41
in opdracht van Nederland en het Zesde Kaderprogramma De eindbalans

Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

in opdracht van

Nederland en het Zesde KaderprogrammaDe eindbalans

Page 2: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

3

InhoudVoorwoord 5

Inleiding 6

Prioriteit 1 16

Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid

Prioriteit 2 20

Technologie voor de informatiemaatschappij

Prioriteit 3 24

Nanotechnologie, materialen en productieprocessen

Prioriteit 4 28

Lucht- en ruimtevaart

Prioriteit 5 32

Voedselkwaliteit en -veiligheid

Prioriteit 6.1 36

Duurzame energiesystemen

Prioriteit 6.2 40

Transport

Prioriteit 6.3 44

Klimaatverandering en ecosystemen

Prioriteit 7 48

Burgers en bestuur in een kennismaatschappij

Beleidsondersteunend onderzoek 52

NEST 54

Participatie van het MKB 56

Internationale samenwerking (INCO) 60

Human Resources and Mobility 64

Research Infrastructures 68

Wetenschap en samenleving 70

Era-Net 72

Euratom 74

Page 3: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

5

VoorwoordNederlandse onderzoekers, bedrijven en andere organisaties zijn capabele spelers in de Europese

onderzoekscompetitie. Dat blijkt uit de cijfers van de Europese Commissie over het Nederlandse aandeel

in de besteding van het Europese Kaderprogramma, het programma dat onderzoek en ontwikkeling op tal

van thema’s financiert.

Successen uit de afgelopen vier jaar:

• Meer dan 3.700 succesvolle participaties van Nederlandse organisaties in KP6;

• Het geschatte budget dat aan Nederlandse organisaties wordt uitgekeerd is meer dan 1 miljard euro;

• De slaagkans voor een Nederlandse deelnemer ligt significant hoger dan het Europese gemiddelde

(26% om 21%);

• 7,5% van de KP6 projecten kent een Nederlandse coördinator. Een project met een Nederlandse

organisatie als coördinator heeft een slaagkans van maar liefst 34%. Door Nederland gecoördineerde

projecten in de programma’s ‘Lucht- en Ruimtevaart’, ‘Voedselkwaliteit en -veiligheid’ en ‘Energie’

hebben zelfs een slaagkans van ruim 40%.

Deze gegevens komen uit het ‘brickboekje’ dat EG-Liaison voor u heeft samengesteld. Het begrip bricks

is ontstaan in de tijd dat de Europese Commissie jaarlijks enorme dossiers met de contracten uit het

kaderprogramma naar de lidstaten stuurde. Deze dossiers hadden de omvang van een grote stapel

bakstenen. Tegenwoordig krijgen we de contracten elektronisch aangeleverd, maar het begrip bricks is

blijven bestaan. Ze tonen aan in welk soort onderzoek een land goed is en hoe succesvol de verschillende

lidstaten in het kaderprogramma zijn. Dat zijn boeiende gegevens. De bricks maken ook duidelijk dat

Nederland in het Zesde Kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling uitstekend heeft gepresteerd.

Uit de enorme hoeveelheid gegevens van de Europese Commissie zijn de resultaten van Nederland niet

eenvoudig te destilleren. Mijn dank gaat dan ook uit naar de medewerkers van EG-Liaison die de

gegevens van de Commissie hebben geanalyseerd en de resultaten van Nederland inzichtelijk hebben

gemaakt.

We staan nu voor de opgave om de fraaie resultaten die Nederland in het Zesde Kaderprogramma heeft

behaald in het nieuwe Zevende Kaderprogramma te evenaren. De inzet van EG-Liaison is de doelgroep in

Nederland daarbij zo goed mogelijk te ondersteunen. U kunt op ons rekenen!

Jan Reint Smit

Manager EG-Liaison

Page 4: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

76

Het kaderprogramma draagt bij aan de volgende doelen van het

EU-verdrag:

• versterking van de wetenschappelijke en technologische

fundamenten van de Europese industrie en kennisinstituten

• vergroten van de internationale concurrentiepositie

• uitvoeren van onderzoek dat ondersteuning biedt aan Europees

beleid en regelgeving.

gestreefd naar een optimale afstemming van

Europese en nationale onderzoeksprogramma’s.

Hiermee worden onderzoeksinspanningen in

Europa meer gebundeld wat op termijn zal

leiden tot een interne markt voor onderzoek.

In KP5 was sprake van redelijk autonome

thematische programma’s, met hun specifieke

voorwaarden. In KP6 was gekozen voor een

structuur bestaande uit drie hoofdblokken:

I. Integrating European Research

II.Structuring the ERA

III. Strengthening the Foundations of ERA

Blok I: Dit is het gedeelte waar het grootste deel

van het subsidiebudget voor onderzoek en

ontwikkeling beschikbaar is. Gestreefd wordt naar

de ontwikkeling en het gebruik van nieuwe kennis.

In dit onderdeel is een splitsing aangebracht:

‘Thematische Prioriteitsgebieden’ (Priority

Thematic Areas) en ‘Inspelen op Wetenschaps- en

Technologiebehoeften’ (Anticipating Scientific

Structuur

Het Zesde Kaderprogramma (KP6) had ten

opzichte van de vorige kaderprogramma’s een

bijzonder leitmotiv gekregen, namelijk de

ontwikkeling van een Europese onderzoeksruimte.

In deze Europese onderzoeksruimte, of in het

Engels ‘European Research Area’ (ERA), wordt

nationale subsidieregelingen om te komen tot

internationale regelingen. Zo wordt een

overkoepelende financieringsstructuur van

onderzoek en ontwikkeling opgezet, waardoor

internationale samenwerking in onderzoek ook

mogelijk wordt.

Instrumenten

KP6 kende een aantal projectvormen die in alle

programmaonderdelen gebruikt werden. Deze

zogenaamde instrumenten staan in onderstaande

tabel. In KP6 waren twee nieuwe instrumenten

geïntroduceerd, het Network of Excellence (NoE)

en het Integrated Project (IP). Deze instrumenten

zijn groot in termen van aantallen partners en

budgetomvang. Sleutelbegrippen binnen deze

instrumenten zijn: integratie, kritische massa en

excellentie.

Programma Comité en Europese

Commissie

Ieder onderdeel van het Zesde Kaderprogramma

werd uitgevoerd door een aparte afdeling (unit)

bij de Europese Commissie (EC). Deze afdelingen

coördineerden de oproep (uitleg onder

projectindieningen), gaven informatie, verzorgden

Inleidingand Technological Needs). Binnen dit laatste

onderdeel bevindt zich Beleidsondersteunend

onderzoek, Opkomende wetenschappelijke

problemen en inzichten (NEST), de specifieke MKB

activiteiten (CRAFT en Collective Research),

Internationale samenwerking (INCO) en de

Gemeenschappelijke centra voor onderzoek.

Blok II: Deze thema’s dienen een structurerend

effect te hebben. Doel is de Europese

onderzoeksinfrastructuur te verbeteren, niet alleen

door te investeren in de harde infrastructuur maar

ook in de ontwikkeling van onderzoekers zelf.

Belangrijk onderdeel van blok II wordt gevormd

door Human Resources & Mobility, beter bekend

als de Marie Curie acties. Binnen Marie Curie draait

het om mobiliteit en training van onderzoekers; de

onderzoekers zelf maar ook gastorganisaties

kunnen indienen op één van de vele oproepen.

Mobiliteit van mensen en kennis wordt verhoogd.

Blok III: Dit blok draagt bij aan de basis van de

ERA, door nationaal en regionaal onderzoek over

landsgrenzen heen af te laten stemmen. ERA-NET

is een belangrijk deel van dit onderdeel van KP6.

Het doel van ERA-NET is het afstemmen van de

1.G

enom

ics

and

bio

tech

nolo

gy

forH

ealt

h

Research and

innovation

Human Resources

and Mobility

Research

infrastructures

Science and

society

Research for Policy

Support

New and Emerging

Science and

Technologies (NEST)

JRC activities

Coordination of

research activities (era-net)

Development of

research innovation

2.In

form

atio

nso

ciet

yte

chno

logy

3.N

anot

echn

olog

ies,

inte

llige

nt

mat

eria

lsan

dne

wp

rodu

ctio

n

pro

cess

es

4.A

eron

autic

san

dsp

ace

5.Fo

odsa

fety

and

heal

thris

ks

6.Su

stai

nab

lede

velo

pm

ent

and

glob

alch

ange

7.C

itize

nsan

dgo

vern

ance

in

the

know

ledg

eso

ciet

y

H E T Z E S D E K A D E R P R O G R A M M A

I N T E G R AT I N G E U R O P E A N R E S E A R C H

S T R U C T U R I N G T H E E R A

A N T I C I PAT I N G S / T N E E D

S T R E N G T H E N I N G T H E F O U N D AT I O N S O F E R A

A F K O R T I N G N A A M D O E L S T E L L I N G

IP Integrated Project Onderzoek, genereren van nieuwe kennis.

Door horizontale en/of verticale integratie van onderzoekers

en onderzoeksvelden coherentie in het onderzoeksveld bereiken.

NOE Network of Excellence Verregaande integratie bereiken tussen onderzoekers en hun

onderzoek. De integratie dient zover te gaan dat er een

duurzame integratie ontstaat tussen de onderzoeks-

groepen. Directe ondersteuning van ERA.

STREP Specific Targeted Research Project Onderzoek, genereren van nieuwe kennis.

Specifiek gedefinieerde onderzoeksprojecten met beperktere

reikwijdte dan IP’s.

CA Coordination Action Netwerkactiviteit om onderzoek af te stemmen.

SSA Specific Support Action Ondersteunen van de implementatie van

het werkprogramma.

O V E R Z I C H T V A N D E B E L A N G R I J K S T E P R O J E C T V O R M E N

Voor programma’s in ‘Anticipating S/T Needs’, blok II en blok III zijn een aantal specifieke projectvormen ontwikkeld.

In de blauwe vlakken is aangegeven welke KP7 onderdelen nader aan bod komen in dit rapport

Page 5: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

98

Commissie. De vorm en de inhoud verschillen

enorm per onderdeel. De EC levert vaak zeer

versnipperd en soms beperkte informatie aan.

De verdeeldheid van de informatie komt niet ten

goede aan de analysemogelijkheid. Toch hebben

we geprobeerd de gehanteerde tabellen zoveel

mogelijk vergelijkbaar te maken. Helaas kan het

voorkomen dat resultaten bij ons niet bekend zijn

(in de tabellen aangegeven met n.b.).

