26
2] twee culturen: positivisme vs. de geestes-wetenschappen ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~ ~~~~~~~~ studia humanitatis en philosophia naturalis in de loop van de 20 e eeuw zijn er diverse confrontaties geweest tussen de sciences en de humaniora deze confrontaties hebben het predicaat science wars gekregen; een strijd tussen 'twee culturen' deze tweespalt bestaat binnen de filosofie, de wetenschappen, en de maatschappij als geheel het gaat hierbij (o.m.) om twee fundamenteel andere visies op de werkelijkheid, en mogelijke kennis daarover ontologie (zijns-leer) is de filosofische discipline die zich bezighoudt met de vraag naar wat (werkelijk) is epistemolgie (ken-leer) is de filosofische discipline die zich bezighoudt met de vraag of / hoe kennis mogelijk is beide disciplines kregen een radicaal nieuwe benadering in de moderne filosofie (vanaf de 16 e eeuw) en vanaf de Romantiek groeide er een kloof tussen twee benaderingen t.a.v. beide disciplines in de middeleeuwen ging men ervan uit dat God de uiteindelijk grond was waarop alles gefundeerd was zowel de natuurlijke werkelijkheid (schepping) als onze kennis daarover bestonden bij de gratie Gods de wetenschappelijke (r)evolutie (vanaf de 16 e eeuw) zorgde voor een ander indeling in de filosofie de middeleeuwse artes liberales maakten plaats voor de studia humanitatis en philosophia naturalis studia humanitatis is de voorloper van alfa- & gamma-wetenschappen (letteren, geschiedenis, psychologie, etc) philosophia naturalis (natuur-filosofie) is de voorloper van de natuur- wetenschappen 1 de moderne filosofie en de wetenschappelijke revolutie ondermijnden de vaste grond onder onze voeten 13

lap-top · Web viewals niet empirisch nagegaan kan worden of iets waar, dan wel onwaar is, is het een zinloze bewering zo kon de wetenschap gezuiverd worden van pseudo-wetenschap

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: lap-top · Web viewals niet empirisch nagegaan kan worden of iets waar, dan wel onwaar is, is het een zinloze bewering zo kon de wetenschap gezuiverd worden van pseudo-wetenschap

2] twee culturen: positivisme vs. de geestes-wetenschappen

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

studia humanitatis en philosophia naturalis

in de loop van de 20e eeuw zijn er diverse confrontaties geweest tussen de sciences en de humanioradeze confrontaties hebben het predicaat science wars gekregen; een strijd tussen 'twee culturen'deze tweespalt bestaat binnen de filosofie, de wetenschappen, en de maatschappij als geheelhet gaat hierbij (o.m.) om twee fundamenteel andere visies op de werkelijkheid, en mogelijke kennis daarover

ontologie (zijns-leer) is de filosofische discipline die zich bezighoudt met de vraag naar wat (werkelijk) isepistemolgie (ken-leer) is de filosofische discipline die zich bezighoudt met de vraag of / hoe kennis mogelijk isbeide disciplines kregen een radicaal nieuwe benadering in de moderne filosofie (vanaf de 16 e eeuw)en vanaf de Romantiek groeide er een kloof tussen twee benaderingen t.a.v. beide disciplines

in de middeleeuwen ging men ervan uit dat God de uiteindelijk grond was waarop alles gefundeerd waszowel de natuurlijke werkelijkheid (schepping) als onze kennis daarover bestonden bij de gratie Gods

de wetenschappelijke (r)evolutie (vanaf de 16e eeuw) zorgde voor een ander indeling in de filosofiede middeleeuwse artes liberales maakten plaats voor de studia humanitatis en philosophia naturalisstudia humanitatis is de voorloper van alfa- & gamma-wetenschappen (letteren, geschiedenis, psychologie, etc)philosophia naturalis (natuur-filosofie) is de voorloper van de natuur-wetenschappen 1

de moderne filosofie en de wetenschappelijke revolutie ondermijnden de vaste grond onder onze voetenvanzelfsprekendheid en vertrouwen maakte plaats voor twijfel t.a.v. overgeleverde kennis en 'waarheden'religieuze en dogmatische waarheden werden betwijfeld, en maakten plaats voor strenge onderzoeks-methodenkenmerken: kwantitatief (mathematisch), empirisch (waarneming / experiment), mechanistisch, materialistischscepticisme, rationalisme en empirie werden de nieuwe peilers voor de wetenschappelijke methode

het subject in wetenschappelijke context is de onderzoeker die de natuurlijke werkelijkheid (object) wil kennenhet object (onderzochte fenomeen) wordt daarbij verondersteld objectief, waarnemer-onafhankelijk te bestaanals kennend subject plaatst de onderzoeker zichzelf buiten het onderzochte; ontdoet zich van elke relatie ertoezo is het filosofische concept subject-object-dichotomie ontstaan: een scheiding tussen kennis en werkelijkheidhet hele idee van objectiviteit valt of staat met deze veronderstelde neutraliteit / waarnemer-onafhankelijkheid

epistemologie, ontologie en substantie in de moderne filosofie (17e - 18e eeuw)

Ø epistemologie: is de natuur kenbaar? zo ja: hoe? door waarneming (empirie) of door inzicht (rede / ratio)?Ø ontologie: waar gaan theorieën over? waar verwijzen termen / formules naar? wat wordt er verklaard? de werkelijkheid... maar wat is dat? is er een waarnemer-onafhankelijke werkelijkheid? m.a.w: wat is de relatie tussen denken / waarneming (theorie / empirie) en de werkelijkheid?

dit zijn vragen die niet wetenschappelijk, maar alleen meta-fysisch te beantwoorden zijnhet substantie-begrip (waar Aristoteles zich al over had gebogen) speelt hierin een belangrijke rol

volgens Aristoteles kan iets niet zomaar 'zijn', iets is altijd 'iets' (bepaalds)iets is dat wat het is door een bepalende eigenschap die het maakt tot wat het is (essentie)

(vergelijk het Frans: "qu'est ce que c'est" = "wat is het dat het is")

er zijn (eigenlijk al sinds het begin van de filosofie) twee benaderingen:Ø het rationalisme vertrouwt niet op de zintuiglijke ervaring als basis voor ware kennis kennis moet middel deductie afgeleid zijn van a priori, zelf-evidente axioma's (vgl. Parmenides en Plato)1

? Isaac Newton: Philosophiae Naturalis Principia Mathematica (de wiskundige beginselen van de natuurfilosofie; 1687)

13

Page 2: lap-top · Web viewals niet empirisch nagegaan kan worden of iets waar, dan wel onwaar is, is het een zinloze bewering zo kon de wetenschap gezuiverd worden van pseudo-wetenschap

Ø het empirisme gaat uitsluitend uit van ervaring en inductie (veralgemenisering) als basis voor kennis alle kennis is a posteriori: afhankelijk van de (zintuiglijke) waarneming / ervaring

René Descartes (1596-1650): Meditationes de prima philosophia (1641)

