97
Klaar

KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

Embed Size (px)

DESCRIPTION

KLAAR is een boek over vrijwillige levensbeeindiging.

Citation preview

Page 1: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

Klaar

Page 2: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

KlaarLilian Kars, Albert Heringa et al.Uitgeverij Lemmens bv | Venray 2012

Boeken die iets met je doen...

KLAAR is het eerste dilemma uit de reeks Lemmens Dilemma’s.

Met Lemmens Dilemma’s willen we in gesprek gaan over lastige maatschap-pelijke en ethische kwesties die ons allen aangaan. We nodigen je uit om met dit boek in de hand, je eigen gedachten en visie te vormen. Wij hebben dit boek voor jou gemaakt. Daarom is ieder exemplaar door de makers met de hand genummerd. Daarmee is het jouw boek, ons gezamenlijk dilemma.

Lemmens Dilemma’s

Page 3: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?
Page 4: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

Inhoud

Inleiding Lilian 9 Erik 10 Dilemma 1 ‘En nu flik je me dit!?’ 12 Twee kanten van dezelfde medaille 18

Ik ga dus ik besta Corry 22 Janie 36 Moek 43 Eeke 62 Klaas 68 Jan 94 Aat 98 Dilemma 2 Minder invoelen 102 Het recht op zelfbeschikking 108

Ik blijf dus ik besta Albert 49 Arnold 113 Jannie 118 Paul 121 Steven 122 Jeanette en Carine 125 Saartje 129

Dilemma 3 Helium is hip 130 Zeker geen taart 136

Ik begeleid dus ik besta BJ Baartmans 140 Henk 142 Joke 148

Dilemma 4 Hulp, help 152 Het leven is niet leuk 158

Ik denk dus ik besta Huub Stapel 164 Job van Amerongen 167 Heleen Dupuis 170 Christa Anbeek 173

Dilemma 5 Assistentie 180 Op je handen zitten 186

Colofon 191

Sarah vertrouwt ons toe dat ze haar dood in haar agenda heeft gezet. Wat doe je wanneer iemand je vertelt van een serieuze en geplande doodswens?

Sarah heeft contact opgenomen met Stichting de Einder, en voldoet aan de voorwaarden voor het krijgen van stervenshulp. Maar intussen lijkt het wel of ze ook aandacht zoekt. Hoe schat je de ernst van iemands wens juist in?

Nu Sarahs plan vorm krijgt, is ze ineens een stuk aardiger voor zichzelf! Maar wacht even, Sarah wil écht weg. Welke middelen staan tot haar beschikking? Hoe kun je iemand die graag dood wil helpen?

Volgende week maakt Sarah er een eind aan. Ze zweeft door haar laatste dagen en lijkt al met één been in het graf te staan. Tegelijk komt er protest van bekenden die vinden dat er ingegrepen zou moeten worden. Waarvoor ben je verantwoordelijk als je weet hebt van iemands plan zich van het leven te beroven?

Sarah vraagt of ik aanwezig wil zijn als ze haar laatste adem uitblaast. Maar zoiets doe je niet zomaar. Hoe zit het met strafrechtelijke consequenties? En hoe ver wíl ik eigenlijk gaan om Sarah te assisteren?

In het kader van dit project hebben we een jonge vrouw met de camera gevolgd, in de twee weken voor haar geplande vrijwillige dood. Beeld en bijbehorende citaten bij de dilemma’s van Emma Curvers en haar gesprekspartners komen hier uit voort.

Page 5: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

9

Volgens de wet wel, hoewel sommigen anders beweren. Het moment van jouw dood kun je helemaal zelf bepalen, alleen de manier waarop je gaat niet. Daarin word je ernstig beperkt. Soms, als een aantal artsen samen vinden dat je genoeg lijdt mag je in de familiekring, met zekerheid van sterven afscheid van het leven nemen.

Wie niet de hulp krijgt waar hij om vraagt, kan voor een trein gaan staan, van een gebouw afspringen of gebruik maken van een touw of plastic zak. Je hebt de keuze om pillen te slikken of helium via een ingenieus zelfbouwsysteem te inhaleren. Voor geliefden wordt het zo bijzonder zwaar om daarbij aanwezig te zijn en je hebt geen garantie dat het lukt.

Drie jaar geleden was mijn schoonvader klaar. Niet met leven, maar met lijden. Ik was daarentegen totaal niet klaar met hem. Mijn hakken gingen in het zand, ik vond het niet passend, te snel. Als de kapitein die hij altijd geweest is, heeft hij mij – al protesterend – met liefde naar zijn dood geleid. Het ging er niet om of ik het ermee eens was, maar of ik hem los kon laten. Uiteindelijk is zijn euthanasie één van onze mooiste ervaringen samen geworden.

Kort daarna zag ik de documentaire van Moek op televisie en ontmoette ik Corry van der Kolk. Door deze twee vrouwen ontdekte ik dat niet iedereen deze mogelijkheid gegund is. En dat niemand mij precies kon vertellen waarom niet.Ik besloot deze vrouwen en anderen een stem te geven en ze de lezer te laten vragen: ‘Waarom eigenlijk niet? Mag mijn dood jouw keuze zijn?’

Ik heb zes mensen in één van de meest intieme processen van hun leven mogen volgen, waar ik ze onnoemelijk dankbaar voor ben. Ik heb met nabestaanden gesproken en Albert Heringa bereid gevonden zijn verhaal over zijn Moek en de gevolgen die dat voor hem heeft gehad, te delen. Ik ben bij het sterven van Corry aanwezig geweest.

Nu ben ik KLAAR. Nu is het aan jou. Mag jouw dood jouw keuze zijn?

Lilian Kars

Mag jouw dood jouw keuze zijn?

Page 6: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

10 11

Dit boek gaat ook over hen die achterbleven na het vrijwillig vertrek van een dierbare.

En over mensen die andere mensen begeleiden naar hun dood bij een stervenswens. Niet omdat ze willen dat die mensen doodgaan, maar omdat zij de wensen van de ander respecteren en zij in staat zijn hun eigen oordelen over andermans kwaliteit van leven opzij te zetten.

Daarnaast denken een ethicus, een politicoloog, een acteur en een filosoof vanuit hun beroepsmatige en persoonlijke visie mee over de vrijwillige dood in de huidige samenleving, en is een aantal kunstenaars gevraagd zich door het thema en de verhalen in dit boek te laten inspireren. Zij geven daar ieder op hun eigen wijze invulling aan.

In de afgelopen weken is een discussie geëntameerd op de website Lemmens Dilemma’s – Klaar. Hier werden een aantal dilemma’s gepresenteerd rondom de persoon Sarah, een jonge, aantrekkelijke, kerngezonde vrouw met een doodswens. De dialoog kwam tot stand doordat op ieder dilemma werd gereageerd door een (ervarings-)deskundige. Bezoekers van de site konden hun reacties inzenden. Deze dilemma’s met reacties zijn als rode draad door het boek opgenomen. Wanneer er bijdragen van zoveel kanten komen en je de authenticiteit zoveel mogelijk wilt respecteren, krijg je binnen het boek een diversiteit aan toonzettingen; hard en zacht, serieus en lichter van toon. Bij een delicaat dilemma als KLAAR kan dit soms ‘schuren’ en bij de lezer tot verschillende reacties leiden, afhankelijk van karakter, vorming en achtergrond. Hoe het ook zij, de makers hebben beoogd een zo breed mogelijk pallet aan ervaringen, visies en gedachten te presenteren in de hoop de lezer hierdoor te kunnen inspireren bij het vormen van zijn eigen gedachten. Alle bijdragen zijn met de grootst mogelijke aandacht en zorgvuldigheid samengesteld. 

Dit boek roept vragen op. Vragen die niet eenduidig beantwoord kunnen worden. Alleen daarom al is dit boek niet compleet. KLAAR is slechts een verzameling van verhalen en beschouwingen, naast meer dan 300 foto’s en tekeningen die samen een tijdsbeeld geven en de lezer willen stimuleren zijn gedachten te vormen over de vrijwillige dood als maatschappelijk en ethisch dilemma en het gesprek met anderen hierover aan te gaan.

Erik Zwiers

Klaar met het leven. Nooit eerder werd er in de samenleving zo openlijk over de vrijwillige dood gesproken als nu. Nu 117.000 Nederlanders het burgerinitiatief Voltooid Leven hebben getekend en daarmee aangeven dat zij meer zelfbeschik-kingsrechten wensen, is de vrijwillige dood onderwerp van gesprek in zowel de huiskamer als in de politiek.

Volgens steeds meer mensen voldoet de euthanasiewet, die in april 2002 werd ingevoerd, niet meer aan de huidige moraal en inzichten rondom de dood en kwaliteit van leven. We willen meer zelfbeschikking. Maar dat is, getuige de vaak heftige discussies, niet vanzelfsprekend. Want waar liggen de grenzen van zelfbeschikking en moraal anno 2012?

Bij een vrijwillig levenseinde, van jezelf of van een dierbare, krijg je namelijk onherroepelijk te maken met een aantal prangende dilemma’s. Want wie kan en mag iets zeggen over de levenseindewens van een ander?

Voor dit boek heeft auteur Lilian Kars mensen geïnterviewd die direct met de doodswens of zelfdoding te maken hebben of hebben gehad. Het zijn aangrijpende getuigenissen waarbij de mens en zijn leven centraal staan. Vanuit de uitgeverij hebben wij gemeend deze basis in te passen in een bredere context om de discussie hierover te voeden, te verbreden en te verdiepen.

Directe en indirecte omstanders krijgen bij een vrijwillig levenseinde onherroe-pelijk te maken met verschillende dilemma’s, waar termen als begrip, onbegrip, levensovertuiging en respect een belangrijke rol spelen. De doodswens, ook van jongere mensen, en de reacties hierop van betrokkenen en omstanders komt daarom in dit boek aan de orde. Altruïsme en egoïsme, vertwijfeling, woede en relationele aspecten passeren de revue.

Dit boek verhaalt in het algemeen over mensen die, om welke reden dan ook, klaar zijn met het leven en weloverwogen met nauwkeurige voorbereiding de regie in eigen hand willen nemen. Omdat ze niet anders kunnen, of willen. Hun verhalen weerspiegelen waar het in de kern van het huidige debat in feite over gaat: wie kan en mag er iets zeggen over mijn levenseinde? Tevens laten deze mensen zien welke moeite zij moeten doen om hun vaak zo overtuigde wens om het leven te beëindigen, ook op een menselijke, zelfgekozen manier en in de nabijheid van dierbaren mogelijk te maken.

Anno 2012

Page 7: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

12 13

De keren dat een van mijn geliefden beweerde dat hij of zij dood wilde, reageerde ik helemaal niet begrijpend of redelijk. Ik wist het beter: ‘Jij denkt dat je je wil wil, maar het is niet de wil die je echt wil.’ Al vanaf het moment dat ik weet van Sarahs wens, beeld ik me in dat ze mijn beste vriendin is. Ik hoor mezelf in gedachten tegen haar uitvaren: ‘Luister eens, bevriend raken met mij, dat gaat niet ongestraft. Ik dacht aan etentjes en dansen op de tafels tot het einde van onze lange levens. EN NU FLIK JE ME DIT!?’

Er zijn verschillende egocentrische stuiptrekkinkjes die op kunnen treden in het geval dat een van je geliefden dood wil. Ben ik het soms niet waard om voor te leven? Het antwoord weet ik zelf wel: nee. Niemand is het in zijn eentje waard om voor te blijven leven. En toch, ik ben die relatie óók niet aangegaan uit liefdadigheid. Uit nieuwsgierigheid besloot ik eens te bellen met Stichting Korrelatie om te kijken of zij een protocol hebben voor dit soort gevallen. De jongen aan de lijn, Ben, had een lieve en rustige stem, die zo hulpvaardig klonk dat ik pas vrij laat besefte dat hij me niet hielp. Ben zei dat hijzelf de doodswens zou respecteren. Ik moest er wel op letten dat ze niet depressief was: ‘Want mensen die zelfmoord willen plegen zijn vaak depressief.’

Te stellen dat iemand die graag dood wil dan wel depressief móet zijn, is nog zo’n uiting van de hoop dat ze het toch niet écht willen. Depressie geeft gelegenheid te zeggen dat de situatie niet uitzichtloos is. ‘Schouders eronder, en door!’ Maar hoewel er een verband is tussen zelfmoord en depressie, gaan de twee niet voor elkaar op. Sarah is niet depressief. En Sarah hééft de schouders er al onder gezet. Elke therapie die ze heeft gevolgd, heeft haar van de gedachte af proberen te helpen dat het leven voor haar niet de moeite is. ‘Kom op, vive la

vie, pluk de kutdag, geniet van die klote-kleine dingen!’ Het werkte niet. Professor Kees van Heeringen heeft onlangs bepaald dat de hersenen van

mensen met een doodswens anders werken. Van Heeringen noemde het ‘mentale bijziendheid’: het hersendeel dat oplossingen voor angstige situaties verzint, is verstoord, en daardoor zien ze geen toekomstperspectief. Met een term als ‘mentaal bijziend’ kun je aangeven dat mensen die alleen die pijn voelen het bij het verkeerde eind hebben. Wat nu als ze wél de toekomst willen zien, maar er geen oplossing is, of ze telkens zijn teleurgesteld? ‘Mentale bijziendheid’ klinkt als een afwijking, maar dat Sarah dood wil is niet bijzonder. Overal ter wereld willen mensen dood.

‘De menselijke moraal verbiedt het,’ zei schrijver Michel Houellebecq, en dus is de doodswens een zonde. Houellebecq zal wel gewoon boos zijn en verbieden, zoals zoveel redelijke mensen boos worden en verbieden wanneer ze hun vat op de zaak dreigen te verliezen. Misschien is de boosheid van tegenstanders ook gericht op het afwijzes van het leven en onze moraal in het algemeen, de hele wereld waar wij wél voor kiezen; niet alleen op het afwijzes van ons.

Zoals met al het medeleven zit er een grens aan. Ik weet nog niet of het mijn doel kan zijn Sarah te begrijpen. Het blijft haar dood en ik wil weten of hij voor haar goed is – iets waarnaar ze reikhalzend uitkijkt, zoals ik naar mijn toekomst reikhalzend uitkijk. Ik wil haar wil voor haar gaan willen. Ja, ik wil Sarah écht dood gaan wensen!Denkjedatdatkan?Wanneer kan je het allerverschrikke-lijkste aanvaarden, en zien dat dat soms misschien wel het allermooiste is?

Beste Judith,

Vriendelijke groet,

Emma Curvers

‘En nu flik je me dit!?’

Dus als ik hier teken is het

geregeld: gekleurde petitfours,

merengue en oh ja! Ik zou

willen dat iedereen een plantje

meeneemt en aan het einde van

de dag een ander plantje mee

naar huis neemt. Dat kan toch

wel?

Als ik het geweten had, had ik

ingegrepen. Daarom wist het

niet, blijkt nu.

31-1 is M. jarig, 9-2 is de

trouwdag van J. en W. en

in het weekend wil ik niet.

De datum wordt 2-2-2012.

Een donderdag, dat vind ik

een mooie dag.

Sommige dingen begrijp ik

wel. Bijvoorbeeld dat het

leven zo’n pijn kan doen dat je

er wanhopig van wordt.

Maar van het meeste

begrijp ik niks.

Page 8: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

1514

‹ Totaal ontmoedigd heft hij zijn gezicht naar mij op. ›

‹ Mijn brein besefte het niet. ›

‹ Ik liep dus dapper door. ›

‹ Ik hoor mijn zoon wensen dat niemand dood gaat. Ik hoor de anderen

‹ Iedereen denkt iets anders. Maar niemand weet het antwoord. ›

‹ Wie zich vragen stelt is verloren. ›

‹ Hij wil niet meer. ›

‹ Hij is, in al zijn onmacht, veranderd. ›

‹ Mijn vader stelde voor om een boom te zoeken die we makkelijk terug konden vinden. ›

‹ Het was een uur of tien. ›

Page 9: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

16 17

‹ Ze waren vergroeid en zagen er wel wat brokkelig uit. ›

‹ Waarom is iedereen om mij heen al gehaald? En laten ze mij hier stikken. Helemaal alleen. ›

‹ Die ochtend heeft ze alles zelf gedaan. ›

‹ De boom had onze namen bewaard. ›

‹ Ik kon mij die dag ineens haarscherp herinneren. ›

‹ Hoe het rook en klonk, en hoe het er uitzag. ›

‹ Ik zie haar ogen nog elke dag. ›‹ Uiteindelijk is alles anders gegaan. ›

‹ Iedereen sterft op zijn eigen manier. ›antwoorden dat iedereen sterft als hij honderd is. Dat lijkt me fair. ›

Page 10: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

18 19

Twee kanten van dezelfde medaille

Leven en dood, twee kanten van dezelfde medaille. Wanneer ik de ene kant bekijk, kan ik de andere kant niet zien, alleen bedenken dat hij bestaat. Zolang ik leef, wil ik de andere kant, de dood, helemaal niet kennen. Maar helemaal de ogen sluiten gaat niet. Ik bescherm mijn kinderen en geliefden, investeer in mijn gezondheid, maakte een testament. De dood is er altijd, ergens. Maar ik wil niet, en mijn geliefden mogen niet. Dat is mijn eerste reactie.

Wanneer ik het verhaal over Sarah lees, vraag ik me af: ‘Waaróm wil zij dood?’ Alsof zij iets te verantwoorden heeft. Ik beschouw het niet als vanzelf-sprekend dat iemand dood wil. Hoe is het mogelijk dat iemand van wie je houdt of die je kent, of Sarah, die ik helemaal niet ken, níet al die mooie dingen ziet die het leven te bieden heeft? Leg het me uit, neem me mee in je verhaal, want ik snap er niets van. En wanneer je het mij uitlegt, zal ik het dan begrijpen? Mijn perspectief is zo anders. Jarenlang werkte ik in de gezondheidszorg. Het was mijn vak bij te dragen aan welzijn en gezondheid. Ik heb met kinderen gewerkt die seksueel misbruikt of gehandicapt waren, met volwassenen die zo dik waren dat ze amper konden bewegen, met gehandicapten, dwarslaesie- of MS-patiënten en mensen met kanker of aids. Het was geen punt van discussie: zij wilden leven. En Sarah, jij die kán leven, jij wíl niet?

Van Sarah wil ik het éérst begrijpen, want zonder alle argumenten te horen, kan ik haar dood niet klakkeloos accepteren. Niet zomaar, alleen omdat zij dat wil. Alsof ze zegt dat ze een bloemetjesjurk wil, of patat.

En dan de praktische kant van de zaak. Voor euthanasie gelden strenge regels. Gelukkig maar. Ik ken twee gevallen waarbij de persoon die het besluit

nam consequent over euthanasie sprak terwijl het wettelijk gezien zelfmoord was. In het ene geval was de hele familie tijdens de daad in het huis aanwezig. Maar de ‘euthanasie’ mislukte. Juridisch gezien kan dat grote consequenties hebben voor betrokkenen. Iets waarmee degene die er uit stapt lang niet altijd rekening houdt en waar achterblijvers uit zelfbescherming heel alert op moeten zijn. Het maakt het er emotioneel niet gemakkelijker op. In het andere geval heeft de persoon alle maatregelen genomen om ‘er zelf uit te kunnen stappen wanneer het nodig is’. Ze is op leeftijd en is niet gezond. Ik hoop dat het idee van de regie houden haar al voldoende rust geeft om niet over te gaan tot de daad. Misschien zal ze het nooit toepassen, misschien zomaar wel. Wat mij het meeste heeft geraakt, is dat er door degene die het besluit neemt amper tot geen rekening gehouden werd met de naasten. Ik ben op het moment van de mededeling niet in discussie gegaan, maar heb serieus geluisterd en mijn eigen gevoel op dat moment uitgeschakeld. Later heb ik mijn kant van het verhaal uitvoerig met vriendinnen en familie besproken. Ik begrijp nu dat de beslisser de regie wil houden. Ik ben me ervan bewust dat ik nooit degene die het besluit nam, kan overtuigen van het tegendeel.

Ik heb nu ervaren wat het met mij doet wanneer iemand die ik ken een mededeling als die van Sarah doet. Het is afschuwelijk én er is een positieve kant. ‘We kunnen samen naar een waardevol afscheid toe werken. Daar zit een kans die niet iedereen krijgt. De komende tijd richt ik mijn energie op kwaliteit in de relatie en op zeggen wat er nog gezegd moet worden. En daarmee zeg ik eigenlijk dat ik het feit al heb geaccepteerd.

Beste Emma,

Hartelijke groet,

Judith van den Hul

Testament checken, papieren

van de Einder invullen, lijkwade

bestellen. Ik wil niet in een kist

begraven worden.

Er hoeven voor mij geen

bomen gekapt te worden.

Ik ben in mezelf teleurgesteld.

Ik heb niet naar mijn intuïtie

geluisterd. Ik heb me op

afstand laten plaatsen.

Page 11: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?
Page 12: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

22 23

Corry is 86 jaar. Ze is niet gewoon oud, ze is op. Moe van de pijn, zoekt ze naar een mooie weg om haar leven te beëindigen. Haar lijden is voor de behandelend artsen niet ‘uitzichtloos’ genoeg om voor euthanasie in aanmerking te komen. ‘Ik vraag alleen om humaan te mogen stoppen. Is dat zo gek?’ Ze vindt het bittere antwoord in meer dan tweehonderd pillen.

Vrijdag14oktober2011

Henk, de begeleider van de leden ondersteunings-dienst van de NVVE, is er al wanneer ik bij Corry binnenstap. Ik ben op de fiets, hijg nog wat na. ‘Ach,’ zegt ze, ‘kom op, het is maar een klein stukje, dat fietste ik altijd!’ Ik kijk naar haar kleine, breekbare lijf en kan het me nauwelijks voorstellen.

Even later zitten we aan de thee en neemt Henk de mogelijkheden met haar door. Corry is wat ongeduldig, ze heeft haar opties al duidelijk voor ogen. Mocht de eerste mogelijkheid niet lukken, de door haar verlangde euthanasie, het rustige inslapen te midden van familie onder supervisie van een arts, dan zijn er de medicijnen. Ze haalt een witte bak van kunststof tevoorschijn uit een tasje dat aan de verwarming hangt. Er staat met grote blauwe letters haar naam op.

Ze krijgt de bak niet open, ik help haar. In de bak zit een A4-tje met het stappenplan en 4 plastic doosjes met pillen. Op elk doosje staat een cijfer, groot, ook in het blauw. Ik lees de naam en de sterkte voor van de medicijnen – zij kan het immers niet meer zien – terwijl Henk ze checkt op zijn lijst. Alles blijkt prima in orde. De doos gaat weer dicht en in de tas. Ze krijgt de raad ze ergens koeler op te bergen, op een plek waar ze niet zo in het zicht hangen. Ik wil ze naar boven brengen, maar dat wil ze niet. ‘Dat doe ik straks zelf wel.’

Ze blijft heel stellig verwoorden dat ze vasthoudt aan de hoop op euthanasie en dat deze doos met pillen alleen de minst slechte van alle alternatieven is.

‘Natuurlijk,’ antwoord ik. Ik ga er ook vanuit dat euthanasie gaat lukken. Het moet lukken. Ze valt voor mij immers zo duidelijk binnen de criteria.

Henk gaat weg, laat zijn kaartje achter voor ‘als ze zover is’. We nemen nog een kop thee en ik lees haar het verhaal voor dat ik over haar heb gemaakt. Ze is blij en heeft maar een paar kleine op- en aanmerkingen. Ik beloof dat ik de tekst volgende week zaterdag gewijzigd mee zal nemen, samen met het toestemmingsformulier voor plaatsing. Vrijdag kan ik niet, ik vertel dat ik donderdagavond met Paul naar een concert van Janis Ian in Eindhoven ga, waar we overnachten in een hotelletje in de buurt. Ze veert meteen op.

‘Ach, Eindhoven! Ik heb daar zo heerlijk gewoond! Doe ze maar de groeten van me!’

Donderdag17juni2010

Hartklachten, diverticulitis, macula degeneratie, artrose, osteoporose, CARA, in beide oren een gehoor-apparaat en tinnitus (oorsuizen). Borst- en okselklieren verwijderd als gevolg van kanker, knieprothese, verzakte blaas. Zesentachtig jaar, altijd moe, altijd pijn, ondanks de morfine. Elke ochtend komen ze haar wassen, staat ze steeds voor een ander in haar blootje. De supermarkt, een paar honderd meter verder, is steeds vaker onbereikbaar. Elke dag brokkelt haar zelfstandigheid verder af. Dood wil ze niet – ‘Wie wil er nou dood?’ – maar doorleven in dit lichaam is geen optie.

‘Ik vraag alleen om humaan te mogen stoppen. Is dat zo gek?’

Corry van der Kolk, een roodharige, inspirerende vrouw. Klein, vederlicht maar met felheid in haar ogen. Mijn eerste ontmoeting met haar is voor een onderzoek. Een universiteit wilde weten hoe het zit met het welbevinden van thuiswonende ouderen en ik word geacht een vragenlijst met haar door te nemen van ongeveer een uur. Achter Corry’s naam staat ‘Doodswens’. Dat maakt me wat gespannen, maar ook nieuwsgierig. Eerst stel ik keurig de vragen die op mijn laptop staan en vul haar wat onverschillig gegeven antwoorden in. Nadat de laatste vraag gesteld is, begin ik over ‘Doodswens’. Ik weet dat ik compleet

Corry

Page 13: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

24 25

‘Barend werd als peuter aangereden door een vrachtauto. Hij werd binnengebracht en op tafel gelegd, ik zie het nog zo voor me. Zijn schedel was verbrijzeld en hij heeft lang in het ziekenhuis moeten liggen. Mijn vader wilde niet dat de chauffeur vervolgd zou worden. ‘Die man is al genoeg gestraft,’ zei hij. Mijn vader was zo’n lieve, lieve man. En dat terwijl zijn droom, het hebben van een opvolger voor zijn zaak, uiteenspatte. Barend zou nooit met machines mogen werken en bleef altijd een moeilijk karakter houden.’

Haar broer zou niet het enige zorgenkindje zijn. In het katholieke gezin werden na hem al snel twee meisjes geboren, beiden nogal ziekelijk.

‘De eerste had veel last van longklachten, ze heeft echt op het randje gelegen. En de tweede had wat we nu voedingsstoornissen noemen. Mijn moeder heeft er heel wat mee te stellen gehad.’

Na de zussen kwam er weer een zoon, gevolgd door nog eens drie meiden.

‘En dat allemaal in een klein huisje met een huiskamer, een keukentje, twee slaapkamertjes en een zolder. Geen douche, geen badkamer. Ach ja, zo ging dat.’

Ondanks het feit dat Corry flink mee moest helpen en zorgen vond ze nog voldoende tijd om te lezen.

‘Niet alleen romannetjes, hoor, maar juist boeken over artsenpraktijken, onderzoekers en wetenschappers zoals Koch en Semmelweis. Over het echtpaar Curie en de ontdekking van de penicilline door Fleming. Of dat door de vele ziektes in mijn familie kwam, weet ik niet, het interesseerde me gewoon.’

Door haar interesse weet ze in 1941 bij zichzelf en twee van haar zusjes de diagnose difterie te stellen.

‘Had ik uit een boekje over Pasteur!’

De Tweede Wereldoorlog breekt uit en brengt verschrikkelijke veranderingen.

‘Maar ook de mogelijkheid voor mij om mijn eigen weg te gaan. Ik wilde de verpleging in en in die tijd was dat intern. Onder normale omstandigheden had mijn vader me dat waarschijnlijk nooit toegestaan.’

Ze koos voor de opleiding Zwarte Kruis, psychiatrisch verpleegkundige.

Het psychiatrisch ziekenhuis Noordwijkerhout, waar zij haar opleiding zou volgen, werd geëvacueerd naar Venray. Ze maakte er lange dagen en moest de lessen volgen in haar vrije tijd, maar genoot van haar vrijheid, haar eigen kleine kamertje en het contact met de patiënten.

‘Aan het einde van de oorlog werd het behoorlijk grimmig. We zaten zelfs dagenlang met de patiënten in de kelders, zonder water, eten of elektra. Er werd constant geschoten, doden en gewonden werden  binnengebracht. Ik heb daar zoveel meegemaakt… Toch kan ik me het niet meer helder voor de geest halen. Gek hè? Het is, denk ik, zo vreselijk geweest dat ik het geblokt heb.’

Uiteindelijk worden ze door de Schotten gevonden en met ambulances naar veiligere gebieden gebracht.

‘Ik wist natuurlijk ook niet hoe het met mijn familie in het Westen ging. Toen ik na maanden eindelijk naar huis kon bleek dat er helemaal niet meer te zijn. Mijn familie leefde gelukkig nog, maar dat wat ik eens gekend had als thuis, de hele buurt, alles was weg.’

De opleiding duurt door alle oorlogsperikelen langer dan de drie jaar die er normaal voor stond, maar in 1948 doet Corry succesvol eindexamen.

‘Het was in die tijd gebruikelijk dat je na het examen direct werd ontslagen en zelf op zoek moest naar iets anders. Als alleenstaande vrouw een hele onderneming. Maar ik had naar mijn gevoel geen echt ‘thuis’ meer om naar terug te keren en ben naar een ziekenhuis in Amersfoort gegaan.’

buiten de mij toegestane grenzen voor het gesprek ga, maar ik kan het niet laten. Naïef vertel ik haar over de in Nederland zo goed geregelde euthanasie. Corry vertelt verontwaardigd dat ze van haar huisarts en twee SCEN-artsen te horen heeft gekregen dat deze humane weg voor haar gesloten blijft. Ik ga het rijtje klachten na dat ik net in mijn bestand heb gevoerd en ben verbijsterd. Haar verhaal doet mijn geloof in de ‘zo goed geregelde euthanasie’ aardig verschrom-pelen. De vijf kwartier worden drie boeiende uren die voor mij uiteindelijk zullen leiden tot een warme vriendschap, het schrijven van dit boek en voorgoed veranderde gedachten.

Twee weken na ons eerste gesprek doet Corry een poging om haar leven te beëindigen. Ze heeft de voor haar zo broodnodige morfine opgespaard tot 375 ml, een naar haar mening dodelijke dosis. De huisarts, bij wie ze dit voorzichtig informeert, bevestigt dat. Corry belt haar zus Fem en zwager Theo en vertelt van haar plan. Zij weten van haar pijn, haar lijden en respecteren haar besluit. Wel willen ze nog even afscheid komen nemen, maar daar krijgen ze nauwelijks de tijd voor. De huisarts heeft blijkbaar toch argwaan gekregen en de GGZ gewaarschuwd. Medewerkers van de GGZ bellen Corry. Ze willen langskomen, maar Corry weet ze met een smoes af te wimpelen. Bang dat ze haar plan alsnog zullen dwarsbomen, neemt ze direct alle morfine in. En omdat ze net zo bang is dat haar zus en zwager gevolgen zullen ondervinden van hun eventuele aanwezigheid bij haar zelfdoding, werkt ze hen snel de deur uit.

Fem en Theo besluiten zo normaal mogelijk te blijven doen en wachten ondertussen gespannen op hét telefoontje. Iemand van de thuiszorg zal haar toch zeker vinden… Niemand belt. Die dag niet, de volgende dag niet. Theo heeft geen idee wat hij moet doen en besluit uiteindelijk naar Corry’s huis te bellen. Hij schrikt enorm wanneer Corry zelf opneemt, lodderig en loom, maar levend. De dosis is dodelijk, maar niet voor iemand die dagelijks morfine gebruikt. Dat had niemand haar verteld.

Vrijdag19augustus2011 ‘Misschien heeft God mij wel een missie gegeven en leef ik zolang door om euthanasie voor mensen zoals ik mogelijk te maken. Dan zijn die laatste twee ellendige jaren in elk geval niet voor niets geweest…’

Na ruim een jaar zit ik weer in dezelfde kamer op dezelfde stoel. Afgelopen juni vond ik een uitgever die zich aan dit onderwerp wilde wagen en Corry was de eerste die ik belde met de vraag of zij mee wilde werken aan een boek. Na wat twijfel – ‘wat heb ik eraan, ik ben al zo moe’ – besluit ze toch zich door mij, in woorden, te laten portretteren.

Corry werd geboren in de gemeente Velsen op 16 april 1925. Haar vader had een slagerij, haar moeder kwam van boven het Noordzeekanaal. De zeven broers en zussen van zijn vader en moeder woonden allemaal in de buurt.

‘Oma had een geweldige tuin met een seringenboom en veel paarse bloemen. In die tuin was een soort speeltuin met een schommel, een wip, ringen, een rekstok en een zandbak. Een feest voor ons kinderen! Daarachter had ze een snijbloementuin vol dahlia’s en chrysanten en nog een groentetuin. Er was een konijnenberg en een klein huisje waar we met buurmeisjes een handwerkclubje hadden. We oefenden er met buurtkinderen voor toneelstukjes die we nooit uitvoerden!’

Corry zat graag op de schommel. In het boek ‘Leven in twee eeuwen’ (2004) dat zij over haar leven schreef, lees ik:

‘Misschien ben ik nog wel zo’n droomster op de schommel. Ik zag, zie veel, wil alles ideaal, maar de mogelijkheden zijn vaak beperkt.’

Ze had toen nog geen idee hoe waar die woorden zouden blijken te zijn.

Een jaar na Corry werd broer Barend geboren.

Tot hoe lang gaan we door met behan

delen?

Page 14: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

26 27

Corry is jarenlang

tevreden,

ondernemend,

zelfstandig en

gelukkig in haar

kleine huisje.

‘[…] Een verdriet zo groot dat er nu nog nauwelijks over te schrijven is…’

Haar leven gaat door, maar wordt nooit meer zoals het was.

In die jaren verandert er veel binnen de katholieke kerk.

‘Paus Johannes XXIII heeft zogezegd het raam open gezet. Het werd vrijer, er kon meer. Dat was in veel opzichten erg goed maar ook verwarrend. We woonden bijvoorbeeld niet langer alleen met congregatieleden, wat betekende dat de ruimte voor meditatie en gebed minder werd. Dat vond ik niet prettig. Toen ik in 1967 naar Eindhoven verhuisde om daar de revalidatie afdeling van De Dommelhoef op te zetten, ben ik zelfstandig gaan wonen. Geleidelijk aan nam ik meer afstand van mijn non-zijn. In 1970 ben ik uitgetreden, maar ik heb nog steeds veel en goede contacten met religieuzen, hoor. Mijn geloof werd er ook totaal niet door aangetast.’

Dat gebeurt ook niet wanneer in 1973 opnieuw een lid van het gezin overlijdt. De zus die haar leven al startte met longklachten heeft het door een longaandoening zo benauwd dat euthanasie de enige uitkomst biedt. Het afscheid is moeilijk maar ook een verlossing.

Corry werkt graag. Ze is enorm betrokken, maakt zich sterk voor haar patiënten en haar collega’s. In haar boek lees ik hoe furieus ze wordt wanneer de mogelijkheid ter sprake komt om een vacature voor een verpleegkundige te laten vervallen om zo het salaris aan te vullen van de nieuwe directeur die geen genoegen nam met het geboden bedrag. Strijdbaar, idealistisch, ook toen al.

Ondanks de liefde voor haar werk wordt het steeds lastiger voor haar om haar beroep te blijven uitoefenen. Niet alleen veranderen de ziekenhuizen

van hulpvaardige instellingen in zelfstandige ondernemingen, maar ook haar gezondheid gaat haar parten spelen. In 1982 belandt ze in de ziektewet. Er wordt osteoporose vastgesteld waardoor zij uiteindelijk, twee jaar later, in de WAO terechtkomt, kort daarop gevolgd door de VUT. Corry heeft er dan veertig jaar zorg op zitten.

Ze verhuist naar een droomhuisje in Opperdoes, in het West-Friesland van haar moeder. Het is een piepklein wit huisje met een even klein tuintje. Voor Corry is het genoeg. Ze is gelukkig. Ik citeer uit

het hoofdstuk ‘Hoe wil ik later wonen’:

‘Ideaal wonen is voor mij: niet te groot. Liefst tweemaal per week huishoudelijke hulp. Klein tuintje, vederlichte grasmaaier… Tafels niet te laag, zo mogelijk met wieltjes, rustbank in de kamer, aangepaste zitstoel, ook eentje voor buiten…  Boodschappenwagentje, voor grotere bestellingen een bezorgmogelijkheid. Bed niet te laag. Fietsen kan ik niet meer, dus zolang mogelijk

auto blijven rijden… De dag niet te vroeg beginnen, rustperiode ’s middags (tijden wisselend, maar wel verplicht een uur). Zwemmen. Bibliotheek. Leesclub. Eventueel schrijfclub, tekstverwerker… Proberen te ontdekken waar je grens ligt is zeer belangrijk… Niet bij de pakken neerzitten. Bij depressie: de kapper, de schoonheidsspecialiste, de pedicure. Eventueel bezoek aan kuurbad.’

Dit alles schrijft ze als 77-jarige. Ze heeft dan al haar twee gehoorapparaten, ernstig voortschrijdende osteoporose, artrose en een knieprothese. Bovendien heeft ze kanker gehad, is haar borst verwijderd en heeft ze een operatie gehad aan haar schouder waardoor ze weinig kracht meer heeft en altijd pijn in haar rechterarm. Ik geloof niet dat iemand haar kan beschuldigen van gebrek aan optimisme

Daar begint zij haar opleiding Witte Kruis, ziekenhuis-verpleegkundige. Naast een nieuwe werkomgeving is Corry ook privé zoekende. Ze had een paar korte relaties achter de rug die op niets waren uitgelopen. Corry is altijd heel gelovig geweest en ging graag naar de kerk, vooral naar de Eucharistie viering. In haar boek schrijft ze:

‘Ik werd er naartoe getrokken, mijn hele leven ben ik ernstig geweest, hield me met dingen bezig die werkelijk iets inhielden… Altijd zocht ik dieper en verder. Ik hield van God, voor zover Hij Zich liet zien en heel veel van de mensen. Dat heb ik van mijn vader.’

In Noordwijkerhout was zij al in contact gekomen met een Belgische congregatie, de ‘Zusters van liefde van Jezus en Maria’ uit Gent, die de leiding hadden over deze psychiatrische instelling. De verbondenheid van de zusters die zij daar zag sprak haar aan.

‘Het idee van samenwerken, samen je ergens sterk voor maken. Samen bereik je veel meer dan alleen, dan kun je een verschil maken.’

Alleen vond ze deze Congregatie niet bij haar passen, het was te Vlaams voor haar. Het ziekenhuis in Amersfoort werd geleid door de ‘Zusters Onder de Bogen’, een congregatie uit Maastricht. Bij hen voelde zij zich meer op haar gemak en op 3 oktober 1949 trad ze in als novice. De nuchtere Hollandse en zelfstandige Corry bekeek de manier waarop mannen als de Paus, bisschoppen en priesters werden behandeld argwanend, maar:

‘[…] je wilde een goede non worden. Ik denk dat ik wel heel naïef was, erg idealistisch en elke keer liep ik weer met mijn kop tegen de muur. Ik leerde niet, misschien wilde ik het ook wel niet!’

Ondanks dat zou ze het er 21 jaar volhouden.

In 1951 stuurt de congregatie haar naar het OLVG in Amsterdam.

‘Als non had je weinig in te brengen, je deed wat je verteld werd. Daar heb ik nog wel eens last van, dat

gezagsgetrouwe… Je verdiende er natuurlijk ook niks. We woonden in een communiteit van zusters, met een huiskamer en slaapkamers, binnen het ziekenhuis. Mijn ‘salaris’ ging direct naar de congregatie, die daarmee deze kost en inwoning betaalde.’

Contact met haar familie is er niet veel, ze is druk met haar opleiding als verpleegkundige en als non. Een verdrietige onderbreking is het overlijden van haar jongste broer. De verkoudheid die in militaire dienst bij hem geconstateerd werd, bleek een hersenvlies ontsteking. Vooral vader lijkt gebroken door het verlies van zijn jongste zoon. Maar het leven van Corry gaat verder. Binnen de congregatie zit ze, naast haar werk, bij een koor en leert ze orgel spelen. Muziek wordt zo een passie. Daarbij is ze buitengewoon leergierig en slim. Wanneer de beroemde professor Prick in 1956 iemand zoekt om met hem de afdeling psychiatrie van het Radboud Ziekenhuis in Nijmegen te gaan opzetten, denkt de congregatie direct aan haar. Toch voelt Corry zich nog niet helemaal klaar voor deze taak. Ze besluit, na overleg met de professor, zich eerst een poosje te gaan oriënteren in de inrichting Poortugal, in Rotterdam. Als enige non is het daar erg wennen, maar heel waardevol: deze stage en daarna haar werk in Nijmegen worden een succes, het worden vier zware maar plezierige jaren. Dan valt het hoofd van de kraamafdeling plotseling weg.

