Upload
others
View
3
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
1
Marktonderzoek AMM 2001: de markt voor
mobiele telefonie
Openbare versie
drs. J.P.J. de Jong
dr. R.G.M. Kemp
Zoetermeer, 8 oktober 2001
2
Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van OPTA.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM.
Alle in dit document vermelde gegevens zijn openbaar. Publicatie en inzage aan derden, geheel of gedeeltelijk, is zonder
toestemming van OPTA en EIM beslist niet toegestaan. EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere
onvolkomenheden.
3
Inhoudsopgave
1 In le id ing 5
1 . 1 Aan l e i d i n g 5
1 . 2 U i t ga ngs pu n t e n 6
1 . 3 Opze t r ap po r t 6
2 Onderzoeksopze t 7
2 . 1 Vrag en l i j s te n 7
2 . 2 Da tav e rza me l i n g 7
3 Aanmerke l i j ke mach t op de mark t 9
3 . 1 In l e i d i ng 9
3 . 2 Wet te l i j k ka d er 9
3 . 3 He t be g r i p a an me rk e l i j ke m ark t mac h t 10
3 . 4 De m a rk t a f bak en i ng 10
3 . 5 De h u id i ge a an wi j z i ngs p rak t i j k 11
4 Mark taande len 13
4 . 1 Ma rk t a an de l en a l s i n d i ca to r vo o r A M M 13
4. 2 In d i ca to re n vo or m a rk t aa nd ee l 13
4 . 3 He t me te n v an o mz et 15
4 . 4 U i t k oms te n m ark to nd e rzo ek 16
4 . 5 Omze t pe r a ans l u i t i ng 24
4 . 6 Co nc lu s ie 26
5 Aanvu l l ende cr i te r ia : Vermogen de mark tvoorwaarden tebeïnv loeden 29
5 . 1 In l e i d i ng 29
5 . 2 Ve rm og en d e m ark tvo o r wa ard e n te b e ï nv l oe de n 29
5 . 3 Co nc lu s ie ve r mo ge n de m a rk tv oo r wa a rd en t e be ïnv l oe de n 47
6 Over ige u i t zonder ingscr i t e r i a 51
6 . 1 In l e i d i ng 51
6 . 2 Groe pso mze t i n v e rh ou d in g to t de m a rk t 51
6 . 3 Toe ga ng t o t e i nd ge bru i k e r s 53
6 . 4 Toe ga ng t o t f i n an c ië l e m id de l en 56
6 . 5 Erv a r i n g v an d e aa nb i ed e rs 57
6 . 6 Co nc lu s ie ov er i g e aa nvu l l end e c r i t e r i a 59
7 Conc lus ies 61
7 . 1 Ma rk t a an de l en 61
7 . 2 Ve rm og en o m d e ma rk tv o or wa a r de n t e b e ï nv lo ed en 62
7 . 3 Ove r i g e u i t z on de r i ngsc r i t e r i a 64
Bi j l age
I Geh an te e rd e v rag en l i j s te n 67
5
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
OPTA heeft als toezichthouder op de markten voor post en telecommunicatie de taak om het functio-
neren van deze markten te waarborgen. Waar nodig kan OPTA maatregelen nemen die ervoor zorgen
dat de concurrentie op deze markten wordt geïnitieerd en bevorderd. Een belangrijk instrument om de
concurrentie te bevorderen is de aanwijzing van partijen als aanbieder met aanmerkelijke macht op de
markt (AMM), geregeld in artikel 6.4 Telecommunicatiewet (Tw). Een partij die aangewezen wordt,
krijgt bepaalde verplichtingen opgelegd. Op deze manier wordt gepoogd een ‘level playing field’ te
creëren, ‘een situatie op de markt waarin de concurrentie tot ontwikkeling kan komen door de reeds op
de markt aanwezige partijen, die hun positie hebben opgebouwd op basis van bijzondere en exclusie-
ve rechten, de plicht te geven toegang tot en gebruik van die voorzieningen en diensten aan te bieden
waarvoor zij over een aanmerkelijke macht op de markt beschikken’1.
In de huidige ONP-richtlijnen wordt het AMM-instrument gezien als een tijdelijke maatregel ter onder-
steuning van de overgang van beperkte naar volledige concurrentie. In het kader van de jaarlijkse
evaluatie van de AMM-aanwijzingen laat OPTA jaarlijks een marktonderzoek uitvoeren. De telecom-
municatiemarkt wordt daartoe opgedeeld in een viertal productmarkten: 1) de markt met betrekking tot
de vaste openbare telefonie of de vaste openbare telefoondiensten, 2) de markt met betrekking tot de
mobiele openbare telefoonnetwerken of de mobiele openbare telefoondiensten, 3) de markt voor huur-
lijnen en 4) de nationale markt met betrekking tot vaste en mobiele openbare telefoondiensten teza-
men.
In artikel 6.4 Tw, derde lid, wordt aangegeven dat een partij wordt aangewezen als aanbieder met
AMM indien het marktaandeel meer dan 25% bedraagt. In de Richtsnoeren aanwijzing aanmerkelijke
marktmacht (Richtsnoeren) wordt aangegeven dat het marktaandeel gemeten wordt in termen van
omzet. In artikel 6.4 Tw, vierde lid, wordt een aantal uitzonderingscriteria opgenomen op grond waar-
van OPTA kan afwijken van de hoofdregel. Deze uitzonderingsregels zijn in de Tw als volgt omschre-
ven:
! het vermogen van de desbetreffende aanbieder om de marktvoorwaarden te beïnvloeden;
! zijn omzet (groepsomzet) in verhouding tot de omvang van de markt;
! zijn beheersing van de middelen van toegang tot de eindgebruikers;
! zijn toegang tot financiële middelen;
! zijn ervaring met het verstrekken van producten en diensten op de markt.
Om een besluit te kunnen nemen over AMM zullen de hierboven genoemde uitzonderingscriteria geo-
perationaliseerd moeten worden.
In dit rapport wordt verslag gedaan van een economische analyse van de situatie van de mobiele
openbare telefoniemarkt in statisch en dynamisch perspectief. Op basis van deze analyse moet OPTA
een afweging kunnen maken over het al dan niet aanwijzen (of continuering van de aanwijzing) van
marktpartijen met AMM.
Aangezien op dit moment KPN Mobile en Libertel-Vodafone zijn aangewezen als partij met aanmerke-
lijke marktmacht op de mobiele openbare telefoniemarkt omdat in 2000 is vastgesteld dat zij een
marktaandeel hebben dat groter is dan 25%, is de centrale vraag:
! Hoe kan een besluit om de aanwijzing van KPN Mobile en Libertel-Vodafone als marktpartij met
aanmerkelijke macht op de mobiele openbare telefoniemarkt al dan niet te continueren econo-
misch worden onderbouwd?
1 OPTA, Consultatiedocument aanmerkelijke macht op de markt, 18 december 1998, p. 6.
6
Deze vraag kan worden uitgewerkt in de volgende subvragen:
! Hoe groot zijn de marktaandelen van KPN Mobile en Libertel-Vodafone op de Nederlandse markt
voor mobiele openbare telefonie en hoe hebben deze marktaandelen zich ontwikkeld?
! Hoe moeten de uitzonderingscriteria uit artikel 6.4 vierde lid, van de Tw worden beoordeeld voor
de positie van KPN Mobile en Libertel-Vodafone (in relatie tot de andere aanbieders) op de Ne-
derlandse markt voor mobiele openbare telefonie?
1.2 Uitgangspunten
Bij de beantwoording van de centrale vraag zijn een paar uitgangspunten gehanteerd. Allereerst is
uitgegaan van de relevante artikelen in de Tw, de consultatie van de markt op basis van het ‘Consulta-
tiedocument aanmerkelijke macht op de markt (1)’ van 18 december 1998 en de daarop uitgebrachte
‘Richtsnoeren aanwijzing aanmerkelijke macht op de markt’ van 6 maart 2000.
Dit betekent dat er informatie nodig is over de omzetten van de marktpartijen om marktaandelen te
kunnen berekenen (op de markten die in de Richtsnoeren zijn vastgesteld). Volgens de wet worden
marktpartijen met een aandeel van meer dan 25% op de relevante markt in principe aangewezen als
marktpartij met aanmerkelijke macht op de markt. Over de marktpartijen met een aandeel van rond de
25% of meer is daarnaast informatie nodig over de hierboven genoemde uitzonderingscriteria. Er wordt
bij de invulling van deze criteria uitgegaan van de uitwerking van de criteria in de ‘Richtsnoeren aan-
wijzing aanmerkelijke macht op de markt’ van 6 maart 2000.
Conform het beleid van OPTA wordt de markt voor mobiele openbare telefoonnetwerken en mobiele
openbare telefoondiensten als één markt beschouwd (ook uit eerdere bevindingen blijkt dat het niet
relevant is diensten en netwerken te onderscheiden, zie bijv. het beroep van Libertel-Vodafone). Als in
dit verslag wordt gesproken van de mobiele-telefoniemarkt, dan wordt daarmee de markt voor zowel
mobiele telefoonnetwerken als -diensten bedoeld.
Een derde uitgangspunt is dat het onderzoek zich richt op de economische onderbouwing van een
besluit om een marktpartij al dan niet (hernieuwd of continuering) aan te wijzen als marktpartij met
AMM. Er wordt dus niet gekeken naar eventuele collectieve dominantie.
Tot slot gaat het in het rapport uitdrukkelijk niet om het onderbouwen van het nut van een eventuele
aanwijzing van een marktpartij of het nut van het instrument ‘aanwijzen van partijen met AMM’. Het
onderzoek richt zich dus op een economische onderbouwing van het al dan niet kunnen aanwijzen van
marktpartijen als marktpartij met AMM.
1.3 Opzet rapport
In dit rapport wordt verslag gedaan van het onderzoek dat EIM heeft uitgevoerd om te bekijken of de
aanwijzing van KPN Mobile en Libertel-Vodafone als marktpartijen met aanmerkelijke macht op de
mobiele openbare telefoniemarkt al dan niet gecontinueerd zou moeten worden. In hoofdstuk 2 komt
de onderzoeksopzet aan bod. Omdat het begrip AMM centraal staat in dit onderzoek, zal daarna in
hoofdstuk 3 (kort) worden ingegaan op dit begrip. In hoofdstuk 4 komen de marktaandelen aan bod. Er
zal expliciet worden bekeken of de marktaandelen van KPN Mobile en Libertel-Vodafone groter zijn
dan 25%. In de hoofdstukken 5 en 6 wordt ten slotte ingegaan op de uitzonderingscriteria, waarna in
hoofdstuk 7 enkele conclusies worden getrokken.
7
2 Onderzoeksopzet
In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de onderzoeksopzet dat in dit onderzoek gehanteerd is. Aller-
eerst wordt ingegaan op de gehanteerde vragenlijsten. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de
dataverzameling bij de verschillende marktpartijen.
2.1 Vragenlijsten
De in dit rapport gepresenteerde gegevens zijn voornamelijk verkregen via vragenlijsten die zijn ver-
stuurd naar de netwerk-operators, onafhankelijke service providers (SPs) en een aantal partijen die
eerder hebben aangegeven belangstelling te hebben voor de materie (potentiële toetreders). Er zijn
voor het onderzoek drie vragenlijsten ontwikkeld door OPTA en EIM. De gehanteerde vragen zijn zo
geformuleerd dat aan de hand van de antwoorden de hoofdregel en uitzonderingscriteria in voldoende
mate ingevuld kunnen worden. In de bijlage bij dit rapport zijn de vragenlijsten van de netwerk-
operators, onafhankelijke SPs en potentiële toetreders integraal weergegeven. In tabel 1 staat een
schematisch overzicht van de onderwerpen die in elke vragenlijst aan bod komen1. De vragenlijst voor
de netwerk-operators is het meest uitgebreid. Naast de antwoorden op de vragenlijst hebben sommige
marktpartijen extra informatie verschaft (bijvoorbeeld onderzoeksrapporten). Voorzover relevant, zijn
deze gegevens meegenomen in het onderzoek.
tabel 1 schematisch overzicht van de onderwerpen per vragenlijst
onderwerp
netwerk-operators onafhankelijke SPs potentiële
toetreders
opbouw onderneming x x
concernomzet x x
omzet x x
aansluitingen x x
belminuten x x
toe- en uittredingsdrempels aanbieders x x x
overstapdrempels eindgebruikers x x x
prijsontwikkeling x x
financiële gegevens (ROCE, Cost of capital,
etc)
x
creditratings x
aantal verkooppunten x x
aantal opzeggingen x x
dekkingsgraad netwerk x
verwachting/mening continuering aanwijzingen x x x
Bron: EIM op basis van vragenlijsten OPTA/EIM.
2.2 Dataverzameling
De vragenlijsten zijn in mei 2001 door OPTA verstuurd aan alle relevante partijen in de mobiele-
telefoniemarkt: vijf netwerk-operators, drie onafhankelijke SPs en een aantal partijen die mogelijk in de
1 In de vragenlijst van de netwerk-operators worden ook enkele vragen gesteld die relevant zijn voor het AMM onder-
zoek vast-mobiel (bijvoorbeeld over terminating access). Deze vragen zijn niet in het schema opgenomen.
8
toekomst toetreden tot de markt. De gegevens zijn in de maanden juni en juli 2001 verwerkt en ge-
analyseerd door EIM. Van de volgende partijen werden ingevulde vragenlijsten terugontvangen:
! netwerk-operators: KPN Mobile, Libertel-Vodafone, Telfort, Ben, Dutchtone
! onafhankelijke SPs: Debitel, Talkline, Intercity
! potentiële toetreders: ACN Europe, Tele2, OneTel, Atlantic, Versatel.
Omdat van alle huidige partijen op de mobiele-telefoniemarkt de gegevens zijn ontvangen, kan een
nauwkeurig beeld worden verkregen van de marktaandelen en aanvullende criteria om partijen met
AMM aan te wijzen1.
Prob l em en b i j h e t ve rz am e l en va n da ta
Overigens slaagden lang niet alle partijen erin om de gevraagde informatie in één keer op te leveren.
Met name bij de kwantitatieve gegevens was bij sommige marktpartijen sprake van een lange door-
looptijd. Er is gepoogd om zo veel mogelijk actuele gegevens boven tafel te krijgen door de partijen
actief na te bellen. Hiervoor heeft OPTA gebruikgemaakt van secretariële ondersteuning van EIM.
Door deze inspanning is het rapport gebaseerd op (nagenoeg) volledige gegevens en geeft het een
goed beeld van de situatie op de markt voor mobiele telefonie2.
Ten slotte hebben sommige partijen expliciet aangegeven dat zij hun vraagtekens zetten bij de manier
waarop het onderzoek wordt uitgevoerd en vormgegeven. Zo stelt één marktpartij in een begeleidend
schrijven dat ‘uit het feit dat wij de vragen conform uw verzoek hebben beantwoord geenszins kan en
mag worden afgeleid dat wij ons kunnen vinden in de inhoudelijke juistheid en volledigheid van de
gestelde vragen en de daaruit eventueel te trekken conclusies omtrent de marktposities. Wij houden
ons terzake dan ook alle rechten voor’.
1 Uit de antwoorden van één marktpartij blijkt dat OneTel zéér recent is toegetreden als SP. De schaalgrootte van
OneTel is echter zo gering dat dit geen invloed heeft op de uitkomsten van dit onderzoek.
2 Daar waar inschattingen zijn gemaakt, wordt dit aangegeven.
9
3 Aanmerkelijke macht op de markt
3.1 Inleiding
Om de overgang van een markt die wordt gekenmerkt door een monopoliesituatie naar een markt waar
meerdere spelers actief zijn, goed te laten verlopen, is er een wettelijk kader gecreëerd. In dit hoofd-
stuk zal kort worden ingegaan op het regulerende kader, in het bijzonder de aanwijzing van marktpar-
tijen met aanmerkelijke macht op de markt. Er zal kort worden ingegaan op het Europese regelgeven-
de kader, aangezien dit kader richtinggevend is voor de nationale wetgeving. Tevens wordt ingegaan
op de huidige aanwijzingspraktijk.
3.2 Wettelijk kader
Er zijn verschillende Europese richtlijnen waarin het instrument van aanmerkelijke marktmacht is op-
genomen. De richtlijnen zijn:
! Huurlijnen-richtlijn (92/44 zoals aangepast door Richtlijn 97/51)1
! ONP-Spraak-richtlijn (98/10)2
! Interconnectie-richtlijn (97/33)3.
Daarnaast wordt het AMM-instrument uitgewerkt in de aanvullende notitie ‘Determination of Organisa-
tions with Significant Market Power for implementation of the ONP Directives’4.
Met het instrument van AMM wordt gepoogd een ‘level playing field’ te creëren en toetredingsdrempels
te verlagen. Als gevolg van een AMM-aanwijzing krijgt de aangewezen marktpartij extra (asymmetri-
sche) verplichtingen. Met de aanwijzing wordt gepoogd het functioneren van de telecommunicatie-
markt te verbeteren en de toetreding van andere marktpartijen te vergemakkelijken.
De Europese richtlijnen zijn verwerkt in de Tw. In artikel 6.4, eerste en tweede lid, van de Tw wordt
aangegeven dat één of meer aanbieders kunnen worden aangewezen als aanbieder met aanmerkelij-
ke macht op de markt. Indien een marktpartij meer dan 25% marktaandeel heeft, wordt deze marktpar-
tij aangewezen (artikel 6.4 Tw, derde lid). Daarnaast wordt een aantal criteria genoemd die kunnen
leiden tot het afwijken van de hoofdregel (artikel 6.4 Tw, vierde lid). In artikel 7.2 Tw is aangegeven dat
in de markt voor huurlijnen ook gekeken moet worden naar relevante productmarkten en relevante
geografische markten.
Om verschillende begrippen verder uit te werken, en om de werkwijze van OPTA transparant te maken
voor de marktpartijen, heeft OPTA de ‘Richtsnoeren Aanwijzing Aanmerkelijke Macht op de Markt’
gepubliceerd. In deze Richtsnoeren wordt aangegeven dat de omvang van de aanwijzingsbevoegdheid
primair bepaald wordt door de Tw. Voorzover de Tw ruimte laat voor interpretatie en de interpretatie
niet in de Richtsnoeren wordt ingevuld, zal aansluiting worden gezocht bij de ONP-richtlijnen.
1 ONP Huurlijnrichtlijn, PB L 165/27, 19 juni 1992, gewijzigd door 97/51/EC, PB L 295/23 van 29 oktober 1997.
2 ONP Spraakrichtlijn, PB L 101/24, 1 april 1998.
3 Interconnectie-richtlijn, PB L 199/32, 26 juli 1997, gewijzigd door 98/61/EC, PB L 268/37 van 3 oktober 1998.
4 Determination of organisations with significant market power for implementation of the ONP-directives, ONP-Com
98/03, 1 maart 1999.
10
3.3 Het begrip aanmerkelijke marktmacht
Het begrip aanmerkelijke marktmacht is sterk gerelateerd aan begrippen in de algemeen mededin-
gingswetgeving (economische machtspositie). Een groot verschil met economische machtspositie is
dat AMM een ex ante instrument is. Hierdoor is het mogelijk om op voorhand na te gaan of een partij
een machtspositie heeft waarvan zij mogelijk gebruik zou kunnen maken. Er hoeft niet gewacht te
worden tot een partij ook daadwerkelijk economische marktmacht heeft of deze marktmacht misbruikt.
Een praktisch aspect (en duidelijk verschil met de Mededingingswet) van het AMM-instrument is dat de
relevante markten van tevoren gedefinieerd zijn (zoals deze ook in de Tw zijn opgenomen). Economi-
sche machtspositie is een vorm van ex post toezicht, waarbij wordt gekeken of een marktpartij mis-
bruik maakt van haar economische machtspositie.
Daarnaast wordt aangegeven dat een aanbieder geacht wordt een AMM-aanbieder te zijn indien deze
aanbieder een marktaandeel heeft van meer dan 25% in de in de Tw bepaalde telecommunicatiemarkt.
Een aanbieder met een marktaandeel van meer dan 25% wordt in beginsel aangewezen als aanbieder
met aanmerkelijke marktmacht. Van deze hoofdregel kan worden afgeweken indien aannemelijk kan
worden gemaakt dat de aanbieder (met 25% of meer) op basis van een aantal criteria (hierna: uitzon-
deringscriteria) geen marktmacht heeft. Een aanbieder met een marktaandeel van minder dan 25%
kan aangewezen worden indien op basis van de uitzonderingscriteria blijkt dat deze aanbieder toch
aanmerkelijke marktmacht heeft. De criteria die een rol spelen bij het afwijken van 25% zijn:
! het vermogen van marktpartijen om de marktvoorwaarden te beïnvloeden;
! de omzet in verhouding tot de markt;
! toegang tot de eindgebruikers;
! toegang tot financiële middelen;
! ervaring van de aanbieder.
Deze criteria worden in de Richtsnoeren verder uitgewerkt.
3.4 De marktafbakening
Zoals hierboven reeds is aangegeven, wordt bij het AMM-instrument gebruikgemaakt van reeds vooraf
in de Tw afgebakende markten. In artikel 6.4 Tw, eerste en tweede lid, wordt in beginsel onderscheid
gemaakt in een viertal productmarkten, namelijk:
! de markt met betrekking tot de vaste openbare telefoonnetwerken of de vaste openbare telefoon-
diensten;
! de markt met betrekking tot de mobiele openbare telefoonnetwerken of de mobiele openbare
telefoondiensten;
! de markt voor huurlijnen;
! de nationale markt met betrekking tot vaste en mobiele telefoondiensten tezamen.
Afhankelijk van de ontwikkelingen op de verschillende productmarkten kan het college een nadere
afbakening introduceren. In het bijzonder kan een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de
productmarkt voor openbare telefoonnetwerken en anderzijds de productmarkt voor openbare tele-
foondiensten. Deze verdere opdeling geldt voor de markt voor vaste en voor de mobiele telefonie.
Bij het vaststellen van de relevante geografische markt wordt uitgegaan van ‘het gebied waarbinnen de
aanbieders binnen Nederland actief zijn’ (Tw en de Richtsnoeren). Indien de marktomstandigheden
daartoe aanleiding geven, kunnen aanbieders die regionaal actief zijn tot de nationale markt worden
gerekend.
11
3.5 De huidige aanwijzingspraktijk
Op de markt voor mobiele openbare telefonie heeft het college op 20 oktober 1999 KPN (later KPN
Mobile) en Libertel (nu Libertel-Vodafone) aangewezen als marktpartijen met aanmerkelijke macht.
Tegen deze aanwijzing is Libertel in beroep gegaan. De president van de rechtbank in Rotterdam heeft
het verzoek van Libertel voor een voorlopige voorziening toegewezen. OPTA zou volgens de president
zich ten onrechte beperkt hebben tot het bepalen van de marktaandelen. Daarnaast zou OPTA er ten
onrechte van uit zijn gegaan dat Libertel moest aantonen dat de uitzonderingscriteria op zouden gaan.
OPTA heeft vervolgens een uitgebreid onderzoek laten uitvoeren naar de marktaandelen en de uitzon-
deringscriteria. Dit heeft geresulteerd in een beslissing op bezwaar (9 november 2000) waarin het
college tot het oordeel komt dat Libertel alsnog wordt aangewezen. Tegen deze beslissing heeft Li-
bertel beroep aangetekend. Deze zaak is op dit moment nog in behandeling bij de rechtbank. Op basis
van het eerder genoemde onderzoek heeft het college op 9 november 2000 de aanwijzing van KPN
Mobile gecontinueerd.
Ten aanzien van de markt voor vaste telefonie heeft het college van OPTA op 15 november 2000 Ko-
ninklijke KPN N.V. en haar groepsmaatschappijen aangewezen als aanbieder met een aanmerkelijke
macht op de markt (inwerkingtreding 15 december 2000). Ten aanzien van de markt voor huurlijnen,
heeft het college eveneens Koninklijke KPN N.V. en haar groepsmaatschappijen aangewezen als partij
met een aanmerkelijke marktmacht, op een gedeelte van de markt voor huurlijnen in geheel Neder-
land. Op de laatste markt, die genoemd wordt in artikel 6.4 Tw, de markt voor vaste openbare en mo-
biele openbare telefonie tezamen (ook interconnectiemarkt genoemd), is nog niet eerder een markton-
derzoek uitgevoerd en zijn ook nog geen partijen aangewezen.
13
4 Marktaandelen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de marktaandelen van de verschillende aanbieders in de markt
voor mobiele openbare telefonie. In de Tw wordt uitgegaan van een marktaandeel van meer dan 25%.
Hierbij speelt mee dat het onwaarschijnlijk is dat marktpartijen met een relatief klein marktaandeel
marktmacht hebben.
In dit hoofdstuk zal eerst de economische argumentatie van marktaandeel als indicator voor AMM
worden besproken. Daarna zal worden ingegaan op het onderscheid tussen marktaandelen op basis
van waarde (omzet) en volume (belminuten, aantal aansluitingen). Vervolgens zullen de marktaan-
deelindicatoren empirisch worden ingevuld1. Dit gebeurt aan de hand van de door de marktpartijen
verstrekte gegevens. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een korte beoordeling van de marktaande-
len.
4.1 Marktaandelen als indicator voor AMM
De relatie tussen marktaandelen en AMM is tweeledig. Allereerst kan een groot marktaandeel leiden
tot AMM. Doordat de telefoniemarkt gekenmerkt wordt door schaalvoordelen zal een aanbieder met
veel aansluitingen de vaste kosten over veel aansluitingen kunnen verdelen. Het grote marktaandeel
leidt op deze manier dus tot een kostenvoordeel dat gebruikt kan worden in de concurrentiestrijd.
Daarnaast speelt een reputatie-effect mee. Een marktpartij met een groot marktaandeel zal een grote-
re bekendheid hebben onder de (potentiële) afnemers. Hierdoor zullen afnemers zich eerder bij de
grootste aanbieder aansluiten. Dit effect wordt sterker indien de aangeboden producten/diensten wei-
nig transparant zijn. De naam van de aanbieder zal in zo’n geval bij de keuze een belangrijkere rol
gaan spelen dan de kenmerken/kwaliteit van de aangeboden diensten. De grootte kan daarbij als indi-
catie worden gebruikt voor reputatie (er zijn al veel afnemers voorgegaan, dus het moet wel goed zijn).
AMM kan ook leiden tot een groot marktaandeel. Indien een bepaalde marktpartij bepaalde zaken
heeft die andere bedrijven niet kunnen bieden (lage prijs, goede kwaliteit, betere dekking etc.) zullen
de afnemers bij een gelijke prijs voor deze aanbieder kiezen (ze krijgen meer voor dezelfde prijs). Een
aanbieder met aanmerkelijke marktmacht kan dus deze positie gebruiken om veel klanten aan te trek-
ken. Dit zal dus leiden tot een groot marktaandeel.
Bij de beoordeling van de machtspositie van een marktpartij moet ook gekeken worden naar de ont-
wikkeling van de marktaandelen in de loop van de tijd. Een machtspositie komt vooral naar voren als
een aanbieder een relatief groot en stabiel marktaandeel heeft. De afname van het marktaandeel kan
aangeven dat de markt concurrerender wordt, het wil echter nog niet zeggen dat de marktpartij geen
AMM meer heeft.
4.2 Indicatoren voor marktaandeel
Marktaandelen kunnen op verschillende manieren gemeten worden. Hierbij kan gedacht worden aan
marktaandelen gemeten op basis van omzet, aantal aansluitingen, aantal (doorberekende) belminuten
en de toegevoegde waarde. Iedere maatstaf heeft zijn eigen voor- en nadelen. Bij de keuze zal reke-
ning moeten worden gehouden met de relatie met marktmacht, de transparantie van de indicator en de
beschikbaarheid van informatie. OPTA heeft in de Richtsnoeren primair gekozen voor marktaandelen
gemeten op basis van omzetten. Hieronder zullen de verschillende indicatoren kort worden uitgewerkt.
1 Er wordt primair uitgegaan van het criterium omzet zoals dat ook in de Richtsnoeren wordt aangegeven. Aantal
aansluitingen en aantal belminuten kunnen gebruikt worden als aanvullende informatie.
14
4.2 .1 Omzet
Algemeen wordt aangenomen dat indien een partij een groot aandeel heeft in de totale omzet van de
markt, dit een indicator is van marktmacht. Omzet wordt in veel andere lidstaten van de Europese Unie
gebruikt als toetsingscriterium, zowel in de telecomsector als in het algemene mededingingsrecht. Bij
omzet wordt gekeken naar de omzet die netwerk-operators en SPs behalen in de markt.
Het voordeel van omzet als indicator is dat deze vrij eenduidig te bepalen is. In de omzetmaatstaf
worden meerdere zaken gecombineerd die een relatie hebben met marktmacht: het criterium omzet
bevat zowel informatie over het volume (bijvoorbeeld hoeveelheid belminuten) als de waarde van dit
volume (de prijs waartegen de belminuten worden verkocht). Het nadeel is het ontstaan van mogelijke
dubbeltellingen1.
4.2 .2 Aanta l aans lu i t ingen
In een snelgroeiende en zich ontwikkelende markt is het aantal aansluitingen dat een bedrijf heeft zeer
belangrijk. Met een groot aantal aansluitingen kunnen schaalvoordelen worden gerealiseerd (de kosten
van een netwerk kunnen over meerdere aansluitingen worden verdeeld). De aanbieder met veel aan-
sluitingen kan daardoor een groot voordeel behalen ten opzichte van aanbieders met een kleiner aan-
tal aansluitingen (op een vergelijkbaar netwerk). Zeker als de eindgebruikers loyaal zijn, weinig ge-
neigd zijn over te stappen of hoge switchingkosten hebben, is het aantal aansluitingen een belangrijke
indicator van marktmacht.
In het aantal aansluitingen ligt minder informatie besloten dan in de omzet als basis om de marktaan-
delen te berekenen. In het aantal aansluitingen komen de gebruiksintensiteit en de prijsverschillen niet
tot uitdrukking. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat bij toetreding van een nieuwe operator het aantal
aansluitingen van de zittende partij wel afneemt, maar de omzet niet. De toetreder haalt dan met name
de klanten binnen die minder omzet genereren (minder belminuten of laag tarief). Aan de ‘betere’
(veelal zakelijke) klanten die de zittende partijen behouden, kan bepaalde macht ontleend worden,
zeker wanneer klanten overstapkosten moeten maken. De ‘betere’ klanten zorgen voor meer verkeer
over het netwerk en dus een beter gebruik van de capaciteit. Door voor de omzet als indicator te kie-
zen, wordt rekening gehouden met de waarde van verschillende klanten.