Descartes zoekt naar een fundament voor kennis dat onbetwijfelbaar en noodzakelijk waar ishij wil uitgaan van axioma's (zoals wiskunde), waaruit d.m.v. deductie theorema's afgeleid kunnen wordendenk-experiment met een stukje was:ik denk alle eigenschappen ervan te kennen: het ruikt naar was, is zacht, geel, met een vetachtige structuur, etcdan: stukje was verwarmen: alle eigenschappen veranderen: wordt vloeibaar, geur verandert, wordt doorzichtigik neem totaal iets anders waar, maar ik óórdeel dat het om hetzelfde stukje was gaatwe zéggen dat we hetzelfde stukje was zien, maar eigenlijk oordelen we dat het hetzelfde stukje was is(zintuiglijk waarneembare eigenschappen veranderen, maar ik oordeel dat de substantie hetzelfde blijft)ik kan dus niet op de zintuigen afgaan in het beoordelen van de wereld buiten mijconclusie: we kennen de dingen niet door de zintuigen, maar doordat wij ze in ons denken begrijpenhet denken, het oordeel is dus doorslaggevend voor ons kennen / begrijpen van de dingen

John Locke (1632-1704): An essay concerning human understanding (1689)

volgens Locke is onze geest bij onze geboorte een onbeschreven blad (tabula rasa)alle kennis die wij opdoen is empirisch; aangeboren ideeën of rationele kennis bestaat nietzintuiglijke indrukken zijn sensations; hieruit vloeien enkelvoudige ideeën (simple ideas) voortdeze simple ideas zijn afbeeldingen van de zintuiglijke waarneming, en kunnen niet onjuist zijnvoorbeeld: vorm, structuur, smaak, en kleur van een appelsimple ideas worden in de geest geordend (= innerlijke reflectie) wat leidt tot samengestelde ideeëncomplex ideas zijn samenstellingen van simple ideas, en kunnen onjuist zijn, want de ratio is feilbaarrood en rond zijn simple ideas, maar appel is een complex idea, want die nemen we niet direct waarwe nemen alleen de waarneembare eigenschappen van iets waar, niet het verschijnsel zelfvolgens Locke is "appel" als substantie dus een complex, en wellicht onjuist ideetoch nemen we aan dat de substantie, als drager van eigenschappen, onafhankelijk van onze geest bestaat

"a something we know not what [...] a supposed but unknown support of those qualities we find existing, which we imagine cannot subsist sine re substante; without something to support them" 2

(John Locke: An Essay Concerning Human Understanding; 1689)

David Hume (1711-1776): Philosophical essays concerning human understanding (1748)

het substantie-begrip is een samengesteld complex ideahet is niet afgeleid van waarneming, want dat betreft altijd percepties / indrukken (kleur, smaak, geur, etc)‘substantie’ verwijst naar een verzameling eenvoudige ideeën, verenigd door de verbeeldingwe zijn er van overtuigd dat er buiten ons, los van onze waarneming, dingen (substanties) bestaanwe kunnen dat echter niet bewijzen, want we komen niet verder dan waarnemingenhet heeft geen zin om ons bezig te houden met vragen omtrent een waarnemer-onafhankelijke werkelijkheidwe nemen gewoon aan dat er een natuurlijk gegeven objectieve werkelijkheid bestaat; we kunnen niet anders

George Berkeley (1685-1753)

A treatise concerning the principles of human knowledge (1710) introduceert een "nieuw principe":subjectief idealisme / solipsisme: solus (alleen) & ipse (zelf); er bestaan alleen gewaarwordingen en ideeënvolgens Berkeley bestaat alleen dat wat we waarnemen; m.a.w: zijn is waargenomen worden ("esse est percipi")we weten helemaal niet of hetgeen we zien een eigen onderliggende substantie heeft; laat staan een materiëleeen radicale uitwerking van de cartesiaanse twijfel...Immanuel Kant (1724-1804)

Kant's "copernicaanse revolutie": de mogelijkheids-voorwaarden voor kennis zijn gelegen in het subjecthet subject (filosofie en wetenschap) wordt in zijn kennen van de wereld beperkt door a priori ken-mogelijkheden

14

Page 3: lap-top · Web viewals niet empirisch nagegaan kan worden of iets waar, dan wel onwaar is, is het een zinloze bewering zo kon de wetenschap gezuiverd worden van pseudo-wetenschap

d.w.z: we kunnen de dingen (fenomenen) alleen kennen zoals ze zich aan ons voordoen (verschijnen)

aanschouwingsvormen: het verstand en de zintuigen geven vorm aan de waarneminger zijn a-priori ken-voorwaarden (structuren) in ons verstand / bewustzijn die waarneming mogelijk maken zonder deze verstandsvormen geen waarneming, want vorm-loos (vgl. een pasgeboren baby)wij kunnen alleen dingen kennen zoals het verstand ze modelleert (interpreteert)binnenkomende informatie wordt geordend en geclassificeerd om tot een oordeel te komenwaarneming is dus niet een kaal, objectief waarnemen, maar gekleurd, als door een brilons kenvermogen is een interpretatiemal: het interpreteert, filtert, selecteert, en legt verbandende fenomenale wereld is dus eigenlijk een constructie, een schepping door het subject 3

de natuurwetten liggen niet in de natuur, om ont-dekt te worden, maar zijn een product van het verstanddoor het structureren van de ervaring komt (wetenschappelijke) kennis tot standkennis bestaat alleen in de verbinding (synthese) tussen zintuiglijke voorstelling en verstandelijk begrip"Gedachten zonder inhoud zijn leeg, aanschouwingen zonder begrip zijn blind" (Kritik der reinen Vernunft)

Phänomenon & Ding an sichwij kunnen de werkelijkheid dus niet kennen buiten ons kenvermogen om, alleen de fenomenen kennen wefenomeen staat voor de dingen zoals we ze waarnemen, en Ding an sich voor het ding zelf, los van interpretatie"das Ding an sich ist ein unbekanntes" (is onkenbaar); wij kennen alleen onze interpretatie ervan 4

het Ding an sich is niet kenbaar, want kenbaarheid impliceert modellering, vormgeving 5

dit komt er dus op neer dat wat de mens kent, gekleurd is door zijn eigen kenvermogenpure empirie bestaat niet, en dus objectieve kennis ook niet (→ Protagoras: "de mens is de maat aller dingen")vgl. bijv: intelligentie = datgene wat een intelligentie-test meet; intelligentie-an-sich is slechts een idee

transcendentaal idealismeKant houdt vast aan een platoons onderscheid tussen:

Ø de noumenale werkelijkheid van niet zintuiglijk waarneembare dingen (God, moraliteit, menselijkheid)Ø de fenomenen, de werkelijkheid zoals die zich aan ons voordoet middels waarneming

alleen de ervaring en het structureren van deze empirische data levert wetenschappelijke kennis opwat kunnen we met zekerheid zeggen over de ziel, de bestemming van de wereld, een leven na de dood, God?niets! zij maken deel uit van de noumenale werkelijkheid, en kunnen geen voorwerp van mogelijke ervaring zijnde transcendentale ideeën zijn dus niet wetenschappelijk te funderen,maar daardoor ook gevrijwaard van determinatie; d.w.z: niet in natuur-wetten te vangen

Kant opent zo de weg naar een nieuwe manier voor de studie van de mens en zijn (leef)wereldhet mechanistische wereldbeeld van de natuurwetenschappen is moeilijk verenigbaar met menselijke vrijheidmaar de (her)introductie van een onkenbare wereld (de noumenale wereld) stelt Kant in staatom zowel recht te doen aan de natuurwetenschappen als aan de menselijke vrijheid:Ø voor zover wij natuurlijke wezens zijn, behoren we tot de natuur en zijn we onderworpen aan natuurwettenØ als geestelijke wezens behoren we tot de noumenale wereld en zijn we ongedetermineerd, vrij 6

