80
JAARVERSLAG 2016 RAAD VAN STATE JAARVERSLAG 2016 RAAD VAN STATE JAARVERSLAG 2016 RAAD VAN STATE JAARVERSLAG 2016 RAAD VAN STATE JAARVERSLAG 2016 RAAD VAN STATE JAARVERSLAG 2016 RAAD VAN STATE JAARVERSLAG 2016 RAAD VAN STATE JAARVERSLAG 2016 RAAD VAN STATE JAARVERSLAG 2016 RAAD VAN STATE JAARVERSLAG 2016 RAAD VAN STATE JAARVERSL Jaarverslag 16

Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

  • Upload
    others

  • View
    2

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016

Jaarverslag2016 R

aad van

State

Jaarverslag

16

Page 2: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016

Page 3: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

1

Jaarverslag

16

jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag

Page 4: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

Colofon

Tekst en fotografie: Raad van State – Den Haag

Ontwerp en opmaak: Xerox/OBT – Den Haag

Druk: OBT bv – Leiden

Website Jaarverslag 2016: jaarverslag.raadvanstate.nl

Website Raad van State: www.raadvanstate.nl

Algemeen mailadres: [email protected]

Den Haag, april 2017

Page 5: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

Inhoudsopgave

Voorwoord

1 De Raad in de staat 1.1 Inleiding

1.2 Het aanzien van 2016

1.3 Verandering, stabiliteit en continuïteit

1.4 Drie breuklijnen

1.5 Maatschappelijke weerbaarheid en schokbestendigheid

1.6 Tot besluit

2 De Raad als instituut 2.1 Eén Raad, meerdere taken

2.2 De samenstelling van de Raad en zijn Afdelingen

2.3 Gemeenschappelijke thema’s

2.4 Institutionele samenwerking

2.5 De Raad en het Koninkrijk

2.6 Internationale samenwerking

3 De Raad als adviseur en begrotingstoezichthouder3.1 Inleiding

3.2 Wendbaarheid, weerbaarheid en kenbaarheid van regels

3.3 Toezichtwetgeving

3.4 Interbestuurlijke verhoudingen en decentralisatie

3.5 Bescherming persoonsgegevens

3.6 Onafhankelijk begrotingstoezicht

4 De Raad als bestuursrechter 4.1 Inleiding

4.2 Toetsing

4.3 Bewaken rechtseenheid en bevorderen rechtsontwikkeling

4.4 Stand van zaken digitalisering

4.5 Leesbaarheid en toegankelijkheid van uitspraken

4.6 Andere vermeldenswaardige uitspraken

4.7 Externe contacten

Enkele cijfers van 2016

Page 6: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,
Page 7: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

5

Voorwoord

Jaarlijks brengt de Raad van State verslag uit van zijn werk-

zaamheden. Daarin geeft hij een beeld van de werkzaamheden

in het afgelopen jaar, zoals de Afdeling advisering die

430 adviezen heeft uitgebracht en de Afdeling bestuursrecht-

spraak die bijna 11.000 uitspraken heeft gedaan. Deze en

andere kengetallen vindt u op de laatste pagina van deze

uitgave. Het jaarverslag gaat echter over meer dan deze

kengetallen. Ook kunnen met een jaarverslag algemene

beschouwingen worden gegeven over het werk die uitstijgen

boven het niveau van concrete adviezen en uitspraken die de

Raad van State jaarlijks uitbrengt en openbaar maakt. Intern

biedt het jaarverslag de mogelijkheid het verloop van de

werkzaamheden te evalueren en naar aanleiding daarvan zo

nodig verbeteringen door te voeren.

Ieder jaar besteedt de Raad van State veel zorg aan zijn

jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel-

groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters,

bestuurders, volksvertegenwoordigers, wetgevingsjuristen bij

de departementen, bestuursrechtjuristen bij gemeenten en

provincies, journalisten. Het is inmiddels een goed gebruik om

het volledige jaarverslag online te publiceren. Hierdoor is alle

informatie snel en gemakkelijk toegankelijk en doorzoekbaar

voor de diverse doelgroepen. Het is te raadplegen via

jaarverslag.raadvanstate.nl. De overzichten van legisprudentie en

jurisprudentie (de systematische verzameling van de wet-

gevingsadviezen respectievelijk uitspraken) zijn gedigitaliseerd.

Zo kan op een eenvoudige manier de ontwikkeling van de

legisprudentie en jurisprudentie in het afgelopen jaar worden

geraadpleegd.

Hoofdstuk 1, De Raad in de staat, verkent de ontwikkelingen in

de politiek-bestuurlijke omgeving waarin de Raad van State

functioneert. Het afgelopen jaar laat een onbestemd gevoel van

onrust achter. De hoekstenen waarop het naoorlogse rege-

ringsbeleid is gebouwd (Europese integratie, Atlantische

veiligheid en democratische rechtsstaat en de vertegenwoordi-

gende democratie) beginnen breuklijnen te vertonen die in

2016 duidelijk zichtbaar zijn geworden. Er wordt ingegaan op

de drie breuklijnen die in het bijzonder zorg wekken en elkaar

versterken. Daarbij komt ook wat op die pijlers is gebouwd in

het ongerede. Dat gaat niet alleen om materiële verworvenheden,

maar ook immateriële zekerheden en waarden, zoals de

rechtsstaat en de internationale rechtsorde.

Page 8: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

6

In hoofdstuk 2, De Raad als instituut, ligt de nadruk op de

Raad van State als eenheid, als staatkundige institutie. In de

taken van de Raad komt een groot aantal aspecten van het

functioneren van de staat samen; niet alleen tussen wetgeving

en rechtspraak, maar ook tussen bestuurlijke actualiteit en

continuïteit van staat en constitutie, tussen nationale autonomie

en Europese samenwerking en tussen het land Nederland en

het Koninkrijk. In de Afdelingen advisering en bestuursrecht-

spraak komen gelijke vragen of gezamenlijke thema’s aan de

orde. Voor dit jaarverslag is gekozen voor de thema’s: de strenge

overheid en de open overheid.

In hoofdstuk 3, De Raad als adviseur en begrotingstoezichthouder,

worden de terugkerende thema’s en onderwerpen in de

wetgevingsadvisering van 2016 nader beschouwd, zoals de

behoefte aan flexibiliteit in regelgeving die ruimte moet

bieden voor innovaties, en de wijze waarop die flexibiliteit

gestalte krijgt. Ook voor de effectiviteit van het toezicht vroeg

de Afdeling advisering in 2016 een aantal keren de aandacht.

In de vierde beschouwing over interbestuurlijke verhoudingen

en decentralisatie, ‘En nu verder!’, ging de Afdeling advisering

nader in op het noodzakelijke vervolg op de decentralisatie in

de afgelopen jaren.

In hoofdstuk 4, De Raad als bestuursrechter, besteedt het

jaarverslag aandacht aan belangrijke ontwikkelingen die zich

in 2016 voordeden in de uitspraken van de Afdeling bestuurs-

rechtspraak als hoogste algemene bestuursrechter.

Het indringender toetsen van besluiten is een hoofdthema,

zoals van asielbesluiten, in boetezaken en bij het toepassen

van beleidsregels. Veel aandacht was er in samenwerking met

de hoogste bestuursrechters voor het bewaken van de rechts-

eenheid. Belangrijke uitspraken werden gedaan na een

conclusie van een staatsraad advocaat-generaal over onder

meer gelijke kansen en transparantie bij verdeling van schaarse

vergunningen. Digitalisering van het werkproces kreeg vorm

door de verdere uitbouw van een digitaal dossier voor intern

gebruik en de bouw van een digitaal portaal voor

procespartijen.

Voor de kwaliteit van zijn werk is de Raad afhankelijk van de

kennis en deskundigheid en ervaring, inzet en loyaliteit van al

degenen die bij de Raad werken: staatsraden en medewerkers.

Het is altijd jammer als mensen de Raad verlaten, al dan niet

wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.

In 2016 vertrokken vijf staatsraden en 39 medewerkers.

Afscheid is echter nodig om tot vernieuwing te komen.

Het lukt gelukkig elk jaar weer om nieuwe staatsraden en

nieuwe, vaak jonge, kwalitatief goede medewerkers aan te

trekken. In 2016 kon de Raad vijf nieuwe staatsraden (in

buitengewone dienst) en zestien nieuwe medewerkers

verwelkomen.

mr. J.P.H. Donner

vice-president Raad van State

Page 9: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

De Raadin de staat

1

Page 10: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

8

Page 11: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

9

1.1 Inleiding

Het jaar 2016 oogde aan het begin heel anders dan het er aan

het einde uitzag. Economische verwachtingen werden

overtroffen; de groei bleek bestendig, de werkloosheid daalde,

de koopkracht steeg en de huizenmarkt herstelde zich. Het

klimaatakkoord van Parijs kreeg brede steun en de immigratie

zwakte af. Het jaar begon met de vrees voor een recessie in

China en eindigde met beurzen die niveaus bereikten die sinds

de financiële crisis niet meer waren voorgekomen. Toch wordt

het beeld van 2016 bepaald door voor velen onverwachte

wendingen, zoals de uitkomst van het Oekraïne-referendum

en van de Amerikaanse presidentsverkiezingen, de Brexit, de

coupepoging in Turkije en de daarop volgende repressie, het

verloop van de burgeroorlog in Syrië. Het jaar 2016 liet velen

dan ook met een onbestemd gevoel achter over een toekomst

die er minder zeker uitzag dan zij tot voor kort leek.

Grote nieuwe wetgevings- of beleidsinitiatieven bleven uit;

de uitvoering van eerdere hervormingen vergde alle inzet.

Daarnaast werd in de eerste helft van het jaar de aandacht

bepaald door het EU-voorzitterschap en in de tweede helft

door de nasleep van het Oekraïne-referendum. Geleidelijk

groeide het besef dat het kabinet voor het eerst in bijna

twintig jaar de kabinetsperiode zou uitzitten. Toch wijzen

peilingen op onbehagen en zorg en brokkelt het vertrouwen

in de politiek en de traditionele politieke partijen af.

De werkzaamheden van de Raad van State in het afgelopen

jaar weerspiegelen tot op zekere hoogte deze ontwikkelingen.

Het aantal adviesaanvragen en bestuursrechtelijke geschillen

liep iets terug, maar het aantal initiatiefwetsvoorstellen steeg

opvallend. Ook voor de Raad bepaalde het onverwachte het

beeld; na veel voorbereiding en discussie diende de regering in

het begin van het jaar een wetsvoorstel in tot concentratie van

de hoogste bestuursrechtspraak en tot nadere afbakening van

de beide Afdelingen van de Raad van State. Aan het einde van

het jaar trok de regering het wetsvoorstel weer in, nadat de

Tweede Kamer een aantal voor haar onaanvaardbare amende-

menten had aangenomen.

1.2 Het aanzien van 2016

1.2.1 Met ons gaat het goed

De ontwikkelingen waren in 2016 boven verwachting gunstig,

gemeten aan vrijwel alle indicatoren die de afgelopen jaren

zorg baarden: groei, werkgelegenheid, overheidsfinanciën en

veiligheid. Hoewel ‘rampen’ waren voorspeld, verliep de

overheveling van taken in het kader van de decentralisatie op

het terrein van maatschappelijke ondersteuning, arbeidsmarkt

en jeugdzorg vrij geruisloos. De huisvesting van grote aantallen

asielzoekers bleek mogelijk. De criminaliteit daalde en

Nederland bleef gespaard voor terrorisme. Natuurlijk waren er

punten van zorg, zoals gezondheidszorg, arbeidsmarkt,

onderwijs, armoede, maar internationaal vergeleken gaat het

ons ook op die terreinen goed.

Een grote meerderheid van de bevolking beoordeelt de eigen

situatie en de economische vooruitzichten dan ook positief.

Ondanks een lichte verbetering aan het eind van het jaar bleef

Page 12: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

10

de stemming over de toekomst echter somber. Bij een peiling1

meende maar een derde van de respondenten dat het de goede

kant opgaat met Nederland. Slechts een heel kleine meerder-

heid had een positief oordeel over politiek en regering.

Gevreesd moet worden dat deze sombere stemming mede het

gevolg is van veranderingen, dreigingen en onzekerheden die

niet, of slechts beperkt, nationaal beïnvloedbaar zijn, omdat de

oorzaken buiten Nederland liggen.

1.2.2 Met de veiligheid en stabiliteit gaat het minder

De wereld rond Nederland en de Europese Unie werd in 2016

niet rustiger, veiliger of stabieler. Burgeroorlogen in Syrië,

Irak en Libië, onrust in Egypte, spanning in Oekraïne,

gewelddadige repressie in Turkije; de randen van de Unie zijn

zeer onveilig. Spanningen verder weg (Zuid-Chinese Zee,

Noord-Korea) nemen toe, zonder dat Europa daarop invloed

heeft. Ruim vijfentwintig jaar na de val van de muur wordt

Europa geconfronteerd met een Russisch regime dat de

ordening van na 1991 wil herzien. Een politieke wisseling in

de Verenigde Staten lijkt de pijlers onder die ordening te

willen verzetten. Terrorisme in Brussel, Nice en Berlijn,

immigratie en aantasting van de integriteit van informatie en

communicatie zetten aan tot maatschappelijke tegenstellingen

en verhogen het gevoel van kwetsbaarheid.

1 Sociaal en Cultureel Planbureau - Burgerperspectieven 2016 | 4.

Hoewel economische en monetaire ontwikkelingen in 2016

onmiskenbaar ten goede keerden, zijn niet alle oorzaken

weggenomen die aan de crisis van 2008 en daarna ten

grondslag lagen. Zorg voor stabiliteit en het voorkomen van

herhaling in de toekomst worden te vaak verdrongen door het

streven naar herstel hier en nu en door politiek onvermogen

om structurele verbeteringen te realiseren. Met het verjaren

van de crises dreigen de lessen daarvan weer te worden

vergeten.

1.2.3 Toenemende onvrede over bestaande ordening

De grootste schokgolven in 2016 waren echter niet het gevolg

van onveiligheid maar van voor velen onverwachte uitkomsten

van democratische processen. Deze uitkomsten wijzen op

onvrede met de bestaande politieke en institutionele ordening

en internationale samenwerking en op een hernieuwd

vertrouwen in nationalisme, protectionisme en machtspolitiek.

Het Oekraïne-referendum in Nederland, de ondertekening

van het CETA-verdrag in België, het referendum over een

grondwetswijziging in Italië, het Brexit-referendum in het

Verenigd Koninkrijk alsook verkiezingen in Frankrijk

(regionale verkiezingen), Duitsland (deelstaatverkiezingen),

Oostenrijk en Polen, schiepen ieder op eigen wijze schok-

golven. Daarnaast kwamen in enkele Midden-Europese

lidstaten regimes aan de macht die in hun verkiezing een

rechtvaardiging zien om de uitgangspunten van de rechtsstaat

terzijde te schuiven teneinde hun politieke doelstellingen

krachtdadiger te kunnen realiseren.

Page 13: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

11

Het gaat hier niet om een specifiek Europese stemmings-

wisseling. De Verenigde Staten kozen een president die gelijke

geluiden vertolkt en in zijn eerste regeringsdaden blijk geeft

deze in daden om te willen zetten. Het zou een drastische

herziening van het internationale commitment van de

Verenigde Staten betekenen. Verkiezingen in de Filipijnen

brachten een president aan de macht die geweld als de kortste

weg ziet om zijn maatschappelijke doelen te bereiken.

In Brazilië en Zuid-Korea werden gekozen presidenten

afgezet. In Colombia werd een vredesovereenkomst, die een

einde maakte aan vijftig jaar burgeroorlog, bij referendum

verworpen; de regering koos er vervolgens voor het akkoord,

na aanpassing, zonder verder referendum goed te keuren.

1.3 Verandering, stabiliteit en continuïteit

Wat zich presenteert als een ongelukkige samenloop van

politieke ontwikkelingen op verschillende plaatsen in de

wereld, is mogelijk symptoom van een fundamentele verschui-

ving in overtuigingen, politieke uitgangspunten en collectieve

zekerheden. Regeren is niet een kwestie van alleen feiten en

statistiek, maar ook van gevoel en indrukken. Gunstige

statistieken en goede ontwikkelingen volstaan daarom niet als

basis voor vertrouwen en welbevinden. Mensen willen zich

beschermd en geborgen voelen en erop vertrouwen dat leiders

weten wat ze doen en waarheen het moet. Die gevoelens en

dat vertrouwen lijken aangetast door jaren waarin crises elkaar

opvolgden, de vertrouwde omgeving verdween, het bestaan

niet zekerder voelde en dreigingen van velerlei aard toenamen.

Mensen zijn daardoor ontvankelijker voor boodschappen die

een complexe werkelijkheid reduceren tot simpele waarheden.

Ze zijn bereid leiders te volgen die zeggen een eenvoudige

uitweg te bieden uit de Gordiaanse knoop van regels, gebruiken

en taboes van een moderne samenleving. Wie door overheid

en politiek steeds hoort het beter te krijgen, maar zichzelf

maatschappelijk steeds verder achterop ziet raken, zal weinig

behoefte hebben bestaande instituties, zekerheden en structuren

te behouden die vooral anderen lijken te bevoordelen.

Verandering is essentieel voor de groei van samenleving en

maatschappij, zelfs fundamentele veranderingen van overtuiging,

concepten en zekerheden. Niet iedere onverwachte schok is een

bedreiging en niet iedere serie schokken duidt op een naderende

ondergang. Het heden zelf is mede voortgekomen uit dergelijke

schokken. Maar verandering om bij te dragen aan maatschappe-

lijke ontwikkeling en niet te verworden tot verlies aan structuur

en samenhang heeft kaders en ankerpunten nodig. Dat gegeven

vormde de basis voor het ontstaan en de groei van de staat,

markt en samenleving zoals wij die kennen. De democratische

rechtsstaat, grensoverschrijdende markten en internationale

samenwerking vormen het tot dusver meest succesvolle kader

waarbinnen verandering en continuïteit, dynamiek en zekerheid

en vrede, veiligheid en vrijheid met elkaar konden worden

verenigd. Zij vormen de basis voor de naoorlogse groei, welvaart

en vrede, in het kader waarvan de Europese staten nauw met

elkaar verweven en wederzijds van elkaar afhankelijk zijn

geworden. Zij zijn bepalend voor het vermogen een antwoord te

bieden op de vraagstukken van de moderne samenleving, zoals

onveiligheid, klimaatverandering, grootschalige migratie,

criminaliteit, kwetsbaarheid van digitale netwerken.

Page 14: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

12

Men kan veranderingen op hun beloop laten in vertrouwen

op de robuustheid van maatschappelijke structuren of in

berusting en gelatenheid, vanuit de gedachte dat men er toch

geen greep op heeft en er dus mee moet leren leven.

Onderkend moet echter worden dat de verschillende politieke

schokken voorboden kunnen zijn van ‘aardverschuivingen’ die

de fundamenten raken waarop de maatschappelijke ontwikke-

lingen en verworvenheden van de afgelopen driekwart eeuw

berusten. Dit moet reden zijn om de schokbestendigheid van

de eigen instituties nader te bezien. Zeker nu er breuklijnen

beginnen te komen in die fundamenten.

1.4 Drie breuklijnen

Drie breuklijnen in de fundamenten van de naoorlogse

ontwikkeling wekken in het bijzonder zorg. De heropleving

van vertrouwen in nationale zelfgenoegzaamheid en macht ten

koste van samenwerking en rechtsverhoudingen; het uiteenlopen

van democratie en rechtsstaat en de opkomst van andere visies

waarin de directe democratie de vertegenwoordigende

democratie verdringt. Die breuklijnen moeten onderscheiden

worden, maar zij versterken en beïnvloeden elkaar wel. Ieder

van die breuklijnen vergt nadere reflectie, een fundamenteel

antwoord en bezinning op de implicaties daarvan voor het

eigen beleid.

1.4.1 Samenwerking of autonomie

De beslissing van het Verenigd Koninkrijk om uit de Europese

Unie te treden, de bereidheid van de nieuwe Amerikaanse

president om de fundamenten van de naoorlogse wereldorde

ter discussie te stellen, de weigering van Midden-Europese

lidstaten om hun EU-verplichtingen na te komen; ze tasten de

hoekstenen aan waarop het Nederlands naoorlogse regerings-

beleid is gebouwd. Deze hoekstenen zijn Europese integratie,

Atlantische veiligheid en internationale rechtsordening.

Alleen al het ter discussie stellen van wat vanzelfsprekend

werd geacht, dwingt tot herbezinning. Wat een zekere en

betrouwbare basis leek, blijkt dat niet meer te zijn. Dat heeft

gevolgen voor de bestaande welvaart en toekomstige

ontwikkelingsmogelijkheden.

Internationale verhoudingen zijn in beginsel anarchistisch.

Tussen staten die soeverein – alleen naar eigen inzicht en

belang – handelen en waar mogelijk hun ‘gewicht’ laten

gelden, zal samenwerking slechts zo lang duren als ieder van de

betrokken partijen de voordelen groter acht dan de beperkingen.

In een snel veranderende wereld met wisselende krachtsver-

houdingen zal die samenwerking nooit bestendig betrouwbaar

kunnen zijn. Verhoudingen waarop men duurzaam kan

bouwen, vergen een stabiel wederkerig kader dat kan worden

gehandhaafd. Ze zijn niet afhankelijk van eenzijdige herwaar-

dering en besluitvorming. Het staatsverband is daar het

voorbeeld van; zekerheid en recht en daarmee de hechte basis

om een toekomst op te bouwen, worden alleen verkregen

door de eigen autonomie ondergeschikt te maken aan een

gemeenschappelijke autoriteit. Dat is de prijs van burgervrede.2

Tegelijkertijd illustreren het Catalaanse en Schotse streven om

2 Th. Hobbes, Leviathan, or The Matter, Forme & Power

of a Common-Wealth Ecclesiasticall and Civil (1651).

Page 15: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

13

uit het bestendig staatsverband te treden op basis van eenzij-

dige beslissingen (referenda), dat deze breuklijn ook raakt aan

de grondslagen waarop de staat berust.

Indien men uitgaat van de nationale staat als enige mogelijke

vorm van een bestendige maatschappelijke organisatie, dan zijn

economische globalisering, politieke democratie en nationale

autonomie niet alle drie tegelijk mogelijk.3 De illusie dat dat wel

mogelijk is, vormde indertijd de basis voor de gedachte dat de

geschiedenis ten einde was met de opkomst van nationale

democratische rechtsstaten en wereldwijde markten.4 Maar de

geschiedenis is niet gestopt. Onvoldoende werd onderkend dat

het succes van de Atlantisch-Europese samenwerking enerzijds

berustte op Amerikaanse hegemonie en anderzijds op de

bereidheid van Europese landen om de eigen autonomie op

bepaalde terreinen binnen een gemeenschappelijke rechtsorde

ondergeschikt te maken aan een gemeenschappelijke autoriteit.

Deze constellatie heeft een ongekende periode van vrede,

welvaart en groeiende wederzijdse afhankelijkheid gebracht.

Zij schiep mogelijkheden en bood het vertrouwen waarop

particulieren en bedrijven een toekomst durfden te bouwen.

De eerder genoemde ontwikkelingen tasten die beide pijlers aan.

Wanneer niet meer vanzelfsprekend op in Europees verband

gemaakte afspraken kan worden vertrouwd, maar deze

eenzijdig opzegbaar zijn wanneer dit zo uitkomt, dan stelt dit

3 D. Rodrik, The Globalization Paradox: Democracy and the Future

of the World Economy (2011).

4 F. Fukuyama, The End of History and the Last Man (1992).

grenzen aan de overheidsfuncties en maatschappelijke ontwik-

kelingen die daarop kunnen worden gebouwd. Vergaande

integratie van bijvoorbeeld de nationale defensie met die van

andere landen is alleen mogelijk als de beslissing over inzet,

beschikbare middelen en gebruik daarvan niet op ieder

moment afhankelijk is van de instemming van ieder van de

partners. Het alternatief is dat ieder van de betrokken partners

zich dan weer moet voorzien van een volwaardig defensie-

apparaat tegen een veelvoud van de kosten en specialisatie niet

meer mogelijk is. Dat is in de huidige tijd niet meer haalbaar

of betaalbaar. En wat geldt voor defensie geldt ook voor andere

vraagstukken waarmee de moderne samenleving wordt

geconfronteerd: klimaat, veiligheid, criminaliteits- en

terrorismebestrijding, migratie, ordening van internationale

markten en het voorkomen van groeiende ongelijkheid.

Geen staat heeft nog het vermogen om zonder vergaande

samenwerking op die terreinen eenzijdig de algemene

belangen te behartigen; maar dan moet die samenwerking

wel betrouwbaar zijn, anders bouwt men op zand.

De implicaties van de wederzijdse afhankelijkheid en samen-

werking voor eenzijdige nationale besluitvorming zijn tot

dusver ‘stilzwijgend’ aanvaard en geïnstitutionaliseerd in de

gemeenschappelijke Europese rechtsorde. Dat is na de Brexit

en andere ontwikkelingen in 2016 niet zomaar meer mogelijk.

