Upload
others
View
2
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
1
EEN KIJK OP DE GEEST
Paul Baas
2
Praktijkboek
EEN KIJK OP DE GEEST
Paul Baas
3
Verantwoording
De onderwerpen die beschreven worden, komen voor in Tibetaans
Boeddhistische basisteksten.
De teksten kunnen gebruikt worden als basis voor analytische
meditatie.
1. Lees een tekst.
2. Onderzoek de tekst in gedachte. Maak er een meditatief
moment van.
3. Kom tot een conclusie.
4. Blijf een moment stil zitten.
De teksten kunnen ook gebruikt worden als
gespreksonderwerp.Daarna kan een meditatief moment volgen.
De verhalen en anekdotes belichten de onderwerpen vanuit een
andere hoek. Een aantal anekdotes ben ik tegengekomen en heb ik
niet letterlijk overgenomen.
De oefeningen heb ik ondergaan en gedaan met anderen. De meeste
oefeningen zijn individueel gericht. Een aantal moeten met twee of
meer gedaan worden.
Ik heb me laten inspireren door: Antroposofie, Baghwan,
Psychologie, Therapeuten, Tibetaans Boeddhisme, Yoga
2005
4
Inleiding
De mogelijkheid om met de menselijke geest bezig te zijn komt
weinig voor. Hoe verkrijg ik meer inzicht in de geest, in het
bewustzijn? In de eigen werkelijkheid.
De geest is datgene dat …..
Waar komt de geest vandaan.
Bewustzijn (geest) is veroorzaakt door een vroeger moment. Het is
een continuïteit. Het heeft af en toe een relatie met een lichaam. Er is
geen eerste moment te vinden.
Wat we nu doen laat sporen achter. Impressies, die tot rij-ping
komen.
Een verwarde geest veroorzaakt kwaadheid. Kwaadheid veroorzaakt
een verwarde geest. Neem de oorzaak weg
Nare mentale beelden gaan weg, als je voor anderen zorgt.
De oorzaak van geluk bevindt zich in de geest
Dus creëer de oorzaken die tot geluk leiden.
Misvattingen zijn niet hetzelfde als geest. De geest is hel-
der.Vergelijk het met modder in water, met een bord dat afgewassen
wordt.
Maak je geest zuiver.
Met een goede motivatie kun je een minder drukke, ont-spannen en
gecontroleerde geest veroorzaken.
De eigen geest is oorzaak.
5
INHOUD
1. Kostbare aanwezigheid
Waarneming van het lichaam
2. Geboorte en ouder worden
Geboorte en ouder worden – een visualisatie
Hoofdmassage
3. Andere bestaanswerelden Andere bestaanswerelden –Verhaal
Balansoefeningen
4. Verandering
Lichaamsoefeningen
5.Vergankelijkheid
Ademhaling
Helderheid van geest
Ademen
6. Dood
Visualisatie
Op weg naar een nieuwe geboorte – Verhaal
7. Oorzaak en Gevolg 1 Ik ben mij bewust van ….
8. Oorzaak en Gevolg 2 Wie zegt er dat ik moet ….
Wees zacht voor jezelf - ontspanning
9. Negatieve en positieve handelingen
Ontspanning – droomplek
10. Openen
Visualisatie – kosmische energie
Ontvangen
See the sun – Yoga
11. Richting zoeken
Vertrouwen geven
Zitten en staan
12. Leraar De kracht van inbeelding – Anekdote
13. Lijden Vingeryoga
14. Afstand nemen Kijken naar de ander
6
Gesprek
15. Misvattingen Geblinddoekt lopen
De slang - Anekdote
Wandelen
16. Het bestaan of niet bestaan van het ik Waar zitten de klinkers
17. Zuivering Zuiveringsademhaling
18. Mededogen Zicht op het luchtruim
19. Gelijkmoedigheid De gewonde hond - Anekdote
20. Alle levende wezens zien als je moeder Innerlijke hitte
21. De vriendelijkheid van levende wezens Verruim je zelf
De ander werkt voor jou
22. Terugbetalen van de vriendelijkheid De goeddoener – Anekdote
23. Gelijkmaken met de anderen Aum
De haas en de leeuw – Verhaal
24. Tekortkomingen van een zelfkoesterende houding De bron – Anekdote
25. Medeleven en Liefde
Bedelaar – Verhaal
26. Nemen en geven Nemen en geven
De sleutel – Verhaal
27. Geven
Kringspel
Wensen
Een bezoek aan de hemel en aan de hel – Anekdote
28. Morele zelfdiscipline
Help me
29. Geduld Loopoefening
De woedende vrouw – Anekdote
7
30. Enthousiaste volharding
Verbeelding
Ben Gun Kyel – Verhaal
31. Concentratie Lopen
32. Wijsheid
Wervelen
33. Onderlinge afhankelijkheid Geluid van de bel - Anekdote
Toewijding
Afsluiting
8
1. Kostbare aanwezigheid
De lichamelijke gestalte waar ik gebruik van maak, is
mijn huis, dat ik in dit leven bij mij draag. Ik ervaar
dit als een kostbaar en buitengewoon iets. Toch ben ik
er zo aan gewend, dat ik het gewoon vind dat ik dit
heb.
Mijn lijf is gezond; ik heb goede zintuigen; ik kan
redelijk helder denken; ik heb nooit heel erg kwalijke
dingen gedaan; ik kan spreken, ik kan mij goed
bewegen; ik heb interesse in mijzelf en in de ander.
Ik leef in een vrij en welvarend land, waar ik kan
zeggen wat ik wil; er is geen oorlog; er zijn mensen
die mij les willen geven.
Er zijn buitengewoon veel levende wezens die mij
ondersteunen en zorg voor mij dragen.
De mogelijkheden die ik heb met mijn lichaam, zijn
talrijk. Ik kan een bijdrage leveren aan dit leven en
mijn leven betekenisvol maken
9
WAARNEMING VAN HET LICHAAM
Oefening 1
Je gaat het lichaam langs van boven naar beneden. Je bestrijkt met
aandacht het lichaam een aantal maal voor, achter, opzij, buiten,
binnen.
Vervolgens neem je de verschillende lichaamsdelen waar.
Je kunt de genoemde lichaamsdelen licht bewegen of even
aanspannen. Je kunt de oefening ook zittend doen.
Het bovenlijf – Het hoofd, de kruin, de fontanel, de haren, de
schedel, het voorhoofd (rimpels), het achterhoofd, de slaap, de oren,
de oorlel, de rand van het oor, achter de oorschelp, de ogen, de
wenkbrauwen, de wimpers, de traanklier, de neus, de neusgaten, het
gleufje onder de neus, de mond, de boven lip, de onder lip, de tanden
en kiezen, de tong, het verhemelte, het kuiltje en het bergje onder de
mond, de wangen, de kaak, de kin, de keel, de nek
Het middenlijf – de atlas, de borst, de ribben, de
sleutelbeenderen, de tepels, de schouders, de schouderbladen, de
armen, de biceps, de ellebogen, de onderarmen, de polsen, handpalm,
de rug van de handen, de vingers, de kootjes, de nagels, de lendenen,
de buik, de maag, de navel, de rug, de ruggenwervels, het stuitje.
Het onderlijf – de billen, de bilspleet, de geslachts-organen, de
heupen, de bovenbenen, de knie, de knieholte, het scheenbeen, de
kuit, de enkel, de zool, de hak, de hiel, de bovenvoet, de wreef, de
tenen, de teennagels.
HOOFDMASSAGE
Oefening 2
Je probeert na elk onderdeel te voelen wat er gebeurt – Wat voel je?
1. Je pakt je haar stevig beet en draait vijfentwintig rondjes
10
2. Je draait je hoofd – naar achter, opzij, naar voren, opzij en
terug (steeds vijf seconden vasthouden)
3. Je wrijft met je vingers rondjes op je slapen (tien maal)
4. Je houdt je oorlellen vast en rekt ze uit naar beneden. Het
mag geen pijn doen. (twintig seconden vasthouden)
5. Je knijpt met lichte kneepjes in de rand van je oor, van boven
naar beneden en van beneden naar boven. Je voelt met een
vinger het kuiltje onder je oren
6. Je wrijft enige tijd over je voorhoofd met de bin-nenkant van
je vingers en je hand.
7. Je doet je ogen zo wijd mogelijk open (driemaal).
Je laat je oog zoveel mogelijk naar boven gaan, naar
rechts, naar beneden, naar links en terug (steeds vijf
seconden vasthouden).
8. Je kijkt een keer met de ogen naar binnen (scheel) en naar
buiten.
9. Je doet je ogen wijd open en stevig dicht (driemaal).
10. Je legt de binnenkant van je hand op of vlak boven je ogen
(twintig tellen).
12. Je wrijft met een vlakke hand rondjes op je neus (linksom en
rechtsom ieder tien maal).
13. Je wrijft langs de neusvleugels en het geultje langs de
wangen (driemaal).
14. Je wrijft rollend met je rechterwijsvinger onder je neus van
boven naar benden (vijf maal)
15. Je wrijft met de binnenkant van je hand rondjes op je
wangen (vijf maal)
16. Je steekt je tong zo ver mogelijk uit (dertig tellen). Je dit
tweemaal.
17. Je maakt zo dun mogelijke lippen. Je maakt een zoenlip. Je
klapt je onderlip om (eenmaal doen).
18. Je wrijft met ronddraaiende bewegingen met je vingers langs
de kaak en de kin
19. Je strekt je nekspieren (driemaal)
11
2. Geboorte en ouder worden
Hoe zou het voor een baby zijn die op het moment
staat geboren te worden?
Het zit aangenaam warm en veilig bij de moeder. De
moeder voedt het kind met zuurstof en voedsel.
De ruimte waarin het zich bevindt is krap. Het zit
opgevouwen en kan nauwelijks bewegen.
Vervolgens begint de bevalling. Enorme krachten
worden gebruikt om het kind door de nauwe opening
te krijgen. Het wordt door het geboortekanaal heen
geperst. Een andere wereld kondigt zich aan.
Het eerste contact met de buitenwereld. Een
schokkende ervaring. Het voelde zich als een vis in
het water. Het voelen van lucht. Hoe voelt de eerste
zuurstof die door de mond, de luchtpijp en de longen
binnenkomt? Kan het zijn dat het als schuurpapier
voelt? Hoe ervaart het kind het, dat het niet langer een
geheel is met de moeder?
12
VISUALISATIE: Terug in de tijd
Oefening 3
Je wordt geboren, wordt ouder en gaat dood.
Je gaat een reis maken (begeleide visualisatie) van ongeveer twintig
minuten. Je kunt je ogen dicht doen.
Na ieder stukje wacht je even, zodat je de beelden kunt zien. Je kunt
de beelden innerlijk benoemen. Na vraag dertien neem je iets meer
tijd.
1. Hoe ben je hier, waar je nu bent, gekomen?
2. Had je iets bij?
3. Is er onderweg nog iets gebeurd?
4. Waar kwam je vandaan?
5. Wat heb je gegeten en gedronken en waar?
6. Wie heb je thuis ontmoet?
7. Kun je nog iets herinneren wat je thuis tegen iemand hebt gezegd?
8. Wanneer heb je je schoenen aangetrokken?
9. Heb je je gewassen?
10. Hoe lagen je kleren in je kamer?
11. Hoe werd je wakker?
12. Hoe ging je naar bed?
13. Wat herinner je je het eerst van gisteren?
14. Weet je nog iets van eergisteren. (Noem daar bij de dag)
15. Wat weet je nog van de dag ervoor?
16. Wat weet je nog van die week?
17. Wat weet je van de week ervoor?
18. Wat weet je van de afgelopen maand?
19. Wat weet je van de vorige maand.
20. Wat weet je van de maand ervoor?
21.Wat weet je van het afgelopen jaar – nieuwjaar of schooljaar
22. Herinner je je vakantie bestemming?
23. Herinner je je verjaardag nog?
24. Wat weet je van vorig jaar?
25. Wat weet je van de leeftijd vanaf 6 jaar
13
26. Wat weet je nog van de kleutertijd.
27. Wat is je oudste herinnering?
28. Zie je jezelf als peuter?
29. Zie je jezelf als baby?
30. Stel je voor hoe je geboren wordt.
31. Stel je voor hoe het in de baarmoeder was.
32. Stel je voor hoe je als kleinste wezen bestond
33. Stel je voor hoe het daarvoor was
Reis weer terug naar de huidige situatie en doe rustig de ogen open.
Vraag je af wat je hebt ervaren en trek een conclusie.
14
3. Andere bestaanswerelden
Op aarde zien we verschillende bestaanswerelden. De
dierenwereld staat het dichtst bij ons. Voor sommigen
is het duidelijk dat er andere bestaanswerelden zijn –
zoals de wereld van engelen, geesten, goden,
kabouters, gene zijde, en dergelijke –
Voor anderen is dit ondenkbaar.
Hoe levende wezens de werkelijkheid en het bestaan
ervaren is duidelijk verschillend.
Mensen, die dromen, hallucineren, zwaar beschonken
zijn, hevig emotioneel of fysiek beschadigd zijn,
psychisch uit balans zijn of gehypnotiseerd zijn,
kunnen de “gewoonlijke” bestaanswereld volledig
anders waarnemen.
15
ANDERE BESTAANSWERELDEN
Verhaal
Het was al weer een tijdje geleden dat ik aan mijn leraar vroeg:
waarom ben ik hier op aarde, in deze wereld? Hij vertelde mij dat ik
daar zelf voor gekozen had, en dat het nog een goede keuze was
geweest ook. Steeds had ik mij afgevraagd hoe hij dat wist of dat hij
mij maar iets op de mouw had gespeld.
Ik was na al die jaren naar hem teruggekeerd en had hem gevraagd
om het geheim te ontsluieren. Hij was daartoe bereid. Hij pakte een
doosje uit de boekenkast en zei tegen mij:
“Ga daar naast de open haard zitten en ik zal je een reis laten maken
naar de meest vreemdsoortige bestaanswerelden, waar jij niet terecht
bent gekomen.”
Hij haalde een slinger uit de doos. Een ronde glanzende kogel hing
aan een zilveren ketting. Hij pakte de ketting tussen zijn vingers en
liet deze voor mijn ogen heen en weer gaan.
Ik kon mijn ogen niet van de slingerbeweging afhouden.
De wereld om mij werd steeds meer versluierd door een grijs waas.
Geleidelijk aan werd alles zwart.
Even later zag ik mijzelf lopen in een wereld met ijzeren platen,
hokken met tralies. Ik kreeg de drang om weg te gaan, maar het leek
of mijn wil vastzat aan een ander en ik gedwongen werd om toe te
zien. Ik hoorde daverend harde geluiden, alsof metaal tegen metaal
werd geslagen; afgewisseld door snerpend gekras. De huizen werden
afwisselend zwart en rood. Rook kroop onder de deuren door en ik
hoorde geschreeuw. Ik liep naar de deur om te zien wat er aan de
hand was. Enorme hitte sloeg in mijn gezicht toen ik dichter bij de
deur kwam.
Een stem in mij zei:
“Deze wereld is niet voor jou bedoeld; het is de helle-wereld waar
levende wezens eeuwenlang ondraaglijke pijn lijden en voortdurend
bezig zijn om te overleven. Ze zijn in deze wereld terechtgekomen
door hun vroegere gedrag. Dit zijn de gevolgen van hun destructieve
16
gedrag uit vorige levens. Ze gaven altijd de anderen de schuld van
hun problemen.”
Mijn hand raakte de klink van de deur maar schoot onmiddellijk
terug. Het was te pijnlijk. De deur opende zich vanzelf en sloeg weer
dicht. Wat ik had gezien, was afschuwelijk. Levende wezens, die
ontzettend veel pijn leden, brandden zich voortdurend aan vuur.
Verschrikkelijke martelingen vonden er plaats. Ze werden
voortdurend ondergedompeld in kokende olie.
Door mijn enorme afschuw en drang om daar weg te komen, was ik
plotseling in een ruimte gekomen, waar het tegenovergestelde
plaatsvond. Levende wezens die door voortdurende bevriezing niet
konden bewegen. Elke beweging die zij maakten, veroorzaakte
enorme pijn. Ze werden tussen bevroren rotsen platgedrukt. Het was
er naargeestig en donker. Het was alsof ze alles in een droom
ervoeren en alsof de nachtmerrie steeds weer terugkwam. De
kwelling, die ik zag en waaraan ik niets kon doen, stootte mij af. Het
bracht mij in een nieuwe wereld.
Nu zag ik wezens lopen met enorme dikke, ronde buiken en magere
spillebenen. Ze hadden kleine hoofdjes met heel kleine zuigmondjes.
De opening was zo klein als het oog van een naald. De hongerige
wezens waren voortdurend op zoek naar eten en drinken. Als ze
soms iets vonden, droogde het op of bevroor het. Als ze de kans
hadden om iets naar binnen te krijgen, smaakte het afschuwelijk of
veranderde het in gif, zodat ze het weer moesten uitbraken. Soms
zagen ze voedsel en als ze dan met grote moeite bij het voedsel
waren aangekomen, bleek het een fata morgana, een luchtspiegeling
of illusie te zijn.
Terwijl ik bedroefd naar het schouwspel keek, zei de stem in mij:
“Deze wereld is niet voor jou bedoeld. Ze zijn hier door hun
zelfzuchtige gedrag. Ze hebben ten koste van anderen geleefd.
Hoeveel ze ook kregen, het was nooit voldoende.”
Ik huilde tranen en zag dat de wezens mijn tranen als voedsel hadden
opgemerkt. Bliksemsnel schoot ik weg en kwam ik in een bekende
wereld, de dierenwereld, terecht.
17
Dieren die elkaar najoegen en verschrikkelijk angstig waren. Ze
waren in doodsnood op de vlucht om niet verscheurd te worden.
Huisdieren die door hun bazen gemarteld werden. Beesten die
voortdurend honger en dorst hadden of die in eenzaamheid
opgesloten waren. Dieren die zo weinig beweging hadden, of zulk
slecht voedsel kregen dat hun botten braken. Andere die op langzame
wijze gedood werden. Ik zag een koe die telkens met een knots op
zijn hoofd geslagen werd en een varken dat steeds met speren geprikt
werd. Dieren die aan de lopende band gedood werden. Dieren die
voortdurend voor anderen werkten tot ze volledig uitgeput waren.
Dieren waar proeven mee gedaan werden.
Weer zei de stem in mij:
“Ook deze wereld is niet voor jou bedoeld. Zij zijn zo geworden door
hun vroegere negatieve gedrag. Ze streefden naar plezier en eigen
genoegens”
De kracht van de afschuw was zo sterk, dat ik in een andere wereld
belandde.
Een wereld waar het heerlijk was. Iedereen zag er mooi uit. Het was
als in de hemel. De levende wezens daar leefden als goden en kenden
geen angst.
Ik raakte opgetogen.
Iedereen droeg kleren van bloemen. Het weer was er prachtig. Het
leven leek eindeloos en gelukkig. Als ze wat te wensen hadden, dan
was het er. Ze leefden er zorgeloos.
Later zag ik wezens op verborgen plekken lopen, waar niemand mee
om wilde gaan. Zeven dagen voor hun dood, die als een eeuwigheid
duurden, verwelkten hun lichamen en begonnen ze zich ellendig te
voelen. Ze begonnen onaangenaam te ruiken en er lelijk uit te zien.
Voortdurend beseften zij, dat zij na hun sterven in een pijnlijke,
lagere bestaanswereld terecht zouden komen.
Dat zou iedereen overkomen die in deze bestaanswereld geboren
werd. Het sterven zou een hels gebeuren worden.
