Upload
others
View
1
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 1
LERAAR LAGER ONDERWIJS
STAGEGIDS ATELIER EN STAGE 2 – SEMESTER 2 ACADEMIEJAAR 2018 – 2019
Lerarenopleiding Mechelen | Campus Kruidtuin | Lange Ridderstraat 44 | 2800 Mechelen
Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 2
1. Stageconcept en – opzet
Binnen ons nieuw curriculum wensen wij de studenten onmiddellijk onder te dompelen in de praktijk en zoveel
mogelijk te leren op de werkplek zelf. Observeren/participeren en kleine taken van de mentor overnemen wordt van
bij aanvang verwacht. Na “Atelier en stage 1” waar de student kennis, vaardigheden en attitudes onder de knie kreeg
in eenvoudige (les)opdrachten ingeoefend in eenvoudige lessen begeleid door mentor, stagepartner en/of
stagebegeleider wordt de stagiair binnen “Atelier en stage 2” klaar gemaakt om de volgende stap te zetten.
De student krijgt binnen deze stage kennis, vaardigheden en attitudes onder de knie in meer complexe lessen,
rekening houdend met de eigenheid van de groep en hij/zij toont daarbij enige autonomie:
De studenten lopen voor dit opleidingsonderdeel stage in twee verschillende stagescholen.
De stage bestaat uit 2 stageperiodes: stage in semester 1 en stage in semester 2.
Tijdens semester 1 zal de student in alle leerjaren kunnen stage lopen, behalve in het 1ste leerjaar en bij
voorkeur in het tweede, derde of vierde leerjaar. In semester 2 zal de stage verplicht doorgaan in een vijfde
of zesde leerjaar.
Vanaf de start van het semester komen de studenten regelmatig 1 dag per week naar de stageschool
(lintstage).
Tijdens deze lintstage zal de stagiair actief participeren, een aantal activiteiten voorbereiden en begeleiden
en per stagedag minstens één volledige les zelf ontwerpen en realiseren.
De student komt tijdens de lintstage regelmatig een dag in de stageklas en stageschool en de dagen wisselen
zodat hij/zij gedurende de periode op verschillende dagen van de week eens heeft meegedraaid in de school
en in de klas.
Tijdens de aaneensluitende stagedagen (blokstage) in maart (d.i. inloopstage) en mei neemt de stagiair de
volledige lesdagen van de mentor over.
De studenten kunnen tijdens stagedagen steeds ingezet worden als extra ondersteuning van de mentor
binnen de klas of school.
Per stageperiode is de planning beschikbaar in bijlage en op de flyer die de student aan de mentor bezorgt op de
eerste stagedag.
Op de hogeschool wordt de stage o.a. ondersteund door ateliers en bijeenkomsten van de stagegroep. Tijdens de
ateliers zal de student input krijgen, activiteiten uitproberen en vaardigheden kunnen oefenen om mee aan de slag te
gaan tijdens de stage op de stageschool.
Met alle ervaringen en indrukken die hij/zij opdoet tijdens de stage komt hij/zij naar de stagegroep op de hogeschool
waar in kleine groep en onder leiding van je stagebegeleider in gesprek gegaan wordt over bepaalde ervaringen,
vragen, casussen, opdrachten, …
Elke student die ‘Atelier en stage 2’ opneemt zal 3 WiWeter-sessies moeten begeleiden. De student is hierop steeds
stipt aanwezig en goed voorbereid en hij/zij neemt actief deel aan de sessie. Deze criteria worden mee opgenomen
binnen de evaluatie.
Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 3
De student krijgt binnen deze stage de mogelijkheid om een korte internationale uitwisseling te doen van 1 week
(International week). Het aanbod wordt tijdig aan de studenten bekend gemaakt en de student kan zich dan voor de
week naar keuze kandidaat stellen. Per student wordt dan in samenspraak met de stageverantwoordelijke bepaald
welke en hoeveel stagedagen hij/zij hiervoor in semester 2 niet moet uitvoeren. Dit wordt zo snel mogelijk ook
gecommuniceerd met de stageschool.
“Atelier en stage 2” is een jaarvak van 15 studiepunten. Om verderop in het traject andere stages te kunnen
opnemen moet de student geslaagd zijn voor “atelier en stage 2”. Het is niet mogelijk om dit opleidingsonderdeel in
tolerantie te zetten.