Er zal voortaan nadrukkelijker vastgesteld moeten worden dat

onderlinge afhankelijkheid en samenwerking op vitale

terreinen van overheidsfunctioneren niet meer verenigbaar zijn

met eenzijdige nationale besluitvorming. Tegelijkertijd zal de

Europese samenwerking de bevoegdheden, de besluitvaardig-

Page 16: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

14

heid en de doorzettingsmacht moeten hebben die nodig zijn

om de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid waar te

maken. Het lijkt er soms op dat we onszelf de mogelijkheid

hebben ontnomen om adequaat over dit vraagstuk te spreken

uit vrees voor federalist te worden uitgemaakt. Het beeld is

misleidend dat die samenwerking overdracht en verlies van

soevereiniteit inhoudt. Materieel is het zelfstandig nationaal

handelingsvermogen bij veel grensoverschrijdende vraagstukken

al lang weggelekt. Samenwerking is nodig omdat lidstaten op

bepaalde terreinen autonoom hun publieke taak niet meer naar

behoren kunnen uitoefenen; het gaat dus om het herwinnen

van gezamenlijk handelingsvermogen waar autonoom handelen

geen effect meer heeft. Kiezen voor autonomie, eigenbelang,

grenzen sluiten en machtsuitoefening is een anachronistisch

model dat misschien enkelen rijker maakt maar velen schade

berokkent. De keuze strekt zeker niet tot voordeel van degenen

die dit electoraal mogelijk moeten maken.

1.4.2 Democratie en rechtsstaat

Na een poging tot een staatsgreep heeft de Turkse overheid in

2016 maatregelen genomen die de rechtsstaat en de onafhan-

kelijkheid van de rechterlijke macht ernstig aantasten.

De Poolse regering zette na een verkiezingsoverwinning die de

meerderheid opleverde, een reorganisatie van de rechterlijke

macht in gang die de constitutionele rechtspraak beknot en de

onafhankelijkheid van de rechter aantast. Hongarije was Polen

daarin voorgegaan; andere Midden-Europese landen dreigen

daarheen af te glijden. Ook elders in de wereld staan recht-

spraak en rechter onder druk. Steeds geschiedt dit met een

beroep op de uitkomst van verkiezingen en de daarmee

verkregen meerderheid en de vermeende legitimatie om de

rechter terzijde te schuiven. Daarmee wordt een breuklijn

zichtbaar tussen democratie en rechtsstaat. Die bieden een

onderscheiden legitimatie van overheidshandelen en

-besluitvorming; recht legitimeert vooral continuïteit,

democratische besluitvorming legitimeert vooral verandering.

Beide vormen werden tot dusver in de gangbare opvatting

in Nederland geacht onverbrekelijk verbonden te zijn en

geïnstitutionaliseerd in de democratische rechtsstaat. De

ontwikkelingen laten echter zien dat beide in de praktijk niet

hoeven samen te gaan en met elkaar in botsing kunnen komen.

Deze ontwikkelingen liggen in het verlengde van een

veranderende perceptie van staat en overheid. Daarin worden

(rechts)orde, stabiliteit en zekerheid steeds meer als vanzelf-

sprekend ervaren en niet als resultaat van voortdurende inzet

en inspanning. Staat en overheid moeten daarbij steeds meer

hun legitimatie vinden in een meerwaarde; vandaar het bestaan

van aanduidingen als welvaartsstaat, verzorgingsstaat, sociale

rechtsstaat, et cetera. De laatste decennia dreigt die meerwaarde

vaak nog vooral in economisch presteren gezocht te worden.

Maar ook zonder die versmalling wordt de rechtvaardiging van

staat en overheid vooral gezocht in gerealiseerde veranderingen,

producten, diensten en resultaten. Het gevolg is een politiek

debat dat vooral gericht is op concrete prestaties, het tekort-

schieten in het presteren en de handhaving van de regels die

de resultaten moeten waarborgen. Verkiezingen krijgen het

karakter van een markt waarin ieder de eigen waren aanprijst,

die van de concurrentie als minderwaardig afdoet en de vragen

van ordening, richting en uitgangspunt – het ‘waarom,

Page 17: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

15

waarheen, waartoe?’ – liever niet aanroert. Het is dan niet vreemd

dat in politieke en maatschappelijke waardering de waarde van de

bestendigheid van de staatsrechtelijke verhoudingen, rechtmatig-

heid en rechtsorde, geleidelijk achtergesteld wordt ten opzichte

van de specifieke resultaten die door politieke meerderheden of

bestuurlijk gewenst zijn. Het deelbelang van de eigen achterban

gaat voor het algemeen belang.

In die verschuivende perceptie worden recht, ordening, instituties,

bestendige procedures niet alleen naar de achtergrond geschoven,

maar ook gauw als hinderlijke belemmering gezien als zij de

gewenste resultaten in de weg staan. Het is dan verleidelijk om

ze te negeren, te ridiculiseren of als verouderd weg te zetten,

met een beroep op een mandaat van de kiezers, een parlemen-

taire meerderheid of een acute noodzaak. Het leidt tot besluit-

vorming die niet op ordening, normen, verbinding van belangen

en waarden en de lange termijn is gericht, maar op transactie,

resultaten, incidenten en de waan van de dag. Die ontwikkeling

is op veel terreinen en in veel landen zichtbaar, ook in eigen

land. 5 Het schept de voedingsbodem voor een groeiende

tegenstelling tussen democratische en juridische legitimatie.

De groeiende tegenstelling tussen democratie en rechtsstaat in

een aantal lidstaten schept een bijkomend probleem voor de

Europese Unie. Die gaat uit van lidstaten die democratische

rechtsstaten zijn en van Europese verplichtingen die zonder

5 Zie Jaarverslag 2015 van de Raad van State. Zie ook professor

dr. L.J. van Middelaar: De Europese Unie en de gebeurtenissen-

politiek, inaugurele oratie Leiden, 23 september 2016.

meer als recht worden toegepast. De Europese Unie kent geen

politie die verplichtingen doet naleven. Zij berust op het

concept dat Unierecht onbevooroordeeld en onafhankelijk

door de nationale rechter wordt toegepast en een rechterlijke

uitspraak door de nationale overheid wordt uitgevoerd.

Die beide uitgangspunten dreigen door de geschetste

ontwikkelingen in enkele lidstaten in de knel te raken.

1.4.3 Vertegenwoordigende democratie en volksdemocratie

Het jaar 2016 was het jaar van de onverwachte referenda-

uitkomsten: Brexit, Oekraïne, een grondwetswijziging in Italië.

De groeiende rol van referenda bij de besluitvorming is een

symptoom van het verschijnsel dat gezocht wordt naar

alternatieven om burgers bij publieke besluitvorming te

betrekken. Dat verschijnsel doet zich in het bijzonder voor

op lokaal niveau, zoals de campagne ‘Code Oranje’,6 waar

de besluit-vorming in de vertegenwoordigende organen

vastzit op tegenstellingen en gebrek aan constructief debat.

Maar daarmee tekent zich binnen het concept democratie

een tweedeling af tussen enerzijds de traditionele vertegen-

woordigende democratie en anderzijds nieuwe vormen van

directe volksdemocratie. In die nieuwe vormen worden

besluiten gedragen door instemming van burgers via directe

betrokkenheid, referenda of andere vormen van rechtstreekse

collectieve wilsuiting.

6 Onder de naam ‘Code Oranje’ heeft een groep van enkele honderden

burgemeesters, wethouders, raadsleden, actieve burgers,

wetenschappers en ondernemers in 2016 een initiatief gelanceerd

voor verandering van de politieke democratie.

Page 18: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

16

De democratische rechtsstaat, zoals die in de loop van de

afgelopen twee eeuwen is ontstaan, berust op het concept van

de vertegenwoordigende democratie. Hierin treedt een

vergadering van gekozen vertegenwoordigers op als ‘plaats-

bekleder’ van het volk. Dat is het concept waar de Grondwet

vanuit gaat, zoals verwoord in de bepalingen dat de Staten-

Generaal het gehele Nederlandse volk vertegenwoordigen en

de leden zonder last stemmen.

In de beeldvorming en het publieke spraakgebruik is het

begrip ‘vertegenwoordiging’ echter van betekenis veranderd.

Het wordt nauwelijks nog als ‘plaatsbekleding’, maar veeleer als

‘principaal-agentrelatie’ gezien. Daarbij treedt de vertegen-

woordiger als agent op voor een achterban, de principaal.

De bevoegdheid van de volksvertegenwoordiging wordt als

afgeleid gezag van de bevolking begrepen. In die visie zijn

vormen van volksdemocratie ook democratischer, omdat de

principaal zelf beslist in plaats van de agent. Vandaar de vaak

levendige discussie of vertegenwoordigende vergaderingen wel

een afspiegeling zijn van de bevolking; naar geslacht, opvatting,

sociale achtergrond, opleiding of andere criteria. Ook volks-

vertegenwoordigers zelf zijn zich meer gaan zien en gedragen

als agent voor een achterban dan als lid van een geheel.

De jongste variant ziet de volksvertegenwoordiger louter als

doorgeefluik van opiniepeilingen of als stem van de zwijgende

meerderheid.

Initiatieven om de betrokkenheid van burgers bij het over-

heidsoptreden te versterken, zijn, zeker op lokaal niveau, nodig

en wenselijk als vernieuwende invulling van de democratie.

Democratie is niet een kwestie van publieke besluitvorming

alleen; zij gaat over een veel breder aspect van samenleven.

In dat kader past dat burgers nauw betrokken worden bij

besluiten die hun eigen omgeving betreffen of dat dit aan

burgerinitiatieven wordt overgelaten. Waar het echter de

publieke besluitvorming betreft die heden en toekomst van de

gehele politieke gemeenschap raken, moet worden onderkend

dat het concept van de vertegenwoordigende democratie

wezenlijk verschilt van dat van ‘volksdemocratie’. Het is

daarmee maar beperkt verenigbaar. Wanneer de verschillen

tussen beide vormen van democratie onvoldoende worden

beseft, dreigt het gevaar dat in het publieke debat beide vormen

worden verward en het beeld ontstaat dat er geen verschil

tussen beide is en het om eenzelfde soort democratie gaat.

In de moderne samenleving is de overheid een volcontinue

‘bedrijf ’, waarbij wetgeving en regeringsbeleid niet de

optelsom zijn van losstaande beslissingen. Ze vormen een

samenhangend geheel van besluiten en maatregelen die in

continuïteit gericht zijn op het dienen van concrete algemene

belangen. Daarbij moeten rechten en plichten, lusten en lasten,

uiteenlopende belangen en maatschappelijke tegenstellingen

voortdurend afgewogen, afgestemd en met elkaar verzoend

worden. De vertegenwoordigende democratie is bedoeld om

die verantwoordelijkheid voor een overkoepelende afweging

mede te leggen bij een vergadering die duurzaam betrokken

en verantwoordelijk is jegens de bevolking voor de wijze

waarop ze de gemeenschappelijke belangen behartigt.

Dat verdraagt zich niet met het ad-hoc-karakter van besluit-

vorming door referenda, incidentele burgerbetrokkenheid en

Page 19: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

17

andere vormen van betrokkenheid zonder verantwoordelijk-

heid voor de gevolgen. Zou men niettemin die richting op

willen, dan vergt dit een wezenlijk andere inrichting van de

verantwoordelijkheid voor de samenhang en continuïteit van

het ‘overheidsbedrijf ’.

Vermenging van de beide vormen van democratie leidt tot het

geleidelijk disfunctioneren van de vertegenwoordigende

organen. Het systeem van de vertegenwoordigende democratie

legt de verantwoordelijkheid voor samenhang, continuïteit en

kwaliteit van het beleid bij de wetgever. Die kan deze

verantwoordelijkheid constitutioneel niet elders leggen, maar

dat is wel wat dreigt te gebeuren bij referenda. Ook de wijze

van politiek bedrijven en debat voeren, wordt daardoor

vervormd; in een vertegenwoordigende systeemdemocratie

zijn deze gericht op besluitvorming en dus op het vinden van

gemeenschappelijk belang, het bereiken van overeenstemming,

het bouwen van bruggen. In een systeem van meer directe

democratie zijn politiek en debat sterker gericht op het

winnen van verkiezingen en dus op eigen profilering, het

behagen van deelbelangen en het aanscherpen van tegenstel-

lingen. Die laatste stijlfiguur ziet men steeds meer opdringen

in vertegenwoordigende organen. Daardoor hapert de

besluitvorming. Daarbij moet bedacht worden dat de ontwik-

keling van de vertegenwoordigende democratie en van de

democratische rechtsstaat nauw verweven zijn. Juist daardoor

bleek het mogelijk maatschappelijke verschillen van inzicht op

vreedzame wijze te bediscussiëren en te beslechten en zo

bestaande verschillen tot constructieve samenwerking om te

vormen. Door de breuklijnen die zich in het concept democratie

voordoen, hapert dat mechanisme en versterkt dat het

uiteenlopen van democratie en rechtsstaat.

1.5 Maatschappelijke weerbaarheid en

schokbestendigheid

De ‘schokken’ die in 2016 voelbaar werden, kunnen tot

‘aardschokken’ worden die alles zullen aantasten, wat op de

naoorlogse ordening gebouwd is. En dan gaat het om meer

dan welvaart en materiële verworvenheden alleen. De

democratische rechtsstaat zelf gaat dan een ‘moeilijke tijd’

tegemoet. Nederland zal de gevolgen daarvan niet op eigen

kracht kunnen keren of zich aan die gevolgen kunnen

onttrekken. Alleen Europese samenwerking die voldoende

‘schokbestendig’ is, zal de gevolgen kunnen dempen.

De breukvlakken die zichtbaar worden, zijn het gevolg van

eerdere ontwikkelingen. Wat in jaren is scheefgegroeid, laat zich

niet in korte tijd rechtzetten. Het antwoord op mogelijke

‘aardschokken’ is dan ook niet een kwestie van een aantal

reparaties en oplossingen, waarna men weer overgaat tot de

orde van de dag. Zij laten zich niet opvangen door de

oorzaken weg te nemen, maar door de maatschappelijke

weerbaarheid en veerkracht te versterken waarmee ze kunnen

worden opgevangen. Dat vergt versteviging van de Europese

samenwerking en versterking van de schokbestendigheid van

de eigen instituties en samenleving.

1.5.1 Zonder samenwerking weinig toekomst

Versterking van de Europese en internationale samenwerking

Page 20: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

18

begint met het onder ogen zien dat er zonder die samenwerking

weinig toekomst is door het grensoverschrijdend karakter van

de grote vraagstukken waarvoor de moderne samenleving staat.

Deze vraagstukken zijn: klimaat, terrorisme, veiligheid,

migratiestromen, technologische ontwikkeling. Nederland

heeft dan alleen het alternatief om zich autonoom te voegen

naar de wisselende ‘pikorde’ van hegemonieën in de naaste

en verdere omgeving. Als onderdeel van de Europese samen-

werking kan Nederland meer invloed hebben, maar dan zal

daarop consequent gestuurd moeten worden. Daarbij zal

mogelijk moeten worden samengewerkt met landen waarop in

Nederlandse ogen veel aan te merken valt. Kiest men om die

reden voor lossere samenwerking, dan wordt het ‘kind (de

samenwerking) met het badwater’ weggegooid. Consequentie

zou moeten zijn om met het oog daarop binnen die samen-

werking de ruimte voor nationale eigenheid en de eigen

rechtsorde beter te verankeren (zie verder in paragraaf 1.5.2).

De Britse beslissing om uit de Europese Unie te treden,

dwingt de overige lidstaten om de betrouwbaarheid van

verdragen en afspraken, waarvan men voor het eigen functio-

neren en veiligheid afhankelijk is, scherper onder ogen te zien.

Dat kan betekenen dat voor die vitale belangen die van de

staat afhankelijk zijn (veiligheid, welvaart, zekerheid) geldt dat

deze niet langer eenzijdig herroepbaar zijn en dat de naleving

daarvan ook niet van eenzijdige beslissingen afhankelijk kan

zijn (referenda of instemming deelparlementen). Dat soort

betrekkingen moet bestendig en wederkerig zijn om betrouw-

baar te zijn, evenals de betrekkingen binnen de staat.

Wederzijdse afhankelijkheid bij vitale functies heeft dan ook

consequenties voor de staatsrechtelijke inrichting van landen.

Is men daartoe niet bereid, dan schept dit hoge lasten (defensie

en veiligheid). Het beperkt de mogelijkheden om grensover-

schrijdende vraagstukken aan te pakken (migratie, klimaat,

terrorisme) en tast het vermogen aan om burgers en onderne-

mingen zekerheid en betrouwbaarheid in het grensoverschrij-

dend verkeer te bieden.

Om deze vraagstukken adequaat te kunnen bespreken, zal het

nodig zijn om los te komen van de kramp over de staatkundige

vormgeving van de samenwerking. Zoals betoogd in

paragraaf 1.4.1, berust de Europese Unie niet primair op

scheiding van bevoegdheden, maar op aanvullende bevoegd-

heden. Daardoor houden lidstaten een greep op terreinen

waarop zij autonoom weinig of geen handelingsvermogen

meer zouden hebben, zoals veiligheid, criminaliteitsbestrijding,

klimaat, rechtshandhaving. Het brengt wel mee dat Europees

recht en Europese verplichtingen vaak meer dan in een

federaal staatsverband binnendringen in de nationale rechts-

orde. De keerzijde daarvan is dat waar de Europese Unie

bevoegd is geen omvangrijk Europees handhavingsapparaat

in het leven hoeft te worden geroepen. Lidstaten hebben ook

via de uitvoering invloed op de werking daarvan.

Sinds de Britse keuze voor vertrek uit de Europese Unie zijn

al veel voorstellen gedaan om het draagvlak voor de Unie in

andere lidstaten te versterken. Deze komen doorgaans neer op:

minder bevoegdheden bij de Unie en meer democratie.

Met het laatste wordt vooral bedoeld: meer nationale politieke

invloed op Europese besluitvorming. Door de heersende

Page 21: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

19

onvrede over de Europese Unie is het ongetwijfeld nodig om

de inzet van de Unie op tal van terreinen te toetsen.

Maar tegelijkertijd moet worden vastgesteld dat onvrede over

de Europese Unie gelijk oploopt met onvrede over het

functioneren van nationale overheden. Deze onvrede doet zich

ook buiten de Europese Unie voor, zie bijvoorbeeld de

Verenigde Staten. Onvrede die vermoedelijk vooral uiting is

van het gevoel bij een groeiend deel van het nationale

electoraat dat de bestaande institutionele ordening hem

onvoldoende bescherming en zekerheid biedt tegen de

gevolgen van maatschappelijke veranderingen, zoals globalise-

ring, digitalisering, migratie, terrorisme. De onvrede gaat

daarom veeleer om het ‘maatschappelijk contract’ waarop de

bestaande ordening berust dan om het gebrek aan medezeg-

genschap in de besluitvorming. Men wil beschermd worden

en is daarvoor bereid het bestaande af te breken dat die

bescherming niet biedt. Men weet vervolgens niet hoe het wel

moet, anders dan terug naar een vermeende ‘gouden tijd’

waarin men grenzen sloot en het veronderstelde nationaal

belang vooropstelde.

Tegen die achtergrond moet betwijfeld worden of minder

Europese bevoegdheden en meer nationale invloed daadwer-

kelijk een antwoord bieden op deze onvrede. Het gaat immers

om vraagstukken waarop afzonderlijke lidstaten op eigen

kracht nog minder invloed hebben. Veeleer gaat het om een

bijstelling van het ‘maatschappelijk contract’; de consensus over

beoogde doelen, te beschermen belangen, gemeenschappelijke

inzet en evenwichtige spreiding van lusten en lasten. Dat is

niet een zaak van plechtige verklaringen maar van handelen,

beschermen en investeren, opdat mensen weer vertrouwen

krijgen in een gemeenschappelijke toekomst. Daar waar de

Europese Unie belast is met de bescherming van die belangen,

zal zij ook over de nodige middelen, bevoegdheden en

beslisvaardigheid moeten beschikken. Meer nationale invloed

op de besluitvorming zal de slagvaardigheid daarvan alleen

maar kunnen belemmeren. De vrees dat men dan nationale

eigenheid en identiteit dreigt te verliezen in een eenvormig-

heid die daarmee geen rekening houdt, zou veeleer moeten

worden ondervangen door de ruimte om de bescherming van

die belangen te verankeren in de Europese rechtsorde.

Maar dan op een wijze dat deze ruimte niet ten koste van de

belangen van anderen wordt gerealiseerd of free ridergedrag

uitlokt.

1.5.2 Institutionele schokbestendigheid

De gesignaleerde breuklijnen doen zich niet alleen over de

grens voor. Hoewel nog niet in alle duidelijkheid waarmee zij

elders zichtbaar zijn geworden, worden ook in Nederland

haarscheurtjes zichtbaar. Reden temeer om, waar mogelijk,

de schokbestendigheid van maatschappelijke instituties te

versterken. Het gaat daarbij niet alleen om het functioneren

van de rechtsstaat en de democratie, maar ook om de insti-

tutionele ordening op het terrein van het digitale verkeer en

de informatiesamenleving; die ordening ontbreekt vooralsnog.

Rechtsstaat

Van een harde confrontatie tussen democratie en rechtsstaat,

zoals elders in Europa, is in Nederland nog geen sprake.

Maar ook hier is bij de waardering van het functioneren van

Page 22: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

20

de overheid de nadruk steeds sterker komen te liggen op de

prestaties en steeds minder op de maatschappelijke en rechts-

orde die worden gewaarborgd. Vorig jaar wees de Raad van

State in zijn jaarverslag op ontwikkelingen die ertoe kunnen

leiden dat de objectieve en juridische bezwaren tegen besluiten

en maatregelen van minder gewicht zijn dan het bereiken van

overeenstemming en het ‘democratisch’ draagvlak van een

Kamermeerderheid. Er is vaak maar weinig begrip wanneer

maatregelen die ‘iedereen wenst’ op juridische bezwaren

stuiten. Of omgekeerd, wanneer beslissingen die uit het

geldend recht voortvloeien, ingaan tegen de heersende

mening. Het schept een klimaat waarin de eerbiediging en

handhaving van de rechtsorde van mindere betekenis is dan

de concrete resultaten die de politiek of het ‘publiek’ wenst.

Een dergelijk klimaat dreigt helemaal als publieke gezagsdragers

of verantwoordelijke politici zich schamper gaan uitlaten over

hun niet-welgevallige rechterlijke uitspraken of bevindingen,

zoals elders gangbaar lijkt te worden. Dat is schadelijk voor de

constitutionele rechtsorde en een miskenning daarvan.

Het ondergraaft het gezag van de rechtsorde en de binding aan

het recht. Uiteindelijk zullen rechtsverhoudingen dan gaan wijken

voor krachtsverhoudingen. Net als burgers in hun meningsvrijheid

worden beperkt door het respect voor de eer en goede naam

van anderen, moeten gezagsdragers en politici de constitutionele

orde en verhoudingen eerbiedigen waaraan zijzelf hun gezag

ontlenen.

Gelet op de ontwikkeling die dit denken thans in andere

landen doormaakt, is een zekere ‘juridische herbewapening’

wellicht ook in Nederland niet overbodig. Dit zou nodig zijn

om weerstand te kunnen bieden tegen de politieke verlokking

van legitimatie door resultaten en niet door het eerbiedigen en

naleven van de democratisch rechtsstatelijke ordening.

De democratische rechtsstaat berust primair op bestendige en

wederkerige verhoudingen binnen een gemeenschappelijke

rechtsorde en niet op prestaties, verplichtingen en bindingen

die uit afzonderlijke transacties voortvloeien. Die rechtsstaat is

evenwel niet een onomkeerbare verworvenheid, maar uitkomst

van een voortdurende inzet tegen machts- en krachtsverhou-

dingen die om voorrang strijden; dat mag wel eens wat vaker

worden uitgelegd. De Nederlandse rechtsorde zal zich moeten

wapenen tegen het afglijden in andere landen naar meer

autoritaire vormen van democratie en de aantasting van de

beginselen van de rechtsstaat. De Nederlandse rechtsorde is op

vele wijzen verweven met die van andere Europese landen, op

basis van het uitgangspunt dat deze een gelijkwaardig niveau

van democratie en rechtsstaat biedt. Het zal echter onmogelijk

zijn om de wereld steeds geheel aan die veronderstelling te

laten voldoen. In het licht van ontwikkelingen zoals die zich

nu in sommige lidstaten voordoen, moet de vraag onder ogen

worden gezien op welke wijze met de gevolgen daarvan

rekening moet worden gehouden in de rechtsorde en hoe deze

gevolgen kunnen worden opgevangen. In de Europese Unie

zal zo mogelijk een gemeenschappelijk antwoord op die vraag

moeten worden gevonden. Maar omdat daarbij ook altijd

bredere aspecten van samenwerking mee zullen wegen, zal ook

bezien moeten worden of effectieve eenzijdige afweermecha-

nismen mogelijk zijn in de nationale rechtsorde, bijvoorbeeld

door voorwaardelijke erkenning van rechtsgevolgen of nadere

toetsing van gevraagde rechtsbijstand.

Page 23: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

21

Democratie

De verwarring tussen vertegenwoordigende democratie en

‘volksdemocratie’ is ook in Nederland herkenbaar aanwezig.

Het meest in het oog springende voorbeeld is de eerste

succesvolle toepassing van de Wet raadplegend referendum.

Die resulteerde in het referendum over de goedkeuring van de

Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne.

Het is echter niet het enige voorbeeld. In sommige gemeenten

wordt de besluitvorming ernstig gehinderd doordat gemeente-

raadsleden blijvend in de verkiezingsstand staan. Constructief

op besluitvorming gericht ‘gemeen overleg’ is dan moeilijk.