18
Hoewel ik in eerste instantie blij was met deze wereld, zag ik ook de
nadelen.
De stem zei in mij:
“Deze wereld is ook niet voor jou bedoeld.”
De kracht van mijn ontevredenheid duwde mij in een nieuwe wereld.
In deze wereld werd voortdurend ruzie gemaakt en om macht
gestreden. Er was voortdurend oorlog, bedreiging en er werd
geplunderd. Jaloezie vierde hoogtij.
Toen ze mij zagen zitten, zagen ze een nieuw iemand om te beroven.
Een donker gevoel overviel mij en een stem riep vaag in mij:
“Deze wereld is niet voor jou bedoeld ……….”
Mijn ogen gingen open en ik zag dat de pendel niet langer meer
slingerde. Ik kwam kalm overeind en vroeg hem verbaasd:
“Was het een droom of bestaan deze werelden echt?”
“Zijn dromen niet echt?” vroeg mijn leraar. “In de mensenwereld heb
je vrijheden en keuzes. Mensen kunnen zich ergens op richten door
keuzes te maken. Het menselijke bestaan biedt een evenwicht tussen
plezier en problemen. Wees tevreden. Heb compassie. Het streven
naar fysiek plezier geeft nooit echte voldoening. Kijk uit voor
hoogmoed. Wees tevreden met jezelf en heb waardering voor wat je
doet. Je komt er als mens goed vanaf. Je kunt ruimte scheppen om je
eigen bestaan gade te slaan.”
19
BALANS
Oefening 4
Iemand loopt over een lijn op straat en loopt er zonder vrees
overheen. Ligt er een balk van dezelfde breedte over een ravijn, dan
wordt het een stuk minder gemakkelijk
1. Je gaat rechtop staan. Je zakt iets door de knieën, zodat je niet
strak rechtop staat. Je voelt de onderkant van je voeten. Je drukt de
zool diep in de grond. Je gaat voorzichtig de druk op de voorkant van
de voet zetten, maar houd de zool op de grond. Je helt met je lichaam
iets naar voren. Je blijft even staan. Je gaat dan via het middelpunt
meer op je hak staan. Je helt dan iets naar achteren. Je houdt dit even
aan. Je herhaalt deze beweging twee maal. Ten slotte probeer je het
middelpunt van je zool te voelen. Je blijft even staan. Je staat nu
stevig met de voeten op de grond. Daarna ontspan je je.
2. Je gaat rechtop staan. Terwijl je langzaam op je tenen gaat staan,
breng je je beide armen met een zijwaartse zwaaibeweging
(slowmotion) omhoog en maak je je zo lang mogelijk. Je houdt
handen tegen elkaar en vingers gestrekt naar boven. Je herhaalt de
beweging.
3. Je gaat rechtop staan. Je gaat op je tenen staan. Je houdt je armen
boven je hoofd en je handen tegen elkaar. Je zakt langzaam door je
knieën en komt geleidelijk aan - zonder horten en stoten - overeind.
Je doet dit vijf maal achter elkaar.
4. Je gaat rechtop staan. Je maakt je zo lang mogelijk. Je blijft met je
voeten plat op de grond. Je houdt dit even aan. Daarna ontspan je je
even. Je stelt je voor dat er aan je haar getrokken wordt, wanneer je
je oprekt. Je houdt dit even aan. Daarna ontspan je.
5. Je gaat rechtop staan. Je gaat zo hoog mogelijk op je tenen staan
zonder je evenwicht te verliezen. Je doet je armen langs je lijf.
Daarna ontspan je even. Je herhaalt de oefening.
20
4. Verandering
Als ik naga hoe bijzonder het is dat ik het resultaat
ben van een enorme overleveringslijn, merk ik dat het
wonderbaarlijk is, dat ik daaruit voortgekomen ben.
Ik heb ouders die kinderen hebben gekregen; mijn
ouders hebben ook ouders gehad, en ga zo maar
verder terug. Onvoorstelbaar ver terug.
Heel veel overleveringslijnen zijn gestopt, maar die
van mij heeft het tot op heden gehaald. Ik heb het
voorrecht om in deze wereld te kunnen leven.
Zoals ik al gezien heb op mijn terugreis in dit ene
leven, heb ik gemerkt dat ik ontstaan ben tijdens een
bevruchting, waarbij een eicel en een zaadcel uit een
grote hoeveelheid naar elkaar toegetrokken zijn.
Als ik er over nadenk, dan lijkt het zo ongelooflijk
toevallig dat dit heeft kunnen plaatsvinden.
Het lichaam dat ik op dit moment koester, dat speciaal
en kostbaar is voor mij, is voortdurend in verandering.
Het lichaam bevindt zich in een veranderingsproces.
Geleidelijk aan wordt het ouder. Vaak komt het voor,
dat mijn lichaam zich ongemakkelijk aanvoelt of ziek
wordt.
Ik probeer mij voor te stellen hoe het aan voelt als
mijn jonge lijf ineens verandert in het lijf van een
tachtig jarige. Soepel en taai, zacht en hard, glad en
21
rimpelig, geurig en krachtige geur, beweeglijk en
stram, speels en vastgeroest, toekomst en verleden
(toen ik jong was ……), gezond en ongezond, etc.
22
LICHAAMSOEFENINGEN
Op je borstkast en je maag trommelen
Oefening 6
(niet te hard - met de vingertoppen)
Terwijl je met je vingertoppen over je borst, je flanken, je maag en
buik trommelt, laat je op een lange uitadem-haling een klank horen
(OH of AH)
Tong uitsteken
Oefening 7
Je steekt je tong zover mogelijk uit. Je doet je mond en ogen zo wijd
mogelijk open. Je spant je neksperen en strekt je armen en vingers
naar voren. Je houdt dit vijftien seconden vol. Je doet dit driemaal.
Wat is er in de mond gebeurd?
23
5. Vergankelijkheid
Wanneer wordt een rozenknop een roos genoemd?
Alles wat bestaat bevindt zich in een beginnende fase,
in een blijvende fase, in een eindigende fase of in een
fase dat het er niet meer is.
Het wordt licht, het is vol licht, het licht neemt af, het
is donker.
Alles is in beweging. Er is geen begin of een eind,
geen nu aan te geven; want zodra ik het benoem, is
het al weer verder.
Ik probeer mijzelf te zien als een voortdurend
veranderend verschijnsel.
We hebben de “dingen” in de wereld een naam
gegeven en daardoor vastgelegd en bewegingloos
gemaakt. We geloven dat het ding dat we waarnemen
en de naam die we er aan geven het zelfde zijn.
24
ADEMHALING
Oefening 8
Je ademt in en uit zoals je altijd doet. Je verandert de ademhaling
niet. Je neemt de ademhaling waar. Je volgt de ademhaling zeven
maal. Je doet dit 3 maal. Word je afgeleid begin dan opnieuw.
Het is behulpzaam om eerst goed te gaan zitten en een houding te
vinden, waarin je enige tijd stil kunt zitten. Een rechte rug wordt
aanbevolen. Besluit ook hoe lang je er mee bezig wilt zijn
HELDERHEID VAN GEEST
Oefening 9
Je ademt op een normale manier. Je neemt alleen de
ademhaling waar. Je constateert de afleidende gedachten, maar je
gaat er niet mee aan de slag.
Je richt na enige tijd je aandacht op de helderheid van je bewustzijn –
het mentale beeld dat je van helderheid en van geest hebt. Je kunt
denken aan het beeld van heldere, lege ruimte.
Je probeert deze ervaring enige tijd vast te houden.
ADEMEN
Oefening 10
Je houdt de rechterduim zachtjes tegen de rechter neus-vleugel; de
wijs- en middenvinger op het plekje tussen je ogen (iets daarboven);
de ringvinger en de pink zachtjes tegen de linker neusvleugel.
Je ademt acht tellen in, terwijl je de duim loslaat. Daarna zet je de
duim terug. Je houdt de ademhaling acht tellen vast. Je laat de linker
neusvleugel los en ademt acht tellen uit. Zonder pauze adem je acht
tellen in door de linkerkant in. Daarna sluit je de linker neusvleugel
zachtjes. Je houdt de ademhaling acht tellen vast. Je laat de rechter
neusvleugel los en ademt acht tellen uit.
Je gaat direct door met de volgende cyclus. Je doet 5 van deze
ronden.
25
6. Dood
Het lichaam kan elk moment stoppen met leven.
Wanneer, waardoor en hoe het stopt weet ik niet. Over
het algemeen wil ik er niet aan denken. Ik kan het me
nauwelijks voorstellen, dat het mij ook eens
overkomt. Maar ik kan er zeker van zijn, dat het met
rasse schreden nadert; dat ik het sterven alleen moet
doormaken; dat ik niemand of niets mee kan nemen.
26
DOODGAAN
Oefening 11
Visualisatie
Je gaat rustig zitten en sluit je ogen. Je probeert de visualisatie zo
goed mogelijk voor te stellen.
Je gaat op je fiets naar school of naar je werk. Het is lekker weer. De
vogeltjes fluiten en jij fluit naar de vogeltjes. De bomen zien er mooi
groen uit en je hebt het prima naar je zin. Je rijdt over de asfaltweg in
de richting van de brug, die je over moet steken.
Plotseling lig je op de grond. Je kunt je niet meer bewegen. Je ziet je
zelf op de grond liggen; je fiets ligt wat verderop. Je bent door een
auto aangereden. Je ligt roerloos op de grond. Mensen komen naar je
toe. Ze hebben bezorgde gezichten. Ze kijken allemaal naar je.
Sommigen schrikken van je en lopen van je weg. Een man staat
huilend naar je te kijken. Een ambulance komt aangereden. Er wordt
ruimte gemaakt. Er wordt door andere mensen naar je gekeken; er
wordt wat aan je gevoeld en je wordt op een brancard gelegd; een
laken wordt over je hoofd gelegd. Je bent dood.
Je wilt terug je lijf in om te vertellen dat je niet dood bent, maar je
kunt er niet meer in; het voelt onaangenaam. Je bent alleen.
Even later zie je familie en vrienden om je heen. Je ligt opgebaard. Je
probeert contact met hen te maken, maar ze zien of horen je niet. Ze
nemen afscheid van je.
Je bent voortdurend bezig geweest om je lichaam te beschermen en
nu moet je het loslaten.
27
OP WEG NAAR EEN NIEUWE GEBOORTE
Verhaal
Hij wist dat hij snel zou sterven.
Zijn lichaam lag onbeweeglijk op het bed, maar het leefde nog. De
levenszin was nog aanwezig. Die stond op het punt om het lichaam
te verlaten.
Als lijk gaat het leven dan verder. Het blijft in beweging, verbonden
aan het proces dat het onherkenbaar zal maken.
Aan dat soort zaken dacht hij niet. Hij was betrokken bij grote
veranderingen, die hij bewust ervoer. Even geleden kon hij zijn ogen
nog gebruiken om de buitenwereld te aanschouwen. Het bewustzijn,
dat hem zo bekend was, liet hem in de steek. Hij was blind. Elk licht
verdween. De emotie, die deze bewustwording begeleidde, was er
een van kortstondige paniek en eenzaamheid. Het werd versterkt
door de ontstane stilte Alleen het zachte ruisen van het leven was nog
hoorbaar. Het vermogen om contact te maken met de buitenwereld
werd uit hem weggezogen. Hij verloor de aandacht voor prikkels, die
de buitenwereld op zijn bewustzijn uitoefende.
Hij zag zichzelf liggen. Glimlachend was hij gestorven. Een nieuw
lichaam, dat bekend voorkwam, had zich losgemaakt van het
levenloze. Hij probeerde opnieuw in zijn dode lichaam te kruipen,
maar omdat het niet prettig aanvoelde, keerde hij zich ervan af. Hij
wist dat hij niet meer leefde, dat zijn geheugen het bekende zou
loslaten, en dat hij het nooit meer zou kunnen zien.
Hij had zich nu verbonden met een nieuw, transparant en nauwelijks
zichtbaar lichaam. Het was eigenlijk geen lichaam. Hij concentreerde
zich op het nieuwe lichaam. Dat mislukte telkens. Hij dacht iets te
horen of te zien - In de droom hoor je ook zonder het normale
hoorzintuig. Wat had hij gehoord?
Volg mij vriend en ik zal je verder helpen
Het werd even lichter. Een beminnelijke klank had hem
toegesproken. Zonder aarzeling kwam hij in beweging. Twijfel
28
bracht hem weer tot stilstand. Het geluid had aantrekkelijk
geklonken. Hij had niets liever gewild dan daar heen te gaan. Twijfel
brak hem op. Waar ging hij heen? Waar kon hij heen? Er werd van
twee kanten aan hem getrokken. Hij kon niet meer terug. Hij zag zijn
vrienden rond het bed zitten. Hij raakte verward door verdriet dat
hem aan een mislukte liefde deed denken. Dezelfde klank kwam
terug
Volg mij, ik help je door dit onbekende gebied. Volg het licht in jouw
duisternis.
De aantrekkingskracht van het licht werd sterker en was langer
aanwezig. Hij kreeg een nieuw liefdesgevoel. Verdriet en
onzekerheid veranderden het liefdesgevoel. Hoe wist hij dat het kon
vertrouwen? Dat het geen verklede duivel of een hallucinatie was,
die hem in een val probeerde te lokken. Weer zag hij mensen om het
bed zitten. Wie waren zij ook weer? Wat was er aan de hand?
Verwarring maakte zich van hem meester. Hij kon geen weestand
bieden aan de kracht en werd meegezogen. Het leek alsof hij
bewusteloos raakte.
Volg het licht in je hart
Volg de gedachten die licht veroorzaken
Hij klampte zich vast aan het licht dat de stem in hem voortgebracht
had. Weg van angst, weg van duisternis. Hij nam een beslissing. Hij
voelde in zijn hart het verlangen naar het licht sterker worden.
Rustiger geworden gaf hij zijn hand aan degene die de klanken had
voortgebracht, een subtiel lichtwezen. Een warme en lichte hand nam
hem mee en gaf hem vertrouwen, blindelings vertrouwen.
Je hebt een lange weg te gaan.
Wil je niet van het pad raken, leer dan het licht kennen.
29
Hij herkende vaag een lichte plek.
Open je voor het licht.
Vertrouw het volledig.
Het zuivert je waarneming
en laat je de helderheid van de geest zien.
Hij richtte zijn aandacht op het licht. Hoe kon hij die lichte plek leren
kennen? Hij wilde het te graag zien. Het licht dimde en dimde.
Nieuwe klanken nam hij waar. In het geroezemoes hoorde hij kreten
klinken. Kreten om hulp, van verdriet, pijn en lijden. De geluiden
van de onzichtbare wezens gingen regelrecht naar zijn hart. Hij kreeg
een spontane behoefte om te helpen, om hen van hun lijden te
bevrijden. Het licht verjoeg de duisternis en het hartverscheurende
geschreeuw nam af.
Vertrouwen in het licht en compassie voor anderen geeft een
helderder waarneming van het licht. Het licht vertegenwoordigt de
onherroepelijke zin van het bestaan.
Wie waren deze wezens?
Gezoem kwam in zijn richting. Overal zocht hij om zich heen. Wat
kon het zijn? Schaduwen namen de plaats van het licht in. Zijn
waarnemen was tot het uiterste gespannen. Hij wilde een duidelijker
beeld hebben. Hij voelde een voortdurend strelen, strijken, zonder
dat hij er de oorzaak van zag. Hij dacht schubben en het snelle trillen
van vleugels waar te nemen. Weerzin en angst overvielen hem.
Donkere angstbeelden van insecten drongen tot hem door.
Een diepe zucht en een opgekropt gevoel veroorzaakten een
noodkreet om hulp. Heel even viel hem het licht op in zijn ellendige
gevoel. De stroom, die hem in een steeds hopelozer en oneindig
wordende leegte meesleurde, had geen vat meer op hem. Hij hoorde
geweeklaag in het gezoem. Daardoor nam zijn verdedigende houding
af en ontstond ruimte. Het licht streelde hem met warmte en vrede.
Hij raakte in een roes van zich thuis voelen en gaf zich daar aan over.
30
Je hart riep het licht op.
Je hart is het licht.
Wie kan je helpen,
Als je het zelf niet doet.
Zijn lichaam begon zwaarder te worden, maar hij kon zijn lichaam
niet waarnemen. Trillingen zochten een weg door zijn lijf. Ze werden
compacter en massiever. Hij werd doordrongen van een zwaarte. Het
putte hem uit. Een hevige druk werd hij gewaar. Hij leek uit zijn
voegen te barsten.
Mist doemde op met afschuwwekkende stank. Hij werd doordrongen
door onzichtbare gassen Het gevoel van vastheid loste daardoor op.
Hij leek te vervliegen. De gassen koelden af en werden druppels. Hij
voelde zich vloeibaar worden en werd doordrongen van stinkend pus.
Hij had grote afkeer van de beelden die hij van zichzelf had. Hij
probeerde die beelden kwijt te raken. De pogingen werden van een
zelfde substantie en verhardden zich. Hij voelde zich verstenen. Een
ondraaglijke pijn deed hem uiteenspatten. Hij verloor zijn zelfgevoel.
Houd van jezelf
Wie van zichzelf houdt
Kan van anderen houden
De spatten voegden zich samen en brachten een zegen teweeg. Alles
wat leefde, hem liefhad en tranen om hem had gelaten, bracht deze
zegening over hem. Hevige ontroering voor de overweldigende en
niet vermoede liefde voor hem veroorzaakte een explosie van licht.
Hij werd een doorgeefluik van liefde. Hoe meer liefde hij gaf, hoe
ruimer zijn hart werd. Hoe verder hij zijn liefde verspreidde, hoe
wijder de ruimte van licht rond zijn hart werd.
Wees je bewust, dat je licht bent.
Het zijn slechts waanbeelden,
Die je hiervan weerhouden.
Zij zijn van hetzelfde licht.
31
Uit het licht doemde een blauwachtig schijnsel op. Het was voor hem
een verademing om hiermee contact te krijgen. Het schreed op hem
af. Het ging door hem heen en liet iets van het blauwe schijnsel in
hem achter, dat een haast onhoorbare klank verspreidde. Hij kreeg er
energie door. Wat was dat blauwe schijnsel? Het licht was anders
dan ervoor. Het blauwe schijnsel zorgde ervoor, dat hij niet meer
werd meegezogen door wanen en visioenen. Hij kon rustig rond zien,
maar nergens een naam aan geven. Na enige tijd merkte hij dat
degene, de ‘hand’, die hem meegenomen had in alle rust voor hem
zat omhuld in een licht blauw schijnsel.
Hij had zoveel te vragen. Hij kon niets uit brengen. Hij voelde zich
op zijn gemak en tegelijk onzeker. Alles wat hij wilde vragen, leek
niet belangrijk genoeg.
De stem zei: “Hoe gaat het met je?” Onmiddellijk kwamen
gedachten in hem op en wilde hij reageren. Hij wilde vragen hoe met
hem ging, hem zeggen hoe lief hij het vond, dat hij die vraag had
gesteld, hoe aangenaam de warmte was die hij uitstraalde. Zonder het
zelf te willen sprak hij: “Ik voel mij goed.”
Het blauwe licht reageerde met weer een vraag die hem door zijn
gevoelige en milde toon volledig overhoop zette: ”Heb je nog iets te
vragen? Kan ik je ergens mee van dienst zijn?”
Hij pijnigde zijn geheugen af, maar alle vragen die hij wilde stellen
hadden geen waarde. Tenslotte hoorde hij zichzelf vragen: ”Wat is
de bedoeling van het blauwe schijnsel?”
