Upload
others
View
0
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Nader onderzoek vleermuizen,
ransuil en huismus Sloterweg in
Amsterdam
27 oktober 2014
Nader onderzoek vleermuizen,
ransuil en huismus Sloterweg in
Amsterdam
Kenmerk R001-1219117AIH-lhl-V02-NL
Nader onderzoek vleermuizen, ransuil en huismus Sloterweg te Amsterdam
5\18
Verantwoording
Titel Nader onderzoek vleermuizen, ransuil en huismus Sloterweg in Amsterdam
Opdrachtgever Gemeente Amsterdam Stadsdeel Nie
Projectleider M. (Maikel) Aragon van den Broeke MSc
Auteur(s) D. (Daan) Dekker
Tweede lezer M. M. (Margaret) Konings
Uitvoering veldwerk D. (Daan) Dekker
Projectnummer 1219117
Aantal pagina's 18 (exclusief bijlagen)
Datum 27 oktober 2014
Handtekening Ontbreekt in verband met digitale verwerking.
Dit rapport is aantoonbaar vrijgegeven.
Colofon
Tauw bv
BU Meten, Inspectie & Advies
Zekeringstraat 43 g
Postbus 20748
1001 NS Amsterdam
Telefoon +31 20 60 63 22 2
Fax +31 20 68 48 92 1
Dit document is eigendom van de opdrachtgever en mag door hem worden gebruikt voor het doel waarvoor het is vervaardigd
met inachtneming van de rechten die voortvloeien uit de wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendom.
De auteursrechten van dit document blijven berusten bij Tauw. Kwaliteit en verbetering van product en proces hebben bij Tauw
hoge prioriteit. Tauw hanteert daartoe een managementsysteem dat is gecertificeerd dan wel geaccrediteerd volgens:
- NEN-EN-ISO 9001
Kenmerk R001-1219117AIH-lhl-V02-NL
Nader onderzoek vleermuizen, ransuil en huismus Sloterweg te Amsterdam 6\18
Kenmerk R001-1219117AIH-lhl-V02-NL
Nader onderzoek vleermuizen, ransuil en huismus Sloterweg te Amsterdam
7\18
Inhoud
Verantwoording en colofon .......................................................................................................... 5
1 Inleiding.......................................................................................................................... 9 1.1 Aanleiding en doel ........................................................................................................... 9 1.2 Natuurbeschermingswetgeving ....................................................................................... 9 1.3 Huidige situatie en gevolgen wijziging bestemmingsplan ............................................. 10 1.3.1 Uitgangspunten ............................................................................................................. 10
2 Methoden ..................................................................................................................... 12 2.1 Onderzoeksmethodiek .................................................................................................. 12 2.1.1 Verwachte soorten ........................................................................................................ 12 2.1.2 Verwachte functies ........................................................................................................ 13 2.1.3 Doel onderzoek ............................................................................................................. 13 2.1.4 Werkwijze ...................................................................................................................... 13 2.1.5 Periodisering vleermuisonderzoek ................................................................................ 14
3 Resultaten en interpretatie ......................................................................................... 15 3.1 Resultaten inventarisatie huismus................................................................................. 15 3.2 Resultaten inventarisatie ransuil ................................................................................... 15 3.3 Resultaten inventarisatie vleermuizen........................................................................... 15
4 Effectbeschrijving ....................................................................................................... 17 4.1 Effectbeschrijving huismus en ransuil ........................................................................... 17 4.2 Effectbeschrijving vleermuizen...................................................................................... 17
5 Conclusies ................................................................................................................... 18
6 Literatuur...................................................................................................................... 18
Kenmerk R001-1219117AIH-lhl-V02-NL
Nader onderzoek vleermuizen, ransuil en huismus Sloterweg te Amsterdam 8\18
Kenmerk R001-1219117AIH-lhl-V02-NL
Nader onderzoek vleermuizen, ransuil en huismus Sloterweg te Amsterdam
9\18
1 Inleiding
1.1 Aanleiding en doel In opdracht van de gemeente Amsterdam, stadsdeel Nieuw-West, heeft Tauw onderzoek gedaan
naar de aanwezigheid van vleermuizen, ransuil en huismus ten behoeve van wijzigingen in het
bestemmingsplan Nieuwe Meer. Het onderzoek is gericht op het vaststellen van de functie van het
plangebied voor de in de regio voorkomende vleermuissoorten en de aanwezigheid van
broedplaatsen van de ransuil en huismus.