Een ander nadeel van het aantal aansluitingen is dat marktpartijen verschillende manieren hanteren
om het aantal aansluitingen te bepalen. Zo heeft een netwerk-operator aangegeven dat klanten die
drie maanden niet hebben of zijn gebeld/geSMSed uit de ‘actieve base’ worden verwijderd. Als partijen
verschillende definities hanteren om het aantal aansluitingen te bepalen, zijn de cijfers niet goed ver-
gelijkbaar.
4.2 .3 Aanta l be lminu ten
Het aantal belminuten (zowel uitgaand als inkomend) is evenals het aantal aansluitingen een volume-
indicator. Het aantal belminuten genereert voor een groot deel de omzet van de aanbieders en geeft
inzicht in het gebruik van een netwerk.
Een operator met een intensiever netwerkgebruik dan andere operators, zal eerder in staat zijn een
zodanig prijsbeleid te hanteren (bijvoorbeeld prijsverlaging) dat andere aanbieders uit de markt worden
gedwongen (de vaste kosten kunnen over meer belminuten worden verdeeld).
In vergelijking met het aantal aansluitingen houden marktaandelen gebaseerd op het aantal belminu-
ten wel rekening met de gebruiksintensiteit van een netwerk. Er wordt echter geen rekening gehouden
met de verschillende tarieven die gehanteerd worden. Er wordt met andere woorden geen onderscheid
gemaakt naar de waarde van de belminuten.
Een ander probleem dat kan optreden bij het gebruik van belminuten is dat sommige aanbieders niet
alle belminuten doorberekenen. Er zijn bepaalde abonnementsvormen waar klanten een aantal vrije
1 Dit effect treedt op als de afgebakende markt meerdere schakels in het productiekolom omvat. In het onderhavige
onderzoek betreft dit het aanbieden van netwerkdiensten (wholesale) en telefoniediensten (retail). In algemene
mededingingszaken wordt de relevante markt zo afgebakend dat dit probleem meestal niet optreedt.
15
belminuten krijgen. Deze worden niet verrekend met de klant. Als de klant zijn tegoed niet opmaakt,
stijgt het tarief van de verbelde minuten. Dit verstoort het gebruik van de indicator belminuten (de
waarde van een verbelde minuut kan sterk verschillen). Bij de indicator omzet maakt het niet uit hoe de
verhouding is tussen abonnementstarief en beltarief. Daarnaast horen bij verschillende soorten abon-
nementen/tarieven meestal verschillende dienstenniveaus. Dit blijft buiten beeld als alleen gekeken
wordt naar belminuten.
4.2 .4 Toegevoegde waarde
De toegevoegde waarde kijkt naar de waarde die een marktpartij toevoegt. De toegevoegde waarde is
in sterke mate gerelateerd aan de omzet. Bij de toegevoegde waarde wordt de totale omzet gecorri-
geerd voor de ingekochte omzet. Een groot aandeel in de toegevoegde waarde in de markt geeft een
grote mate van marktmacht aan.
Het voordeel van toegevoegde waarde ten opzichte van omzet is dat het corrigeert voor dubbeltellin-
gen die in omzetgegevens zitten. Een nadeel van de toegevoegde waarde is dat de gegevens slecht te
verkrijgen zijn. Ook blijken er interpretatieverschillen te ontstaan over de vraag welk deel van de omzet
nu precies onder welke noemer valt.
4.2 .5 Conclus ie: omzet be langr i j ks te maats taf mark taandee l
Uit deze korte bespreking blijkt dat omzet een duidelijke relatie heeft met de marktmacht. In de om-
zetmaatstaf worden meerdere zaken gecombineerd die een relatie hebben met marktmacht (aantal
aansluitingen, gebruiksintensiteit per aansluiting, prijsverschillen per aansluiting). Tevens is omzet een
indicator waarover relatief makkelijk informatie is te verkrijgen. De marktaandelen op basis van om-
zetten zullen dan ook de belangrijkste indicator zijn voor marktmacht. Dit laat echter onverlet dat de
andere indicatoren aanvullende informatie kunnen verschaffen. Het is dan ook nuttig deze indicatoren
eveneens in kaart te brengen. Om uitspraken over de indicator toegevoegde waarde te kunnen doen is
veel extra informatie nodig, die vaak moeilijk te verkrijgen is. Daarom zal in het onderzoek geen aan-
dacht worden besteed aan de indicator toegevoegde waarde.
4.3 Het meten van omzet
Bij het gebruik van de indicator omzet is het van belang te letten op dubbeltellingen en niet-relevante
omzet.
Dubbeltellingen ontstaan doordat de mobiele-telefoniemarkt breed is geformuleerd en meerdere scha-
kels uit de productiekolom omvat (zowel netwerk- als telefoniediensten). Er zijn partijen die alleen
actief zijn als SP en marktpartijen die actief zijn op beide gebieden1. Dit houdt in dat een deel van de
omzet van een marktpartij ook meegenomen wordt in de omzet van een andere marktpartij. Een voor-
beeld kan dit duidelijk maken. Stel: op de mobiele-telefoniemarkt zijn twee aanbieders actief. Service
provider X is actief op het gebied van mobiele-telefoniediensten en maakt gebruik van het netwerk van
operator Y. Stel SP-X heeft een omzet van ƒ 20, waarvan ƒ 15 inkoopkosten zijn die hij aan Operator
Y betaalt. Operator Y heeft een totale omzet van ƒ 50 (dit is inclusief de eerder genoemde ƒ 15 in-
koopkosten van SP-X, dit is wholesale-omzet voor Operator Y). De omvang (in omzet) van de totale
markt bedraagt ƒ 20 + ƒ 50 = ƒ 70. De marktaandelen zijn voor SP-X 29% en voor Operator Y 71%. In
de totale omzet zit echter wel een dubbeltelling van ƒ 15 die zowel wordt toegerekend aan de SP-X en
Operator Y. Het probleem van de dubbeltellingen is inherent aan de maatstaf omzet en de structuur
van de markt.
Er zijn verschillende mogelijkheden om te proberen te corrigeren voor deze dubbeltelling. De dubbel-
telling kan worden afgetrokken bij de netwerk-operator. Deze mogelijkheid leidt er echter toe dat de
1 Als er alleen maar verticaal geïntegreerde partijen actief zijn, die alleen leveren aan hun eigen bedrijfsonderdelen,
treedt het probleem van dubbeltellingen niet op.
16
(machts)positie van de netwerk-operator wordt onderschat. Een deel van de opbrengsten uit het bezit
van netwerkcapaciteit (onderdeel van de markt) wordt immers genegeerd. In bovengenoemd voorbeeld
zou aan SP-X dan de eigen omzet van ƒ 20 worden toegerekend, terwijl Operator Y een omzet heeft
van ƒ 35 (ƒ 50 - ƒ 15). Het marktaandeel van SP-X bedraagt dan 36% en dat van Operator Y 64%.
Een andere mogelijkheid is om de dubbeltelling af te trekken van de omzet van de SP. In dat geval
wordt voor de dienstenaanbieder gekeken naar de maatstaf toegevoegde waarde, terwijl voor de net-
werk-operator gebruik wordt gemaakt van het criterium omzet. Dit zorgt voor een overschatting van het
marktaandeel van de netwerk-operators. In het voorbeeld zou aan SP-X een restomzet van ƒ 5 (ƒ 20 -
ƒ 15) worden toegerekend, terwijl de omzet van Operator Y ƒ 50 bedraagt. Het marktaandeel van SP-
X bedraagt dan 9% en van Operator Y 91%.
Aangezien geen van beide correctiemethoden zonder problemen zijn en/of duidelijk beter dan omzet
zonder correctie, wordt de omzetindicator zonder correctie gehanteerd. Bij deze keuze speelt mee dat
de markt in dit onderzoek is afgebakend als de markt voor mobiele openbare telefoonnetwerken en
mobiele openbare telefoondiensten. Beide correctiemethoden bevoordelen of marktpartijen die actief
zijn op het netwerk niveau of op het dienstenniveau. Bij de omzetindicator zonder correctie treedt zo’n
bevoordeling niet op. De omzetindicator zonder correctie lijkt daarom het meest geschikt om de ver-
houdingen in de markt weer te geven. Aangezien het onderzoek zich vooral richt op de vraag of de
marktpartijen KPN Mobile en Libertel-Vodafone een marktaandeel hebben van meer dan 25%, zijn ook
enkele berekeningen uitgevoerd die voor deze partijen het gunstigst uitvallen (door de dubbeltelling
van de omzet van de netwerk-operators af te trekken).
Verder moet de omzetmaatstaf gezuiverd zijn van omzet die niet te maken heeft met de diensten op de
mobiele-telefoniemarkt zelf. De omzet moet dus alleen abonnementsgelden bevatten en inkomsten uit
het bellen zelf en de verkoop van capaciteit aan bijvoorbeeld SPs. In de praktijk blijkt dat in de omzet-
gegevens ook vaak telefoontoestellen en andere randapparatuur meegenomen worden. Dit vermindert
de validiteit van de maatstaf. Neem als voorbeeld bedrijven die aanbiedingen doen waarbij het tele-
foontoestel gratis wordt aangeboden. Dit is een vorm van promotie die terug zal komen in de gemaakte
(promotie)kosten en niet in de omzet. Andere bedrijven doen bijvoorbeeld veel aan televisiereclame
terwijl zij geen gratis toestellen weggeven. Deze ‘hardware’-omzet wordt vaak meegenomen in de
totale omzetgegevens. Deze extra omzet heeft echter geen relatie met de relatieve positie van de
netwerk-operator/SP op de markt, maar zegt alleen iets over de verdeling van het marketingbudget.
Daarom is bij de berekeningen van de marktaandelen gecorrigeerd voor de omzet verkregen uit de
‘hardware’.
4.4 Uitkomsten marktonderzoek
4.4 .1 Struc tuur mob ie le- te le fon iemarkt
Het in de vorige paragraaf gesignaleerde probleem van dubbeltellingen speelt alleen bij KPN Mobile
en Libertel-Vodafone. Dit zijn (medio 2001) namelijk de enige partijen die netwerkdiensten leveren aan
onafhankelijke SPs. In figuur 1 is vereenvoudigd weergegeven hoe de mobiele-telefoniemarkt eruitziet.
Allereerst zijn er de netwerk-operators die de infrastructuur in handen hebben (niveau *.0). Deze net-
werk-operators gebruiken verschillende kanalen om de eindgebruiker te bereiken.
Alle netwerk-operators maken gebruik van een eigen SP (niveau *.1). Daarnaast zijn er de onafhanke-
lijke SPs Debitel, Talkline en Intercity. Alleen KPN Mobile en Libertel-Vodafone maken gebruik van de
onafhankelijke SPs. De omzet die door de onafhankelijke SPs wordt gemaakt, overlapt gedeeltelijk met
de omzet van KPN Mobile en Libertel-Vodafone (de vakjes 1.0b, 1.0c, 1.0d, 2.0b, 2.0c, 2.0d). Dit be-
treft de eerder genoemde dubbeltelling.
17
figuur 1 structuur mobiele-telefoniemarkt
Eindgebruiker telecommarkt
KPN-M
Libertel-V
Telfort 3.0
Dutchtone 4.0
Ben 5.0
Talkline 1.1.c
Debitel 2.1.b
Eigen SP 2.1.a
Eigen SP 1.1.a
Eigen SP 3.1.a
Eigen SP 4.1.a
Eigen SP 5.1.a
Debitel 1.1b
Talkline 2.1.c
1.2.c
1.2.d
5..2.a
1.2.b
5..2.b1.2.e
1.2.f
2.2.f
2.2.c2.2.d
2.2.e
1.2.a
4.2.a
4..2.b
3..2.a
3..2.b
2.2.a
2.2.b
*.0 netwerk/wholesale
*.1 serviceprovider niveau
*.2 retail niveau
*.*.a *.*.c *.*.e *.*.g eigen retail
*.*.b *.*.d *.*.f overige retail
2.0.a2.0.b
2.0.c
1.0.a
1.0.b
1.0.c
2.0.d
Intercity 2.1.d
2.2.g
1.0.d
Intercity 1.1.d
1.2.g
Bron: EIM.
Tot slot is er de distributie, die de uiteindelijke verkoop doet richting eindgebruiker (niveau *.2). Dit kan
eigen retail zijn of onafhankelijke retailers. Per marktpartij treden verschillen op in de wijze van distri-
butie. KPN Mobile en Libertel-Vodafone maken gebruik van alle distributiekanalen. Ook Dutchtone en
Debitel geven aan verkooppunten in eigen beheer te hebben. Ben heeft daarentegen geen beschikking
over eigen distributiepunten. Intercity maakt alleen gebruik van zijn eigen verkoopnetwerk van per-
soonlijke verkopers.
4.4 .2 Marktaande len op basis van omzet
In de vragenlijst hebben de verschillende marktpartijen hun omzet per maand gegeven van de periode
januari 2000 – maart 2001. Op basis van deze gegevens kan het marktaandeel van iedere marktpartij
berekend worden. Bij de berekening van de marktaandelen is uitgegaan van de omzetten van alle
marktpartijen. De omzetten van KPN Mobile en Libertel-Vodafone zijn niet gecorrigeerd voor de omzet
die de onafhankelijke SPs via deze netwerken laten verlopen. Dit betekent dat de omzetten van KPN
Mobile en Libertel-Vodafone enige overlap vertonen met die van Debitel, Talkline en Intercity. De om-
zetgegevens zijn gecorrigeerd voor omzet die is verkregen uit hardware. Het effect van deze opscho-
ning is overigens miniem. De marktaandelen zijn in tabel 2 weergegeven vanaf januari 2000. In ver-
band met de vertrouwelijkheid van deze gegevens is de volgende indeling in klassen gehanteerd:
<5%, 5-10%, 10-15%, 15-25%, 25-35%, 35-45% en >45%1.
tabel 2 marktaandelen (in %) op basis van omzet gecorrigeerd voor hardware
KPN Mobile Libertel-Vodafone Ben Dutchtone Telfort Debitel Talkline Intercity
januari 2000 >45 25-35 <5 <5 <5 10-15 5-10 <5
april 2000 >45 25-35 5-10 <5 <5 5-10 5-10 <5
juli 2000 35-45 25-35 5-10 5-10 <5 5-10 <5 <5
1 Omwille van de vertrouwelijkheid van de gegevens wordt deze klasse-indeling ook in de rest van dit rapport gehan-
teerd.
18
oktober 2000 35-45 25-35 5-10 5-10 <5 5-10 <5 <5
januari 2001 35-45 25-35 5-10 5-10 <5 5-10 <5 <5
maart 2001 35-45 25-35 5-10 5-10 <5 5-10 <5 <5
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
Uit tabel 2 blijkt dat KPN Mobile en Libertel-Vodafone een marktaandeel hebben van boven de 25%.
Deze partijen kunnen dus mogelijk worden aangewezen als partij met AMM. Het marktaandeel van
KPN Mobile is sinds het voorjaar van 2000 overigens gedaald. Libertel-Vodafone neemt daarentegen
een constant deel van de groeiende markt voor zijn rekening. Het marktaandeel is in de onderzochte
periode steeds groter dan 25%. Libertel-Vodafone heeft de kleinste fluctuatie van het marktaandeel
van alle marktpartijen1. De ontwikkelingen komen nog duidelijker naar voren in figuur 2. Het marktaan-
deel van KPN Mobile neemt duidelijk af, KPN Mobile groeit dan ook minder hard dan de markt, Liber-
tel-Vodafone laat een redelijk stabiel marktaandeel zien en volgt de marktontwikkeling. Van de kleine
netwerk-operators hebben Ben en Dutchtone een aanzienlijke groei in marktaandeel weten te realise-
ren; ze groeien aanzienlijk sneller dan de markt. Dit lijkt niet alleen ten koste van KPN Mobile te zijn
gegaan, maar ook de SPs zien hun marktaandeel afkalven (met name Talkline). Dit bevestigt het beeld
dat in het vorige onderzoek naar voren kwam.
De marktaandelen wijken af van de resultaten van het vorige AMM-onderzoek. De oorzaak ligt in het
feit dat niet alle partijen dezelfde (omzet)gegevens hebben aangeleverd. Dit valt te controleren doordat
er over twee maanden, januari en februari 2000, in beide onderzoeken gegevens beschikbaar zijn. Met
name bij KPN Mobile is het verschil groot: ten opzicht van het vorige AMM-onderzoek heeft deze
marktpartij in de eerste maanden van 2000 veel meer omzet opgegeven. Op basis van dit jaar ver-
strekte gegevens lijkt het erop dat KPN Mobile vorig jaar de terminating-inkomsten niet heeft meege-
nomen in de omzetcijfers. De omzetcijfers van de overige marktpartijen komen goed overeen met de
cijfers van het vorige AMM-onderzoek uit 2000. Alleen de omzetcijfers van Dutchtone wijken af, echter
deze waren vorig jaar geschat bij gebrek aan gegevens. Het gevolg van deze andere gegevens is dat
ten opzichte van vorig jaar het marktaandeel van KPN Mobile in de maanden januari en februari 2000
is gestegen van 35-45% uit het vorige onderzoek naar >45% in het huidige onderzoek. Het marktaan-
deel van de overige marktpartijen daalt daardoor. Voor Libertel-Vodafone bedroeg het marktaandeel
voor de maanden januari en februari 2000 in het vorige onderzoek 25-35%. In het huidige onderzoek is
dit marktaandeel weliswaar lager, maar het valt nog altijd in de klasse 25-35%. Ondanks de verschillen
in marktaandeel, veroorzaakt door de andere cijfers van KPN Mobile, lijkt het erop dat Libertel-
Vodafone het marktaandeel, gemeten in omzet exclusief hardware, over de periode januari 1999 –
maart 2001 redelijk stabiel heeft weten te houden2.
1 Dit is berekend aan de hand van de volgende berekening: (marktaandeel maximaal – marktaandeel mini-
maal)/marktaandeel gemiddeld.
2 Er kan van worden uitgegaan dat KPN Mobile in het vorige onderzoek voor de gehele periode geen terminating-
omzet heeft verstrekt. In de gehele periode zal er dus sprake zijn van een onderschatting van het marktaandeel van
KPN Mobile en een overschatting van de marktaandelen van de overige marktpartijen. Als ervan uitgegaan wordt
dat de hogere omzetgegevens van KPN Mobile een vergelijkbaar effect hebben in 1999 als berekend over januari en
februari 2000, kan geconcludeerd worden dat Libertel-Vodafone ook in de periode januari 1999 – februari 2000 een
redelijk stabiel marktaandeel heeft in de klasse 25-35%.
19
figuur 2 ontwikkeling marktaandelen (indexcijfer, januari 2000 = 100)
0
50
100
150
200
250
300
janu
ari 2
000
maa
rt 20
00
mei 2
000
juli 20
00
sept
embe
r 200
0
nove
mbe
r 200
0
janu
ari 2
001
maa
rt 20
01
KPN Mobile
Libertel
Ben
Dutchtone
Telfort
Debitel
Talkline
Intercity
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
Ma rk t a an de l en g eco r r i ge erd v o or d ub b e l t e l l i n g wh o les a l e -om z e t 1
De inkomsten uit de verkoop van belminuten aan onafhankelijke SPs kunnen worden afgetrokken bij
de netwerk-operator of de dienstenaanbieder. In paragraaf 4.3 kwam reeds aan de orde dat ook aan
deze werkwijzen nadelen zijn verbonden. Desalniettemin is het interessant om te kijken welke
marktaandelen er ontstaan als op verschillende manieren rekening wordt gehouden met de dubbeltel-
ling.
Als de dubbeltelling bij de netwerk-operators KPN Mobile en Libertel-Vodafone wordt afgetrokken, dan
wordt het marktaandeel van deze partijen lager. Dit is de gunstigste berekeningswijze voor KPN Mo-
bile en Libertel-Vodafone. De conclusie dat KPN Mobile en Libertel-Vodafone een marktaandeel heb-
ben groter dan 25%, blijft overigens wel overeind (tabel 3). Libertel-Vodafone heeft in de periode van
februari 2000 tot en met maart 2001 een marktaandeel dat valt in de klasse 25-35%. Alleen in januari
2000 valt het marktaandeel van Libertel-Vodafone bij deze berekeningswijze in de klasse 15-25%.
tabel 3 marktaandelen (in %) op basis van omzet gecorrigeerd voor hardware, dub-
beltelling wholesale-omzet gecorrigeerd bij netwerk-operators
KPN Mobile
Libertel-
Vodafone Ben Dutchtone Telfort Debitel Talkline Intercity
maart 2001 35-45 25-35 5-10 5-10 5-10 5-10 <5 <5
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
Als de dubbeltelling bij de SPs wordt afgetrokken, vallen de marktaandelen van KPN Mobile en Liber-
tel-Vodafone juist iets hoger uit. Bij deze berekeningswijze wordt gedeeltelijk overgegaan op
marktaandelen op basis van toegevoegde waarde (de toegevoegde waarde van de onafhankelijke
SPs). Het marktaandeel van KPN Mobile valt bij deze berekeningswijze in de klasse >45%, dat van
Libertel-Vodafone nog steeds in de klasse 25-35% (tabel 4).
1 In het onderzoek van vorig jaar kon deze uitspliting niet worden gemaakt in verband met gebrek aan de juiste
informatie.
20
tabel 4 marktaandelen (in %) op basis van omzet gecorrigeerd voor hardware, dub-
beltelling wholesale-omzet gecorrigeerd bij onafhankelijke SPs
KPN Mobile Libertel-Vodafone Ben Dutchtone Telfort SPs
maart 2001 >45 25-35 5-10 5-10 5-10 <5
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
Omdat de inkomsten van KPN Mobile en Libertel-Vodafone uit de verkoop van belminuten aan onaf-
hankelijke SPs niet naar de onafhankelijke service providers zijn uitgesplitst, kan het marktaandeel van
de SPs Debitel, Talkline en Intercity alleen als totaal worden aangegeven. Dit gezamenlijke marktaan-
deel valt in de klasse <5%.
Ma rk t a an de l en exc l us i e f o mze t S Ps
Er kan ten slotte ook gekeken worden naar de marktaandelen in omzet (gecorrigeerd voor hardware)
indien de onafhankelijke SPs buiten beschouwing worden gelaten. Dit geeft een indicatie van de om-
zetten die gegenereerd worden uit het bezit van een netwerk en is daarmee een indicatie voor de po-
sitie van de verschillende partijen op de wholesalemarkt. In tabel 5 worden de marktaandelen weerge-
geven voor maart 2001.
tabel 5 marktaandelen (in %) netwerk-operators op basis van omzet netwerk-operators
gecorrigeerd voor hardware
KPN Mobile Libertel-Vodafone Ben Dutchtone Telfort
maart 2001 >45 25-35 5-10 5-10 5-10
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
Indien op deze manier naar de markt wordt gekeken, blijken KPN Mobile en Libertel-Vodafone op-
nieuw een sterke positie te hebben. Het marktaandeel van KPN Mobile daalt in de loop van de tijd, van
Libertel-Vodafone blijft het redelijk stabiel.
4.4 .3 Marktaande len op basis van aanta l aans lu i t ingen
Soo r te n aa ns lu i t i n g en o p de m ob i e le - t e l e f on i em a rk t
Voor de marktaandelen op basis van het aantal aansluitingen berekend kunnen worden, moet worden
bepaald welke aansluitingen moeten worden toegerekend aan elke marktpartij. De aansluitingen kun-
nen verdeeld worden in enerzijds prepaid en postpaid aansluitingen, en anderzijds in aansluitingen die
worden verkocht door de netwerk-operators en door SPs, die tevens aansluitingen verkopen onder de
naam van de netwerk-operators (alleen KPN Mobile en Libertel-Vodafone). In figuur 3 zijn de soorten
aansluitingen weergegeven.
figuur 3 totaal aantal aansluitingen op de mobiele-telefoniemarkt verdeeld in zes typen
21
Bron: EIM.
Een netwerk-operator verkoopt altijd zelf prepaid en postpaid aansluitingen via de eigen, gebonden
service provider (vakken A en B). De onafhankelijke SPs die in de markt actief zijn, kopen belminuten
in bij de netwerk-operators (alleen KPN Mobile en Libertel-Vodafone). Met deze capaciteit stellen ze
abonnementen samen die verkocht worden onder eigen naam (E). Theoretisch is er daarnaast de
mogelijkheid om als SP onder eigen naam prepaid aansluitingen te verkopen (F). In de praktijk komt
dit echter (nog) niet voor1. Ten slotte verkopen de SPs prepaid en postpaid abonnementen van KPN
Mobile en Libertel-Vodafone (C en D).
Voor sommige typen aansluitingen is niet op voorhand duidelijk bij welke marktpartij ze horen. Daarom
zijn er verschillende varianten berekend, die in het navolgende worden uitgewerkt. Op voorhand moet
worden opgemerkt dat als partijen verschillende definities hanteren om het aantal aansluitingen te
bepalen, deze maatstaf geen geheel betrouwbaar beeld geeft van de marktaandelen2.
Z eg ge nsch ap
Niet alle aansluitingen die via de SPs worden verkocht, kunnen tot de marktaandelen van de SPs ge-
rekend worden. Wat de prepaid aansluitingen (D en F) betreft, hebben de SPs bijvoorbeeld geen in-
houdelijke zeggenschap over abonnementsvoorwaarden en mogen zij alleen werken met de tarief-
plannen van KPN Mobile en Libertel-Vodafone. De SPs hebben over een belangrijk concurrentie-
instrument geen zeggenschap. De SPs hebben hier derhalve een soort retailersfunctie. Vertaald naar
figuur 3 betekent dit dat de vakjes A, B, D en F tot het marktaandeel van de netwerk-operators gere-
kend moeten worden. In tabel 6 staan de resultaten3.
1 Twee onafhankelijke SPs geven expliciet aan dat zij geen prepaid aansluitingen onder eigen naam verkopen. De
derde onafhankelijke SP heeft deze gegevens niet uitgesplitst aangeleverd, maar uit de antwoorden kan worden
afgeleid dat ook deze partij geen prepaid verkoopt onder eigen naam.
2 Het risico dat de marktpartijen verschillende systemen hanteren om het aantal aansluitingen te bepalen is redelijk
groot. Zo heeft één netwerk-operator aangegeven dat inactieve klanten na drie maanden uit de ‘actieve base’ wor-
den verwijderd. Het is onduidelijk hoe andere partijen hiermee omgaan.
3 De marktaandelen voor januari en februari 2000 in dit onderzoek wijken enigszins af van die uit het vorige onder-
zoek. In de gegevens van vorig jaar zat een dubbeltelling, die er in dit onderzoek uit is gehaald. Daarnaast waren de
postpaid aansluitingen in vak C vorig jaar toegekend aan de netwerk-operators. Deze aanpassingen hebben geen
gevolgen voor de conclusies die getrokken worden op basis van deze gegevens.
Verkocht door:
Netwerk-operator
Onafh. SP onder naam
netwerk-operator
Onafh. SP onder
eigen naam
PrepaidPostpaid
A
E F
D
B
C
Verkocht door:
Netwerk-operator
Onafh. SP onder naam
netwerk-operator
Onafh. SP onder
eigen naam
PrepaidPostpaid
A
E F
D
B
C
22
tabel 6 marktaandelen (in %) op basis van aansluitingen naar zeggenschap, waarbij
prepaid verkocht door SPs aan de netwerk-operators worden toegerekend
KPN Mobile Libertel-Vodafone Ben Dutchtone Telfort Debitel Talkline Intercity
31-1-2000 >45 25-35 <5 5-10 5-10 5-10 <5 <5
30-4-2000 35-45 25-35 5-10 5-10 5-10 5-10 <5 <5
31-7-2000 35-45 25-35 5-10 5-10 5-10 <5 <5 <5
31-10-2000 35-45 25-35 5-10 5-10 5-10 <5 <5 <5
31-1-2001 35-45 25-35 5-10 5-10 5-10 <5 <5 <5
31-3-2001 35-45 25-35 5-10 10-15 5-10 <5 <5 <5
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
Volgens deze berekeningswijze hebben KPN Mobile en Libertel-Vodafone een marktaandeel van bo-
ven de 25%. Van de kleine netwerk-operators hebben Ben en Dutchtone een aanzienlijke groei weten
te realiseren. De marktaandelen van KPN Mobile en Libertel-Vodafone vertonen overigens een dalen-
de tendens (al blijft het marktaandeel van Libertel-Vodafone in de gehele periode liggen in de klasse
25-35%). Voor KPN Mobile ligt dit in lijn met de omzetontwikkeling die is gesignaleerd in tabel 2.
De afname bij Libertel-Vodafone is niet in lijn met de ontwikkeling van het marktaandeel op basis van
omzet. De omzet per aansluiting lijkt iets toe te nemen. Dit zou mede het gevolg kunnen zijn van ver-
schillen in de manier waarop de partijen het aantal aansluitingen bepalen (mogelijk hanteert Libertel-
Vodafone daarvoor een ‘strenger’ criterium)1.
Cus to me r o wn e rsh i p
Libertel-Vodafone bepleit om de marktaandelen te berekenen op basis van aantal aansluitingen en om
de aansluitingen over de marktpartijen te verdelen op basis van ‘customer ownership’. Het ‘customer
ownership’ van abonnementen die via SPs zijn verkocht ligt volgens Libertel-Vodafone bij deze partij-
en. Volgens Libertel-Vodafone kunnen de onafhankelijke SPs hun abonnementen altijd overzetten
naar een andere netwerk-operator (‘het gaat erom welke partij de klant en zijn gegevens in zijn be-
stand heeft’). Vertaald naar figuur 3 betekent dit dat de vakjes C en E tot het marktaandeel van de SPs
gerekend moeten worden. Libertel-Vodafone doet in de vragenlijst geen expliciete uitspraak over de
‘customer ownership’ van prepaid aansluitingen. Als de prepaid aansluitingen (D en F) bij het
marktaandeel van de netwerk-operators worden gerekend, ontstaat hetzelfde beeld van de marktaan-
delen als in tabel 6. Daarom heeft EIM een variant berekend waarbij de prepaid aansluitingen die door
de SPs worden verkocht bij de SPs worden gerekend. De SPs krijgen dan het aantal aansluitingen van
de vlakken C, D, E en F toeberekend. De netwerk-operators hebben alleen A en B. Bij deze variant
zijn de marktaandelen van KPN Mobile en Libertel-Vodafone het laagst (tabel 7).
tabel 7 marktaandelen (in %) op basis van aansluitingen naar customer ownership,
waarbij prepaid verkocht door SPs aan de SPs worden toegerekend
KPN Mobile Libertel-Vodafone Ben Dutchtone Telfort Debitel Talkline Intercity
31-3-2001 35-45 15-25 5-10 10-15 5-10 10-15 <5 <5
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
Uit tabel 7 blijkt dat bij deze berekeningswijze het marktaandeel van Libertel-Vodafone kleiner is dan
25%. Overigens is EIM het niet eens met deze manier van berekening van de marktaandelen. Aller-
eerst is het onduidelijk in hoeverre de SP invloed heeft op de prepaids die ze verkopen. Op basis van
de antwoorden van de SPs lijkt het erop dat ze alleen een retailfunctie vervullen. Indien dit het geval
1 Overigens vraagt EIM zich af, wie uiteindelijk de zeggenschap heeft over de postpaid aansluitingen die door SPs
worden verkocht onder naam van de netwerk-operator (vakje C in figuur 3). Het is onduidelijk wie uiteindelijk de
zeggenschap heeft over deze aansluitingen en de propositie die aan de klant wordt gedaan. Als ook deze aanslui-
tingen tot het marktaandeel van de netwerk-operators worden gerekend, zal het marktaandeel van de netwerk-
operators hoger uitvallen.