Hetzelfde als met het licht.
Het is het licht maar dan subtieler.
Je bent op weg.
Je zult het moeten voeden en beschermen.
Je hebt de discipline van een krijger nodig om te overwinnen.
Hoewel zijn fysieke lichaam hem niet hinderde, merkte hij een ander
lichaam op, een ruimte waarin hij zich bevond, zonder dat hij de
32
contouren voelde. Zijn waarneming zag verandering en proces.
Ergens in dat lichaam kon hij rust vinden, al was het steeds maar van
kortstondige duur. Zijn lichaam kon op iets gericht worden, maar
daardoor kwam het steeds weer in beweging. Hij had het blauwe
licht en het zachte geluid in zijn lichaam. Het geluid begeleidde de
gedachten, die hij uitsprak of zag.
Als hij stil om iets vroeg, kwamen er gedachtebeelden uit het blauwe
schijnsel die hem antwoord gaven. Hij wilde de lichaamsgrenzen van
het blauwe licht bepalen, maar elke keer als hij dit met zijn
gedachten wilde vast leggen, groeide het. Waren er ook anderen die
een dergelijk schijnsel met zich meedroegen? Van overal kwamen
wezens met dezelfde kenmerken op hem af en verenigden zich met
het schijnsel, waar hij zijn aandacht op gevestigd had. Kon hij met
deze wezens contact maken? Hij verwachtte een antwoord, maar
hoorde het geluid van kleine belletjes op zich afkomen. Het geluid
van de kleine belletjes kwam overeen met het geluid van het blauwe
schijnsel.
Houd de wijsheidsklanken niet voor jezelf.
Schenk ze weg.
Hoe kon hij weggeven zonder zichzelf te verliezen? Een zachte deun
echode ergens. De herhalende melodie schonk verlichting. De rust
keerde weer. Hij voelde zich dankbaar voor het monotone gezang.
Hij werd geholpen.
Velen zijn voortdurend bezig met jou.
Ze sturen je positieve gedachten en energie.
Liefde, warmte en licht.
Net zoals jij dat bij die ander doet.
Hij zag zijn verlangen om anderen te willen helpen. Zijn wens om
belangeloos te geven. Hij kon van het licht geven. Hij werd niet
33
langer belemmerd door twijfel en onzekerheid. Zijn licht kon hij
moeiteloos verspreiden.
34
7. Oorzaak en gevolg 1
Oorzaken worden in de geest gecreëerd.
Iedereen creëert voortdurend door handelingen van
lichaam, spraak en geest oorzaken. Oorzaken leiden
tot gevolgen. Welke oorzaak heeft geen gevolg? Een
oorzaak roept een gevolg op.
Een baby speelt met een bal. Hij heeft er plezier mee.
Hij rent naar de bal en op een ongecontro-leerde
manier trapt hij tegen de bal. De ene keer vliegt de bal
daarheen en de andere keer ergens anders heen.
Stralend rent hij er achter aan.
Hij raakt de bal. Dat is de oorzaak. Het gevolg is, dat
de bal gaat rollen.
Ik leer tijdens mijn leven welke oorzaken een gunstig
gevolg hebben en welke oorzaken een ongunstig
gevolg hebben. Die laatste oorzaken kan ik dan
vermijden.
Als ik een bepaalde oorzaak herken, krijg ik er een
beetje macht over. Ik kan er mee doen, wat ik wil. Ik
kan de oorzaak verrichten of niet – Ik kan er tegen
trappen of niet. Ik kan richten. Ik kan dus zelf kiezen.
35
1. Het is niet mogelijk om een resultaat te ervaren
waar geen oorzaak voor is geweest (een plant komt uit
een zaadje)
2. Een kleine oorzaak kan grote gevolgen hebben
(boom – vruchten – zaadjes – bos)
3. Het resultaat van een oorzaak gaat nooit verloren en
komt tot rijping
4. Een positieve (constructieve) oorzaak heeft een
gunstig gevolg
5. Een negatieve (destructieve) oorzaak heeft een
ongunstig gevolg
6. Een neutrale oorzaak heeft een neutraal gevolg –
niet gunstig, niet ongunstig
Oorzaak en gevolg lijken gemakkelijk te begrijpen,
maar omdat er zo ontzettend veel oorzaken gecreëerd
worden, is het heel moeilijk er diep inzicht in te
krijgen.
36
IK BEN MIJ BEWUST VAN ………
Oefening 12
Je maakt een wandeling van tien minuten en zegt steeds tegen jezelf,
je buurman of je buurvrouw waar je je van bewust bent.
Ik ben mij bewust van de boom…………
Ik ben mij bewust van mijn lopen ………
Ik ben mij bewust van …………………..
37
8. Oorzaak en gevolg 2
Vaak denk ik, dat er ergens geen oorzaak of reden
voor is, maar dat betekent niet dat er geen oorzaak of
reden voor is.
Ik denk bijvoorbeeld dat ik gezond ben, maar ik kan
een ernstige ziekte onder de leden hebben. Zelfs al
zegt de dokter, dat ik ernstig ziek ben, heb ik het
gevoel dat er niets aan de hand is.
In de maatschappij en in de godsdienst zijn bepaalde
wetten ingesteld om mij te helpen om volgens oorzaak
en gevolg te handelen. Als ik iemand gedood heb,
krijg ik straf (soms de doodstraf).
Een belangrijke taak is het voor mij om die wetten te
leren kennen. Maar het is ook goed om mijn eigen
handelingen te observeren. Ik leer welke handelingen
ik wel en niet wil doen. Ik krijg macht over mijzelf.
Handelingen zijn de basis voor de toekomst. Wat ik
nu ervaar, is afhankelijk van vroegere oorzaken. Wat
ik in de toekomst ervaar, is afhankelijk van hoe ik nu
ben en wat ik nu doe. Ik heb de vrijheid om die
handelingen te doen, die ik wil doen. Het is mijn
verantwoordelijkheid.
38
Wat zijn negatieve (destructieve) handelingen:
Het zijn handelingen die ontstaan door kwaad-heid,
hebzucht en onwetendheid. De handelingen worden
negatief als de handeling wordt verricht met een
hebzuchtige, kwaadwillende of onweten-de motivatie.
Lichaam: doden, stelen, (seksueel) wangedrag
(iemand pijn doen)
Spraak: liegen, laster, vloeken, grove taal, schel-den
en praatziek (onzin vertellen)
Geest: begerig zijn, wrokgevoelens hebben, haat
koesteren, schadelijke gedachten hebben, ver-keerde
denkbeelden hebben
Negatieve handelingen kunnen wel kortstondig een
gelukservaring veroorzaken.
39
WIE ZEGT ER DAT IK MOET ……….
Oefening 13
Je gaat tien minuten de beweegredenen van je hande-lingen en
gedachten na. Je spreekt ze hardop uit.
Zeg steeds tegen jezelf:
Wie zegt er dat ik moet zitten…..
Wie zegt er dat ik ………………
WEES ZACHT VOOR JEZELF
Oefening 14
Ontspanning
Je houdt je armen op schouderhoogte.
Je houdt je duimen met een lichte druk op je oren. Je oren worden
gesloten.
Je legt je wijsvingers op de wenkbrauwen
Je legt je middenvingers zachtjes op je gesloten ogen
Je legt je ringvingers op je wang en druk zachtjes tegen de
neusvleugels
Je legt je pinken op je wang.
Met alle vingers tegelijkertijd adem je rustig in en uit (twee minuten)
40
9. Negatieve en positieve handelingen
Vergelijk de ene mens met de ander. Wat kan één
enkele persoon een verschil uitmaken.
Het is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Beoefen
positieve handelingen en vermijd negatieve
handelingen.
Hoe kan ik met negatieve handelingen omgaan:
Een negatieve handeling betekent dat ik een negatief
gevoel heb omgezet in een daad; ik ben in actie
gekomen. Het betekent dat ik een negatieve oorzaak
heb gecreëerd.
Meestal ben ik tijdens een dergelijke actie gesloten
voor mijzelf. Ik kijk op dat moment niet in mijzelf; ik
ben niet met zelfonderzoek bezig. Ik ben het vergeten.
Ik ben mijzelf vergeten.
Belangrijk is het, dat ik mijzelf open. Als ik
opgewonden ben, is het moeilijk om naar binnen te
kijken. Ik kan mij beter eerst ontspannen. Ik kijk naar
binnen en onderzoek. Ik accepteer het gevoel, dat ik
ervaar en veroordeel mijn gevoel niet.
Daarna vraag ik mij af of het een negatieve handeling
was. Wat was de motivatie voor die handeling? Ik
herken de negatieve handeling en ben open voor
mijzelf. Ik beken de negatieve handeling tegen
mijzelf; ik kom er rond voor uit; vlucht er niet voor
41
weg; ik probeer het gevoel niet weg te drukken. Ik
probeer daarna de handeling te herstellen.
Was de handeling op iemand anders gericht, dan kan
ik naar gelang de situatie naar die ander toe gaan. Ik
kan mij openen voor die ander en over mijn gevoel
vertellen; het meedelen.
Ik probeer tijdens de conclusie het beeld op te roepen
dat het negatieve gevoel, de motivatie die achter de
handeling zat, aanvoelt als een gloeiend vuur. Ik
brand mij eraan en wil er van af.
42
ONTSPANNING
Oefening 15
Je gaat liggen. Je sluit je ogen. Je spant je lijf en laat het los. Je doet dat
driemaal.
Je stelt je een plek voor, waar je graag wilt zijn, waar je wilt liggen; je
lievelingsplek; misschien een vakantieplek; een fantasieplek. Je bedenkt een
plek. Komen er meer plekken in beeld, dan kies je er een uit. Je gaat naar
die plek en gaat daar liggen. Je probeert je voor te stellen wat het voor weer
is – warm, koud, bewolkt, blauwe lucht; wat is je ideale temperatuur. Waait
het?
Wat voor aangename geluiden hoor je daar: stilte, vogelgeluiden, het ruisen
van de wind, mensengeluiden.
Welke aangename geuren ruik je daar: bosgeur, vruchten, gemaaid weiland,
bloemen.
Met wie zou je samen op die plek zijn.
Je hoeft helemaal niets te doen. Je laat je lichaam maar liggen. Laat je
zakken naar een dieper niveau.
Blijf zo even liggen
Na enige tijd:
Je beweegt je vingers; je beweegt je tenen. Je maakt een vuist, trekt je
voeten op, rekt je lichaam, strekt je handen zo ver mogelijk en opent je
ogen.
43
10. Openen
Openen is mijzelf herkennen
Ik kan naar de wereld kijken en de wereld niet zien. Ik
kan mijn ogen focussen en datgene helder zien, wat ik
wil zien. De wereld erom heen wordt wazig. Ik zie in
mijn ooghoeken wel bewegingen. Als ik mijn ogen op
iets focus, dan beweegt mijn aandacht rond het object,
dat ik specifiek waarneem. Ik zie het object, maar ook
de directe omgeving.
Mijn aandacht heeft de neiging om weg te glijden van
het object. Het object wordt weer wazig. Het denken
gaat zich met de waarneming bemoeien. Daardoor
wordt de waarneming onscherp.
Als ik mij concentreer op een letter, dan kan ik
proberen de gehele letter waar te nemen. Ik
concentreer mij op de vorm, op de kleur, op de
achtergrond waar de letter staat, op de bovenkant en
onderkant van de letter, op de dikte van de lijnen, enz.
Ik laat de gedachten over de letter los en kijk weer
globaal naar de letter en hoor mijn ademhaling. Het
licht rond de letter verandert.
Wat is openen?
Wat wil ik daarmee zeggen. Ik open mij voor de
buitenwereld. Ik maak contact. Ik laat de buitenwereld
in mij toe. Het lichaam doet vele bewegingen
44
onbewust. Op een onbewuste manier laat ik de
buitenwereld toe en neem ik waar – kou, warmte,
aangename en onaangename gevoelens, geuren,
geluiden, smaak, vochtige en droge gevoelens.
Met openen bedoel ik een bewuste handeling. Ik laat
bewust en met aandacht iets toe. Ik ervaar bewust een
handeling – ik voel, beleef de han-deling.
Ik open mij voor dat wat mij in leven houdt.
Ik neem de tijd om geduldig, zonder haast, mijzelf
waar te nemen. Het doel is rustig en ontspannen te
worden. Dan kan energie vrij stromen.
Ik open voor de ander. Ik luister naar de ander. Wat
zegt de ander? Ik luister naar zijn verhaal en vertel in
mijn woorden wat de ander gezegd heeft.
45
VISUALISATIE
Oefening 16
Je gaat staan.
Je stelt je een holle, lichtgevende transparante buis voor, die tot aan
de hemel reikt en diep de grond in zakt. Je gaat er in staan. Je voelt
een aangename veilige en warme ruimte om je heen. Een regen van
liefdevolle inspiratie komt van boven en omhult je lichaam en dringt
je lichaam binnen. Je geniet enige tijd van dit gevoel. Rechts en
links van je ontstaan horizontaal dezelfde buizen. Ook voor en
achter ontstaan van deze buizen. Jij staat centraal in dat
buizenspectrum.
Heb je personen voor, achter en naast je staan dan neem je die mee in
die buizen.
Stap op het eind weer uit de recht opstaande buis.
ONTVANGEN
Oefening 17
Je gaat op de grond liggen en je opent je hele lichaam – armen en
benen gespreid – voor de kosmos en laat energie binnenstromen. Je
stelt je voor hoe sterrendeeltjes (die er altijd zijn) je lichaam en geest
voeden
46
VINGER-HANDOEFENING
Oefening 18
See the Sun
Je strengelt de handen/vinger op deze manier in elkaar.
Je strekt je armen en kijkt door het gat, dat ontstaat naar bijvoorbeeld
de opkomende zon.
47
11. Richting zoeken
EEN VEILIGE RICHTING
In mijn gedachten zoek ik naar degene die mij steeds
opdrachten geeft. Naast de vele onbewuste
handelingen (de automatismen) die er verricht
worden, is er iets in mij dat meer bewust opdrachten
geeft.
Zet je voet zo neer, is een min of meer bewuste
opdracht, waaraan ik voldoe. Maar als de
opdrachtgever in mij zich op een object wil
concentreren, dan wordt de opdrachtgever in mij
vergeetachtig; er wordt niet meer naar de
opdrachtgever geluisterd.
Het gewoonteleven gaat weer zijn gang en er worden
steeds weer dingen gedaan, die ik niet bewust doe. Ik
kijk naar de voeten, die over elkaar liggen tijdens mijn
werken achter de computer. Ik heb niet bewust
gezegd, zet die voeten zo neer. Er is iets in mij dat
opdrachten geeft, als ik niet bewust opdrachten geef.
Een beetje jeuk in mijn oor en mijn vingers van mijn
rechterhand gaan er naar toe om er een aantal keer op
te drukken. Even later gaan mijn handen naar mijn
gezicht en wrijven zij er overheen. Wat zijn dit voor
signalen? Moet ik even tot rust komen? Word ik
getroost? De warme handen masseren voor een
48
moment de oppervlakte van mijn gezicht, alsof er iets
wakker gemaakt moet worden.
Nu gaat mijn linkerhand weer naar een plekje in mijn
nek. Normaal merk ik het niet op, maar nu ik mijzelf
observeer, valt het mij op. Mijn lichaam is
voortdurend met handelingen bezig, die ik mijzelf niet
bewust opdraag.
Een diepe zucht. Waar komt die onrust vandaan, dat
ik mijzelf steeds moet aanraken; mijn vingers spelen
met elkaar. Meestal ben ik dan even aan het denken;
het is alsof mijn lichaam mij helpt om na te denken. Ik
noem het onrust……
Het lichaam verkeert in een lijdenssituatie en streeft
voortdurend naar een mindere lijdens-situatie; een
aangenamere situatie. Het lichaam zorgt voor een deel
voor zich zelf. Het lichaam kan goed voor zichzelf
zorgen. Het lichaam kan niet voortdurend in een
aangename positie zitten. Het moet op een gegeven
moment veranderen, omdat het minder prettig
aanvoelt. Het lichaam moet van plaats veranderen.
49
Inspiratie
Als ik naar inspiratie zoek, is het alsof ik het heelal
van mijn gedachtewereld afspeur naar ideeën. Elke
gedachte of waarneming, waarmee ik in zee ga of
waar ik mij door laat meenemen, neemt een wereld
met zich mee.
Met welke gedachte ga ik in zee? Is elke gedachte die
langs komt betrouwbaar en kan ik die veilig volgen?
Ik kan onderscheid maken tussen gedachten. Dit is
een kenmerk van denken.
Ontspannen ademen, in rust komen, ongedwongen
concentratie, in de ervaring vertoeven; ruimteloos,
vormeloos, loslaten, innerlijke openheid
aanschouwen.
50
VERTROUWEN GEVEN
GEBLINDDOEKT LOPEN
Oefening 19
Je gaat met iemand geblinddoekt wandelen. Jij doet je ogen dicht en
je laat je leiden. Je geeft je over aan de ander. Je rekent op hem en
geeft je vertrouwen in de ander
OPGEVANGEN WORDEN
Oefening 20
Je bent met zijn tweeën. De een gaat achter de ander staan. Degene
die voor staat laat zich recht naar achteren vallen. De ander vangt de
ander met de binnenkant van de hand (handpalmen) op en duwt hem
weer terug.
ZTTEN
Oefening 21
Je gaat op een stoel zitten. Je zet je voeten naast elkaar op de grond.
Je legt je handen op je knieën. Je zit rechtop en kijkt naar voren. Je
kijkt naar een voorwerp dat voor je ligt en helt licht naar voren,
terwijl je het voorwerp nauwkeurig observeert. Vervolgens hel je
lichtjes naar achteren, terwijl je het voorwerp blijft bekijken. Je
herhaalt de beweging en zoekt daarna het middelpunt van het zitten.
Overdenk de gevoelens die je had dicht bij het voorwerp en ver van
het voorwerp.
51
STAAN
Oefening 22
Je gaat staan. Je doet je voeten iets uit elkaar. Je gaat lichtjes op je
tenen staan. Je voelt hoe een hand – eventueel een hand van een
ander – je zachtjes naar beneden drukt. Je voeten staan stevig in de
grond geworteld. Je voelt dat. Je staat rechtop. Je neemt je om-
geving waar. Je spreekt enkele woorden in jouw omgeving.
Je neemt waar, wat er met je gebeurd is.
52
12. Leraar
Ik bestudeer de werking van de geest en heb daar mijn
gedachten over. Er zijn mensen die de geest veel
grondiger hebben bestudeerd dan ik. Deze mensen
hebben hogere realisaties en dieper inzicht gekregen.
Het kan zijn dat deze mensen een lange traditie als
basis hebben.
Ik vergelijk deze realisaties met de capaciteiten van
iemand die zich lange tijd met bijvoorbeeld sport en
studie heeft beziggehouden en mogelijk ook nog
aanleg en talent op dat gebied heeft. Hij heeft hogere
realisaties en meer inzicht gekregen in het onderwerp.
Hij kan het daardoor ook beter toepassen.
Het nadeel van een hoger gerealiseerd iemand kan
zijn, dat hij, wat ik nog niet gerealiseerd heb, al heeft
gerealiseerd en dat hij zich niet op mijn niveau kan
begeven. Hij is dat niveau ontstegen. Het is als de
leerkracht die het niet kan begrijpen, dat een kind een
bepaalde opdracht niet kan begrijpen. Hoe eenvoudig
deze ook mag lijken voor de leerkracht.
