2
V.u. Lieve Van Daele, Grote Markt 1, 9100 Sint-Niklaas Inmiddels heeft het musje heel wat concurrentie gekregen. In de stad én in de poëzie. Geldt de dichtkunst nog vaak als een stiltegebied, even vaak denderen en daveren, botsen en hotsen, kletteren en schetteren, braken en brallen, sjezen en pezen de verzen dat het een lieve lust is. Geen klank gaat nog aan het dichterlijk oor voorbij. In deze inmiddels vierde lesbundel, die een nieuw kinderstadsdichterjaar inluidt, besteden we dan ook ruim aandacht aan de meest vreemde klanken: het zuigen op een lolly, de toe-toe-toeter op een waterscooter, enz. Naar onze mening een lesidee waar leraar en leerlingen plezier aan zullen beleven! En plezier, dat blijft het uitgangspunt bij deze nieuwe campagne. Aangevuld met lessuggesties over fantasie, over overdrijven, over (klank)kleuren en gevoelens, wil deze bundel een staalkaart bieden van wat met poëzie en kinderen en jongelingen mogelijk is. De criteria tot deelname blijven ook voor deze editie ongewijzigd: jongens en meisjes tussen 8 en 14 jaar oud en woonachtig of school lopend in Sint-Niklaas, kunnen opnieuw hun stad, straathoek, speciaal plekje, buurman of springerig vogeltje verdichten, en een gooi doen naar de titel van kinderstadsdichter. Het thema voor deze editie is even eenvoudig als alomvattend: “stadsvers”. Kortom, de één of twee gedichten die ingestuurd mogen worden, handelen over de stad en het stadsleven en moeten kraken van versheid. Een vakbekwame jury kiest het meest kakelverse gedicht en stelt op zondag 23 juni 2013 de laureaat aan tot nieuwe kinderstadsdichter van Sint-Niklaas. Tot slot: deze lesbundel geldt als een bindmiddel, niet als een bindend middel. Bij de beoordeling van ingezonden gedichten wordt niet getoetst of bepaalde ideeën opgevolgd werden en op de juiste manier in de lespraktijk omgezet werden. Wat poëzie betreft, durven we bijna stellen: volg de foute manier. Hebt u als leraar eigen ideeën om jongeren in aanraking te brengen met poëzie: doen! Hebben sommige kinderen en jongeren een originele invalshoek gevonden: stimuleer ze! Wijzelf wensen maar één ding: amuseer jullie! Meer info, uitgebreid reglement en inschrijvingsformuler te verkrijgen via De Bib Hendrik Heymanplein 3 9100 Sint-Niklaas 03 760 47 60 [email protected] http://bib.sint-niklaas.be Midden vorige eeuw schreef de Nederlandse dichter Jan Hanlo een gedicht over de mus en vatte dit stadsvogeltje bij uitstek als volgt samen: “tjielp tjielp – tjielp tjielp tjielp” en dat tjielpen hield hij enkele verzen vol. Eén woord volstond om schrijvend Nederland de gordijnen in te jagen. Weerklonken in traditionele poëzie (met uitzondering van Gezelle en Van Ostaijen) nog klokken en jachthoorns, dan werd met de naoorlogse poëzie definitief een nieuw geluid voortgebracht. Klonk het niet, dan botste het. Zelfs stiltes worden na de wereldbrand van ‟40-„45 oorverdovend. Nieuwe griffels, schone leien. STAD ZKT KINDER STADS DICHTER http://bib.sint-niklaas.be V.u. Lieve Van Daele, Grote Markt 1, 9100 Sint-Niklaas

KINDER STADS DICHTER - sint- · PDF filevakbekwame jury kiest het meest kakelverse gedicht en stelt op zondag 23 juni 2013 de laureaat aan tot nieuwe ... klassikaal, in groepjes of

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: KINDER STADS DICHTER - sint- · PDF filevakbekwame jury kiest het meest kakelverse gedicht en stelt op zondag 23 juni 2013 de laureaat aan tot nieuwe ... klassikaal, in groepjes of

V.u. Lieve Van Daele, Grote Markt 1, 9100 Sint-Niklaas

Inmiddels heeft het musje heel wat concurrentie gekregen. In de stad én in de poëzie. Geldt de dichtkunst nog

vaak als een stiltegebied, even vaak denderen en daveren, botsen en hotsen, kletteren en schetteren, braken

en brallen, sjezen en pezen de verzen dat het een lieve lust is. Geen klank gaat nog aan het dichterlijk oor

voorbij.