23
is, moeten deze prepaids toegerekend worden aan de netwerk-operators (zie tabel 6). In paragraaf 2
van dit hoofdstuk werd tevens betoogd dat in het aantal aansluitingen minder informatie over aanmer-
kelijke marktmacht ligt besloten in vergelijking met de omzetmaatstaf. Een bijkomend praktisch pro-
bleem is dat de marktpartijen zeer waarschijnlijk niet eenduidig zijn in de manier waarop het aantal
aansluitingen wordt bepaald. Zoals gezegd, is de kans groot dat de marktpartijen verschillende syste-
men hanteren om het aantal aansluitingen te bepalen.
Aan ta l n e t w erka ans l u i t i ng en
Het aantal aansluitingen per netwerk (ongeacht hoe deze aansluitingen zijn verkocht en wie de eige-
naar is van de aansluiting) geeft weer hoe goed een netwerk wordt gebruikt. Een groot marktaandeel
geeft aan dat het netwerk relatief veel aansluitingen heeft, hetgeen kan leiden tot schaalvoordelen die
tot uitdrukking kunnen komen in een lagere kostprijs per aansluiting. Om deze marktaandelen te bere-
kenen, zijn de aansluitingen die via de onafhankelijke SPs zijn verkocht (C, D, E en F) toegerekend
aan de netwerken van de operators. Bij deze berekeningswijze komen de marktaandelen van KPN
Mobile en Libertel-Vodafone ruim boven 25% uit (tabel 8).
tabel 8 marktaandelen (in %) op basis van aansluitingen op de netwerken
KPN Mobile Libertel-Vodafone Ben Dutchtone Telfort
31-3-2001 35-45 25-35 5-10 10-15 5-10
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
4.4 .4 Marktaande len op basis van be lminuten
T oe rek e ne n v an b e lm i nu te n aa n de m a rk t pa r t i j e n
De marktaandelen op basis van belminuten kunnen pas berekend worden als bekend is welke belmi-
nuten moeten worden toegerekend aan de verschillende marktpartijen. Net als bij de aansluitingen
(paragraaf 4.4.3) kunnen ook de belminuten verdeeld worden in enerzijds pre- en postpaid belminuten,
en anderzijds in belminuten die zijn verkocht door de netwerk-operators en door SPs (al dan niet onder
eigen naam). Schematisch zou dit kunnen worden weergegeven in een figuur, vergelijkbaar met figuur
3.
In theorie is het mogelijk om dezelfde varianten te berekenen als bij de marktaandelen op basis van
aantal aansluitingen. In de praktijk treden echter problemen op omdat de meeste partijen er niet in
slagen om de benodigde gegevens aan te leveren1. Er is voor gekozen om de marktaandelen weer te
geven op basis van het aantal belminuten per netwerk. Om deze marktaandelen te berekenen, zijn de
belminuten die via de onafhankelijke SPs zijn verkocht (C, D, E en F) toegerekend aan de netwerken
van de operators. De marktaandelen zijn berekend op basis van uitgaande belminuten (tabel 9).
tabel 9 marktaandelen (in %) op basis van uitgaande belminuten per netwerk
KPN Mobile
Libertel-
Vodafone Ben Dutchtone Telfort
maart 2001 >45 25-35 10-15 5-10 5-10
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
Uit tabel 9 blijkt dat de marktaandelen van KPN Mobile en Libertel-Vodafone boven de 25% uitkomen.
Het marktaandeel van KPN Mobile vertoont overigens een dalende trend, terwijl het marktaandeel van
Libertel-Vodafone redelijk constant is. Het valt op dat het marktaandeel van Ben relatief hoog is bij
1 Zo kon één netwerk-operator geen gegevens over aantal belminuten aanleveren over de periode januari – mei 2000.
Bij andere marktpartijen is geen opdeling per SP van de prepaid belminuten mogelijk of ontbreken de gegevens over
prepaid belminuten volledig (sommige SPs geven aan geen beschikking te hebben over deze informatie).
24
deze berekeningswijze. De oorzaak hiervan is dat Ben over relatief veel postpaid aansluitingen be-
schikt, waarop in de regel meer belminuten worden gegenereerd dan op prepaid aansluitingen.
4.5 Omzet per aansluiting
Ma rk t a an de l en o p bas i s v an o mze t z i j n b i j KP N Mo b i l e e n L ib e r t e l -Vo d a fo ne re -l a t i e f ho o g
Als de marktaandelen op basis van omzet en aansluitingen met elkaar worden vergeleken, kan een
aantal interessante conclusies worden getrokken over de klanten die de verschillende partijen aan zich
weten te binden. Om een goede vergelijking te kunnen maken is in eerste instantie gekeken naar het
netwerkniveau. Deze gegevens staan vermeld in tabel 5 en tabel 81. Bij KPN Mobile blijkt dat op net-
werkniveau het marktaandeel op basis van omzet (>45%) hoger is dan op basis van aansluitingen (valt
in de klasse 35-45%). Dit duidt erop dat een aansluiting van KPN Mobile relatief veel oplevert. Ook
voor Libertel-Vodafone geldt op netwerkniveau dat het marktaandeel op basis van omzet (iets) hoger
is dan dat op basis van aansluitingen (dit is niet direct zichtbaar in tabel 5 en tabel 8, omdat wegens
de vertrouwelijkheid van gegevens een klasse-indeling wordt gehanteerd).
Een mogelijke verklaring voor de gevonden verschillen kan zijn dat beide partijen erin slagen om een
hoge omzet per aansluiting te realiseren. Om een scherper beeld te verkrijgen van de klanten die de
marktpartijen aan zich weten te binden, zijn drie aanvullende maatstaven berekend:
! de gemiddelde omzet per aansluiting,
! de gemiddelde omzet per belminuut, en
! het gemiddelde aantal belminuten per aansluiting.
Be rek en i ng swi j z e aa nv u l l e nde ma ats tav e n
Het is weinig zinvol om de bovengenoemde maatstaven te berekenen op basis van de totale omzet en
het totale aantal belminuten en aansluitingen per marktpartij, omdat in de regel een postpaid aanslui-
ting veel waardevoller is dan een prepaid aansluiting (een postpaid aansluiting levert in principe meer
belminuten en een hogere omzet per aansluiting op). Tussen de marktpartijen treden aanzienlijke
verschillen op in de samenstelling van het klantenbestand. Bij de ene marktpartij bestaat meer dan de
helft van het klantenbestand uit postpaid aansluitingen, terwijl dit bij een enkele marktpartij zelfs 100%
is. Door dergelijke verschillen in de samenstelling van de klantenbestanden zou een vertekend beeld
ontstaan als de genoemde maatstaven worden gebaseerd op de totaalgegevens per marktpartij. De
omzet per aansluiting zou bijvoorbeeld hoog uitvallen bij marktpartijen met relatief veel postpaid aan-
sluitingen, niet omdat die onevenredig hoge prijzen hanteren o.i.d., maar omdat postpaid aansluitingen
in de regel meer opleveren.
Het zuiverste beeld kan worden verkregen door in de berekening een onderscheid te maken tussen
postpaid en prepaid. De genoemde maatstaven zijn voor deze segmenten afzonderlijk berekend; bij de
berekening zijn bovendien alleen de omzet, belminuten en aansluitingen meegenomen die de markt-
partijen halen via de eigen service provider2. Het aantal aansluitingen in een maand is berekend door
het aantal aansluitingen aan het begin en aan het eind van een maand te middelen. De overige gege-
vens zijn door de partijen in direct bruikbare vorm aangeleverd (maandcijfers)3.
1 Alleen de marktaandelen berekend op netwerkniveau zijn met elkaar vergeleken. Door definitieverschillen zijn de
overige berekende marktaandelen niet goed vergelijkbaar. Door problemen bij de gegevens van vorig jaar, zijn de
resultaten niet te vergelijken.
2 Hiermee wordt voorkomen dat de omzet die door KPN Mobile en Libertel-Vodafone wordt behaald met de verkoop
van belminuten aan onafhankelijke SPs wordt verdeeld over de eigen aansluitingen (dit zou een overschatting van
de omzet per aansluiting opleveren).
3 Een vergelijking met vorig jaar is moeilijk te maken omdat toen is gekeken naar alle aansluitingen. De nu gehanteer-
de methode is zuiverder.
25
Pos t p a id : K PN M ob i l e en L i be r te l -V o da fo ne ve rk op en re l a t i e f d u re be l m i nu te n
In tabel 10 is voor 2000 en het eerste kwartaal van 2001 voor het postpaid segment weergegeven de
gemiddelde maandomzet per aansluiting, de gemiddelde maandomzet per belminuut, en het gemid-
delde aantal maandelijkse belminuten per aansluiting. Omwille van de vertrouwelijkheid van deze ge-
gevens hanteren wij opnieuw een klasse-indeling.
tabel 10 gemiddelde maandomzet per aansluiting, gemiddelde maandomzet per belmi-
nuut, en het gemiddelde aantal maandelijkse belminuten per aansluiting, be-
haald via de eigen SP in het postpaid segment, in 2000 en eerste kwartaal
2001
KPN Mo-
bile
Libertel-
Vodafone Ben Dutchtone Telfort Debitel
Talk-
line* Intercity
gemiddelde maand-
omzet per aansluiting
(ƒ)
2000 100-120 100-120 60-80 60-80 60-80 100-120 - 140-160
1e kwartaal 2001 100-120 100-120 60-80 60-80 80-10 100-120 - 120-140
gemiddelde maand-
omzet per belminuut (in
centen)
2000 60-80 60-80 20-40 40-60** 40-60 80-100 - 60-80
1e kwartaal 2001 60-80 60-80 40-60 40-60 40-60 80-100 - 60-80
gemiddeld aantal
maandelijkse belminu-
ten per aansluiting
2000 140-160 120-140 180-
200
160-180** 160-
180
100-120 - 180-200
1e kwartaal 2001 160-180 140-160 180-
200
160-180 180-
200
100-120 - 180-200
* Geen gegevens van Talkline ontvangen over de behaalde postpaid omzet en -belminuten.
** Berekend over de periode juni-december 2000.
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
KPN Mobile en Libertel-Vodafone weten in het postpaid segment een relatief hoge omzet per aanslui-
ting te realiseren. Ook in het eerste kwartaal van 2001 is sprake van een aanzienlijk verschil met de
kleinere netwerk-operators. Een aansluiting van Libertel-Vodafone en vooral KPN Mobile levert met
andere woorden veel op. Alleen Intercity weet een hogere omzet per aansluiting te realiseren. Dit is
niet verbazingwekkend, omdat Intercity zich richt op zakelijke bellers.
Verder realiseren KPN Mobile en Libertel-Vodafone in zowel 2000 als het eerste kwartaal van 2001 per
aansluiting relatief weinig belminuten. Dit wordt echter ruimschoots goedgemaakt door de relatief hoge
omzet die beide partijen per belminuut weten te behalen (in 2000 én het eerste kwartaal van 2001 gaat
het om 60 tot 80 cent per belminuut voor beide partijen). Mogelijk heeft dit te maken met het feit dat de
klanten van KPN Mobile en Libertel-Vodafone vooral in de piekperiode bellen. Een andere verklaring
kan liggen in het feit dat de drie nieuwe netwerk-operators vooral belbundels verkopen, waardoor het
aantal verbelde minuten hoog is tegen een relatief laag tarief. Alleen Debitel weet de opbrengst per
belminuut in ruime mate te overtreffen.
Er kan geconcludeerd worden dat KPN Mobile en Libertel-Vodafone in het postpaid segment niet de
veelbellers aan zich weten te binden, maar dat dit ruimschoots wordt goedgemaakt door de omzet per
belminuut. Hierdoor weten beide partijen relatief veel omzet te behalen uit de aansluitingen op hun
netwerk dan de overige netwerk-operators. Dit kan een indicatie van marktmacht zijn.
26
Ook i n p re pa i d s eg me nt l i j k en KP N Mo b i l e en L i be r t e l -V od a f on e re la t i e f d u rebe l m in u t en t e v e rko pe n
In tabel 11 zijn dezelfde aanvullende maatstaven vermeld, maar nu voor het prepaid segment. Op
voorhand moet worden benadrukt dat deze gegevens minder betrouwbaar zijn, omdat de marktpartijen
waarschijnlijk op verschillende manieren omgaan met het bepalen van het aantal aansluitingen. Ver-
schillende interpretaties om het aantal aansluitingen te bepalen zullen met name van invloed zijn op
het aantal prepaid aansluitingen1. Omdat de SPs aangeven geen eigen prepaid aansluitingen te ver-
kopen, zijn deze niet in het overzicht opgenomen.
tabel 11 gemiddelde maandomzet per aansluiting, gemiddelde maandomzet per belmi-
nuut, en het gemiddelde aantal maandelijkse belminuten per aansluiting, be-
haald via de eigen service provider in het prepaid segment, in 2000 en eerste
kwartaal 2001
KPN Mobile
Libertel-
Vodafone* Ben Dutchtone Telfort
gemiddelde maandomzet per aansluiting (ƒ)
2000 15-17,50 15-17,50 7,50-10 7,50-10 7,50-10
1e kwartaal 2001 12,50-15 12,50-15 7,50-10 7,50-10 7,50-10
gemiddelde maandomzet per belminuut (in
centen)
2000 60-80 - 40-60 20-40** 40-60
1e kwartaal 2001 80-100 - 40-60 60-80 40-60
gemiddeld aantal maandelijkse belminuten
per aansluiting
2000 20-25 - 20-25 15-20** 20-25
1e kwartaal 2001 15-20 - 15-20 10-15 15-20
* Geen gegevens Libertel-Vodafone beschikbaar over prepaid belminuten van de eigen SP.
** Maatstaven berekend over de periode juni-december 2000.
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
KPN Mobile en Libertel-Vodafone realiseren in het prepaid segment een hoge omzet per aansluiting.
De hoge gemiddelde maandomzet per aansluiting zou echter ook het gevolg kunnen zijn van een
strenger beleid bij het bepalen van de actieve klantenbase. Voor KPN Mobile kan (voorzichtig) worden
geconcludeerd dat het aantal belminuten dat per aansluiting wordt verkocht weinig afwijkt van dat bij
de overige netwerk-operators, maar dat wel een aanzienlijke hogere omzet per belminuut wordt gerea-
liseerd.
Hoewel voorzichtigheid is geboden bij de interpretatie, zijn de resultaten van het prepaid segment in
lijn met de conclusie dat KPN Mobile en Libertel-Vodafone een relatief hoge omzet per aansluiting en
belminuut halen. Ze hebben eindgebruikers die veel opbrengen en weten die ook vast te houden. Dit
kan duiden op een bepaalde mate van marktmacht.
4.6 Conclusie
KPN M o b i l e e n L ib e r te l - Vo da f o ne h eb be n ma rk ta an d ee l g ro te r d an 2 5%
In dit hoofdstuk zijn verschillende maatstaven gepresenteerd voor de berekening van de marktaande-
len. Uit tabel 12 komt naar voren dat de marktaandelen verschillen afhankelijk van de gekozen maat-
staf.
1 Het ligt in de rede dat postpaid klanten niet zomaar uit een klantenbestand worden verwijderd, zij betalen immers
maandelijks een abonnementstarief.
27
tabel 12 marktaandelen (in %) volgens verschillende berekeningen, maart 2001
criterium berekening
marktaandelen
KPN
Mobile
Libertel-
Vodafone Ben Dutchtone Telfort Debitel Talkline Intercity
omzet excl. hardware 35-45 25-35 5-10 5-10 <5 5-10 <5 <5
omzet excl. hardware, dubbeltelling
wholesale-omzet gecorrigeerd bij
netwerk-operators 35-45 25-35 5-10 5-10 5-10 5-10 <5 <5
omzet excl. hardware, dubbeltelling
wholesale-omzet gecorrigeerd bij
SPs >45 25-35 5-10 5-10 5-10 <5*
omzet excl. hardware
(alleen netwerk-operators) >45 25-35 5-10 5-10 5-10 - - -
aansluitingen naar zeggenschap
(prepaid SPs bij netwerk-operators) 35-45 25-35 5-10 10-15 5-10 <5 <5 <5
aansluitingen naar customer
ownership (prepaid SPs bij SPs) 35-45 15-25 5-10 10-15 5-10 10-15 <5 <5
aansluitingen op de netwerken 35-45 25-35 5-10 10-15 5-10 - - -
uitgaande belminuten per
netwerk >45 25-35 10-15 5-10 5-10 - - -
* Gezamenlijk marktaandeel van onafhankelijke SPs.
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
In paragraaf 4.2 werd betoogd dat in het omzetcriterium de meeste informatie wordt meegenomen over
de marktmacht van partijen (in de omzet ligt informatie besloten over het aantal aansluitingen, de ge-
bruiksintensiteit per aansluiting, en de prijsverschillen per belminuut). Ook in de Richtsnoeren wordt
uitgegaan van omzet als criterium ter bepaling van de marktaandelen.
Op basis van het omzetcriterium hebben zowel KPN Mobile als Libertel-Vodafone een marktaandeel
groter dan 25% op de markt voor openbare mobiele telefonie (ongeacht hoe er gecorrigeerd wordt
voor de dubbeltelling in de wholesale-omzet). Dit gegeven kan (mede) aanleiding zijn voor het College
van OPTA om KPN Mobile en Libertel-Vodafone (opnieuw) aan te wijzen als partijen met AMM.
Als overigens het aantal aansluitingen als basis voor de berekening zou worden gehanteerd, en alle
aansluitingen die via de onafhankelijke SPs zijn verkocht bij de marktaandelen van de onafhankelijke
SPs worden gerekend, is het marktaandeel van Libertel-Vodafone lager dan 25%. In paragraaf 4.2
kwam echter aan bod dat het aantal aansluitingen minder geschikt is als criterium voor de aanwijzin-
gen. Daarnaast is het niet duidelijk of prepaid aansluitingen bij de SPs dan wel de netwerk-operators
moeten worden meegenomen.
Uit een onderlinge vergelijking van de marktaandelen en een analyse van de omzet per aansluiting in
het postpaid en het prepaid segment kan ten slotte geconcludeerd worden dat KPN Mobile en Libertel-
Vodafone relatief hoge omzetten per belminuut realiseren, en daardoor relatief veel omzet halen uit de
aansluitingen op hun netwerk. Dit kan duiden op een bepaalde marktmacht.
In het volgende hoofdstuk zal nader worden ingegaan op de uitzonderingscriteria die de indicatie van
marktmacht op basis van marktaandeel kunnen ondersteunen dan wel afzwakken.
29
5 Aanvullende criteria: Vermogen de marktvoorwaarden
te beïnvloeden
5.1 Inleiding
Bij de beoordeling of een marktpartij marktmacht heeft, wordt in de Tw het marktaandeel (> 25%) als
hoofdregel genomen. Het college kan afwijken van deze hoofdregel indien daartoe aanleiding is. Het
college zal daartoe een oordeel geven over vijf aanvullende criteria uit de Tw:
! het vermogen van een partij om de marktvoorwaarden te beïnvloeden;
! de (groeps)omzet in verhouding tot de omzet van de markt;
! de beheersing van de middelen van toegang tot de eindgebruikers;
! de toegang tot financiële middelen;
! de ervaring met het verstrekken van producten en diensten op de markt.
De vijf criteria worden verder uitgewerkt in de Richtsnoeren. In dit hoofdstuk wordt het criterium ‘ver-
mogen om de marktvoorwaarden te beïnvloeden’ besproken. De overige vier criteria komen in het
volgende hoofdstuk aan bod. Bij de gehanteerde criteria en de invulling daarvan zijn met name de
Richtsnoeren uitgangspunt geweest.
5.2 Vermogen de marktvoorwaarden te beïnvloeden
Rel a t i e me t AM M
De mogelijkheid van een aanbieder om de marktvoorwaarden te beïnvloeden (AMM) wordt in het
‘Consultatiedocument’ als volgt omschreven:
de mate waarin een aanbieder zijn prijzen, zijn kwaliteits- of serviceniveau of andere voorwaar-
den gedurende een langere periode kan wijzigen ten nadele van de eindgebruiker, dan wel de
mate waarin de aanbieder onafhankelijk van andere aanbieders (gedurende langere tijd) de
voorwaarden kan beïnvloeden waartegen andere aanbieders hun diensten leveren.
In de Richtsnoeren wordt het begrip het vermogen om marktvoorwaarden te beïnvloeden niet meer als
zodanig omschreven. Er wordt wel een aantal criteria genoemd die van belang zijn bij het beoordeling
van het vermogen om de marktvoorwaarden te beïnvloeden.
Het betreft de volgende criteria:
! het aantal concurrenten;
! de mate van concentratie in de markt;
! de ontwikkeling in het aantal en de omvang van concurrenten;
! de toe- en uittredingsdrempels in de markt;
! de drempels voor eindgebruikers om over te stappen naar een andere aanbieder;
! de mate van verticale integratie;
! de prijsvorming in de markt.
In de volgende paragrafen wordt de relatie tussen AMM en deze criteria verder uitgewerkt. Tevens
worden de bevindingen gepresenteerd van het empirische onderzoek.
30
5.2 .1 Aanta l concurrenten
Rel a t i e me t AM M
Het aantal concurrenten in een markt geeft een indicatie voor de mate van concurrentie. Over het
algemeen wordt gesteld dat hoe meer aanbieders actief zijn in de markt (en vergelijkbaar in omvang),
hoe minder waarschijnlijk het is dat een individuele aanbieder de marktvoorwaarden kan beïnvloeden.
Indien er slechts één aanbieder actief is, kan deze monopolist de marktvoorwaarden zelfstandig be-
palen en heeft hij dus marktmacht. De afnemers hebben geen alternatief en de monopolist kan een
monopolieprijs vragen1. In een situatie met enkele grote aanbieders (oligopolie) kan er ook snel sprake
zijn van marktmacht. Aanbieders kunnen hun gedrag op elkaar afstemmen waardoor er geen efficiënte
prijszetting plaatsvindt (gezien vanuit de afnemer).
Ui tk oms te n m ark to nd e rzo ek
Op de mobiele-telefoniemarkt zijn vijf aanbieders met een eigen netwerk actief. De netwerk-operators
verkopen allen aan de eindgebruikers via hun eigen, gebonden SPs. Alle mobiele operators in Neder-
land zijn dus verticaal geïntegreerd met hun eigen SPs2. Hoewel het aantal netwerk-operators in Ne-
derland hoog is in vergelijking met dat in andere West-Europese landen, is het aantal netwerk-
operators in absolute zin beperkt. Omdat er slechts vijf aanbieders actief zijn, dient de Nederlandse
markt voor mobiele telefoonnetwerken - net als nagenoeg alle andere buitenlandse markten - als een
oligopolistische markt te worden beschouwd.
Er zijn verder drie onafhankelijke SPs (Debitel, Talkline, Intercity), die abonnementen van verschillen-
de aanbieders (in de praktijk alleen van KPN Mobile en Libertel-Vodafone) doorverkopen en daar
eventueel ook zelf waarde aan toevoegen. Debitel en Talkline zijn de grootste onafhankelijke SPs,
Intercity is een relatief zeer kleine SP, die met name actief is op de zakelijke markt.
Terwijl het aantal netwerk-operators door wettelijke (vergunning) en technische oorzaken (beschikbaar
aantal frequenties) beperkt is, kunnen onafhankelijke SPs in theorie onbeperkt toetreden. Als er sprake
is van hoge retailmarges bij de netwerk-operators, zouden onafhankelijke SPs de concurrentiedruk
kunnen opvoeren door in het groot in te kopen en tegen lagere prijzen door te verkopen aan de eind-
gebruiker. Dit vergt echter wel een concurrerende (of bij onvoldoende concurrentie een gereguleerde)
wholesalemarkt en een bepaalde mate van vrijheid van handelen voor de SPs. In de praktijk lijkt dit
niet het geval. Hoewel de netwerk-operators beweren genegen te zijn hun netwerk voor derden open
te stellen, ervaren de SPs weinig onderhandelingsruimte. Ook potentiële toetreders worden in de prak-
tijk afgeschrikt door de (in hun ogen) hoge eisen die netwerk-operators stellen. De afgelopen twee jaar
is geen enkele partij meer als onafhankelijke SP tot de mobiele-telefoniemarkt toegetreden3. Hierin lijkt
wel enige verandering te ontstaan. Tele2 heeft aangegeven te zullen toetreden tot de markt voor mo-
biele telefonie, en wel via het netwerk van Telfort (NRC Handelsblad 13-8-2001).
Concluderend kan worden gesteld dat op de Nederlandse mobiele-telefoniemarkt acht partijen actief
zijn: vijf netwerk-operators en drie service providers. Het aantal concurrenten is daarmee gelijk geble-
ven ten opzichte van het vorige onderzoek. Service providers beschikken niet over een eigen netwerk
en zijn wat de infrastructuur betreft afhankelijk van de netwerk-operators. De positie van de SPs lijkt
niet van dien aard, dat zij de netwerk-operators (waaronder KPN Mobile en Libertel-Vodafone) onder
enige concurrentiedruk kunnen zetten. Het is onduidelijk wat de recente aankondiging van Tele2 om
toe te treden tot de markt voor effect zal hebben op de concurrentieverhoudingen.
1 Een dreiging van potentiële toetreders kan het gedrag van een monopolist beperken. In een situatie van perfect
contesteerbare markten kan de monopolist gedwongen worden een prijs te hanteren die ook in een situatie van
volledig vrije mededinging zou ontstaan. Het is daarom van belang te kijken naar toetredingsbarrières.
2 Dit lijkt vanzelfsprekend, maar in het V.K. was het bij het opstarten van de markt slechts toegestaan om via onaf-
hankelijke SPs te verkopen, om zo de concurrentie te versterken.
3 Recentelijk heeft OneTel wel een SP-overeenkomst met KPN Mobile gesloten, maar in de praktijk biedt men nog
geen diensten aan.
31
5.2 .2 Mate van concentra t ie in de mark t
Rel a t i e me t AM M
De mate van concentratie in de markt is gerelateerd aan het aantal aanbieders dat actief is op de
markt. Daarnaast zegt de concentratie ook iets over de grootte van de aanbieders. Een markt met veel
kleine aanbieders is ongeconcentreerd. Een aanbieder heeft geen mogelijkheid om de marktvoorwaar-
den te beïnvloeden in zo’n markt. Ook eventuele onderlinge afspraken zijn moeilijk te realiseren (te
veel partijen om echt effectief afspraken te kunnen maken).
Een markt is sterk geconcentreerd indien er één of slechts enkele grote aanbieder(s) actief is/zijn. In
zo’n markt bestaat het gevaar dat een of meerdere aanbieders de marktvoorwaarden kunnen beïn-
vloeden. Doordat er slechts een beperkt aantal belangrijke spelers actief is, zijn de grote marktpartijen
in staat elkaar goed in de gaten houden. Het is ook van belang dit te doen omdat een actie van de ene
grote aanbieder merkbare invloed heeft op de positie van een andere grote aanbieder. In een gecon-
centreerde markt is het eenvoudiger onderlinge (geheime of impliciete) afspraken te maken of het
gedrag onderling af te stemmen (de zogenaamde onderling afgestemde gedragingen) waardoor de
concurrentie wordt beperkt.
In een oligopolistische markt moet ook gekeken worden naar de homogeniteit van de producten. Zo
zullen in een markt met heterogene producten de aanbieders meer ruimte hebben om de prijs zelf-
standig te bepalen en minder concurrentiedruk voelen. In een gedifferentieerde markt zullen de aan-
bieders derhalve eerder in staat zijn om zelfstandig hun marktvoorwaarden te bepalen.
Ui tk oms te n m ark to nd e rzo ek
De mate van concentratie is gemeten door naar het aantal marktpartijen en de marktaandelen te kij-
ken. Hierbij is de Herfindahl-Hirschman-Index (HHI) gebruikt. De HHI is de som van de gekwadrateer-
de (omzet)marktaandelen van alle op de markt aanwezige bedrijven. Bij een waarde van 10.000 is er
sprake van een strikt monopolie (1002) en 0 is de (technisch onmogelijke) waarde voor perfecte con-
currentie. In het algemeen wordt ervan uitgegaan dat bij een HHI van minder dan 1.000 er sprake is
van een ongeconcentreerde markt, tussen 1.000 en 1.800 van een matig geconcentreerde markt en
boven de 1.800 van een geconcentreerde markt1. Verder kan opgemerkt worden dat als de acht
marktpartijen elkaar volledig in evenwicht zouden houden (elke partij 12,5% marktaandeel), de HHI
1.250 bedraagt.
In tabel 13 is de HHI weergegeven voor de periode januari 2000 – maart 2001, waarbij gebruik is ge-
maakt van de marktaandelen gebaseerd op de omzet van de marktpartijen exclusief hardware2.
tabel 13 Herfindahl-Hirschman-Index op basis van marktaandelen gebaseerd op omzet
gecorrigeerd voor hardware
maand HHI-index
januari 2000 3210
april 2000 2989
juli 2000 2830
oktober 2000 2825
januari 2001 2660
maart 2001 2673
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
De concentratie in de markt is het afgelopen jaar beduidend afgenomen. Desalniettemin is de mobiele-
telefoniemarkt nog steeds een geconcentreerde markt (de HHI ligt in maart 2001 nog ruim boven de
1800).
