de zaken krachtig aan daarbij, zoals gezegd, gesteund door
baron Von Gross. Ondanks de nodige tegenwerking plande zij voor
de komende jaren een aantal voorstellingen in het in 1872 opgerichte
Festspielhaus. Zij moest ook wel want koning Ludwig de Tweede, die
de familie Wagner jarenlang had gesteund, was al lang van zijn devote
bewondering voor de componist genezen, al had hij voor de bouw van
het Festspielhaus nog wel ruim in de beurs getast. Nee, de inkomsten
moesten zelf worden verworven.
Cosima zag haar taak als een heilige opdracht. Geleidelijk groeide
zij in haar rol en kreeg zij ook meer waardering. Zij zocht zelf de
zangers uit, woonde de repetities bij, voorzag zangers en musici
van commentaar en bemoeide zich ook met de mise –en scène die
precies zo moest zijn als Wagner had voorgeschreven. Zij zat naast
de Bühne ijverig aantekeningen te maken en noteerde nauwgezet wat
er allemaal niet goed ging. Ook bepaalde zij dat er uitsluitend opera’s
van Wagner in het Festspielhaus zouden worden gespeeld en dan nog
niet eens alle opera’s. Zo zijn jeugdwerken als Feen, Das Liebesverbot
en Rienzi nooit in Bayreuth uitgevoerd. Het is een traditie die ook nu
nog bestaat. In één ding slaagde zij niet. Het was namelijk de wens
van Wagner geweest om Parsifal uitsluitend in Bayreuth uit te voeren.
Dit lukte Cosima niet, maar zangers die elders aan Parsifal hadden
meegewerkt, hoefden niet meer te rekenen op een uitnodiging om in
Bayreuth te komen zingen.
Twintig jaar stond Cosima, bij insiders de Hoge Vrouwe geheten, aan
de leiding van de Bayreuther Festspiele en maakte van een failliete
boedel weer een zakelijk succes. Daarna droeg zij haar taak over aan
haar zoon Siegfried, over wie zo meer. Maar eerst komt een man aan
bod die meer dan wie ook de Wagnerclan een slechte naam heeft
bezorgd.
Chamberlain
Al snel groeide het aantal bezoekers aan Huize Wahnfried, (de villa
van de Wagners in Bayreuth) dat bij Hoge Vrouwe Cosima hun
opwachting kwam maken. Een van die bezoekers was een zekere
Houston Stewart Chamberlain, de jongste zoon van een Engelse
admiraal. Ik zou hem niet hebben genoemd, ware het niet dat hij
zeer in de gunst van Cosima raakte en uiteindelijk met een van de
Wagnerdochters, Eva, zou trouwen.
Chamberlain was al heel jong in de ban van Wagner geraakt. Hij was
dan ook zeer verontwaardigd toen er in 1891 een boek verscheen
van een zekere Praeger, een musicus, die in ‘Wagner as I knew him’
een beeld van de componist had geschetst dat vrijwel geheel met
de werkelijkheid overeen kwam maar dat de bewonderaars van de
excentrieke componist tot in het diepst van hun gemoed schokte.
Chamberlain was ook diep verontwaardigd en schreef een reactie
op Praegers boek waarin hij probeerde het heiligenbeeld van de
componist te herstellen. Cosima waardeerde zijn inspanning zeer en
toen Chamberlain kort daarop een zeer leesbare biografie over een
brandschone Wagner schreef en vervolgens ook diens autobiografie
‘Mein Leben’ bewerkte, kon hij bij haar niet meer stuk. Chamberlain
werd een vaste gast in Huize Wahnfried en nam het initiatief voor
de uitgave van de Bayreuther Blätter met als ondertitel Deutsche
Zeitschrift im Geiste Richard Wagners.
Chamberlain schreef helder en leesbaar en kreeg merkbaar
invloed. Na een verblijf in Wenen schreef hij ‘Die Grundlagen des
19 Jahrhundert’, een geschrift dat net als ‘De ondergang van het
avondland’ van Oswald Spengler grote invloed zou krijgen. Maar
waar Spengler in zijn sombere en niet zo gemakkelijk leesbare boek
zijn visie feitelijk en neutraal weergaf, bevatte het geschrift van
Op 13 februari 1883 overleed Wagner in Venetië aan een hartaanval,
volgens de overlevering onder storm en bliksem, maar volgens intimi
na een daverende ruzie met zijn vrouw Cosima vanwege een geheim
afspraakje met een van de bloemenmeisjes in Parsifal. De man, die
zichzelf als het middelpunt van het heelal had beschouwd, was niet
meer. Het werd de aanzet tot een mythe die tot op de dag van vandaag
voortduurt. Jaarlijks vindt er een bedevaart naar Bayreuth plaats waar
tijdens de Festspiele enkele voorbeelden van het Gesammtkunstwerk
van de meester worden opgevoerd. Er is een zo grote vraag naar
kaarten dat het niet ongebruikelijk is wanneer men minstens vijf jaar
moet wachten voordat men de verlangde toegangsbewijzen krijgt
toegezonden.
Na Wagner’s dood bleek dat hij geen testament had nagelaten. Hij
had wel enkele vage opmerkingen gemaakt maar hoe en wat de
meester exact had geregeld bleef onduidelijk. Voor zijn weduwe
Cosima was de taak weggelegd om de erfenis van Wagner zo goed
mogelijk te bewaren. Dit heeft zij met grote inzet gedaan, ‘met sterke,
allesbeheersende en edele hand’ zoals een tijdgenoot eens opmerkte.
Zij had daarbij de onschatbare hulp van baron Von Gross, die meer
dan veertig jaar een onbaatzuchtige steun en toeverlaat van de familie
Wagner is geweest.
Cosima
Cosima was een onwettige dochter van Franz Liszt die haar tijdens
een van zijn vele erotische veldtochten bij gravin Marie d’Agoult had
verwekt. Zij had een moeilijke jeugd en trouwde meer uit berekening
dan uit liefde met de dirigent Hans Von Bülow. Op een gegeven
moment ontmoette dit lelijke eendje Richard Wagner en was meteen
tot over haar oren op hem verliefd. In 1864 hadden ze hun eerste
heimelijke ontmoeting waarbij dochter Isolde werd verwekt. Later
kwamen er nog twee kinderen bij, Eva en Siegfried. Van Von Bülow
had Cosima al twee kinderen, Daniela en Blandina, zodat het gezin
Wagner uiteindelijk uit zeven personen zou bestaan.
De heimelijke verhouding tussen Wagner en Cosima duurde zes
De problematische erfenis van Richard Wagner Inleiding�door�Arnoud�Brok
Chamberlain
12 13
Chamberlain vele alinea’s waarop op felle toon tegen de Joden tekeer
werd gegaan. De Grundlagen waren zelfs zo antisemitisch van toon
dat Hitler er later voor ‘Mein Kampf’ op terug kon vallen. Er zijn
zelfs delen in Mein Kampf die vrijwel letterlijk van de Grundlagen
lijken te zijn overgenomen. Chamberlain sloot hierbij aan bij zijn
grote idool Wagner die in 1850 een fel essay tegen de Joodse invloed
in de muziek had geschreven. Wagners ‘Das Judentum in der
Musik’ was een schotschrift dat ook nu nog weldenkende mensen de
wenkbrauwen doet fronsen.
Siegfried
In 1904 was Cosima, mede door een afnemende gezondheid,
gedwongen haar taak als hoedster van de Wagner nalatenschap over
te dragen aan Siegfried, haar enige zoon. In tegenstelling tot zijn
exuberante vader en autoritaire moeder was hij een zachtmoedig
mens, vriendelijk, artistiek en vol humor, een in de Wagnerfamilie vrij
uitzonderlijke eigenschap. Hij was zeer muzikaal en componeerde
verdienstelijk. Zijn opera Bärenhäuter werd zelfs door Mahler in de
Hofopera opgevoerd.
Siegfried bleek een goede intendant. De sfeer tijdens de repetities
werd heel anders dan bij Cosima, meer ontspannen vooral. Toch
was Siegfried veeleisend wat betreft het niveau van de uitvoeringen
maar hij benaderde problemen bij voorkeur met een kwinkslag. Zo
kalmeerde hij boze maestro’s, steunde nerveuze zangers of dempte
ruzies bij de toneelknechten. Vaak hield vooral zijn humor de zaak op
de been. Zo merkte hij eens op dat men bij het zien van al die forse
Brünnhildes maar beter de toneelkijkers kon verbieden. Kortom,
Siegfried was een sympathiek man, die zelfs van andere muziek hield
dan zijn vader, al leek het hem beter om niet te veel te laten merken
dat hij ook van Donizetti, Verdi en zelfs Bizet hield want dat was in
Huize Wahnfried zoiets als vloeken in de kerk.