De kans bestaat dat als gevolg van de werkzaamheden (onderdelen van het leefgebied van) deze
soorten worden verstoord of verdwijnen. Wanneer dit daadwerkelijk het geval is dienen
mitigerende maatregelen te worden getroffen om de functionaliteit van de voortplantings- en/of
vaste rust- en verblijfplaatsen te garanderen. Deze maatregelen kunnen worden voorgelegd aan
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO) van het Ministerie van EZ. Bij goedkeuring van
de maatregelen wordt een ontheffing verleend.
In een eerder stadium is een natuurtoets uitgevoerd ten behoeve van het nieuwe
bestemmingsplan door Tauw (2013). Op basis van de natuurtoets konden negatieve effecten op
vleermuizen, huismus en ransuil niet op voorhand worden uitgesloten. Daarom is nader onderzoek
naar deze soorten noodzakelijk. Dit rapport geeft een beschrijving van het plangebied, uitleg over
de gebruikte onderzoeksmethodiek, de resultaten, effectbeschrijving en de conclusies van het
onderzoek.
In de conclusie wordt antwoord gegeven op de vraag of dat een ontheffing van de Flora- en
faunawet moet worden aangevraagd voor het mogelijkerwijs verstoren en/of verdwijnen van
(onderdelen van leefgebieden van) de genoemde beschermde soorten.
1.2 Natuurbeschermingswetgeving De Flora- en faunawet gaat uit van het voorzorgsbeginsel en stelt dat een overtreding van
verbodsbepalingen met zekerheid moet kunnen worden uitgesloten. Uitsluitsel is alleen mogelijk
op basis van voldoende en actuele gegevens. Wanneer negatieve effecten op soorten mogelijk
zijn, en wanneer op basis van het oriënterend veldbezoek of actuele verspreidingsgegevens niet
met zekerheid vast te stellen is of een soort aanwezig is, is nader onderzoek naar de
aanwezigheid van deze soorten noodzakelijk. Ook bij het aanvragen van een eventuele
ontheffing dient de aanwezigheid van de betreffende soort aangetoond te worden. Hierbij geldt
een ‘omgekeerde bewijslast’ waarbij de initiatiefnemer verantwoordelijkheid draagt.
Kenmerk R001-1219117AIH-lhl-V02-NL
Nader onderzoek vleermuizen, ransuil en huismus Sloterweg te Amsterdam 10\18
1.3 Huidige situatie en gevolgen wijziging bestemmingsplan Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt in het zuidwesten van Amsterdam. Ten noorden van
het plangebied ligt de wijk Nieuw Sloten en de verkeersroute Louwesweg/Aletta
Jacobslaan/Vlaardingenlaan, aan de oostzijde ligt de ringweg A10. Het zuidelijk gedeelte van het
plangebied wordt begrensd door het Nieuwe Meer. De Ringvaart en het sportpark Sloten vormen
de westelijke begrenzing van het plangebied.
Conserverend bestemmingsplan
Behoudens de mogelijkheid tot enkele nieuwe woningen in één deelgebied is het
bestemmingsplan, bestaande uit totaal vier deelgebieden, conserverend van karakter. Effecten op
beschermde flora- en fauna zijn daarom alleen te verwachten in de deelgebieden waar nieuwe
woningen worden toegestaan. De ligging van deze vier deelgebieden, alle aan de Sloterweg, staat
in de volgende figuur rood omlijnd weergegeven (figuur 1.1).
Beoogde ontwikkeling
De vier deelgebieden bestaan uit vrijstaande huizen met omliggende tuinen. De percelen zijn
omringd door watergangen. In de tuinen zijn veel grote, oude (waaronder enkele dode) bomen
aanwezig. De wijziging in het bestemmingsplan maakt het mogelijk de deelgebieden opnieuw in te
richten. In de toetsing gaan wij ervan uit dat alle bomen worden gekapt en de bestaande
bebouwing wordt gesloopt.
1.3.1 Uitgangspunten
In dit rapport wordt uitgegaan van een ‘worst-case’- scenario waarbij alles binnen de deelgebieden
wordt verwijderd.
Kenmerk R001-1219117AIH-lhl-V02-NL
Nader onderzoek vleermuizen, ransuil en huismus Sloterweg te Amsterdam
11\18
Figuur 1.1 Ligging deelgebieden waar nieuwe woningen zijn toegestaan, rood omlijnd
(bron: Stadsdeel Nieuw- West)
Kenmerk R001-1219117AIH-lhl-V02-NL
Nader onderzoek vleermuizen, ransuil en huismus Sloterweg te Amsterdam 12\18
Figuur 1.2 Impressie van de sloterweg
2 Methoden
2.1 Onderzoeksmethodiek 2.1.1 Verwachte soorten
De bebouwing en bomen zijn geschikt voor verschillende soorten vleermuizen, de ransuil en de
huismus (Tauw 2013). Hieronder staat kort uitgelegd waarom deze soorten en ecologische
functies hier voor kunnen komen.