Een symptoom daarvan is het toegenomen aantal burgemees-

ters en wethouders dat tussentijds aftreedt. Die situatie vormt

de achtergrond voor voorstellen voor verbetering van meer

directe betrokkenheid van burgers, zoals de campagne ‘Code

Oranje’. Deze beoogt alternatieven te ontwikkelen voor

besluitvorming.

Zorg over het functioneren van de vertegenwoordigende

democratie is begrijpelijk. Deze kan en mag er echter niet toe

leiden dat de vertegenwoordigende organen de besluitvorming

over algemeen verbindende voorschriften overlaten aan andere

gremia of aan de uitkomst van volksraadplegingen. Vaste lijn in

de advisering van de Afdeling advisering van de Raad van

State en van de rechtspraak is dat publieke bevoegdheid ook

publieke plicht is. Daarom kan de wetgever de wetgevende

bevoegdheid niet naar goeddunken delegeren of overlaten aan

niet-publiekrechtelijke instellingen. Ten behoeve van het debat

hierover op lokaal niveau, is het wenselijk dat de vele verschil-

lende discussies en ideeën die circuleren, in kaart worden

gebracht en op hun constitutionele merites worden

beoordeeld.

Bij een raadplegend referendum wordt de verantwoordelijk-

heid voor de besluitvorming overgedragen aan een daartoe

niet bevoegd orgaan: de opgekomen kiezers. Dat is helemaal

het geval indien de betrokken volksvertegenwoordigers op

voorhand verklaren gebonden te zijn aan de uitkomst daarvan.

Het is begrijpelijk dat er vrees is voor beschadiging van het

vertrouwen in de democratie als men een referendum

organiseert en zich niet aan de geldige uitkomst daarvan

houdt, maar dat bewijst slechts dat het instrument niet goed

past in ons staatsrechtelijke systeem. De Grondwet legt de

verantwoordelijkheid ondubbelzinnig bij de wetgevende

organen.7 Het betekent dat óf de Grondwet óf de Wet

raadplegend referendum moet worden gewijzigd. Zou gekozen

worden voor wijziging van de Wet raadplegend referendum,

dan moet deze niet alleen betrekking hebben op de goedkeu-

ring van internationale verdragen, maar ook op alle basiswetten

die bouwsteen zijn van een meer omvattend terrein van

wetgeving en beleid en niet ‘stand alone’ kunnen worden

beoordeeld.

7 Zie ook het advies van de Afdeling advisering van 19 mei 2016 over het

initiatiefvoorstel van de Tweede Kamerleden Wilders en Bosma tot

intrekking van de goedkeuringswet inzake de Associatieovereenkomst

tussen de Europese Unie en Oekraïne, Kamerstukken II 2015/16,

34 449, nr. 4 (W02.16.0090/II).

Page 24: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

Digitale en virtuele wereld

Eind 2016 ontstond bezorgdheid over de vraag of de

Nederlandse verkiezingen vatbaar zouden zijn voor externe

manipulatie. Aanleiding waren berichten over beïnvloeding

van de uitkomst van de Amerikaanse presidentsverkiezingen

door bewust in omloop gebrachte vertrouwelijke informatie of

onjuiste berichtgeving (‘nepnieuws’). De aandacht richtte zich

daarbij vooral op het geautomatiseerd tellen van de stemmen.

Zorg over de beïnvloeding van het proces van stemmen tellen

is terecht. Bewuste manipulatie van informatie op basis

waarvan die stemmen worden uitgebracht, is minstens zo

zorgelijk. Een treffend voorbeeld was de soms duidelijk

misleidende informatie over de Europese Unie die kwistig

werd verspreid in de campagne voor de Brexit-stem.

Het al dan niet opzettelijk verspreiden van valse informatie of

het manipuleren van essentiële digitale processen is niet iets

wat alleen een dreiging vormt bij verkiezingen of publieke

besluitvorming. De samenleving is voor steeds meer vitale

functies afhankelijk van de integriteit van digitale processen.

Informatie is een steeds belangrijkere ‘grondstof ’ van economi-

sche en sociale processen. In het geval van voedsel, producten en

diensten heeft de wetgever de bescherming van de veiligheid,

gezondheid en economische belangen van het publiek in het

algemeen en de consument in het bijzonder geborgd met

eisen, voorschriften en aansprakelijkheden. De digitale en

virtuele wereld van communicatie en informatie is echter een

minstens zo belangrijke publieke ruimte. De vraag moet dan

ook onder ogen gezien worden of op dit terrein regels en

aansprakelijkheden nodig zijn, alsook instituties die burgers en

bedrijven kunnen helpen bij het verifiëren van juiste en

onjuiste informatie.

De geschiedenis leert dat de overheid grote terughoudendheid

past bij het bewaken van juiste en onjuiste informatie.

De informatie zal dan al gauw alleen al om die reden worden

gewantrouwd. Maar groeiende afhankelijkheid van digitale

communicatie en informatieverwerking heeft ook tot gevolg

dat de moderne samenleving ernstig ontregeld en gedestabili-

seerd kan worden door het gericht manipuleren daarvan en

het verspreiden van nepnieuws. Tegen die achtergrond is het

een punt van zorg en aandacht dat de burgerlijke samenleving

de mechanismen en instituties ontwikkelt die de juistheid van

informatie kunnen borgen, zonder dat dit ertoe leidt dat ieder

alleen nog de eigen waarheid hoort.

1.5.3 Staat en overheid zijn gemaakt, niet volmaakt

Wezenlijk voor de maatschappelijke veerkracht is het vertrou-

wen in overheidsorganen. Het is dan ook begrijpelijk dat al

sinds jaren getracht wordt dat vertrouwen te versterken.

Maar de verhouding tussen inzet en resultaat op dit punt heeft

vaak iets van Alice in Spiegelland: hoe harder men op het doel

afgaat, des te verder dreigt men ervan verwijderd te raken.

In Nederland is het vertrouwen in publieke instituties

vergeleken met andere landen nog redelijk te noemen. Toch is

er iets mis wanneer aan het einde van 2016 bijna twee derde

van de ondervraagden zich bij onderzoek somber uitlaat over

de toekomst en de overheid het minst vertrouwt in vergelij-

king met andere instituties, zoals de rechterlijke macht en de

media. Nipt de helft heeft maar vertrouwen in de overheid.

22

Page 25: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

De vraag moet onder ogen worden gezien of de wijze waarop

wordt getracht het vertrouwen in de overheid te versterken

niet een averechts effect heeft. Er worden dagelijks beelden

opgeroepen van de overheid waaraan vrijwel zeker niet voor

100% kan worden voldaan, zoals het onrealistische beeld van

een volstrekt open, veilige en betrouwbare overheid. Zulke

beelden miskennen dat staat en overheid gemaakt zijn, niet

volmaakt. Ze miskennen daarnaast dat het functioneren van de

overheid steeds uitkomst is van een afweging van vele, vaak

tegenstrijdige belangen, waarvan er niet een absoluut voorrang

heeft. Veiligheid zal moeten worden afgewogen tegen de

mogelijkheden, kosten en beperking daarvan; openheid moet

worden afgewogen tegen de noodzaak van vertrouwelijkheid

bij beraadslaging, bij het verwerven van meningen en informatie

en bij onderhandeling. Evenzo geldt dat wie vertrouwen wil

winnen door zich op deugden te beroepen als integriteit,

betrouwbaarheid, effectiviteit, openheid, eerlijkheid, daarmee

doorgaans het omgekeerde resultaat krijgt. Wie vertrouwen in

de politiek of de overheid wil bouwen op dergelijke deugden,

bouwt zijn eigen nederlaag. Bij de eerste fout, de kleinste

onjuistheid, de geringste verwarring van belangen, het eerste

geheim of compromis – en die zullen zich voordoen – kantelt

het hele beeld.

Vertrouwen in de overheid moet berusten op wat van die

overheid mag worden verwacht: bescherming, rechtsorde en

ruimte om tot recht te komen. Wanneer onzekerheid, vrees en

zorg over de toekomst delen van de bevolking het gevoel

geven dat die bescherming hun niet meer wordt geboden, zal

moeten worden getracht consensus over het ‘sociaal contract’

te hervinden. Dat kan niet door die onzekerheid, vrees en zorg

buiten de orde te verklaren als strijdig met de waarden van de

samenleving en van de democratische rechtsstaat. Het kan

evenmin door die onzekerheid, vrees en zorg tot uitgangspunt

te verklaren van het overheidshandelen. In beide benaderingen

wordt de oplossing gezocht in het uitsluiten en buitensluiten

van bevolkingsgroepen. Essentie van samenleven is dat men de

waarden waarop dit geschiedt zo weet te formuleren dat ieder

zijn belang daarin kan vinden en herkennen.

De staat beschermt en borgt burgers in hun rechten, maar niet

door ieder risico weg te nemen of de indruk te wekken bij

voortduring afdoende bescherming te kunnen bieden. Want

ook veiligheid en recht zijn alles-of-nietsbegrippen; hoe meer

veiligheid en recht, des te groter zal ieder risico of mogelijke

beperking lijken. Dan offert men al gauw vrijheid op aan een

illusie van veiligheid en recht. Want het zal noodzakelijkerwijs

soms fout gaan. De overheid moet dreiging waar mogelijk

tegemoet treden, risico’s binnen grenzen beheersen en

eventueel burgers terzijde staan wanneer de resterende risico’s

zich alsnog voordoen. Maar zonder risico’s gaat het niet. Iedere

maatregel heeft ook zijn prijs. ‘Blazen en het meel in de mond

houden’, kan niet.

1.6 Tot besluit

Na jaren van zorg ging het in 2016 boven verwachting goed.

Toch laat het afgelopen jaar een onbestemd gevoel van onrust

achter, in het bijzonder ook vanwege politieke ontwikkelingen

elders. Die ontwikkelingen zouden voorboden kunnen zijn

23

Page 26: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

van grotere ‘aardschokken’ die de vanzelfsprekendheden en

fundamentele zekerheden waar de naoorlogse ontwikkeling op

berust, aan het wankelen kunnen brengen. En dan gaat het niet

alleen om economische verworvenheden. De rechtsordening

van internationale verhoudingen en het functioneren van

democratie en rechtsstaat in onderlinge samenhang binnen de

democratische rechtsstaat zijn daarbij in het geding. Reden om de

schokbestendigheid van de eigen instituties nader te bezien en

deze, waar mogelijk, te versterken.

24

Page 27: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

25

De Raad alsinstituut

2

Page 28: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

26

Page 29: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

27

2.1 Eén Raad, meerdere taken

Op 21 januari 2016 dienden de minister van Veiligheid en

Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken en

Koninkrijksrelaties het wetsvoorstel Organisatie hoogste

bestuursrechtspraak in bij de Tweede Kamer. Met het wetsvoor-

stel wilde de regering het aantal hoogste bestuursrechters in

Nederland terugbrengen tot twee: de Afdeling bestuursrecht-

spraak van de Raad van State en de Hoge Raad. Het stelsel van

bestuursrechtspraak zou worden vereenvoudigd door het

opheffen van de Centrale Raad van Beroep. Zaken van de

Centrale Raad van Beroep zouden behandeld gaan worden door

de vier gerechtshoven (met de mogelijkheid van cassatieberoep

op de Hoge Raad). Ook het College van Beroep voor het

bedrijfsleven zou worden opgeheven. Deze zaken gingen in het

wetsvoorstel naar de Afdeling bestuursrechtspraak. Bij de Raad

van State zou de advisering strikter worden gescheiden van de

rechtspraak en er zou een einde komen aan de zogeheten

dubbelbenoemingen van staatsraden. De Tweede Kamer

aanvaardde amendementen die het wetsvoorstel ingrijpend

wijzigden. Na de behandeling van het wetsvoorstel door de

Tweede Kamer heeft de regering bij brief van 16 november

2016 het wetsvoorstel ingetrokken, omdat de amendementen de

kern uit het wetsvoorstel hadden gehaald. De ontwikkelingen

rondom het wetsvoorstel hebben niet belemmerd dat de

Afdeling bestuursrechtspraak, de Hoge Raad, de Centrale Raad

van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven

intensief zijn blijven samenwerken op het gebied van de

rechtseenheid.8

8 Zie verder hoofdstuk 4, De Raad als bestuursrechter.

2.2 De samenstelling van de Raad en zijn

Afdelingen

In december 2016 nam de Raad vervroegd afscheid van

staatsraad J.G.C. Wiebenga als lid van de Raad van State

vanwege zijn benoeming als voorzitter van de Kiesraad

per 1 januari 2017. Hij was zowel werkzaam voor de

Afdeling bestuursrechtspraak als voor de Afdeling advisering.

In dezelfde maand nam de Raad afscheid van staatsraad

L.J. Griffith, maar er waren meer staatsraden die de Raad

van State verlieten. Bij de Afdeling advisering vertrokken

wegens het bereiken van de wettelijke leeftijdsgrens van

70 jaar: staatsraad K.J.M. Mortelmans (per 1 mei 2016),

staatsraad H. Borstlap (per 1 augustus 2016) en staatsraad

L.Y. Gonçalves-Ho Kang You (per 1 december 2016).

Op 1 juni 2016 nam de Raad afscheid van staatsraad van

het Koninkrijk van Aruba A.G. Croes. Helaas overleed Croes

onverwacht twee maanden later, op 7 augustus, op Aruba.

Bij de Afdeling advisering werden in 2016 vier staatsraden in

buitengewone dienst benoemd. Op 20 januari traden tot de

Afdeling advisering toe A.P.W. Melkert, D.M. Sluimers en

G.N. Roes en op 31 augustus A.F.P. Bakker. Roes is aangetrok-

ken met het oog op algemene vraagstukken van wet- en

regelgeving en met name ook om te bezien op welke wijze de

Afdeling advisering effectiever het rechtsstatelijk handelen van

de overheid kan ondersteunen. De benoemingen van de drie

andere staatsraden in buitengewone dienst houden verband

met het onafhankelijk begrotingstoezicht dat sinds 2014 door

de Afdeling advisering wordt uitgeoefend.

Page 30: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

28

Bij de Afdeling bestuursrechtspraak vond één benoeming

plaats. Per 1 januari 2016 trad E.J. Daalder, deskundig op een

breed terrein van het staats- en bestuursrecht, toe als staatsraad

bij de Afdeling bestuursrechtspraak. In december 2016 nam de

Raad afscheid van staatsraad M. Vlasblom die met pensioen

ging. In juni 2016 verliet staatsraad in buitengewone dienst

A. Hammerstein de Raad, omdat hij de pensioengerechtigde

leeftijd had bereikt. Per 1 november 2016 werd de benoeming

van staatsraad J.W. van de Gronden gewijzigd in staatsraad in

buitengewone dienst in de Afdeling bestuursrechtspraak.

Hij werd met ingang van deze datum voltijds hoogleraar

Europees recht aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

Zijn benoeming tot staatsraad in buitengewone dienst houdt

verband met de blijvende behoefte bij de Afdeling bestuurs-

rechtspraak aan expertise op het terrein van Europees recht en

mededingingsrecht. Als staatsraad in buitengewone dienst blijft

hij ook na 1 november aan de Afdeling bestuursrechtspraak

verbonden. In die hoedanigheid kan hij deel uitmaken van

zittingskamers als zijn expertise daarbij is gewenst.

2.3 Gemeenschappelijke thema’s

In ieder van beide Afdelingen geldt een gelijk aantal uitgangs-

punten en beginselen bij de toetsing van voorstellen of

besluiten (zie ook paragraaf 2.5). Daarom kunnen in beide

Afdelingen gelijke vragen of gezamenlijke thema’s aan de orde

komen. De thema’s in dit jaarverslag zijn: de strenge overheid en

de open overheid.

2.3.1 De strenge overheid

Om naleving van regels te bewerkstelligen, kan handhaving

zijn gericht op het beïnvloeden van gedrag. Bij een preven-

tieve handhaving probeert de overheid burgers en bedrijven

zover te krijgen dat zij zich uit eigen beweging aan de

regelgeving houden, bijvoorbeeld door in overleg te treden

met het ‘veld’ om afspraken te maken die gericht zijn op

naleving van de regels. Van repressieve handhaving moet een

voldoende afschrikkende werking uitgaan door verboden

gedrag te bestraffen, bijvoorbeeld door het opleggen van

(strenge) sancties. Als de overheid strenger wordt, kan er eerder

spanning met bepaalde rechtsbeginselen voelbaar worden.

Een dergelijke ontwikkeling is aan de orde. De Afdeling

advisering constateert dat de overheid soms (te) veel vraagt of

(te) ver gaat, terwijl de Afdeling bestuursrechtspraak sancties

intensiever gaat toetsen. Een intensievere toetsing door de

bestuursrechter kan echter ook het resultaat zijn van wettelijke

maatregelen die het gevolg zijn van implementatie van een

richtlijn, zoals de Procedurerichtlijn, die is geïmplementeerd in

het nieuwe artikel 83a van de Vreemdelingenwet. Hierdoor is

de terughoudende toetsing van besluiten over de geloofwaar-

digheid van een asielrelaas verlaten.9

Verklaring omtrent het gedrag

Een voorbeeld van een strenge overheid is dat in toenemende

mate gebruik wordt gemaakt van een verklaring omtrent het

9 Zie hoofdstuk 4, De Raad als bestuursrechter.

Page 31: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

29

gedrag.10 Het kan dan gaan om de screening van een woning-

zoekende voorafgaand aan de toewijzing van een woning,11 of

om een tuinman of schoonmaker bij een kinderopvang die

tijdens opvangtijden structureel of met regelmaat werkzaamhe-

den verricht op de opvang; zij moeten zich inschrijven in het

personenregister.12 De Afdeling advisering is kritisch over de

ruime kring van personen die een verklaring omtrent het

gedrag moeten overleggen. De Afdeling bestuursrechtspraak

moet soms op de rem trappen, omdat de beleidsregels waarin is

voorzien in een verklaring omtrent het gedrag, de grenzen van

een redelijke wetsuitleg te buiten gaan of te grofmazig worden

geacht.13

10 In 2010 ging het nog om 480.000 aanvragen, nu is het aantal

nagenoeg verdubbeld.

11 Voorstel van wet tot wijziging van de Wet bijzondere maatregelen

grootstedelijke problematiek in verband met de selectieve

woningtoewijzing ter beperking van overlast gevend en crimineel

gedrag (W04.15.0092/I).

12 Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en

kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming

van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk

(W12.14.0472/III).

Aanscherping beleid en verzwaring boetes

Een ander voorbeeld is de aanscherping van het sanctiebeleid

en een verzwaring van de sancties of boetes. Over de aanscher-

ping van het sanctiebeleid op het gebied van de sociale

zekerheid is de Afdeling advisering in het verleden kritisch

geweest, mede vanwege het ontbreken van de proportionaliteit

bij het opleggen van zware sancties. Deze kritiek kwam ook

tot uiting in uitspraken van de Centrale Raad van Beroep en

in rapporten van de Nationale ombudsman. Naar aanleiding

daarvan heeft de regering voorgesteld de socialezekerheidswet-

ten te wijzigen door de manier waarop de hoogte van een

13 Tussenuitspraak van 30 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:860, en

uitspraak van 7 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2395: In de

Beleidsregel veiligheidsonderzoeken Defensie zijn de aspecten die bij

de beoordeling van een aanvraag om een verklaring van geen bezwaar

worden betrokken, limitatief opgesomd. Ook andere aspecten zijn

echter relevant. De Beleidsregel gaat daarom de grenzen van een

redelijke wetsuitleg te buiten. Uitspraak van 9 maart 2016,

ECLI:NL:RVS:2016:620: Volgens de beleidsregels vormt elk zedendelict

een belemmering voor een behoorlijke uitoefening van elke functie,

taak of bezigheid waarin zich een afhankelijkheidsrelatie voordoet en

waarvoor een verklaring omtrent het gedrag is aangevraagd.

De Afdeling bestuursrechtspraak acht dit beleid te grofmazig in het

licht van de geldende wettelijke bepaling. Zie ook het onderzoek van

Kruize en Gruter, Een dief, altijd een dief? Een verkenning rond het

meten van de effectiviteit van de verklaring omtrent het gedrag.

Daarin wordt aangegeven dat er signalen zijn dat een beperkte

invulling wordt gegeven aan de subjectieve screening van de

‘omstandigheden van het geval’.

Page 32: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

30

bestuurlijke boete wordt bepaald als de inlichtingenplicht in

socialezekerheidswetten is overtreden, aan te passen. In het

advies over het wetsvoorstel tot wijziging van de socialezeker-

heidswetten in verband met de regeling van de bestuurlijke

boete14 wijst de Afdeling advisering op een nieuwe vermen-

ging van het straf- en bestuursrecht voor het punitieve

socialezekerheidsrecht. De Afdeling advisering concludeert dat

de voorgestelde aansluiting op de strafrechtelijke leerstukken

opzet en grove schuld bij de vormgeving van het bestuurlijke

boetestelsel tot complexiteit in de uitvoering leidt en rechts-

ongelijkheid in de hand werkt. De Afdeling adviseert daarom

de voorgestelde vormgeving van het boetestelsel te heroverwe-

gen en het overtreden van de inlichtingenplicht bij opzet of

grove schuld binnen het strafrecht te bestraffen, eventueel aan

de hand van de bestuurlijke strafbeschikking. De regering nam

het advies niet over.

Warenwetbesluit

De verhouding tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke

sancties komt ook aan de orde in een advies van de Afdeling

advisering over het Warenwetbesluit.15 De Afdeling merkt op

dat uit de boetesystematiek van de Warenwet, die in het

ontwerpbesluit mede vorm wordt gegeven, volgt dat – anders

dan oorspronkelijk de bedoeling van de bestuurlijke boete was

– hoge bestuurlijke boetes opgelegd kunnen worden voor

14 Advies van 22 oktober 2015, Kamerstukken II 2015/16, 34 396, nr. 4

(W12.15.0202/III).

15 Advies van 9 juni 2016, Staatscourant 2016, nr. 38992

(W13.16.0091/III).

minder eenvoudig vast te stellen overtredingen van de

Warenwet. Nu dezelfde overtredingen van de Warenwet via het

strafrecht worden bestraft, is het des te belangrijker dat de

rechtsbescherming in het strafrecht en de rechtsbescherming in

het punitieve bestuursrecht op elkaar worden afgestemd.

De Afdeling adviseert de regering daar in de toelichting bij het

ontwerpbesluit op in te gaan. In dit advies over de Warenwet

verwees de Afdeling advisering naar haar ongevraagde advies

uit 2015 over sanctiestelsels.16

Intensievere toetsing

Zoals aangegeven is een intensievere toetsing terug te zien in

boetezaken die bij de Afdeling bestuursrechtspraak aanhangig

zijn. Een bestuursorgaan moet het bepalen van de hoogte van

een bestuurlijke boete afstemmen op de ernst van de overtre-

ding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden

verweten. Het moet de boete zodanig vaststellen dat het

bedrag daarvan in ieder concreet geval passend en geboden is.

De rechter toetst zonder terughoudendheid of een besluit van

het bestuursorgaan tot oplegging van een boete aan deze eisen

voldoet en dus leidt tot een evenredige sanctie. Bij de toetsing

van de evenredigheid van een boete moet rekening worden

gehouden met alle in het concrete geval relevante omstandig-

heden. Hierbij valt onder meer te denken aan de aard en ernst

van de overtreding, de duur van de overtreding, de verwijt-

baarheid van de overtreding, de omstandigheid dat het om een

eerste overtreding gaat en de draagkracht. Gelet op de eisen

16 Advies van 13 juli 2015, Staatscourant 2015, nr. 30280

(W03.15.0138/II). Zie ook Jaarverslag 2015, blz. 32.

Page 33: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

31

van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

(EVRM) bij punitieve sancties, toetst de Afdeling bestuurs-

rechtspraak de bestuurlijke boetes juist intensiever, omdat de

overheid op basis van de steeds strenger wordende wetgeving

hogere (en dus voor de betrokkene ingrijpendere) boetes is

gaan opleggen, zonder zich voldoende af te vragen of deze

hoge boetes in concrete gevallen nog wel gerechtvaardigd zijn.

Matiging van de boete

De aanwezigheid van bijzondere omstandigheden heeft de

Afdeling bestuursrechtspraak in een aantal gevallen aanleiding

gegeven tot matiging van de boete, met name in verband met

indringende toetsing van het evenredigheidsbeginsel.

Zo heeft de Afdeling bestuursrechtspraak in haar uitspraak van

9 november 201617 het vanwege een samenstel van factoren

passend en geboden geacht de boete van € 100.800 met 50%

te matigen. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegen-

heid legde de boete op aan een welzijnsstichting wegens

overtreding van de asbestvoorschriften in het

Arbeidsomstandighedenbesluit. Bij de matiging speelde een rol

dat de boete ten laste zou komen van de dienstverlening door

de stichting, dat slechts twee werknemers van de stichting

waren betrokken bij de overtredingen en de beboete werk-

zaamheden niet tot de kernactiviteiten van de stichting

behoorden en dat een grote hoeveelheid boetes was

gecumuleerd.

