MaX-Methode, Visietekst Versie Mei 2014 (1)

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Geactualiseerde visietekst rond de MAX methode op KA MXM

Citation preview

  • 1

    VISIETEKST Versie: 5-5-2014

    De Max-methode

    Inleiding Onze school ligt in het district Merksem, in het Noordoosten van Antwer-

    pen. MXM is in de omgeving een bekende afkorting van Merxem, de ou-de benaming van wat toen nog een landelijke gemeente was.

    Wij organiseren in de eerste graad een A-stroom en twee klasjes in de B-

    stroom. Vanaf het derde jaar kunnen de leerlingen bij ons terecht in ASO economie, humane wetenschappen, Latijn of wetenschappen of in TSO

    sociale en technische wetenschappen. Een 320-tal leerlingen volgt bij ons de lessen, de meesten zijn afkomstig van Merksem of Antwerpen-Noord.

    Tegenwoordig wordt Merksem gekenmerkt door alle eigenschappen van

    een grootstedelijke context. Het aantal kinderen in de stad neemt snel toe

    en helaas worden ze niet allemaal in gemakkelijke omstandigheden groot. De groeiende diversiteit levert nieuwe uitdagingen en ontwikkelingen op,

    de samenleving en dus ook het onderwijs moeten op zoek naar nieuwe antwoorden. We kunnen toch niet blijven dulden dat de ongekwalificeerde

    uitstroom in Antwerpen een ontstellende 28% bedraagti?

  • 2

    Als we de evolutie in het aantal C-attesten als indicator nemen, constate-

    ren we dat een behoorlijk aantal scholen er niet in slaagt om met de nieuwe realiteit op een kwaliteitsvolle manier om te gaan. Hun slaagcijfers

    gaan schrikbarend achteruit. Een tweede reeks scholen blijft blijkbaar min

    of meer ongevoelig voor de trends die zich in hun stad afspelen. Hun aan-tallen C-attesten blijven ongeveer gelijk, ongeacht of die voorheen laag of

    hoog lagen. Een derde categorie scholen lukt er klaarblijkelijk in om van de gewijzigde context een opportuniteit te maken. Zij hebben meer ge-

    slaagde leerlingen dan enkele jaren voordien het geval was.ii

    C-attesten leiden in de meeste gevallen tot zittenblijven. Uit onderzoek

    blijkt dat het verwachte effect van deze maatregel zwaar overschat wordt, door zowel ouders als leerkrachteniii. In Antwerpen heeft het lokale on-

    derwijsbeleid daarom reeds sinds 2008 besloten om van het tegengaan van zittenblijven een prioriteit te maken. Gesteund door het project Sa-men tot aan de meet gingen een aantal scholen ijverig op zoek naar al-ternatieven. Ook onze school nam deel aan de studiedagen en intervisie-

    momenten. We werden al snel een voortrekkersschool, die als voorbeeld wordt beschouwd voor andere scholen (zie bv. de publicatie over ons mo-del in het Inspiratieboek 2 van Samen tot aan de Meetiv). Wij hadden de

    ambitie om het aantal C-attesten op onze school sterk terug te dringen, evenwel zonder het onderwijsniveau te doen dalen.

    Daarom gingen we als team op zoek naar ideen om op een pedagogisch-

    didactisch verantwoorde manier onze onderwijskundige methodes aan te vullen en te innoveren.

    Aan de opstart van deze innovatie ging een heel proces vooraf van tek-

    sten lezen, cijfers opzoeken, data interpreteren, overleggen, ideen ont-wikkelen, vergaderen, kijken en luisteren. Sommige van die fases gebeur-

    den quasi individueel, andere in vak-, stuur-, en werkgroepen en nog an-dere fases vonden plaats met het hele team.

    Uiteindelijk ontstond er na een goed jaar denken en overleggen omstreeks

    februari 2012 een breed gedragen visie. We gaven de toen nog van elkaar losstaande plannen en initiatieven de verzamelnaam MaX-Methode. In deze naam zit een knipoog naar onze schoolnaam, maar vooral verwijzen we ermee naar iets dat steengoed is: onze school is de max! Niet veel later creerden we de schoolmascotte Max.

  • 3

    We willen trouwens niet pessimistisch klinken over de veranderingen in

    onze context. Naast het feit dat de grootstedelijke ontwikkelingen ons

    voor een aantal nieuwe problemen stelt, zien we ook heel positieve ten-densen. Leerlingen worden mondiger, kunnen als digital natives vlot om met ICT, hebben in de basisschool reeds geleerd om zelfstandig en samen te werken, enz.

    Max staat symbool voor de waarden die wij belangrijk vinden: eigentijds

    onderwijs, maximaal leereffect, hoge verwachtingen, aandacht voor elke individuele leerling, betrokkenheid, teamgeest, ICT-integratie, competen-

    tiegerichte kwaliteit en positief denken. De Max-methode zorgde ervoor dat wij in een vrij hoog tempo evolueer-

    den van een school uit de eerste categorie, naar een school die erin slaagt om het aantal C-attesten terug te dringen zonder aan kwaliteit in te boe-

    ten.