Projectindieningen

Om in het kaderprogramma in aanmerking te

komen voor funding door de EC dient een

consortium met partners uit verschillende landen

een projectvoorstel in te dienen voor een

bepaalde deadline. Deze projecten worden in dit

rapport verder projectindieningen genoemd.

De projectindieningen worden ingediend

zogenaamde oproepen of ‘calls’. Deze oproepen

worden uitgeschreven binnen een bepaald

onderzoeksgebied of voor een specifieke

doelgroep. Binnen een oproep worden de beste

projectvoorstellen geselecteerd voor verdere

contractonderhandeling. In dit brickboekje

beschouwen we deze projecten als succesvol.

In overleg met medewerkers van de behandelende

unit van de EC wordt onderhandeld over het te uit

voeren werk en financiering daarvoor.

Van alle succesvolle projectindieningen is bij een

aanzienlijk aantal (405) projecten een Nederlandse

organisatie de projectcoördinator. Dit betekent

dat alle succesvolle projectvoorstellen in 7,5% van

de gevallen een coördinator van Nederlandse

origine kennen. Dit is een lichte vermindering ten

opzichte van KP5, waar dit percentage 7,9% was.

Binnen de prioriteitsgebieden, hoofdblok I, is het

aandeel Nederlandse coördinatoren echter 7,1%.

De slaagkans voor een project dat door een

Nederlandse partij wordt gecoördineerd is

significant hoger dan het Europees gemiddelde

(34% om 20%). In KP5 waren deze gemiddelden

respectievelijk 30% voor een Nederlands project

en 25% voor alle landen. De forse terugval van het

In KP6 waren binnen de behandelde onderwerpen

ruim 30.000 projectvoorstellen ingediend. Daarvan

is 20%, ongeveer 5900 projecten succesvol. Waar

in de tabellen en tekst over EU aantallen wordt

gesproken wordt het totaal van indieningen of

deelnemers (participaties) bedoeld. Met slaagkans

wordt bedoeld, de kans voor een coördinator of

deelnemer om zijn project gefinancieerd te krijgen.

Welke projecten daadwerkelijk een contract met de

EC tekenen en dus subsidie zullen ontvangen is

nog niet bekend. De meeste onderhandelingen

worden succesvol afgerond. Het aantal project-

indieningen dat uiteindelijk financiering uit het

kaderprogramma ontvangt zal dan ook nauwelijks

afwijken van het aantal succesvolle

projectindieningen.

de ontvangst en evaluatie van projecten. Voor het

Zesde Kaderprogramma in zijn geheel was DG-

Research verantwoordelijk. DG-INFSO en DG-TREN

waren verantwoordelijk voor een aantal onderdelen.

De controle op de Europese Commissie op het

gebied van KP6 vond plaats door het Programma

Comité (PC). Het PC bestaat uit ministeriële

vertegenwoordigers van betrokken lidstaten

eventueel bijgestaan door experts. Het PC is de

instantie die uiteindelijk de goedkeuring dient te

geven aan de contracten die de Commissie afsluit

met de consortia. Ook heeft het PC een belangrijke

inbreng in het opstellen van het werkprogramma,

de structuur van de oproepen en budgetten.

De Bricks: de gegevensbron

Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw

verstuurde de Europese Commissie aan de

lidstaten boekwerken vol gegevens over

ingediende projecten en evaluatierapporten.

Gezien het lijvige karakter ervan noemde de

Commissie deze overzichten ‘bricks’. De analyses

in dit rapport betreffen de programmaonderdelen

die in de figuur op pagina 6 ‘Het Zesde

Kaderprogramma’ in blauwe blokken zijn aan-

gegeven. Het rapport beslaat de hele tijdspanne

van KP6, te weten van 2002 tot en met 2006.

De gegevens zijn aangeleverd door de Europese

P R O J E C T I N D I E N I N G E N I N K P 6

O N D E R D E E L A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S A A N D E E L

I N D I E N I N G E N I N D I E N I N G E N P E R C E N TA G E N L C O Ö R .

N L * E U N L * E U N L E U

Genomica en biotechnologie 152 2398 46 578 30% 24% 8,0%

Informatie en communicatietechnologie 182 6151 46 977 25% 16% 4,7%

Nanotechnologie 87 2840 18 394 21% 14% 4,6%

Lucht- en ruimtevaart 26 697 13 195 50% 28% 6,7%

Voedselkwaliteit en -veiligheid 61 1106 25 153 41% 14% 16,3%

Energie 66 1136 29 288 44% 25% 10,1%

Transport 44 619 15 200 34% 32% 7,5%

Klimaatbeheersing en ecosystemen 76 1183 20 192 26% 16% 10,4%

Burgers en bestuur 34 793 9 136 26% 17% 6,6%

Subtotaal prioriteiten 728 16.923 221 3113 30% 18% 7,1%

Beleidsondersteunend onderzoek 118 1045 68 376 58% 36% 18,1%

Opkomende wetenschappelijke

problemen en inzichten n.b. 1493 n.b. 132 n.b. 9% -

Participatie van het MKB 133 3369 29 471 22% 14% 6,2%

Samenwerking met niet EU-landen n.b. 1962 n.b. 292 n.b. 15% -

Onderzoeksinfrastructuur n.b. 441 n.b. 109 n.b. 25% -

Wetenschap en samenleving 195 5245 72 1346 37% 26% 5,3%

Nationale en regionale coördinatie 27 208 15 106 56% 51% 14,2%

Totaal generaal 1201 26.790 405 5412 34% 20% 7,5%

Euratom 61 130 40 66 66% 51% 60,6%

Euratom wordt in de verdere Inleiding niet in de analyses meegenomen, Human Resources & Mobility is niet in de tabel meegenomen.

* Nederlandse partij is coördinator

Page 6: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

1110

interessant om naar het aantal participaties te

kijken. Hierbij wordt iedere deelnemende

organisatie in een project meegeteld, maar er

wordt niet gekeken naar de rol, bijdrage of aantal

mensen uit een organisatie. Een eerste orde

benadering dus.

In het gehele KP6 hebben ruim 300.000 (!) partijen

geparticipeerd in ingediende projectvoorstellen.

Ruim 65.000 van deze organisaties nemen deel in

succesvolle projectindieningen. Het aandeel van

Nederland is met 3711 succesvolle participaties 5,7%.

Evenals bij projectindieningen is de slaagkans van

een Nederlandse participatie hoger dan het

Europees gemiddelde (26% versus 21%). Blijkbaar

slagingspercentage waar bij de introductie van

KP6 rekening mee werd gehouden is dus gegrond

gebleken. De EU kent een terugval van

5 procentpunt. Voor Nederlandse coördinatoren is

echter sprake van een toename. Zeer opvallend is

dat de slaagkans voor Nederlandse coördinatoren

binnen de prioriteitsgebieden in de laatste twee

oproepen omhoog is geschoten. De totale

slaagkans voor heel KP6 is op 34% uitgekomen,

terwijl dit in de ‘tussenbalans 2003-2004’ slechts

23% was.

Participaties

Projectvoorstellen bestaan meestal uit meerdere

partijen. Naast projectindieningen is het dan ook

P A R T I C I P AT I E S I N K P 6

O N D E R D E E L A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S AANDEEL NL

P A R T I C I P AT I E S P A R T I C I P AT I E S P E R C E N TA G E P A R T I C I -

N L * E U N L * E U N L E U P AT I E S

Genomica en biotechnologie 1433 26.310 486 6684 34% 25% 7,3%

Informatie en communicatietechnologie 2168 66.092 508 12.406 23% 19% 4,1%

Nanotechnologie 1488 34.665 277 5662 19% 16% 4,9%

Lucht- en ruimtevaart 408 9083 144 3134 35% 35% 4,6%

Voedselkwaliteit en -veiligheid 336 5971 104 1291 31% 22% 8,1%

Energie 757 13.687 209 3601 28% 26% 5,8%

Transport 519 8456 202 3344 39% 40% 6,0%

Klimaatbeheersing en ecosystemen 902 16.706 255 3933 28% 24% 6,5%

Burgers en bestuur 443 10.224 119 2019 27% 20% 5,9%

Subtotaal prioriteiten 8454 191.194 2304 42.074 27% 22% 5,5%

Beleidsondersteunend onderzoek 594 8924 279 3816 47% 43% 7,3%

Opkomende wetenschappelijke

problemen en inzichten 400 9267 59 845 15% 9% 7,0%

Participatie van het MKB 1644 35.376 276 5299 17% 15% 5,2%

Samenwerking met niet EU-landen 389 13.636 62 2364 16% 17% 2,6%

Human Resources & Mobility 2226 37.235 506 7201 23% 19% 7,0%

Onderzoeksinfrastructuur 250 4045 77 1311 31% 32% 5,9%

Wetenschap en samenleving 195 5245 72 1346 37% 26% 5,3%

Nationale en regionale coördinatie 134 1866 76 1008 57% 54% 7,5%

Totaal generaal 14.286 306.788 3711 65.294 26% 21% 5,7%

Euratom 80 1875 53 1330 66% 71% 4,0%

totaal 63% van het totale KP6-budget.

De tabel ‘Nederlandse financiële retour’ geeft een

overzicht van de geldelijke retour per programma-

onderdeel en de relatieve bijdrage aan de totale

Nederlandse retour. Het financieel retour-

percentage uit het gehele Zesde Kaderprogramma

bedraagt 6,3%.

In de tabel ‘Nederlandse financiële retour’ geven

kolom twee en drie de werkelijke retour en het

retourpercentage dat op dit moment berekend

kan worden uit contractgegevens weer; beschik-

bare contractgegevens lopen van het begin van

KP6 tot en met juli 2006 (ongeveer 63% van de

waarschijnlijke contracten). Kolom vier geeft de

door ons verwachte retour voor de gehele looptijd

van KP6, 2002-2006 (uitgaande dat het gehele

budget is verdeeld). Op basis van kolom vier

bedragen de baten uit het Zesde Kaderprogramma

voor Nederland ongeveer 1.213 miljoen euro.

Het gaat hierbij overigens om toezeggingen van

de Commissie die geleidelijk over de jaren daarna

uitbetaald worden. Kolom vijf geeft een

inschatting aan hoeveel procent van de totale

Nederlandse retour naar een specifiek thema gaat.

Kosten

KP6 wordt voor het grootste gedeelte betaald uit

het EU-budget dat door de lidstaten wordt

opgebracht. Ook Nederland draagt jaarlijks bij aan

dit budget. Gedurende de looptijd van KP6 was de

gemiddelde bijdrage van Nederland 5,3%. Het

kaderprogramma wordt verder niet alleen uit de

EU-begroting betaald, maar er is ook een bijdrage

van zogenaamde derde landen, dit zijn onder

meer Noorwegen, Zwitserland, IJsland en de kan-

didaat lidstaten. Gedurende het kader-programma

hebben ook nieuwe (kandidaat) lidstaten een

(extra) bijdrage geleverd aan dit budget.