(zelfbeschikking, zelf-determinatie, zelf-bepaling, auto-nomie (αὐτο + νόμος = zelf-wetgeving)

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Verlichting, vooruitgang, en de emancipatie van de natuur-wetenschappen

sinds de Verlichting (18e / 19e eeuw) wordt wetenschap geassocieerd met vooruitgang en emancipatiein de 19e eeuw was wetenschap geen intellectuele hobby meer, maar maakte inherent deel uit van de moderniteitdoor de industriële revolutie was technologie steeds prominenter aanwezig in het dagelijks levenBacon's idee 'kennis = macht' gold meer dan ooit tevoren, o.a. in de vorm van technologie (industrialisatie)experimentele wetenschap werd meer en meer gezien als enige ware vorm van kennis 7

in de 19e eeuw verzelfstandigden vele wetenschappen zich tot aparte disciplines en beroepsgroepentegen 1840 was natural philosophy geprofessionaliseerd tot een aparte beroepsgroep die erkenning eisteer was behoefte aan een onderscheid t.a.v. de filosofie, die in die tijd gedomineerd werd door het idealisme

15

Page 4: lap-top · Web viewals niet empirisch nagegaan kan worden of iets waar, dan wel onwaar is, is het een zinloze bewering zo kon de wetenschap gezuiverd worden van pseudo-wetenschap

William Whewell introduceerde de termen scientist (bèta-wetenschapper) en physicist (natuurkundige) 8

dit onderscheid moest bovenal een verschil in methode betekenen: science = positivistisch

naturalisme & positivismeals reactie op de Romantiek, het historicisme & het idealisme (vooral de invloed van Hegel),zien we de opkomst van het materialisme (Marx), positivisme (Comte) en naturalisme (Mill, Darwin)deze beroepen zich op de empirie als basis voor kennis (Grieks: ἐμπειρία / empeiria = ervaring, waarneming),en gaan uit van een objectief gegeven (waarnemer-onafhankelijke) natuurlijke en kenbare werkelijkheidaan de ervaring / waarneming ligt dus een cognitieve / theoretische vooronderstelling ten grondslag:een correcte voorstelling van de wereld correspondeert met de feiten; representeert de werkelijkheidderhalve betekent empirisch in deze zin niet zozeer zintuiglijk, maar eerder: proef-ondervindelijk

wetenschap boekt vooruitgang (door de kwantitatieve methode), filosofie niet (vanwege metafysica)waar de filosofie (sinds de Romantiek en het Idealisme) geassocieerd werd met speculatie,baseren de sciences zich uitsluitend op waarneming (empirie) en mathematische (rationele) principesfilosofie werd geassocieerd met metafysica; experimentele wetenschap was gebaseerd op positief bewijskern-begrippen: positivisme (empirisme) / naturalisme / materialisme / fysicalisme / objectivisme

toepassing van de wetenschappelijke methode op mens en maatschappij moest de mens bevrijden van lijdenirrationaliteit, bijgeloof, traditie, en illegitieme autoriteit moesten plaats maken voor het positivismeom het positivisme te bekrachtigen ontstonden er mythes over donkere middeleeuwen en achterlijke volkerenbijv. dat men in de middeleeuwen geloofd zou hebben dat de aarde plat was werd bedacht in de 19e eeuw 9

met het voortschrijdende succes van wetenschap verdwenen metafysische vragen naar de achtergrondnatuurwetenschappelijke theorieën werden steeds abstracter, en steeds ontoegankelijker voor de leekzo is in de 19e eeuw het beeld ontstaan dat alleen natuur-wetenschappelijke kennis ware kennis is:gekenmerkt door rationalisme, naturalisme, materialisme, mechanicisme en determinisme (Newton, Laplace)biologie en psychologie is te reduceren tot natuurkunde (ook wel: sciëntisme / sciëntistisch imperialisme)

filosofie bleef daarmee over als niet exacte (niet-wetenchappelijke) wetenschap, naast de humanities (alfa)sinds die tijd is er sprake van een 'scholen-strijd' over methode en legitimering van kennis als 'wetenschappelijk'aan de ene kant staan de sciences (de exacte of bèta-wetenschappen), aan de andere kant de humanities (alfa) 10

dit illustreert dat de vraag "wat is wetenschap" een normatieve vraag is: "wat geldt als wetenschap?"

begin 20e eeuw wordt het positivisme een belangrijke stroming binnen de analytische filosofieontwikkelingen in de wiskunde en logica dragen bij aan een nieuwe visie op wat filosofie is (moet zijn)filosofie moet niet idealistisch en holistisch zijn, maar analytisch en reductionistisch(pseudo)wetenschappelijke en filosofische theorieën moeten onderworpen worden aan een kritisch oogfilosofie moest zich richten op de logische analyse van beweringen en theorieënvragen aangaande de werkelijkheid 'an sich' zijn speculatief en metafysisch, en moeten uitgeband wordentegelijkertijd wilden de anti-idealisten 'terug' naar een common-sense-realisme: "dingen bestaan gewoon"logici als Frege en Russell droegen bij aan de 'verwetenschappelijking' van de filosofie onder het 'logicisme'

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Gottlob Frege (1848-1925) 11

Frege is de voorloper van de analytische filosofie: wars van metafysisch gespeculeer, terug naar de dingen!common sense: de werkelijkheid is niet mentaal maar objectief; dingen bestaan op zich, los van het geheelanti-holistisch: de werkelijkheid kan begrepen worden los van historische of sociale contexteigenschappen van- en relaties tussen "dingen" zijn vergelijkbaar met wiskundige functies

Über Sinn und Bedeutung (1892) behandelt het verschil tussen betekenis & verwijzing (sense & reference)hij onderscheid 2 soorten betekenis:

Ø betekenis als referentie = het object waarnaar het begrip verwijst (Venus)Ø betekenis als zin (sense) = de betekenis waarnaar het begrip verwijst (ochtend- en avond-ster)

16

Page 5: lap-top · Web viewals niet empirisch nagegaan kan worden of iets waar, dan wel onwaar is, is het een zinloze bewering zo kon de wetenschap gezuiverd worden van pseudo-wetenschap

dit verschill lijkt op dat tussen connotatie en denotatie (en Saussure's onderscheid tussen signifié en referent)Sinn heeft betrekking op het bedoelde (een idee), Bedeutung heeft betrekking op waarnaar verwezen wordtzo kunnen woorden qua Sinn (betekenis-inhoud) verschillen, maar naar hetzelfde verwijzende woorden ros en knol verwijzen beide naar paard, maar hebben en andere connotatie / betekenis-inhouden woorden als eenhoorn en smurf hebben wel een Sinn (betekenis-inhoud), maar geen Bedeutung

Bertrand Russell (1872-1970)