    Om dit te bereiken, hanteren we voortdurend een combinatie van twee

    even belangrijke pijlers: didactiek (eerder preventief en collectief) en leer-zorg (eerder remedirend en gendividualiseerd). De grootste gemene de-

    ler in al onze acties is het zoeken naar effectieve methodes om meer leer-lingen over de meet te krijgen. De processen die we beschrijven worden geregeld gevalueerd en bijge-

    stuurd. Hierdoor veroudert deze visietekst snel. Op vraag kunnen we de genteresseerde lezer een eerdere versie van deze tekst bezorgen, waarin

    een chronologisch overzicht gegeven wordt van de stappen die we ter voorbereiding hebben gezet. Anderen die het onderwijs van binnenuit wil-

    len vernieuwen, kunnen hierin een inspiratiebron en een beknopte hand-leiding vinden voor een innovatief veranderingstraject. Naast deze visie-

    tekst leidde het ontwikkelingsproces ook tot de volgende producten, waarvan er vele steeds in evolutie zijn: beginsituatieanalyse; project-

    omschrijving; SMART uitgeschreven doelstellingen; invulling pedagogische

    studiedagen; professionaliseringstraject; didactische modellen per graad; infosessies voor verschillende doelgroepen; kenniscentrum; kwaliteits-

    zorgactieplannen; vernieuwde vakgroepwerking; vernieuwd evaluatiebe-leid; transfers didactische principes (GIPS, SCL,) naar andere lessen; toenemende betrokkenheid ouders; alternatieve invulling stageactiviteiten

  • 4

    aspirant-leerkrachten,

    Wederzijdse engagementen: de basisvisie Wat wij als school van onze leerlingen verwachten, kan samengevat wor-den als interesse, inzet en betrokkenheid. Deze elementen uiten zich on-

    dermeer in de manier waarop een leerling zich gedraagt op school en in de omgeving ervan. We verwachten dat hij of zij thuis de nodige inspan-

    ningen levert om de leerstof voor te bereiden en in te oefenen.

    Onze leerlingen mogen van ons ook iets terug verwachten, namelijk dat wij de nodige inspanningen zullen leveren om hen zo ver mogelijk te krij-

    gen. We willen samen tot aan de meet, maar zijn er ons van bewust dat

    die meet zich niet voor iedereen op dezelfde plaats bevindt.

    Dat wederzijds engagement is een verbintenis met wederkerige rechten

    en plichten. Wij hebben er bijvoorbeeld geen probleem mee om een leer-ling in te schrijven die een taalachterstand, een leerstoornis of een grillig

    schooltraject heeft, maar we verwachten dan wel dat hij bereid is extra inspanningen te leveren om die situatie zo goed mogelijk te verhelpen.

    Anderzijds mag deze leerling van ons verwachten dat we hem daarin daadwerkelijk ondersteunen en dat wij indien nodig onze manier van les-

    geven (niet de inhoud of de doelstellingen!) en onze ondersteuningsinitia-tieven aanpassen om zijn slaagkansen te vergroten. Voor een behoorlijk

    aantal leerlingen loopt er een gendividualiseerd traject-op-maat.

    Het besef dat de gemiddelde leerling niet bestaat en dat er bijgevolg steeds meer nood is aan individuele leerbegeleiding neemt gestaag toe. Leren is een proces dat niet strak lineair verloopt. Het volgt veeleer een

    grillig patroon waarbij grote sprongen zich kunnen afwisselen met perio-des van trage groei. Dat geldt zeker niet alleen voor leerlingen met een

    bepaalde leerachterstand. Ook jongeren met een ontwikkelingsvoorsprong (bv. door hoogbegaafdheid of een voortraject in een andere studierich-

    ting) hebben natuurlijk recht op een traject op maat. Het leervermogen van leerlingen is bovendien sterk afhankelijk van sociale factoren. Wie

    zich thuis of op school om een of andere reden niet goed voelt, zal wellicht minder goede prestaties leveren. Zowel ons zorgbeleid als onze leerbege-

    leiding worden daarom handelingsgericht ingevuld. Doorgaans is de bege-leidende klassenraad de regisseur van alles wat er ondernomen wordt. Waar nodig wordt de begeleiding van een leerling dus gendividualiseerd.

    We voelden al snel aan dat we naast deze handelingsgerichte zorgaanpak

    ook collectieve maatregelen konden en moesten nemen om ons onderwijs hedendaagser en effectiever te maken. Het leereffect van onze lessen

    vergroten, zodat lle leerlingen er beter van worden, werd het uitgangs-punt. Vandaar de grote nadruk op didactiek. Door op een goede manier

    les te geven, werken we immers preventief. Daarbij staat uiteraard de

  • 5

    leerling centraal, maar stellen we even duidelijk dat de leerkracht ertoe

    doet. Elk zorginitiatief heeft als uiteindelijk doel de leerling zo snel als mogelijk opnieuw het normale traject te laten volgen.

    We verdiepten ons in een aantal wetenschappelijke bevindingen over ef-fectief lesgevenv en deden inspiratie op bij binnen- en buitenlandse voor-

    beelden. We kwamen tot het besluit dat een combinatie van coperatief, taalgericht en competentiebevorderend onderwijs de weg was die we wil-

    len bewandelen in de toekomst. De onderliggende principes (contextrijk onderwijs, authentiek lesmateriaal, activerende werkvormen, gerichte in-

    zet van ICT,) zijn onze wegwijzers.

    Door ons doelbewust te blijven richten op een flexibele combinatie van

    een preventieve en een remedirende manier van werken, bereiken we met al onze leerlingen een sterker resultaat. Een leerling met een (voorlo-

    pig nog) geringe taalvaardigheid in het Nederlands en een hoogbegaafde leerling met zowel een wiskundige als een taalkundige ontwikkelingsvoor-

    sprong kunnen in dezelfde klas, met quasi hetzelfde lessenrooster, allebei

    een maximale leerwinst bereiken.

    Wij zijn ervan overtuigd dat het gelijke-kansenbeleidvi gentegreerd vorm kreeg via onze aanpak.

