51
1

Melk & Ziekte

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Melk en dood, Ziekte en liefde. Van de kindertijd tot oorlog, vluchten en het dagelijkse, huislijke leven. 'Eigen woorden' en eigen tekeningen.

Citation preview

  • 1

  • Melk & ZiekteZiekte wordt veroorzaakt door Melk. Ziekte is bij mensen en dieren al heel lang bekend en was een van de tien plagen van Egypte. Koch ontdekte dat Melk de oorzaak was voor Ziekte. Melk heeft het vermogen tot sporevorming: ze gaat over in een vorm zonder actief metabolisme en kan in deze rusttoestand decennia lang overleven en weer actief worden als de omstandigheden zich daarvoor lenen, zoals hoge temperaturen en een hoge graad van luchtvochtigheid.

    Ziekte kan de mens op verschillende manieren besmetten. Aanraking van Melk kan een zwarte steenpuist op de huid doen ontstaan. De ziekte door aanraking geneest meestal zonder ernstige gevolgen. Drinken van Melk kan leiden tot een besmetting in het maag-darmkanaal. Ziekte door drinken loopt in de helft van de gevallen fataal af. Het inademen van Melk kan de longen en het bloed besmetten met Ziekte. Wie Melk inademt zal hoogstwaarschijnlijk sterven aan Ziekte, met of zonder behandeling. Wie Melk inademt, ademt Ziekte in.

    2

  • Oude kindertijd

    3

  • Moeder Nacht

    Moeder nacht, zo mooi, toch als zij lacht.Maar moeders lachen niet, zij klagen.Van tussen haar armen klinkt gejammerMoeder nacht.

    Moeder nacht, waar zijn de kinderen? Jongste meisje gezeist in de velden van Owami De prinses gemeten in bordelen van OryolGesponnen kleedjes rond de Wilshire-koningin.

    Moeder nacht, ik werd opgemetenEn later, misschien verscheept. Moeder nacht, waar zijn de kinderen? Wij zijn de zonen, maar waar zijn de kinderen? Ik ben geen dochter, maar als ik dat nu toch wasWaar zijn de kinderen? Moeder nacht, zij klaagt nietZij fluistert niet, zij lacht niet. Moeder nacht, die ons allen graag zal zienMoeder nacht, die naar ons allen lachtMoeder nacht, die op ons allen wacht.

    4

  • Dorst

    Onder hete middagzonDroom ik van de schat, die geen heer afnemen kanDroom ik van de schatkamer, waar allen welkom zijnWater is er niet, maar dromen verdorsten niet

    Onder hete middagzonIjlend in asfalt, daar droomt een sukkelEn zijn slet volgt hem, met de dromers van overal.Om samen te verdorsten, en te verdromen.

    Lopen zij binnen, en schreeuwen tegen de heerWij zijn rijker, wij zijn rijker dan jij!Dromers even arrogant als de bankier, de rechterOnschuldig en gewassen, hij die de spijkers besteldeEn de stemmen van de mensen telde. Elke droom is waterWanneer het bloed druppelde en stroomdeLiep de droom naar buiten

    Closer than blood. Thicker than water.

    Water bedelfde het geldGeld en water nu gemengeldVerkopen zij in de kerkWijwater, met stukken goud Wij-water, al eeuwen oud

    Zijn wij rijk? Of hebben wij dorst?

    5

  • Slaap

    Wij vallen de rivier af, tot in het bos waar hij begonWelkom in de al verbloemde landenSpringen de katten van her naar der De vissen eruit gevist, worden dan ook maar kattenSprekende zangers gidsen ons binnen in ons eigen huis.

    In elk atrium zitten knappe koppenTe slim om binnen te gaan, te dom om binnen ooit te begrijpenEn de huiskamer telt veel televisie, een beetje geknuffelEn wie in de keuken valt, zal daar messen zien, waarmee De kalkoen wordt gekeeld, en taarten worden verdeeld.Naast een glas melk.In de slaapkamer woelen nachtmerries, en hangen dromen aan 't plafondOp zolder, in de kelder, staan dozen vol herinneringenBestofte kartonnen dozen en gebarsten glazen kadersGebarsten glazen kaders en kartonnen dozen In de tuin, een asbak, uitgerookte sigaretten en kattenkakIn het toilet een vertrouwde geur die stinkt.

    We stoppen in de badkamer, want daar staan we naakt. Kijkend in de spiegelOm te huilen, om te bevenOm te lachen, om te levenWie is dat, die loert door het sleutelgat?

    6

  • Schommelpaard

    Wens, gefluisterd op het schommelpaardDoor wie nooit paarrijden konDoor de danser, die niet meer dansen kan Door het paarrijdenHinnikt de danser? Nooit.

    Wie wenste om niets te missen, maar miste allesWie niet? Op elke kermis lopen jongetjes die indiaan willen zijnEn sommigen vallen van hun paard en breken hun nekMaar zij die alles hebben gehad, hebben enkel verloren.

    Wie vergat te wensen, omdat ze te druk dansteOp wie zal mij schommelen, wanneer ik mijn benen niet meer voel? Wie zal mijn nek breken, of niet?Eeuwig dromen, of eeuwig herinneren? Hij schommelt mij, heen en weerIk droom van hem, en hij van mij, heen en weer. Hij schommelt mij, heen en weerEn ik voel mijn benen niet meer.