Vleermuizen
In de woningen kunnen gebouwbewonende vleermuissoorten voor komen, zoals gewone
dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger. Het voorkomen van verblijfplaatsen van
overige gebouwbewonende vleermuissoorten wordt uitgesloten. Dit op basis van de ligging in de
kern van stedelijk gebied, de afwezigheid van een omvangrijk bos in de nabijheid en op basis van
actuele verspreidingsgegevens. Verblijfplaatsen van boombewonende soorten (rosse vleermuis,
ruige dwergvleermuis en meervleermuis) kunnen voorkomen in de geschikte, omvangrijke bomen
in de tuin van Sloterweg 745.
Ransuil
De parkachtige omgeving van het plangebied is geschikt habitat voor de ransuil. Gezien dit gebied
binnen het verspreidingsgebied van deze soort ligt kan de aanwezigheid van deze soort niet
worden uitgesloten. De bomen binnen de deelgebieden zijn geschikte bomen als leefomgeving en
nestplaats voor de ransuil.
Huismus
In het stedelijk gebied van Amsterdam broed deze jaarrond beschermde soort. De gebouwen in dit
gebied zijn geschikt als verblijfplaats voor deze soort. De omgeving biedt een geschikte
leefomgeving. De aanwezigheid van nestplaatsen van de huismus is daarom niet uitgesloten.
Kenmerk R001-1219117AIH-lhl-V02-NL
Nader onderzoek vleermuizen, ransuil en huismus Sloterweg te Amsterdam
13\18
2.1.2 Verwachte functies
Bij het onderzoek naar vleermuizen ligt de focus op (overige functies worden niet verwacht
Tauw,2013):
Gewone dwergvleermuis: winter-, kraam-, zomer- en paarverblijfplaatsen
Ruige dwergvleermuis: zomer- en paarverblijfplaatsen
Laatvlieger: kraam-, zomer- en paarverblijfplaatsen
Bij het onderzoek naar beschermde vogelsoorten:
Aanwezigheid van verschillende nestlocaties van huismussen onder de dakpannen en in de
dakgoten van de vier huizen
Aanwezigheid van nestlocatie en slaapplaatsen van ransuil rond de percelen van de vier
huizen
2.1.3 Doel onderzoek
Het doel van het onderzoek is aan te tonen of en hoe het plangebied van belang is voor
vleermuizen, ransuil en huismus. Indien het plangebied inderdaad een belangrijke functie vervult
voor één of meerdere vleermuissoorten, wordt een afweging gemaakt of de beoogde plannen de
staat van instandhouding van de soort(en) beïnvloedt. Dit gebeurt ook voor de huismus en ransuil.
De Flora- en faunawet beschermt niet alleen de instandhouding van soorten, maar ook individuen.
Wanneer een ontwikkeling de instandhouding niet schaadt, maar één of enkele individuen wel,
dienen alsnog mitigerende maatregelen te worden getroffen tijdens de planfase of tijdens het
aantasten van de verblijfplaats(en) door de voorgenomen werkzaamheden. De benodigde
mitigerende maatregelen dienen te worden opgenomen in een (nader uit te werken) mitigatieplan.
2.1.4 Werkwijze
Vleermuizen
Het vleermuisonderzoek richt zich hoofdzakelijk op het vaststellen van zomer-, kraam-, paar- en
winterverblijfplaatsen voor gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, en laatvlieger in de
woningen binnen de grenzen van het bestemmingsplan. Daarnaast zijn vliegroutes en
foerageergebieden van deze soorten geïnventariseerd. Het onderzoek is uitgevoerd volgens het
vleermuisprotocol van het Netwerk Groene Bureaus (2013) door één ervaren vleermuisdeskundige
en bestaat uit vier bezoeken in de periode mei - september. Het onderzoek is uitgevoerd met
behulp van een batdetector (type: Petterson D240X). Een batdetector is een apparaat dat
ultrasone geluiden, die een vleermuis maakt, omzet in voor de mens hoorbare tikkende geluiden.
Aan de hand van het ritme van het geluid en de frequentie waarop de vleermuis het beste wordt
gehoord, de zogenaamde ‘piekfrequentie’, kan in veel gevallen worden bepaald om welke
vleermuissoort het gaat.
Voor het determineren van soorten wordt gebruik gemaakt van opnameapparatuur en het
programma Batsound.