    De eerste pijler: een versterking van de didactiek We introduceerden de didactische vernieuwingen van de Max-methode op maat van de graad. Op die manier proberen we zo goed mogelijk aan te sluiten bij de leeftijdsgroep en interesses van de leerlingen. In alle deel-

    projecten geven we ICT een belangrijke ondersteunende rol. Er zijn op school voldoende notebooks, tablets en pcs ter beschikking, zodat de leerkrachten en leerlingen hiervan vlot gebruik kunnen maken als dat past in hun lessen of activiteiten.

    We besteden steeds veel aandacht aan het aspect duurzaamheid. Zowel wat het leereffect betreft, als op vlak van milieu vinden wij dat een be-

    langrijk en toekomstgericht perspectief. Er zijn mooie combinaties moge-

    lijk, bv. in onze tuinprojecten. De Hortus Romanus werd ontworpen in het kader van de onderzoekscompetenties van ASO Latijn. Het gaat om een

    betrouwbare interpretatie van een klassieke Romeinse villatuin. De biotuin met vijver en insectenhotel wordt vooral gebruikt en onderhouden door de

    leerlingen van de optie natuurwetenschappen in de eerste graad. De stadmoestuin hebben we uitbesteed aan enkele buurtbewoners, die hier-in biologische groenten en kruiden kweken. Alle leerlingen van onze cam-pus kunnen geregeld gaan kijken en proeven.

  • 6

    De Hortus Romanus

    De biotuin De stadsmoestuin

    Eerste graad: de Max-morgen

    In de eerste graad knopen we aan bij kennis en vaardigheden die de leer-lingen reeds ontwikkelden in de basisschool. In vele basisscholen wordt

    activerend gewerkt en worden de leerlingen getraind in het gaandeweg zelfstandiger uitvoeren van taken en opdrachten. Het zou jammer zijn om

    deze opgebouwde competenties verloren te laten gaan door de leerlingen te degraderen tot passieve toehoorders.

    Een positief neveneffect hiervan is trouwens dat ook de mentale kloof tus-sen het basis- en het secundair onderwijs een stuk kleiner wordt. Ook dat

    werkt kansenbevorderend, want voor een behoorlijk aantal leerlingen ging dit belangrijke scharniermoment gepaard met stress en onzekerheid, on-

    getwijfeld remmende factoren voor hun leerproces.

    Zowel in de A-stroom als in de B-stroom organiseren we de Max-morgen, a rato van n halve dag per week. Het gaat om een wekelijks weerke-

    rend lesblok van 4 lesuren, op woensdagvoormiddag. Om tegen te gaan dat de leerlingen de vakken in het secundair te veel als losstaande onder-

    delen zouden beschouwen, belichten we een bepaald thema telkens vanuit verschillende invalshoeken, gekoppeld aan vakdomeinen. Maandelijks

    start een nieuw thema. Voorbeelden zijn: reizen, ruimte, verschillen, mili-eu, magie, mode, film, vervoer, sport, In de A-stroom wordt het gekozen thema de eerste week taalkundig en

    cultureel belicht, door de leerkracht Nederlands. Deze leerkracht bereikt heel wat leerplandoelen door de leerlingen actief aan het werk te zetten

    met bijvoorbeeld teksten en filmfragmenten over het thema. De volgende sessie wordt artistiek ingevuld, door de leerkracht plastische opvoeding.

  • 7

    Gewoonlijk vertrekken de leerlingen vanuit een creatief idee, om via een

    voorstudie tot een driedimensionaal eindproduct te komen. Tijdens de derde week bouwt de leerkracht natuurwetenschappen de wetenschappe-

    lijke invalshoek uit. In een vierde voormiddag wordt vanuit een technisch-

    technologische visie gewerkt aan alweer hetzelfde thema.

    In de B-stroom werken we op een gelijkaardige manier, maar daar wordt

    afgewisseld tussen de vakken wiskunde, maatschappelijke vorming en na-tuurwetenschappen.

    In de toekomst willen we nog duidelijker de samenhang tussen de ver-

    schillende vakken benadrukken, door de leerlingen bijvoorbeeld wekelijks te laten werken aan een themabundeltje, een Max-toonmoment, een Max-

    hoekje in de inkomhal, Op die manier wordt het ook eenvoudiger om de gekozen themas aandacht te geven in de vakken die niet rechtstreeks be-trokken zijn.

    De methodiek tijdens de Max-morgen is die van het structureel copera-tief leren (SCL)vii, waarbij leerlingen wisselende rollen krijgen en werken

    volgens de GIPS-principesviii. De betrokken leerkrachten worden professi-oneel getraind om dit op een doeltreffende manier te coachen.

    Door tijdens elk project structureel coperatief samen te werken, ontwik-kelen de leerlingen een aantal sleutelcompetenties die ze in andere vak-

    ken en in de volgende graden (en in het vervolgonderwijs en op de ar-beidsmarkt) goed zullen kunnen gebruiken. Leren doordachte keuzes ma-

    ken, samenwerken, opzoeken, samenvatten, verslagen maken, presente-ren, zichzelf evalueren, zijn hiervan voorbeelden. Specifiek voor onze leerlingen van het beroepsvoorbereidend leerjaar or-

    ganiseren we een Max-blok rond onderwijsloopbaanbegeleiding (OLB). Wij

    hebben op onze school geen BSO-richtingen, dus vertrekken deze leer-lingen op het einde van ons tweede jaar. Om hen zo goed mogelijk te hel-

    pen in het vinden van de juiste studiekeuze en school, hebben we voor hen binnen een Max-blok rond OLB ontwikkeld. En uur van de vakken

    Nederlands, handel, voeding en verzorging wordt aangeboden op een vas-te voormiddag, die wordt ingevuld met elementen van zelfconceptverhel-

    dering (waar ben ik goed in?), horizonverruiming (wat bestaat er alle-maal?) en keuzestrategie (hoe maak ik goede keuzes?). In dit wekleijks

    lesblok wordt gestart vanuit talentverkenning om uiteindelijk, na bv. een snuffelstage te komen tot een inschrijving in de school naar keuze.