Het is belangrijk om een leraar te vinden die
betrouwbaar is. Wanneer is een leraar be-trouwbaar?
Er wordt door veel mensen over de werking van de
geest nagedacht en veel mensen hebben daar hun
gedachten over.
53
Ik voel mij intuïtief aangetrokken tot mijn leraar; ik
heb vertrouwen in en respect voor hem. Ik open mij
voor hem. Hoe hij bij mij binnenkomt met zijn
informatie en met zijn energie, besef ik nauwelijks. Ik
heb het vertrouwen dat hij goede bedoelingen heeft en
uit liefde en medeleven handelt. Hij laat mij mijzelf
zien; hij laat mij mijn strijd, mijn lijden, mijn
problemen zien. Hij geeft mij aanwijzingen, hoe ik
daarmee om kan gaan. Hij gebruikt voor mij helende
taal.
Betrouwbare leraren spreken mij aan, waardeer ik en
inspireren mij. Zij werken als een medicijn.
Ik vind dat het gedrag van de leraar buiten-gewoon
moet zijn. Een leraar kan begeleiden en bescherming
geven. Hij kan een voorbeeld zijn.
Een leraar hebben en kiezen is heel persoonlijk. Ik zal
zelf tot realisaties moeten komen.
Hoe vriendelijk en wijs een leraar ook kan zijn, hoe ik
hem ervaar, hangt van mijzelf af. Ik kan mij aan hem
ergeren. Ik kan hem bewonderen.
54
DE KRACHT VAN INBEELDING
Anekdote
De dorpelingen noemen de berg "het grote stenen gezicht" en daar
vandaan komt grotere wijsheid dan uit boeken te leren is. Op een dag
zal een man komen, wiens gezicht op het grote stenen gezicht zal
lijken.
Vanaf zijn vroegste kinderjaren heeft één dorpeling vurig op die man
gewacht. Maar vergeefs. De tijd verstrijkt; de dorpsbewoner houdt
het stenen gezicht voor ogen en in gedachten. Zijn huis kijkt op de
berg uit en hij kan er urenlang naar kijken, zich inbeeldend dat het
grote stenen gezicht vriendelijk naar hem terugkijkt.
Tenslotte op een dag, beginnen de mensen in het dorp te merken dat
hij sterke gelijkenis is gaan vertonen met het grote stenen gezicht.
Zijn gelaatstrekken zijn dezelfde adel en verfijning gaan
weerspiegelen
55
13. Lijden
Elke gelukservaring die ik heb, wordt gevolgd door
een minder gelukkige ervaring. Mij minder gelukkig
voelen is een lijdenservaring. Zelfs als ik mij gelukkig
voel, kan ik mij nog gelukkiger voelen. In feite is mij
gelukkig voelen ook een lijdenservaring.
Ik heb jeuk. Het gevoel dat ik dan ervaar is een lichte
vorm van lijden; mag ik mij niet krabben dan kan het
een stuk vervelender worden. Ik krab mij om de jeuk
weg te krijgen.
Door aangename en onaangename gevoelens te
kunnen ervaren, lijd ik. Een tijdje ergens lekker staan
houd ik niet lang vol, want ik moet anders staan.
Anders wordt het staan ondraaglijk.
Is er een oorzaak voor het lijden? Ik heb dit lichaam
aangenomen. Zonder oorzaak is dit lichaam niet tot
stand gekomen. Het ontstaan en het groeien van het
lichaam zijn een proces. Van het een komt het ander;
van een oorzaak komt een gevolg.
Hoe ik mijn ervaring ervaar, hangt van mijn
benoeming af. Ik voel mij niet lekker; ik voel mij
verdrietig. Er komt iemand bij mij die zegt hier heb je
56
een miljoen. Voor een moment (of langer) ervaar ik
geen ongemakkelijk gevoel meer. Ik kan mijn
onprettige gevoelens veranderen in een prettige door
afleiding of door er een andere benoeming aan te
geven.
Als ik mij ellendig voel en in dat gevoel blijf hangen
is het alsof de zon achter de wolken schijnt. Ik zeg
tegen mijzelf, laat eens zien of je niet een klein
glimlachje op je gezicht kunt toveren. Dat lukt mij en
op het zelfde moment is het ongemakkelijke gevoel
voor een moment weg. Het is mogelijk om
ongemakkelijke gevoelens te veranderen, te
transformeren.
57
VINGERYOGA
Oefening 23
Je maakt een wandeling met je vingers op de binnenkant van de
vingers.
Je drukt met de top van je duim en duimnagel op
- het onderste sneetje van je pink (druk lichtjes aan)
- vervolgens naar het sneetje daarboven
- daarna naar het sneetje daarboven
- naar het topje van de pink
- naar het topje van de ringvinger
- naar het topje van de middenvinger
- naar het topje van de wijsvinger
Met de top van je wijsvinger
- op het onderste sneetje van je duim
- op het sneetje daarboven
- op het sneetje daarboven
- op het kussentje van de duim
- op de top van de duim
Na een aantal cycli doe je het met de andere hand en vervolgens met
beide handen tegelijk.
58
14. Afstand nemen
LOSLATEN EN ONTHECHTEN
Afstand nemen van de gedachtewereld die bedenkt
hoe alles in elkaar zit en die denkt te weten hoe het
zit. Afstand nemen van het ik dat verlangt naar eigen
geluk. Afstand nemen van niet moreel gedrag.
Afstand nemen van mijn materiële zaken.
Afstand nemen houdt een keuze in.
Waar wil ik afstand van nemen?
Is het mijn ongecontroleerde geest waarvan ik afstand
wil nemen? Bestaat er een gecontroleerde geest en
hoeverre kan ik daar gebruik van maken?
Met de ongecontroleerde geest bedoel ik het volgen
van gedachten en intenties die een zogenaamde
gelukstoestand nastreven. Zelfge-richte behoeften, die
verlangen en hebzucht als motivatie hebben, zijn een
gewoonte geworden. Ik projecteer een kwaliteit op het
object die het niet heeft. Ik geloof in ze en volg ze
klakkeloos. Ze leiden tot frustratie en ontevredenheid.
Vaak leiden ze tot tijdelijke bevrediging.
Tijdens de werking van de ongecontroleerde geest is
wijsheid en kennis van het eigen beeld niet bewust
aanwezig. Met wijsheid bedoel ik, dat er ingezien
wordt dat alles in verandering is, dat niets een eigen
59
identiteit heeft maar af-hankelijk is van
omstandigheden.
Het tegenovergestelde van wijsheid is de misvatting,
dat geluk afhankelijk is van uiterlijke
omstandigheden.
Het is even aangenaam om een ijsje te eten, maar al
snel wordt het ijsje minder smakelijk. En toch wil ik
er van door blijven eten tot er een moment komt dat
de uiterlijke bron die mij geluk geeft, stopt met mij
geluk geven. Ik moet ermee stoppen, anders wordt het
ondraaglijk.
Kennis van het eigen beeld heeft te maken met het feit
dat ik mij niet bewust ben van mijn kostbare
aanwezigheid.
Ik geloof eigenlijk alleen in mijn zelfzuchtige ik, die
bevredigd moet worden. Die wil ik ver-zorgen. Het ik
moet gekoesterd worden. Zijn wensen moeten
uitkomen. Ik zal er alles aan doen om te voorkomen,
dat zijn wensen niet uitkomen.
Het ik wil dat er naar hem geluisterd wordt en dat er
geen kritiek op hem gegeven wordt. Het staat
tegenover de geest die het geluk van anderen centraal
heeft staan.
Ik wil afstand nemen van mijn zelfzuchtige gedrag en
van mijn beperkte waarneming van de werkelijkheid.
Natuurlijk lukt het me slechts een enkele keer, maar
het is voor mij betekenisvol
60
KIJKEN NAAR DE ANDER
Oefening 24
Je gaat tegenover iemand zitten op een armlengte afstand van elkaar.
Je kijkt een bepaalde tijd (tussen bijvoorbeeld 2 en 5 minuten) in de
ogen van elkaar.
Je registreert wat je ziet en ervaart.
Je neemt een korte pauze tussen door. Vertel je bele-venissen aan
elkaar.
Daarna doe je de oefening nog een keer.
GESPREK
Oefening 25 15 tot 30 minuten
Je gaat een stuk wandelen met zijn tweeën.
Je gebruikt geen andere woorden dan de woorden die hieronder
staan. Je houdt ook de volgorde aan. Je gaat na het gesprek even stil
bij elkaar zitten en kijkt, wat er gebeurd is.
Persoon 1: chatatti
Persoon 2: chamaui
Persoon 1: chatatti chatatti
Persoon 2: chamaui, chamaui
Persoon 1. chatatti
Persoon 2: chamaui
61
15. Misvattingen
WAT IK WAARNEEM IS NIET ZOALS HET IS
Hoe neem ik verschijnselen waar?
Ik neem een appel waar. Ik geloof in het bestaan van
de appel, die voor mij ligt.
Aan de vorm, de kleur en de eigenschappen herken ik
de appel. Ik zie een concrete appel, die voelbaar is, die
ik kan vasthouden, ruiken, ope-ten en proeven. Ik
geloof in de eigen identiteit van de appel. Ik weet
zeker dat het een appel is.
Wanneer werd het een appel? Wanneer is het geen
appel meer? Wanneer noem ik het geen appel meer?
Voordat de naam appel aan het stuk fruit werd
gegeven, was de appel er al, maar had het nog niet
zijn naam.
Zodra het etiket appel op het stuk fruit wordt gezet,
geloof ik in een appel die vanuit zichzelf bestaat. Het
woord appel is meer dan alleen naam geworden. De
appel bestaat uit allerlei onder-delen: de schil, het
klokkenhuis, de pitten, het stokje, het vruchtvlees, het
kroontje. Ik kan de appel niet terugvinden in de
verschillende onderdelen. Ik kan de eigenheid van de
onder-delen ook niet in de onderdelen vinden. Het
product appel is afhankelijk van andere onderdelen.
En ik geloof in een appel die uit zichzelf bestaat, alsof
hij niet afhankelijk bestaat van andere factoren. Zo zie
62
ik de appel gewoonlijk. Ik merk, dat als ik de appel
waarneem, dat de appel niet zo bestaat.
Wat zie ik, als ik met mijn aandachtsoog naar het
beeld van een appel in mijn gedachten kijk?
Er flitst een appelbeeld voorbij. Het is ongrijp-baar en
nauwelijks te traceren. Ik heb niet het beeld gezien
van een jong appeltje of van een gerimpelde of
verrotte appel. Ik heb kleuren gezien. Was het een
rode, gele of groene appel? Was het een goudrenet?
Ik moet het beeld van de appel even helemaal
loslaten, omdat het beeld zich niet meer wil vertonen.
Hoe zit het met mijn waarnemingsvermogen?
Ik zie de appel voor mij liggen, maar ik zie de appel
met mijn zintuigen. Mijn zintuigen laten prikkels toe
in mijn hersenen. Er wordt een mentaal beeld van de
appel gemaakt. Ik zie een mentaal beeld van de appel
in mij.
Zonder mijn zintuiglijke hersencellen kan ik de appel
niet herkennen. Er is dus meer dan een appel die daar
ligt. Het beeld kan ruimer worden gemaakt. De appel
die ik zie, is een reflectie, een beeld. Dit beeld wordt
door mijzelf gecreëerd
Welke appel zie ik in werkelijkheid? De appel die
daar ligt of de mentale appel?
63
DE SLANG
Anedote
Op een donkere avond loop ik over het pad langs het bos naar huis.
Het is stil buiten; ik hoor zo nu en dan de wind waaien in het
ruisende bos.
Mijn moeder had nog tegen mij gezegd:
”Ga aan de andere kant van de weg lopen.”
Op een gegeven moment zie ik een meter of tien voor mij iets
bewegen. Ik schrik en besef dat daar een slang voor mij ligt. Mijn
ademhaling wordt onrustig.
Het duurt lang voordat het beest weggaat. Soms beweegt hij even.
Opgewonden hoor ik in mij zeggen:
“Ik heb een slang gezien. Wat zullen mij vriendjes zeggen.”
Maar ik voel vooral angst.
De slang gaat niet weg en ligt al een tijdje stil. Ik kom iets dichter
bij. Ik moet me er elke keer weer toe aanzetten om er dichter naar toe
te gaan. Mijn ogen zijn gefocust op de slang en proberen op alle
manieren het beest waar te nemen. De kleur, de lengte, wat voor
slang zou het zijn…..
Dan komt er een moment van twijfel als ik nog dichter bij kom.
Is het wel een slang?
En plotseling realiseer ik mij dat het een tak is die beweegt.
Mijn angstgevoel verdwijnt.
Ik krijg een opgelucht gevoel en moet hard op lachen.
64
WANDELING
Oefening 26
Je loopt langzaam ergens heen en je kijkt om je heen.
Je benoemt voor jezelf wat je ziet. Je neemt er de tijd voor. Je neemt
de eigenheid en identiteit van de dingen waar.
Waar is de boom in de boom?
Waar is de groene kleur in het blad?
Waar zitten de onderdelen van de boom?
Wanneer wordt iets een tak?
Hoe zien de contouren er uit?
Hoe ziet de vorm eruit?
Hoe zit het met de lichtval?
Wat doet schaduw?
65
16. Het bestaan of het niet bestaan
van het ik
HET IK
Ik heb mijzelf geobserveerd en kwam iets tegen dat
waarneemt, contact maakt, voelt, denkt, zich kan
motiveren, doet, beleeft, ervaart. Dit iets komt
overeen met het ik. Deze ik bevindt zich in en rond
mijn lichaam. Het ik bevindt zich in mijn fysieke
aanwezigheid, in de ruimte ervan.
Waar is het ik? Is de complexe ervarende
samenstelling hetzelfde als het ik. Ik maak een beeld
van de ik-beleving.
Ik hoor mijzelf twee maal het woord ik noemen. Als
ik het over mijn ik heb, is er dan nog een ik?
Het woord oog en het woord ik hebben in het Engels
dezelfde klank. Het oog kan zichzelf niet zien. Maar
het oog bestaat wel. Kan het ik zichzelf zien? Het oog
is fysiek. Is het ik mentaal en fysiek? Kan het ik
zichzelf vinden?
66
Als ik op zoek ga naar het ik, dan kan ik het niet
vinden. Ik kan het niet aanwijzen. Ik kan zijn plaats
niet bepalen. Het is niet te vinden in het lichaam of in
onderdelen ervan. Het ik is niet in de geest te vinden.
Wat is het ik dat uit eigenbelang handelt? Hoe blijf ik
in leven? Wat gebeurt er met het ik dat van een rots
valt? Eerst wordt het solide -vreselijk belangrijk - en
uiteindelijk wordt het verdoofd door overdonderende
gevoelens.
Hoe zit het met het ik dat niet bij zinnen is? Fysiek
kan zo iemand in leven blijven. Ook die persoon
ervaart?
Het ik lijkt zich op verschillende manieren te kunnen
manifesteren.
Het geen dat ik ben is de ervaring. Het komt terug in
het werkwoord zijn. De ervaring is niet iets
stilstaands. Ervaring is in beweging. Ik kan tegen mij
zelf zeggen: Deze ervaring heb ik gehad, maar op het
zelfde moment is er weer een ervaring aanwezig.
Zelfs als ik bewusteloos ben ervaar ik.
En als ik dood ben? Ervaar ik altijd?
Is het ik de karmaverwekker?
67
Is het ik alleen een naam die gegeven is? Geloof ik in
een vals etiket, dat het ik niet kan beslaan?
Hoe ervaart het ik inspiratie? Hoe ontvangt het ik
inspiratie? Door het spelen met gedachten, de
gefocuste gedachte los te laten, door het willen en
wensen kan inspiratie binnenglijden. Zijn niet alle
gedachten inspiratie?
Wie laat die gedachten op mij los?
Geluidloze gedachten die een hels lawaai maken. Het
hardop nadenken en onder woorden brengen.
De zwarte letters zijn niet hetzelfde als gedachten. Het
zijn weergaven. Ze geven uitdrukking aan iets. Het
zijn niet mijn gedachten die op papier gezet worden.
Het zijn constructieve taalspelletjes die proberen
abstract-heden vast te leggen.
Het beeld dat ik van mijzelf heb is een mentaal beeld.
Ik heb een beeld gecreëerd van mijzelf. Ook maak ik
in mijn geest de ander. De ander leeft dus in mijn
geest.
Het moment dat zoeken en vinden bij elkaar komen.
Door naar de ervaring te kijken, in de ervaring te
zitten, zonder commentaar, door de ervaring te
68
beleven, ontstaan stilte, openheid en verdwijnen in
een woordeloze lichtruimte. Het ik lijkt op te lossen.
69
KLANKEN
Oefening 27
WAAR ZITTEN DE KLINKERS?
De klinkers zijn A, E, I, O, U.
Hoe is de alfabetische volgorde tot stand gekomen?
Je laat de verschillende klinkers hardop klinken.
Waar zit de A in je mond?
Waar zit de E in je mond?
Waar zit de I in je mond?
Waar zit de O in je mond?
Waar zit de U in je mond?
Wat is je conclusie?
70
17. Zuiveren
Onrustige gedachten, die beslag leggen op mijn
aandacht, zoals zorgen over financiën, zorgen om
dingen te doen die ik niet wil doen, wil ik beter
kunnen controleren.
Vaak is het zo dat ik me laat overdonderen door
gevoelens en emoties, die allerlei gedachten oproepen.
Ze gaan met mij aan de haal gaan.
Op het moment dat ik het besluit neem om de blik
binnenwaarts te richten, ontstaat de mogelijkheid om
bewuster te bepalen wat ik doe.
Zuiveren betekent dat ik me ontdoe van hin-dernissen.
Hindernissen zijn ook opstapjes om te groeien.
Zuiveren heeft te maken met het verzamelen van
positieve energie. Hierdoor neemt kracht toe.
Zuiveren en biechten; schoonmaken en reinigen.
Het begint met het herkennen van wat niet zuiver is,
wat besmet is. Bij het doen van een onjuiste
handeling, zoals doden, stelen, e.d., ontstaat negatieve
energie.
Zo’n handeling kan gepaard gaan met een hebberige,
kwaadaardige, gemakzuchtige, zelf-gerichte intentie
71
en motivatie, waardoor een onzuiver resultaat
ontstaat.
De handeling kan ook gepaard gaan met een
altruïstische motivatie.
Ik wil me zuiveren door herkennen, bekennen, spijt te
hebben, het nemen van een voornemen en een besluit
een dergelijke handeling niet meer te verrichten en de
tegengestelde handeling te doen.
Door te zuiveren wil ik iets kwijt.
Wat wil ik kwijt?
Ik wil bepaald gedrag kwijt.
Zoals gemakzucht, onverschilligheid, luiheid,
arrogantie, zelfgerichtheid, trots, kwaad worden,
opkroppen, veroordelen en nog veel meer gedrag, dat
ik als niet constructief zie.
Op dit moment blaas ik het negatieve gedrag op, maak
ik er een obsessie van.
Ik maak onderscheid tussen de persoon en de
handeling. Ik accepteer de persoon – mijzelf - die de
handeling verricht. Ik veroordeel de persoon niet, wel
de handeling.
Wanneer is iets obsessief en hoe staat dat in relatie tot
enthousiasme?
72
Ik geef te veel identiteit aan de negatieve begrippen.
Neem bijvoorbeeld gemakzucht. Waarom word ik
gemakzuchtig? Wat is de positieve kracht achter
gemakzucht? Wat is de kracht die gepaard gaat met
gemakzucht? Waarom “kies” ik daarvoor? Het is een
bescherming voor een te grote inspanning. Tegen te
grote overbelasting.