In deze inmiddels vierde lesbundel, die een nieuw kinderstadsdichterjaar inluidt, besteden we dan ook ruim

aandacht aan de meest vreemde klanken: het zuigen op een lolly, de toe-toe-toeter op een waterscooter, enz.

Naar onze mening een lesidee waar leraar en leerlingen plezier aan zullen beleven! En plezier, dat blijft het

uitgangspunt bij deze nieuwe campagne. Aangevuld met lessuggesties over fantasie, over overdrijven, over

(klank)kleuren en gevoelens, wil deze bundel een staalkaart bieden van wat met poëzie en kinderen en

jongelingen mogelijk is.

De criteria tot deelname blijven ook voor deze editie ongewijzigd: jongens en meisjes tussen 8 en 14 jaar oud

en woonachtig of school lopend in Sint-Niklaas, kunnen opnieuw hun stad, straathoek, speciaal plekje,

buurman of springerig vogeltje verdichten, en een gooi doen naar de titel van kinderstadsdichter. Het thema

voor deze editie is even eenvoudig als alomvattend: “stadsvers”. Kortom, de één of twee gedichten die ingestuurd mogen worden, handelen over de stad en het stadsleven en moeten kraken van versheid. Een

vakbekwame jury kiest het meest kakelverse gedicht en stelt op zondag 23 juni 2013 de laureaat aan tot nieuwe

kinderstadsdichter van Sint-Niklaas.

Tot slot: deze lesbundel geldt als een bindmiddel, niet als een bindend middel. Bij de beoordeling van

ingezonden gedichten wordt niet getoetst of bepaalde ideeën opgevolgd werden en op de juiste manier in de

lespraktijk omgezet werden. Wat poëzie betreft, durven we bijna stellen: volg de foute manier. Hebt u als

leraar eigen ideeën om jongeren in aanraking te brengen met poëzie: doen! Hebben sommige kinderen en

jongeren een originele invalshoek gevonden: stimuleer ze! Wijzelf wensen maar één ding: amuseer jullie!

Meer info, uitgebreid reglement

en inschrijvingsformuler te verkrijgen via

De Bib

Hendrik Heymanplein 3

9100 Sint-Niklaas

03 760 47 60

[email protected]

http://bib.sint-niklaas.be

Midden vorige eeuw schreef de Nederlandse dichter Jan Hanlo een gedicht over de mus en vatte dit

stadsvogeltje bij uitstek als volgt samen: “tjielp tjielp – tjielp tjielp tjielp” en dat tjielpen hield hij enkele verzen

vol. Eén woord volstond om schrijvend Nederland de gordijnen in te jagen. Weerklonken in traditionele

poëzie (met uitzondering van Gezelle en Van Ostaijen) nog klokken en jachthoorns, dan werd met de

naoorlogse poëzie definitief een nieuw geluid voortgebracht. Klonk het niet, dan botste het. Zelfs stiltes

worden na de wereldbrand van ‟40-„45 oorverdovend. Nieuwe griffels, schone leien.

STAD ZKT

KINDER

STADS

DICHTER http://bib.sint-niklaas.be

V.u

. Lie

ve

Va

n D

ae

le, G

rote

Ma

rkt 1

, 91

00

Sin

t-Nik

laa

s

Page 2: KINDER STADS DICHTER - sint- · PDF filevakbekwame jury kiest het meest kakelverse gedicht en stelt op zondag 23 juni 2013 de laureaat aan tot nieuwe ... klassikaal, in groepjes of

Elk seizoen heeft haar kleur

Elk seizoen heeft een eigen kleurenpalet. Dit

gegeven kan je perfect gebruiken om prachtige

stadspoëzie te schrijven. Het lesidee op zich laat

alleszins veel ruimte voor individuele expressie

en biedt elke jongere de mogelijkheid om een

prachtig gedicht te schrijven! We beginnen met

een brainstorm over alle kleuren die je met een

seizoen associeert. Daaronder schrijven we alle

woorden die opborrelen wanneer we aan

datzelfde seizoen denken. Niet te snel stoppen,

het werkt makkelijker wanneer er veel woorden

op het bord of je blad staan. Bespreek in groepjes

of klasverband de woordenwolk die het bord nu

siert. Zijn er groepjes te vormen op basis van de

kleur? Zijn er woorden die verschillende kleuren

kunnen hebben? Zijn er woorden die bij geen

enkele kleur lijken te passen? Om er een

stadsgedicht van te maken ga je op zoek naar een

gebouw, een plek in de stad, een beeld, een

persoon, enz. die bij de kleur en het groepje

woorden past. Begin daarna het gedicht met een

startzin bv.