Er was echter een minpunt waar dan wel niet openlijk over werd
gesproken maar waar intern toch de nodige twijfel over bestond. Dat
was zijn seksuele geaardheid. Vermoedelijk was Siegfried biseksueel.
Hij bleef dan ook lang ongetrouwd maar trad in 1915 op zijn 46ste
levensjaar onverwacht in het huwelijk met een meisje van 18 jaar,
Winifred Williams, net als Chamberlain een Engelse, die lang als
weeskind in Duitsland bij pleegouders had gewoond. Zij schonk
Siegfried kort na elkaar vier kinderen, Wieland, Friedelind, Wolfgang
en Verena. De Wagnerdynastie was weer voor jaren gewaarborgd.
Het kostte Siegfried heel wat inspanning om de familie Wagner en
de Festspiele heelhuids de Eerste Wereldoorlog en de daaropvolgende
inflatie door te loodsen.
Een aantal jaren vonden de Festspiele geen doorgang maar
halverwege de jaren twintig trok de economie aan en konden er
weer voorstellingen worden gepland. In 1927 overleed Houston
Chamberlain, die al jaren ziekelijk was en niet meer kon spreken.
De Völkische Beobachter, de partijkrant van de nazi’s, herdacht in
een lang artikel de man die een onuitputtelijk voorraad aan spirituele
wapens had nagelaten voor het komende ‘Derde Rijk’. Cosima
overleed in 1930, 92 jaar oud. Ze was al lange tijd bijna blind en bleef
voornamelijk op haar kamer waar de kinderen vaak bij haar kwamen
spelen.
Vier maanden na de dood van zijn moeder werd Siegfried tijdens een
intensieve repetitie van Tannhäuser, waarvoor Toscanini als dirigent
was ingehuurd, onwel en stierf enkele uren later in het ziekenhuis.
Kort voor zijn dood had hij vast laten leggen dat Winifred de enige
erfgename van de Festspiele zou worden.
Winifred
Lang kon de weduwe niet bij haar verdriet stil blijven staan want de
première van Tannhäuser wachtte. Zij pakte de zaken energiek aan en
bleek praktisch van aard. Maar bovenal zette zij de ramen open en gaf
zij regisseurs ook de mogelijkheid om de versteende ensceneringen
die op last van Cosima nimmer waren veranderd enigszins te
moderniseren. Niet te veel want de kritiek was niet mals. Zij had
daarbij op de achtergrond de steun van een man die al vele jaren een
groot bewonderaar van Wagner was, Adolf Hitler.
Winifred op haar beurt had ook grote bewondering voor Hitler.
Sterker nog, zij adoreerde hem. In 1923 hoorde zij voor het eerst
van hem en wat zij hoorde sprak haar aan. Hitler kwam op bezoek
in Huize Wahnfried en maakte kennis met Siegfried en Winifred.
In 1924 werd de band tussen Hitler en Winifred nog sterker.
Siegfried zou in München een concert dirigeren maar dat concert
ging niet door omdat Hitler op diezelfde dag zijn Bierkeller Putsch
had gepland, die zoals bekend, mislukte. Hitler, licht gewond, werd
gevangen genomen. Terug in Bayreuth nam Winifred het voor hem
op en schreef een open brief waarin zij opriep tot steun aan de zo
deerlijk mislukte volksmenner. Tijdens zijn gevangenschap stuurde
zij hem regelmatig brieven en het gerucht wil dat zij hem zelfs
schrijfpapier zond waarop hij zijn boek Mein Kampf kon schrijven.
Dit was niet nodig want Hitler dicteerde de tekst aan Rudolf Hess.
Siegfried had dit alles met een zekere argwaan aangezien. Hij had
weinig sympathie voor Hitler en distantieerde zich nadrukkelijk van
diens jodenhaat. Zachtaardig van karakter liet hij echter niet met zich
spotten, zelfs niet toen Hitler er bij hem op aandrong om geen Joodse
zangers meer aan te trekken. Siegfried trok zich van dit verzoek niets
aan met het argument dat de beste zangers moesten optreden en
dat artistieke argumenten altijd prevaleerden boven politieke. Hitler
ergerde zich hier mateloos aan.
Winifred en Siegfried Wagner
Winifred met Hitler in Bayreuth.
Daarnaast Wieland Wagner, de zoon van Winifred.
14 15
Friedelind
Tot het begin van de oorlog zou Hitler een trouw bezoeker van Huize
Wahnfried blijven. Zowel moreel als financieel bleef hij Winifred
steunen. Er was echter wel een van de kinderen Wagner die hem in
toenemende mate ergernis bezorgde. Dit was dochter Friedelind.
Zij was net zo recalcitrant als haar moeder die haar op een gegeven
moment maar naar een Engelse kostschool zond, zo ver mogelijk
van Huize Wahnfried vandaan. Friedelind had zich al lang geërgerd
aan haar moeders kritiekloze bewondering voor Hitler en dit werd er
in Engeland niet beter op toen zij meer informatie kreeg hoe het er
in Nazi Duitsland in werkelijkheid aan toeging. Ze ging inzien dat
er een misdadig regiem aan de macht was en besloot daarom niet
werkeloos toe te zien. In haar boek A Heritage of fire gaf zij een beeld
van de nauwe band tussen Hitler en de Wagners, vooral Winifred,
zodat de familie nu als notoire meelopers met het nazi regiem
bekend werd. Het zou Winifred na de oorlog nog grote moeilijkheden
bezorgen.
Friedelind bleef in Amerika, waar ze door Toscanini werd
opgevangen, en pas ver na afloop van de oorlog kwam zij naar
Duitsland terug om zich met haar moeder te verzoenen.
Wieland en Wolfgang (I)
De zonen Wieland en Wolfgang werden door Winifred klaar ge
stoomd om haar te zijner tijd op te volgen. Dochter Verena kwam niet
in aanmerking, want Winifred vond haar ongeschikt. Zij trouwde met
een SS officier en verdween uit beeld. Wieland had een kunstzinnige
aanleg en ging naar München om zich daar verder in de beeldende
kunst te bekwamen, Wolfgang was de praktische man die ook een
Oom Wolf
Al vanaf zijn 12e jaar was Hitler een groot bewonderaar van
Wagner nadat hij in Linz diens Lohengrin had gehoord. ‘Van het
eerste moment af, waarop Richard Wagner in zijn leven kwam,
had diens genie hem in zijn ban,’ aldus een jeugdvriend. Toen
Hitler aan de macht was gekomen werd Wagners muziek dan ook
bij diverse gelegenheden gespeeld, zoals de Walkürenrit bij het
bioscoopjournaal, een fragment uit Rienzi luidde op partijdagen in
Neurenberg officiële mededelingen in en op begrafenissen werd de
begrafenismars uit de Götterdämmerung gespeeld. De Meistersinger
von Nürnberg werd de favoriete opera voor officiële gelegenheden
omdat die in de ogen van Hitler perfect aansloot bij het wereldbeeld
van de nazi’s. Hitlers gevolg was het hier niet altijd even gelukkig mee
en vele nazileiders woonden met frisse tegenzin de voorstellingen
in Bayreuth bij. Omdat Wagner destijds had bepaald dat tijdens de
voorstelling de lichten in de zaal uit moesten konden velen de ogen
sluiten en een tukje doen waarbij er op werd toegezien dat te luide
snurkers bijtijds werden gewekt om niet de woede van de Führer op
te roepen. Zij waren overigens niet de eersten die de duisternis te
hulp riepen. Ooit schreef de befaamde criticus Hanslick: ‘Voor velen
van onze modieuze Wagnerliefhebbers was de gelegenheid een uiltje
te knappen een weldaad waarvan de waarde niet hoog genoeg geschat
kan worden’.
Hitler werd een zeer regelmatig bezoeker van Huize Wahnfried.
Wanneer hij in de buurt was, wipte hij altijd even aan. Voor de
kinderen was hij oom Wolf die hen van tijd tot tijd verhalen vertelde.
Het was een rumoerig stel, die kinderen van Siegfried en Winifred.