‘En als non moest je alles kunnen…’

Corry wordt aangewezen om de afdeling over te nemen terwijl ze ondertussen haar ‘ooievaartje’ haalt. In totaal werkt ze vijf jaar in Nijmegen. Dan moet in Maastricht de revalidatieafdeling De Maasgouw op worden gezet. Opnieuw vindt men Corry hiervoor de juiste persoon en weer moet ze verhuizen. Deze verhuizing zal een vervelende bijsmaak krijgen: wanneer haar vader, moeder, jongste zus en oudste broer besluiten haar daar op te komen zoeken, eindigt dit bezoek in een nachtmerrie. Op de terugweg krijgen zij een auto-ongeluk. Moeder overleeft, maar vader, broer Barend en haar jongste zus, net 21, verliezen hun leven.

Page 15: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

28 29

ben in de wereld, het nieuws. Ik ben niet depressief genoeg. Maar hoe kunnen zij bepalen hoeveel ik lijd? Hoe kunnen zij weten wat het betekent wanneer je wereld steeds kleiner wordt, wanneer de zelfstandigheid je stukje bij beetje wordt ontnomen? Ik kan niets meer, niet meer lezen, geen muziek meer maken, nauwelijks nog televisie kijken, niet meer autorijden. Ik word door vreemden gewassen, ik heb constant pijn! Ach, ik ben gewoon op.’

Corry stuurt brieven naar wie ze maar kan, in een wanhopige zoektocht naar hulp. Dan ziet ze een uitzending van Hollandse Zaken waarin gesproken wordt over de hoge kosten van de vergrijzing. Ze wordt kwaad en besluit Cees Grimbergen, de presentator, te schrijven.

‘Het is belachelijk dat mensen in leven gehouden worden door artsen, terwijl er zo velen zijn als ik, die niet meer willen, niet meer kunnen. En die niet geholpen worden op een waardige manier te sterven.’

Ze vraagt hem of hij haar kan helpen.

‘Ik ben hopeloos…’

Er komt een speciale uitzending over het vrijwillige levenseinde en Corry wordt thuis geïnterviewd. Ze wil niet naar de studio komen, omdat haar huisarts daar ook aanwezig zal zijn. Dat kan ze niet aan. Haar zus en zwager zijn er wel en doen het woord voor haar. De huisarts zegt wat hij steeds heeft gezegd, haar lijden is voor hem niet invoelbaar.

Na de uitzending blijkt dat Corry niet alleen staat. Ze krijgt een enorm pak reacties naar aanleiding van haar verhaal. Dat doet haar goed maar het helpt haar geen stap verder. Er zit niet bij waar ze zo op had gehoopt: een reactie van een arts die aanbiedt haar te helpen. Ook de stukken die verschijnen in het Noordhollands Dagblad en in de NRC leveren niets anders op dan hartverwarmende steunbetuigingen.

Ze besluit van huisarts te veranderen, maar dat blijkt niet zo gemakkelijk. De praktijk die zij kiest, geeft haar te verstaan dat zij daar niet als patiënt

terecht kan, zonder duidelijke opgaaf van reden. Ze zoekt verder en vindt in haar omgeving een jonge, vriendelijke, vrouwelijke huisarts, die net een jaar praktijk voert. Met haar kan Corry direct al een heel ander gesprek voeren dan met haar oude huisarts. Toch blijkt ook deze arts haar niet te kunnen helpen. Zelfs met de nieuwe richtlijnen van de KNMG, die toch meer ruimte bieden zegt ze eerlijk dat het voor haar persoonlijk onmogelijk is. Corry is nog te goed. Ze kan nog wel tien jaar mee. Een verzorgingshuis misschien?

‘Denkt u soms dat daar mijn klachten verdwijnen?’

Corry huilt, ze is niet meer wanhopig, ze is nu moedeloos. Waarom mag de dood geen vriend zijn?

‘Mijn moeder is op 92-jarige leeftijd geëuthanaseerd. Ze had maagkanker. De huisarts vond dat ze wel genoeg geleden had in haar leven. Heel rustig en vredig is ze thuis, te midden van haar vier overgebleven dochters, ingeslapen. Dat is wat ik voor ogen had, zo wilde ik gaan. Maar nu blijkt dat dit niet kan! Moet ik dan mijn toevlucht nemen tot andere middelen? Dat wil ik niet, dat verdien ik niet!’

Met haar vroegere huisarts is de mogelijkheid van versterven al aan bod gekomen. Door de afschuwelijke hallucinaties die zij heeft gehad nadat ze uitgedroogd is geweest, is deze mogelijkheid niet bespreekbaar.

‘Bovendien, ik woon alleen. Met versterven heb je vierentwintig uur per dag zorg nodig en niemand kan me vertellen hoe lang het duurt.’

Ook methodes als de plastic zak of het heliumgas zijn voor haar absoluut geen optie.

‘Ik heb in de oorlog genoeg meegemaakt. Ik laat me toch zeker niet verstikken of vergassen!’

Uit het hoofdstuk ‘Terugblik op mijn leven’:

‘Het geloof, God, Christus, betekende veel voor mij. Waarheid, eerlijkheid, rechtvaardigheid, mysterie,

en doorzettingsvermogen.Corry is jarenlang tevreden, ondernemend, zelfstandig en gelukkig in haar kleine huisje. Ze is een enthousiast lid van de SP en in haar kamer prijken de uit de krant geknipte, netjes ingelijste, portretten van president Obama en Jan Marijnissen. In haar boekenkast staat Rilke naast Nabokovs Lolita, Etty Hillesum naast Toon Hermans. Ze kan de boeken niet meer lezen, maar maakt dankbaar gebruik van luisterboeken. In het kleine keukentje zet ze regelmatig een potje lekkere ‘lapzwans’ (Lapsang Souchong) thee voor binnen-vallende familie en vrienden.

In juli 2009 gaat ze gezellig met vriendinnen een weekendje op stap, ze is dan 84 jaar. Autorijden doet ze liever niet meer, dus wordt ze gehaald. Het weekend begint heerlijk, de vriendinnen hebben veel plezier samen. Totdat Corry zaterdagavond uitglijdt in de badcel. Ze heeft verschrikkelijke pijn, neemt flink wat pijnstillers en wordt zondag naar huis gebracht. Maandagmorgen gaat ze zwemmen, zoals altijd. Daarna wil ze nog even naar de markt, maar het lopen gaat steeds moeilijker. De waarnemend huisarts komt, onderzoekt haar kort en zegt dat er niets ernstigs aan de hand is. Gewoon even rustig aan doen. Donderdag kan Corry niet meer lopen. Haar eigen huisarts geeft haar sterkere pijnstillers. De apotheek is verbaasd over de sterkte van de medicatie, maar Corry neemt ze in, de pijn is nu niet meer om uit te houden. ’s Morgens is ze niet wakker te krijgen, de buren zijn in paniek, maar uiteindelijk komt ze bij. De wijkverpleegkundige vindt het verstandiger om haar niet alleen te laten en blijft de nacht van zondag op maandag slapen. Corry is tegen die tijd helemaal op, dus maandag wordt ze eindelijk doorverwezen naar het ziekenhuis waar ze, gillend van de pijn, onderzocht wordt door een neuroloog. Haar zus Femmie en zwager Theo begeleiden haar. Er wordt een foto genomen die, mede vanwege haar eerdere knieoperatie, aan de orthopeed wordt voorgelegd. Beide artsen vinden niets op de foto, er wordt gesuggereerd dat ze simuleert en ze wordt naar huis gestuurd. Theo en Femmie weigeren echter haar zo mee te nemen. De dienstdoende

arts regelt een bed op de afdeling urologie waar ze een paar weken kan blijven in verband met een ontsteking aan de urinewegen. Nadat deze behandeld is, blijft de pijn echter aanhouden. Corry wordt overgeplaatst naar de geriatrische afdeling waar opnieuw een foto wordt genomen. Beschaamd komt men haar vertellen dat er breuklijnen in haar bekken zichtbaar zijn… Men wil haar opereren, maar Corry is haar vertrouwen in de medische wereld volkomen kwijt en weigert. Ze wordt overgeplaatst naar een verpleeghuis. In de war en doodmoe van de pijn, begint ze te roepen dat ze dood wil.

Dat resulteert in een bezoek van de psychiater en antidepressiva. Corry krijgt door dat ze rustig moet worden wil ze ooit nog naar huis kunnen en besluit de medicijnen te nemen. Dat blijkt volkomen verkeerd voor haar uit te pakken. Ze wordt misselijk, blijft aanhoudend braken en raakt uitgedroogd. Hierdoor krijgt ze last van hallucinaties, ‘een verschrikkelijke ervaring’. Met morfine krijgt ze uiteindelijk de pijn onder controle en mag ze naar huis. Daar wordt haar langzaam duidelijk dat ze niet meer verder kan.

‘Verder willen wel, maar dan in een ander lichaam. Dit lichaam kan gewoon niet meer, ik ben op.’

Ze maakt een afspraak met haar huisarts en vertelt hem van haar euthanasiewens.

‘Ik heb al sinds 1987 een euthanasieverklaring. Toen een vriendin van mij overleed met behulp van euthanasie door haar huisarts, ben ik naar haar arts overgestapt. Ik heb hem verteld over mijn euthanasieverklaring en had het volste vertrouwen dat hij mij ook zou helpen wanneer het zover was.’

Maar ook al voldoet Corry naar haar mening aan alle criteria, de huisarts vindt haar lijden op dit moment niet ‘invoelbaar’. Ook de – inmiddels drie – door hem uitgenodigde SCEN-artsen vinden niet dat er sprake is van ‘ondraaglijk en uitzichtloos lijden’.

‘Omdat ik nog lach. Omdat ik nog kan genieten van visite, van contacten. Omdat ik nog geïnteresseerd D

e dood mag van mij te koop zijn

, als dat bereikt kan

worden

Page 16: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

30 31

Elke dag brokkelt

haar zelfstandigheid

verder af. Dood wil

ze niet – ‘Wie wil

er nou dood?’

stellen. Daarna kan ik dan Femmie en Theo bellen, die zijn dan ook wel wakker. Het klinkt goed, ik probeer me niet voor te stellen hoe de nacht zal zijn.

Dan lees ik nog even het verhaal voor, alsof er niets is gebeurd. Ze is er nu helemaal tevreden over en te-kent het toestemmingsformulier. Ook net op tijd, schiet het door mijn hoofd. Ik geef haar een kus en zeg dat ik morgenavond om negen uur bij haar zal zijn. Op dat tijdstip zal ze haar laatste antibraakpil moeten nemen.

Wanneer ik weer op mijn fiets stap, voel ik mij volledig verdoofd. Ik kan niet geloven wat er net allemaal is gebeurd, ik kan niet geloven wat ik toegezegd heb. Niet dat ik twijfel, ik ben gewoon verbijsterd. Vanochtend zat ik nog gewoon bij de kapper, nu ben ik op weg naar huis om mijn lief te vertellen dat we morgenavond niet naar vrienden gaan om te eten, maar dat ik iets anders te doen heb.

Natuurlijk bespreken we het uitgebreid thuis, Paul belt het etentje af en we nemen een flink glas wijn. ’s Avonds kijk ik afwezig naar ‘Ik hou van Holland’ en blijf verbijsterd.

Zondag23oktober2011

De volgende ochtend ben ik al om zeven uur wakker. Ik heb verrassend goed geslapen, maar ben meteen weer bij de les. De rest van de dag loop ik met mijn ziel onder mijn arm op de klok te kijken. Ik neem een bad, ik doe een was en pak mijn tas. Een kussentje, een deken, mijn pantoffels. Het lijkt een normale logeerpartij. Om een uur of twee bel ik haar even. Ze is gespannen, kijkt steeds op de klok en is bang dat ze haar pillen niet op tijd neemt. Ze is nog even naar de weduwe van de man geweest die euthanasie heeft gekregen, dat was niet gemakkelijk…

‘Zal ik vroeger komen?’ vraag ik. Ze protesteert: ‘Dan zit je daar de hele avond te wachten!’ Wanneer ik antwoord

dat ik thuis ook niet zo lekker zit, geeft ze opgelucht toe. Het avondeten smaakt me niet. Ik wil gaan. Ik kan niet zeggen dat ik er klaar voor ben, want ik heb geen idee voor wat. In de auto ben ik ongelooflijk gespannen, ik kan niet geloven dat ik dit ga doen. Het lijkt of mijn bewustzijn zich oprekt om iets groots te kunnen omvatten. Paul heeft er alle vertrouwen in, hij blijft de rust zelve en gaat even mee naar binnen om kennis te maken. Zodra mijn voet over de drempel is, word ik kalm. Ik richt me volledig op haar, sta compleet open, mijn zintuigen staan op scherp. Op het aanrecht staan twee glazen schaaltjes klaar met twee lepels

erin. Er staat een bakje vla achter en een fles Karvan Cevitam, aard-beiensmaak. Ze babbelt wat met Paul, die een arm om haar smalle schouders heeft. Ze kunnen het direct prima vinden, ze maakt een grapje over zijn buik en zegt dat het spieren zijn. Ze probeert zelfs mij daar nog van te overtuigen. Dan nemen ze afscheid met een knuffel en een kus. Hij wenst haar een goede reis. Later zal hij zeggen hoe vreemd het is om iemand voor het eerst levend te zien en een paar uur later dood.

Dan zijn we alleen. ‘Kopje thee?’ ‘Mag dat wel?’ Ze kijkt op haar lijst, het mag. En nu? Ik pak mijn

schrift. Is er nog iets dat ze wil zeggen? Iets voor Fem en Theo? ‘Woorden schieten tekort om hen te bedanken…’ Maar Cees Grimbergen moet wel gebeld worden. Henk moet ik namens haar bedanken. ‘Zeg alsjeblieft dat het niet persoonlijk is dat ik hem niet meer wilde spreken, bedoel ik. Ik ben gewoon klaar.’ Dat is duidelijk. Oh, en of ik alsjeblieft zuster Alfonsa wil bellen, die elke week met de hostie langskwam, de schat. Met tegenzin vraag ik of ik een paar foto’s mag maken straks, voor mijn eigen veiligheid. Met net zoveel tegenzin stemt ze toe. Ik beloof dat ik ze alleen aan de politie zal laten zien. Mijn ervaringen mag ik wel met de wereld delen. ‘Als dat een ander

de betekenis achter de dingen hebben mij altijd bezig gehouden. Erasmus’ ‘Lof der Zotheid’, Thomas Moore’s ‘Utopia’, genezing, kunst, muziek, literatuur, rust, vrede, mooiheid, spraken mij altijd erg aan. Ik heb er veel voor over gehad om idealen na te streven. Misschien begreep ik daarom mensen die alles, zelfs hun leven, over hadden voor wat anderen betitelen als windmolens.’

86 is ze. Ze heeft haar familie, haar vrienden, haar huisje. Ze is niet eenzaam, ze is niet gewoon oud: ze is op. Moe van de pijn, uitgeput van de moeite die het dagelijkse leven haar kost.

‘Ik heb mijn hele leven voor anderen gezorgd. Wie zorgt er voor mij nu ik aan de beurt ben? Ik heb de energie niet meer om te leven en vraag hulp om ermee te stoppen. Is dat nu zo gek?’

Gek niet. Ze is alleen, zoals veel windmolenstrijders, haar tijd – ook hierin – blijkbaar veel te ver vooruit.

Zaterdag22oktober2011

Opnieuw op de fiets. Heerlijk weer, net naar de kapper geweest, het gewijzigde verhaal in mijn fietsmandje. Ik zing wat, fiets rustig, ik heb geen haast. Kwart over één stap ik bij haar binnen. Zonder te bellen of te kloppen, dat doe ik allang niet meer. Ze staat in haar piepkleine keukentje. Op mijn gebruikelijke begroeting ‘Hoi meid, hoe is het?’ komt een volkomen onverwacht antwoord.

‘Niet goed. Ik ben klaar. Ik ga dit weekend.’

De zon is weg, mijn hoofdhuid knijpt samen, mijn mond wordt droog. Ik vraag wat er gebeurd is, maar ze is gespannen en kort. De huisarts is geweest, vrijdag. En niet alleen voor de jeuk op haar hoofd, zoals de bedoeling was. Ze heeft duidelijk laten doorschemeren dat het vinden van een andere arts voor de euthanasie moeilijk zal worden. Corry gelooft er niet meer in. ‘En dan heeft ze ook nog iemand hier in het dorp afgelopen week wel geëuthanaseerd, snap jij dat nou?’ Ja, Cor, die had kanker. Ze is boos, verdrietig,

moedeloos. Bovendien heeft de huisarts aan haar de mogelijkheid voor geestelijke bijstand voorgelegd. Dat is de druppel. Ik zie dat het haar menens is en herhaal wat ik de vorige week, volkomen onbewust van wat mij te wachten stond, heb geroepen: ‘Dan ben ik bij je.’ Dat wil ze niet. Ze wil niet dat iemand het weet. Bij de vorige poging heeft ze iedereen ingelicht en toen is het misgegaan. Dat heeft zoveel last gegeven. Bovendien, het is strafbaar! Ik leg haar opnieuw uit wat Henk mij heeft verteld. Ik mag aanwezig zijn, ik mag alleen niet handelen. Ze sputtert nog wat tegen maar ik hoor mezelf heel beslist zeggen dat ik er bij zal zijn, strafbaar of niet. Ze is opgelucht, dankbaar, bijna blij. Ik vraag wanneer ze wil gaan. Ze denkt dat het na het innemen van de dodelijke dosis binnen een uurtje gebeurd zal zijn en denkt aan maandagochtend acht uur. Om negen uur komt immers de thuiszorg om haar te wassen? Voor die tijd wil ze wel graag overleden zijn. Ik schrik er van. ‘Dat klopt volgens mij niet, lieverd. Je moet echt Henk even laten komen.’

Ik weet uit andere verhalen dat het zo’n drie tot acht uur kan duren. Ik moet er niet aan denken dat ze nog leeft wanneer er iemand binnenkomt, straks gaan ze haar nog reanimeren. Ze wil niet dat Henk langs komt, maar ik mag hem wel even bellen. Samen met hem neemt ze een tijdschema door. Uiteindelijk komt ze uit bij tien uur zondagavond voor de dodelijke dosis en rekent ze terug wanneer ze moet beginnen met de antibraakmiddelen. Henk vertelt haar welke documenten ze neer moet leggen en hoe ze de medicijnen het beste in kan nemen. Het is bizar, maar een zegen. Voor ik neerleg, zegt hij: ‘Je moet echt op je handen gaan zitten, meid.’

Ik beloof het.

Nu het allemaal ‘geregeld’ is, bespreekt ze de verdere gang van zaken met mij. Wanneer ze om tien uur de medicatie neemt, zal ze voor de ochtend wel zijn overleden. Als ze alles binnenhoudt tenminste, maar daar willen we allebei niet over nadenken. Ze wil graag dat ik wacht tot acht uur zodat ik haar eigen huisarts kan bellen. Die zal dan de dood vast kunnen stellen en dan ben ik nog op tijd om de thuiszorg in kennis te

En Gods wil dan?

Page 17: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

32 33

bakje drie, iets meer dan honderd, fijn malen. ‘Heb je geen vijzel?’ vraag ik. Nee, ze heeft geen

vijzel. Shit, ik had toch die van mij mee moeten nemen. Oh nee, dat mag niet. Of wel? Geen idee… We zoeken de keuken door naar iets dat de pillen fijn kan malen. Ik met mijn ogen, zij met haar handen. Uiteindelijk vindt ze een glazen flesje met daarin haar morfinepillen. Ze doet wat slaaptabletten uit bakje vier in een plastic bakje voor pinda’s en begint ze met het flesje fijn te malen. Het gaat langzaam, het gaat stug. Ik wil haar helpen, haar zo graag helpen, maar zet mijn nagels in mijn handpalmen. Niet doen, niet doen, niet doen. Shit, ik vergeet de foto’s. Snel pak ik mijn toestel en neem er een paar. Met een camera tussen ons in voel ik me een voyeur, ik vind het verschrikkelijk. De fijngemaakte pillen gaan in het glazen schaaltje. Dan pakt ze een bakje voor de vla, vanillevla. Ze wil er siroop doorheen doen, maar krijgt de fles niet open. Het is een nieuwe, er zit zo’n plastic treksluiting op. Ze krijgt hem niet open, ik zeg dat ik haar niet mag helpen. Later bedenk ik hoe belachelijk dit is, ik had toch gewoon een glaasje limonade kunnen nemen? Eindelijk schiet het dopje los, er komt een scheut siroop op haar handen en op de grond. Mopperend veegt ze het schoon. We spreken allebei weinig, zijn totaal gericht op de handelingen. Ik met mijn ogen, zij met haar handen. Dan gaan ook de pillen van bakje twee, ook weer ruim honderd, in een glazen schaaltje. Alle bakjes, de fijngemaakte slaappillen, de dodelijke pillen en de vla zet ze één voor één op het tafeltje bij haar bed. Bijna valt er eentje op de grond, ze kan hem nog net opvangen. Ik duw mijn vuisten dieper in mijn zakken.

Voor ze op bed gaat zitten, houden we elkaar even heel stevig vast. Ze kust me, bedankt me. Ik zeg: ‘We gaan er iets heel moois van maken.’ Ik ben heel kalm, eng kalm. Ik trek een stoel bij het bed zodat ik tegenover haar kan zitten. Ik wil zo dicht mogelijk bij haar zijn. De klok gooit tien gongslagen onze stilte in. Ze legt nog even een zeiltje in haar bed en het andere zeiltje op de deken. Dan gaat ze zitten en begint aan het eerste glazen bakje. Daarin zitten over de honderd bittere, giftige pillen. Ze schept ze op haar

lepel en stopt deze in haar mond. Klein slokje water erachteraan, niet te veel. Zo gaat de ene lepel na de andere naar binnen. ‘Oeh, wel bitter,’ zegt ze en neemt af en toe een lepeltje vla. Er valt een pil op de grond, ik durf hem niet op te pakken. Trut, denk ik later, die was toch naar binnen gegaan. Ik walg van mezelf wanneer ik nog een laatste foto neem.

Dan zijn de slaapmiddelen aan de beurt. Ze giet de vla bij de pillen, ik vind het erg veel maar ik houd mijn mond. Alles wat ik nu zeg kan haar onrustig maken, dus ik herhaal alleen maar hoe goed ze het doet. Ik blijf praten, zeg dat ze het best wat rustiger aan mag doen, we hebben de tijd. ‘Nee, dan ga ik nadenken over waar het terecht komt en wat er mis kan gaan.’

Natuurlijk. Ze lepelt netjes haar hele bakje vla leeg. Het is tijd om te gaan liggen. Met meer dan tweehon-derd pillen in dat kleine lijf is nu doosje vier aan de beurt, de inslaapcapsules. Eén voor één werkt ze er twintig naar binnen, terwijl ik haar zacht toefluister dat ik haar zo dapper vind. De kamer lijkt te zinderen, lijkt stukken lichter en transparanter dan net.

Ze gaat liggen, begint gespannen te praten over het eventuele braken. Ik moet iets doen. ‘Weet je nog, lieverd, die tuin van je oma? De paarse bloemen, de groentetuin?’ Ze is direct rustig en knikt glimlachend. Ik dank God of wat of wie dan ook voor deze inval. ‘Ga maar lekker even schommelen.’ Weer lacht ze. ‘Wanneer zal ik nou in slaap vallen?’ ‘Strakjes, lieverd, heel gauw, rustig maar.’ Ik laat haar schommelen, zing het slaapliedje dat ik ook voor mijn moeder zong toen zij stierf. Diedeldomdijne, slaap maar mijn kleine…

‘Mijn broertje huilt, ik moet naar hem toe.’ ‘Natuurlijk,’ zeg ik, ‘ga maar.’ ‘Mijn zusje huilt ook, ik zorg voor ze, ik help mijn

moeder…’ Ze praat steeds moeilijker, ik ben nog steeds ijzig

kalm en praat weer door. Dan valt ze in slaap.

Opeens lijk ik te ontwaken. Ik sta op en begin rondjes te lopen in haar kleine kamertje, haar piepkleine keukentje. Ik moet weer naar de wc, maar ik durf niet. Oh mijn God, als ze nou gaat braken? Ik raak volkomen in paniek, ik ben bang dat ik gek word.

kan helpen, als dat ervoor kan zorgen dat niemand meer in mijn schoenen hoeft te staan.’ Nadat ik nog wat instructies over de uitvaart heb gekregen, gaan we aan de hoge tafel zitten. Ze wil me nog het fotoboek laten zien dat ze gemaakt heeft voor de negentigste verjaardag van haar moeder. Ik moet eerst even naar de wc, diarree. Ze snapt het. ‘Voor jou moet het ook niet gemakkelijk zijn’.

We kijken foto’s, lachen, zij vertelt, ik luister. ‘Je moeder staat vast op je te wachten,’ zeg ik. ‘Ik hoop dat het lukt,’ antwoordt ze zacht. We richten ons meteen weer op het fotoboek, niet aan denken.

Dan is het negen uur. Tijd voor de laatste antibraakpil. Nadat de pil is ingenomen, vallen haar ogen dicht. ‘Waarom ga je niet even liggen, lieverd?’ Ze is bang dat ze niet op tijd wakker wordt. Ik beloof dat ik haar zal roepen. ‘Wel op tijd, hoor, ik moet alles nog klaar maken.’ Ze staat op en zegt met een lachje dat ze zich gaat klaarmaken voor de nacht. In een dun rood nachtponnetje en ochtendjasje komt ze weer de kamer in. Ze lijkt nu nog breekbaarder dan ze al was, maar net zo vastberaden.

‘Hier heb ik twee zeiltjes. Eentje voor onder me, misschien, nou ja, je begrijpt het wel en die andere voor als ik toch moet overgeven. Kan ik straks wel neerleggen, hè?’ Ik verzeker haar dat we tijd genoeg hebben en probeer uit alle macht niet aan het braken te denken. Ze gaat liggen, ik installeer me in een gemakkelijke stoel met voetenbankje. Ik pak een tijdschrift dat ik bij me heb. Wanneer ik het opensla, is het eerste artikel dat ik lees een stukje over de documentaire Dodelijk Dilemma, waarin huisartsen worden gefilmd vóór en nadat zij een euthanasie hebben toegepast. Ik moet lachen, dit is absurd. Het blad gaat weer dicht, ik kijk naar een klein vrouwtje dat tot aan haar neus onder de dekens ligt. De klok tikt

hard de minuten weg en slaat met een luide gong. Fijn, denk ik, voor vannacht. Alsof ik zou kunnen slapen.

Ze is onrustig, kan de slaap niet echt vatten. Haar kleine wekkertje gaat, ze hoort het niet, heeft haar gehoorappa-raten al uit, maar voelt wel de luchtverplaatsing als ik in de buurt kom om hem uit te zetten. ‘Is het al tijd?’ vraagt ze. ‘Nee lieverd, ik roep je wel, blijf maar lekker liggen.’ Wanneer ik net weer zit, komt ze weer overeind. Koude voeten. De sokken helpen niet. Maar even een extra dekentje. Ik vraag waarom ze het warmtekussentje niet

even aanzet. ‘Ja, maar ik kan het niet meer uitdoen.’

Dan doe ik dat toch. Oh ja… Nu is het al tien over half tien. Het heeft weinig zin om nu nog te gaan liggen. Oh god, waren we bijna de borrel vergeten! Een portje schijnt heel goed te zijn om de medicatie sneller door het bloed opgenomen te laten worden. Nergens kunnen we port vinden. Zou sherry ook goed zijn? Ik kan inmiddels niet meer normaal denken en besluit Henk te bellen. Heel rustig antwoordt hij dat dat

prima is. Corry schenkt een sherry in. ‘Ik houd helemaal niet van sherry,’ zegt ze ‘ik houd

meer van een borrel.’ Ik weet niet of dat ook mag. Zou dat niet te scherp zijn voor haar maag? We willen alles doen om te voorkomen dat ze gaat braken. Ik wil Henk niet nog een keer storen, zij ook niet. Belachelijk, denk ik later. Nu is haar laatste drankje er eentje geweest dat ze niet lekker vond. En een borrel bleek ook te mogen.

Het is tijd. Ze pakt doosje twee en drie, vier kan bij haar bed blijven staan. Ik bal mijn handen tot vuisten en stop ze in mijn broekzakken. Ik mag aanwezig zijn, niet handelen. Nergens aankomen, op mijn handen zitten. Opletten, voorzichtig. Scherper dan nu kan ik niet zijn, alles tintelt. Ik volg haar naar de keuken, maar blijf voor de drempel staan. Ze moet de pillen uit

We zoeken de keuken

door naar iets dat de

pillen fijn kan malen.

Ik met mijn ogen,

zij met haar handen.

Het leven is steeds meer maakbaar, maar dat geldt nog niet voor de dood.

Page 18: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

34 35

hand en wil weten wat er gebeurd is. Ik begin mijn hele verhaal voor de tweede keer, maar hij onderbreekt me. ‘Met alle respect, mevrouw, het gaat mij alleen om de werkelijke handeling.’ Oh. Ja, natuurlijk. Braaf vertel ik hem van de pillen, hoe, wat, waar, wanneer, hoe laat. En van het schema. En van de sherry. Ik heb geen flauw idee meer wat ik zeg en vertel dingen twee, drie keer. Opletten moet ik, scherp blijven. Daar is de ‘officier van dienst’. Hij deelt mij mee dat ik straks als getuige zal worden gehoord door een rechercheur. Het kan ook zijn dat het onderzoek uitwijst dat ik verdacht word en dan moet ik naar het bu-reau. Mijn tanden klapperen licht wanneer ik zeg dat ik niks gedaan heb. ‘Ik ben alleen aanwezig ge-weest, ik heb geen handelingen verricht. Ik ben niet schuldig.’ Hij vraagt hoe ik daarbij kom. Nou, van de NVVE en van het internet. Hij zegt scherp: ‘Wij bepalen wel of u schuldig bent of niet.’ Paul doet een stap naar voren en wil ingrij-pen, maar bedenkt zich gelukkig. Ik klapper gewoon verder en voel me compleet in een andere wereld. Weer komt er iemand het kleine huisje van Corry binnen. Allemaal indringers in mijn bubbel van de meest grote, intieme, absurde ervaring die ik ooit heb gehad. Nu is het de forensisch onderzoekster met een groot fototoestel. Waar ik net zo’n moeite mee had, doet zij nu onbeschaamd. Ze praten allemaal door el-kaar, zitten aan de papieren, aan haar spulletjes. Weer hoor ik de deur. Een vrouwelijke rechercheur komt binnen. Ze neemt me mee naar een klein kamertje, bij de tuin. Ik haal wat spulletjes van een tafeltje zodat ze ook kan zitten, er staat maar één stoel. Paul is meege-lopen, hij wijkt geen moment van mijn zijde, en blijft gewoon staan. De vrouw vertelt me dat ik een advocaat mag waarschuwen. Ik snap niet waarom, ik heb niks gedaan, en zeg dat dat niet nodig is. Ze is heel vriende-lijk, zacht en ik ontspan. Beetje bij beetje neem ik haar mee mijn weekend door. Stap voor stap leid ik haar door mijn angst, door Corry’s angst. Ik vertel alles, elk

kleinste detail van de voorgaande avond. Wanneer ik ruim een uur later uitverteld ben, moet ik het stuk on-dertekenen. Ik vind het prima, ik vind alles prima, ik ben inmiddels doodop.

Rond half vijf mag ik weer naar binnen. De forensisch arts is klaar, Corry ligt in haar blootje onder een dunne deken. Waar is haar slaapzak, waar is haar voetendeken? Moest dat nou zo? Mocht ze nou niet gewoon haar nachtponnetje aanhouden? Ik snap het niet, maar ben te moe om boos te worden.

Om vijf uur wordt haar lichaam vrijgegeven. De officier van dienst en forensisch arts zijn dan allang vertrokken. De twee agenten zitten wat lusteloos in een stoel, de forensisch onderzoekster vraagt om mijn foto’s. De rechercheur zegt dat ik nu de familie moet waarschuwen. Ik vraag of ik niet nog een uurtje mag wachten, het is nog zo vroeg. Dat gaat helaas niet, zij moeten erbij zijn. Ik bel en vertel een slaperige Theo dat Corry is

overleden. En dat ik erbij was. Hij zegt dat ze meteen zullen komen, maar ik moet toch rekenen op nog zo’n anderhalf uur. Hij vraagt of ik vast de uitvaart-verzorgster wil bellen. De rechercheur neemt het over, ik hoor niet meer wat ze zegt. Ik ben zo moe, zo verschrikkelijk moe. Na dit telefoontje vertrekt iedereen. Ook Paul gaat naar huis, de kinderen worden zo wakker, de hond moet uit. De uitvaartverzorgster is onderweg, Theo en Femmie komen er aan. Ik kruip weer in mijn stoel, onder mijn deken. Mijn ogen willen dicht, maar ik kan ze niet van Corry afhouden. Het is haar gelukt.

Ik bel Paul, ik bel Henk. Allebei praten ze me rustig. Henk zegt dat het lange wachten nu gaat beginnen. ‘Ga maar even zitten, neem een boekje, stil maar.’

Ik blijf rondjes lopen, maar nu wat kalmer. Wel houd ik mijn handen stijf in mijn zakken, stel je voor dat ik iets aanraak. Om kwart voor elf durf ik te gaan zitten. Nu is het gevaar voor braken een stuk minder, probeer ik mezelf te overtuigen. Ze heeft het immers al een half uur binnen weten te houden? Ik pak mijn schrift, ik wil opschrijven wat er gebeurd is. Dit is zo bizar dat ik het goed moet onthouden.

Alsof ik het ooit zou kunnen vergeten…

Ik doe mijn oordopjes in, maar ook meteen weer uit. Ik ben bang dat ik haar niet hoor, mocht ze onrustig worden. En dat terwijl ik hooguit twee meter bij haar vandaan zit. Weer probeer ik me te concentreren op het schrijven. Dan opeens, om drie minuten over elf is het doodstil. Met een ruk kijk ik op, ik weet dat ze is overleden. Dat kan toch niet? Het zou toch uren duren?

Voorzichtig loop ik naar haar toe, ze ligt volkomen stil, het lijkt of ze glimlacht. Ik ben doodsbang dat ze opeens weer begint te ademen of te bewegen. Ze doet geen van beiden. Ik durf haar niet aan te raken, maar moet toch weten of ze dood is. Haar pols of haar hals voelen heeft geen zin, mijn eigen hart bonkt door mijn hele lichaam. Ik til voorzichtig de deken op, haar borstkas ligt stil. Opnieuw ben ik volkomen de draad kwijt. Ik bel Paul, ik heb geen idee wat ik moet doen, ik ben zo bang, zo ontzettend bang. Hij komt eraan, zegt hij.

Tien minuten loop ik met mijn handen voor mijn oren, durf ik de kamer niet uit, maar er ook niet te blijven. Wanneer Paul eindelijk binnenstapt, is ook hij er direct van overtuigd dat ze dood is. Nu moet ik de huisartsenpost bellen. Tot morgen wachten duurt veel te lang. Ik kan hier niet de hele nacht met een dode Corry zitten. Dat zou toch ook veel te verdacht zijn? Ik bel, zeg met monotone stem dat ik geloof dat er iemand is overleden. Ze condoleren me en zeggen een arts te zullen sturen. Ik ben zo ongelooflijk bang

dat ik te vroeg gebeld heb. Hysterisch blijf ik aan Paul vragen of ze wel echt, echt dood is. Vanuit de keuken, de kamer durf ik nu niet meer in.

De arts komt, samen met een ambulancebroeder. Ik vertel ze in de keuken dat het een niet-natuurlijke dood betreft. Meteen slaat de stemming om, er lijkt een deur dicht te gaan. Paul volgt ze naar binnen, ik blijf in de keuken. Hij blijft op de drempel staan, zo kan hij mij zien en de dokter.

Ze zegt tegen hem dat Corry inderdaad is overleden, Paul zegt het weer tegen mij. Ik begin hysterisch te huilen en val in zijn armen. Ik ben zo opgelucht, zo blij, zo dankbaar. Ik blijf brullen: ‘Ik heb niet te vroeg gebeld, ik heb niet te vroeg gebeld’ en ‘Het is gelukt.’ Het is gelukt.

Maandag24oktober2011

Ik snik nog wat na en durf weer naar binnen. Ik duik meteen in mijn stoel in het hoekje van de kamer en trek mijn deken over mij heen. Ik kan mijn ogen niet van het bed afhouden. Het is gelukt. De ambulancebroeder kijkt mij vreemd aan, de huisarts wil weten hoe het gebeurd is. Ik vertel met horten en stoten mijn verhaal, voor de eerste keer die nacht. Ze heeft het niet-natuurlijk overlijden al doorgebeld en wacht nu op verder instructies. Ondertussen loopt ze de kamer door, pakt het tijdschema van Corry op. Volgens mij mag ze nergens aan komen, maar ik zeg niks. Paul probeert een gesprek te beginnen maar er komt nauwelijks reactie. Haar telefoon gaat, ze zegt dat de forensisch arts onderweg is.

Ik weet het, ik weet wat er komt. Nauwelijks twee weken geleden heb ik een man geïnterviewd die bij het overlijden van zijn moeder aanwezig was. Nu zit ik hier, belachelijk.

Wanneer de huisarts en ambulancebroeder vertrek-ken, hoor ik buiten stemmen. Ik zie door de gesloten gordijnen lichten van auto’s en ben opeens blij dat ik nu gebeld heb en niet morgenochtend. Nu krijgt het dorp niets van dit alles mee. Er komen twee agenten binnen, een man en een vrouw. Zij ‘verzekeren het plaats delict’. Geen idee wat het in houdt, maar ze zijn erg sympathiek. Dan schudt een forensisch arts mijn

De twee agenten

zitten wat lusteloos

in een stoel,

de forensisch

onderzoekster vraagt

om mijn foto’s.

Page 19: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

36 37

‘Ik heb het gevoel dat ik ronddwaal door een doolhof dat leven heet.’ Al ruim dertien jaar volgt Janie de ene therapie na de andere. Verschillende pogingen haar leven te beëindigen mislukken. ‘Weet je, het zou me zoveel rust geven wanneer ik iets veiligs, iets doeltreffends had. Niet in mijn directe omgeving, het mag geen impuls zijn. Maar gewoon als optie, als uitweg.’

Hoe het is om mij te zijn.

Het is de titel van haar kleine boekje uit 2010 met tachtig bladzijden waarin Janie probeert te beschrijven hoe het is om te leven met een Borderline persoonlijk-heidsstoornis. Ze schrijft indringend, soms breekbaar, soms boos. Omdat niemand haar lijkt te begrijpen, niemand ooit zal kunnen weten hoe het is om haar te zijn. Hoe bijna ondoenlijk vermoeiend het is om te leven in een wereld waarin je jezelf en de anderen nauwelijks begrijpt.

Toverspreuken en Magie

In een wereld vol toverspreuken en magie,probeer ik te begrijpen wat er gezegd wordt,probeer ik te begrijpen wat er bedoeld wordt,probeer ik te begrijpen wat er gebeurt.

De toverspreuken sla ik op en ontcijfer ik later. De magie laat ik over me heen komen en verwerk ik later.De wijsheid die ik eruit haal, neem ik mee.

In een wereld vol toverspreuken en magie, kijk ik verbaasd om mij heen en vraag ik me af of ik deze taal en deze krachtmij ooit eigen kan maken.

Het zag er zevenendertig jaar geleden zo anders uit. Vader, moeder, twee dochtertjes waarvan zij de jongste is. Vader werkt, moeder is thuis, de kinderen gaan naar school. Duidelijke regels, duidelijke tijden. Na school een kopje thee en een koekje, elke avond op tijd naar bed. Een veilige, heldere,

liefdevolle wereld. Haar ogen stralen wanneer ze erover praat. Ze lacht twee rijtjes witte, keurig rechte tanden bloot.

