Upload
kwintessens
View
214
Download
0
Embed Size (px)
DESCRIPTION
Tegenspraak als opdracht van christelijk geïnspireerd onderwijs is de ondertitel van dit boek. De auteur roept schoolbestuurders op om de eisen die aan het huidige onderwijs worden gesteld langs de meetlat van hun eigen uitgangspunten te leggen…
Citation preview
Cil M.Wigmans
Je kan me nog meer vertellenTegenspraak als opdracht van christelijk geïnspireerd onderwijs
ColofonDit boek is ontwikkeld en geschreven in opdracht van de Besturenraad, centrum voor christelijk onderwijs.
© 2012 Besturenraad, Woerden© 2012 Kwintessens, Amersfoortwww.kwintessens.nl
AuteurDr. Cil M. Wigmans
Foto omslagThinkstock
RedactieLiesbeth van ‘t Hof
ProjectbegeleiderNel Stoffelsen
UitgeverCora Vlaming
VormgevingRichard Feld, Kwintessens
ISBN 978 90 5788 385 9Bestelnummer 0512NUR 840, 746
Bestelnummer 0512
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvou-digd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
www.kwintessens.nl
1.1 Een strijd van betekenis 14 1.2 Het verhaal van de hebzucht 181.3 Een ander verhaal 24
2.1 De school, producent van human capital 30 2.2 Een inspirerend voorbeeld: Het Wereldspel 36 2.3 Over creativiteit van kinderen: Ken Robinson 40
3.1 Over talenten 483.2 Het verloren paradijs 533.3 Natuur of schepping? 60
4.1 Wat is een school? 664.2 Een leergemeenschap 694.3 Leren van betekenis, de betekenis van leren 72 4.4 Mores leren 774.5 Uittocht 80
85
6.1 Wat valt er nog meer te vertellen? 98 6.2 Bij de bron 104
107
Stem en tegenstem
1
Race to nowhere?
2
Het kind en het badwater
3
Om een leefbare wereld
4
Zone van de naaste ontwikkeling van een school 5
Een open schooldeur, een frisse wind
6
Uit overtuiging!
7
InhoudVoorwoord 7Inleiding 9
Noten 111Literatuur 115
6 Je kan me nog meer vertellen
Tegenspraak als opdracht van christelijk geïnspireerd onderwijs 77
Voorwoord ‘Leer kinderen nóóit te zeggen, dat iets nu eenmaal zo is!’
Deze morele oproep van Cil Wigmans vormt wellicht de kern van de opdracht voor het
christelijk geïnspireerd onderwijs, zoals hij die ziet. Dat betekent dat christelijk onderwijs
veel kritischer zal moeten zijn op wat zich als vanzelfsprekend aandient in het leven en
in de maatschappij. Het betekent ook, dat christelijk onderwijs de Bijbelverhalen veel
serieuzer zal dienen te nemen. En vanuit die Bijbelse inspiratie komen tot een eigen visie
op het pedagogisch handelen, op het geven van onderwijs, op het kind. Niet gericht op
economisch nut, excellentie en een hoge plaats in internationale rankings.
Wat dat betreft moet er méér verteld worden opdat je niet meedoet met wat iedereen doet.
Wie kent nog het Bijbelse verhaal van Sadrach, Mesach en Abednego? Deze vrienden
van Daniël doen niet wat iedereen doet, namelijk buigen voor een beeld. Zij krijgen de
knieën niet krom om het te aanbidden. En wat blijkt: niet de meerderheid die zich er wel
voor buigt, moet zich verantwoorden. Maar degene die vanuit een diepe overtuiging doet,
wat hij meent te moeten doen: niet buigen. Met als dreiging een vurige oven, waarin je
geworpen wordt.
Cil Wigmans is in staat over zijn visie een meeslepend verhaal te verhalen en dat doet hij
dan ook volop in dit boek. Het levert een oncomfortabele onrust op, waarbij het gevoel
zich opdringt hoe dat christelijk geïnspireerd onderwijs er dan wel uit zou moeten zien. Als
aanzet tot antwoord vertaalt Wigmans zijn tegendraadse betoog in tien punten waarmee
een school inhoud kan geven aan het eigen karakter om niet mee te buigen met de
meerderheid.