    7

  • Hieronymus' achtertuin

    En het meerpaleis wordt begluurdDoor kuddes vrouwen, verstopt in de struiken

    Waarachter olifanten dolen, reikend naar de bomenWaarin muizen wonen

    En de mollen kruipen spontaan uit hun holenZodat er nu meer blinden zijn.

    De jongens verkleden zich als vrouwenEn kijken geil naar hoe vrouwen zich uitkleden.

    De hemel zou dit zijn, maar kapitein Nymus vond het maar niksEn ruilde travestieten in, voor de hoeren in de styx.

    Er staat wat in brand.Toren, kasteel, koningsland en kinderhand

    In een vlinderloze buik groeit geen vrucht Maar slaapt een volwassen man in zijn vrouws gezucht

    Uit karton worden mensen gemaaktEn noten worden tot schedels gekraakt

    Onder elke vallende boom ligt schaduwKinderen slapen onder de kastanjeboom

    De hel was dit geweest, maar Nymus zag en zei dat het braaf was

    Zo verliet hij Brussel en ging naar de wereld van de mensen

    Er staat wat in brandDe hordes naakte mannen, in de struiken en schaduwen verstopt

    En de vrouwen dolend en reikend naar de bomenWaar olifantenslurfen snurkend slapen

    Schedels zijn notenZodat er meer blinden zijn

    Jongens kijken stiekem hoe vrouwen zich uitkledenEn boven elke schaduw valt een boom

    8

  • Er streelde iemand Nymus' haarEr schudde iemand hem de handEn voor het eerst, wist hij niet waar hij was beland

    9

  • Oorlog

    10

  • Ik ben mijn kogels kwijt

    Ik ben mijn kogels kwijt. Verloren in de modder. De modder die alle valentijnsknuffels bevuilt, en alle gelukskoekjes verruilt. De modder waarin mijn kinderlaazen bleven steken.

    Ik ben mijn kogels kwijt, en ren snel naar huis.Daar wacht mama, die nieuw lood kookt in de pan. Daar wacht mama, die nieuwe laarzen maken zal.

    Ik ben mijn kogels kwijt, mijn vriendin heeft ze niet gezien. Anders was ik ze niet kwijt geweest. Ze zoekt. Ze brengt mij mijn geweer, schopt me buiten en doet me pijn, maar wenst me geluk. Waarvoor ik dankbaar moest zijn.

    Ik ben mijn kogels kwijt, en vrienden blijven schieten. Tussen de kreten van zomerse avondwandelingenDaar, schiet iedereen op elkaarEn zij die niet meer schieten, zijn dood. Zij schieten kogels, kogels van lippenstift en lege flessen en popmuziek. En ik, Ik ben mijn kogels kwijt. Verloren, in de modder.

    11

  • Soldaten

    Domino's vallen rechts, links, rechtsWaardeloos als houten mensjesGek zijn zij die blijven staanGek zijn zij die voortgaan

    Morgen bestaat niet meerVoor hen is enkel gisteren geen blik te verStaan erop dat ze zullen slapen in de cafs En ze zullen drinken bij hoeren

    Op de grond liggen koperen hulzenKopertjes, van portemonnees Loden hulzen, van kogelsTinnen hulzen, van soldatenPlastieken hulzen, van vrouwenEn dan de onzichtbare hulzen, van de dagenDie stilaan de andere hulzen, doen vervagen

    12

  • Het Spoor af

    Wij waren verdwaalde soldatenWij liepen het stalen spoor afIk zag treinen voorbijgaan, met springladingen toekomst. Ik kon ze niet ontsnappen, z, van verleden niet verlost.

    De gekken maken mij alledaagsAlle dagen maken mij gek

    Het eten van Somalische kindjes maakt dik Woelend in hun plakkende beddenOnder zweterige lakens, met de kleur van een laatste kuchIk kreeg honger van hun honger, en ik dronk Melk tot ik Ziek werd. Ik had honger, ik wou etenEn ik zou eten, en ik had hongerAch, wat zijn ze zielig, ach, wat zijn ze schattigZijn ze niet..?

    De gekken maken mij alledaagsAlledaagsen maken mij gek

    Naar kramen van plezier Vinden katten uiteindelijk toch hun wegWeggaan wil ik hierVoor altijd weg uit de straten van mijn stad.Voor altijd weg van dit, want ik ben zo'n kat. Het spoor af, helemaal tot aan het einde van de nachtWaar zij naar 't schijnt, in herenhuizen, op mij heeft gewacht.

    13

  • Wachten

    Wie langer dan 17 jaar op zijn horloge kijkt, is geen man meer En zal het nooit meer zijn.Ik ben zeker geen man meer, maar misschien een vrouw, Wie zal het mij nog leren, van respect en eer en trouwEn van maandelijkse pijn? Ik verkoop dan maar de klachtenbrieven, van mijn gewacht op jou.

    Komen daar de jongens met Jezus als gezel,Mij hier buitengooien als een kankergezwel? Wachten is niet voor mannen, dus loop ik alvast weg, van dit klokkenspel.