Russell wordt beschouwd als vader van de analytische filosofie en het logisch atomismelogisch atomisme was een reactie op het (Brits en Duits) idealisme (holisme), dat stelt:"alle feiten zijn met elkaar verbonden: de werkelijkheid is fundamenteel één, en kan alleen zo gekend worden"Russell verdedigt common sense realisme: individuele dingen, feiten, concepten, en getallen bestaan objectief

het logisch atomisme gaat uit van ontologisch pluralisme:de wereld bestaat uit losse (atomaire) feiten, die afzonderlijk gekend kunnen worden, los van het geheeluit de structuur van de logica valt af te leiden hoe de werkelijkheid feitelijk is ingerichtfeiten zijn volgens Russell "die dingen die een bewering waar of onwaar maken"

Russell is sterk gekant tegen idealisme (Hegel) enerzijds, en cartesiaans en Hume's scepticisme anderzijds:logica is de basis van alle denken; logische analyse van taal moet de filosofie zuiveren van zinloze speculatie

On Denoting (1905) gaat over verwijzing en betekenis (de kapstok & ruggegraat van de analytische filosofie)hierin bekritiseert Russell de betekenis-theorie van Frege:ook termen of proposities die nergens naar verwijzen kunnen zinvol (betekenisvol) zijn, maar zijn wel onwaar:bijv: "eenhoorns hebben één hoorn" is onwaar, want eenhoorns bestaan nietvolgens Russell zijn fictieve uitspraken onwaar: "de koning van Frankrijk is kaal" is onwaarde grammaticale structuur van de zin valt namelijk niet samen met de logische structuur ervande logische structuur is: "er is één huidige koning van Frankrijk" en "deze is kaal"voor een conjunctie (en-bewering) geldt dat beide delen waar moeten zijn, wil de hele bewering waar zijn

Ludwig Wittgenstein (1989-1951): Tractatus Logico-Philosophicus (1922) 12

de vroege Wittgenstein hing een afbeeldings-theorie van betekenis aan (afbeelding als formele abstractie)beweringen beelden feiten af, zoals een landkaart op formele wijze een terrein 'afbeeld'woorden (namen) zijn gebaseerd op conventie, maar de logische structuur van de bewering is feitelijkde relatie tussen woord en object (de verwijzing) wordt vastgelegd in een ostensieve (aanwijzende) definitiealleen beweringen die standen van zaken / feiten representeren zijn betekenisvol, andere zin zinloosethiek en metafysica zijn geen feitelijke beschrijvingen, niet te verifiëren, en daarom betekenisloosonzorgvuldig taalgebruik leidt tot filosofische verwarring en metafysische theorie-vorming

Wittgenstein baseert zich op het logisch atomisme en vernieuwingen in de logica door Russell en Fregehet is de taak van de filosofie om de logische vorm van empirische uitspraken te beschrijvenwat geldt als een zinvolle uitspraak? de beschrijvende volzin is de eenheid van zinvol taalgebruikzinvolle uitspraken zijn afbeeldingen van (mogelijke) situaties (en kunnen waar of onwaar zijn)m.a.w: zinnen zijn zinvol / betekenisvol als ze een (mogelijke) stand van zaken uitdrukkenware uitspraken zijn met succes getoetste zinvolle uitspraken: d.w.z. in overeenstemming met de feitenhet gebied van het zegbare wordt zo beperkt tot empirische uitspraken; niet-empirische uitspraken zijn zinloos

"de wereld is de totaliteit van de feiten, niet van de dingen de wereld wordt door de feiten gedefinieerd en daardoor dat het alle feiten zijn het geheel van de feiten bepaalt wat het geval is en ook wat allemaal niet het geval is de feiten in de logische ruimte zijn de wereld"

de logische structuur van proposities is isomorf met de logische structuur van de werkelijkheider is een formele overeenkomst tussen de structuur van de wereld en de structuur van de taal

17

Page 6: lap-top · Web viewals niet empirisch nagegaan kan worden of iets waar, dan wel onwaar is, is het een zinloze bewering zo kon de wetenschap gezuiverd worden van pseudo-wetenschap

afbeeldings-theorie van de propositie: beweringen drukken standen van zaken in de werkelijkheid uitde enkelvoudige volzin (atomaire propositie) functioneert als afbeelding ("de kat slaapt")taal en wereld (geheel van feiten) hebben dezelfde logische vorm

Wittgenstein's afbeeldings-theorie is een versie van het correspondentie-model van de waarheidWittgenstein stelt dat een uitspraak waar is als ze correspondeert met het feit dat ze beschrijftvia inventarisatie van alle atomaire uitspraken kan de hele wereld (alle feiten) in kaart gebracht wordende samenhang van feiten is dus de werkelijkheid, en hiervan kunnen we kennis hebben 13

zinvolle uitspraken moeten waar of onwaar kunnen worden bevonden d.m.v. verificatie (empirie)Wittgenstein wilde wetenschappelijk (zinvol) denken onderscheiden van (zinloos) denken over de mensenerzijds om de wetenschap te vrijwaren van metafysica en vage ideeën,maar ook om het denken over de mens te vrijwaren van positivismedoel van de Tractatus Logico-Philosophicus is dus tweeërlei:1] een einde maken aan schijnproblemen van de filosofie door aan te geven waar de grens van het zegbare ligt2] een dam opwerpen tegen de oprukkende verwetenschappelijking van het mensbeeld

de 7 basis-stellingen uit de Tractatus zijn:

1] De wereld is alles wat het geval is.2] Wat het geval is (een feit) is het bestaan van standen van zaken.3] Het logische beeld van de feiten is de gedachte.4] De gedachte is een betekenisvolle zin.5] De zin is een waarheidsfunctie van elementaire zinnen.6] De algemene vorm van een waarheidsfunctie is: Dit is de algemene vorm van een zin.7] Van dat, waarover niet kan worden gesproken, moet men zwijgen.

de Tractatus is een poging om het zegbare te zeggen, en daarmee het domein van het onzegbare af te bakenenstelling 7 anders geformuleerd: "de grenzen van de taal zijn de grenzen van de filosofie"tot het onzegbare rekent hij het ethische, esthetische, religieuze en mystieke (dat wat gebaseerd is op waarden)

het voorwoord van de Tractatus Logico-Philosophicus stelt dat de uitspraken erin definitief zijn, endat de problemen van de filosofie er voorgoed mee opgelost zijn, doordat hun zinloosheid aangetoond isfilosofie kan geen problemen oplossen; wetenschappelijke noch filosofischefilosofie kan slechts schijn-problemen doen verdwijnen, door analyse van het taalgebruik

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

logisch positivisme

de Wiener Kreis (Verein Ernst Mach) werd gevormd in 1922, na een informele aanloop van 15 jaar debatteren 14

ze baseerden zich vooral op Wittgenstein's Tractatus Logico-Philosophicus (1921)de Wiener Kreis wil de Tractatus benutten voor de uitwerking van een wetenschappelijk wereldbeeld:logisch positivisme = strikt empirische interpretatie van het logisch atomisme (in de Tractatus niet te vinden)de Tractatus wordt de mascotte van de Wiener Kreis