Ondanks een verbod waren zij vaak in het Festspielhaus te vinden om
daar de boel op stelten te zetten. Veel eerbied voor de vele hoge gasten
hadden zij niet en zoon Wolfgang vertelde eens met smaak hoe hij
een keer te hulp was geroepen toen Hermann Goering, de tweede
man van de nazi’s, met zijn dikke achterwerk in een stoel klem was
komen te zitten en daaruit moest worden bevrijd.
goed zakelijk instinct had. Op krachtig aandringen van Hitler was
Wieland lid van de nazipartij geworden, iets wat Wolfgang op het
nippertje had weten te voorkomen door bijtijds benen te maken toen
hij Hitler tegen Wieland tekeer hoorde gaan. Wel moest Wolfgang in
dienst en hij was een van de eersten die in 1939 bij de inval in Polen
gewond raakte. Wieland was vrijgesteld.
De voorstellingen in Bayreuth gingen ondertussen gewoon door.
Winifred had daarbij de steun van een drietal dirigenten die de
jood se musici Bruno Walter, Otto Klemperer en de integere Fritz
Busch hadden vervangen, te weten Wilhelm Furtwängler, Hans
Knappertsbusch, kortweg ‘Kna’ genoemd, en Clemens Kraus.
Furtwängler was inmiddels tot een dirigent van wereldfaam uit
gegroeid, die veel moeite had gedaan om zijn joodse musici te
be hou den en toen dat niet lukte er voor zorgde dat ze elders goed
terecht kwamen. Hij was contre coeur de favoriete dirigent van Hitler
en moest veelvuldig voor de nazibonzen optreden. ‘Kna’ stond er bij
Hitler veel minder goed op. Die vond hem maar een tweederangs
musicus, een soort kapelmeester. Hij was een man die niet graag
repeteerde maar er wel voor zorgde dat de voorstelling klopte als een
bus. Daarnaast was ‘Kna’ een geboren humorist. Toen Otto Edelmann
in der Meistersinger als Hans Sachs eens zong: ‘Hatt’ einst ein Kind
und Weiber genug’ in plaats van ‘Hatt’ einst ein Weib und Kinder
genug’ liet ‘Kna’ de dirigeerstaf zakken en knorde: ‘Na, na Mensch,
Übernimm dich nicht.’
Wieland voerde in 1937 zijn eerste regie. Hij maakte een traditionele
enscenering voor Parsifal zoals men dat in Bayreuth gewend
was. Met Hitlers steun werd hij daarna de officiële leider van de
Festspiele. Wolfgang voelde zich in ernstige mate gepasseerd en ook
de vrouwelijke leden van de Wagnerclan, en dat waren er heel wat,
voelden zich achtergesteld. De leiding van de Festspiele lag daarna
voor jaren vast.
Hitler met de Wagnerzonen. Wieland (links) werd als oudste zoon gezien als de
‘troonopvolger’ van Bayreuth en in de oorlog vrijgesteld van dienstplicht. Wolfgang
(rechts) kreeg na de dood van zijn broer in 1966 als enige de leiding over de
Festspiele, wat tot in het nieuwe millenium zo zou blijven
16 17
De denazificatie
Tot 1944 vonden de Festspiele nog plaats doch daarna trad een
langdurige pauze in. In 1951 was de situatie dusdanig genormaliseerd
dat er weer een voorstelling van Parsifal kon worden gepland. Dit
viel niet overal even goed. Zo schreef Das literarische Deutschland,
een over het algemeen gematigd tijdschrift: ‘Slechts zes jaar na een
ongeëvenaarde materiële en een – nog grotere – morele teloorgang,
worden de Bayreuther Festspiele hervat alsof er niets is gebeurd;
zonder het geringste teken dat er iets is veranderd. (…) integendeel,
met een trots vertoon van continuïteit, in feite met pracht en praal,
als een sociale gebeurtenis van de hoogste orde.’ Hier zat natuurlijk
een kern van waarheid in maar al spoedig bleek dat dit artikel was
geschreven door Franz Beidler, een zoon van Isolde, de dochter van
Cosima en Hans Von Bülow, die jarenlang had geprobeerd greep te
krijgen op de Festspiele. Het wierp een iets ander licht op de zaak.
In ieder geval gingen de Festspiele weer van start. Wolfgang, gewond
geraakt in de oorlog, hoefde niet voor een tribunaal te verschijnen
terwijl Wieland er slechts met een boete van 100 mark vanaf was
gekomen. Winifred kreeg het echter vele malen moeilijker, ook al
omdat zij Hitler ondanks zijn wandaden niet liet vallen. Hitler en
zij hielden allebei van Wagner, dat was hun band en verder was er
niets, was haar argument, een opvatting die zij tot aan haar dood
heeft gehuldigd. Zij werd in eerste instantie in de op een na zwaarste
categorie van nazimeelopers geplaatst, kreeg een publicatieverbod
van vijf jaar en een taakstraf van 450 dagen. Op 60% van haar
bezittingen werd beslag gelegd.
In hoger beroep werd het vonnis echter een stuk lager. Het was
inmiddels 1948 en de dreiging van Stalin woog zwaarder dan de
denazificatie van mensen als Winifred Wagner. In een opmerkelijk
evenwichtig vonnis kreeg zij een boete van 6000 mark en een
voorwaardelijke gevangenisstraf. Haar rol in Bayreuth was vanaf dat
moment echter uitgespeeld.
Wieland en Wolfgang (2)
Wieland was nu de baas in Bayreuth en omdat hij meer verstand
had van beeldende kunst dan van muziek legde hij de nadruk op
de mise–enscène. Zijn voorstellingen werden dan ook steeds
gewaagder tot op een gegeven zelfs een heuse opstand ontstond..
De aangetrokken regisseur voor de Ring des Nibelungen liet weten
dat hij niet zou optreden als de festivaldirecteur toeliet dat de
omstreden CSU politicus Franz Josef Strauss aanwezig zou zijn.
Wieland kon natuurlijk niet op dit verzoek ingaan omdat Strauss
ministerpresident van Beieren was. Hij benaderde dirigent Pierre
Boulez en de regisseur Patrice Chereau, twee uitgesproken avant
garde kunstenaars. Die maakten een voorstelling van de Ring die de
vaste bezoekers tot grote verontwaardiging bracht en waarover op de
terugweg naar huis in de vele Mercedessen, BMW’s en Audi’s nog
lang werd nagemopperd. Wieland trok zich hier weinig van aan en
werd een van de voorvechters van het regietheater.
Er gebeurde nog iets anders. Wieland was jarenlang getrouwd met
zijn jeugdliefde Gertrude Reisinger, bij wie hij vier kinderen had.
Gertrude, die choreografe was, was een gewaardeerd medewerker
van de Festspiele. Op een gegeven moment moest sopraan Leonie
Rysanek afzeggen en werd op het nippertje de twintigjarige Anja
Silja benaderd om de rol van Senta in de Vliegende Hollander te
zingen. Anja Silja slaagde met vlag en wimpel en werd een vaste gast
in Bayreuth, doch dat niet alleen: Wieland werd tot over zijn oren
verliefd op Anja en verliet Gertrude. Lang zou de verbintenis echter
niet stand houden want Wieland werd ziek en stierf in 1966 aan
longkanker. Hij werd slechts 49 jaar oud.
Wolfgang werd nu de leider van de Festspiele. Hij was een wat
behoudender man dan zijn broer en maakte minder aanstootgevende
voorstellingen, ook al om de vaste kern van bezoekers niet van zich te
vervreemden. De Festspiele kwamen in rustiger vaarwater terecht en
de familie Wagner ook omdat Wolfgang alle rechten en bezittingen
in een Stichting had ondergebracht die de nalatenschap van Wagner
definitief voor de toekomst vastlegde. De familie Wagner ontving
miljoenen mark die onder alle rechthebbenden werd verdeeld, wat de
ruzies en naijver die bij voortduring op de loer lagen voor even deden
verstommen, maar in de tachtiger jaren laaide het rumoer weer op.
Wolfgang werd een jaartje ouder en er kwamen steeds meer vragen
over wie hem uiteindelijk zou moeten opvolgen. Hij wachtte hier heel
lang mee maar uiteindelijk volgden zijn dochter Eva uit zijn eerste
huwelijk en Katharina uit zijn tweede hem in 2005 op. Zij hebben op
dit moment de leiding van de Festspiele. Wolfgang overleed in 2010,
90 jaar oud.
