24
1 2 februari 2010 PLEIDOOI VOOR EEN MOOIER S-HERTOGENBOSCH Prof. Dr. Antoine Jacobs

mooier 's-hertogenbosch

Embed Size (px)

DESCRIPTION

pamflet door Prof. Dr. Antoine Jacobs. Verspreid door knillis, politieke partij den bosch

Citation preview

1

2 februari 2010

PLEIDOOI VOOR

EEN MOOIER ’S-HERTOGENBOSCH

Prof. Dr. Antoine Jacobs

2

Voorwoord

Enkele jaren geleden publiceerde De Volkskrant een aardig boekje getiteld ‟29 plannen voor een mooier Nederland‟ – een aanklacht tegen de verrommeling van het landschap en een pleidooi voor verbeteringen. Eindelijk wordt onderkend, dat de bouwwoede in Nederland veel afbreuk heeft gedaan aan de ruimtelijke ordening en de schoonheid van ons land en mag er hardop over een ommekeer worden gedacht en gesproken.

In dat voetspoor volgt hierna een pleidooi voor „een mooier ‟s-Hertogenbosch‟. Want ook in ‟s-Hertogenbosch is in de afgelopen halve eeuw maar raak gebouwd en is de de schoonheid van de stad op vele punten achteruit gegaan. Toegegeven: niet overal. Er is in ‟s-Hertogenbosch zeker nog heel wat aan stedeschoon overgebleven en ook gerestaureerd – de St. Jan, de vestingwerken, de Binnendieze, het samenstel van gezellige straten met een rijk winkelaanbod, een mooie en levendige Markt, vele caféetjes met terrassen, buurten als de Uilenburg en het Havenkwartier, een aardig Noordbrabants Museum, het Jeroen Bosch Art Centrum, enz. ‟s-Hertogenbosch hoort daarmee tot de eredivisie van Nederlandse steden, die het meest gewaardeerd worden voor personeelsuitstapjes en voor bezoeken door funshoppers en dagjestoeristen.

Wat willen we nog meer? De Bosschenaar is anno 2010 trots op zijn stad en een zekere zelfgenoegzaamheid is vrij algemeen bespeurbaar. Stadsbestuurders hebben nog wel eens hogere ambities – een nieuwe inrichting van de autovrije Parade, een nieuw Theater aan de Parade, een megaparkeergarage Hekellaan, een forse uitbreiding van het Noordbrabants Museum, herinrichting van het GZG-terrein, hoogbouw in het Paleiskwartier en aan de IJzeren Vrouw, enz. Maar de burgerij bekijkt die ambities met veel argwaan en voert er soms zelf actie tegen. We willen het liefst ‟s-Hertogenbosch houden zoals het is, overzichtelijk, liefelijk.

Die houding is deels gezond, maar deels ook niet. Ze is gezond, omdat al die overdreven ambities van onze stadsbestuurders een bedreiging vormen voor de schoonheid van ‟s-Hertogenbosch. Maar die berustende houding is ook onproductief. Ze leidt ertoe, dat de stadsbestuurders met hun plannen hun gang kunnen gaan, want er is geen alternatief. Hooguit worden die plannen wat vertraagd en bijgesteld tot slechte compromissen. En dat frustreert jonge mensen. Die ervaren ‟s-Hertogenbosch vaak als een stad, waar weinig gebeurt en waar ook weinig mogelijk is.

Daarom is het wenselijk, dat er een duidelijk alternatief wordt gepresenteerd voor een mooier ‟s-Hertogenbosch, waarop alle energie gericht kan worden. Dat is het doel van dit pamflet.

s-Hertogenbosch, februari 2010

Prof. Dr. Antoine Jacobs.

3

INLEIDING

„Den Bosch is mooier dan Parijs‟. Heus?

„Den Bosch is mooier dan Parijs‟ wordt er met Carnaval in ‟s-Hertogenbosch gezongen. Het zelfgenoegzame idee, dat ‟s-Hertogenbosch zo mooi is berust op een nogal bekrompen inzicht. Als ‟s-Hertogenbosch echt zo mooi was, zou het wel veel meer buitenlandse toeristen trekken. Behalve naar Amsterdam gaan die ook nog wel naar Den Haag, Rotterdam, Delft, Haarlem, Leiden, Alkmaar, Utrecht en Maastricht, maar in ‟s-Hertogenbosch zie je ze nauwelijks. In buitenlandse reisgidsen van Nederland wordt ‟s-Hertogenbosch niet of maar heel terloops beschreven. Zo mooi en aantrekkelijk is ‟s-Hertogenbosch blijkbaar niet.

‟s-Hertogenbosch mag dan al wel eens onderscheiden zijn met de titel „beste binnenstad van Nederland‟, maar dat is niet meer dan een stimuleringsprijsje, die een volgend jaar weer naar een andere stad gaat. Wie kritisch is, weet, dat steden als Utrecht, Haarlem, Leiden, Groningen, Leeuwarden, Zwolle, Deventer, etc. echt niet in schoonheid onderdoen voor ‟s-Hertogenbosch. En op Europees niveau zijn er ongetwijfeld tientallen secundaire steden als Florence, Venetië, Pisa, Toledo, Straatsburg, Dijon, Heidelberg, Krakau, Cambridge, Coimbra, Salzburg, Riga, Edinburg, enzovoorts, waar ‟s-Hertogenbosch zich maar moeilijk mee kan meten. We staan hooguit op een vrij lage plaats in de top 200 van Europees stedeschoon.

Het ontbreekt in ‟s-Hertogenbosch aan echte hoogtepunten van de Europese beschaving. Onze St. Jan mag dan de mooiste kerk van Nederland zijn, ze kan niet op tegen de schoonheid van de Franse kathedralen. Onze vestingwerken mogen dan nog interessant zijn, in Muiden en Heusden krijg je een beter zicht op de vroege Hollandse vestingbouw. Onze Binnendieze moge dan grappige onderdoorkijkjes op ‟s-Hertogenbosch bieden, de reien van Brugge zijn toch eigenlijk veel schoner. Het mag dan misschien waar zijn, dat Jeroen Bosch in onze stad heeft rondgelopen, maar zijn werken zijn er zeker niet. Het Noordbrabants Museum en SMs kunnen sowieso geen enkel stuk van internationale faam tonen.

Dat ‟s-Hertogenbosch vanuit een Europese blik maar heel matig scoort, komt mede doordat de stad de boot van de geschiedenis gemist heeft. Rond 1350 was ‟s-Hertogenbosch na Utrecht nog de grootste stad van het huidige Nederland, maar tijdens de Renaissance deed de stad niet volop mee met de groei in de Lage Landen en in de 16e eeuw schoot ze zichzelf in de voet met opstandigheid (de Beeldenstorm). In de 17e eeuw werd ‟s-Hertogenbosch in slotfase van de 80-jarige oorlog het slachtoffer van de Hollandse hegemonie. Het werd met de Meijerij in 1629 afgescheurd van de rest van Brabant en een kolonie van Holland. Tot aan de tijd van Napoleon pasten Hollandse regenten hier op de winkel. De fut ging eruit, groei zat er niet meer in. In de 19e eeuw bloeide het kerkelijk-sociale leven op, toen het katholicisme uit zijn boeien was bevrijd, maar de industrialisatie en zelfs een universiteit lieten de stadsbestuurders bewust lopen. In de twintigste eeuw eiste de Tweede Wereldoorlog een belangrijke tol (o.a. vernietiging van het station), maar erger schade werd geleden door de modernistische aanpak van de stadsbestuurders. De Pijp en de omgeving Beurdsestraat werden platgegooid. Pas toen er nog verdergaande sloopplannen uitlekten kwam de burgerij in opstand. Na een forse tijd van oppositie onder met name Bergé en Van der Eerden gooiden de stadsbestuurders

4

in de 70-er jaren van de vorige eeuw het roer om en – afgezien van enkele sloopplannen die nog in de pijplijn zaten (St. Pieter) – is sedertdien afgekoerst op restauratie van de stadskern. Aan zo‟n verleden houd je een stad over, die weliswaar aardig is, maar geen topper. Dat is de realiteit, die we niet uit het oog mogen verliezen. Maar het wil niet zeggen, dat je je zelfgenoegzaam bij die realiteit moet neerleggen. Het zou de Bosschenaren sieren, wanneer ze de draad oppakten en met hartstocht gingen werken aan een verdere verfraaiing van hun stad. Als dat 50 jaar consequent en met grote ijver gebeurt, kan er een flinke stap voorwaarts worden gedaan. We zien dat met de koersverandering, die ‟s-Hertogenbosch inzette vanaf 1970, nu circa 40 jaar geleden. Door het opgeven van sloopplannen en het ter hand nemen van restauraties is er in 40 jaar veel ten goede veranderd en is ‟s-Hertogenbosch in elk geval niet weggevallen uit de top-20 van het Nederlandse dagjestoerisme. Maar als we ons daarin definitief willen handhaven is er een nieuwe inzet nodig op de schoonheid van de stad, die nieuwe kansen benut en afrekent met de vele bouwkundige missers van de afgelopen decennia. ‟s-Hertogenbosch kan er echt veel mooier uitzien dan nu. Laat ik u eens meenemen op een rondwandeling door de binnenstad en dan aangeven wat er allemaal te verfraaien valt. U zult ervan opkijken. EEN RONDWANDELING

Verfraaiing van de topstukken

Elke sporttrainer zal beamen, dat wie zijn pupil omhoog wil brengen aan moet sluiten bij de sterke kanten van de pupil en diens zwaktes zoveel mogelijk moet wegwerken. De verdere verfraaiing van ‟s-Hertogenbosch moet dan ook beginnen bij de 3 topstukken van ‟s-Hertogenbosch, de St. Jan, de vestingwerken en de Binnendieze. De St. Jan en de Parade Aan de St. Jan is meer dan 150 jaar gebouwd, maar ze is nooit afgemaakt. Rond 1530 kwam de klad erin, mede door de godsdienstige en politieke onrust. Vooral de hoogste toren aan Torenstraat is een vluggertje geweest en daarom geen pronkstuk. Tot 1584 stond er op de middenkruising van de St. Jan een veel hogere toren, die het silhouet van de stad bepaalde. Die toren brandde in 1584 af en is nooit meer opgebouwd. Waarom zouden we die middentoren niet weer opbouwen? In Keulen was de Dom van Keulen ook eeuwenlang onafgewerkt. Zijn twee majestueuze torens, die nu een van de logo‟s van Duitsland vormen, werden er pas rond 1880 tegenaan gezet. Het kan dus wel. ‟s-Hertogenbosch zal aanzienlijk aan schoonheid en attractiviteit winnen, wanneer die middentoren weer op de St. Jan gezet wordt. We kennen hem van oude prenten en de constructie van de St. Jan is sterk genoeg om hem te dragen. Het was indertijd een houten toren. We zouden haar door timmerlieden en houtsnijders in de Derde Wereld kunnen laten maken en aldus meteen ook een bijdrage leveren aan de ontwikkelingssamenwerking.Het idee om de middentoren terug te brengen is niet nieuw. Sinds het midden van de 19e eeuw is het al diverse keren bediscussieerd en bijgevallen

5

door architecten van naam. Laatstelijk werd het nog ondersteund door J. Mosmans, De St. Janskerk te ‟s-Hertogenbosch, ‟s-Hertogenbosch, 1931, p. 542.