"een volzin begrijpen, betekent, weten wat het geval is, indien hij waar is"wordt vertaald als: "de betekenis van een zin is de methode van zijn verificatie"

het logisch positivisme probeert zo tot een nieuw fundament te komen d.m.v. reductie:alle feitelijke beweringen kunnen gereduceerd worden tot toetsbare, elementaire empirische uitsprakenkern van het empirische aspect aan de theorie zijn de sense data (objectief waar te nemen elementaire feiten)deze kunnen beschreven worden in elementaire protocol-zinnen (feitelijke beweringen)het verificatie-criterium eist dat deze elementaire beweringen objectief getoetst (geverifieerd) moeten worden

de afbeeldings-theorie van de propositie vormt zo de grondslag van het verificatie-beginsel :een criterium voor cognitieve zinvolheid waarmee metafysische uitspraken geëlimineerd moesten wordenzo zou de filosofie zichzelf overbodig maken, en zouden er alleen wetenschappelijke vragen overblijven

18

Page 7: lap-top · Web viewals niet empirisch nagegaan kan worden of iets waar, dan wel onwaar is, is het een zinloze bewering zo kon de wetenschap gezuiverd worden van pseudo-wetenschap

het verificatie-beginsel maakt uit of een bewering / theorie zinvol of zinloos isals niet empirisch nagegaan kan worden of iets waar, dan wel onwaar is, is het een zinloze beweringzo kon de wetenschap gezuiverd worden van pseudo-wetenschap en metafysica (zinloze filosofie)m.a.w: verifieerbaarheid werd het demarcatie-criterium voor ware wetenschapfilosofie moest zich toeleggen op verheldering van taalgebruik door logica en begrips-analyse ( linguistic turn)alle andere filosofie behoort tot de humanities, die zich bezighouden met de menselijke verbeelding

kritiek:1] het logisch positivisme gaat uit van fysicalistisch reductionisme: alles is uiteindelijk fysicain de sociale wetenschappen werd dit bestreden: menselijke motivaties en gedrag zijn meer dan fysica

2] het verificatie-beginsel loopt aan tegen het inductie-probleem: waarnemingen mag je niet generaliserenverificatie is gebaseerd op het principe van steekproeven, en bieden dus geen garantie in alle gevallenhet confirmatie-beginsel moest dit recht breien: elke positieve waarneming bevestigt de theorie (gradueel)dit bleek een te milde eis: voor elke theorie is wel bevestiging te vinden; en hoe vager de theorie, des te simpeler

3] neutrale observatie van naakte feiten is onmogelijk: waarneming is gebaseerd op verwachting (theorie-geladen)m.a.w: elke antwoord is een antwoord op een vraag; vraagloze (objectieve) antwoorden bestaan nietzonder theoretisch kader kunnen er geen vragen geformuleerd worden, en dus geen antwoorden gevondenfeiten spreken niet voor zich, maar worden geconstrueerd binnen een conceptueel raamwerk

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

de mens- en geestes-wetenschappen vs. het positivistische model

in 19e eeuw transformeerde de industriële revolutie de samenleving ingrijpend, ook sociaal-economischde wetenschap stond aan de wieg van vele technologische innovaties, alsook conceptuele veranderingook waren natuurkundige theorieën zo complex geworden dat er een kloof was ontstaan tussen leek en expertgedurende de 19e eeuw maakten vele disciplines zich als 'sciences' zich los van de (voorheen natuur-)filosofiehierdoor ontstond een kloof tussen de (natuur)wetenschap en de cultuur(wetenschap)

sinds de industriële revolutie drukken wetenschap & technologie een steeds groter stempel op het leven:de ontwikkeling van de stoom-machine, electriciteit, electro-motor, verbrandings-motor, lopende band, etc.de wetenschappelijke methode werd meer en meer toegepast op mens en maatschappijeconomische efficiëntie, doel-rationaliteit, resultaat-gerichtheid, kosten-baten-afwegingen worden belangrijkerhet verlichtings-denken werd ideologie (sciëntisme): rationalisme maakt wetenschap mogelijk,wat leidt tot technologische innovatie, wat weer leidt tot maatschappelijke vooruitgang en emancipatievele nieuwe disciplines proberen te voldoen aan de eisen van de exacte wetenschappen (science envy)de natuur-wetenschappelijke methode vond ook ingang in nieuwe disciplines als psychologie en sociologie

in de 2e helft van de 19e eeuw zien we de opkomst van een nieuwe tak van wetenschappen:de psychologie, sociologie, pedagogie, etc... (tussen alfa en bèta in, vandaar later genoemd: gamma)aanvankelijk richtten deze zich op de positivistische (natuur-wetenschappelijke) methode

Auguste Comte (1798-1857): grondlegger van de sociologie & wetenschapsfilosofieintroduceert de term positivisme: alleen het positief waarneembare is relevant voor de wetenschaphet naturalisme vormt het ontologische uitgangspunt: de natuurlijke werkelijkheid is objectief gegevenhet positivisme eist: operationaliseerbare theorieën, empirisch bewijs, en de kwantitatieve methodeØ positief = aanwezig, aantoonbaar, verifieerbaar, bewijsbaar (niet absoluut, maar maximale zekerheid)

Karl Marx's historisch materialisme deelt met het positivisme haar anti-idealismehet gaat niet om het ideële (cultuur / beschaving), maar het materiële (economische verhoudingen)

Émile Durkheim (1858–1917): sociologie gaat over feiten - namelijk: sociale feitensociologie is een uitbreiding van de natuur-wetenschappen naar menselijke interactie en institutiesobjectiviteit, rationaliteit en causale verklaring spelen evenzeer een rol als in de natuur-wetenschappen

19

Page 8: lap-top · Web viewals niet empirisch nagegaan kan worden of iets waar, dan wel onwaar is, is het een zinloze bewering zo kon de wetenschap gezuiverd worden van pseudo-wetenschap

"Our main goal is to extend scientific rationalism to human conduct... What has been called positivism is a consequence of this rationalism."

het behaviorisme (B.F. Skinner / J.B. Watson): alleen observeerbaar gedrag is wetenschappelijk relevantintenties, motivatie, cognitie, emotie, etc. zijn niet-operationaliseerbare subjectieve termen, en dus vaag

het positivisme gaat uit van een objectief gegeven, natuurlijke (waarnemer-onafhankelijke) werkelijkheidkennis omtrent deze werkelijkheid is mogelijk als we de natuur-wetenschappelijke methode volgenvolgens de positivistische sociologen moet ook de sociologie de natuur-wetenschappelijke methode volgenmaar zijn 'dingen' als bijv. persoon, liefde, bewustzijn, belofte, misdaad, geld, etc. 'zichtbaar' voor de positivist?