Besluit
Op dit moment lijkt het rustig rond de Festspiele. Voor hoe lang
weet ik niet. In de afgelopen honderd en dertig jaar heeft de familie
Wagner de nodige stof tot discussie opgeleverd. Jonathan Carr
schreef een uitermate boeiend boek van meer dan 400 pagina’s over
de altijd ruziënde Wagnerclan, waaruit ik de voornaamste feiten
voor dit artikel heb gehaald. Recht overeind blijft echter staan dat de
naamgever van deze clan dingen tot stand heeft gebracht die al dit
rumoer rechtvaardigen. Hoe je over Richard Wagner mag denken, hij
was een bijzonder man die op het gebied van de toonkunst dingen tot
stand heeft gebracht die ook nu nog recht overeind staan.
Bronnen
Amerongen, Martin van: De buikspreker van God; de Arbeiderspers, Amsterdam, 1983
Carr, Jonathan: Wagnerclan; De bezige Bij, Amsterdam, 2009
Witeschnik, A.: Wer ist Wotan, Paul Neff, Wenen, 1980
Dit artikel is een bijdrage uit een vervolg op het boek ‘Wachten op de hoge
C’ van Arnoud Brok, een vervolg dat ‘Zingen is topsport’ zal gaan heten
en dat in 2013 zal verschijnen.
Een trio in feeststemming. Een uitgelaten Wolfgang met zijn tweede vrouw
Gudrun (links) en hun in 1978 geboren dchter Katharina. Toen het bestuur
van de Richard-Wagner-Stichting in 2001 Gudrun als kandidaat voor het
directeurschap afwees, besloot Wolfgang aan te blijven totdat zijn ‘Kati’ het van
hem zou kunnen overnemen.
18 19
Joke Ploeger (58) eerste coupeuse op het kostuumatelier van de
Nationale Reisopera, kwam in 1988 als free-lancer in dienst bij het
toenmalige Opera Forum. In 1990 werd dat omgezet in een vast
dienstverband. Ze vertelt: ‘Jarenlang heb ik deze baan gecombineerd
met het onderwijs en was ik docent bij de afdeling Modevormgeving
van de AKI (Kunstacademie in Enschede). Een welkome en
interessante combinatie. Aan de ene kant het doorgeven/experi-
menteren met andere vormen en aan de andere kant het steeds meer
ontplooien en ontwikkelen van mijn aanleg. Ik ben begonnen op een
reclamebureau waar ik mij kon toeleggen op grafische vormgeving’.
Waar kwam haar interesse voor mode vandaan?
‘Dat is niet begonnen met barbiekleertjes, maar met het op
bescheiden schaal zelf maken van modieuze kleding, ik ‘prutste’
graag. Tot ik duidelijk wist: hierin wil ik verder. Ik heb toen
verschillende vakdiploma’s gehaald en heb bij musea, bij iedereen en
overal de kunst afgekeken. In de jaren tachtig heb ik een eigen atelier
van leren kleding gehad. Leren jassen in allerlei kleuren voor zowel
mannen als vrouwen waren toen zeer in de mode.
Het was Trudy Dumas, die decennia lang de scepter zwaaide in de
kostuumafdeling, die mij uiteindelijk ‘gestrikt’ heeft om bij de Opera
te gaan werken. Met haar heb ik een goede samenwerking gehad
en ik heb veel van haar geleerd. Gezelligheid en saamhorigheid,
gecombineerd met hard werken stonden hoog in het vaandel.
Natuurlijk legden wij ook onze ziel en zaligheid in kwaliteit en
vakmanschap.
In 1989 werd ik gevraagd om de kostuumafdeling van Opera Forum
Jong, een theatertje in een theater, te begeleiden. Ik werkte nauw
samen met de ontwerpers Herman van Elteren en Robby Duiveman.
We werkten met jonge zangers die hun eerste schreden in de
operawereld zetten met de (mini) opera’s Il Matrimonio Segreto, La
Finta Giardiniera en Die Riemannoper.
Mijn eerste opera als freelancer Il Trovatore, 1989/’90 herinner
ik mij goed: een prachtige opera met veel leren kleding waarin
ik mij geweldig kon uitleven. Ook een dierbare herinnering is
Carrnen, 1989/’90, de eerste opera die ik ‘deed’ in vaste dienst. In
het kostuum van een zigeunerin werden ronde gehaakte vormen
verwerkt. We kregen toen allemaal de opdracht om gehaakte kleedjes
op te sporen. Die werden op een pop gespeld tot er tenslotte een fraai
ogende Spaanse zigeunerjurk ontstond.
Inspiratiebron
Ik ‘vertaal’ de ontwerpen naar de kostuums en begeleid het
maakproces door coupeuses en kostumières. Belangrijk voor mij is
de inspiratiebron, de sfeerbeelden en het gesprek met de ontwerper.
Het is noodzakelijk om me te kunnen inleven. Zo kreeg ik van de
ontwerpster Myriam Grote Gansey voor Creon, 2000/’01, een plaatje
waarop een Arabisch gezelschap was afgebeeld dat een impressie
gaf van de sfeer waarin zij het koor gekleed wilde zien (zie foto). De
stof werd uitgezocht en in het atelier blauw geverfd in de kleur die
de ontwerper had uitgezocht. Stoffen worden voornamelijk gekocht
in Engeland en Duitsland, niet in Nederland, daarvoor is de markt te
klein. De stofkeuze en het gebruik ervan zijn heel bepalend. Daarna
teken ik de patronen. Alles op maat van degene die het dragen
moet, want geen twee figuren zijn hetzelfde. In bepaalde gevallen
wordt er een proefmodel gemaakt en doorgepast. Twee maal passen
is geen uitzondering, maar het kan ook vaker zijn. Dat ligt aan de
hoeveelheid kostuums voor een productie en de complexiteit. Maten
worden van ‘oor tot oor’, d.w.z. tot in detail, opgenomen. Er wordt
rekening mee gehouden dat iemand kan aankomen of afvallen en
dat het dus mogelijk is om een kledingstuk in te nemen of uit te
leggen. Dat iemand 10 of 20 kg. is afgevallen of aangekomen is
geen uitzondering. Soms kan de ‘ijdelheid’ van een persoon ook
meespelen. Vooral vrouwen vinden dat de kleding moet flatteren
en dat overdadige pondjes moeten worden weggewerkt, zo nodig
met behulp van een korset. Mannen hechten daar niet zo aan en
vinden het belangrijk dat de kleding prettig zit en niet knelt. Hoe
onzekerder de solist is hoe belangrijker hij/zij het vindt hoe hij/zij
er uitziet. Het is de bedoeling dat men zich er prettig in voelt, het is
Dol op mooie stofjes: Joke Ploeger Puck�Kooij
Van glansrollen en bijzondere voorstellingen bij de Opera in Enschede (12)
ook een soort werkkleding. De maten worden ook zo gedetailleerd
opgenomen omdat een zanger nu bij voorbeeld een pofbroek aan
heeft, maar een volgende keer een strakke broek. Tijdens de repetities
in het Wilminktheater, dus in de eindfase, worden de verhoudingen
en de functionaliteit van de kostuums nog eens goed ‘op de keper’
beschouwd. Dan worden de laatste puntjes op de i gezet en wordt er
vaak onder hoogspanning gewerkt. Zodra de première is geweest eist
de kleding in een volgende opera mijn aandacht al weer op. Ik ga niet
mee op reis. Dat doen wel de kleedsters die erop toezien dat solisten
en koorzangers er onberispelijk uitzien. Aan een productie wordt
ongeveer zes weken gewerkt.
Beeldhouwen
Elk kledingstuk dat ik heb uitgedacht, zeg maar: heb gecreëerd is
belangrijk en komt uit mijn ziel. Het komt gelukkig nauwelijks voor
dat ik iets verknip of een andere rampzalige fout maak. Maar als
ik twee patroondelen verdraaid aan elkaar heb gezet levert mij dat
wel een slapeloze nacht op. Een anekdote heb ik ook nog: Toen ik,
al maat nemend, vroeg aan een mannelijke solist ‘Can I take your
inside leg’ schoof hij met een ruk behulpzaam zijn boxershort opzij.
Ik was overrompeld door zoveel toeschietelijkheid, doch mijn gevoel
voor humor kreeg de overhand en ik heb hartelijk gelachen, waarin
hij mij gelukkig bijviel.