Er is natuurlijk nog veel meer te vertellen en dit boek roept op om dat dan ook volop
te doen. Als Besturenraad geven we dit boek – samen met Kwintessens – graag uit als
bijdrage aan het denken over christelijk geïnspireerd onderwijs. We hopen dat het boek
de lezer aanzet tot een eigen creatieve vormgeving, hetzij in lijn met de gedachten van
Wigmans hetzij omdat diens gedachten aanzetten tot een andere gedachtelijn, zodat we
elkaar nog meer kunnen vertellen!
Dick den Bakker
Directeur Besturenraad Academie
8 Je kan me nog meer vertellenJe kan me nog meer vertellen
Tegenspraak als opdracht van christelijk geïnspireerd onderwijs 9
Inleiding De afdeling ‘Onderwijs’ in mijn boekenkast is rijk gevuld. Om bij de tijd te blijven gooi
ik nooit oude boeken weg. Het collectieve geheugen zit steeds minder in de hoofden en
harten van mensen, maar oude boeken zijn er vol van. Toegegeven, over actuele thema’s
als rendementen en opbrengsten, toezichtkader van de Inspectie, de score van het
Nederlandse onderwijs op de Pisa-ranking, de ondoordringbare ‘kleilaag’ van geldbeluste
schoolleiders en bestuurders, misbruik van de onderwijsvrijheid door confessionele
scholen, vind je niets in al die oude boeken.
Ze gaan wel vaak over de vraag of scholen bijdragen aan het vergroten of aan het
bestrijden van maatschappelijke ongelijkheid. Ze gaan ook over de vraag of de
pedagogische verantwoordelijkheid van de school niet op gespannen voet staat met
de eisen van het bedrijfsleven. De school is er toch niet om aan de ondernemers
gezagsgetrouwe en goed geschoolde werknemers af te leveren? Ach ja, de meeste boeken
uit mijn bibliotheek stammen uit de vorige eeuw, met een oververtegenwoordiging uit de
jaren zeventig en tachtig.
Begrijp me goed. Ik zwelg niet in nostalgisch verlangen. Toen en nu sprak en spreekt
niet het verleden tot mijn verbeelding, maar de toekomst. Tussen 1976 en 1987 gaf ik
als universitair docent onderwijs aan doctoraalstudenten Onderwijspedagogiek. In al die
jaren heeft niemand mij ooit gevraagd welke criteria ik hanteerde voor de beoordeling van
tentamens en examens. Van kwaliteitszorg was geen sprake en mijn studenten hadden
weinig zicht op hun studielast en vertoonden in ieder geval geen calculerend gedrag.
Natuurlijk sleepte je er weleens iemand doorheen door intensieve begeleiding en hulp bij
de scriptie. Daar heb ik geleerd dat het niet slechts de zorgleerlingen zijn die voor hun
leren op hulp zijn aangewezen. Ook zijn ze niet de enigen die hun motivatie en inspiratie
niet in de eerste plaats aan hun innerlijke drijfveren ontlenen maar vooral aan de relatie
met hun leraar. Dat gaat op voor elk niveau van onderwijs.
In die zin is ‘zelfstandig leren’ zo niet een contra dictio in terminis dan toch wel een
bedenkelijke term. Dat geldt ook voor zoiets als ‘zelfstandig onderwijzen’ of een ‘autonome
leerkracht’. Juist over de vraag naar de doelen van leren en onderwijzen, naar de betekenis
ervan voor de gemeenschap, naar de kwaliteit en effectiviteit van het vormings proces,
is intensief beraad en zijn heldere keuzes nodig. Een optelsom van zelfstandig werkende
leraren maakt nog geen school.
Wat mij toen en nu bewoog is de vraag hoe leren en onderwijzen binnen de context van
een school als leergemeenschap een bijdrage kunnen leveren aan het goede leven, aan
waarden die slechts waar kunnen worden als mensenkinderen daartoe hun van God
gegeven talenten ontwikkelen en gebruiken.
10 Je kan me nog meer vertellen
In een nieuwjaarstoespraak die ik mocht houden voor personeel en geno digden van
het voortgezet onderwijs van de SCOPE scholengroep, heb ik verteld dat ik tijdens de
kerstviering in een dorpskerkje in Drenthe ontroerd raakte door een kerstspel dat door
de kinderen werd opgevoerd. Ze waren verkleed als kaarsen met op hun hoofd een
vlammetje. Op hun buik stond wie ze waren: GELOOF, LIEFDE, BARMHARTIGHEID,
GASTVRIJHEID en HOOP.