kritiek op het positivismehet succes van de wetenschap is te danken aan haar demonstratieve kracht en technologische toepassingdaardoor heeft de wetenschap ook invloed op ons wereldbeeld, zelfbeeld, en de sociale werkelijkheiddit heeft geleid tot wat socioloog Max Weber onttovering noemde (Entzauberung / disenchantment)ons vertrouwde beeld van de werkelijkheid / waarheid blijkt gebaseerd op illusies; de alledaagse 'waan'

de 1e mijlpaal was Copernicus' helio-centrisch model van de kosmos, een volgende Darwin's evolutie-theorie,een volgende Einstein's relativiteits-theorie, Freud's onderbewustzijn, Skinner's behaviorisme, etc.de wetenschappelijke werkelijkheid lijkt iets dat geen aansluiting lijkt te hebben bij onze belevings-wereld,en wetenschappelijke waarheid lijkt per definitie ons voorstellings-vermogen te boven te gaan

sciences humanities (& social sciences)natuur cultuurverklaren (erklären) begrijpen (verstehen)ervaring als empirie ervaring als beleving (erleben)3e-persoons perspectief / objectiviteit 1e-persoons perspectief / betekenispositivisme / naturalisme (inter)-subjectivismekwantitatief (wiskunde) kwalitatief (taal)nature (erfelijke aanleg) nurture (opvoeding / culturele vorming)hersenen / brein bewustzijn

met het succes van de (natuur)-wetenschappen groeide ook de weerstand ertegen; ook in academische kringende angst bestond dat de natuur-wetenschappelijke methode ons hele wereldbeeld zou gaan bepalen;dat de mens, zijn geestesleven, kunst en cultuur gekoloniseerd zouden worden door positivisme & naturalismehet behaviorisme is één voorbeeld, maar ook de algehele invloed van wetenschap op de maatschappijdit leidde tot verzet tegen de oprukkende natuur-wetenschappen en de objectivering van mens en maatschappij

tot de 19e eeuw had het concrete bestaan niet als het wezenlijke of diepere zijn van de mens gegoldenzin en zijn van de mens (wat de mens is / betekent) werd opgevat in algemene zin: dé mensen die mens had bepaalde eigenschappen, met als belangrijkste: de Rede (ratio / verstand)eind 19e eeuw krijgt het concrete bestaan van de individuele mens een diepere betekenis(Kierkegaard, Schopenhauer en Nietzsche zijn voorlopers van de levens-filosofie en het existentialsime)mensen zijn historisch bepaalde en levende wezens, geen Cartesiaanse / theoretische subjectende werkelijkheid die we ervaren is altijd een op een bepaalde wijze een beleefde werkelijkheidde wetenschappelijke ervaring moet plaats maken voor de directe, dagelijkse, persoonlijke ervaring: beleving(dus: beleving als geesteswetenschappelijke tegenhanger van de natuurwetenschappelijke ervaring)

later in de 19e en in de 20e eeuw groeit de kritiek op het positivisme en natuurwetenschappelijk denkenhet model van de natuurwetenschappen is representatief denken: gaat uit van het correspondentie-modelhet begrip of de theorie, zo is de gedachte, representeert iets, correspondeert met iets in de werkelijkheidhet begrip, de representatie, geeft het voorwerp zijn identiteit als zijnde / ding = reïficatie (verdingelijking)in representatief denken (aanwezigheids-denken) staat de tijd als het ware stil (vgl. Plato's Vormen)het representatieve denken herkent zijn eigen temporele (eindige) horizon niet ,heeft zich als subject, als objectief toeschouwer, buiten de wereld geplaatst (Tita tovenaar / Himmel über Berlin)

in de 20e eeuwse filosofie wordt het positivistische / natuur-wetenschappelijke denken soms getypeerd als:cognitivistisch kennis en verstand staan boven beleving, gevoel, intuïtie en persoonlijk inzicht

20

Page 9: lap-top · Web viewals niet empirisch nagegaan kan worden of iets waar, dan wel onwaar is, is het een zinloze bewering zo kon de wetenschap gezuiverd worden van pseudo-wetenschap

representatief: kennis (taal, modellen, theorie) wordt verondersteld de werkelijkheid objectief weer te gevenidentificerend: kennis is generaliserend, en heeft weinig oog voor het individuele, momentane en specifiekereïficerend: kennis is gericht op 'verdingelijking', en heeft weinig oog voor het procesmatige en holismeobjectiverend: kennis wordt beschouwd als objectief, neutraal, niet relationeel, waarnemer-onafhankelijkbeheersend: kennis is macht; kan instrumenteel aangewend worden als toegepaste wetenschap / technologie

de mens- en geestes-wetenschappen (Geisteswissenschaften / Kulturwissenschaften)

als reactie op de verwetenschappelijking en de industriële revolutie ontstaan de Geisteswissenschaften in deze opkomende mens- en geesteswetenschappen kwam de objectiverende houding onder vuurgebaseerd op het angelsaksische moral science (Hume, Mill), ontstaan eind 19e eeuw in Duitsland de:Geisteswissenschaften (Dilthey) en Kulturwissenschaften (Weber, Windelband, Rickert)Wilhelm Dilthey , Max Weber, Georg Simmel, Ferdinand Tönnies, G.H. Mead, Charles Cooley e.a.stellen de wijze waarop wij de werkelijkheid percipiëren, en de motivaties waarnaar wij handelen centraal:culturale normen, waarden, symbolen en sociale processen bezien vanuit een (inter)-subjectief perspectiefhet positivisme wordt gezien als a-historisch en generalistisch; uit op universele wetten, zoals de natuurkunde

er wordt uitgegaan van een fundamenteel andere ontologie / opvatting omtrent wat werkelijk is / bestaat:niet datgene wat wetenschappelijk aangetoond wordt, maar 'datgene waarnaar gehandeld wordt bestaat'

Ø mensen beschouwen elkaar als personen, niet als individuele lichamelijke verschijningenØ mensen ervaren liefde als genegenheid, niet als 'stofjes in de hersenen'Ø mensen beleven ervaringen subjectief, ook al hebben ze geen kennis van neurologische processenØ relaties tussen mensen zijn deels normatief, en hebben daarmee geen plaats in het positivismeØ sociale instituten (de staat, geld, religie) bestaan bij de gratie van de imbedding in een praxisØ het recht bestaat niet bij de gratie van tastbare wetboeken, maar bij wijze van haar gelding

het verschil tussen beide benaderingen kan geduid worden a.h.v. de term betekenis:in het positivistisch wereldbeeld is geen plaats voor betekenis, behalve in de relatie tussen (hypo)these en feitvolgens de mens- en geestes-wetenschappen bestaat 'de wereld' juist uit betekenis (Sinn) i.p.v. feitendisciplines als geschiedenis, letteren, sociologie, psychologie en antropologie gaan over de menselijke leefwerelddaardoor lenen ze zich niet voor de objectiverende, kwantificerende methode (zo was de redenering)de mens is geen ding, noch een rationeel cartesiaans subject, en volgt geen universele (natuur)wettensubjectiviteit, intenties, motivaties, overtuigingen, denkbeelden, bedoelingen, gevoel zijn niet objectiveerbaar

het positivisme neemt een 3e-persoons-perspectief in, en is daarmee blind voor het 1e-persoons-perspectiefØ objectiviteit is daarom niet hetgeen waarnaar de mens- en geestes-wetenschappen moeten streven;Ø subjectiviteit en inter-subjectiviteit bepalen het mens-zijn van de mens, dus dat is het object van studiede mens- en geestes-wetenschappen moeten zich daarom emanciperen, en een eigen methode hanteren

angst voor het positivistisch reductionisme was ook maatschappelijk: de mens wordt een manipuleerbaar ding:een variabele in statistieken, een radertje in een machinerie (lopende band), een consument met koopkracht,een manipuleerbare / mobiliseerbare burger (stemvee), een te behandelen patiënt, een voor te lichten leek, etc.dit was een reactie op, en waarschuwing tegen het wetenschappelijk optimisme van de Verlichtings-filosofende mens mag niet gereduceerd worden tot een individu, een atoom: hij maakt deel uit van een gemeenschapgeschiedenis, traditie, religie, waarden en (culturele) identiteit zijn geen fictie, maar een sociale realiteitdeze realiteit is niet reduceerbaar tot het naturalisme van de positivistische wetenschappende positivistische (zelf)overschatting van de rol van wetenschap krijgt zodoende de scheldnaam sciëntisme