    Tweede graad: de Max-momenten en de Max-middagen

    Oorspronkelijk was de uitwerking in de tweede graad niet aan vaste tijd-stippen gebonden. Aan alle leerkrachten werd gevraagd om binnen hun

    lessen flexibel op zoek gaan naar geschikte momenten waarop ze, even-tueel gebruik makend van ICT-toepassingen, de leerlingen actief bij de

    leerstof konden betrekken.

  • 8

    Na een jaar experimenteren bleek dat een aanpak met meer vaste struc-

    turen, zoals we die toen al in de eerste en derde graad hanteerden, suc-cesvoller was.

    We introduceerden daarom de Max-blokken. Dat zijn lessen die door een rotatiesysteem te gebruiken meerdere uren achter elkaar kunnen worden

    gegeven. In de tweede graad ASO gaat het bijvoorbeeld om Nederlands, Engels en Frans. Deze vakken worden om de drie weken in een lesblok

    van 3 uren georganiseerd. Dit geeft leerkrachten en leerlingen de kans om op een activerende en contextrijke manier te werken. Een vergelijkbaar

    systeem hanteren we in de tweede graad TSO, maar dan met de vakken fysica, chemie en plastische opvoeding.

    Vanaf schooljaar 2014-15 komen er bovendien bijkomende opties in de tweede graad ASO. Het systeem van 3 lesuren complementaire activitei-ten schaffen we af en vervangen we door een flexibeler invulling. De leer-lingen zullen twee keer per jaar (dus 4 keer in de tweede graad) een keu-ze moeten maken voor een bepaalde Max-middag. Tijdens zo een Max-

    middag zal de leerkracht twee lesuren invullen met de leerlingen, het an-

    dere uur zal bestaan uit begeleid zelfstandig leren, waarbij de leerlingen opdrachten krijgen op basis van de gekozen invulling.

    Minstens n van de Max-middagen per schooljaar zal het moeten gaan om een competentiegerichte invulling, die het keuzeproces op het schar-

    niermoment van 2de en 3de graad voorbereidt (extra actualiteit, Engels, Frans, techniek, wetenschappen of wiskunde). De andere mag door de

    leerlingen ingevuld worden met een andere competentiegerichte leeracti-viteit uit de lijst, maar ze mogen ook opteren voor een eerder talentge-

    richt alternatief (culinair, cultuur, expressie, handwerk of sport).

    Derde graad: de Max-modules Naar het voorbeeld van de Max-blokken in de tweede graad kwam er in de

    3de graad TSO een lesblok dat afwisselend PO, MO en toegepaste econo-

    mie aanbiedt aan de voor de gelegenheid samengestelde graadklas.

    Spectaculairder was echter de invoering van de Max-modules. In de derde graad weten de meeste leerlingen stilaan welke richting ze uit willen. Ze

    hebben dan een bewuste keuze gemaakt tussen de onderwijsvormen en studierichtingen. Ze krijgen les van vakspecialisten, die de algemene ken-

    nis van hun leerlingen verder verbreden en de specifieke vakkennis een heel stuk verdiepen. Vanuit een gedeelde passie voor het vak kunnen

    leerlingen en leerkrachten samen op ontdekkingstocht gaan: wat willen we samen bereiken, hoe pakken we dat aan, met wie kunnen we samen-

    werken, waar vinden we geschikte informatie,? Dat zijn voorbeelden van vragen die zeker aan bod komen.

    Het uiteindelijke doel van ons concept is op het einde van de derde graad

  • 9

    autonome leerders af te leveren, die hun eigen leerproces is het hoger onderwijs en in het verdere leven zelfsturend in handen kunnen nemen.

    We bieden al onze leerlingen van de derde graad daarom Max-modules

    aan. Een Max-module is een activiteitenblok van 3 lesuren per week, voor alle leerlingen van de derde graad op hetzelfde moment (elke vrijdagna-

    middag). De module bedrijfsbeheer wordt gespreid over twee schooljaren, alle andere duren n schooljaar. Het is niet de bedoeling dat leerlingen in

    de loop van het jaar van module veranderen of dat ze twee jaar na elkaar dezelfde module volgen.

    De leerlingen van zowel het vijfde als van het zesde leerjaar en van zowel TSO als ASO kiezen volledig vrij uit het pakket modules dat hen gezamen-

    lijk wordt aangeboden. Op die manier werken we aan een rele integratie van ASO en TSOix.

    Doordat de leerlingen hun passie vrij mogen kiezen, wordt het mogelijk

    dat in dezelfde groep leerlingen die hun leerstofpakket willen verdiepen, samen zitten met leerlingen die kiezen voor een verbreding van hun curri-

    culum. Elke module past in een leerlijn of bouwt er zelf een op. De inte-

    gratie van OC (onderzoekscompetenties, ASO) of GIP (gentegreerde eindproef, TSO) wordt nagestreefd waar mogelijk.

    De inhoud van de modules is niet aan beperkingen gebonden, wel aan

    krijtlijnen waarbinnen gewerkt moet worden. Hypothetisch zouden dus bijvoorbeeld modules elektriciteit, atletiek, kunnen worden aangeboden, zolang die maar beantwoorden aan de algemene visie. Voorlopig beperken we ons echter tot modules die door de eigen leerkrachten kunnen worden

    gegeven. De leerlingenx krijgen jaarlijks de kans om hun eerste, tweede en derde keuze te bepalen en ze mochten ook zelf suggesties doen. Op

    basis van hun inbreng en van de gewenste groepsgrootte (minimum 5, maximum 12 deelnemers) wordt beslist welke modules we het volgende

    schooljaar organiseren. In schooljaar 2012-13 waren dat: bedrijfsbeheer (mini-onderneming), beeldtaal, cultuur, Duits, ICT, sociale stage, Spaans en wetenschappen.