Kenmerk R001-1219117AIH-lhl-V02-NL
Nader onderzoek vleermuizen, ransuil en huismus Sloterweg te Amsterdam 14\18
Huismus
Het onderzoeken naar huismussen is uitgevoerd volgens de methode Broedvogel Monitorings
Project (Sovon 2011). Jaarrond beschermde nesten van huismussen worden onderzocht met
behulp van een verrekijker en op basis van geluid en gedrag. Het onderzoek naar de huismus
vindt plaats in de periode 10 maart tot 20 juni waarbij twee veldbezoeken worden uitgevoerd. Het
onderzoek richt zich op het vaststellen van nestlocaties.
Ransuil
Onderzoeken naar de ransuil worden, net als de huismus, uigevoerd volgens de methode
Broedvogel Monitorings Project (Sovon 2011). Jaarrond beschermde nesten van ransuil worden
onderzocht met behulp van een verrekijker en op basis van geluid en gedrag. Het onderzoek naar
de ransuil vindt plaats in de periode 20 februari tot 20 juni waarbij twee veldbezoeken worden
uitgevoerd. Het onderzoek richt zich op het vaststellen van nestlocaties.
De veldbezoeken zijn uitgevoerd door één ecoloog. Om de verblijfplaatsen in kaart te brengen, is
lopend met de batdetector het plangebied doorzocht. Tevens is een deel van de omgeving rondom
het plangebied doorzocht. Zo zijn ook de tuinen het naastgelegen park geïnventariseerd.
2.1.5 Periodisering vleermuisonderzoek
In totaal zijn er 5 veldbezoeken uitgevoerd in de periode juni t/m september 2014. Meerdere
bezoeken zijn nodig, omdat vleermuizen gebruik maken van een netwerk van verblijfplaatsen en
foerageergebieden die in verschillende perioden in het jaar worden gebruikt. Kraam- en
zomerverblijven worden in de periode mei – juli gebruikt, terwijl paarverblijven in de periode
augustus – september gebruikt worden. In deze periode wordt tevens gezocht naar
winterverblijven. Zwermgedrag van vleermuizen is dan een goede indicator voor de aanwezigheid
van een winterverblijf. Door de bezoeken te spreiden wordt een goed beeld verkregen van de
aanwezigheid van vleermuizen in het plangebied en hiermee van de betekenis van het plangebied
voor vleermuizen.
In tabel 2.1 zijn de data en weersomstandigheden van elk veldbezoek weergegeven. Het aantal
bezoeken, het tijdstip en de periode zijn gebaseerd op het meest recente vleermuizenprotocol
(Netwerk Groene Bureaus, 2013). Het veldwerk is weersafhankelijk en is alleen bij (redelijk)
gunstige weersomstandigheden uitgevoerd. Dit houdt voor vleermuizen in dat de temperatuur
>10°C moet zijn, er geen of weinig neerslag valt en er weinig wind is.
Kenmerk R001-1219117AIH-lhl-V02-NL
Nader onderzoek vleermuizen, ransuil en huismus Sloterweg te Amsterdam
15\18
Tabel 2.1 Data en weersomstandigheden van de uitgevoerde veldbezoeken
Datum veldbezoek Tijdstip Weersomstandigheden
10 april
ochtend Licht bewolkt met weinig tot geen wind. 10 C
15 mei
ochtend Half bewolkt met weinig tot geen wind. 12 C
8 juli
avond
Half bewolkt met weinig tot geen wind. 11 C
13 augustus avond Half bewolkt met weinig tot geen wind. 13 C
18 september Avond Licht bewolkt met weinig tot geen wind. 14C
3 Resultaten en interpretatie
In onderstaande paragrafen worden de resultaten weergegeven van de vijf veldbezoeken
voor het vleermuizenonderzoek. In 3.1 is de veldkaart weergegeven met daarop de locaties
en gebruiksfuncties van de waargenomen vleermuissoorten.
3.1 Resultaten inventarisatie huismus In het plangebied zelf zijn geen broedgevallen van de huismus vastgesteld. Er zijn geen
huismussen aangetroffen in en rond het plangebied. In de directe omgeving van het plangebied
ook geen broedgevallen van huismussen aangetroffen.
3.2 Resultaten inventarisatie ransuil In het plangebied zelf zijn geen broedgevallen van de ransuil vastgesteld. Er zijn geen
waarnemingen van ransuilen of ransuilnesten. In de directe omgeving van het plangebied ook
geen broedgevallen van ransuil aangetroffen.
3.3 Resultaten inventarisatie vleermuizen. Soort (vlieg)route(s):
De Sloterweg vormt een onderdeel van een vliegroute van de gewone dwergvleermuizen (zie
figuur 3.1). De grote bomen langs de weg zorgen voor beschutting waardoor op enkele kleine
stukken een foerageerplek ontstaat. Van een belangrijk foerageergebied is hier niet te spreken.