2. Focus
Zoals beschreven in de stageleerlijn (in bijlage) ligt de focus binnen dit opleidingsonderdeel op volgende competenties,
gegroepeerd per rol:
Coach van zichzelf
◌ Leergierigheid
◌ Kritische ingesteldheid en reflectief vermogen
◌ Professionele houding
Coach van leren en leven van kinderen
◌ Basishouding leerkracht als coaching
◌ Werken aan betrokkenheid
◌ Doelgericht werken met inhoudelijke expertise
◌ Taalontwikkeling stimuleren
Coach van groepen
◌ Organisatie werkklimaat
◌ Klasmanagement en leefklimaat
Teamspeler
◌ Samenwerken
3. Atelier – stagegroep – stage
3.1. Atelier
Ateliers zijn activiteiten op de hogeschool waar de student input krijgt, activiteiten uitprobeert en vaardigheden kan
oefenen om mee aan de slag te gaan tijdens de stage op de stageschool. De ateliers worden gepland doorheen het
semester.
Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 4
De algemene ateliers en werkateliers zijn verplicht omdat tijdens die ateliers o.a. de verplichte stageopdrachten meer
invulling en toelichting krijgen, vaardigheden worden ingeoefend of ondersteuning wordt aangeboden bij het
voorbereiden van lessen.
Tijdens een werkatelier worden de studenten op basis van het vak en de lesdoelen die hij/zij meekreeg van de mentor
ingedeeld in kleinere werkgroepen. Om deze werkgroepen samen te stellen geeft de student telkens tijdig het vak en
lesdoel voor zijn/haar volgende les door via de link op Toledo. Elke deadline staat ook op de uitgebreide planning in
bijlage. Onder begeleiding van een docent werkt de student tijdens het werkatelier de les al zo krachtig mogelijk uit. Als
voorbereiding op het atelier werkt de student telkens al minstens een korte individuele brainstorm uit (op een
zelfgekozen manier) en zorgt hij/zij dat hij over alle nodige documenten (handleiding, werkboek, …) beschikt. Het is niet
noodzakelijk maar de student mag als voorbereiding op het atelier ook al een eerste lesontwerp maken wat dan tijdens
het atelier kan worden bijgeschaafd en verder afgewerkt.
Daarnaast worden er ook vrijblijvende ateliers en feedbackateliers geroosterd. De inhoud van de vrijblijvende ateliers
wordt afgestemd op de noden die de stagebegeleiders bij hun studenten opmerken. Tijdens de feedbackateliers kunnen
de studenten feedback krijgen op de voorbereidde lessen. Deze ateliers zijn uiteraard niet verplicht maar wel aan te
raden als er nood is aan bepaalde extra ondersteuning.
Ateliers semester 2
TITEL ATELIERBEGELEIDER
LessonUp Lise De Boeck of Olivier Van Roy
expressie (onder voorbehoud) Anneleen Hermans
werkateliers verschillende docenten
feedbackatelier verschillende docenten
De planning van de ateliers en het ondersteunend materiaal per atelier vindt de student op de digitale leeromgeving.
3.2. Stagegroep
Een stagegroep is een groep van ongeveer 8 studenten die doorheen heel het jaar opgevolgd worden door eenzelfde
stagebegeleider. Op geregelde tijdstippen komen deze studenten samen om concreet aan de slag te gaan met planning,
stageopdrachten, feedback, problemen, vragen of casussen van op de werkvloer, … onder begeleiding van de
stagebegeleider.
Aan het einde van de stageperiode heeft de student een individueel gesprek met de stagebegeleider.
Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 5
3.3. Stage
3.3.1. Stageopdrachten semester 2
De eerste dagen zal de student vooral observeren en participeren in de stageklas om de klas, de kinderen en de
werking goed te leren kennen.
Gericht observeren doe hij/zij adhv van de leidraad beschreven in de opdracht ‘Beginsituatie in kaart brengen’.
Hiervan maak de student een verslag en dat neem hij/zij op in het stageportfolio.
De student neemt zelf initiatief om te participeren en heeft hiervoor een inspiratielijst met participatieactiviteiten ter
beschikking. Actief participeren helpt de student de klaswerking leren kennen en een band op te bouwen met de
klasgroep. Op die manier is de stagiair ook een helpende hand voor de mentor. De student houdt voor elke dag kort
bij welke participatieopdrachten hij/zij uitvoerde en duidt dit aan in het STAP binnen het stageportfolio.