1 Office of Fair Trading (1999), Quantitative techniques in competition analysis, Research paper 17.
2 Door de verschillen in marktaandelen in dit onderzoek en het vorige onderzoek, verschilt ook de HHI.
32
In hoofdstuk 4 werd reeds besproken dat de marktaandelen op verschillende manieren berekend kun-
nen worden. Uit tabel 14 blijkt dat de conclusie van een geconcentreerde markt steeds overeind blijft,
ongeacht de manier waarop de marktaandelen zijn bepaald. Dit is ook het geval als er alleen
marktaandelen op netwerkniveau worden berekend.
tabel 14 Herfindahl-Hirschman-Index bij verschillende berekeningswijzen van de
marktaandelen, maart 2001
berekeningswijze marktaandeel HHI-index
omzet excl. hardware 2673
omzet excl. hardware, correctie wholesale-omzet bij netwerk-operators 2517
omzet excl. hardware, correctie wholesale-omzet bij SPs 3057
omzet excl. hardware (alleen netwerk-operators) 3338
aansluitingen naar zeggenschap (prepaid SPs bij netwerk-operators) 2623
aansluitingen naar customer ownership (prepaid SPs bij SPs) 2271
aansluitingen op de netwerken 3006
uitgaande belminuten per netwerk 3070
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
He te rog en i te i t
Zoals hierboven aangegeven, is het in een oligopolistische marktsituatie, waarin slechts enkele spelers
actief zijn, van belang te kijken of de producten homogeen of heterogeen zijn. Deze vraag is relevant
omdat in de mobiele-telefoniemarkt gesproken kan worden van een oligopolistische situatie. Het pro-
duct mobiele telefonie is behoorlijk heterogeen, gezien het grote aantal abonnementstypen dat wordt
aangeboden, al dan niet in combinatie met gratis handsets en verschillende introductievoordelen. Het
aantal varianten is na de uitbreiding van het aantal operators sterk toegenomen. Hierdoor ervaren
eindgebruikers de mobiele-telefoniemarkt als intransparant wat betreft tarieven, aanbod, aanbieders,
voorwaarden, etc.1. De ondoorzichtigheid van het aanbod wordt door sommige partijen genoemd als
barrière voor de eindgebruiker om over te stappen. In heterogene markten is de concurrentie meestal
minder sterk dan in homogene markten.
Concluderend kan worden gesteld dat de concentratie in de mobiele-telefoniemarkt het afgelopen jaar
is afgenomen. Desondanks is de openbare mobiele-telefoniemarkt nog steeds een geconcentreerde
markt, waarop het aanbod door de eindgebruikers als zeer heterogeen wordt ervaren. Mede door de
intransparantie bestaat het gevaar in zo’n markt dat een of meer aanbieders de marktvoorwaarden
kunnen beïnvloeden.
5.2 .3 Ontwikke l ing in het aanta l en de omvang van de concurren ten
Rel a t i e me t AM M
De ontwikkeling van het aantal en de omvang van de marktpartijen geeft inzicht in de ontwikkeling van
de marktstructuur. Indien het aantal marktpartijen toeneemt, kan dit leiden tot meer concurrentie. Een
marktpartij met een aanzienlijk aandeel op de markt zal veel inspanningen moeten doen om haar
marktpositie te handhaven. Als concurrenten sterk groeien, hebben ze meer mogelijkheden om de
concurrentie daadwerkelijk aan te gaan.
Ook de groei van de bedrijfstak/markt is van belang. Als een markt sterk groeit, is het relatief eenvou-
dig om toe te treden als aanbieder. De klanten die zich voor het eerst op de markt begeven hoeven
geen overstapkosten te maken en hoeven ook niet ‘losgeweekt’ te worden bij bestaande aanbieders.
Een bedrijf dat toetreedt kan dus relatief eenvoudig deze nieuwe klanten naar zich toetrekken en op
1 Dit blijkt uit onderzoek van de Consumentenbond, zie Consumentengids, Mobiele belmarkt steeds mistiger, decem-
ber 2000.
33
die manier een rendabele marktpositie opbouwen. Voor een marktpartij met een aanzienlijk marktaan-
deel zal het relatief moeilijk zijn om haar positie te handhaven in een snelgroeiende markt. Het is
moeilijker nieuwe klanten binnen te halen dan bestaande klanten binnen te houden. In een snel groei-
ende markt zal een marktpartij dus minder snel een aanzienlijke marktmacht hebben.
Ui tk oms te n m ark to nd e rzo ek
Het aantal netwerk-operators en de tijdstippen van toetreding zijn bepaald door de overheid, op basis
van het afgeven van vergunningen voor het gebruik van frequenties. Momenteel zijn er in Nederland
vijf netwerk-operators actief. Dit aantal is hoog in vergelijking met omringende landen. Omdat de
UMTS-frequenties intussen zijn vergeven aan de bestaande netwerk-operators, kan er uit deze hoek
op korte termijn geen toetreding door nieuwe partijen meer worden verwacht.
SPs kunnen in principe wel vrij toetreden. In de onderzochte periode is het aantal onafhankelijke SPs
constant gebleven. Er zijn momenteel drie onafhankelijke SPs. Hier lijkt enige verandering in te ont-
staan. Tele2 heeft in augustus 2001 aangegeven te zullen toetreden tot de mobiele-telefoniemarkt.
Ook One.Tel heeft aangegeven toe te willen treden tot de mobiele markt. Het is onduidelijk in hoeverre
ze daadwerkelijk en actief de markt bewerken.
De markt voor mobiele telefonie is in Nederland de afgelopen jaren sterk gegroeid. Ook afgelopen jaar
werd deze trend weer doorgezet. In figuur 4 is weergegeven in welke mate de maandomzet van de
verschillende partijen is gegroeid sinds januari 2000. De maandomzet is gecorrigeerd voor inkomsten
uit de verkoop van hardware, zoals besproken in paragraaf 4.3.
figuur 4 groei marktpartijen op basis van maandomzet gecorrigeerd voor hardware,
index januari 2000 = 100
34
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
Uit figuur 4 blijkt dat de meeste marktpartijen sinds januari 2000 een aanzienlijke groei hebben weten
te realiseren. De gezamenlijke omzet van de marktpartijen exclusief hardware-inkomsten is in de peri-
ode van januari 2000 tot en met maart 2001 met circa 40% gegroeid. De meest recente toetreders
Ben, Dutchtone en Telfort weten de sterkste groei te realiseren. De groei van deze partijen stijgt zelfs
ver boven het marktgemiddelde uit. Het gezamenlijke marktaandeel van deze partijen neemt dan ook
toe. Uit tabel 2 blijkt bijvoorbeeld, dat het gezamenlijke marktaandeel op basis van omzet gecorrigeerd
voor hardware in de periode januari 2000 – maart 2001 voor de genoemde aanbieders is gestegen.
Verder valt op dat Libertel-Vodafone zich goed weet te handhaven. De omzetstijging van Libertel-
Vodafone is (iets) groter dan de algemene marktontwikkeling. Voor KPN Mobile geldt dat juist een
minder grote omzetstijging is gerealiseerd. Dit geldt ook voor de onafhankelijke SPs.
Omdat de netwerk-operators gemiddeld een grotere omzetstijging realiseren, kan worden geconclu-
deerd dat het bezit van een netwerk kennelijk een belangrijke asset is bij het neerzetten van een con-
currerend aanbod en het realiseren van groei. Omdat juist het aantal netwerk-operators beperkt is tot
vijf, zal er wat dit betreft geen concurrentieverhogend effect optreden.
Ten slotte kan worden verwacht dat de marktgroei in elk geval op korte termijn zal afvlakken omdat
inmiddels een groot deel van de potentiële eindgebruikers over een aansluiting beschikt. Eén markt-
partij geeft expliciet aan dat de groei zal verminderen nu ‘de penetratiegraad in Nederland de 70% is
0
50
100
150
200
250
300
350
400
januari-00 april-00 juli-00 oktober-00 januari-01
Totaal KPN Mobile Libertel-Vodafone
Ben Dutchtone Telfort
Debitel Talkline Intercity
maart -01
35
gepasseerd’. Uit de ontwikkeling van het aantal aansluitingen (tabel 15) blijkt dat deze ontwikkeling
reeds in gang is gezet.
tabel 15 ontwikkeling aantal aansluitingen mobiele-telefoniemarkt
datum toename aantal aansluitingen t.o.v. vorige maand in procenten
31-12-1999
31-1-2000 4,3
29-2-2000 3,8
31-3-2000 4,5
30-4-2000 3,8
31-5-2000 4,2
30-6-2000 4,4
31-7-2000 4,8
31-8-2000 3,8
30-9-2000 3,6
31-10-2000 2,8
30-11-2000 2,9
31-12-2000 3,8
31-1-2001 2,0
28-2-2001 2,1
31-3-2001 2,2
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
In het voorjaar van 2000 bedroeg de maandelijkse groei van het aantal aansluitingen circa 4%, terwijl
dit in het voorjaar van 2001 nog ongeveer 2% was. Door de afnemende marktgroei wordt het moeilijker
om toe te treden als aanbieder.
Concluderend kan worden gesteld dat het totale aantal partijen dat mobiele telefonie aanbiedt in de
onderzochte periode constant is gebleven. Recentelijk heeft Tele2 aangegeven te zullen toetreden tot
de markt. Ook One.Tel zou plannen hebben om toe te treden. Omdat de frequenties inmiddels zijn
vergeven en de marktgroei afneemt, zal er door toetreding van netwerk-operators waarschijnlijk geen
concurrentieverhogend effect optreden. De toetreding van Tele2 en One.tel kan mogelijk leiden tot
extra concurrentie.
Omdat de netwerk-operators gemiddeld een grotere omzetstijging realiseren, kan worden geconclu-
deerd dat het bezit van een netwerk kennelijk een belangrijke asset is bij het uitbouwen van de eigen
marktpositie. Overigens is de omzetgroei van KPN Mobile lager dan het marktgemiddelde, terwijl de
omzetgroei van Libertel-Vodafone hier iets boven zit. Dit is een indicatie dat KPN Mobile juist over
minder marktmacht beschikt.
5.2 .4 Toe- en u i t t red ingsdrempe ls
Rel a t i e me t AM M
Het bestaan van toe- en uittredingsbarrières zal ervoor zorgen dat er minder concurrentie op de markt
zal ontstaan. De marktpartijen kunnen de afnemers relatief hogere prijzen vragen omdat er toch geen
alternatieven zijn. De dreiging dat nieuwe partijen de markt zullen betreden is klein.
Bij toetredingsbarrières kan gedacht worden aan het verkrijgen van een vergunning. Dit zorgt voor een
absolute beperking van het aantal netwerk-operators. Andere barrières zijn de investeringen die nodig
zijn om een netwerk op te zetten, de minimale schaal die bereikt moet worden om te kunnen profiteren
van schaalvoordelen, en de toegang tot de eindgebruiker (door middel van distributiekanalen). Ook
indien de zittende partijen een sterke merknaam hebben, zal dit de toetreding bemoeilijken. In al deze
gevallen zal de toetreder een nadeel ondervinden ten opzichte van de reeds aanwezige marktpartijen.
36
Als er uittredingsbarrières zijn (bijvoorbeeld wanneer er veel geld is gestoken in een netwerk dat voor
anderen weinig waarde heeft; sunk costs) zullen partijen niet snel geneigd zijn uit te treden. Ze zullen
fel concurreren om op die manier nog iets van de kosten goed te maken. Zolang er meer wordt ver-
diend dan de variabele kosten, is het interessant om actief te blijven op de markt (een deel van de
vaste kosten wordt nog goedgemaakt). Overigens gaan bij uittreding niet alle investeringen verloren,
omdat het waarschijnlijk is dat andere partijen het netwerk zullen willen overnemen. Als er geen uittre-
dingsbarrières zijn, leidt dit tot minder felle concurrentie.
Ui tk oms te n m ark to nd e rzo ek
Toe t red i ngs d re mp e l s
Aan alle partijen (netwerk-operators, SPs, potentiële toetreders) is gevraagd om aan te geven welke
toetredingsdrempels er bestaan voor nieuwe aanbieders op de Nederlandse markt voor mobiele tele-
fonie. De genoemde toetredingsdrempels zijn samengevat in tabel 16.
tabel 16 toetredingsdrempels voor nieuwe aanbieders (netwerk-operators en SPs)
Netwerk-operators SPs
Technisch - Gebrek aan technisch personeel.
Financieel - Benodigd kapitaal: hoge sunk costs
voor verkrijgen van vergunning en in-
vesteringen in netwerk.
- Lage marges.
- Voorwaarden van netwerk-
operators bij het verkrijgen van
toegang.
Marktstrategisch - Problemen met directe interconnectie. - Huidige aanbieders leveren zeer
gevarieerd dienstenpakket, voor
toetreders moeilijk om waarde toe
te voegen.
- Felle concurrentie in de distribu-
tie. Hoge aansluitbonussen en
‘handset subsidies’.
- Weinig end-user control (bijv.
naam operator verschijnt in dis-
play).
Juridisch - Beschikking over netwerkfrequentie.
- Gevaar van overregulering waardoor
marges aangetast kunnen worden.
- Overstapdrempels voor klanten
veroorzaakt door zaken als een
langdurige contractduur, SIM-
locks.
- Geen definitie in Tw wat toegang
tot netwerken precies inhoudt.
- AMM beperkt zich tot voice, gaat
niet over data.
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
Een zeer belangrijke drempel om toe te treden als netwerk-operator is het verkrijgen van een frequen-
tie. Omdat het aantal GSM-frequenties beperkt is tot vijf, is er een soort natuurlijke beperking van het
aantal spelers op de markt (er kunnen natuurlijk wel meer SPs actief zijn, maar die zijn in grote mate
afhankelijk van het beperkte aantal netwerk-operators en de voorwaarden waaronder ze toegang kun-
nen krijgen tot een netwerk). Verder zijn de UMTS-frequenties inmiddels verdeeld onder de vijf be-
staande netwerk-operators. Op het gebied van netwerken zullen op korte termijn geen nieuwe partijen
meer toetreden. Uit deze hoek kan dus geen toename van de concurrentie worden verwacht.
Een andere toetredingsdrempel voor netwerk-operators is het benodigde kapitaal. Om een frequentie
te bemachtigen zijn al hoge investeringen nodig. Daarna moet nog een netwerk worden opgebouwd.
37
De kosten hiervoor kunnen tegenwoordig beter in de hand worden gehouden door site-sharing of het
gezamenlijk opbouwen van een netwerk.
Er wordt ook gewezen op het gevaar van overregulering waardoor marges aangetast kunnen worden.
Door het verplicht toelaten van SPs tegen kostengeoriënteerde tarieven worden investeringen in een
netwerk minder snel terugverdiend, hetgeen toetreders zou kunnen afschrikken. Deze toetredings-
drempel is zeker op korte termijn van theoretische aard, omdat de frequenties voor GSM en UMTS
reeds zijn vergeven (er is sprake van hoge sunk costs, zie onder).
Een belangrijke drempel om als onafhankelijke SP toe te treden is dat de marges beperkt zijn. Het
aantal SPs is de laatste jaren afgenomen. Verschillende SPs en potentiële toetreders geven aan dat
het verschil tussen wholesaleprijzen en marktconforme retailtarieven te gering is om een toekomstbe-
stendige business te kunnen opbouwen.
Het is moeilijk om commercieel interessante toegangsvoorwaarden op de netwerken van operators af
te dwingen. Volgens een potentiële toetreder ondervinden alle potentiële dienstverleners last van dit
euvel, variërend van eenvoudige reseller-programma’s tot daadwerkelijke MVNO-constructies.
Een onafhankelijke SP is van mening dat sommige toetredingsdrempels blijven bestaan door onduide-
lijkheden in de Tw. Een probleem is dat er geen definitie is gemaakt van wat toegang tot de mobiele
netwerken precies inhoudt. Een ander probleem is dat AMM zich beperkt tot voice en niet gaat over
data, iets waar veel partijen op hebben zitten wachten, aldus deze onafhankelijke SP.
De overstapdrempels voor eindgebruikers zijn de laatste tijd overigens sterk afgenomen door zaken
als nummerportabiliteit en de regelingen rond SIM-locks (zie § 5.2.5).
KPN Mobile en Libertel-Vodafone zijn overigens van mening dat de toetredingsbarrières op de markt
voor mobiele telefonie gering zijn. Verschillende argumenten worden aangedragen ter onderbouwing,
zoals het succes van de laatste toegetreden netwerk-operators, de mogelijkheid van indirecte toetre-
ding via deelname in bestaande netwerk-operators (bijv. NTT DoCoMo via een 15% aandeel in KPN
Mobile), en de goede mogelijkheden voor site-sharing, waarover binnen Monet (het samenwerkings-
verband voor mobiele operators) concrete afspraken zijn gemaakt. Verder hebben bedrijven de moge-
lijkheid om toe te treden als SP. Dit brengt geen investeringen in een vergunning en een netwerk met
zich mee. Daar staat tegenover dat service providers wel toegang moeten zien te krijgen tot een net-
werk. Uit de antwoorden van de potentiële toetreders blijkt, dat zij dit beslist niet als eenvoudig erva-
ren. Ten opzichte van het vorige onderzoek lijken er geen veranderingen te zijn opgetreden ten aan-
zien van de drempels voor nieuwe toetreding. Gezien de aangekondigde toetreding van Tele2 lijkt het
erop dat deze drempels wel genomen kunnen worden.
Ui t t r ed i n gsd rem pe l s
Theoretisch gezien zou de afwezigheid van uittredingsbarrières leiden tot minder concurrentie in de
markt. Er wordt door de partijen slechts een beperkt aantal uittredingsbarrières genoemd:
! de hoge kosten die netwerk-operators hebben gemaakt om een frequentie te krijgen en een net-
werk uit te rollen worden het vaakst genoemd;
! de juridische verplichting, opgelegd bij de vergunning, om een frequentie een aantal jaar actief te
gebruiken;
! langlopende verplichtingen ten opzichte van leveranciers (aanleg netwerken) en klanten;
! mobiele aanbieders die onder dezelfde merknaam opereren in andere (telefonie)markten dan
mobiele telefonie zullen minder geneigd zijn uit te treden vanwege gezichtsverlies.
Voor SPs lijken nauwelijks uittredingsdrempels te bestaan, omdat zij de bovengenoemde kosten voor
een frequentie en een netwerk niet hebben gemaakt. Door de SPs worden vrijwel geen uittredings-
drempels genoemd. Bevordering van de concurrentie door uittredingsdrempels speelt (in theorie) dan
ook vooral bij de netwerk-operators.
38
Ve rw ac h t i ng en va n de h an dha v i ng va n de a an wi j z i ng en op to e t r ed i ng
Er is vervolgens gevraagd wat de partijen verwachten van een eventuele continuering van de aanwij-
zing van KPN Mobile en Libertel-Vodafone als partijen met AMM. De algemene opvatting is dat toetre-
ding er door de aanwijzingen niet eenvoudiger op wordt.
Wat de SPs betreft lijkt er sprake te zijn van een omslag in hun oordeel ten opzichte van het voor-
gaande onderzoek. Eén SP merkt op dat partijen met AMM niet geneigd zullen zijn vrij te onderhan-
delen met potentiële toetreders. Technisch gezien is toetreding geen probleem, alleen commercieel
gezien stellen netwerk-operators met AMM onhaalbare eisen.
Een andere onafhankelijke SP meldt dat de verplichtingen die op partijen met AMM rusten ervoor zor-
gen dat deze veel terughoudender worden in het aanbieden van op maat gemaakte diensten en het op
een flexibele en commerciële manier inspelen op behoeften in de markt. Ten aanzien van bijzondere
toegang zijn de kleinere netwerk providers (Ben, Telfort) volgens deze partij meer genegen hun net-
werk open te stellen1. Hoewel KPN Mobile en Libertel-Vodafone als partijen met AMM bepaalde ver-
plichtingen hebben, is de ervaring van deze partij dat zij zich daar slechts na tussenkomst van de
OPTA en/of rechtbank daadwerkelijk aan houden. Omdat de besluitvormingsprocessen bij de toezicht-
houders (OPTA en NMa) niet snel genoeg hun opinie afgeven over voorliggende problemen, zijn
slechts relatief weinig partijen gebaat bij conflicten met KPN Mobile en Libertel-Vodafone, aangezien
de mogelijke oplossing zich pas aandient op een moment dat het praktisch niet meer relevant of nodig
is.
Ook de netwerk-operators verwachten dat continuering van de AMM-aanwijzingen geen positief effect
zal hebben op de toetreding. Een van de netwerk-operators meldt dat concurrentie op de markt voor
wholesalediensten in Nederland wordt gefrustreerd door de aanwijzingen, omdat de partijen met AMM,
mede door de onzekerheid over welke typen diensten onder artikel 6.9 Tw vallen, niet goed kunnen
overzien in hoeverre de voorwaarden die zij met een SP afsluiten, ook door andere partijen kunnen
worden afgedwongen op basis van wetgeving.
Een andere netwerk-operator signaleert in dit verband dat de vereiste van non-discriminatie in de
praktijk leidt tot een star aanbod. Verzoeken tot maatwerk worden in de praktijk afgewezen met een
beroep op het non-discriminantiebeginsel. Verder wijst deze partij erop dat er geen nieuwe toetreders
zijn geweest sinds de aanwijzingen (hoewel zeer recent OneTel een SP-overeenkomst heeft gesloten
met KPN Mobile). Een derde netwerk-operator is van mening dat de toetreding door continuering van
de huidige aanwijzingen eerder moeilijker dan eenvoudiger zal worden. De non-discriminatie-
verplichting voor interconnectietarieven zal de rek uit de onderhandelingen halen en daarmee de me-
dedinging belemmeren.
Ten slotte leren ervaringen in het buitenland dat met name de kleinere netwerk-operators genegen zijn
om hun netwerk open te stellen voor externe SPs, aldus een van de netwerk-operators. Langs deze
weg kan men sneller meer klanten op het eigen netwerk krijgen dan alleen op eigen retailkracht. Als
voorbeeld noemt deze partij de Engelse (kleine) netwerk-operator One2one, die recentelijk overeen-
komsten heeft gesloten met MVNO’s. Nieuwe SPs zullen waarschijnlijk met de kleinere operators eer-
der tot overeenstemming komen over toetreding op commerciële voorwaarden (zonder beroep op
artikel 6.9 Tw), omdat die naar verhouding meer restcapaciteit op hun netwerk hebben. Overigens is
de verwachting dat bij de kleinere netwerk-operators toegang wordt gerealiseerd in Nederland nog niet
gerealiseerd2.
De antwoorden van de potentiële toetreders laten eenzelfde, negatief verwachtingspatroon zien. De
ervaring is dat de netwerk-operators het openstellen van hun netwerk aan derden als bedreiging zien
1 Dit lijkt ook in overeenstemming met de toetreding van Tele2 via het Telfort-netwerk.
2 Buiten de onderzochte periode is bekend geworden dat Tele2 tot de markt toetreedt via het netwerk van Telfort. Het
is onduidelijk wat voor effect dit zal hebben op de concurrentieverhoudingen.
39
voor het verliezen van het aantal klanten en minuten, in plaats van als een kans om juist meer minuten
te genereren. De AMM-aanwijzing is niet voldoende om operators een (commercieel aantrekkelijk)
wholesale-aanbod te laten ontwikkelen. Behalve handhaving van de AMM-aanwijzing zou derhalve
opgenomen moeten worden welke verplichtingen daaraan gekoppeld zijn voor een operator. In dit
verband wijst een netwerk-operator erop dat het sterk afhangt van welke diensten door OPTA worden
benoemd als bijzondere toegang, en welke voorwaarden door OPTA als redelijk worden beoordeeld.
Co nc lu d er en d
De belangrijkste barrières om als netwerk-operator toe te treden zijn het verkrijgen van een vergunning
en de hoge kosten die gepaard gaan met het uitbouwen van een netwerk. Omdat op korte termijn geen
nieuwe vergunningen worden uitgegeven, kan gesteld worden dat potentiële toetreding geen regule-
rend effect heeft op deze markt.
Voor SPs geldt dat met name de lage marges en de onderhandelingsmacht van de netwerk-operators
het moeilijk maken om een rendabele business case te ontwikkelen. Door de lage marges treden er
weinig bedrijven toe tot deze markt (dit is de afgelopen periode niet het geval geweest). Ook dit heeft
een negatief effect op de concurrentie in de markt. De verwachtingen over de continuering van de
AMM-aanwijzingen zijn laaggestemd: vrijwel alle partijen verwachten dat de toetreding door SPs er
niet eenvoudiger door wordt. Sommige partijen verwachten veel van toetreding door SPs op commer-
ciële voorwaarden (dus zonder beroep op artikel 6.9 Tw) als de concurrentie op de wholesalemarkt
tussen netwerk-operators op gang komt. Ook zou bovenop de AMM-aanwijzing gespecificeerd kunnen
worden welke verplichtingen daaraan gekoppeld zijn voor een operator.
Uittredingsbarrières spelen vooral voor de netwerk-operators een rol: zij worden geconfronteerd met
hoge sunk costs als gevolg van reeds gedane investeringen. Hoewel bij uittreding niet alle investerin-
gen verloren gaan (frequentie en netwerk blijven een bepaalde waarde vertegenwoordigen), werken de
hoge vaste kosten van netwerk-operators concurrentiebevorderend.
5.2 .5 Drempe ls voor e indgebru ikers
Rel a t i e me t AM M
Indien bedrijven drempels kunnen opwerpen voor hun eindgebruikers om over te stappen naar een
andere aanbieder, geeft dit een bepaalde mate van marktmacht. Dit kan betekenen dat de aanbieder
tot bepaalde hoogte de marktvoorwaarden kan veranderen/verslechteren voordat de eindgebruiker zal
overstappen. Dit effect wordt nog versterkt als er weinig informatie beschikbaar is over alternatieve
aanbieders, producten en prijzen (lage markttransparantie). De afnemers hebben dan weinig inzicht in
eventuele betere aanbiedingen elders, waardoor de onderhandelingsmacht afneemt.
De overstapkosten van een eindgebruiker moeten in relatie worden gezien met de kosten van de aan-
bieder. Als deze hoge kosten heeft (bijvoorbeeld verlies van relatief veel telefoonverkeer) neemt de
macht van de afnemer toe. Grote zakelijke klanten hebben dus meer macht dan individuele consu-
menten. Countervailing power zal met name optreden als de koper een groot volume afneemt ten
opzichte van de totale afzet van de aanbieder, de koper een relatief groot deel van de totale kosten
van de aanbieder vertegenwoordigt, wanneer de koper makkelijk kan overstappen naar een andere
aanbieder terwijl de verkoper relatief veel klantspecifieke investeringen heeft gedaan en als de klant
alternatieve bronnen van aanbod heeft (bijvoorbeeld zelf doen).
Ui tk oms te n m ark to nd e rzo ek
Ove rs t ap d re mp e l s
Voor de eindgebruikers geldt dat zij een beperkte macht hebben ten opzichte van de netwerk-
operators en SPs. Iedere eindgebruiker neemt slechts een klein deel van de totale omzet voor zijn
rekening. In een niet-geconcentreerde afnemersmarkt zoals de telefoniemarkt heeft de aanbieder
relatief veel macht. Dit blijkt uit het feit dat er in het verleden diverse overstapdrempels hebben be-
staan (hoge afsluitkosten, geen nummerportabiliteit, etc.). Echter, tegenwoordig hebben eindgebrui-
kers goede mogelijkheden om van aanbieder te veranderen. Zowel de netwerk-operators als de SPs
40
zijn van mening dat de mogelijkheden voor eindgebruikers om over te stappen in de afgelopen tijd
sterk zijn verbeterd.
De overstapdrempels die resteren hebben betrekking op SIM-locks en contracten met een bepaalde
duur. Dit vloeit meestal voort uit de subsidie die door aanbieders wordt gegeven op de aanschaf van
toestellen. Eén marktpartij verwacht dat de SIM-locks op den duur zullen verdwijnen indien de prijzen
van GSM-toestellen conform marktwaarde zullen worden verkocht. Verder moet worden opgemerkt dat
een SIM-lock na afloop van de contractperiode (of bij prepaid na een jaar) gratis verwijderd wordt.
Verwijdering gebeurt op verzoek van de klant en is derhalve geen automatisme: de eindgebruiker moet
hier moeite voor doen, hetgeen een overstapdrempel vormt. Verder wordt de convergentie van dien-
sten van sommige aanbieders (zoals één voice mail voor vast en mobiel bij KPN) als mogelijke over-
stapdrempel genoemd. Ten slotte is de markt minder transparant. Door de verschillende opbouw van
abonnementen en tarieven voor belminuten (dal/piektarief versus vast tarief) is het moeilijk voor de
afnemer om de verschillende mogelijkheden te vergelijken, hetgeen gemakkelijk overstappen niet
bevordert.
Ch u rn
De churn van een marktpartij geeft aan hoeveel eindgebruikers hun contract opzeggen. Deze eindge-
bruikers kunnen overstappen naar een andere mobiele-telefonieaanbieder, helemaal geen gebruik
meer maken van mobiele telefonie, of bij dezelfde aanbieder blijven maar dan met een ander contract
of een andere abonnementsvorm. Het onderscheid tussen deze groepen is niet te maken. Omdat aan-
genomen kan worden dat het aantal klanten dat na een opzegging helemaal geen gebruik meer maakt
van mobiele telefonie zeer beperkt is, geeft de churn een indicatie voor het gemak waarmee eindge-
bruikers van product kunnen veranderen (en daarmee van de feitelijke overstapdrempels).
De churn is berekend voor de periode januari 2000 – maart 2001 door het aantal opzeggingen per
marktpartij te delen door het gemiddelde aantal aansluitingen van die marktpartij in de betreffende
periode. In paragraaf 4.4.3 werd reeds besproken dat het aantal aansluitingen per marktpartij op ver-
schillende manieren bepaald kan worden. Daardoor zijn er ook verschillende manieren om de churn te
berekenen, namelijk door de aansluitingen te verdelen op basis van:
! zeggenschap (waarbij de prepaid aansluitingen die door onafhankelijke SPs zijn verkocht, worden
toegerekend aan de netwerk-operators);
! customer ownership (waarbij de prepaid aansluitingen die door onafhankelijke SPs zijn verkocht,
worden toegerekend aan de SPs).
In tabel 17 zijn de resultaten van deze berekeningswijzen weergegeven1. Omwille van de vertrouwe-
lijkheid is een indeling in klassen gehanteerd (<10%, 10-15%, 15-20%, 20-25%, 25-30%, 30-35%,
>35%) .
tabel 17 churn per aanbieder (in % van het gemiddeld aantal aansluitingen), periode
januari 2000 – maart 2001
Aansluitingen verdeeld op
basis van Totaal
KPN
Mobile
Libertel-
Vodafone Ben
Dutch-
tone Telfort Debitel Talkline Intercity
zeggenschap (prepaid
SPs bij netwerk-
operators) 20-25 15-20 20-25 20-25 10-15 15-20 >35 >35 30-35
customer ownership
(prepaid SPs bij SPs) 20-25 15-20 25-30 20-25 10-15 15-20 25-30 30-35 30-35
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
1 De churn zou overigens ook per maand berekend kunnen worden. Omdat de conclusies en onderlinge verhoudingen
dan niet veranderen, worden de resultaten van deze berekeningswijze hier niet vermeld.