De kleine Janie is gek op haar moeder en graag bij haar in de buurt. Ze speelt het liefst thuis, in haar kamertje. Soms met vriendinnen, soms zonder. Ze kan zich prima alleen vermaken, is gevoelig en creatief. ‘Ik houd nog steeds van mooie dingen maken. Foto’s bijvoorbeeld. Maar dan denk ik: Ach, dat wordt al zoveel gedaan. Wat kan ik daar nou nog aan toevoegen?’

Wanneer de roerige tijden van haar puberteit aan breken, begint ook haar wereld te schokken. Bij haar moeder wordt borstkanker geconstateerd. Janie pubert op school, op straat, is overal behoorlijk wild, behalve thuis. Thuis helpt ze haar moeder zoveel ze kan, zorgt dat deze nooit boos op haar kan worden en is ook nooit boos op haar; ‘Ze kon de volgende week wel dood zijn.’ Janie doorloopt, ondanks de omstandigheden thuis, succesvol de MAVO en haalt haar diploma MBO Activiteiten Begeleider. Ze gaat werken met bejaarden, krijgt een vriend en gaat samenwonen. Alles lijkt zich te stabiliseren. Dan overlijdt, in 1998, haar moeder. Janie is 22, en hoewel ze opgelucht is dat haar moeder niet meer hoeft te lijden, is ze ontroostbaar over het verlies. Ze weet niet hoe ze verder moet zonder haar. Ook haar vriend kan de pijn nauwelijks voor haar verzachten.

Er gaat geen dag voorbij dat ik niet aan je denk. Elke avond voor ik ga slapen hoop ik je te zien in mijn dromen. Ik wil zo graag bij je zijn, maar ik heb je beloofd er voor papa te zijn dus dat doe ik ook. Kom me alsjeblieft gauw opzoeken. Ik heb je nodig.

Het gemis is zo groot dat ze hulp zoekt bij maat-schappelijk werk, waar ze regelmatig gesprekken heeft. ‘Ik raakte enorm gehecht aan de persoon met wie ik sprak. Ik bleek een afhankelijkheidsstoornis te hebben.’

Janie

Page 20: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

38 39

gebruik van, maar hecht zich weer te veel aan de hulpverleenster. Ze heeft moeite met afstand nemen, loslaten, afscheid…

Om haar eenzaamheid wat te verlichten, neemt ze een pup. Hij zal haar grote steun en toeverlaat worden, haar baby. Kinderen wil ze niet.

[…] Ik kan geen kind opvoeden. Ik heb er de kracht en het geduld niet voor. En wat zijn mijn risico’s? Word ik ook ziek op mijn 39e?

De pup en de gesprekken met hulpverleners kunnen helaas niet voorkomen dat ze haar werk echt niet meer aankan. Ze komt in de ziektewet terecht en later in de WAO.

‘De relatie met mijn vriend werd er niet beter op. Hij was regelmatig langere tijd achter elkaar van huis en ik voelde me steeds eenzamer. Als hij thuis was, ging het weer even goed, maar ik wist dat hij weer weg zou gaan.’ In 2006 besluiten ze als goede vrienden uit elkaar te gaan. Janie verhuist met haar hond en twee katten naar een driekamerflat. In de jaren die volgen probeert ze van alles om de verstikkende eenzaamheid, de angst en de zelfhaat te boven te komen. Soms voelt ze zich beter, soms zakt ze weer terug.

Borderline Als een mens zo groot, als een kind zo klein, kan ik alle kanten zijn. Als een boom zo sterk, als een bloem zo fijn, kan ik alle kanten zijn. Als een ster die straalt, als een blad dat dwaalt, schijn ik of val ik neer. Maar ik weet, het mag er beide zijn, want er is nog zoveel meer.

Ze volgt een Reiki-cursus, lichttherapie en laat zich op eigen initiatief opnemen in een verslavings- zorgkliniek om af te kicken van de aan haar voorge-schreven Lorazepam. Regelmatig belandt ze in een crisis, zoekt zelf weer hulp en krijgt psychiatrische thuiszorg. Haar pogingen overeind te blijven, worden steeds moeizamer.

Ben zo moe, lichamelijk en geestelijk. Ik sta en soms loop ik, soms wat harder, ik ga vaak onderuit, soms glijd ik uit, soms laat ik me gewoon vallen, soms sta ik zelf op, soms moeten anderen het doen of helpen. Ik heb moeie benen, knikkende knieën, ik wil niet meer staan, liggen is gemakkelijker. Ik ben moe van het vallen en opstaan.

De medicijnen maken haar niet veel fitter. Al in 2003 begint haar huisarts met het voorschrijven van antidepressiva. Daarna wisselen diverse artsen en psychiaters elkaar af waardoor ook haar medicatie steeds verandert. De ene arts schrijft een middel voor, de ander verandert de dosis of zelfs het medicijn. Lorazepam, Remoron, Fevarin, Prozac, Citalopram, Seroquel, Aurorix – ze heeft ze allemaal wel eens voorbij zien komen. Voeg daarbij haar niet al te beste eetgewoonten, dan kan het resultaat bijna niet anders zijn dan een chronische vermoeidheid.In een e-mail schrijft zij: ‘Ik heb het gevoel dat ik ronddwaal, moe en verslagen, door een doolhof dat het leven heet. Elke keer als ik denk dat ik bijna bij de uitgang ben, dat ik verlost ben van de muren om mij heen, blijkt dat ik toch weer tegen een nieuwe muur aanloop en ik opnieuw mijn zoektocht moet beginnen. Bij elke stap die ik zet, denk ik: Moet ik vooruit of links of rechts en bij elke stap twijfel ik. En elke stap put me verder uit, maar mijn lichaam – dat ik verschrikkelijk haat – weigert ermee op te houden, staat elke keer weer op en dwaalt weer verder. Het blijft overeind staan, wat ik er ook mee doe. Hoe ik het ook misbruik.’Eind 2009 gaat het goed mis. Vermoeid als ze zelf al is, slaat ze een hele nacht slaap over om een buurvrouw bij te staan. Wanneer ze ’s morgens weer thuiskomt, is ze helemaal kapot. Ze stort in. Ze belt vriendinnen af die ’s avonds bij haar zouden komen en probeert te slapen. Ze krijgt haar hoofd echter niet stil en om zeven uur ’s avonds belt ze de crisisdienst. De medewerkers hebben het te druk, ze zal worden teruggebeld. Eerst wacht ze netjes op het telefoontje, maar dan duurt het haar te lang. In een complete waantoestand schrijft ze een briefje: ‘In Nederland word je alleen geholpen wanneer je jezelf of anderen iets aandoet.’ Ze plakt het

Zes maanden na de dood van haar moeder probeert Janie zich bij haar te voegen. ‘Ik schreef afscheids-brieven, nam pillen en drank. Het enige waar ik aan kon denken was weer bij haar zijn.’ Haar vriend vindt haar en Janie wordt doorverwezen voor psychotherapie met als doel rouwverwerking. Trouw volgt ze een jaar lang deze therapie. Dit kan niet voorkomen dat ze naast het gemis nu ook een enorm schuldgevoel ontwikkelt, waar ze nooit meer van af komt.

Vanaf de dag dat mijn moeder ziek werd, heb ik voor haar geleefd en nu zij er niet meer is, richt ik mij op mijn vader, zus en vriend. Ik moet leren mezelf leuk te vinden en te leven voor mezelf. […] Iedereen schijnt me te kunnen lezen als een open boek, maar ik begrijp niets van mezelf. Ik ben tot de conclusie gekomen dat ik banger ben om te leven dan om dood te gaan.

Haar contract in het verzorgingshuis wordt na haar zelfmoordpoging niet verlengd. Ze gaat met demente bejaarden werken, maar deze baan is te zwaar voor haar. ‘Ik moest constant afscheid nemen, daar ben ik niet zo goed in.’ Na een tijdje voor een uitzendbureau te hebben gewerkt, komt ze terecht bij de beveiliging van Schiphol. Hier werkt ze twee jaar voor ze uiteindelijk aan de slag gaat bij het archief van een rechtbank. ‘Heerlijk veilig, ergens verstopt tussen allerlei documenten, vaste collega’s. Ik had het daar enorm naar mijn zin.’ Het lijkt een tijdje goed te gaan:

ze heeft de therapie afgesloten, heeft werk en een eigen huisje samen met haar vriend. Maar in 2003 komt haar vriend met de mededeling dat hij eigenlijk bij Defensie wil gaan werken. ‘Ik nam zijn idee in eerste instantie niet echt serieus. Ik dacht: het gaat wel over als hij ziet hoe zwaar dat is.’ Maar het gaat niet over. De opleiding begint en hij is elke week van huis. Tijdens de weekenden zijn ze weer samen, dan is alles goed, maar doordeweeks is ze alleen en begint ze angstgedachten te ontwikkelen. Ze vraagt weer een gesprek aan bij maatschappelijk werk en wordt doorverwezen naar de GGZ. Er wordt haar dagbehan-deling aangeraden, maar ze wil haar werk niet kwijt en ziet er daarom van af. Ze komt op de wachtlijst voor psychotherapie. Acht maanden na haar eerste gesprek kan ze terecht. Ze is doodmoe, verward en kan haar werk nauwelijks meer uitvoeren.

Ik wil wel, maar ik kan niet meer,de kracht is niet aan mij.De zon die schijnt of de regen die valt,de storm die komt of gaat.Er is geen weerman die mijn dag voorspelt,geen paraplu snel bij de hand.Een orkaan die doet alleen wat hij wil,geen mens die dat weerstaat.En als de zon zich dan laat zien, word ik verwarmd door haar,voel de passie die mijn hart weer vult en neem het even aan voor waar…

Begin 2004 besluit ze mee te werken aan een onder zoek. De diagnose BPS (Borderline persoon-lijkheidsstoornis) wordt gesteld. In eerste instantie is ze opgelucht, wat ze voelt heeft nu een naam. Maar later dringt tot haar door dat ze hier niet zoveel mee opschiet, ze blijft voelen wat ze voelt, ondanks diverse vormen van medicatie en therapieën. De wanhoop wordt alleen maar groter, zeker wanneer haar vriend in februari van dat jaar voor twee maanden naar Irak vertrekt. Van Defensie krijgt ze ondersteuning van de maatschappelijke dienst, maar de angst en eenzaamheid blijven. Ook haar werkgever biedt hulp via maatschappelijk werk. Janie maakt er dankbaar Ps

ychisch lijden

vind ik gelijk staan aan fysiek lijden

.Lorazepam, Remoron,

Fevarin, Prozac,

Citalopram, Seroquel,

Aurorix – ze heeft ze

allemaal wel eens

voorbij zien komen.

Page 21: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

40 41

verbleef, maar de psychiater is onvermurwbaar. Haar dossier wordt opgestuurd, de forensisch psychiater herhaalt na twee gesprekken wat Janie al heeft gezegd: zowel zijn onderzoek als het onderzoek in Nieuwersluis tonen aan dat de kans op herhaling zo goed als nul is.

Inmiddels is het augustus, acht maanden na haar vrijlating en Janie heeft nog steeds geen hulp. Ze slikt haar medicijnen, maar zakt steeds verder weg. Ondanks haar hond en haar katten blijft er die knagende eenzaamheid en een diep verlangen naar haar moeder.

Wanneer de psychiater het onderzoeksresultaat heeft ontvangen, belt hij Janie. Hij wil weten hoe sterk haar afhankelijkheid van de slaapmiddelen is. ‘Ik vertelde hem dat ik deze voorgeschreven had gekregen omdat ik anders helemaal niet aan mijn rust toekwam. ’s Nachts spookt het zo in mijn hoofd. En dan kan ik ook overdag niet functioneren. Hij was niet overtuigd en wilde dat ik mij liet behandelen in de Jellinek-kliniek, voor medicijnverslaving.’ Ondanks haar protest belt ze toch braaf de kliniek. ‘Ze zagen daar totaal geen probleem in mijn slaapmiddelengebruik en ook niet hoe dit mijn therapie in de weg kon staan. Ik hoefde niet eens langs te komen. Ik kon wel, wanneer dat nodig zou zijn, eventueel gebruik maken van een telefonische begeleiding.’ De kliniek belooft dit ook aan de psychiater te zullen melden.

Het wordt november. Nog steeds geen behandeling, niets van de psychiater gehoord. Weer op eigen initiatief zoekt ze nu de hulp van een al eerder geraadpleegde psycholoog bij haar in de buurt. Hij helpt haar via een bepaalde therapie een aantal trauma’s – waaronder haar ervaring in de isoleercel – te verwerken, maar kan verder niet veel voor haar doen. In januari 2011 gaat het weer mis. Janie neemt te veel slaappillen en gebruikt daar alcohol bij. Ze kan zich totaal niets herinneren van de ruzie die zij door de telefoon maakt met haar zus of van de komst van de gewaarschuwde huisarts. De arts verwijst haar naar PsyQ, waar nu naast BPS de diagnose ADD wordt gesteld. Ze krijgt weer nieuwe medicatie.

Voor behandeling moet ze naar een psychiater en weer wordt ze doorverwezen. In april krijgt ze te horen dat het zes tot acht weken kan duren voor de psychiater contact met haar opneemt. Dan belt opeens de psychiater die zij al eerder consulteerde, die haar naar de forensisch psychiater en Jellinek-kliniek had gestuurd. Of ze nog behoefte aan behandeling heeft?‘Ik heb maar ‘ja’ gezegd. Maar ik ben zo moe. Ik kan gewoon niet meer. Ik weet dat er nog genoeg te zien en te beleven is, maar ik heb de energie niet meer om eraan te beginnen. Ik wil niet weer gaan vertrouwen op een therapie of een behandeling, me niet weer gaan hechten aan een therapeut of een andere hulpverlener. Ik ben zo bang dat ik dan weer teleurgesteld word, mezelf weer teleurstel.’

In mei gaat ze een weekje op vakantie. Ze hoopt nieuwe kracht op te doen, nieuwe energie. Maar direct na thuiskomst besluit ze dat het genoeg is. ‘Ik heb lang genoeg gewacht, lang genoeg gevochten. De ruzie met mijn zus is nooit uitgepraat, ik zie mijn neefje en nichtje nog maar heel weinig. Ik mis ze zo verschrikkelijk, het doet zo’n pijn dat ik niet de tante kan zijn die ik zou willen zijn. Dat ik de band niet heb met mijn zus die ik zou willen. Ik heb er zo hard voor gevochten, maar het voelt alsof het niet uitmaakt wat ik doe. Het wordt toch nooit beter.’ Daarbij komt de pijn van het verbroken contact met de psychiatrisch verpleegkundige. ‘Ik heb ook haar verloren, daar rouw ik om. Ik houd echt van haar, ik lijk haar overal te zien. Soms luister ik naar voicemailberichten die zij achter heeft gelaten, alleen om haar stem te horen.’

De leegte die zij opnieuw ervaart is de bekende druppel. Ze neemt contact op met Stichting de Einder en bespreekt met een begeleider haar opties. Oktober lijkt haar een prima maand om te gaan. Niet te dicht bij de feestdagen, geen verjaardagen van familie in de buurt. Medicijnen verzamelen zal te lang duren: ze krijgt, vanwege haar eerdere pogingen, maar een beperkt aantal pillen per keer. Ze kiest voor een drankje dat ze uit Mexico moet laten komen. ‘Ik heb het geld bij elkaar gekregen door wat sieraden te verkopen, echt goedkoop is het niet.’ Het drankje

op de deur, voor de enige vriendin die ze niet heeft kunnen bereiken. Gewapend met een hobbymesje en een alarmpistool rijdt ze naar de GGZ, de crisisopvang. Ook deze plek is niet onbekend voor haar. In haar waan ziet ze drie opties. ‘Ik zou een pil kunnen krijgen. Ik zou opgenomen kunnen worden en in een isoleercel worden gegooid of de politie zou mijn alarmpistool zien en mij neerschieten. In alle gevallen zou mijn hoofd tot rust komen…’

Er wordt bij de GGZ nauwelijks op haar gereageerd, haar wanhoop wordt genegeerd. Ze draait volkomen door en schreeuwt: ‘Ik ga hier niet weg voor er iets gebeurt!’ De dienstdoende psychiater reageert nog steeds niet. Dan wordt alles wazig. ‘Een verpleger schijnt geprobeerd te hebben me te kalmeren. Tevergeefs. Ik ben het kantoortje ingegaan, heb de deur op slot gedraaid en ben op zoek gegaan naar pillen. Ik wist dat die daar netjes in bekertjes klaar stonden voor de patiënten. Voor ik ze nemen kon, werd ik overmeesterd door een verpleegkundige. Ik schijn met hem gevochten te hebben met mijn hobbymesje in mijn hand. Ik weet daar nauwelijks meer iets van. Het enige wat ik wilde was rust in mijn hoofd.’

De inmiddels gewaarschuwde politie neemt haar mee. Zonder hulp, zonder gesprekken, zonder medicatie houden ze haar drie dagen vast. Ze voelt zich diep schuldig en is doodsbang. Ze wordt voorgeleid en bekent alles. Ze vindt dat ze straf verdient. Dat vindt de rechter blijkbaar ook en ze wordt naar een gevangenis in Nieuwersluis overgeplaatst. Daar belandt ze eerst drie dagen in een isoleercel, waar ze een flink trauma aan overhoudt. Ook al zit ze op de afdeling ‘Special Care’, er wordt niets met haar gedaan. Ze wordt alleen onderzocht op zogenaamd herhalings-risico, maar dat blijkt in haar geval nul te zijn. ‘Ik was gewoon zo moe… Ik wist het even niet meer. Ik heb er zo een spijt van dat ik anderen in gevaar heb gebracht, dat was totaal niet mijn bedoeling.’

Na haar vrijlating begin 2010 moet ze, een vrouw van 35, met haar vader en zus bij de crisisopvang

verschijnen. Ze leggen haar een contract voor dat ze moet ondertekenen. Alleen dan mag ze nog contact hebben met de sociaal psychiatrisch verpleegkundige, aan wie ze, wederom, sterk gehecht is geraakt. Dat mag maar één keer in de drie weken en alleen gaan over het haar eveneens opgelegde vervolgtraject en niets anders. Bovendien mag ze zich niet meer op de afdeling vertonen.

Janie voelt zich zo schuldig en wil zo wanhopig graag contact houden met de verpleegkundige dat ze overal ‘ja’ op zegt. Het enige waar ze over na kan denken is welk effect haar daad heeft gehad op haar omgeving, ze wil alles doen om het goed te maken.

Het vervolgtraject is een bepaalde vorm van dagbe-handeling. Het is een intensieve therapie die in de praktijk onhaalbaar blijkt. Het is niet intern, vijf dagen per week en alleen in Zeeland of Limburg, kilometers bij haar vandaan. Ze vindt zelf op internet een andere therapie in de buurt. Deze valt echter net buiten haar regio en gaat om die reden niet door. Ze blijft zoeken, maar verliest steeds meer de hoop op een betere toekomst. Haar tweede keus gaat niet door omdat de groep ermee stopt. De derde keus is een meerdaags programma, weer een behoorlijk eind uit de buurt. Met nieuw hervonden moed wil ze toch snel aan dit programma beginnen. Helaas wil de psychiater dat ze eerst naar een forensisch psychiater gaat omdat hij bang is voor een herhaling van het door haar gepleegde ‘strafbare feit’. Janie vertelt hem dat zij dit onderzoek al heeft gehad toen zij in Nieuwersluis

Er is geen weg meer

terug, enkel vooruit.

Ik kan de stappen

alleen niet meer zetten,

zelfs de kleine niet.

Page 22: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

42

komt nooit aan, is waarschijnlijk ergens onderschept. ‘Weet je, het zou me zoveel rust geven wanneer ik iets veiligs, iets doeltreffends had. Niet in mijn directe omgeving, het mag geen impuls zijn. Maar gewoon als optie, als uitweg.’

De maand oktober gaat voorbij, het schuldgevoel is nog te groot. Ze gaat netjes twee keer per week naar therapie en vind de gesprekken ‘wel fijn’. De groeps-therapie, die begin 2012 van start zou gaan en die haar wel wat leek, gaat niet door. Bezuinigingen.

Al ruim dertien jaar volgt Janie nu de ene therapie na de andere, slikt ze het ene voorgeschreven medicijn na het andere, gaat ze mee in nieuw ontwikkelde ideeën, nieuwe cursussen ‘leren omgaan met borderline’ of ‘leren leven met ADD’. Af en toe doet ze een wanhopige poging om er een eind aan te maken, maar deze mislukken door de slechte voorbereiding, wat weer alles te maken heeft met haar schuldgevoel.

‘Wat doe ik mijn vader aan? En mijn zus? Waar moeten mijn beesten heen? Ik heb een kat die

erg schuw is, wie wil hem nou hebben?’ Een dag voor haar verjaardag beschrijft ze in een mail haar wensen. Een normaal leven, een vriend die haar ontbijt op bed brengt, de hond uitlaat en voor haar zorgt. Geen spoken meer in haar hoofd, maar liefde en warmte. Een neefje en nichtje die mogen komen logeren, samen spelletjes doen. Een zus die met haar wil winkelen, met haar kan lachen en die haar weer vertrouwt.

Ik wil zoveel, maar het zit er niet in. Er is te veel gebeurd om het leven te krijgen dat ik zou willen, ik zit vast en ben te moe om mezelf te bevrijden.

Er is te veel gebeurd om dingen terug te krijgen. Er is geen weg meer terug, enkel vooruit, ik kan de stappen alleen niet meer zetten, zelfs de kleine niet. Ik vraag me af hoe ik het überhaupt zo lang heb volgehouden.

Liefs, Janie.

Moek

Page 23: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

‘In verwachting? Een achterkleinkind. Leuk nieuws. Toch hoop ik dat ik het niet meer mee hoef te maken.’

‘Elke dinsdag in bad, dat is fijn. Maar mijn lijf is moe. Ik wil niet meer.’

‘Het bos verdwijnt, mijn uitzicht. Er komen huizen.’

‘Nu kappen ze ook de bomen vlakbij. Er komen nieuwe woningen voor mijn raam. Ik moet verhuizen naar een andere kamer.’

‘Wilt u koffie, dan hoef ik nu nog niet te verhuizen en kunnen we nog even in mijn kamer blijven.’

‘Oh, nu mors ik weer over het kopje.’

‘Ik ben mijn tuintje kwijt, de eekhoorn is weg. Het is kaal en niet prettig.’

Page 24: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

‘De hele kamer is onder water gelopen. Ik had de stop in de wasbak gedaan en ben de kraan vergeten. Misschien word ik wel dement.’

‘Oh, is het pas 01.00 uur. Ik dacht dat het al ochtend was.’

‘Oud worden doe je zo, maar oud zijn is niet makkelijk.’

‘Ik wil niet afwachten tot ik vanzelf doodga. Ik kost veel geld en ben overbodig.’

‘De huisarts kan me niet helpen. Ik kom niet in aanmerking voor euthanasie. Zij neemt mij niet serieus.’

‘Er rijdt hier wel veel verkeer langs.’

‘Ik vertrouw mijzelf niet meer.’

‘Stoppen met eten en drinken is de enige optie, begrijp ik. Dat kan ik niet. Ik voel me in de steek gelaten.’

‘Heb je wel tijd om mij te helpen? Je doet al zoveel voor me.’

Page 25: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

49

‘Fijn dat alle pillen er zijn. Dan hoeven we niet lang meer te wachten. Ik kijk er naar uit.’

‘Dit is de laatste keer dat ik in bad ga. En ik kan het ze niet eens vertellen.’

‘Dag Minne. Sterkte met de bevalling.’

Zondag 8 juni 2008. Plotseling gaat de telefoon. Het zal rond zes uur zijn. Ik schrik wakker, niet goed wetend waar ik ben of wat er aan de hand kan zijn. Als ik opneem hoor ik de nachtzuster van Bartiméus zeggen: ‘U weet zeker wel waarom

ik bel.’ Ik schrik van deze zin, maar ben te slaapdronken om inhoudelijk te reageren. Ze vertelt dat Moek is overleden. In de verwarring reageer ik kort en zakelijk: ‘Bel de arts, ik kom direct.’ Als ik de hoorn neerleg barst ik uit in een langdurige huilbui. Het is gelukt en goed gegaan! De spanning is er nu af en komt tot ontlading. Tegelijk komt het besef wat het betekent dat Moek nu dood is, onomkeerbaar weg. Mijn vrouw Lida laat me rustig uithuilen. Blijkbaar kan zoiets pas echt doordringen als het werkelijk zover is, al bereid je je er nog zo intensief op voor. Rond half negen komen we in Ermelo aan. De dienstdoende arts van de huisart-senpost blijkt dan al langs geweest te zijn en hij heeft een verklaring achtergelaten van een natuurlijke dood. Ik ben aangenaam verrast. Ik had er geen rekening mee gehouden dat het op deze zondagochtend niet de eigen huisarts zou zijn. Kennelijk heeft niemand moeite met deze onverwachte gebeurtenis. Er worden geen vragen gesteld.

Maria Heringa-van der Borgh, alias Moek, trouwt op 18 december 1946 met mijn dan 56-jarige vader Carel Heringa, hoogleraar Histologie aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam (GUA). Ze is 38 jaar en dit is haar eerste vaste relatie. Voordat Marie bij ons kwam was het gezin met vier kinderen – waarvan ik, destijds drie jaar oud, de jongste ben – gedurende zo’n anderhalf jaar verspreid geweest over vijf verschillende adressen, nadat onze moeder in de oorlog is opgepakt en omgekomen. Met haar komst, vijftien maanden voor het huwelijk, wordt iedereen weer herenigd op het oude adres. Het moet voor haar een gigantische opgave zijn geweest dit verweesde en getraumatiseerde gezin te bestieren. Zonder enige twijfel kan worden gezegd dat Moek deze gigantische taken op een bijzondere en bewonderenswaardige wijze heeft vervuld. Dat mijn vader het, met zijn achtergrond, al na een jaar aandurfde Moek ten huwelijk te vragen, zegt daarover genoeg.

Ze is een intelligente, individualistische en introverte vrouw. Politiek, sociaal en levensbeschouwelijk betrokken, maar zonder daarmee te koop te lopen, en van kinds af aan gezegend met een grote belangstelling voor vele vormen van kunst en cultuur.

Als mijn vader in 1960 met pensioen gaat, verhuizen ze naar Noord Drenthe. Daar overlijdt hij in januari 1972. Moek blijft er nog ruim 30 jaar alleen wonen, haar tijd wijdend aan tuinieren, reizen, lezen en sociale contacten. Pas eind 2003 besluit ze, 95 jaar oud, dat het moeilijk vol te houden is om geheel zelfstandig te blijven wonen. Haar ogen worden steeds slechter en ondanks de vele lampen ziet ze te weinig in

Albert

‘Bepaal zelf maar wat voor muziek er gedraaid wordt. S

Page 26: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

50 51

het vrij donkere huis. We vinden uiteindelijk een plek in een tehuis in Ermelo. Er is ruimte genoeg om het op haar persoonlijke wijze in te richten. Ze is er heel content mee. Wel gaat haar gezondheid langzaam verder achteruit. Wat haar het meeste last bezorgt is de osteoporose, botontkalking, die regelmatig erg veel pijn veroorzaakt, maar ook een teruglopende energie.

In 2006, twee jaar na haar verhuizing, begint er veel te veranderen om haar heen. De instelling waartoe haar tehuis behoort, fuseert met een andere grote instelling voor gehandicapten, Bartiméus. Tegelijk worden grote delen van het beboste terrein overgedragen aan de gemeente die daar onder andere gewone woningen laat bouwen. Moek ziet grote stukken van het bos waar ze op uitkijkt, verdwijnen en huizen verschijnen. Dat vindt ze niet leuk, maar het tast haar directe levenssfeer nog niet echt aan. Dan worden plotseling, onaangekondigd, een paar grote bomen op een paar meter van haar terras gekapt en blijkt dat men op enkele meters van Moeks kamer gaat bouwen. Ze wordt onvoorzien op korte termijn gedwongen naar een andere kamer te verhuizen.

Er gebeuren aansluitend in een vrij korte tijd nog meer zaken die Moek erg van streek maken. Het geeft haar het gevoel de controle over zichzelf te verliezen, en het leven biedt haar steeds minder vreugde. Eind 2007 als het tweede achterkleinkind wordt aangekondigd, geeft ze aan dat het voor haar niet meer hoeft. In januari 2008 vraagt ze de huisarts van het tehuis haar te helpen met sterven. De huisarts reageert niet zonder begrip maar wel terughoudend. Moek voldoet volgens haar niet aan de criteria die de wet stelt. Ook een hulpverlener van de NVVE-leden-ondersteuningsdienst die op 18 april langskomt, geeft aan dat de NVVE zelf niet concreet kan helpen, en dat artsen, met het Brongersma-arrest in de hand, in haar situatie ook weinig ruimte hebben. Na zijn vertrek is Moek tamelijk moedeloos.

Als ik een week later weer langs kom, vertelt ze dat ze alle medicijnen die ze krijgt heeft verzameld en weggestopt in een la waar nooit iemand anders komt. Ik schrik, want dit had ik niet verwacht. Ze krijgt een waslijst aan pillen en die krijgt ze natuurlijk niet voor niets.

Ik zeg haar dat ik niet zeker ben dat haar pillen, zelfs in die grote hoeveelheid, tot de dood zullen leiden. Ook protesteer ik tegen de manier waarop ze er uit wil stappen, helemaal alleen. ‘We willen wel afscheid van je kunnen nemen, ook de kinderen,’ laat ik haar weten.

Het wordt me al gauw duidelijk dat de pillenverzameling Moek niet over de rand zal helpen. Ik laat haar dat snel weten, maar besef ook dat dit een flinke domper voor haar moet zijn. Ondertussen realiseer ik me dat ik zelf nog in het bezit ben van een flink aantal malariapillen

waarvan altijd gezegd werd dat een overdosis dodelijk kan zijn. Ik informeer Moek over de mogelijkheden van mijn pillen. Als mijn mededeling helemaal tot haar doordringt, zie ik haar opleven.

Dan komen de zaken in een stroomversnelling. Natuurlijk ben ik mij er wel van bewust dat ik daarmee iets doe wat de wet verboden heeft, maar ik vind dat onbelangrijk, het raakt me niet echt. Moek zelf is daar duidelijk ook niet mee bezig. Wat haar betreft hoeven we niet lang te wachten. Ik bel mijn dochter Minne, die hoogzwanger is en rond 20 juni is uitgerekend en vraag wat voor haar het meest gunstig is: vóór of na de bevalling? Zonder veel aarzelen zegt ze: ‘Er vóór’. Dan zit ik zelf nog met een afspraak. Dit alles in aanmerking genomen, prikken we de avond van 7 juni 2008. Ik weet natuurlijk heel goed wat voor afspraak we maken, maar toch dringt de portee ervan nog maar nauwelijks door. Moek hecht eraan dat alles zo gewoon mogelijk moet lijken. Ze vraagt me daarom planten te kopen voor de bakken op haar terras. Uit niets mag blijken dat er een afscheid wordt voorbereid.

Als ik op de avond van 7 juni weer bij haar binnenkom zit ze bij gedempt licht met haar nachtpon al aan, het bed opengeslagen, klaar om er in te stappen. Ik heb me voorgenomen om nu, op het ‘moment suprême’, voor alle zekerheid nog eens duidelijk te vragen of ze weet wat er gaat gebeuren en of ze dat ook nog steeds wil. Voor ik mijn zin helemaal kan afmaken en de vraag werkelijk kan stellen, onderbreekt ze me en zegt helder met een haast theatrale stem, Schiller citerend: ‘Ich bin zum Tode bereit. Ich bitte nicht um mein Leben.’

Pas na de crematie breekt voor ons de onvermijdelijke rouwperiode aan waarin wij allen moeten wennen aan het feit dat Moek er niet meer is, dat ze geen aandacht meer nodig heeft, dat Ermelo voortaan voorbij gereden zal worden. Er is daarnaast natuurlijk ook de tevredenheid dat het allemaal goed gegaan is, dat Moeks wens zonder enig probleem in vervulling is gegaan. Er zijn gelukkig genoeg mensen om ons heen die weten hoe het gegaan is, dat ik Moek geholpen heb met het verkrijgen van de nodige medicijnen, zodat het gevoel met een ‘groot geheim’ rond te lopen wel mee valt, al is dat natuurlijk wel aanwezig.

Dan lees ik in het kwartaalblad van de NVVE Relevant dat de NVVE van plan is aandacht te vragen voor de problematiek van de ouderen met een ‘voltooid leven’. In navolging van de aandacht voor de problematiek van psychiatrische patiënten en dementerenden, waaraan respectievelijk de films ‘Mag ik dood’ van Evelien van Dijck en ‘Voordat ik het vergeet’ van Nan Rosens werden gewijd, wil men nu ook hieraan een film wijden. Het doet me goed dat nu ook ‘Voltooid Leven’ gerichte aandacht gaat krijgen en ik denk daarbij natuurlijk meteen aan Moek. Met haar leeftijd van 99 jaar en haar volstrekte helderheid en zelfbewustheid, is ze daarvan welhaast een schoolvoorbeeld.

Natuurlijk ben ik mij

er wel van bewust

dat ik iets doe wat

de wet verboden

heeft, maar ik vind

dat onbelangrijk, het

raakt me niet echt.

Page 27: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

52 53

Geleidelijk begin ik me af te vragen of zij ook echt het onderwerp van die film zou kunnen zijn. Er zijn immers de primitieve filmpjes die ik van haar maakte toen ze haar pillen at. Hoe langer ik er over nadenk, hoe enthousiaster ik word en ik besluit NVVE-consulent Joop Cillissen te bellen om het idee voor te leggen. Hij regelt een afspraak op het kantoor van de NVVE. Daar blijkt men verrast en ziet men er wel wat in.

Er volgen allerlei gesprekken met de NVVE, onder andere over de mogelijke gevolgen van het openbaar maken van deze zelfdoding. Niet alleen voor haar omgeving, waarvan maar een deel op de hoogte is, maar vooral over de juridische consequenties die dat voor mij zou kunnen hebben. Ik ben me daarvan natuurlijk bewust, maar de NVVE besteedt er veel zorg aan me daar nog veel bewuster van te maken en me daar op voor te bereiden.

Zo stellen ze me voor een gesprek te hebben met Flip Sutorius, de huisarts die Brongersma hielp sterven en meende dit geheel volgens de toen geldende afspraken te doen. Maanden later werd hij alsnog aangeklaagd en uiteindelijk na jaren procederen door de Hoge Raad schuldig bevonden, hoewel zonder strafoplegging. Die ervaring is hem niet in de koude kleren gaan zitten en zoiets zou mij ook kunnen overkomen. Dat was een leuk en zinvol gesprek, maar leverde geen gezichtspunten op die mij deden twijfelen. Er waren immers twee belangrijke verschillen met mijn situatie: Ik kan me er op voorbereiden, want de strafbaarheid van wat ik gedaan heb is onmiskenbaar. En Flip moest ondertussen ook zijn werk als arts blijven doen, terwijl ik als gepensioneerde materieel noch immaterieel veel te duchten heb. Ondertussen draaien de molens van de NVVE gestaag door. Ze nemen een advocaat in de arm en voor de film betrekken ze Nan Rosens er weer bij.

Inmiddels is al duidelijk dat de film vertoond zal worden in de week die de NVVE organiseert over het ‘Voltooid Leven’, die voorzien is in detweede week van februari 2010. Ook lijkt de NCRV weer geïnteresseerd de film uit te brengen. In drie dagen wordt de film in mijn huis in Midlaren (Drenthe) opgenomen. In de weken erna, tijdens de montage, komt Nan met het voorstel de film de titel ‘Een daad van liefde’ te geven, naar een uitspraak van Minne in de film. Ik ben niet enthousiast, al weet ik niet meteen waarom. Later wordt het me duidelijk: die titel verwijst naar mij, terwijl het gaat over Moek. Ik ben dan ook blij als Nan, met begrip voor mijn bezwaar, later komt met de titel ‘De laatste wens van Moek’. Dat is het helemaal! Als de film vertoond is zullen er mensen zijn die ‘wens’ verbasteren tot ‘wil’, wat duidelijk een heel andere lading heeft.

Hoewel ik mij er van bewust ben dat met het uitkomen van de film mijn hulp aan Moek bekend zal worden en wij een strafbare daad openbaar

zullen maken, word ik pas echt wakker als de NVVE me vertelt dat ze Willem Anker hebben gevraagd om, namens mij, als mijn advocaat op te treden. Ik had nog helemaal niet aan zoiets als een verdediging gedacht. Anker heeft al eerder vergelijkbare zaken gedaan en is op dat moment ook betrokken bij de zaak tegen Gerard Schellekens van de Stichting Vrijwillig Leven.

Mijn eerste kennismaking met Anker vindt plaats op zijn kantoor in Leeuwarden, samen met Eugène Sutorius, jurist en oud-voorzitter van de NVVE. Later, eind december, in een gesprek met Petra de Jong op het kantoor van de NVVE, bespreken we hoe we dit aan moeten pakken. Het lijkt wenselijk het OM van tevoren in te lichten om te voorkomen dat zij aanleiding zien om – zoals met Schellekens en de kinderen van de door hem geholpen vrouw is gebeurd – mij van mijn bed te lichten. Hoewel zulk optreden in zo’n geval geen enkel doel dient, schijnen politie en OM het nogal eens wenselijk te vinden zo intimiderend op te treden. Om te voorkomen dat de uitzending geblokkeerd zal kunnen worden, spreken we af dat Anker de ochtend van de uitzending het OM belt om hen te informeren dat er ’s avonds een strafbaar feit in de uitzending voorkomt en dat wij in alle opzichten zullen meewerken aan elk onderzoek dat het OM zal willen doen. Wij gingen er vanuit dat het OM ons de dag na de uitzending voor een verhoor zou uitnodigen. Dat gebeurde niet.

Maandag 8 februari 2010, de eerste dag waarop de NVVE het ‘Voltooid Leven’ in de schijnwerpers zal zetten. Feitelijk gebeurt dat met de uitzending van Nans film door Netwerk onder regie van de NCRV. Deze uitzending maakte veel indruk. Ook op mijzelf heeft het een toch nog onverwacht overdonderend effect. Vooral door de zeer vele reacties die ik krijg, zonder uitzondering positief tot zéér positief en ondersteunend. Het raakt me diep, vooral de reacties die refereren aan de herkenbaarheid. Veel mensen feliciteren me met mijn moed. Ikzelf ervaar die moedigheid niet zo. Het zegt mij meer over de angst die er in de samenleving heerst voor het strafrecht en de gevolgen die dat heeft voor zowel de mensen met een begrijpelijke stervenswens, als voor alle betrokkenen daarom heen, voor wie compassie in een crimineel jasje lijkt te worden gestoken. In de vele gesprekken die ik later zal voeren in het kader van de publieksdebatten over ‘Voltooid Leven’ wordt dat regelmatig heel duidelijk gemaakt, met trieste voorbeelden.

De tweede dag van de actieweek, 9 februari, komt de burger initiatief-groep ‘Uit Vrije Wil’ aan de orde, die politieke aandacht van de Tweede Kamer wil vragen voor de problematiek van ouderen met een voltooid leven. In een paar dagen zijn de benodigde 40.000 handtekeningen binnen en na een dag of tien ruim vier keer zoveel. Het minste dat je daarvan kan zeggen is dat het blijkbaar zeer leeft en dat het niet gaat om A

l van oudsher proberen

men

sen te voorkom

en dat een an

der uit het leven stapt.

Page 28: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

54 55

een verwaarloosbare minderheid. Persoonlijk ervaar ik deze actie als een grote steun.

In mei worden de handtekeningen in de Tweede Kamer aangeboden. Een dag eerder word ik weer geïnterviewd in Netwerk over mijn rol. Daarnaast komt ook Eugène Sutorius weer aan het woord over het inleveren van de handtekeningen.

Een jaar later komt de groep met een uitgewerkt wetsontwerp. Er komen twee hoorzittingen van de Tweede Kamercommissie, waar vooral veel bezwaarden het woord voeren. Eind 2011 zal het in de Kamer behandeld worden, al zijn de vooruitzichten met deze regering ronduit negatief. In dit politieke klimaat is er geen ruimte voor veranderingen rond ethische kwesties.