17 ECLI:NL:RVS:2016:2962.

De uitspraak van 27 januari 201618 ging eveneens over de

oplegging van een boete wegens overtreding van het

Arbeidsomstandighedenbesluit, in dit geval het onvoldoende

tegengaan van valgevaar. De omstandigheden dat de risico’s en

gevaren bij het werken op hoogte waren onderkend, dat de

betrokken werknemers vooraf instructies hadden ontvangen,

beschikten over het voorgeschreven diploma en aan hen

beschermingsmiddelen ter beschikking waren gesteld, waaruit

bleek dat de beboete vennootschap zich relevante inspanningen

had getroost om overtreding van het Arbobesluit te voorkomen,

leidden in dit geval tot het oordeel dat de opgelegde boete van

€ 5.400 met 50% moest worden gematigd. In de uitspraak van

3 februari 201619 vormde de omstandigheid dat de betrokkene,

voordat hij wist dat een controle in zijn woning had plaatsge-

vonden, een overtreding van de Huisvestingswet had beëin-

digd, zodra hij daarmee bekend was, voor de Afdeling

bestuursrechtspraak aanleiding de opgelegde boete met 25%

te matigen.

Boetebeleid

Ook het boetebeleid in meer algemene zin kan in een

individuele zaak ter toetsing aan de rechter worden voorge-

legd. Zo stelde de Afdeling bestuursrechtspraak vast dat een

werkgever die zijn werknemers willens en wetens heeft

blootgesteld aan gezondheidsrisico’s, verbonden aan de

omgang met asbest, zonder daarbij de vereiste voorzorgen te

nemen, hiervoor een zwaar verwijt treft. De opgelegde boete

18 ECLI:NL:RVS:2016:137.

19 ECLI:NL:RVS:2016:211.

Page 34: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

32

van € 90.000 is daarom passend en geboden. De gestelde

omstandigheid dat het boetebeleid in algemene zin leidt tot

onevenredig zware boetes, kan betrokkene niet baten nu hem

een zwaar verwijt treft. De vraag of het beleid in algemene zin

tot onevenredig zware bestraffing leidt, kan in het midden

blijven. In een uitspraak van 31 augustus 201620 oordeelde de

Afdeling bestuursrechtspraak dat het boetebeleid niet redelijk

was voor zover uit dit beleid volgt dat bij een hennepkwekerij

in een woning in alle gevallen zonder meer ervan wordt

uitgegaan dat de particuliere huurder van die woning de

bedrijfsmatige exploitatie van de hennepkwekerij kan worden

toegerekend.

2.3.2 De open overheid

Initiatiefvoorstel Wet open overheid

Bij de open overheid gaat het om de transparantie van over-

heidsinformatie. Bij de Eerste Kamer is het initiatiefvoorstel

Wet open overheid (Woo) in behandeling. Doel van de Woo is

overheden en semioverheden transparanter te maken om het

belang van openbaarheid van publieke informatie voor de

rechtsstaat, de burger, het bestuur en de economische ontwikke-

ling beter te dienen. Om deze doelen te bereiken, verankert het

voorstel de toegang tot publieke informatie als recht van burgers.

Daarnaast wordt de actieve openbaarheid versterkt door het

verplicht stellen van openbaarmaking uit eigen beweging van

bepaalde categorieën informatie. Overheidsorganen moeten een

online beschikbaar register gaan bijhouden van de documenten

en datasets waarover zij beschikken.

20 ECLI:NL:RVS:2016:2348.

Afdeling advisering

In het advies van de Afdeling advisering over dit wetsvoorstel21

is allereerst ingegaan op de voorgeschiedenis van de bestaande

openbaarheidswetgeving en op de ontwikkelingen die

sindsdien hebben plaatsgevonden. Uit deze voorgeschiedenis

blijkt dat openbaarheid van bestuur tegenwoordig – ook los

van de parlementaire inlichtingenplicht – wordt gezien als een

zelfstandige en noodzakelijke voorwaarde voor het functione-

ren van onze democratie. Uit de bestaande praktijk blijkt dat er

een spanning kan ontstaan tussen het belang van openbaarheid

en andere legitieme belangen zoals de veiligheid van de staat,

de opsporing van strafbare feiten, de bescherming van de

persoonlijke levenssfeer en de bescherming van bedrijfsgehei-

men. Verder wordt algemeen erkend dat er binnen de overheid

ruimte moet zijn voor een vrije interne gedachtewisseling.

Dit hangt samen met de aard van de besluitvorming en de fase

waarin deze zich bevindt. In bepaalde gevallen zal men alleen

succesvol tot gemeenschappelijke besluitvorming kunnen

komen, als vertrouwelijkheid in acht wordt genomen.

Gewezen kan worden op de besluitvorming in de ministerraad,

op de besprekingen tijdens een kabinetsformatie en op de

besluitvorming voorafgaand aan de benoeming in een publiek

ambt. Hierbij kan ook gedacht worden aan de situatie dat een

gemeente een contract wil sluiten met een private partij en het

van belang is dat deze private partij geen kennis heeft van

bijvoorbeeld het maximumbod dat de gemeente kan doen.

Deze overwegingen kunnen het noodzakelijk maken dat aan

21 Advies van 5 november 2012, Kamerstukken II 2013/14, 33 328, nr. 7

(W04.12.0249/I).

Page 35: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

33

de openbaarheid beperkingen worden gesteld. Beperkingen

kunnen niet alleen gerechtvaardigd zijn omdat andere

belangen soms zwaarder wegen, maar ook omdat vertrouwe-

lijkheid onder omstandigheden kan bijdragen aan betere

besluitvorming. Ook kan door informatie in bepaalde gevallen

niet openbaar te maken, worden bewerkstelligd dat de

overheid eenvoudiger op de hoogte wordt gesteld van allerlei

informatie die voor de uitvoering van de overheidstaak

noodzakelijk is.

Inmiddels is er een zogenoemde quick scan gepubliceerd over

de impact van de Woo met de strekking dat de Woo zoals die

nu voorligt, niet uitvoerbaar is en tot hoge extra kosten leidt.22

Die conclusie sluit aan bij het advies van de Afdeling advise-

ring dat de voorgestelde regeling in de praktijk zeer complex

en daarom moeilijk uitvoerbaar zal zijn. Zij kan leiden tot

ongewenst risicomijdend gedrag. In bepaalde gevallen zullen

ambtenaren de neiging hebben zich in te dekken door

onnodig veel op schrift te stellen en aan hun minister voor te

leggen. In andere gevallen zullen zij juist vermijden om zaken

aan het papier toe te vertrouwen.

Als de Woo in werking treedt wordt de Wet openbaarheid van

bestuur (Wob) ingetrokken. Misbruik van de Wob is een

regelmatig terugkerend onderwerp. De Afdeling advisering

bracht een instemmend advies uit over het voorstel van wet tot

wijziging van de Wet openbaarheid van bestuur in verband

22 ABDTOPConsult, Quick scan impact Wet open overheid (Woo),

13 december 2016.

met aanvullingen ter voorkoming van misbruik.23 Dit wets-

voorstel wil misbruik van de Wob voorkomen door de Wet

dwangsom en beroep bij niet-tijdig beslissen niet langer van

toepassing te laten zijn op de Wob. Hiermee wordt voorkomen

dat Wob-verzoeken worden ingediend die niet gericht zijn op

het verkrijgen van informatie, maar op het innen van dwang-

sommen als een bestuursorgaan niet tijdig beslist. Met dit

voorstel komt de indiener van een verzoek gericht op

misbruik van de Wob niet in aanmerking voor vergoeding van

het griffierecht. Dit wetsvoorstel is inmiddels tot wet verheven

en op 1 oktober 2016 in werking getreden.24

Afdeling bestuursrechtspraak

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft zich op basis van de

voordien geldende wetgeving in een groot aantal zaken

uitgesproken over misbruik van recht en de elementen die

nodig zijn om misbruik aan te nemen. Dat zijn de volgende

elementen:

1 De gemachtigde gebruikt een Wob-verzoek om stukken op

te vragen in een andere bestuursrechtelijke procedure,

bijvoorbeeld over verkeersboetes, terwijl hij die stukken in

die procedure langs reguliere weg kan krijgen als hij een

bezwaarschrift indient.

2 Er zijn meer afzonderlijke verzoeken ingediend met

betrekking tot dezelfde overtreding.

23 Advies van 3 december 2014, Kamerstukken II 2013/14, 34 106, nr. 4

(W04.14.0393).

24 Stb. 2016, 301.

Page 36: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

34

3 Er is meermalen om dezelfde documenten gevraagd.

4 Het Wob-verzoek of de ingebrekestelling is ‘verstopt’ in

andere correspondentie.

5 Er is meermalen correspondentie naar een afwijkend

postadres of faxnummer gezonden.

6 Meermalen is het juiste kenmerk niet vermeld.

7 Er is een veelheid aan correspondentie.

8 Er wordt gewerkt op basis van ‘no cure, no pay’.

Deze lijn is in 2014 ingezet en is gebaseerd op de ‘schakel-

bepaling’ van artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft deze lijn in 2015 en

2016 doorgetrokken.25

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten

Het tweede onderwerp dat een relatie heeft met het thema

open overheid is de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdien-

sten. Sommige informatie kan per definitie niet openbaar en

transparant voor de buitenwereld zijn, zoals van die diensten,

anders kunnen ze hun werk niet goed doen. In die gevallen is

het van belang dat er openheid bestaat in die zin dat het

toezicht op die diensten en de verwerking van gegevens goed

25 Zie bijvoorbeeld de volgende uitspraken waarin tot misbruik werd

geconcludeerd: uitspraak van 26 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1102;

uitspraken van 8 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1585 en

ECLI:NL:RVS:2016:1587; uitspraak van 13 juli 2016,

ECLI:NL:RVS:2016:1987; uitspraak van 27 juli 2016,

ECLI:NL:RVS:2016:1840 en uitspraak van 17 augustus 2016,

ECLI:NL:RVS:2016:397.

is geregeld. Daardoor wordt de burger bij het verzamelen

van die informatie beschermd.

Beide Afdelingen van de Raad van State hebben met dit

onderwerp te maken gehad.

In haar advies over een voorstel voor een nieuwe Wet op de

inlichtingen- en veiligheidsdiensten26 uitte de Afdeling

advisering ernstige twijfels over de effectiviteit van het stelsel

van toezicht. Om die reden adviseerde zij het wetsvoorstel op

dit punt niet in die vorm bij de Tweede Kamer in te dienen.

De Afdeling advisering concludeert overigens dat het wets-

voorstel een aanzienlijk aantal belangrijke waarborgen bevat

waarmee voldaan wordt aan enkele essentiële vereisten van het

EVRM. Wel is zij kritisch over de proportionaliteit van met

name de grootschalige gegevensverzameling (Big Data).

Met betrekking tot de bewaartermijn van drie jaar voor

gegevens die via de voorgestelde brede interceptiebevoegdheid

worden verkregen, is de Afdeling advisering er niet van

overtuigd dat het wetsvoorstel en de memorie van toelichting

op alle punten voldoen aan de EVRM-vereisten.

De bestaande Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten

was onderwerp van verschillende uitspraken van de Afdeling

bestuursrechtspraak. In een uitspraak van 13 januari 201627

kwam de Afdeling bestuursrechtspraak tot de conclusie dat de

minister van BZK niet inzichtelijk had gemaakt dat verstrek-

26 Advies van 21 september 2016, Kamerstukken II 2016/17, 34 588, nr. 4

(W04.16.0097/I).

27 ECLI:NL:RVS:2016:48.

Page 37: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

35

king van tapstatistieken, op zichzelf bezien of in samenhang

met al eerder openbaar gemaakte gegevens, zou kunnen leiden

tot inzicht in de aard en omvang van de werkwijze van de

AIVD. In een uitspraak van 10 februari 201628 oordeelde de

Afdeling bestuursrechtspraak dat de minister van BZK niet

afdoende heeft gemotiveerd dat op elke redelijkerwijs moge-

lijke wijze naar verzochte stukken is gezocht. De mededeling

van de minister dat de ontbrekende stukken niet meer onder

hem berusten, komt niet geloofwaardig voor.

Een gebrek in de motivering deed zich ook voor in de

uitspraak van 10 augustus 2016.29 De Afdeling bestuursrecht-

spraak stelde vast dat de AIVD zijn wettelijke taak uitsluitend

binnen een zekere mate van geheimhouding effectief kan

uitoefenen en zijn bronnen en actuele werkwijzen geheim

moet kunnen houden. Dit neemt niet weg dat een weigering

van kennisneming een deugdelijke motivering moet bevatten

die op de aanvraag is toegesneden. Een zeer globale motivering

die vrijwel gelijk-luidend is aan die in andere besluiten, is

onvoldoende.

2.4 Institutionele samenwerking

Gelijke uitgangspunten en beginselen

Het functioneren van beide Afdelingen van de Raad van State

vraagt om een gedegen kennis van de constitutionele en

staatkundige regels, inzicht in de bestuurlijke praktijk en

kennis van de nieuwste ontwikkelingen op diverse rechts-

28 ECLI:NL:RVS:2016:292.

29 ECLI:NL:RVS:2016:2173.

gebieden. In ieder van de Afdelingen geldt een aantal gelijke

uitgangspunten en beginselen bij de toetsing van voorstellen

en besluiten. Daarom kunnen in beide Afdelingen gelijke

vragen aan de orde komen. Door de combinatie van advisering

en bestuursrechtspraak onder één dak is het mogelijk schaarse

topdeskundigheid uit beide Afdelingen bij elkaar te brengen in

zogenoemde kennisgroepen. Voor de duiding en uitleg van het

recht van de Europese Unie kent de Raad van State de

Commissie recht van de Europese Unie. Deze werkt zowel

voor de advisering als voor de bestuursrechtspraak. Hetzelfde

is het geval met het Constitutioneel Beraad dat intern

preadviezen geeft over vragen over toepassing en uitleg van de

Grondwet, de nationale constitutionele beginselen, het Statuut

voor het Koninkrijk, het constitutionele recht van de Europese

Unie, het EVRM en de overige mensenrechtenverdragen

waarbij Nederland partij is. Deze kennisgroepen hebben een

inventariserende en adviserende rol. De verantwoordelijkheid

voor de adviezen en uitspraken ligt uiteraard volledig bij de

Afdelingen zelf.

Intrekking Nederlanderschap

Het bepalen van de voorwaarden voor de verkrijging en het

verlies van de nationaliteit, overeenkomstig het internationale

recht, behoort volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie

van de Europese Unie in Luxemburg tot de bevoegdheid van

elke lidstaat afzonderlijk. Niettemin moet die bevoegdheid

worden uitgeoefend met inachtneming van het Unierecht.30

30 Zie het arrest van het Hof van Justitie van 7 juli 1992,

ECLI:EU:C:1992:295, Micheletti, punt 10.

Page 38: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

36

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in verschillende

uitspraken31 overwogen dat als de intrekking van de

Nederlandse nationaliteit tot gevolg heeft dat de betrokkene

ook het burgerschap van de Unie verliest, moet worden

nagegaan of het intrekkingsbesluit in overeenstemming is met

het evenredigheidsbeginsel. Nagegaan moet worden wat de

gevolgen voor de situatie van de betrokkene zijn uit het

oogpunt van het Unierecht.32

De Afdeling advisering heeft zich eveneens in de afgelopen

jaren over deze problematiek gebogen.33 Bij het voorstel van

rijkswet dat strekt tot aanscherping van de voorwaarden voor

verkrijging en verlening van het Nederlanderschap heeft de

Afdeling advisering erop gewezen dat met het verlies van de

Nederlandse nationaliteit ook de daaraan verbonden rechten

verloren gaan, zoals het kiesrecht en het recht op toegang tot

Nederland.

Wet arbeid vreemdelingen

De Wet arbeid vreemdelingen (Wav) kent een restrictief

toelatingsbeleid voor arbeidsmigranten door te bepalen dat een

vreemdeling van buiten de Europese Unie pas in Nederland

mag werken als er geen geschikt arbeidsaanbod in Nederland

31 Uitspraak van 20 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:89, en de uitspraak

van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:735.

32 Hof van Justitie van 2 maart 2010, ECLI:EU:C:2010:104, Rottmann.

33 Actueel – wetsvoorstel 33 852: Aanscherping

naturalisatievoorwaarden.

of in de andere lidstaten van de EU beschikbaar is.34 Daarnaast

heeft de Wav tot doel verstoringen op de arbeidsmarkt te

voorkomen door concurrentie op arbeidsvoorwaarden tegen te

gaan. Dit betekent dat handhaving van groot belang is. Illegale

tewerkstelling en schijnconstructies moeten worden voorko-

men; niet alleen vanwege de kwetsbare positie van de arbeids-

migrant, maar ook vanwege de concurrentievoordelen die

illegale tewerkstelling op kan leveren.

In het arrest in de zaak Essent35 heeft het Hof van Justitie

bepaald dat het ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan

een in Nederland gevestigde onderneming door een onderne-

ming die in een andere lidstaat van de EU is gevestigd, valt

binnen het vrij verkeer van diensten in de zin van de artikelen

56 en 57 van het Verdrag betreffende de werking van de

Europese Unie (VWEU). Op grond van dit arrest kan voor

grensoverschrijdende dienstverrichting door werknemers uit

zogenoemde derdelanden de tewerkstellingsplicht niet langer

worden gehandhaafd als die werknemers rechtmatig zijn

tewerkgesteld in de andere lidstaat. Met het oog daarop is een

ontwerpbesluit door de regering voorgelegd aan de Afdeling

34 Het vrij verkeer geldt wel met de landen van de Europese

Economische Ruimte en Zwitserland. Tot 1 januari 2014 geldt het vrije

verkeer van werknemers nog niet in relatie tot Bulgarije en Roemenië.

Gedurende een overgangsperiode van zeven jaar na de toetreding van

Kroatië op 1 juli 2013 kan het vrije verkeer van werknemers uit en naar

Kroatië beperkt worden.

35 Hof van Justitie 11 september 2014, zaak C-91/13, Essent,

ECLI:EU:C:2014:2206.

Page 39: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

37

advisering waarin artikel 1e van het Besluit uitvoering Wav is

gewijzigd in die zin dat de vergunningplicht voor deze

werknemers onder voorwaarden komt te vervallen. Een van de

voorwaarden is dat er sprake moet zijn van ‘gelijksoortige

arbeid’. Daarover heeft de Afdeling advisering opgemerkt dat

het van belang is om te kunnen vaststellen wat onder de

gegeven omstandigheden als gelijksoortige arbeid moet

worden aangemerkt.36 Zo kan het voorkomen dat een

werknemer die in de lidstaat van de werkgever als schilder te

werk is gesteld in een andere lidstaat werkzaamheden gaat

verrichten als timmerman, zonder dat daarbij sprake is van

misbruik van het vrij verkeer van diensten. Wanneer is bedoeld

om deze mogelijkheid uit te sluiten – want niet gelijksoortig –

zou deze uitleg belemmerend kunnen werken op het vrij

verkeer van diensten en daarom een specifieke rechtvaardiging

behoeven.

In vijf uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van

14 september 201637 was de vraag aan de orde of derdelanders

met een Duitse tewerkstellingsvergunning ook in Nederland

mochten worden ingezet zonder een Nederlandse vergunning.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had aan

drie Nederlandse opdrachtgevers en aan onder andere een

Duitse opdrachtnemer boetes opgelegd vanwege overtreding

van de Wav. Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak had de

36 Advies van 5 september 2016, Stb. 2016, 347 (W12.16.0167/III).

37 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2388, ECLI:NL:RVS:2016:2389,

ECLI:NL:RVS:2016:2479, ECLI:NL:RVS:2016:2480 en

ECLI:NL:RVS:2016:2481.

minister niet aangetoond dat de vreemdelingen het oogmerk

hadden toe te treden tot de Nederlandse arbeidsmarkt.

Zij waren hier slechts voor een beperkte duur ter beschikking

gesteld, namelijk de tijd die nodig was om de opdracht uit te

voeren. Omdat de vreemdelingen beschikten over Duitse

verblijfs- en werkvergunningen, waren er op grond van het

vrij verkeer van diensten binnen de EU geen Nederlandse

tewerkstellingsvergunningen meer nodig, ondanks dat de

Duitse werkvergunning voor specifiek omschreven arbeid was

afgegeven. Het vereiste van een onbeperkt recht om in

Duitsland arbeid te verrichten, mocht niet worden gesteld,

zodat de minister de boetes ten onrechte heeft opgelegd.

2.5 De Raad en het Koninkrijk

Artikel 13 van het Statuut voor het Koninkrijk bepaalt dat er

een Raad van State van het Koninkrijk is. Op initiatief van de

Caribische landen kan een staatsraad worden benoemd

afkomstig uit respectievelijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

Deze staatsraden zijn betrokken bij de advisering over

koninkrijkszaken. Zij kunnen daarnaast worden ingezet als de

Raad als geschillenbeslechter optreedt, zoals bij geschillen die

voortvloeien uit het financieel toezicht voor de Caribische

landen.

De visie van de Raad op de koninkrijksrelaties gaat uit van de

gedachte dat het nu weinig zinvol is om het te hebben over

veranderingen in de staatkundige opzet van het Koninkrijk.

Het is vruchtbaarder om te bezien of, en zo ja op welke wijze,

de achterliggende problemen binnen de bestaande structuur

Page 40: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

kunnen worden aangepakt. Aanhoudende staatkundige

verhandelingen over uiteenlopende opties – van koninkrijks-

eiland tot gemenebest – zijn geen realistische opties. Ze zijn

veeleer een bewijs van onvermogen; het onvermogen om op

een verstandige manier met elkaar en met de bestaande

verhouding om te gaan en daar wat van te maken.

De autonomie van de landen is bedoeld om ieder in staat te

stellen naar eigen inzicht maatschappelijke vraagstukken aan te

pakken. Autonomie is niet bedoeld om niets te doen als

essentiële waarden van het staatkundig verband in het geding

zijn. Dat is echter wel waar discussies over bevoegdheden vaak

toe leiden. Zo zijn er met betrekking tot ieder van de drie

landen diverse studies waarin de kwetsbaarheden van de

rechtsstaat en deugdelijk overheidsbestuur worden geïdentifi-

ceerd.38 Die vragen al te lang om uitvoering in het belang van

de integriteit van het overheidsbestuur en de rechtsbescherming

van burgers op de eilanden. De discussie daarover loopt al

gauw vast in geschillen over de verantwoordelijkheid en

bevoegdheid.

Voorlichting over een recht van initiatief voor Statenleden

De Afdeling advisering van de Raad van State van het

Koninkrijk heeft op verzoek van de Tweede Kamer voorlich-

ting gegeven over het toekennen van de bevoegdheid aan

leden van de Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten om

een voordracht tot een voorstel van rijkswet te kunnen doen.

Kort gezegd gaat het over een recht van initiatief voor

38 WODC-rapport 2011 over Aruba en de rapporten van Transparancy

International over Curaçao en Sint Maarten.

Statenleden. De Tweede Kamer heeft de voorlichting op

14 november 2016 openbaar gemaakt. Vanuit het perspectief van

alleen het parlementaire recht kan toekenning van het recht van

initiatief worden beschouwd als een logische aanvulling op de

rechten die op grond van het Statuut al aan de Statenleden (als

bijzondere gedelegeerden) zijn toegekend. Een beoordeling

alleen vanuit het parlementaire recht is echter niet toereikend.

Als het Statuut zou worden gewijzigd, zou een betekenisvolle

stap gezet worden in de richting van een Koninkrijksparlement.

Gelet op de verschillende opvattingen die er bestaan over de

wenselijkheid van een Koninkrijksparlement zal het niet

gemakkelijk zijn om tot veranderingen van het bestaande stelsel

te komen zonder dat overeenstemming bestaat over het stelsel

dat op de langere termijn wordt beoogd. Dat geldt ook voor

wijzigingen van het Statuut die op het eerste gezicht wellicht

voor de hand lijken te liggen, zoals het amendement-Bikker.39

Zij kunnen op verschillende manieren worden benaderd. Zo

kan het amendement aan de ene kant worden beschouwd als

een voorstel dat leidt tot een verkleining van het democratisch

tekort. Aan de andere kant kan het amendement worden gezien

als een – mede gelet op de zeer ongelijke bevolkingsomvang

– onevenredige vertegenwoordiging van de burgers van de

landen overzee in het wetgevende orgaan van het Koninkrijk.

39 Amendement van de bijzonder gedelegeerde Bikker c.s. dat de

bevoegdheid schept voor de leden van de Staten van Aruba, Curaçao

en Sint Maarten, gelijk als de gevolmachtigde ministers, een

voordracht tot een voorstel van rijkswet te kunnen doen

(Kamerstukken II 2015/16, 27 570 (R 1672), nr. 15).

38

Page 41: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

De Afdeling advisering wijst er in haar voorlichting op dat er

binnen de kaders van het Statuut andere en wellicht snellere

mogelijkheden zijn om de parlementaire bevoegdheden te

versterken. Een mogelijk alternatief zou kunnen zijn dat aan

de Staten als geheel van Aruba, Curaçao en Sint Maarten het

initiatiefrecht wordt toegekend. Zo’n alternatief zou beter

passen in het systeem van het Statuut.

De politiek-bestuurlijke verhoudingen tussen de partners in

het Koninkrijk zijn in 2016 helaas niet substantieel verbeterd.

Naar het oordeel van de Raad zou een spoedige totstandko-

ming van een volwaardige en adequate geschillenregeling in

belangrijke mate aan een dergelijke verbetering kunnen

bijdragen.