De schade, die de beeldenstorm van 1566 aan de St. Jan heeft bezorgd is op vele plaatsen zichtbaar en ze moet zeker niet geheel worden uitgewist, maar het is wenselijk, dat een deel ervan ongedaan wordt gemaakt met nieuwe ornamenten, bijv. door beelden van meer recente heiligen en zaligverklaarden als Don Bosco, Pater Damiaan, Peerke Donders, Edith Stein, Moeder Theresa en Titus Brandsma in de nissen te plaatsen.

Rond 1870 verloor de St. Jan zijn 17e eeuwse oxaal. Dat werd toen voor een habbekrats verkocht aan de Engelsen – een vorm van cultuurbarbarisme, die al in die tijd weerzin wekte en de stoot gaf tot de oprichting van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Het oxaal staat nu in het Victoria en Albertmuseum in Londen en we zouden moeten proberen om dat terug te halen naar ‟s-Hertogenbosch. Dat zou kunnen door met het V&A Museum afspraken te maken, dat ‟s-Hertogenbosch een mooi kunststuk ziet te verwerven, dat goed bij de collectie van het V&A Museum past en dat dan tegen het oxaal te ruilen. Minister Zalm heeft ooit met geld van De Nederlandse Bank een schilderij van Mondriaan voor 35 miljoen euro gekocht en in ‟s-Gravenhage geparkeerd. ‟s-Hertogenbosch zou moeten proberen om een dergelijke afspraak met het Rijk te maken om het oxaal te kunnen terugkrijgen.

Voorts het orgel. De St. Jan is een fraai orgel rijk, dat echter een veel te geringe rol speelt in de beleving van de kerk. Weliswaar wordt er sinds jaar en dag de concertserie Hendrik Niehoff gepeeld, maar dat is qua omvang veel te bescheiden. Wie naar Passau gaat kan daar dagelijks in de kathedraal van mooie orgelconcerten genieten. Dat moet ook het voorbeeld vormen voor de St. Jan, waar elke dag in lunchtijd een orgelconcert moet worden gegeven. Ook de beiaard van de St. Jan mag, evenals die van de stadhuistoren, wel wat vaker bespeeld worden.

Tenslotte de Bouwloods. Het CDA heeft ideeën gelanceerd om de bouwloods om te vormen tot een Museum. De gemeente heeft dat idee meteen vervormd tot een nieuw idee om er een bezoekerscentrum van de maken, dat met een lifttoren kijklustigen de kans zou geven om de beelden van de St. Jan van dichterbij te observeren. Verwarrende gedachten. Het gebouw van de bouwloods is op zichzelf niet erg fraai. Het plein voor het noorderportaal van de Sint Jan mag best een fraaiere afsluiting krijgen. Gemeentewerken heeft daarvoor al ca. 1910 een ontwerp gemaakt, dat uitvoering verdient. Wanneer men in dat gebouw dan elementen van een museum of bezoekerscentrum wil onderbrengen is dat best. De schets voor een observatietoren mag, althans op deze plaats en in deze vorm zo niet uitgevoerd worden. De oostzijde van de Sint Jan heeft de meest boeiende beeldencollectie, namelijk een bijna compleet overzicht van de Hertogen van Brabant, waar ‟s-Hertogenbosch ook zijn naam aan dankt. Het verdient aanbeveling, ook voor educatieve doeleinden, om die beeldenreeks meer in het zicht en onder de aandacht te brengen. Dat zou kunnen door rondom de St. Jan panoramakijkers te plaatsen, zoals die onlangs ook in het Bossche Broek zijn geplaatst.

Wie St. Jan zegt, zegt ook Parade, want dit plein aan de voet van de St. Jan vervult een

zeer belangrijke rol in de belevenis van de St. Jan. Jarenlang heeft de gemeente dit plein laten verloederen door het hoofdzakelijk als een parkeerkplaats te benutten. Mede daardoor konden ook de kastanjes daar geen optimale jeugd doormaken (ze werden rond 1990 gecastreerd om te voorkomen, dat vloeistoffen op de auto‟s terecht zouden komen).

6

Veel te laat, maar eindelijk in 2007 is de Parade parkeervrij gemaakt. Daarmee is het nog niet hersteld in zijn oude luister. De bomen op de Parade vormen een fraai carré, alleen is de bomenkeuze indertijd niet optimaal geweest – de kastanjes zijn een boomsoort met een te dicht gebladerte in de zomer, waardoor het zicht op de St. Jan enigszins verloren gaat. Ze kunnen daarom op termijn vervangen worden door een boomsoort met een meer transparante lover. Maar dat komt pas aan bod, wanneer de huidige bomen hun tijd hebben uitgediend. Momenteel zijn de meeste bomen weliswaar aangetast door de kastanjebloedingsziekte, maar die is te genezen en dan kunnen ze nog best heel wat jaartjes mee. Ze verdienen op dit moment geen totale kaalslag, zoals de gemeente van plan is. Het middenterrein van de Parade kan het beste met graveel i.p.v. met stenen bedekt worden. De steensoorten die bij wijze van proefvak tegenover het Theater aan de Parade zijn neergelegd, zijn zeer afkeurenswaardig. Ze zouden de Parade tot een soort dodenakker maken. Midden op de zuidelijke helft van de Parade, recht voor het bisschoppelijk Paleis, zou een Mariazuil moeten komen, die verwijst naar het Mariabeeld in de Kathedraal, naar de Bisschop en in sculpturen ‟s-Hertogenbosch als pelgrimsstad verbeeldt. Midden op de noordelijke helft een fontein, geinspireerd op het voormalige begijnhof, dat daar lag. De resten, die daarvan in de bodem liggen, zouden overeenkomstig een idee van Coen Free (Brabants Dagblad 6 november 2005) zichtbaar gemaakt kunnen worden onder een glasplaat. Bezoekers zouden tussen deze funderingen kunnen rondwaren en er een beschrijving kunnen vinden van 5 eeuwen aanwezigheid van de begijnen in ‟s-Hertogenbosch. Oud-wethouder Van Berkom wees onlangs (Bossche Omroep, 27 september 2009) op een goed voorbeeld daarvoor bij de Nidaroskathedraal in Trondheim, Noorwegen. De cafés aan de westzijde van de Parade mogen op het vóór hen, onder de bomen gelegen deel van de Parade een terras bedienen wanneer zij – in ruil daarvoor – een veel vroegere nachtelijke sluitingstijd gaan hanteren dan thans het geval is. Het streven moet erop gericht zijn te verhinderen, dat dit stuk van de omgeving van de St. Jan (met een verlengde in de Torenstraat) zich geleidelijk ontwikkelt tot een soort Bossche Reeperbahn. Met name het uitdijen van het cafégebeuren in de richting van de Torenstraat (nieuwe cafés voorzien op nrs. 11-13 en 12-14) moet gestopt worden. De ontwikkeling daar moet eerder gaan in de richting van een rustige “cathedral close” zoals men die vindt in Engelse steden. Het hele gebied van de Weesstraat tot de Muzerije, van de Torenstraat tot het St. Janskerkhof zou alszodanig een samenhangend gebied van rust moeten worden. Straatverlichting, bestrating, hekwerk etc. zouden die eenheid moeten uitstralen. De Vestingwerken, de Citadel en het Kruithuis De hertogen van Brabant hebben door de eeuwen heen veel aandacht geschonken aan de militaire verdediging van de ‟s-Hertogenbosch, omdat die stad het noordelijke bolwerk vormde van hun hertogdom en zich moest kunnen handhaven tegenover de Geldersen en de Hollanders. In later eeuwen hebben de Spanjaarden en de Hollanders deze politiek voortgezet en zo kon het gebeuren, dat in de Nieuwe Tijd ‟s-Hertogenbosch bekend stond als „de Moerasdraak‟, een bijna onneembare stad in het moerassige ommeland. Door de ontwikkeling van de militaire technieken verloren die oude vestingswerken in de 19e eeuw hun betekenis en werden ze tot een blok aan het been, dat de expansie van de stad buiten zijn oude muren belemmerde. Eind 19e eeuw werd dat opgeheven en konden ook de vestingsteden uitgroeien. In veel Nederlandse steden is dat zo radicaal gebeurt, dat de oude vestingwerken onherkenbaar zijn geworden. Veel werd afgebroken of

7

weggewerkt onder bestratingen. In Utrecht is dat beleid nog in het midden van de vorige eeuw voortgezet in het naargeestige plan Hoog-Catherijne! Voor veel geld gaat men dit nu weer ongedaan maken! In enkele kleinere Nederlandse steden, zoals Heusden, is men echter al in diezelfde tijd gaan inzien, dat die oude vestingwerken juist een belangrijke toeristische attractie vormen en is men ze gaan herstellen en eerdere inbreuken ongedaan gaan maken. In ‟s-Hertogenbosch spotte menige stadsbestuurder daar aanvankelijk mee, maar uiteindelijk is men ook hier gaan inzien, dat de vestingwerken een „sterkte‟ voor de stad vormen, die men moet uitbuiten. Sinds een aantal jaren wordt er nu het nodige aan de vestingwerken verbeterd op basis van een twintigjarenplan 2000-2020, dat nu halverwege is: het deel langs de Buitenhaven is aantrekkelijk gemaakt voor de pleziervaart, de kop van de haven is ietwat hersteld, de Zuidwal-Parklaan is aangepakt, het Bastion St. Anthonis is weer versterkt, het Muntelbolwerk opgeknapt, aan de Westwal en de St. Janssingel zijn de taluuds van de Dommel verwijderd en de wallen weer zichtbaar gemaakt. Er is een stichting opgericht, de Stichting ‟s-Hertogenbosch Vestingwerken, die de restauratie onder de aandacht van het bedrijfsleven en particulieren brengt. Dat is goed, maar er is nog veel meer te doen. In de eerste plaats moet de hele demping van de vroegere vestinggracht langs de Hekellaan en de Oostwal ongedaan worden gemaakt, zodat de binnenstad van ‟s-Hertogenbosch weer geheel door water en wallen omgeven wordt. Op enkele plaatsen zouden dan zelfs enkele zgn. ravellijnen en enveloppes teruggebracht kunnen worden. Denk aan de oostkant bij de Bartenbrug, waar zojuist al een van de „halve manen‟ die langs zo‟n ravelijn lagen, in ere hersteld is. Aan de zuidzijde bij het Heetmanplein verkeren de vestingwerken in een erbarmelijke toestand, doordat ze bijna onherkenbaar zijn. Nu de Gementweg hier wordt aangelegd (helaas in de vorm van een te grote weg, die te veel natuur aantast), ontstaat hier de mogelijkheid, om de stad van een nieuwe entree te voorzien, waarin de vestingwerken weer zichtbaar aanwezig zijn. Jac Slikker heeft daarvoor al in 1993 een ontwerp gemaakt (Brabants Dagblad, 6 januari 2010), dat uitgevoerd moet worden. Ook verdient het aanbeveling om hier een nieuw poortgebouw op te trekken. Vroeger stond hier de Pikkepoort, het grootste poortgebouw van Nederland, dat kon wedijveren met de nog bestaande poortgebouwen elders in Nederland (Sneek bijv.) en in het buitenland (Lübeck). Dat gebouw – nu eigentijds in de vorm van een woongebouw - daar terug te brengen is een uitdaging, die aangedurfd moet worden. Vergelijk hoe in Nijmegen de bevolking in referendum gestemd heeft voor de herbouw van het Donjon naast het Valkhof. Ook zou er op deze plaats weer een molen teruggezet moeten worden. De Kring Vrienden van ‟s-Hertogenbosch heeft het voorbeeld aangedragen van de Noletmolen van Schiedam, die van buiten klassiek, van binnen toegerust met de modernste snufjes, groene stroom opwekt. De PvdA heeft aangekondigd hiervoor een initiatiefvoorstel te zullen indienen, dat alle steun verdient. De door de Zuidwillemsvaart gecoupeerde Citadel moet weer zijn laatste punt terug krijgen, zodra de Zuidwillemsvaart zijn huidige functie door de Bossche binnenstad heeft verloren. De Citadel heeft inmiddels een passende nieuwe bestemming gekregen als vestigingsplaats van het Noordbrabantse deel van het Rijksarchief. Ook aan beide kanten op de kop van de haven moet een omwalling met de oude torens worden teruggebracht. Bij de Oliemolensingel moet een molen teruggeplaatst worden.