73
ZUIVERINGSADEMHALING
Oefening 28
1e cyclus Je houdt je pink en ringvinger op je linker neusvleugel. Je midden-
en wijsvinger houd je op de plek boven je neus, tussen je ogen en je
duim houd je op de rechter-neusvleugel. Doe alles op een zachte
manier.
Je ademt in door je rechter neusgat (bijvoorbeeld acht seconden of
langer) en visualiseert dat je zuiverend licht je lichaam laat binnen
stromen. Het licht laat vaste stoffen (obstakels) uiteenvallen. Daarna
adem je door je linker neusgat uit (ook acht tellen) en laat je donkere
vaste stoffen, als gruis, teer, harde obstakels je lichaam uitgaan. Je
wacht niet tussen de ademhalingen in. Je doet dit driemaal.
Daarna wissel je de ademhaling om: de rechtse wordt de linkse
visualisatie. Je doet dit ook driemaal. Daarna doe je het met beide
neusgaten tegelijk.
2e cyclus Net als hier boven. Het verschil is nu dat het licht dat binnenstroomt
alle vervuilde vloeistoffen (zoals pus, vervuilde sappen, vloeibare
obstakels, vervuilde vloeistoffen) losmaakt en verwijdert.
3e cyclus
Net als bij de eerste cyclus. Maar nu worden alle gasachtige
obstakels (zoals stank, gif, vervuilde lucht, ongezonde dampen) uit je
lichaam losgemaakt.
Als je dit gedaan hebt, stel je je voor dat je je lichaam (en je geest)
gezuiverd hebt. Je voelt je daarna schoon, zuiver en helder.
Je kunt deze cycli herhalen.
74
18. Mededogen
COMPASSIE
Het innerlijk onderzoek dat ik gedaan heb, is vooral
op mijzelf gericht geweest. Via mijzelf leer ik de
ander kennen. Zonder de ander kan ik mijzelf niet
leren kennen. De ander zit in het zelfde schuitje. Ieder
levend wezen zit met dit probleem.
Wie zijn die anderen?
Mensen, dieren, andere levende wezens. Bevin-den
zich hier ook wezens bij die zich bijvoor-beeld in een
tussenstaat (tussen leven en dood) bevinden? Ik neem
alle mogelijke bestaans-mogelijkheden mee. Geesten,
planten, wezens die ik niet kan waarnemen, e.d.
De meerderheid tegenover de enkeling.
Ik zie dat er enorm veel andere wezens zijn, waardoor
het lijkt, alsof ik een onbeduidend schakeltje ben in
die hoeveelheid.
Vrijwel al die wezens zijn zich bewust van hun
bestaan en hechten belang aan het verkrijgen van
geluksgevoelens en het vermijden van onlust-
gevoelens.
75
Als ik over het recht denk van de meerderheid ten
opzichte van de enkeling en over het systeem
meerderheid van stemmen, dan kan de positie van de
enkeling slechts een nederige worden.
De beperktheid van mijn handelen
Als ik bepaalde mensen gelukkig maak, kunnen
anderen daar ongelukkig door worden.
Ik kan op dit moment onmogelijk alle levende wezen
bevrijden van lijden en geluk geven. Ik ben beperkt in
mijn handelingen.
Als ik een persoon meer aandacht geef, gaat dat ten
koste van de aandacht voor anderen.
Ik ben eigenlijk voortdurend onwetend.
Ik weet niet wat de consequenties zijn van mijn
gedrag. De beste oplossing die ik voor dit probleem
kan bedenken is, dat ik regelmatig de andere levende
wezens in mijn motivatie en visualisatie meeneem.
Als iemand iets negatiefs of destructiefs doet naar mij
doet – iets dat ik als onprettig ervaar - is het goed om
te beseffen, dat de intentie van die persoon positief of
constructief is geweest.
76
De zelfgerichte handeling
In hoeverre zijn mijn handelingen zelfgericht?
Wanneer doe ik een voor mij optimaal altruïstische
handeling?
Als ik de afwas opruim, doe ik dat in zekere zin ook
voor mijzelf. Als ik mijn kinderen wegbreng – uit
vriendelijkheid of op hun verzoek - of als er moeite
voor een ander wordt gedaan, als ik het eigenlijk niet
wil doen, maar het toch doe, vermindert het
zelfgerichte in de handeling.
Het is opmerkelijk dat de altruïstische handeling vaak
vreugde bij de ander en bij mijzelf veroorzaakt.
Het visualiseren van lijdenssituaties
Tijdens meditaties onderzoek ik welke lijdenssituaties
er zijn. Het martelen van mens en dier dat plaatsvindt,
is iets wat afschuw oproept. De fysieke en mentale
ongemakken die een levend wezen kan meemaken,
zijn indruk-wekkend: fysieke pijn, angst,
uitzichtloosheid, depressie, waanvoorstellingen,
verlies. Het zijn situaties, die ik niet wil meemaken.
Hoe kan ik anderen optimaal van dienst zijn?
77
Compassie is de bron tot geluk. BALANS EN OVERGAVE
Oefening 29
Deze oefening wordt door twee personen gedaan.
De eerste persoon gaat gebogen staan. De handen drukken op de
knieën. De rug is redelijk horizontaal.
De andere persoon gaat ruggewaarts op de ander liggen. De staande
persoon kan de ander helpen om op de rug te komen.
Als de balans en het evenwicht gevonden is, kan de persoon die
bovenop ligt, de handen en armen en benen los laten hangen en zich
openen voor het luchtruim.
Blijf zo enige tijd staan en wissel daarna.
78
Dag 19: gelijkmoedigheid
Hoe sta ik ten opzichte van levende wezens?
Ik onderzoek mijn voorkeur voor en afkeer van
bepaald gedrag en hoe ik tegenover gedrag van
anderen onverschillig kan staan.
Ik merk, dat ik geëmotioneerd kan worden door aan
mijn zogenaamde vijanden te denken. Door alleen
maar aan de vijand te denken gaan mijn gedachten
met mij aan de haal. Er ontstaat woede voor die
“denkbeeldige” persoon. Hij heeft mij op dit moment
niets gedaan. Hij is er niets eens. Ik veroorzaak de
woede.
Om mijn geëmotioneerdheid te hulp te komen stel ik
mijzelf vragen als:
- Vindt iedereen die persoon een vijand?
- Is die persoon altijd een vijand?
- Wanneer vind ik die persoon geen vijand?
- Wie vindt die persoon een vijand?
- Relatief gesproken heb ik geen vijand?
Zo kan ik ook kijken naar de persoon waarvoor ik
voorkeur heb en de persoon waarvoor ik onverschillig
ben. Mijn vriend is niet altijd mijn vriend geweest.
Zelfs tijdens de vriendschap met iemand gebeurt het
herhaaldelijk, dat die persoon niet mijn vriend is.
79
In feite ligt het aan mijzelf hoe ik reageer op de
personen om mij heen. Het gedrag of de houding van
iemand die ik bewonder, kan zonder dat die persoon
echt veranderd is, in eens omslaan in een houding van
ergernis. Dit proces vindt plaats in mij.
Als ik een gelijkmoedige houding heb naar ieder
levend wezen, raak ikzelf meer in balans.
Dan ontstaat de wens:
Dat anderen bevrijd mogen zijn van ongeluk en de
oorzaken van ongeluk,
Dat anderen in een staat van geluk mogen zijn en de
oorzaken van geluk in zich hebben,
Dat anderen in een staat van voortdurende vreugde
mogen verkeren,
Dat anderen in een staat van gelijkmoedigheid mogen
verkeren, zonder voorkeur voor de een en afkeer van
de ander te hebben.
Op de wens volgt actie.
Gelijkmoedigheid is een voorwaarde om te kunnen
groeien.
80
DE GEWONDE HOND
Anekdote
Er was eens een zeer toegewijd persoon, die het lijden van anderen
wilde verzachten. Hij was een groot beoefe-naar en stond alom
bekend om zijn buitengewone eigen-schappen.
Tijdens een van zijn wandelingen zag hij het kadaver van een hond
liggen. Toen hij nauwkeuriger keek zag hij dat het dier nog leefde en
een grote open wond had. Onmiddellijk wilde hij de hond helpen. Hij
wilde de wond schoonmaken met water en verbinden. Maar in de
wond voedden wormpjes en maden zich met het bloed en het vlees
van het dier.
Hij was bang dat hij de insecten zou doden, als hij de wond zou
schoonmaken. Hij wilde de diertjes in leven houden. Hij kon ze niet
met zijn vingers pakken. Daarom boog hij zich voorover.
Voorzichtig likte hij de insecten een voor een uit de wond en zette ze
op een veilige plek neer. Daarna verschoonde hij de wond en kon de
hond herstellen.
81
20. Alle levende wezens zien als
mijn moeder
Ik kom voort uit “moeder aarde”. Ik ben een product
van de aarde, een natuurproduct. Ik ben daardoor
onderling afhankelijk van alle materie en niet-
materie. Ik ben een met de aarde en de kosmos.
Daarnaast ben ik de top van een geschiedenis, die
geen begin lijkt te kennen. Mijn mentale en fysieke
constitutie is ook geschiedenis. Deze
geschiedenisvorm beweegt zich in de tegen-woordige
tijd en vormt nieuwe geschiedenis. Het maakt steeds
nieuwe geschiedenis aan … tijd, ruimte en energie.
Ik volg een eigen overleveringslijn, die door oorzaken
en gevolgen een vervolg krijgt. Als ik de weg terug
ga, die mijn groei is gegaan, kom ik bij mijn moeder
terecht. Ga ik verder terug, dan word ik geboren met
kenmerken en eigenschap-pen, die een gevolg zijn
van oorzaken.
Dingen ontstaan niet zomaar. Er is altijd een oorzaak
voor te vinden. Dat betekent dat ik voor dit leven
oorzaken heb gecreëerd, die in dit leven tot gevolg, tot
uitdrukking komen.
82
In dat vorige leven heb ik ook een moeder gehad. En
dat is niet dezelfde moeder, omdat mijn moeder nog
in leven is.
Wanneer ik zo terugwandel door mijn vorige levens,
dan heb ik steeds andere moeders gehad. Aangezien ik
geen begin kan aangeven aan mijn levens, betekent
het dat ik ontelbare moeders heb gehad.
Elk levend wezen kan mijn moeder geweest zijn
83
INNERLIJKE HITTE
Oefening 30
Je zit rechtop. Je kalmeert jezelf door de ademhaling waar te nemen.
Je visualiseert dat er vanaf je kruin, door het centrale deel van je
lichaam, vlak voor de ruggengraat, tot aan de onderkant ervan, een
vingerdikke, transparante buis loopt. Dit lichtkanaal loopt recht naar
beneden.
Vanaf de neusgaten lopen twee dunnere buizen aan de binnenkant
van je hoofd naar de kruin. Daar buigen de twee lichtkanalen langs
beide zijden van het hoofdkanaal naar beneden. Vier vingers onder
de navel komen de buizen in het hoofdkanaal.
Er zitten knopen en blokkades op de chakrapunten in het centrale
kanaal – basis, navel, hart, keel en kruin.
Op de hoogte van de navel in het centrale kanaal stel je je een
roodgloeiend kooltje voor zo groot als een klein zaadje.
Je ademt door beide neusgaten naar binnen en laat de adem door de
lichtkanalen gaan. Op de uitademing gaat de lucht door het
hoofdkanaal naar boven. Elke keer als de adem langs het kooltje
gaat, gloeit het intenser.
Je trekt de binnenspieren van de anus iets op.
Je ademt via beide neusgaten in en laat de lucht met de energie die
ontstaan is door het optrekken het hete kooltje gloeien. Zodra de
inademhaling stopt, slik je een keer en druk je met je middenrif
energie door het centrale kanaal naar beneden. De luchtenergie zit
opgesloten.
Je blijft enige tijd zo zitten en concentreert je op de samengeperste
hitte.
Je ontspant de spieren en laat de adem door het kanaal naar boven
gaan en laat de adem oplossen.
De hitte stijgt op en brandt de blokkades weg, die bij de knooppunten
zitten en verwarmt een zilverachtige energie in de kruinchakra. Je
kunt het vergelijken met het vloeibare kwik.
84
Je herhaalt de visualisatie en intensiveert de hitte bij de navel.
In totaal doe je zeven ademhalingen.
Bij de zevende ademhaling ontvlamt het kooltje. De hitte stijgt naar
boven en zuivert alle onregelmatigheden weg. De zilverachtige
energie begint door de hitte te smelten en drupt door het kanaal naar
beneden. Het gevoel dat ontstaat, is aangenaam. De energie stroomt
naar beneden en vult het hele kanaal. De ontstane warmte en
liefdevolle energie dringen door tot in het hele lichaam. Het
veroorzaakt een geluksgevoel.
Door de poriën van het lichaam straalt de energie de wereld in. Alles
wordt doordrongen van die energie. Alle levende wezens ervaren
vreugde en geluk.
Concentreer je op het gevoel dat ontstaan is. Observeer de geest.
85
21. De vriendelijkheid van alle levende
wezens
DE VRIENDELIJKHEID VAN ANDEREN
De wereld, waarin ik een plek heb ingenomen, is door
vele levende wezens zo aangepast, dat ze het voor mij
comfortabel hebben gemaakt. Zij hebben voor mij een
zorgzame maatschappij gecreëerd.
Vanaf het moment dat ik geboren ben, zijn er
ontelbare wezens voor mij bezig geweest om mij te
voorzien in mijn eerste levensbehoeften. Ook op dit
moment zijn er zeer velen, die voor mijn geluk
werken. Veel mensen en dieren spannen zich enorm in
om het mij naar de zin te maken. Ze offeren zich zelfs
op voor mijn veiligheid. Anderen zijn voortdurend
bezig om hun altruïstische houding te verbeteren en
om op die manier voor mijn welzijn te werken. In
mijn directe omgeving staan mensen voor mij klaar
om mij te helpen.
Ik ben volledig afhankelijk van anderen.
86
VERRUIM JEZELF
Oefening 31
Je probeert de ander als een deel van jezelf te zien. Net als je hand en
je voeten bij je horen.
Je maakt je lichaam ruimtelijker en groter door aan te geven wat er
nodig is om jou te laten bestaan.
DE ANDER WERKT VOOR JOU
Oefening 32
Je bedenkt hoeveel levende wezens bezig zijn geweest om het stukje
voedsel, dat op jouw bord ligt, te creëren.
Je benoemt de inspanningen die ze hebben gedaan?
87
22.Terugbetalen van de
vriendelijkheid
Als ik zie, hoe bijzonder vriendelijk iedereen voor mij
is en geweest is, vraag ik mij af, hoe ik hen kan terug
betalen.
Het zijn er teveel. Ik moet mezelf niet vergelijken met
die anderen.
Ik benadruk bij mezelf regelmatig dat de handelingen
die ik verricht voor het welzijn van andere levende
wezens zijn.
De zelfgerichte houding die het geluk voor mijzelf
wil, zou een houding moeten worden die op anderen
gericht is.
88
DE GOEDDOENER
Anekdote
Eens wandelde er een man langs een rivier. Hij zag dat de rivier, die
tijden buiten zijn oever was geweest, vele opgedroogde plekken en
kleine poeltjes had achtergelaten. In de kleine poeltjes zag hij vissen
zwemmen. De grote vissen hadden moeite om een veilige plek te
vinden. Het water was laag.
De man zag bij een inham van de rivier een vis op het land spartelen.
De man, die goede bedoelingen had, maakte zich ernstige zorgen om
de vis. Met een gevoel van mededogen pakte hij de vis voorzichtig
op. Het laatste wat hij wilde, was het dier te willen beschadigen. Hij
liep met de onrustige vis in zijn hand naar de rivier en liet deze
voorzichtig het water in glijden. Onmiddellijk schoten van allerlei
kanten andere vissen naar het beest en vraten hem met huid en haar
op. De man keek geschokt naar het tafereel en was zich bewust van
zijn onwetendheid.
89
23. Gelijkmaken met anderen
Er is eigenlijk niet veel verschil tussen de ander en
mijzelf. De ander wil net als ik geluk ervaren en
ongeluk vermijden.
Toch geef ik voorrang aan het geluk voor mijzelf. Dat
geldt zeker bij het vermijden van onprettige
ervaringen. Als eerst mijn onprettige ervaringen maar
gestopt zijn.
Het gaat niet altijd op. Als ik moeders zie die het
lijden van hun kinderen op zich nemen dan hebben zij
hun zelfgerichte houding in relatie tot hun kinderen
opgegeven.
Als ik mij bewust ben van het feit dat iedereen mijn
moeder is geweest, dan maakt het niet uit of het alleen
om de eigen kinderen van dit leven gaat.
Er zijn genoeg voorbeelden van mensen die hun eigen
leven geven voor dat van anderen. En van mensen die
tijdens hun of na hun leven lichaamsdelen afstaan
voor anderen.
90
AUM
Oefening 33
Je laat op een lange uitademhaling de klank AUM klinken.
Als je het samen doet, kan ieder het op zijn eigen manier doen. De
lengte van de ademhalingen zijn bij iedereen verschillend en
daardoor kan ieder invallen wanneer hij er aan toe is.
Je doet het een aantal minuten alleen of samen.
Na de oefening observeer je wat er gebeurd is en wat het met je - of
met de groep - gedaan heeft.
91
DE HAAS EN DE LEEUW
Sprookje
Er was eens een leeuw die aan de rand van een bos woonde. Deze
plek was dichtbij een rivier, waar tegen de avond de dieren uit het
beschutte bos kwamen drinken.
Deze koning van de dieren was niet zo vriendelijk tegen zijn
onderdanen. Dikwijls viel hij ze op een onverwacht moment aan en
liet hij ze gewond liggen als hij geen honger had. Op één dag
verwondde hij er soms zeven, terwijl hij er maar een nodig had voor
zijn dagelijkse maaltijd.
Maar dat interesseerde het wilde dier geen zier.
Er moest wat aan gedaan worden. Er werd een grote
dierenvergadering uitgeroepen. Wat moeten we met de leeuw? Er
kwamen allerlei ideeën en voorstellen, maar er zaten vaak meer
nadelen aan dan voordelen. En bovendien wie zou er met de leeuw in
gesprek durven gaan. Net toen de vergadering zou worden afgesloten
en iedereen zich heel somber voelde, sprong een haas naar voren.
Hij had zich steeds op de achtergrond gehouden. Hij woonde ook
niet zoals de meeste dieren in het bos, maar had zijn leger in het lage
gras.
“Luister eens allemaal,” sprak hij met heldere en duidelijke stem.
“Misschien heb ik nog wel een idee dat jullie helpen kan. De leeuw
heeft elke dag zijn prooi nodig, dus een van ons zal zijn dagelijkse
kost zijn. Dat kunnen we hem niet onthouden. Hij moet ook in leven
blijven.”
Er klonk een afkeurend gemompel uit de menigte dieren.
“Ik ga naar de leeuw,” ging de haas verder. “Ik zeg tegen hem dat wij
naar een andere plek verhuizen, als hij zo doorgaat. Maar dat hij één
dier per dag mag verorberen en dat we dan zullen blijven. Dat is
beter dan zoals het nu is.”
Het leek de meeste dieren een aardig plan.
92
“Maar wie zal als zijn dagelijkse kost dienen? Wie bepaalt dat? Want
niemand zal zich vrijwillig opofferen,” riep een van de dieren.
Nieuwsgierig keken de dieren naar de haas, wat hij hier op te zeggen
had.