Vergelijking van kosten en baten

Over voorgaande cijfers kan de volgende

berekening worden uitgevoerd. Nederland draagt

voor 5,3% bij aan het KP6 budget en krijgt er 6,3%

uit terug. Aan het begin van het kaderprogramma

hebben Nederlanders iets te bieden aan de

succesvolle consortia en/of weten Nederlanders de

juiste consortia uit te kiezen. Opvallend is ook dat

Nederlandse partijen redelijk wat project-

voorstellen schrijven, maar niet altijd de

coördinerende rol vervullen.

De participatie van 5,7% is significant lager dan

de participatie in KP5. In KP5 was de participatie

6,5%. Dit komt mede door de grotere deelname

van nieuwe lidstaten en derde landen.

Financieel aandeel

Het Kaderprogramma is een lange termijn

investering in de innovatiekracht van Europa.

Daarbij vergeleken lijkt het misschien kortzichtig

om te bezien hoeveel geld er naar Nederlandse

deelnemers vloeit. Toch is dat laatste ook van

belang. Het geeft aan hoe actief Nederlandse

bedrijven en instellingen meedoen, en hoeveel

succes ze hebben in de internationale competitie.

Daarom proberen wij inzicht te geven in het

aandeel van het budget dat naar Nederland toe

vloeit (zie tabel op blz. 12).

Baten

De Bricks die door de Commissie ter beschikking

worden gesteld aan de programma comités geven

een goed beeld van de participatie van landen in

KP projecten. Echter, de bricks geven voor de

meeste programmaonderdelen niet het financiële

aandeel per land. Verder wijzigen de project-

budgetten naderhand gedeeltelijk door de

contractonderhandelingen waarbij budgetten

gekort of herverdeeld kunnen worden.

Voor de bepaling van de geldelijke baten die naar

Nederland terugvloeien hebben we ons gebaseerd

op de financiële gegevens in de afgesloten KP6-

contracten. Omdat de contractonderhandelingen

tot meer dan een jaar kunnen duren zijn nog niet

alle contracten afgesloten. Op het moment van

schrijven van dit boekje waren de gegevens

bekend van in totaal 6600 contracten en het

vastgelegde budget in de contracten bedraagt in

Page 7: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

N E D E R L A N D S E F I N A N C I Ë L E R E T O U R

NL WERKELIJKE FINANCIËLE FINANCIEEL NL GESCHATTE RETOUR PERCENTUELE AANDEEL

RETOUR (IN MLN EURO) RETOUR- BIJ 100% BUDGETVERDELING THEMA IN TOTAAL NL

TOT NU TOE PERCENTAGE NL (IN MLN EURO)* RETOUR

Integrating European Research

1. Life sciences, genomics and

biotechnology for health 125,4 6,9% 187 15,4%

2. Information society

technologies 127,4 4,3% 186 15,3%

3. Nanotechnologies, materials

and production processes 53,0 3,5% 65 5,4%

4. Aeronautics and space 33,6 5,8% 61 5,0%

5. Food quality and safety 73,2 13,1% 108 8,9%

6.1 Energy 62,5 7,6% 82 6,8%

6.2 Transport 57,4 7,4% 47 3,9%

6.3 Environment 28,0 10,1% 84 6,9%

7. Citizens and governance in

a knowledge-based society 20,5 5,2% 21 1,7%

Anticipating S/T Needs

Policy support and anticipating

scientific and technological needs 33,2 8,7% 52 4,3%

Horizontal research activities

involving SMEs 17,5 4,7% 25 2,1%

Specific measures in support

of international cooperation 6,4 2,0% 9 0,7%

Structuring the ERA

Research and innovation 4,3 3,1% 8 0,7%

Human resources and mobility 80,1 6,1% 116 9,6%

Research infrastructures 38,6 4,0% 42 3,5%

Science and society 3,4 7,5% 6 0,5%

Strengthening the foundations

of ERA

Support for the coherent

development of research

& innovation policies 0,3 15,3% 2 0,2%

Support for the coordination

of activities 17,1 8,1% 25 2,1%

Euratom 8,8 44,0% 87 7,2%

Totaal/gemiddelde 790,8 6,3% 1.213 100,0%

1312

bedroeg het budget 17,5 miljard euro. Hiervan zou

6% managementkosten naar de Europese

Commissie gaan en het resterende overblijven

voor financiering van onderzoek. Echter,

gaandeweg het kaderprogramma zijn er extra

bijdragen door nieuwe lidstaten en derde landen

gedaan. Daardoor komen we uit op een in deze

analyse gehanteerd budget van 19.113 miljoen

euro. De geschatte bijdrage van Nederland aan het

bruto KP6 budget is, op basis van 5,3%, 1.013

miljoen euro. De retour voor Nederland is 6,3%,

wat gelijk staat aan 1.213 miljoen euro. Effectief

heeft het KP6 Nederland dus 200 miljoen euro

meer opgeleverd dan het heeft gekost. Nederland

haalt dus een fors groter deel uit KP6 dan het erin

stopt.

Deelname naar type organisatie

Alle organisaties met een juridische entiteit

kunnen in principe deelnemen aan een KP-project.

De Europese Commissie classificeert organisaties

in vier categorieën: industrie, universiteiten,

onderzoeksinstellingen en overig.

In KP6 blijkt dat de prioriteiten IST, Nanotechno-

logie, Lucht-en ruimtevaart, energie en transport

Europa-breed aantrekkelijker zijn voor industriële

partijen dan andere. Het Nederlandse beeld wijkt

bij sommige onderwerpen sterk af van dat van

Europa.

Als we KP6 vergelijken met KP5 valt de grote

teruggang in industriële participatie op. In KP5

was het met 35% nog de grootste groep, in KP6 is

het teruggevallen naar 26%. De combinatie

universiteit en onderzoeksinstelling (dat als

kennisinfrastructuur bestempeld kan worden) is in

KP6 59% evenals in KP5. Door ondermeer grotere

politieke en socio-economische onderzoeks-

financiering is het deelnamepercentage van

overige organisaties (groep ‘anders’) procentueel

toegenomen.

KP6 lijkt minder goed in staat bedrijven te

interesseren voor R&D dan KP5. Gezien de

Lissabon doelstelling (In 2010 dient Europa de

meest concurrerende kenniseconomie ter wereld

te zijn) is het van belang dat in KP7 deze trend

wordt doorbroken.

In juni 2004 is een mid-term evaluatie uitgevoerd.

Dit zogenaamde Marimon-rapport maakte

P E R C E N TA G E G E S C H AT B E D R A G

( I N M I L J O E N E N E U R O ’ S )

KP6-budget 19.113

NL retour (o.b.v. netto budget) 6,3% 1.213

NL bijdrage (aan bruto budget) 5,3% 1.013

Overschot 1,0% 200

K O S T E N - B AT E N B E R E K E N I N G

* Extrapolatie op basis van werkelijke retour (kolom 2) waarbij wordt aangenomen dat dit 63% van het totaal te verdelen budget is.

Page 8: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

1514

MKB definitie

De Commissie hanteert binnen de thematische

prioriteiten een andere MKB definitie dan in KP5

gebruikelijk was. In KP5 was het nog de regel dat

een MKB alleen een industriële partij kon zijn. KP6

staat echter ook toe dat binnen alle organisatie-

typen partijen als MKB aangemerkt kunnen

worden. Daardoor wordt de vergelijking van MKB

participatie tussen KP5 en KP6 moeilijk. Binnen het

programma ‘Participatie van het MKB’ kan wel nog

steeds gesproken worden van eenzelfde definitie.

duidelijk dat het aandeel van bedrijven achter

bleef. Naar aanleiding van deze constatering

hebben diverse prioriteitsgebieden specifieke MKB

oproepen geplaast en door MKB gecoördineerde

STREP’s geïntroduceerd. Uit analyse van deze

oproepen blijkt dat de MKB gerichte oproepen

daadwerkelijk een grotere participatie van MKB en

industrie opleveren. Met name in het programma

Nanotechnologie (prio3) is dit duidelijk te zien.

D E E L N A M E P E R C E N TA G E E U P A R T I C I P A N T E N N A A R T Y P E O R G A N I S AT I E B I N N E N S U C C E S V O L L E P R O J E C T E N

O N D E R D E E L I N D U S T R I E U N I V E R S I T E I T O N D E R Z O E K S A N D E R S W A A R V A N

O R G A N I S AT I E M K B

Genomica en biotechnologie 11% 49% 35% 5% 12%

Informatie en communicatietechnologie 32% 32% 21% 16% 26%

Nanotechnologie 39% 28% 26% 7% 33%

Lucht- en ruimtevaart 43% 20% 20% 17% n.b.

Voedselkwaliteit en -veiligheid 14% 33% 39% 14% 19%

Energie 31% 25% 20% 24% 25%

Transport 33% 20% 20% 27% 29%

Klimaatbeheersing en ecosystemen 7% 38% 41% 14% 14%

Burgers en bestuur n.b. n.b. n.b. n.b. n.b.

Totaal prioriteiten 26% 31% 28% 16% 23%

Voor de horizontale onderwerpen van het kaderprogramma zijn geen organisatietypen bekend of wordt een andere indeling gehanteerd.

Euratom 15% 24% 46% 15% 14%

In het kaderprogramma wordt veelal verwacht dat

met minimaal 3 andere Europese partners wordt

samengewerkt. De kaart geeft weer met welke

landen Nederlandse organisaties in KP6-

onderzoeksprojecten samenwerken. Daaruit blijkt

dat de meeste partners in buurlanden (waaronder

ook Groot Brittannië) en Scandinavië worden

gezocht. Ook Zwitserland, Portugal, Oostenrijk en

Frankrijk worden in samenwerking betrokken.

Het aantal partners in Midden- maar vooral Oost-

Europa groeit gaandeweg het kaderprogramma.

De contracten uit 2005 en 2006 zijn veelal nog niet

opgenomen in de figuur, maar toch stijgen deze

jaren al ten opzichte van voorgaande. Buiten de in

de kaart weergegeven landen wordt ook

veelvuldig samengewerkt met India en IJsland.

Nederlandse samenwerking met lidstaten en kandidaat lidstaten in KP6

Gebaseerd op contractgegevens t/m juli 2006

Page 9: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

1716

De Europese Commissie heeft jaarlijks een

generieke oproep gepubliceerd en daarnaast een

viertal specifieke oproepen.