Het Christoffel Plantijnpad wordt eveneens als vliegroute gebruik voor gewone dwergvleermuizen.
Deze vliegen door naar het park ten noorden van de Ben Websterstraat om daar te foerageren. De
vier percelen zijn geen onderdeel van vliegroutes.
Kenmerk R001-1219117AIH-lhl-V02-NL
Nader onderzoek vleermuizen, ransuil en huismus Sloterweg te Amsterdam 16\18
Foerageergebied(en)
Rond de percelen is weinig foerageeractiviteit door vleermuizen waargenomen tijdens de
inventarisatie. Het dichtstbijzijnde foerageergebied is de bossage en sloot langs de Sloterweg en
het Christoffen Plantijnpad (zie figuur 3.1). In de directe omgeving van de percelen is geen
belangrijk foerageergebied aanwezig. Het aanwezige groen wordt slecht enkele keren gebruikt als
klein onderdeel van een foerageergebied.
Verblijfplaatsen
Tijdens de veldbezoeken zijn geen verblijfplaatsen aangetroffen in de bebouwing en bomen in de
beoogde percelen en in de bomen langs de Sloterweg. De aanwezigheid van verblijfplaatsen is
daarom uitgesloten.
Figuur 3.1 Schematische weergave van de aangetroffen functies van vleermuizen rond de percelen welke
allen onder de bestemmingsplan wijziging.
Kenmerk R001-1219117AIH-lhl-V02-NL
Nader onderzoek vleermuizen, ransuil en huismus Sloterweg te Amsterdam
17\18
4 Effectbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt per waargenomen gebruiksfunctie van het leefgebied van de
aangetroffen beschermde soorten beschreven of en welke negatieve effecten optreden.
Daarnaast worden de vervolgstappen omschreven.
4.1 Effectbeschrijving huismus en ransuil Er zijn geen jaarrond beschermde nestlocaties van huismus of ransuil in of rond de percelen
aangetroffen. De aanwezigheid van broedgevallen zijn daarom uitgesloten.
Er treden geen negatieve effecten op voor de huismus of ransuil door eventuele werkzaamheden.
Er hoeven geen mitigerende maatregelen te worden getroffen of een ontheffing te worden
aangevraagd.
4.2 Effectbeschrijving vleermuizen Er zijn geen beschermde verblijfplaatsen van vleermuizen in het plangebied aangetroffen. Af en
toe kan een enkel exemplaar gebruik maken van de onderzoekslocatie om te foerageren. Er zijn in
de directe omgeving echter hiervoor voldoende alternatieven. Verder zijn er geen vliegroutes voor
vleermuizen aangetroffen binnen het plangebied. Wel zijn de bomen langs de Sloterweg (welke
vallen buiten het plangebied) een belangrijk onderdeel van het leefgebied van de gewone
dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis.
Er treden voor met zekerheid geen negatieve effecten op voor eventueel aanwezige vleermuizen
door wijzigingen in het bestemmingsplan. Er hoeven voor vleermuizen geen mitigerende
maatregelen te worden getroffen of een ontheffing te worden uitgevraagd. De waarnemingen van
het onderzoek zijn doorgaans drie jaar houdbaar.
Kenmerk R001-1219117AIH-lhl-V02-NL
Nader onderzoek vleermuizen, ransuil en huismus Sloterweg te Amsterdam 18\18
5 Conclusies
In dit hoofdstuk worden de resultaten samengevat en worden de vervolgstappen kort
beschreven.
In opdracht van de gemeente Amsterdam heeft Tauw ten behoeve van de wijziging van het
bestemmingsplan Nieuwe Meer onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van vleermuizen,
ransuil en huismus. De voorgenomen ontwikkeling, tast het leefgebied van deze soorten niet aan.
Wel dient de zorgplicht zoals bedoeld in de Flora- en faunawet te allen tijde in acht te worden
genomen.
Aanbevelingen
Tijdens de werkzaamheden dient wel rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van
vleermuizen. Dit houdt in dat werkzaamheden alleen overdag dienen te worden uitgevoerd, zodat
geen gebruik hoeft te worden gemaakt van kunstmatige verlichting, waardoor verstoring wordt
voorkomen. Tevens wordt geadviseerd om groenstructuren op de percelen aan de zijde van de
Sloterweg te behouden.
6 Literatuur
(Tauw, 2013)
Bestemmingsplan Nieuwe Meer e.o., Quickscan Flora- en Faunawet.