8

Tenslotte moet het Kruithuis weer geheel worden vrijgelegd en door een gracht omringd. Het is maar goed, dat de slechte plannen, die er een paar jaar geleden voor het Kruithuis bestonden, niet zijn doorgegaan, maar er moet wel een nieuwe passende bestemming voor het Kruithuis komen, die geen buitenissige bouwkundige aanpassingen vergt. Het al in 2003 ingediende voorstel van de Kring Vrienden van ‟s-Hertogenbosch, gesteund door VVD, Bosch Belang en Stadspartij Knillis, om hier een vestingmuseum van te maken, verdient uitvoering. De Binnendieze De Binnendieze was vanouds een verzameling van grillige watertjes vlak voor het punt waar Aa en Dommel bijeen kwamen om gezamenlijk als Dieze in de Maas uit te monden. In de loop van de tijd zijn die waterlopen vele malen verlegd naar gelang dat voor de ontwikkeling van de stad ‟s-Hertogenbosch uit kwam. Uiteindelijk was er begin 20ste eeuw een wirwar van wel 7 km aan stroompjes overgebleven. Omdat deze waterloop steeds minder positieve waarde had voor handel en nijverheid (vroeger diende zij o.a. het brouwen van bier en het afkoelen van de munten van de Bossche munt) gingen de negatieve aspecten overheersen: bouwvalligheid, stank, vervuiling en bedreiging voor de volksgezondheid. De meeste Bosschenaren meenden, dat „die stinksloot‟ maar gedempt moest worden, de stadsbestuurders vonden dat ook en in de jaren veertig en vijftig werd al meer dan de helft van de Binnendieze gedempt. Het is aan de vooruitziendheid van Bergé en Van der Eerden te danken, dat die dempingsplannen op het laatst zijn bijgesteld. Het nog overgebleven deel van de Binnendieze werd gerestaureerd en vormt nu het speelveld van een van de belangrijkste toeristische attracties van de stad: de rondvaarten op de Binnendieze. In dit verband is de verplaatsing van de stuw in de Binnendieze van Zoete Lieve Gerritje naar de Smalle Haven een goede zaak, omdat daardoor weer een stukje Binnendieze meer is opengelegd en de Haven weer een klassieke functie kan terugkrijgen: opstap- en afstapplaats. Het oude beleid om de Binnendieze te dempen, vormt echter nog altijd een grote belemmering voor een volledige ontplooiing van de sterkte van de Binnendieze. Met name door de demping in het zgn. Loeffpleinkwartier is het niet mogelijk om rond te varen en komt een van de belangrijkste takken van de Binnendieze, De Grote Stroom, niet tot zijn recht. Sterker nog, de Grote Stroom is door die gedeeltelijke demping een Dieze-arm geworden met te weinig stroming en zuurstof, waar geregeld dode vissen en drijfvuil uit gehaald moet worden. Daarom moet alle energie gericht worden op het terugbrengen van de Binnendieze in het Loeffpleinkwartier tussen de Waterpoort en de Geertruisluis

(die dus ook als schutsluisje weer in functie moeten komen). Dus niet de aanleg van een „Nieuwe Dieze‟, zoals voorzien in het Masterplan GZG-terrein, want dat zou slechts een doodlopende tak worden, “een stinksloot vol met drijfvuil” (P. Verhagen in het Brabants Dagblad van 13 december 2008). Op lange termijn – maar daar moet het beleid nu al van uitgaan – moeten ook de eertijds gedempte Parkstroom en de Doode Stroom van de Binnendieze weer opengelegd worden. Door al deze verbeteringen kan het bevaarbare gedeelte van de Binnendieze aanzienlijk worden uitgebreid en kunnen de rondvaarten in de toekomst blijven doorgroeien – het huidige bevaarbare Binnendiezetracé zit inmiddels bijna aan zijn plafond.

9

Verder moet het mogelijk gemaakt worden, dat de Binnendieze-tochten in de toekomst ook verlengd kunnen worden met het binnenvaren van De Bossche Broek alsmede met tochten over de Dommel in de richting van Halder en St. Michielsgestel en in de richting van Esch en Boxtel (om die reden moet de stuw bij Esch worden vervangen door een stuw met schutsluisje; dit moet bij het Waterschap aangekaart worden). Overigens kan de Binnendieze ook nog een andere rol vervullen dan die van toeristische trekpleister. Ze zou ook, net als vroeger, weer benut kunnen gaan worden voor goederenvervoer. In Utrecht vaart op de grachten een elektrische boot van waaruit de zaken aan de grachten bevoorraad worden, o.a. de cafés met bier. Ook in ‟s-Hertogenbosch zouden tientallen zaken vanuit de Binnendieze met zo‟n boot bevoorraad kunnen worden, waardoor het lastige vrachtverkeer in de Binnenstad verder wordt teruggedrongen. Verfraaiing in de oude en nog bestaande stadskern.

De stadskern, dat zijn al die pleinen en pleintjes en al die grote en kleine straten en straatjes van de Bossche binnenstad, die om hun sfeer zo enorm gewaardeerd worden. De Markt en de Parade, de Vismarkt, de grote aders, Hinthamerstraat, Vughterstraat en Orthenstraat, de middelgrote straten als Postelstraat, St. Jorisstraat en Verwerstraat, de vele kleine straten als de Kerkstraat en de Visstraat en ten slotte de vele straatjes en steegjes, zoals de Uilenburg, In de Boerenmouw, enz. In het verleden waren dit grotendeels zeer harmonisch gegroeide pleinen en straten, die eigenlijk onaangetast hadden moeten blijven en waar zorgvuldig gerestaureerd had moeten worden. Helaas is dat op diverse plaatsen niet gebeurd en zijn grote schades aangericht. We denken dan aan onnodige sloop al van vóór de Tweede Wereldoorlog (zoals van het gebouw van de Katholieke Kring aan Achter het Wild Varken), aan de schade, opgelopen tijdens de Tweede Wereldoorlog, die niet fraai hersteld is en aan de ontsierende nieuwbouw uit de jaren vijftig en zestig, toen het beleid ook helemaal geen oog had voor stedeschoon. Maar ook aan een aantal bouwwerken uit de laatste 3 decennia, die er konden komen door een verkeerd beleid van het stadsbestuur. De stadskern van ‟s-Hertogenbosch is als een gebit, waar veel rotte kiezen en tanden in zitten. Het moet de hoogste prioriteit zijn om al die schades in de komende decennia te herstellen en een grote schoonmaak te houden onder al die lelijke gebouwen en mislukte inrichtingen van de openbare ruimte. De meeste Bosschenaren zijn het erover eens, dat de reconstructie van de Markt in 2008-2009 een mislukking is geworden. Het plaveisel is lelijk, de verlichting smakeloos, de verkeersituatie onhelder, terwijl het opruimen van het puthuis een gevoel van verweesdheid geeft. Hoe zonde het is van het weggegooide geld: een nieuwe reconstructie is nodig. Daarbij moet het uitgangspunt zijn, dat de Markt historisch het samenkomstpunt is van de 3 hoofdtoegangswegen en dus niet helemaal zonder verkeer moet zijn. Het moet een T-kruising blijven van fietsroutes en van banen voor het openbaar vervoer (kleine electro minibussen en taxis). Het daarbinnen gelegen plein moet geplaveid worden met degelijke steen, zoals voor het raadhuis van Leuven. Er moeten zowel forse als minder grote, historiserende verlichtingsarmaturen komen en centraal een nieuw soort puthuis, dat iets weg moet hebben van de rijkgeornamenteerde “Brunnen”, die men in Duitse en Engelse steden kan vinden – de toegezegde glasplaat is dus zeker veel te

10

weinig! Midden op de Markt moet er een vaste stenen/smeedijzeren muziektent komen, waarop alle weekendmiddagen en zomeravonden een band musiceert, zoals dat nu bijv. ook schaarse gelegenheden als de Bloemenmarkt op Hemelvaartsdag gebeurt. De viskramen moeten van Markt en Pensmarkt verdwijnen. Zij kunnen wel in de Marktstraat, in het Tolbrugkwartier of – het liefst nog - op de Vismarkt gesitueerd worden. Op de markt moet wel ruimte zijn voor een historiserende krantenkiosk (zie die in Arnhem). De kelders op en rond de Markt en de aangrenzende straten moeten toegankelijk worden gemaakt. Verder is het dringend nodig, dat de foeilelijke achterbouw van het gebouw van Paris XL/Promiss wordt vervangen, het best door een sierlijke toren in de Amsterdamse stijl van het hoofdgebouw. Op de Noordoostelijke wand moeten de twee pandjes naast de Kerkstraat een sierlijker voorgevel en een kap krijgen. Op de Pensmarkt moeten de Hema en Van Haren meer fatsoenlijke onderpuien krijgen.