Projectindieningen

De Europese Commissie heeft binnen dit thema

2398 projectvoorstellen ontvangen. Uiteindelijk

zijn 578 projecten goedgekeurd. De gemiddelde

slaagkans voor de EU kwam hiermee op 24%.

Prioriteit 1

Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid

Voor de thematische prioriteit ‘Levensweten-

schappen, genomica en biotechnologie voor de

gezondheid’ zijn in het Zesde Kaderprogramma

acht oproepen gepubliceerd. Het totaalbudget

voor dit thema was ongeveer 2700 miljoen euro.

Daar bovenop heeft de Europese Commissie

200 miljoen euro bijgedragen aan het Artikel 169,

project ‘European & Developing Countries Clinical

Trials Partnership (EDCTP)’.

De top 5 van Nederlandse coördinatoren is als volgt:

1. Universiteit Utrecht / Universitair Medisch

Centrum Utrecht

2. Erasmus Medisch Centrum

3. Universiteit Leiden / Leids Universitair Medisch

Centrum

4. Radboud Universiteit Nijmegen/ Universitair

Medisch Centrum St. Radboud Nijmegen

5. Rijksuniversiteit Groningen / Universitair

Medisch Centrum Groningen

Succesvolle Nederlandse coördinatoren vanuit de

industrie zijn: Crucell, Viruvation en Kreatech.

Participaties

Aan de 578 succesvolle projectindieningen nemen

in Europa 6684 partijen deel. Hiervan zijn 486 (7%)

partijen afkomstig uit Nederland. In 266 (46%) van

de 578 succesvolle EU projecten blijkt minimaal

1 Nederlandse partner deel te nemen. Nederland

neemt hierbij vooral deel aan de Integrated

Projects en Networks of Excellence.De slaagkans

van Nederlandse participaties (34%) laat zien dat

Nederland erg succesvol is. Deze slaagkans ligt

Nederlandse projectcoördinatoren namen 8% van

de succesvolle indieningen voor hun rekening. Het

betreft hierbij 46 projecten. Vooral bij de STREPS

en CA’s was Nederland succesvol; ruim 9% van alle

toegekende indieningen bij deze instrumenten

heeft een Nederlandse coördinator. De slaagkans

voor een Nederlandse coördinator komt hiermee

op 30%, 6 procentpunt hoger dan de gemiddelde

Europese slaagkans.

De laatste generieke call (FP6-2006-LifeSciHealth-

6) zorgde voor een slaagkans van 37% voor de

projecten met een Nederlandse coördinator. Bij de

specifieke SME oproep (FP-2005-LifeSciHealth-7)

bleef de slaagkans van de Nederlandse

coördinatoren echter op het gemiddelde steken

(23%). De analyses van de evaluatierapporten voor

deze SME oproep wijzen uit dat het Nederlandse

coördinatoren (met name het Midden- en

Kleinbedrijf) meer moeite kost om te voldoen aan

de vereisten van het criterium ‘wetenschappelijke-

en technologische aspecten’.

P R O J E C T I N D I E N I N G E N

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) I N D I E N I N G E N I N D I E N I N G E N P E R C E N TA G E

N L * E U N L * E U N L E U

FP6-2002-LifeSciHealth 638 31 519 10 125 32% 24%

FP6-2003-LifeSciHealth-I, -II en -3 463 34 505 10 131 29% 26%

FP6-2004-LifeSciHealth-4, -5 582 35 562 10 138 29% 25%

FP6-2005-LifeSciHealth-6 579 27 457 10 104 37% 23%

FP6-2005-LifeSciHealth-7(SME-call) 396 25 355 6 80 24% 23%

Totaal 2658 152 2398 46 578 30% 24%

* Nederlandse partij is coördinator

P A R T I C I P AT I E S

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) P A R T I C I P AT I E S P A R T I C I P AT I E S P E R C E N TA G E

N L E U N L E U N L E U

FP6-2002-LifeSciHealth 638 409 7976 153 2336 37% 29%

FP6-2003-LifeSciHealth-I, -II en -3 463 279 5234 83 1227 30% 23%

FP6-2004-LifeSciHealth-4, -5 582 370 6074 105 1499 28% 25%

FP6-2005-LifeSciHealth-6 579 236 4166 90 998 38% 24%

FP6-2005-LifeSciHealth-7(SME-call) 396 139 2860 55 624 40% 22%

Totaal 2658 1433 26310 486 6684 34% 25%

Page 10: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

1918

D E E L N A M E P E R C E N TA G E E U P A R T I C I P A N T E N N A A R T Y P E O R G A N I S AT I E B I N N E N S U C C E S V O L L E P R O J E C T E N

O N D E R D E E L I N D U S T R I E U N I V E R S T E I T O N D E R Z O E K S - A N D E R S W A A R V A N

O R G A N I S AT I E M K B

FP6-2002-LifeSciHealth 11% 49% 35% 5% 12%

FP6-2003-LifeSciHealth-I, -II en -3 11% 46% 36% 7% 14%

FP6-2004-LifeSciHealth-4, -5 15% 42% 33% 9% 16%

FP6-2005-LifeSciHealth-6 12% 37% 38% 12% 15%

FP6-2005-LifeSciHealth-7(SME-call) 35% 30% 28% 6% 41%

Totaal 14% 43% 35% 8% 16%

V E R D E L I N G S U C C E S V O L L E E U P R O J E C T E N N A A R T Y P E

O N D E R D E E L I P / N O E S T R E P S S A

FP6-2002-LifeSciHealth 60 49 16

FP6-2003-LifeSciHealth-I, -II en -3 35 65 31

FP6-2004-LifeSciHealth-4, -5 38 75 25

FP6-2005-LifeSciHealth-6 24 58 22

FP6-2005-LifeSciHealth-7(SME-call) - 80 -

Totaal 157 327 94

ongeveer 9 procentpunt boven het Europese

gemiddelde van 25% en geeft aan dat

Nederlandse participanten over een goede

toegang tot de excellente onderzoeksnetwerken

binnen Europa beschikken.

Typering organisaties

De verdeling van de Nederlandse participaties

naar type organisatie binnen de succesvolle

projecten wijkt niet veel af van de Europese

verdeling. Met name de deelname vanuit de

industrie en het Midden- en Kleinbedrijf (MKB) is

gelijk. Vanuit Nederland nemen de universiteiten 9

procentpunt meer participaties voor hun rekening

in succesvolle projecten en de onderzoeks-

instellingen 6 procentpunt minder.

Opvallend

De hoge deelname van de industrie (35%) en het

MKB (41%) in de specifieke SME oproep toont aan

dat de Europese Commissie binnen deze oproep

de juiste middelen ter beschikking heeft gesteld

om de deelname vanuit de industrie en het MKB te

faciliteren. Ter vergelijking; de gemiddelde

deelname van de industrie in alle oproepen was

14% en van het Midden- en Kleinbedrijf 16%.

Binnen KP7 zal het Nederlandse bedrijfsleven

gebaat zijn bij een voortzetting van deze

specifieke SME oproepen.

Opvallend blijft dat er vanuit Nederland weinig

wordt deelgenomen aan de SSA’s.

Gezien de diversiteit van de onderwerpen en de

resultaten van de Nederlandse participanten

binnen de 5 deelgebieden is niet af te leiden

waar de sterke en zwakke punten vanuit het

Nederlandse onderzoeksveld liggen.

Analyse zal moeten uitwijzen of de door het

innovatieplatform aangewezen sleutelgebieden

ook zullen leiden tot grotere, succesvolle

Nederlandse participatie in KP7.

Page 11: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

20

Prioriteit 2

Technologie voor deinformatiemaatschappij

EU gekregen, een factor 2,7 meer. Dit komt omdat

in KP6 grotere projecten (zoals IP en NoE) gewenst

worden, wat de hoeveelheid projectvoorstellen

terugdringt. Dit heeft ook zijn weerslag op de

slaagkans. De gemiddelde slaagkans van een IST

project in KP6 is 16%. In KP5 was dit 25%.

Van alle succesvolle projecten heeft 5% een

Nederlandse coördinator. Dit zijn 45 organisaties.

Het succespercentage voor een Nederlandse

coördinator ligt, evenals in KP5, aanzienlijk hoger

dan het Europees gemiddelde. Een Nederlandse

projectcoördinator heeft een slaagkans van 25%,

9 procentpunt hoger dan het Europees

gemiddelde. Als we naar alle Nederlandse

deelnemers (coördinatoren en partners) kijken,

blijkt dat in totaal 508 Nederlandse partners

deelnemen in succesvolle projecten. Oproep 4 was

de meest succesvolle ooit in KP5 en KP6 voor

Nederlandse coördinatoren. 52% van de

ingediende projecten was succesvol.

Het Information Society Technologies (IST) thema

in KP6 bestond uit 6 oproepen. Met een totaal

budget van bijna 3,6 miljard euro is IST het

grootste onderdeel van KP6. In deze 6 oproepen

werden projecten gevraagd voor 65 verschillende

onderwerpen (Strategic Objectives). Oproepen

1, 2, 4 en 5 waren oproepen waarin vooral

onderzoeksprojecten werden gevraagd. Zij hadden

het grootste budget. Oproepen 3 en 6 waren

bijzondere oproepen. In oproep 3 werden

samenwerkingsprojecten gevraagd die de

interactie tussen de nieuwe en oude lidstaten

moeten bevorderen. In oproep 6 werd juist

gezocht naar samenwerkingsprojecten met landen

buiten Europa.

Projectindieningen

In het IST programma werden in totaal 6151

projectvoorstellen ingediend. Van deze voorstellen

zijn 977 projecten succesvol. In het IST programma

in KP5 hebben 2612 projecten financiering van de

Participaties

Het aantal participaties door Nederlandse

organisaties is niet zo hoog als mag worden

verwacht op basis van de economische grootte

van ons land. Slechts 3,3% van de indieners in het

IST programma komt uit Nederland. Enkel in de

thematische gebieden ‘Knowlege and Interface

Technologies’ en ‘Components and microsystems’

zijn wij met 3,9% redelijk vertegenwoordigd.

De top 5 van succesvolle organisaties:

1. Philips

2. TNO

3. TU Eindhoven

4. TU Delft

5. Universiteit Twente

Typering organisaties

Net als in KP5 komt de Nederlandse deelname

vooral van Philips, de Technische Universiteiten en

de onderzoeksinstellingen. Nederlandse bedrijven

participeren slechts sporadisch in een IST project.