    In 2013-14 ging het om: bedrijfsbeheer (studentenbedrijf), cultuur, de culinaire max, Duits, ICT, Italiaans, Spaans en wetenschappen.

    Voor 2014-15 kozen de leerlingen voor: bedrijfsbeheer (mini-onderneming), beeldtaal, de culinaire max, Duits, English Culture, ICT, op

    wereldreis in Antwerpen en wetenschappen.

    Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van externe expertise: de leer-

    krachten zoeken naar samenwerkingsverbanden met gastsprekers, bedrij-ven of het hoger onderwijs.

  • 10

    Wat didactiek betreft, hanteren we voor de MaX-modules deze richtlijnen:

    De doelen van de (deel-)module worden duidelijk gexpliciteerd; Deze doelen bevatten ook talige doelen en ook die worden vooraf

    bekend gemaakt;

    Alle doelen worden zoveel mogelijk in samenspraak met de leer-lingen opgesteld;

    De context is zo realistisch mogelijk; De context sluit aan bij de (impliciete) voorkennis van de leerlingen,

    activeert deze voorkennis en bouwt hierop voort, gebruik makend van de interne diversiteit in de groep;

    Er wordt een krachtige leeromgeving gecreerd, die veilig is (leer-lingen mogen fouten maken!) en inspirerend (aanschouwelijk, uit-dagend,);

    ICT is een belangrijk ondersteunend middel, er wordt geregeld ge-

    werkt met het BYODxi-principe en de school investeerde in mogelijk-heden om ICT eenvoudig beschikbaar te maken voor de leerlingen;

    De leerlingen werken coperatief en volgens het expeditiemodel; Leerkracht en leerlingen hanteren voortdurend het OVURxii-principe;

    De leerkracht geeft steeds voldoende denktijd en doet geregeld aan begripscontrole;

    Over de leerinhouden wordt geregeld gesproken en geschreven door

    de leerlingen; Ter ondersteuning biedt de leerkracht schrijf- en spreekkaders aan

    (en ook hierin zit een leerlijn van meer naar minder structurele on-dersteuning).

    De evaluatie gebeurt permanent en is eerder op het proces dan op het

    product gericht, al is het product natuurlijk ook belangrijk als kwaliteitsin-dicator.

    Wat de procesevaluatie betreft, besteden we aandacht aan het individuele

    leren (vorderingen, attitude, motivatie, zelfsturing,), maar ook aan het collectieve leren (samenwerken, gezamenlijke verantwoordelijkheid op-

    nemen, deadlines respecteren,). De productevaluatie gebeurt op basis van papers, mindmaps, toonmomenten, werkstukken, samenvattingen, presentaties enzovoort, zeker niet door middel van examens.

    Er wordt gewerkt met transparante beoordelingscriteria op het vlak van

    zowel kennis, vaardigheden als attitudes. De leerlingen leren zichzelf en

    elkaar te beoordelen op basis van criteriumlijsten.

    Via toonmomenten kunnen ook anderen betrokken worden bij de module: ouders, andere leerlingen, andere leerkrachten, basisscholen, de buurt en

    de pers ontvangen geregeld een uitnodiging.

    Het doel van de Max-modules is een maatschappelijke meerwaarde te creren. De leerling wordt beoordeeld op proces en op product, maar het

  • 11

    resultaat kan nooit in zijn nadeel spelen. Al dan niet slagen voor een mo-

    dule heeft geen effect op de eindbeslissing van de delibererende klassen-raad. Wie slaagt, krijgt als beloning een document waarin wordt verklaard

    wat de leerling bewezen heeft, bovenop zijn attest of diplomaxiii. Voor de

    economisch georinteerde module is dit een officieel attest, op basis van de zogenaamde checklist bedrijfsbeheer. Voor de andere modules ont-wikkelen we zelf een document, dat beschrijft welke competenties door de leerling verworven werden. Echt interessant wordt het voor de leerlingen

    wanneer ze dit certificaat later kunnen inzetten in EVC-proceduresxiv of bij sollicitaties.

    Voor alle didactische ingrepen geldt dat we erop rekenen dat ze hun weg

    vinden naar de dagelijkse klaspraktijk, ook in lessen en bij leerkrachten die niet rechtstreeks betrokken zijn bij de Max-methode.

    De tweede pijler: een handelingsgericht zorg- en leerbeleid Tegelijk met de voorbereidingen voor en de opstart van de Max-methode

    als didactische innovatie, namen we bijkomende initiatieven die de rand-voorwaarden verbeterden. Het hoofddoel blijft altijd om alle leerlingen

    voldoende uitdaging en steun te bieden, waardoor hun kans op slagen ge-garandeerd wordt, of verhoogt. Hoe activerend de lessen ook gegeven

    worden, in een aantal gevallen volstaat dat niet. Door bepaalde initiatie-ven buiten de normale lessen aan te bieden, geven we de leerlingen het

    signaal dat we van hen minstens tijdelijk- extra inspanningen verwach-ten. Tegelijkertijd kan het tempo in de lessen hoog blijven, waardoor ook

    de sterke leerlingen zich niet gaan vervelen. Voor de leerlingen die nog

    meer uitdaging nodig hebben, bieden we individuele oplossingen. De tra-jecten-op-maat zijn dus niet enkel bedoeld voor de zogenaamd zwakke-re leerlingen, maar hebben vooral als doel het onderwijs in zekere mate te individualiseren zonder dat dit een buitensporige inzet van geld of tijd

    vergt.