41
Het is opvallend dat de churn voor de bedrijfstak als geheel hoog is. In de periode januari 2000 –
maart 2001 viel de churn voor de bedrijfstak in de klasse 20-25%. Er zullen weinig bedrijfstakken zijn
waar een dergelijk aantal klanten in een tijdsbestek van 15 maanden van leverancier wisselt. In het
algemeen lijken er voor de eindgebruiker niet veel barrières te zijn om over te stappen. Diverse partij-
en geven in de vragenlijsten expliciet aan dat de churn in de mobiele-telefoniemarkt zeer hoog is. KPN
Mobile verwijst naar het persbericht van KPMG van 4 januari jl. waarin staat dat de gemiddelde churn
in 2000 25% bedroeg. Volgens KPMG stijgt de churn dit jaar naar 27%. Libertel-Vodafone geeft in de
vragenlijst aan dat op jaarbasis de churn voor Libertel-Vodafone tussen de 15% en 25% bedraagt. Uit
de door EIM uitgevoerde berekeningen blijkt dat dit percentage zelfs nog iets hoger is.
Tussen de diverse partijen lijken verschillen te bestaan in het aantal opzeggingen. De churn van KPN
Mobile is ongeacht de berekeningswijze lager dan het marktgemiddelde. KPN Mobile lijkt dus relatief
loyale klanten te hebben, of de klanten ervaren drempels waardoor ze minder snel geneigd zijn te
vertrekken. De churn van Libertel-Vodafone lijkt – afhankelijk van de berekeningswijze – op of boven
het marktgemiddelde te liggen. De relatief hoge churn van Libertel-Vodafone zou het gevolg kunnen
zijn van een verschil met andere aanbieders in de manier waarop het aantal aansluitingen wordt be-
paald. Daarom kunnen uit tabel 17 geen harde conclusies worden getrokken. De churn lijkt bij de on-
afhankelijke SPs het hoogst uit te vallen. Kennelijk hebben de onafhankelijke SPs het in verhouding tot
de netwerk-operators moeilijk.
Nu mm e rp o r t ab i l i t e i t
Nummerportabiliteit is mogelijk vanaf april 1999. Vanaf deze datum kunnen eindgebruikers overstap-
pen naar een andere telefonieaanbieder met behoud van hun mobiele nummer. Dit verlaagt de drem-
pel om over te stappen (eindgebruikers hoeven dan immers geen ander nummer meer door te geven
aan hun relaties, etc.). De regeling voor nummerportabiliteit is na een aarzelend begin steeds beter
gaan werken. Uit gegevens van de Stichting Nummerportabiliteit blijkt dat maandelijks vele duizenden
mobiele nummers worden geporteerd (tabel 18).
tabel 18 aantal mobiele nummerporteringen, periode januari – mei 2001
Maand en jaar Aantal geporteerde mobiele nummers
Januari 2001 12.508
Februari 2001 13.053
Maart 2001 13.441
April 2001 11.723
Mei 2001 15.995
Bron: Stichting Nummerportabiliteit, 2001.
Uit tabel 19 blijkt ten slotte dat er tussen de marktpartijen verschillen bestaan in het percentage ge-
porteerde nummers (de tabel is samengesteld op basis van eigen opgaven van de marktpartijen; er is
wederom een klasse-indeling gehanteerd). Bij Intercity is het percentage nummerporteringen het
grootst in 2000. De oorzaak hiervan is waarschijnlijk dat Intercity zich met name richt op zakelijke
bellers. Deze eindgebruikers stellen veel prijs op nummerbehoud, om voor hun klanten en andere
relaties bereikbaar te blijven. Ook bij Talkline is het percentage geporteerde nummers hoog. Dit heeft
wellicht te maken met het relatief grote aantal postpaid klanten die als regelmatige beller meer prijs
stellen op nummerbehoud. De antwoorden van Ben ontbreken overigens in tabel 19. Deze aanbieder
is ontheven van zijn rapportageverplichting. De gegevens over nummerportabiliteit werden van Ben
zelf niet ontvangen bij het invullen van de vragenlijsten.
tabel 19 aantal nummerporteringen als percentage van het aantal opzeggingen, in 2000
en eerste kwartaal 2001
KPN
Mobile
Libertel-
Vodafone Ben Dutchtone Telfort* Debitel** Talkline Intercity***
2000 10-15 5-10 - 5-10 10-15 15-20 30-40 >50
42
1e kwartaal 2001 10-15 5-10 - 10-15 5-10 10-15 40-50 20-25
* Gegevens beschikbaar vanaf februari 2000.
** Gegevens beschikbaar vanaf augustus 2000.
*** Gegevens beschikbaar vanaf september 2000.
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
Co nc lu d er en d
De conclusie is dat de macht van eindgebruikers te gering is om een regulerend effect te hebben op
de mobiele-telefoniemarkt. Omgekeerd lijkt er geen ongewenste situatie te bestaan in de zin dat con-
sumenten met onredelijke overstapdrempels worden geconfronteerd. Dit wordt onderstreept door de
hoge churn op marktniveau. In de periode januari 2000 – maart 2001 viel de churn in de klasse 20-
25%.
5.2 .6 Ver t i ca le in tegrat ie en d ivers i f i ca t ie
Rel a t i e me t AM M
Een bedrijf dat verticaal geïntegreerd is, kan in het algemeen meer marktmacht uitoefenen dan een
bedrijf dat niet verticaal geïntegreerd is. Als een bedrijf macht heeft op bijvoorbeeld de markt voor
netwerkdiensten, kan het deze macht gebruiken om een gunstige positie te verkrijgen op de diensten-
markt. Een verticaal geïntegreerd bedrijf heeft hierdoor een voordeel ten opzichte van een bedrijf dat
maar actief is in één schakel van de productieketen. Door bijvoorbeeld hoge wholesaletarieven te
vragen aan onafhankelijke SPs wordt het voor deze onafhankelijke SPs moeilijk om te concurreren op
de dienstenmarkt. De eigen SP kan bevoordeeld worden door middel van kruissubsidies. Dit effect
wordt nog versterkt als de netwerk-operator in de eindgebruikersmarkt op prijs concurreert: de marge
wordt dan nog kleiner1. Indien er veel netwerk-operators zijn, kunnen de onafhankelijke SPs proberen
de netwerk-operators tegen elkaar uit te spelen en gunstige tarieven te verkrijgen.
Diversificatie wordt hier opgevat als het aanbieden van diensten gerelateerd aan de markt waarin
marktpartijen werken. Door naast mobiele-telefoniediensten vaste telefonie, internet en/of huurlijnen
aan te bieden, kan een marktpartij een aantal voordelen behalen. Zo kan het interessant zijn als bij-
voorbeeld het klantenbestand van een andere markt gebruikt kan worden voor de onderzochte markt.
Bij mobiele telefonie kan gedacht worden aan een combinatie met vaste telefonie (one-stop-shop, één
rekening, gecombineerde abonnementen). Daarnaast kunnen ook kosten van distributie gedeeld wor-
den. Een partij die gediversificeerd is, kan op deze manier bepaalde marktmacht verkrijgen door bij-
voorbeeld de betere toegang tot de eindgebruiker of de lagere kosten (eventueel zelfs kruissubsidie
van de ene markt naar de andere).
Ui tk oms te n m ark to nd e rzo ek
Ve r t i c a le i n te g ra t i e
Iedere netwerk-operator is verticaal geïntegreerd met de eigen, gebonden SP. Omdat de netwerk-
operators tevens toeleverancier kunnen zijn van de onafhankelijke SPs, hebben zij een bepaalde
machtspositie. Uit de antwoorden van diverse partijen (SPs en potentiële toetreders) blijkt dat de
wholesaletarieven in de praktijk dusdanig hoog zijn dat het voor SPs zeer moeilijk is een rendabele
business op te zetten. Hoewel de netwerk-operators beweren genegen te zijn hun netwerk voor derden
open te stellen, ervaren de SPs weinig onderhandelingsruimte. Eén service provider geeft aan dat de
marges voor SPs zo laag zijn, dat het onmogelijk is te concurreren met de netwerk-operators. In para-
graaf 4.4.2 bleek al dat het marktaandeel van de SPs het afgelopen jaar is gedaald.
1 Een van de doelen van een AMM is om de mogelijkheden voor dergelijke praktijken tegen te gaan. Partijen met
AMM hebben bijv. de plicht om non-discriminatoir interconnectie aan te bieden en om tegen ‘redelijke voorwaarden’
bijzondere toegang te bieden.
43
Ook potentiële toetreders worden in de praktijk afgeschrikt door de (in hun ogen) hoge eisen die net-
werk-operators stellen. Feit is dat de afgelopen twee jaar geen enkele partij meer als onafhankelijke
SP tot de mobiele-telefoniemarkt is toegetreden1. De aanwijzing van KPN Mobile en Libertel-Vodafone
als partijen met AMM heeft daar geen verandering in gebracht. Hoewel met AMM bijzondere toegang
wordt gereguleerd, blijkt het in de praktijk een discussiepunt te zijn welke voorwaarden voor toegang
redelijk zijn. Dit probleem speelt ook bij partijen die als ‘Mobile Virtual Network Operator’ willen toetre-
den: de prijzen van de netwerk-operators zijn dusdanig dat het niet mogelijk is om een rendabele busi-
ness case te ontwikkelen (aldus de potentiële toetreders). Daarnaast worden er soms alleen mogelijk-
heden geboden om gebundelde diensten af te nemen. Volgens één potentiële toetreder zou bijvoor-
beeld gekoppeld aan de AMM-aanwijzingen beter gespecificeerd moeten worden welke verplichtingen
dit met zich meebrengt. Het lijkt er dus op dat marktpartijen die verticaal geïntegreerd zijn (netwerk en
diensten) een voordeel hebben ten opzichte van marktpartijen die alleen actief zijn op het dienstenni-
veau.
Verschillen in de verticale integratie tussen marktpartijen kunnen ook worden achterhaald door te kij-
ken naar de controle van de aanbieders over de diverse verkooppunten. De producten op de mobiele-
telefoniemarkt (abonnementen, prepaid, postpaid, al dan niet in combinatie met een handset) vinden
hun weg naar de consument langs twee soorten verkooppunten (dit wordt in paragraaf 7.3 meer in
detail uitgewerkt):
! afhankelijke verkooppunten. Deze kenmerken zich doordat ze direct verbonden zijn met een net-
werk-operator of SP. De klant die een Primafoon-winkel binnenstapt kiest bij voorbaat voor KPN
Mobile als netwerk-operator. Uit de antwoorden van de marktpartijen blijkt dat met name KPN
Mobile en Libertel-Vodafone over dit soort winkels beschikken (KPN Mobile heeft meer dan 150
eigen verkooppunten; bij Libertel-Vodafone ligt dit aantal boven de 75). Ook Debitel heeft relatief
veel eigen verkooppunten (>25), terwijl dit bij de overige aanbieders zeer beperkt is (<10);
! onafhankelijke verkooppunten. Deze bieden de consument vaak een breder keuzepakket en on-
afhankelijk advies. Tot de onafhankelijke telefoonwinkels behoren speciaalzaken zoals Let’s Talk
en BelCompany, en de traditionele elektrodetailhandel die GSM-arrangementen aanbiedt naast
televisies, geluidsapparatuur, etc. Bij de onafhankelijke verkooppunten is sprake van verticale in-
tegratie als de marktpartijen (netwerk-operators, SPs) in staat zijn voorwaarden op te leggen aan
de onafhankelijke verkooppunten. Dit lijkt niet of slechts in beperkte mate het geval te zijn. Bij de
onafhankelijke verkooppunten moet een marktpartij meestal concurreren met aanbiedingen van
andere partijen.
Wat verkooppunten betreft is bij KPN Mobile en Libertel-Vodafone derhalve nog het meest sprake van
verticale integratie: zij zijn minder afhankelijk van onafhankelijke verkooppunten waar ook de produc-
ten van andere aanbieders in het schap liggen.
Dive rs i f i ca t i e
Door naast mobiele telefonie diverse aanpalende diensten aan te bieden, zoals vaste telefonie, inter-
net en/of huurlijnen, kan een marktpartij een aantal voordelen behalen.
In het onderzoek worden als voordelen van het beschikken over een vast netwerk genoemd:
! aanbieden van geïntegreerde diensten (vast, mobiel), al dan niet met kortingstructuren, die het
mogelijk maken voor klanten die alle diensten afnemen om extra korting te bedingen, en al dan
niet met één factuur en klantenservice;
! in marketingactiviteiten een kruisbestuiving van gebruikersbestanden toepassen (cross-selling:
klanten van vaste telefonie ook mobiele diensten aanbieden en andersom);
! eerder kostenvoordelen realiseren door gezamenlijke winkels (bijv. Primafoons) of zakelijke ver-
kooppunten.
1 Hoewel One.Tel recentelijk een overeenkomst heeft gesloten met KPN Mobile, biedt deze aanbieder in de praktijk
(juli 2001) nog nauwelijks diensten aan. Tele2 heeft aangegeven ook actief te worden op de mobiele markt.
44
De marktpartijen KPN Mobile, Telfort en Dutchtone geven aan zichzelf niet tot de categorie van ‘full
service’ telecombedrijven te rekenen. Als echter ook de relaties met moeder-, zuster- en dochterbedrij-
ven worden meegerekend, beschikken deze partijen wel over mogelijkheden tot diversificatie. Zo is
KPN Mobile via het meerderheidsbelang van KPN Telecom (vast netwerk, huurlijnen) verbonden met
de internet providers Planet Internet, HetNet en XS4all, en met KPN Qwest (internationale huurlijnen).
Dutchtone is eigendom van France Telecom en heeft langs deze lijn mogelijkheden via Casema (ka-
beltelefonie) en internet provider Wanadoo. Voor Telfort geldt hetzelfde via BT Ignite.
Voor Libertel-Vodafone geldt dat men niet over een vast netwerk beschikt. Daar staat tegenover dat
Libertel-Vodafone via zijn moederbedrijf Vodafone in Europees verband over het meest dekkende
mobiele netwerk beschikt, waaruit voordelen behaald kunnen worden.
Co nc lu s ie
Wat verticale integratie betreft lijken KPN Mobile en Libertel-Vodafone ten opzichte van de andere
aanbieders over een (kleine) voorsprong te beschikken: zij beschikken over de meeste eigen verkoop-
punten en zijn daarmee minder afhankelijk van verkooppunten waar ook de producten van andere
aanbieders worden aangeboden. Meer in het algemeen geldt bovendien dat in de praktijk de netwerk-
operators als toeleverancier een voordelige positie hebben ten opzichte van onafhankelijke SPs, om-
dat zij geïntegreerd zijn met de eigen, gebonden SP.
Als het gaat om diversificatie, beschikken diverse aanbieders, waaronder KPN Mobile, via hun moe-
derbedrijven over ruime mogelijkheden. Voor Libertel-Vodafone geldt dat men niet over een vast net-
werk beschikt maar wel over een pan-Europees mobiel netwerk. Wat diversificatie betreft lijken KPN
Mobile en Libertel-Vodafone per saldo geen uitzonderlijke positie te hebben.
5.2 .7 Pr i j svorming in de markt
Rel a t i e me t AM M
Indien de prijzen in de loop van de tijd dalen, kan dat een teken zijn dat de concurrentie toeneemt. Dit
komt ten goede aan de eindgebruikers. Een algemene prijsdaling kan daarmee een indicatie zijn dat
partijen minder marktmacht hebben. Het is echter wel van belang te bekijken waardoor de prijsdaling
ontstaat. De prijsdaling kan gebaseerd zijn op een daling van de kosten door bijvoorbeeld schaalvoor-
delen of andere (goedkopere) technologieën (marge tussen prijs en kosten blijft gelijk), maar kan dus
ook het gevolg zijn van de toegenomen concurrentie (marge tussen prijs en kosten neemt af). Een
prijsstijging kan erop duiden dat een marktpartij in staat is de voorwaarden voor de klant negatief te
beïnvloeden. Een prijsverhoging kan tot gevolg hebben dat sommige klanten overstappen naar de
concurrenten. Toch kan een prijsverhoging in zo’n geval leiden tot een hogere omzet (minder klanten
die meer betalen). Als er voldoende concurrentie op de markt is en er geen overstapbarrières zijn, leidt
een prijsverhoging tot een lagere omzet (de klanten stappen massaal over naar de concurrent).
Behalve naar de hoogte van de prijs en de prijsverandering moet ook gekeken worden naar het prijs-
gedrag in de markt. Er kan sprake zijn van marktleiderschap waarbij een of meer marktleiders de ont-
wikkelingen op de markt bepalen. Dit betekent meestal dat er relatief weinig op prijs geconcurreerd zal
worden, maar vooral op productdifferentiatie.
Ui tk oms te n m ark to nd e rzo ek
Om inzicht te krijgen in de prijsontwikkeling is gebruikgemaakt van belprofielen. Dit is een afwijking ten
opzichte van het onderzoek van vorig jaar. Door de verschillende tariefstructuren die de marktpartijen
hanteren, is het moeilijk om een eenduidige maatstaf te vinden om de prijsontwikkeling te onderzoe-
ken. Door te werken met belprofielen kan eenduidig worden bepaald wat de eindgebruiker die voldoet
aan het profiel, kwijt is bij de verschillende aanbieders. Aan de hand van zes profielen zijn de kosten
voor de eindgebruiker goed in kaart te brengen. Voor een overzicht van de gehanteerde profielen
wordt verwezen naar de vragenlijsten voor de netwerk-operators en de onafhankelijke SPs in bijlage 1
(vraag 11). De zes profielen kunnen als volgt worden omschreven:
- profiel A: prepaid light-user
- profiel B: prepaid medium-user
45
- profiel C: prepaid heavy-user
- profiel D: postpaid light-user
- profiel E: postpaid medium-user
- profiel F: postpaid heavy-user.
Bij de berekening van de kosten voor de eindgebruiker is per profiel uitgegaan van het goedkoopste
alternatief bij de desbetreffende aanbieder. In tabel 20 is per profiel de kostenontwikkeling aangege-
ven in de periode van januari 2000 tot en met maart 2001. Omwillen van eventuele vertrouwelijkheid
van gegevens zijn in de tabel indexcijfers vermeld, waarbij de gemiddelde prijs in januari 2000 per
profiel op 100 is gesteld. Bij de postpaid profielen (D t/m F) is daarbij steeds uitgegaan van het totaal
van de abonnementskosten en de gesprekskosten.
Van sommige partijen werden geen bruikbare gegevens ontvangen (Dutchtone en Debitel ontbreken
daarom in het overzicht). Bij Talkline ontbreken de gegevens over de prepaid belprofielen, omdat deze
partij heeft aangegeven geen eigen prepaid te verkopen. Ten slotte werd van Intercity slechts een
gedeelte van de gegevens ontvangen (profielen E en F).
Opgemerkt moet worden dat de belprofielen zijn gebaseerd op de profielen die de Consumentenbond
hanteert. Het al dan niet aansluiten van een abonnementsvorm van een marktpartij bij een belprofiel is
van invloed op de uiteindelijke kosten voor de eindgebruiker. De prijzen zijn daarom niet in isolement
geanalyseerd, maar in onderlinge samenhang. Met de conclusies moet voorzichtig worden omgegaan,
ook omdat niet alle marktpartijen gegevens hebben verstrekt.
46
tabel 20 prijsontwikkeling voor zes gebruikersprofielen, periode januari 2000 – maart
2001, index marktgemiddelde januari 2000 = 100
gemiddeld KPNMobile Libertel-
Vodafone
Ben Telfort Talkline Intercity
profiel A
jan-00 100 95 93 106 106 - -
apr-00 89 73 71 106 106 - -
jul-00 81 73 71 87 94 - -
okt-00 82 81 77 87 84 - -
jan-01 84 81 79 94 84 - -
mrt-01 84 81 79 94 84 - -
profiel B
jan-00 100 95 93 106 106 - -
apr-00 89 72 71 106 106 - -
jul-00 80 73 71 87 91 - -
okt-00 82 80 75 87 86 - -
jan-01 83 80 77 91 86 - -
mrt-01 83 80 77 91 86 - -
profiel C
jan-00 100 96 94 105 105 - -
apr-00 88 72 70 105 105 - -
jul-00 79 73 70 86 89 - -
okt-00 80 80 73 86 82 - -
jan-01 81 80 76 87 82 - -
mrt-01 81 80 76 87 82 - -
profiel D
jan-00 100 129 96 42 97 135 -
apr-00 86 82 76 84 97 91 -
jul-00 80 82 76 84 75 83 -
okt-00 81 85 76 84 75 83 -
jan-01 77 85 75 65 75 85 -
mrt-01 77 85 75 65 75 85 -
profiel E
jan-00 100 132 98 56 107 115 92
apr-00 99 111 83 89 107 115 92
jul-00 83 111 77 72 70 77 92
okt-00 83 111 77 72 70 77 92
jan-01 80 90 76 79 70 76 87
mrt-01 80 90 76 79 70 76 87
profiel F
jan-00 100 107 99 77 112 107 99
apr-00 99 99 99 77 112 107 99
jul-00 84 99 81 77 70 81 99
okt-00 85 99 85 77 70 81 99
jan-01 87 106 84 81 70 81 99
mrt-01 87 106 84 81 70 81 99
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
In tabel 20 is duidelijk waar te nemen dat de gemiddelde prijs per belprofiel aanzienlijk is gedaald in de
periode januari 2000 – juli 2000. In deze periode zijn de prijzen (afhankelijk van het belprofiel) met
15% à 20% gedaald. In het prepaid segment hebben KPN Mobile en Libertel-Vodafone hun prijzen fors
verlaagd in het eerste kwartaal van 2000. Deze prijsverlaging werd enkele maanden later gevolgd door
Telfort en Ben (zie prijsontwikkeling belprofielen A t/m C). Deze prijsverlagingen zijn waarschijnlijk nog
47
het gevolg van de toetreding van de nieuwe netwerk-operators1. De laatste maanden is weer een lichte
stijging te zien in het prepaid segment, die overigens kleiner is dan de inflatie.
In het postpaid segment zijn eveneens prijsverlagingen van KPN Mobile en Libertel-Vodafone waar te
nemen in het eerste kwartaal van 2000, welke enkele maanden later gevolgd lijken te worden door de
meeste andere aanbieders. Alleen Ben verhoogt zijn prijzen voor postpaid in het eerste kwartaal van
2000 (bij profiel D en E). Dit heeft waarschijnlijk te maken met de betere kwaliteit van het netwerk,
waar Ben sinds eind 1999 fors in heeft geïnvesteerd. De algemene gemiddelde prijsdaling kan erop
duiden dat de partijen minder marktmacht hebben. Mogelijk wordt de prijsdaling (gedeeltelijk) veroor-
zaakt doordat de vaste kosten over meer aansluitingen verdeeld kunnen worden (het aantal aansluitin-
gen is het afgelopen jaar sterk gegroeid).
In de periode juli 2000 – maart 2001 is de mobiele-telefoniemarkt qua prijsontwikkelingen in rustiger
vaarwater terechtgekomen. De gemiddelde prijs is bij alle belprofielen constant gebleven of zelfs weer
iets toegenomen. Het is onduidelijk of het ontbreken van sterke prijsmutaties in de periode juli 2000 –
maart 2001 het gevolg is van het ontbreken van concurrentie, of de aanbieders zich via andere metho-
den van elkaar onderscheiden (bijv. differentiatie).
Uit tabel 20 kan tevens worden afgelezen welke partijen kennelijk relatieve hoge en lage prijzen hante-
ren. In het prepaid segment lijkt het erop dat KPN Mobile en Libertel-Vodafone bij de goedkopere aan-
bieders horen. Bij de belprofielen A t/m C hebben beide partijen de gehele periode prijzen die onder
het gemiddelde liggen. Hierbij speelt wellicht de schaalgrootte een rol: als partijen met de hoogste
marktaandelen kunnen KPN Mobile en Libertel-Vodafone hun vaste kosten over meer belminuten
verdelen. In het postpaid segment lijkt KPN Mobile prijzen te rekenen die doorgaans boven het gemid-
delde liggen, terwijl Libertel-Vodafone iets onder het gemiddelde zit (zie de belprofielen D t/m F). In
combinatie met de gemiddelde omzet per aansluiting en belminuut (paragraaf 4.5), kan geconcludeerd
worden dat waarschijnlijk het klantenprofiel van Libertel-Vodafone-klanten afwijkt van de klantprofielen
van de andere drie netwerk-operators. Het lijkt er op dat Libertel-Vodafone-klanten relatief veel bellen
in de piekperiode (dure minuten). Dat KPN Mobile en Libertel-Vodafone in staat zijn deze (betere)
klanten aan te trekken/vast te houden kan een indicatie zijn van marktmacht.
Co nc lu s ie
De gemiddelde prijs voor eindgebruikers van mobiele telefonie is in de periode januari 2000 – juli 2000
met naar schatting 15% à 20% gedaald. Voor Libertel-Vodafone lijkt het erop dat zij in vergelijking met
andere aanbieders relatief lage prijzen hanteert in zowel het prepaid als het postpaid segment. Bij KPN
Mobile lijkt dit alleen in het prepaid segment het geval. Deze ontwikkelingen kunnen erop wijzen dat
KPN Mobile en vooral Libertel-Vodafone minder marktmacht hebben. Dit wordt echter genuanceerd
door de hogere omzet per aansluiting. Blijkbaar weten Libertel-Vodafone en KPN Mobile de (betere)
klanten aan zich te binden. Wel is het opvallend dat de gemiddelde prijs voor eindgebruikers in de
periode juli 2000 – maart 2001 niet verder is gedaald (zelfs licht gestegen). Dit kan erop duiden dat
concurrentie ontbreekt of dat de marktpartijen er via andere methoden in slagen zich van elkaar te
onderscheiden.
5.3 Conclusie vermogen de marktvoorwaarden te beïnvloeden
Voor de analyse van het vermogen om de marktvoorwaarden te beïnvloeden, zijn zeven criteria onder
de loep genomen: het aantal concurrenten, de mate van concentratie in de markt, de ontwikkeling in
het aantal en de omvang van concurrenten, de toe- en uittredingsdrempels in de markt, de drempels
voor eindgebruikers om over te stappen naar een andere aanbieder, de mate van verticale integratie
en de prijsvorming in de markt.
1 In het vorige AMM-onderzoek werd geconcludeerd dat zittende partijen vanaf medio 1999 op de toetreding hebben
gereageerd met prijsverlagingen in het prepaid segment, die worden gevolgd door de nieuwe aanbieders.
48
Argu me nt en vo o r aa n wi j z i n g v an K PN M ob i l e en L i be r te l -Vo d a f o ne
Uit de analyse van het vermogen om de marktvoorwaarden te beïnvloeden komen verschillende indi-
caties naar voren die ervoor pleiten om niet af te wijken van de hoofdregel. Dit kan betekenen dat er
indicaties zijn dat een marktpartij een bepaalde mate van marktmacht heeft of dat er geen indicaties
zijn dat marktmacht ontbreekt (indien er indicaties zijn dat een marktpartij duidelijk geen marktmacht
heeft, kan dat een reden zijn om van de hoofdregel af te wijken).
! Op de Nederlandse mobiele-telefoniemarkt is naast KPN Mobile en Libertel-Vodafone een be-
perkt aantal partijen actief: drie netwerk-operators en drie SPs. SPs beschikken niet over een ei-
gen netwerk en zijn wat de infrastructuur betreft afhankelijk van KPN Mobile en Libertel-
Vodafone. Het totale aantal partijen actief in de mobiele-telefoniemarkt is niet van dien aard dat er
een regulerend effect op de markt kan worden verwacht, zeker niet als in ogenschouw wordt ge-
nomen dat een deel van deze partijen (de SPs) afhankelijk is van KPN Mobile en Libertel-
Vodafone.
! De markt is nog steeds sterk geconcentreerd, bovendien wordt het aanbod door de eindgebrui-
kers als zeer heterogeen ervaren. Verder is de markt intransparant voor de eindgebruikers. Hier-
door blijft het risico van onderling afgestemde gedragingen aanwezig.
! Omdat de netwerk-operators gemiddeld een grotere omzetstijging realiseren dan de onafhankelij-
ke SPs, kan worden geconcludeerd dat het bezit van een netwerk kennelijk een belangrijke asset
is bij het uitbouwen van een goede marktpositie. Omdat de vergunningen inmiddels zijn vergeven
en de marktgroei afneemt, zal er door toetreding van netwerk-operators waarschijnlijk geen con-
currentieverhogend effect optreden. Het totale aantal partijen dat mobiele telefonie aanbiedt, is in
de onderzochte periode constant gebleven (hoewel in augustus 2001 Tele2 bekendmaakte dat ze
zal toetreden tot de markt voor mobiele telefonie. Ook One.Tel heeft aangegeven te willen toetre-
den tot de markt. Het is op dit moment onduidelijk welk effect deze toetreding zal hebben).
! Er zijn belangrijke toetredingsbarrières. Voor netwerk-operators zijn dit (behalve het verkrijgen
van een vergunning) de hoge kosten die gepaard gaan met het uitbouwen van een netwerk. Voor
SPs geldt dat met name de lage marges en de onderhandelingsmacht van de netwerk-operators
het moeilijk maken om toe te treden. Potentiële toetreding zal naar alle waarschijnlijkheid geen
regulerend effect hebben.
! De macht van eindgebruikers is te gering om een regulerend effect te hebben op de mobiele-
telefoniemarkt.
! Door verticale integratie met de eigen, gebonden SP hebben netwerk-operators een voordelige
positie ten opzichte van onafhankelijke SPs (waarvoor zij als toeleverancier optreden). De onaf-
hankelijke SPs kunnen in de praktijk geen vuist maken. KPN Mobile en Libertel-Vodafone hebben
bovendien de meeste eigen verkooppunten en zijn daarmee minder afhankelijk van verkooppun-
ten waar ook de producten van andere aanbieders worden aangeboden.
! Als het gaat om diversificatie, beschikken diverse aanbieders via hun moederbedrijven over ruime
mogelijkheden. Wat de mogelijkheden tot diversificatie betreft lijken KPN Mobile en Libertel-
Vodafone per saldo niet slechter af te zijn dan de andere netwerk-operators.