Zowel in semester 1 als in semester 2 zal de student vanuit de hogeschool een aantal verplichte stageopdrachten
meekrijgen. De bedoeling is dat hij/zij deze opdrachten gedurende de stageperiode uitvoert. De student plant dit in in
overleg met de mentor en stagepartner.
In de planning worden een aantal lesvrije dagen voorzien waarop de studenten niet verwacht worden op de hogeschool.
Deze dagen kunnen volledig ingezet worden voor stagevoorbereiding (STVO). Tijdens deze dagen kunnen de stagiairs
ook extra naar de stageschool gaan als dat nodig is (bv. voor het afgeven of ophalen van lesvoorbereidingen) en is er
mogelijkheid om op de hogeschool op afspraak feedback te krijgen bij lesvoorbereidingen.
VERPLICHTE OPDRACHTEN LINTSTAGE + BLOKSTAGE SEMESTER 2
1. (Algemene) beginsituatie in kaart brengen
Deze stageperiode ligt de klemtoon op het grondig verkennen van de beginsituatie van de klasgroep en van de
individuele leerlingen. Om de beginsituatie gedetailleerd te observeren en bevragen, is er een apart document voor
deze stageperiode, ‘Beginsituatiebevraging in functie van differentiatie’.
Om deze opdracht goed te kunnen uitvoeren zal de stagiair zowel gericht observeren als vragen stellen aan de mentor.
Een aantal aspecten zal de stagiair pas goed in kaart kunnen brengen naarmate hij/zij actief zal participeren en zo de
klas, de school en de kinderen beter leert kennen.
De lesspecifieke beginsituatie zal de stagiair moeten beschrijven bij het ontwerpen van lessen in semester 2.
In het stageportfolio komt het verslag van deze opdracht.
2. Contrastmomenten / tussendoortjes voorzien
Met het oog op bewegingsgezinde toekomstige leerkrachten verwachten we dat de stagiair in het klaslokaal zinvolle
tussendoortjes organiseert gericht op compensatie (voor het lange stilzitten, om de sfeer te bevorderen, om tot rust
te komen of om tegemoet te komen aan andere bewegings- en belevingsbehoeften van de leerlingen). Deze korte
Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 6
activiteiten staan nog los van de andere vakken (geen integratie van de beweging ten dienste van de cognitieve
ontwikkeling).
In het stageportfolio presenteert de student op het einde van het academiejaar (dus na beide stageperiodes) een
systeem waarin hij/zij minstens 20 tussendoortjes verzameld met een korte eigen gekozen voorbereiding. De student
wordt uitgedaagd om een systeem te gebruiken dat zinvol en doelgericht kan ingezet worden in de klas.
3. Werkelijkheid verkennen buiten de klasmuren
In thema 5 Breek uit je klas leerde de student de werkelijkheid verkennen buiten de klasmuren. In semester 2 zet de
student deze vaardigheden in minstens 1 eigen uitgewerkt lesmoment in. Je tracht de theorie uit thema 5 toe te
passen in je eigen stagecontext. De student breekt letterlijk uit de klas en verkent op een doelgerichte wijze de
werkelijkheid buiten de klasmuren. De voorbereiding van deze opdracht voeg je toe aan je digitale stageportfolio
(opdrachten). Je maakt hier een nieuw mapje aan met de naam Breek uit je klas.
Doelstellingen: * doelstellingen zijn louter informatief en ter inspiratie en hoeven niet allemaal gerealiseerd worden.
De studenten kunnen een omgeving buiten de klas breed exploreren.
De studenten kunnen werkvormen voor buiten de klas inzetten.
De studenten kunnen anderen een omgeving buiten de klas betekenisvol laten beleven op verschillende
ontwikkelvelden: cognitief, dynamisch-affectief en (psycho)(senso)motorisch.[3]
De studenten kunnen bij het laten beleven van een omgeving de anderen tot impressies brengen en
vervolgens deze laten vertalen in muzische expressie.
De studenten kunnen een thema als rode draad integreren bij het laten verkennen van een omgeving.
De studenten kunnen antwoorden geven op de voorspelbare vragen die een omgeving oproept bij anderen.
De studenten kunnen bij het laten beleven van een omgeving buiten de klas stimulerende tussenkomsten doen
als reactie op wat zich spontaan afspeelt.
De studenten nemen de nodige veiligheidsmaatregelen bij het verkennen van een omgeving buiten de klas.