“Luister, ik kom elke dag op bezoek in het bos en wie ik tegenkom
moet kiezen uit vijf houtjes, die ik in mijn poot vasthoud. Een van
die houtjes is langer dan de andere. Degene die het lange houtje trekt,
zal zich moeten melden bij de leeuw.”
Het duurde even voordat iedereen instemde met het plan. Direct
nadat iedereen akkoord was gegaan, nam de haas afscheid van de
vergadering en ging op weg naar de leeuw.
Het duurde niet lang of hij vond de leeuw, die zich op zijn rug in het
stoffige zand uitrekte en enorm geeuwde, zodat de haas de enorme
bek met tanden zag. De haas was naderbij geslopen. Plotseling had
de leeuw door dat een dier in zijn territorium was gekomen.
Bliksemsnel stond hij op zijn vier krachtig gespierde poten en
gromde dreigend naar de haas, die hem nu op niet al te grote afstand
genaderd was. De haas begon direct te spreken om te voorkomen, dat
de leeuw hem te pakken zou nemen.
“Leeuw, koning der dieren, ik moet u dringend spreken. Ik kom net
van de vergadering van de dieren uit het bos en ik wil u iets
vertellen. De dieren in het bos zijn zo bang voor u, dat ze van plan
zijn om het bos te verlaten. Dat betekent dat u moeilijk aan voedsel
kunt komen.”
De leeuw hoorde het nieuws aan en gromde vervaarlijk, maar de haas
ging rustig verder, alsof hij geen vrees kende voor het onberekenbare
dier.
“Wij komen met een voorstel. Wij begrijpen dat u ons als voedsel
nodig hebt om in leven te blijven en dat gunnen we u ook. Maar dat u
zomaar voor u plezier dieren doodt, verwondt en bang maakt, is niet
echt nodig om in leven te blijven. Als wij afspreken, dat u elke dag
een prooi krijgt, dan willen de dieren wel blijven.”
De leeuw draaide zich om en dacht diep na. Er zat wel wat in dat
plannetje, maar zouden ze hem niet te grazen nemen.
93
Even later antwoordde de leeuw:
“Op één voorwaarde wil ik instemmen met jullie plan. Als het elke
dag maar een lekker mals en vet dier is en geen mager scharminkel
of een of ander oud, taai of ziek dier. Het moet smakelijk zijn.”
De haas knikte tevreden en zei dat hij het met de dieren in het bos
zou bespreken. Opgelucht kwam hij bij de dierenvergadering terug
en de meeste dieren slaakten een zucht van opluchting. Anderen, die
mals en vlezig waren, voelden zich minder gelukkig, maar stemden
er tenslotte mee in.
Vanaf die dag liep de haas elke dag het bos in om de dieren de
stokjes te laten trekken. Het was vaak een verdrietig moment,
wanneer een dier het lange stokje had getrokken en afscheid moest
nemen van zijn vrienden en familieleden. Maar afspraak was
afspraak en afspraken diende je na te komen.
Maar vaak konden de dieren hun geluk niet op als ze zagen, dat ze
een kort stokje hadden getrokken en niet het haasje waren.
Enige tijd verliep het goed. Het werd rustig aan de rand van het bos;
de dieren konden met een gerust hart bij de rivier drinken. De leeuw
hield zich aan de afspraak. Totdat op een dag de vos aan de beurt
was om een stokje te trekken. De vos, die daar niet zo veel voor
voelde, sprak tot de haas:
“Jij loopt vrolijk rond met die stokjes; alle dieren moeten zo’n houtje
trekken, maar jij hoeft nooit een houtje te trekken. Jij zult nooit een
prooi voor de dieren zijn.”
“Ach vos, als jij graag met de stokjes rondloopt en wilt zien wie er
allemaal naar de slachtbank gaan, dan vind ik dat prima. Hier heb jij
de stokjes. En ik wil best ook zo’n stokje trekken.”
De haas trok het laatste stokje, het langste en hij zou vandaag de
maaltijd voor de leeuw zijn. Het was immers een vette haas, een
lekker hapje voor de leeuw. Maar in tegenstelling tot de andere
dieren, die luid begonnen te klagen of in tranen uitbarstten, nam hij
rustig afscheid en ging op de leeuw af.
“Zo ben jij vandaag mijn smakelijke hapje, mijnheer de Haas?”
94
“Inderdaad,” zei de haas zonder enig teken van angst.
“Nou, daar ga je dan,” zei de leeuw. Hij sperde zijn geweldige muil
open en deed zijn kaken om het kopje van de haas. Op dat moment
keek de haas in de keel tot diep in de maag. Toen schreeuwde hij zo
hard als mogelijk, zodat de klank die hij uitriep, echode:
“Beste leeuw, ik ken een dier dat machtiger en sterker is dan u en er
gevaarlijker uitziet.”
Na een korte aarzeling trok de leeuw zijn kaken weg van het
hazenkopje en keek hem sluw aan:
“Waar zit dat dier dan?”
De haas zei:
“Het spijt mij, Koning Leeuw, maar dat was niet de afspraak. U moet
mij opeten. Ik vertel het niet. Smakelijk eten.”
De leeuw sperde weer zijn bek en zette zijn tanden in de nek van het
haasje.
Op dat moment riep het haasje weer:
“O, koning Leeuw, ik ken een dier dat machtiger en sterker is dan u
en er gevaarlijker uit ziet dan u.”
“Onmogelijk,” schreeuwde de leeuw ontzet. “Vertel me waar dat
beest zit en ik zal hem verscheuren. Vertel het mij!”
“Nee, Koning Leeuw, geen sprake van.”
Toen de leeuw het haasje voor de derde keer de woorden hoorde
zeggen, sprong hij haast uit zijn vel, maar hij wist zich te beheersen.
Hij beloofde de haas niet te zullen opeten, als hij zou vertellen waar
het dier zat.
De haas ging de leeuw voor. De dieren in het bos konden hun ogen
niet geloven. Daar liep de geweldige leeuw gedwee achter het haasje
aan. De haas volgde een pad langs de rand van het bos, totdat het pad
naar een stille, diepe waterpoel leidde.
“Shh,” fluisterde de haas tot de leeuw. “Het monster zit daar in het
water.” Geruisloos sloop de leeuw naar de rand van de waterpoel en
95
keek in het spiegelende water. Daar zag hij zo’n weerzinwekkend
dier, dat hij met een grote sprong opschrok. Nog nooit had hij zijn
eigen kop gezien en met een enorme sprong viel hij het monster in
het water aan. Het water was diep en de leeuw verdronk.
De haas liep glimlachend terug naar de dieren van het bos en vertelde
hen, dat de leeuw hen niet meer lastig zou vallen.
96
24.Tekortkomingen van de
zelfkoesterende houding
DE ZELFKOESTERENDE GEEST
Het koesteren van het ik geeft geen gelukkige geest –
het geeft spanning, pijn. Ik voel me niet vrij. Ik kan
dat fysiek voelen. Mijn gezicht ziet er gesloten, strak
en bezorgd uit. Door het ego, de zelfkoesterende
geest, ontstaan veel problemen. Ik creëer een leven
met problemen. Ik raak uit balans. Ik word sneller
ziek, word ongeduldig, chagrijnig.
Het heeft invloed op mijn gezondheid als ik negatief
over anderen denkt.
.
Op dit moment word ik overweldigd door de
onwetende en ongecontroleerde geest, die niet weet
wat het ik is, die in verkeerde denkbeelden gelooft.
Daarbovenop komt nog eens, dat ik het lijden als een
prettige hallucinatie ervaar.
Het wereldse plezier is iets wat dieren ook ervaren.
Het wereldse plezier heeft met de zelfkoesterende
geest te maken. De zelfkoesterende geest die, graag
prettige geluiden hoort,
97
geen onprettige geluiden wil horen,
succes wil ervaren,
ongelukkige situaties wil vermijden,
graag lovende opmerkingen wil krijgen,
kritische opmerkingen liever niet krijgt,
wil dat wensen uitkomen,
niet wil dat wensen niet uitkomen.
De zelfkoesterende geest is hiervan afhankelijk en zit
daardoor gevangen.
98
DE BRON
Anekdote
Een man bewoonde sinds kort een huis met een stuk land. Op het land
bevond zich een waterput, die al lang niet meer gebruikt was. Toen hij de
deksel ervan aflichtte, zag hij dat er een dikke laag prut op het water lag.
Hij begon met de emmer water op te halen. Het water was vuil en rook
onaangenaam. Hij haalde vele emmers op en het water begon minder
troebel te worden. De prut begon geleidelijk aan te verdwijnen.
Toen de put een aantal dagen water had geschonken, werd het water
steeds beter van kwaliteit. Hoe meer de put gaf, hoe schoner het water in
de put werd. Het water werd op den duur kristalhelder en kreeg een frisse
smaak.
99
25. Medeleven en Liefde
LIEFDE
Waar bij mededogen het gevoel ontstaat om het
verdriet, de pijn en het ongemak van de ander weg te
nemen, ontstaat bij liefde het gevoel de ander
gelukkig te willen maken.
De ander geluk te kunnen geven zonder het eigen
belang een rol te laten spelen heeft de prioriteit. De
gedachte, wat levert het mij op, vervalt.
De wens ontstaat om die ander niet alleen tijdelijk
gelukkig te maken, maar om die ander voortdurend
geluk toe te wensen.
De wens uiten en formuleren is belangrijk, omdat ik
in veel gevallen de ander niet echt kan helpen. Dat
komt door mijn onvermogen en beperktheid of door
de situatie waarin de ander zich bevindt. De ander zit
misschien helemaal niet op advies of hulp te wachten.
Het is daarom belangrijk dat ik voorzichtig ben met
het geven van hulp aan een ander. De wens en de
bereidheid om de ander te willen helpen zijn de basis
voor het werkelijk kunnen helpen van anderen.
Liefde sluit andere levende wezens niet uit, dus zij zal
voortdurend begeleid worden door gelijkmoedigheid.
Eigenschappen die mij tot een liefdevolle persoon
maken zijn respect en vergevings-gezindheid.
100
Door anderen te willen helpen wordt het hart geopend
en ontstaat een stroom van positieve energie.
101
BEDELAARS
Verhaal
Ik liep door een stoffig straatje in Bodh Gaja in India. Het is een
bedevaartsplek. Vele honderdduizenden komen er jaarlijks om naar
de verschillende tempels te gaan. Ondanks de drukte van de pelgrims
voelde de plek aan als een oase van rust. Langs de straat zaten
tientallen bedelaars naast elkaar met kommetjes in de hand. Een
aantal was gehandicapt. Ze misten ledematen, waren blind of konden
niet meer overeind komen. Anderen zagen er onverzorgd en zeer
mager uit. Sommigen konden niet spreken of hadden
gedragsafwijkingen. Zachtjes, maar nadrukkelijk werd er om
aalmoezen gevraagd. Mijn ogen probeerden hen te ontwijken, want
als ik hen in de ogen keek, zag ik mijn bevoorrechte positie en kreeg
ik een ongemakkelijk gevoel. Hoe moest ik met mijn mededogen
voor hen omgaan?
Ik had een dikke portemonnee, maar ik had het geld nodig voor mijn
reis. Voordat ik het dorp in kwam, kwamen kinderen naar de
bushalte toe gezwermd. Ze smeekten om roepies. Ze raakten mij aan.
Ik stootte ze van mij af. Ik kon hen onmogelijk alles geven, wat ik bij
mij had, anders kon ik zelf ook gaan bedelen.
Later kwam een meisje van een jaar of zes op mij af. Op haar arm
droeg zij een baby. Haar donkere ogen leken in mijn hart te kijken en
ze vroeg mij om geld. Haar kleren waren gescheurd en ze had
honger. Ik gaf haar een muntstuk. Binnen een mum van tijd stormde
een groep kinderen op mij af. Nog nadrukkelijker smeekten ze om
geld. Ik moest ze van mij afslaan en mijn stem verheffen. Anderen
van de groep renden achter het meisje aan en probeerde haar het geld
af te nemen.
Vanaf dat moment besloot ik geen geld meer te geven aan bedelaars.
Wel had ik met mijzelf afgesproken, als ik bedelaars tegen kwam,
dat ik hen in gedachten allereerst hun lijden af wilde nemen en hen
102
wilde geven, wat ik had. Ik zou dan met een positieve intentie langs
hen heen lopen. Al gaf ik hen in materiële zin dan niets, een
positieve intentie maakt voor mijzelf een verschil. In plaats van een
negatieve reactie van mijn kant en het veroorzaken van negatieve
energie, zou ik een positieve oorzaak creëren
Visualisatie geeft geen directe hulp. Er verandert niets aan de
buitenwereld. Op het gebied van karma verandert er wel wat.
103
Dag 26. Geven en Nemen
Hoe zou het zijn als ik op elke inademing het lijden
van anderen op mij neem en op elke uitademing
anderen geef wat zij nodig hebben.
Ik stel mij voor dat het lijden bij de ander werkelijk
afneemt en het geluk toeneemt, dat de persoon het
accepteert en ervaart.
Is het een kwestie van gewenning om dit een deel van
mijn natuur te laten worden?
104
NEMEN EN GEVEN
Oefening 34
Je neemt in gedachten het lijden, het verdriet en de ellende van de
ander op je. Je verzacht daarmee de pijn van de ander. De ander
hoeft het lijden niet langer te ervaren. Je neemt alle negatieve energie
die in de ander aanwezig is op in je liefdevolle hart en laat het daar
volledig verdwijnen.
Je schenkt positieve energie, helende energie aan de ander. Je geeft
de ander alles wat hij nodig heeft. Je ziet dat de ander gelukkig
wordt.
Neem op de inademing het ongemak in je op en schenk op de
uitademing vreugde, blijdschap en geluk.
Je kunt deze oefening de hele dag doen.
105
DE SLEUTEL
Verhaal
Er was eens een meisje dat er haveloos en arm uitzag. Haar gezicht
was bleek. Ze had blauwzwarte wallen onder haar ogen. Zij
ondersteunde haar hoofd met haar handen en staarde voor zich uit.
Ze zat op een boomstam. Ze dacht aan eten en vriendschap. Zij had
al een paar dagen geen fatsoenlijke maaltijd gehad. De mensen die
haar zagen zitten, keken haar meelijwekkend aan. Sommigen liepen
met een wijde bocht om het meisje heen.
“Hallo,” riep een stemmetje.
Het meisje verroerde niet.
Was dat weer een van die grapjassen die haar een poets wilden
bakken, die haar wilden uitdagen, uitschelden of slaan? Nee, het
stemmetje klonk te vriendelijk, dacht ze. Net als het stemmetje dat ze
van binnen wel eens hoorde.
Het hoofd leunde wat minder zwaar en de starende ogen leken
wakker te worden.
“Hallo,” riep het stemmetje weer. “Je hebt me toch wel gehoord?”
Nu begonnen haar ogen te zoeken naar het geluid dat zij had
gehoord.
Had ze zich toch vergist, vroeg ze zich af, toen ze nergens iets vond.
Ze was gaan staan en begon te zoeken achter de boomstam, tussen de
takken, achter de bladeren, tussen het gras en onder de varens. Met
de handen in haar zij riep ze:
“Waar ben je dan?”
Een oude gebochelde vrouw die over het pad langs de boomstam
sjokte, draaide haar hoofd naar haar toe en zei met schorre stem:
“Zo meisje, vroeg je aan mij of je mijn boodschappen wilde tillen.
Hier neem die tas maar!”
Het verbaasde meisje greep zonder na te denken naar de tas en liep
met het vrouwtje mee. Terwijl zij in hetzelfde langzame tempo als
het oude vrouwtje liep, keek ze nog een keer terug naar de plek, waar
zij net het geluid gehoord had. Ze zag niets. Vanuit een ooghoek
106
keek ze naar het zwaar rimpelige gezicht en de nauwe ogen. Ze
haalde zwaar adem en nu pas merkte ze de geur, die rond de vrouw
hing. Een bloemen- en kruidengeur werden steeds krachtiger en leek
haar sombere gevoel weg te nemen. Een paar maal had ze naar
woorden gezocht om iets tegen haar te zeggen, maar haar keel, haar
stem leek op slot te zitten. Geen woord, geen klank kwam eruit. Het
was alsof haar keel met dikke vette pek was dicht gesmeerd.
Waarom ben ik met haar meegelopen was een gedachte, die ze steeds
weer hoorde. De tas werd steeds zwaarder en ze vroeg zich af wat
voor boodschappen in de tas konden zitten. Kon ik de tas maar even
neerzetten? De hengsels deden pijn aan haar schouders.
“Zullen we hier even gaan zitten?” zei het vrouwtje.
De bloemengeur kwam weer als een zachte regen over haar heen.
Opgelucht zette zij de tas neer en zichzelf er naast. Nog steeds kon ze
geen woord vinden om te zeggen en haar hoofd voelde leeg aan.
In gedachten zat ze nog bij de striemen op haar schouder. Ze wreef
over de plek. Toen zij haar blouse van haar schouder trok om te
kijken of de hengsels een rode plek hadden achtergelaten, zag ze dat
het vrouwtje in slaap was gevallen. Zachtjes hoorde zij haar piepende
snurken.
Nadat ze een tijdje gewacht had, werd ze onrustig. Ze wilde weg,
maar ze wilde het vrouwtje ook niet in de steek laten. Ze durfde haar
niet wakker te maken en daarom bleef ze bewegingloos naast haar
zitten. In een stapel sprokkelhout hoorde ze een winterkoninkje
kwetteren. Ze volgde het geluid net zo lang tot ze het bruine vogeltje
met zijn staartje omhoog tussen de takken zag wippen.
“Hallo,” hoorde ze plotseling het stemmetje weer roepen.
Ze schrok op en probeerde de plek te lokaliseren waar het vandaan
kwam. Terwijl ze zocht, vloog er zoemend een mug vlak langs haar
oor. Door een snelle beweging van haar hand was ze niet langer op
het stemmetje gericht. De mug ging op de bruinvlekkerige hand van
het vrouwtje zitten. Ze zat besluiteloos te kijken. Straks gaat de mug
107
haar prikken, waarschuwde haar gedachten haar. Een gelijktijdige
gedachte was dat ze haar niet mocht wekken. Voorzichtig zwaaide ze
met haar hand langs haar hand, maar de mug bleef zitten.
Voorzichtig blies ze nu in de richting van de mug, maar het diertje
had zich in een kloof tussen twee aderen genesteld. Het zoog zich vol
met het rode bloed, zijn maaltijd, en liet zich niet wegjagen. Het
meisje gaf het op en mompelde:
“Nou, smakelijk eten dan maar.”
Tevreden vloog het diertje uit haar gezichtsveld. Het vrouwtje had er
niets van gemerkt en sliep in een haast onbeweeglijke houding
verder. Het meisje vroeg zich af wanneer ze wakker zou worden. De
schaduwen werden langer en het hongerige gevoel van een paar uur
eerder kwam terug. Haar ogen keken weer met die blik waarmee ze
niets kon onderscheiden.
“Hallo, kijk eens in die tas!” riep het stemmetje.
Het meisje was direct opgeschrokken. Ze had niets zien bewegen.
Maar haar nieuwsgierigheid was aangesproken en behendig als een
dief trok ze de tas geruisloos tussen haar opgetrokken knieën. Ze
duwde de gesp uit het slot en de tas lag open voor haar. Nauwkeurig
onderzoekend volgden haar ogen de inhoud van de tas. Ze herkende
een metalen kistje met krulversieringen. Voortdurend lette ze op het
vrouwtje, op haar stille schaduw en lichtte het kistje uit de tas. Er zat
geen slotje op het kistje. Zij duwde het dekseltje open. Een geelbruin
rolletje papier met een rood lintje en een bronzen sleutel lagen erin.