Op de hoek van de Pensmarkt moet de toenmalig „nieuwe V&D‟, nu het gebouw van Perry Sport, Etos en V&D-kelder, tegelegenertijd worden vervangen door een blok van afzonderlijke historiserende winkelpanden van 3 etages of 4 etages hoog met kappen, zodanig dat ook de Minderbroederstraat en de Dode Nieuwstraat weer in ere hersteld worden. Hierbij kan men een voorbeeld nemen aan het in aanbouw zijnde historiserende hotel in Zaanstad, maar dan in een Bossche uitvoering. De Dode Nieuwstraat is

overigens door de recente invulling van het perceel 21/23 een heel stuk verbeterd. Een goed voorbeeld van hoe het in de stadskern moet! Het Tweede Korenstraatje moet

drastisch verfraaid en veraangenaamd worden, zowel door aanpak van de façade van de Hema als die van de daartegenovergelegen panden. Het pand van Scapino/Hans Anders (ex-Kreymborg) aan de Schapenmarkt moet een

mooiere voorgevel krijgen, precies zoals dat ook een paar jaar geleden heel netjes is gedaan met het pand van De Bijenkorf, tegenover de Hema. De Snelle Straat/Stoofstaat

zijn voorbeelden van recente opknapbeurten, die tamelijk positief zijn, maar meer historiserend hadden gemoeten. De grootschalige aanpak heeft onnodige schade aangericht aan belendende panden. De Vughterstraat, de Hinthamerstraat, de Postelstraat en de Verwerstraat behoren tot de kostbaarste stadsstraten. De panden daar moeten zorgvuldig geconserveerd en verbeterd worden. In de eerste plaats natuurlijk op het uiterlijk, maar ook maar de inwendig aanwezige kostbare bouwfragmenten dienen behouden te blijven. Gaten in deze straten verdienen een betere opvulling dan die op de hoek Vughterstraat/St. Jorisstraat en Hinthamerstraat/Louwsepoort, die vloeken bij de omliggende panden. De Orthenstraat is destijds zwaar achteruit gegaan door de bouw van de fabriek van De

Gruyter. In de jaren tachtig is die vervangen door nieuwbouwflats (De Brusselse Poort), die qua functies en volume wel passen, maar een sombere uitstraling hebben. Zij moeten een statiger exterieur en kappen krijgen. In de Visstraat is het gebouw van de Amrobank een mislukking. Het moet aangepast worden aan het tegenover liggende pand van America Today, waardoor een evenwichtige stadsingang ontstaat. Tussen Buitenhaven en Brede Haven staat een onooglijk flatgebouw dat door een rij huizen moet worden vervangen, die aansluit bij de huizen aan het begin en einde van deze straten.

11

In de buurt van de Wolvenhoek/Waterstraat is al in de zestiger jaren een grote vergissing begaan door sloop van de panden van Slager. Daar staat nu de smakeloze parkeergarage Wolvenhoek. Op termijn moet die vervangen worden. In het recente verleden is daartegenover de nieuwbouw van het Stadskantoor gerealiseerd. Van het voormalige belastingkantoor is alleen de voorgevel blijven staat. Daarachter is een tamelijk lelijke nieuwbouw opgetrokken, wat vooral opvalt als je er met de Binnendieze rondvaarten voorbij komt. Ook de glazen gevel aan de Wolvenhoek stoort. Dat alles moet worden aangepast aan de bebouwing van de omgeving. In de Lange Putstraat moet de oude rooilijn, die door de nieuwbouw van de voormalige

Waterleidingmaatschappij was verbroken, weer in ere hersteld worden. Het is onaanvaardbaar, dat daar wel uitzonderlijk dure appartementen gerealiseerd worden (koopprijs 1,6 miljoen Euro), maar er blijkbaar geen geld is uitgetrokken om de gevels naar voren te brengen naar de oude rooilijn van de Lange Putstaat. De paar parkeerplaatsen daar zijn onnodig gezien de aanwezigheid van een parkeerkelder. De achterzijde van de Marktbebouwing bij het Herman Moerkerkpleintje moet afgerond worden met vriendelijke panden, de GZG-gebouwen bij de Waterpoort hersteld en lege

ruimtes op het nabijgelegen GZG-terrein op basis van individuele verkaveling bebouwd met eveneens vriendelijke panden, zodat in dit hele gebied een plezierige woonbuurt ontstaat. Op de Markt, in de Visstraat, de Hinthamerstraat, enz. moeten de moderne lichtpalen worden vervangen door historiserende lichtarmaturen. Ook moet het aanstralen van de gevels verbeterd worden. De huidige methode, waarbij de gevels verlicht worden door tegen de gevels aangezette verlichtingsarmaturen, geeft geen mooi resultaat. Veel mooier is het om, zoals dat bijv. in Uppsala gebeurt, de gevels te verlichten door een lichtbron, die op de lantaarnpalen is gemonteerd. Leegstaande woonruimtes boven winkels moeten weer een woonfunctie krijgen, o.a. door ze van een eigen opgang te voorzien. Winkeliers hebben daar vaak een hekel aan, omdat die eigen opgangen etalageruimte kost. Met creativiteit (bijv. door diverse bovenwoningen via één opgang toegankelijk te maken) en doorzettingskracht (onder andere door een actief opkoop- en verkoopbeleid van de voorgestelde NV Stadsherstel) moet de huidige onbevredigende situatie op dit punt doorbroken worden. Nu staan veel bovenwoningen echt te verkommeren, zoals pas nog bleek bij een kraakactie van het pand van „t Kruidvat aan de Hoge Steenweg. Ook bleek toen, dat sinds 2001 de gemeente geen beleid meer had gevoerd op dit gebied. In de hele binnenstad moeten lelijke winkelpuien worden vervangen door mooie. Goede voorbeelden van recente verbeteringen zijn die van De Bijenkorf, Invito aan Markt 61 (winnaar Puiprijs 2008), de gevels van Van Rosmalen aan de Fonteinstraat, waarin de verkeerde horizontale lijn vervangen is door een verticale. Iets twijfelachtiger is de nieuwe gevel van Bart Smit in de Kerkstraat, die niettemin een vooruitgang is vergeleken bij de eerdere toestand. Ondoorzichtige etalageluiken moeten worden vervangen door doorzichtige. De openbare ruimte moet op tal van plaatsen worden verfraaid met kleine monumenten. Dat dit kan is inmiddels wel gebleken door tal van gerealiseerde goede initiatieven van de Vereniging Het Klein Monument. Ook de fontein Dieske bij de Waterpoort is er een goed

12

voorbeeld van. Als deze operaties zijn volvoerd zal de Bossche binnenstad een stuk van zijn oude luister herwonnen hebben.

Verfraaiing in de randzones van de Bossche binnenstad.

Wie op een stadsplattegrond van ‟s-Hertogenbosch ca. 1850 kijkt, ziet, dat er tussen het stedelijk weefsel rondom de grote straten en de omwalling grote onbebouwde gebieden waren, die veelal als tuinen werden benut. Sinds het midden van de 19e eeuw zijn die gebieden allengs bebouwd met kerkelijke instellingen, nieuwe handels- en nijverheidsbedrijven en woningen voor de arbeiders. Afgezien van de eerste categorie heeft dat niet veel stedelijk schoon opgeleverd en na de Tweede Wereldoorlog zijn de meeste van die bouwsels successievelijk weer afgebroken. Daarvoor in de plaats kwamen vaak kantoren, ziekenhuisgebouwen en flats, maar erg veel fraais heeft ook die bouwgolf niet voortgebracht. We kunnen onze rondgang door deze randgebieden het beste aanvangen in de voormalige Pijp, het gebied van de Lange Tolbrugstraat, en de Hoge Nieuwstraat, die al in de vijftiger jaren zijn afgebroken. Daar is toen een uitbreiding gekomen van het Groot-Ziekengasthuis, compleet met verpleegstersflats, een nieuw politiebureau en een winkelgalerie met een torenflat. In de zeventiger jaren werd een deel van het Loeffplein

opgeofferd aan een parkeergarage. De totaliteit is van een onbeschrijfelijke naargeestigheid. Inmiddels is het nieuwe politiebureau alweer afgebroken en vervangen door de Arena met de Stoa, bouwwerken, die net zo goed in Tilburg of Heerlen hadden kunnen staan, want ze hebben weinig karakter. De gemeente denkt al weer aan een gedeeltelijke afbraak van de Stoa! Binnenkort komen de GZG-gebouwen leeg, omdat de gemeente meedoet aan de twijfelachtige mode om alle ziekenhuizen zoveel mogelijk te concentreren. Het gevolg is, dat alle ziekenhuisfuncties uit de binnenstad verdwijnen. Dat beleid verdient geen voortzetting. Met name de oudbouw van het GZG tussen de Nieuwstraat en de parkeergarage Loeffplein is niet lelijk en kan goed gerenoveerd worden om er een kleinschalig binnenstadsziekenhuis annex verzorgingshuis van te maken. Aan de nieuwe bouwsels tussen Kardinaal van Rossumplein en Lange Tolbrugstraat valt geen eer te behalen, maar het is wel zaak, dat de betreffende terreinen niet worden ingevuld met flatgebouwen, zoals de gemeente van plan is met het Masterplan GZG-terrein, dat in oktober 2008 werd gepresenteerd. Een vreselijk lelijk plan, waarin de grootschaligheid weer troef is en dat – na het Noordbrabants Museum – weer de nieuwste bijdrage gaat vormen aan de verrommeling van ‟s-Hertogenbosch. Dat plan moet vast en zeker van de baan. Daarvoor in de plaats moet een veel soberder ontwerp komen, dat alleen wat open ruimtes rondom het mortuarium kleinschalig stedelijk invult en verder de oude gebouwen van het GZG vooralsnog laat staan en hergebruikt – zelfs de lelijke, die aan het oog onttrokken kunnen worden door er een mooie voorbouw voor te plaatsen. Hier moet en kan het concept van de centrale deelwijk De Veste in Helmond-Brandevoort het goede voorbeeld zijn. Ook moeten we af van de ambitie om in dit gebied veel extra parkeerruimte te scheppen, bijv. de 900 plaatsen die De Bijenkorf wil, wil ze hierheen komen en wat ook weer de achterliggende reden is om hier alles te slopen! Een sloop die alleen al miljoenen Euro‟s gaat kosten. Wat een verspilling in een tijd, waarin iedereen de mond vol heeft van duurzaamheid. De ontsluiting van dit gebied moet – in mijn hierna uiteen te zetten visie – gebeuren door shuttlebussen, een tram of een monorail over het huidige binnenstadstracé van de Zuidwillemsvaart te leiden, niet door meer auto‟s te lokken met royale parkeergelegenheid. De toevoerwegen kunnen dat ook niet aan, zoals nu al elke zaterdag goed te zien is. Dan staat alles er vast tot aan De Vliert toe!