    Alle onderstaande initiatieven hebben als doel de leerlingen te helpen, niet

    om ze te straffen. Het is steeds de bedoeling de leerlingen zo snel moge-lijk volledig te (re-)integreren in de klas. Waar mogelijk zetten we ICT-

    middelen in om dit proces te versnellen en te individualiseren.

    Wij geloven sterk in de hefboomwerking van onderwijs. We willen ons niet neerleggen bij mechanismen die sociale ongelijkheden bestendigen of

    zelfs vergrotenxv. Vanuit ons pedagogisch project nemen we de opdracht om leerlingen te laten opklimmen op de sociale ladder, bijzonder ernstig.

    We bieden daarom bewust kansrijke omgevingen voor iedereen en kiezen

    er voor om al onze acties een positieve naam te geven.

    Voor onze eerstejaars

  • 12

    Sommige eerstejaars ondervinden meer dan anderen moeilijkheden met

    de overstap van basis- naar secundair onderwijs. Voor hen organiseren we een tijdlang de huiswerkklas. Onder begeleiding van een ervaren leer-

    begeleidster leren ze hun werk efficint te plannen, krijgen ze wat extra

    uitleg en wordt er tijd en ruimte gecreerd om te praten over hun school-ervaringen.

    Om de taalvaardigheid van onze leerlingen grondig te analyseren, te mo-

    nitoren en te verbeteren, werken wij al sinds september 2012 met het pakket Diataal. Dat gaf ons lang voor de wettelijke verplichting om dit te doen- de mogelijkheid om een wetenschappelijk verantwoorde nulme-ting uit te voeren waarop we ons verder kunnen baseren om de realisatie

    van onze talige doelstellingen te meten. Het pakket Diaplus stelt indivi-duele remediringsoefeningen voor per leerling, waardoor we hun taal-

    vaardigheid ook effectief verhogen. De resultaten zijn heel positief, in die mate zelfs dat bijna de hele achterstand bij aanvang van het secundair

    onderwijs kan worden weggewerkt in de loop van n schooljaar. Onder-staande tabel toont dit aan (de cijfers tussen haakjes verwijzen naar het

    verschil met de normaal verwachte score op dat ogenblik):

    # Lln Diataal score

    Okt. 2012

    Diataal

    Score

    Febr.2013

    Diataal Score

    Okt.

    2013

    Diataal

    Score

    Febr.

    2014

    Progressie

    Wel in

    Plusklas 26 lln

    44

    (12)

    50

    (10)

    58

    (8)

    64

    (6) +20

    Niet in

    Plusklas 39 lln

    55

    (1)

    59

    (1)

    64

    (2)

    69

    (1) +14

    Voor onze leerlingen van het eerste leerjaar A die moeilijkheden ondervin-

    den met het aanvangsniveau voor Nederlands, Frans en/of wiskundexvi, organiseren we Plusklassen. Dit zijn lessen die wekelijks worden gege-

    ven tijdens het 8ste lesuur. Twee dagen per week gaat het om wiskunde-lessen (basisbewerkingen, vraagstukken, formules), de andere twee da-

    gen staat er Nederlands (schooltaal, spelling, grammatica, Diaplus) op het

    programma. We overwegen de mogelijkheid om deze plusklassen ook proactief open te stellen voor leerlingen van het zesde leerjaar basison-

    derwijs, die op die manier meer kans maken op een succesvolle aanslui-ting bij het secundair onderwijs. We organiseren ook Plusklassen Frans,

    maar dat gebeurt niet op een vast moment in de week. De leerbegeleiders

  • 13

    maken hiervoor persoonlijke afspraken met de leerlingen. Leerlingen vol-

    gen de plusklassen tot het opgelost is. Het is in principe de klassenraad die beslist over de termijn. Naarmate het schooljaar vordert, zetten we de

    plusklassen ook strategisch in om aan examenvoorbereiding te doen.

    Voor een beperkte groep leerlingen, van wie de slaagkans aan het eind

    van het tweede trimester erg beperkt lijkt, richten we een STAM-klas in. STAM staat voor Samen tot aan de Meet. Daarmee verwijzen we naar het gelijknamige boek dat pleit voor alternatieven voor het zittenblijven. We contacteren zowel bij aanvang van de STAM-klas (begin mei) als bij de

    start van de examens (begin juni) telefonisch de ouders van de STAM-leerlingen en stellen een engagementscontract op met als partijen de ou-

    ders, de school en de leerling. We bouwen een traject op maat waarbij vooral de probleemvakken en/of de studiemethodiek aandacht krijgen.

    Het programma loopt gedurende 6 weken voor het eindexamen, inclusief de examenvoorbereiding. We investeren hiervoor 12 tot 22 uur per leer-

    ling, collectief waar het kan, individueel waar het moet. Deze al bij al be-perkte tijdsinvesteringen brengen een sterk positief effect teweeg, zoals

    blijkt uit onderstaande cijfergegevens.

    # leerlingen A-attest eind schooljaar

    X

    A-attest in schooljaar

    x+1

    11-12 13 lln 11 10

    12-13 7 lln 6 ?

    13-14 8 lln ? ?