Na een korte weifeling schoof zij het lintje weg, rolde zij het
papiertje open en las zij de met inkt beschreven letters, die voor haar
lagen:
De sleutel zal je brengen naar het slot en openen de poort van je levenslot
108
Haar ogen volgden de regels keer op keer. Opgewonden probeerde
zij te beseffen wat ze gelezen had.
“Ga nu, neem de sleutel!” klonk de stem. “Laat de vouw alleen. We
zullen voor haar zorgen en bij haar waken tot je terugbent.”
Nu pas dacht ze een grijze doorzichtige schim te zien loskomen van
de ronde stenen voor haar, licht bewegend en zich weer versmeltend.
“Je kunt ons niet zien, omdat je ogen verduisterd worden. Je ogen
worden versluierd door je zorgen, door je steeds opkomende
gedachten. Maar nog een keer: Neem de sleutel en ga!”
Een vreemde macht leek haar hand naar de sleutel te leiden. Een
gevoel van lichtheid en zekerheid doordrong het meisje en ze
fluisterde zacht:
“Goede vrouw, vergeef mij mijn gedrag, mijn nieuwsgierigheid, mijn
diefstal. Ik hoop u te kunnen helpen, wanneer ik terugkeer. Ik heb uw
vertrouwen beschaamd. Vergeef mij!”
De vrouw zat nog steeds roerloos en zonder een teken van
herkenning. Alleen de bloemengeur drong tot haar door in de
onbeweeglijke natuur.
Ik ga, zei ze tegen zichzelf, de sleutel in haar hand vastklemmend.
Zij vervolgde het schemerige pad. Haar hongergevoel en twijfel
waren even verdwenen. De bronzen sleutel voelde warm aan. Het gaf
haar een gevoel van vertrouwen.
Toen zij enige tijd gelopen had, kwamen de vragen. Waar moest ze
heen? Liep ze in de goede richting? Wat waren dat voor wezens die
ze dacht gezien te hebben? De sleutel voelde kouder. Zij herinnerde
zich de woorden: de sleutel zal je brengen naar het slot. Onmiddellijk
gloeide de sleutel aangenaam in haar handen. Ze moest luisteren naar
de sleutel. Hoe oprechter zij haar vragen stelde, hoe duidelijker het
antwoord werd. Soms voelde de sleutel zwaar, koud en hard aan,
soms licht, warm en zacht.
Het werd donkerder door de schaduwen van het bladerdek. Op het
moment dat ze aan onderdak dacht en door een zee van varens
bewoog, verstapte ze zich. Ze had de tak onder de bladeren niet
gezien. De sleutel was uit haar handen geglipt. Naar evenwicht
109
zoekend hadden haar handen naar steun gezocht. Direct begon ze op
handen en voeten onder de schemerige, groene bladeren te zoeken, te
tasten, te graaien. Het dwarrelende stof van de rijpe zaaddoosjes
maakten handen, armen en hoofd bruin. Ze kon de sleutel, die de
grootte had van een pink, niet vinden. Ze durfde zich niet te ver van
de plek te verwijderen. Het stemmetje klonk weer:
“Slaap zacht, het mos is je matras, de varens je deken, morgen weer
een dag. Laat je wensen in je dromen horen en je vindt de sleutel in
het ochtendgloren.”
Ze zag een grijswitte sluier verdwijnen in de warrige onderwereld.
Niet lang daarna droomde ze dat ze haar kleren aan het wassen was.
De geelbruine vodden die zij droeg waren smetteloos wit geworden.
Ze voelde de sleutel in de zak van haar uitgerekte vest. Vanaf dat
moment sliep ze rustig tot een merel haar uit haar slaap wekte.
Ogenblikkelijk voelde haar hand in haar zak. De sleutel voelde warm
aan. Ze zag de wiegende, lichtgroene bladeren met hun bruine
kratertjes en rekte zich behaaglijk uit.
Wat zou ze graag in deze vredige wereld blijven, was haar wens.
Maar de klanken van meisjesgezang deden haar opkijken. Ze was
verbaasd door het grote verschil tussen de varenwereld en de ruimte
erboven. Een donkerharige jonge vrouw stond voorovergebogen
wilde aardbeien in een gevlochten mandje te verzamelen. Ze schrok
niet van het meisje. Ze moest haar ritselende voetstappen gehoord
hebben, want ze ging rustig neuriënd verder. Een sappige aardbei
verdween smakelijk in haar mond.
Het meisje deed het lintje dat om het rolletje papier had gezeten door
de sleutel. Ze deed de sleutel nu om haar nek.
“Die raak je niet meer kwijt,” zei de vrouw glimlachend. “Wil je ook
wat aardbeien?”
Ze had haar recht in de ogen aangekeken. Ze hadden samen nog wat
geplukt. Tijdens het gesprek had het meisje haar verteld over haar
vreemde avontuur. Samen met de jonge vrouw ging ze verder.
110
Regelmatig gingen flarden gedachtebeelden voorbij: Hoe zou het met
de oude vrouw zijn? Hoe zit dat met die stemmen? Hoe zit dat met
die droom en nu de ontmoeting met deze vrouw. De sleutel hing om
haar hals en voelde aangenaam aan.
Na een korte wandeling stopte de vrouw bij een gat in de grond. Hier
bevindt zich een touwladder waar speleologen naar beneden gaan om
grotten te verkennen.
“Hier moet jij naar beneden.”
De vrouw drukte haar warme en stralende hand lang op haar
voorhoofd en hart en gaf haar een opvallende klap op haar rug. Ze
liet haar alleen.
Ze keek in het donkere gat. Ze voelde aan haar sleutel en tastte
voorzichtig met haar schoenen naar de touwladder dat strak naar
beneden hing. Even kreeg ze de bevlieging om de touwladder los te
laten, toen ze met de afdaling begonnen was. Ze wilde zich naar
beneden laten zweven. Een korte rustpauze, waarin ze zich kon
vermannen, bracht haar weer in balans. Ze daalde in een diepte die
haar aan haar ouderlijk huis deed denken. De afdaling duurde lang.
Een lichtgevende ruimte werd zichtbaar. Er brandde een flakkerend
vuur. Eindelijk had ze weer vaste grond onder de voeten. Ze kon haar
vingers, waarmee ze de sporten van de touwladder had omklemd,
ontspannen.
In het zachte licht zag zij een enorme ruimte. Er liepen mensen door
galerijen. Een hevige ontroering overviel haar toen ze daar mensen
zag lopen, die zij kende. Haar moeder en vader, die al jaren geleden
gestorven waren, haar grootouders, vrienden en bekenden. Maar ook
mensen die nog in leven waren, doolden er rond. Ze zagen er
tevreden uit. Het was alsof ze haar verwelkomden. Ze had een
gelijkmoedig gevoel voor al die mensen. Zij beleefde ze intens. Het
viel haar op dat de tijd geen invloed op hen had. Ze zagen eruit zoals
zij ze zich verbeeldde. Niet oud of jong. De lichamen hadden een
zachtheid en liefdevolle matte glans. Het was alsof ze voor het eerst
111
de mensen zag zoals ze zijn. Zoals haar moeder eens tegen haar
gezegd had:
“Toen jij geboren werd, was het alsof ik voor het eerst een mens echt
zag.”
Ze dwaalde verder langs de hoge wanden van de onderaardse ruimte
en kwam op een plek waar een enorme grote open haard brandde.
Het geweldige vuur verhelderde de zaal en gaf een behaaglijke
warmte. Alle wezens waren verdwenen en ze was alleen. Ze voelde
zich een vreemde in dit huis, waar zij zoveel geliefde personen had
ontmoet. Ze kreeg de drang om weer terug te gaan. Direct werd de
gedachte beantwoord met een lichte steek op haar borst. De sleutel
stemde ermee in.
De lange reis terug via de touwladder verliep vlot. Wat had zij daar
beneden gedaan? Waarom was ze daar geweest? Wat had het voor
zin gehad?
Een warm en gelijkmoedig liefdevol gevoel had zich in haar hart
genesteld, was in haar zichtbaar geworden, toen ze haar lichaam uit
het gat naar boven had getrokken. Ze had daar beneden iets
achtergelaten. Wat was het?
Een smal pad liep weg van de holte. Een licht gevoel van verlangen
naar de onderwereld begeleidde haar gedachten. Terwijl ze de
omgeving afspeurde, kwam ze zonder dat ze er direct erg in had, op
een breder pad. Pas toen het pad zich recht voor haar uitstrekte, zag
zij dat ze zich op een laan bevond met aan weerszijde kolossale
beuken. Het einde van het pad zag er onduidelijk uit. Wat was daar
aan het einde? In een hoog tempo trok ze langs de beuken. Was het
een hek dat ze in de verte kon onderscheiden? De bewoonde wereld?
Een bouwvallig hek, bedekt met korstmos, hing scheef in haar
hengsels. Het stond open en ze zag een weinig gebruikt karrenpad
dat langs een donkere en stille sloot ging. Ze schrok van de diepte
van het water waarin de bomen en de lucht weerspiegelden. Heftig
bonsde haar hart toen ze achter de struiken een vervallen slot zag
staan. Ze liep over het nauwer worden pad en probeerde de hoge
112
brandnetels zoveel mogelijk te ontwijken. De slotpoort lag voor haar.
Ze klopte eerst met haar knokkels op de houten deur. Later met haar
vuisten. Geen reactie. De deur zat op slot. Ze greep naar een grote
tak om tegen de deur te duwen. Muggen dansten om haar hoofd. Ze
wuifde ze weg. Daardoor raakte haar hand haar borst, de sleutel …..
Ze pakte de sleutel, paste hem in het slot en zonder veel moeite
draaide ze de sleutel om. De deur knarste open. Een verlaten, stenen
plein, waar overal onkruid groeide, lag voor haar.
“Kan ik u van dienst zijn?” klonk naast haar een stem van een oude,
gebochelde man.
Ze voelde zich stuntelig en stootte de woorden uit:
“De sleutel paste op het slot.”
“Kom met mij naar de keuken. Je bent hier welkom. Er staat een pot
kruidenthee op het vuur en ik heb vers gebakken koeken.”
De man had met een vriendelijke klank in zijn stem gesproken. Ze
dacht aan het oude vrouwtje toen ze de kruidenthee rook, maar de
gedachte aan de koeken was sterker. Ze had een enorme trek.
Tijdens het theedrinken sprak hij:
“Je komt de sleutel terugbrengen!?”
Het meisje antwoordde:
“Ik weet niet …..”
Ze wilde de sleutel helemaal niet weggeven. Ze moest hem
terugbrengen naar de vrouw. Ze wilde het kostbare bezit zo lang zelf
houden.Toen sprak de man:
“De sleutel zal je brengen naar het slot en opent de poort van je
levenslot.”
Door deze woorden viel de gehechtheid aan de sleutel van haar af.
Zij kon de sleutel in de open handpalm van de vriendelijke man
leggen. Zijn ogen glimlachte het meisje tegemoet. Hij streelde haar
over haar hoofd.
“Kom met mij mee!”
113
Ze gingen naar een stal waar een groot, langharig, bruin boerenpaard
stond. Een krachtig, tam beest met betrouwbare ogen stond hen aan
te staren.
“Dit jonge trekdier zal vanaf nu je metgezel zijn.”
Het meisje dat niet gewend was om met dieren om te gaan en ontzag
had voor het grote paardenlichaam, voelde een last op zich drukken
en stamelde:
“Maar … ik weet niets van paarden, ik …..”
“Ik zal je de komende dagen bekend maken met de dierenwereld, de
wereld van het paard. Dit lastdier zal jou helpen anderen te helpen.
Het dier vraagt nauwelijks om zorg. Het zorgt voor zichzelf. Het
enige dat dit dier van jou vraagt is liefdevolle aandacht. De moeder
van dit dier heeft vele jaren vrachten gedragen van stad naar stad,
over velden en wegen. Ze stond bekend om haar trouw.”
Hij wees nu met zijn hand naar een grote rechthoekige kar en ging
verder: “Degene die de eigenaar wordt van dit paard en deze kar zal
de last van mensen verlichten: Moeders die hun kinderen dragen,
kinderen die zware takkenbossen dragen en kruiken water op hun
hoofd tillen, de zieken en de doden, de ouderen, de armen en
gehandicapten zullen met jou reizen. Zij zullen jouw metgezel zijn
en zullen door jou naar de overkant en naar hun bestemming
gebracht worden, als jij je wilt verbinden met dit paard, met zijn lot.”
Een gretigheid welde op vanuit het hart van het meisje. Het leven
juichte haar tegemoet.
“Leer mij over het paardenleven, het besturen van de wagen en ik
word zijn koetsier.”
Het meisje had na enige tijd afscheid genomen van haar leermeester
en was op een dag bij de plek aangekomen, waar zij de vrouw had
achtergelaten. Zij was er niet meer, maar ze rook de geur van
bloemen en kruiden: kamperfoelie en jasmijn.
Vlak voordat het pad een doorwaadbare plek werd in de rivier had zij
een medereiziger in zijn kar: de oude vrouw.
114
27. Geven
VRIJGEVIGHEID
Naast materiële zaken kan ik liefde, vreugde, hoop,
hulp, mijzelf geven. Ik kan de instelling ontwikkelen:
ik ben er ten dienste van de ander.
Mensen met een warm en vriendelijk hart zijn
betrouwbaar, tolerant en geduldig
Ik word geïnspireerd door anderen.
Anderen kunnen door mij geïnspireerd worden.
Door te geven ontstaat een blij gevoel.
Als ik te veel met mijn zelfgerichte denken bezig ben,
mij zorgen maak of verward ben, is mijn hart
geblokkeerd.
Vrijgevigheid is een remedie om gehechtheid en
hebzucht tegen te gaan. Gehechtheid betekent dat het
object dat ik ervaar te veel van het goede geef.
115
KRINGSPEL
Oefening 35
In een kring heeft elke persoon een tennisbal. De bal wordt aan de
persoon gegeven die rechts van je staat.
Iedereen houdt de bal in de rechterhand. De bal wordt tegelijkertijd
met een boog naar de linkerhand gebracht. De rechterhand keert
weer terug en opent zich. De linkerhand geeft de bal aan de
rechterhand van de ander.
WENSEN
Oefening 36
Je bent met zijn tweeën of zit in een kring. Je bedenkt de mooiste
dingen voor de ander; je geeft ze aan de ander. Je stelt je voor dat de
ander ze blijmoedig ontvangt.
116
EEN BEZOEK AAN DE HEL EN DE HEMEL
Anekdote
Een man kreeg toestemming voor een bezoek aan de hemel en aan de hel,
terwijl hij nog in leven was. Eerst ging hij naar de hel en daar zag hij een
grote verzameling mensen aan lange tafels zitten, die afgeladen waren
met heerlijk voedsel. Toch verhongerden deze mensen. Zij huilden. De
bezoeker zag snel daarvan de reden; hun lepels en vorken waren langer
dan hun armen, zodat ze het voedsel niet naar hun mond konden brengen.
Daarop ging de man naar de hemel, waar hij dezelfde situatie aantrof:
lange tafels rijkelijk voorzien van alle soorten voedsel. Ook hier hadden
de mensen lepels en vorken die langer waren dan hun armen en zij
konden evenmin zichzelf voeden. Toch waren ze blij en weldoorvoed. Zij
probeerden niet zichzelf te voeden. Zij gaven voedsel aan elkaar.
117
28. Morele Zelfdiscipline
MORELE ZELFDISCIPLINE
Morele zelfdiscipline dient als basis voor mijn
handelingen. Mijn handelingen van lichaam, spraak
en geest tonen mij hoe ik doe, hoe ik met anderen
omga. Zij zijn de oorzaak voor hoe ik in de toekomst
ben
Met mijn lichaam kan ik
Doden en niet doden - in leven houden, het leven
redden
Stelen en niet stelen - geven
Pijn doen en seksueel wangedrag vermijden
Met mijn spraak kan ik
Liegen en de waarheid spreken
Kwaadspreken en spreken over de kwaliteit van
anderen
Roddelen en oprecht zijn
Onzin vertellen en serieus zijn - humoristisch
118
Met mijn geest kan ik
Hebzuchtig zijn en niet zelfgericht verlangen - voor
het welzijn van de ander, weggeven, offeren
Kwaad worden en kwaadheid vermijden - geduld
Onwetend zijn - misvattingen hebben - en inzicht
verkrijgen
Mijn kwaadheid groeit. Ik krijg wrokgevoelens.
Daardoor ontstaan allerlei handelingen. Ik heb de
voortdurende wens om die ander schade toe te
brengen. Ik zorg ervoor dat ik mijn fouten verberg. Ik
ben jaloers en doe mij beter voor. Er ontstaat
innerlijke en uiterlijke schaamteloosheid.
Ik voel me trots. Ik heb gebrek aan vertrouwen. Ik heb
geen vertrouwen in constructief gedrag. Ik word lui,
onverschillig en onattent. Ik word vergeetachtig door
mijn gebrek aan alertheid en krijg depressieve
gevoelens. Door de onrustige en opgewonden
gedachten ontstaan instabiliteit en controleverlies.
Ik ben voorzichtig met de volgende zelfgerichte
verlangens:
Als ik te sterk geluk voor mij zelf wil en geen ongeluk
wens te ervaren…….
Als ik graag geprezen wil worden en geen kritiek van
anderen wens……….
119
Als ik graag mooie klanken wil horen en onprettige
geluiden niet wil ervaren.
Als ik blij ben als ik dingen krijg die ik wil en niet blij
ben als ik die dingen niet krijg………..
De ander is belangrijk omdat ik zonder de ander geen
morele discipline kan ontwikkelen. Daarom neem ik
mij het volgende voor:
1. Ik wil mijn beloftes nakomen
2. Ik wil anderen helpen en vrijgevig zijn
3. Ik wil de altruïstische wens ontwikkelen en in
praktijk brengen
120
HELP MIJ
Oefening 36
Deze oefening kan met meer personen tegelijkertijd gedaan worden.
Ieder krijgt potlood en papier en schrijft een help vraag op.
1.Wat wil ik veranderd hebben. Geef ook een termijn aan.
De briefjes worden doorgeschoven. Je gaat met de volgende opdracht
verder op het blaadje dat je gekregen hebt.
2.Vind je dat ook?
Geef je mening. Geef het blaadje tegelijkertijd door.
3. Hoe doen we dit? Dit doen we door …….
Geef het blaadje weer door.
4.Wat heb je nodig? Geef aan wat jij nodig vindt
Geef de originele blaadjes weer terug
Veel plezier met het cadeautje
121
29. Geduld
Als ik naar de eigenschap geduld kijk, vallen me de
voordelen op van geduld. Wanneer ik geduldig ben,
heb ik een vredige geest.
Geduld staat tegenover ongeduld en kwaadheid.
Door kwaadheid veroorzaak ik negatieve energie en
wordt positieve energie, die ik heb opgebouwd,
vernietigd. Wanneer ik kwaad ben, slaap ik slecht,
malen mijn gedachten in mijn hoofd, kan ik niet goed
nadenken, heb ik geen keuzevrijheid meer en heb ik
weinig controle over mijn gevoel. Ik beschuldig
anderen en zie vooral hun gestoorde gedrag.
Ik heb de potentie in mij om kwaad te kunnen worden.
Dus ik speel een belangrijke rol, de belangrijkste rol,
in het proces van kwaad worden. Waarom word ik
kwaad? Het komt door mijn zelfgerichte of
zelfzuchtige houding. Woede ontstaat als reactie op
onplezierige omstan-digheden. Mijn wens komt niet
uit. Ik wil gelukkig zijn.