13

Het gebied tussen Nieuwstraat en St. Josephstraat heeft ooit een samenhangend 19de eeuws karakter gekregen door veel invullingen vanuit het rijke Roomse Leven. Enkele gebouwen daarvan hebben stand gehouden, zij het in nieuwe functies, zoals de Redemptoristenkerk en het Redemptoristenklooster, de voormalige Paulus-Mulo en het Politiebureau. Maar de Pedagogische Academie ontkwam niet aan sloop en de invullig van dat terrein heeft de kwaliteit van die hoek behoorlijk geschaad. Ook de herinrichting van het Kardinaal van Rossumplein, met de lelijke positionering van het beeld van de kardinaal, heeft dit stukje stad onnodig verfomfraaid. Hier moet met zorg opnieuw een rustieke sfeer worden teruggebracht. Voorwaarde daartoe is, dat het doorgaande autoverkeer over dit plein wordt opgeheven. Vervolgens moet voor of in de plaats van de noordelijke straatwand een historiserende invulling komen (en dus zeker niet de flatbebouwing, die daar nu in het Masterplan GZG-terrein gedacht is). De buurt rondom de voormalige Sint-Pieter en achter de Orthenstraat is in de zestiger

en zeventiger jaren van de vorige eeuw platgegooid, afgezien van de oude pastorie van de St. Pieter – een monument. De Sint-Pieterskerk is vervangen door een flatgebouw, de gebouwen achter de Orthenstraat door kantoor- en flatbebouwing, die allemaal beneden de maat van een „mooier ‟s-Hertogenbosch‟ zijn. Tegelegenertijd zal hier een complete renovatie moeten plaatsvinden. Alleen het terrein van de oude brandweerkazerne is op een wat meer verantwoorde wijze ingevuld en misstaat niet in een „ mooier ‟s-Hertogenbosch‟. Hiertegenover ligt het gebied van het voormalige Carolus-Ziekenhuis, dat al gesloopt is in de jaren 80 van de vorige eeuw en vervangen is door flatgebouwen, die niet erg fraai zijn, maar ook niet echt heel lelijk en er dus mee door kunnen. Daarentegen is er aan het gebouw van het gemeentearchief en de belendende flatgebouwen aan de Pastoor de Kroonstraat niets verloren. Het gebied tussen de Jan Heinsstraat en de Zuidwillemsvaart heeft een eigen sfeer, die versterkt moet worden door goed onderhoud. Met name het zgn. Weckgebouw ontsiert. Het gebied heeft verder al geleden door de ontploffing in de jaren zestig van het vroegere Concertgebouw, waarvoor de weinig fraaie Eurocinema in de plaats is gekomen. Op termijn moet dat pand historiserend verbouwd worden in de sfeer van de overige bebouwing van deze zijde van de straat, die qua sfeer zo veel mogelijk gehandhaafd moet worden. De voormalige protestantse kerk aan deze straat is een mooie, goed bruikbare ruimte, zo bleek pas nog tijdens de Boulevard 2009, en moet dan ook hersteld in plaats van gesloopt worden. Daar nu appartementen neer te zetten, zoals in de bedoeling ligt, is weer een nieuw staalte van verrommeling van ‟s-Hertogenbosch. Aan de overkant van de Zuidwillemsvaart ligt het gebied Zuidwillemsvaart/Aa, tussen de Citadel en het Hinthamereinde, dat sinds het einde van de 19e eeuw met armzalige woningbouw was opgevuld. Hoewel nog tot in de zeventiger jaren is gepoogd via renovaties delen ervan te behouden, is toch uiteindelijk bijna alles hier onder de sloophamer terecht gekomen. Her en der zijn – terecht - nog enkele van de huizen uit die tijd gespaard, zoals de Officierswoningen aan de Citadellaan, de woningen rondom de Vliertstraat en die nabij de Kanaalstraat. Wat voor al het overige gesloopte terug in de plaats is gekomen stemt weinig vrolijk. De hoogbouw-bejaardenflat Huis ter Aa was een monstrum en is terecht alweer gesloopt. Nu staat er een minder afzichtelijk complex bejaarden en aanleunwoningen, maar mooi is het ook niet. Evenmin is dat de nieuwbouw aan de Van Kasterenwal en de Van Berckelstraat – allemaal bebouwing, die men zo in de gerenoveerde Amsterdamse volksbuurten kan aantreffen maar die noch in Amsterdam

14

noch hier een waardevolle uitstraling heeft. Ook alle overige flatbouw tussen de Van Berkelstraat en het Hinthamereinde mist kwaliteit, hetgeen eigenlijk verbazingwekkend is, want deze prachtige locatie, die aan de ene zijde uitziet over de Aa en aan de andere zijde over de Zuidwillemsvaart had de bestuurders en architecten moeten inspireren tot de bouw van fraaie herenhuizen. Hoe het beter kan is te zien op de Maarten van Rossumsingel in Zaltbommel. Een stijlvolle renovatie van de voorpuien kan hier al veel verbetering brengen. Helaas is er nu weer een modieus nieuw flatplan in ontwikkeling voor de hoek Van Berckelstraat – Zuidwillemsvaart. Men leert het nooit! Het Zuidwillemsvaarttracé door de binnenstad verliest zijn functie, wanneer de

Zuidwillemsvaart wordt omgelegd. Op zichzelf is die omlegging, die 1 miljard Euro gaat kosten, volkomen onzinnig. Er zijn nog geen 5 bedrijven in de regio, die daarop zitten te wachten. Het enkele bedrijf dat dit wél begeert, is voor grote binnenvaartschepen bereikbaar vanuit het zuiden, door het Wilhelminakanaal. Maar, omlegging of geen omlegging, het is mogelijk om het hele Zuidwillemsvaart-tracé binnen de Bossche binnenstad als doorgaande vaarweg op te heffen. Dat wil overigens niet zeggen, dat dit hele tracé gedempt moet worden. Het verdient aanbeveling hier het water toch te handhaven in de vorm van vijvers, die aangelegd worden op, onder of langs de door mij voorgestelde openbaar vervoer-baan, die hier moet komen te lopen. Ook de bomen moeten gespaard blijven. Het Hinthamereinde is nog in redelijke staat gebleven en zal door de versterking van de

woonfunctie in de Bartjes wel weer gaan opleven. Het moet goed geconserveerd worden door hier alleen maar zuiver historiserende bouw toe te staan. De Watertoren moet gerenoveerd worden naar het voorbeeld van de watertoren in Delft. In het gebied ten noordwesten van Sluis 0 was kort na de Tweede Wereldoorlog al een bejaardenhuis gekomen (Anthoniegaarde), dat van een behoorlijke kwaliteit was en – zij het inwendig goed gerenoveerd – behouden had dienen te blijven. Wat er recentelijk in de plaats van het oude St. Anthoniegaarde is gekomen en wat is bijgebouwd (ook door Reinier van Arkel) is meest een flink stuk minder fraai en heeft ook onnodig afbreuk gedaan aan de historische gevel van de kapel en aan de omliggende woningen. Het dient te zijner tijd in historiserende sfeer herbouwd te worden. In de Hinthamerdriehoek (tussen St. Josephstraat, Hinthamerstraat en Zuidwillemsvaart) is positief, dat hier een rustgevende invulling tot woongebied heeft plaatsgevonden rondom de Boerenmouw, de Louwsche Poort, de Zusters van de Orthenpoort en de Schilderstraat, maar de architectuur is minder geslaagd – te veel rijtjeshuizen, waar individuele verkaveling gewenst was. En waar hofjes-architectuur had gekund, hebben ze niet het peil van bijv. de hofjes in Leiden gehaald. Het begin van de Schilderstraat en het herstel van de Bank van Lening zijn hier echter positieve ontwikkelingen. Maar er is nog wel wat te doen, zoals m.b.t. Het Pand (achterin de Louwse Poort), een verfraaiing van de Jeroen Boschtuin en een vermindering van de parkeerterreinen. Het verdere gebied tussen de Hinthamerstraat en de Hekellaan was een van de vroegst ontwikkelde randgebieden, waar kwalitatief goede woningen en zelfs stadsvilla‟s zijn gebouwd (het gebied rondom de Bethaniëstraat). Die buurt kan in een mooier ‟s-Hertogenbosch behouden blijven. Dat geldt ook voor het St. Jacobshofje en de gebouwen van de voormalige rijks-HBS en het Stedelijk Gym, die gerestaureerd moeten worden en een waardige nieuwe bestemming moeten krijgen. De oude manege op de hoek van

15

Papenhulst-Hekellaan kan een goed hergebruik krijgen als veiliggebouw Korst. We mogen van geluk spreken, dat in de Papenhulst/Clarastraat menig gebouw aan de sloopwoede van de gemeente is ontsnapt (met name het Claraklooster en het voormalig St. Jan de Deo), waardoor de sfeer van deze straten behouden is gebleven. De Oude St. Jacobskerk aan de Bethaniëstraat moet een sterke rol krijgen door een permanente tentoonstellingsruimte van de archeologie en de bouwhistorie van ‟s-Hertogenbosch te worden. De nieuwe St. Jacobskerk is inmiddels fraai uitgebouwd door particulier initiatief tot een Hieronymus Bosch Art Center. Het zal nog verder versterkt worden wanneer daar binnenkort ook het Oordeelspel naar toe komt. Het gebied Zuidwal-Beurdsestraat hoorde ooit tot de stadskern, maar is zeer drastisch uitgewist in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog. De eeuwenoude Beeweg voert door dit gebied en wie haar loopt wordt droefgeestig van de lelijke nieuwbouw en de open ruimtes die hier geschapen zijn. Niet in het minst achter de flats, die langs de Zuidwal zijn

gebouwd. Die zijn, evenals de kantoorgebouwen op de hoek met de Prins Bernhardstraat het aanzien niet waard. Wie vanuit de Bossche Broek naar de stad kijkt ervaart ze als enorm lelijk. Hetzelfde geldt de achterbouw en de open parkeerruimtes van de KPN-gebouwen aan de Prins-Bernhardstraat. De voorgevels van die gebouwen aan de Prins