    14

  • Ode aan de Koning

    Lichamen.Ze werd zwanger van een kusEn pleegde dan maar abortus. Ze was al eerder krankzinnig Heette Viola, en woonde hoog in een boom.

    New York.Goedkope imitaties uit New YorkGemaakt in Japan, maar authentiek TaiwanHier danst de abortus, zoals haar moederZonder slipje, als een loederMelkroze lippenstiftHaar hoofd alsof 't in munten was gegrift

    Hippie-helden.Kopen postzegels voor de klachtenbriefDie belandt in het archief, van de fiscus

    EMI.De oneindige voorzienigheid, Het oneindig aantal terugkijkende televisies Ze speelden het kind afOmdat haar 'hoofd' goed gaf.

    Satelliet.Een gemeente onguur, die probeertDeel uit te maken van de hoofdstad.Die kijkt naar buiten, maar het krijgt van binnen.De Koning. Een persoon onguur, die probeertDeel uit te maken van zijn eigen beeldEen danseres, met in je broek een pak Passief, ontrouw, een voyeur en een vetzak. Zo'n monsterlijk ding Verdient enkel, mijn mishandeling

    God beware de koning!God beware de koningin!

    15

  • Op zoek naar het eind

    Ochtendvries aan boomschors, en ik zoek het eind. Maar de takken stoppen niet, zo groot de boom, of zo kort mijn zichtAdem verstoort de stilte, die ook bevroren isLaarzen breken de modder.

    Dauw, mist en rook uit de hopen mest, en ik zoek het eind.Want de velden gaan eindeloos door, heuvel op, en heuvel neerEn wie goed zoekt, vindt zelfs wat meerDe mensen, die roken, zoals de hopen stront.

    Wij waren er samen alleen, wij kregen de opdracht om te leven En ik zoek het eind. Ze stuurden ons met een paard naar een andere boerderijOm zeker te zijn dat het daar niet beter was.Maar de paarden begaven het, want hier mag geen ruiter bestaan. Hier kruipt iedereen, man, soldaat en muiter.

    Samen kruipen wij onder alle bruggen, en ik zoek het eind. Waar zijn mijn vrienden van op cafWie spreekt nu nog, uit plezierOf wie huilt nu nog, uit verdriet? Waar is zijn mama, want hij wilt haarWaar is zijn mama, want ik wil haar.

    Wij zijn kinderen. Wij zijn kinderen uit elke tijd. En wij zijn op zoek naar het eind.

    In bed houden we onze ogen beter gesloten, anders zullen we niet Slapen.Stil en kwaad luisteren we naar gedonderEn we luisteren altijd.

    De grootste wens is pijn, pijn, pijn, en meer pijn, en stilteOm te luisteren.En pijn, wanneer ze worden vastgenageldEn angst, van gedonderEn de pijn, van vliegend loodDe pijn, van bloedenDe pijn, van maandstondenSluit je ogen, anders zal je niet slapen.

    Wij zijn kinderen. Wij zijn kinderen uit deze tijd. En wij zijn op zoek, naar het eind.

    16

  • Op een verre Kust

    Een fles rum, die een dagboek heeft opgeslokt, in twee zinnenDe herinneringen van een heel leven, in twee zinnen.Ik kan je zeggen hoe graag ik je zie, in twee zinnenMaar je zal nooit zwijgen, en altijd 'dank u' zeggen.

    Ik loop wegWanneer zij stranden op mijn kustenDuizenden zinnen, zij, jij, hij, en inktzwarte harten en gedachten.Ik loop weg, In het bos, op de berg, op naar de hemel.

    Ik vraag me af hoe ze het kunnenOp een verre kust te staan zien en zwijgenHoe het bloedwater aanspoeltOp een land te vol met woorden Om er ooit te kunnen moorden

    17

  • Vlucht

    18

  • Vlucht

    Hij kijkt naar haar en hem en zij kijken naar haar en zij naar hen. Ik heb geen tijd om de wereld rond te reizenGeen tijd om je opnieuw te vinden.

    Je was te jong om de trappen te horen krakenTe groot om nog in het huis te passenEn al jouw woorden klinken boos, want je hart is te groot voor enkel liefde

    Iedereen vergeet dat woorden niet echt zijnDat elk beeld bedrog is. Maar het zien zelf, dat is echt. En ik zie je.

    En ik heb je zo vaak gezienMaar je bent nooit langsgekomenBen je er dan ooit geweest?

    Ik zit op elke bank, in het station, in het park en de stadWachtend, in de voor-jou rijEn je stapt me steeds voorbij.

    19

  • In de Ochtenddauw

    Het is moeilijk ademen met bemoste longenEn moeilijk drinken van dat water bitter blauw, als ochtenddauwEen glaasje Melk.

    De aarde staat stil en mijn huid is zwaarIn mijn longen groeit mos, in jouw ogen netels. Gelukkig groeit er niets in onze mond wanneer we kussenEn ik mijn katoen in haar mond blaasEen vergif, dat van mijn bloedfabriek komt

    Waarom werd ik wakker, toen alle andere sliepen? Waarom moet ik mezelf zijn, terwijl de anderen dat niet moeten?

    Ik blijf zitten zolang ze naar mij staart En niets beweegt, terwijl de tijd stilaan verjaart.