! Hoewel de prijzen in de eerste helft van 2000 sterk zijn gedaald (waarschijnlijk als gevolg van de
toetreding van Ben, Telfort en Dutchtone), is het opvallend dat de gemiddelde prijs voor eindge-
bruikers in de periode juli 2000 – maart 2001 is gestabiliseerd, dan wel licht gestegen. Ondanks
de relatief lage prijzen die KPN Mobile en Libertel-Vodafone hanteren, weten ze een hogere om-
zet per aansluiting te realiseren dan de meeste andere marktpartijen. Waarschijnlijk weten ze
eindgebruikers aan te trekken die relatief veel in de piekperiode bellen. Dit kan erop duiden dat
concurrentie ontbreekt of dat de marktpartijen er via andere methoden in slagen zich van elkaar
te onderscheiden.
Argu me nt en t eg en a a nwi j z i ng va n KP N Mo b i l e e n L i be r t e l -Vo d a f on e
Uit de analyse van het vermogen om de marktvoorwaarden te beïnvloeden komen ook indicaties naar
voren dat een marktpartij duidelijk geen marktmacht heeft. Deze kunnen worden opgevat als argu-
menten om af te wijken van de hoofdregel:
49
! De concentratie is in de openbare mobiele-telefoniemarkt in het afgelopen jaar afgenomen. De
procentuele omzetgroei van KPN Mobile en Libertel-Vodafone is kleiner dan die van de overige
netwerk-operators. Libertel-Vodafone weet wel de marktgroei bij te houden. Als deze ontwikkeling
doorzet, kunnen er op de langere termijn meer evenwichtige marktverhoudingen worden ver-
wacht. Echter in een oligopolie kan de kans op collusie toenemen indien de marktpartijen van
vergelijkbare grootte zijn.
! Voor netwerk-operators in het algemeen en KPN Mobile en Libertel-Vodafone in het bijzonder,
bestaan belangrijke uittredingsbarrières, met name de hoge sunk costs als gevolg van reeds ge-
dane investeringen. Dit kan concurrentiebevorderend werken. De marktmacht van KPN-Mobile en
Libertel-Vodafone zou hierdoor beperkt kunnen worden.
! Het lijkt erop dat eindgebruikers niet met onredelijke overstapdrempels worden geconfronteerd.
Dit wordt onderstreept door het hoge percentage consumenten dat maandelijks zijn/haar abon-
nement opzegt. In de periode januari 2000 – maart 2001 bedroeg de churn 20 à 25%. Hoewel de
churn van KPN Mobile iets lager lijkt dan het marktgemiddelde, is de churn van KPN Mobile (die
valt in de klasse 15-20%) toch hoog te noemen.
! Voor Libertel-Vodafone lijkt het erop dat zij in vergelijking met andere aanbieders relatief lage
prijzen hanteert in zowel het prepaid als het postpaid segment. Bij KPN Mobile lijkt dit alleen in
het prepaid segment het geval. De prijsstelling kan erop wijzen dat KPN Mobile en vooral Libertel-
Vodafone minder marktmacht hebben. Libertel-Vodafone heeft anderzijds met dit instrument zijn
marktpositie (in termen van omzet) goed weten te verdedigen, mede doordat Libertel-Vodafone-
klanten relatief veel opleveren.
Concluderend kan gesteld worden dat een aantal indicatoren die inzicht geven in het ‘Vermogen de
marktvoorwaarden te beïnvloeden’ erop wijzen dat KPN Mobile en Libertel-Vodafone waarschijnlijk
mogelijkheden hebben om de marktvoorwaarden te beïnvloeden. Daarnaast zijn er criteria die erop
wijzen dat KPN Mobile en Libertel-Vodafone niet in een positie zijn om de marktvoorwaarden te beïn-
vloeden.
51
6 Overige uitzonderingscriteria
6.1 Inleiding
In dit hoofdstuk komen, na de berekende marktaandelen (hoofdstuk 4) en het vermogen van de aan-
bieders om de marktvoorwaarden te beïnvloeden (hoofdstuk 5), de overige uitzonderingscriteria aan
bod. In paragraaf 6.2 staat de groepsomzet in verhouding tot de markt centraal. In paragraaf 6.3 wordt
ingegaan op de toegang tot de eindgebruikers, en in paragraaf 6.4 op de toegang tot financiële mid-
delen. In paragraaf 6.5 wordt gekeken naar de ervaring van de aanbieders op de telefoniemarkt. In
paragraaf 6.6 zullen de conclusies ten aanzien van de overige uitzonderingscriteria kort worden weer-
gegeven.
6.2 Groepsomzet in verhouding tot de markt
Rel a t i e me t AM M
Bij het criterium van de omzet in verhouding tot de markt wordt gekeken naar de omzet van de groep
waar de aanbieder deel van uitmaakt. Als de omzet van de groep hoog is, zal de aanbieder in staat
zijn langere tijd prijsconcurrentie te voeren zonder dat dit grote gevolgen heeft voor de winstgevend-
heid van de onderneming. Een onderneming kan mogelijk zelfs producten onder de kostprijs aanbie-
den om bijvoorbeeld een andere partij uit de markt te drukken. De kosten die hiermee gemoeid zijn,
kunnen voor een deel gedragen worden door andere onderdelen uit de groep. Daarnaast heeft een
aanbieder die behoort tot een groep met een grote groepsomzet ten opzicht van de Nederlandse markt
de mogelijkheid om investeringen te dragen die gemoeid zijn met de toetreding tot de markt (investe-
ringen in bijvoorbeeld opbouw van infrastructuur en klantenbestand). Een onderneming met een rela-
tief grote (groeps)omzet kan hieruit een bepaalde mate van marktmacht halen.
Ui tk oms te n m ark to nd e rzo ek
Mo ed e rb ed r i j v en va n de m a rk t pa r t i j e n
Uit tabel 22 blijkt dat alle partijen op de Nederlandse mobiele markt onderdeel zijn van grote concerns
(m.u.v. Intercity). Ben en Talkline hebben een gemeenschappelijke ouder, namelijk TeleDanmark. Het
gaat overigens om minderheidsbelangen van TeleDanmark in deze marktpartijen.
52
tabel 21 aandeelhouders van de marktpartijen
Marktpartij Aandeelhouders
KPN Mobile KPN NV (85%)
NTT DoCoMo (15%)
Libertel-Vodafone Vodafone (70%)
ING Groep (7,5%)
beursgenoteerde aandelen (22,5%)
Telfort British Telecom (100%) (a)
Dutchtone France Telecom (100%) (b)
Ben Belgacom (35%)
TeleDanmark (15%)
Deutsche Telekom (50%) (c)
Debitel Debitel AG (60%)
SAIT Radio Holland (40%)
Talkline Talkline management und finance holding GmbH (95%)
TeleDanmark (5%)
Intercity Giftsign Ltd (100%)
(a) via BT Ignite. (b) via WSB en Orange S.A. (c) via Smaragd Telekommunikationsdienste.
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
Van de bedrijven met een marktaandeel groter dan 25% heeft vooral Libertel-Vodafone een grote partij
achter zich staan. Vodafone, het moederbedrijf van Libertel-Vodafone, is een van de grootste mobiele
operators ter wereld. Libertel-Vodafone zelf geeft aan dat Vodafone bestaat uit een verzameling natio-
nale bedrijven met een internationale houdstermaatschappij. Met andere woorden, van synergievoor-
delen zou geen sprake zijn. Daar staat tegenover dat Vodafone op last van de Europese Commissie
andere mobiele operators toegang moet verlenen tot de interroamingtarieven en wholesalediensten.
De Europese Commissie beschouwt Vodafone dus wel als één geheel.
Omdat nagenoeg elke partij een groot, internationaal concern achter zich heeft staan, komen de
marktpartijen elkaar ook op andere markten tegen. Er is sprake van multi-market competition als geke-
ken wordt naar de internationale markt. De meeste partijen komen hun concurrenten via hun moeder-
bedrijven ook weer in andere Europese landen tegen. Daarnaast zijn er partijen/concerns die naast
mobiele telefonie ook vaste telefonie aanbieden in Nederland. Dit is behalve voor KPN ook voor Telfort
(Ignite) en Dutchtone het geval. Dit kan leiden tot minder concurrentie, omdat het gevaar bestaat dat
vergelding plaatsvindt in een andere markt.
Omze t i n v e rh ou d in g to t de m a rk t omv an g
De concerns waartoe KPN Mobile en Libertel-Vodafone behoren, hebben een hoge omzet ten opzichte
van de Nederlandse mobiele-telefoniemarkt. In tabel 22 staat per marktpartij de in 2000 in Nederland
behaalde omzet en (voorzover gegevens zijn verstrekt) de omzet van het concern waartoe men be-
hoort (beide worden in klassen weergegeven). De bedragen geven aan dat de concernomzetten vaak
aanzienlijk groter zijn dan de omvang van de Nederlandse markt (ƒ 9 à 10 miljard in 2000). Libertel-
Vodafone behoort tot een concern waarvan de groepsomzet de omvang van de Nederlandse mobiele-
telefoniemarkt vele malen overtreft. Dit is ook bij KPN Mobile, Dutchtone, Telfort en Ben het geval
(hoewel van Ben geen opgave is ontvangen, is algemeen bekend dat de concernomzet van moeder-
bedrijf Deutsche Telekom vele malen groter is dan de omvang van de Nederlandse markt).
53
tabel 22 eigen en concernomzet in 2000 van de marktpartijen (in ƒ mrd)
Marktpartij Eigen omzet in Nederland Concernomzet
KPN Mobile 4 à 5 29,8
Libertel-Vodafone 2 à 3 74,7 (a)
Telfort < 0,5 71,1 (a)
Dutchtone < 0,5 74,2
Ben 0,5 à 1 g.g.
Debitel 0,5 à 1 g.g.
Talkline < 0,5 3,0
Intercity < 0,5 g.g.
TOTAAL 9 à 10
(a) Deze bedragen hebben betrekking op het verslagjaar 1/4/2000 – 31/3/2001.
Bron: EIM, 2001.
KPN Mobile behoort weliswaar tot een concern dat klein is in vergelijking met de moederbedrijven van
de andere netwerk-operators, maar dit laat onverlet dat de groepsomzet van Koninklijke KPN N.V.
groter is dan de omvang van de Nederlandse mobiele-telefoniemarkt. Verder is 15% van de aandelen
in handen van NTT DoCoMo, hetgeen ook een grote partij is.
Er kan worden geconcludeerd dat met name de netwerk-operators grote partijen achter zich hebben
staan en deel uitmaken van concerns wier omzet groot is in verhouding tot de Nederlandse markt. Het
feit dat de meeste partijen elkaar ook op andere markten tegenkomen werkt bovendien niet concurren-
tiebevorderend.
6.3 Toegang tot eindgebruikers
Rel a t i e me t AM M
Om als marktpartij de eindgebruikers te kunnen bereiken, moet het bedrijf ten eerste beschikken over
fysieke distributiekanalen. Daarbij speelt met name het aantal verkooppunten een rol. Een sterke posi-
tie in de distributie zal een positieve invloed hebben op het toekomstige marktaandeel. Een marktpartij
met eigen winkels kunnen bijvoorbeeld bepalen of en onder welke voorwaarden andere partijen toe-
gang kunnen krijgen tot de eindgebruikers. In hoeverre dit mogelijk is, wordt bepaald door de mate
waarin andere partijen redelijke alternatieven hebben.
Ten tweede moet een marktpartij beschikken over (toegang tot) een netwerk om telefoniediensten te
kunnen aanbieden. Een marktpartij met een eigen netwerk kan bepalen of en onder welke voorwaar-
den andere partijen toegang kunnen krijgen tot het netwerk. In hoeverre dit mogelijk is, wordt natuurlijk
bepaald door de mate waarin andere partijen redelijke alternatieven hebben.
Tot slot speelt ook de mate waarin een bedrijf overstapdrempels voor eindgebruikers kan opwerpen,
een rol. Een eindgebruiker zal het liefst een contract aangaan met zo min mogelijk beperkingen. Indien
een marktpartij in staat is overgangsdrempels op te werpen betekent dit dat zij bepaalde macht heeft.
Ui tk oms te n m ark to nd e rzo ek
Aan ta l ve rk oo p pu n t en
De afgelopen jaren zijn er steeds meer verkooppunten bijgekomen. In grote lijnen is een verdeling te
maken tussen de afhankelijke en de onafhankelijke verkooppunten (zie ook paragraaf 5.2.6). De af-
hankelijke winkels kenmerken zich doordat ze direct verbonden zijn met een netwerk-operator of SP.
Bij deze verkooppunten worden in de regel alleen de producten van de betreffende operator/SP ver-
kocht. De onafhankelijke telefoonwinkels bieden de consument vaak een breder keuzepakket en onaf-
hankelijk advies.
54
In tabel 23 staat per aanbieder het aantal verkooppunten vermeld (in klassen). De verkooppunten van
KPN Mobile ‘in eigen beheer’ zijn onderdeel van KPN Telecom (de Primafoon-winkels en Business
Centers). KPN Mobile maakt hiervan gebruik op grond van een met KPN Telecom gesloten overeen-
komst. Ten opzichte van het vorige onderzoek hebben de meeste marktpartijen het aantal verkoop-
punten uitgebreid.
tabel 23 aantal verkooppunten per marktpartij
Eigen beheer Onafhankelijk
KPN Mobile > 150 1500 - 2000
Libertel-Vodafone 75 - 100 2000 - 2500
Telfort < 10 2000 - 2500 (a)
Dutchtone < 10 > 2500
Ben < 10 > 2500
Debitel 25 - 50 1500 - 2000
Talkline < 10 500 - 1000
Intercity < 10 0
(a) Op basis van gegevens verstrekt voor AMM-onderzoek 2000.
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
Als het gaat om onafhankelijke verkooppunten, lijken er voor de diverse partijen voldoende alternatie-
ven te bestaan. De drie kleinere netwerk-operators hebben in relatief korte tijd een groot aantal onaf-
hankelijke verkooppunten weten te mobiliseren. Daar staat tegenover dat in tabel 23 niet wordt mee-
gewogen dat de verkoopresultaten bij winkels in eigen beheer doorgaans veel beter zijn dan die bij
onafhankelijke verkooppunten. In eigen winkels staat de verkoop van (mobiele) telefonie helemaal
centraal, terwijl dit bij de onafhankelijke winkels lang niet altijd het geval is. Daarnaast worden er bij
eigen verkooppunten in de regel uitsluitend eigen producten aangeboden.
Hoewel KPN Mobile en Libertel-Vodafone in absolute zin niet over de meeste verkooppunten beschik-
ken, hebben zij duidelijk een betere positie als gekeken wordt naar de eigen verkooppunten. Hierdoor
is de toegang tot de eindgebruiker voor KPN Mobile en Libertel-Vodafone waarschijnlijk iets beter dan
bij de overige marktpartijen, althans niet slechter.
Dit blijkt ook uit de aandelen die KPN Mobile en Libertel-Vodafone in het aantal nieuwe aansluitingen
weten te realiseren. In de afgelopen periode nemen beide partijen een relatief groot deel van de nieu-
we aansluitingen voor hun rekening. In tabel 24 is per marktpartij het aandeel in de nieuwe aansluitin-
gen weergegeven in de periode 1 januari 2000 t/m 31 maart 20011. Omdat de aansluitingen op ver-
schillende manieren over de marktpartijen verdeeld kunnen worden, zijn er weer twee varianten bere-
kend2.
tabel 24 aandeel per marktpartij (in %) in de nieuwe aansluitingen in periode 1 januari
2000 - 31 maart 2001
Aansluitingen op basis van
KPN
Mobile
Libertel-
Vodafone Ben
Dutchto-
ne Telfort Debitel Talkline Intercity
zeggenschap (prepaid SPs
bij netwerk-operators)
25-35 25-35 10-15 10-15 5-10 <5 <5 <5
customer ownership (prepaid
SPs bij SPs)
25-35 15-25 10-15 10-15 5-10 5-10 <5 <5
1 Het aantal nieuwe aansluitingen is berekend door de netto-toename van het aantal aansluitingen te vermeerderen
met het aantal opzeggingen in de genoemde periode. Het aantal nieuwe aansluitingen is derhalve gelijk aan de
bruto-toename van het aantal aansluitingen.
2 Overigens is EIM van mening dat de eerste berekeningswijze (zeggenschap) het beste beeld geeft van het aandeel
per marktpartij in de nieuwe aansluitingen. Hiervoor wordt verwezen naar de discussie in paragraaf 4.4.3.
55
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
KPN Mobile en Libertel-Vodafone wisten in de afgelopen periode een relatief groot deel van de nieuwe
aansluitingen voor hun rekening te nemen. De aandelen zijn wel relatief laag in vergelijking tot de
huidige marktaandelen op basis van aansluitingen (zie paragraaf 4.4.3). Dit is vooral bij KPN Mobile
het geval. Uit hoofdstuk 4 bleek dat het marktaandeel van KPN Mobile een dalende trend vertoont. Het
aandeel van Libertel-Vodafone in de nieuwe aansluitingen ligt veel dichter bij het huidige marktaan-
deel. Als Libertel-Vodafone dit weet vol te houden, zal dit resulteren in een vrij stabiel marktaandeel
(gemeten in aansluitingen).
T oe ga ng t o t e en n e t we rk
In de praktijk bepalen de netwerk-operators de voorwaarden waartegen de onafhankelijke SPs de
markt kunnen betreden (zie ook paragraaf 5.2.6). Uit de antwoorden van de potentiële toetreders kan
worden opgemaakt dat toetreding tegen de huidige voorwaarden van de netwerk-operators weinig
aantrekkelijk is. De reeds aanwezige SPs hebben tot nu toe slechts diensten kunnen afnemen van
KPN Mobile en Libertel-Vodafone. De vrijheid voor het verkopen van eigen prepaid aansluitingen is
heel beperkt.
De macht van netwerk-operators komt (volgens één potentiële toetreder) tot uiting in zaken als het niet
toelaten dat prepaid platforms voor tariefplannen van resellers worden gebruikt, geen mogelijkheden
voor het gebruik van een eigen profiel (bijv. geen eigen naam tonen op display), en een bundeling van
wholesale-aanbiedingen, waardoor een SP ook voor features moet betalen die niet gebruikt worden
c.q. die zij niet zou willen afnemen. De bereidheid van operators om met resellers te praten is niet te
groot, hoewel recentelijk enige kentering valt waar te nemen. Een onafhankelijke SP is van mening dat
sommige toetredingsdrempels blijven bestaan door onduidelijkheden in de Tw. Een probleem is dat er
geen definitie is gemaakt van wat toegang tot de mobiele netwerken precies inhoudt. Hierdoor wordt
het verkrijgen van netwerkdiensten moeilijker. Een ander probleem is dat AMM zich beperkt tot voice
en niet gaat over data, iets waar veel partijen op hebben zitten te wachten, aldus deze onafhankelijke
SP.
Het is opvallend dat Tele2 een overeenstemming heeft bereikt met Telfort en niet met een van de twee
aangewezen marktpartijen. Blijkbaar hebben KPN Mobile en Libertel-Vodafone (ondanks hun aanwij-
zing) Tele2 geen aantrekkelijk aanbod gedaan. Dit kan erop duiden dat beide partijen in staat zijn de
toegang van andere partijen tot hun netwerk te beperken. Dit kan duiden op een bepaalde mate van
marktmacht.
Ove rs t ap d re mp e l s
De mogelijkheid om overstapdrempels op te werpen is in de loop van de tijd beperkt. Dit is deels ge-
beurd door regelgeving en deels door de markt. De SIM-lock is in de meeste gevallen een jaar geldig,
waarna hij kosteloos wordt verwijderd. De eindgebruiker moet wel het initiatief nemen om de SIM-lock
te laten verwijderen. Als de SIM-lock binnen een jaar verwijderd wordt, berekenen de meeste partijen
een bedrag om de acquisitiekosten te verrekenen (wegens de subsidie op de handset). De marktpartij-
en hanteren naar eigen zeggen geen afsluitkosten meer als het abonnement met inachtneming van de
algemene voorwaarden wordt opgezegd. Verder is de algemene opvatting dat de regeling omtrent
nummerportabiliteit goed werkt. Ten aanzien van opzegtermijnen zijn er nog wel verschillen in de
markt. Sommige partijen hanteren geen opzegtermijn, terwijl weer anderen een opzegtermijn van drie
maanden hanteren (Libertel-Vodafone).
Ten slotte merkt een aantal potentiële toetreders op, dat een alternatief aanbod pas concurrerend is
als het voor de eindgebruiker voldoende aantrekkelijk is (in casu veelal lagere prijs). Door de (volgens
de potentiële toetreders) hoge kosten van wholesalediensten is het moeilijk een voor de eindgebruiker
qua prijs aantrekkelijk alternatief neer te leggen. De SPs merken in dit verband op, dat zij (bij de abon-
nementen die zij onder eigen naam verkopen) in principe de vrijheid hebben om zelf zaken als service,
marketing en prijsbepaling te regelen, maar dat de mogelijkheden in de praktijk sterk afhangen van de
margeverdeling met de netwerk-operators.
56
Co nc lu d er en d
Als het gaat om verkooppunten in eigen beheer, lijken KPN Mobile en Libertel-Vodafone een iets bete-
re toegang tot de eindgebruiker te hebben omdat zij beschikken over meer eigen verkooppunten. Bei-
de partijen wisten in de periode januari 2000 – maart 2001 een relatief groot deel van de nieuwe aan-
sluitingen binnen te halen. Bovendien hebben beide partijen de mogelijkheid om SPs beperkende
voorwaarden te stellen bij het gebruik van hun netwerk.
Daar staat tegenover dat de mogelijkheid om overstapdrempels op te werpen voor alle partijen is af-
genomen. Dit is deels gebeurd door regulering (bijvoorbeeld SIM-lock en nummerportabiliteit) en deels
door de markt (opzegtermijn). Libertel-Vodafone lijkt met zijn opzegtermijn van 3 maanden het minst
soepel (voorzover er informatie over gegeven is).
6.4 Toegang tot financiële middelen
Rel a t i e me t AM M
Toegang tot financiële middelen is belangrijk in de mobiele-telefoniemarkt. Voor netwerk-operators zijn
grote investeringen gemoeid met het verkrijgen van een vergunning, het opbouwen en onderhouden
van een netwerk, en de opbouw van een klantenbestand. Een partij die betere toegang tot financiële
middelen heeft, kan bijvoorbeeld een (rente)kostenvoordeel behalen, waardoor zij in staat is tegen
lagere kosten te werken. Dit vereist een solide financiële basis. Een aspect dat hier nauw mee samen-
hangt, is de kredietwaardigheid. Die zorgt ervoor dat een bedrijf tegen gunstige voorwaarden kan le-
nen. Kredietwaardigheid moet gezien worden in verband met de groep waarvan de aanbieder eventu-
eel deel uitmaakt. Het hele groepsvermogen kan gebruikt worden om bijvoorbeeld investeringen te
doen of geld aan te trekken.
Ui tk oms te n m ark to nd e rzo ek
Om een beeld te krijgen van de toegang tot financiële middelen is de netwerk-operators gevraagd om
de Cost of Capital en/of de risico-opslag die betaald moet worden bovenop de rente op staatsleningen.
Helaas waren de antwoorden op deze vragen niet altijd volledig en onderling slecht vergelijkbaar.
Om toch een indruk te krijgen van de toegang tot financiële middelen, is daarom gekeken naar de
credit ratings van de moederconcerns waartoe de netwerk-operators behoren. De meeste partijen
geven expliciet aan dat zij geen zelfstandig beroep doen op de kapitaalmarkt, maar dat de financiering
van investeringen doorgaans in concernverband wordt geregeld. Een hoge kredietwaardigheid zorgt
ervoor dat een bedrijf tegen gunstige voorwaarden kan lenen. In tabel 25 zijn de ratings van Standaard
& Poor’s en Moody’s weergegeven (peildatum 9 juli 2001).
tabel 25 credit ratings van moedermaatschappijen netwerk-operators, volgens Standard
& Poor en Moody’s, peildatum 9-7-2001
Standard & Poor’s Moody’s
Marktpartij Aandeelhouders lang vooruitzicht kort lang
KPN Mobile - KPN NV (85%)
- NTT DoCoMo (15%)
BBB+
AA
Watch neg
Negative
A-2
A-1+
BAA2
AA1
Libertel-
Vodafone
- Vodafone (70%)
- ING Groep (7,5%)
A
AA-
Stable
Stable
A-1
A-1+
A2
AA2
Telfort - British Telecom (100%) A- Negative A-2 BAA1
Dutchtone - France Telecom (100%) A- Negative A-2 A3
Ben - Belgacom (35%)
- TeleDanmark (15%)
- Deutsche Telekom (50%)
AA
A
A-
Stable
Stable
Negative
A-1+
A-1
A-2
AA3
A2
A3
Bron: Moody’s en Standard & Poor, 2001.
57
Voor Standard & Poor’s zijn drie kengetallen opgenomen die de kredietwaardigheid van de partijen
aangeven:
! De langetermijnrating loopt van AAA, de hoogste rating die door Standard & Poor’s wordt gege-
ven, tot D, de laagste rating, die aangeeft dat een partij niet meer aan haar financiële verplichtin-
gen kan voldoen. De betekenis is als volgt: AAA = extreem goed, AA = goed, A = goed, BBB =
adequaat, BB = enigszins kwetsbaar, etc. Met een + of – wordt aangegeven hoe een partij staat
binnen de categorie.
! Het vooruitzicht geeft aan of een rating in de nabije toekomst waarschijnlijk zal worden bijgesteld,
en zo ja, in welke richting.
! De kortetermijnrating geeft aan of het bedrijf op korte termijn aan zijn plichten kan voldoen. De
hoogste rating is A-1 (goed in staat om aan de financiële verplichtingen te voldoen). Een extra
plus in deze categorie betekent extreem goed in plaats van goed.
De vermelde rating van Moody’s geeft eveneens een indicatie van de kredietwaardigheid op lange
termijn. De waarde van deze rating kan uiteenlopen van AAA (minimaal investeringsrisico) tot C (ex-
treem slechte vooruitzichten dat een investering nog enige waarde oplevert). Met de cijfers 1, 2 en 3
wordt aangegeven hoe een partij staat binnen de categorie (1 = bovengemiddeld, 2 = ongeveer ge-
middeld, 3 = onder het gemiddelde).
Bij de toegang tot financiële middelen gaat het met name om de vraag of KPN Mobile en Libertel-
Vodafone (de partijen die mogelijk blijven aangewezen als partij met AMM) er beter of slechter voor-
staan dan de overige marktpartijen. Uit tabel 25 blijkt dat er verschillen optreden in de kredietwaardig-
heid van deze moederconcerns. Koninklijke KPN NV (de meerderheidsaandeelhouder van KPN Mobi-
le) heeft van alle moederconcerns de laagste credit rating. Bovendien is het waarschijnlijk dat deze
rating in de toekomst nog verder naar beneden moet worden bijgesteld (watch negative)1.
Voor Libertel-Vodafone komt uit tabel 25 een ander beeld naar voren. De credit ratings van meerder-
heidsaandeelhouder Vodafone zijn goed en stabiel te noemen en vergelijkbaar met de rating uit het
vorige onderzoek. De kredietwaardigheid van de aandeelhouders van Libertel-Vodafone is doorgaans
zelfs iets beter dan bij de meeste andere partijen (naast KPN NV zijn de ratings British Telecom, Deut-
sche Telekom en France Telecom minder goed dan die van Vodafone; bovendien is bij deze partijen
de kans op een negatieve bijstelling relatief groot).
Concluderend kan worden gesteld, dat KPN Mobile waarschijnlijk tegen minder gunstige voorwaarden
zijn investeringen zal kunnen financieren dan de andere partijen. Libertel-Vodafone heeft daarentegen
waarschijnlijk een betere toegang tot financiële middelen dan de overige aanbieders.
6.5 Ervaring van de aanbieders
Rel a t i e me t AM M
Tot slot kan gekeken worden naar de ervaring van de aanbieders. Deze ervaring zal vaak samengaan
met een bepaald (kwaliteits)imago. Een aanbieder met veel ervaring zal vertrouwen genieten van de
eindgebruikers. Zeker voor een productkenmerk dat eindgebruikers belangrijk vinden (bereikbaarheid)
zullen eindgebruikers eerder kiezen voor een aanbieder die aangetoond heeft een kwalitatief goede
dienst te kunnen leveren. Het belang dat gehecht wordt aan ervaring kan voor verschillende eindge-
bruikersgroepen verschillen.
1 Dit is een omslag ten opzichte van het vorige AMM-onderzoek, toen de credit rating van Koninklijke KPN NV nog
‘AA’ was. De hoge uitgaven die KPN heeft gedaan voor UMTS-frequenties en de overname van de Duitse operator
E-plus liggen hieraan ten grondslag.
58
Een nieuwe marktpartij die nog niet veel ervaring heeft (bijvoorbeeld ook niet in het buitenland) zal de
eindgebruiker eerst ervan moeten overtuigen dat zij dezelfde kwaliteit kan aanbieden als de andere
aanbieders. Een alternatief is een lagere prijs te vragen voor de (vermeende) lagere kwaliteit. Daarbij
is de dekking van het eigen netwerk een belangrijk aspect. Marktpartijen die een betere dekking kun-
nen bieden, kunnen in principe een hogere prijs vragen. Een nieuwkomer zal minimaal dezelfde dek-
king en kwaliteit moeten aanbieden om eindgebruikers aan te trekken of de nieuwkomer zal genoegen
moeten nemen met een lagere prijs. Als concurrenten in bepaalde regio’s helemaal geen dekking
hebben, zijn de eindgebruikers praktisch verplicht om te kiezen uit de aanbieders die wel in die gebie-
den actief zijn.
Ui tk oms te n m ark to nd e rzo ek
Erv a r i n g v an d e ma rk tp a r t i j en
Voor de netwerk-operators geldt dat KPN Mobile en Libertel-Vodafone het langst op de mobiele-
telefoniemarkt actief zijn. De overige netwerk-operators zijn pas in 1998 en 1999 tot de markt toege-
treden. Doordat KPN Mobile en Libertel-Vodafone al enige jaren op de markt actief zijn, hebben zij in
die tijd een volledig dekkend netwerk, een goede distributiestructuur (veel eigen winkels) en een uitge-
breide klantenkring kunnen opbouwen. Dit heeft een duidelijke invloed gehad op de betrouwbaarheid
die beide bedrijven uitstralen naar consumenten. Klanten die tevreden zijn over het product en de
dienstverlening, zullen niet snel overstappen. De naamsbekendheid van de nieuwe operators is overi-
gens wel zeer snel op een hoog peil gekomen, maar doordat de dekking van de netwerken zeker in het
begin nog beperkt was, hebben KPN Mobile en Libertel-Vodafone wat dit betreft nog steeds een rela-
tief betere reputatie.