Bernhardstraat zijn niet zo lelijk en kunnen als voorbeelden van de kantoorbouw uit de vijftiger jaren een plaats behouden in het „mooiere ‟s-Hertogenbosch‟. De gaten aan de westelijke kant van de Sint-Bernhardstraat en de Oude Hulst moeten echter weggewerkt worden door de bouw van statige panden. Aan de achterzijde van de Beurdsestraat

stond links vroeger een modern kantoorgebouw, dat gelukkig nu alweer tegen de vlakte is gegooid. Niet erg, want het was geen fraaiheid. Wat er nu voor in de plaats komt lijkt iets fatsoenlijker en beter te passen bij de oude binnenstad, maar ik vrees dat het uiteindelijke resultaat toch weer de sfeer zal ademen van een slecht compromis. Het is weer tezeer als een flatbouw aangepakt. Het gat aan de overkant zal opgevuld worden met verdere nieuwbouw voor het Noordbrabants Museum die in deze buurt gepland is. Ze wordt

vanaf de straatzijde gezien weer net zo lelijk als de eerdere nieuwbouw voor dit Museum van architect Quist vanaf de straatzijde en de Binnendiezezijde eruit ziet en zal dit gebied dan ook verder doodslaan. Ook moeten daarvoor, o schande, mooie bomen in de paleistuin wijken, alsmede een pittoreske woning in het Bogaerdenstraatje. Dit hele plan is de meest acute bijdrage aan de verdere verrommeling van de Bossche binnenstad en verdient het om op de valreep nog gestopt te worden. Het zou fijn zijn als het respijt, dat de bestuursrechter gegeven heeft, die uitwerking kan hebben. De enige lichtpuntjes in dit gebied zijn de oude Mortelkazerne en de oude synagoge, die bewaard zijn gebleven en nu fraai zijn gerestaureerd, al is de nieuwe foyer van de Toonzaal te weinig historiserend. Het oude Rijksarchief aan de Waterstraat zal na restauratie een juweeltje blijken. De komst van het Stadskantoor naar deze wijk heeft ook de Keizerstraat geen goed gedaan. Terwille van de geflopte parkeergarage (verspilling 8 miljoen Euro) is onherstelbare schade toegebracht aan de resten van het stadspaleis Keijsershof uit 1525, die nog onder de grond zaten. De nieuwe gevels aan de Keizerstraat tegenover de Hof van Zevenbergen zijn weinig geslaagd te noemen. Dringend moet hier de belofte worden ingelost om de Binnendieze weer zichbaar te maken door herstel van de Coninxbrug. De Spinhuiswal is een juweeltje. Het uit de jaren 50 van de vorige eeuw daterende

voormalige Paleis van Justitie, omringd door het Refugiehuis en de St. Catherinakerk vormen het mooiste zicht op de Bossche binnenstad, dat men kan krijgen. Wel is het

16

zaak, dat het voormalige Paleis van Justitie weer een waardige bestemming krijgt. Mijns inziens hoort het Gerechtshof van ‟s-Hertogenbosch hierin weer te worden ondergebracht. Zeker nu het achterliggende Huis van Bewaring leeggekomen is, kan dit bij het Paleis worden betrokken en tesamen voldoende ruimte bieden voor het Hof. Het Kruisbroedershof dient autovrij te worden gemaakt, te worden geëffend en te

worden voorzien van een mooie fontein, dan is ook daar weer een nieuw pareltje toegevoegd aan de Bossche kroon. Het gebied tussen Vughterstraat en Parklaan kent enkele delen, die zeer het behouden

waard zijn: de hoekgebouwen, die in de architectuur van de Amsterdamse School zijn gebouwd en het Tilmanshofje. Wanneer, zoals hierboven betoogd, de Parkstroom in dit gebied wordt teruggebracht, kan hier een schone stadswijk ontstaan. De villa‟s, die er verder langs de Parklaan staan, misstaan niet, al kon men zich hier een meer stedelijke bebouwing voorstellen. De bouwwerken op het laatst van de Parklaan verdienen geen schoonheidsprijs en kunnen mettertijd vervangen worden. Rondom het Heetmanplan valt de bouw van het voormalige Protestants Ziekenhuis en de

latere historiserende flatbouw zeker niet uit de toon, evenmin als Chalet Royal en de Sonneveldflat. Tesamen met een drastische reductie van het verkeer, het herstel van de oude stadsmuren, de bouw van een sierlijk poortgebouw en een molen, zoals hierboven bepleit, kan ook deze buurt betrekkelijk snel een bijdrage gaan vormen aan een mooier ‟s-Hertogenbosch. De Westwal heeft – afgezien van het Berewouthofje - slechts op enkele plaatsen een fraaie invulling gekregen. Wel is het een goede zaak, dat hier de kleinschalige parcellering gebleven is, zodat het haalbaar moet zijn om hier in de toekomst pand voor pand tot een aanzienlijke renovatie te komen, waarbij mooie voorgevels kunnen ontstaan. Aan de St. Janssingel is de bebouwing grootschaliger (Mariënburg) maar harmonisch en

ze moet integraal gespaard blijven – geen façaderestauratie zoals aan de Choorstraat. De vervanging van het scholencomplex aan de Berewoutstraat is helaas onder de maat gebleven. De voormalige St. Janspoort moet hier nog teruggebracht worden. We zijn gekomen aan het einde van onze rondwandeling. Laten we er even bij gaan zitten en eens nakaarten. Al deze ideeën voor een mooier ‟s-Hertogenbosch zijn niet zomaar lukraak bij elkaar geharkt. Ze zijn ingegeven door een bepaalde samenhangende visie. Die wil ik in het onderstaande graag uiteenzetten. DE ACHTERLIGGENDE VISIE

Nieuw naast oud, niet te midden van oud.

Net als elders in Nederland hebben ook in ‟s-Hertogenbosch de vele missers van de afgelopen tijd geleid tot een „verrommeling‟. Er is gebouwd in allerlei bouwstijlen en bouwmassa‟s, die vloeken met de omliggende bouw. Iedereen kan dat waarnemen van

17

het Tolbrugkwartier in het hartje van ‟s-Hertogenbosch tot aan het hartje van Rosmalen toe. Vooral in Italiaanse steden, maar ook in Barcelona en in Arabische steden kan men zien hoe het anders moet en kan. Daar heeft men meestal de 19e eeuwse stad gebouwd naast de middeleeuwse stad. En ook de 20ste en 21ste eeuwse stedebouw vindt doorgaans weer plaats naast en niet temidden van de oude stad. Men kan ook een vergelijking trekken met de museale wereld. Iedereen zal een museum, waarin de beelden van Griekse goden, schilderijen van Rembrandt en ceramiek van Picasso door elkaar heen zijn geplaatst als „rommelig‟ ervaren. Een beetje behoorlijk museumconcept zal kunst uit bepaalde tijden of van bepaalde stijlen bijeenplaatsen om daarme de bezoeker een rustig en samenhangend beeld te geven.

Helaas wordt deze opvatting in de stedebouw in Nederland zelden gevolgd, maar de centrale boodschap van de schoonheidsvisie die hierboven werd ontvouwd is nu juist, dat we dat toch wél moeten gaan doen. Het moet afgelopen zijn met het door elkaar heen zetten van bouwsels in verschillende bouwstijlen, omdat die de verrommeling van de stad in de hand werken. Daarmee wil niet gezegd zijn, dat er in ‟s-Hertogenbosch geen ruimte moet zijn voor de ontwikkeling van eigentijdse, moderne, zelfs futuristische bouw. Maar die moet gezocht worden in stadsdelen, die geen andere bouwwerken kennen, die het behouden waard zijn. In stadsdelen, die een bepaalde bouwkundige sfeer uitademen – of dat nu 16e eeuws, 18e eeuws of vroeg 20ste eeuws is – moet nieuwbouw plaatsvinden in bouwstijlen, die zich goed verdragen met de omliggende bouw. Zowel in hoogte en breedte van de bebouwing, in materiaalkeuze en vormgeving van gevels, in respect voor het bestaand stratenplan, enz. Ook het plaveisel en het straatmeubilair (verlichting, vuilnisbakken, etc.) moeten de stijl van de omgeving volgen. Oude bomen moeten zoveel mogelijk behouden blijven. Dat betekent, dat er historiserend gebouwd moet worden, niet alleen in de binnenstad van ‟s-Hertogenbosch, in de kernen van Orthen, Engelen, Bokhoven, Empel, Hintham, Rosmalen en de Kruisstraat, maar ook in Het Zand, De Muntel, De Vliert, het Hinthamerpark, de Vughterpoort en Zuid I om de karakteristiek van deze wijken te behouden. Ook moet er zeer terughoudend worden omgegaan met elk soort van bebouwing in landschappelijk waardevolle gebieden als het Bossche Broek, De Heinis, de Kerkhoek, de Henriëttewaard, de Gement, enz. Maar ook als dat alles gebeurt, dan nog blijft er veel ruimte voor eigentijds, modern en futuristisch bouwen in grote stukken van ‟s-Hertogenbosch, waarbij men voor de komende 50 jaar met name moet denken aan het Koudijs-terrein, de Grote Wielen, het Paleiskwartier, het gebied ten noorden van de Diezespoorbrug, aan het bouwterrein naast het Jeroen Bosch Ziekenhuis, de industrieterreinen Rietvelden en De Vutter en aan sloop/nieuwbouw in West, Noord en Zuid II.

Ik ben mij ervan bewust, dat de bovengeschetste visie een waardeoordeel inhoudt over wat schoon en lelijk is. Het is een subjectief waardeoordeel, zeker. Veel architecten, ambtenaren en stadsbestuurders, die verantwoordelijk zijn voor zoveel verrommeling in ‟s-Hertogenbosch, zijn het er vast niet mee eens. Dat is hun goed recht, maar ik ben ervan overtuigd, dat mijn inschatting van wat mooi en lelijk is in ‟s-Hertogenbosch toch ook zeker door een belangrijk gedeelte van de Bosschenaren en van mensen van buiten ‟s-

18

Hertogenbosch gedeeld wordt. Nog in 2004 hebben de gemeenteraadsfracties van de VVD, Rosmalens Belang en de Stadspartij Knillis zich uitgesproken ten gunste van het concept „Altstadt/Neustadt‟ dat in wezen overeen komt met mijn visie. Die nota is indertijd verder onuitgewerkt gebleven, wellicht omdat ze werd ingediend nadat nog pas kort tevoren, in 2002, de gemeenteraad een nieuwe „Stadsvisie‟ had vastgesteld. Die stadsvisie begint nu langzamerhand weer te verouderen en het is waarschijnlijk, dat er over enkele jaren een nieuwe „Stadsvisie‟ nodig zal zijn. Met het oog daarop moet het idee, dat vervat was in het concept „Altstadt/Neustadt‟ geactualiseerd en uitgewerkt worden. De specificatie van “Altstadt” is in het hiervoorafgaande gegeven. De specificatie van “Neustadt” (de buitenwijken, de dorpskernen, de natuurgebieden en de gebieden voor eigentijdse, moderne en futuristische bouw) volgt later.