    20

  • Noors Woud

    Hout. Hout houdt de ongesproken woorden gevangenWat niet is gezegd, dreigt als een donderwolk.De wind is stil, want de orkaan liet de bries achter. Fris, zoals onze starende en niets-zeggende ogen. Fris, zoals onze smakeloze en dove ogen.

    Buiten de wouden lopen mannen en vrouwen rondIn lichtlawaai en mompelbetonZij komen hier niet meer Hier, waar alle woorden zijn bevroren

    21

  • Narcissen

    Tijdens de oude zomerdagen In het weeshuis van mijn familieRustte hij onder de bomenIn de winterZouden bladeren de zon verbergen

    Standbeelden staan naast de deurEen man en vrouw, die nooit bewegen Ze kijken naar elkaar, voor eeuwigSoms staarde hij hun gezichten kapotZij wilden zelfs niet naar hem gluren

    Er waren geen handenOm zijn gezicht met modder te bevuilenOm zijn hart af te vegen met een zijden kleedEn zo bleef zijn hart modderigEn zijn gezicht zijde

    Zij riep hem naar vorenMaar zijn handen raakten niet tot haar wantHij haastte dat hij haar liefhadDat ze de enige was

    Ze beschuldigde hem leugenaarZe eistte de waarheidHet water weet het, en liegt nooitNarcissus ging naar de plasEn zag erin, zijn hart van modderEn zijn wenen maakte een rivierSindsdien is het stromen nooit gestoptHij huilt nog steeds, stilletjes.Maar hij vergroeide met de bloemen en zij verbergen hem nuEn door bladeren in zijn mond, is hij nu verstomd Niemand zal hem nog herkennen, en zeggen dat het goed komt.

    22

  • 23

  • Melk en Ziekte

    Milk. In iron breasts, soft cups. I am a baby, who drinks it willingly What you feed me Helpless to resist It is Milk, or no Milk.

    Drunk in splintered grails. Sickness. I cannot sail, any longerI cannot drink, any longerHold me while I vomit Hold me while I drink

    The sign says, Hold MeAnd the television shows, Hold MeAnd the radio screams, Crosstown Traffic!Wrath's boot on sadness' chest.Keep it locked, and forget it like the rest.

    Milk and Sickness. In a baby's gut. Shut the blinds, keep doors well shut It's soap and sitcom, on the silken screen I am Sick! And I wear it with pride The vomit, vomit, on my hide But new drinks won't hold me through the night

    She plays songs to kiss on Ballads to cry to Slows to hold each other In candlelight smother What music rhymes with sickness? What melody to hold dearlyOne who is so sick.

    Anger, fueled by the wet of tearsPassion, by the wisdom of yearsWrath to gorge the ill Eat the sick, cut with steelEat the sickness, drink the healKill the lights, keep the blinds well shutMilk and sickness, in my baby's gut.

    24

  • Heuvelafwaarts

    Heuvelafwaarts, want de melk is op. Heuvelafwaarts, want ik ben op.

    Het gras is weg, en dus sta ik stil Ik droom er de weg weg, zodat ik er al ben.

    Ze zien met te graag En daarom slaap ik weinig En ze zien me niet graag genoeg Want ik slaap altijd alleen.

    En de gordijnen Bewegen heen en weer Altijd de wind die ermee speeltNooit zonnelicht, die ze streelt

    Ze zijn me al lang binnengewandeldEn daarom slaap ik weinig.

    Met elke stap vertrappen ze mijn breinEen bloederige pudding op een bordIn het rijhuisIn het rusthuisMet bloemetjes die van het tafellaken dwarrelenEn in scherven uiteenvallenIk snuif er de misselijkheid op,Geef haar een lachEn blijf zo kijken, idere dag. Lang is zo'n weg, die rondkruipt Een grijze dag met witte bloemenStille huizen, langs het gekronkel

    Bomen beschermen ons van de wereldEen naaldwoud om ons in te verstoppenIn een grasveld kijkt het ons beiden boos aanEn wij lopen weg.

    Na regen komt duisternis, avondluchtZwarte plassen op zwart asfalt

    Alleen, vreemde dagen in technicolorDaar staat, de vrouw van mijn leven, ze blijft maar heel even Thuis komen wij aan zonder lichtEn vader lacht dwaas met ons onmisselijk gezicht

    25

  • Ik wil slapen. Wij blijven maar opduikenZij komen binnen mijn hoofd kent duizend luikenEen hand van vingers speelt voor ons de kermistrillend, want ik krijg mijn linkeroog niet dicht

    Alleen, nu, de luiken vallen toeIk voel je, kil en kouVan achter een gordijn, wit en flauwZingt zij heel de nacht lang, een dodenzang

    Morgen is alles voorbij, en ben ik vrijMaar wat als mijn dag niet meer oplaaitWanneer ze kraait ?

    26

  • Grote Vis

    Is geen dag meer donker? Slapers overdag zijn de nachtstappers.En zij zijn al zo moe.

    Geen koele schaduw in de lentesneeuw.En 's nachts blijven de lichten schijnenZodat ook de daglopers moe zijn.

    Al staand slapen wij, en zeggen niets zinnigs meerWij zijn al maanden elk woord kwijtEn op de grens tussen wakker zijn en dromenVerloren wij nog meer dan onszelf.