Na Philips is Lucent Technologies het eerste bedrijf

in de lijst van aantal goedgekeurde projecten op

plaats 8. De grote softwarehuizen en banken,

nemen, uitgezonderd logica CMG, nauwelijks deel

in IST-projecten. Echter twee bedrijven zijn aan de

weg aan het timmeren: Navteq Navigation

Technologies en Tele Atlas. Deze bedrijven

gespecialiseerd in elektronische kaarten zitten in

meerdere projecten en staan respectievelijk op

plaats 10 en 11.

21

P R O J E C T I N D I E N I N G E N

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) I N D I E N I N G E N I N D I E N I N G E N P E R C E N TA G E

N L * E U N L * E U N L E U

Call 1 1070 53 1388 10 228 19% 16%

Call 2 525 40 1079 7 148 18% 14%

Call 3 28 9 274 3 43 33% 16%

Call 4 1120 31 1349 16 276 52% 20%

Call 5 638 35 1402 8 208 23% 15%

Call 6 140 14 659 2 74 14% 11%

Totaal 3521 182 6151 46 977 25% 16%

* Nederlandse partij is coördinator

P A R T I C I P AT I E S

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) P A R T I C I P AT I E S P A R T I C I P AT I E S P E R C E N TA G E

N L E U N L E U N L E U

Call 1 1070 721 19.708 160 3879 22% 20%

Call 2 525 410 11.956 65 1806 16% 15%

Call 3 28 45 2095 17 417 38% 20%

Call 4 1120 425 13.550 147 3401 35% 25%

Call 5 638 404 12.897 93 2165 23% 17%

Call 6 140 163 5886 26 738 16% 13%

Totaal 3521 2168 66.092 508 12.406 23% 19%

Page 12: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

2322

D E E L N A M E P E R C E N TA G E E U P A R T I C I P A N T E N N A A R T Y P E O R G A N I S AT I E B I N N E N S U C C E S V O L L E P R O J E C T E N

O N D E R D E E L I N D U S T R I E U N I V E R S I T E I T O N D E R Z O E K S - A N D E R S W A A R V A N

O R G A N I S AT I E M K B

Call 1 29% 39% 18% 14% 25%

Call 2 35% 30% 20% 15% 26%

Call 3 14% 22% 24% 40% 30%

Call 4 33% 31% 23% 13% 26%

Call 5 37% 27% 22% 14% 27%

Call 6 27% 22% 22% 29% 29%

Totaal 32% 32% 21% 16% 26%

V E R D E L I N G S U C C E S V O L L E E U P R O J E C T E N N A A R T Y P E

O N D E R D E E L I P N O E C A S S A S T R E P

Call 1 62 32 13 24 97

Call 2 35 10 10 20 73

Call 3 - - 7 36 -

Call 4 68 10 7 18 173

Call 5 41 1 7 21 138

Call 6 5 0 5 19 45

Totaal 211 53 49 138 526

Opvallend

Ondanks de uitbreiding van de Europese Unie per

1 mei 2004, is net als in KP5 de grootste

samenwerking van Nederlandse organisaties met

West-Europese landen, voornamelijk Duitsland,

Frankrijk en Groot-Brittannië. De Nederlandse

betrokkenheid bij de nieuwe projectvormen IP en

NoE is groot. In 49% van alle succesvolle IP’s zitten

Nederlandse partijen en in de NoE’s zelfs 70%.

Dus, hoewel de Nederlandse participatie in het IST

programma qua aantal deelnemers beperkt is, is

de toegang tot kennis ontwikkeld in IP en NoE

onderzoeksprojecten groot. De ‘kennishefboom-

werking’ van deze projecten is aanzienlijk.

Page 13: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

2524

Helaas is het voorgekomen dat Nederlandse

coördinatoren wel alle drempelwaarden voor

projecttoekenning haalden maar vanwege het

ontbreken van voldoene budget op de reservelijst

geplaatst werden. De 4,6% succesvolle

Nederlandse coördinatoren ligt dicht tegen de 5%

uit KP5. Dit is relatief een betere prestatie, omdat

in KP6 de algemene slaagkans lager was, zeker bij

de eerste grote oproep van NMP (<10%).

Vanuit de Nederlandse industrie en

onderzoeksinstellingen zijn signalen gekomen dat

men het coördinatorschap liever aan anderen

overlaat. In de voorbereidende fase van de

projecten blijkt dat Nederlandse organisaties nog

wel het voortouw nemen, maar uiteindelijk komt

de coördinatie toch terecht bij een buitenlandse

partij. Dit geldt echter niet bij de SME-IP’s waar

relatief veel Nederlandse coördinatoren zijn. De

Nederlandse indieners deden het in alle gebieden

ongeveer even goed.

Participaties

De top 5 van Nederlandse organisaties die als

deelnemer succesvol zijn geweest in het NMP-

programma ziet er als volgt uit:

1. TNO

2. Universiteit Twente

3. Philips

4. TU Delft

5. TU Eindhoven

TNO heeft het grootste aantal succesvolle

participaties. Net buiten de top 5 vallen een aantal

bedrijven als AgroTechnology & Food,

Innovation BV, DSM en KEMA.

Het thema ‘Nanotechnologie, Materialen en

productieprocessen (NMP)’ in KP6 kenmerkt zich

door een grote diversiteit aan oproepen. Naast de

standaard oproepen werden verschillende

oproepen geplaatst in samenwerking met andere

prioriteiten of zelfs andere organisaties:

gezamenlijke oproepen met het IST-programma en

een oproep in samenwerking met het National

Science Foundation uit de Verenigde Staten. NMP

was ook het programma waarbij men vanaf het

begin gebruik maakte van een tweestaps-

procedure voor de nieuwe instrumenten.

Projectindieningen

In totaal zijn er in het NMP programma 2840

voorstellen ingediend, waarvan 829 met één of

meerdere Nederlandse deelnemers (29%).

Uiteindelijke waren 394 voorstellen succesvol

waarvan 18 (4,6%) getrokken door een

Nederlandse coördinator. De slaagkans van

Nederlandse coördinatoren was 21% in

vergelijking met 14% voor alle deelnemende

landen, een goede score.

Prioriteit 3

Nanotechnologie, materialen enproductieprocessen

P R O J E C T I N D I E N I N G E N

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) I N D I E N I N G E N I N D I E N I N G E N P E R C E N TA G E

N L * E U N L * E U N L E U

2002-NMP-NI-1 260 22 406 2 31 9% 8%

2002-NMP-TI-1 140 13 457 2 69 15% 15%

2002-NMP-IST-1 60 3 146 1 17 33% 12%

2002-NMP-2 40 1 36 0 7 0% 19%

2003-NMP-NI-3 245 6 152 0 23 0% 15%

2003-NMP-TI-3 105 15 493 3 62 20% 13%

2003-NMP-SME-3 80 0 80 0 12 - 15%

2003-NMP-STEEL-3 25 0 1 0 1 - 100%

2004-NMP-NI-4 150 7 112 2 18 29% 16%

2004-NMP-TI-4 120 10 452 3 67 30% 15%

2004-NMP-SME-4 100 4 86 3 15 75% 17%

2004-NMP-NSF 6 1 36 1 6 100% 17%

2004-NMP-IST-2 180 5 383 1 66 20% 17%

Totaal 1511 87 2840 18 394 21% 14%

* Nederlandse partij is coördinator

P A R T I C I P AT I E S

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) P A R T I C I P AT I E S P A R T I C I P AT I E S P E R C E N TA G E

N L E U N L E U N L E U

2002-NMP-NI-1 260 710 13.464 39 832 5% 6%

2002-NMP-TI-1 140 153 4651 42 822 27% 18%

2002-NMP-IST-1 60 122 3664 23 470 19% 13%

2002-NMP-2 40 27 839 5 192 19% 23%

2003-NMP-NI-3 245 - - 20 567 - -

2003-NMP-TI-3 105 187 4563 32 576 17% 13%

2003-NMP-SME-3 80 - - 16 328 - -

2003-NMP-STEEL-3 25 47 47 4 47 9% 100%

2004-NMP-NI-4 150 - - 27 408 - -

2004-NMP-TI-4 120 122 3645 31 487 25% 13%

2004-NMP-SME-4 100 - - 23 305 - -

2004-NMP-NSF 6 7 120 1 29 14% 24%

2004-NMP-IST-2 180 113 3672 14 599 12% 16%

Totaal/gemiddeld 1511 1488 34.665 277 5662 19% 16%

NB: Voor de oproepen NI-3, SME-3, NI-4 en SME-4 werden bij de indiening van stap 1 geen volledige consortia opgegegeven.

Page 14: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

2726

D E E L N A M E P E R C E N TA G E E U P A R T I C I P A N T E N N A A R T Y P E O R G A N I S AT I E B I N N E N S U C C E S V O L L E P R O J E C T E N

O N D E R D E E L I N D U S T R I E U N I V E R S I T E I T O N D E R Z O E K S - A N D E R S W A A R V A N

O R G A N I S AT I E M K B

2002-NMP-1 26% 38% 32% 4% 17%

2002-NMP-IST-1 37% 27% 27% 9% 30%

2002-NMP-2 59% 14% 17% 11% 56%

2003-NMP-NI-3 41% 23% 27% 9% 22%

2003-NMP-TI-3 28% 36% 28% 8% 24%

2003-NMP-SME-3 62% 9% 18% 11% 67%

2003-NMP-STEEL-3 45% 11% 40% 4% 15%

2004-NMP-NI-4 53% 23% 19% 5% 31%

2004-NMP-TI-4 25% 39% 31% 5% 18%

2004-NMP-SME-4 59% 14% 18% 9% 63%

2004-NMP-NSF 10% 65% 26% 0% 6%

2004-NMP-IST-2 43% 26% 27% 5% 29%

Totaal 39% 28% 26% 7% 33%

V E R D E L I N G S U C C E S V O L L E E U P R O J E C T E N N A A R T Y P E

O N D E R D E E L I P N O E C A S S A S T R E P

2002-NMP-NI-1 14 17 - - -

2002-NMP-TI-1 - - 5 7 75

2002-NMP-IST-1 5 2 2 4 -

2002-NMP-2 7 - - - -

2003-NMP-NI-3 19 4 - - -

2003-NMP-TI-3 - - 4 6 52

2003-NMP-SME-3 12 - - - -

2003-NMP-STEEL-3 1 - - - -

2004-NMP-NI-4 18 - - - -

2004-NMP-TI-4 - 3 9 55

2004-NMP-SME-4 15 - - - -

2004-NMP-NSF - - - - 6

2004-NMP-IST-2 6 - - - -

Totaal 97 23 14 26 188

Opvallend is dat in KP6 de universiteiten relatief

vaak participeren. Vanuit het bedrijfsleven is met

name Philips actief, al moet hier wel gezegd

worden dat de aandacht vooral naar de gezamen-

lijke oproepen van IST en NMP is uitgegaan.