De Altstadt-visie geconcretiseerd Hoe scherp moet men het idee van historiserend bouwen in de Bossche binnenstad trekken? In het vorengaand heb ik een tweedeling toegepast: ik maakte een onderscheid tussen die stukken binnenstad, die al tot ca. 1850 bebouwd waren – ik noemde ze „de stadskern‟ - en de gebieden, die daarbuiten liggen en eeuwenlang nauwelijks bebouwing hebben gekend – ik noemde ze de randgebieden. Voor de gebieden van de stadskern is alleen zuiver historiserende architectuur goed genoeg. Klassieke voorbeelden van zuiver historiserende architectuur in de Bosche binnenstad zijn de prachtige gebouwen van van Lanschot aan de Hoge Steenweg, op de Markt het voormalige pand van Mosmans (nu Setpoint) en de huidige belwinkel naast het stadhuis. Goede voorbeelden vind ik ook het door mij zelf gebouwde huis, Uilenburgstraatje 11 en de recente panden Dode Nieuwstraat 21/23. Zuiver historiserend bouwen betekent, dat de kenmerken van het naoorlogse functionalisme met opzet vermeden worden. Bouwwerken, die hun historische omgeving ronduit negeren of daarmee bewust de confrontatie zoeken, zijn taboe (vgl. over deze indeling het „handboek‟, dat de werkgroep Bouwplannen van de Kring Vrienden van ‟s-Hertogenbosch in september 2008 heeft uitgebracht). Voorbeelden van z‟n negeren c.q. contronteren ziet men in het pand van Scapino/Hans Anders op de Schapenmarkt en in het voorlaatste pand van de Brede Haven. Voor de randgebieden van de Bossche binnenstad is een iets grotere vrijheid mogelijk, waarbij men kan denken aan zowel oude Nederlandse neo-vormen (neo-klassieke, neo-gothische, neo-Maaslandse stijl) als buitenlandse neo-vormen (neo-vakwerkstijl, de stedelijke elementen van Hollands-koloniale stijl, Barcelona-stijl (vgl. de gebouwen van Meeuwesen), modernere stijlen (de Bossche school, de Amsterdamse school, Haverlei-achtige bebouwing), enz. Om dat laatste te concretiseren: de gebouwen van Meeuwesen aan de Dode Nieuwstraat en Achter het Wild Varken zijn m.i. net niet goed op die plaatsen (binnen de stadskern), maar hadden wel gekund in de randgebieden van de Bossche binnenstad. De nieuwe invullingen aan Snellestraat/Stoofstraat zouden goed zijn in de randgebieden, maar zijn te weinig historiserend voor de stadskern. Een opmerkelijk voorbeeld van het ietwat lagere niveau van hedendaags historiserend bouwen kan men zien in de Helmondse wijk Brandevoort. In Helmond is de animo voor

19

wonen in zo‟n pittoreske wijk nog altijd zeer groot. In ‟s-Hertogenbosch wordt het historiserend bouwen nog steeds hooghartig versmaad. Ik deel dat versmaden, wanneer we het hebben over stukken stad, waar geen oude bebouwing aanwezig is en daarom is ze eigenlijk in Brandevoort juist niet zo optimaal op zijn plaats (want dat was ooit open land) en doet ze daar wat gekunsteld aan. Maar voor de delen van de stad waar wel oude bebouwing gerespecteerd moet worden kan Brandevoort een goed voorbeeld zijn. Behalve ten aanzien van de bebouwing moeten er ook scherpere keuzes gemaakt worden ten aanzien van een nieuwe inrichting van de openbare ruimte in de binnenstad. Het is een grote beleidsfout geweest om de afgelopen decennia de bestrating en verlichting uit handen te geven aan Bet Gali. Mede daardoor is er een grote verrommeling ontstaan. Er was tot de jaren 70 van de vorige eeuw een weinig spectaculaire, maar rustige, samenhangende bestrating in ‟s-Hertogenbosch. Eerst is die vervangen door de visieloze wandelpromenade-bestating (Pensmarkt), daarna door de weinig Zuidnederlandse aanpak van Bet Gali in het eerste gedeelte van de Hinthamerstraat, Kerkstraat enz. Gelukkig is men daar nu alweer een beetje van teruggekomen. De laatste reconstructies van Postelstraat en Verwersstraat zijn al een stuk beter. Dat beleid moet worden voortgezet, waarbij men voor de voetgangersgebieden inspiratie kan halen uit Belgische steden, met name Leuven. Bij die herinrichting zullen alleen smalle straten nog puur als voetgangersgebieden kunnen worden ingericht. In de brede straten moet, zoals dat nu ook op de Hoge Steenweg is gebeurd, een onderscheid blijven tussen het trottoir en de verkeersbaan voor fietsers en openbaar vervoer. Op tal van plaatsen kan de openbare ruimte verbeterd worden door kleinschalige verfraaiingen, zoals die in onze stad regelmatig door de vereniging Het Kleine Monument worden voorgesteld. Het nachtelijk uitgaansleven moet door een consequent beleid worden verplaatst van de binnenstad naar het gebied tussen de Verkadefabriek en de Talentfactory. Het horecaleven van de binnenstad moet zich beperken tot het bedienen van de bezoekers van de binnenstad overdag en ‟s-avonds. Ook de skyline en het silhouet van de binnenstad moeten beter bewaakt worden. Bebouwing boven de 3 tot 5-etages + kap is in de binnenstad uit den boze, afgezien van een enkele sierlijke toren of zuil, al was het alleen maar om de dominantie van de St. Jan te eerbiedigen. Het potentieel mooiste silhouet van de binnenstad is dat van Parklaan, Spinhuiswal en Zuidwal, maar dat heeft door lelijke architectuur veel te leiden gehad. Alleen de Spinhuiswal heeft een hoge kwaliteit behouden. Nieuwe invullingen aan Zuidwal en Parklaan moeten in de toekomst het silhouet weer gaan versterken. Een belangrijke koerscorrectie die voor de Binnenstad moet worden aangebracht is die terzake van de parkeereis. Nu wordt bij alle nieuwbouwplannen door de gemeente de eis gesteld, dat het parkeren van bewoners en bezoekers is geregeld, hetzij op eigen terrein, hetzij op de parkeerterreinen en in de parkeergarages. Deze eis, die oppervlakkig gesproken heel redelijk klinkt, heeft geleid tot de bouw van lelijke parkeergarages en veel onnodige afbraak in de Bossche binnenstad. Als niet interessant aangemerkte gebouwen en bomen zijn afgebroken c.q. omgehakt om de weg vrij te maken voor parkeerkelders. Voorbeelden zijn de totale afbraak van het vroegere De Gruytercomplex (zeker het kantoorgebouw en een stukje van de fabriek waren de moeite van het behouden waard geweest), de afbraak van de voormalige school aan de Berewoutstraat en van die aan de Keizerstraat, de bouw achter de gevel van het voormalig belastingkantoor aan de Wolvenhoek, de bouw achter de gevels van Choorstraat/Papenhulst. Dit heeft mede geleid tot een oprukken van de “geveltjesarchitectuur” in de Bossche binnenstad, waarbij

20

de achterzijde van deze gebouwen het aanzien niet waard is (zie achterzijde stadskantoor). Men moet inzien, dat het simpelweg onmogelijk is om de auto‟s een plaats te geven binnen de oude binnenstad. Mensen die verkiezen om in de binnenstad te wonen en bedrijven/instellingen die verkiezen om in de binnenstad gevestigd te zijn, moeten dat accepteren. Anders moet men naar buiten de binnenstad gaan. Dat is een heldere keuze, die de stadsbestuurders niet durven te maken. Om politieke redenen blijven ze schipperen, maar dat is dan ook een van de oorzaak van de verrommeling van de Bossche binnenstad. Daar moet een radicaal halt aan toegeroepen worden, ook al zou dat ingaan tegen de wensen van lobbygroepen als de Bewonersvereniging Leefbare Binnenstad of Hartje Den Bosch. De nu beschikbare ruimte in de binnenstad moet geheel ten dienste staan van kortparkeerders. Langparkeerders moeten naar de transferia, vanwaar veel regelmatiger en sneller dan nu pendelbussen over vrije busbanen naar de binnenstad gaan rijden. Er moet aan de Noordzijde een transferium bijkomen aan de rand van de Ertveldplas, vanwaar men met een speedboot of een kabelbaan naar de Binnenhaven kan komen. Zie het plan voor een kabelbaan van J. van der Miessen (Brabants Dagblad 25 november 2009). Aan de zuidzijde kan een transferium tussen de Van Veldekekade en de Maastrichtse weg worden ingericht als dek over de Zuidwillemsvaart, wanneer het tracé door ‟s-Hertogenbosch niet meer nodig is. De Bossche binnenstad moet primair ontsloten worden niet door auto‟s maar door het openbaar vervoer (inclusief taxi‟s) en fietsers. Wat het openbaar vervoer betreft moet er een vrijliggende openbaar vervoer-baan komen, die loopt vanaf het transferium West, achter JBZ-ziekenhuis, KWI-College naar het station en vandaar naar beneden gaat, over het niet meer benutte deel van het Zuid-Willemsvaarttracé via het parkeerdek Van Veldekekade naar de zuidoostelijke bedrijfsterreinen De Brand en Pettelaarpark. Dit kan een baan zijn voor bus-shuttles, zoals die in Nijmegen tussen het centraal station en de Radboud Universiteit functioneren, voor een tram, zoals Groen Links onlangs heeft voorgesteld of een bestuurderloze monorail, zoals die in gebruik is op luchthavens, zoals tussen Gatwick North en South Terminal, maar ook al in de Efteling bestaat. Grote stadsbussen gaan slechts tot de randen van de binnenstad. In de binnenstad circuleren kleine electrobusjes door de hoofdstraten op gemarkeerde busbanen (dit moet binnenkort uitgeprobeerd worden met de drie kleine elektrische bussen die net zijn aangeschaft). Voor wielrijders moeten dwarsdoor de binnenstad in beide richtingen duidelijk gemarkeerde fietspaden worden vrijgehouden. Dan is het meteen ook afgelopen met de huidige, voor iedereen onduidelijke en daarom onbevredigende situatie van fietsers op de Markt en het voetgangersgebied. En met de gevaarlijke fietsroutes in Hinthamerstraat en Vughterstraat die tegen het autoverkeer ingaan. Een heldere visie, een strak beleid.........en dus minder vrijheid? Ja!