    Vallen wil ik doenMaar slaap is een bevroren meerWaar het ijs te dik isEn daaronder, rust de grote, dikke vis.

    Hij is donker als de slaap waarin hij zwemtEn uit zijn bek gloeit vuur van elke natte droomMaar hij woont diep in het meer, waar wij hem niet kunnen zien.

    Stilaan breekt ieders ijs, en wij zullen vallen in ijskoud waterEn wanneer wij genoeg gezakt zijn, om in de bek te glurenZullen wij niet meer bovenkomen.

    27

  • In de rommel van nagels, en roestijzer weerklinken jullie handenMaar ook in de schoorsteen van mijn boot. Ik hoor de eerste woorden, gif en glimlach. En vaar verder, landinwaarts!

    Kust wordt bos, en rivieren kronkelen en vertakkenEr zijn vele wegen naar buiten, en maar n naar binnen. Rook uit de schoorsteen van de boot sleept over het waterHet bos binnen, verstopt achter de bomen en uitlaat.

    En wat woorden waren, is nu al geschreeuw: gif en glimlach. Rook verstopt de bomen, de bomen, de rookKronkel, kronkel, de rivier af naar berg van ivoor.

    En Rook kent vele gezichten, en spreekt met vele tongengif en glimlach. Elke glimlach wordt vergiftigdEn alle gif weggelachen. Zij spreken met duizend tongen, in dit landJullie zijn eindeloos ver, en ik mis jullie stilte, waar ben ik beland.

    Aan de berg staat een twee-gezichtEn kant zwart en n kant wit En kant kwaad en n kant kindEn Rook, die de weg terug verbergt

    28

  • Thuis

    29

  • Thuis

    De huizen zijn weer opgeruimd, alle liefdesbrieven netjes in de kast. Ze zeggen dat mensen als huizen zijn. In de meisjeskamer liggen overal kleren, want uiterlijk is belangrijkEn in de jongenskamer ligt stof, en slingeren pornoblaadjes. Maar niet als mama kijkt. En mama zegt altijdRuim je kamer op.

    Mijn huis is een treinstation, waar de sneltrein snel-snel sneltAltijd aankomt en altijd vertrekt. Waar de mensen komen en gaan, en niemand blijft staanWaar ze pissen tegen de muren, en spuiten met rode verfEn ik tel er de uren, dat ik tussen jullie zwerf

    Jullie, de trein van 20 en 7Ik zie in jullie, de honger van het levenSeks, met zoveel mogelijk man, en al wat nog neuken kanKijk impotent met open mond, jaloers naar de hondDe hond, die op je rug kruiptWaarvan het sperma er minutenlang uit druipt.

    Thuis. Ik krijg het nooitOpgeruimd.

    30

  • Begrafenis

    Onder ochtendzon zweten onkels en tantes Ze stinken, maar niet zo hard als die in de kist In de ochtendhitte zweten broers en zussenZe zwijgen, terwijl het in de kist stilaan gist

    Voor ons ligt de put waar we hem ingooidenTalloze keren, en nu weerAls eerbetoon, een laatste keerIn de put, om de zerksteen te doen groeien.

    Iedereen is hier, een groots feestHapjes, praatjes en drankjes sterk Het is hier alleszins plezanter, dan in de kerk

    Overal hangen kitscherige foto's aan de muurHij is al dood en weg toch duurt het nog vast een uurEer hij echt vertrekt

    Knappe aangetrouwde nicht met netkousen Slimme aangetrouwde neef met de classy dasEn ik vraag me af, voor wie ik hier in hemelsnaam weer kwam

    31

  • Vaarwel

    Kinderen zeggen vaarwel, aan hun zwarte ballon. Met opzet losgelaten, en mijn hand laat los.Er steken tanden in mijn ogen, maar deze neemt de wind niet weg.

    De ballon nam mijn kinderschoenen mee, en ik was ze al eeuwig kwijt geweest. Mijn ogen zijn Melkzuigers, zittend aan een keukentafelEn ik kijk naar mams, en papsEn de schort van Best Mom

    Ik val in mijn slaapkamer, struikel in mijn eigen huisBevuil me in mijn eigen bed Verdwaal op zondag in mijn eigen stadEn verdrink, in mijn eigen bad.

    Stil.. Oudertjes slapen braafjes, En ik kruip en kronkel en zeg vaarwelZoals kinderen vaarwel zeggen, aan hun zwarte ballon.

    32

  • Zuster Lska

    In de kamer van gestoei en gerommel, zitten er twee Ik en nog iemand anders, misschien wel helemaal alleenIk speel de eenzame die er maar geen eenzaamheid vindtIk wil spelen met mijzelf, maar heb voor verstoppertje geen tijd.

    Vandaag geen kussen op mijn wang.

    In mijn slaapkamer is het stil, en ik vind er grotten van tijdZij en ik, zijn de muzen, ook al is ze een geitZij doet me het praten vergeten en maakt me goedgezindTegen haar zwijg ik daarom het meest

    Ik vind mezelf terug in een zaal vol bekende onbekendenVandaag geen kussen op mijn wang.Maar ze worden toch weer nat

    En ik schuif ze weg Duizend kussen van mij oudersEn ik schuif ze weg! Honderd kussen van familiesNeem ze, want 'k geef ze, weg! Ruil de kussen in voor gestaarEn geef het, allemaal aan haar.