De winter is wit

zoals een leeg blad papier

Wanneer je tevreden bent over je startzin voeg je

een tweede en derde onderwerp toe. De

woordenwolk op het bord kan hierbij van nut zijn.

de strepen van het zebrapad

en het lichtje van mijn fiets.

Lees wat je momenteel hebt. Ben je tevreden over

deze start? Zou je het gedicht interessanter

kunnen maken met behulp van meer

beschrijvende taal? Denk hierbij aan wat je voelt,

ziet, hoort, ruikt en smaakt. Speel met de zinnen,

zoek naar passende adjectieven om het gedicht te

verbeteren.

Probeer op deze manier drie strofen uit te

werken, elk met een andere kleur als kern, maar

binnen hetzelfde seizoen. Ga ook op zoek naar

woorden die niet op het bord staan en maak

gebruik van sprekende bijvoegli jke

naamwoorden!

geLUID In een stad is het nooit echt helemaal stil. En

iedereen gebruikt andere woorden, letters en

geluiden om het lawaai van de stad te

beschrijven. Dit lesidee speelt met deze wijde

variatie aan geluidsnabootsingen. In dit lesidee

kan je ook een moment wijden aan de

onomatopee (klanknabootsing) en het gebruik

ervan in het Nederlands.

Nodig de leerlingen uit om te proberen een

omschrijving of nabootsing van verschillende

alledaagse geluiden te maken: het geluid van een

voorbijrijdende bus, het geluid van de wind

tussen de huizen, het geluid van een rinkelende

bel, van een remmende wagen, van de torenklok

die luidt, van een vogel in het park, … daag hen

daarna uit om met hun resultaten een stukje

poëzie te schrijven.

Bekende voorbeelden vind je bij Paul van

Ostaijen, maar menig dichter gebruikt deze

stijlfiguur. Een mooi voorbeeld vind je bij Remco

Campert:

Panda krulde haar lippen en liet de lollie haar

mond inglijden. Toen er weer uit. En er weer in.

Slip-slup. Sliep-slap. Sliep-sloep.

(Uit: Het Leven is verrukkulluk)

Een voorbeeld dat misschien dichter bij kinderen

staat komt uit de muziekwereld en is van de

Gebroeders Ko:

ik heb een toe-toe-toeter op mijn waterscooter

daarmee toeter ik naar elke vrouw

ik heb een toet-toet

ik heb een toet-toet

ik heb een toet-toet

wohooo 2x

Zoals je merkt moet de dichter beschrijven van

waar het geluid komt (bv. lollie in een mond) en

moet hij de geluiden die hij „hoort‟ ook in het

gedicht opnemen.

Schrijfplezier verzekerd!

Verloren voorwerpen

drie blikjes en wat hondenkak

het lijk van een duif en een wolk

in een plas plus een pluis op

een plastic zak: mijn plein mijn

(Uit een stadsgedicht van Tom Lanoye:

PEPTO BISMO 2003 voor Panamarenko,

genie van het Sint-Jansplein)

In een stad vind je op bepaalde plaatsen veel

dingen die je er niet verwacht. Trek er eens met

de klas op uit en maak foto's of verzamel dingen

die je op straat vindt (Het kan ook gewoon in de

school uiteraard): kauwgom, blikjes,

sigarettenpeuken, kroonkurkjes, ... je vindt het

allemaal. Terug in de klas stal je de gevonden

voorwerpen uit.

Laat de kinderen vertellen wat ze gedaan hebben, wat ze gevonden/laten fotograferen

hebben, wat ze er leuk aan vonden, wat zij zouden

doen om de stad schoner te houden, of misschien

willen ze de stad helemaal niet schoon hebben,

laat je hen foto's zien van de gevonden

voorwerpen, of je geeft ze foto's afgeprint op

papier en laat hen er een collage mee

samenstellen.

Op het bord noteer je woorden die tijdens het klasgesprek vallen of je laat de kinderen zelf de

woorden die ze leuk vinden op hun blad noteren.

Met deze woorden en ideeën laat je hen

klassikaal, in groepjes of individueel een gedicht

maken.

Laat bovenstaand gedicht van Tom Lanoye voordragen en vraag de kinderen wat ze ervan

vinden. Met welke voorwerpen ging de dichter

hier aan de slag? Zien de kinderen bepaalde

technieken die een dichter gebruikt? Leest het

gedicht vlot? Welke sfeer straalt het gedicht uit;

verlatenheid, vrolijkheid, verdriet, ...?