    Voor alle leerlingen die in aanmerking komen

    In de i-klas (met de I van inhalen en inspanningen) verzamelen we de leerlingen op een moment dat hun klas geen les heeft- die vakgebonden remediring nodig hebben. De leerlingenbegeleider is aanwezig in het lo-kaal, maar geeft geen uitleg of bijles. De gendividualiseerde taken wor-

    den opgegeven door de betrokken vakleerkracht, de leerlingen moeten ze

    zelfstandig uitvoeren. Op het einde van elke sessie worden de taken inge-leverd en door de leerlingenbegeleidster aan de betrokken leerkracht

    overhandigd. Ze worden door deze leerkracht verbeterd en de leerlingen krijgen hierover feedback n nieuwe oefeningen. Deze i-klas wordt een

    tiental keer per week georganiseerd, waardoor leerlingen van alle graden en voor alle mogelijke vakkenindien nodig- wekelijks drie tot vier uur ex-tra ondersteuning kunnen krijgen. Leerlingen volgen zo lang de i-klas tot het opgelost is. Het is in principe de klassenraad die beslist over de ter-

  • 14

    mijn. De ouders worden genformeerd via het rapport en het oudercon-

    tact. De i-klas wordt ook ingezet als deliberatiemaatregel: ondanks een tekort

    voor een bepaald vak, kan de leerling overgaan naar het volgende leer-

    jaar, mits hij zijn achterstand via de i-klas inhaalt gedurende het eerste trimester van het volgende schooljaar.

    Naarmate het schooljaar vordert, zetten we de i-klas soms ook strategisch in om aan de verbetering van de studie-attitude te werken.

    Vakantietaken geven we zo goed als niet meer tijdens de zomervakan-

    tie, maar wel tijdens de andere schoolvakanties doorheen het schooljaar. Het doel hiervan is de essentile leerstof nog eens te doen inoefenen. Als

    de leerling de taak goed uitvoert, bestaat de mogelijkheid om de punten voor dagelijks werk van de voorafgaande periode met terugwerkende

    kracht te verhogen.

    Uitzonderlijk vullen we de leerbegeleiding van een jongere nog individue-ler in. We spreken dan van een ILT, individueel leertraject. Het gaat

    dan bijvoorbeeld om specifieke STICORDI-maatregelen, uitbreidingsleer-stof voor hoogbegaafde leerlingen, het uitstellen van een deliberatiebeslis-

    sing tot aan het einde van de graad, maatregelen voor anderstalige nieuwkomers die de onderwijstaal nog onvoldoende beheersen, aangepast

    curriculum voor zittenblijvers of leerlingen die van studierichting verande-ren, enz.

    Al de bovenstaande initiatieven worden geregisseerd door de klassen-raad. De concrete afspraken worden vastgelegd in een handelingsplan,

    dat wordt opgenomen in het leerlingenvolgsysteem.

    De vaststellingen zijn zeer positief. We merken dat deze structurele aan-

    pak georganiseerd op verschillende niveaus- zijn vruchten afwerpt. De meeste leerlingen doen het beter door de opdrachten en de steun die ze

    krijgen. In meer dan de helft van de gevallen is deze ondersteuning slechts voor een beperkte periode nodig en kunnen de leerlingen nadien

    op eigen benen verder.

    Communicatie en professionalisering De interesse van externen groeit, in het ruime onderwijsveld, en meer en meer ook bij niet-onderwijspartners. Ook nu de MaX-Methode al meerdere

  • 15

    schooljaren daadwerkelijk toegepast is geworden, besteden we nog ruime

    aandacht aan het informeren van niet rechtstreeks betrokkenen: kandi-daat-leerlingen en hun ouders, maar ook heel wat genteresseerden in het

    onderwijs en in de lerarenopleidingen. Als voortrekkersschool binnen het

    Antwerpse project Samen tot aan de Meet, nemen we actief deel aan in-spiratiesessies en intervisies.

    Leerkrachten uit verschillende vakgroepen volg(d)en nascholingen inzake competentiegericht leren en evalueren en ICT-toepassingen.

    Sinds april 2012 begeleidt een externe organisatiexvii een langlopend be-

    geleidingstraject met actieve werksessies over het gebruik van copera-tieve werkvormen binnen de context van de MaX-Methode.

    Sinds de opstart in september 2012 bleven we voortdurend op zoek gaan

    naar manieren om het leerkrachtenteam verder te professionaliseren in-zake coperatief leren. De pedagogische studiedag van november 2012,

    die we samen met de basisschool op onze campus uitwerkten, focuste op samenwerken, evalueren en motiveren. In februari 2013 verzamelden we

    met ons team in Digipolis Antwerpen om er de themas evalueren en ICT-toepassingen grondig uit te diepen. In februari 2014 focusten we op

    breinvriendelijk leren in een creativiteitssessie met Dirk De Boe van Edu-shock.

    We bouwen ondertussen permanent verder aan een kenniscentrum (zowel

    digitaal als op papier) binnen de school, met naslagwerken en concrete tips inzake taalgericht vakonderwijs, ICT-gebruik, coperatieve werkvor-

    men en competentiegericht lesgeven en evalueren. Wanneer in de toekomst ons onderwijs verder zal evolueren (hervorming

    secundair onderwijs, M-decreet, Europese sleutelcompetenties), menen

    wij hierop beter voorbereid te zijn dan de doorsneeschool.

    Kwaliteitszorg Alle bovenstaande elementen, inclusief het nascholings- en professionali-seringsbeleid, zijn volledig in overeenstemming met het grotere geheel

    van ons kwaliteitsactieplanxviii, dat sinds februari 2011 de leidraad vormt van het schoolbeleid. In 2012 startte een nieuwe kwaliteitscyclus op,

    waarin de MaX-Methode uitdrukkelijk formeel werd opgenomen.

    Helemaal in lijn met het PDCA-denkenxix, voorzien we geregeld intervisie- en evaluatiesessies waarin de betrokken leerkrachten hun ervaringen met

    elkaar kunnen delen. Dat leidde al tot bijsturingen hier en daar en zal ook in de toekomst zorgen voor optimalisaties. Tegelijk wordt uiteraard veel

    aandacht besteed aan de borging van alles wat goed werkt.