Ze vertelden dat in deze tijd hun licht dreigt te doven. Het gebrek aan geloof, de
toenemende liefdeloosheid, de onbarmhartigheid in de wijze waarop mensen elkaar
veroordelen, de groeiende vreemdelingenhaat, het wan trouwen en egoïsme, doen één voor
één de lichtjes doven. Maar in dat alles, flakkerend en vechtend tegen weer en wind, blijft
één kaars branden. Het is de HOOP. Door zijn volharding lukt het om licht te blijven geven
en uiteindelijk de liefde, het geloof, de barmhartigheid en de gastvrijheid opnieuw te laten
ontbranden onder de mensen.
Kinderen vertegenwoordigen onder ons de hoop op een betere toekomst. Maar ook hun
hoop moet gevoed worden. Kinderen passen zich probleem loos aan. Nieuwe technologie,
muziek, media, het is voor hen dagelijks brood. Dat geldt ook voor veranderingen in taal,
in omgangsvormen, in waarden en normen. Maar als we hun het onderscheid willen leren
tussen wat deugt en wat niet deugt, tussen waarachtigheid en leugenachtigheid, tussen
wat opbouwt en wat afbreekt, dan zullen we hun een oriëntatie op het leven moeten
meegeven die niet zomaar valt af te lezen uit wat ze om zich heen zien en ervaren. Dan
moeten ze bij ons, ouders en leerkrachten verhaal kunnen halen.
In het huidige politieke en maatschappelijke klimaat dreigt de taak van de school
gereduceerd te worden tot datgene wat economisch nut heeft en onze concur rentie positie
in de wereld versterkt. Ik heb de leraren opgeroepen tot onge hoorzaamheid tegen die
tijdgeest. Laten ze vooral ook met de kinderen blijven spreken over wat hen beweegt, wat
ze geloven, hopen en liefhebben. Laat onze gezamenlijke hoop de lampen ontsteken van
al die krachten die de kern vormen van waarachtig mens-zijn. Kinderen mogen op school
leren hopen op een toekomst die meer is dan welvaart voor de winnaars. Die ongehoor-
zaamheid tegen de tijdgeest, dat verhaal halen bij leraren die andere doelen nastreven dan
ons van overheidswege worden opgelegd, vormt de basis voor de titel van dit boek.
Dit boek gaat over christelijk geïnspireerd onderwijs en waarom dat alleen bestaansrecht
kan hebben als het van een andere orde is dan het gangbare.
Christelijke scholen gaan niet zelden prat op het feit dat er nog ‘degelijk’ onderwijs
wordt gegeven, dat er aandacht is voor normen en waarden, maar dat je je als ouder
niet ongerust hoeft te maken, je merkt van die christelijke identiteit eigenlijk alleen iets
bij de dagopening of bij vieringen en dan is er natuurlijk wel de verplichte deelname aan
Tegenspraak als opdracht van christelijk geïnspireerd onderwijs 11
godsdienstonderwijs, maar daar leren ze vooral ook veel over andere godsdiensten.
Dat type christelijk onderwijs heeft wat mij betreft geen toekomst. Het is in feite niet
veel meer dan een uitvoeringsinstantie van de overheid, een instrument in dienst van de
economische doelen waaraan ook de door de staat nage streefde burgerschapsvorming
dienstbaar is.
De enige rechtvaardiging voor christelijk geïnspireerd onderwijs en in feite voor het behoud
van artikel 23, waarin de vrijheid van onderwijs is geregeld, is erin gelegen dat scholen
zich ontwikkelen tot een levend teken van tegenspraak tegen de toenemende overheids-
bemoeie nis met de vorming van jonge mensen. Tegenspraak ten diepste tegen de missie
van het huidige onderwijssysteem.