Vaak houd ik mij met mannenkostuums bezig, niet het echte
kleermakerswerk want dat is weer een vak apart. Maar ook voor
vrouwen en kinderkleding en wat zich verder voordoet, draai ik
mijn hand niet om. In iedere productie zit een uitdaging. Een
eenvoudige creatie kan voor mij een ‘glansrol’ betekenen. Ik vind
het ook prachtig pakken te maken die onder de kostuums zitten
en die het postuur bepalen. Met schuimrubber, bisontix, wattine
en trico plak ik buiken, billen en benen. Ik zie het als een soort
beeldhouwen, een plat vlak ruimtelijk maken. Robert Burt, die in
L’Opera Seria, 2004/’05, samen met twee andere welgevulde mannen
een travestierol vervulde, droeg onder zijn ‘kekke’ mantelpakje
een wit corset. Vroeger werd de meeste kleding in huis gemaakt,
Joke Ploeger, 1e coupeuse, zet resoluut de schaar in een delicate lap stof.
20 21
doch doordat er steeds met minder mensen moet worden gewerkt,
wordt er vaak wat uitbesteed of ingekocht in een (ver) buitenland,
zoals bijvoorbeeld ‘spijkergoed’, waarna er door het kostuumatelier
accenten worden aangebracht. AI naar gelang het karakter van een
opera snuffelen we ook graag in tweedehands kledingwinkels.
Ik hield aanvankelijk niet van opera ik hield van kostuums. Ik ben
opera steeds meer gaan waarderen en kan er zelfs geëmotioneerd
door raken. Opera’s als La Traviata, 2011/’12, met de inmiddels ook
voor mij overbekende muziek en Siegfried, 2011/’12, waarin de Finse
tenor Mati Turi excelleerde, brengen mij in hun ban. Natuurlijk kan
ik het niet laten mijn ogen keurend over hun outfit te laten gaan.
Met een collega ben ik in 2000 in opdracht van de toenmalige
intendant, Louwrens Langevoort, naar de opera in Hamburg geweest
om de kostuums van Salome (ontwerper Wolfgang Gussmann) te
bekijken en op papier te kopiëren. We hebben met plezier alles
minutieus opgemeten en vertaald naar toepassing in de Enschedese
Opera. Het waren voornamelijk zware vilten kostuums, strak van
vorm door het stugge materiaal,maar moeilijk te bewerken. Deze
kleurrijke opera vroeg om sobere kleding waaraan kleur ontbreekt en
waarin met zwart, wit en grijstinten werd gewerkt. Salome droeg een
witte wijdvallende jurk zonder opsmuk. Het kostuum van de beul
had niet veel om het lijf, dat wil zeggen hij droeg alleen een broek,
maar was zo omvangrijk dat het meetlint met 150 cm niet toereikend
was om zijn middel te omspannen. Maar zijn verschijning op
het toneel was heel indrukwekkend (zie foto). Ontwerper Rien
Bekkers heeft oog en een neus voor bijzondere stoffen, zoals in
Fidelio, 2001/’02. Hiervoor gebruikte hij zwart linnen waarop blad
aluminium – in velletjes van 20 x 20 cm werd gestreken. Gestikt
onder de naaimachine ontstonden kleine beschadigingen die een
prachtig effect gaven (zie foto rechts). Door twee kostuumnaaisters
is er een paar maanden aan gewerkt om 40 koorleden en solisten
hierin te kleden.
Mooiste baan
In krantenrecensies worden de kostuums zelden genoemd, laat
staan geroemd: het zou pas opvallen als er geen kostuums wer den
gedragen!
Diverse malen werd er bij de Reisopera een kostuum verkoop
gehouden, laatstelijk in februari 2012. Het is nood zakelijk dat de
voorraad in de fundus, die in een grote zaal in twee rijen dicht opeen
gepakt boven elkaar hangt, zo af en toe wordt uitgedund want elke
opera levert weer een vracht kleding op. Begrijpelijk, maar het snijdt
mij door de ziel dat die kleding, waar aan zo hard is gewerkt en die
prachtig oogde op het toneel, voor een habbekrats van de hand wordt
gedaan.
In 1993/’94 heb ik de reorganisatie van Opera Forum, die een
operaloos jaar betekende, meegemaakt. De medewerksters van
het kostuumatelier zijn toen op nonactief gesteld, maar als we
ons ergens konden inzetten deden wij dat. Zo hebben wij allerlei
opdrachten voor de Nederlandse Opera verricht, waaronder Wozzeck.
Voor het seizoen 1994/’95 hebben wij in Enschede de draad weer
opgepakt en gingen verder onder de naam Nationale Reisopera.
Nu zijn de kaarten anders geschud en maak ik mij ernstig zorgen
over mijn toekomst en die van mijn collega’s. Zal ik mijn beroep nog
kunnen uitoefenen? Heel spijtig als al die kennis en vakmanschap
teloor gaan. Dat geldt zeker ook voor mijn collega’s die allen een
artistieke inslag hebben en die elk met hun specialisme bijdroegen
aan mooie producties.
Ik zal me noodgedwongen gaan oriënteren op een andere toekomst.
Een toekomst zonder passie? Ik kan het me niet voorstellen.
Dat neemt niet weg dat ik kan terugkijken op een mooie carrière die
mij op artistiek en creatief gebied veel voldoening heeft gegeven:
de mooiste baan van mijn leven!’
Kostuumontwerp Rien Bekkers voor Fidelio, 2000/01.
Foto: R. Klein Gotink
Koor en solisten in actie in Creon, 2000/’01
gekleed in indigo-blauwe stof.
Foto: Hermann J. Baus
Crinoline. Ontwerp Rien Bekkers voor Violetta in La Traviata, 2011/’12.
Foto: R. Klein Gotink
Der Henker (de beul) in Salome, 1998/’99.
Foto: Pan Sok
22 23
Je trouwde Jan Garritsen, (tot voor kort) bas-bariton in
hetzelfde koor. Altijd samen?
Ja, we zijn inmiddels 30 jaar getrouwd. Op de werkvloer collega’s.
We zijn bij de Reisopera blijven werken omdat we graag samen
onze twee kinderen op een prettige manier wilden grootbrengen. De
kinderen zijn voor ons het allerbelangrijkste. Het familieleven zie
ik als voeding voor mijn muzikale uiting. Het een kan niet zonder
het ander. Je hebt beide kanten nodig om als mens te groeien,
en dat geef je door in de muziek. Het is de kunst om je emotie te
verklanken in een taal die heel universeel is.
Als zanger ben je een doorgeefluik. Je hoort het leven terug in de muziek.
Alleen muziek maken is niet genoeg.
Je hebt een breed repertoire en je bent breed inzetbaar.
Waar ligt je voorkeur?
Ik vind Wagner prachtig, en het is ook heel fijn voor mijn stem.
Verdi zingen is ook heerlijk. Het Italiaanse repertoire vind ik het
fijnste. Die helderheid van vocalen is goed voor mijn stem.
Zang is een mooi vak om door te geven. Maar mooier nog is het om
in een rol te kruipen. Want je komt in een andere persoon terecht en
je kunt je eigen identiteit laten varen, met al zijn beperkingen.
Zingen of acteren?
Vaak komt dat samen, versterkt het elkaar. Karakter, emotie, de rol,
de stemtechniek. Als je het karakter voelt komt de stem ook op die
plek te zitten.
Je moet je inleven in het karakter. Wie is het en wat is de achtergrond
van de persoon. Hoe is de motoriek van het karakter, hoe is haar
gang? Je repeteert met schoenen bijvoorbeeld. En je weet hoe dat in
je lijf gaat zitten. Meestal verbeeld ik een heel ander type dan dat ik
zelf ben. Alhoewel... als mens heb je natuurlijk uiteindelijk alles in
je. Ook de lelijke dingen. Dat is ook een kwestie van acceptatie net als
het ook een kwestie van acceptatie is hoe je stemgeluid is. Als zanger
heb je snel de neiging een ideale klank die je bij een idool vind na
te streven in plaats van dat je accepteert hoe je zelf bent en je eigen
sterke kant gaat ontplooien.
Authenticiteit is zo belangrijk, het mooie is juist het echte.
Vroeger op het conservatorium was er zo’n cultuur van óf je was
Aafje Heynis óf je was Kathleen Ferrier. Dat was het meest ideale
klankbeeld, daar wilden we allemaal op lijken.
Mijn eigen voorbeeld was Maria Callas. Die stem daar ben ik
helemaal fan van. Ze was ook ‘echt’, een doorgeefluik van de muziek.
Tijd voor een leuke anekdote?
Ja, toen ik Adalgisa zong bij de opening van de vernieuwde Grote
Markt in Groningen (1996, HW) ben ik bij het eindapplaus helemaal
onderuit gegaan. Er lag zaagsel op de vloer en het had geregend.