2.6 Internationale samenwerking

De Raad van State was in 1988 één van de oprichters van de

Europese Vereniging van Raden van State en hoogste adminis-

tratieve rechtscolleges (ACA-Europe). Deze vereniging beoogt

de uitwisseling te bevorderen van informatie, ideeën en

praktijkervaring tussen adviseurs voor wetgeving en tussen

hoogste bestuursrechters, in het bijzonder met betrekking tot

het recht van de Europese Unie. Alle lidstaten van de Europese

Unie zijn binnen ACA-Europe vertegenwoordigd en een

aantal andere colleges is als waarnemer aanwezig. Ook het Hof

van Justitie en de Europese Commissie nemen deel aan de

activiteiten van de vereniging. ACA-Europe kent een vast

secretariaat dat bij de Belgische Raad van State is onderge-

bracht en een voorzitterschap dat tweejaarlijks onder de leden

rouleert. Van juni 2016 tot juni 2018 vervult de Nederlandse

Raad van State deze rol.

Gedurende het Nederlandse voorzitterschap wordt een aantal

thematische bijeenkomsten georganiseerd, zowel binnen

Nederland als daarbuiten. In november 2016 vond een seminar

in Den Haag plaats met als onderwerp de prejudiciële

procedure en de dialoog met het Hof van Justitie en de

Europese Commissie. Ruim zestig Europese experts uit de

lidstaten, van het Hof van Justitie en van de Europese

Commissie wisselden ervaringen uit over de werking van de

prejudiciële procedure en hoe deze kan worden verbeterd.

Tijdens de bijeenkomst kon worden geconstateerd dat de

ACA-leden over het algemeen tevreden zijn over de werking

van de prejudiciële procedure en de mate van betrokkenheid

van de nationale rechter daarin. Praktische verbeteringen zijn

mogelijk in de onderlinge samenwerking tussen hoogste

administratieve rechters uit de verschillende lidstaten. Het gaat

daarbij om het voorbereiden van uitspraken op het terrein van

het Unierecht, waaronder verwijzingen naar het Hof van

Justitie in Luxemburg. Daarnaast bleek de mogelijkheid om de

Europese Commissie in procedures om inlichtingen te vragen

bij verschillende deelnemende landen weinig bekend.

39

Page 42: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,
Page 43: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

De Raad alsadviseur en begrotings-

toezichthouder

3

Page 44: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,
Page 45: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

43

3.1 Inleiding

In 2016 zijn aan de Afdeling advisering 447 zaken ter advise-

ring voorgelegd. In 430 zaken is een advies uitgebracht.

Het grootste deel van de aanvragen ging om de verplichte

advisering over (rijks)wetsvoorstellen en algemene maatregelen

van (rijks)bestuur (330). Daarnaast zijn er 41 voorstellen voor

onteigening en 22 verdragen (verplicht) voor advies aanhangig

gemaakt. In 2016 zijn 28 initiatiefwetsvoorstellen voor advies

voorgelegd. Dit is het hoogste aantal dat ooit in één jaar bij de

Afdeling advisering is ingediend. Verder zijn vijf nota’s van

wijziging voorgelegd voor advies.

De Afdeling advisering bracht in 2016 één gevraagd, maar

onverplicht advies uit in de vorm van de vierde periodieke

beschouwing over interbestuurlijke verhoudingen. Daaraan

wordt in paragraaf 3.4 aandacht besteed. Tot slot bracht de

Afdeling advisering in het verslagjaar in totaal zes voorlichtin-

gen uit. De Afdeling advisering van de Raad van State bracht

vier voorlichtingen uit; de twee andere werden uitgebracht

door de Afdeling advisering van de Raad van State van het

Koninkrijk.

Van de vier voorlichtingen van de Afdeling advisering van de

Raad van State waren er twee verzoeken om voorlichting

afkomstig van de regering. Het ging daarbij om:

• de ministeriële verantwoordelijkheid voor begrote gelden die

overeenkomstig de Wet financieel statuut van het koninklijk

huis worden besteed, gegeven de vrijheid van de Koning om

zijn Huis, met inachtneming van het openbaar belang, in te

richten;40

• het afnemen van celmateriaal van verdachten op het moment

van hun inverzekeringstelling en het bewaren daarvan met

het oog op hun eventuele veroordeling.41

Daarnaast vroeg de Tweede Kamer om voorlichting over de

doorberekening van kosten door het ministerie van

Economische Zaken aan het bedrijfsleven, in het bijzonder

over de huidige doorberekening van handhavings-, toezichts-

en keuringskosten door de Nederlandse Voedsel- en

Warenautoriteit.42

Tot slot diende de Eerste Kamer een verzoek om voorlichting

in over het wetsvoorstel van het Tweede Kamerlid Dijkstra tot

wijziging van de Wet op de orgaandonatie in verband met het

opnemen van een actief donorregistratiesysteem.43

De twee voorlichtingen van de Afdeling advisering van de

Raad van State van het Koninkrijk hebben betrekking op:

40 Voorlichting van 4 juli 2016, Bijlage bij Kamerstukken II 2016/17,

34 550-I, nr. 2 (W01.16.0052/I/Vo).

41 Voorlichting van 7 oktober 2016, Bijlage bij Kamerstukken II 2016/17,

29 279, nr. 357 (W03.16.0153/II/Vo).

42 Voorlichting van 5 september 2016, Kamerstukken II 2015/16, 33 835,

nr. 46 (W15.16.0069/IV/Vo).

43 Voorlichting van 2 december 2016, Kamerstukken I 2016/17, 33 506,

nr. E (W13.16.0328/III/Vo).

Page 46: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

44

• de toepasselijkheid van het nieuwe Europese octrooisysteem

op Curaçao en Sint Maarten;44

• het amendement van het lid Bikker c.s. over het toekennen

van de bevoegdheid aan Statenleden van Aruba, Curaçao

en Sint Maarten om een voordracht tot een voorstel van

Rijkswet te kunnen doen.45

De Afdeling advisering heeft als onafhankelijke begrotingstoe-

zichthouder in 2016 twee beoordelingen uitgebracht. Op deze

taak van de Afdeling advisering gaat paragraaf 3.6 nader in.

3.2 Wendbaarheid, weerbaarheid en kenbaarheid

van regels

3.2.1 Toekomstbestendige wetgeving

In het jaarverslag 2015 is ingegaan op het onderwerp toekomst-

bestendigheid en is aandacht gevraagd voor het belang van

weerbare wetgeving die niet onnodig gedetailleerd is. Daarbij

zijn eveneens enkele kanttekeningen geplaatst bij het gebruik

van wetgevingsinstrumenten die voor meer flexibiliteit zouden

zorgen, zoals de wijze waarop experimentenwetgeving wordt

gehanteerd. Ook dit jaar besteedt de Raad aandacht aan de

wijze waarop de behoefte aan een meer flexibele normstelling

in wetgeving gestalte krijgt.

44 Voorlichting van 17 juni 2016 (W15.16.0095/IV/Vo/K).

45 Voorlichting van 11 november 2016, Kamerstukken II 2016/17, 27 570

(R 1672), nr. 20 (W01.16.0217/I/Vo/K).

Vanuit de behoefte aan wetgeving die ruimte biedt voor

innovaties hebben de ministers van Economische Zaken en

van Veiligheid en Justitie,46 op 6 juli 2016 een structurele

aanpak van toekomstbestendige wetgeving gepresenteerd.47

De Kamerbrief van de ministers benadrukt dat de wetgever er

meer dan voorheen op toe moet zien dat wetgeving innovatie

niet onnodig belemmert. Waar mogelijk moet de wetgever

wetgeving verbeteren of vernieuwen wanneer nieuwe

ontwikkelingen daarom vragen. Daarnaast wordt een aantal

concrete wetgevingsinstrumenten genoemd waarmee toe-

komstbestendigheid tot stand kan worden gebracht, al blijkt

bestaande wetgeving vaker dan gedacht ruimte te bieden om

veranderingen te accommoderen.48

De behoefte aan wendbare wetgeving die uit de Kamerbrief

spreekt, is op zichzelf niet nieuw, net zomin als de wetgevings-

instrumenten die deze wetgeving tot stand moeten brengen.

Met deze instrumenten is de afgelopen decennia al de nodige

ervaring opgedaan.49 Het instrument wetgeving kent een

46 Mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en

Koninkrijksrelaties.

47 Kamerstukken II 2015/16, 33 009 nr. 30. In aanvulling op een eerdere

Kamerbrief (Kamerstukken II 2014/15, 33 009 nr. 10).

48 Kamerstukken II 2015/16, 33 009 nr. 30, blz. 2.

49 Alleen het zogenoemde ‘right to challenge’ zou gezien kunnen worden

als een nieuw instrument, maar bestaat in feite uit het samenvoegen

van twee bestaande instrumenten, namelijk een middelvoorschrift en

de mogelijkheid om af te wijken via het bereiken van doelen gesteld

door middel van een doelvoorschrift.

Page 47: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

45

inherente spanning tussen enerzijds het belang van continuïteit

(zekerheid) en anderzijds de aansluiting op de actuele maat-

schappelijke situatie. Dit vergt wendbaarheid. Deze spanning is

dus geen recente ontwikkeling, al lijkt het tijdsbestek korter te

worden waarin wetgeving wordt achterhaald door ontwikke-

lingen in de samenleving.

Bij alle aandacht voor het belang van wetgeving die (snelle)

ontwikkelingen kan accommoderen, wordt er met een

eenzijdige nadruk op de behoefte aan flexibiliteit in regel-

geving gemakkelijk aan voorbijgegaan dat wetgeving meer

functies heeft dan vertaling van (toekomstig) beleid. In de

Kamerbrief wordt dat onderkend en erop gewezen dat het

belang van innovatie steeds moet worden afgewogen tegen

andere belangen, waaronder rechtszekerheid.50 Bij deze

afweging moet echter steeds voor ogen worden gehouden

dat het bereiken van beleidsdoelen altijd een voorafgaande

wettelijke basis vergt. Veranderende omstandigheden kunnen

leiden tot nieuwe en andere beleidsmatige afwegingen, maar

de daaruit voortvloeiende wetgeving moet uit een oogpunt

van rechtsstatelijkheid altijd voldoende kenbaar zijn.

Wetgeving kan alleen wendbaar zijn binnen de kaders van

rechtsstatelijkheid. Wendbare wetgeving is altijd ook kenbare

wetgeving die rechtszekerheid biedt. Het is opvallend dat

vrijwel alle genoemde instrumenten wendbaarheid beogen te

bereiken door materiële normstelling op een lager niveau.

50 Kamerstukken II 2015/16, 33 009 nr. 30, blz. 2.

3.2.2 Doelregelgeving; abstracte normstelling

Doelregelgeving waarmee een doel (resultaat) of zorgplicht

(inspanning) in de wet wordt vastgelegd, geeft degene tot wie

de bepaling is gericht de vrije keuze om het resultaat te

bereiken of de inspanning te leveren. De mate van abstractie

die eigen is aan doelregelgeving zou wetgeving wendbaarder

maken, zo is dan de verwachting. De ervaring met het gebruik

van open normen leert echter dat de handelingsvrijheid en

ruimte die dergelijke regelgeving moet bieden, vaak op een

ander (lager) niveau gedetailleerd worden ingevuld.51

Regulering wordt door het gebruik van doelregulering dus

niet automatisch wendbaarder.

De behoefte om open normen op een ander niveau nader te

concretiseren, maakt duidelijk dat in de praktijk behoefte

bestaat aan houvast en (rechts)zekerheid. Rechtszekerheid

vereist dat duidelijk moet zijn waartoe de norm strekt en hoe

deze in een concreet geval wordt toegepast en gehandhaafd.

Wanneer in wetgeving gebruik wordt gemaakt van open

normen moet daarvoor oog zijn. Zeker wanneer het gaat om

met sancties bedreigde bepalingen moet de wet houvast en

zekerheid bieden aan burgers, bedrijven en handhavende

instanties.

51 W.J. Timmer, Het Doel Wel Gesteld: Een praktijkonderzoek naar de

toepassing van doelregelgeving. Boom Uitgevers 2011, Den Haag,

blz. 31. In de Kamerbrief wordt overigens onderkend dat

doelregelgeving vaak op een ander niveau verder wordt

geconcretiseerd, Kamerstukken II 2015/16, 33 009 nr. 30, blz. 5.

Page 48: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

46

In dit kader is door de Afdeling advisering in 2016 opgemerkt

dat wanneer in de wet wordt voorzien in een geschiktheids-

toets voor bepaalde personen, het mede gelet op de rechts-

zekerheid van belang is dat de criteria waaraan de geschiktheid

wordt getoetst van tevoren kenbaar zijn. Open normen die

door de toezichthoudende instantie – in het licht van het

concrete geval – worden ingevuld, leiden ertoe dat voor de

betrokken organisaties onvoldoende kenbaar en voorzienbaar

is aan welke eisen de geschiktheid wordt getoetst.52

Open normen met straf bedreigd

Het belang van kenbaarheid en voorzienbaarheid is nog sterker

wanneer een open norm met een straf is bedreigd. Een

bepaling die ‘gepaste zorgvuldigheid’ eist en met een straf is

bedreigd, staat op gespannen voet met het lex certa-beginsel,

indien niet duidelijk is wat onder ‘gepaste zorgvuldigheid’

precies moet worden verstaan.53 De behoefte aan flexibele

normstelling moet er volgens de Afdeling advisering eveneens

niet toe leiden dat onduidelijk is tot wie een bepaling zich

richt. Het lex certa-beginsel brengt ook met zich dat voor

degene die geconfronteerd kan worden met een punitieve

sanctie bij overtredingen van een wettelijke norm voldoende

52 Advies van 28 september 2016, Kamerstukken II 2016/17, 34 677, nr. 4

(W06.16.0174/III).

53 Advies van 19 september 2016, Kamerstukken II 2016/17, 34 506, nr. 4

(W02.16.0163/II).

duidelijk, voorzienbaar en kenbaar moet zijn tot wie die norm

zich uitstrekt.54

De Afdeling advisering heeft in 2016 eveneens aandacht

besteed aan de ruime normstelling voor de uitoefening van

bevoegdheden in het kader van feitenonderzoek naar opspo-

ringsambtenaren die geweld hebben gebruikt.55 De in het

feitenonderzoek voorgestelde bevoegdheden – op grond

waarvan bijvoorbeeld inbreuk gemaakt kan worden op het

huisrecht – zijn niet gekoppeld aan nadere wettelijke voor-

waarden. Ze kunnen worden ingezet wanneer ‘geweld’ is

gebruikt. Deze relatief open norm zonder nadere regels biedt

de ruimte om in het feitenonderzoek vergaande bevoegdheden

uit te oefenen wanneer geweld is toegepast waarbij enig

lichamelijk letsel is opgetreden. In een regulier strafrechtelijk

onderzoek moet daarvoor aan verschillende wettelijke

voorwaarden worden voldaan.

Toezicht houden op open normen

Het gebruik van open normen heeft tevens gevolgen voor het

toezicht op de naleving en handhaving. Bij de uitoefening van

toezicht en handhaving kan gebruik worden gemaakt van

ingrijpende bevoegdheden tegenover burgers en instanties.

Van belang is dat nauwlettend wordt toegezien op de uitoefe-

ning van deze bevoegdheden. Eveneens moet voorzienbaar en

54 Advies van 11 november 2016, Staatscourant 2017, nr. 60

(W12.16.0280/III).

55 Advies van 20 oktober 2016, Kamerstukken II 2016/17, 34 641, nr. 4

(W03.16.0227/II).

Page 49: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

47

duidelijk zijn welke bevoegdheden onder welke omstandig-

heden gehandhaafd (kunnen) worden en jegens wie. Weliswaar

kan ook de uitvoering een open norm verder invullen, maar

wanneer die invulling wordt overgelaten aan de instantie die

eveneens moet toezien op de naleving van de open norm, leidt

dit tot een concentratie van uiteenlopende taken. Normstelling

en handhaving komen dan in belangrijke mate in één hand te

liggen.56

Voor de voorzienbaarheid geldt dat deze eis onder omstandig-

heden wel anders kan worden ingevuld. Bij geheime surveil-

lancemaatregelen is het natuurlijk begrijpelijk dat de regels

niet zodanig voorzienbaar zijn dat een burger precies weet

wanneer zijn communicatie wordt onderschept, zodat hij

zijn gedrag kan aanpassen. Abstracte normstelling is in deze

context begrijpelijk. In het advies over de nieuwe Wet op de

inlichtingen- en veiligheidsdiensten,57 heeft de Afdeling

advisering er wel op gewezen dat op een terrein waar zeer

vérstrekkende bevoegdheden van de overheid worden

uitgeoefend, effectief toezicht op die uitoefening van groot

belang is. Daarbij moet bedacht worden dat naar de mate

waarin de wetgever op wettelijk niveau minder materiële

normen stelt en ruimte laat aan de uitvoering, ook de rechter

doorgaans een grote mate van ruimte zal laten aan degene die

belast is met de uitvoering van de wet.

56 Advies van 28 september 2016, Kamerstukken II 2016/17, 34 677, nr. 4

(W06.16.0174/III).

57 Advies van 21 september 2016, Kamerstukken II 2016/17, 34 588, nr. 4

(W04.16.0097/I).

Open normen kunnen er niet alleen toe leiden dat de

voorzienbaarheid voor justitiabelen afneemt, maar dat ook de

mate van bescherming die zij genieten om ongerechtvaardigd

overheidsingrijpen te voorkomen, kan verminderen.

3.2.3 Delegatie; kaderwetgeving

Waar doelregelgeving op een ander niveau (protocollen,

convenanten, beleidsregels) wordt ingevuld door het ‘veld’,

zorgen kaderwetgeving en delegatie ook voor een verschui-

ving van normering door de wetgever naar een ander niveau.

Bij kaderwetgeving gaat het om wetgeving waarin de formele

wetgever de invulling van het wettelijk kader in belangrijke

mate aan ‘lagere’ regelgevers of decentrale overheden overlaat.

Op een andere wijze dan bij doelregulering wordt geprobeerd

wetgeving wendbaar te maken door in de wet alleen de

hoofdlijnen van het beleid op te nemen en weinig inhoude-

lijke normen te stellen.

Kaderwetgeving en het (door)delegeren van wetgevende

bevoegdheden kan echter op gespannen voet staan met het

primaat van de wetgever. De Afdeling advisering heeft er in

2016 meerdere keren op gewezen dat de wet niet alleen de

grondslag vormt voor de instrumenten die de overheid kan

inzetten om publieke belangen te verwezenlijken, maar ook de

legitimatie en begrenzing vormt van overheidsingrijpen. Het is

van belang dat de essentie (de hoofdlijnen) van een wettelijke

regeling mede door het parlement wordt vastgesteld. Het

parlement neemt op die manier medeverantwoordelijkheid

voor de beslissing op grond van welk belang verplichtingen

aan burgers worden gesteld, wat de globale inhoud daarvan is,

Page 50: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

48

wat de materiële grenzen zijn van deze verplichtingen en

welke instanties op grond van welke bevoegdheden de

verplichtingen specificeren, uitvoeren en handhaven.58

Ook in 2016 heeft de Afdeling advisering een aantal keer

gewezen op het belang van het vastleggen van de hoofdlijnen

van een regeling op wetsniveau. Dat brengt in elk geval met

zich dat inlichtingenplichten, goedkeuringsbevoegdheden en

toezicht- en handhavingsbevoegdheden op het niveau van de

wet zouden moeten worden geregeld.59 Ook in haar advies

over het wetsvoorstel over de kwaliteitsborging voor het

bouwen stelt de Afdeling advisering vast dat belangrijke

voorwaarden voor een effectief functionerend stelsel niet in

het wetsvoorstel zelf, maar bij lagere regeling zullen worden

vastgesteld.60 De eisen en taken van de verschillende partijen

binnen het voorgestelde stelsel van kwaliteitsborging zouden

volgens de Afdeling advisering echter een wettelijke fundering

moeten krijgen. Bij wetgeving die een bijzondere materie

regelt in het democratisch bestel, is temeer van belang dat de

wezenlijke elementen van een regeling op het niveau van de

formele wet worden vastgelegd. Een voorbeeld hiervan is de

Kieswet; in dat geval ging het om regels voor het elektronisch

58 Advies van 13 januari 2014, Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 4

(W14.13.0235/IV).

59 Advies van 18 april 2016, Staatscourant 2016, nr. 33454

(W04.16.0040/I). Zie ook aanwijzing 24 van de Aanwijzingen voor

de regelgeving.

60 Advies van 30 juli 2015, Kamerstukken II 2015/16, 34 453, nr. 4

(W04.15.0156/I).

kunnen inleveren van kandidatenlijsten of daarmee samenhan-

gende bescheiden.61 Indien delegatie toch mogelijk wordt

gemaakt, moet deze zo nauwkeurig mogelijk worden begrensd

en de noodzaak daarvan worden gemotiveerd.

3.3 Toezichtwetgeving

Het houden van toezicht bevordert de naleving van regels.

Toezicht levert informatie op over de effecten van regels en

ontwikkelingen in de praktijk. Toezicht ondersteunt de

ministeriële verantwoordelijkheid en is daarmee het sluitstuk

van het beleid. De Afdeling advisering toetst voorstellen altijd

op de effectiviteit van het toezicht.

Effectief toezicht en de betekenis daarvan voor de grondrech-

ten was aan de orde bij de advisering over de nieuwe Wet op

de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.62 Het wetsvoorstel dat

grootschalige gegevensverzameling (Big Data) mogelijk maakt,

voorziet in een Toetsingscommissie inzet bevoegdheden (TIB)

die vooraf de inzet van ingrijpende bevoegdheden toetst. De

Commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheids-

diensten (CTIVD), die achteraf toezicht houdt, blijft bestaan.

61 Advies van 31 maart 2016, Kamerstukken 2016/17 34 258, nr. 8

(W04.15.0259/I), over het wetsvoorstel van het Tweede Kamerlid Klein

tot wijziging van de Kieswet ten behoeve van het elektronisch kunnen

inleveren van kandidatenlijsten of daarmee samenhangende

bescheiden.

62 Advies van 21 september 2016, Kamerstukken II 2016/17, 34 588, nr. 4

(W04.16.0097/I).

Page 51: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

49

Hoewel deze regeling van het toezicht tegemoet komt aan de

jurisprudentie van het Europese Hof voor de rechten van de

mens (EHRM), heeft de Afdeling advisering ernstige twijfels

over de effectiviteit van het toezichtstelsel dat de regering

voorstelt. Het gaat er niet alleen om dat een toezichtstelsel op

papier voldoet aan de criteria van het EHRM. Het gaat er

vooral om dat het stelsel van toezicht aansluit bij de specifieke

inrichting van het nationale systeem en in de praktijk effec-

tieve bescherming biedt aan de grondrechten van burgers.

Het wetsvoorstel schiet op dit punt tekort, omdat het leidt tot

een versnippering van het toezicht. De Afdeling adviseert

daarom de TIB uit het wetsvoorstel te schrappen en het

toezicht bij de bestaande CTIVD te concentreren, met

uitzondering van de behandeling van klachten.

De vraag naar de effectiviteit van het toezicht kwam ook aan

de orde in het advies over de tweede nota van wijziging op

het wetsvoorstel verplichte geestelijke gezondheidszorg.63

De Afdeling advisering is kritisch over de invoering van de

actieve regierol voor het Openbaar Ministerie (OM) binnen

de verplichte geestelijke gezondheidszorg. Het OM is primair

belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde.

De verzoekersrol die het OM op dit moment binnen de

verplichte ggz heeft, is al lang in discussie. De regierol voor het

OM in het wetsvoorstel is van een andere orde en vergt ook

een andere invulling dan de verzoekersrol. Om de nieuwe

regierol goed te kunnen vervullen, zal het OM een andere

63 Advies van 13 juni 2016, Kamerstukken II 2015/16, 32 399, nr. 26

(W13.16.0072/III).

werkwijze moeten hanteren dan de huidige in het kader van

de taak onder de Wet BOPZ. Het is de Afdeling advisering

niet duidelijk hoe structureel wordt gewaarborgd dat aan de

voorwaarden voor een adequate rolvervulling zal worden

voldaan.

De laatste tijd is de aandacht voor keuring en toezicht toege-

nomen, mede als gevolg van een aantal incidenten en de

noodzaak van bezuinigen. De vraag staat centraal hoe toezichts-

taken zo doelmatig mogelijk kunnen worden uitgevoerd, en

onder welke voorwaarden de rekening daarvoor bij anderen

dan de overheid kan worden gelegd. Tenzij daarbij bepaalde

uitgangspunten in acht worden genomen, kan dit leiden tot

erosie van het toezicht. Nadat de Raad van State in de

jaarverslagen over 2014 en 2015 aandacht voor dit onder werp

had gevraagd, kwam de doorberekening van toezichtskosten

in 2016 prominent aan de orde in een voorlichting aan de

Tweede Kamer over het rapport Maat houden 2014.64

De directe aanleiding daarvoor was kritiek van het bedrijfs-

leven over de tariefstelling van de Nederlandse Voedsel- en

Warenautoriteit.

Een belangrijk uitgangspunt van het rapport Maat houden 2014

– dat als algemene leidraad van de regering geldt – is dat

handhaving van wet- en regelgeving in beginsel uit de

algemene middelen moet worden gefinancierd, omdat deze

activiteiten plaatsvinden ten behoeve van het algemeen belang.

64 Voorlichting van 5 september 2016, Kamerstukken II 2015/16, 33 835,

nr. 46 (W15.16.0069/IV/Vo).

Page 52: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

50

Een uitzondering op dit uitgangspunt is mogelijk op grond van

het profijtbeginsel of het ‘beginsel van de veroorzaker betaalt’.