Zouden deze oproepen buiten beschouwing

gelaten worden dan zou Philips een aantal

plaatsen zakken op de ranglijst.

Typering organisaties

Gemiddeld gezien komen de deelnemers voor 39%

uit de industrie (inclusief MKB), 28% uit de

universitaire wereld en 26% vanuit onderzoeks-

instellingen. Wanneer de oproepen apart worden

geanalyseerd, blijken er grote verschillen. Niet

zozeer in tijd als wel in verschillende calls en

projecttypen. De MKB deelname in de speciale

geïntegreerde projecten voor het MKB (uitgezet in

calls NMP-2, SME-3 en SME-4) loopt op tot 67%.

Bij de STREP’s is de totale industriële deelname

iets meer dan 30%. In IP’s (inclusief SME-IP) is het

percentage industrie zelfs 44%.NoE’s, CA’s en SSA’s

staan daarmee in schril contrast, respectievelijk

slechts 12%, 23% en 18%. Universiteiten zijn

vooral in NoE’s goed vertegenwoordigd 50%. En

samen met onderzoeksinstellingen vormen zij zelfs

84% van de deelnemers in de NoE’s.

Opvallend

Opvallend bij het NMP programma is dat de

nieuwe lidstaten en derde landen relatief goed

deelnemen. Nanotechnologie en materiaal-

technologie behoren tot de kernonderzoeks-

gebieden van deze landen. In NMP is er

bijvoorbeeld een goede samenwerking met

Russische organisaties.

Page 15: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

2928

Binnen het thema ‘Lucht- en ruimtevaart’ worden

calls geplaatst voor projecten op het gebied van

lucht- en ruimtevaarttechnologie. Bij luchtvaart

gaat het om projecten om de Europese

concurrentiepositie te versterken; in de civiele

luchtvaart door verbetering van motoren,

uitrusting en veiligheid. Ook vermindering van

brandstofgebruik, luchtvervuiling en lawaai wordt

nagestreefd. Daarnaast wordt aandacht besteed

aan het vergroten van de capaciteit van het

luchtvervoersysteem.

Binnen ruimtevaart wordt aandacht geschonken

aan Global Monitoring for Environment and

Security (GMES), satelliettelecommunicatie en het

speciale onderdeel Galileo. Er was vooral aandacht

voor toepassingsgebieden voor satellietsystemen.

De verantwoordelijkheid van de oproep voor

Galileo valt onder de Galileo Joint Undertaking en

niet direct onder die van de Europese Commissie.

De resultaten van Galileo zijn daarom niet in deze

analyse meegenomen.

Projectindieningen

In totaal zijn er in het Lucht- en ruimtevaart

programma 697 projectvoorstellen ingediend,

Prioriteit 4

Lucht- en ruimtevaart

P R O J E C T I N D I E N I N G E N

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) I N D I E N I N G E N I N D I E N I N G E N P E R C E N TA G E

N L * E U N L * E U N L E U

FP6-2002-Aero-1+2 240 5 139 3 43 60 31

FP6-2002-TREN-1 19 1 6 1 4 100 67

FP6-2002-Space-1 60 0 27 0 10 - 37

FP6-2003-ACC-Aero-Space 4 0 10 0 2 - 20

FP6-2003-TREN-2 20 0 2 0 1 - 50

FP6-2003-Aero-1 300 7 181 1 50 14,3 28%

FP6-2003-Space-1 60 1 56 0 16 - 29%

FP6-2004-TREN-3 64 1 10 1 4 100% 40%

FP6-2005-Aero-1 245 9 183 5 47 56% 26%

FP6-2005-Space-1 45 0 59 0 5 - 8%

FP6-2005-TREN-4-Aero 53 2 24 2 13 100% 54%

FP6-2006-TTC-TU-Priority-4 1,9 - - - - - -

Totaal 1111,9 26 697 13 195 50% 28%

* Nederlandse partij is coördinator

P A R T I C I P AT I E S

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) P A R T I C I P AT I E S P A R T I C I P AT I E S P E R C E N TA G E

N L E U N L E U N L E U

FP6-2002-Aero-1+2 240 99 1983 30 693 30% 35%

FP6-2002-TREN-1 19 11 96 9 76 82% 79%

FP6-2002-Space-1 60 24 528 12 224 50% 42%

FP6-2003-ACC-Aero-Space 4 0 52 0 11 - 21%

FP6-2003-TREN-2 20 3 67 1 23 33% 34%

FP6-2003-Aero-1 300 104 2277 34 766 33% 34%

FP6-2003-Space-1 60 26 680 7 220 27% 32%

FP6-2004-TREN-3 64 7 92 5 39 71% 42%

FP6-2005-Aero-1 245 88 2312 26 772 30% 33%

FP6-2005-Space-1 45 28 740 7 162 25% 22%

FP6-2005-TREN-4-Aero 53 18 256 13 148 72% 58%

FP6-2006-TTC-TU-Priority-4 1,9 - - - - - -

Totaal 1111,9 408 9083 144 3134 35% 35%

Typering organisaties

Opvallend is dat het in Nederland vooral de

kennisinstellingen zijn die in Lucht- en

ruimtevaart actief zijn. In Europa is bijna 47%

van de participanten uit de industrie afkomstig.

Vanuit Nederland is dit ongeveer 35%.

Nederlandse industriële partijen geven daarbij dan

nog de voorkeur om in kleinere projecten samen

te werken. Dit geldt met name in het luchtvaart

gedeelte. Binnen het ruimtevaart gedeelte is de

Nederlandse industriële participatie vergelijkbaar

met Europa.

waarvan 26 voorstellen een coördinator vanuit

Nederland hebben. Uiteindelijk waren 195

voorstellen succesvol (slagingspercentage 28%)

waarvan 13 getrokken door een Nederlandse

coördinator (slagingspercentage 50%). Nederland

is daarmee in 7% van alle projecten coördinator.

Op zich is dat een goed percentage wanneer je

in ogenschouw neemt dat de feitelijke

eindgebruikers van de nieuw te ontwikkelen

technologieën niet in Nederland gelokaliseerd zijn.

Participaties

5% van alle succesvolle participaties komt

uit Nederland. De top 3 van Nederlandse

organisaties die succesvol zijn geweest in het

Aerospace-programma ziet er als volgt uit:

1. NLR

2. TU Delft

3. TNO

Het NLR is veruit de belangrijkste Nederlandse

deelnemer aan prioriteit vier van het Zesde

Kaderprogramma.

Page 16: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

3130

D E E L N A M E P E R C E N TA G E E U P A R T I C I P A N T E N N A A R T Y P E O R G A N I S AT I E B I N N E N S U C C E S V O L L E P R O J E C T E N

O N D E R D E E L I N D U S T R I E U N I V E R S I T E I T O N D E R Z O E K S - A N D E R S

O R G A N I S AT I E

FP6-2002-Aero-1+2 52% 22% 21% 5%

FP6-2002-TREN-1 39% 8% 21% 32%

FP6-2002-Space-1 26% 23% 32% 19%

FP6-2003-ACC-Aero-Space 0% 18% 46% 36%

FP6-2003-TREN-2 48% 9% 13% 30%

FP6-2003-Aero-1 49% 25% 18% 8%

FP6-2003-Space-1 28% 17% 26% 29%

FP6-2004-TREN-3 31% 15% 3% 51%

FP6-2005-Aero-1 53% 23% 21% 30%

FP6-2005-Space-1 40% 12% 22% 26%

FP6-2005-TREN-4-Aero 33% 14% 23% 30%

FP6-2006-TTC-TU-Priority-4 - - - -

Totaal 43% 20% 20% 17%

Page 17: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

3332

Projectindieningen

In KP6 is Nederland uitgegroeid tot Europees

centrum voor onderzoek in Voedselkwaliteit

en -veiligheid. In één op de drie projecten zit een

Nederlandse partij, één op de zes projecten wordt

gecoördineerd door een Nederlandse partij.

Projecten met een Nederlandse coördinator

hebben een slagingspercentage dat bijna drie

maal hoger is dan het Europese gemiddelde.

Vooral de universiteiten en kennisinstellingen

coördineren projecten. Van de 25 projecten die

door Nederlandse partijen gecoördineerd worden,

worden er 23 door kennisinstellingen of

universiteiten gecoördineerd. Vooral deze

organisaties hebben de expertise, de mankracht

en het geduld om projecten te coördineren.

Participaties

In Nederland profiteren voornamelijk kennis-

instellingen en universiteiten van het kader-

Voor thematische prioriteit ‘Voedselkwaliteit en

–veiligheid’ zijn in totaal elf oproepen geweest

met een totaalbudget van ruim 715 miljoen euro.

Vanaf de derde oproep, werd per oproep slechts

één projectvorm gevraagd.

In de eerste twee oproepen was het totaalbudget

aanzienlijk hoger dan in de laatste twee.

Naar aanleiding van het Marimon-rapport is het

budget voor IP's en NoE's in de tweede helft van

KP6 naar beneden gegaan ten gunste van het

budget voor STREP’s en CA’s.

Voor IP’s en NoE’s is vanaf de derde oproep een

tweestapsprocedure toegepast, indieners moesten

eerst een projectplan in grote lijnen indienen.

Als dit plan de drempelwaarde haalde bij de

eerste evaluatie moesten indieners een volledig

projectplan indienen welke opnieuw geëvalueerd

werd. Deze methode van projecten indienen werd,

door Nederlandse partijen, over het algemeen als

prettig ervaren.

Prioriteit 5

Voedselkwaliteit en -veiligheid

programma; zij vormen 70% van de Nederlandse

deelnemers aan ingediende projectvoorstellen.

Niet opvallend maar wel belangrijk is dat

universiteiten/ kennisinstellingen die specifieke

afdelingen of instituten hebben opgezet,

een nog grotere slaagkans hebben dan niet

gespecialiseerde. Een mooi voorbeeld dat

specialisatie loont.

Wageningen Universiteit en Research centrum

(WUR) is de Nederlandse organisatie met de

meeste goedgekeurde projecten. Ook andere

onderzoeksinstituten doen goed mee: het RIVM

en TNO zijn grote spelers. Andere, al dan niet

commerciële onderzoeksinstellingen zoals NIZO

Food Research, het LUMC en het UMCU volgen op

enige afstand.

Een substantieel gedeelte van de Nederlandse

deelnemers is industrie. In Europa is slechts 14%

MKB, in Nederland is dit 24%. Ten opzichte van

KP5 is de industrie een grotere rol gaan spelen.