de objectiverende methode moest plaats maken voor inter-subjectivisme, fenomenologie en hermeneutiekdeze stromingen leidden tot nieuwe visies op de aard en maatschappelijke rol van wetenschappelijke kennisbijv: de kennis-sociologie (Karl Mannheim, Ludwig Fleck), existentialisme (Sartre, Heidegger, Merleau-Ponty)en de kritische theorie van de Frankfurter Schule (Marcuse, Horkheimer, Adorno, Habermas)

de veronderstelde 'waardevrijheid' en objectiviteit van de wetenschappen kwamen ter discussie te staanobjectiviteit bestaat niet: onze kennis is inter-subjectief, historisch bepaald, context- en perspectief-gebondenwetenschap / technologie en de samenleving zijn afhankelijk van elkaar: belangen spelen daarin ook een rolm.a.w: wetenschap is mensenwerk, een zoeken naar antwoorden op theoretische en praktische vragen;geen representatie van 'de werkelijkheid', geen universeel geldige, noodzakelijk ware en zekere kennis

21

Page 10: lap-top · Web viewals niet empirisch nagegaan kan worden of iets waar, dan wel onwaar is, is het een zinloze bewering zo kon de wetenschap gezuiverd worden van pseudo-wetenschap

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Wilhelm Dilthey (1833-1911)

de menswetenschappen moesten niet objectief en waarde-vrij zijn (Freischwebende Intelligenz, Karl Mannheim)maar juist Verstehend: vragen niet naar het hoe, maar naar het waarom, niet kwantitatief, maar kwalitatiefDilthey stond in de traditie van de Romantiek en het Duits Idealismed.w.z: verzet tegen het positivisme en het methodologisch monopolie van de causale verklaringhet menselijk gedrag en de samenleving gedragen zich niet zoals de natuur

waar Kant de ervaring analyseert die aan natuurwetenschappelijke kennis ten grondslag ligt,wil Dilthey de ervaring analyseren die ten grondslag ligt aan de geesteswetenschappende ervaringsstructuur is niet tijdloos (zoals Kant's aanschouwingsvormen),maar historisch & aan verandering onderhevig: culturele kennis vooronderstelt een historisch a-priorimensen zijn historisch bepaalde en levende wezens, geen Cartesiaanse of theoretische subjectendaarom moeten de geesteswetenschappen een principiëel andere methode volgen:beleving als (geestes-wetenschappelijke) tegenhanger van de natuurwetenschappelijke ervaringØ de geesteswetenschappen moeten niet verklaren (Erklären), maarØ taal en cultuur moeten in hun betekenis worden verstaan (Verstehen)

Dilthey pleit voor de hermeneutiek als algemene methode van de geesteswetenschappenhij benadrukt de samenhang van de beleving, de uitdrukking (expressie) en het verstaaninterpreteren is verstaan: een combinatie van individueel-psychologisch en sociaal-historisch begrijpenhistorische en sociale kennis worden gekenmerkt door het innerlijk verstaan van betekenissen:in de geesteswetenschappen zijn subject en object niet gescheiden: object = ook subject (niets iets, maar iemand)de werkelijkheid die we ervaren is altijd een op bepaalde wijze een beleefde werkelijkheid,met praktische doeleinden en (esth)etische waarde(rings)belevingen,deze vormen een belevings-horizon (subjectief ervaren tijdgeest)en zijn inherent verbonden met tot uitdrukking gebrachte belevingenbelevingen vormen een dynamische structuur, zijn niet puur persoonlijk / subjectief, maar ook cultureeltot uitdrukking gebrachte belevingen vormen de historisch-maatschappelijke wereld (cultuur)(moraal, recht, de staat, religie, kunst etc: Hegel's objectieve geest)blijvende uitdrukkingen vormen een belevingshorizon, en zijn verbonden met verleden, heden en toekomstwe kunnen deze verstaan omdat we in een domein van gemeenschappelijkheid opgroeien (cultuur)verstaan is het nabeleven van een beleving middels de uitdrukking daarvanverstaan is een reconstructie van betekenis (niet van intentie), waardoor onze eigen horizon verruimt

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

twee academische 'culturen'

zo ontstonden er twee academische culturen: enerzijds de (natural) sciences, anderzijds de humanitiesin Nederland kennen we dit onderscheid als bèta (exact) en alfa (letteren) 15

gamma beslaat de social sciences (psychologie / sociologie / antropologie / economie / politicologie),maar deze zijn intern verdeeld naar methode: kwalitatief (verstehend / alfa) en kwantitatief (erklärend / bèta)

twee kampen / stromingen / methoden in de filosofie (en de sociale wetenschappen)

Ø het positivisme enerzijds; dominant in de (voornamelijk angelsaksische) analystische filosofieØ de fenomenologie en hermeneutiek anderzijds; dominant in de (continentale) antropologische filosofie

de twee academische culturen bleken steeds minder in staat met elkaar te communicerenbinnen wetenschappelijke disciplines was er natuurlijk altijd sprake van verschillende, concurrerende theorieënmaar de kloof tussen science en de humanities betrof geen verschillende 'teams', maar 'different ballgames' een kloof tussen verschillende takken van sport waar geheel andere aannames en methodes gelden:

22

Page 11: lap-top · Web viewals niet empirisch nagegaan kan worden of iets waar, dan wel onwaar is, is het een zinloze bewering zo kon de wetenschap gezuiverd worden van pseudo-wetenschap

Ø de sciences / exacte natuur-wetenschappen baseren zich grofweg op 4 uitgangspunten:

- ontologie: - naturalisme; de werkelijkheid is objectief gegeven, en bestaat onafhankelijk van interpretatie - psychologisme: cultuur, geest en ideële 'dingen' zijn reduceerbaar tot natuur (neurologie)

- epistemologie: systematische waarneming van causale wetmatigheden leidt tot objectieve kennis wetenschap ont-dekt de wereld, en theorieën en modellen representeren deze

- methodologie: positivisme; empirische toetsing van hypothesen aan kwantitatief meetbare feiten- sociale filosofie: wetenschappelijke vooruitgang leidt tot maatschappelijke vooruitgang (Verlichting)

wetenschappelijke kennis is daarmee een adequate representatie van de objectief gegeven werkelijkheidkern-begrippen: beschrijven, verklaren, experimenteren, objectiviteit, waarheid, neutraliteit

Ø de humanities (alfa) en 'verstehende' gamma-wetenschappen verhouden zich kritisch tot die uitgangspunten:

- ontologie: de werkelijkheid die onafhankelijk van interpretatie bestaat is onkenbaar: de leefwereld is cultureel cultuur, geest en ideële 'dingen' zijn niet reduceerbaar tot natuur-wetenschap werkelijk is niet dat wat 'van nature gegeven' is, maar 'waarnaar gehandeld wordt' (God, geld, etc.)