In een lezing voor het Nationaal Instituut voor Opvoedings- en Onderwijs Zaken (NIVOZ)
beschrijft Tex Gunning, lid van de Raad van Bestuur van AkzoNobel, het als volgt:
‘De missie van het huidige onderwijs systeem is niet gericht op het tot ontwikkeling
brengen van mensen maar op het klaarstomen van beroepsbevolking in een wereld
die gericht was op productiviteit en efficiency en gebaat was bij standaardisering en
controlemechanismen. We leiden onze kinderen op om succesvol te worden in de wereld
van gisteren.’1
Christelijk geïnspireerd onderwijs zal kinderen de tegenspraak leren met het oog op de
toekomst. Het zijn scholen waar bekentenis wordt afgelegd van de hoop en waar kinderen
meegenomen worden in verhalen vol verwachting. Maar het zijn ook scholen waar vooral
geluisterd wordt naar wat leerlingen hebben te vertellen, waar hun onge breidelde fantasie
alle ruimte krijgt, waar hun vraagstukken en problemen het voertuig worden waardoor
ze zich kennis, inzichten en vaardigheden eigen maken. Kortom het zijn scholen waar de
verhalen van toen en daar ver bonden worden met verhalen van hier en nu, opdat er iets
zichtbaar wordt van de stad van de toekomst. Is dat exclusief christelijk? Eerlijk gezegd,
zal me dat een zorg zijn! Veel belangrijker is de vraag: Waar vinden we mensen die zo’n
school kunnen inrichten? Waar is de opleiding die docenten in deze geest voorbereidt?
Waar zijn de schoolleiders die hiervoor gaan? Waar zijn de ouders die dit hun kinderen
gunnen? Maar het begint, zoals alle goede werk in deze wereld, met een droom. Stel je
toch eens voor...
Om duidelijk te maken waarom die droom de moeite waard is, begin ik dit boek met een
kritische analyse van de maatschappelijke, politieke en economische situatie waarin we
met al onze pedagogische idealen uit de vorige eeuw terecht zijn gekomen. Ik hoorde
onlangs Gerrit Komrij in een radio-uitzending van Kunststof. Hij klaagde dat zijn vrienden
uit de jaren zestig, met wie hij samen te hoop liep tegen de regenten, de zakkenvullers,
de pluchebekleders uit die tijd, hem niet gewaarschuwd hadden toen ze zelf de kans
12 Je kan me nog meer vertellen
hadden zich in die posities te manoeuvreren. Hij heeft even niet opgelet en kijkt nu met
de naïviteit van de oude idealen om zich heen. Hij ziet tot zijn verbazing dat zijn oude
vrienden inmiddels miljonair, machtspoliticus of bankier zijn geworden en zich bij een
goed glas wijn vrolijk maken over hun wilde jaren. Hij constateert dat dat kennelijk de
natuurlijke loop der dingen is. Wie de kans krijgt zich ten koste van anderen te verrijken
of macht uit te oefenen, zal dat ook doen. Wie het niet doet is een loser. Maar wel een
sympathieke natuurlijk.
Ik ben belast met een ongeneeslijk ongeloof in de overmacht van de natuurlijke orde der
dingen. Ik heb geleerd dat de machtige goden van bloed en bodem, van macht en geweld,
van vrije markt en recht van de sterkste uiteindelijk niet het laatste woord hebben. Maar
ik zie tot mijn schrik dat er, juist ook door schoolleiders en bestuurders van scholen die
de claim van een andere orde op hun gevel hebben staan, bar weinig weerstand wordt
gebo den aan de druk die uitgaat van ‘de utopie van de vrije markt’. Ik hoop in dit boek
duidelijk te maken dat de pedagogische opdracht die eigen zou moeten zijn aan christelijk
geïnspireerd onderwijs zich niet verdraagt met gehoor zaamheid aan marktmechanismen
en horigheid aan een overheid die de vorming van jonge mensen nog slechts beschouwt
als een machtig middel om onze economische concurrentiepositie te versterken. Kennis
en vaardigheden zijn voor onze jongeren van levensbelang, zo zal ik betogen, maar
dan vooral om kritisch te leren staan tegenover illusies van welzijn en geluk die hun
worden voorgespiegeld, zodat ze op goede gronden kunnen zeggen: ‘Je kan me nog meer
vertellen!’