Bij de ervaring van netwerk-operators moet ook worden gekeken naar de ervaring van het concern
waarvan het bedrijf deel uitmaakt. Alle netwerk-operators maken deel uit van grotere concerns, die een
uitgebreide ervaring hebben op de mobiele-telefoniemarkt. Vodafone, het moederbedrijf van Libertel-
Vodafone, heeft al langer ervaring in het opereren in een concurrerende markt (het V.K.)1.
In het vorige AMM-onderzoek bleek dat KPN Mobile en Libertel-Vodafone over een kwalitatief beter
netwerk beschikten. Hoewel KPN Mobile en Libertel-Vodafone nog steeds de beste dekking hebben
(tabel 26), lijken de overige operators een inhaalslag te hebben gepleegd. Telfort heeft een relatief
lage dekking, maar vangt dit in de praktijk op door een nationale roamingovereenkomst met Libertel-
Vodafone. Ben heeft geen gegevens over zijn dekking verstrekt, maar het is algemeen bekend dat Ben
tegenwoordig landelijke dekking beweert te hebben (waarschijnlijk groter dan 90%).
tabel 26 dekkingsgraad netwerken mobiele operators
KPN Mobile
Libertel-
Vodafone Telfort Dutchtone Ben
% oppervlakte Nederland 97,5 - 100 97,5 - 100 g.g. 95 - 97,5 g.g.
% bereik bevolking 97,5 - 100 97,5 - 100 85 - 90 97,5 - 100 g.g.
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
Er kan worden geconcludeerd dat KPN Mobile en Libertel-Vodafone het langst op de Nederlandse
markt actief zijn. Dit heeft een duidelijke invloed gehad op de betrouwbaarheid die beide bedrijven
uitstralen naar consumenten. Het is niet duidelijk in hoeverre KPN Mobile en Libertel-Vodafone nog
steeds voordeel halen uit het feit dat ze eerder op de markt actief waren. Als hier al sprake van is,
neemt het voordeel in de loop van de tijd verder af, temeer daar de netwerken van Ben, Telfort en
Dutchtone qua dekkingsgraad tegenwoordig minder onderdoen voor die van KPN Mobile en Libertel-
Vodafone.
1 Overigens is EIM van mening dat het belang van buitenlandse ervaring ook weer niet moet worden overschat. Door
verschillen in gewoonten en gebruiken van afnemers, regelgeving en distributie zal elk land weer om een aange-
paste marktbenadering vragen.
59
6.6 Conclusie overige aanvullende criteria
Om te bekijken of moet worden afgeweken van de hoofdregel dat een partij met een marktaandeel
groter dan 25% wordt aangewezen als partij met AMM, is – behalve naar het vermogen de marktvoor-
waarden te beïnvloeden – marktonderzoek uitgevoerd naar de (groeps)omzet van marktpartijen in
verhouding tot de omzet van de markt, de beheersing van de middelen van toegang tot de eindgebrui-
kers, de toegang tot financiële middelen en de ervaring met het verstrekken van producten en diensten
op de markt.
Argu me nt en vo o r aa n wi j z i n g v an K PN M ob i l e en L i be r te l -Vo d a f o ne
Uit de analyse van het vermogen om de marktvoorwaarden te beïnvloeden komen verschillende indi-
caties naar voren die ervoor pleiten om niet af te wijken van de hoofdregel. Dit kan betekenen dat er
indicaties zijn dat KPN Mobile en/of Libertel-Vodafone een bepaalde mate van marktmacht heeft of dat
geen partij verhoudingsgewijs over marktmacht beschikt (als er indicaties zijn dat KPN Mobile en/of
Libertel géén marktmacht heeft, kan dat een reden zijn om van de hoofdregel af te wijken):
! Zowel KPN Mobile als Libertel-Vodafone hebben grote partijen achter zich staan en maken deel
uit van concerns wier omzet groot is in verhouding tot de Nederlandse markt. Ze hebben geen
nadelige positie ten opzichte van de andere aanbieders. Het feit dat de meeste concurrenten el-
kaar ook op andere markten tegenkomen, werkt bovendien niet concurrentiebevorderend.
! KPN Mobile en Libertel-Vodafone hebben een iets betere toegang tot de eindgebruiker (meer
eigen verkooppunten). Beide partijen wisten in de periode januari 2000 – maart 2001 een relatief
groot deel van de nieuwe aansluitingen binnen te halen. Bovendien hebben beide partijen de mo-
gelijkheid om SPs beperkende voorwaarden te stellen bij het gebruik van hun netwerk dan wel
toetreders van hun netwerk te weren.
! KPN Mobile en Libertel-Vodafone zijn het langst op de Nederlandse markt actief. Dit heeft een
duidelijke invloed gehad op de betrouwbaarheid die beide bedrijven uitstralen naar consumenten.
! Libertel-Vodafone heeft waarschijnlijk een betere toegang tot financiële middelen dan de andere
marktpartijen.
Argu me nt en t eg en a a nwi j z i ng va n KP N Mo b i l e e n L i be r t e l -Vo d a f on e
Uit de analyse van de overige uitzonderingscriteria komen ook indicaties naar voren dat een marktpar-
tij duidelijk geen marktmacht heeft. Deze kunnen worden opgevat als argumenten om eventueel af te
wijken van de hoofdregel:
! De mogelijkheid om overstapdrempels op te werpen voor eindgebruikers lijkt te zijn afgenomen.
Dit is deels gebeurd door regulering (nummerportabiliteit) en deels door de markt (opzegtermijn).
Overigens geldt de afname van de overstapdrempels in gelijke mate voor alle aanbieders: het is
niet zo dat de eindgebruikers bij KPN Mobile en Libertel-Vodafone met minder overstapdrempels
worden geconfronteerd.
! KPN Mobile zal op dit moment waarschijnlijk tegen minder gunstige voorwaarden zijn investerin-
gen kunnen financieren dan de andere partijen.
! Het is niet duidelijk in hoeverre KPN Mobile en Libertel-Vodafone nog steeds voordeel halen uit
het feit dat ze eerder op de markt actief waren. Als hier nog sprake van is, neemt het voordeel in
de loop van de tijd verder af, temeer daar de kwaliteit van de netwerken van Ben, Telfort en
Dutchtone minder dan in het verleden onderdoet voor de kwaliteit van de netwerken van KPN
Mobile en Libertel-Vodafone.
Concluderend kan gesteld worden dat een aantal indicatoren die inzicht geven in de overige uitzonde-
ringscriteria erop wijst dat KPN Mobile en Libertel-Vodafone waarschijnlijk over aanmerkelijke markt-
macht beschikken dan wel een minimaal gelijkwaardige positie innemen ten opzichte van de andere
marktpartijen. Daarnaast zijn er criteria die erop wijzen dat KPN Mobile en Libertel-Vodafone niet over
marktmacht beschikken.
61
7 Conclusies
In de Tw is aangegeven dat een aanbieder met een marktaandeel van meer dan 25% aangewezen
dient te worden als marktpartij met Aanmerkelijke Macht op de Markt. Indien een marktpartij een
marktaandeel heeft van meer dan 25% (gemeten in omzet), is een afwijking van de algemene regel
mogelijk als blijkt dat de marktpartij aan de hand van een vijftal uitzonderingscriteria geen aanmerkelij-
ke marktmacht heeft. Vooral indien het marktaandeel zich in de buurt van de 25% bevindt, is het van
belang deze uitzonderingscriteria mee te nemen in de beoordeling.
In dit hoofdstuk zullen de conclusies uit het marktonderzoek worden gepresenteerd. In paragraaf 7.1
komen de conclusies ten aanzien van de marktaandelen aan bod. In de paragraven 7.2 en 7.3 worden
de uitzonderingscriteria uit artikel 6.4 Tw, lid 4 besproken.
7.1 Marktaandelen
Voor het berekenen van de marktaandelen is in dit onderzoek uitgegaan van de omzetten van de
marktpartijen, exclusief de omzet verkregen uit de verkoop van hardware. In het omzetcriterium wor-
den meerdere zaken gecombineerd die een relatie hebben met marktmacht. In de omzetindicator zit
een bepaalde dubbeltelling: een bepaald deel van de omzet van de onafhankelijke SP valt samen met
de omzet van de netwerk-operator die het verkeer van de onafhankelijk SP afwikkelt. Er kan gecorri-
geerd worden voor deze dubbeltelling, maar deze gecorrigeerde omzetgegevens geven een minder
goed beeld van de verhoudingen in de markt (zie paragraaf 4.2 voor een uitgebreidere discussie). Er
wordt dus uitgegaan van de marktaandelen gemeten in omzet (exclusief hardware) zonder correctie
voor dubbeltellingen. Als aanvulling is ook gekeken naar de gevolgen als er toch wordt gecorrigeerd
voor de dubbeltelling. Daarnaast zijn er in dit onderzoek ook andere berekeningswijzen voor het
marktaandeel toegepast (te weten aansluitingen en belminuten) om te bekijken of de conclusie over
het marktaandeel (groter of kleiner dan 25%) verandert en om de robuustheid van de berekende
marktaandelen, gemeten in omzet, te controleren. De marktaandelen zijn berekend over de periode
januari 2000 – maart 2001.
Ma rk t a an de e l K P N Mo b i l e r u i m bov en d e 25% , v e r t oo n t da le nd e t r e nd
Het marktaandeel gemeten in omzet (exclusief hardware) van KPN Mobile blijkt in de gehele onder-
zochte periode ruim boven de 25% te liggen. Het marktaandeel op basis van omzet (exclusief hardwa-
re) is in de onderzochte periode gedaald. In januari 2000 was het marktaandeel nog groter dan 45%,
terwijl het in maart 2001 valt in de klasse 35-45%. Daarbij is niet gecorrigeerd voor de zogenaamde
dubbeltelling die ontstaat als gevolg van wholesale-omzet (zie § 4.3 voor een uitgebreide toelichting).
Als de dubbeltelling echter op de voor KPN Mobile gunstigste wijze wordt gecorrigeerd (zo laag moge-
lijk marktaandeel), valt het marktaandeel nog altijd in de klasse 35-45% in maart 2001.
Ook bij diverse alternatieve berekeningswijzen, zoals aansluitingen en belminuten, komt het
marktaandeel van KPN Mobile uit boven 25%. Het marktaandeel gemeten in aansluitingen (naar zeg-
genschap) valt in maart 2001 in de klasse 35-45%. Het aandeel dat KPN Mobile van de nieuwe aan-
sluitingen weet aan te trekken ligt onder het huidige marktaandeel. Als dit zo blijft, zal het marktaan-
deel gemeten in aansluitingen van KPN Mobile verder dalen. In belminuten (uitgaande belminuten) is
het marktaandeel van KPN Mobile in maart 2001 ten slotte groter dan 45%.
Ma rk t a an de e l L i b e r t e l -Vo da fo ne b ov en d e 25% e n re d e l i j k s ta b ie l
Het marktaandeel van Libertel-Vodafone, gemeten in omzet (exclusief hardware), bevindt zich even-
eens boven de 25%. Op basis van de omzet (exclusief hardware) valt het marktaandeel van Libertel-
Vodafone in de gehele onderzochte periode in de klasse 25-35%. Het marktaandeel is redelijk stabiel
in de tijd. Ook in het vorige AMM-mobiel onderzoek kwam naar voren dat Libertel-Vodafone een rede-
lijk stabiel marktaandeel had in de periode januari 1999 – februari 2000. Dit heeft Libertel-Vodafone
weten vol te houden in de onderzochte periode (januari 2000 – maart 2001) van het huidige onder-
62
zoek. Als de genoemde dubbeltelling op de voor Libertel-Vodafone gunstigste wijze wordt gecorrigeerd
(zo laag mogelijk marktaandeel), valt het marktaandeel in maart 2001 eveneens in de klasse 25-35%.
Gemeten in aansluitingen (naar zeggenschap) heeft Libertel-Vodafone per eind maart 2001 eveneens
een marktaandeel van 25 à 35%. Dit marktaandeel lijkt de laatste maanden van de onderzochte perio-
de licht te dalen. Het marktaandeel blijft echter duidelijk boven de 25%. Alleen als de marktaandelen
worden berekend op basis van aansluitingen, en alle aansluitingen die via de onafhankelijke SPs zijn
verkocht bij de marktaandelen van de onafhankelijke SPs worden gerekend, is het marktaandeel van
Libertel-Vodafone kleiner dan 25%. Overigens is EIM het niet eens met deze manier van berekenen
van de marktaandelen, omdat in het aantal aansluitingen minder informatie over aanmerkelijke markt-
macht ligt besloten dan in de omzetmaatstaf. Een bijkomend praktisch probleem is dat de marktpartij-
en zeer waarschijnlijk niet eenduidig zijn in de manier waarop het aantal aansluitingen wordt bepaald.
Libertel-Vodafone weet relatief veel nieuwe aansluitingen naar zich toe te trekken. Dit aandeel ligt in
de buurt van het huidige marktaandeel. Als Libertel-Vodafone in staat is dit vol te houden, zal het
marktaandeel gemeten in aansluitingen in de nabije toekomst gelijk blijven of zeer langzaam dalen.
Het marktaandeel van Libertel-Vodafone, gemeten in uitgaande belminuten (per netwerk), valt in maart
2001 wederom in de klasse 25-35%. Dit marktaandeel is redelijk stabiel in de onderzochte periode.
KPN M o b i l e e n L ib e r te l - Vo da f o ne r e a l i se r en r e l a t i e f ho ge o mz et p e r a an s lu i t i n gen b e lm i nu u t
Zowel KPN Mobile als Libertel-Vodafone weet een relatief hoge omzet per aansluiting en per belminuut
te realiseren. Het aantal belminuten per aansluiting is echter relatief laag. Dit kan erop duiden dat
beide aanbieders eindgebruikers weten te trekken die relatief ‘duur’ bellen (veel verkeer in de piekpe-
riode).
7.2 Vermogen om de marktvoorwaarden te beïnvloeden
Het criterium ‘Vermogen om de marktvoorwaarden te beïnvloeden’ wordt beoordeeld aan de hand van
een aantal criteria. Hieronder worden de belangrijkste conclusies besproken.
Aan ta l co nc ur r en te n i s co ns ta n t , n o g s te eds g eva a r v oo r b ep e rk t e c onc ur re n t i e
Het aantal concurrenten is ten opzichte van het AMM-onderzoek 2000 gelijk gebleven. Op korte termijn
valt ook niet te verwachten dat er nieuwe netwerk-operators zullen toetreden. De UMTS-vergunningen
zijn verdeeld onder de huidige vijf netwerk-operators. Er zijn nu acht partijen actief. De concentratie
gemeten door middel van de Herfindahl-Hirschman-Index is weliswaar afgenomen, maar er blijft nog
steeds sprake van een geconcentreerde markt. In zo’n markt bestaat het gevaar dat de concurrentie
beperkt blijft door de zogenaamde onderling afgestemde gedragingen. KPN Mobile en Libertel-
Vodafone zijn duidelijk de grootste marktpartijen, de andere partijen volgen op respectabele afstand
(minimaal drie keer zo klein, gemeten in omzet). Gezien de kenmerken van de markt en de positie van
KPN Mobile en Libertel-Vodafone, bestaat de kans dat deze marktpartijen mogelijk de marktvoorwaar-
den kunnen beïnvloeden.
Toet red i ng t o t m a rk t i s mo e i l i j k
Voor netwerk-operators is toetreding tot de markt moeilijk, zo niet onmogelijk. De toetreding is gere-
guleerd en is afhankelijk van de beschikbaarheid van vergunningen, en deze zijn schaars. Tevens
speelt mee dat er al vijf netwerk-operators in de markt actief zijn, waarvan KPN Mobile en Libertel-
Vodafone al wat langer. Hierdoor hebben KPN Mobile en Libertel-Vodafone het voordeel dat ze al een
kwalitatief goed netwerk en klantenbestand hebben kunnen opbouwen. Dit voordeel zal in de loop van
de tijd wel afnemen.
Ook de toetreding door middel van alternatieve technologieën laat op zich wachten. Door de uitkomst
van de veiling van de UMTS-frequenties zullen geen nieuwe netwerk-operators toetreden. Ook vaste
telefonie is (nog) geen alternatief, gezien de verschillen in karakteristieken tussen beide diensten.
De toetreding van SPs is in principe vrij. Verschillende SPs en potentiële toetreders geven aan dat het
moeilijk is om commercieel interessante toegangsvoorwaarden op de netwerken van operators af te
dwingen. Marktpartijen geven tevens aan dat zij geen toetreding verwachten, aangezien de marges
63
laag zijn. Desondanks hebben twee marktpartijen, Tele2 en One.Tel (buiten de onderzochte periode)
aangegeven de markt te willen betreden. Het is onduidelijk wat het effect van deze toetreding zal zijn
op de concurrentieverhoudingen. Concluderend kan gesteld worden dat toetreding door netwerk-
operator in elk geval op korte termijn geen concurrentieverhogend effect heeft in de mobiele-
telefoniemarkt.
Ove rs t ap d re mp e l s v o or d e e in dg e br u i ke rs z i j n b e pe rk t
Het lijkt erop dat de eindgebruikers niet met onredelijke overstapdrempels worden geconfronteerd. Dit
komt zowel door marktwerking als door regelgeving. Door nummerportabiliteit kunnen eindgebruikers
met behoud van het nummer overstappen naar een andere aanbieder. De churn in de mobiele-
telefoniemarkt is redelijk hoog, hetgeen kan duiden op beperkte overstapdrempels. KPN Mobile heeft
een churn die onder het marktgemiddelde zit. De churn van Libertel-Vodafone ligt daar net boven. Dit
kan te maken hebben met verschillen in de definitie van de berekening van aansluitingen. Vooral de
SPs laten een hoge churn zien. Het aantal Libertel-Vodafone-klanten dat gebruikmaakt van nummer-
portabiliteit (als percentage van het aantal opzeggingen) is relatief laag. De beperkte overstapdrem-
pels lijken alle netwerk-operators in vergelijkbare mate te beïnvloeden. De onafhankelijke SPs hebben
er duidelijk meer last van. Het voorstaande kan erop duiden dat marktpartijen niet in staat zijn de
marktvoorwaarden te beïnvloeden.
T oe ne me nd e v e r t i c a le i n te g ra t i e e n d i ve rs i f i ca t i e
De mobiele-telefoniemarkt wordt gekenmerkt door verticale integratie. De meeste marktpartijen zijn
verticaal geïntegreerd. De marktpartijen zijn veelal actief op het terrein van netwerken, mobiele dien-
sten (service providers) en sommige ook op het retailniveau (eigen winkels). KPN Mobile en Libertel-
Vodafone zijn op alle drie niveaus actief. Door het bezit van relatief veel eigen winkels hebben KPN
Mobile en Libertel-Vodafone een voordeel ten opzichte van de meeste andere aanbieders. Beide
marktpartijen hebben het aantal eigen winkels het afgelopen jaar uitgebreid. Het voordeel van de verti-
cale integratie is dat een bedrijf dan niet afhankelijk is van derden.
Door naast mobiele telefonie diverse aanpalende diensten aan te bieden, zoals vaste telefonie, inter-
net en/of huurlijnen, kan een marktpartij een aantal voordelen behalen. Zo kunnen door de technische
mogelijkheden vaste en mobiele telefonie steeds vaker geïntegreerd worden in één aanbod (one-stop-
shop). Libertel-Vodafone heeft geen vast net en kan zo’n aanbod niet binnen de eigen organisatie
aanbieden. De overige netwerk-operators kunnen via de moederondernemingen en zusteronderne-
mingen wel zo’n geïntegreerd aanbod doen. Het lijkt er dus op dat Libertel-Vodafone zich op dit terrein
in een nadelige positie bevindt. Daar staat tegenover dat Libertel-Vodafone kan profiteren van het pan-
Europese netwerk van zijn moeder Vodafone. Hierdoor kan Libertel-Vodafone grensoverschrijdende
mobiele-telefoniediensten gaan aanbieden.
Het lijkt erop dat KPN Mobile en Libertel-Vodafone enig voordeel kunnen halen uit hun verdere verti-
cale integratie. Libertel-Vodafone heeft mogelijk een nadelige positie ten opzichte van andere markt-
partijen wat betreft de diversificatie (geen vaste telefonie). Daar staat tegenover dat Libertel-Vodalfone
kan profiteren van het pan-Europese netwerk van Vodafone.
Na d a l i n g be g in 2 0 00 l i j ke n d e kos te n v oo r m ob i e l be l l en z i c h te s t ab i l i s e re n
Op het gebied van de consumententarieven zijn de effecten van de nieuwe toetreders duidelijk zicht-
baar. In het begin van 2000 zijn de kosten die een eindgebruiker moet maken duidelijk gedaald. Deze
kosten lijken zich echter te stabiliseren vanaf half 2000. Dit kan erop duiden dat het effect van de toe-
treding van de nieuwe netwerk-operators is uitgewerkt.
De eindgebruikers zijn bij prepaid het goedkoopste uit bij KPN Mobile en Libertel-Vodafone. Bij post-
paid is het beeld iets gecompliceerder. Over het algemeen is een postpaid klant bij KPN relatief duur
uit. Eindgebruikers met een vergelijkbaar belprofiel zijn relatief goedkoop uit bij Libertel-Vodafone,
echter er zijn meestal andere aanbieders die een goedkoper aanbod hebben. Daarnaast valt het op
dat KPN Mobile en Libertel-Vodafone relatief een hoge opbrengst hebben per aansluiting en per bel-
minuut. Dit laatste kan mogelijk duiden op een bepaalde mate van marktmacht.
In onderstaande tabel worden de criteria ten aanzien van het vermogen om de marktvoorwaarden te
beïnvloeden kort samengevat en wordt aangegeven of ze de algemene regel (aanwijzen of neutraal)
64
ondersteunen of dat ze dit niet doen (reden voor afwijking van de algemene regel). Er is een onder-
scheid gemaakt naar aspecten die gelden voor de markt algemeen en aspecten die specifiek opgaan
voor KPN Mobile en Libertel-Vodafone. De algemene marktkenmerken beïnvloeden de marktpartijen
veelal in gelijke mate.
tabel 27 uitkomsten criterium vermogen om marktvoorwaarden te beïnvloeden
ondersteuning van algemene regel afwijking van algemene regel
markt algemeen
! beperkt aantal concurrenten
! concentratie neemt af maar nog steeds hoog, risico van
onderling afgestemde gedragingen
! hoge toetredingsbarrières met name voor netwerk-
operators
! macht eindgebruikers te beperkt om regulerend effect
te hebben
marktpartijen specifiek
! vergaande verticale integratie, KPN Mobile en Libertel-
Vodafone meest vergaand
! KPN Mobile en Libertel-Vodafone realiseren relatief
hoge omzet per aansluiting en per belminuut (relatief
betere klanten)
! mogelijkheid van diversificatie marktpartijen vergelijk-
baar, Libertel-Vodafone geen vast net, wel pan-
Europees netwerk moeder Vodafone
markt algemeen
! toetreding Tele2 en One.Tel, onduidelijk wat effect is op
concurrentieverhoudingen
! bestaan van uittredingsbarrières, beïnvloeden netwerk-
iperators in gelijke mate
marktpartijen specifiek
! beperkte overstapdrempels eindgebruikers, Libertel-
Vodafone iets hogere churn dan andere netwerk-
operators
! prijsverlaging, KPN Mobile en Libertel-Vodafone relatief
laag bij prepaid, beide partijen ondanks lage prijs toch
relatief hoge omzet per aansluiting en belminuut
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
7.3 Overige uitzonderingscriteria
Naast het criterium ‘vermogen om de marktvoorwaarden te beïnvloeden’, worden in artikel 6.4 Tw lid 4
nog vier andere criteria genoemd. Hieronder worden de belangrijkste bevindingen ten aanzien van
deze criteria besproken.
Groe pso mze t a l l e m a rk t pa r t i j e n g ro o t te n op z i ch te va n de N e de r l a n dse m a rk t
Alle marktpartijen die actief zijn op de Nederlandse markt maken deel uit van een groot concern of
hebben relaties met grote bedrijven. Uit de gegevens blijkt dat de groepsomzet van de meeste aanbie-
ders groot is ten opzichte van de Nederlandse mobiele-telefoniemarkt. Voorzover gegevens bekend
zijn, heeft van de netwerk-operators de groep waartoe KPN Mobile behoort de kleinste omzet. Het
belang dat NTT DoCoMo in KPN Mobile heeft is hierbij niet meegenomen.
Ma rk t p ar t i j e n k un n en n au we l i j k s ove rs ta pd rem pe l s o p we rp en
Door de toenemende concurrentie kunnen marktpartijen nauwelijks afwijkende overstapdrempels op-
werpen. De marktpartijen hanteren naar eigen zeggen geen afsluitkosten meer, als het abonnement
met inachtneming van de algemene voorwaarden wordt opgezegd. Libertel-Vodafone heeft een iets
langere opzegtermijn dan de andere marktpartijen (voorzover er gegevens zijn verstrekt). Het lijkt er
op dat KPN Mobile en Libertel-Vodafone niet in grote mate afwijken van de andere marktpartijen.
Ma rk t p ar t i j e n he bb e n go ed e t o eg an g to t e i n dg eb ru i ke rs
Uit het marktonderzoek komt naar voren dat alle aanbieders goed toegang hebben tot de eindgebrui-
kers. Veelal wordt hiervoor gebruikgemaakt van onafhankelijke retailers. De aanbieders hebben vol-
doende alternatieven, de drie kleine netwerk-operators hebben in korte tijd een goede positie verwor-
ven. Daarnaast hebben KPN Mobile en Libertel-Vodafone de beschikking over relatief veel eigen ver-
kooppunten. Hierdoor kunnen ze in het voordeel zijn ten opzichte van de andere netwerk-operators.
T oe ga ng t o t h e t ne t we rk w e in i g aa n t r ekke l i j k
De potentiële toetreders geven aan dat het moeilijk is om toegang te verkrijgen tot netwerken1. Door
de geringe marges en het beperkte aanbod zijn de mogelijkheden voor een rendabele toetreding tot de
1 Recentelijk heeft Tele2 toegang verkregen tot het netwerk van Telfort.
65
markt beperkt. De netwerk-operators hoeven deze toegang niet te verwerven (hebben zelf een net-
werk). Ze kunnen ook de voorwaarden waaronder andere marktpartijen toegang krijgen tot hun net-
werk zelf bepalen. Hierdoor hebben de netwerk-operators een bepaalde macht. Als de omzetontwikke-
ling van de onafhankelijke SPs wordt vergeleken met die van de netwerk-operators, komt duidelijk
naar voren dat het bezit van een eigen netwerk een belangrijke asset is in de concurrentiestrijd.
T oe ga ng t o t f i n an c ië l e m id de l en i s ge e n p r ob l eem
De marktpartijen hebben allemaal grote internationale en beursgenoteerde concerns achter zich staan.
Sinds het onderzoek van vorig jaar is de aantrekkelijkheid van de telecomsector gedaald. Dit komt
naar voren in de slechtere credit rating van de meeste moederbedrijven. Het moederconcern van Li-
bertel-Vodafone (Vodafone) heeft zich redelijk weten te handhaven wat credit rating betreft. KPN Mo-
bile heeft het een stuk moeilijker en heeft de slechtste rating van alle aanbieders.
Z ee r e rva r en a an b ie de rs
Alle aanbieders op de Nederlandse markt kunnen bogen op een ruime ervaring op het terrein van
mobiele telefonie (eventueel via hun moeder). De kwaliteit en de dekking van de netwerken lijken naar
elkaar toe te tenderen. De netwerk-operators lijken dan ook niet meer voor elkaar onder te doen wat
de ervaring betreft.
In tabel 28 worden de criteria ten aanzien van de overige lid 4-criteria kort samengevat en wordt aan-
gegeven of ze de algemene regel (aanwijzen of neutraal) ondersteunen of dat ze dit niet doen (reden
voor afwijking van de algemene regel). Er is een onderscheid gemaakt naar aspecten die gelden voor
de markt algemeen en aspecten die specifiek opgaan voor KPN Mobile en Libertel-Vodafone. De al-
gemene marktkenmerken beïnvloeden de marktpartijen veelal in gelijke mate.
tabel 28 uitkomsten overige lid 4-criteria
ondersteuning van algemene regel afwijking van algemene regel
marktpartijen specifiek
! gelijkwaardige groepsomzet marktpartijen waardoor
geen nadelige positie KPN Telecom en Libertel-
Vodafone
! KPN Mobile en Libertel-Vodafone iets betere toegang
tot eindgebruikers via eigen verkooppunten
! KPN Mobile en Libertel-Vodafone langst actief op
markt, voordeel reputatie en betrouwbaarheid
! Libertel-Vodafone betere toegang tot financiële midde-
len
markt algemeen
! mogelijkheid om overstapdrempels op te werpen be-
perkt
marktpartijen specifiek
! KPN Mobile minder goede toegang tot financiële mid-
delen
! onduidelijk hoeveel voordeel KPN Mobile en Libertel-
Voafone halen uit het eerder op de markt aanwezig zijn
Bron: EIM op basis van antwoorden marktpartijen, 2001.
KPN M o b i l e e n L ib e r te l - Vo da f o ne a an wi j z en ?
Uit het marktonderzoek is naar voren gekomen dat het marktaandeel gemeten in omzet (exclusief
hardware) van zowel KPN Mobile als Libertel-Vodafone groter is dan 25%. Het marktaandeel van KPN
Mobile neemt in de loop van de tijd af, maar is nog altijd royaal groter dan 25%. Het marktaandeel van
Libertel-Vodafone is iets groter dan 25%, maar wel redelijk constant. Ook het marktaandeel gemeten
in aantal aansluitingen (naar zeggenschap) ligt voor beide marktpartijn boven de 25%. De marktaan-
delen kunnen voor het College van OPTA aanleiding zijn om de aanwijzing van zowel KPN Mobile als
Libertel-Vodafone te continueren.
Bij de eventuele aanwijzing moet ook gelet worden op de uitzonderingscriteria. Een aantal indicatoren
geeft aan dat KPN Mobile en Libertel-Vodafone een betere positie hebben dan de andere marktpartijen
(verticale integratie, toegang tot eindgebruikers, ervaring, toegang financiële middelen Libertel-
Vodafone), dan wel een gelijkwaardige positie ten opzichte van de andere marktpartijen. KPN Mobile
heeft gezien de credit rating een achterstand ten opzichte van andere aanbieders.
Voor beide aanbieders geldt dat ze een relatief hoge omzet per aansluiting en per belminuut genere-
ren. Beide partijen weten eindgebruikers naar zich toe te trekken en aan zich te binden die relatief veel
omzet genereren (bijvoorbeeld veel bellen in de piekperiode). Dit kan erop duiden dat KPN Mobile en
66
Libertel-Vodafone een bepaalde mate van marktmacht bezitten, wat resulteert in de relatief ‘betere’
klanten. KPN Mobile en Libertel-Vodafone kunnen ook meer profiteren van schaalvoordelen door het
grotere aantal eindgebruikers dat gebruikmaakt van hun netwerk.