In de voorlichting maakt de Afdeling advisering een onder-

scheid tussen toelatingskosten en toezichtskosten.

Toelatingskosten zijn kosten voor vergunningen, erkenningen

en keuringen. Toezichtskosten zijn kosten die worden gemaakt

om te controleren of regelgeving wordt nageleefd. De Afdeling

advisering vindt doorberekening van toelatingskosten gerecht-

vaardigd. Niet vanwege het individuele profijt dat een

betrokkene heeft van de toelating, maar omdat betaald moet

worden voor een concreet aanwijsbare tegenprestatie in de

vorm van een ontheffing, keuring, erkenning of vergunning.

De kosten die de overheid maakt zijn dan ook de grondslag

voor de doorberekening, niet de (economische) waarde van de

toelating. Daarbij is van belang dat de tariefstelling zo nauw

mogelijk aansluit bij de directe kosten van de toelating.

De Afdeling advisering onderschrijft het uitgangspunt van de

regering dat de kosten van toezicht niet worden doorberekend.

Omdat toezicht niet in de eerste plaats een voordeel voor het

individu of voor de groep is, ziet zij geen rol voor toepassing

van het profijtbeginsel of het ‘beginsel van de veroorzaker

betaalt’. Afgezien daarvan constateert de Afdeling advisering

dat de grondslag voor doorberekening steeds verder is

verbreed, waardoor het uitgangspunt in haar tegendeel lijkt te

zijn veranderd. Indien er aanleiding is om de kosten wel door

te berekenen, is het daarom van belang de doorberekening zo

vorm te geven dat de hoofdregel niet wordt ondergraven.

Dit betekent dat in elk geval een deel van de toezichtskosten

uit de algemene middelen moet worden betaald. De vraag naar

de verdeling en het soort kosten is in abstracto moeilijk te

beantwoorden en uiteindelijk een politieke keuze. In essentie

gaat het om de vraag naar de aard en omvang van het toezicht

dat de overheid wenst en de prijs die zij bereid is daarvoor te

betalen. Daarbij is het niet de bedoeling dat louter begrotings-

doelen worden nagestreefd. Verder is het van belang is dat de

overheid zich aan een eenmaal gemaakte keuze houdt.

Het profijtbeginsel en het belang van het onderscheid tussen

toelating en toezicht kwam ook in de advisering aan de orde.

Zo maakte de Afdeling advisering over de bekostiging van een

toelatingsorganisatie die de kwaliteit van de bouw moet

waarborgen opmerkingen over de toepassing van het profijtbe-

ginsel. Zij acht het problematisch om in algemene bewoordin-

gen omschreven diensten (die mede betrekking hebben op de

taken van de toelatingsorganisatie) te gebruiken als basis voor

de doorberekening van toezichtskosten65. In een advies over

65 Advies van 30 juli 2015, Kamerstukken II 2015/16, 34 453, nr. 4

(W04.15.0156/I). In het bijzonder was de vraag aan de orde hoe een

tarievenstelsel dat is gebaseerd op de kosten van de behandeling van

een aanvraag om toelating zich verhoudt tot het voornemen

steekproefsgewijs inspecties uit te voeren tijdens de uitvoeringsfase

en bij de oplevering. Zulke inspecties moeten de betrouwbaarheid van

het kwaliteitsinstrument garanderen en lijken daarom te moeten

worden uitgevoerd op basis van een toezichts- en handhavings-

strategie van de toelatingsorganisatie. Dat verdraagt zich niet met een

tarievenstelsel voor nauwgezet gedefinieerde diensten aan de partijen

die het kwaliteitsinstrument aanbieden.

Page 53: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

51

een wijziging van het Mijnbouwbesluit ging het vooral om de

vraag of op het juiste wetgevingsniveau voldoende kenbaar is

voor welke soort activiteit kosten in rekening zullen worden

gebracht.66 Het ontwerpbesluit bepaalde niet meer dan dat de

vergoeding een vast bedrag is en dat dat bedrag kan verschillen

al naargelang de activiteit, de aard van de betrokken actoren en

de aard van de betrokken bedrijfsmiddelen. De Afdeling

adviseerde in het besluit de concrete activiteiten en maatstaven

op te nemen voor het bepalen van de hoogte van de tarieven.

3.4 Interbestuurlijke verhoudingen en

decentralisatie

In 2016 heeft de Afdeling advisering haar vierde beschouwing

over interbestuurlijke verhoudingen uitgebracht, onder de titel

‘En nu verder!’.67 Sinds de totstandkoming van de zogenoemde

Code Interbestuurlijke Verhoudingen in 2004 wordt de

Afdeling advisering periodiek door de regering, het

Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse

Gemeenten en de Unie van Waterschappen gevraagd een

beschouwing op te stellen over de interbestuurlijke verhoudingen

in Nederland. De vierde periodieke beschouwing richt zich op

de substantiële decentralisatie van bevoegdheden in het sociale

en fysieke domein.

66 Advies van 15 november 2016, Staatscourant 2017, nr. 168

(W15.16.0275/IV).

67 Advies van 30 september 2016, Kamerstukken II 2016/17, 34 550 VII,

nr. 12 (W04.15.0367/I).

In deze beschouwing merkt de Afdeling advisering op dat de

afgelopen periode tussen Rijk, provincies en gemeenten een

ingrijpende herschikking heeft plaatsgevonden van verant-

woordelijkheden en bevoegdheden. In het sociale domein

heeft de decentralisatie haar beslag gekregen met de Wet

maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet en de

Participatiewet. In het fysieke domein is dit nog gaande, met

een Omgevingswet die nog in werking moet treden.

De veranderingen zijn zo ingrijpend dat zij tijd nodig hebben

om verwezenlijkt te kunnen worden. De doorontwikkeling van

de interbestuurlijke verhoudingen is belangrijk om de doelstel-

lingen te behalen die met de decentralisaties zijn beoogd.

De herschikking van bevoegdheden in zowel het sociale als het

fysieke domein werkt door in het geheel van de interbestuur-

lijke verhoudingen. Zo maakt de decentralisatie een herijking

van het toezicht noodzakelijk. Tussen het toezicht door

horizontale verantwoording, interbestuurlijk toezicht en het

toezicht door de rijksinspecties zullen overzicht en samenhang

moeten worden gebracht, met inachtneming van de overdracht

van bevoegdheden. Dit is noodzakelijk om de effectiviteit van

het toezicht te versterken.

De Afdeling advisering vraagt in de beschouwing aandacht

voor belangwekkende thema’s als regiovorming, stelselverant-

woordelijkheid, democratische legitimatie, rechtsbescherming

en herijking van toezicht. Ze komt met een aantal aanbevelingen

voor Rijk, provincies en gemeenten.

Page 54: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

52

Door de decentralisaties zijn verantwoordelijkheden en

bevoegdheden naar gemeenten overgeheveld. Er blijft wel

sprake van medebewind, waarbij decentrale overheden de

plicht hebben mee te werken aan de uitvoering van regelingen

van de centrale overheid. Ieder van de betrokken overheden

draagt medeverantwoordelijkheid voor het stelsel als geheel en

kan daarop worden aangesproken. Er is dan sprake van

gedeelde stelselverantwoordelijkheid. Het functioneren van het

stelsel staat of valt met onderling vertrouwen in elkaars

rolvastheid en in het vermogen de gemaakte afspraken tijdig

en in onderling overleg na te komen.

Stelselverantwoordelijkheid mag geen alibi zijn voor het Rijk

om eenzijdig en in strijd met het uitgangspunt van de

decentralisatie in te grijpen in de uitoefening van gedecentrali-

seerde bevoegdheden. Regering en Tweede Kamer moeten

terughoudend omgaan met ‘ingrijpen’ en met het initiëren van

nieuwe regelgeving. De praktijk moet de komende jaren

ruimte krijgen om de doelstellingen van de decentralisaties te

verwezenlijken.

Bovendien zijn belangrijke randvoorwaarden voor het slagen

van decentralisatieoperaties ‘rolvastheid’ van de verschillende

bestuurslagen en – in samenhang daarmee – ‘bestendige

wetgeving’. In de adviezen van de afgelopen jaren is vaker aan

de orde gekomen dat wetsvoorstellen haaks staan op het stelsel

waarin die wijzigingen worden ingepast en de werking van het

stelsel als geheel kunnen ondergraven. Ook in 2016 heeft de

Afdeling advisering in een aantal adviezen gewezen op het

belang van de rolvastheid en bestendigheid, zowel met

betrekking tot decentralisaties als op andere terreinen.68

Bij de decentralisaties speelt de rolvastheid en bestendige

wetgeving in het bijzonder, nu hiermee is beoogd de regie en

de financiële verantwoordelijkheid op enkele beleidsterreinen

over te hevelen naar gemeenten. Die overheveling had in 2016

in het sociale domein nog maar net plaatsgevonden en in de

praktijk waren nog maar de eerste ervaringen opgedaan. Mede

op aandringen van de Tweede Kamer vormden enkele incidenten

desondanks aanleiding voor een zekere koerswijziging en

ingrijpen ‘van bovenaf ’. Dit ging onder meer om de regels ter

waarborging van een goede verhouding tussen de kwaliteit en

de prijs bij de inkoop van hulpverlening door gemeenten op

68 Eén van die andere terreinen is het zorgstelsel. In de praktijk blijkt dat

bij de tarief- en prestatieregulering van de zorg de groeiplafonds uit de

mede door de minister van VWS gesloten zorgakkoorden als leidend

worden beschouwd. Dat betekent dat er budgettering plaatsvindt in

een vraaggestuurd stelsel. Daardoor is het toezicht door de NZa op

marktpartijen in de knel gekomen (advies van 22 januari 2016,

Kamerstukken II 2015/16, 34 445, nr. 4, (W13.15.0369/III), over het

voorstel van wet houdende wijziging van de Wet marktordening

gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met

aanpassingen van de tarief- en prestatieregulering en het

markttoezicht op het terrein van de gezondheidszorg).

Page 55: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

53

grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 201569 en

het verplichten van beschut werk.70

In de adviezen over deze voorstellen heeft de Afdeling

advisering erop gewezen dat decentralisatie impliceert dat de

praktijk een kans moet krijgen en dat niet bij problemen of

incidenten onmiddellijk nieuwe wetgeving wordt geënta-

meerd. Eén van de uitgangspunten van de decentralisaties is dat

de beleidskeuzes bij de uitvoering van de gedecentraliseerde

taken in belangrijke mate aan gemeenten zelf worden

overgelaten. Dit vergt terughoudendheid, rolvastheid en

zelfbeheersing van de wetgever. Aanspreekbaarheid voor het

stelsel als geheel kan wél betekenen dat de rijksoverheid in

overleg treedt met andere overheden. Als zich problemen

voordoen, ligt het voor de hand om eerst te bezien hoe deze

binnen de kaders van de wet kunnen worden opgelost en wie

voor het nemen van de daarop gerichte maatregelen de

verantwoordelijkheid draagt. Pas in laatste instantie kan de

69 Advies van 2 november 2016, Staatscourant 2017, nr. 10324

(W13.16.0218/III), over het ontwerpbesluit houdende regels ter

waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de

levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de

kwaliteit van de voorziening en de continuïteit in de hulpverlening

tussen de cliënt en de hulpverlener.

70 Advies van 6 oktober 2016, Kamerstukken II 2016/17, 34 578, nr. 4,

blz. 4 (W12.16.0278/III), over het voorstel van wet tot wijziging van

Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het

verplichten van beschut werk en met betrekking tot het quotum van

arbeidsbeperkten en het openstellen van de Praktijkroute.

vraag aan de orde komen of het wettelijk stelsel wellicht moet

worden gewijzigd.

3.5 Bescherming persoonsgegevens

Het is een vaste advieslijn van de Afdeling advisering om te

benadrukken dat verwerking van persoonsgegevens in

overeenstemming moet zijn met nationale en internationale

bepalingen die de persoonlijke levenssfeer beogen te bescher-

men. Deze bepalingen zijn onder meer artikel 10 van de

Grondwet, artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming

van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden

(EVRM) en artikel 7 en 8 van het Handvest van de grond-

rechten van de Europese Unie. Dit betekent dat de verwerking

van persoonsgegevens noodzakelijk en proportioneel moet

zijn. Enkele juridische en maatschappelijke ontwikkelingen,

zowel in Nederland als in de rest van de Europese Unie en

daarbuiten, zijn van belang voor de wijze waarop ook de

Afdeling advisering vragen over de bescherming van de

persoonsgegevens beoordeelt.

Herziening gegevensbeschermingsrecht van de Europese Unie

Op 27 april 2016 heeft de Europese wetgever de algemene

verordening gegevensbescherming (EU) 2016/679 en de

richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging

(EU) 2016/680 vastgesteld. Deze nieuwe EU-regelgeving

moet de wetgeving in de lidstaten verder harmoniseren en zal

voor mei 2018 moeten hebben geleid tot aanpassing van de

Nederlandse wetgeving.

In de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de

Page 56: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

54

Europese Unie in Luxemburg is toenemende aandacht voor

de bescherming van persoonsgegevens. In navolging van

een aantal belangrijke arresten in 2014 (Digital Rights,

Google Spain) en 2015 (Schrems) concludeerde het Hof van

Justitie op 21 december 2016 in het arrest Tele2/Sverige

dat het recht van de Europese Unie zich verzet tegen een

algemene en ongedifferentieerde bewaarplicht.

Big Data

Met de groeiende technologische mogelijkheden om groot-

schalig informatie, waaronder persoonsgegevens (Big Data), te

verzamelen en te analyseren komt het belang van bescherming

van fundamentele rechten pregnant naar voren.

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR)

heeft in zijn in april 2016 uitgebrachte rapport Big Data in een

vrije en veilige samenleving aandacht besteed aan de kansen en

risico’s van de bestaande technische mogelijkheden om op

grote schaal gegevens te analyseren en te gebruiken. Analyses

van Big Data leiden enerzijds tot kennis die tot dusverre vaak

niet beschikbaar was en die de basis kan zijn voor innovatief

overheidsoptreden in onder meer het veiligheidsdomein.

Anderzijds kunnen de grootschalige verzameling, opslag en

analyse van gegevens door de overheid leiden tot aantasting

van de persoonlijke levenssfeer van burgers. Categorisering en

profilering van groepen burgers op basis van deze data zonder

rekening te houden met individuele omstandigheden kunnen

leiden tot onevenredige gevolgen voor een individu. Deze

ontwikkelingen werken geleidelijk steeds verder door in de

wetgeving. Het zwaartepunt in de bestaande regelgeving ligt

op de regulering van het verzamelen van data. De WRR pleit

ervoor dat die bestaande wetgeving wordt aangevuld met de

regulering van en het toezicht op de fases van de analyse en

het gebruik van Big Data.

Wetgeving en bescherming persoonsgegevens

Bij de beoordeling van noodzaak en proportionaliteit van de

verwerking van persoonsgegevens besteedt de Afdeling

advisering in de eerste plaats bijzondere aandacht aan de

rechtvaardiging van de gegevensverwerking en de lengte van

de bewaartermijnen. In het ontwerpbesluit tot verwerking van

persoonsgegevens bij selectieve woningtoewijzing ontbrak bij

de beoordeling van de huisvestingsvergunning in de visie van

de Afdeling advisering voldoende rechtvaardiging voor het

verstrekken van een woonverklaring aan het college van

burgemeester en wethouders, private partijen en huurders.71

In die woonverklaring kon informatie worden opgenomen

over gedragingen die ontleend zijn aan politiegegevens.

Deze zeer privacygevoelige gegevens konden op grond van het

voorstel ter beschikking komen van meer partijen dan strikt

noodzakelijk. Voorts achtte de Afdeling advisering het bewaren

van de gegevens op naam, enkel om te onderzoeken of een

afgewezen woningzoekende elders huisvesting heeft kunnen

vinden, disproportioneel gelet op de zwaarte van de inbreuk

op de privacy van de betrokkene.

Ook in het advies over de wijziging van de Wet wapens en

munitie en de Flora- en faunawet in verband met de verster-

71 Advies van 11 november 2016, W04.16.0246/I (Stb. 2016, 532).

Page 57: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

55

king van het stelsel ter beheersing van het legaal wapenbezit,72

wijst de Afdeling advisering op het ontbreken van een

noodzaak in de toelichting voor de verdere verwerking van

persoonsgegevens. Het voorstel tot modernisering van de Wet

op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten voldeed naar het

oordeel van de Afdeling advisering niet op alle punten aan de

vereisten die uit het EVRM voortvloeien, gelet op de

proportionaliteit van in het bijzonder de grootschalige

gegevensverzameling (Big Data).73 In het bijzonder uitte zij

ernstige twijfels over de verenigbaarheid met het EVRM van

de bewaartermijn van drie jaar van gegevens die bij ongerichte

interceptie zijn verzameld en die niet op relevantie zijn

onderzocht. De Afdeling adviseerde in het wetsvoorstel een

substantieel kortere bewaartermijn op te nemen. Ook in het

advies over het wetsvoorstel tot wijziging van de

Telecommunicatiewet en het Wetboek van Strafvordering in

verband met de bewaring van telecommunicatiegegevens

adviseerde zij om de bewaartermijnen te beperken tot

termijnen die strikt noodzakelijk zijn.74

In de tweede plaats onderstreept de Afdeling advisering de eis

van een deugdelijke wettelijke grondslag voor de verwerking

van persoonsgegevens. In het voorstel tot de oprichting van de

72 Advies van 18 december 2015, Kamerstukken II 2015/16, 34 432, nr. 4

(W03.15.0393/II).

73 Advies van 21 september 2016, Kamerstukken II 2016/17, 34 588, nr. 4

(W04.16.0097/I).

74 Advies van 25 januari 2016, Kamerstukken II 2015/16, 34 537, nr. 4

(W03.15.0387/II).

Dopingautoriteit was naar de opvatting van de Afdeling

advisering een ontoereikende grondslag gecreëerd voor de

verwerking van persoonsgegevens door deze autoriteit.

Door het voorstel ontstond geen rechtsverhouding tussen de

Dopingautoriteit en de sporter.75 Verder was onvoldoende

aandacht besteed aan de eisen die voortvloeien uit de Europese

richtlijn voor de bescherming van persoonsgegevens.76

Een adequate wettelijke grondslag ontbrak ook in het voorstel

voor het verstrekken van het burgerservicenummer aan private

partijen ten behoeve van authentificatiediensten voor het

elektronische berichtenverkeer met de burger (via

MijnOverheid, DigiD en DigiDMachtigen).77 De Afdeling

advisering maakte in dit advies tevens bezwaar tegen de

verstrekking van niet-gespecificeerde persoonsgegevens aan

niet nader omschreven derden.

3.6 Onafhankelijk begrotingstoezicht

Met ingang van 1 januari 2014 is de Afdeling advisering de

instantie die in Nederland is belast met het onafhankelijk

toezicht op de naleving van de begrotingsregels die in Europa

zijn afgesproken. Deze functie vloeit voort uit het

75 Advies van 26 mei 2016, Kamerstukken II 2015/16, 34 543, nr. 4

(W13.15.0408/III).

76 Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van

24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen

in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende

het vrije verkeer van die gegevens (Pb Nr. L 281).

77 Advies van 8 april 2016, W04.16.0008/I (Stb. 2016, 195).

Page 58: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

56

Stabiliteitsverdrag dat de lidstaten van de Europese Unie in

2012 hebben gesloten. Het Stabiliteitsverdrag heeft geleid tot

een forse uitbreiding van het aantal zogenoemde onafhanke-

lijke begrotingsraden in Europa. Waren er in 2010 nog slechts

zeven raden, inmiddels is dit aantal binnen de Europese Unie

opgelopen tot 26. Met uitzondering van Polen en Tsjechië

kennen alle lidstaten nu een begrotingsraad. Er bestaan wel

substantiële verschillen in de wijze waarop de functie van

begrotingsraad in de verschillende landen is ingevuld. België,

Luxemburg en Oostenrijk kennen een model dat vergelijkbaar

is met het Nederlandse model. In dat model zijn de traditio-

nele taken van een begrotingsraad belegd bij twee verschil-

lende instanties. Het gaat dan om enerzijds het maken of

‘goedkeuren’ van macro-economische ramingen en anderzijds

het vellen van een normatief oordeel over het naleven van de

Europese begrotingsregels.

Twee keer per jaar vindt er op initiatief van de Europese

Commissie overleg plaats tussen de Commissie en de nationale

raden. Dit overleg is bedoeld om de begrotingsraden te

informeren over actuele ontwikkelingen ten aanzien van

de toepassing van de Europese begrotingsregels door de

Commissie. Daarnaast wordt informatie verstrekt over

andere ontwikkelingen die relevant zijn voor de nationale

begrotingsraden, zoals de instelling per 2017 van de European

Fiscal Board, die nauw zal samenwerken met de nationale

begrotingsraden. Ook neemt de Afdeling advisering deel in

verschillende internationale netwerken, waaronder het

Network of EU Independent Fiscal Institutions en het

Network of Parliamentary Budget Officials and Independent

Fiscal Institutions van de Organisatie voor Economische

Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Deze netwerken

zijn gericht op informatiedeling en het uitwisselen van

best practices.

De Afdeling advisering heeft in 2016 twee beoordelingen in

het kader van het onafhankelijke begrotingstoezicht uitge-

bracht. In de voorjaarsrapportage van april concludeerde zij

dat in de zomer nog een forse beleidsinspanning nodig was

om de begroting voor 2016 en 2017 volledig aan de Europese

begrotingsregels te laten voldoen.78 Ook wees de Afdeling

advisering op de onzekerheden waarmee de economische

ramingen waren omgeven en op het belang om daarom in het

begrotingsbeleid voldoende manoeuvreerruimte te houden. In

haar septemberrapportage concludeerde de Afdeling advisering

dat de begroting voor 2017 niet op alle onderdelen in lijn was

met de Europese begrotingsregels.79 Daarnaast stelde zij vast

dat de regering aanpassingen pleegde aan de nationale

begrotingssystematiek om extra uitgaven aan maatschappelijke

prioriteiten en verbetering van de koopkracht te kunnen

inpassen. De Afdeling advisering waarschuwde dat deze

aanpassingen de geloofwaardigheid van het nationale, trend-

matige begrotingsbeleid kunnen ondergraven.

78 Voorjaarsrapportage Begrotingstoezicht van 12 april 2016, gepubliceerd

op de website van de Raad van State.

79 Septemberrapportage Begrotingstoezicht van 16 september 2016,

gepubliceerd op de website van de Raad van State.

Page 59: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

De Raad als bestuursrechter

4

Page 60: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,
Page 61: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

59

4.1 Inleiding

De Afdeling bestuursrechtspraak is hoogste algemene bestuurs-

rechter van het land. Zij heeft ook in 2016 laten zien in staat

te zijn een groot aantal uitspraken te doen met relatief korte

doorlooptijden. Naast tijdigheid, is eenheid in de samenhang

van de uitspraken een belangrijk kwaliteitscriterium.

Het bewaken van rechtseenheid en het bevorderen van

rechtsontwikkeling blijven zeer belangrijk in het werk van de

Afdeling bestuursrechtspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak doet haar zaken snel, relatief

goedkoop en op kwalitatief hoogwaardige wijze af. Burgers,

bedrijven en bestuursorganen hebben er belang bij dat

geschillen over infrastructurele projecten, bouwvergunningen,

subsidies, toeslagen of asielrechten snel worden beslecht. Door

de korte doorlooptijden die de Afdeling bestuursrechtspraak

ook in 2016 weer heeft bereikt, worden maatschappelijke

kosten, veroorzaakt door lange duur van procedures, tot een

minimum beperkt.

In 2016 kwamen 11.723 nieuwe zaken binnen en deed de

Afdeling bestuursrechtspraak 10.972 zaken af: 1.409 zaken in

de Ruimtelijke-ordeningskamer, 3.161 zaken in de Algemene

kamer en 6.402 zaken in de Vreemdelingenkamer.

De gemiddelde doorlooptijd van het totaal aantal afdoeningen

bedroeg in 2016 18 weken en is daarmee afgenomen ten

opzichte van 2015 (22 weken). Bij de Ruimtelijke-

ordeningskamer was de gemiddelde doorlooptijd in 2016

28 weken, bij de Algemene kamer was dat 33 weken en bij de

Vreemdelingenkamer 9 weken.

In de Ruimtelijke-ordeningskamer is de doorlooptijd licht

afgenomen (2015: 29 weken), in de Algemene kamer is de

doorlooptijd licht gestegen (2015: 30 weken) en in de

Vreemdelingenkamer is er een flinke afname van de doorloop-

tijd (2015: 15 weken). Een verdere specificatie van de

instroom, uitstroom en doorlooptijden is te vinden in het

onderdeel Bedrijfsvoering & cijfers van het digitale jaarverslag.80

Dit hoofdstuk is ook terug te vinden in het digitale

jaarverslag. In het jurisprudentieoverzicht van het digitale

jaarverslag zijn de uitspraken opgenomen die in 2016 een

belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de ontwikkeling van

de jurisprudentie. Het digitale jurisprudentieoverzicht bevat

samenvattingen van deze uitspraken.