Tegenspraak als opdracht van christelijk geïnspireerd onderwijs 13
Stem en tegenstem
1
14 Je kan me nog meer vertellen
1.1 Een strijd van betekenis Zodra je het plan opvat om te gaan schrijven, zie je overal aanknopings pun ten. Ik ben
geen verzamelaar van krantenartikelen en leg ook geen archief aan van citaten uit boeken
en tijdschriften die ik ooit nog eens zou kunnen gebruiken. Ik ben geen consciëntieus
en minutieus onderzoeker. Soms raken beelden of teksten me echter zo diep dat ik niet
anders kan dan ze met me meedragen. Ze worden me eigen.
Dat geldt tegenwoordig naast bepaalde boe ken, ook voor een aantal video’s op Youtube,
die eindeloze schatkamer van beeldmateriaal. Je vindt daar nogal wat inspirerende
bijdragen van gedreven onderwijsmensen. Vooral de TED-lezingen2 bevatten veel
waardevol materiaal. Een aantal daarvan bekijk ik met enige regel maat. Het helpt me om
zelf gedreven te blijven, om de moed erin te blijven houden.
Fi ducie, vertrouwen, moet gevoed worden om het cynisme, de lethargie, berusting te be-
strijden. Die voordrachten en filmbeelden zijn voor mij tekenen van tegen spraak, zoals ook
het grote arsenaal aan Bijbelverhalen dat in mijn geheugen gegrift staat, helpt om telkens
weer te blijven geloven dat wat vanzelfsprekend lijkt te zijn in onze samen leving, niet echt
‘waar’ kan zijn.
In De oude wortels van het nieuwe leren beschreef ik hoe machtig woorden zijn. Ze hebben
scheppingskracht. Woorden scheppen betekenis en beteke nissen sturen de waarneming. In
mijn dissertatie3 (1984) schreef ik: ‘De heersende beteke nissen zijn de betekenissen van
heersers.’ Dat marxistisch taalgebruik was geheel in lijn met de tijdgeest, wat op zich al een
illustratie is van wat ik bedoelde te zeggen. Bij Hans Achterhuis4 kwam ik het citaat tegen
van Lewis Carroll uit Through the looking glass. Alice verwondert zich in Wonderland niet
alleen over wat ze ziet, maar kan soms ook haar oren niet geloven:
‘”Ik weet niet wat u met ‘gloria’ bedoelt,” zei Alice.
Humpty Dumpty glimlachte verachtelijk. “Natuurlijk niet - tot ik het je vertel. Ik bedoelde:
‘Daar heb je een mooi dodelijk argument.’”
“Maar ‘gloria’ betekent niet ‘mooi dodelijk argument’,” wierp Alice tegen.
“Als ik een woord gebruik,” zei Humpty Dumpty op nogal honende toon, “be tekent het
gewoon wat ik verkies dat het betekent – niet meer en niet minder.”
“De vraag is,” zei Alice,”of je woorden zoveel verschillende dingen kunt laten betekenen.”
“De vraag is,” zei Humpty Dumpty, “wie de baas is. Punt uit.”’
Dagelijks ervaar je hoe betekenissen verschuiven, hoe woorden verdwijnen en andere
opkomen. En met dat komen en gaan is ook ons kijken naar de wereld aan verandering
onderhevig. Het al dan niet subtiele veranderen van betekenis is niet altijd een wel-
overwogen strategie. Nieuwe betekenissen ontstaan vooral ook spontaan en zeker in
Tegenspraak als opdracht van christelijk geïnspireerd onderwijs 15
onze tijd spelen massamedia daar bij een cruciale rol. We zijn ons van die veranderingen
lang niet altijd be wust en kunnen ook vrijwel nooit aangeven wanneer en op welke wijze
zich de veranderingen hebben voltrokken. Wanneer is het woord ‘respect’ veran derd van
‘ontzag voor gezag’ in ‘ruimte geven aan ieders eigen keuzes’ tot ‘als je mij met rust laat,
zal ik me ook niet met jou bemoeien’?
Wanneer is het woord ‘talent’ ontdaan van zijn Bijbelse betekenis (zie hoofdstuk 3.1)
en iets geworden waar door televisieprogramma’s jacht op wordt gemaakt? Wie bepaalt
dat het begrip ‘kwaliteit’ uitsluitend nog gebruikt kan worden wanneer er meetbare
‘waarden’ mee worden aangeduid? Wie heeft verordineerd dat elke vergelijking van huidige
maatschappelijke verschijnselen met historische ge beurtenissen uit de periode 1925-
1945, een zogenaamde Godwin5, volstrekt taboe is?