Om haar actie kracht bij te zetten roept de NVVE mensen op een brief aan de Tweede Kamer te richten. Zo wordt een boek met 1000 brieven (van de 4000 die binnen kwamen) van mensen die aandringen op honorering van de actiepunten, aan de Kamerleden aangeboden. De behandeling op 8 maart 2012 in de Kamer is niettemin serieus, zinvol en niet zonder betekenis. De stemming wordt opgeschort en daarmee blijft het op de agenda. Niet slecht.

10 februari, twee dagen na de vertoning van Moeks film, is er weer een uitzending van Netwerk waarin de hulp bij zelfdoding aan de orde komt. Daarin word ik samen met Willem Anker in zijn kantoor geïnterviewd en wordt gekeken naar de gevolgen die het openbaar worden van mijn hulp aan Moek zouden kunnen betekenen. Dan is nog niet bekend wat er gaat gebeuren.

Het OM neemt er ruim de tijd voor en laat ons de eerste weken met rust. Het is pas 23 februari dat Anker en ik worden uitgenodigd voor een politieverhoor in Apeldoorn. In het persbericht dat het OM daarover verspreidt word ik inderdaad als ‘verdachte’ aangemerkt, maar in de bejegening valt daarvan niets te merken, integendeel. De kranten nemen dat ook niet zo nauw, want ze noemen me met naam en toenaam.

Het verhoor duurt zeven uur, inclusief een pauze van een uur, gedurende welke Anker en ik in een andere, kleine ruimte worden gezet, waar we niet zonder hulp uit kunnen. Blijkbaar is dat een ruimte waar verdachten met familie kunnen spreken via een raam in één van de muren. Het doet mij allemaal nogal onwerkelijk aan, al zal het voor Anker wel gesneden koek zijn. Ik stoor me er maar niet aan. Het hoort er kennelijk allemaal bij. Het politiespeldje dat ik bij binnenkomst heb gekregen met ‘gast’ erop, koester ik nog als bijzonder souvenir. Later worden ook veel anderen gehoord: mijn dochters, hun moeder, mijn huidige partner, de betrokken consulent van de NVVE, de huisarts, de dienstdoende arts van de huisartsenpost, de leiding gevende van het

bejaardenhuis van Moek, de betrokken nachtzuster en de directeur van Bartiméus.

Het geeft me een bezwaard gevoel dat zoveel mensen worden lastig gevallen. Alleen omdat ik besloten heb in de openbaarheid te komen met het verhaal over hoe ik Moek heb kunnen helpen haar leven af te ronden. Is dat nu werkelijk al die soesa waard? Ik kan me voorstellen dat het nodig is vast te stellen dat het haar eigen wens was en dat alles zorgvuldig is gebeurd. Maar dat geconstateerd hebbende, kunnen ze hun tijd niet beter gebruiken bij politie en OM? Blijkbaar niet, want het zal hierbij niet blijven.

Van mij krijgt de politie ook nog alle geluidsopnamen die ik heb gemaakt in de twee weken intensief contact die ik vóór het overlijden van Moek had, bij elkaar zo’n 16 uur. Lang niet allemaal interessante gesprekken, ook veel stilte en loos geluid. Voor mij bevatten die opnamen niettemin veel interessante passages. Enkele daarvan interesseren ook de politie, bijvoorbeeld waar ik met Moek probeer te spreken over haar opvatting niet in staat te zijn te stoppen met eten en drinken. Ze luisteren alles af, neem ik aan, en zetten als het een relevant geachte passage betreft een transcriptie in het Proces Verbaal.

Tijdens het verhoor heb ik laten weten dat ik nog wat van de gebruikte malaria-pillen over heb. Veel later word ik door de rechercheur gebeld of ik één van die pillen wil afstaan voor onderzoek. Ik vind dat geen probleem en een paar dagen later komt de aardige man daarvoor bij me langs. Ik moet lachen als ik in het ontvangstbewijs lees dat ze ‘op grond van het bepaalde in art. 94/94a van het wetboek van strafvordering’ de pillen ‘in beslag genomen’ hebben. Kennelijk is dat het enige jargon waarin de politie kan communiceren.

Het contact met de rechercheur is, hoewel altijd zeer vriendelijk, overwegend zakelijk van aard. Niettemin laat de man zich ontvallen dat de zaak hem persoonlijk wel aan het denken heeft gezet. Op zo’n moment juicht mijn hart. Mijn opzet blijkt daarmee ook een zinvolle impact te hebben op de mensen bij de betrokken instanties.

Wat er met de pillen precies gebeurt, blijft lange tijd ongewis. Pas 14 februari 2011 komen de pillen bij het NFI aan en 30 maart komt de uitslag van het chemisch onderzoek van twee pillen. Die blijken vrijwel geheel te voldoen aan de verwachte samenstelling. Het rapport krijg ik tot mijn verbazing persoonlijk toegezonden. Daarin sta ik inderdaad als ‘verdachte’ genoteerd en Moek als ‘slachtoffer’. Justitie kent maar weinig hokjes.

Op 7 mei 2010 levert de politie haar uitvoerige Proces Verbaal in bij het OM in Arnhem, zo’n 119 pagina’s inclusief alle bijlagen. Dat omvat ook een transcriptie van gespreksopnames met Moek en de filmteksten.

Het politiespeldje dat

ik bij binnenkomst

heb gekregen met

‘gast’ erop, koester ik

als bijzonder souvenir.

We zijn

gewen

d weg te lopen

voor de dood.

Page 29: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

56

‘Ik heb al mijn medicijnen verzameld. Ook de slaap -tabletten.’

‘Een nachtje niet slapen is niet erg. Dan slaap ik de volgende nacht des te beter.’

‘Dan zegt de zuster: goedemorgen mevrouw Heringa. En vervolgens blijft het stil.’

‘Kom maar vroeg langs om de gordijnen dicht te doen, zuster. En laat mij daarna met rust. Ik wil op tijd naar bed.’

chuberts Winterreise vind ik mooi.’

Anker hoort er een maand later van en krijgt dan pas een kopie. Ik krijg dat weer later. Want al draait het proces om mij, het OM heeft niet de gewoonte ‘verdachten’ rechtstreeks te informeren. Dat gebeurt alleen via de advocaat. Hoewel dat heel praktisch gemotiveerd zal zijn, ervaar ik dat zelf als een wonderlijke gewoonte die van weinig respect getuigt voor het feitelijke ‘object’.

‘Over u, met u, maar zonder u’. Daarna horen we lange tijd niets. Het stoort me niet. Het voelt niet als

een ‘zwaard van Damocles’ zoals me nogal eens gevraagd wordt. Ik heb geen probleem, het OM des te meer, is mijn gevoel. Dat gevoel lijkt te worden bevestigd door de tijd die het OM neemt. Anker neemt, op mijn verzoek, om het half jaar contact op met het OM om te horen hoe de stand van zaken is. Begin 2011 blijkt de vertraging nog deels te kunnen worden geweten aan een zwangerschapsverlof van de verantwoordelijke Officier van justitie. Juni 2011 geeft de Officier aan dat alle rapporten binnen zijn, maar dat er dan nog eerst intern over moet worden beraadslaagd, waarna het zal worden voorgelegd aan het College van Procureurs in Den Haag en ten slotte zal het nog langs de verantwoor-delijke minister gaan. Het is duidelijk dat er op zijn vroegst in het najaar iets te verwachten valt.

Als er begin december nog steeds niets lijkt te gebeuren, belt Anker weer. Dan moet hij in Den Haag zijn. Als hij met het secretariaat van het College in Den Haag belt, schrikt men daar blijkbaar wakker. Het is blijven liggen. Er wordt beloofd dat het nog vóór de kerst zal worden afgehandeld. Over de minister wordt niet meer gesproken. Ik informeer de NVVE. Er gebeurt die dagen voor kerst toch niets meer. Wel wordt aangegeven dat de behandeling nu is geagendeerd voor 17 januari 2012. Ik informeer de NVVE weer, maar verwacht niet dan ook werkelijk iets te horen. De juridische molens malen immers traag, zoveel is nu wel duidelijk.

Als ik dit schrijf, begin maart 2012, is er nog weinig nieuws. Wel heeft Anker midden februari een bericht ontvangen van het College, dat er op hun verzoek een nader onderzoek zal worden uitgevoerd. Ze willen een ‘extern deskundige’ naar de zaak laten kijken. Daarbij zal het gaan om de ‘medisch-ethische kant van de zaak’. Dat kan dus nog wel weer even duren. Het raadplegen van een extern ‘deskundige’ is bedoeld om tot een goed onderbouwde beslissing te komen. Of dat in dit geval een goede keus is…? Immers, het gaat niet om een medische kwestie. Sterven is in de eerste plaats een existentiële gebeurtenis en de keuze daartoe moet niet onnodig in een gemedicaliseerd kader worden geplaatst.

En is een ethisch gezichtspunt mogelijk dat los staat van een levensbeschouwelijke achtergrond, zoals verwacht mag worden van een neutrale overheid? Ik heb grote twijfels over de waarde die deze deskundige kan inbrengen. Het blijft afwachten.

Page 30: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

‘Ich bin zum Tode bereit. Ich bitte nicht um mein Leben.’

‘Het zijn vriendelijke kleine pilletjes.’

‘Ik heb een paar dagen de angst gehad dat het zou mislukken, maar dat heb ik nu niet… Ik dacht: stel je voor dat ik spugend wakker wordt.’

‘Nu had ik een hapje zonder pillen.’

‘Uit mijn mooie Wedgwood bakje…’

‘Kijk even of het echt leeg is.’

Page 31: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

‘En moet dat andere direct daarna?’

‘Het is niet naar hoor…’

‘Deze pillen zijn wel erg groot. Wat is het een bof dat ik zo goed pillen kan slikken.’

‘Het gaat nu iets minder vlot.’

‘Ze zijn nog niet helemaal weg. Wel uit mijn mond, niet uit mijn keel.’

‘Dankjewel voor alles dat je voor mij gedaan hebt.’

Page 32: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

62 63

‘Ik moet ermee oefenen, trainen.’ Eeke bereidt zich voor op een zelfgekozen dood. Ze heeft artritis temporalis, suikerziekte en pijn, veel pijn. ‘Ik houd een dagboek bij over hoe ik mij erbij voel. De eerste keer dat ik die zak over mijn hoofd trok, raakte ik volkomen in paniek. Nu zit ik iedere avond even met het mondkapje op en begint het te wennen.’

Eigenlijk zouden mensen in staat moeten zijn, buiten de arts om, de middelen te krijgen om een zachte dood te bewerkstelligen. Dan pas zou de mens echt onafhankelijk zijn voornemen om uit het leven te stappen kunnen uitvoeren en niet van hulpverlening afhankelijk zijn.

Dit stukje tekst komt uit de scriptie Theologie, getiteld ‘Tussen mens en eeuwigheid’ met als subtitel ‘(pastorale) hulp bij zelfdoding, een afglijdend moraal?’ uit 1997. De schrijfster, Eeke, zit aan een moderne glazen eettafel. Schijnbaar moeiteloos heeft ze een pot thee gezet. Haar handen trillen een beetje wanneer ze haar kopje neerzet. De poes, een Britse korthaar, komt even kennismaken. De koektrommel gaat open en Eeke schuift haar rolstoel aan.

De rolstoel is het gevolg van diverse rugoperaties na een aantal hernia’s. Daarnaast sprong er eens iemand op haar nek in het zwembad, waardoor ze problemen kreeg met haar gezichtsvermogen en haar evenwicht.

‘Ik heb niet heel bewust gekozen voor theologie,’ vertelt Eeke. ‘Ik leer heel graag en gemakkelijk en wilde iets doen. Een vriendin wilde theologie studeren. Zij heeft een auto en ik kon met haar meerijden. Ik heb stage gelopen in de gevangenis hier, ik wilde niet zoals mijn studiegenoten naar een verpleeghuis of iets dergelijks. Nadat ik mijn studie had afgerond ben ik pastor geworden, maar nu ben ik

overtuigd atheïst!’ Een heldere lach klatert door haar appartement. Modern en licht ingericht, ruim. Er staan een paar Boeddhabeelden, die toch iets anders doen vermoeden dan atheïsme. ‘Welnee, die heb ik van mijn zoon gekregen. Die zit in de binnenhuisarchitectuur en ik vond ze gewoon mooi.’ Dus ze heeft geen hoop op een voortbestaan na de dood? ‘Nee, niet echt. Dan kan het alleen maar meevallen! ‘Weer lacht ze. Eeke is een mooie vrouw. Zacht grijs haar, rode lippenstift, heldere ogen. In de badcel staat een flesje Chanel no. 5 naast een beautiful aging shower cream.

Niets verraadt Eekes pijn, haar lijden.

Ze is niet alleen mooi, maar ook een erg intelligente vrouw met een passie voor leren. Nadat ze in de tweede klas van de MULO door omstandigheden – ‘auto ongeluk, thuissituatie, niet zo relevant’ – de school verliet heeft ze dat ruimschoots goed gemaakt. Na haar vijfentwintigste heeft ze in drie jaar tijd de MAVO, HAVO en het VWO gedaan. Daarna heeft ze,

met diverse onderbrekingen vanwege gezondheids-problemen, MO Nederlands gedaan en hier les in gegeven. Uiteindelijk is ze rond haar vijfenveertigste aan de studie Theologie begonnen met als bijvakken medische ethiek en filosofie. ‘Ik ben gewoon gek op nieuwe dingen leren, dat is mijn hobby. Nu nog kijk ik graag naar programma’s op Discovery, terwijl het er eigenlijk niet meer toe doet!’

De fruitschaal op tafel ligt vol met medicijnen. In het midden ligt een grote ronde pil. Eeke houdt de pil demonstratief omhoog met een lichte twinkeling in haar ogen. ‘Dit is het toppunt van optimisme. Het is een vitamine C pil!’ Het duurt even voor ze van de lach bekomen is. De rest van de medicijnen is een stuk minder lachwekkend.

Eeke

Nu nog kijk ik graag

naar programma’s

op Discovery. Ik leer

graag bij, terwijl

het er eigenlijk niet

meer toe doet!

Page 33: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

64 65

verder over haar twee zoons, haar dochter en haar kleinkinderen. Ze is duidelijk gek op allemaal.

De pijn en de vermoeidheid leiden uiteindelijk tot een dag waarop de gedachte aan ‘er niet meer zijn’ constant aanwezig is. Haar moeder is dood, voor Eekes gezondheid is er geen zicht op verbetering, het zal alleen maar slechter worden. De gedachte wordt een wens. Eeke pakt de telefoon en bespreekt dit verlangen met haar jongste zoon. ‘Welke ouder, welke partner, welk kind zal instemmen met de doodswens van zijn of haar geliefde? De kinderen van Eeke. De liefde voor hun moeder is zodanig dat ze haar een humaan einde gunnen, hoe moeilijk ook. De kleinkinderen weten nog van niets en dat wil ze zo houden. Ze zal hen brieven schrijven, laat persoonlijke bezittingen en foto’s voor ze achter. En voor de jongste?

‘Ach, een kastje of zoiets, ze moeten maar kijken. Misschien kunnen ze haar vertellen dat ik bij haar ben, er ben als ze me nodig heeft. Dat zou wel fijn zijn.’

Haar broer woont in Canada. Hij is daar hoogleraar. Hij weet van haar doodswens en heeft het er verschrikkelijk moeilijk mee. Daarom wil Eeke absoluut niet dat hij overkomt. Nu belt hij iedere dag.

‘Ik besloot mezelf drie maanden te geven. Ik heb altijd goed opgelet met de calorieën, ik wilde niet uit mijn rolstoel groeien. Maar vanaf dat moment besloot ik elke dag een gebakje te halen, bij de bakker verderop. Zo’n heerlijke tompouce bijvoorbeeld. Dat heb ik een paar keer gedaan en daarna had ik er niet eens meer zo’n behoefte aan.’ Ze moet er smakelijk om lachen. ‘Nu haalt mijn hulp twee keer per week iets lekkers en daar genieten we dan van bij een kopje koffie.’ Samen met haar hulp ruimt Eeke ook haar flat en daarmee haar leven op.

De drie maanden worden er maar anderhalf. ‘Ik wilde het niet langer uitstellen. Ik kan alleen maar meer gaan mankeren, dat risico vind ik te groot. Maar vanaf die dag, de dag van mijn beslissing, beleef ik alles heel intens. Elk moment is een geschenk. Zo zou eigenlijk iedereen moeten leven.’

Is haar leven voltooid? Er is immers verschil tussen

klaar en niet meer verder willen of kunnen. Eeke herhaalt langzaam de vraag. ‘Is mijn leven voltooid? Weet je, er is niets meer uit te halen. Mijn wereld wordt steeds kleiner. Op vakantie kan ik niet meer, op bezoek gaan bij iemand gaat nauwelijks. Wanneer ik bij mijn zoon geweest ben, en die woont vlakbij, moet ik na een uur alweer terug omdat ik doodop ben. Ik ben altijd heel actief geweest, heb veel gereisd, mooie dingen gezien. Ik heb een prachtige familie. Mijn schoonzoon, zo’n schat, heeft mijn studie betaald. En ik heb zelfs nog uitstekend contact met mijn ex. Er is zoveel liefde… Ja, mijn leven is voltooid.’ Ze praat zacht. Haar ogen stralen.

‘Ik wil het natuurlijk wel goed doen. Ik heb nog geen vaste dag in gedachten, maar wel een periode. Ik denk zo binnen veertien dagen.’ Ze spreekt de woorden zonder weerstand uit en met rustige overtuiging. ‘Eigenlijk wilde ik niet dat iemand de dag zou weten, het lijkt mij zo vreselijk dat iedereen aan me gaat zitten denken. Zo triest. Maar mijn kinderen willen er bij zijn, bij mij waken. Vind ik eigenlijk ook wel prettig. Veilig.’

Eeke heeft haar dood goed voorbereid. Eerst heeft ze zich bezig gehouden met de beslissing en toen deze eenmaal genomen was, is ze zich gaan richten op de uitvoering. Ze wil graag overdag gaan, niet ’s nachts. En niet vlak voor het weekend, want dat is zo lastig in verband met de lijkschouwers die zullen moeten komen. Maar mocht de gekozen dag niet goed voelen, dan stelt ze het gewoon uit.

‘Het moet goed zijn, goed afsluiten.’

De uitvaart moet klein en simpel zijn, niet te veel gedoe, zoals bij de begrafenis van haar moeder. Alleen haar kinderen zullen erbij zijn, ze zal een fles champagne voor ze klaar laten zetten op haar kist. Dan vertelt ze rustig over hoe ze wil gaan. Niet met pillen, dat kan in haar geval ook niet, ze slikt te veel medicijnen en kan daar niet mee stoppen. Nee, ze heeft in de jaren negentig het Schotse boekje gelezen en na verschillende andere opties te hebben besproken met begeleiders van zowel de Einder als de

‘Vijf-en-een-half jaar geleden kreeg ik plotseling erge spierpijn. Na veertien dagen hoorde ik van de huisarts dat ik leed aan een vorm van spierreuma. Dat is in het bloed terug te vinden, dus die diagnose was snel gesteld. Helaas kreeg ik deze vorm ook in de aderen in mijn hoofd, Artritis Temporalis noemen ze dat. Mies Bouwman heeft het ook gehad, bij haar ging het weer over. Dat schijnt meestal zo te zijn, alleen bij mij niet. Alles wat medisch fout kan gaan, gaat fout bij mij.’

Eeke krijgt terugval na terugval. Daardoor ontstaan er complicaties zoals suikerziekte, waarvoor ze insuline moet gebruiken. Dat is weer een slechte combinatie met haar andere medicijnen, vooral met de Prednison. De reumatoloog heeft aangegeven dat het nooit meer goed komt en dat er steeds meer complicaties op zullen treden. Ze heeft constant pijn en raakt snel vermoeid.

‘Straks ga ik ook meer trillen, gewoon niet op letten.’

Even leek het beter te gaan, vlak na het overlijden van haar moeder, begin dit jaar.

‘Mijn moeder is hier zes jaar geleden komen wonen, er kwam een flat beneden vrij. Elke dag belde ik haar om negen uur en dan dronken we om half tien samen koffie. Mijn moeder was wel gelovig. Ze was oorspronkelijk lid van de zwarte-kousen-kerk, maar later vond zij een Indische meester. Ze mediteerde zich suf, niet omdat ze bevrijding wilde ervaren, maar omdat ze doodsbang voor het leven was. Ze wilde absoluut niet meer reïncarneren.’

Over haar vader wil Eeke niet te veel kwijt. Het was een moeilijke man; zij en haar broer hebben geen fijne jeugd gehad. Levenslust had hij wel en die genen heeft hij aan haar doorgegeven, daar is ze hem dankbaar voor. Ze heeft altijd open gestaan voor het leven en wil dit tot haar laatste ademtocht blijven doen.

De situatie van Eeke verslechtert langzaam maar zeker met de jaren. Toch wil ze niet aan de dood denken, ze kan haar moeder niet achterlaten. Maar moeder krijgt last van haar schouder. Na onderzoek blijkt er vocht achter haar longen te zitten. Er wordt kanker geconstateerd. Ze kan zich laten opereren en daarmee haar levensverwachting rekken tot drie à zes maanden. Wanneer ze niets doet, heeft ze nog een week of vier. Eekes moeder kiest voor het laatste. Ze wil geen pijn maar wil ook geen seconde korter leven dan door de meester, het Hogere, is bepaald. Eeke respecteert haar

wens en verzorgt haar zo goed ze kan. Elke dag gaat ze naar beneden, verzorgt de medicatie, kijkt samen met haar naar haar favoriete tv-serie. Het worden vier mooie, kostbare weken. Wanneer ze uiteindelijk in januari op achtentachtig jarige leeftijd overlijdt, cremeert Eeke haar zelf.

‘Niet echt zelf natuurlijk, ik heb haar de oven in mogen schuiven en op de knop gedrukt. Een heel mooie ervaring.’

Tot mei voelt ze zich wat beter, dan krijgt ze plotseling weer spierpijn. Sindsdien is er geen goede periode meer geweest, geen enkele verbetering en de Prednison wordt verhoogd. Haar jongste zoon Steven ziet ook dat het niet goed gaat. Voor zijn dochtertje, die regelmatig door Eeke uit school wordt gehaald, regelt hij naschoolse opvang. ‘Kijk, ik heb een foto van haar, vijf is ze, het is zo’n schat… Het is mijn favoriete foto. Ze logeert hier wel eens. Ik heb haar zo graag bij me, maar ik merk dat ik het niet meer goed op kan brengen. Dat vind ik wel erg, dat ik te moe word om haar bij me te hebben. Ik zou het vreselijk vinden als ze dit merkt. Vandaar de naschoolse opvang, nu kan ik zelf bepalen of ik haar kan halen of niet.’ Voor het eerst worden haar ogen vochtig. Dan vertelt ze rustig

Ik wil het natuurlijk

wel goed doen. Ik

heb nog geen vaste

dag in gedachten,

maar wel een periode.

Ik denk zo binnen

veertien dagen.

Je eigen

moeder zo te zien

sterven is allerminst plezierig.

Page 34: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

66 67

NVVE heeft ze haar keuze gemaakt. Ze haalt een plastic zak tevoorschijn uit het kastje onder de tv. Op de plank erboven ligt Rummikub. Het is een gewone kleine vuilniszak, zo eentje met ‘handige trekband sluiting’. De zak is gevuld met allerlei attributen die blijkbaar nodig zijn. Ze legt rustig uit hoe het werkt: de slaapmiddelen, de zak, het elastiek.

‘Zo’n zak is natuurlijk niet prettig op je gezicht. Daarom heb ik een zonneklep gekocht. Een pet doet me te veel zeer op mijn hoofd. Ik ben hem samen met mijn vriendin gaan kopen, ik heb drie vriendinnen die op de hoogte zijn. In eerste instantie vonden we alleen een knaloranje en een groene met een bierreclame erop. Zie je me al liggen? Daar wil je toch niet dood mee gevonden worden?’ lacht ze.

Nu heeft ze een riet gevlochten klep met witte band die zal zorgen dat de zak haar neus niet raakt. En een wit mondkapje zal hetzelfde doen bij haar mond.

‘Ik moet ermee oefenen, trainen. Ik houd een dagboekje bij over hoe ik me erbij voel. De eerste keer dat ik die zak over mijn hoofd trok raakte ik volkomen in paniek. Nu zit ik iedere avond even met het  mondkapje op en het begint het te wennen.’

‘De mens wordt steeds ouder maar daarbij niet gezonder of gelukkiger. De normale wegen uit dit leven, zoals een longontsteking of hartaanval, worden door medisch ingrijpen dikwijls afgesloten. Soms kan het voor oudere mensen een zegen zijn als ze geholpen worden uit dit leven te stappen.’

Eeke heeft voor de zak als methode gekozen omdat zij het zelf wil doen. Ze is tegen doden – ‘ik kan het nog niet eens zien wanneer mijn kat een vlieg vangt!’ – en wil niemand opzadelen met de handeling, ook haar

huisarts niet. Nee, zij zal het zelf doen, op een door haar gekozen tijdstip.

‘Met natuurlijk een muziekje op de achtergrond. Ik denk aan iets lichts, zoiets als dit…’

Binnen enkele minuten klinkt er een liedje van Jack Johnson uit haar iPad en praat ze even over de weerstand die mensen voelen wanneer de dood ter sprake komt. Zelf heeft ze die duidelijk niet.

‘Toen ik een jaar of negen was, lag ik op de bank voor het raam. Ik was ziek, ik had een griepje of zo. Een buurman werd toen, hangend tussen twee

mannen, thuisgebracht en ik schrok verschrikkelijk. Hij had waarschijnlijk een beroerte gehad of zoiets. Mijn moeder raakte meteen in paniek, ze was doodsbang. Vanaf dat moment ben ik gaan nadenken over de dood en binnen een half jaar had ik besloten dat het een normale gang van zaken was. Ik was niet bang meer en ben het ook nooit meer geweest.’

‘Het gekke is dat ik naast mijn overtuiging de laatste

tijd een lichte twijfel op voel komen die eigenlijk geen twijfel is. Ik ben een zeer rationeel mens, ik verstop mijn emoties met gemak. Misschien is het toch een angst die ik toe moet laten. Soms denk ik: mag ik dit wel doen? Maar ook die vraag laat ik gewoon komen.’ Ze pakt de formulieren van de NVVE die ze naast zich neer zal leggen wanneer het zover is. De clausule ‘Voltooid Leven’, het ‘Behandelverbod’ en de ‘Volmacht’, alles keurig ingevuld. Ze heeft zelf nog een verklaring opgesteld, die ze nog door iemand wil laten nakijken.

‘Ik heb met mijn MO Nederlands nog een paar jaar bijles gegeven aan leerlingen van groep 7/8. Ik zou het niet fijn vinden als er taalfouten in zouden staan.’

De verklaring luidt:

Voor wie dit aangaat,

Als alles verlopen is zoals ik me heb gewenst, is mijn leven nu beëindigd. Hierbij verklaar ik dat het een weloverwogen daad/beslissing is, die alleen door mij, zonder hulp van anderen is uitgevoerd. Ik heb voor deze methode gekozen omdat ik vanuit mijn principiële overtuiging niet wil dat een ander mens deel heeft aan mijn dood/sterven (dus ook geen arts). Mijn kinderen, broer en enkele goede vrienden waren van mijn plannen op de hoogte en leefden met me mee. Alleen de dag en het tijdstip heb ik voor mezelf gehouden. Voor de juiste formulieren heb ik me tot de NVVE gewend (waar ik lid van ben). Goede raad en informatie kreeg ik met name van de website ‘Zorgvuldige Zelfdoding’ (NVVE).Wel, ik hoop dat alles goed zal verlopen.

Vriendelijke groet,

Haar naam en handtekening. Geen enkele taalfout. Vooral die laatste zin is treffend. Het is haar enige angst, dat het niet goed zal verlopen. Dat het mislukt. ‘Maar goed, daar ga ik niet van uit.’

De poes klimt op tafel, Eekes handen trillen inmiddels behoorlijk. ‘Weet je, mijn broer heeft eens gezegd: “Mensen moeten elkaar groot maken, maar maken elkaar klein.” Dat ben ik nooit vergeten. En Meister Eckhart, een wijsgeer van eeuwen geleden, heeft gezegd: “Het belangrijkste moment is nu, de belangrijkste mens is de mens tegenover je en het belangrijkste is liefde.” Die twee uitspraken, die van hem en die van mijn broer, dat is eigenlijk alles waar het om gaat in het leven.’

Twee dagen na ons laatste gesprek valt de kaart in de bus. Haar favoriete foto op de voorkant en aan de binnenkant de tekst: ‘Het grootste geschenk in mijn leven zijn de mensen die het met me deelden. Dank jullie wel, Eeke’.

Soms denk ik:

mag ik dit wel doen?

Page 35: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

68 69

‘Sinds de dood van mijn vrouw ben ik zeker zo’n 1200 avonden alleen geweest…’ Hoewel de 97-jarige Klaas zijn grote liefde Annie al sinds 2008 mist, is hij het toonbeeld van levenslust. Schrijven, fotograferen, lezen, hij vult er vreugdevol zijn dagen mee. ‘Annie is zo rustig gestorven. Toen dacht ik, zo wil ik het ook. Niet nu, hoor, begrijp me goed, maar als de tijd daar is.’

‘U wilt over de dood praten. Maar dat is toch helemaal geen leuk onderwerp?’

Aldus deze zeer belezen, gedistingeerde maar vriendelijke heer van 97. Met twee zinnen vat hij het hele dilemma van de Nederlandse bevolking perfect samen. En eigenlijk zou het ook normaal gesproken niet in je opkomen om met deze man over zijn dood te praten.

Klaas Faber is de verpersoonlijking van een heer van stand. In zijn autobiografische romans, ‘De Mensenvriend’ (2000) en ‘Kaas en halve stuvers’ (2004), staan zinnen die dat duidelijk weergeven:

We bleven (als man) nooit zitten in een wachtkamer, trein of bus, als een vrouw, ongeacht haar leeftijd, zou moeten staan. Onbewust doe ik dat nog wel. Jonge vrouwen wijzes dat aanbod dan beslist af, wat mij soms kwetst.

De romans vertellen de geschiedenis van één man binnen de geschiedenis van de wereld.

Klaas werd geboren in Apeldoorn, waar zijn vader, een voormalig korporaal die gediend had in Nederlands-Indië, en zijn moeder een slagerij begonnen. Hij was de oudste in een gezin dat later acht kinderen zou tellen, waarvan er eentje, een zusje, al vroeg overleed. In de beginjaren liep de winkel goed en de kleine Klaas kende de ‘luxe’ van een dienstmeisje die grotendeels voor hem en zijn twee jaar jongere broertje zorgde omdat zijn moeder het druk in de winkel had. De Eerste Wereldoorlog zette niet alleen de wereld maar ook zijn kleine leventje volledig op zijn kop. De zaken gingen snel slechter. Om aan de oplopende schulden te ontsnappen vluchtte de familie naar Amsterdam waar zij in een opvanghuis voor

daklozen terecht kwamen. Klaas werd gescheiden van zijn vader – mannen sliepen immers apart van vrouwen en kinderen – en bevond zich in een compleet vreemde omgeving.

Het verblijf in de hoofdstad heeft niet lang geduurd. Na het overlijden van zijn zusje besloten zijn ouders te vertrekken naar de geboortegrond van zijn vader, Friesland. Levendig beschrijft hij de boottocht van Amsterdam naar Harlingen, op weg naar het onbekende, een groot avontuur.

In Leeuwarden wil het ook niet echt lukken. Vader blijkt niet voor een baas te kunnen werken en het steeds groter wordende gezin leeft van zijn karige Indië-pensioen, losse handel en een korte carrière als straatfotograaf. Ook nu is er geen andere oplossing dan wonen in een opvanghuis, gelukkig wel samen.

Klaas’ jeugdjaren mogen dan weinig tot geen financiële zekerheid kennen, er is wel een vracht aan warme herinneringen. Visjes vangen in de sloot, op klompen rennen door de weilanden op weg naar de Armenschool nummer 11, rillend wakker worden en gauw naar de kolenkachel binnen om je daar enigszins te kunnen warmen en aan te kleden.

Op school kan hij goed meekomen en na de lagere school mag hij naar het Gymnasium. Vader had namelijk voor hem een plan: Klaas, zijn oudste zoon, zou onderwijzer of dokter worden en natuurlijk zijn beroep uit gaan oefenen in de Oost. Hoewel Klaas hierin geen stem had, heeft hij het erg naar zijn zin op het Gymnasium. Helaas moet hij de school na een jaar alweer verlaten. De kosten zijn te hoog, de studiebeurs – waar door vader op gerekend was – wordt hem niet toegekend. Het is een enorme klap voor Klaas. Na een paar maanden kweekschool, die door Klaas abrupt wordt verlaten na een funeste opmerking van een leraar over het feit dat Klaas geen geld voor boeken heeft, spat de droom van zijn vader voorgoed uiteen.

Hij is veertien en gaat werken. Klaas begint bij De Friesche Bank, op het archief. Alles wat hij verdient, een paar gulden per maand, draagt hij thuis af. Hij krijgt van zijn moeder een kwartje zakgeld

Klaas

Page 36: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

70 71

erbij, ze heeft onze dochter nog gebeld. ‘Ga even langs de banketbakker en haal wat gebak,’ zei ze. Nadat we met z’n allen een gebakje hebben gegeten was het tijd. ‘Het mag wel in de stoel,’ zei de huisarts, maar dat wilde ze niet. Er stond een bed in de kamer. Ik sliep al een tijdje op deze bank. Toen hebben we haar in bed gelegd en heeft ze de injectie gehad. Ze vroeg me om een kus. In de kus is ze gestorven. Mooi hè? Ze is zo rustig gestorven. Toen dacht ik, zo wil ik het ook. Niet nu, hoor, begrijp me goed, maar als de tijd daar is. Wilt u misschien iets drinken?’ Over dood praten is niet leuk.

15 mei 2008

Lieve Annie, Het is vandaag vier maanden geleden dat we je alleen achterlieten in de aula van het crematorium Westerveld. We liepen door de druilerige regen terug om samen koffie te drinken. Het was een afscheid voor altijd. Na de familiebijeenkomst zouden ze mij terugbrengen naar het huis waar ons gezin bijna vijftig jaar woonde, tientallen jaren samen, nu nog ik alleen. […]In mijn gedachten ben je er nog altijd. Ik heb de indruk dat je op reis bent naar een ver land en dat ik moet vertellen hoe het hier nu gaat, zonder jou.In de afgelopen maanden heb ik mij er vele malen op betrapt dat ik dacht: dat moet ik Annie even zeggen. Dan besefte ik plotseling dat je er niet meer was. Als ik ’s nachts wakker word en ik grijp met mijn arm naar rechts, denk ik: Annie is er al uit, is het al zo laat? Toch ben je nog altijd dicht bij me. In de kamer heb ik, direct nadat ik voor het eerst alleen in het huis was, het grote landschapsschilderij van de wand gehaald en daarvoor in de plaats de grote foto van jou als jong meisje gehangen, gemaakt in 1941, vlak voor ons huwelijk… […] Ik ben begonnen de vrouwen te fotograferen die tijdens je ziekte belangrijk voor je zijn geweest, buren, vriendinnen, schildersclub, thuiszorgme-dewerkers enzovoorts. Ik weet dan ook later nog hoe ze eruit zagen. Ik had het er niet druk mee.

De eerste maanden nadat je mij alleen liet, zag en hoorde ik feitelijk niemand. Het lijkt wel of de overblijvende echtgenoot een besmettelijke ziekte heeft, die ook telefonisch slachtoffers kan maken…

Annie schonk hem twee dochters en één zoon. Hij is duidelijk trots op alle drie en elke week komen ze wel een keertje langs. ‘Helaas is mijn schoonzoon een paar weken terug overleden aan kanker. Mijn dochter heeft zijn medicijnen helaas teruggebracht naar de apotheek! Zelf spaar ik al wat slaapmiddelen, maar ik heb begrepen dat dat niet voldoende is. De rest zal ik zelf ergens vandaan moeten halen, maar hoe moet ik dat nou doen, op mijn leeftijd? Daarom was ik zo blij geweest met die medicijnen…’

Naast fotografie en schrijven ontstaat in 1965 bij Klaas een enorme interesse in de schilderkunst, vooral voor de Franse impressionisten en Van Gogh. Niet alleen legt hij een grote kunstboekenverzameling aan (‘De eerste was van Renoir’) maar hij reist ook jaarlijks met de hele familie naar de plaatsen die deze kunstenaars tot inspiratie dienden. Hij maakt foto’s van die plaatsen die hij aanvult met foto’s van de schilderijen. ‘Daar begon ik dan verhalen bij te schrijven, wat niet moeilijk is want schilders zijn boeiende persoonlijk-heden. Met deze verhalen en de beste apparatuur voor beeld en geluid trok ik het land in. De schroom die velen voor kunst hebben verdween en door mond tot mondreclame kreeg ik het behoorlijk druk! In twintig jaar tijd heb ik zo ruim 800 lezingen gegeven.’

Hij vervolgt: ‘In die periode raakte ik ook bevriend met Vincent van Gogh junior, de neef van Vincent, zoon van diens broer Theo. Hij had in die tijd de leiding over het Van Gogh-museum en ik leende verschillende boeken van hem.’

De verzameling die hij door de jaren heen heeft aangelegd, heeft hij net aan het Van Gogh Huis in Nieuw Amsterdam geschonken. Belangrijker dan de aandacht die dit kreeg in de lokale pers vindt hij het feit dat de voormalige herberg, nu museum, waar de grote schilder drie maanden heeft gewerkt, beter bezocht wordt. Na achthonderd keer alles achter in de auto

per week. Het kost hem een jaar voor hij van zijn zelfverdiende geld zijn eerste camera kan kopen, een tweedehandsje voor tien gulden. In 1929 begint hij met een hobby die hij zijn leven lang zal blijven uitvoeren.

In zijn puberteit was er de slechte behuizing, de ‘poepton’ die maar één keer per week geleegd werd, zijn eerste verliefdheid en de – letterlijke – strijd die hij moest voeren met ‘concurrenten’ om in de uitver-koop van C&A zijn eerste pak te bemachtigen, zodat hij eindelijk van zijn korte broek verlost was. Leven-dig beschrijft Klaas in zijn romans de verschillende baantjes die hij had, de crisis van eind jaren twintig, de strenge winters, de Elfsteden-tocht van 1929, de voltooiing van de Afsluitdijk en de dood van zijn vader in ‘39 aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Klaas was toen net 25, gelukkig kende hij Annie toen al.

Annie, zijn grote liefde en echt genote met wie hij 66 jaar getrouwd zou zijn en drie kinderen zou krijgen. Die hem zou volgen in zijn carrière als directeur van verschillende vestigingen van een groot supermarktconcern, eerst van Leeuwarden naar Nijmegen. ‘We verhuisden midden in de oorlog, hebben verschrikkelijke bombardementen meegemaakt, gek hoe de menselijke geest de meest afschuwelijke herinneringen soms uitwist.’ In het fotoboek van Annie staat een foto uit Nijmegen, van het echtpaar en de kinderen. Zij heeft hun oudste kind vast, hij tilt de twee hoog op. Ze lachen, eventjes gelukkig in alle ellende. Vanuit Nijmegen gaan ze naar Veendam om uiteindelijk in Haarlem terecht te komen.

In 2008 is ze overleden, zijn Annie, maar zij is nog in alles aanwezig. Boven de bank hangen twee aquarellen van haar hand. Samen met zijn zoon heeft hij een boek gemaakt van haar werk. Aan de muur hangt een grote, schitterende zwart-wit foto van een jonge vrouw met een zacht, lief gezicht. ‘Gemaakt in 1941.’ Hij vindt het zijn beste foto. ‘Ik fotografeer

graag en veel. Ik wilde nooit beginnen aan een digitale camera, maar heb me er toch eens in verdiept. Na het lezen van een aantal boeken heb ik er één gekozen die dezelfde mogelijkheden en meer heeft dan de camera die ik steeds gebruikte. Ik druk de foto’s zelf af via de computer die ik boven heb staan.’ Hij toont enkele mooie foto’s van zijn kleinkind.‘

‘Laatst vond ik dit boek over Engelse tuinen. Ik heb de schrijver een aantal vragen gestuurd over de door hem gebruikte fotografie. Hij heeft me enthousiast gemaakt om portretfoto’s van bloemen te gaan maken en dat ben ik

meteen gaan doen. Ik kan niet meer goed lopen, maar autorijden en fietsen gaat nog prima. Dan neem ik Annies rollator in de auto mee en rijd ik bijvoorbeeld naar de Keukenhof. Wanneer ik de rollater omdraai kan ik er op zitten en rustig mijn camera instellen.’