Unilever is de enige Nederlandse multinational die

op grote schaal deelneemt aan KP6. Andere grote

bedrijven zoals Nutreco, Numico, Syngenta, HZCP,

Campina en FCDF zijn in Nederland partijen die

veel onderzoek uitvoeren op het gebied van

Voedselkwaliteit en -veiligheid, maar deze partijen

spelen in het kaderprogramma een beperkte rol.

De deelname van Nederlandse MKB (13%) blijft

P R O J E C T I N D I E N I N G E N

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) I N D I E N I N G E N I N D I E N I N G E N P E R C E N TA G E

N L * E U N L * E U N L E U

FP6-2002-Food-1 167 11 211 7 37 64% 18%

FP6-2003-Food-2 201 21 263 7 40 33% 15%

FP6-2002-ACC-SSA-Food 4 n.b. 24 n.b. 3 - 15%

FP6-2004-Food-3 216 21 310 8 38 38% 12%

FP6-2005-Food-4 125 8 298 3 35 38% 12%

FP6-2006-TTC-TU-TP5 2,5 n.b. n.b. n.b. n.b. - -

Totaal 716 61 1106 25 153 41% 14%

* Nederlandse partij is coördinator

P A R T I C I P AT I E

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) P A R T I C I P AT I E S P A R T I C I P AT I E S P E R C E N TA G E

N L E U N L E U N L E U

FP6-2002-Food-1 167 181 3079 60 666 34% 35%

FP6-2003-Food-2 201 n.b. n.b. 71 1028 - -

FP6-2002-ACC-SSA-Food 4 n.b. n.b. n.b. n.b. - -

FP6-2004-Food-3 216 n.b. n.b. 66 837 - -

FP6-2005-Food-4 125 155 2892 44 625 28% 22%

FP6-2006-TTC-TU-TP5 2,5 n.b. n.b. n.b. n.b. - -

TOTAAL* 716 336 5971 104 1291 31% 22%

* op basis van call 1 en 4

Page 18: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

3534

D E E L N A M E P E R C E N TA G E E U P A R T I C I P A N T E N N A A R T Y P E O R G A N I S AT I E B I N N E N S U C C E S V O L L E P R O J E C T E N

O N D E R D E E L I N D U S T R I E U N I V E R S I T E I T O N D E R Z O E K S - A N D E R S W A A R V A N

O R G A N I S AT I E M K B

FP6-2002-Food-1 7% 38% 41% 14% 13%

FP6-2003-Food-2 16% 33% 37% 13% 20%

FP6-2002-ACC-SSA-Food n.b. n.b. n.b. n.b. n.b.

FP6-2004-Food-3* 15% 30% 41% 14% 20%

FP6-2005-Food-4* 16% 31% 36% 17% 21%

FP6-2006-TTC-TU-TP5 n.b. n.b. n.b. n.b. n.b.

Totaal 14% 33% 39% 14% 19%

* SSA participanten zijn onbekend

V E R D E L I N G S U C C E S V O L L E E U P R O J E C T E N N A A R T Y P E

O N D E R D E E L I P / N O E S T R E P / C A S S A

FP6-2002-Food-1 12 12 12

FP6-2003-Food-2 12 19 9

FP6-2002-ACC-SSA-Food 3

FP6-2004-Food-3 9 20 9

FP6-2005-Food-4 9 14 14

FP6-2006-TTC-TU-TP5 n.b.

Totaal 42 65 47

iets achter bij de rest van Europa (19%).

Door de reeds sterke vertegenwoordiging van

Nederland in de consortia is niet gezocht naar

verdere participatie van Nederlands MKB’ers.

Daarnaast geven veel MKB-ers in Nederland aan

niet geïnteresseerd te zijn in KP6 vanwege de

hoge administratieve lasten en de langdurige

procedures.

Opvallend

Noch binnen het thema Voedselkwaliteit- en

veiligheid, noch elders in het KP was aandacht

voor onderzoek naar landbouw, consumenten,

non-food gewassen en witte biotechnologie.

In KP7 zal dit wel een plaats krijgen.

KP6 was nogal gericht op fundamenteel

onderzoek; daar zal in KP7 ook verandering in

komen, met meer kansen voor de industrie.

Een aantal organisaties hebben een leidende

rol genomen in de Europese Technologie

Platformen. Daaruit blijkt hun interesse voor een

grote rol in KP7.

Page 19: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

3736

Binnen CONCERTO wordt gestreefd naar duurzame

en geïntegreerde energiesystemen in woonwijken.

CIVITAS streeft naar innovatieve en duurzame

transportoplossingen in steden.

DG-Research voerde het ML-gedeelte uit (438

miljoen euro). Deze ML projecten dragen bij aan

de Europese energiedoelstellingen ná 2010, en

hebben daardoor vaak een fundamenteler karakter

dan de KM projecten. Voor Nederland belangrijke

ML-onderwerpen waren o.a. brandstofcellen,

energiedragers (met name waterstof en

elektriciteit), duurzame energie (o.m. PV, wind en

biomassa), opslag en afvang van CO2 en socio-

economische aspecten.

Projectindieningen

In KP6 zijn, met een gemiddeld succespercentage

van 44%, Nederlandse coördinatoren zeer

succesvol in projectaanvragen op het onderdeel

energie. Terwijl hun Europese collega’s dat in

slechts een kwart van de aanvragen lukte (26%).

Het onderdeel ‘Duurzame energiesystemen’ in KP6

is opgebouwd uit twee componenten: korte- en

middellange termijn onderzoek (KM) en

middellange- en lange termijn onderzoek (ML). Het

totale budget voor deze prioriteit, 819 miljoen

euro, is nagenoeg gelijk verdeeld geweest over de

twee onderdelen.

DG-TREN (transport en energie) was verant-

woordelijk voor de uitvoering van het KM-gedeelte

(382 miljoen euro). KM projecten dienen bij te

dragen aan het bereiken van Europese energie-

doelstellingen vóór 2010. Het programma is vooral

implementatiegericht, daarom bestaan KM-

projecten ook voor circa 80% uit

demonstratieactiviteiten.

Binnen KM lag de nadruk op kosteneffectiviteit

van duurzame energie, grootschalige integratie,

poligeneratie, eco-gebouwen en alternatieve

motorbrandstoffen. Daarnaast zijn twee grote

initiatieven gelanceerd, CONCERTO en CIVITAS II

waarin Nederland goed scoorde.

Prioriteit 6.1

Duurzame energiesystemen

Participaties

Met 757 van de 13.687 participaties heeft

Nederland een participatieaandeel van 6%. Dit is

lager dan in KP5, waarin dit aandeel nog op 10%

lag.

In vergelijking met KP5 is de slaagkans van een

project dat door een Nederlandse partij is

ingediend nagenoeg gelijk gebleven.

Inmiddels worden van de in totaal 288 succesvolle

projecten er 29 (10%) gecoördineerd door een

Nederlandse partij. Van de 71 IP’s en NoE’s

coördineert Nederland er 11, alle IP’s.

P R O J E C T I N D I E N I N G E N

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) I N D I E N I N G E N I N D I E N I N G E N P E R C E N TA G E

N L * E U N L * E U N L * E U

FP6-2002-ENERGY-1 205 12 238 3 49 25% 21%

FP6-2003-ENERGY-2 4 1 28 0 4 - 14%

FP6-2004-ENERGY-3 190 16 199 6 52 38% 26%

FP6-2005-ENERGY-4 20 8 64 5 32 63% 50%

FP6-2003-ACC-SSA-ENERGY 0,5 n.b. n.b. 0 3 - -

FP6-2004-Hydrogen-1 14 0 11 0 6 - 55%

FP6-2004-Hydrogen-2 4,5 0 3 0 2 - 67%

FP6-2002-TREN-1 55 9 113 1 22 11% 20%

FP6-2003-TREN-2 109 5 73 2 19 40% 26%

FP6-2004-TREN-3 92 4 177 4 39 100% 22%

FP6-2005-TREN-4 126 11 230 8 60 73% 26%

Totaal 819 66 1136 29 288 44% 25%

* Nederlandse partij is coördinator

P A R T I C I P AT I E S

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) P A R T I C I P AT I E S P A R T I C I P AT I E S P E R C E N TA G E

N L E U N L E U N L E U

FP6-2002-ENERGY-1 205 227 3779 58 905 26% 24%

FP6-2003-ENERGY-2 4 2 151 0 26 0% 17%

FP6-2004-ENERGY-3 190 157 2479 61 843 39% 34%

FP6-2005-ENERGY-4 20 46 613 n.b. n.b. - -

FP6-2003-ACC-SSA-ENERGY** 0,5 n.b. n.b. n.b. n.b. - -

FP6-2004-Hydrogen-1 14 6 133 1 82 17% 62%

FP6-2004-Hydrogen-2 4,5 2 78 2 53 100% 68%

FP6-2002-TREN-1 55 93 1477 24 276 26% 19%

FP6-2003-TREN-2 109 37 961 19 376 51% 39%

FP6-2004-TREN-3 92 76 1713 25 452 33% 26%

FP6-2005-TREN-4 126 111 2303 19 588 17% 26%

Totaal 819 757 13.687 209 3601 28% 26%

Page 20: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

3938

D E E L N A M E P E R C E N TA G E E U P A R T I C I P A N T E N N A A R T Y P E O R G A N I S AT I E B I N N E N S U C C E S V O L L E P R O J E C T E N

O N D E R D E E L I N D U S T R I E U N I V E R S I T E I T O N D E R Z O E K S - A N D E R S W A A R V A N

O R G A N I S AT I E M K B

FP6-2002-ENERGY-1 32% 23% 32% 13% 22%

FP6-2003-ENERGY-2 19% 50% 8% 23% 19%

FP6-2004-ENERGY-3 36% 34% 21% 9% 18%

FP6-2005-ENERGY-4 26% 37% 25% 12% 22%

FP6-2004-Hydrogen-1 60% 21% 17% 2% 15%

FP6-2004-Hydrogen-2 40% 40% 11% 9% 25%

FP6-2002-TREN-1 23% 28% 20% 29% 27%

FP6-2003-TREN-2 15% 7% 9% 68% 28%

FP6-2004-TREN-3 37% 22% 10% 31% 35%

FP6-2005-TREN-4 27% 18% 12% 43% 33%

Totaal 31% 25% 20% 24% 25%

V E R D E L I N G S U C C E S V O L L E E U P R O J E C T E N N A A R T Y P E

O N D E R D E E L I P N O E C A S S A S T R E P

FP6-2002-ENERGY-1 14 4 5 6 20

FP6-2003-ENERGY-2 - - 1 3 -

FP6-2004-ENERGY-3 14 1 6 - 31

FP6-2005-ENERGY-4 2 - 4 12 14

FP6-2003-ACC-SSA-ENERGY - - - 3 -

FP6-2004-Hydrogen-1 2 - - - 4

FP6-2004-Hydrogen-2 2 - - - -

FP6-2002-TREN-1 7 - 3 3 9

FP6-2003-TREN-2 17 - 0 2 0

FP6-2004-TREN-3 10 - 2 12 15

FP6-2005-TREN-4 9 - 3 21 27

Totaal 77 5 24 59 120

In maar liefst 42% van alle goedgekeurde energie

projecten zijn één of meerdere Nederlandse

partijen vertegenwoordigd. In alle NoE’s zijn

Nederlandse organisaties vertegenwoordigd,

terwijl in ruim de helft van de IP’s Nederlandse

organisaties deelnemen. Ook in de overige

projecttypen is de betrokkenheid van Nederland

hoog.