Over gevoelens

Veel van de beste gedichten ooit geschreven

gaan over gevoelens. Misschien wil jij ook jouw

gevoelens in een gedicht vatten, maar weet je niet

hoe te beginnen? Dan vind je hier een goede

manier om te starten.

1. schrijf op een leeg blad papier 3 woorden

die omschrijven hoe jij je momenteel voelt

bv. “verdrietig”, “alleen” en “gek”. Schrijf

rond deze woorden zoveel mogelijk dingen

die je associeert met dit gevoel. Als je geen

woorden lijkt te vinden kun je even kort

brainstormen met een vriend, klasgenoot of

familielid.

2. kies die woorden waarmee jij makkelijk

een mooi beeld in je hoofd kan vormen

3. beantwoord volgende vragen en schrijf

deze vragen op het blad

1. wanneer voel ik mij … (het gevoel)

2. waarom voel ik mij … (het gevoel)

3. hoe voelt het om … (het gevoel) te zijn

De antwoorden op deze 3 vragen vormen het

gedicht, aangevuld met enkele van de woorden

die je eerder op het blad papier geschreven hebt.

Bij deze manier van werken is het niet nodig om

op zoek te gaan naar rijmwoorden, ritme,

patronen enzovoort. Vertel wat je voelt zoals het

bij je opkomt.

Een meisje in schooluniform stript

een banaan. Ze reikt de blote vrucht

aan een bebrilde jongen.

Hij bloost en neemt snel zo‟n hapje

dat het meisje zijn beugel niet ziet

blikkeren in de zon. Hoopt hij.

Samen knipperen ze apart tegen de zon

op de rugleuning van een bank.

Nooit wordt bekend wie het

gelukkigst zich bloot heeft

gegeven: de banaan, de bank, de zon,

de jongen en het meisje of ik?

Daniel Billiet: Op het pleintje

OveRdrIJveN Thuis overdrijf je best niet te veel, op school kan

het ook al niet, in de jeugdbeweging of sportclub

zien ze het misschien ook niet al te graag. Maar in

de poëzieles kun je niet genoeg overdrijven.

Want wanneer je dit doet dan rek je de realiteit uit

tot iets uitzonderlijks en daar schuilt vaak mooie

poëzie in.

Wanneer je schrijft: “mijn kat is het slimste dier

van de wereld” dan overdrijf je en vergelijk je

jouw kat met alle andere dieren van de wereld.

Bewijs in je gedicht waarom je stad of dorp de

mooiste, de groenste, de leukste, de coolste, de

luidste, de drukste, … plek is. Voor een

stadsgedicht schrijf je op deze manier een

gedicht door jouw stad of dorp te vergelijken met

andere steden of dorpen in de wereld. In dit

gedicht moet je geen rekening houden met

rijmen, metaforen, … vertel gewoon je verhaal in

een tiental welgekozen zinnen.

Het ergst is als ik wc-papier moet

halen dat in reclame is, want

dat verkopen ze met vierentwintig

rollen samen in doorzichtig plastic,

zodat iedereen op straat ziet wat het

is en denkt: nou zeg, dat kind gaat

prinsheerlijk zitten poepen! Terwijl

ik nooit zelf toiletpapier zou kopen

als het niet van mama moest. Ik kijk

naar de grond; ik kan toch niet tegen

iedereen op straat roepen: ’t is voor

mijn moeder! Het is voor mijn moeder!

Ted van Lieshout

Zou-dichter zijn

Poëzie schrijven gaat over dromen, over

realiteiten in je hoofd, over hopen dat …, over

fantasie en over „wat als?‟. In dit lesidee

vertrekken we dan ook vanuit één van volgende

zinnetjes:

Als jij … zou zijn

En ik (was) een …

Of

Als ik een … zou zijn

En jij een …

Of

Moesten alle …

Dan zouden …

Kies één dergelijke startzin en verzin minstens 3

strofen die met hetzelfde zinnetje starten. De

herhaling maakt het gedicht sterker, de

beeldspraak intenser en de impact op de lezers

groter. Je maakt het gedicht helemaal af als je er

in slaagt om de tweede en laatste zin van iedere

strofe te laten rijmen. Maar dit hoeft niet uiteraard!

Als ik een briesje zou zijn

en jij het meisje dat op het bankje zat,

dan streelde ik met mijn zucht je lippen

en verspreidde je naam over de stad