Fotografie is niet zijn enige hobby. Klaas is, zoals al gezegd, ook een schrijver. Naast zijn autobiografie heeft hij nog verschillende andere werken op zijn naam staan.

Hij laat een boek zien dat hij in kleine oplage heeft laten drukken. ‘Brieven aan Annie’ heet het, opgedragen aan zijn grote liefde. Mooie zinnen springen van het papier, liefde danst er tussendoor. Na haar overlijden is hij zijn Annie brieven gaan schrijven. Zomaar, over alledaagse dingen. Het geheel is aangevuld met wat dagboekfragmenten. ‘Ik schrijf al jaren in een dagboek. Al ruim 25 jaar, 115 dagboeken, 160 pagina’s per dagboek.’

Annie had ALS. ‘Een afschuwelijke spierziekte, waar ze uiteindelijk door zou kunnen stikken. En ze zag er nog zo fantastisch uit.’ Een foto op de omslag van het boek bewijst het. Gladde huid, heldere ogen. ‘Zo ver wilden we het niet laten komen. Toen ze er klaar voor was heeft de huisarts haar geholpen. De kinderen waren

Ze vroeg me om

een kus. In de kus

is ze gestorven.

Ik wen

s degen

e die gaat altijd wel een goede reis

Page 37: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

72 73

de meest uiteenlopende onderwerpen. De titel heeft hij geleend van Multatuli, die zo’n 1300 ideeën op evenzoveel papiertjes heeft gekrabbeld die later zijn uitgegeven. ‘Ik ben er mee begonnen toen ik 90 was. Ik wilde gaan tot 700, maar toen ik dat getal haalde, leefde ik nog steeds.’ Het zijn het er inmiddels 900 geworden. ‘Een mooi getal om te stoppen,’ vindt hij. De laatste tijd schrijft hij ook over klassieke muziek. Niet dat hij daar verstand van heeft, oh nee, maar sinds hij een zender op televisie kan ontvangen, waar klassieke muziek gedraaid wordt, luistert hij er veel naar. Hij geniet van de muziek en  leert bij. Zijn huis is vol. Vol herinneringen, liefde, warmte, boeken, kennis, goedgemaakte gemiste Gymna-siumkansen. Als er iemand wil blijven slapen moet eerst de logeerkamer leeggehaald worden. Zijn werkkamer is keurig georganiseerd. Twee grote bureaus met op het ene bureau een stapel van zijn meest favoriete boeken en op het andere een computer en de fotoprinter. ‘Ik heb net een scanner besteld die mijn diapositieven om kan zetten in bestanden voor op de computer.’

Eenzaam is hij niet, hoewel het ’s avonds wel stil kan zijn. ‘De kinderen komen natuurlijk altijd overdag, net als mijn hulp. Sinds de dood van mijn vrouw ben ik zeker zo’n 1200 avonden alleen geweest…’ Een buurvrouw vraagt hem vaak te eten, maar hij weet niet goed waar hij het met haar over moet hebben. ‘De interesses liggen te ver uiteen, ik zoek iemand met wie ik een goed gesprek voeren kan.’ De huisarts – ‘hele geschikte vent’ – stond laatst op een woensdagmiddag met de fiets aan zijn hand voor de deur. ‘Of ik mee ging een ijsje halen. Zijn we samen naar Zandvoort gefietst.’Hij mankeert nog niets, buiten wat problemen met lopen. Zijn broers (83 en 90) en zus (93) leven nog. Hij woont zelfstandig, reed tot voor kort nog auto, fietst, heeft hobby’s en interesses genoeg. Hij heeft

zijn leven volkomen in eigen hand en zou dat graag met zijn dood ook willen hebben. ‘Nu nog niet hoor, ik heb nog genoeg te doen. Ik heb wel mijn goede en minder goede dagen, maar ik heb nog veel te veel afspraken staan om dood te gaan!’ Zijn zoon brengt binnenkort een nieuw boek uit en Klaas wil graag bij de presentatie zijn. Zijn kleindochter wordt doctor in de Neurologie, dat wil hij ook nog meemaken.

‘Maar als het zover is, als het klaar is, dan wil ik net zo rustig gaan als mijn Annie. Ik wil daar niemand mee belasten, ook de kinderen niet. Ik zou het liefst ’s avonds gewoon naar bed gaan, iets innemen en niet

meer wakker worden. Ik weet alleen niet hoe. Ik weet niet hoe ik aan die pillen moet komen.’

Op de vraag of hij gelovig is, antwoordt hij: ‘Nee, dat niet. Maar mijn vrouw zei aan het einde tegen de kinderen: “Ik ben niet weg, ik leef voort in jullie.” Dat vond ik wel iets om over na te denken.’

Naast hem ligt het boek ‘Zelf over het Levenseinde beschikken’ van Ton Vink

en het blad van Stichting de Einder. Hij is lid van de NVVE. Hij weet dat hij van beide organisaties ondersteuning kan krijgen maar geen directe hulp. En daar zit voor hem nu net het probleem. Via het internet de pillen bestellen durft hij niet. ‘Hoe weet ik nou of ik de juiste heb? En of het goed is wat ze leveren? Bovendien heb ik geen creditcard, die schijn je nodig te hebben. En ik kan dat toch niet aan anderen gaan vragen!’ Methodes zoals versterven – ‘ik ben volkomen gezond, dat kan weken duren’ – of een drankje uit Mexico – ‘dat is zo’n gewelddadig land!’ – zijn voor hem absoluut geen optie.

‘Het is nog helemaal niet nodig, maar het zou me gewoon zo’n veilig gevoel geven wanneer ik de juiste spullen in huis had.’

zetten, kilometers rijden, sjouwen, spullen neerzetten en zijn verhaal vertellen, uit liefde voor de kunst, vond hij het wel genoeg. ‘Nu pas zie ik hoe vervelend dat moet zijn geweest voor mijn vrouw. Elke avond stond zij hier voor het raam me op te wachten. Moet toch niet makkelijk voor haar geweest zijn.’

26 oktober 2008

Lieve Annie, […] Ik stopte alles wat ik gevonden had terug in de porte monnee en legde hem weer in het laatje waar-in ik hem gevonden had. Toen ik hem wilde sluiten zag ik pas dat hij een groot achtervak had. Er stak zelfs een smal papierrandje uit. Ik trok eraan en zo ontdekte ik op een al wat vergeeld papiertje enkele woorden in mijn handschrift. De tranen schoten mij in de ogen en ik betrap mij erop dat het bij het schrijven van deze woorden op de computer weer het geval is. Het stukje papier is licht crèmekleurig, zo’n beetje oud Hollands papier, meer papier van een wens-kaart dan briefpapier. Het heeft een gegolfd randje en is dus niet afgescheurd of afgeknipt. Rondom staat er een centimeter van de rand een gedrukt lijntje op, flauw zichtbaar. Hoewel ik het zelf ge-schreven heb, kan ik mij helemaal niet herinneren wanneer en waar het bij hoorde. Het zal ongetwij-feld bij een klein geschenkje horen, want we zijn altijd sobere mensen geweest en gaven elkaar geen grote cadeaus. Op het papiertje zijn de volgende woorden geschreven:

GefeliciteerdVoor 1 mei 1941Ik hou van jou

Nog altijd. Ik was er kapot van toen ik dit vond. Ik heb er geen idee van hoe ik er toe kwam dit te schrijven. Was ik er soms die dag niet? Het moet wel veel ouder zijn dan de portemonnee waarin ik het vond. Jij wilde het bij je dragen. Zouden vele lang getrouwde mannen zich dit bewust zijn, dat een kus, zo nu en dan eens een vluchtig ‘Ik houd van je’ niet  voldoende is?

Ik heb mijn hele leven van je gehouden, maar dat is zo gewoon als je zo lang met elkaar getrouwd bent en zoveel jaren 24 uur per etmaal in elkaars nabij-heid bent. Vroeger, als ik naar mijn werk ging, gaf je elkaar een kus, maar daar komt de klad in als je samen thuis bent en wel eens naar de supermarkt gaat of naar de bibliotheek om een boek te ruilen. De liefde en zorgzaamheid worden weer inniger als je ziek wordt. Dan begrijp je hoeveel je van elkaar houdt, en wil je alles doen om te helpen, te troos-ten, je beter te maken, dan voelde ik – ik weet, het is kinderachtig – mij ook een beetje ziek…

Hij zou best nog één lezing willen geven maar alleen voor een groot publiek – ‘er gaat zoveel werk in zitten’ – en in een ruime zaal waar alles klaar wordt gezet. Hij denkt niet dat het nog gaat gebeuren.

Zijn liefde voor de kunst bracht hem in aanraking met bladen als Palet en Tekenen en Schilderen, waar hij verschillende artikelen voor heeft geschreven. In de een onder zijn eigen naam, in de ander onder een pseudoniem. Hij heeft er goede contacten met verschillende kunstenaars aan over gehouden. ‘Anton Pieck was een goede vriend van me. Fijne man.’

‘Ik lees ook veel. Elke schrijver zou veel moeten lezen, althans dat is mijn mening. Hugo Claus heeft trouwens ook euthanasie gekregen, wist u dat?’ Een uitgever heeft Klaas zelf nooit gezocht voor zijn boeken. ‘Vaak lezen ze de manuscripten niet eens. Nee, ik laat mijn boeken nu gewoon in opdracht drukken. Kleine oplage, alleen voor familie, vrienden en belangstellenden.’ Hij laat een boek zien met door hem genomen portretfoto’s, de eerste in 1930. Zijn Annie in verschillende stadia van haar leven, kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen, maar ook vreemden ‘met een mooie kop’. De foto van een boer met sigaar blijkt een prijs te hebben gewonnen en hij vertelt vol smeuïge humor het verhaal. De prijs bleek een maaltijd en een boekje in het Duits te zijn. Hij kan er nog steeds om lachen. Hij is eigenlijk pas serieus begonnen met schrijven vanaf zijn tachtigste. Zijn laatste project is het noteren van zijn ‘Ideeën’, meningen en gedachten die hij heeft over

Een drankje uit

Mexico – ‘dat is

zo’n gewelddadig

land!’ – is voor hem

absoluut geen optie.

Page 38: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?
Page 39: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?
Page 40: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?
Page 41: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?
Page 42: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?
Page 43: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?
Page 44: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?
Page 45: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?
Page 46: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?
Page 47: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?
Page 48: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

94 95

‘Ik heb secundair progressieve MS, waarbij de symptomen in een langzame lijn toenemen.’ Jans teksten zijn kort, krachtig en duidelijk. ‘De absolute grens voor mijzelf is niet meer te kunnen communiceren. Niet meer kunnen praten, gehoorstoornissen hebben, zo volledig in jezelf gekeerd te moeten zijn. Dan wil ik niet meer leven, dan ben ik klaar.’

‘De essentie van het leven is voor mij het vermogen ontwikkelen contacten aan te gaan zonder daarbij je onafhankelijkheid te verliezen. En het leren omgaan met gemis en afscheid.’

Jan is geen type voor prietpraat. Met zijn scherpe, heldere geest en zijn goed ontwikkeld relativerend vermogen belichaamt hij deze essentie. De rolstoel is slechts een attribuut. Jan woont in een kleine woning aan een stil grachtje in Edam. Er staan niet veel meubels. Een grote sofa, een kast en een tafel. En overal boeken.

‘Ik ben hier niet geboren, ik ben niet eens een ‘Hollander’. Ik kom uit België, ik ben in 1945 geboren in Puurs. Kijk, hier ligt het, in de buurt van Mechelen.’ Hij wijst het plaatsje aan in de atlas, opengeslagen op een houten standaard die gemaakt is door een timmerman uit de buurt. Even later manoeuvreert hij zijn rolstoel behendig van de kast naar de kleine keuken om koffie te maken.

‘We waren met z’n vijven thuis, of eigenlijk met zes. Met één broer en twee zussen vóór mij had ik eigenlijk de vierde in de rij moeten zijn, maar ik werd helaas de derde. Mijn moeder was drie maanden zwanger van mij toen mijn zusje van vier overleed. Begrijpelijkerwijs was er bepaald geen vreugde rond mijn komst. Na mij zijn nog een zus en een broer geboren. Zoals in die tijd en streek gebruikelijk was, zijn we zeer streng katholiek opgevoed. Ik kan me nog herinneren dat ik als klein jochie van een jaar of vijf vol ontzag naar de beeltenissen van hel en vagevuur aan de zijkant van het altaar keek.’

Hij is niet langer gelovig. Godsdienst is volgens hem alleen bedacht om de mens het gevoel van

belang te geven. Via een kleine omweg waarin boeddhisme, leven na de dood – ‘Ik denk niet dat het er is’ –, energetische verbondenheid en kwantumfysica passeren, komt hij weer terecht bij zijn jeugd.

‘Ik heb mijn eerste schooljaren onder leiding van de broeders en nonnen doorlopen. Daarna ben ik naar het Gymnasium gegaan, maar ik kon niet zoveel met de klassieke talen. Na een jaar ben ik overgestapt naar het HBS-B, de wiskundige kant, dat paste veel beter bij mij.’

Na de HBS volgt hij een opleiding aan de Sociale Academie. Dan, tot grote schrik van de Vlaamse familie, roept de liefde hem naar Nederland, zelfs helemaal naar Amsterdam. Daar gaat hij naar de IVABO, Instelling Voortgezet Agogisch Beroeps Onderwijs, om uiteindelijk vijf jaar later de opleiding groepstherapie te gaan volgen. ‘Ik werkte het liefst met groepen. Wanneer het thuis niet gelukt is, is groepstherapie dé plek om te leren contacten aan te gaan zonder je onafhankelijkheid te verliezen. Thuis, je familie, dat is natuurlijk de eerste groep waarbinnen dat zou moeten kunnen. Maar ik weet uit persoonlijke ervaring dat dit niet altijd mogelijk is. De interactie binnen de groepstherapie biedt dan die kans.’

Sinds 2000 werkt hij niet meer. ‘Ik werkte binnen instellingen met groepen jong volwassenen, tussen de 23 en 35 jaar. Het is geweldig om te zien wanneer zij zich in elkaar herkennen, hun gedrag weerspiegeld zien. In een instelling werk je vaak met twee therapeuten per groep. Dan kun je van rol wisselen en elkaar controleren. Zoiets houd je scherp.’

Door de hele kamer liggen boeken verspreid. Op de tafel, voor het raam, op de kast, in keurige stapels. Grote schrijvers en minder grote, romans en non-fictie. En ergens op de vensterbank: ‘Mijn moeder wil dood’ van Annegreet van Bergen. ‘Ik ben net begonnen met me te oriënteren op de dood. Door mijn katholieke achtergrond heb ik me

Jan

9594

Page 49: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

96 97

genoeg is en ik wil mijn eigen criteria vaststellen. Daar ben ik prima toe in staat.’

In de ogen van zijn familie was hij een rebel. De eerste die ongetrouwd uit huis ging, de eerste die ging scheiden. Zijn moeder zei, toen hij nog klein was, dat hij niet te veel vragen moest stellen en later niet te veel moest denken. Gelukkig heeft hij haar raad niet opgevolgd. Zo blijven zijn leven en zijn dood zijn zaak.

daar nooit zo mee bezig gehouden. Ik zeg wel eens, wanneer je mijn ruggenmerg zou onderzoeken is zeker de helft nog steeds van het roomse doordrongen! Ik wil me goed voorbereiden. Dat doe ik met alles, ik moet wel. Ik heb sinds mijn scheiding altijd alleen gewoond en voor mezelf gezorgd. In 1980 werden de eerste symptomen van MS zichtbaar, in 1995 werd het gediagnosticeerd. Vanaf dat moment ben ik al constant vooruit aan het kijken. Elke aanpassing in huis bijvoorbeeld, probeer ik al maanden van tevoren te voorzien, zodat ik in elk geval op tijd ben. Ik wil absoluut zelfstandig kunnen blijven, onafhankelijk.’

De relaties die hij heeft gehad, waren LAT-relaties.

‘Ik zeg altijd: wanneer jij hier bent, ben ik er voor jou. Wanneer jij weg bent, ben ik er voor mij. En dat bevalt me prima!’

Een eventuele toekomst in een verpleeghuis is voor hem dan ook totaal geen optie. ‘Een vriendin heeft al gezegd dat ik bij haar mag komen wonen, wanneer het niet meer gaat alleen. Ik weet niet of ik dat doe. Zoals ik al zei, onafhankelijkheid staat bij mij hoog in het vaandel, maar er zijn meer dingen geweest waarvan ik zei dat ik ze nooit zou doen. Een CT-scan leek me bijvoorbeeld doodeng, terwijl ik nota bene speleoloog geweest ben en me door de meest nauwe spelonken in grotten heb gewrongen. Nu heb ik er inmiddels al zo’n zeven scans op zitten en heb ik er totaal geen moeite meer mee. En in 2000 moest ik vanwege mijn steeds heftiger wordende evenwichtsstoornis met een wandelstok gaan lopen. Vreselijk vond ik dat, maar ik dacht: als ik maar niet in een rolstoel hoef! Nu zit ik al sinds 2005 in een rolstoel en ook dat heb ik geaccepteerd. Zo merk ik dat ik meer aankan dan ik denk, steeds weer mijn grenzen verleg.’ Hij heeft hulp bij het huishouden en bij het douchen. Dat vindt hij geen enkel probleem, ook het laatste niet en zelfs niet dat de hulp vaak wisselt. ‘Ik ben naturist, dus dat is voor mij niet zo’n punt!’ Verder zoekt hij zelf naar middelen om zijn leven eenvoudiger te maken.

‘Een vriend van mij woont in een voor mij vrij

ontoegankelijk huis. Het duurde steeds een minuut of tien voor ik eindelijk binnen was. Laatst heb ik van die oprijplaten gekocht, zodat ik zo bij hem naar binnen kan rollen.’

Nu is hij zover dat hij over zijn dood wil na gaan denken. ‘Dat heeft MS voor mij gedaan. Daardoor heb ik minder moeite met de dood, wordt het aantrekkelijker om me ermee bezig te houden. Aan MS ga ik niet dood, aan eventuele complicaties wel. Ik weet dat het ook nog jaren kan duren. Ik heb secundair progressieve MS, waarbij de symptomen in een langzame lijn toenemen. Maar de absolute grens voor mijzelf is niet meer te kunnen commu-niceren. Niet meer kunnen praten, gehoorstoor-nissen hebben, zo volledig in jezelf gekeerd te moeten zijn, dan ben ik klaar.’

Hij heeft de papieren van de NVVE wel al in huis, maar nog niet ingevuld. ‘Ik heb er zelfs al kort met mijn huisarts over gesproken. Ze is niet tegen euthanasie, maar heeft het zelf nog nooit toegepast. Haar partner wel, dus het is niet onmogelijk. Ook familie en vrienden weten er van. Zoals ik al zei, bij de essentie van het leven hoort voor mij ook het leren omgaan met verlies en afscheid. Daarin is het van belang jezelf toestemming te geven om te mogen gaan en die te krijgen van mensen die je na staan. Als ik zover ben, wil ik gewoon van iedereen mooi afscheid kunnen nemen.’

De begeleider van de NVVE is bij hem langs geweest. ‘Heel prettig gesprek gehad. Eigenlijk moet ik hem nog maar eens bellen voor een afspraak. Maar ik heb altijd vertrouwd op mijn intuïtie en mijn gevoel voor timing. Als ik te vroeg bel, weet ik toch niets te zeggen.’

Jan praat nog wat door over de diverse mogelijk-heden van een zelfgekozen dood, de nieuwe richtlijnen van de KNMG en de vastgestelde criteria voor euthanasie. ‘Ik moet gewoon rekening houden met het teruglopen van kwaliteit van leven, dat weet ik. Maar ik wil wel zelf bepalen wanneer het

96

Page 50: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

98 99

‘Ik wil helemaal geen ondraaglijk lijden, ik ben klaar.’ Voor Aat is het duidelijk. Zijn vrouw kwam niet in aanmerking voor euthanasie omdat ze dementeerde. En de prostaatkanker van Aat was ‘niet levensbedreigend maar wel ‘levensbedervend’. ‘Mijn ouders hebben geen toestemming gevraagd toen zij mij maakten, waarom zou ik in godsnaam toestemming moeten hebben om er mee op te houden?’

Een mistige morgen in november, een warm welkom in een ruim appartement. Een klassieke, houten boekenkast met boeken van Jan Wolkers, Oliver Sacks en Khalid Hosseini. Veel kunst, beelden en schilderijen, waaronder een aquarel van hemzelf. Op tafel ligt een brochure ‘Veiling Kunst 10-daagse’ en naast zijn stoel een klein aquarelblok. ‘Mijn werkzame leven ben ik begonnen als ambtenaar. Ik ben nog van de generatie die onderop begon. Dat is zoveel beter dan hoe het nu gaat, zo leer je het hele bedrijf kennen. Via het Westland, Vught en Hillegom ben ik uiteindelijk in Alkmaar terecht gekomen waar ik de laatste jaren directeur van de Sociale Dienst ben geweest. Nu ben ik al jaren met pensioen.’

Tegen de muur staat een houten bank met fluwelen bekleding. ‘Heb ik zelf ontworpen. Hij zit niet echt lekker, maar past precies bij de stijl van de eethoek. Die hebben mijn vrouw en ik gekocht toen we trouwden, zestig jaar geleden. We hebben drie kinderen, twee zoons en een dochter en zeven kleinkinderen. Er is zelfs een achterkleinkind op komst.’ De foto van de echoscopie staat ingelijst op de kast.

‘In 1994 werd bij mijn vrouw Parkinson geconstateerd. Ik heb haar tien jaar zelf verzorgd, tot vorig jaar. Toen heeft ze voor de tweede keer haar bekken gebroken na een val en deze keer was

herstel niet meer mogelijk. Nu woont ze in een verpleeghuis, hier niet ver vandaan. Daar heb ik het erg moeilijk mee, vooral ’s avonds. Ik bezoek haar elke dag. Ik rijd geen auto meer, dat werd te gevaarlijk. Ik heb afgelopen winter een ongeluk gehad waar ik behoorlijk van geschrokken ben. Nu heb ik een 45-kilometerkarretje, dat gaat prima. Maar als ik mijn vrouw niet meer zou kunnen bezoeken, zou het afgelopen zijn voor mij. Misschien ben ik wel zorgverslaafd. Ik heb laatst nog tegen een vriend gezegd, toen wij een gesprek hadden over

mijn levenseinde: “Ik ben klaar met leven, maar niet met zorgen.” Tot vorige week heb ik geprobeerd haar weer naar huis te krijgen, maar dat gaat niet lukken. Ik zou veel zorg in kunnen kopen, maar zelfs dan wordt het te moeilijk. En ze heeft het in het verpleeghuis niet slecht hoor, ze heeft een kamer alleen en wordt goed verzorgd.

Ze heeft altijd gezegd dat ze niet afhankelijk wilde

zijn. Dat bleek een half jaar geleden weer. Toen zei ze letterlijk tegen me: “Moeten we het niet in werking stellen?” Ik wist meteen wat ze bedoelde. Ze zei ook nog: “Mijn kist hoeft niet open.” Ik ben toen direct naar de verpleeghuisarts gestapt. Ik kon duidelijk merken dat de arts er van schrok. Ze vertelde me dat ze nog geen ervaring had met euthanasie. Na het gesprek met mij is ze naar mijn vrouw gegaan. Ze vroeg haar of zij nog wel plezier in haar leven had. Mijn vrouw bevestigde dit en de arts vroeg niet verder door, haar opluchting was duidelijk. Er zou volgens haar geen sprake zijn van ondraaglijk lijden. Helaas ontwikkelde zich bij mijn vrouw, naast de detaildementie die bij Parkinson hoort – u weet wel, verjaardagen vergeten, data vergeten –, vanaf dat moment ook verdere dementie. In het laatste half

Aat

Waarom zou ik

in godsnaam

toestemming moeten

hebben om er mee

op te houden?

9998

Page 51: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

100 101

duidelijke mening over de ambulante euthanasie-teams van NVVE: ‘In eerste instantie lijkt dat goed. En natuurlijk zullen zo heel veel mensen geholpen worden die anders geen kans hebben. Maar het is weer een uitweg voor artsen, een excuus om het zelf niet te hoeven doen. Het leidt volgens mij niet tot de acceptatie van euthanasie. Er zou binnen de medische opleiding veel meer ruimte moeten komen voor de euthanasie. Gesprekstechnieken, doorvragen… De vraag “Wat bedoelt u precies?” stellen in plaats van “Heeft u nog wel eens plezier?” Er moet een menta-liteitsverandering komen. Ik ben ervan overtuigd dat er snel iets zal gaan veranderen, de artsen voeren een verloren strijd. Zeker in deze tijd van vergrijzing, waarin ouderen steeds mondiger worden.

Weet u, ik had die pillen ook genomen hoor, als het had gemoeten. Maar ik vind dat ik recht heb op euthanasie. En het is veiliger, zekerder. Toch blijf ik het belachelijk vinden dat ik moet voldoen aan bepaalde criteria. Ik wil helemaal geen ondraaglijk lijden, ik ben klaar. Mijn ouders hebben geen toestemming gevraagd toen zij mij maakten, waarom zou ik in godsnaam toestemming moeten hebben om er mee op te houden?’

Een week na het gesprek met Aat sterft zijn vrouw een natuurlijke dood. ‘Gelukkig hebben we haar naar huis kunnen halen en heeft ze hier nog twee dagen geleefd. De kinderen waren erbij, ze hebben haar gedichten voorgelezen. Het was mooi, maar de laatste weken was ze zich al nauwelijks meer van iets bewust. Haar ogen keken mij wel aan, maar ik kon er geen herkenning meer in vinden. Ook kneep ze niet meer in mijn hand, zoals eerst. Ik weet natuurlijk niet hoe zij het heeft ervaren, maar ik had haar zo graag een bewust afscheid gegund. Ik blijf het daarom erg jammer vinden dat er niet eerder euthanasie is toegepast. Wat mijzelf betreft moet ik toegeven dat ik mij wat beter voel. Het wegvallen van de druk van haar verzorging is toch een opluchting, hoe graag ik het ook deed. Afgelopen week was ik weer even in het verpleeghuis en zag toen pas aan de andere echtgenoten hoe zwaar het is geweest. Ik voel me ook lichamelijk beter

dan bijvoorbeeld een half jaar geleden. Toch heb ik besloten mijn verzameling pillen compleet te maken, als back-up. Want ook al val ik volgens mijn huisarts binnen de criteria voor euthanasie, je weet maar nooit of de SCEN-arts daar hetzelfde over denkt. En ik houd graag mijn eigen regie.’

jaar is zij zo ver afgezakt dat ze nu onduidelijk is in haar wens. De ene dag wil ze dit, de andere dag dat. Zo ontzettend jammer, ik was graag samen met haar gegaan, hier thuis. De huisarts stond daar ook wel voor open, maar dat gaat nu niet meer. Ik weet dat ik haar wens moet respecteren, maar als je het mij vraagt mag ze morgen weg. Dit had ze nooit gewild.

Zelf heb ik altijd gezegd dat ik niet oud hoefde te worden, niet af wilde takelen. Ik heb al sinds 1985 een euthanasie-verklaring en volg alle ontwikkelingen op de voet, ook via het internet. Ik heb het Brongersma-arrest helemaal gelezen en alle hypocrisie eruit gevist. In een discussie met artsen over dit onderwerp verwijzes zij naar de eed van Hippocrates. Ik wijs hen dan fijntjes op het feit dat ook het woord ‘hypocrisie’ van de naam van die man is afgeleid. Het wordt tijd dat artsen in gaan zien dat ze niet altijd mensen beter maken, maar wel levens verlengen. Dood moet gezien worden als een normaal verschijnsel, nu wordt dat aan alle kanten tegengehouden. Moeten we maar ouder en ouder worden? Waarvoor? Het lijkt of mensen tegen beter weten in blijven hopen op onsterfelijkheid!

Ik heb al jaren prostaatkanker. Ik ben niet geopereerd, maar wel bestraald. De PSA-waarden (Prostaat Specifiek Antigeen, een eiwit) in mijn bloed bleven lang laag, maar zijn sinds vorig jaar weer opgelopen en er zijn uitzaaiingen gevonden. De uroloog zei dat het niet levensbedreigend is, maar wel ‘levensbedervend’. Mooie uitdrukking, niet?

Toen ik een nieuwe huisarts kreeg, heb ik hem mijn euthanasieverklaring gegeven. Hij nam deze aan en gooide hem op het bureau van zijn assistente. Toen dacht ik: oh, hier moet ik dus niet zijn.

Ik ben direct overgestapt naar een ander. Met mijn nieuwe arts kan ik er, zoals gezegd, heel open over

praten. Hij begrijpt en respecteert mijn wens. Mijn kinderen weten er ook van, zij accepteren het wel, maar begrijpen het niet helemaal. “Ach pa, je hebt nog veel te veel plezier!” zeggen ze dan. Net als bij mijn vrouw. Alsof je geen plezier kunt hebben en klaar kunt zijn. Maar van hen begrijp ik het, ik ben toch hun vader.

Ik spaar al jaren pillen. Toen de PSA-waarden zo gestegen waren, heb ik iemand van Stichting de Einder erbij geroepen en het boekje van de NVVE erop

nageslagen. Het bleek dat ik nog niet genoeg doorslapers heb. Gelukkig voor mij, hoe idioot ook, is het feit dat, nu ik uitzaaiingen heb, er wel een medische reden is om euthanasie toe te passen. Ik had al chronische gordelroos, polyneuropathie (zenuwpijn) in mijn been en glaucoom. Daarnaast ben ik doof en kan ik niet meer naar muziek luisteren. Ik heb ook gehoorhallucina-ties. Dat is vreselijk, ik hoor klanken in mijn hoofd. Niet nu ik met jou praat, maar als

je straks weg bent, dan hoor ik een soort gong. Maar al deze klachten waren, zelfs in combinatie met mijn leeftijd, niet genoeg voor een nette, legale euthanasie. Dankzij de nieuwe richtlijnen van de KNMG en mijn uitzaaiingen kom ik daar nu wel voor in aanmerking!’

Verontwaardigd vertelt hij over een stuk dat hij in de krant gelezen heeft, waarin artsen zeggen dat ze zich onder druk gezet voelen door kinderen die om euthanasie van hun ouders vragen. ‘Dat vind ik zo oneerlijk, alsof die kinderen hun ouders dood willen hebben! Natuurlijk zal dat misschien wel eens zo kunnen zijn, maar de meeste kinderen willen hun ouders gewoon verder lijden besparen. En dan gebruiken de artsen dit als argument om geen euthanasie toe te hoeven passen!’ Hij heeft ook een

Ik wijs hen fijntjes

op het feit dat ook

het woord ‘hypocrisie’

van de naam van

die man is afgeleid.

Hij is gegaan op een man

ier die hem

de zekerheid gaf dat het lukte.

101

Page 52: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

102 103

Bij élke bruidswinkel schijnt het wel eens te gebeuren dat een vrouw een hele middag voor de lol jurken komt passen met haar ‘getuige’. Een vrouw die niet gaat trouwen. De jurkverkoopsters schatten dat feilloos in, maar staan tóch een hele middag voor niks te keuren, knopen, ritsen en sjorren aan kwetsbare prin-sessenjurken. Zo zou het ook kunnen voorkomen bij Stichting de Einder: dat iemand met de gedachte speelt, hulp zoekt, zich in de aandacht wentelt, A zegt, zonder écht B te gaan zeggen. Misschien dat het voorkomt. Maakt dat uit?

Gisteravond aan tafel besprak ik het geval van Sarah, en ik telde onder mijn gezelschap eigenlijk twee grote zorgen. Wat als Sarah gewoon aandacht zoekt? De keuring om aan assistentie van de Einder te komen lijkt een makkie: mailtje – afspraak – huiswerk – nog een afspraak – en plannen die sterfdatum. ‘Oké,’ zei ik dapper, ‘Ik ga stervenshulp aanvragen voor mijn schrijnende geval, mezelf met glans door de toetsing slepen, en dan eens zien of de Einder deze week met een fullproof plastic zak aan de deur komt staan.’ Nee dus. Bij level 1 van de formu-lierenset haakte ik al af. In géén geval dat ik hier mijn naam onder zou zetten. Dat die procedure niet heel ingewikkeld lijkt, betekent niet dat het gemakkelijk ís. Ik geloof niet echt dat je kunt foezelen. En zelfs al zou iemand zonder een blijvende doodswens voldoen aan alle eisen, wat dan?

De tweede zorg: ‘Help je zo’n Sarah dóór te helpen niet al te goed op weg?’ Natúúrlijk help je haar op weg! Maar Sarah moet formulieren invullen, een afspraak maken, een doodsaai boek lezen en nog eens terugkomen. En dan hebben wij de zorg dat het serieus nemen van zo’n doodswens het plan verder voedt? Hoeveel verder kan dat nog dan? Het cruciale laatste stukje, bedoelt men dan. Maar het vervelendste gedeelte komt voor haar eigen rekening: ze moet die

‘moord’ op zichzelf tóch zelf plegen. Dan gaat het feit dat iemand zich bereid getoond heeft te luisteren, te helpen, toch niet de doorslag geven maar door te zetten? Als Sarah zo’n wankel wezentje was, was ze zo ver toch niet gekomen? Door tegenstanders wordt stervenshulp soms afgeschilderd als zouden de mensen van de Einder bij twijfel stampvoetend naast het bed staan en zeggen: ‘Maar u heeft het beloofd!’

Interessanter is misschien de vraag waarom we mensen die graag dood willen toch zo weinig besluitvaardig achten. Natuurlijk heeft ook Sarah getwijfeld. Maar wat is er eigenlijk mis met twijfel? De gedachte is ooit bij haar opgekomen en is niet onmiddellijk een voornemen geworden. Het aparte is alleen dat wanneer Sarah het wil, vervolgens twijfelt en ervan afziet, we zullen zeggen: ‘Ha! Ze is tot inzicht gekomen!’ Maar wanneer ze het wil, twijfelt, en dan doorzet, zien we het liever als een wanhoopsdaad.

De Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde zegt met betrekking tot euthanasie dat de wens voor de euthanasiearts ‘invoelbaar’ moet zijn. Dat staat niet in de wet. Het is een moeilijk en vaag woord, dat ‘invoelbaar’, en toch een eis die wordt toegevoegd. Je kan het eigenlijk nooit écht doen, invoelen. Ik kan me Sarahs wens niet voorstellen, ik kan me wél voorstellen dat ze twijfelt. Om te weten wat iemand wil, moeten de mensen toch in eerste instantie op hun woord en schrijven vertrouwd worden. Mensen die denken dat je je lichtvoetig voor je levenseinde kan inschrijven, weten niet hoe zwaar Sarah het heeft. Misschien dat die mensen eigenlijk een stuk minder moeten proberen ‘in te voelen’.

Geachte heer Van Brink,

Hartelijke groet,

Emma Curvers

Minder invoelen

Dus als ik hier teken is het

geregeld: gekleurde petitfours,

merengue en oh ja! Ik zou

willen dat iedereen een plantje

meeneemt en aan het einde van

de dag een ander plantje mee

naar huis neemt. Dat kan toch

wel?

Als ik het geweten had, had

ik ingegrepen. Daarom wist ik

het niet, blijkt nu.

Page 53: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

‹ Een mens is een machine: stop er wat in en het komt er anders uit. Beter, meer hanteerbaar. ›

‹ Er zijn zoveel vragen, mijn hoofd ontploft er bijna van. ›

‹ Maar ik heb geen enkele reactie gehad. ›

‹ Zij was verliefd op het leven. ›

‹ Ik hoor nog hoe ze kreunde toen ik

‹ Mensen zien wat ze willen zien, het zijn fijngevoelige machines. ›

‹ Verrassend om dat uit zijn mond te horen. ›

‹ Ik stel me voor dat hij vroeger uit een veel grotere woordenschat de woorden koos. ›

105104

Page 54: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

‹ De derde dag telefoneerde ik rond een uur of zes met een vriendin. ›

‹ We zongen nog een lied en zij rookte haar laatste sigaret. ›

‹ Opeens hoorde ik haar ademhaling veranderen. ›

‹ Het contrast was te groot. ›

‹ En toen waren we vertrokk en. ›

zei dat ik van haar hield. › ‹ Hij wil niet meer. ›

‹ Hij is, in al zijn onmacht, veranderd. ›

107106

‹ Zijn bedoeling is duidelijk. ›

Page 55: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

108 109

Ik lever mijn bijdrage vanuit mijn rol als voorzitter van de Einder, de stichting die mensen met een doodswens desgevraagd begeleidt. Er wordt uitgegaan van het recht op zelfbeschikking bij onze stichting. Voor de Einder is het een leidend principe dat alleen degene die een doodswens formuleert, daar de ernst van bepaalt. Daar is geen arts voor nodig, daar hoeft geen counselor een opvatting over te hebben. Vanuit dit respect voor de autonomie van de hulpvrager vindt de begeleiding plaats.

Ik ben bestuurslid van de Einder geworden omdat ik vroeger als wijk-verpleegkundige heb meegemaakt hoe mensen kunnen worstelen met het vraagstuk euthanasie en het zelfgekozen levenseinde. Dat was nog ruim voor de invoering van de euthanasiewet. Maar ook nu nog komen die worstelingen voor. Dat zie ik om mij heen: ik werk de laatste jaren als manager van een tweetal huisartsenpraktijken.

Sarah meldt zich bij de Einder met haar wens een einde aan haar leven te maken. Zij hóeft in ieder geval geen formulieren in te vullen of eerst boeken te lezen. Sarah meldt zich bij een van de counselors die samenwerken met De Einder. Wanneer duidelijk wordt dat het om een acute vraag gaat, dan wordt zij verwezen naar de acute hulpverlening.

Over het algemeen maken de counselors een vervolgafspraak bij de hulpvrager thuis en zij hebben dan een of meerdere gesprekken waarin vragen worden gesteld en antwoorden worden gegeven. Een belangrijk gesprekson-derwerp is bijvoorbeeld de betrokkenheid van de omgeving van de hulpvrager. Is de familie op de hoogte van de doodswens? Is de hulpvrager zich bewust van de gevolgen van het wel of niet op de hoogte zijn van naasten bij dat proces? Een ander onderwerp dat besproken wordt, is de methode die mensen

Het recht op zelfbeschikking

Beste Emma,

overwegen om een einde aan het leven te maken en wat daar de voor- en nadelen van kunnen zijn.

Stel nu dat Sarah alleen op zoek is naar aandacht als was zij bruidsjurken aan het passen zonder de intentie te hebben te gaan trouwen. Is dat dan erg? Ik vind van niet. Zou iemand zonder expliciete doodswens na een gesprek met een van onze counselors die doodswens ineens wél hebben? Ik hoop van niet, dat zou mij ernstig doen twijfelen aan de vaardigheden van de betreffende counselor, hoewel het op zich ook een vaardigheid zou zijn om iemand met een gesprek alle levenslust te ontnemen.

De counselors die samenwerken met de Einder gaan in gesprek met hun cliënten en hebben de intentie dat waardevrij te doen. Voor hen is invoelbaar-heid geen criterium. Wie zou kunnen voelen wat bijvoorbeeld een tweeëntwin-tigjarige psychiatrische patiënt voelt die na talloze behandelingen beseft dat er geen behandeling bestaat die hem of haar van zijn ziekte afhelpt? En wie kan voelen wat Sarah voelt? Niemand. De counselors bieden een luisterend oor en vaak zijn zij de eerste mensen aan wie deze cliënten hun verhaal kwijt kunnen.

In die zin ben ik het met Emma eens wanneer zij stelt dat we een stuk minder moeten proberen in te voelen. Ik ga daar nog verder in door te stellen dat we niet alleen minder moeten invoelen, maar dat we dat zelfs helemaal niet meer moeten willen.

De gesprekken met de counselor ondersteunen Sarah bij haar wens om in eigen regie een einde aan haar leven te maken. Daar is nog steeds veel behoefte aan en zolang die behoefte er is, zal de Einder er zijn om ondersteuning te bieden.