Een onderwerp waarover de Afdeling bestuursrechtspraak zich

ook dit verslagjaar intensief heeft gebogen, is de indringend-

heid van de toetsing door de bestuursrechter. Zoals blijkt uit

paragraaf 2.3 van dit jaarverslag, kan er eerder spanning met

bepaalde rechtsbeginselen voelbaar worden als de overheid

strenger wordt. Dat heeft er onder meer toe geleid dat de

bestuursrechter op bepaalde terreinen overheidsbesluiten

indringender gaat toetsen. Daarnaast kan een indringender

toetsing het gevolg zijn van nieuwe wet- en regelgeving, zoals

de Procedurerichtlijn81 die is geïmplementeerd in het nieuwe

80 jaarverslag.raadvanstate.nl.

81 PbEU 2013, L 180/60.

Page 62: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

60

artikel 83a van de Vreemdelingenwet 2000. In paragraaf 4.2 zal

worden ingegaan op de ontwikkelingen op het gebied van de

toetsing door de bestuursrechter. Centraal daarbij staat de vraag

hoe indringend de toetsing door de bestuursrechter moet zijn

bij de beoordeling van besluiten waarbij het bestuur door de

wetgever afwegingsruimte is toegekend; ofwel in de vorm van

beleidsruimte ofwel in de vorm van beoordelingsruimte. Ook

wordt stilgestaan bij de toetsing van zogenoemde herhaalde

aanvragen. In de volgende paragraaf komen enkele richtingge-

vende uitspraken uit 2016 aan de orde.

4.2 Toetsing

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft een aantal belangrijke

uitspraken gedaan waarin (de indringendheid van) toetsing

centraal stond.

Indringender toetsing asielbesluit door bestuursrechter

Allereerst was er in het vreemdelingenrecht aandacht voor de

indringendheid van de toetsing door de bestuursrechter.

Het onderwerp was vooral actueel door de inwerkingtreding

van artikel 46, derde lid, van de Procedurerichtlijn, geïmple-

menteerd in het nieuwe artikel 83a van de Vreemde-

lingenwet 2000, en de gevolgen daarvan voor de toetsing van

besluiten over de geloofwaardigheid van een asielrelaas.

De Afdeling bestuursrechtspraak deed op 13 april 2016 in twee

zaken82 uitspraak over de indringendheid van de rechterlijke

82 ECLI:NL:RVS:2016:890 en ECLI:NL:RVS:2016:891.

toetsing in asielzaken. Zij is tot het oordeel gekomen dat de

rechter een standpunt van de staatssecretaris van Veiligheid en

Justitie over de geloofwaardigheid van een asielrelaas indrin-

gender toetst. De tot dat moment geldende terughoudende

rechterlijke toetsing van het geloofwaardigheidsoordeel is

daarbij verlaten. De staatssecretaris behoudt slechts beslissings-

ruimte bij zijn beoordeling van de verklaringen van een

vreemdeling die niet met bewijs zijn gestaafd. Dat hij die

beslissingsruimte heeft, laat echter onverlet dat hij de manier

waarop hij deze beslissingsruimte gebruikt van een deugdelijke

motivering moet voorzien, die voor de bestuursrechter

controleerbaar is.

De meer indringende toetsing is daarna in verschillende

uitspraken uitgewerkt en ook nu nog in ontwikkeling.

Zo heeft de Afdeling bestuursrechtspraak deze indringender

toetsing in vier uitspraken van 15 november 201683

gepreciseerd.

Mede op grond van artikel 72, derde lid, van de

Vreemdelingenwet 2000 had de Afdeling bestuursrechtspraak

al eerder duidelijk gemaakt dat de bestuursrechter in alle

gevallen ook de daadwerkelijke uitzetting van een vreemdeling

ten volle kan toetsen. In een uitspraak van 5 februari 201684 is

de rechtspraak over het systeem van rechtsbescherming bij

uitzetting nog eens samengevat.

83 ECLI:NL:RVS:2016:3007, ECLI:NL:RVS:2016:3008,

ECLI:NL:RVS:2016:3009 en ECLI:NL:RVS:2016:3010.

84 ECLI:NL:RVS:2016:353.

Page 63: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

61

Indringender toetsing in boetezaken

Ook in boetezaken die bij de Afdeling bestuursrechtspraak

aanhangig zijn, is de indringendheid van de toetsing veelvuldig

aan de orde geweest. In hoofdstuk 2 van dit jaarverslag is al

uitgebreid ingegaan op de ontwikkelingen op dit punt.

Indringender toetsing bij toepassing beleidsregels

Een ander voorbeeld van indringender toetsing is de toetsing

bij toepassing van beleidsregels. Op 26 oktober 201685 heeft de

Afdeling bestuursrechtspraak – anders dan voorheen – geoor-

deeld dat omstandigheden die bij het opstellen van een

beleidsregel zijn verdisconteerd, dan wel moeten worden

geacht te zijn verdisconteerd, niet reeds daarom buiten

beschouwing kunnen worden gelaten. In de praktijk blijkt dat,

ook al heeft het bestuursorgaan bij het opstellen van de

beleidsregel deze omstandigheden bezien, het daarmee niet

heeft kunnen voorzien of deze omstandigheden alleen of

tezamen in een concreet geval niettemin tot onevenredige

gevolgen leiden. Het bestuursorgaan moet naar het oordeel

van de Afdeling bestuursrechtspraak dan ook alle omstandighe-

den van het geval betrekken in zijn beoordeling. En het moet

bezien of deze omstandigheden op zichzelf dan wel tezamen

met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als

bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de

Algemene wet bestuursrecht. Deze bijzondere omstandigheden

maken dat het handelen volgens de beleidsregel gevolgen heeft

die onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die met de

beleidsregels worden gediend.

85 ECLI:NL:RVS:2016:2840.

Einde ne bis-beoordelingskader

In haar uitspraak van 22 juni 201686 heeft de Afdeling

bestuursrechtspraak haar jurisprudentie over de toetsing van

besluiten op tweede of latere asielaanvragen aangepast. Tot deze

uitspraak toetste zij een besluit op een tweede of latere

aanvraag alleen als de vreemdeling iets nieuws had aangevoerd,

de zogeheten ‘nova’. Als de vreemdeling niets nieuws had

aangevoerd en ook niet onmiskenbaar bleek dat hij in zijn land

van herkomst gevaar liep, was er voor rechterlijke toetsing van

het besluit op de tweede of latere aanvraag geen plaats.

Aanleiding voor het verlaten van deze lijn in asielzaken is de

systematiek van de Procedurerichtlijn. Die bevat ‘een uitdruk-

kelijke beoordelingssystematiek’ voor de staatssecretaris bij

tweede of latere asielaanvragen. Die beoordelingssystematiek is

geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Dit betekent

dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie opvolgende

asielaanvragen kan afwijzen vanwege het ontbreken van nova,

maar dat ook kan doen op inhoudelijke gronden. De bestuurs-

rechter zal dat besluit voortaan als uitgangspunt moeten nemen

bij zijn toetsing. Hij zal niet meer uit zichzelf beoordelen of er

nova zijn of niet. In de uitspraak heeft de Afdeling bestuurs-

rechtspraak verder overwogen dat als een vreemdeling geen

opvolgende asielaanvraag indient maar een verzoek aan de

staatssecretaris doet om een eerder afgewezen asielaanvraag

alsnog met terugwerkende kracht vanaf de datum van die

eerdere aanvraag in te willigen, de staatssecretaris op dat

verzoek zal moeten beslissen. Hij kan niet volstaan met de

beoordeling of de vreemdeling vanaf het moment van

86 ECLI:NL:RVS:2016:1759.

Page 64: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

62

indiening van zo’n verzoek in aanmerking komt voor

verlening van de asielvergunning. Als de staatssecretaris een

dergelijk verzoek niet inwilligt en de vreemdeling beroep

instelt, moet de bestuursrechter dat asielbesluit op dezelfde

manier toetsen als een besluit op een opvolgende asielaanvraag.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar uitspraak van

22 juni 2016 bepaald dat zij wat in deze uitspraak is overwo-

gen voortaan ook zal toepassen op andere zaken dan asielza-

ken, waarin het besluit is gebaseerd op de Vreemdelingenwet

2000 of op de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers. Dit

gelet op de verwevenheid tussen asiel- en reguliere procedures

sinds de inwerkingtreding van de Wet Modern Migratiebeleid

en voor de rechtseenheid binnen de vreemdelingenrechtspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft bepaald dat de nieuwe

lijn geldt met onmiddellijke ingang, omdat deze wijziging in

de rechtspraak begunstigend is voor vreemdelingen.

Op 23 november 201687 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak

deze nieuwe lijn doorgetrokken naar andere dan vreemdelin-

genzaken. In alle gevallen zal het besluit van het bestuursor-

gaan op een opvolgende aanvraag als uitgangspunt worden

genomen bij de toetsing. Datzelfde geldt voor verzoeken aan

een bestuursorgaan om terug te komen van een besluit.

De bestuursrechter zal dus niet meer uit zichzelf beoordelen of

er door de aanvrager iets nieuws is aangevoerd of niet. Als het

bestuursorgaan een herhaalde aanvraag of een verzoek terug te

komen van een eerder besluit op inhoudelijke gronden afwijst

alsof het de eerste aanvraag is – in plaats van te beoordelen of

87 ECLI:NL:RVS:2016:3131.

er nieuwe feiten of omstandigheden zijn – dan wordt het

besluit ook getoetst alsof dit het eerste besluit op de aanvraag

is. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft ook hier bepaald dat

de nieuwe lijn met onmiddellijke ingang geldt, ongeacht in

welk stadium van behandeling de zaak zich bevindt.

Dat de hoogste bestuursrechters het belang van rechtseenheid

onderkennen, blijkt daarna wederom en wel uit de uitspraak

van de Centrale Raad van Beroep van 20 december 2016.88

In deze uitspraak heeft de Centrale Raad in een zaak op het

terrein van het socialeverzekeringsrecht overwogen de

uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van

23 november 2016 te onderschrijven en met onmiddellijke

ingang deze nieuwe lijn te hanteren.

4.3 Bewaken rechtseenheid en bevorderen

rechtsontwikkeling

4.3.1 Bewaken rechtseenheid

In de Commissie rechtseenheid bestuursrecht, waarin de

Afdeling bestuursrechtspraak, de Hoge Raad, de Centrale Raad

van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven

zijn vertegenwoordigd, wordt al ongeveer zes jaar intensief

samengewerkt tussen de hoogste bestuursrechters. Deze

commissie heeft de belangrijke taak de rechtseenheid tussen de

vier hoogste bestuursrechters te bevorderen. Dat doet de

commissie door onderling af te stemmen en zo de verschillen in

rechtspraak zo veel mogelijk weg te werken én te voorkomen

88 ECLI:NL:CRVB:2016:4872.

Page 65: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

63

dat er verschillen in rechtspraak ontstaan. De resultaten die op

dat vlak in 2016 zijn geboekt, komen hierna aan bod.

In het kader van de discussie over het inmiddels ingetrokken

wetsvoorstel Organisatie hoogste bestuursrechtspraak hebben de

minister van Veiligheid en Justitie en de minister van

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Commissie

rechtseenheid bestuursrecht onder voorzitterschap van professor

Scheltema ingesteld.89 Deze Commissie Scheltema is verzocht

om het kabinet te adviseren over de wijze waarop kan worden

voorzien in rechtseenheid binnen het bestuursrecht en tussen

het bestuursrecht en de andere rechtsgebieden, binnen de kaders

van de voornemens van het kabinet over de vormgeving van de

hoogste bestuursrechtspraak.

In augustus 2016 is het rapport van de Commissie Scheltema

verschenen. Met het oog op de rechtseenheid is in het rapport

onder meer geadviseerd wettelijk vast te leggen dat de hoogste

bestuursrechters samenwerken. Daarmee sluit het rapport goed

aan bij de al jaren bestaande praktijk van intensieve samenwer-

king tussen de vier hoogste bestuursrechters in de Commissie

rechtseenheid bestuursrecht. Met deze samenwerking is tijdens

én na de ontwikkelingen rondom het wetsvoorstel krachtig

voortgegaan.

89 Voor het leesgemak wordt deze commissie hier de Commissie

Scheltema genoemd. Deze commissie moet niet worden verward met

de Commissie rechtseenheid bestuursrecht, waarin de vier hoogste

bestuursrechters zijn vertegenwoordigd.

4.3.2 Resultaten rechtseenheid

Genoemd kunnen hier allereerst worden de uitspraken van

de Afdeling bestuursrechtspraak van 22 juni 201690 en

23 november 2016.91 Hierin heeft de Afdeling bestuursrecht-

spraak – in de eerste uitspraak voor vreemdelingenzaken en in

de tweede uitspraak ook voor alle andere zaken – het zoge-

noemde ne bis-beoordelingskader bij besluiten op herhaalde

aanvragen losgelaten. En genoemd kan worden de uitspraak

van de Centrale Raad van Beroep van 20 december 2016

waarin daarbij is aangesloten. Anders dan voorheen toetst de

bestuursrechter niet meer uit zichzelf of er nieuwe feiten of

veranderde omstandigheden naar voren zijn gebracht, maar

neemt hij het besluit van het bestuursorgaan als uitgangspunt.92

Verder kan worden gewezen op de uitspraak van de Afdeling

bestuursrechtspraak van 12 oktober 2016.93 Hierin is in

aansluiting op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep

van 13 februari 201594 aangegeven dat van een rechtszoekende

geen griffierecht wordt geheven, als het daardoor voor hem

onmogelijk of uiterst moeilijk is om gebruik te maken van een

rechtsgang. Bij de beoordeling van het beroep op betalings-

onmacht wordt daarbij uitgegaan van het inkomen waarover

een rechtzoekende maandelijks kan beschikken. Daarbij wordt

rekening gehouden met beslagen die op het inkomen van de

90 ECLI:NL:RVS:2016:1759.

91 ECLI:NL:RVS:2016:3131.

92 Zie verder in paragraaf 4.6.

93 ECLI:NL:RVS:2016:2730.

94 ECLI:NL:CRVB:2015:282.

Page 66: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

64

rechtzoekende zijn gelegd, waaronder een zogeheten bronhef-

fing. In de uitspraak is ook aangegeven dat bij misbruik van

recht een beroep op betalingsonmacht door de rechter kan

worden afgewezen en dus wel griffierecht zal moeten worden

betaald. Verder heeft de Afdeling bestuursrechtspraak in

verschillende uitspraken95 aangesloten bij het overzichtsarrest

van de Hoge Raad van 19 februari 201696, over immateriële

schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn.

Ten slotte kan hier worden gewezen op de conclusie die de

voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak op

10 november 2016 heeft gevraagd aan staatsraad advocaat-

generaal Keus in een boetezaak.97 De vragen die de voorzitter

van de Afdeling bestuursrechtspraak daarbij onder meer over

het bewijsrecht bij boetes heeft gesteld, zijn voor alle hoogste

bestuursrechters van belang. Niet alleen de Afdeling bestuurs-

rechtspraak, maar ook de Centrale Raad van Beroep, het

College van Beroep voor het bedrijfsleven en de belasting-

kamer van de Hoge Raad behandelen geschillen over boetes.

Daarnaast bestaat ook een verbinding met de strafrechtspraak,

waarin soortgelijke vragen al veel langer aan de orde zijn.

95 Zie onder meer de uitspraken van 11 maart 2016,

ECLI:NL:RVS:2016:750, 22 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1733 en

28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2562.

96 ECLI:NL:HR:2016:252.

97 Zie hierna in paragraaf 4.3.3.

4.3.3 Verzoeken om conclusie en de grote kamer

In 2016 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrecht-

spraak driemaal een conclusie gevraagd aan een staatsraad

advocaat-generaal. In twee zaken uit 2015 waarin een

conclusie was gevraagd, deed de Afdeling bestuursrechtspraak

in 2016 uitspraak. Omdat pas een verzoek om een conclusie

wordt gedaan wanneer een fundamentele rechtsvraag aan de

orde is, hebben de conclusies en de daarop volgende uitspraken

grote betekenis.

Correctie van het relativiteitsvereiste in het bestuursrecht

Op 16 maart 2016 deed de Afdeling bestuursrechtspraak

uitspraak over het al dan niet bestaan van een correctie op het

relativiteitsvereiste in het bestuursrecht.98 Zo’n correctie staat

in het privaatrecht bekend als de correctie-Langemeijer.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak had in 2015

in deze zaak een conclusie gevraagd aan staatsraad advocaat-

generaal Widdershoven. De Afdeling bestuursrechtspraak is in

navolging van de staatsraad advocaat-generaal van oordeel dat

de toepassing van het relativiteitsvereiste gecorrigeerd moet

worden bij een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel en

het gelijkheidsbeginsel. In zo’n geval kan bijvoorbeeld een

concurrent bereiken dat de rechter toch beoordeelt of een

norm als de veiligheid in de directe omgeving van een

activiteit waarvan een vergunning is gevraagd, is geschonden,

terwijl die norm niet geschreven is om zijn belangen te

beschermen, bijvoorbeeld als die normen bij die concurrent

anders zijn toegepast.

98 ECLI:NL:RVS:2016:732.

Page 67: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

65

Maximaal vijf jaar om voorschot van de Belastingdienst/

Toeslagen te herzien en toeslag vast te stellen

De Afdeling bestuursrechtspraak deed op 1 juni 2016 uitspraak

in een aantal zaken99 waarin de voorzitter van de Afdeling

bestuursrechtspraak in 2015 aan staatsraad advocaat-generaal

Keus had gevraagd om een conclusie. Het ging om zaken

waarbij de Belastingdienst/Toeslagen voorschotten voor

kinderopvangtoeslag in het nadeel van de aanvragers heeft

herzien of de toeslag lager definitief heeft vastgesteld. Volgens

de zes particulieren was de Belastingdienst/Toeslagen daartoe

niet meer bevoegd vanwege de termijn daarvoor, die inmiddels

was verstreken. Zij wezen er daarbij op dat zij na vijf jaar ook

niet meer beschikken over betalingsbewijzen. De Afdeling

bestuursrechtspraak heeft in lijn met de conclusie geoordeeld

dat de termijn waarbinnen de Belastingdienst/Toeslagen een

voorschot in het nadeel van de aanvrager kan herzien of

waarbinnen hij de definitieve toeslag lager kan vaststellen,

vijf jaar na de laatste dag van het berekeningsjaar vervalt.

Dit betekent dat de Belastingdienst/Toeslagen na die termijn

niet meer een deel van de verstrekte kinderopvangtoeslag mag

terugvorderen.

Veilige landen

Op 14 september 2016 deed de Afdeling bestuursrechtspraak

uitspraak in een zaak over de vraag of Albanië een veilig land

99 ECLI:NL:RVS:2016:1484, ECLI:NL:RVS:2016:1485,

ECLI:NL:RVS:2016:1486, ECLI:NL:RVS:2016:1487,

ECLI:NL:RVS:2016:1493 en ECLI:NL:RVS:2016:1501.

van herkomst is.100 In die zaak had de voorzitter van de

Afdeling bestuursrechtspraak aan staatsraad advocaat-generaal

Widdershoven een conclusie gevraagd. Die conclusie ging over

de vraag of de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie bij de

afwijzing van een asielaanvraag kan verwijzen naar een

nationale lijst waarop zogenoemde veilige landen van herkomst

staan, of dat hij nader moet motiveren waarom een land als

veilig kan worden beschouwd en de vreemdeling daarom niet

in aanmerking komt voor een asielvergunning. De Afdeling

bestuursrechtspraak heeft in deze uitspraak uitgelegd onder

welke voorwaarden een land als veilig land van herkomst kan

worden aangemerkt. In zo’n land moeten wetten bestaan die

schendingen van mensenrechten verbieden. Mensen uit dat

land moeten ook in de praktijk beschermd worden.

De staatssecretaris moet dit zorgvuldig onderzoeken en

toelichten. Daarnaast moet de staatssecretaris ingaan op wat

een vreemdeling over de veiligheidssituatie in zijn land van

herkomst zegt én moet hij beoordelen of die vreemdeling

door zijn persoonlijke omstandigheden toch problemen heeft

te vrezen waartegen hij geen bescherming kan krijgen.

De Nederlandse bestuursrechter zal beide aspecten van het

asielbesluit steeds grondig moeten toetsen. In dit geval mocht

de staatssecretaris de asielvergunningen van twee vrouwen uit

Albanië weigeren. Naar het oordeel van de Afdeling bestuurs-

rechtspraak is op basis van zorgvuldig onderzoek komen vast te

staan dat Albanië een veilig land van herkomst is.

100 ECLI:NL:RVS:2016:2474.

Page 68: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

66

Op 1 februari 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak

vervolgens in twee zaken geoordeeld dat de staatssecretaris van

Veiligheid en Justitie Marokko terecht heeft aangewezen als

veilig land van herkomst.101 Hij heeft daarbij bovendien een

uitzondering mogen maken voor lesbiennes, homoseksuelen,

biseksuelen en transgenders, de zogenoemde LHBT’s.

De staatssecretaris kon de gevraagde asielvergunningen van

twee vreemdelingen uit Marokko daarom ook weigeren, aldus

de Afdeling bestuursrechtspraak.

Gelijke kansen en transparantie bij verdeling van schaarse

vergunningen

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft op 2 november 2016

in een grote kamer uitspraak gedaan over de exploitatie- en

aanwezigheidsvergunning die de burgemeester van Vlaardingen

aan Hommerson Casino verleende voor een speelautomaten-

hal aan het Veerplein. Het College van Beroep voor het

bedrijfsleven was met het oog op de rechtseenheid door zijn

fungerend president in de zittingskamer vertegenwoordigd.

Omdat de gemeentelijke verordening de exploitatie van slechts

één speelautomatenhal in de gemeente toestaat, wees de

burgemeester de aanvraag van een ander speelautomatenbedrijf

af. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft in

deze zaak eerder staatsraad advocaat-generaal Widdershoven

verzocht om een conclusie te nemen. De Afdeling bestuurs-

rechtspraak heeft geoordeeld dat bij de verdeling van zoge-

noemde schaarse vergunningen potentiële gegadigden gelijke

101 ECLI:NL:RVS:2017:209 en ECLI:NL:RVS:2017:210.

kansen moeten krijgen om in een transparante procedure mee

te dingen naar zo’n vergunning. In een gemeentelijke

verordening mogen beperkingen worden gesteld aan de

mededinging, maar die mag daarmee niet volledig worden

uitgesloten.

Bewijs in boetezaken

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft op

10 november 2016 een conclusie gevraagd aan staatsraad

advocaat-generaal Keus in een zaak over een boete op grond

van de Wet arbeid vreemdelingen. In een groot aantal boete-

zaken speelt de vraag over hoe moet worden omgegaan met

het verzamelen van bewijs. De staatsraad advocaat-generaal is

gevraagd te onderzoeken welke waarborgen in acht moeten

worden genomen bij het vergaren van bewijs in boetezaken.

In het bijzonder is aandacht gevraagd voor de waarborgen die

zouden moeten gelden bij het afleggen van verklaringen bij de

toezichthouder, en hoe moet worden omgegaan met verkla-

ringen die pas later in de procedure worden overgelegd door

degene die is beboet. Ook is de staatsraad advocaat-generaal

gevraagd onderzoek te doen naar de toelaatbaarheid van en

grenzen aan bewijsvergaring in een later stadium van de

procedure door het bestuursorgaan dat de boete heeft

opgelegd. Een grote kamer heeft de zaak op 16 februari 2017

op een zitting behandeld, waarin alle vier de hoogste bestuurs-

rechters waren vertegenwoordigd.

Page 69: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

67

Grote kamers

Naast deze grote kamers heeft het College van Beroep

voor het bedrijfsleven in december 2016 een grote kamer

geformeerd in een zaak over artikel 5:44 van de Algemene wet

bestuursrecht. In die zaak heeft de president van het College

van Beroep voor het bedrijfsleven een conclusie gevraagd.

4.3.4 Klankbordgroep rechtsvorming bestuursrecht

In 2015 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrecht-

spraak in overeenstemming met de beide staatsraden advocaat-

generaal de Klankbordgroep rechtsvorming bestuursrecht ingesteld.

Deze bestaat uit deskundigen op het terrein van het bestuurs-

recht, uit wetenschap en praktijk.102 De klankbordgroep kan

bijdragen aan het versterken van de instrumenten die de

voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak in staat stellen

102 De klankbordgroep bestaat uit de volgende leden:

J.E.M. Polak, voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak;

R.J.G.M. Widdershoven, staatsraad advocaat-generaal;

L.A.D. Keus, staatsraad advocaat-generaal; N. Verheij, staatsraad;

J.C.A. de Poorter, raadadviseur bij de Raad van State; J. de Hullu,

raadsheer in de Hoge Raad en staatsraad in buitengewone dienst;

D.A. Verburg, rechter in de rechtbank Midden-Nederland;

P.H.A. Knol, rechter in de rechtbank Amsterdam; J.J.W.P. van Gastel,

rechter in de rechtbank Gelderland; A.B. Blomberg, NGNB Advocaten;

J.R. van Angeren, Stibbe; E.C. Pietermaat, Pels Rijcken & Droogleever

Fortuijn; W. den Ouden, hoogleraar bestuursrecht Universiteit Leiden;

R.J.N. Schlössels, hoogleraar bestuursrecht Radboud Universiteit

Nijmegen; H. Battjes, hoogleraar migratierecht Vrije Universiteit

Amsterdam.

kennis te nemen van kwesties die zich lenen voor een

rechtsvormende uitspraak. Bovendien biedt de klankbordgroep

een mogelijkheid om in dialoog te treden met betrokkenen bij

het proces van rechterlijke rechtsvorming. De klankbordgroep

draagt een informeel karakter en zal ten minste éénmaal per

jaar bijeenkomen. In 2016 is de klankbordgroep voor de eerste

keer bijeen geweest. Gesproken is over de inzet van instrumen-

ten als de gemengd samengestelde ‘gewone’ meervoudige

kamer, de grote kamer en de conclusie. Daarbij is toegelicht

wat de overwegingen zijn geweest die tot dusver een rol

hebben gespeeld bij de inzet van deze instrumenten.