De studenten kunnen fysieke vaardigheden, ecologische relaties en interpersoonlijke groei/
onderwijsvaardigheden koppelen aan ‘outdoor’-activiteiten.
De studenten kunnen gericht en betrokken op de omgeving leerplandoelen van verschillende domeinen van
wereldoriëntatie, rooms-katholieke Godsdienst, Nederlands en Wiskunde bereiken met activiteiten.
De studenten kunnen herinneringen en verwijzingen naar conflict en geweld uit het verleden laten benaderen
vanuit empathie en betrokkenheid, reflectie en actie.
De studenten kunnen aanwezig erfgoed via activiteiten laten ervaren als waardevolle bron
(ouderdomswaarde, schoonheidswaarde en materiaalwaarde) door ermee in interactie te gaan.
VERPLICHTE OPDRACHTEN LINTSTAGE SEMESTER 2
1. Kennismaking en afspraken maken
De student voorziet voor de stagedag van 1 februari een activiteit om het ijs te breken en kennis te maken. De student
maakt zo snel mogelijk tijdens de lintstage de klasafspraken met de leerlingen voor de stagedagen.
In het stageportfolio beschrijft de stagiair kort de gekozen kennismakingsactiviteit en de gemaakte klasafspraken en
zijn/haar ervaringen hiermee. De student mag dit illustreren met beeldmateriaal.
Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 7
2. Per lintstagedag minstens 1 les zelf ontwerpen en realiseren
Tijdens de lintstage vanaf 13 februari 2019 (dus niet tijdens de eerste lintstagedag) geeft de student elke linstagedag
minstens één zelfontwerpen les. Dit geeft de stagiair de mogelijkheid om zich gerichter voor te bereiden op de blokstage
aan de hand van de feedback op de voorbereiding en de realisatie.
De student plant in overleg met de mentor deze lessen zodat hij/zij minstens 5 lessen uit verschillende leergebieden
heeft gegeven:
- minstens 1 les wiskunde
- minstens 1 les Frans
- minstens 1 les taal
- minstens 2 lessen te kiezen uit muzische vorming, lichamelijke opvoeding,
levensbeschouwing of wereldoriëntatie
In de zelfevaluatie kan de student deze lesvoorbereidingen inzetten als bewijsmateriaal bij het werken aan de eigen
leerdoelen.
VERPLICHTE OPDRACHTEN BLOKSTAGE SEMESTER 2
1. 45 lesuren
Tijdens de blokstage neemt de student alle lessen/activiteiten over die die periode geroosterd zijn. De mentor bezorgt
de tijdig (zie voorbeeldplanning) voor (een deel van) de blokstage zodat de student tijd heeft om zich voor te
bereiden.
Deze stageperiode hanteren we de 45-uurregel*: de student geeft tijdens de blokstage (stageblok maart en stageblok
mei samen) minimum 45 lesuren van 50 minuten zelf voorbereide lessen met een volledige klasgroep (minstens de
helft van de kinderen) waarvan er minimum 10 lesuren van 50 minuten worden gerealiseerd tijdens de blokstage in
maart. In de praktijk kan het zijn dat de student aan meer dan 45 lesuren komt. Indien het minimum aantal eigen
lessen niet wordt bereikt tijdens de voorziene stagedagen, kan er een inhaalstage gepland worden in overleg met de
mentor en de stagecoördinator.
Activiteiten die de student niet zelf kan voorbereiden, worden als participatieactiviteiten beschouwd. Het kan dan
gaan om bibliotheekbezoek, activiteiten met derden, klasuitstappen, klasoverstijgende activiteiten, … die doorgaan
onder leiding van de klasmentor.
De student geeft alle gewone lesactiviteiten van het lessenrooster van de opgegeven stagedagen, inclusief lesuren
L.O**., en participeert bij ‘speciale’ activiteiten (klasuitstappen, klasoverstijgende activiteiten, bibliotheekbezoek,
activiteiten met derden,…) die doorgaan onder leiding van de klasmentor, ook als hij/zij hierdoor aan meer dan 24
lesuren zou komen.
*Voor studenten die een week op internationale uitwisseling gaan geldt de 35-uurregel: de student geeft tijdens de
blokstage (stageblok maart en stageblok mei samen) minimum 35 lesuren van 50 minuten zelf voorbereide lessen met
een volledige klasgroep (minstens de helft van de kinderen).
Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 8
**Bewegingslessen
LO: De student dient doorheen een gevarieerd en toch zeer samenhangend en doelgericht aanbod, de
bewegingsintensiteit en vooral de bewegingsbeleving van de leerlingen centraal te stellen (geen sportspecifieke
vaardigheden oefenen of werken met grote (turn)materialen).
Zwemmen: De student geeft deze lessen, liefst beperkt tot eenvoudige zwemactiviteiten. Dit domein kwam op de
hogeschool (in beperkte mate) aan bod. We gaan ervan uit dat dezelfde principes als in een les LO (zowel op vlak van
voorbereiding als realisatie) kunnen gehanteerd worden als de focus niet op techniciteit moet liggen.
Tijdens deze stageperiode benut de student zoveel mogelijk kansen om op verschillende manieren bewust in te spelen
op de diversiteit in de klas en op de onderwijsbehoeften van de kinderen. Het is belangrijk om hierbij te vertrekken
van een les die didactisch goed is uitgewerkt. De student schrijft in de lesvoorbereiding steeds de beginsituatie
nauwkeurig uit in functie van de les en markeert in de lesvoorbereiding alle differentiatieacties om duidelijk te maken
waar je wil inspelen op verschillen en onderwijsbehoeften. Op de hogeschool werd in thema 6 rond brede basiszorg
gewerkt. Onderstaande differentiatievormen worden o.a. verkend:
Differentiatie naar instructiebehoefte in een instructieles door het toepassen van een verlengde instructie
voor een kleine groep en het snel zelfstandig laten oefenen van kinderen die de leerinhoud vlot verwerken.
Differentiatie naar niveau bij het inoefenen van aangeleerde vaardigheden door het toepassen van het BHV-
model: basisoefeningen, herhalingsoefeningen, verrijkingsoefeningen.
Differentiatie naar niveau, instructiebehoefte, tempo, interesse, … door middel van een gedifferentieerd
contractwerk of planbord.
Differentiatie ter ondersteuning van verschillen in sociaal-emotionele behoeften.
…
De klemtoon ligt deze stageperiode op kansen aangrijpen om in alle lessen op een zinvolle manier trachten in te
spelen op de onderwijsbehoeften van de kinderen.
In het stageportfolio toont de stagiair een selectie (naar keuze) van lesvoorbereidingen. We verwachten een
lesvoorbereiding voor elk vakgebied:
◌ wiskunde
◌ taal
◌ Frans
◌ levensbeschouwing
◌ muzische vorming
◌ LO (indien gegeven)
◌ wereldoriëntatie
Deze selectie van lesvoorbereidingen toont een variatie aan in werkvormen, groeperingvormen, creativiteit,
instructievormen, … .
Voor elke lesvoorbereiding gebruikt de student de bestandsindeling LV_[NAAMLEERGEBIED] als naamgeving en hij/zij
voegt alle bijlagen toe aan de lesvoorbereiding. De lesvoorbereiding met alle bijlagen wordt opgeladen als 1 PDF-
bestand.
Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 9
Indien de student geen enkele lesvoorbereiding heeft die voldoet aan de norm binnen een bepaald vakgebied, laadt
hij/zij ook : de oorspronkelijke lesvoorbereiding op, een reflectie bij de ingediende lesvoorbereiding(en), aangevuld
met een herwerking van de les. In de herwerking van de les toont de student aan wat hij/zij heeft gesuggereerd in de
reflectie.
De student neemt volgende zaken op in de reflectie (eigen aangemaakt word-document):
REFLECTIE ACHTERAF: DIDACTISCHE AANDACHTSPUNTEN
1. Betrokkenheid
Wat was de gemiddelde betrokkenheid van de klasgroep? Welke leerlingen waren opvallend meer/minder betrokken?
(zie ook LBS-L; thema 2)
Wanneer was de betrokkenheid het hoogst en het laagste?
Verklaar de mate van betrokkenheid:
o Welk wei-principe was volgens jou zeker in orde en zorgde voor de nodige betrokkenheid?
o Welk wei-principe werd nog onvoldoende ingezet en verklaarde een daling van de betrokkenheid bij de
klasgroep of sommige individuele leerlingen?
Beschrijf enkele concrete alternatieven voor de aanpak in deze les om de betrokkenheid in deze les te vergroten.