  • 16

    Enkele malen per schooljaar vult de projectcordinator meetsjablonen in om de stand van zaken en de resultaten formeel in kaart te brengen en

    eventuele verbetertrajecten voor te stellen.

    De aquariumschool We delen onze expertise en ervaringen graag met andere genteresseer-den. We beschouwen onszelf als een soort aquarium: wie wilt komen kij-

    ken, is welkom, zolang de visjes niet gestoord worden.

    Wie een kijkje wilt komen nemen, maakt best een afspraak via:

    [email protected].

    Verwijzingen i Van Landeghem, G., De Fraine, B., Gielen, S. & Van Damme, J. (2013). Vroege schoolverlaters in Vlaanderen in 2010. Indeling volgens locatie,

    opleidingsniveau van de moeder en moedertaal. Leuven: Steunpunt SSL (rapport nr. SSL/2013.05/1.2.0).

    ii Deze cijfers zijn gebaseerd op ongepubliceerd onderzoek van Eric Boels.

    Hij vergeleek het aantal C-attesten van 47 Antwerpse scholen en de evo-lutie hierin tussen juni 2003 en juni 2009.

    iii Zie ondermeer: Samen tot aan de meet. Alternatieven voor zittenblij-ven. G. Juchtmans, B. Belfi, B. De Fraine, M. Goos, H. Kniprath, A. Van-

    denbroucke, B. Verbeeck (Red.) iv Bovendien werd de tekst over de Max-methode, die in het boek ver-

    scheen, geselecteerd om als voorbeeld van good practice te dienen voor

    buitenlandse bezoekers die komen kennismaken met het Antwerpse on-derwijs. Daartoe werd de tekst in het Engels vertaald. The Max-Method. An Approach made to measure the Stage.

    Roel Buisseret

    directeur [email protected]

    Eddy Marchand

    projectcordinator [email protected]

  • 17

    v Zie onder meer: De Corte, E. Zelfregulerend leren dankzij krachtige

    leeromgevingen.; De Maeyer, S. e.a. Een onderzoek naar de effecten van schoolkenmerken op de prestaties en het welbevinden op school van tso-

    en bso-leerlingen.; Franck, E. & Huybrechts, J. Samen tot aan de meet. Inspiratieboek 2.; Hajer, M. & Meestringa, T. Handboek taalgericht vakon-

    derwijs.; Hattie, J. Leren zichtbaar maken.; Marzano, R. Wat werkt in de klas?; Marzano, R. Wat werkt op school?; Vanhoof, J & Van Petegem, P.

    Pei/ijlen naar succesvol schoolbeleid.; Vanhoof, J. e.a. Leerbereidheid van leerlingen aanwakkeren.; Verbeeck, B. (red.) Samen tot aan de meet. Al-

    ternatieven voor zittenblijven. vi Ons GOK-plan richt zich op: preventie en remediring van leer- en ont-

    wikkelingsstoornissen, taalvaardigheidsbevorderend onderwijs en socio-emotionele ontwikkeling en begeleiding.

    vii Zie: Coperatieve leerstrategien. Research, principes en de praktische

    uitwerking. Uitgeverij Bazalt. viii Zie: Coperatieve leerstrategien. Research, principes en de praktische

    uitwerking. Uitgeverij Bazalt. ix Daarin was onze school overigens al voor de invoering van de Max-

    methode een pionier, doordat wij in 2011 een mini-onderneming opricht-

    ten waarin de richtingen ASO economie en TSO sociale en technische we-tenschappen reeds zonder enig onderscheid samenwerkten.

    x Op het ogenblik van dat keuzeproces gaat het om de 4de- en 5de-jaars van alle ASO- en TSO-klassen.

    xi BYOD: Bring your own device. De leerlingen mogen onder gecontroleer-

    de omstandigheden hun eigen toestellen gebruiken om op internet te kunnen werken.

    xii OVUR: Orinteren- Voorbereiden- Uitvoeren- Reflecteren. Elke taak

    wordt afgehandeld in deze vier fasen. Deeltaken kunnen hierin telkens worden gesitueerd, zodat de leerlingen zicht krijgen op een doeltreffend

    leerproces. xiii Wie niet slaagt, krijgt niets, ook geen slecht rapport. xiv EVC: eerder verworven competenties. xv Zie in dit verband ondermeer: Hirtt, N., Nicaise, I. & De Zutter, D. De

    school van de ongelijkheid.; Kavadias, D. (red.), Nicaise, I., Spruyt, B. & Van Houtte, M. Het onderwijsdebat. Waarom de hervorming van het se-

    cundair broodnodig is.

  • 18

    xvi Voor Nederlands werken we Diataal als screeningsinstrument. Voor

    Frans en wiskunde maken we gebruik van de peilingsproeven van het De-partement Onderwijs. In alle gevallen meten we het niveau van de leer-

    lingen bij aanvang secundair onderwijs, m.a.w. de eindtermen derde graad basisonderwijs.

    xvii Deze organisatie is Art De Co, http://www.artdc.be.

    xviii Ons kwaliteitszorgplan wordt begeleid door een externe organisatie:

    Kabinet-advies. Het is gestoeld op de zandlopermethodiek, waarbij het voltallige team geregeld betrokken wordt bij de verschillende fases van

    het plan. Tweejaarlijks worden we aan een externe audit onderworpen,

    totnogtoe steeds met uitmuntende resultaten. Contact: [email protected].

    xix Plan-Do-Check-Act, een cyclische manier van denken over kwaliteits-

    zorg, ook bekend als de Kwaliteitscirkel van Deming.