Vriendelijke groet,

Dick van Brink

Wat fijn dat ik hem toch nog een

keer live dat liedje heb mogen

zien zingen.

Nu weet ik dat ik niet genoeg

heb gedaan, hoewel je

waarschijnlijk nooit genoeg kan

doen.

Page 56: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?
Page 57: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

112 113

Arnold kreeg in januari 2011 een e-mail van een goede vriendin. Hij liet hem drie dagen liggen. Een paar dagen later bleek ze zich opgehangen te hebben in het park. ‘Misschien moet ik het leven ten volle leven, maar daar ben ik op dit moment nog niet aan toe.’

De eerste keer dat zij elkaar zoenden was in haar ‘baar-moeder’. Het waren verboden kussen. Zij was immers getrouwd en had een kind. Hij was een vrije jongen; beeldend kunstenaar en docent aan de kunstacademie.

Zij was zijn leerling, hij haar meester. Nu lag hij in haar ‘baarmoeder’, haar examenwerk, en daar kuste hij haar voor het eerst.

In de twaalf jaar daarna ontwikkelt zich een gepassioneerde en onmogelijke liefde. Ze zijn beide begin dertig. Van het kunstenaars-bestaan alleen kan Arnold niet rondkomen. Daarom heeft hij er een baan als docent aan de kunstacademie naast. Daar ontmoet hij – het is inmiddels twaalf jaar geleden – Monique. In tegenstelling tot hem lijkt zij zich redelijk gesetteld te hebben. Ze woont in een leuk huis, is getrouwd, heeft een kind en ook nog de tijd om een opleiding te volgen. In dat opzicht zijn ze elkaars tegenpolen. In geheel ander opzicht lijken ze voor elkaar geschapen, zijn ze zielsverwanten.

‘Aanvankelijk vond ik haar alleen een aantrekkelijke vrouw. Maar ze was geen vrouw voor mij. Zij leek gelukkig getrouwd en had een kind. Daar ga ik niet tussen zitten.’ Het klinkt verstandig, maar zo liep het niet.

‘Tijdens de expositie van het examenwerk maanden studenten me aan om nog even naar het werk van Monique te gaan kijken. Ik kende het werk. Ik was haar docent. Ze had een installatie gebouwd, een soort tent. Ze noemde haar werk ‘baarmoeder’. Die installatie had wel iets weg van ‘Everyone I have ever slept with’, van Tracey Emin. Helaas is dat werk in rook opgegaan. Tracey Emin, dat is ook zo’n heftige dame. Ik ging erheen. Terwijl ik samen met haar in die tent lag, vroeg ze: zullen we zoenen? Dat is goed, zei ik. We zoenden.’

Wat zich in de jaren die volgen tussen Arnold en Monique ontwikkelt is een amour impossible. Een hartstochtelijke en soms verscheurende liefde. Ze kunnen niet met elkaar en niet zonder elkaar. ‘Monique was een gepassioneerde vrouw. Ze was ongelooflijk gul naar anderen. Als iemand haar maar nodig had, dan stond zij voor hen klaar. Maar tegelijk kon zij ook ontzettend cynisch zijn, of paniekerig. Ze had een groot gevoel voor drama. Ikzelf in die tijd trouwens ook. Verbaal was ze enorm sterk, maar ze zat constant met zichzelf in de knoop.’

Arnold

Page 58: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

114 115

‘Ik wist dat zij een chronische latente doodswens had. Ze zinspeelde wel vaker op de dood, maar dat nam ik nooit werkelijk serieus. Ze had een groot gevoel voor drama en kon ook erg hard en cynisch zijn. Tegelijk zag ik ook altijd haar andere, haar liefdevolle en zorgzame kant. Die scheen altijd door haar bitterste cynisme heen. Maar nu leek zij een lam vogeltje. Mijn vriendin Nynke is bergsporter. Van haar heb ik geleerd dat als je het mooie wilt zien, je eerst de berg op moet. Bergbeklimmen is zwaar en vermoeiend. Maar als je eenmaal boven bent, dan zie je waar je de tocht voor gemaakt hebt. Toen Monique later die nacht naar huis ging, beaamde ze deze wijsheid en zei ze: ‘Ik zie je boven op de berg.’ Later begreep ik dat zij die nacht afscheid van mij had genomen.’

Dan is het 24 januari 2011. Krap een paar weken na hun laatste ontmoeting.

Lieve Arnold, Dank je voor de mooie muziek! Ik neem aan dat de tekst van Lenny Kravitz voor jou op Ronald slaat en niet op jezelf. Ronald is geen duivel, hoor, en jij ook niet. Als er al een duivel bestaat dan zijn dat mijn gedachten en angsten. Zoals je weet, word ik verbaal nogal geweldadig als ik voor mijn gevoel in de steek gelaten word. Ronald is de dans destijds ontsprongen omdat jij in mijn leven was en hij krijgt het nu alsnog op zijn bord. Wat het nu extra moeilijk maakt, is dat we samen een kind hebben. Wat ooit zo goed leek voor Ilja, dreigt nu mijn ondergang te worden en ik ben als de dood dat ik hem meetrek. Ik ben doorgegaan met opruimen. Lades, kastjes; zakken vol troep weggegooid. Normaal geeft dat voldoening maar nu niet, omdat alles in het teken van afscheid staat en ik geen toekomstperspectief heb. Denk niet dat ik al in staat ben om een makelaar te bellen. Word niet goed bij de gedachte dat er mensen komen kijken naar mijn huis en kan het niet opbrengen om Ilja te vertellen dat we weggaan. Ik voel me gevangen en heb daardoor vluchtgedachten. Denk niet aan een tijdelijk huis of een pelgrimstocht, maar aan de dood. Lijkt me heerlijk rustig. Maar nu ik niet meer woedend ben, is ook de moeheid toegeslagen. Geen neiging om te handelen vooralsnog. Morgen is er weer een dag. Een betere hoop ik. Voor jou in ieder geval een goede dag, want Nynke komt terug. Geniet ervan! X

‘Ik zat middenin de beoordeling van examenwerk van mijn studenten toen ik deze mail ontving. Ik had het druk en wist niet meteen hoe ik op haar mail moest reageren. Terwijl ik bezig was met de beoordelingen kreeg ik een telefoontje. Mijn leven stond toen even helemaal stil.’

Arnold en Monique zien elkaar in de eerste maanden vooral ’s nachts. In cafés waar ze uitbundig discussies voeren, met elkaar en andere cafégangers. Over het leven, over de kunsten, over het nieuws en de schande. Samen voelen ze zich ongelooflijk sterk, kunnen ze de wereld aan en als ze die even niet aankunnen, dan vinden ze de troost bij elkaar.

‘Wij zagen elkaar soms maanden niet en dan weer een paar weken of dagen wel. Alles tussen ons was heftig. De liefde, de seks, de angst, de boosheden. Het was verscheurend. Samen konden we één zijn en we konden als geen ander tegelijk ook elkaars tegenpolen zijn. Toch maakte Monique mijn leven compleet. Zij is de enige in mijn leven geweest waar ik werkelijk alles mee kon delen. Bij haar was ik vrij. Maar het was onmogelijk om met elkaar een relatie te onderhouden. Zoals wij met elkaar omgingen, zo was het goed. Een intenser verbond kon ik mij niet voorstellen. De wereld draaide om ons.’

Na enige tijd scheidt Monique van haar man en hoewel ze haar leven toch redelijk snel weer op orde heeft, blijft ze kampen met zichzelf. Haar hoofd wil niet mee, zegt ze dan. Ze volgt verschillende therapieën, slikt regelmatig antidepressiva, knapt weer op en knapt na verloop van tijd ook weer af. Ze jojoot door het leven.

Na ongeveer tien jaar volgt er een voor hun doen ongewoon lange periode van stilte. Arnold heeft zijn eigen leven intussen aardig op de rit. Hij leidt nog steeds een bestaan als kunstenaar en docent, en ontmoet Nynke waarmee hij een duurzame relatie ontwikkelt. De liefde tussen Arnold en Monique krijgt een meer vriendschappelijke vorm en de heftige nachten vol muziek, drank, verhalen en seks maken plaats voor een platonische liefde.

Uit respect voor elkaar en uit bescherming voor zichzelf, houden ze elkaar wat meer op afstand. Ze weten allebei dat ze de lont niet in het kruitvat moeten hangen.

Dan, in december 2010, als ze maanden lang geen contact hebben gehad, belt Monique met Arnold. Het gaat niet goed met haar. Ze vertelt dat ze een paar dagen geleden een overdosis pillen heeft geslikt, maar dat het niet genoeg was geweest om dood te gaan. Het nieuws dat het haar zo slecht gaat, treft hem. Hijzelf heeft nu juist rust gevonden in zijn eigen leven en is dolgelukkig met Nynke. Arnold nodigt haar bij hem thuis uit. De ontmoeting is als vanouds. Na twaalf jaar kennen ze elkaar zo door en door dat ze geen enkele moeite hoeven doen om de draad weer op te pakken. Maar dit keer lijkt er toch iets veranderd te zijn.

Alles tussen ons was

heftig. De liefde,

de seks, de angst,

de boosheden. Het

was verscheurend.

Schaadt een vrijwillig verlaten van het leven an

deren

, buitenstaanders?

Page 59: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

116 117

hij niet meteen op haar laatste mail heeft gereageerd. Maar sinds haar overlijden is hij wel meer gaan nadenken over het leven. ‘Ik vind dat een mens alles moet proberen om te leven. Ook al is het leven soms zwaar. Want als je niet uitgaat van het leven, dan ben ik bang dat de dood de enige optie wordt. Ik begrijp wel dat het leven voor sommige mensen op een gegeven moment te zwaar is geworden om nog te leven. Maar het is natuurlijk mijn eigen egoïsme om haar, of wie dan ook, uit het leven te verliezen. Toch moet ik de wens van een ander om uit het leven te stappen, respecteren. Tegelijk is er voor mij iets van de glans van het leven verdwenen. Ik ben sceptischer geworden, onzekerder ook. Bij Monique kon ik mijzelf volledig geven, zonder schroom. Nu durf ik dat niet meer zo goed. Ik sluit mij deels af omdat ik nu besef dat alles eindig is. Misschien zou ik het tegenovergestelde moeten doen, nu Monique er niet meer is, en het leven ten volle leven omdat het zomaar voorbij kan zijn. Maar daar ben ik op dit moment nog niet aan toe. Ik zie het lichtje op de toren nog iedere dag. Het is leeg zonder haar.’

Op 27 januari 2011 besluit Monique uit het leven te stappen. Ze kiest ervoor zichzelf op te hangen in het park.

‘Het was hetzelfde park als waar wij vroeger vaak samen kwamen. Je hebt daar veel hoekjes waar je ongestoord je gang kunt gaan. Niemand ziet je daar. Daar maakten wij vroeger dankbaar gebruik van. Ik heb die avond een fles whisky achterover geslagen. Dit mocht ze niet doen. Ik was verscheurd en in de war. Volslagen verdoofd. Ik voelde me in de steek gelaten. Ik fantaseerde wel eens over samen weggaan. Ze heeft me die kans voor altijd afgenomen. Ik was woest en voelde me niet eerder zo met lege handen staan.’

Als Arnold uit het raam kijkt ziet hij in de verte een toren staan met bovenin een lichtje; een baken voor de luchtvaart. Monique die in een andere wijk van dezelfde stad woonde, kon dat lichtje vanuit haar woonkamer ook zien. Hij vanuit het oosten, zij vanuit het westen.

‘Als ik naar dat lichtje keek, dan wist ik dat zij er was. Ik respecteer haar besluit. Ik denk dat zij alles heeft geprobeerd wat in haar macht lag. Door haar dood is me iets afgenomen. Dat kende ik nog niet.’

Als Arnold naar haar begrafenis gaat, zit hij op de achterste rij. Hij is er alleen heen gegaan. Zijn relatie met Monique was iets tussen hem en haar. Al die andere mensen hadden daar niets mee te maken. De meesten kende hij niet, slechts sommige vriendinnen had hij wel eens eerder gezien. Hij vond ze aardig.

‘Het was een mooie begrafenis. Het leek wel alsof er een popster werd begraven. Al die mensen die haar kenden, om haar gaven. Het was groots en ontzettend druk. Ik voelde me er volkomen misplaatst. De hele ceremonie was voor mij nogal surrealistisch. Er werd ook nog eens een lied gedraaid dat ik haar ooit gegeven had. Ik voelde me alsof ik een foute film was binnengestapt. Dit was niet echt.’

Nu, een jaar later, vindt Arnold het nog steeds erg moeilijk om over de dood van Monique te praten. ‘Haar dood is nog altijd een grote open wond. Ik heb vaak nagedacht over de mail die ze een paar dagen voor haar dood aan me stuurde. Nu, achteraf, begrijp ik de werkelijke betekenis van haar woorden. Ze was kunstenaar, schrijfster. Ze schreef zo ontzettend veel. Soms pagina’s aan een stuk. Door haar emotionele instabiliteit kreeg ik wel vaker zwaarmoedige teksten van haar, maar het loste zich eigenlijk altijd wel op. Alleen dit keer was het haar menens. Dat had ik niet gedacht.’

Ondanks de machteloosheid en het intense verdriet dat Arnold voelt over de dood van Monique, voelt hij zich niet schuldig over het feit dat

Nu, achteraf,

begrijp ik de

werkelijke

betekenis van

haar woorden.

Page 60: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

118 119

Jannie kan met haar kinderen nog altijd niet praten over de zelfgekozen dood van haar dochter Marianne. Ze liet een cassettebandje voor haar moeder achter. ‘Ik ben zo blij dat ik het geweten heb, nu hoef ik mij nergens schuldig over te voelen.’

Op maandag 26 juni lag er een kaart op de mat:

Lieve, lieve mam, Wees niet verdrietig voor mijIk vind het mooi geweest.

Ze is net geen 36 geworden.Gelukkig wist ik het. Ik ben zo dankbaar dat we erover hebben kunnen praten, dat ik wist wat ze van plan was. Ik wist alleen niet precies wanneer. Mensen zeggen vaak: ‘Waarom heb je haar niet tegengehouden?’, maar dan denk ik: hoe en waarom had ik dat moeten doen? Ze was zo vaak ongelukkig…

Ze was een blij kind, iets teruggetrokken, gevoelig, maar wel blij. Op school ging ook alles prima, haar rechtenstudie heeft ze cum laude afgerond. Daarna ging het mis. Na een vakantie met haar vriend kwam ze volledig in de war thuis. Ze hebben haar opgenomen in het AMC, zelfs even in de isoleer. Uiteindelijk is ze een half jaar in het AMC gebleven. Ze had er het liefst willen blijven, ze hield van de structuur daar. Maar toen ze de boel weer een beetje op een rijtje had, moest ze daar weg. Ze kreeg een eigen woning, die hebben we nog samen opgeknapt. En ze kreeg de beste banen. Maar ze is nooit meer dezelfde geworden, het ging eigenlijk alleen maar slechter. Ze kreeg een verkeerde vriend waar ze veel te lief voor was en kwam opnieuw in moeilijkheden. Ik heb haar altijd voorgehouden dat ze niet voor haar problemen weg moest lopen, maar nu zei ze: ‘Mam, dit probleem loopt harder dan ik…’

Niet lang daarna sprong er een jonge vrouw van een gebouw bij haar in de buurt. Ze hebben haar op kunnen lappen en Marianne vond dat zo verschrikkelijk. Toen heb ik haar rechtstreeks

Jannie

gevraagd of zij ook zoiets van plan was. ‘Wil je dat echt weten?’ vroeg ze. Ik zei: ‘Ja kind, ik heb je op deze wereld gezet.’ Natuurlijk kwam haar antwoord als een schok, maar toch was het geen verrassing. We hebben wel direct besproken dat ze het probleem niet bij anderen neer zou leggen, niemand een trauma zou bezorgen. Vanaf dat gesprek is ze altijd heel open tegen me geweest. We wonen hier vlakbij de zee en tijdens een wandeling over de dijk zei ze eens: ‘Mam, zal ik zwembandjes kopen, dan lopen we samen het water in.’ Ik heb geantwoord dat zij misschien al zover was, maar ik nog niet.

Zij dus wel. Op zondag heeft ze een brief met haar sleutel bij de huisarts in de bus gedaan, die heeft haar maandag gevonden en mij direct gebeld. Ze had de door haar opgespaarde medicijnen ingenomen en een plastic zak over haar hoofd gedaan. Gelukkig hebben ze gewacht met haar weghalen zodat ik in haar eigen woning afscheid van mijn kind kon nemen. Alles was keurig opgeruimd, geen afwas in de keuken en de administratie gedaan. Voor mij had ze een cassette bandje achtergelaten waarop ze afscheid van me neemt en haar laatste drie dagen beschrijft. En haar wensen voor de crematie en een afscheidswoord voor de aanwezigen daar.

Ik ben zo blij dat ik het geweten heb, nu hoef ik me nergens schuldig over te voelen. Ik denk nooit: had ik maar… Ik weet dat ik alles heb gedaan en dat zij alles heeft gedaan wat mogelijk was.

Ik ben nu 77. Mijn man is al jaren geleden overleden. Ik heb nog twee dochters en een zoon, met hen kan ik niet of nauwelijks over Marianne praten, dus houd ik mijn mond maar. Dat maakt het wel eenzaam. Dan denk ik soms: had ik de moed maar om ermee te stoppen, maar ik heb haar beloofd dat ik door zou gaan. Ik heb wel vast laten leggen dat als mijn tijd gekomen is haar as en de mijne uitgestrooid zullen worden over het water. Gaan we toch nog samen de zee in.

‘Wees niet verdrietig, dat ben ik ook niet.’

‘Ik heb het leven weinig te bieden en het leven heeft mij ook niet zoveel meer te bieden.’

‘Het grootste probleem is, dat ik niet meer met mezelf leven kan zoals ik ben geworden.’

‘Het is nu vrijdag. Ik heb net wat planten gekocht en cadeautjes voor iedereen.’

‘Ik heb nog even nagedacht over de crematie. Ik wil graag een echte plechtigheid met zoveel mogelijk mensen die iets voor me betekend hebben…’

‘Aan de ene kant is het verdrietig, maar niet voor mij. Ik ben geen leuk mens meer…’

‘Ik moet dit alleen doen. Ik kon jou niet helpen toen jij mij op de wereld zette, jij kan mij nu niet helpen.’

‘Het is toch een rijk moment dat je de kans krijgt om afscheid te nemen van het leven omdat je daar zelf voor kiest, niet omdat het je overkomt.’

‘Goeiemorgen mam, heerlijk geslapen. Ik ga zo de administratie even allemaal afwikkelen. Die skate night zal wel niet doorgaan in verband met de regen…’Ik ga zo even uit eten, ik wil nu geen rommel meer in de keuken.’

‘Wat ik nog even zeggen wil, ik heb net mijn jurk gewassen, die bruine, zwierige bloemetjesjurk, die wil ik graag aan. En misschien is dat broekpak wel wat voor jou, we hebben toch zowat dezelfde maat…’

‘Ik ben net even naar Dirk en Albert Heijn geweest om de boodschappen te doen. Ik heb al koffie, thee en suiker, plastic bekertjes en een heerlijke rosé. Ik ga nu nog even wat rode wijn halen, die ben ik vergeten.’

‘Misschien kun je een zalmsalade maken, ik heb tomatensoep en groentesoep gemaakt. En een folder van de pizzeria hier in de buurt, die bezorgt gratis.’

‘Ik ga straks de brief even naar de dokter brengen en de sleutels bij hem in de bus doen…’

‘Ik hoop dat je me het vergeeft en dat je gaat zorgen dat het jouw leven niet gaat beheersen want daar schiet niemand wat mee op…’

‘Dag lieve mam.’

De volledige afscheidstekst is te beluisteren op de website: lemmensdilemma.nl/klaar

Laat elkaar niet los.

Page 61: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

120 121

Paul is de zoon van Klaas. Sinds hij weet van zijn vaders wens om zijn levenseinde in eigen hand te houden, is hij een belangrijk aanspreekpunt. ‘Mijn moeder leed ondraaglijk. Dat mijn vader dat wil vermijden, kan ik invoelen. Als ik hem daarin kan ondersteunen, zal ik dat doen.’

Mijn vader heeft altijd de regie gevoerd over zijn eigen leven. Dat is deels te danken aan zijn geweldige gezondheid. Hij heeft nog nooit iets ernstigs gemankeerd, en is dus nooit noodgedwongen afhankelijk geweest van

anderen. Maar het heeft vooral te maken met zijn karakter. Hij is trots, onafhankelijk, en een individualist, geen gezelschapsmens. Hij woont nog steeds op zichzelf en kan zich met steun van zijn kinderen goed redden. Hij kan zich niet voorstellen dat hij die vrije positie in zijn eigen huis zou moeten opgeven. Hij kan zich ook niet voorstellen dat hij ernstig ziek, bedlegerig, of anderszins totaal afhankelijk van anderen zou worden. Ik weet ook zeker dat hij daar slecht mee om zou gaan. Hij zou doodongelukkig worden.

Ondanks zijn goede gezondheid komt ook aan zijn leven een keer een eind; een eind aan een mooi, lang en goed leven. Waarom zou het eind een kwelling moeten zijn? Als hij geluk heeft, komt het zomaar een keer, pats boem, zonder lijden. Maar in de meeste gevallen gaat er een onaangenaam slijtageproces aan vooraf. Ik kan me heel goed voorstellen dat hij dat niet wenst door te maken. Dat hij zelf wil beslissen wanneer voor hem het moment is gekomen: tot hier en niet verder. Dat de wetenschap dát hij dat zelf kan beslissen hem rust geeft.

Ik zou het zelf niet anders willen. Het idee de baas te zijn van je eigen leven is een groot goed. Onze familie is niet religieus, er is geen andere macht aan wie we menen verantwoording te moeten afleggen. De mogelijkheid om er zelf op humane wijze een eind aan te maken bij een voltooid leven is nog niet geregeld. Euthanasie is mogelijk, bij ondraaglijk lijden. Mijn moeder leed ondraaglijk. Dat mijn vader dat wil vermijden, kan ik invoelen. Als ik hem daarin kan ondersteunen, zal ik dat doen. Ik ben ervan overtuigd dat hij geen onbezonnen stappen zal nemen, daarvoor is zijn gehechtheid aan het leven en zijn familie veel te groot. Je ondersteunt uit liefde en respect, zeker niet uit ongevoeligheid. En ooit staan we op hetzelfde punt.

Paul

Als hij geluk

heeft, komt het

zomaar een

keer, pats boem,

zonder lijden.

Niet nu, hoor, begrijp me goed, maar als de tijd daar is.

Page 62: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

122 123

Steven is de zoon van Eeke. Hij en zijn zus zaten aan het bed van hun moeder toen zij de plastic zak over haar hoofd trok. ‘Mijn moeder wilde het eerst helemaal alleen doen. Ze was natuurlijk ook bang dat mijn zus en ik strafbaar zouden zijn.’

De keuze van mijn moeder was een optelsom van haar karakter en haar ziekte. Anderen leven ermee door, zij kon dat niet. De angst voor aftakeling, voor het uit handen moeten geven van de controle was te groot. Ze wilde niet wachten tot het

‘ondraaglijke en uitzichtloze’ lijden. Soms denk ik wel eens: als ze een pil klaar had liggen, een zekerheid dat ze er zo uit kon stappen, had ze misschien nog wel iets langer door willen leven. Maar dat weet je natuurlijk nooit.

Nu is de dood voor ons ook nooit zo’n punt geweest, niet voor mij, niet voor haar en niet voor haar moeder. Nadat mijn grootmoeder was overleden is het eigenlijk heel snel gegaan, mijn moeder vond voor zichzelf geen reden meer om langer te wachten. Ze begon hierover te praten met anderen, met ons, met vriendinnen en gaf zichzelf nog een half jaar. Al snel zag ze in dat die periode te lang zou zijn. Een half jaar afscheid nemen, een half jaar bezig zijn met de naderende dood was onmenselijk, voor haar en voor haar omgeving. Toen werden het drie maanden en uiteindelijk maar anderhalve maand. Eerst waren er nog dingen die ze per se wilde doen: elke dag gebak eten, nog een weekendje naar Parijs. Ik merkte dat ze er echt klaar voor was toen ze aangaf dat ook dat eigenlijk niet meer hoefde.

Het was haar al duidelijk dat ze nog veel te goed was om door een arts geholpen te worden. Voor euthanasie kwam ze dus niet in aanmerking en dat wilde ze eigenlijk ook niet, ze hield graag de regie. Medicijnen innemen was voor haar ook geen optie. Ze slikte zelf al zoveel dat ze nooit zeker kon zijn van een afdoende werking, met alle gevolgen van dien. Jaren geleden had ze in het ‘Schotse boekje’ al gelezen over de methode met de plastic zak. Nadat ze zich goed had laten informeren over alle andere mogelijkheden bij zowel Stichting de Einder als de NVVE heeft ze uiteindelijk voor deze methode gekozen. Ze werd daarbij begeleid door iemand van de Leden Ondersteuningsdienst van de NVVE.

Mijn moeder wilde het eerst helemaal alleen doen. Ze was natuurlijk ook bang dat mijn zus en ik strafbaar zouden zijn. We hebben alles zo goed mogelijk uitgezocht op internet, maar konden eigenlijk weinig vinden. Zeker niet over wat ons praktisch te wachten stond. Later bleek dat wij daar de begeleider van de NVVE ook om hadden kunnen vragen, maar daar heb ik nooit aan gedacht. Ik zag hem als mijn moeders vertrouwens-

Steven

persoon. Het zou goed zijn wanneer de NVVE de informatie gewoon aan zou bieden. We hebben vrij snel besloten dat we erbij zouden zijn.

De dag voor haar dood twijfelde ze even. Ik heb haar toen gezegd: ‘Niet is niet.’ Voor mij hoefde ze niet, integendeel. Maar de volgende ochtend leek ze in een stroomversnelling te zitten. Ze is gaan douchen en heeft zich helemaal in het wit gekleed. Op haar bed lagen de witte kussens al klaar. De plastic zak, alle benodigde attributen en papieren lagen om haar heen. Mijn zus en ik zaten nog aan de koffie, toen zij al begon met het slikken van haar pillen.

Ik was er totaal niet op voorbereid dat ik daar niet alleen zat voor het gezelschap. Als je aanwezig bent, ben je daar om te zorgen dat iemand van wie je houdt kan doen, gaat doen en kan afmaken wat hij of zij het liefste wil. Dat realiseerde ik me toen pas. Ik wist dat ik niets mocht doen, maar je loopt toch samen het proces door. Want wat als er iets fout was gegaan? Zou iemand het kunnen om niet in te grijpen wanneer die een geliefde in problemen ziet? Ik kan me dat niet voorstellen…

Ze begon eerst wat lodderig te praten, toen leek het alsof ze begon te hyperventileren. Daarna werd ze benauwd, maar ik ben er bijna zeker van dat ze dat niet meer bewust heeft ervaren. Uiteindelijk leek haar lichaam zich even te verzetten en meteen daarna werd het stil. Mijn zus en ik vielen elkaar in de armen, ervan overtuigd dat ze dood was. We schrokken ons rot toen er opeens weer een diepe ademhaling volgde! Dat heeft een paar minuten geduurd, stiltes afgewisseld met af en toe een ademhaling. Toen was ze weg.

Het was geen elegante dood. Ik noem het ‘vervuiling op de binnenkant van mijn ogen’. Ik blijf het zien. Toch was het ook niet zo afschuwelijk. Ik dacht: ‘Oh, als dit het is, dit zou ik in noodgevallen ook wel kunnen.’ Ik heb meteen de huisarts gebeld en hem voor de deur opgevangen. Hij was enorm geschrokken, het was de eerste keer dat hij zoiets meemaakte. Hij waarschuwde de politie. Eerst kwam de wijkagent en daarna een stuk of vijftien anderen. Dat deden ze expres om het onderzoek zo snel mogelijk te laten verlopen. Haar hele flat werd doorzocht en er werden foto’s gemaakt door forensisch rechercheurs. Er werd gezegd dat ze er zo prachtig en zacht bij lag. Dat was ook zo, ze was gewoon mooi, haar gezicht heel rustig. Wij mochten alleen niet bij haar. Ik vond het heel vervelend dat ik haar niet even vast kon houden, niet even bij haar kon zijn. Pas rond drie uur ’s middags gaf de forensisch arts haar lichaam vrij. Ze hebben haar niet meegenomen maar wel meteen de uitvaartverzorgers gebeld. Die kwamen direct, schoven haar

Weet je, van mij

mag de dood

best een ruw

kantje hebben.

Page 63: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

124 125

in zo’n zwarte zak en namen haar mee. Dat vond ik ook niet prettig, ik had haar graag nog even thuis gehouden.Een paar dagen later hebben we haar gecremeerd. Mijn broer, mijn zus, mijn partner en ik. Zonder gasten, zonder rouwkamer, zonder dienst. Alleen wij, de kist en een fles champagne die ze van tevoren al geregeld had. Alles precies zoals ze het wilde.

Weet je, voor mij mag de dood best een ruw kantje hebben. Zou ik het me ook zo goed kunnen herinneren wanneer het minder heftig was gegaan, bijvoorbeeld via een infuus? Ik denk het niet. De herinnering is nu scherp, maar levend. Dat vind ik eigenlijk wel mooi. Van mij mag er ook een pil komen. Niet per se om doodgaan zachter te maken, maar om de keuze te hebben. Want zoals ik al zei, het was niet echt elegant.

‘Al geruime tijd woonden en leefden wij vlak bij elkaar,’ schrijven Jeannette en Carine in het boek ‘De strijd voorbij – Euthanasie in de psychiatrie’, uitgeverij Libra & Libris, 2010. ‘We hadden met dezelfde problematiek te kampen, maar

wisten dat niet van elkaar. Allebei hadden wij een kind dat psychisch heel erg ziek was en uiteindelijk alleen de dood als uitweg zag. Onze beide kinderen hebben gevochten als leeuwen, maar er bleek geen middel, geen therapie, niets beschikbaar dat hen kon genezen. Hun situatie was volkomen uitzichtloos geworden. Alle gereedschap, nodig om te kunnen leven, was hen uit handen geslagen. Ze waren nog hier, maar ze waren de strijd inmiddels voorbij. In totale wanhoop vroegen onze dochter en zoon om hulp bij zelfdoding. Zij wilden dit leven het liefst verlaten op een humane en waardige manier. Met hun moeder en vader naast zich, met een kus, met liefde.’

Het gedroomde afscheid kwam er niet. Tjeerd, de zoon van Carine, is op 7 december 2006, vlak voor zijn zesentwintigste verjaardag, voor een trein gaan staan. Monique, de dochter van Jeannette, stierf op 25 maart 2008 eenzaam met een plastic zak over haar hoofd, een knuffel in haar handen. Ze was 27 jaar. Voor beiden was het een uitroepteken achter een lange lijdensweg.

Monique is eigenlijk nooit een normaal kind geweest en leefde in een geheel eigen fantasiewereld. Toen ze zestien werd adviseerde de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) haar op te laten nemen in een psychi-atrische inrichting. Daar wist men geen raad met haar en jarenlang werd ze heen en weer geslingerd tussen inrichtingen en zelfstandig wonen onder begeleiding van een psychiater en een Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige. Regelmatig liep ze weg, verdween soms wekenlang en ondertussen bezaaide ze haar pad met pogingen om haar eigen leven te nemen. De intensive care was geen onbekend terrein.

‘Je voelt een enorme machteloosheid als je je kind zo ziet en je niets kunt doen,’ zegt Jeannette. ‘Het weglopen, de pogingen… Het is zenuwslopend, maar die omstandigheden worden normaal. Pas later dringt het besef door dat het helemaal niet zo gewoon is.’

Jeannette en Carine

Wat doe je als je kind bij je komt en vol overtuiging meldt: ‘Ik wil dood.’ Voor Jeannette

en Carine werd deze mededeling een afschrikwekkende werkelijkheid. ‘Wat een dilemma.

Ik kon het lijden niet meer aanzien, maar ik kon hem ook niet doden’, zegt Carine.

Jeannette Croonen en Carine de Vries beseften dat meer mensen met dit dilemma te maken hadden. Zij kanaliseerden hun verdriet in de stichting Euthanasie in de Psychiatrie (www.euthanasi-eindepsychiatrie.nl) waarmee ze streven naar begrip en ijveren voor ‘menswaardig sterven bij ondraaglijk lijden als psychiatrisch patiënt’. ‘Dit is noodzakelijk, want in de psychiatrie is nog steeds geen enkele kentering te bespeuren,’ zeggen ze nu. ‘Terwijl we dagelijks mails krijgen van mensen die situaties vergelijkbaar aan die van ons meemaken. Dat is wat ons drijft: we willen dat deze problematiek zowel in de reguliere als in de psychiatrische zorg anders aangepakt gaat worden. Toen we begonnen wisten we nog niet hoezeer deze problematiek in ons land speelt. We hadden bij de lancering van de website één multomap gereserveerd voor inkomende mails. Inmiddels hebben we een rij van bijna twintig mappen boordevol reacties. De nood is echt hoog.’

Page 64: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

126 127

‘Het was echt een hel om dat intense lijden van je kind te aanschouwen,’ zegt Carine nu. ‘Ik wilde als ouder helpen om op de een of andere manier het lijden van mijn kind te verlichten, maar je kunt niets doen. Op het laatst kotste Tjeerd alles uit. Hij lustte alleen nog abrikozenvla. Dat haalde ik dan maar. Je gaat als vanzelfsprekend mee in die gekke wereld.’

Tjeerd leek in eerste instantie een normale jongen. Als kind was hij druk, nu zou hij de stempel ADHD gekregen hebben. Hij was ook buitengewoon talentvol en intelligent. Hij maakte muziek, componeerde zelf en leerde gemakkelijk. Toen hij zestien jaar oud was, ging er iets mis. Hij stond in de keuken te schreeuwen alsof hij in brand stond. ‘Mam, er is iets geknapt in mijn hoofd,’ zei hij. Onderzoek wees niets uit, maar zijn gedrag werd steeds vreemder. Uiteindelijk kreeg hij de diagnose schizofrenie en psychose. Medicijnen hielpen niet. Zijn leven werd getekend door stemmen in zijn hoofd die hem de meest vreselijke opdrachten gaven. Hij had waanbeelden en pijn. ‘Elke dag was een gevecht met de opdrachten van de stemmen, een gevecht tussen zijn realiteit en de werkelijkheid,’ schrijft Carine in het boek ‘De strijd voorbij’. ‘En vooral ook een gevecht om de schaamte dat hij nu zo afgetakeld raakte, de trots die hij nergens meer kon vinden. Niet alleen geestelijk takelde hij af, ook lichamelijk. Hij kon geen afstanden meer lopen, had altijd pijn in zijn maag, pijn in zijn hoofd en zielenpijn.’

Monique kreeg uiteindelijk de diagnose Borderline en syndroom van Münchhausen. Ze was toen net 27 jaar. ‘Uw kind is heel, heel erg ziek,’ luidde de boodschap. Dat bleek.

‘Ik voel vooral woede over de manier waarop ze heeft moeten sterven,’ zegt Jeannette. ‘Ik weet dat ze daar beter af is dan hier. Dat zeg ik nu. Als je dochter bij je komt met de vraag: “Mam, vind je het goed als ik dood ga”, schrik je in eerste instantie. Zoiets kan gebeuren, denk je dan, maar niet bij mijn kind. Pas toen ik werkelijk begon in te zien dat ze alleen maar steeds zieker werd, kon ik er in meegaan. En als ik toen geweten had wat ik nu weet, had ik het heel anders gedaan. Ik had naar wegen gezocht voor euthanasie of hulp bij zelfdoding. Mijn moeder had Alzheimer en is gestorven door euthanasie. Dat is mooi. Alle naasten konden rustig afscheid nemen. Veel beter dan een dochter die eenzaam een zak over haar hoofd trekt.’

‘Mam, ik wil naar huis,’ zei Tjeerd steeds als hij het over de dood had. ‘Op een gegeven moment kom je ook als moeder zover dat je kunt zeggen: “als dat verlossing geeft dan gun ik je dat”’, zegt Carine. ‘De opperste uiting van houden van is: iemand volledig loslaten. Dat heb ik in die tijd wel geleerd. Het is volkomen egocentrisch om een kind in zo’n toestand bij je te willen houden.’

In het begin was er nog hoop. Maar al snel merkte Carine dat haar zoon op geen enkel medicijn reageerde en dat zijn lichaam daardoor nog verder

Een destijds bevriend

echtpaar vertelde

ons doodleuk dat

hen zoiets nooit

zou overkomen.

Page 65: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

128 129

aftakelde. ‘Op een dag vroeg hij: “Mam, zou je het snappen als ik niet meer wil leven?” Mijn eerste reactie was: “Nee, zover ben ik nog lang niet.” Maar later kwam de berusting.’ Carine ging met haar zoon mee naar de huisarts om over de mogelijkheden van euthanasie te praten. ‘De huisarts wilde niet meewerken en de psychiater liet weten dat euthanasie niet in het beleid van de GGZ thuis hoort. Dan sta je met je rug tegen de muur. En ondertussen begrijpt ook de omgeving er niets van. “Als je maar genoeg van hem gehouden had, dan was dit niet gebeurd,” zeggen ze dan.’

‘Een destijds bevriend echtpaar vertelde ons doodleuk dat hen zoiets nooit zou overkomen,’ vult Jeannette aan.

‘We zouden alles gedaan hebben om haar in leven te houden, lieten ze weten. Ik geloof dat ze het niet helemaal begrepen. Mijn zus en schoonzus snapten het wel. Daar heb ik veel aan gehad.’

Toch stonden Carine en Jeannette alleen bij het vinden van een antwoord op die ene vraag: ‘Mam, wil je mij helpen met sterven?’

‘Ik had het niet gekund,’ zegt Jeannette. ‘Zo een zak over het hoofd, is dat nodig? Ik zou het niet hebben kunnen aanzien. Ik kijk nog steeds weg als ik iets dat in die richting wijst op televisie zie langskomen. Mijn enige troost is dat het lichaam van Monique helemaal intact was. Dat scheelt een stuk bij de verwerking.’

Ook voor Carine was het een brug te ver om haar kind te helpen met sterven. ‘Je eigen kind doodmaken, dat kon ik niet. En dan heb ik het niet over eventuele juridische consequenties, die kunnen mij niet zoveel schelen. Het gaat er om dat het een kind is dat je op de wereld hebt gezet.’ Ze wist waar haar zoon begraven wilde worden, ze sprak er openlijk over met hem. Ook over het feit dat Tjeerd dood wilde. ‘Met wie moest hij het er anders over hebben? Het minste wat ik kon doen was er over praten met hem. Anders had hij zich nog eenzamer gevoeld. Alleen over de manier waarop hebben we het nooit gehad. Hij was in dat opzicht erg trots: als niemand mij helpt doe ik het zelf wel, moet hij gedacht hebben.’

En hij deed het zelf. Hij was al eens op het spoor gaan liggen, maar toen sloeg de angst toe. Daarna heeft hij zich terdege voorbereid. Vlak voor zijn zesentwintigste verjaardag zei hij opeens: ‘Mam, je hoeft niet meer bang te zijn dat ik dood ga.’

Hij is weg gegaan en met een koptelefoon vol harde muziek op zijn oren en zijn handen voor zijn ogen voor een rijdende trein gaan staan. ‘Hij is gegaan op een manier die hem de zekerheid gaf dat het lukte. Maar voor de nabestaanden is het verschrikkelijk. Ik mocht niet eens naar hem toe. Dat kon ook niet. Zijn lichaam was verworden tot duizend stukjes. Ik had graag een haarlok willen hebben, ik heb nu helemaal niets.’

‘Als je maar

genoeg van hem

gehouden had,

dan was dit

niet gebeurd,’

zeggen ze dan.

Saartje is de celliste van Spinvis. In korte tijd kwam de dood op vele manieren langs. Ouderdom, ongeluk, eigen verzoek. Een wrang contrapunt bij de feestelijke optredens met Spinvis. ‘Daar aan de tafel komt het sms’je binnen: ze is vertrokken.’