We moesten buigen en bij het applaus lag ik opeens languit op het
toneel. Twee solisten die naast me zongen hebben me opgevangen.
Het was een uitvoering met de Franse sopraan Sylvie Valayre, een
heel groot succes.
Dit einde is een nieuw beginAnnelies Lamm, mezzosopraan in het koor van
de Nationale Reisopera.
Waar komt de fascinatie voor de zangkunst vandaan?
Mijn ouders zongen mee in de kerk en daar zat ik tussenin. Mijn
moeder zong heel lyrisch en mijn vader ‘markeerde’ op zijn manier.
Ze zongen samen en het klonk erg mooi. Dat heeft me altijd
gefascineerd. Dat waren mijn eerste lessen. Als je iemand hoort
zingen hoor je iets dat véél verder gaat.
Ik heb altijd al gezongen van kinds af aan, van het ene koor naar het
andere. Via de muziekschool waar het een en ander georganiseerd
werd, toneelstukjes en clubjes. Dat gaat vanzelf. Toen ik 16 was
ging ik naar de Hengelose Muziekschool en had ik eerst les van
Dini Tadema en later van Martha Maria Schubert. Ik kwam in de
operaklas van Joep van Hagen met veel optredens en met 18 jaar in
het operakoor. Ik werd figurant in Rigoletto en de Zigeunerbaron. Ik
zat gewoon op school en vond het allemaal geweldig. Avond na avond
heb ik achter het toneel geluisterd naar Margreet Albers en Mia
Kroes. Dat waren prachtige voorbeelden. Zo wilde ik ook worden.
Je bent afgestudeerd bij Henk Smit.
Wat heb je vooral van hem geleerd?
Henk Smit was basbariton en heeft in Nederland grote rollen
gedaan. Hij was naast zanger ook een fantastisch acteur. Hij kon zich
enorm goed inleven in een rol en dat bracht hij over in zijn lessen.
De rol moest worden ingevoeld, tot op het bot! Op die lessen kom ik
nog steeds terug. Ja, Henk Smit heeft me de belangrijke dingen van
het vak geleerd.
Hinke�Wissink
Mezzo-sopraan Annelies Lamm sloot haar studie aan het Twents
Conservatorium af bij Henk Smit. Daarna volgde zij verschillende
masterclasses, onder andere bij Udo Reinemann. Ze is veelgevraagd in
het oratoriumvak, op haar repertoire staan werken van onder meer Bach,
Händel, Mendelssohn, Rossini, Verdi, Dvořák, Szymanovsky en Martin.
Met de ‘Götterdämmerung’ neemt ze de rol van Zweite Norn op zich. Het
afscheid van een lange en succesvolle carrière bij de Nationale Reisopera.
Dan is er ruimte voor een nieuw begin…
24 25
Opera leeft! Maar hoe?
Ik denk dat de mensen juist in deze tijd van bezuinigingen juist
behoefte hebben aan traditionele opera. Het hoeft niet helemaal in
de oubollige versie maar wel het puur overbrengen van het verhaal
zonder teveel fratsen. We willen wel weer eens weten waar het
verhaal over gaat. Soms valt alles op de plek. Dat heeft ook met
casting te maken en ook met het aanstellen van de regisseur.
Wat is je ervaring met contemporaine opera’s?
‘King Prion’ heb ik gedaan, ook met Antony McDonald. Vond ik
geweldig. Een uitdaging om moderne muziek te zingen.Andere
klankwerelden, heel bijzonder. In Boesmans’ ‘Reigen’ was ik
Stubenmädchen. Verkrachting op muziek gezet, dan moet je wel van
goeden huize komen...
‘Flight’ van Jonathan Dove vond ik ook geweldig. Daarin zong ik
Minsk woman.
Dat zijn hele mooie kansen die ik van Guus Mostart gekregen heb.
Guus heeft heel erg oog voor hoe iemand is. En om precies de goede
combinaties van solisten te maken. Hij is een groot kunstenaar. Weet
ook precies wat iemand wel of niet aankan.
Hoe bereid je je voor op de rol van de Zweite Norn in de
‘Götterdämmerung’?
Ik moet eerst precies weten hoe de hele ‘Ring’ in elkaar steekt. Alles
staat met elkaar in verband. De Nornen weten van verleden, heden
en toekomst. Hun gesponnen draden zijn met elkaar verweven. De
Nornen spinnen en zingen en hierdoor krijgen ze al die visioenen.
Dat ervaar ik met mijn vak ook een beetje . Als je zingt kom je in
balans, in harmonie, je geest wordt als het ware gereset en geeft
daardoor ruimte voor nieuwe frisse ideeën . Een levensstijl die ik van
harte aanbeveel.
Als ik een rol opzet dan spreek ik eerst de tekst ritmisch door en laat
deze bezinken. Wanneer ik al begin om de noten te repeteren laat ik
deze eerst heel zacht in mijn hoofd ‘spinnen’ en zo langzamerhand
vindt dat wel een plek. Geleidelijk wordt die stem dan wat groter en
groter en vind zijn weg naar de resonanceholtes. Daarna komen de
medeklinkers erbij, de achtergrond en inhoud onderzocht, doorleefd,
en dan langzamerhand zit alles op zijn plek.
Zo gaat dat.
In welk opzicht is de rol van Zweite Norn muzikaal interessant
voor jou?
Het is mooi dat de drie Nornen door elkaar gecomponeerd zijn, door
elkaar heen geweven. De eerste Norn spreekt over vroeger en geeft
haar visie over hoe het was bij de heilige es en de inspirerende bron.
Zij vertelt dat Wotan een stuk van de es heeft afgebroken en daardoor
de bron vertroebelde. Ze vraagt aan mij als tweede Norn of ik weet
hoe het dan zit. En ik spreek dan over het nu. Hij heeft het zwaard
in de es gestoken en dat is om de wereld te beheersen, om macht te
hebben over de wereld. Ze vertelt dat Siegmund het zwaard gebruikte
om Hunding dood te maken toen hij werd bedreigd. En dat het
zwaard in de strijd met Wotan in stukken is gevallen. De eerste Norn
zegt dat de bron is gestorven en nu heeft ze geen houvast meer voor
haar draden omdat alles is verwelkt en de es dood gaat.
De visioenen stoppen. De tweede Norn kan de draden alleen nog aan
de rots vastbinden. De rots is te scherp, de draden gaan kapot. Totale
vernietiging. De muziek past daar precies bij.
Antony McDonald kan dit als een heel helder en duidelijk verhaal
overbrengen aan de mensen. Ook bij het publiek. Dat is de grote
kunst. En dat is ook waar het publiek behoefte aan heeft. Er is
behoefte aan helderheid, duidelijkheid en echte verbondenheid.
Samen met Ed Spanjaard staat hij zo ver boven de materie. Hij heeft
ook een enorme stille kracht. Hij hoeft weinig te doen om mensen
zover te krijgen dat ze iets voor hem doen. Hij hoeft maar met zijn
wimper te knipperen of de mensen doen het al. Muzikaal gezag.
Waarom ‘der Ring’
Deze tijd is helemaal rijp voor de ‘Ring’ omdat het de allergrootste
spiegel is die wij in de maatschappij nodig hebben.
En ik ben ontzettend dankbaar dat ik daar deel van mag uitmaken.
Met welk gevoel sta je 16 oktober op de planken, de laatste
uitvoering van ‘Götterdämmerung’?
Voor mij is het een begin. Van iets dat ik als droom nastreef. Als
solist op de planken staan. Omdat ik dan kan zijn wie ik in feite ben.
Dat ik al mijn kleuren neer kan zetten zonder in te binden. Van de
andere kant vind ik het ook fascinerend om me aan te passen om
samen tot een bepaalde verwevenheid te komen. Dat is ook heel
prachtig. Het is heel fijn om met de mensen naast je één te zijn in
klank. Dat geeft zoveel energie. Ieder mens heeft een droom. Dat is
ook de stuwende kracht waardoor je altijd door wilt blijven gaan.
CD
Lamm, Annelies: Voce di donna.
Ponchielli: ‘Voce di donna’ uit La Gioconda;
Tchaikovsky: ‘Aria van Pauline’ uit Schoppenvrouw;
Wagner: ‘Weiche Wotan’ uit Rheingold;
Rossini: ‘Cavatina’ uit Stabat Mater;
J.S. Bach: ‘Erbarme Dich’ uit Matthäus Passion;
Mendelssohn: ‘Ein Engel’ uit Elias.