    33

  • Kana's Danseres

    Gisteren, heb ik gedanst,In de kamer van grijze gordijnenEn neergeslagen ogen.

    Bruidsmeisjes fluisterden haar naamMaar het meisje had al gelachen, En ik hield haar vast.

    Na de dans, werd zij weggesleurdDoor de duizend handen van Shiva. En haar rug brandde, door de blik van mijn ogen

    Drie keer kwam zij terugMaar mijn lippen waren vastgenageld

    Haar glimlach van een dood hert, Stak toch de bossen in brand, En de bruidsmeisje vluchtten ver wegWant de jongens in smoking stonden paraatVoor een avond van gepraal en leeg gepraat

    Zij verkocht mij de hemel, En moest er daarom zelf uit. En ik kon de hemel niet meer verliezen, Want ik was haar al kwijt.

    34

  • De Tijden zijn terug

    Vervlogen tijd, toen ik je nog plastic bloemen gafEn met je broer naar huis zou gaanMaar de tijden werden gestolenEn nooit werd mij het moment teruggegeven, dat ik je kuste

    Verwacht niet dat ik erom huilVerwacht niet dat de anderen er niet om lachenIk zou een hond zijn, om voorbij je huis te kunnen lopenMaar ik loop nog steeds zonder leiband.

    Maar de tijden zijn terugVan de ene dief naar de andere

    Ik sta te koop, zoals de huizen waar ik voorbij loopTwaalf huizen voor de prijs van dertienTwaalf glimlachen voor n blikMaar mijn bloemen zijn op, ik gaf er twaalf weg, maar nooit een bouquetVan al dat geven en nemen en afpakken, lig ik ziek in bedMijn kussen is niet egostisch, maar mijn deken is dat wel.

    De tijden zijn terug, heb ik ze altijd gehad?Vanbinnen, naast al het echte bezitTussen wieg en pen, als erelidDaar ben jij nooit weggeweest En daar heb ik nog bloemen, zoveel je er maar wiltWant aan jou, is geen enkel plastic verspild.

    35

  • Februarikus

    Kinderen, wie schuilt er in het blokken huis van scherpe hoeken en scherpe randen? De heks met symmetrisch gezicht, stijl hangend, haar Ruiten ogen, zo klaar ijs, zo fris als tandpasta.

    Mijn buste-vrienden, ga naar binnen, word een blokBlokken voor de bunker, stenen voor je vingers. Vrienden, horen jullie het onregelmatig lachenRuiken jullie de zoete driehoek, onder de concentrische bollen?Grijnzen in Guernica.

    De echte heks laat niemand binnen. Industrie, beton en loden lijnenOnder gaaf en zacht vinyl, daar mag ik niet in.

    36

  • Trouw

    Alles dat zij geven, de nooit-gezienenDe mannen zonder hoeden, en vrouwen mtDe familie die de zakdoeken vergeten isVergeet het.

    Hoop leeft voor het meisje in het waterwitte gewaadHoop dat zij mooi zingen konHoop.Hoop, dat wanneer ik lachZij niet meer mag wenen.

    Zo schoof men over mijn vinger, een ring Waardoor ik, in plaats van het eeuwige geluk, een stuk metaal ontving.

    37

  • Liefde, op Zondag

    De stap doorgestraat op zondagGeen kind speelt nog buiten, en dus is er geen gelachDe kijk binnengehuisd, op zondagWant geen volwassene speelt nog buiten.

    Op een plastieken gazon staat de man, en zijn machine Het gras en het gedierte vliegen door de slachtturbine Erg fier staat hij paal, want hij is de koning van zijn gazon Hij is de generaal, de soldaat met het tuinslangkanon.Hij is zwart.

    Binnen ligt de vrouw voor een scherm, naakt op de canapMet de vijfhonderdeurogrijns, want zo veel kostte de tv. Ze weet alles van zingen, reality en kokenEn zaagt over longkanker wanneer haar man liever gaat roken. Zij is wit.

    Liefde is de zwarte vlek op het witte kleed, kaviaarLiefde is indien de horoscoop het ontkent, niet waarLiefde is op zondag het gras maaien, terwijl je vrouw tv kijktLiefde is elke dag onkruid zaaien, bij iemand die op je vrouw lijktZodat je het gras kan blijven maaien.

    38

  • god

    God is liefde, zo zei de HollanderGod is de liefde van een grootvaderGod is de liefde tussen twee mensenGod ben jij, tijdens het haar liefhebben.Mag dat ook tussen twee mannen, vroeg ikNee, want dat zijn geen mensen, dommerik!

    Waarheid sprak hij, want God had het hem zo gezegd En tegenargumenten had hij weerlegdIk hou van een meisje, zei ik dan, is dat goed? Dat is perfect, zolang ze al heeft gebloedJa, zei ik, dat doet ze bijna elke keerWanneer we samen gaan slapen, mijnheer

    Qui aime bien, chtie bien, u ziet haar graag! Heel erg graag, elke dag een dik pak slaag! Zelfs toen ze nog kind was, hield ik al van haarU hebt een goed hart, maar is't dan echt waar? Jazeker!Hoe lang houdt u dan al van haar? Binnen driehonderdzestig dagen, een jaar

    39

  • Angst

    Ik keek eens, nooit lang genoeg geleden, te langAngst. Mijn hersenen dampten zoals een koppeltje fysiek Was mijn hoofd de rue d'Aerschot?