Deze week is de dood op bezoek. Soms hoor je er maandenlang niets van. Ineens staat hij voor de deur en komt binnen, met of zonder kloppen. Er werd gestorven van ouderdom, twee in een fataal ongeluk en één op eigen verzoek, het leven onmogelijk gemaakt door een slopende ziekte.

De meeste dagen zijn grijs en miezerig. Soms is het ook al een beetje lente. De zon, de regen, de wolken, de wind, in alles is de grens voelbaar. De grens waarna geen terugkeer mogelijk is.

We waren samen.

Wees niet zo droevig. Eet goed, drink en geniet.

Ik rijd van zuid naar noord, over een landsgrens en een paar rivieren heen. Het is zaterdag. Het wordt steeds lichter en in de verte verrijzen de windmolens uit een uitgestrekte, stille polder. Ik rijd. Gedachteloos. Wat valt er te denken na een uitvaart? Een man is uitgevaren. Verder dan we kunnen denken.

Maak je geen zorgen over straks wanneer ik er niet meer ben. Je weet toch nog niet hoe dat zal zijn.

We hebben hem met familie en vrienden herdacht. In een notendop langs alles waar hij meer dan 70 jaar over heeft gedaan. We waren samen. Dat is wat je kan doen. De levende cirkel van zijn leven maken. ’s Avonds speel ik met de band voor een volle zaal in een plaatsje in het noorden. Mensen zingen en bewegen in een ritme. Een cirkel. Waarin het leven wordt gevierd. We kunnen niet anders.

We waren samen.

Wees gelukkig. Ik wil dat je gelukkig bent.

Na afloop enthousiaste mensen aan het tafeltje waar wordt gesigneerd. Een vrouw koopt een cd voor een vriend. Hij is er niet. Zijn vrouw zal die avond inslapen. Ze is 47. Ze heeft gewacht tot haar kleinkind 1 jaar wordt. Dat is die dag. ‘Wil je er iets inschrijven? Voor haar, voor hem, voor allebei?’Daar aan de tafel komt het sms’je binnen: ze is vertrokken.

‘It ’s life,’ zegt ze, andere tekst wegwuivend. Hoe meer dood, hoe meer leven in de woorden van de overblijvers.

Blijf niet alleen. Ik hou van je. Ik wil dat je leeft.

Ga nu maar. Alles komt goed.

Saartje

Je gunt ook iedereen een kort ziekbed.

Page 66: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

130 131

Sarah schuift de taart met brokken tegelijk naar binnen. Terwijl ze eet, bestudeer ik haar gezicht: ze heeft groene ogen, zoals ik, en een mooie gestifte mond, grote stenen om haar vingers… Ik probeer een ongeregeldheid te vinden, maar ze blijft een vrouw die taart eet. Gewoon, alsof ze zich nog op honderden andere taarten verheugt. Kinderachtig van me; zelfs de haast die ze heeft bij de taart, moet ik zonodig opvatten als een teken dat ze tóch wil leven. ‘Ik zie het wel! Je vindt het lekker, hè? Wil je blijven? Elke dag taart, beloofd.’ Helaas. Vóór Sarah besloot dood te gaan, at ze geen taart. Ze stond altijd op de rem. ‘Nu kan ik mezelf zijn,’ zegt ze. Op de vraag of ze dit gevoel niet vast kan houden, antwoordt ze resoluut: ‘Nee.’ Haar onbezorgde schranserij is juist te wijten aan haar naderende dood. Ik mag die haast ziekelijke euforie die ze ervaart niet als relativering van haar wens gebruiken.

De vraag is niet óf, maar hóe. Helium is hip, springen is uit de mode. Ik raad Sarah denk ik ook helium aan: veilig en verkrijgbaar, niet te naar, geen horrorscènes. Er zat een oud dametje in Californië, Sharlotte Hydorn, die voor 60 dollar kant- en klare pakketten aanbood waarmee je een handzame methode in huis had om erin te blijven. Ik zou het zó voor Sarah bestellen, maar dat handeltje is inmiddels opgedoekt. Nu zijn misschien meer wanhopigen genoodzaakt zich, ironisch genoeg, tot de feestwinkels te richten voor een afscheidsfeest zonder ballonnen.

De steun die je bij de Einder kunt verwachten doet dan wel denken aan euthanasie, het praktische verschil met zelfdoding is groot. Wie geen euthanasie krijgt, moet zich bedienen van list en bedrog om aan de middelen te komen. Onze samenleving is slecht ingericht op mensen die zelf tot hun einde besluiten, zowel voor henzelf als voor hun geliefden. Zélf op pad, zélf die pilletjes in de vla

doen, en reken maar niet dat de familie er omheen zal komen zitten. Wie moet er bij Sarah zijn, als zij helium inademt? Volgens de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde vragen per jaar gemiddeld 300 mensen in de psychiatrie om euthanasie, waarvan slechts 2 tot 5 verzoeken worden gehonoreerd. Vijftig van die vijfhonderd kiezen er binnen een jaar voor alsnog te sterven. Dan maar minder netjes. Dat we die mensen en hun families geen waardig afscheid kunnen geven, is een groot manco van de wetgeving.

De meeste mensen willen voort en vinden het moeilijk te geloven dat dat niet de moeite zou zijn. Bij het inschatten van psychisch lijden lijkt wel een natuurlijke neiging tot bagatelliseren op te treden bij de ander. Dick van Brink van Stichting de Einder pleitte er daarom in aflevering 2 al voor dat we helemáál niet zouden moeten willen ‘invoelen’. Maar volgens de euthanasiewet moet een patiënt ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Om aan die condities te voldoen, is invoelen dus een eis, met een gratis begripsprobleem. De arts die je treft heeft zo zijn eigen definities, waar psychisch lijden meestal niet aan beantwoordt. Een aanhoudend verlangen te sterven noemt men een ‘chronische doodswens´. Waar je van een ziekte met zekerheid kunt stellen of hij ongeneeslijk is, kan dat voor een wens niet. Maar we kunnen die mogelijkheid niet voor iemand anders uitsluiten.

Zou het niet beter zijn de patiënt onafhankelijk te maken van de huisarts? Een wereld waarin veilige en idiot-proof doe-het-zelf pakketten verkrijgbaar zijn, met als enige eis een nadenkperiode en volledige doodsgarantie? Helium is hip. Maar nog niet hip genoeg. Wat denkt u ervan, Ivan Wolffers?

Geachte heer Wolffers,

Vriendelijke groet,

Emma Curvers

Helium is hip

Met mijn beslissing lief te zijn

voor mezelf door te stoppen

met leven, durf ik nu te ervaren

hoe fijn het is om lief te zijn voor

mezelf bij leven.

Ik vind dat je de keuzes van je

dierbaren moet respecteren.

Maar als iemand de weg kwijt is,

mag je over de ander z’n grens

gaan. Om hem te beschermen.

Page 67: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

132 133

‹ ‘Tachtig kilo’, riep ze trots. Daarna stapte ze van de weegschaal. ›

‹ Met twee grote kommen vla helemaal leeggelepeld. ›

‹ Binnengekomen in de slaapkamer lag ze daar in bed. ›

‹ De pillen die niet meer nodig waren, spaarde zij stiekem op. ›

‹ Zij nam de pillen met scheppen tegelijk in. ›

‹ Het resultaat van al die pillen was dat er van alles verwoest werd in haar lichaam. ›

‹ Toch was ze alleen maar groot en sterk. ›

‹ We staken de kaarsjes aan en gingen bij haar zitten. ›

‹ Mijn hoofd draait. Mijn hoofd kolkt. Mijn gedachten slaan over de kop. Ik weet het niet meer. ›

Page 68: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

134 135

‹ De doosjes met de restanten pillen op het dressoir. ›

‹ Ze deed het alleen en ik had er toch liever bij willen zijn. ›

‹ Ik heb 25 jaar in de farmaceutische industrie gewerkt. ›

‹ Ik wist dat het strafbaar zou kunnen zijn, behalve als zij de middelen zelf in zou nemen. ›

‹ Nog eens met de huisarts gaan praten. ›

‹ Is doodgaan alleen een oplossing voor lijden? We weten niet wat er gebeurt na de dood. ›

‹ De laatste happen heeft ze niet binnengekregen.›‹ Dat een mens bijna tien jaar op stelten kan lopen, ik wist het niet, en het doet me duizelen. ›

‹ Ik vind dat we alle mensen moeten helpen. ›

‹ Het poeder vermengde ze met de gele vla en ze dronk nog een glas rode wijn. ›

Page 69: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

136 137

‘Hoe is het mogelijk dat een samenleving op het punt komt om diensten aan te bieden om levens te beëindigen?’ Is het altruïsme, omdat we het lijden willen verlichten? Is het egoïsme, omdat wie lijdt de karavaan ophoudt en maar beter kan worden achtergelaten om te sterven?

Evolutiedeskundigen hebben zich met name het hoofd gebroken over de vraag waarom er meer zou zijn dan uitsluitend egoïsme. Als het evolutieproces door het belang van het overleven van ons genetisch materiaal wordt bepaald is altruïsme namelijk onbegrijpelijk. Zou het zo zijn dat samenwerken in groepen van belang is voor mensen en dat het daarom vanuit het idee van egoïsme toch belangrijk is om anderen te helpen – bij wat dan ook? Heeft goed doen secundaire voordelen? Toename van het gevoel voor zelfwaarde, status en invloed? Dieronderzoek laat zien dat dieren elkaar helpen zonder dat er enige andere verklaring voor te geven valt dan zuiver altruïsme. Het is mijn eigen mening dat we zoals voor alle eigenschappen voor beide uitersten van het gedrag aanleg hebben en dat op basis van wat er door onze leefomstandigheden van ons gevraagd wordt één daarvan sterker tot uiting komt. In concreto zou dat betekenen dat in een samenleving waar cohesie verdwijnt en marktdenken een ieder-voor-zich attitude veroorzaakt, we beloond worden op onze egoïstische eigenschappen.

Mensen leven in groepen. In feite komt het er op neer dat we zo’n 150 mensen in onze inner-group hebben. We kennen hun namen ongeveer, weten of ze kinderen hebben en wat ze doen. Bendes, legereenheden, zelfs het gemiddelde aantal Facebookvrienden komt op dat getal uit. Met zijn 150-en houden we elkaar in leven door aandacht, interesse, betrokkenheid. Ons zenuwstelsel en onze mimiek helpen ons daarbij. We roddelen en imiteren elkaars meningen en gevoelens. Zo blijven we erbij horen en voorkomen we verstoting. Tegelijkertijd voorkomen we dat anderen zich nutteloos gaan

Beste Emma,

voelen en zorgen we dat eenzaamheid niet bestaat. Bij baby’s zie je al dat emotionele verwaarlozing leidt tot achteruitgang en eventueel zelfs de dood. Bij volwassenen is het niet veel anders.

Jammer dat in onze snel individualiserende samenleving de groep als warme verzorgende en aandacht gevende eenheid voor veel mensen niet meer functioneert, dat de stress om erbij te blijven horen te groot wordt en dat het leven voor een enkeling uitzichtloos wordt. In andere – traditionelere – samenlevingen kent men het fenomeen niet. ‘Hoe we dat zo ver hebben kunnen laten komen?’ We hebben in een eerder stadium de kans blijkbaar gemist om ervoor te zorgen dat de ander zich betekenisvol genoeg vond. Efficiënt als we zijn zullen we, als het veel te laat is, alsnog proberen het op te lossen en willen we hulp bieden om mensen die voelen dat ze ons in de weg lopen naar de uitgang te helpen. Had die energie liever gestopt in de fase waarin het nog uitmaakte.

Wat zou ik – Ivan – doen als ik tot Sarahs vriendenkring behoorde? Ik zou haar haar gang laten gaan en haar niet proberen tegen te houden. Ik zou haar wens en wezen respecteren maar niet hoogmoedig willen worden door te denken dat ik er iets aan bij moet dragen.

De sjamaan Don Juan en Castaneda, de schrijver van het boek ‘The teachings of Don Juan’, zien op een drukke weg een slang liggen. Castaneda tilt hem op en legt hem aan de kant van de weg.

‘Waarom doe je dat?’ vraagt Don Juan.‘Omdat hij anders plat gereden wordt door een auto,’ antwoordt Castaneda.‘Maar hoe wist jij naar welke kant van de weg hij onderweg was?’

informeert Don Juan.Ik zou Sarah haar gang laten gaan en de simpelste manier is door niet meer te

eten. Zeker geen taart.

Hartelijke groet,

Ivan Wolffers.

Zeker geen taart

Hoe meer het einde nadert

hoe opener en duidelijker ik in

mijn affectie naar anderen ben.

En dat is fijn.

Ze liet me geloven dat alles

beter ging, dat ze onderdeel

uitmaakte van mijn toekomst,

dat ik haar snel weer zou zien.

Page 70: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?
Page 71: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?
Page 72: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

142 143

steeds slechter met mijn schoonouders en mijn vrouw en ik hebben ze naar hun einde begeleid.’

‘Mijn schoonmoeder begon te dementeren. Eerst gingen mijn schoonouders samen naar een verzor-gingshuis, maar toen het samenwonen niet meer mogelijk was omdat mijn schoonmoeder begon te dementeren, verhuisde zij naar de gesloten afdeling. Mijn schoonvader mocht wel in hetzelfde huis blijven, maar moest verhuizen naar een woning voor alleenstaanden op een andere verdieping. De man had altijd

een eigen dansschool gehad, was zo zelfstandig. Nu was hij niet alleen zijn school kwijt, zijn auto, zijn bestaan, maar ook nog eens zijn woning en zijn vrouw.’Henk vertelt het rustig en beheerst, maar zijn de reden voor zijn huidige werk wordt langzaam duidelijk. Zeven jaar geleden kreeg zijn schoonvader last van zijn prostaat en van een liesbreuk die er waarschijnlijk al zo’n veertig jaar zat. Om de problemen te verhelpen moest hij volgens de artsen een ingrijpende operatie ondergaan. Hij weigerde. Er werd een katheter geplaatst en de eens zo zelfstandige 89-jarige man vroeg direct bij thuiskomst, op vrijdagmiddag om vijf uur, om een po-stoel en een gesprek met de huisarts.

‘Hij deed een verzoek om euthanasie, maar de huisarts wilde hier niet aan meewerken. Pa besloot toen te stoppen met eten, maar de verzorging respecteerde zijn beslissing niet. Volgens protocol bleven ze hem een paar keer per dag een bord voor zijn neus zetten. Later, toen hij al behoorlijk verzwakt was, wilden ze hem elke dag uit bed hebben, dat was zo goed voor zijn bloedsomloop. Mijn vrouw Corrie en ik hebben heel wat strijd moeten leveren om te zorgen dat ze hem met rust lieten!’ Omdat hij af en toe toch wat dronk heeft het 21 dagen geduurd voor zijn schoonvader uiteindelijk rustig overleed.

‘Daarna begon hetzelfde verhaal met mijn zeer diep demente schoonmoeder. Zij stopte heel natuurlijk zelf met eten, wanneer je haar eten aanbood draaide

Henk Schapendonk werkte 41 jaar bij de Belastingdienst. Na ervaringen met zijn schoonouders die stierven door te stoppen met eten, ging hij als vrijwilliger werken bij de NVVE. Nu begeleidt hij mensen met een stervenswens. ‘Het is geen gemakkelijk werk, natuurlijk niet, maar wel heel dankbaar.’

‘Ik begin altijd met drie vragen: wat is er gebeurd, wat heeft het met je gedaan en hoe nu verder?’

Nog bezig met het maken van een kop thee geeft Henk Schapendonk meteen al blijk van een behoorlijke directheid. Zijn zachte ‘g’ verraadt zijn Brabantse achtergrond. Op een oude landkaart wijst hij het dorpje Capelle aan, waar hij 68 jaar geleden ter wereld kwam. Zijn moeder was protestants, zijn vader katholiek, maar Henk is geen van beide.

‘Ik wens degene die gaat altijd wel een goede reis, maar zelf denk ik niet dat die ergens heen gaat. Als ik ergens in geloof dan is het in zelfbeschikking.’

Wat hij wel heeft meegenomen van thuis is de zorg voor anderen, het helpen waar het nodig is.

‘Ik ben nu zo’n 10 jaar met pensioen. Ik kon natuurlijk gaan vissen óf ik kon nog iets nuttigs gaan doen. Vissen deed ik al hoor, soms zelfs zonder aas, gewoon om even goed na te kunnen denken over moeilijke situaties. Als je langs het water gaat zitten staren, denken de mensen dat je gek bent, maar als je een hengel vast hebt is het goed!’

Er volgt een lekkere ronde, Brabantse lach.

Eerst ben ik een paar jaar slachtofferhulp gaan doen. Vanwege mijn werk was ik al gewend naar mensen te luisteren, met mensen te praten. Maar toen ging het

Henk

Page 73: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

144 145

ze haar hoofd weg. Eenennegentig was ze toen. Drinken deed ze nog wel. Sommigen van de verpleging begonnen haar via een injectiespuit voedsel toe te dienen, onder dwang, zonder toestemming! Razend waren we. Ik heb toen gedreigd haar mee naar huis te nemen.’

Uiteindelijk bereiken Henk, zijn vrouw en de verpleeghuisarts een compromis. Moeder blijft in het verzorgingshuis, maar het gedwongen voedsel toedienen stopt. Binnen een week is ze gestorven.

‘Ze had een hekel aan ruzie. Ik denk wel eens dat al die ellende het voor haar heeft versneld…’

‘Ik ben daarna meteen lid geworden van de NVVE. En toen ik even daarna in het blad Relevant een vacature zag

voor vrijwilliger heb ik daar direct op geschreven. Ik werd uitgenodigd voor een gesprek en ben aangenomen.’

‘Het is geen gemakkelijk werk, natuurlijk niet, maar wel dankbaar’. En zijn vrouw Corrie – ‘mijn anker en huispsycholoog’ – staat vierkant achter hem, bij haar kan hij zijn verhalen kwijt. Verhalen van de gemiddeld dertig contacten die hij per jaar door krijgt van de NVVE.

‘Daar zit van alles bij, hoor. Mensen die hulp vragen bij het invullen van de papieren of die advies willen voordat zij met hun huisarts over euthanasie gaan praten. Ze zijn van alle leeftijden, ook jongeren. Er is geen leeftijdsgrens, nou ja, vanaf 23 jaar dan, maar ik ben met hen natuurlijk wel een stuk terughoudender.’Hij komt allerlei vormen van lijden tegen, van psychische klachten tot terminaal ziek en van dementie tot lichamelijke aftakeling. En natuurlijk neemt hij elk verzoek serieus, hoe moeilijk ook. Van deze dertig contacten ‘gaan’ er uiteindelijk zo’n stuk of tien en met elk van hen doorloopt Henk zorgvuldig zijn traject.

‘Ik stel ze mijn drie vragen. Ik wil dat ze me vertellen waarom, op welke manier en wanneer. Voor mij is euthanasie met de hulp van de huisarts de koning onder de manieren. Ik laat ze altijd eerst hun huisarts de vraag stellen: ‘Als ik wettelijk gezien in aanmerking kom voor euthanasie bent u dan bereid mij te helpen en zo nee, wilt u dan samen met mij naar een huisarts zoeken die hier wel toe bereid is?’ Wanneer het antwoord

daar ook “nee” op is, adviseer ik ze hun zorgverzekering te bellen, soms helpen zij hierbij.’

De tweede methode is het innemen van medicijnen. Hij kan de mensen adviseren met behulp van een lijst en kan bovendien de hulp inroepen van een instituut om eventueel in het buitenland aangeschafte medicijnen te laten testen.

Een derde optie is het zogenaamde ‘versterven’, het stoppen met eten en drinken. ‘Maar dat is erg afhankelijk van leeftijd en gewicht, hoor. Het is niet voor iedereen geschikt.’

Nummer vier op de lijst: de plastic zak. Inhumaan? Henk vindt de methode zo slecht nog niet. Wanneer het mis gaat, wanneer de zak losraakt, is er geen lichaamsbeschadiging zoals bij de medicijnen. Je slaapt alleen lang. En wanneer iemand er niet klaar voor is, zal hij het niet doen. Het zijn dan te veel stappen om te zetten.

‘Ik maak ook een afspraak met mijn contacten: zolang ze met mij in gesprek zijn denken ze niet langer na over vreselijke andere dingen, zoals van een flat af springen of zoiets. Ik ben heel duidelijk en helder. Ik heb nog nooit iemand geweigerd, maar heb wel wat pittige discussies gehad. Ik wil dat ze het netjes afronden, geen losse eindjes. Familieleden in de ogen kunnen kijken, niet via een briefje afscheid nemen en zo. Wat denk je dat die mensen dan doormaken? Vaak worden we het eens,

Page 74: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

146 147

soms niet. Maar we komen er altijd wel uit, ze vertrouwen me. Ik neem alles met ze door, ook nog vlak ervoor. En ik vertel ze precies wat er daarna met ze gebeurt. Dat geeft rust.

De hele gang van zaken rapporteer ik dan aan de NVVE. Ik doe dat meestal vrij uitgebreid, maar het mag ook summier. Die rapportage kan dan eventueel door huisartsen, politie of familie, in overleg met het bureau, ingezien worden.’

Eenmaal ging het contact verder dan alleen de voorbereiding.

‘Ik ben toen, na verkregen toestemming van de NVVE, bij zo’n zelfdoding aanwezig geweest. Het betrof een jonge vrouw die ik gedurende een aantal maanden intensief heb begeleid. Nadat mensen om haar heen afhaakten om haar bij te staan, heeft ze mij gevraagd. Mijn vrouw Corrie en ik hebben daar over gesproken en zij vond dat ik er ook die dag voor haar moest zijn. De wetenschap dat zij op een vooraf bepaalde datum tot zelfdoding zou overgaan, trok een zware wissel op mijn gemoedstoestand. Vooraf ben ik er nachten mee bezig geweest. Zij is op een humane wijze overleden, Corrie en ik hebben ook zoals zij gevraagd had de begrafenis bijgewoond. Op verzoek van haar ouders heeft er een nagesprek plaatsgevonden waarbij ook andere familieleden en vriendinnen van haar aanwezig waren. Ik heb uitleg gegeven over het hele traject en heb verteld hoe het die dag was verlopen. Emotioneel

gezien is de periode, vooral na haar overlijden, voor mij zwaar geweest. Het gaat niet in je koude kleren zitten en ik zal het alleen bij hoge uitzondering nog een keer doen.’Vanuit de NVVE krijgt Henk verschillende trainingen, bijvoorbeeld over dementie of psychische klachten.

‘Wanneer mensen me advies vragen bij beginnende dementie, zeg ik ze dat ze eerst in een geheugenpoli moeten laten

vaststellen in welke fase ze zitten. Dan kunnen ze daarna de afspraak maken met hun huisarts, dat ze iedere drie maanden op gesprek komen. In dat gesprek kan de huisarts het verloop vaststellen en ze waarschuwen wanneer de wilsbekwaam-heid in gevaar komt. Maar het blijft een heel lastig gebied.’

De trainingen zijn gratis, net als zijn hulp. Dat trok hem juist zo aan in de NVVE. Natuurlijk krijgt hij wel reis- en telefoon-kostenvergoeding. Bovendien is er de vrijwilligersdag waar hij zijn collega’s kan ontmoeten. De meesten kent hij, hij is een tijdje waarnemend coördinator geweest. En vier maal per jaar komen de vrijwilligers per regio samen om hun

werk in het veld te bespreken. Dat is prettig, vindt hij, het kunnen delen van de ervaringen. De verhalen die hij verteld heeft – en die niet voor publicatie bedoeld zijn – maken duidelijk dat dit ook hoognodig is, hoe goed Henk er ook mee om gaat.

Terwijl de wetgevers zich het hoofd breken over de ‘juiste manier’, de KNMG met een voor normale mensen zo goed als onleesbare, vele pagina’s dikke nieuwe regelgeving komt en veel huisartsen niet weten hoe ze deze toe mogen en kunnen passen, zijn er mensen die dood willen en die op zoek zijn naar hulp. En zijn er mensen als Henk, die alvast doen wat ze kunnen.

Er valt een pil op de gron

d, ik durf hem

niet op te pakken

.

Page 75: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

148 149

Joke Hogenhout is vrijwilliger bij de Einder, een stichting die informatie en steun verleent aan mensen die hun levenseinde in eigen hand willen nemen. Als counselor is ze aanspreekpunt voor haar cliënten. ‘Heel bijzonder. Een counselor is vaak de enige met wie ze hun wensen over een levenseinde bespreken.’

Van belang is absoluut dat mensen op tijd gaan nadenken over de laatste fase van hun leven. Het komt nogal eens voor dat ik mensen spreek, die in eigen regie willen handelen, maar te laat zijn om vanuit die eigen regie voorbereidingen te treffen. Immers, zolang waardige levensbeëindiging in eigen regie in de maatschappij nog niet volwaardig ondersteund wordt (in welke vorm dan ook) zijn de mogelijkheden beperkt en de stappen soms lastig te nemen.

De grondbeginselen van de stichting zijn ook mijn grondbeginselen. Dat kan ook haast niet anders. Deze zaken zijn zo onlosmakelijk verbonden met mijn manier van in het leven staan. Van jongs af aan is autonoom zijn (het zelf doen) een overlevingsstrategie gebleken. En nog steeds. Daarom bied ik mensen begeleiding en persoonlijke gesprekken, waarbij ik er juist van uit ga dat een mens zelf beschikt over zijn leven en levenseinde, autonoom beslissingen neemt over existentiële vraagstukken die ontstaan en daarbij rekening houdt met de verantwoordelijkheid die hij/zij heeft voor zijn/haar omgeving.

Allereerst het voeren van de eigen regie over de laatste fase van hun leven. Dat maakt deze counselinggesprekken heel bijzonder; een counselor is vaak de enige met wie ze hun wensen over het levenseinde bespreken. En omdat de uitgangspunten (non directief,

Joke

geheimhouding) vanaf het begin helder zijn, ervaren cliënten vaak vrijheid en ruimte om hun gedachten en hun wensen uit te spreken. Dat maakt de situatie concreet en toetsbaar voor de cliënten. Wat het resultaat ook zal zijn.

Het tweede onderwerp in de gesprekken betreft dan ook de kwaliteit van beslissingen die volgen uit de geformuleerde gedachten en wensen. Autonoom keuzes willen en kunnen maken betekent verantwoordelijk-heid dragen, ook voor de omgeving. Deze omgeving is dan ook onderdeel van de gesprekken. Tot slot gaat het in de gesprekken veel over de waardige en weloverwogen wijze waarop iemand eventueel zelf het levenseinde wil regisseren.

Ook jongere mensen komen soms al in de situatie terecht dat ze een doodswens willen bespreken om vanuit de reflectie van het gesprek weloverwogen te kiezen. Hoe voltooid is het leven: wanneer de (vaak medische) omgeving geen mogelijkheden meer ziet tot verbetering en je zelf niet meer zo verder wilt? Lastige dilemma’s die soms een nieuw perspectief nodig hebben om tot zuivere keuzes te komen.

Een aantal van de verhalen in dit boek getuigen van bovenstaande dilemma’s. Hier en daar schrijnt het flink. Soms zijn de grenzen van de individuele mogelijkheden bereikt omwille van

het algemene (juridische) belang. Dan stagneren mensen in een voltooide tegenwoordige tijd, waar ze zich niet meer thuis voelen. Laten we vooral blijven nadenken hoe we met individuele ‘voltooid leven’-vraagstukken omgaan in een samenleving waar persoonlijke keuzes van steeds groter belang zijn voor een succesvol leven. Het leven is steeds meer maakbaar, maar dat geldt nog niet voor de dood.

Page 76: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?
Page 77: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

152 153

Soms zie je in de krant zo’n artikeltje over een held die een kind uit een wak viste, en dan denk ik in al mijn eerzucht: ‘Viel mij zo’n zoete speling van het lot maar toe, dat ik ook eens kon demonstreren hoe onbevreesd en dapper ik wel niet ben.’ Nu is het moment daar, het moment waarop ik moet laten zien uit welk hout ik gesneden ben, en dan zul je net zien dat ik het nóg klaar weet te spelen op het moment suprême het verkeerde te doen. ‘Je móet actie ondernemen,’ zei vriend F. met wie ik gisteravond over Sarah sprak. ‘Zeg luister,’ zei ik tegen F., ‘Sarah wil niet gered worden!’ ‘Maakt niet uit. Je mag niemand dood laten gaan.’ Mag niet. Niemand.

Sarah is zich intussen van geen kwaad bewust. Ze heeft gekozen voor de heliummethode en alles is in huis. Het bijzondere is dat ze zo vlak voor haar dood nergens meer kwaad in ziet, dat niemand meer iets te verwijten valt. Geen pijn, geen verdriet. Ze leeft erop los, als een elfje, alledaagse dingen glijden langs haar af. Sarah is gewoon al een stukje dood. En ze is zó blij dat ze kan gaan.

Telkens als ik aan mijn ‘heldhaftige’ reddingsactie denk, bedenk ik dat ingrijpen niets blijvend zal veranderen. Sarah wil daarna nog steeds gewoon dood. Zo’n poging zou ijdel zijn, uitsluitend bedoeld om het geweten te sussen. Ik wil doen wat goed is. De vraag die Ivan Wolffers vorige week al stelde: is het nu juist mensenliefde, om Sarah te helpen, of is het egoïstisch om haar vraag te beantwoorden met ja-geknik? ‘Ja Sarah, onze wereld is inderdaad heel erg rot. Sorry voor jou, hè. Ga nu maar.’ Wat zeg ik met mijn niets-doen? Dat Sarah een soort bedrijfsongeval is, een slachtoffer van ontelbaar ongelukkige omstan-digheden. Natuurlijk betreur ik het dat Sarah haar weg in de wereld niet kon

vinden. Schiet mijn antwoord aan haar tekort? Mijn ja-geknik? Verschrikkelijk. Maar alles wat ik zou kunnen doen voelt fout, te weinig, te laat.

Ik heb lang gedacht over een zinnige vraag aan u, een pastor. Oude mensen vertellen me dat ik dit probleem 50 jaar terug niet zou hebben gehad. Toen had ik een zondagse mis gehad, met een pastor voor goede raad, een heilig boek en een plakje natte cake toe. ‘Hád ik maar een heilig boek en een plakje natte cake,’ denk ik nu. ‘Het leven heeft intrinsieke waarde, omdat het een Geschenk Gods is,’ zou die pastor 50 jaar geleden misschien tegen mij hebben gezegd. Nou ja, dat geloof ik niet. Maar ik leef toch in een tijd waarin de moraal schatplichtig is aan het rooms-katholieke gedachtegoed. De mening van mensen als F., dat Sarah moet blijven leven, ondanks het lijden, het verleden en de toekomst, gaat ook uit van een bepaalde ‘heiligheid’ van het leven. Ook zonder het geloof aan te hangen dat het leven een Geschenk Gods is, vinden velen dat het niet aan ons is om er alleen over te beschikken. Mis ik iets?

Als ik Sarah daarom tegenhoud, wijs ik haar op haar plicht verder te leven. Ik zet haar terug in haar stoel als ongemachtigde. Ik vertel haar dat ook háár leven een geschenk is, ook al vindt zij het een vloek. Misschien voeg ik er nog aan toe dat haar leven heus wel opgelapt kan worden, dat ‘na regen zonneschijn komt’? Maar hoe moet ik dat nu weer weten!? Als ik ingrijp, speel ik misschien zelf een beetje voor Godje. Dat kan ik toch niet doen? Wat zou u mij adviseren? Wat kunt u zelfs mij, de niet-gelovige sterveling, nog bijbrengen? Ik ben zeer benieuwd naar uw antwoord.

Geachte heer Koster,

Met vriendelijke groet,

Emma Curvers

Hulp, help

Ik weet niet wat ik moet doen.

Kan ik het maken M. nog te

ontmoeten terwijl zij niet weet

dat dit de laatste keer is?

Het voelt alsof ze gelogen heeft.

Ze heeft zoveel verzwegen en de

dingen die ze zei bedoelde ze in

een andere context.

Page 78: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

154 155

‹ Eerst wilde ze even bidden en zei ze dat ze uitzag naar de

‹ Zo slim dat we weten hoe we mensen met een spuitje sneller dood kunnen laten gaan. ›

‹ Het was alsof de tijd verdichtte en de wandeling nog maar kort geleden was gemaakt. ›

‹ Ik zie haar nog lopen door de gang in gasthuisberg, een reuzin op stelten. ›‹ Omdat ze niet wou gaan, stuurde ze zichzelf met het éne na het andere kluitje in het riet. ›

‹ Het lijden van Greetje vaststellen. ›

‹ Ze is steeds minder gaan eten en steeds meer gaan slapen. ›

‹ Mijn zus is onder erbarmelijke omstandigheden overleden. ›

‹ Het was een flinke wandeling en ik was behoorlijk moe geworden. ›

‹ Soms denk ik: was ik maar een hond. Honden zijn niet zo slim. ›

Page 79: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

156 157

‹ Moeten we ons er niet gewoon buiten houden? ›

‹ Jullie doen helemaal niets! Ik ga jullie helpen, ik doe niets wat ik niet mag, kan en wil. ›

‹ Hij eindigt zijn litanie met: ‘Mijn moeder is dood, mijn vrouw is dood en mijn dochter. En ik wil ook dood. Is daar nou niets aan te doen?’ ›

‹ Zo slim dat we weten hoe we bijna doodgaande mensen in leven kunnen houden. ›

‹ Tegen welke windmolens moet ik nu vechten om hem toegang te verschaffen tot zijn zo vurig gewenste ‘verblijf zonder zorg’? ›

hereniging met haar vader. ›

‹ Hij hoeft zelf geen beslissing te nemen, dat laat hij de natuur voor hem doen. ›

‹ Dat is moeilijk, heel moeilijk. ›

‹ We zien het als onze plicht om iemand die pijn lijdt te helpen. ›

Page 80: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

158 159

Ik ben kloosterling, dominicaan, en studentenpastor in Nijmegen. Bij mijn geboorte gaven mijn ouders mij de naam Theo. Dit betekent: ‘Geschenk van God’. Toen ik midden twintig jaar oud was, kon ik voluit mijn naam bevestigen. Ik ben een geschenk, met al mijn eigenaardigheden. Talloze mensen hebben mij hierbij geholpen door mij te nemen zoals ik was. Ik wilde ook anderen respecteren zoals ik mezelf had leren respecteren.

Van Sarah lijkt een druk afgevallen te zijn nu zij haar beslissing heeft genomen. Afgelopen maandagavond, 5 maart, hoorde ik soortgelijke woorden uit de mond van de ouders en de zus van een student die twee dagen eerder haar leven beëindigd had met de heliummethode. Ze was 19 jaar, vriendelijk, spontaan, creatief. Toen haar familie haar zag met ballonnen en helium, zij woonde nog thuis, vermoedde niemand iets.

De laatste jaren werd duidelijk dat er iets in haar hoofd niet goed was. Soms kreeg ze een aanval en was zij een tijdje van de wereld. De dokters konden haar er niet vanaf helpen. Dat gaf druk. De laatste week van haar leven leek die druk bij haar helemaal weg. Donderdag hebben we haar begraven. Wat me raakte was niet de dood van deze jonge vrouw. Ik kende haar niet. Pijn deed me en doet me nog steeds het verdriet dat ik die maandag ervoer bij de direct betrokkenen bij haar thuis, en donderdag zag bij haar sportvrienden, haar medestudenten, nichten en neven. Bij zoveel jonge mensen. Als zij ervaren had wat ik ervoer, zou zij dan gedaan hebben wat zij deed?

Wat moet je doen vraag je je af. Ingrijpen? Nee. Je staat niet boven haar en je dient haar te respecteren. Is ja-knikken en niets doen het antwoord dat je

geneigd was te volgen? Ook dat kun je en mag je niet doen. Als haar medemens zul je ook jezelf, jouw gevoelens en lastige vragen respecteren. Wat voor haar geldt, geldt voor ieder van ons. Wij hebben onszelf niet gemaakt, hebben elkaar niet gemaakt. Zowel het leven van de ander als het eigen leven vraagt respect en respect is iets wat zeer moeilijk is op te brengen. Ik hoef je niet te vertellen dat leven niet leuk is. Als je dat in je eigen leven nog niet ontdekt had, zie je het in Sarah. Leven is niet leuk, maar zo ontzettend de moeite waard.

Als je niet van plan bent Sarah te volgen en zelf uit het leven te stappen, laat haar dan zien wat het leven jou wél waard is. Dat doe je niet door de held te spelen of met goede raad. Dat doe je ook niet door afstand te houden, verward in de eigen vragen en emoties. Laat Sarah merken wat zij voor je betekent. Laat haar ervaren wat jouw angsten zijn, hoe machteloos je je voelt, laat haar merken wat de invloed op jouw leven is van haar doen en laten. Niet beschuldigend: je staat niet boven haar. Niet jezelf wegcijferend: zij staat niet boven jou. Houd op met piekeren, zeker in haar nabijheid. Als je bij haar bent, wees dan ook bij haar met al jouw emoties en gedachten. Uit eigen ervaring weet ik dat dit het uiterste van een mens vraagt. Je voelt jouw eigen kwetsbaarheid, naaktheid. Respect en zelfrespect horen bij elkaar als twee zijden van dezelfde medaille, en deze medaille kost veel, kost alles. En wat levert het op? De ontdekking dat leven de moeite waard is, of dat ditzelfde leven ook een tragedie kan zijn. Het koninkrijk Gods is nog niet gerealiseerd. Hiermee verwoordde ik donderdag wat velen op dat moment voelden. De huidige wereld is niet wat zij zou kunnen zijn. En dat doet pijn.

Vriendelijke groet,

Theo Koster

Beste Emma,

Het leven is niet leuk

Morgen komt de werkster weer.

Ze mag alles schoonmaken,

behalve de slaapkamer. Die

houd ik dicht.

Ik heb niets meer gedaan.

Page 81: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?
Page 82: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

Mon

day

Mor

ning

Page 83: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

164

van de ander ongelukkig verder leven? Ik dacht het niet. Wat de wereld ook roept, mensen moeten zich er niets van aantrekken. Kies voor jezelf.

Ik sluit me volledig aan bij de broer van mijn personage Michael Keller uit het toneelstuk en de film ‘De Goede Dood’. Hij verantwoordde zijn keuze voor euthanasie met de woorden: ‘Ik heb niks te maken met de dood van jullie, het sterven is van mij.’

Waarom maken mensen zich eigenlijk zo druk over de dood van een ander? Het zal wel te maken hebben met het einde niet willen accepteren. Ik heb daar nooit moeite mee gehad. Ik besef dat ik een mens ben, en hoe fantastisch dit wezen ook is, het is sterfelijk. Ik leef nu – lach me rot, behandel mensen zoals ik zelf behandeld wil worden – en straks is het over. Ik ga naar het Niets en hoef op de aarde geen standbeeld. Die bemoeizucht van mensen, daar heb ik niets mee. Laat een ander toch met rust, laat hem zelf beslissen. En waarom moet er zoveel paniek ontstaan rondom het onderwerp dood? In de westerse wereld is de dood omgeven door veel geheimzinnig-heid. Andere volkeren vieren de dood juist.

In een perfecte wereld sterft iedereen naar mijn mening een humane dood. De dood mag van mij te koop zijn als dat bereikt kan worden. Je moet er natuurlijk wel voorzichtig mee omgaan. De procedure die gevolgd moet worden,

Ik ben voor totale autonomie. Je leeft bewust en maakt je eigen keuzes, dan moet je ook op dezelfde manier kunnen sterven. Je hebt het recht zelf

te beslissen. Het einde moet waardig zijn.

Het liefst zou ik zo snel mogelijk mijn euthanasieverklaring regelen. Ik ben nog niet onnoemelijk oud, maar realiseer me dat het leven soms zomaar voorbij kan zijn.