De klankbordgroep toonde zich een voorstander van het

veelvuldig benutten van deze instrumenten. Ook is van

gedachten gewisseld over mogelijke onderwerpen die zich

hiervoor lenen. Een aantal onderwerpen dat werd genoemd,

hing samen met de rechterlijke toetsing van bestuurlijke

punitieve sancties. De gedachtewisseling in de klankbordgroep

heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak mede

aanleiding gegeven tot het vragen van een conclusie aan

staatsraad advocaat-generaal Keus in de boetezaken die

inmiddels op 16 februari 2017 op zitting zijn behandeld door

een grote kamer. Ook heeft hetgeen in de klankborgroep naar

voren is gebracht een rol gespeeld bij de totstandkoming van

de overzichtsuitspraak over planschade. De Afdeling bestuurs-

rechtspraak heeft deze uitspraak op 28 september 2016

gedaan103, en heeft daarin gerefereerd aan de gebleken behoefte

aan zo’n uitspraak.

103 ECLI:NL:RVS:2016:2582.

Page 70: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

68

4.3.5 Prejudiciële verwijzingen

In 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak tweemaal

prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de

Europese Gemeenschappen.

In de verwijzingsuitspraak van 13 januari 2016104 heeft de

Afdeling bestuursrechtspraak uitleg gevraagd over de Europese

Dienstenrichtlijn. De Afdeling bestuursrechtspraak wil

allereerst van het Hof van Justitie weten of detailhandel, die

bestaat uit de verkoop van goederen aan consumenten, een

dienst is. Daarnaast wil zij weten of de Dienstenrichtlijn van

toepassing is op ruimtelijke-ordeningsvoorschriften die ertoe

strekken de leefbaarheid van het stadscentrum te behouden en

leegstand tegen te gaan. Ten derde wil de Afdeling bestuurs-

rechtspraak duidelijkheid over de vraag of in deze zaak sprake

is van een zogenoemde ‘zuiver interne situatie’ en of de

Dienstenrichtlijn op zo’n situatie van toepassing is.

Als de Dienstenrichtlijn volgens het Hof van Justitie op deze

zaak moet worden toegepast, ziet de Afdeling bestuursrecht-

spraak zich voor de volgende vragen gesteld. Zij vraagt of de

ruimtelijke-ordeningsvoorschriften in deze zaak moeten

worden aangemerkt als eisen of als een vergunningstelsel zoals

bedoeld in de Dienstenrichtlijn. Afhankelijk van het antwoord

op die vraag wil de Afdeling bestuursrechtspraak weten of deze

voorschriften in strijd zijn met de Dienstenrichtlijn. Mocht de

Dienstenrichtlijn niet van toepassing zijn, dan wil de Afdeling

bestuursrechtspraak antwoord op de vraag of de algemene

104 ECLI:NL:RVS:2016:75.

verdragsbepalingen voor het vrij verkeer gelden en of die aan de

voorschriften van het bestemmingsplan in de weg staan.

In de verwijzingsuitspraak van 18 mei 2016105 heeft de Afdeling

bestuursrechtspraak aan het Hof van Justitie een vraag gesteld

over de verkleining van het Natura 2000-gebied Haringvliet.

De Afdeling bestuursrechtspraak wil weten of het besluit van de

Europese Commissie geldig is om de Leenheerenpolder niet

langer aan te wijzen als Habitatrichtlijngebied.

In 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak in acht zaken

einduitspraak106 gedaan na beantwoording van prejudiciële

vragen door het Hof van Justitie. Die zaken gingen over

bepalingen uit de Dienstenrichtlijn, het Oplosmiddelenbesluit,

de Opvangrichtlijn, de Europese verordening die recht geeft

op financiële compensatie na een langdurig vertraagde of

geannuleerde vlucht, het Besluit 2013/448/EU en Richtlijn

2003/87/EG.

105 ECLI:NL:RVS:2016:1351.

106 Uitspraak van 27 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:160 (HvJ EU zaak

C-340/14), uitspraak van 27 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:168

(HvJ EU zaak 341/14), uitspraak van 9 maart 2016,

ECLI:NL:RVS:2016:646 (HvJ EU zaak C-81/14), uitspraak van 8 april

2016, ECLI:NL:RVS:2016:959 (HvJ EU zaak C-601/15 PPU), uitspraken

van 22 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1732 en ECLI:NL:RVS:2016:1733

(HvJ EU zaken C-145/15 en 146/15), uitspraak van 31 augustus 2016,

ECLI:NL:RVS:2016:2354 (HvJ EU zaak C-295/14) en uitspraak van

5 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2625 (HvJ EU C-158/15).

Page 71: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

69

4.3.6 Samenwerking met het Gemeenschappelijk Hof

In alle landen van het Koninkrijk is onafhankelijke en

onpartijdige rechtspraak een fundament van de rechtsorde.

Het handhaven en versterken van dat fundament is een

gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. In dat kader past

de nauwe samenwerking tussen de Raad van State en het

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao,

Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Deze

houdt onder meer een vruchtbare uitwisseling in van kennis

en ervaring op het gebied van bestuursrechtspraak binnen het

Koninkrijk. Daartoe bestaat te meer aanleiding nu het

Gemeenschappelijk Hof sinds 10 oktober 2010 voor Caribisch

Nederland de functie vervult die de Afdeling bestuursrecht-

spraak in Nederland vervult.

Voor deze samenwerkingsvorm is een aantal leden van de

Afdeling bestuursrechtspraak benoemd tot plaatsvervangend lid

van het Hof.107 Door deze personele samenwerking wordt

geborgd dat er binnen het Koninkrijk rechtseenheid in het

bestuursrecht is. De samenwerking met het Gemeenschappelijk

Hof is ook in 2016 voorspoedig verlopen.

107 De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak J.E.M. Polak,

staatsraad H.G. Lubberdink, staatsraad A.W.M. Bijloos en

staatsraad J. Th. Drop.

4.4 Stand van zaken digitalisering

In zijn brief aan de Eerste en Tweede Kamer van

8 november 2016108 heeft de minister van Veiligheid en Justitie

bericht over de voortgang van het programma Kwaliteit en

Innovatie rechtspraak (KEI). In dat programma wordt gewerkt

aan vereenvoudigde, digitale, toegankelijke en efficiënte

processen in onder meer het bestuursrecht.

De Afdeling bestuursrechtspraak is aangesloten bij het

programma KEI van de Raad voor de rechtspraak en werkt

daarbij nauw samen met de Hoge Raad. Dit betekent dat de

Afdeling bestuursrechtspraak bij de bouw en inrichting van

haar digitaal portaal aansluit bij de wijze waarop dit portaal

voor de rechtspraak wordt ingericht. Via dat digitaal portaal

kunnen procedures worden aangebracht en processtukken

worden ingediend, krijgen partijen toegang tot alle processtuk-

ken van hun zaak en kan het verloop van de procedure

worden gevolgd. Er is voorzien in een digitale koppeling

tussen het systeem van de rechtbanken en dat van de Afdeling

bestuursrechtspraak, zodat straks de dossiers in hogerberoeps-

zaken op digitale wijze bij de Afdeling bestuursrechtspraak

kunnen worden aangeleverd.

108 Kamerstukken II 2016/17, 29 279, nr. 355.

Page 72: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

70

4.5 Leesbaarheid en toegankelijkheid van

uitspraken

In het verslagjaar heeft de Afdeling bestuursrechtspraak ook

aandacht besteed aan de leesbaarheid en toegankelijkheid van

haar uitspraken. De Afdeling bestuursrechtspraak was eerder al

begonnen om sommige lange uitspraken te eindigen met een

samenvatting. Hierin wordt de kern van de uitspraak op een

nog meer toegankelijke wijze weergegeven, zonder de finesses

van de uitspraak geweld aan te doen. In 2016 is besloten om

de uitspraken ook op andere onderdelen meer toegankelijk te

maken voor anderen dan de juridische fijnproevers. Het gaat

daarbij onder meer om het opnemen van context (‘waar gaat

de zaak over?’), leeswijzers, tussenkopjes en het weergeven van

het wettelijke kader in een bijlage bij de uitspraak.

4.6 Andere vermeldenswaardige uitspraken

In 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak naast de al

beschreven uitspraken onder meer de volgende uitspraken

gedaan waarvoor veel belangstelling was.

Aantal bepalingen uitvoeringsbesluit Crisis- en

herstelwet niet langer van toepassing

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft op 3 februari 2016 het

bestemmingsplan ‘Spoorzone’ van de gemeente Culemborg

vernietigd dat de herinrichting van het stationsgebied mogelijk

maakt.109 Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak

109 ECLI:NL:RVS:2016:201.

is gebruikgemaakt van enkele bepalingen uit het Besluit

uitvoering Crisis- en herstelwet die onverbindend zijn.

Op grond van de Crisis- en herstelwet kan een project worden

aangewezen als experiment als dat bijdraagt aan innovatieve

ontwikkelingen, duurzaamheid en aan het bestrijden van de

economische crisis. In het Besluit uitvoering Crisis- en

herstelwet is een aantal projecten opgenomen die zijn

aangewezen als experiment, waaronder het project Spoorzone

van de gemeente Culemborg. Voor deze projecten geldt dat

van diverse planologische en milieuregels mag worden

afgeweken. Zo mag de looptijd van een bestemmingsplan niet

de gebruikelijke tien jaar, maar een periode van twintig jaar

bedragen. In de Crisis- en herstelwet staat dat in het uitvoe-

ringsbesluit moet worden bepaald van welke planologische en

milieuregels mag worden afgeweken en voor welke periode.

In het uitvoeringsbesluit staat echter niet hoelang gebruikge-

maakt mag worden van de mogelijkheid om af te wijken van

de normale wettelijke regels. Dat is in strijd met de Crisis- en

herstelwet, aldus Afdeling bestuursrechtspraak. Daarom zijn die

bepalingen uit het uitvoeringsbesluit onverbindend en zijn

deze niet langer van toepassing.

Vreemdeling mag in bewaring worden gesteld bij

aanvraag asiel

Op 8 april 2016110 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak

uitspraak gedaan in een bewaringszaak waarin zij eerder

prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie had gesteld over

een bepaling uit de Opvangrichtlijn. De Afdeling bestuurs-

110 ECLI:NL:RVS:2016:959.

Page 73: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

71

rechtspraak heeft geoordeeld dat een vreemdeling tijdens de

behandeling van een herhaalde asielaanvraag in bewaring mag

worden gesteld, ook al is een uitzetting op dat moment nog

niet aan de orde. Het terugkeerbesluit dat eerder tegen hem is

uitgevaardigd en op grond waarvan hij kan worden uitgezet,

vervalt niet meer automatisch. Het wordt alleen geschorst door

de asielaanvraag. De uitzetting kan worden hervat als de

asielaanvraag wordt afgewezen, aldus de Afdeling

bestuursrechtspraak.

Bevel aan huisarts Tuitjenhorn onterecht gegeven

Bij uitspraak van 1 juni 2016111 heeft de Afdeling bestuurs-

rechtspraak geoordeeld dat de inspecteur voor de gezondheids-

zorg in oktober 2013 aan een huisarts in Tuitjenhorn niet het

bevel had mogen geven gedurende zeven dagen geen zorg

meer te verlenen.

De Kwaliteitswet zorginstellingen bepaalt dat de inspecteur

alleen een bevel kan geven als er een gevaar voor de veiligheid

of de gezondheid is én het nemen van maatregelen niet

uitgesteld kan worden. De Afdeling bestuursrechtspraak is van

oordeel dat in dit geval niet aan deze tweede voorwaarde is

voldaan. De inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat er

een reëel risico bestond dat de huisarts zijn werkzaamheden

binnen afzienbare tijd zou hervatten en dat dit slechts door het

geven van een bevel was te voorkomen. De Afdeling bestuurs-

rechtspraak heeft als hoogste bestuursrechter alleen de

rechtmatigheid van het bevel beoordeeld zoals de inspecteur

dat in oktober 2013 heeft gegeven op grond van de

111 ECLI:NL:RVS:2016:1502.

Kwaliteitswet zorginstellingen. Gebeurtenissen na dit bevel van

de inspecteur, zoals het overlijden van de huisarts en het

maatschappelijk debat over de palliatieve zorg, mag de

bestuursrechter niet bij zijn rechtmatigheidsoordeel betrekken.

Niet via staatssecretaris compensatie afdwingen bij vertraagde

of geannuleerde vlucht

Op 22 juni 2016 deed de Afdeling bestuursrechtspraak

uitspraak in twee zaken112 waarin enkele passagiers de staats-

secretaris van Infrastructuur en Milieu hadden gevraagd om

maatregelen te nemen tegen twee luchtvaartmaatschappijen.

Deze luchtvaartmaatschappijen hadden geweigerd de passagiers

financieel te compenseren na een vertraagde en een geannu-

leerde vlucht. De Afdeling bestuursrechtspraak stelde in deze

zaken eerder prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie over

de uitleg van de Europese verordening die recht geeft op

financiële compensatie na een langdurig vertraagde of

geannuleerde vlucht. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft

geoordeeld dat passagiers niet via de staatssecretaris financiële

compensatie bij een luchtvaartmaatschappij kunnen afdwingen.

De Europese verordening verplicht de staatssecretaris niet om

in elk individueel geval afzonderlijk op verzoek van een of

meer passagiers handhavend op te treden tegen luchtvaart-

maatschappijen om financiële compensatie af te dwingen.

Omdat ook het Nederlandse recht geen juridische basis biedt

voor de staatssecretaris om maatregelen te treffen en daarmee

compensatie af te dwingen, is de staatssecretaris naar het

oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak niet bevoegd

112 ECLI:NL:RVS:2016:1732 en ECLI:NL:RVS:2016:1733.

Page 74: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

72

individuele handhavingsverzoeken van passagiers in te willigen.

Een passagier kan bij de civiele rechter terecht om financiële

compensatie af te dwingen.

Verwijzen van uitgeprocedeerde vreemdelingen naar

gemeentelijke bed-bad-broodvoorziening

Op 29 juni 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak in

twee uitspraken113 geoordeeld dat het college van burgemeester

en wethouders van Amsterdam zes uitgeprocedeerde vreemde-

lingen mocht verwijzen naar de gemeentelijke bed-bad-brood-

voorziening. De gemeente Amsterdam heeft eigen beleid

ontwikkeld voor het bieden van voorzieningen aan uitgepro-

cedeerde vreemdelingen, waaronder opvang in de gemeente-

lijke bed-bad-broodvoorziening. Dit beleid moet worden

aangemerkt als ‘buitenwettelijk begunstigend beleid’, omdat

op het gemeentebestuur geen wettelijke of internationale

verplichting rust om opvang te bieden aan uitgeprocedeerde

vreemdelingen. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

biedt aan hen al opvang in zogenoemde vrijheidsbeperkende

locaties. Bovendien heeft het gemeentebestuur geen specifieke

bevoegdheid om opvang te bieden aan uitgeprocedeerde

vreemdelingen. Omdat het gemeentebestuur de opvang in de

bed-bad-broodvoorziening onverplicht biedt, mocht het in lijn

met zijn eigen beleid volstaan met een verwijzing naar die

voorziening. Het hoefde niet te beoordelen of die voorziening

in hun geval toereikend was. Deze uitspraken hebben betrek-

king op de Amsterdamse bed-bad-broodvoorziening. Ze staan

los van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van

113 ECLI:NL:RVS:2016:1782 en ECLI:NL:RVS:2016:1783.

26 november 2015114 over opvang die het Rijk biedt aan

uitgeprocedeerde vreemdelingen.

Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting mocht Vestia-heffing

opleggen

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft op 28 september 2016115

geoordeeld dat het toenmalige Centraal Fonds voor de

Volkshuisvesting in 2013 aan alle Nederlandse woningcorpora-

ties een zogenoemde bijdrageheffing saneringssteun van in

totaal € 508 miljoen mocht opleggen. Naar het oordeel van de

Afdeling bestuursrechtspraak voldeed de saneringssteun aan

Vestia aan de nieuwe, aangescherpte nationale regels voor de

financiering van woningcorporaties. Deze regels zijn in

overeenstemming met de voorwaardelijke goedkeuring van de

Europese Commissie. De steun hoefde om die reden ook niet

aangemeld te worden bij de Europese Commissie.

De steunverlening aan Vestia is dus rechtmatig. Dat betekent

ook dat de zogenoemde Vestia-heffing die aan de woning-

corporaties is opgelegd, rechtmatig is. Tussen de Vestia-heffing

en de saneringssteun aan Vestia bestaat immers een dwingend

bestemmingsverband. Dit houdt in dat als de steun onrecht-

matig zou zijn geweest, dat ook zou gelden voor de Vestia-

heffing. Dat is hier niet het geval, aldus de Afdeling

bestuursrechtspraak.

Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak is de

saneringssteun aan Vestia bovendien verleend in het belang van

de volkshuisvesting. Omdat Vestia onvoldoende financiële

114 ECLI:NL:RVS:2015:3415.

115 ECLI:NL:RVS:2016:2568.

Page 75: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

73

middelen over had om haar volkshuisvestelijke taken te

verrichten, mocht het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting

saneringssteun verlenen, zodat Vestia die taken weer kon

uitvoeren. Daarnaast was met het verlenen van de sanerings-

steun aan Vestia, gefinancierd door alle andere corporaties, het

volkshuisvestelijk belang meer gediend dan met een eventueel

faillissement van Vestia. Dat het Centraal Fonds voor de

Volkshuisvesting voor een heffing heeft gekozen die aan alle

woningcorporaties is opgelegd, past naar het oordeel van de

Afdeling bestuursrechtspraak binnen het wettelijk systeem van

‘sectorsolidariteit’. In de praktijk heeft het Centraal Fonds voor

de Volkshuisvesting namelijk geen andere inkomsten dan de

bijdrageheffingen die worden betaald door alle woningcorpo-

raties. Ook is de heffing naar het oordeel van de Afdeling

bestuursrechtspraak niet onevenredig hoog geweest. De keuze

van het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting om ineens

€ 508 miljoen te heffen, in plaats van jaarlijkse heffingen

gedurende tien jaar, heeft namelijk een rentevoordeel opgele-

verd van € 50 miljoen.

Hilversum mag afsteken van vuurwerk in het centrum met

Oud & Nieuw verbieden

Bij uitspraak van 14 december 2016116 heeft de Afdeling

bestuursrechtspraak geoordeeld dat het college van burgemees-

ter en wethouders van Hilversum een deel van het centrum

mag aanwijzen waar rond de jaarwisseling geen consumenten-

vuurwerk mag worden afgestoken. Naar het oordeel van de

Afdeling bestuursrechtspraak is het college van burgemeester

en wethouders wel bevoegd het vuurwerkverbod in te stellen,

116 ECLI:NL:RVS:2016:3342.

anders dan een aantal vuurwerkhandelaren had betoogd.

Met de aanwijzing van het gebied wordt geen invulling

gegeven aan het begrip handhaving van de openbare orde ten

aanzien waarvan de burgemeester exclusief bevoegd is.

Het gaat hier niet om een situatie van feitelijk herstellen en

bewaren van de openbare orde, maar om het stellen van nadere

regels op het terrein van de openbare orde. Die bevoegdheid

heeft het college van burgemeester en wethouders ook.

Het besluit is naar het oordeel van de Afdeling bestuursrecht-

spraak niet in strijd met het landelijke Vuurwerkbesluit. In het

Vuurwerkbesluit zijn algemene regels gegeven voor de

verkoop en het afsteken van vuurwerk. Regels over het

aanwijzen van plaatsen waar vuurwerk mag worden afgestoken,

kent het Vuurwerkbesluit niet. Het Vuurwerkbesluit beoogt dus

niet uniform en uitputtend het afsteken van vuurwerk te

regelen, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak. Over het

gevreesde omzetverlies van de vuurwerkhandelaren oordeelt

zij dat dit een financieel belang is dat het college van burge-

meester en wethouders bij de besluitvorming moest betrekken.

Maar het omzetverlies is niet zodanig dat het college daaraan

een doorslaggevend gewicht moest toekennen, ten opzichte

van de belangen van het voorkomen van gevaar en overlast

voor winkelend en uitgaand publiek, bewoners en onderne-

mers in het aangewezen gebied, aldus de Afdeling

bestuursrechtspraak.

Page 76: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

74

Wijziging schorsingspraktijk van asielbesluiten bij Afdeling

bestuursrechtspraak

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak

heeft op 20 december 2016117 uitspraak gedaan over zaken

waarin een ‘arguable claim’ over artikel 3 van het EVRM

voorligt. Uit de uitspraak volgt dat de voorzieningenrechter

meer dan voorheen aanleiding zal zien de voorlopige

voorziening te treffen dat een vreemdeling niet wordt uitgezet

voordat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist,

ook als nog geen concrete uitzetdatum bekend is. Die

voorziening wordt echter in beginsel niet getroffen als op

voorhand aannemelijk is dat de aangevallen uitspraak in de

bodemprocedure zal worden bevestigd. Die omstandigheid kan

zich onder meer voordoen als de vreemdeling afkomstig is uit

een veilig land van herkomst.

4.7 Externe contacten

De Afdeling bestuursrechtspraak onderhoudt veelvuldig contact

met haar professionele partners.

De werkwijze van de Afdeling bestuursrechtspraak was

specifiek onderwerp van gesprek op de Middag van de

Bestuursrechtspraak die in oktober 2016 is gehouden. Doel van

die bijeenkomst was te komen tot een gedachtewisseling tussen

een vertegenwoordiging van de Afdeling bestuursrechtspraak

en een breed geschakeerd aantal professionals dat in hun

dagelijkse praktijk frequent te maken heeft met de Afdeling

117 ECLI:NL:RVS:2016:3350.

bestuursrechtspraak. Daarbij valt te denken aan advocaten,

vertegenwoordigers van bestuursorganen en gemachtigden van

belangenorganisaties. Tijdens de bijeenkomst is gesproken over

de gang van zaken rond zittingen van de Afdeling bestuurs-

rechtspraak. Ook kwam een aantal inhoudelijke onderwerpen

aan de orde: bewijsrecht, relativiteit in het omgevingsrecht,

vreemdelingenrecht en punitief bestuursrecht.

Rechters in opleiding moeten tijdens hun opleiding stage lopen

bij een of meer appelinstantie(s). De Afdeling bestuursrecht-

spraak biedt deze rechters in opleiding de mogelijkheid om een

stage bij haar te lopen. In 2016 ontving de Afdeling bestuurs-

rechtspraak tien rechters in opleiding. Acht van hen liepen een

stage van twee weken (één in de Vreemdelingenkamer, de

anderen in de Algemene kamer). Twee rechters in opleiding

liepen een stage van twee maanden (één in de Algemene kamer,

de ander in de Vreemdelingenkamer). Deze stages werden

blijkens de evaluaties van beide kanten erg positief gewaardeerd.

Ook ervaren rechters wordt de mogelijkheid geboden om

enkele weken mee te kijken bij de Afdeling bestuursrechtspraak.

In 2016 werd vier keer van deze mogelijkheid gebruikgemaakt.

Drie rechters liepen drie weken stage in de Algemene kamer,

één rechter liep drie weken stage in de Vreemdelingenkamer.

De Afdeling bestuursrechtsrechtspraak heeft een luisterend oor

tijdens bijeenkomsten en stages en houdt rekening met het

debat. Ook de Klankbordgroep rechtsvorming bestuursrecht is een

voorbeeld van het onderhouden van externe contacten.

Page 77: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,
Page 78: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

76

Enkele cijfers van 16In de online versie van het jaarverslag van de Raad van State op jaarverslag.raadvanstate.nl

vindt u in de rubriek Bedrijfsvoering & cijfers een volledig overzicht van alle gegevens en cijfers van 2016.

Hieronder zijn enkele kengetallen op een rijtje gezet.

Raad van State

Samenstelling: vice-president, 7 leden van de Raad van State,

1 staatsraad van het Koninkrijk, 48 staatsraden,

15 staatsraden in buitengewone dienst

Personeel: 591 medewerkers

Uitgaven: € 57.615.073

Personeel: € 47.171.797

Materieel: € 10.443.276

Advisering

Ingekomen adviesaanvragen: 447

Afgedane adviezen: 430 (+ 3 ingetrokken aanvragen)

Gemiddelde doorlooptijd: 40 dagen

Fte staatsraden: 12,4

Fte juristen: 14,7

Uitgaven: € 7.377.000

Bestuursrechtspraak

Ingekomen zaken: 11.723

Afgedane zaken: 10.972

Gemiddelde doorlooptijd: 18 weken

Fte staatsraden: 40,0

Fte juristen: 213,0

Uitgaven: € 50.238.000

jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag

Page 79: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016

Page 80: Jaarverslag - Raad van State · jaarverslag als informatiebron voor de verschillende doel- groepen die de Raad volgen: burgers, wetenschappers, rechters, bestuurders, volksvertegenwoordigers,

jaarverslag.raadvanstate.nl

jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016 raad van state jaarverslag 2016

Jaarverslag 2016 Raad

van S

tate