2. Evaluatie leerresultaten.
Kan je zeggen welke leerlingen in welke mate de doelen bereikt hebben?
o Indien ‘JA’: Geef je inschatting op klasniveau en geef aan bij welke kinderen/doelen er nog problemen zijn.
o Indien ‘NEE’: Wat heb je nodig om de leerresultaten nog beter te kunnen inschatten? Hoe zou je dat
aanpakken?
3.3.2. Extra taken opnemen op de stageschool
Om ruimte te hebben om tijdens pauzes het bord, lokaal en materiaal klaar te maken voor de volgende lessen, moet
de stagiair nog geen speelplaats- en/of refterbewaking doen of rijen begeleiden buiten de schoolpoort.
De taken zijn daarom beperkt tot:
- samen met de mentor (graag elke dag) aanwezigheidsregister en klasagenda invullen;
- leerlingen ophalen van de speelplaats;
- leerlingenagenda’s laten invullen na overleg met mentor;
- schriften en gemaakte werkjes verbeteren volgens de gewoontes van de mentor tegen de volgende lesdag
3.3.3. Afspraken met de mentor over feedback op lesvoorbereidingen
De mentor mag met de student afspraken maken ivm het afgeven, ophalen, eventueel aanpassen, herwerken of
opnieuw tonen van de lesvoorbereidingen. In de planning wordt een suggestie gedaan voor meedelen van de
lesdoelen, het afgeven en ophalen van de lesvoorbereidingen maar hier kan van afgeweken worden als de mentor dat
wil. De student zorgt er steeds voor dat de afspraken op papier staan en dat hij/zij de gemaakte afspraken naleeft. Bij
het ophalen van de lesvoorbereidingen bespreekt de mentor met de student de nagekeken lesvoorbereidingen.
Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 10
4. Digitaal stageportfolio
Studenten stellen een digitaal stageportfolio samen. Dit portfolio wordt gedurende de stage aangevuld en met de
stagebegeleiders gedeeld via Sharepoint. Op Toledo vinden de studenten een handleiding om hiermee vlot aan de slag
te kunnen gaan.
Het stageportfolio wordt gebruikt om:
De nodige administratie te verzamelen en te bewaren
Het bewijs van de verplichte stageopdrachten in te dienen
Observatiegegevens te delen
(peer)feedback te verzamelen
Elk portfolio wordt opgebouwd volgens dezelfde structuur:
Personalia = foto en contactgegevens van de stagiair
Stageovereenkomst
Stagerooster = STAP (stage-activiteitenplan) met dag – en weekroosters
Lesvoorbereidingen = selectie van lesvoorbereidingen die een stagiair indient na de stage volgens de afspraken
beschreven in de stageopdrachten. Elke lesvoorbereiding is 1 document m.i.v. alle bijlagen opgeslagen als pdf-
file.
Opdrachten = output van de stageopdrachten zoals beschreven hierboven. De stagiair maakt hierin zelf een
mapje per stageopdracht.
Verslagen van mentor en bezoekende docenten = observatieverslagen ingevuld door mentor en bezoekende
docent.
Verwerking (peer)feedback = korte neerslag van alle gekregen feedback bv. van mentor, stagepartner,
vakdocent, stagebegeleider, … in het aangeboden sjabloon en het groeiboek.
Extra = alles wat de stagiair nog extra wil tonen of inbrengen om aan te tonen dat hij/zij de gestelde
competenties heeft verworven.
Zelfevaluatie
In semester 1 verwerkte de student op zelfstandige basis gekregen feedback in het daartoe bestemde sjabloon. In
semester 2 gaan we een stapje verder en neemt de student het eigen ontwikkelingsproces als leraar-in-opleiding meer
in handen. De student neemt zelf de verantwoordelijkheid op om aan eigen leerdoelen te werken door gerichte acties
te ondernemen. Naast het verslag van de mentor en de evaluatie van de bezoekend docent, is de student zelf op deze
manier betrokken als derde beoordelaar van zijn eigen leerproces.
Na het individuele gesprek dat elke student heeft met de stagebegeleider op het einde van semester 1 en op basis
van het zelfevaluatieverslag werd duidelijk welke leerdoelen de student in semester 2 voorop dient te stellen. Deze
leerdoelen werkt de student uit op een zelfgekozen manier. De student toont aan met bewijsmateriaal (filmpjes,
foto’s, extra bezoeken op de stageplek, artikels, reflectieverslagen, etc.) dat hij/zij effectief groeide doorheen
semester 2 en werkte aan de leerdoelen. Dit bewijsmateriaal wordt samen met de eindzelfevaluatie gepost binnen de
map verslagen van mentor(en) en docent(en). De student maakt hiervoor zelf een nieuwe map aan met de naam
zelfevaluatie.
Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 11
5. Evaluatie
5.1. Rol van de mentor
Als begeleider van één of meerdere studenten heeft de mentor een taak van onschatbare waarde.
Wat willen we vragen van de mentor?
De mentor is in de eerste plaats begeleider, observator en verzamelaar. Hij/zij verzamelt voor de stagebegeleider het
gedrag dat de student stelt op stage.
Aan de hand van het observatieverslag (in bijlage) beschrijft de mentor zo uitgebreid mogelijk het gedrag van de
student per rol . Hij/zij noteert concrete vaststellingen die de opleiding duidelijke informatie geven over wat u
heeft gezien, gehoord en wat het effect was van de handelingen van de student op het gedrag van de leerlingen.
De mentor omschrijft voorbeelden die het beschreven gedrag bevestigen vertrekkend vanuit de normbeschrijving
(middenkolom). Hij/zij duidt aan met een groene kleur welke beschrijving overeenkomt met jouw gestelde gedrag of
handelingen op stage. Op deze manier geeft de mentor aan wat in orde is. De mentor krijgt eveneens de kans om
aanvullend bij deze normbeschrijving in concrete vaststellingen extra informatie te geven.
Daarnaast beschrijft de mentor waarin hij je als leraar-in-opleiding nog niet herkent in de linkerkolom. Wat ontbreekt
er, vanuit de normbeschrijving, nog in je gestelde handelingen? Tot slot krijgt de mentor de mogelijkheid eveneens te
beschrijven waarin de student duidelijk uitblinkt (rechterkolom) in vergelijking met de normbeschrijving. Dit doet de
mentor voor elke rol en voor elke prioriteit.
Het observatieverslag
We beschouwen dit observatieformulier als een aanvulverslag. De mentor noteert namelijk gedurende de gehele
stageperiode op het formulier. Hij/zij kan er ook voor kiezen om dagelijks de notities op een andere plaats te
verzamelen en dit later op het observatieformulier te synthetiseren. Concrete tips mogen rechtstreeks met de student
gedeeld te worden en hoeven niet mee opgenomen te worden op het observatieformulier.
De mentor maakt het formulier bij voorkeur digitaal met het oog op een vlotte en voldoende uitgebreide beschrijving
van het gedrag van de student. De student bezorgt aan de mentor op vraag een papieren versie indien hij/zij wenst
manueel aan de slag te gaan.
Bij voorkeur bespreekt de mentor dagelijks de observaties met de student.
Tijdens de gehele stagebegeleiding kan de mentor steeds rekenen op de ondersteuning van de stagebegeleider. Deze
neemt bij aanvang van de stageperiode zo spoedig mogelijk contact met op ter kennismaking. Bij vragen,
bezorgdheden of suggesties neemt de mentor zo snel mogelijk contact op met de stagebegeleider.
5.2. Flitsmomenten
Meer beoordelaars inschakelen maakt een stagebeoordeling alvast objectiever. Wij zetten dan ook dit jaar graag in op
het gebruik van flitsmomenten = korte (15 à 20 minuten), extra bezoeken door minimum 1 collega van de mentor per
semester. In deze stage kan dit ook door de leerkrachten van de andere klassen waarin de studenten gaan
Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 12
ondersteunen/ participeren. Ook zij beschrijven kort wat ze zien, waardoor we meer informatie krijgen. Deze extra
observatoren (extra paar ogen) verzamelen hun observaties in een zelfgeschreven document en bezorgen het aan de
mentor die de informatie dan mee kan bezorgen aan de student en de hogeschool.
5.3. Van observatie naar evaluatie
Alle observaties worden op de hogeschool door de stagebegeleider verzameld en gesynthetiseerd in een
evaluatieformulier (syntheseverslag). Op basis van het observatieverslag van de mentor, het verslag van de
bezoekende docent, het stageportfolio en het groeiboek wordt een beoordeling toegekend aan de student.
Deze beoordeling is een weerspiegeling van de prestaties die de student leverde in deze stageperiode en wordt
bepaald aan de hand van een generieke beoordelingsschaal waarin de mogelijke eindbeoordelingen (cijfers)
beschreven staan.