Een remedie tegen kwaadheid is in te zien dat de
ander ook een gevangene is van zijn woede. Hij lijdt
daardoor net als ik.
Een gevoel van compassie voor de ander verzacht de
kwade gevoelens.
Vanuit het oogpunt van oorzaak en gevolg maak ik nu
kwaadheid mee of kom ik vijanden tegen door vorige
122
oorzaken, door handelingen die ik al eerder heb
gecreëerd. Het is belangrijk niet nieuw negatief karma
te creëren. Ik zou “de vijand” dankbaar moeten zijn,
omdat hij mij de mogelijkheid geeft om negatief
karma uit te werken, te zuiveren en positief karma te
creëren.
Door kwaadheid kunnen vrienden in vijanden
veranderen en kan ik uiteindelijk mijzelf verwonden
of doden. Het is de woede in mij, die het beeld van de
ander in een vijand verandert. Iemand die paranoia is
denkt dat iedereen zijn vijand is. Hij gelooft in het
valse beeld, dat iedereen zijn vijand is. Hij is het
slachtoffer van zijn eigen misvatting.
Het gebeurt vaak in een groep dat er iemand is die de
anderen beschuldigt, dat de dingen niet goed gaan.
Toch is het vaak degene die klaagt, die de oorzaak is
van de disharmonie, die er is ontstaan.
Als ik voortdurend bezig ben om anderen de schuld te
geven, dat mijn problemen door anderen komen, dan
is dit een teken dat er nog veel problemen en
misvattingen in mijn geest zijn.
Als ik vredig van binnen ben en ik mijn geest onder
controle heb, kan mijn vrede niet worden verstoord.
123
Er komen geen vijandelijke beelden op en ik zie de
anderen als vriendelijke wezens.
Er zijn maar weinig mensen die niemand willen
kwetsen, die bevriend zijn met de hele wereld.
Het is beter om woede te vernietigen dan de vijand.
Met geduld kan ik kwaadheid uit mijn systeem halen.
124
EEN LOOPOEFENING
Oefening 37
Je gaat op de grond liggen en komt tot stand. Doe de bewegingen die
je doet in slow motion. Neem er de tijd voor.
Vervolgens ga je tien minuten in slow motion lopen.
Daarna ga je weer zitten - ook in slow motion.
Je observeert wat er gebeurd is.
125
DE WOEDENDE VROUW
Anekdote
Een oude vrouw was het nooit eens met anderen en ging altijd tegen
hen in. Ze was zo tegengesteld dat ze uiteindelijk uit de groep werd
gezet. Toen ze in een andere groep kwam, vroegen ze haar:
“Waarom ben je daar weggegaan?”
Ze antwoordde:
“Oh, alle mensen in die groep zijn gestoord. Ik ben daar weg gegaan
om hen te ontvluchten.”
De nieuwe groep vond dit vreemd.
“Dat kan toch niet waar zijn,” zeiden zij, “De oude vrouw moet
gestoord geweest zijn.”
Ze waren bang dat zij in hun groep ook ellende zou veroorzaken en
lieten haar niet toe in hun groep.
De woedende, oude vrouw vond op deze manier geen enkele plek om
te kunnen leven.
126
30. Enthousiaste volharding
Enthousiasme heeft met verheugen te maken. Ik ben
ergens door geïnspireerd.
Volharding heeft met doorzettingsvermogen te
maken.
Gewenning, afleiding, vermoeidheid, onverschil-
ligheid, vergeetachtigheid kunnen mij blind ma-ken.
Het doel wordt onzichtbaar en beteke-nisloos.
Mediteren en het onderzoeken van de geest brengen
mij bij inspiratie en geven betekenis aan het leven.
Inspiratie gaat stromen.
Het verheugen in andermans constructieve
handelingen veroorzaakt ruimte.
Ik heb een besluit genomen om tot actie te komen. Ik
heb de wens in een wilsbesluit omgezet. Een belofte
ondersteunt en versterkt de wens en het wilsbesluit.
De handeling wordt krachtiger, wordt gedaan en
afgemaakt.
127
VERBEELDING
Oefening 38
Je gaat rechtop staan met je voeten op de grond en je armen langs je
lichaam.
Je laat je rechterarm rustig omhoog gaan tot deze in horizontale stand
staat. Dan gaat de arm in een wijde boog naar achteren. De voeten
blijven in dezelfde richting op de grond staan. Je houdt de uiterste
stand van de arm, die zich nu achter je bevindt, vast. Dan laat je de
arm op rustige wijze op dezelfde manier terug gaan.
Nu doe je de oefening nog een keer, maar met de ogen dicht en in
gedachten – dus niet “echt”.
Als de uiterste stand bereikt is, laat je in gedachten de uiterste stand
iets verder gaan. Je houdt de stand even vast. Daarna ga je dezelfde
weg weer terug.
Nu doe je de oefening nog een keer “echt” met de ogen open. Je zult
zien dat je deze keer een stuk verder komt – zonder moeite – met de
uiterste stand.
128
BEN-GUN-KYEL
Verhaal
Er leefde eens in een hoog gebergte een man, die Ben-Gun-Kyel
heette. Hij woonde in een boerderij op een groot stuk land.
Naast zijn werkzaamheden als boer beroofde hij allerlei mensen.
Geleidelijk aan werd hij een beruchte bandiet.
Vlak bij zijn huis was een bergpas, waar veel karavanen en nomaden
voorbij trokken. Het was een uitgerekende plek voor bandieten.
Op een dag reisde een nomade over de bergpas. Hij ontmoette Ben-
Gun-Kyel, maar herkende hem niet. Hij vroeg:
“Weet u misschien of de bandiet Ben-Gun-Kyel hier ergens
rondhangt.”
Ben-Gun-Kyel antwoordde:
“Ik ben Ben-Gun-Kyel.”
De nomade schrok zo, dat hij de berg aftuimelde.
Bij het zien van dit rampzalige resultaat door alleen maar zijn naam
te noemen, besloot hij zijn slechte gedrag op te zeggen. Om dit te
kunnen doen, moest hij een grote hoeveelheid moeilijkheden
doorstaan. Hij had bijvoorbeeld grote moeite om eten te vinden. Zo
nu en dan vond hij droge erwten die door anderen waren achter
gelaten. Hij deed ze dan in een bak met water en zette die in de zon,
zodat de erwten warmer werden en vocht konden opnemen. Dat was
zijn voedsel. Hij kreeg het erg moeilijk omdat hij steeds zwakker
werd. Hij was van huis uit gewend om vlees en boter te eten. Hij
dacht dat hij beter weer naar het huis in de bergen kon gaan.
Toen hij echter op een dag een wandeling maakte door de
weidevelden, viel zijn oog op een mier die tegen een grashalm kroop.
De mier viel steeds naar beneden. Na lang proberen lukte het de mier
boven op de grashalm te komen. Toen de mier daar aangekomen
129
was, was deze zo verheugd, dat het de poten de lucht in gooide en
wegvloog.
Ben-Gun-Kyel zei:
“Als deze vliegende mier zoveel moeite doet om alleen maar op de
top van een grashalm te komen, dan kan ik veel meer mijn best
doen.”
Daarom besloot hij, dat hij niet terug naar zijn huis, maar liever naar
een klooster zou gaan om aan zichzelf te gaan werken.
Hij hield een soort balansrekening bij, waarop hij alle positieve en
negatieve handelingen van een dag noteerde. De positieve
handelingen onderstreepte hij met een wit merkteken aan. De
negatieve handelingen met een zwart merkteken.
In het begin kreeg hij bijna alleen zwarte kruisjes en vrijwel geen
witte. Geleidelijk aan kreeg hij meer witte. Als hij aan het eind van
de dag meer witte dan zwarte had, dan nam hij zijn linkerhand in zijn
rechter en schudde deze met de woorden:
“Dat heb jij prima gedaan, gefeliciteerd.
Als hij echter meer negatieve dingen had gedaan, dan nam hij zijn
rechterhand in zijn linkerhand en schudde die dan stevig met de
woorden: “Jij bent een ondeugende kerel. Je hebt het er vandaag
beroerd vanaf gebracht.”
Later toen hij een groot beoefenaar was geworden en grote
vermaardheid had verkregen, wilden veel mensen hem zien. Hij
leerde hen het volgende: “Vroeger was ik een bandiet. Ik ploegde
mijn grote land. Ik viste en jaagde. Ik had moeite om mijn voedsel
bij elkaar te krijgen. In het verleden kon mijn maag niet voldoende
krijgen. Nu ik alles heb opgegeven en mij intensief met de dharma
bezighoud, heb ik zoveel voedsel gekregen, dat mijn mond het
allemaal niet kan verwerken.
Op een dag nodigde iemand hem uit. Aangezien hij krachtige
instincten van het dief zijn niet altijd kon tegenhouden, werd de
verleiding hem nog wel eens te groot om iets te stelen. Hij zag in de
130
kamer waar hij op bezoek was een grote doos met thee staan. Hij stak
zijn hand in de doos en zag wat hij aan het doen was. Hij greep snel
met zijn ene hand de andere en schreeuwde het uit:
“Ik heb een dief te pakken. Kom snel.”
Een andere keer werd hij samen met een groep monniken
uitgenodigd. Op een gegeven moment zou er yoghurt geserveerd
worden. De heer des huize gaf iedereen in de rij grote lepels vol met
yoghurt.
Hij werd bezorgd, toen hij zag, dat de heer des huize iedereen zoveel
yoghurt gaf. Hij vroeg zich af of er wel genoeg voor hem zou
overblijven. Onmiddellijk herkende hij deze onjuiste gedachte.
Op het moment dat hij aan de beurt was, draaide hij zijn kom
ondersteboven en zei:
“Ik heb mijn yoghurt al op.”
De monnik, die naast hem stond, vroeg waarom hij de yoghurt
geweigerd had. Hij antwoordde:
“Ik had zulke slechte gedachten over de yoghurt. Ik maakte mij
zoveel zorgen, dat ik in feite de yoghurt in gedachten al had
opgegeten.”
Op een dag kreeg hij bericht, dat zijn beschermer van plan was hem
thuis op te zoeken. Hij deed zijn uiterste best om alles netjes schoon
te krijgen. Hij veegde het huis en zette alles netjes neer: het altaar
met offergaven, boter en wierook. Nadat hij hiermee klaar was,
onderzocht hij zichzelf, waarom hij dit had gedaan. Hij ontdekte dat
hij dit alleen had gedaan, omdat zijn beschermer op bezoek zou
komen. Hij ging naar de vuurplaats, waar gruis en as van verbrand
kool lag. Hij nam er wat van en gooide dit door de kamer.
131
31. Concentratie
Als ik naar mijn gedachten kijk, dan zijn mijn
gedachten even zichtbaar. Soms geef ik een
gedachtebeeld aandacht en een andere keer lijkt het
alsof de gedachten bepalen, wat ik moet denken.
Wanneer ik mij concentreer op een gedachte of op een
proces, bijvoorbeeld op de ademhaling, dan merk ik
hoe snel ik afgeleid ben van het concentratieobject. Ik
heb belangstelling voor iets anders gekregen door
opwinding of door saaiheid. Er zijn verschillende
niveaus van bewustzijn van het object.
Hoe meer ik mij focus op het gedachtebeeld, hoe
minder ik het kan waarnemen. Maar ook geldt, hoe
meer ik mijzelf dwing om de opdracht goed te doen,
hoe minder het lukt. De opdracht, die ik aan mijzelf
geef, mag niet te strak zijn, maar moet wel duidelijk
zijn en begeleidt gaan met een wilsbesluit. Het
gedachtebeeld moet ik met een zekere, waakzame
zachtheid bestrijken om mij er langer van bewust te
kunnen blijven.
Concentreren is een subtiel balans zoeken.
Er is een waarnemer aanwezig die schouwt of ik nog
bij het concentratieobject ben.
132
Concentratie betekent dat ik mijn aandacht voort-
durend op een object kan houden, zonder het object te
vergeten.
Het resultaat van concentratie is bewustzijn.
Stabiele concentratie
De verschillende niveaus van stabiele concen-tratie:
1. Je bent meer weg van het object
2. Je bent langer bij het object
3. Je bent bijna de hele tijd bij het object
4. Een deel is voortdurend bij het object
5. Je bent subtieler aanwezig – subtiele opwinding
6. Je bereikt zegening; je ervaart stilte
De geest is in het begin voortdurend aan het
schudden. Het is als een waterval. Het wordt
geleidelijk aan een kalme rivier en ten slotte wordt het
als een stille zee.
133
CONCENTRATIEOEFENING
Oefening 39
Alleen, met tweeën naast elkaar of met velen in een kring.
Je loopt volgens het volgende schema. Tien stappen vooruit, nul
achteruit. Je blijft doorlopen negen stappen vooruit en een achteruit.
Zo ga je door tot je weer terug bent.
Vooruit Achteruit 10 stappen 0 stappen
9 stappen 1 stap
8 stappen 2 stappen
7 stappen 3 stappen
6 stappen 4 stappen
5 stappen 5 stappen
4 stappen 6 stappen
3 stappen 7 stappen
2 stappen 8 stappen
1 stap 9 stappen
0 stappen 10 stappen
2e opdracht
Iemand tikt 110 maal met een stok. Op elke tik doe je een stap. Je
loopt hetzelfde schema. Op de laatste tik sta je stil. Er wordt niet
hardop geteld.
134
32. Wijsheid
Naast vrijgevigheid, morele discipline, geduld,
enthousiaste volharding en concentratie krijgt
wijsheid een plek.
Wijsheid heeft te maken met hoe we naar dingen, naar
verschijnselen en naar het, ik kijken. Naast de
zienswijze die we gewoonlijk hebben, dat
verschijnselen een eigen onveranderlijke, uit zich zelf
bestaande identiteit hebben, is er de ziens-wijze, die er
vanuit gaat dat verschijnselen geen eigen
onveranderlijke uit zich zelf bestaande identiteit
hebben.
We zijn zo gewend geraakt aan de eerste zienswijze,
dat het moeite kost om de andere zienswijze eigen te
maken. Door geleidelijke oefening is deze zienswijze
te herkennen en te leren.
Verschijnselen kunnen bestaan doordat zij afhankelijk
zijn van andere verschijnselen. Ook deze
verschijnselen zijn weer afhankelijk. Zij dienen als
basis.
Verschijnselen zijn voortdurend in beweging. We
denken dat iets, dat we ’s morgens zien, hetzelfde is
gebleven als we het ’s avonds weer zien. Toch hebben
er veranderingen plaatsgevonden
Verschijnselen zijn afhankelijk van oorzaken en
condities. Het is dus niet mogelijk om naar de
135
identiteit van verschijnselen te grijpen, omdat ze in
feite niet te vinden zijn.
Ook dieren geloven in die eigen identiteit.
Net als dromen, goochel illusies, hallucinaties een
eigen identiteit krijgen als we ze waarnemen, blijkt
het achteraf een illusie te zijn, geldt dit voor de manier
waarop wij waarnemen.
Door op deze onderzoekende manier naar
verschijnselen te kijken helpt het ons om minder
gehecht te raken aan objecten. We leren winst en
verlies, het wel en niet uitkomen van onze wensen te
relativeren.
Verschijnselen krijgen van ons een naam en wij
denken dat het verschijnsel en de naam hetzelfde zijn.
Wijsheid wordt pas echt wijsheid, als het vergezeld
wordt door compassie.
136
WERVELEN
Oefening 40
Je gaat op een ruime plek staan – kamer, weiland, strand, bergtop. Je
voeten staan naast elkaar. De ene voet maakt een stepbeweging en
laat het lichaam om zijn as draaien. De andere voet maakt kleine
rondjes en blijft ongeveer op dezelfde plek staan. Je beweegt met een
rechte houding. Je houdt je ogen open. Je laat de armen geleidelijk
aan omhoog gaan en geniet van het zwieren.
Je houdt dit enige tijd vol.
Je remt voorzichtig af tot je bijna tot stilstand komt.
Om het draaierige gevoel te vermijden kun je vooroverbuigen, naar
de grond kijken en je handen op je knieën doen.
137
33. Onderlinge afhankelijkheid
Ik ben voortdurend bezig met gedachten. De
gedachten, die ik gebruik, hebben als doel mijzelf
gelukkig te maken. Het gaat vooral om uiterlijk en
materieel geluk, om werelds geluk. Door die drang
naar bevrediging ontstaat verwarring en innerlijke
onrust.
Hoe krijg ik mijn gedachtestroom rustiger? Door mijn
ademhaling waar te nemen ontstaat rust en kom ik in
contact met mijn innerlijke wereld. De gedachten
worden niet onderdrukt. Ik accepteer, dat ze er zijn.
De aandacht wordt verplaatst. Ik neem de adem,
degene die adem haalt en de ademhaling waar.
Geleidelijk aan versmelten ze tot ademen en blijven
gedachten even op afstand.
138
HET GELUID VAN DE BEL
Anekdote
Ik heb hier een bel vast. De bel is gemaakt van materiaal. Hij is
gemaakt door een ambachtsman. De bel heeft een bepaalde vorm met
een bovenkant en een onderkant, met lijnen en versieringen. Er zijn
mensen die bezig zijn geweest om versieringen te ontwerpen en er
een betekenis aan te geven. Er zijn mensen die vuur hebben gemaakt
om het metaal te smelten en op de goede manier te bewerken. Het
maken van een bel met een klepel is een oude traditie. Van vader op
zoon, van leraar op leerling, werd de kennis doorgegeven. De
gereedschappen die de klokkenmaker gebruikt zijn weer door andere
mensen gemaakt. Die gereedschappen zijn weer met andere
gereedschappen gemaakt. Niet elk gereedschap is van metaal maar
ook delen zijn van hout. Anderen hebben er voor gezorgd dat het
hout voorradig was. Al die materialen zijn vervoerd van de plaats
van herkomst. Daar zijn ook mensen bezig geweest met
voorbereidende activiteiten. De bel heeft in een winkel gestaan. Ik
heb er voor betaald. De mensen in de winkel hebben er voor gezorgd
dat ik die bel kon kopen. Ze hebben een winkel gekocht, een kast,
een kassa, een slot op de deur, een kasboek. Al die zaken zijn weer
door andere mensen gemaakt.
Ik heb hier die bel vast tussen mijn vingers en ik ben er ook niet
zomaar. Mijn ouders hebben er voor gezorgd dat ik hier ben, dat ik
kon groeien. Ik heb deze wereld kunnen gebruiken, waar zoveel
mensen bezig zijn geweest om mijn leven te veraangenamen.
Als ik terugkijk naar alle voorouders die ik heb gehad en waar ik
uiteindelijk het resultaat van ben is het wel een buitengewoon
moment als ik straks de bel laat klingelen.
Luister naar het geluid en probeer een beeld te voelen van de enorme
samenhang van dingen
Vraag je af waar het geluid is gebleven.
139
140
Toewijding
AFSLUITEN
Door het creëren van deze teksten en door het lezen
ervan wordt positieve energie ontwikkeld. Om de
energie die ontstaan is niet verloren te laten gaan,
draag ik de energie op voor het welzijn van de
levende wezens. De energie wordt verzegeld en blijft
behouden.
TOEWIJDINGSGEDACHTE
Wij waren bij elkaar en gaan uiteen
Als ik deze dag nog eens overdenk
Zie ik wat ik heb gedaan
Met mijn lichaam, spraak en geest
Moge wat ik geleerd heb
Het welzijn van alle levende wezens bevorderen
Dag vrienden
Wel thuis
Paul Baas
2005
141
142