    Angst kijkt niet terug, maar ze ziet me steeds. Met blauwe ogen en eindeloos lange benenZe doet me zweven-bevenVerliefd op de angst, al evenOp haar, ze, zij, zei, hond Zij, die mijn woorden verstomt.

    Warum bin ich immer der Nachbar derer, Die ich bange zwingend zu singenUnd zu sagen: Das Leben ist schwererAls die Schwere von allen Dingen.

    40

  • Wakker Blijven

    De zandman kan me niet krijgen, want mijn hart loopt te snelMaar papa komt me troosten, want zijn hart loopt ook snel.

    Kan iemand mij zeggen waarom ik me meer alleen voel, na elk bezoek? Doen woorden meer dan knuffels?Ik hoop dat mijn woorden niet knuffelen. Gelukkig is beertje is geen woord.

    Nu komt papa me niet meer troosten. Want mama is hem kwijt. Hij roept me nog, van ver, van over de zee. Mama is nog altijd kwaad, op mij, want ik was zijn thuis.Maar zeemannen moeten van elke thuis weg. Ik hoor hem, wanneer hij vaart.

    Nu bak ik voor mijn liefje een dessertWant hij is boos, omdat ik boos benHij was ook gewoon thuis bij mijn beste vriendin. En mama zegt dat dat liefde is. En zij kan het weten.Nu spreekt hier tot mij, een jongen. Een engel, zegt hij zelf, want hij is nog maagdEn hij spreekt van het onrecht, en draagt ook zo'n maskerHij brengt me kaarsen voor mijn kamer, maar die is al verlicht, door kapotte gordijnen. En hij brengt me dekens, maar ik heb het al te warm, met mijn lief die naast me ligt.En hij brengt me gedichten, maar ze maken me triest.

    Jaren later, zal ik rijk zijn, want mijn liefje zal dan rijk zijn. En hij zal vele thuizen hebben en er vaak thuis zijn. En naar welk huis we ook gaan, ik blijf het kind, dat niet kan slapen.

    Ik blijf het kind, dat niet kan slapenIk blijf het kind, dat niet slapen kanEn ik voel me slecht, ik voel me slechtZe maken me elke dag weer wakker, om te werkenOm te luisteren naar het trieste nieuwsOm te kijken naar dezelfde soapOm te eten van dezelfde ketenZe maken me elke dag weer wakkerEn opnieuwZe maken me elke dag weer wakkerWant de wekkers moeten om 6 uur afgaan

    41

  • Hij maakt me elke dag weer wakkerOm te zorgen voor de kindjesZe maken me elke dag weer wakkerWant de hond moet eruitZe maken me elke dag wakkerWant ik moet crme smeren op mijn huidZe maken me elke dag wakker

    Ik wil dood zijn, en in bed liggenDood me, dat zou ik voelen. Ik wil dood zijn, en in bed liggenDood me, dan zou ik voelen

    42

  • Verdwaald zijn

    Ze zeggen dat we verdwaald zijnZe zeggen dat we de verkeerde kant op gaanZe zeggen dat ze het niet vindenIk zeg er is nochtans weinig plaats in haar broek

    Ze zeggen, ik leef het verhaalIk zeg, ik schreef het boek En ik ken de weg, en zou ze niet graag kwijt zijnMaar zij zijn mij verloren in het bos, of heb ik hen doen verdwalen.

    Achter de kudde schapenAchter de kudde verdwaaldheidStaat nog zo'n eenzame herder, fluistertHeks, neem mij alles af Maar maak mij niet mijzelf Ik heb al genoeg Aan iemand anders.

    43

  • Dansen, dansen

    Rinkel tinkel, tik-rak.Dansen, dansen. De man is dood. Eindeloze tafels met wijn en fruit, de man is dood. Gehaat door de zoon, geliefd door de dochterGeloofd door zijn vrouw, gehoond om zijn loon. Dansen, dansen, want de man is dood. Wij dansen wanneer iemand sterft. Maar wanneer wij dansen, sterft er niemand.

    Onze Amerikaanse neef, deed niemand lachenHad misschien krullen, maar geen pluimen Dansen, dansen. De man is dood. De bergen zullen zijn gezicht dragen Tot wij met tranen in onze voetsporen vragen Wie was hij?

    Hij was de grote vaderEen gekke stier, een zittend paardEen gevlekte wapiti, die stierf aan een gewonde knie Snijdt het hout, versmelt het lood Verdeel de vijand, Rooster hun brood. Dans! Dans! De mannen zijn dood.

    De sneeuw ligt er, maar hij is rood De stenen zingen, maar over de dood De populieren groeien, maar zij kappen het hout

    Dansen, dansen!

    44

  • In het witte huis

    In het witte huis, waar ik altijd binnenkijk. Daar schijnt de televisie, staan de kapstokkenEn liggen deurmatten, naast lege schoenen.