Annelies Lamm (ms) en Alistair Lilley (p) (24’35).
Besteladres [email protected] of via www.annelieslamm.com.
Als staalkaart van haar brede repertoire en inzetbaarheid biedt ze goed
voorbereid door coach Hanneke de Wit en gesteund door repetitor Peter
Nilsson uiteraard voornamelijk Italiaans, Russisch, Duits operarepertoire
en Duits oratoriummateriaal aan. Dit moois is ook via YouTube te
beluisteren.
Pelleas en Melisande
foto: Marco Borggreve
26 27
Wildeman hoort niet meer thuis in het paleis. Moederziel alleen trekt
Wildeman de wereld in. Waar hoort hij en bij wie? Tot het randje van
de aarde zwerft hij. Als hij eindelijk zijn eigen plek vindt, blijkt hij
dichter bij huis te zijn dan wie ook had kunnen denken. Hij is een
held geworden. Zijn vader is trots. Apetrots.
Een danser, twee zangers, drie musici en een acteur geven
Wildemans avonturen gestalte. Het wordt een wervelende
voorstelling over een onmogelijke aap met wie het toch nog goed
komt.
Naast muzikanten van het Nederlands Symfonie Orkest doen twee
zangers van de Nationale Reisopera mee: Annelies Lamm en
Gregorz Stachowiack.
Regie: Flora Verbrugge | Tekst: Sophie Kassies | Choreografie:
Adriaan Luteijn | Dans: Cherief Zaouali | Spel en zang: Anne Prakke
Er zijn schoolvoorstellingen in Oldenzaal, Den Bosch, Enschede,
Zwolle en Almelo en vrije voorstellingen in het hele land.
Speellijst vrije voorstellingen
2 december Première in het Rabotheater, Hengelo 14.30 uur
9 december Theater aan de Parade, Den Bosch 15.00 uur
15 december Theater De Tamboer, Hoogeveen 19.00 uur
16 december Chassé Theater, Breda 15.00 uur
23 december Rotterdamse Schouwburg, R’dam 15.00 uur
5 januari Posthuis Theater, Heerenveen 19.15 uur
6 januari Toneelschuur, Haarlem 15.00 uur
13 januari Odeon, Zwolle 15.00 uur
16 januari Stadsgehoorzaal, Kampen 14.30 uur
19 januari Het Musiater, Zevenaar 19.00 uur
20 januari Jeugdtheater De Krakeling, Amsterdam 14.30 uur
26 januari Parkgebouw Rijssen, Rijssen 19.00 uur
27 januari Theater De Poorterij, Zaltbommel 14.30 uur
30 januari Stadsschouwburg Groningen 14.30 uur
2 februari Wilminktheater, Enschede 19.00 uur
3 februari Theater De Kappen, Haaksbergen 15.00 uur
Wildeman, een coproductie
Een van de partners waarmee de Nationale Reisopera gaat
samenwerken is het Jeugdtheater Sonnevanck. Dat resulteert nu
in een coproductie van de Nationale Reisopera, Sonnevanck en het
Nederlands Symfonie Orkest. ‘Wildeman’ is een voorstelling voor
kinderen vanaf 6 jaar en natuurlijk ook voor ouders, grootouders en
andere belangstellenden.
In de voorstelling wordt gespeeld, gedanst en gezongen en de
muziek is van Mozart.
Wildeman is een prins en als hij wordt geboren zijn de ouders
zielsgelukkig. Hier is hij dan, hun zoon die later koning wordt. Maar
wat wordt er gefluisterd? Er is iets aan de hand met dat kind. Hij is te
druk, te wild. Hij luistert niet.
Is hij soms…. een aap?
Zijn vader is wanhopig: deze prins kan geen koning worden.
Anton Brand (Arnhem, 1953) is volgens zijn profiel op twitter:
‘auteur, levensgenieter, Groninger en operagek’. Van zijn hand
verscheen onlangs het boek: ‘Laatste reis: In het spoor van Vincenzo
Bellini’ (uitgeverij Passsage, Groningen 2012). Een literaire roman
over een persoonlijke ontdekkingstocht in de wereld van de opera.
In 1984 zag Brand in de Stadsschouwburg van Amsterdam zijn
eerste opera: ‘I Puritani’ (Vincenzo Bellini, Parijs,1835). Een
productie van de Nederlandse Operastichting, onder directie van
Kees Bakels en met Christine Deutekom in de rol van Elvira. De
voorstelling was aan Brand niet besteed, ondanks de enthousiaste
reacties vanuit zijn omgeving. Het zicht op het podium was
slecht, het verhaal werd niet duidelijk en Bellini werd in het
programmaboekje afgeschilderd als een man die ‘niet deugde’.
Later, in 2001, zag Brand in het Gran Teatre del Liceu in Barcelona
een uitvoering van ‘I Puritani’ die hem ‘rillingen’ bezorgde en
uiteindelijk, in 2006, beseft Brand tijdens een uitvoering van ‘La
Sonnambula’ in Berlijn dat die eerste kennismaking met de opera
in 1984 zijn leven ingrijpend heeft veranderd: hij is operaliefhebber
geworden. Brand benoemt dit proces in zijn boek als ‘acquired taste’.
Niet van huis uit meegekregen maar zelf verworven, zichzelf eigen
gemaakt.
Anders dan de titel doet vermoeden is het boek ‘Laatste reis’
vooral een beschrijving van de manier waarop de liefde voor de
operamuziek is ontstaan bij de auteur. Het verslag van de reis van
het stoffelijk overschot van operacomponist Vincenzo Bellini, in 1876
van Parijs naar Catania gebracht, neemt maar een klein gedeelte
van het boek in beslag. Anton Brand ziet in dit verhaal vooral een
aanleiding om de lezer mee te voeren in de wereld van het belcanto.
Aan de hand van zijn eigen operareizen naar o.a. Parijs, New York,
Wenen, Pesaro, Verona, Venetië, Milaan, Sicilië en Turijn beschrijft
Brand korte biografieën van Donizetti, Rossini, Puccini, Verdi en
een aantal ‘vergeten’ componisten. Ook zijn er uitstapjes naar (het
liefdesleven van) Maria Callas, Renata Tebaldi en Arturo Toscanini.
Brands’ fascinatie voor de Italiaanse opera in het algemeen en voor
Bellini in het bijzonder werkt aanstekelijk en tussen de bedrijven
door wordt de lezer daarbij ook nog eens getrakteerd op een groot
aantal biografische feiten en weetjes over Italiaanse componisten
die in de ontwikkeling van het belcanto een belangrijke rol hebben
gespeeld. In ieder hoofdstuk is, ook voor de gevorderde operakenner,
wel iets interessants te lezen en feiten worden gemakkelijk
aangevuld met waarschijnlijkheden tot een leesbaar geheel. Over
zijn werkwijze schrijft Brand in zijn verantwoording: ‘Ik koos in
de eerste plaats voor de feiten, in de tweede plaats voor wat me het
waarschijnlijkst voorkwam, en in de derde plaats voor wat ik het
mooist vond, omdat het goed paste in mijn verhaal’. Brand weet veel
en deelt zijn kennis (en enthousiasme) graag met het publiek. Af en
toe springt hij daarbij even van de hak op de tak maar dat mag het
plezier van de welwillende lezer niet in de weg staan. ‘Laatste reis’ is
met hartverwarmende bezieling geschreven en de sappige weetjes en
de kleurrijke beschrijvingen uit de wereld van de opera nodigen uit
om zelf op ontdekkingstocht te gaan. In het spoor van Anton Brand!
Laatste reis, in het spoor van Vincenzo Bellini
Hinke�Wissink
Brand, Anton.
Laatste reis
In het spoor van Vincenzo Bellini.
Groningen: uitgeverij Passage, 2012.
205 blz., met literatuuropgave,
paperback.
ISBN 978-90-5452-247-8
28 29
dhr. | mevr.
postcode
straat
n Vriendenpas | € 20,- per jaar
n Vrienden plus pas | € 30,- per jaar
n Jongerenpas | € 10,- per jaar
Steun de Reisopera…
maak nieuwe vrienden
Ik machtig de Vereniging Vrienden Nationale Reisopera om
de contributie jaarlijks van mijn rekening af te schrijven.
