Met het krijtje kan je op het bord tekenen. het krijtje
Dia 15
Het meisje schrijft op het digibord. het digibord
Dia 16
Meneer Paul is de directeur van onze school. de meneer de
meester meneer Frank meneer Arno meneer Paul
Dia 17
het whitebord De juf schrijft op het whiteboard.
Dia 18
Op de plaat zie ik juf Elly en meester Jaap. de plaat de
vertelplaat
Dia 19
Op de stoel ga je zitten. de stoel
Dia 20
De kinderen zitten aan de tafel. de tafel
Dia 21
De meisjes liggen op de grond. liggen
Dia 22
Het meisje loopt op het gras. lopen
Dia 23
De kinderen zitten op de bank. zitten
Dia 24
De kinderen staan op de stoel. staan
Dia 25
De kinderen staan op de foto. de foto
Dia 26
Met de gum een foutje uit gummen. de gum
Dia 27
De naam van de beer is Mohammed de naam
Dia 28
Wat is jouw naam? Hoe heet jij? Wie ben jij?
Dia 29
de lijm De lijm zit in een flesje.
Dia 30
plakken Met de lijm kan je papier plakken.
Dia 31
de schaar Ik knip het papier met de schaar.
Dia 32
knippen met de schaar Mama knipt mijn haar met de schaar.
Dia 33
Het papier is wit. het papier
Dia 34
Met het potlood kan ik tekenen. het potlood
Dia 35
Met het potlood kan ik schrijven.
Dia 36
Met het kleurpotlood ga ik kleuren. het kleurpotlood
Dia 37
Met de puntenslijper het potlood slijpen. de puntenslijper
Dia 38
slijpen De jongen gaat zijn potlood slijpen.
Dia 39
In het schrift schrijven. het schrift
Dia 40
Op het naamkaartje staat mijn naam. het naamkaartje
Dia 41
Het toilet is in de gang. de gang het toilet de kapstok
Dia 42
De kapstok is in de gang.
Dia 43
Dia 44
De jas ga je ophangen aan de kapstok. de jas ophangen
Dia 45
De gymzaal is groot. de gymzaal
Dia 46
In de hal komen we binnen. de hal
Dia 47
De juffen zitten in de lerarenkamer. de lerarenkamer
Dia 48
Onze school heet De Taalvijver. de school
Dia 49
Op de wc ga je plassen. de wc het toilet
Dia 50
Juf mag ik naar de wc want ik moet plassen ?
Dia 51
De jongen moet plassen. plassen
Dia 52
De kinderen spelen op de speelplaats het schoolplein de
speelplaats De kinderen spelen op het schoolplein.
Dia 53
de kleur de kleuren Ik vind de kleur blauw mooi. groen blauw
rood oranje witgeel
Dia 54
Ik verf met de kwast. de kwast
Dia 55
De kinderen gaan beginnen met verven. beginnen
Dia 56
Het schilderij is mooi. het schilderij
Dia 57
De kinderen trekken een schort aan. de schort
Dia 58
Tijgertje danst over de streep. de streep de strepen
Dia 59
De kinderen gaan verven op school. verven
Dia 60
de kleur groen De ballon is groen.
Dia 61
de kleur blauw De auto heeft de kleur blauw.
Dia 62
de kleur geel De ballon heeft de kleur geel.
Dia 63
Ik ben juf Clementine. ik
Dia 64
Jij bent juf Rita. jij
Dia 65
Hoe moet je Nederland schrijven? Op welke manier moet je
Nederland schrijven? hoe op welke manier
Dia 66
hoe op welke manier Hoe moet je de auto starten? Op welke
manier moet je de auto starten? Hoe moet je soep koken? Op welke
manier moet je soep koken?
Dia 67
Wie ben jij? Ik ben juf Clementine. wie
Dia 68
Wie heeft er rode laarzen aan? wie Ik heb rode laarzen
aan.
Dia 69
Hoe heet jij, wat is jouw naam? Heet jij Erl Konig? heet je
naam
Dia 70
Aapjes kijken Dat aapje in die apenboom die vind ik vreselijk
sloom Weet je wat hij heeft geflikt Hij heeft mijn opas bril gepikt
Hij greep hem zo van opas neus Ja heus Hij pakte de bril bij n oor
en ging er toen heel snel vandoor Echt hoor Voor straf krijgt die
aap nu geen banaan En moet hij voor straf in een hoekje staan
Dia 71
liedje een, twee, drie, vier hoedje van, hoedje van een, twee,
drie, vier hoedje van papier. als dat hoedje dan niet past, zet het
in de glazen kast. een, twee, drie, vier, hoedje van papier
Dia 72
de kapper knip, knip, knip zo gaat mijn schaar ik knip een
stukje van uw haar als ik nu de bus nog pak krijgt u ook een beetje
lak pssssst .. even de spuit zo u ziet er schattig uit
Dia 73
rijmen klaswas meneerpeer kwast mast schaar paar papier vier
naam raam plaat maat streep greep stoel voel