Aan OPTA blijft de taak om alle argumenten te wegen en tot een oordeel te komen. Naast de bevin-
dingen van dit marktonderzoek zal OPTA in haar afweging mogelijk ook mee moeten nemen wat de
gevolgen zijn van een eventuele aanwijzing. Aan dit aspect is in dit rapport geen aandacht besteed.
67
Bijlage I Gehanteerde vragenlijsten
VRAGENLIJST AMM-AANBIEDERS VAN MOBIELE TELECOM-MUNICATIENETWERKEN EN -DIENSTEN
Naam telecommunicatieaanbieder:______________________________________
Co nt ac t pe rs oo n
Naam: _______________________________________________
Telefoonnummer: _______________________________________________
Adresgegevens: _______________________________________________
E-mailadres: _______________________________________________
Bij de beantwoording van deze vragen kunt u gebruikmaken van de volgende Excel-file ‘mobiele net-
werk-operators.xls’.
Algemeen1. Kunt u een overzicht geven van de opbouw van uw onderneming? Wij verzoeken u hierbij aan te
geven hoe de verhoudingen zijn in:
a. deelname en zeggenschap in/van (buitenlandse) moederondernemingen, voorzover het
gaat om belangen van 10% of meer,
b. deelname en zeggenschap in/van Nederlandse zuster- en dochterondernemingen, voorzo-
ver het gaat om belangen van 10% of meer.
2. Hoe groot is de omzet van het concern waartoe uw onderneming behoort over 2000 en wat is de
verwachting over 2001 en 2002?
Omzet3. Hoe groot was de omzet (excl. BTW) van uw onderneming in Nederland in de periode van 1 ja-
nuari 2000 tot en met 31 maart 2001 voor de volgende categorieën? (svp omzetbedragen per
categorie invullen in sheet 1 omzet).
a. postpaid-eindgebruikersinkomsten (excl. hardware), van abonnementen verkocht onder ei-
gen naam,
b. prepaid-eindgebruikersinkomsten (excl. hardware) verkocht onder eigen naam,
c. inkomsten uit verkoop van hardware,
d. terminating access-inkomsten,
e. inkomsten uit de verkoop van belminuten aan onafhankelijke serviceproviders. Geef hierbij
tevens aan welke serviceproviders het hier betreft,
f. inkomsten uit roaming. Maak onderscheid tussen inkomsten uit internationale roaming en,
indien van toepassing, nationale roaming,
g. totale omzet.
4. Welke omzetontwikkeling van uw onderneming verwacht u over het jaar 2001 en over 2002 (svp
verwachte omzetbedragen invullen in sheet 1 omzet)?
Aanslui t ingen5. Hoe heeft het aantal aansluitingen van uw onderneming zich ontwikkeld, van januari 2000 tot en
met maart 2001, per het einde van de maand, en welk aantal aansluitingen verwacht u te hebben
68
op 31 december 2001 en 31 december 2002? (svp aantal aansluitingen invullen in sheet 2 aantal
aansluitingen). Maak een onderscheid naar de volgende categorieën:
! totaal postpaid-aansluitingen,
! totaal prepaid-aansluitingen,
! postpaid-aansluitingen verkocht via eigen serviceprovider,
! prepaid-aansluitingen verkocht via eigen serviceprovider,
! postpaid-aansluitingen verkocht via onafhankelijke serviceprovider (voorzover mogelijk uit-
splitsen per serviceprovider),
! prepaid-aansluitingen verkocht via onafhankelijke serviceprovider (voorzover mogelijk uit-
splitsen per serviceprovider).
Belminuten6. Hoe heeft het belvolume (op basis van belminuten) van het uitgaande verkeer van uw onderne-
ming zich ontwikkeld, van januari 2000 tot en met maart 2001, per maand, en hoeveel belminuten
verwacht u te verkopen over 2001 en 2002? (svp aantal uitgaande belminuten invullen in sheet 3
belminuten). Maak een onderscheid naar het aantal belminuten dat is toe te rekenen aan de vol-
gende categorieën:
! totaal postpaid-aansluitingen,
! totaal prepaid-aansluitingen,
! postpaid-aansluitingen verkocht via eigen serviceprovider,
! prepaid-aansluitingen verkocht via eigen serviceprovider,
! postpaid-aansluitingen verkocht via onafhankelijke serviceprovider (voorzover mogelijk uit-
splitsen per serviceprovider),
! prepaid-aansluitingen verkocht via onafhankelijke serviceprovider (voorzover mogelijk uit-
splitsen per serviceprovider).
Toe- en u i t t redingsdrempels7. a. Beschrijf de toetredingsdrempels die volgens uw onderneming thans en in de
nabije toekomst bestaan voor nieuwe aanbieders op de Nederlandse markt voor openbare
mobiele telefonie om diensten aan te bieden tegen concurrerende voorwaarden.
b. Welke drempels ziet u wanneer een aanbieder uit de markt wil treden en kunt u dat toelich-
ten?
8. Verwacht u dat de toetreding tot de markt voor openbare mobiele telefonie eenvoudiger of moei-
lijker wordt wanneer KPN Mobile The Netherlands B.V en Libertel N.V. blijven aangewezen als
partijen met aanmerkelijke macht op die markt? Hierbij kan gedacht worden aan de mogelijkhe-
den van interconnectie en bijzondere toegang. Kunt u uw verwachtingen toelichten?
9. Heeft u problemen bij het verkrijgen van terminating access, roaming, bijzondere toegang of
andere vormen van toegang tot het netwerk van andere netwerkaanbieders? Zo ja, kunt u deze
problemen omschrijven (bijvoorbeeld moeizame onderhandelingen, lange tijdsduur tussen aan-
vraag en realisatie, kosten, kwaliteit van dienstverlening etc.)?
10. a. Welke barrières voorziet uw onderneming voor eindgebruikers om van de ene
naar een andere aanbieder van mobiele telefonie (netwerk-operator of serviceprovider) over
te stappen thans en in de nabije toekomst?
b. Voorziet uw onderneming op korte termijn in oplossingen voor deze barrières?
c. In hoeverre bepalen andere partijen dan uzelf (bijvoorbeeld onafhankelijke retailers) deze
overstapbarrières?
d. In welke mate en hoe heeft uw onderneming zelf invloed op overstapbarrières van klanten?
69
Pri jsontwikkel ing11. Voor het volgen van de prijsontwikkeling zijn de volgende belprofielen ontwikkeld:
Profiel Prepaid A
10 minuten; 10 gesprekken (per maand)
Waarvan:
naar eigen mobiel netwerk 2% waarvan 55% piek en 45% dal
naar ander mobiel netwerk 8% waarvan 55% piek en 45% dal
naar vast netwerk 90% waarvan 55% piek en 45% dal
5 SMS berichten
Profiel Prepaid B
30 minuten; 20 gesprekken (per maand)
Waarvan:
naar eigen mobiel netwerk 5% waarvan 50% piek en 50% dal
naar ander mobiel netwerk 15% waarvan 50% piek en 50% dal
naar vast netwerk 80% waarvan 50% piek en 50% dal
10 SMS berichten
Profiel Prepaid C
60 minuten; 30 gesprekken (per maand)
Waarvan:
naar eigen mobiel netwerk 10% waarvan 50% piek en 50% dal
naar ander mobiel netwerk 25% waarvan 50% piek en 50% dal
naar vast netwerk 65% waarvan 50% piek en 50% dal
15 SMS berichten
70
Profiel Postpaid D
10 minuten; 10 gesprekken (per maand)
Waarvan:
naar eigen mobiel netwerk 5% waarvan 50% piek en 50% dal
naar ander mobiel netwerk 10% waarvan 50% piek en 50% dal
naar vast netwerk 85% waarvan 50% piek en 50% dal
5 SMS berichten
Profiel Postpaid E
100 minuten; 50 gesprekken (per maand)
Waarvan:
naar eigen mobiel netwerk 10% waarvan 60% piek en 40% dal
naar ander mobiel netwerk 20% waarvan 60% piek en 40% dal
naar vast netwerk 70% waarvan 60% piek en 40% dal
10 SMS berichten
Profiel Postpaid F
500 minuten; 250 gesprekken (per maand)
Waarvan:
naar eigen mobiel netwerk 10% waarvan 60% piek en 40% dal
naar ander mobiel netwerk 20% waarvan 60% piek en 40% dal
naar vast netwerk 70% waarvan 60% piek en 40% dal
15 SMS berichten
a. Wat zijn, per belprofiel, de totale kosten (abonnement + gesprekskosten, exclusief BTW)
per maand die aan de eindgebruiker in rekening worden gebracht in de periode januari 2000
tot en met maart 2001? (svp invullen in sheet 4 prijsontwikkeling). U dient uit te gaan van de
goedkoopste optie voor de eindgebruiker.
b. Wilt u aangeven welk product (type abonnement/prepaid) u heeft gebruikt bij het vaststellen
van de kosten? (svp invullen in sheet 4 prijsontwikkeling).
12. a. Kunt u aangeven hoe hoog de tarieven voor terminating access zijn die u re
kent voor gesprekken die termineren op uw eigen netwerk, onderscheiden naar mobiele
operator en naar het vaste netwerk van KPN? Maak een onderscheid naar starttarieven en
tarieven per minuut, in piek- en daluren over de periode vanaf januari 2000 tot en met maart
2001 (svp invullen in sheet 5 terminating tarieven).
b. Hoeveel heeft u in de periode januari 2000 tot en met maart 2001 per maand ontvangen
voor terminating access, per Nederlandse mobiele netwerk-operator respectievelijk KPN?
(svp invullen in sheet 5 terminating tarieven).
c. Welke ontwikkeling verwacht uw onderneming aangaande de hoogte van terminating ac-
cess-tarieven die u ontvangt? (svp invullen in sheet 5 terminating tarieven).
13. a. Hoe hoog zijn de totale opbrengsten van roaming (onderscheiden per Neder
landse mobiele netwerk-operator en totaal van internationale roaming, per maand vanaf ja-
nuari 2000 tot en met maart 2001)? Svp invullen in sheet 6 roaming opbrengsten.
b). Hoe hoog zijn de totale kosten van roaming (onderscheiden per Nederlandse mobiele net-
werk-operator en totaal van internationale roaming, per maand vanaf januari 2000 tot en
met maart 2001)? Svp invullen in sheet 7 roaming kosten.
71
Opbrengsten (ROCE 1) ten opzichte van kosten van kapitaa l14. Hoe hoog is de opbrengst (na rente voor belastingen), over 1999 en 2000 op uw activiteiten in de
Nederlandse mobiele-telecommunicatiemarkt?
15. Hoe groot zijn de totale activa op 31 december 1999 en 31 december 2000 (gerelateerd aan de
mobiele activiteiten in Nederland)?
16. Hoe groot zijn de totale kortlopende schulden op 31 december 1999 en 31 december 2000 (ge-
relateerd aan de mobiele activiteiten in Nederland)?
17. Wat is de gemiddelde ‘Cost of Capital’2 over 2000 op uw activiteiten in de Nederlandse mobiele-
telecommunicatiemarkt?
Indien u deze vraag niet kunt beantwoorden, graag vraag 18 beantwoorden.
18. Wat is de risico-opslag die uw (moeder)onderneming boven op de rente op staatsleningen moet
vergoeden ten behoeve van het aantrekken van vreemd vermogen? Graag illustreren aan de
hand van het rentepercentage dat geldt voor de jongste lening die u heeft aangetrokken.
Diversen19. Wat is de creditrating op 31 maart 2001 voor het concern waartoe uw onderneming behoort,
volgens Standards & Poor’s en volgens Moody’s?
20. Over hoeveel verkooppunten beschikt u en hoe zijn deze verdeeld? (eigen beheer/onafhankelijk).
21. In welke mate heeft uw bedrijf ruimte om zelf de voorwaarden waartegen onafhankelijke service
providers en/of retailers uw diensten verkopen te bepalen en of te wijzigen? Waardoor wordt de-
ze ruimte bepaald?
22. a. Hoe hoog is het aantal opzeggingen, per maand, vanaf januari 2000 tot en
met maart 2001 (svp invullen in sheet 8 opzeggingen)?
b. Hoe groot is het aantal eindgebruikers dat bij een opzegging het eigen nummer meeneemt,
per maand vanaf januari 2000 tot en met maart 2001 (svp invullen in sheet 8 opzeggingen)?
23. Wij verzoeken u aan te geven wat de dekkingsgraad is van het mobiele netwerk van uw onder-
neming. Gelieve deze dekkingsgraad te kwantificeren:
a. geografisch, en
b. als percentage van de bevolking.
24. Gelieve deze vraag alleen te beantwoorden wanneer uw onderneming zowel mobiele als vaste
telefonie aanbiedt.
a. In hoeverre kan uw onderneming voordelen realiseren omdat u beschikt over een netwerk
voor vaste telefonie?
b. Hoeveel klanten nemen momenteel de combinatie van vaste en mobiele telefonie bij u af?
1 ROCE = Return 0n Capital Employed.
2 De Cost of Capital is de gewogen som van de prijs voor het eigen vermogen en de prijs voor het vreemd vermogen.
De prijs voor het eigen vermogen is gelijk aan de jaarlijkse dividendbetalingen gedeeld door de nominale waarde
van het aandelenvermogen. De prijs voor het vreemd vermogen is gelijk aan de interestbetalingen gedeeld door het
totale vreemd vermogen.
72
c. Om welke voordelen gaat het hier naar uw oordeel en in welke mate wordt de marktpositie
hierdoor beïnvloed? Indien naar uw oordeel dergelijke voordelen zich niet voordoen, wordt u
verzocht de redenen hiervan weer te geven.
Beleidsmat ige aspecten van cont inuer ing aanwijz ingen25. a. Kunt u aangeven waarom de aanwijzingen van KPN Mobile The Netherlands
B.V. en Libertel N.V. als partij met aanmerkelijke macht op de markt voor openbare mobiele
telefonie al dan niet gecontinueerd zouden moeten worden? In uw argumentatie kunt u den-
ken aan de volgende aspecten: marktaandeel, aantal concurrenten, concentratie in de
markt, ontwikkeling en omvang van de concurrenten, toe- en uittredingsdrempels, overstap-
drempels voor eindgebruikers, verticale integratie en diversificatie, prijsvorming, omzet
moedermaatschappij, toegang tot eindgebruikers, toegang tot financiële middelen en erva-
ring op de markt.
b. Welke invloed heeft een aanwijzing van een partij met aanmerkelijke macht op de markt
voor openbare mobiele telefonie op uw onderneming c.q. beleid?
26. a. Wat is volgens u de reden dat er geen/weinig directe interconnectie plaatsvindt
tussen de netwerken van de mobiele operators?
b. Heeft een continuering van de aanwijzingen van KPN Mobile The Netherlands B.V en Li-
bertel N.V. als partijen met aanmerkelijke macht op de mobiele-
telefoniemarkt invloed op het tot stand komen van directe interconnectie? Zo ja, waarom?
Zo nee, waarom niet?
27. a. Wat is volgens u de reden dat er geen/weinig diensten worden geboden door
middel van bijzondere toegang op de mobiele netwerken van de aanbieders die aangewe-
zen zijn als aanbieder met aanmerkelijke macht op de mobiele markt?
b. Heeft een continuering van de aanwijzingen van KPN Mobile The Netherlands B.V en Li-
bertel N.V. als partijen met aanmerkelijke macht op de mobiele-telefonie-markt invloed op
het tot stand komen van diensten door middel van bijzondere toegang? Zo ja, waarom? Zo
nee, waarom niet?
Indien u verdere opmerkingen heeft die relevant kunnen zijn voor het vooronderzoek ter bepaling van
de marktaandelen van de marktpartijen op de markt voor mobiele-telefonie zoals omschreven in artikel
6.4., eerste lid, van de Telecommunicatiewet, vernemen wij die graag.
73
VRAGENLIJST AMM-AANBIEDERS VAN MOBIELE TELECOM-MUNICATIEDIENSTEN ( o n a f ha nke l i j ke se rv i c e p rov i de rs )
Naam telecommunicatieaanbieder:_______________________________________
Co nt ac t pe rs oo n
Naam: ______________________________________________
Telefoonnummer: ______________________________________________
Adresgegevens: ______________________________________________
E-mailadres: ______________________________________________
Bi j de bean twoord ing van dez e vr agen kun t u gebru ik m a ken van de vo lgen -
de E xc e l - f i l e ‘mob i e l e s erv ic eprov ide rs .x ls ’ .
Algemeen1 Kunt u een overzicht geven van de opbouw van uw onderneming? Wij verzoeken u hierbij aan te
geven hoe de verhoudingen zijn in:
a. deelname en zeggenschap in/van (buitenlandse) moederondernemingen, voorzover het
gaat om belangen van 10% of meer,
b. deelname en zeggenschap in/van Nederlandse zuster- en dochterondernemingen, voorzo-
ver het gaat om belangen van 10% of meer.
2 Hoe groot is de omzet van het concern waartoe uw onderneming behoort over 2000 en wat is de
verwachting over 2001 en 2002?
Omzet3 Hoe groot was de omzet (excl. BTW) van uw onderneming in Nederland in de periode van 1 ja-
nuari 2000 tot en met 31 maart 2001 voor de volgende categorieën? (svp omzetbedragen per
categorie invullen in sheet 1 omzet).
a. postpaid-eindgebruikersinkomsten (excl. hardware), van abonnementen verkocht onder ei-
gen naam,
b. prepaid-eindgebruikersinkomsten (excl. hardware) verkocht onder eigen naam,
c. postpaid-eindgebruikersinkomsten (excl. hardware), van abonnementen verkocht namens
een network-operator (voorzover mogelijk uitsplitsen per network-operator),
d. prepaid-eindgebruikersinkomsten (excl. hardware) verkocht namens een network-operator
(voorzover mogelijk uitsplitsen per network-operator),
e. inkomsten uit verkoop van hardware,
f. totale omzet.
4 Welke omzetontwikkeling van uw onderneming verwacht u over het jaar 2001 en over 2002? (svp
verwachte omzetbedragen invullen in sheet 1 omzet).
Aanslui t ingen5 Hoe heeft het aantal aansluitingen van uw onderneming zich ontwikkeld, van januari 2000 tot en
met maart 2001, per het einde van de maand, en welk aantal aansluitingen verwacht u te hebben
74
op 31 december 2001 en 31 december 2002? (svp aantallen aansluitingen invullen in sheet 2
aansluitingen). Maak een onderscheid naar de volgende categorieën:
- totaal postpaid-aansluitingen,
- totaal prepaid-aansluitingen,
- postpaid-aansluitingen verkocht onder eigen naam,
- prepaid-aansluitingen verkocht onder eigen naam,
- postpaid-aansluitingen verkocht namens een network-operator (voorzover mogelijk uitsplit-
sen per network-operator),
- prepaid-aansluitingen verkocht namens een network-operator (voorzover mogelijk uitsplit-
sen per network-operator).
Belminuten6 Hoe heeft het belvolume (op basis van belminuten) van het uitgaande verkeer van uw onderne-
ming zich ontwikkeld, van januari 2000 tot en met maart 2001, per maand, en hoeveel belminuten
verwacht u te verkopen over 2001 en 2002? (svp aantal uitgaande belminuten invullen in sheet 3
belminuten). Maak een onderscheid naar het aantal belminuten dat is toe te rekenen aan de vol-
gende categorieën:
- totaal postpaid-aansluitingen,
- totaal prepaid-aansluitingen,
- postpaid-aansluitingen verkocht onder eigen naam,
- prepaid-aansluitingen verkocht onder eigen naam,
- postpaid-aansluitingen verkocht namens een network-operator (voorzover mogelijk uitsplit-
sen per network-operator),
- prepaid-aansluitingen verkocht namens een network-operator (voorzover mogelijk uitsplit-
sen per network-operator).
Toe- en u i t t redingsdrempels7 a. Beschrijf de toetredingsdrempels die volgens uw onderneming thans en in de
nabije toekomst bestaan voor nieuwe aanbieders op de Nederlandse markt voor openbare
mobiele telefonie om diensten aan te bieden tegen concurrerende voorwaarden.
b. Welke drempels ziet u wanneer een aanbieder uit de markt wil treden en kunt u deze drem-
pels toelichten?
8 Verwacht u dat de toetreding tot de markt voor openbare mobiele telefonie eenvoudiger of moei-
lijker wordt wanneer KPN Mobile The Netherlands B.V en Libertel N.V. blijven aangewezen als
partijen met aanmerkelijke macht op die markt? Hierbij kan gedacht worden aan de mogelijkhe-
den van interconnectie en bijzondere toegang. Kunt u uw verwachtingen toelichten?
9 Heeft u problemen bij het verkrijgen van terminating access, roaming, bijzondere toegang of an-
dere vormen van toegang tot het netwerk van andere netwerkaanbieders? Zo ja, kunt u deze pro-
blemen omschrijven (bijvoorbeeld moeizame onderhandelingen, lange tijdsduur tussen aanvraag
en realisatie, kosten, kwaliteit van dienstverlening etc.)?
10 a. Welke barrières voorziet uw onderneming voor eindgebruikers om van de ene
naar een andere aanbieder van mobiele telefonie (netwerk-operator of serviceprovider) over
te stappen thans en in de nabije toekomst?
b. Voorziet uw onderneming op korte termijn in oplossingen voor deze barrières?
c. In hoeverre bepalen andere partijen dan uzelf (bijvoorbeeld onafhankelijke retailers) deze
overstapbarrières?
d. In welke mate en hoe heeft uw onderneming zelf invloed op overstapbarrières van klanten?
75
Pri jsontwikkel ing11 Voor het volgen van de prijsontwikkeling zijn de volgende belprofielen ontwikkeld:
Profiel Prepaid A
10 minuten; 10 gesprekken (per maand)
Waarvan:
naar eigen mobiel netwerk 2% waarvan 55% piek en 45% dal
naar ander mobiel netwerk 8% waarvan 55% piek en 45% dal
naar vast netwerk 90% waarvan 55% piek en 45% dal
5 SMS berichten
Profiel Prepaid B
30 minuten; 20 gesprekken (per maand)
Waarvan:
naar eigen mobiel netwerk 5% waarvan 50% piek en 50% dal
naar ander mobiel netwerk 15% waarvan 50% piek en 50% dal
naar vast netwerk 80% waarvan 50% piek en 50% dal
10 SMS berichten
Profiel Prepaid C
60 minuten; 30 gesprekken (per maand)
Waarvan:
naar eigen mobiel netwerk 10% waarvan 50% piek en 50% dal
naar ander mobiel netwerk 25% waarvan 50% piek en 50% dal
naar vast netwerk 65% waarvan 50% piek en 50% dal
15 SMS berichten
Profiel Postpaid D
10 minuten; 10 gesprekken (per maand)
Waarvan:
naar eigen mobiel netwerk 5% waarvan 50% piek en 50% dal
naar ander mobiel netwerk 10% waarvan 50% piek en 50% dal
naar vast netwerk 85% waarvan 50% piek en 50% dal
5 SMS berichten
Profiel Postpaid E
100 minuten; 50 gesprekken (per maand)
Waarvan:
naar eigen mobiel netwerk 10% waarvan 60% piek en 40% dal
naar ander mobiel netwerk 20% waarvan 60% piek en 40% dal
naar vast netwerk 70% waarvan 60% piek en 40% dal
10 SMS berichten
Profiel Postpaid F
500 minuten; 250 gesprekken (per maand)
Waarvan:
naar eigen mobiel netwerk 10% waarvan 60% piek en 40% dal
76
naar ander mobiel netwerk 20% waarvan 60% piek en 40% dal
naar vast netwerk 70% waarvan 60% piek en 40% dal
15 SMS berichten
12 a. Wat zijn per belprofiel de totale kosten (abonnement + gesprekskosten, exclu-
sief BTW) per maand die aan de eindgebruiker in rekening worden gebracht in de periode
januari 2000 tot en met maart 2001? (svp invullen in sheet 4 prijsontwikkeling). U dient uit te
gaan van de goedkoopste optie voor de eindgebruiker.
b. Wilt u aangeven welk product (type abonnement/prepaid) u heeft gebruikt bij het vaststellen
van de kosten? (svp invullen in sheet 4 prijsontwikkeling).
Diversen13 Over hoeveel verkooppunten beschikt u en hoe zijn deze verdeeld? (eigen beheer/onafhankelijk).
14 a. In welke mate bent u vrij om de voorwaarden waartegen u diensten van net
werk-operators verkoopt, zelf te bepalen?
b. Waardoor wordt deze ruimte bepaald?
15 a. Hoe hoog is het aantal opzeggingen, per maand, vanaf januari 2000 tot en
met maart 2001 (svp invullen in sheet 5 opzeggingen)?
b. hoe groot is het aantal eindgebruikers dat bij een opzegging het eigen nummer meeneemt,
per maand vanaf januari 2000 tot en met maart 2001 (svp invullen in sheet 5 opzeggingen)?
16 Gelieve deze vraag alleen te beantwoorden wanneer uw onderneming zowel mobiele als vaste
telefonie aanbiedt.
a. In hoeverre kan uw onderneming voordelen realiseren door het aanbieden van een combi-
natie van vaste en mobiele telefonie?
b. Hoeveel klanten nemen momenteel de combinatie van vaste en mobiele telefonie bij u af?
c. Om welke voordelen gaat het hier naar uw oordeel en in welke mate wordt de marktpositie
hierdoor beïnvloed? Indien naar uw oordeel dergelijke voordelen zich niet voordoen, wordt u
verzocht de redenen hiervan weer te geven.
77
Beleidsmat ige aspecten van cont inuer ing aanwijz ingen17 a. Kunt u aangeven waarom de aanwijzingen van KPN Mobile The Netherlands
B.V. en Libertel N.V. als partij met aanmerkelijke macht op de markt voor openbare mobiele
telefonie al dan niet gecontinueerd zouden moeten worden? In uw argumentatie kunt den-
ken aan de volgende aspecten: marktaandeel, aantal concurrenten, concentratie in de
markt, ontwikkeling en omvang van de concurrenten, toe- en uittredingsdrempels, overstap-
drempels voor eindgebruikers, verticale integratie en diversificatie, prijsvorming, omzet
moedermaatschappij, toegang tot eindgebruikers, toegang tot financiële middelen en erva-
ring op de markt.
b. Welke invloed heeft een aanwijzing van een partij met aanmerkelijke macht op de markt
voor openbare mobiele telefonie op uw onderneming c.q. beleid?
18 a. Wat is volgens u de reden dat er geen/weinig diensten worden geboden door
middel van bijzondere toegang op de mobiele netwerken van de aanbieders die aangewe-
zen zijn als aanbieder met aanmerkelijke macht op de mobiele markt?
b. Heeft een continuering van de aanwijzingen van KPN Mobile The Netherlands B.V en Li-
bertel N.V. als partijen met aanmerkelijke macht op de mobiele-telefoniemarkt invloed op
het tot stand komen van diensten door middel van bijzondere toegang? Zo ja, waarom? Zo
nee, waarom niet?
Indien u verdere opmerkingen heeft die relevant kunnen zijn voor het vooronderzoek ter bepaling van
de marktaandelen van de marktpartijen op de markt voor mobiele telefonie zoals omschreven in artikel
6.4., eerste lid, van de Telecommunicatiewet, vernemen wij die graag.
78
VRAGENLIJST POTENTIËLE TOETREDERS TOT DE MARKTVAN MOBIELE TELEFONIE
Naam telecommunicatieaanbieder: ___________________________________
Co nt ac t pe rs oo n
Naam: __________________________________________________
Telefoonnummer: __________________________________________________
Adresgegevens: __________________________________________________
E-mailadres: __________________________________________________
Hieronder worden enkele vragen geformuleerd die wij graag beantwoord zouden zien in het kader van
het onderzoek van OPTA naar de continuering van de aanwijzingen van KPN Mobile The Netherlands
B.V. en Libertel N.V. als partijen met aanmerkelijke marktmacht op de markt van mobiele telefonie. Wij
sturen u deze vragen omdat u bij de aanwijzingsprocedure in eerste instantie betrokken bent geweest
en ook een bijdrage hebt geleverd, dan wel op korte termijn mobiele diensten aan eindgebruikers zult
aanbieden.
1 Beschrijf de toetredingsdrempels die volgens uw onderneming bestaan voor nieuwe aanbieders
op de Nederlandse markt voor openbare mobiele telefonie om diensten aan te bieden tegen con-
currerende voorwaarden. Besteed, zonodig, aandacht aan de typen diensten die uw onderneming
wenst aan te bieden.
2 a. Op welke manier wilt u eventueel toegang verkrijgen tot de eindgebruikers
van mobiele telefonie (technisch en marketingtechnisch)?
b. Welke barrières heeft de eindgebruiker (of zal de eindgebruiker naar verwachting hebben)
om naar u over te stappen?
c. Hoe denkt u om te gaan met deze barrières?
3 Verwacht u dat de toetreding tot de markt voor openbare mobiele telefonie eenvoudiger of moei-
lijker wordt wanneer KPN Mobile The Netherlands B.V. en Libertel N.V. aangewezen blijven als
partijen met aanmerkelijke macht op die markt? Hierbij kan gedacht worden aan de mogelijkhe-
den van interconnectie en bijzondere toegang.
4 In hoeverre kan uw bedrijf, of kunnen concurrenten van uw bedrijf, voordelen realiseren omdat
u/zij (mogelijkerwijs) ook beschikt/beschikken over een netwerk voor vaste telefonie? Gelieve aan
te geven om welke voordelen het hier naar uw oordeel gaat en in welke mate de marktpositie
hierdoor wordt beïnvloed. Indien naar uw oordeel dergelijke voordelen zich niet voordoen, wordt u
verzocht de redenen hiervan weer te geven.
5 a. Kunt u aangeven waarom de aanwijzingen van KPN Mobile The Netherlands
B.V. en Libertel N.V. als partij met aanmerkelijke macht op de markt voor openbare mobiele
telefonie al dan niet gecontinueerd zouden moeten worden? In uw argumentatie kunt den-
ken aan de volgende aspecten: marktaandeel, aantal concurrenten, concentratie in de
markt, ontwikkeling en omvang van de concurrenten, toe- en uittredingsdrempels, overstap-
drempels voor eindgebruikers, verticale integratie en diversificatie, prijsvorming, omzet
79
moedermaatschappij, toegang tot eindgebruikers, toegang tot financiële middelen en erva-
ring op de markt.
b. Welke invloed heeft een aanwijzing van een partij met aanmerkelijke macht op de markt
voor openbare mobiele telefonie op uw onderneming c.q. beleid?