Soms ontdek ik tot mijn eigen schrik dat ik een bepaald woordgebruik en de daarbij
behorende denkwijze die ik enkele decennia geleden als ordinaire, rechtse borrel praat
kwalificeerde, nu als een redelijk gematigde opvatting be schouw. Kennelijk ontkom
ook ik niet aan de gewenning die met verschui vende betekenissen gepaard gaat. De
ironisch bedoelde voor beelden van het verwarren van feiten en meningen, die ik ooit mijn
studenten in de zeventiger en tachtiger jaren voorhield, zouden nu slechts verbaasde
reacties oproepen, want ze zijn inmiddels vanzelfsprekend geworden. Iemand kan in
gezelschap informatie geven over een verschijnsel waarvan hij of zij een leven lang studie
heeft ge maakt. Een ander uit het gezelschap meldt dat hij het er, nu hij er eens over
nadenkt, niet mee eens is. Ach ja, tien seconden ‘nadenken’ wegen makkelijk op tegen
een studie van jaren. Er staan immers simpelweg twee gelijk waardige meningen naast en
tegenover elkaar. Wie ergens een mening over wil heb ben kan er met een avondje televisie
kijken of een middagje Stand.nl luisteren al gauw uit een stuk of tien kiezen.
Alles lijkt gepolitiseerd en de heftigheid van de debatten doet soms niet onder voor de
theologische twisten die ik mij uit mijn jeugd herinner. Het grote ver schil is dat in die
debatten de argumenten over het algemeen zorgvuldig werden gewogen en de emoties
meestal uitdrukking waren van betrok kenheid bij het onderwerp van gesprek. ‘Dat voel ik
nou eenmaal zo’ was als bijdrage aan de gedachtewisseling letterlijk uit den boze. Maar al
schieten standpunten heen en weer en is de feitenvrije mening de meest populaire, toch
speelt er op de achtergrond een heftige ideeënstrijd, waarvan veranderingen in betekenis
de symptomen zijn. Voor onze tijd met zijn snelle halveringswaarde van het collectieve
geheugen, is een referentie aan de Tweede Wereldoorlog een soort sjibbolet voor goed en
fout, of zelfs goed en kwaad.
Alleen al door het gebruik van het woord ‘fascisme’ komen grote tegen stel lingen in onze
samenleving aan het licht, waarbij beide polen de term ge bruiken om elkaar zwart, of in
dit geval bruin te maken. Rob Riemen hekelt in zijn essay De eeuwige terugkeer van het
9 7 8 9 0 5 7 8 8 3 8 5 9
Cil Wigmans, auteur van het smaakmakende boek, De oude (joodse en christelijke) wortels van het nieuwe leren, heeft een nieuw boek geschreven. Wigmans is thuis in het joodse leerhuis, dat hij waardeert, omdat jongeren daar actief worden betrokken bij de vraag naar de be-tekenis van de traditie en ze al lerend (‘lernend’) worden opgenomen in het verhaal van bevrijding.
Je kan me nog meer vertellen is een actualisering van het eerste boek. In het afgelopen decennium heeft Wigmans de werkelijkheid zien ver-harden. Individualisering en nadruk op persoonlijk geluk hebben geleid tot economische druk, controlerende macht, miskenning van mense-lijke waardigheid. En het nieuwe leren waar hij veel van verwachtte, is verworden tot een werken aan individuele competenties. Wigmans wil tegenspraak bieden.
Daarvoor analyseert hij - tegen de achtergrond van het huidige maat-schappelijke klimaat - de grote onderwijsdoelen: maatschappelijke participatie, kennisverwerving, en persoonlijke ontplooiing. Uitvoerig staat hij stil bij de opkomst van het populisme en de crisis van het kapitalisme. Wigmans is vooral strijder met als wapen het verhaal. Hij plaatst tegenover de heerschappij van de hebzucht een ander tegen-draads (Bijbels) verhaal.
Zo is zijn boek vooral een inspirerend tegendraads boek voor scholen waar de Bijbel een gebruiksboek is. Ook zijn boek zal gelezen worden en mensen in beweging zetten: een vorm van reizen, trekken, nieuw leren.
www.kwintessens.nl
ISBN 978 90 5788 385 9Bestelnummer 0512