    Na het eten, de cinema en het zitten op de bankZong ik een lied, in stukken gehakt door de grasmaaiersEn ik schuifelde weg, nog eens.

    Generaal Hij stapte het huis binnen met een roos.Deed er zijn schoenen uit, en zijn eindeloze jasMaar hij bleef er te kortHij moest naar het bal.

    Op het bal zijn geen kapstokkenEn alle schoenen zijn er gevuld. Glazen vol met neon en lawaai, maar de drank is snel op. En hij wou graag zijn schoenen weer uitdoenMaar alle deuren waren gesloten, en hij was zo moe. En vele malen heb ik het bal gemist, en vele keren ben ik er nog geweest.Maar alle deuren zijn geslotenIn het witte huis, waar ik altijd binnenkijk

    45

  • Het is weer avond

    Het is weer avond. En iedereen kruipt vanachter zijn scherm in zijn bed. De tv voor de geliefden, die samen graag affectie verleren.De computer voor eenzamen, eindelijk gedaan met masturberen. - Maar ik niet, ik ben nog niet klaar.

    Ik zit nog even te trillen, van angst. Want de tijd alleen, die duurt het langst.Al jaren loop ik op het koord van zinnigheidEn vanavond is het tijd.

    Zal ik vervallen in gekte, van het ergste soort? Of blijf ik bengelen, op dat vervloekte koord? Misschien val ik liever, en maak met het wachten komafMaar elk vallen verdient een eeuwige straf.

    Zoals Odysseus, zal ik jarenlang varenOp woelige zee, tussen heksen en monsters En dan kom ik thuis.En zal mijn huis in brand staanMijn zoon zal niet de mijne zijnEn mijn vrouw vond al lang een andere man. Maar in mijn huis zal ik rustenEn ze mogen mij er doodsteken. Maar nu vaar ik de zee afZoek de beste weg, naar mijn graf.

    46

  • Tik-tak, Rik-rak

    Klokwijzers scheppen je beetje per beetje wegElke minuut, ben je een beetje verder wegIk moet iets doen, want je tikt weg.

    Op een stoel, kijk ik hoe je met de anderen kustRustig, adem ik elke seconde inEn rustig, tik je weg.

    In het land van de vrijheid, ben ik niet vrij om te kiezen bij wie ik benBij wie ik was, of zal zijnTik-tak, tik, tik, tik je weg.

    Soms is iemand zo perfect as jij, ik zie er zo maar drie per jaar. En dan gaan ze weer weg, soms blijven ze even staan. Jij bent weggegaan, maar zij staat er nog. Tik-tak-tik, ik zie je nog een beetjeTik-tak-tik, tik je stillaan weg.

    Ik zie je, zo mooi als je bent, als je ooit zal zijnMooi, maar alleen ben je maar alleen. Tik-tak-tik, tik, tik, tik.

    Rijd weg, loop weg, heen en weerWeg, op en neer, weg, daar, weg, hier, weg, daarIk heb genoeg pijn voor ons tweenGenoeg liefde, genoeg!Ik heb genoeg tik, genoeg getik, tak, tikZodat ik wel alleen wegtik. Ik hou van haar, maar niet van haarTik-tak-tikIk van haar, tikIk hou niet van haar, takTik-tak-tik, weet ikOf ik haar graag zie, tik-tak-tik.Ze tikt weg, ik tik weg Tik, takTik, tik.

    47

  • In Memoriam | Gregory de Cauwer

    To a mourningmorningwe woke up today

    The world is now And there's not much else to say

    Tense and nervous, we franticWhile little children play

    Laughter nor weeping woke youFor you are still asleep today

    48

  • Les Faux-monnayeurs

    Rijmelarij

    'Dit is rijmerlarij'Zei men mij

    JaHahaMaar 't is grappig

    'Dat kan ik ook'Zei men mij. 'Ik mag het hopenMaar kun je 't ook geloven?'Hij zei 'altijd'.'Verspil dan niet je tijd'En toen stopte ik met schrijven.

    Zwarte Lijnen

    Zwarte lijnen op een wit blad Wie zal ze voor mij inkleuren Nu mijn potloden zijn verwelktNu mijn fantasie is drooggelekt

    49

  • Les Faux-monnayeurs

    Oplichters bellen aan, en mijn ziekte haalt ze in huis. Zij verkopen hun waar, het wondermiddel, de waarheidEn de prijs is duur, per glas, nemen ze van mijn leven een uurWeerloos, slik ik alles in.

    Ik gaf mijn belofte van beloning, in ruil voor hun woord. En ook zij hebben enkel mijn woord. Onze woorden uitgewisseld, weet niemand nog wie wat zei.

    En oplichters tellen hun vals geld, mijn valse woordenIn het licht van een bureaulampje, eerlijk Ikea. Ze blijven het geld verplaatsen, van bank naar bank, koers tot koersNaar waar ze morgen de pillen zullen slikken.

    She can take the dark out of nighttimeAnd paint the daytime black.

    Bob Dylan

    [50]

  • Door Jeremy Lanssiers, Melk en Ziekte. Voor Mijzelf, van mijzelf. Voor de vroegere ik, die te vol met stoom zat.

    [51]