(Uitsluitend per automatische incasso)
Stuur dit aanmeldingsformulier in een voldoende
gefrankeerde envelop naar:
Vereniging Vrienden Nationale Reisopera
Breemarsweg 479
7555 KA Hengelo
Of vul het opgaveformulier in via de website
www.vriendenreisopera.nl
telefoon
banknummer
handtekening
woonplaats
#
#
Kijk op www.wagnergenootschap.nlof bel 075 6157793 voor een gratis informatiepakket
Hoe nu verder?
Götterdämmerung
Voor de uitvoering van de Götterdämmerung
blijft uw oude pluspas nog gelden.
Dat betekent dat u met uw oude pluskaart
het programmaboek nog voor de helft van de
prijs kunt kopen.
Mocht u onverhoopt uw pluspas al hebben
weg gedaan, dan kunt u bij de Vriendentafel
een vervangende pas ophalen.
Door de ingrijpende bezuinigingen gaat de toekomst van de
Nationale Reisopera er anders uitzien en dat geldt ook voor onze
Vriendenvereniging.
Niet alleen verwacht de NRO van ons nog meer steun en energie,
maar de tegenprestatie (gratis programmaboek voor pluspas)
sneuvelt vermoedelijk door geldgebrek. Ook over de inleidingen
wordt nog nagedacht.
Nu zal blijken wie de echte operafans zijn, want met zijn allen
moeten we de Nationale Reisopera er weer bovenop helpen.
Ook voor onze vereniging wordt het noodzakelijk om veranderingen
door te voeren.
U hebt kunnen lezen dat wij een beroep op u doen om ons
daarbij te helpen. Zo is er een soort denktank ontstaan. Met deze
klankbordgroep praten we over het lidmaatschap, de financiële
consequenties, uw wensen, de toekomst en de inhoud van Opera
Informa etc.. Ook uw ideeën zijn welkom bij onze secretaris Maria
Kranendonk [email protected].
Naar aanleiding van al deze gegevens zal onze voorzitter Dennis
Bouwman in ons decembernummer schetsen hoe we ons de
toekomst van onze vereniging voorstellen.
In de algemene ledenvergadering van volgend jaar zal dan de
besluitvorming plaats vinden.
30 31
Colofon
Vereniging Vrienden Nationale Reisopera
Bestuur
Dennis Bouwman | Voorzitter
Henk Hoving | Penningmeester
Maria Kranendonk | Secretariaat /Leden administratie
Nel van Duuren | Operareizen/Contactpersonen
Fenny Koffijberg
Lidmaatschap
VriendenPas | g 20,–
VriendenPlusPas | g 30,–
Jongerenpas | g 10,-
(VriendenPlusPas inclusief programmaboeken)
Te voldoen aan het begin van het verenigingsjaar dat loopt
van 1 januari t/m 31 december.
Het lidmaatschap wordt automatisch verlengd, tenzij uiterlijk
vier weken voor het verstrijken van het verenigingsjaar schrif-
telijk is opgezegd bij het secretariaat.
Bankrekening 44 51 41 387
t.n.v. Vrienden Nationale Reisopera | Enschede
Ereleden | Piet Goedemoed, Louwrens Langevoort,
Ans Wijtmans, Tony de Haan
Secretariaat en Ledenadministratie
Breemarsweg 479 | 7555 KA Hengelo
074 29 14 099
Het bestuur verzoekt leden die een nieuw of ander emailadres
hebben gekregen, dit door te geven aan ons secretariaat: [email protected].
Nationale Reisopera
Postbus 1321 | 7500 BH Enschede | 053 4878500
[email protected] | www.reisopera.nl
Opera Informa
Uitgever | Vereniging Vrienden Nationale Reisopera
Redactie | Fenny Koffijberg
Vaste medewerkers | Wim Stam, Puck Kooij
Opmaak | Gerrit Ebbink bNO | [email protected]
Webmaster | Wij maken Het, Eefde | [email protected]
Druk | ctrl-P Grafisch Bedrijf, Hengelo
Aan dit nummer werkten verder mee
Arnoud Brok, Hinke Wissink
Foto’s
Lucia di Lammermoor © Marco Borggreve
Redactieadres
Redactie Opera Informa
www.vriendenreisopera.nl
www.facebook.com/vriendenreis
De standpunten in de artikelen zijn niet altijd die van redactie
en/of bestuur. De verantwoordelijkheid ligt bij de auteur. De
redactie behoudt zich het recht voor toegezonden artikelen in
te korten of niet te plaatsen.
Overname van (gedeelten van) artikelen is alleen toe gestaan
na schriftelijke toestemming van de uitgever.
Opera Informa verschijnt vier keer per jaar.
©2012 Vereniging Vrienden Nationale Reisopera
Zie voor advertentietarieven: www.vriendenreisopera.nl
31
Operanieuws Wim Stam
Rossini in Wildbad
Midden in het Zwarte Woud in Duitsland ligt het stadje Bad
Wildbad. Hier wordt elke zomer een muziekfestival gehouden
onder de titel: ‘Rossini in Wildbad’. De sopraan Petya Ivanova
die bij de Nationale Reisopera afgelopen seizoen op zo
indrukwekkende wijze de rol van Violetta in ‘La Traviata’ en de
titelrol in ‘Lucia di Lammermoor’ vertolkte en die, volgens een
interview met haar in De Telegraaf, zo heerlijk bij de Reisopera
gewerkt heeft, zong in juli van dit jaar bij genoemd festival. Zij
zong de rol van Amelia in de onbekende opera van Rossini ‘I
briganti’ (De rovers). De dirigent van deze voorstelling was Antonio
Fogliani, die bij de Nationale Reisopera ‘Lucia di Lammermoor’
dirigeerde.
Informatie is te vinden op www.rossini-in-wildbad.de
Opera bij de buren.
In het komende operaseizoen worden er weer een aantal
interessante opera’s uitgevoerd in Duitse steden, die niet al te ver
over de grens liggen. Het zijn vaak opera’s die niet- of zelden in
ons land te zien zijn. Zo brengt het theater in Osnabrück Verdi’s
‘La Forza del Destino’, het Staatstheater in Oldenburg brengt
‘Salome’ van Richard Strauss en eveneens van Verdi ‘Otello’. Heel
bijzonder is ‘I Masnadieri’, een zelden uitgevoerde Verdi opera
in het Aalto Theater in Essen. In Bremerhaven is ‘Mefistofele’van
Boito te zien en in Wuppertal ‘Don Quichotte’ van Massenet. De
theaters van Krefeld en Mönchengladbach komen met ‘Mazeppa’
van Tschaikowski en ‘Norma’ van Bellini. Voor de liefhebbers
van operette zijn voorstellingen van ‘Der Zigeunerbaron’ en ‘Der
Vogelhändler’ het vermelden waard in respectievelijk de theaters
van Gelsenkirchen en Detmold. Informatie over uitvoeringsdata in
de diverse theaters is te vinden op www.operabase.com.
Götterdämmerung Andere Brünnhilde
In de cast van de Götterdämmerung heeft een wisseling van de
wacht plaatsgevonden: Judit Németh moest eind juni haar partij als
Brünnhilde teruggeven omdat ze haar ernstig zieke echtgenoot niet
zolang alleen kon laten.
Guus Mostart en Nicolas Mansfield vonden een vervangster in de
Duitse Kirsten Blanck. ‘Een jugendlich dramatische sopraan,’ aldus
Guus Mostart.
In Bremershaven zong Kirsten Blanck o.a. Violanta in Korngolds
gelijknamige opera en bij de English National Opera Turandot.
Brünnhilde had ze nog nooit gezongen. Binnen 4 weken had ze
haar partij van buiten geleerd en na een weekend werken met Ed
Spanjaard kreeg ze het groene licht.
In een interview vertelde ze dat ze er juist aan toe was om
Brünnhilde te zingen.
NB. Het koor wordt voor deze uitvoering van de Götterdämmerung
versterkt met 35 Bulgaarse mannen.
Podium, data, inleider
Enschede | Wilminktheater
zondag 30 september 2012 | 14.00 uur
woensdag 3 oktober 2012 | 16.00 uur
zaterdag 6 oktober 2012 | 16.00 uur
dinsdag 9 oktober 2012 | 16.00 uur
zaterdag 13 oktober 2012 | 16.00 uur
dinsdag 16 oktober 2012 | 16.00 uur
Inleiding
Ben Coelman | 1 uur voor elke voorstelling
Nationale Reisopera
0534878500 | [email protected] | www.reisopera.nl
www.wilminktheater.nl
Kassatelefoon: 053485 85 00