- epistemologie: kennis is niet objectief, maar (inter)-subjectief, perspectivisch, historisch en gesitueerd wetenschap ontdekt en representeert de wereld niet, maar construeert de (of een) wereld

2 vgl. Descartes' gedachte-experiment met het stukje was: de erkenning van de substantie (was) is een oordeel, een aanname

3 in die zin is Kant de wegbereider van de fenomenologie en het structuralisme

4 Griekse sceptici noemden de onkenbaarheid van de fenomenen acatalepsia = Grieks voor "ongrijpbaar"

5 waarnemen is altijd iets bepaalds waarnemen (Aristoteles: zijn is altijd iets bepaalds zijn: wat-heid)

6 dit onderscheid werd al in de middeleeuwen gemaakt door nominalisten (bijv. Ockham) om het geloof te beschermen

7 sinds de Verlichting is wetenschappelijke kennis gebaseerd op aannames over methodiek en werkelijkheid - empirisch testen van hypothesen volgens gestandaardiseerde en kwantitatieve methode - theorieën moeten de werkelijkheid beschrijven volgens mechanische / causale wetten (reductionisme) dit demarcatie-criterium onderscheid wetenschap van pseudo-wetenschap eeuwenlang hebben theorieën praktijken gelegitimeerd a.h.v. ideeën die niet passen in het huidige paradigma, maar ze functioneerden wel acupunctuur zou op het placebo-effect kunnen berusten, maar het placebo-effect is wetenschappelijk aangetoond vraag is: hoe en waarom werkt het? het Chinese concept qi (chi) wordt niet erkend, maar er zou een andere verklaring kunnen zijn

8 William Whewell: The Philosophy of the Inductive Sciences (1840)

9 John W. Draper (1811-1882): The History of Conflict Between Religion and Science (1874)

10 de social sciences (gamma) vallen vaak onder alfa, of worden beschuldigd van 'science envy' (wanna-be's)

11 Frege zorgt met zijn Begriffschrift in 1879 voor een doorbraak in de logica: hij introduceert de predicaten-logica zowel de syllogistiek als de propositie-logica zijn te interpreteren binnen de predicaten-logica dit vormt de theoretische grondslag voor ontwikkeling van moderne computertechniek en informatica Grundgesetze der Arithmetik (1893-1903) probeert de wiskunde in een verzamelingenleer te axiomatiseren Frege is de geestelijk vader van het logicistische project, een deductieve wetenschap gebaseerd op logica en wiskunde het logicisme stelt dat de wiskunde een uitbreiding is van, en reduceerbaar is tot logica

12 dat Wittgenstein vaak geponeerd wordt als het begin van de Linguistic turn is omstreden maar ook dubbelzinnig:- er was al groeiende aandacht voor de rol van taal lang vóór Wittgenstein (Hamann, Peirce, de Saussure, Nietzsche)- er zijn in zekere zin 2 Wittgensteins: de vroegere (1911-1921) en de latere (1931-1951) Wittgenstein I: filosofische problemen komen voort uit misverstanden t.a.v. de logische structuur van taal Wittgenstein II: we moeten taal opvatten als een context gebonden spel, niet als afbeelding van de werkelijkheid

13 enkelvoudige dingen bestaan wel, maar we kunnen er geen kennis van hebben (vgl. Kant's Ding an sich)

14 Gustav Bergmann, Rudolf Carnap, Philipp Frank, Hans Hahn, Tscha Hung, Victor Kraft, Karl Menger, Richard von Mises, Marcel Natkin, Otto Neurath, Olga Hahn-Neurath, Theodor Radakovic, Rose Rand, Friedrich Waismann, en later Herbert Feigl en Kurt Gödel. Wittgenstein en Karl Popper waren regelmatig aanwezig, maar geen leden van de groep, daar zij op essentiële punten afweken van het door de groep gepropageerde logisch positivisme of logisch empirisme

15 deze onderscheidingen zijn kunstmatig / ad hoc, afhankelijk van de gehanteerde methode van sub-discipline

23

Page 12: lap-top · Web viewals niet empirisch nagegaan kan worden of iets waar, dan wel onwaar is, is het een zinloze bewering zo kon de wetenschap gezuiverd worden van pseudo-wetenschap

- methodologie: fenomenologie; ervaring als beleving is iets anders dan empirie in de wetenschap hermeneutiek; interpretatie als verstehen is iets anders dan representatie van de werkelijkheid

- sociale filosofie: wetenschap leidt niet (perse) tot vooruitgang, maar (ook) tot vervreemding (Romantiek)

tot de jaren '60 leek hun verhouding op een koude oorlog tussen twee ideologieën, maar zonder wapenfeitenhet waren gescheiden werelden, met elk een eigen taal en cultuur, die naast elkaar bestondenin 1959 stelt C.P. Snow de kloof tussen beide culturen aan de kaak in The Two Cultures 16 hij was van mening dat deze kloof contra-productief is voor mens, wetenschap, en wereld

vanaf de jaren '60 zijn er echter 3 ontwikkelingen die zorgen voor verhitte confrontaties in deze koude oorlog

Ø de linguistic turn: aandacht voor de bepalende rol van taal in ons denken en ons wereldbeeldØ de cultural turn: aandacht voor culturele verschillen en culturele determinanten in ons wereldbeeld Ø de historical turn: aandacht voor de historische dimensie van kennis, wetenschap, cultuur, etc.

deze wendingen hebben zich vooral voorgedaan in de sociale wetenschappen 17, de filosofie en de letteren,en hebben bijgedragen tot stromingen als het constructivisme, (post)-structuralisme en post-modernismehet idee dat wetenschap mensenwerk is, heeft geleid tot nieuwe (post-moderne) benaderingen:wetenschaps-sociologie, wetenschaps-antropologie, wetenschaps-geschiedenis, etc.vanuit deze stromingen kwam er (opnieuw) kritiek op het positivistische (objectieve) beeld van wetenschapditmaal niet alleen op de invloed van het positivisme op disciplines buiten de natuur-wetenschappen,maar ook op het kennis-ideaal en de waarheids-claims van het positivisme en de natuur-wetenschappen

zo is het debat tussen de natuur-wetenschappen en de sociale wetenschappen / letteren in een impasse belandtwee culturen, met een verschillend wereld-beeld, die een andere taal spreken, en andere methodes hanterenalfa / gamma ↔ bèta ... continentale filosofie ↔ analytische (angel-saksische) filosofie ... nurture ↔ nature

de humanities hechten aan cultuur, geschiedenis, traditie, en plaatsen 'de grote meesters' op een voetstukalgemene kennis van het werk van Plato, Shakespeare, Beethoven, Dostojevski etc. maakt de mens beschaafdde sciences hechten aan de verklarende kracht van theorieën en observatie van feiten, niet aan 'grote namen'er is sprake van rivaliserende theorieën, maar deze worden niet gezien als ideologische stromingen (-ismen);uiteindelijk moet de positivistische methode de strijd tussen rivaliserende theorieën beslechtener is volgens het naturalisme immers maar één objectieve werkelijkheid, en dus maar één ware theorie daaroverde demonstratieve kracht en praktische toepasbaarheid van specifieke kennis dragen bij aan de vooruitgangdeze breuklijn bleek als een splijtzwam te werken in de opkomende mens- en geestes-wetenschappen

16 Charles Percy Snow: The Two Cultures and the Scientific Revolution (1959)

17 Immanuel Wallerstein (et al.): Open the Social Sciences; Report of the Gulbenkian commission (1996)

24