Hugo Claus respecteer ik zeer. Hij wist dat hij beginnende Alzheimer had en besloot: het is genoeg geweest. Ik zou zelf ook niet dement willen raken. Het moet verschrikke-lijk zijn om in een moment van helderheid je eigen verwardheid te zien. Ik zou ontzettend boos worden op mensen die me in die slechte toestand zouden vragen of ik nog steeds voor euthanasie kies. Belachelijk dat mensen overwegen zoiets aan iemand, die niet bij zinnen is, te vragen. Als iemand de euthanasieverklaring vóór die verwarde periode heeft getekend, mag een arts daar later niet zomaar op terugkomen. Hij moet doen wat die persoon wilde. De rest van de wereld kan wat mij betreft omvallen. Dat geldt ook als het gaat om vrijwillige levensbeëindiging. Als een vrouw van 99, die vindt dat haar leven voltooid is, uit het leven wil stappen, begrijp ik dat volkomen. Als een vrouw van 38 psychisch lijdt en niet meer wil leven, heb ik daar óók begrip voor. Psychisch lijden vind ik gelijk staan aan fysiek lijden. Ook als een naaste mentaal zou lijden en er om die reden uit zou willen

stappen, zou ik daar niet tegenin gaan. Ik zou er wel aan onderdoor kunnen gaan, maar ik vind: ieder bepaalt voor zich.

Mijn familie begrijpt dat ik eruit wil stappen als mijn leven kwalitatief achteruit zou gaan. Zij weten wel wat voor mij kwalitatieve achteruitgang betekent. Ik wil ze uiteraard nergens mee opzadelen en zal zorgen dat ik goed met hen bespreek wanneer het voor mij genoeg zal zijn. Ik zal duidelijk maken dat ik het zéker weet. Als zij weten dat ze dan doen wat ik – zonder twijfel – het allerliefst heb gewild, dan kunnen ze er ook gemakkelijker vrede mee hebben dat ik weg ben.

Het zou lastig zijn wanneer mijn naasten mijn wens niet zouden begrijpen. Ik ben zelf katholiek opgevoed, maar zo gauw ik kritisch na kon denken, ben ik daarmee gekapt. Ik geloof in niks. Uiteraard respecteer ik mensen die vanuit hun geloof een afkeer voor een onnatuurlijke dood hebben. Toch moeten de mensen doen wat ik wil. Het is mijn leven! Anderen moeten dan maar met mijn beslissing in het reine zien te komen. Het is dan de omgekeerde wereld. Als mens en als acteur moet ik me steeds verplaatsen in anderen, en op dat moment verwacht ik dat anderen zich dan enkel in mij verplaatsen. Waarom? Vanwege de relevantie van de keuze. Mijn keuze te gáán is belangrijker dan het begrip voor mijn keuze. Voor mij zitten er namelijk consequenties aan vast. Wegens onbegrip

Mijn keuze te gaan is belangrijker dan de keuze mij te begrijpen.

HUUB STAPEL

Huub Stapel (1954) is acteur. In het toneelstuk en de film ‘De Goede Dood’ speelt hij Michael de broer van een man die euthanasie wil laten uitvoeren. Zijn personage heeft grote moeite met de doodswens van zijn broer. Buiten het decor van film en toneel is Stapel vooral voorstander van de eigen keuze. Volgens Stapel is het belangrijk ons in te leven in het lijden van een ander, maar is het niet nodig om begrip te hebben voor de keuze om te sterven.We moeten ons niet bemoeien met andermans doodswens.

‘Iedereen kan omvallen.’

Self

Port

ret a

s A

Blu

e Sk

yTr

ying

to C

atch

the

Sun

Page 84: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

167

moet afgebakend zijn. Als daar aan voldaan is, moet een vrijwillige dood niet uit de weg gegaan worden. De mensen springen tóch voor de trein. Dan kan je het maar beter controleren. Je moet niet die arme machinist ermee opzadelen of de mensen die de troep op moeten ruimen. Je gunt ook iedereen een kort ziekbed. Levens verlengen, onnodig lijden… Ik gruwel ervan.

Ik hoop dat het onderwerp in de westerse wereld steeds beter bespreekbaar wordt, zodat mensen die met een onnatuurlijk levenseinde geconfronteerd worden uit deze discussie wijsheid en sterkte kunnen putten. Het moet geen egotripperijdiscussie worden, laat het ergens over gáán.

Em

pty

Skie

sG

host

of C

ompl

ete

Lone

lines

s

Der dagen zat. Enige over-peinzingen van een twijfelaar.

JOB VAN AMERONGEN

De discussie over euthanasie is ontegen-zeggelijk in beweging. De (iets) ouderen onder ons herinneren zich waarschijnlijk nog wel het taboe op iedere gedachtewisseling over levensbeëindiging. De tijd dat overheid en clerus nog met gezag het vingertje konden heffen en alles wat afweek van het ‘gewone’ konden wegzetten als onwenselijk gespreks-onderwerp. Het is, zeker in historische termen, nog maar kort geleden. Stapsgewijs – en zeker ook met vallen en opstaan – zijn we van ‘praten over’ tot (onvolledige) eutha-nasiewetgeving gekomen. Nu lukt het de mensen achter het burgerinitiatief ‘Uit Vrije Wil’ om Kamervoorzitter Gerdi Verbeet 120.000 handtekeningen aan te bieden van landgenoten die vinden, dat de euthanasie-wet moet worden verbreed. Niet langer zou ‘slechts’ ondraaglijk en uitzichtloos lijden moeten gelden als criterium voor euthanasie. Ouderen die hun leven voltooid achten, moet bij een weloverwogen verzoek tot levensbe-eindiging hulp worden geboden. Hoewel het realiseren van dit verlangen op korte termijn niet voor de hand ligt en wetgeving nog ver weg lijkt, is het onderwerp doorgedrongen tot de politieke arena. Om daar nooit meer te verdwijnen. Omdat er politieke partijen en volksvertegenwoordigers zijn die het structureel ernst is met het recht op zelf-beschikking in zaken van leven en dood. En vooral omdat het maatschappelijk debat niet zal verstommen. De geest is uit de fles en dat kan in dit geval positief worden geduid. Ik zou eenieder die zuchtend en kreunend de traagheid in het komen tot veranderende wetgeving benadrukt willen aanraden om toch vooral ook de zegeningen te tellen. Er is reeds een berg beklommen.Bij het verloop van de discussie vallen

overigens best nog wat kanttekeningen te plaatsen. Te vaak is het nog ‘zwart’ tegen ‘wit’ en ‘Ajax’ tegen ‘Feyenoord’. De ideologische stellingen, natuurlijk sterk ingegeven door levensovertuiging, zijn betrokken en worden niet gemakkelijk verlaten. Dat mag ook niet verwacht worden. De euthanasiediscussie zou echter aan kwaliteit winnen wanneer er iets meer wederzijdse beïnvloeding mogelijk zou zijn. In het bijzonder voor mensen met een sterke geloofsovertuiging is het moeilijk om te bewegen en de oren te openen voor de argumenten van de opponenten. Wanneer God – en niet de mens – beschikt over leven en dood is luisteren naar de (zondige) argumenten van de ondergeschikten van het Opperwezen niet nodig, zelfs ongewenst. Maar juist wij, het progressieve en liberale smaldeel van het volk, zouden de argumenten van onze opponenten wat zakelijker moeten wegen en niet slechts moeten beoordelen op de afzender. Zo weet ik bijvoorbeeld uit eigener beroeps ervaring dat er een groeiend aantal mensen is dat niet oud(er) wil worden omdat van dreigende opname in een verpleeg- of een verzorgingshuis een grote afschrik-wekkende werking uitgaat. Liever dood dan verpieteren in een ‘zorgfabriek’. Dit gegeven moet tot ernstig nadenken stemmen. Want is er nog wel sprake van een zelfgekozen wens tot levensbeëindiging wanneer die wens wordt ingegeven door maatschappelijke omstandigheden, in dit geval de verslechterende situatie van de ouderenzorg in ons land? Te vrezen valt dat de keuze voor euthanasie bij het verminderen of zelfs geheel verdwijnen van het zelfstandig functioneren minder

Job van Amerongen is verpleegkundige, politicoloog en publicist. Hij studeerde politicologie aan de Universiteit van Amsterdam en volgde daarna een opleiding tot psychiatrisch verpleegkundige. Sinds 1998 is hij werkzaam in de geestelijke gezondheidszorg. Van 1984 is hij actief in zowel de lokale als landelijke politiek voor de PvdA.

Page 85: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

169

gemakkelijk gemaakt zou worden wanneer het peil van de zorg voor onze ouderen fatsoenlijk zou zijn en tot tevredenheid zou stemmen. Om dan krampachtig met het zelfbeschik-kingsargument te blijven schermen, vind ik armoedig. Op dit punt zouden voor– en tegenstanders van euthanasie een gemeenschappelijke bezorgdheid moeten uiten en moet er eerst en vooral een ambitie zijn dat de ouderenzorg wordt verbeterd.

Over zelfbeschikking gesproken: daar zijn we ook wel eens te gemakkelijk en te onvoorwaarde-lijk ‘voor’. Mijn denken over dit onderwerp, met als meest in het oog springende uiting de gemotiveerde levenseindewens, is sterk beïnvloed door mijn werk in de geestelijke gezondheidszorg. Dat betekent overigens niet dat mijn twijfels en tegenstrijdige gevoelens zijn weggenomen: integendeel. Ik raak daar echter niet van in paniek. Snelle en gemakkelijke keuzes in een ingewikkelde discussie als die over het zelfgekozen levenseinde wekken bij mij wantrouwen.

Wanneer is het doodsverlangen patho logisch? Wanneer wij, in dit geval de zorgverleners in de psychiatrie, iemands doodswens als behorend bij een ziekte beoordelen gaan we behandelen. Tot hoe lang gaan we door met behandelen? In hoeverre is er sprake van ernstig machtsmisbruik wanneer we iemand als lijdend aan een ziekte beschouwen en hem daarmee als onvermogend beoordelen over het maken van de meest elementaire keuze, namelijk die tussen leven

Act

ion

Her

oC

loud

en dood? Wie het weet mag het zeggen. Maar niet te snel graag.

Ik ben ooit geïnterviewd door twee stagiaires die een hogere beroepsopleiding in de verpleegkunde volgden. In die tijd werkte ik als hulpverlener op een gesloten afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis. De stagiaires confronteerden me met een uit het dagelijks beroepsleven gegrepen casus. Een depressieve vrouw uitte zich op de afdeling suïcidaal. Het behandel-team besloot de vrouw gedurende de eerste twee weken van haar behandeling geen vrijheden te verlenen. De suïcidaliteit werd beoordeeld als symptoom behorend bij een depressie. Mij werd gevraagd of ik de keuze verantwoord vond. Zonder enige twijfel antwoordde ik bevestigend. De vrouw diende immers tegen zichzelf in bescherming te worden genomen en aan behandeling van haar depressie te worden onderworpen. Langzaam werd de termijn opgerekt. Van twee weken naar een maand. Van een maand naar drie maanden. Van drie maanden naar een jaar. Om uiteindelijk uit te komen bij een termijn van vijf jaar. Bij die termijn van vijf jaar capituleerde ik. De vrouw mocht naar buiten. Natuurlijk was die grens van vijf jaar volstrekt arbitrair. Ik kon het waarom van die termijn op geen enkele manier onderbouwen. Fijntjes werd mij vervolgens medegedeeld dat ik had nagelaten ook maar enige diag-nostische informatie over de aard van de depressie in te winnen. Ging het om een vrouw met een zeer traumatische ervaring, zoals het verlies van naasten bij een verkeers-ongeluk? Indien dit het geval was: hoe moest er dan worden behandeld zonder in platte en onware beweringen te vervallen als dat de tijd alle wonden heelt? Of was er sprake van een onduidelijker beeld, een depressie zonder duidelijk aanwijsbare oorzaken? Bij nadere zelfanalyse bleek ik meer compassie te hebben met de getraumatiseerde vrouw dan

met de vrouw met de endogene depressie. De ene vrouw mocht van mij – hoe coulant – uiteindelijk overlijden. Naar buiten om ‘in volle vrijheid’ van een flat af te springen. Bij de andere vrouw moest er worden doorbehandeld. Onduidelijker ziektebeeld betekende blijkbaar voor de Van Amerongen uit de jaren negentig van de vorige eeuw ook minder rechten om te kiezen niet meer te willen leven.

De Van Amerongen anno 2012 kan, door schade, schande en meer beroepservaring wijs geworden pretenderen tot meer ver-antwoorde keuzes te komen in zaken van leven en dood. De vraag blijft of dat terecht is. Gelukkig hoeft er niet alleen aan mijn beoordelingsvermogen te worden getwijfeld. Want wie gelooft in de objectiviteit van de grens van 71 + wanneer het gaat om de verruiming van de euthanasiewet? Wie kan onderbouwen dat het vanzelfsprekend is dat een 88-jarige het leven als voltooid mag beschouwen terwijl iemand van 53 het recht ontzegd wordt klaar te zijn met het leven? Wie gelooft in de mogelijkheid van totale objectiviteit in nieuwe wetgeving op het gebied van euthanasie?

De verdere discussie over het vrijwillige levenseinde is in de eerste plaats gediend met zorgvuldigheid. Met een – hoe ingewikkeld bij een dergelijk emotioneel onderwerp! – zakelijke uitwisseling van argumenten, waarbij noch God, noch het altijd en overal geldende recht op zelfbeschikking als volautomatische wapens worden ingezet. En tegelijkertijd in het volle besef dat uiteindelijk door de politiek in de vorm van nieuwe wetgeving gemaakte keuzes nooit volledig rationeel onderbouwd zullen kunnen worden. Dat is helemaal niet rampzalig. We moeten ons er echter wel goed van bewust zijn.

Page 86: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

170

Libe

rati

on fr

om F

orm

Cos

mic

Oce

an

Een van de grote bezwaren tegen sterven uit vrije wil komt voort uit de godsdienstige overtuiging dat mensen zelf niet over hun leven

mogen beschikken: dit komt alleen God toe. Inderdaad is door vele theologen deze stelling in de loop der eeuwen betrokken. De klassieke katholieke dogmatiek verwerpt in elk geval sinds Thomas van Aquino (1100) de zelfdoding zonder meer. Deze betekent volgens Thomas een vergrijp tegen God, de samenleving en de persoon zelf. De protestantse traditie is veelkleuriger; hier vinden we pleidooien voor en tegen het samengaan van een geloof in God en eigen keuzes inzake het levenseinde.

We moeten logischerwijs vaststellen dat de vraag of sterven uit vrije wil samengaat met een geloof in (een) God alleen relevant is voor degenen die in God geloven. Deze constatering wordt niet voetstoots door gelovigen aanvaard. Een aantal van hen hecht eraan ook anderen hun godsdienstige en morele overtuiging inzake zelfdoding toe te schrijven, dan wel op te leggen. Maar gelovigen ontkomen er niet aan te moeten uitleggen waarom hun godsdienstige overtuigingen consequenties hebben voor degenen die deze overtuigingen niet delen. Gelovigen hebben immers geen claim op de absolute waarheid, althans niet in de ogen van ongelovigen. Wat voor de een waarheid is (het bestaan van een over leven en dood heersende God) is voor de ander irrelevant. Alleen degenen die vanuit eenzelfde godsbegrip denken, kunnen met elkaar over kwesties als deze zinvol in debat.

Maar morele gelijkhebberij treffen we niet alleen aan bij gelovigen. Ook zonder een beroep op een geloof in God kan een twist over de morele waardering van de zelfdoding hoog oplopen. Een redelijk en zinvol debat is dan niet meer mogelijk. Kern van de argumenten van de tegenstanders van sterven uit vrije wil is dan niet dat God het verbiedt, maar dat zij zelf ertegen zijn. Van hen mag het niet. Omdat zij het moreel niet aanvaardbaar vinden, gaan zij er vanuit dat dat voor anderen mensen ook moet gelden. Ook niet gelovigen kunnen de beschikking van een individu over het eigen leven en sterven verwerpen. Zelfbeschikking inzake het individuele bestaan wordt dan afgeschilderd als een teken van arrogantie en egoïsme. Hier stuiten we op een specifiek mensbeeld, waarin de essentie van het mens-zijn ligt in zijn relaties tot anderen, dichtbij in gezin en familie en verder weg onder vrienden en in de samenleving. Op zich klinkt dit nogal onschuldig en lijkt het onweerlegbaar en acceptabel. Maar het gaat er juist om of er in de menselijke persoon desondanks een domein moet worden aangenomen, waarin ruimte is voor de meest existentiële keuzes in en omtrent zijn bestaan. Dit mensbeeld is een aanname en kan geen absolute geldigheid claimen, maar waarom zou het niet mogen bestaan naast andere visies op het wezen van de mens? Wie geldigheid claimt van zijn eigen visie op de mens zou logischerwijs ook respect kunnen tonen voor de geldigheid van andere visies. Is dit niet juist een kenmerk van de vrijheid van denken en geloven die zo sterk verankerd is in onze westerse traditie?

Sterven ‘uit vrije wil’. En Gods wil dan?

HELEEN DUPUIS

Heleen Dupuis (1945) is sinds 8 juni 1999 lid van de VVD-fractie in de Eerste Kamer. Zij was hoogleraar medische ethiek in Leiden, voorzitter van de Ethische Adviesraad van Sanguin en vicevoorzitter van de Commissie medische ethiek van het Leids Universitair Medisch Centrum. In de Eerste Kamer houdt zij zich bezig met volksgezond-heid, wetenschapsbeleid en hoger onderwijs en ontwikkelingssamenwerking.

Page 87: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

173

John Stuart Mill, de meest invloedrijke denker in de negentiende eeuw in het Verenigd Koninkrijk, wijst er voortdurend op dat ondanks alle verplichtingen die mensen jegens elkaar hebben er ook een eigen domein is, waar individuen ruimte mogen claimen voor hun eigen levensontwerp, uiteraard zonder anderen te schaden. Schaadt een vrijwillig verlaten van het leven anderen, buitenstaanders? Dat kan alleen gelden op het niveau van hun gevoelens. Gevoelens van buitenstaanders kunnen op geen enkele wijze een consistent vol te houden argument vormen tegen sterven uit vrije wil. Want als negatieve gevoelens van de ene mens inzake sterven uit vrije wil geldig zijn, dan geldt dat zeker ook voor de positieve gevoelens van de ander die wenst te sterven. En om diens bestaan of het eind ervan gaat het.

Inzake handelen in het privé domein zijn gevoelens van anderen niet belangrijker dan van degene die een eigen ruimte claimt. In tegendeel. Zou dat waar zijn dan zou het gedaan zijn met het laatste restje vrijheid van mensen om in privé aangelegenheden zijn eigen keuzes te maken.

I Lo

ve th

e W

orld

Wel

com

e

Sarah wil uit het leven stappen. Ze heeft er zo haar eigen redenen voor. Maar ze is jong. Dat maakt ons alert. Want jonge mensen

dienen niet te sterven. Zeker niet wanneer zij gezond van lijf en leden zijn en ook niet geestesziek. Zoals Sarah, die is jong, mooi en gezond. Alleen kan zij het leven niet vatten. Daarvoor heeft zij iets gemist. Sarahs leven is verre van voltooid, het is beschadigd en loopt nu stuk. Ze geeft aan: ik kan niet meer. Haar tegenhouden is geen optie: ze is een volwassen, wilsbekwame vrouw en heeft recht op het maken van haar eigen keuzes. Daarbij zal ze haar weg wel vinden, hoe dan ook. Het leven van Sarah is getekend door een reeks traumatische ervaringen. Ze werd als kind zowel geestelijk als lichamelijk en seksueel mishandeld. Hoewel ze gewoon in de maatschappij functioneert en een redelijke omgang met haar verleden gevonden lijkt te hebben, is ze niet in staat om verder te leven. Haar geschiedenis heeft haar belast met de angst en het onvermogen zich te hechten aan dierbaren. En dus staat Sarah alleen, in haar wereld. Haar vrijheid. Haar dood.

Hoe kan het dat een vrouw als Sarah, die in de kracht van haar leven staat, géén negentig jaar wil worden? Waar is het misgegaan? Kennelijk zijn wij er met zijn allen zodanig

niet voor haar geweest dat het niet meer te herstellen lijkt. Het relationele aspect is, naast het autonome, van grote invloed op de vorming van een persoon. Een mens is kwetsbaar en afhankelijk. In Sarahs geval is er verkeerde of te weinig aandacht geweest. Waarom is er niemand opgestaan die zei: ‘Dit kind wordt geen recht gedaan?’

De kleine dorpskringen en religieuze kringen van voorheen zijn doorbroken, de controle is verminderd, de wereld is mondiger, sneller en groter geworden, maar ook oppervlakkiger. Waar kun je praten over niet-succesvolle zaken of over de dood? Er is een forum nodig – het zou een voorwaarde van goed burgerschap moeten zijn daaraan deel te nemen – waar existentiële en filosofische vragen aan de orde worden gesteld. We zijn gewend weg te lopen voor de dood. Bypass operaties worden bijna klakkeloos ondergaan. Op hoge leeftijd pas denken de mensen dan vaak: wil ik eigenlijk nog wel? Het is goed om éérder over dit soort zaken na te denken.

Ik heb theologie gestudeerd, en me ver- diept in verschillende geloven, zoals het boeddhisme. Uiteindelijk weten we niet wat er na de dood is. Je weet wél zeker dat je dit leven hebt.

Mijn uitgangspunt blijft dat ieder leven

CHRISTA ANBEEK

Christa Anbeek doceert bestaansfilosofie aan de Universiteit voor Humanistiek en is vrijgevestigd remonstrants predikant. Ze werkte eerder als geestelijk verzorger in de psychiatrie. De discussies rondom vrijwillige levensbeëindiging volgt zij nauwgezet.’ Anbeek reageert op Sarah over wie in de Dilemma’s elders in dit boek gesproken wordt.

Je hebt maar één leven. Je moet behoorlijk zeker van je zaak zijn, wil je dat weggooien.

Page 88: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

175

kostbaar is. Er gaat in Sarahs geval iets moois, iets unieks verloren, al ervaart zij dit mogelijk zelf niet. Haar levenseinde mag je wel toestaan – ieder individu heeft het recht zijn eigen visie op het leven te hebben, onder zijn of haar omstandigheden een keuze te maken –, maar dat betekent niet dat een gesprek over haar visie op leven en dood vermeden moet worden. Sarah wil niet met vriendinnen praten over haar doodswens, dat is te begrijpen. Al van oudsher proberen mensen te voorkomen dat een ander uit het leven stapt. Veel hulpverleners in de psychiatrie denken in eerste instantie dat zij zelf iets verkeerd hebben gedaan wanneer een patiënt dood aangetroffen wordt.

Sarah loopt niet bepaalt met haar doods wens te koop. Ze selecteert een klein groepje mensen die zij haar vertrouwen schenkt. Geen van hen behoort tot haar oorspron-kelijke intimi. Dat is kenmerkend. In haar eigen kring durft zij haar diepste gevoelens niet te delen. Hoewel zij haar omgeving niet wil belasten met haar doodswens, betrekt zij haar omgeving er wel bij. Haar vriendin maakt zij executeur testamentair, zonder te vertellen over haar voornemen.

Sarah zou het gesprek aan moeten gaan met iemand die haar doodswens serieus neemt en niet tegen wil gaan. Het alleen zijn in haar gedachten over de dood moet doorbroken worden. Die eenzaamheid als het gaat over haar belangrijkste keuze ooit maakt het schrijnend. Ze moet zich vrij voelen om te praten over wat er precies zoveel pijn doet in haar leven. Is het onherstelbaar? Waarom is haar leven niet leefbaar? Wil zij haar autonomie gestalte geven door weg te gaan? Geeft ze degenen die haar haar trauma aangedaan hebben in feite gelijk door zichzelf te laten verdwijnen? Of wil ze bewust stelling nemen tegen die personen?

Weet ze zeker dat dit de enige manier is? Wat verwacht ze van de dood? Denkt ze vanuit het belang van haar geliefden? Denkt ze dat ze misbaar is? Waarom voelt ze zich schuldig?

Het moet zeker geen moreel praatje worden, Sarah moet in alle vrijheid en eerlijkheid kunnen praten.

Wat ik schokkend vind, is het feit dat Sarah voor het eerst in haar leven voor zichzelf lijkt te kiezen. In het gewone leven kan ze kennelijk niet vanuit de autonomiege-dachte handelen. Dat kan ze alleen wanneer ze het leven opheft, met de keuzes van nu. Hoe had dit voorkomen kunnen worden?

Er zullen mensen reageren: ‘Maar wat als Sarah alleen maar aandacht vraagt bij het bespreken van haar doodswens?’ Al zit dat aspect erin, dan maakt het de kans dat ze zich van het leven beneemt niet kleiner. Haar situatie moet serieus genomen worden. Het idee dat ze mág gaan, kan haar óók helpen. Iemand kan door de gedachte ‘Ik hóef niet verder’ beter leven. Je bent niet verplicht om te leven, die gedachte kan helpen om een dag verder te leven, en daarna wéér een dag. Als je de eindigheid dichterbij haalt, kun je ook anders in het leven staan. Het leven kan daardoor draaglijker worden.

Mijn vader stapte uit het leven toen ik 24 was. Een jaar later beëindigde mijn broer zijn leven. Ik wist dat mijn broer dit van plan was en heb hem niet tegen willen houden. Ik nam het als een gegeven. Mijn broer heeft wat gehad aan het idee eruit te kunnen stappen wanneer hij wilde, dan ging het weer een tijdje. Dat hij samenspraak gehad heeft, vind ik ook belangrijk. Toch kan ik niets anders zeggen dan dat zowel mijn vader als mijn broer iets kostbaars misgelopen zijn: de rest van hun leven. Het is goed dat er een discussie ontstaat

Your

Kar

ma

is L

eaki

ngH

idin

g fo

r th

e TV

Page 89: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

176

over vrijwillige levensbeëindiging, maar laat het niet eenzijdig zijn. Je moet het geheel vanuit medemenselijkheid bekijken. De juiste houding zou naar mijn mening zijn: tot het einde solidair met elkaar. Solidariteit is niet per se altijd een uitkomst voor iemand. Maar het helpt wel er te zijn bij elkaar. Wees betrokken bij vragen rondom leven en dood, bij de dood van de ander en je eigen dood. Laat elkaar niet los. Zie in dat Sarahs doodswens belangrijk is voor haar – ook al begrijp je het niet –, erken dat zij haar leven niet leefbaar vindt, dat is ernstig.

Trek je niet terug wanneer iemand de dood als oplossing ziet. Bespreek die oplossing. Help iemand om alle aspecten van die keuze onder ogen te zien. De existentiële hulp mag niet overgeslagen worden, ook al noemen mensen dit, ten onrechte, paternalistisch. Helaas lukt het niet altijd: contact kan niet worden af ge dwongen. Dat vind ik pijnlijk, de ander zo te moeten laten gaan.

De NVVE heeft een goede steen in de vijver gegooid door het gesprek over het zelfgekozen levenseinde weer volop op de agenda te zetten. Uit het leven kunnen stappen is niet zomaar iets, het is niet alleen een verworvenheid. Het maat-schappij-kritische debat kan niet overgeslagen worden. Juristen en artsen regelen zorgvuldig hoe alles binnen de huidige wetgeving kan, maar de achterliggende waarden moeten bespreekbaar zijn. De NVVE zou bij filosofen en ethici hun oor te luisteren moeten leggen.

De slotvraag: mag Sarah dood? Je gaat er uiteindelijk zelf over. Het Duitse woord ‘Freitot’ geeft het goed weer: de mens is vrij om zelf voor de dood te kiezen. Het is een lastige keuze, waar je niet aan ontkomt. Het mag, maar denk er goed over na. Het zou goed zijn als een ander zoveel mogelijk met je meedenkt, want de kwaliteit van het leven zit niet alleen in jezelf, maar ook in omgang met de ander en de omgang van de ander met jou. W

oman

Fou

nd D

ead

on B

edPr

esen

ts fo

r Lo

nely

Peo

ple

Page 90: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

Pers

onal

ity

Cri

sis

Page 91: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

180 181

Het viel te verwachten. Met al dat welgemeende begrip heb ik van mezelf natuurlijk de aangewezen assistente gemaakt. Toekijken wanneer zij een zak over haar hoofd doet, als haar lichaam de laatste strijd levert, tot het ophoudt. Als ik daar niets voor voel, volgt de vraag of ik haar de volgende morgen wil vinden om melding te maken aan de politie. Mijn opties zijn dus: niets doen, helpen bij de voorbereiding, haar de ochtend erop vinden, melding maken, bij haar blijven tot het bittere eind en al dan niet een handje helpen. En als je gelooft dat je iets doet om de juiste redenen, wil je alle openheid verschaffen over de manier waarop je hulp gaf.

Die openheid gaat niet ongestraft. Mensen maken een einde aan hun leven. Mag. Anderen zijn daarbij soms aanwezig. Mag. Helpen bij het vervullen van hun wens? Euhm… Zelfdoding is niet verboden, dus een aanwezige is aanwezig bij een legale gelegenheid. Er is kennelijk grond om die aanwezigheid te verdenken. Zelfs als het, zoals in het geval van Sarah, glashelder zou zijn dat die persoon een doodswens koesterde (zelf voorbereid, alle papieren in orde, afscheidsvideo gemaakt), moet je rekening houden met een nasleep en mogelijke straf.

Als duidelijk is dat iemand naar wens is overleden, is het maar de vraag of verdere vragen een antwoord hebben waar je strafrechtelijk iets mee kunt. Dat zie je wel bij de zaak van Albert Heringa, waar plotseling een medisch-ethische deskundige bij geroepen moest worden. De recente discussie rondom dit thema heeft die lacune in het beleid blootgelegd. Hoewel iedereen zich een goede dood voorstelt als een niet-eenzame dood voorziet de wet niet in een kader voor degene die bij de zelfgekozen dood wil zijn. En dan?

Albert Ilcken. We staan voor de rechtbank. Sarah is dood. Ik was erbij toen dat gebeurde. Ik heb het zaakje even rechtgetrokken toen ze dreigde te overleven. Ook heb ik geholpen met het voorbereiden. Toen alles achter de rug was, maakte ik er melding van en heb ik gewoon verteld wat er was gebeurd. Omdat ik vond dat wat ik deed het juiste was. Krijg ik hier last mee? U mag het zeggen voor de helden na mij die het wél doen. Want ik begin er niet aan.

Ook zonder mogelijke strafrechtelijke consequenties vind ik het ongepast bij Sarahs einde te zijn. De laatste minuten meemaken van iemand die ik nauwelijks ken, is wat mij betreft een ongewenste intimiteit. Iedere willekeurige persoon is individueel gemotiveerd die taak niet aan te gaan – behalve degene die verant-woordelijkheid voor haar wil en kan dragen. Principieel vind ik dat er iemand aanwezig zou moeten mogen zijn. Maar ik kan dat niet zijn.

Maandag kreeg ik een filmpje van haar. Een filmpje dat bestemd is voor vertoning op haar begrafenis. Sarah staat in een overdadige feestjurk in haar woonkamer en zingt lied na lied. Ze ziet er ontwapenend uit, met haar bleke lijf in die veel te zware jurk vol kralen. Sarahs zangtalent is dan misschien beperkt, de overgave die ze in haar liedjes legt niet. Ze houdt haar armpjes kruiselings tegen haar borstkas geklemd en drukt haar ogen gepijnigd dicht als een Piaf. Om haar heen is het daags. Grenen kastjes van Kwantumkwaliteit, een bank met een oranje foulard. Het had een podium moeten zijn, maar het is een woonkamer, waar zij, zonder dat haar geliefden er weet van hebben, voor de laatste keer zingt. Voor wie? De camera. En dat spijt me. ‘On and on the rain will say how fragile we are – how fragile we are.’

Geachte heer Ilcken,

Met hartelijke groet,

Emma Curvers

Assistentie

Ik heb weleens gedacht; dat

als het ooit mis zou gaan, ik het

gevoel zou moeten hebben

dat ik genoeg gedaan heb om

het te voorkomen.

Dank voor alles en dat ik zoveel

van jullie heb mogen leren!!!

Ik heb vandaag nog heerlijk

van jullie taart genoten!

Ik wens jullie alle geluk,

voorspoed en goeds dat deze

wereld aan jullie te bieden

heeft. Heel veel liefs.

Page 92: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

182 183

‹ Waarom ben ik zo slim? Zo slim dat ik er over na kan denken. Zo slim

‹ Een dokter hoort er alles aan te doen om een zieke te genezen. ›

‹ Je kunt juist alles, maar elke dag is een grauwe dag. ›

‹ Maar wat nu als iemand dood wil? ›

‹ Mijn vader had beloofd dat wanneer ik de wandeling volhield, hij onze namen in een boom zou kerven. ›

‹ Ik heb de behandeld geriater alvast een mailtje gestuurd. ›

‹ Helderblauw en meestal ernstig. ›‹ Mijn vader kerfde onze namen erin en we gingen naar huis. ›

‹ Zo slim dat we hierover na kunnen denken, er keuzes over kunnen maken en ons er verantwoordelijk voor voelen. ›

Page 93: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

184 185

en toch niet slim genoeg om de oplossing te bedenken. ›

‹ Zij walste haar dood lachend tegemoet. Ze had er de leeftijd voor. ›

‹ Een wond van binnen is onzichtbaar. ›

‹ Misschien snap je pas waarvoor je leeft als je dood bent. ›

‹ Je kunt er alleen over nadenken. ›‹ De boom had onze namen bewaard. ›

‹ Iedereen sterft op zijn eigen moment. ›

‹ ‘On ne peut pas être et avoir été,’ zei mijn oudtante. ›

‹ Maar de avond kwam en we begonnen ons te realiseren dat het wel eens heel anders kon gaan lopen. ›

Page 94: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

186 187

Beste Emma,

Vriendelijke groet,

Albert Ilcken

Het recht kent niet de nuances en schakeringen die door de auteurs van eerdere bijdragen zijn aangebracht. Dat is in dit geval misschien wel erg moeilijk te begrijpen, toch kan het niet anders, want het recht en in deze het strafrecht is bedoeld als norm – voor iedereen – en het individuele geval zal aan die norm getoetst moeten worden.

‘Hoe ver kun je en mag je gaan bij het verlenen van hulp bij de wens van iemand tot zelfdoding?’ De zelfdoding zelf is niet strafbaar gesteld. De wet verbiedt húlp bij zelfdoding. Behalve in bepaalde en zeer uitvoerig omschreven omstandigheden – bij ondraaglijk lijden en een uitzichtloos bestaan – kan en mag een arts hulp verlenen bij de wens tot zelfdoding en in alle andere gevallen is het verboden om hulp te verlenen bij zelfdoding. De maximale straf voor het verlenen van hulp bij zelfdoding is 3 jaar!

Hulp betekent een ‘actieve’ rol spelen bij de wens van iemand om tot zelfdoding over te gaan. ‘Het recht trekken van het zaakje,’ zoals Emma het noemt, is een duidelijk actieve handeling dus strafbaar. Kortom, dat zou ik niet doen.

Hoe zit het dan met het vervoeren van heliumflessen? Of ‘gewoon’ erbij zitten op het moment dat iemand tot zelfdoding overgaat? Is dat een actief handelen?

De antwoorden op die vragen zijn niet zo eenvoudig. Zeker als bij die vragen ook nog andere zaken een rol gaan spelen, zoals de vraag of er wetenschap van de beoogde zelfdoding is en of dit een rol kan en mag spelen bij de bepaling van die handelingen. Wanneer veranderen die ‘gewone’ handelingen in handelingen die gericht zijn op een hulpverlening bij een wens tot zelfdoding? Is enkel erbij zijn en niets doen een ‘actief ’ handelen? Volgens mij niet en dit is dus ook niet strafbaar. Maar het is aan de rechter om te beoordelen of handelingen

die verricht zijn door iemand als hulp bij die zelfdoding worden aangemerkt. Of de directe wetenschap van het doel van die handelingen ook een rol zal spelen bij een beoordeling of het handelen als strafbaar is te bepalen, is nog niet vastgesteld in de rechtspraak. Uit de meest recente zaken blijkt in elk geval dat het Openbaar Ministerie bij een vermoeden van hulp bij zelfdoding tot vervolging overgaat en dan dat handelen aan de rechter voorlegt. Ook de politie is in principe verplicht om nader onderzoek te doen bij een melding van zelfdoding. Het mélden van de zelfdoding is geen strafbaar handelen.

Wellicht is het het verstandigst voor Emma om er helemaal niet bij te zijn. Als dat dan toch zo is, dan is het van belang om duidelijk niet te handelen, om op je handen te gaan zitten. Het vervoeren van spullen of het aanschaffen van algemeen bruikbare spullen die nadien door iemand voor iets anders gebruikt gaan worden, zou op zich niet tot een strafbaar handelen moeten leiden. Maar, indien daarbij duidelijk is dat die spullen voor een zelfdoding gebruikt zullen gaan worden, is het goed mogelijk dat die handelingen in een grijs gebied terecht komen en onder bepaalde omstandigheden wellicht toch strafbaar gesteld kunnen worden.

Hoe goed en begrijpelijk de bedoelingen van betrokkenen ook mogen zijn en hoe zeer het wellicht vanuit een ander dan een juridisch standpunt ook te rechtvaardigen is wat zij doen, de wet, het Openbaar Ministerie en de rechter kunnen met deze omstandigheden geen rekening houden. Voor mij als advocaat kan daar een taak liggen om alle omstandigheden aan de orde te brengen en daardoor mogelijk een bijdrage te leveren aan wat beweging in een lastig juridisch vraagstuk. Of dit ook daadwerkelijk tot andere wetgeving zal leiden is nog maar de vraag. Ik zal Emma graag terzijde staan en verdedigen.

Op je handen zitten

Gespannen. Vreemd dat

wachten. Hoop dat alles goed

met je is. Kus – het is een

vreemde avond… desolaat…

humor… leven... dood. Het staat

zo naast elkaar. Kus van mij,

groetjes van h.

Ik vraag me af hoe ik mezelf een

beetje kan beschermen.

Page 95: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?
Page 96: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?

191190

HOOFDREDACTIEErik Zwiers

CONCEPTAntoinette van Meurs & Erik Zwiers

AUTEURSLilian KarsAlbert Heringa

ART DIRECTIONAad van DommelenJanet Keukelaar

BEELDREDACTIEAntoinette van Meurs

BEELDCORRECTIEMenno Bartelse

REDACTIE & TEKSTBIJDRAGENPaul JanssenMirthe SmeetsRick Steggerda

TEKSTBIJDRAGENChrista AnbeekJob van AmerongenDick van BrinkEmma CurversHeleen DupuisJudith van den HulAlbert IlckenTheo KosterHuub StapelIvan WolffersBart Jan Baartmans

FOTOGRAFIEMelanie Bonajo

Pagina 162–179Machiel Botman

Pagina 4–5, 20–21, 74–93, 110–111, 138–139, 160–161, 188–189

Poike StompsPagina 14–15, 104–106, 132–133, 154–155, 182–183

Wypke Jannette WalenPagina 22, 36, 43, 62, 68, 94, 98

ILLUSTRATIESCarline Huge

Pagina 112–129I am Kat

Pagina 142–151

MUZIEKB.J. Baartmans

WEBSITE ONTWERPArdy Heijnekamp

PROJECTLEIDERPaul van Wijngaarden

OFFICE MANAGEMENTMarloes Kepser

UITGEVERUitgeverij Lemmens B.V.Postbus 2925800 AG Venray

DIRECTIEGodert Koolen

PUBLIC RELATIONSCohn & Wolfe Benelux

LITHOGRAFIE & DRUKLecturis B.V.

BINDERIJBoekbinderij Patist

PAPIERLessobo Design Natural 300 g/m2Profibulk 1.1 115 g/m2

MET DANK AANKLAAR zou nooit tot stand zijn gekomen zonder de bijzondere bijdragen en steun van alle mensen die in dit boek zo openhartig hebben gesproken over hun eigen levenseindewens of hun ervaringen daarmee van hun naasten. Sommigen van hen zijn inmiddels overleden.Bijzondere  dank zijn wij verschuldigd aan Cam-a-lot voor de royale sponsoring van apparatuur

© COPyRIGHT 2012 KLAAR is een uitgave van Uitgeverij Lemmens B.V. Wij hopen van harte met deze uitgave een bijdrage te leveren aan het debat rondom vrijwillige levensbeëindiging. Het staat u vrij om uit KLAAR te citeren tijdens gesprekken en debatten, zolang u hierbij de algemeen geldende copyrights in acht neemt en u de bron vermeldt.

Uitgeverij Lemmens is niet verant-woordelijk voor handelingen van derden welke mogelijkerwijs voortvloeien uit het lezen van deze uitgave.

ISBN 978-90-77490-77-8NUR 402

www.lemmensdilemma.nlwww.lemmensonline.nl

Colofon

Page 97: KLAAR, mag mijn dood jouw keuze zijn?