De realisatie van bovenstaande visie op „een mooier ‟s-Hertogenbosch‟ veronderstelt een daadkrachtig beleid. Er kan geen sprake meer zijn van een voortzetting van het huidige beleid, waarin de vormgeving van de stad primair aan marktpartijen en architecten wordt overgelaten. De overheid in ‟s-Hertogenbosch moet de leiding van dit proces in handen nemen. Historisch gezien is dat helemaal niet zo‟n gekke gedachte. Op veel plaatsen en

21

op veel momenten in de geschiedenis heeft de overheid nadrukkelijk leiding gegeven aan het proces van verfraaiing van de steden. Een heel duidelijk voorbeeld is het Rome tussen 1450 en 1870. Bijna alle Pausen hadden een duidelijk beeld, van wat zij met de stad aanwilden. Ze hadden een bepaald schoonheidsideaal en een krachtig program om dat ook tot stand te brengen. Daaraan dankt die stad veel van zijn huidige glorie. In de 19e eeuw werd het huidige beeld van Parijs met zijn grote boulevards planmatig door de overheid en met leidende architecten als Hausmann tot stand gebracht. En nog in de 20ste eeuw was het de commandant van de Britse troepen, die Jerusalem in 1918 op de Turken veroverden, die heel nadrukkelijk een stempel zette op de verdere ontwikkeling van de stad: alle nieuwbouw in Jeruzalem moet tot op de dag van heden in Jerusalem-stone plaatsvinden. Met dat soort voorbeelden voor ogen wordt dit pleidooi voor een mooier ‟s-Hertogenbosch gedaan: er moet een heel duidelijke uitgesproken visie zijn voor de ontwikkeling in die richting en de bestuurlijke maatregelen moeten worden genomen om consequent die kant op te werken. Men zal zeggen: past dat wel in onze cultuur? Immers, Nederlanders houden er niet van om een duidelijke visie op schoonheid te pouseren en zijn geneigd om alle stromingen kansen te geven en alleen krakkemikkige bouw uit te sluiten. Dat is toch onze culturele vrijheid. Dat is een opvatting, die ik respecteer, maar niet deel, omdat ze niet leidt tot een fraaier, maar tot een meer rommelig ‟s-Hertogenbosch. Ik vind wel degelijk, dat de overheid een duidelijke richting moet uitzetten. Binnen het uitzetten van die richting kan er dan nog best de nodige vrijheden overblijven. Maar zo absoluut als thans kan de vrijheid niet blijven. Dat is ook niet erg. Iedereen, die verstand van cultuur heeft zal beamen, dat de kunst geen absolute vrijheid nodig heeft. Integendeel, de beste kunstuitingen zijn voortgebracht door kunstenaars, die zich juist gebonden wisten aan een aantal duidelijke grenzen. Daarbinnen moesten zij hun kunstwerk maken. En de beste onder hen bereikten juist door die beperkingen grote hoogten. De instrumenten Om een fraaier ‟s-Hertogenbosch te bereiken moeten we ook ons voorzien van nieuwe instrumenten. Een eerste nieuw instrument is een verbetering van de bestaande bouwverordening en de bestemmingsplannen. Tot voor kort liet de gemeente eerst allerlei bouwplannen toe en werden achteraf de bestemmingsplannen daaraan aangepast. Bovendien bevatten de bestaande bestemmingsplannen doorgaans geen kwaliteitseisen. In mijn optiek moeten de bestemmingsplannen en de bestaande bouwverordening erop toegesneden worden om de bouwplannen te kunnen toetsen aan de visie, die hierboven is beschreven. Met name moeten ze ook duidelijk uitspreken, welke bouwstijlen en bouwmaterialen in de diverse segmenten van de Bossche binnenstad zijn toegestaan.

22

Daarin zal het, afgezien van verantwoorde uitzonderingen, zoals bijv. een klassiek hofje of een hergebruik van een bestaand klooster, steeds verboden moeten zijn, dat er rijtjesbouw, appartementenbouw of flatbouw plaatsvindt. De diverse percelen moeten alle hun eigenheid hebben en qua maatvoering binnen de perken van 3 tot 4 bouwlagen plus kap blijven. Ze mogen geen platte daken, geen voortuinen (wel achtertuinen) hebben en moeten wat betreft de onderste etage ook op de begane grond staan. Stratenblokken moeten gesloten zijn en geen loze en onbestemde ruimtes bevatten. Tot dusverre werd het welstandsbeleid gevoerd door welstandscommissies, die geen heldere lijn uitzetten maar zeer compromissoir waren ingesteld. Ze hielden zelfs vaak historiserende projecten tegen, zoals AMEV, Nationale Nederlanden, Persoons en Groenewoud ervaren hebben. In sommige gemeentes zijn de welstandscommissies nu zelfs opgeheven. Ik bepleit om ze te vervangen door de aanstelling van twee Stadsarchitecten, één voor de binnenstad van ‟s-Hertogenbosch en één voor de buitenwijken. Dergelijke centrale personen moeten de onderhavige visie van harte delen en al in de eerste fasen van bouwprocessen duidelijk de richting aangeven, waarin projectontwikkelaars en architecten de nieuwe invullingen moeten zoeken, zodat er de minste kans is op ontsporingen en conflicten in latere fasen van het bouwproces. Een derde belangrijk instrument moet worden de oprichting van een NV Stadsherstel, die probeert om panden en percelen in de Bossche binnenstad, die in de verkoop zijn, aan te kopen, ze te vervangen of te verfraaien volgens de visie, die hierboven uiteen is gezet en en ze dan vervolgens weer in de verkoop te doen met goede voorwaarden om hun karakter veilig te stellen. De NV Stadsherstel moet in de eerste plaats een grote rol spelen om panden met waardevolle historische fragmenten een zodanige functie te geven, dat die fragmenten behouden blijven. In het verleden zijn die te vaak te snel weggebroken, zoals bijv. in de Dixonswinkel op de Markt en op tal van andere plaatsen. Inmiddels zijn er al in 27 Bossche huizen middeleeuwse muurschilderingen ontdekt, laatstelijk nog in de Hinthamerstraat 85-87, 90 en 138. Ze worden braaf gedocumenteerd door de afdeling Bouwhistorie Archeologie en Monumenten (BAM), maar – als het geen aangemerkte monumenten betreft heeft – dan beschikt de gemeente over weinig beleid en instrumenten om onwillige, onkundige of niet draagkrachtige eigenaren te verplichten ze te behouden. Het duurde jaren voordat er voor Hinthamerstraat 138 een reddingsplan kwam (aanwerving door Hendrik De Keyzer plus een gemeentesubsidie). Verder moet de NV Stadsherstel een grote rol spelen in het beleid om lelijke puien van winkels en appartementenblokken door mooie puien te vervangen, om leegstaande bovenwoningen boven winkels weer bewoond te krijgen, om een kelderbeleid en een steegjesbeleid in de binnenstad te voeren en om de kloosters en kapellen passende functies te geven die niet worden bepaald door speculanten en projectontwikkelaars. Het vierde belangrijke instrument is natuurlijk de financiën. Verfraaiing van ‟s-Hertogenbosch kost onherroepelijk geld. Maar dat heeft ‟s-Hertogenbosch wel, wanneer van andere overdreven ambitieuze projecten wordt afgezien (bijv. de 80 miljoen € die de parkeergarage Hekellaan wil bouwen, de 50 miljoen € voor een nieuw Theater aan de Parade. De post „restauratie woonhuismonument‟” op de gemeentebegroting moet worden verdubbeld uit de pot van 50 miljoen Euro, die de gemeente (na aftrek van de te sparen gelden) heeft overgehouden uit de opbrengt van de verkoop van Essent. Verder moet, ook uit deze pot, de NV Stadsherstel een eigen kapitaal van € 20 miljoen krijgen. Ook zijn er voor verfraaiing Rijkssubsidies en Europese subsidies beschikbaar, wanneer de Bossche binnenstad wordt aangemeld en toegelaten tot de lijst van UNESCO-

23

werelderfgoederen. Waarom Schokland wel en ‟s-Hertogenbosch niet? Het antwoord is, dat ‟s-Hertogenbosch nu niet zou worden toegelaten gelet op het tegenstrijdige beleid, dat nog altijd gevoerd wordt. Maar bij een meer conserverend beleid, zoals hier bepleit, zal ‟s-Hertogenbosch zeker op deze lijst kunnen komen. De fasering

Iedereen beseft dat de omslag van een verrommeld ‟s-Hertogenbosch naar een mooier ‟s-Hertogenbosch niet binnen een handomdraai tot stand valt te brengen. Laat ik een oude waarheid voorop stellen: Keulen en Aken zijn niet in een dag gebouwd en het is dan ook zeker niet doenlijk om alle wenselijke verfraaiingen op korte termijn te realiseren. Daar mag best een tijdspanne van zeg 50 jaar voor genomen worden. Het zou ook misplaatst zijn om kwalitatief goede bebouwing, ook al is ze lelijk, te gaan vervangen. Dat is kapitaalvernietiging en een aanslag op het milieu. Lelijke bouwwerken moeten maar mee, zolang ze economisch voldoen. Pas tegen de tijd, dat ze niet meer bruikbaar zijn – en voor sommige gebouwen zal die tijd sneller aanbreken dan voor andere – kunnen zij gesloopt worden. Wanneer we verstandig willen werken aan een mooier ‟s-Hertogenbosch dan moeten we een in de tijd gespreid actieplan opstellen, waarbij we het eerst de dingen ter hand nemen, die nu mogelijk zijn en dan succesievelijk verder gaan werken.

Tot besluit

Als we een mooier ‟s-Hertogenbosch willen bereiken zullen in elk geval enkele voor de deur staande nieuwe verrommelingen van de baan moeten: de plannen - voor de nieuwbouw van het Noordbrabants Museum, - voor de parkeergarage Hekellaan en - voor de herinrichting van het GZG-terrein. Dat zijn weer van die foute plannen die de binnenstad van ‟s-Hertogenbosch verder zullen ontsieren. Ze zullen over dertig jaar verafschuwd worden zoals nu de aanpak van de binnenstad in de jaren vijftig, zestig en zeventig van de vorige eeuw al helemaal uit de gratie is. De bouwwerken uit die tijd worden nu al rücksichtlos opgeofferd aan de slopershamer, zoals we dat konden beleven met het voormalige politiebureau, de hoek Beurdsestraat-Zuidwal, het huis ter Aa en zoals het nu ook gepland staat voor de GZG-gebouwen uit die tijd. Niemand, die er een traan om laat. Zo zal het ook gaan met de nieuwe verzameling schoenendozen die hiervoor weer in de plaats komt. Het lijkt dat de stadsbestuurders van ‟s-Hertogenbosch niet willen leren. Heusden, Helmond-Brandevoort, enz. – er zijn voorbeelden hoe het wél moet. Maar de Bossche stadsbestuurders halen daar nu al decennialang hun neus voor op. En dus gaat de verrommeling door. Overigens is dit niet typisch voor ‟s-Hertogenbosch. Ook in andere Nederlandse provinciesteden zijn stadsbestuurders heel vaak bezig met ambitieuze plannen, die afbreuk doen aan het stedeschoon. Zo vecht in Deventer de Stichting Oud-Deventer tegen een ontwerp voor een nieuw stadskantoor en bibliotheek, helemaal van glas, dat net zo hoog wordt als het schip van de Lebuïnuskerk. Ook in Arnhem en Zwollen wordt fel gestreden om behoud van contouren. Het past in die trend, dat er in ‟s-Hertogenbosch opnieuw verzet komt ten behoeve van een mooiere stad en dat daartoe tegenover het

24

beleid van het stadsbestuur een integraal andere visie wordt gesteld. Daartoe is dit pleidooi neergezet. Ongetwijfeld zullen diverse voorstellen steun vinden, andere zullen met lauwheid of afwijzing ontvangen worden. Een enkel voorstel laten vallen is ook niet erg, omdat er dan nog veel overblijft. Maar als er in mijn voorstellenpakket echt drastisch geschrapt wordt, is het weg. Dan bereiken we geen verfraaiing van de stad maar zal de huidige verrommeling doorgaan. Een vermelding op de UNESCO-lijst van het werelderfgoed kan men dan ook gevoeglijk vergeten. Evenals een tweede ster erbij in de groene gidsen van Michelin.