Financieël gezien zit Nederland wel stevig in

het zadel. Blijkbaar hebben de Nederlandse

organisaties een belangrijke rol in de projecten

waarin zijn participeren.

Opvallend is bovendien de slaagkans bij het

CONCERTO programmaonderdeel. Er waren twaalf

Nederlandse gemeenten vertegenwoordigd in

ingediende CONCERTO projecten. Uiteindelijk zijn

negen van hen uitgenodigd voor

onderhandelingen. Nederlandse gemeenten

spelen blijkbaar met hun energiebeleid goed in op

de vragen binnen CONCERTO.

De top-10 van deelnemende partijen in Nederland

ziet er als volgt uit:

1. ECN

2. TNO

3. Technische Universiteit Delft

4. Ecofys BV

5. Shell

6. KEMA

7. Hexion BV

8. Universiteit utrecht

9. BTG – Biomass Technology Group BV

10. Agrotechnology & Food Innovation BV

Typering Nederlandse organisaties

Evenals in KP5 is het ook in KP6 opvallend dat

ongeveer de helft van de participaties op naam

komt van industriële bedrijven en MKB-ers. De

onderzoeksinstellingen nemen deel voor ca. 28%,

de universiteiten voor 12% en het overblijvende

deel (9%) wordt door andere partijen waaronder

locale overheden ingevuld.

Opvallend is dat de top-3 ingenomen wordt door

twee onderzoeksinstellingen en één universiteit,

terwijl juist de industriële partijen in de helft van

alle projecten vertegenwoordigd zijn. Dit is te

verklaren doordat slechts drie onderzoeks-

instellingen (ECN, TNO en A&F BV) 28% van de

deelnames aan projecten voor hun rekening

nemen, terwijl de industriële partijen de buit

verdelen over 77 verschillende organisaties.

Dit is ook duidelijk zichtbaar in de budget-

verdeling over de verschillende typen organisaties

in Nederland: 36% van het Nederlandse budget

gaat naar deze drie onderzoeksinstellingen, terwijl

de 77 industriële partners gezamenlijk een bijna

even groot aandeel (40%) hebben.

Opvallend

Nederlandse organisaties zijn prominent

vertegenwoordigd in de prioriteit Duurzame

energiesystemen en vormen een geliefde

consortiumpartner voor andere Europese landen.

Er wordt met name samengewerkt met de landen

direct om ons heen: Duitsland en Groot-Brittannië,

maar ook met België en Denemarken wordt

regelmatig samengewerkt.

De (wetenschappelijke) kwaliteit van het

Nederlandse energieonderzoek blijkt van hoog

niveau te zijn, omdat de Nederlandse organisaties

zeer succesvol zijn binnen KP6. Ook sluit het

nationale energiebeleid goed aan bij het Europese

beleid. Er zijn parallellen tussen de Nederlandse

energie onderzoeksstrategie en de onderwerpen

in KP6. Hierdoor is het mogelijk om nationale

vraagstukken op internationaal niveau aan te

pakken. Dit betekent vaak een efficiënter gebruik

van de beschikbare kennis en middelen.

Door de unieke positie van Nederland op

energiegebied, met zowel een sterk innovatieve

industrie (inclusief –MKB’s) als een aantal zeer

gerenommeerde onderzoeksinstellingen en

universiteiten, mag verondersteld worden dat

Nederland optimaal voorgesorteerd is voor

succesvolle deelname aan KP7.

Page 21: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

C I T Y M O B I L

Citymobil is een Integrated Project dat door TNO wordt

gecoördineerd, en waaraan 28 partners uit Europa deel-

nemen. Dit project gaat de komende vijf jaar een aantal

grote stappen zetten op weg naar het ideaalplaatje van

probleemloos stedelijk vervoer, door middel van automa-

tisering. In Citymobil zal op technologisch gebied vooral

gewerkt worden aan de verbetering van de huidige

obstakeldetectietechnieken. Maar daarnaast is Citymobil

vooral gericht op drie grote demonstraties van implemen-

tatie van nieuwe systemen, met de bedoeling om perma-

nent te blijven bestaan. De eerste demonstratie vindt

plaats op Heathrow met een Personal Rapid Transit

systeem. De tweede demonstratie bestaat uit een halfauto-

matisch bussysteem voor de Spaanse stad Castellón. De

derde demonstratie komt in Rome met speciale vrije

banen voor automatische voertuigen.

4140

Onderzoek en ontwikkeling op het gebied van

Sustainable Surface Transport, modaliteiten over

weg, spoor en water, is binnen het Zesde

Kaderprogramma verdeeld over de volgende

onderwerpen:

• Ontwikkeling van milieuvriendelijke

vervoerssystemen en -middelen

- Nieuwe technologieën en concepten voor alle

vormen van oppervlaktevervoer (over de weg,

per spoor en over water).

- Geavanceerde ontwerp- en

productietechnieken.

• Veiliger, doelmatiger en concurrerender maken

van spoor- en zeevervoer

- Ontwikkeling van technologieën voor een

evenwichtiger verdeling en integratie van de

verschillende vervoervormen waarbij meer

vervoer over spoor en water wordt

nagestreefd.

- Verbetering van de veiligheid van het vervoer

over de weg, het spoorvervoer en het vervoer

over water en het vermijden van

verkeerscongestie.

Typerend aan de thematische prioriteit ‘Transport’

in KP6 is de sterke link met andere prioriteiten:

intelligente transportsystemen en -infrastructuur

in het IST-programma, het Europese satelliet-

navigatiesysteem Galileo in het aeronautics-

programma en duurzame energiebronnen in het

energie-programma.

In de periode van maart 2003 t/m december 2005

konden projecten worden ingediend in zeven

verschillende oproepen. De oproepen zijn

verdeeld over 2 Directoraten Generaal (DG) van de

Europese Commissie, te weten DG Transport en

Energie (TREN) en DG Research (RTD), waarbij de

TREN-oproepen een meer korte termijn karakter

Prioriteit 6.2

Transport

hebben, terwijl de RTD-oproepen lange termijn

onderzoek betreffen.

In totaal had het onderwerp Sustainable Surface

Transport in het Zesde Kaderprogramma een

budget van 649 miljoen euro ter beschikking.

De tweede oproep van het demonstratie-

programma CIVITAS (CIty-VITAlity-Sustainability)

voor duurzaam transport in steden viel ook onder

het programma Sustainable Surface Transport in

oproep 2A.

Projectindieningen

In totaal zijn er in het Transport programma 619

projectvoorstellen ingediend, waarvan 44 met

projectcoördinatoren uit Nederland (7,1%).

Uiteindelijk waren 200 voorstellen succesvol

(slagingspercentage 32%) waarvan 15 getrokken

door een Nederlandse coördinator (slagings-

percentage 34%). Uiteindelijk is Nederland in 7,5%

van alle ingediende projecten coördinator.

In totaal worden 4 IP’s en 2 NoE’s gecoördineerd

door een Nederlandse partij (zie onderstaande

tabel):

Participaties

In totaal hebben 202 Nederlandse partijen

deelgenomen aan succesvolle projectvoorstellen.

Ten opzichte van het aantal indieningen van

519 betekent dit een succespercentage van 39%.

EU gemiddeld is dit 40%. Het grootste aandeel van

deze participaties is in STREP’s (93). Slechts

8 Nederlandse partijen doen mee in NoE’s.

Nederland heeft in totaal een participatieaandeel

van 6% van alle succesvolle participaties.

Belangrijke onderwerpen voor Nederland waren

maritiem, logistiek en verkeersveiligheid.

Voornamelijk in deze velden heeft Nederland een

goede participatie weten te bewerkstelligen.

Belangrijke spelers in het Transportprogramma

zijn vanuit Nederland: Marin, TNO, NEA, SWOV,

Ecorys, Adviesdienst Verkeer en Vervoer en de

technische universiteiten.

N A A M T I T E L C O Ö R D I N AT O R T Y P E P R O J E C T

APROSYS Advanced Protection Systems TNO IP

APSN Network of Excellence on advanced passive safety TNO NoE

CITYMOBIL Towards Advanced Road Transport for the Urban Environment TNO IP

HTA An Alliance to Enhance the Maritime Testing Infrastructure Marin NoE

in the EU

MARNIS Maritime Navigation and Information Services Ministerie van Verkeer en IP

Waterstaat, Adviesdienst

Verkeer en Vervoer

RETRACK Reorganisation of Transport Networks by Advanced TNO IP

Rail Freight Concepts

Page 22: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

4342

P R O J E C T I N D I E N I N G E N

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) I N D I E N I N G E N I N D I E N I N G E N P E R C E N TA G E

N L * E U N L * E U N L E U

Oproep 1A TREN 39 4 50 1 17 25% 34%

Oproep 1B RTD 170 7 100 5 40 71% 40%

Oproep 2A TREN 48 1 53 1 21 10% 40%

Oproep 2B RTD 150 8 161 1 49 13% 30%

Oproep 3A TREN 56 7 73 1 15 14% 21%

Oproep 3B RTD 150 13 149 5 49 38% 33%

Oproep 4A TREN 36 4 33 1 9 25% 27%

Totaal 649 44 619 15 200 34% 32%

* Nederlandse partij is coördinator

P A R T I C I P AT I E S

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) P A R T I C I P AT I E S P A R T I C I P AT I E S P E R C E N TA G E

N L E U N L E U N L E U

Oproep 1A TREN 39 59 954 35 369 59% 39%

Oproep 1B RTD 170 85 1607 48 793 56% 49%

Oproep 2A TREN 48 31 556 13 254 42% 46%

Oproep 2B RTD 150 113 1950 33 738 29% 38%

Oproep 3A TREN 56 62 960 25 281 40% 29%

Oproep 3B RTD 150 119 1873 36 727 30% 39%

Oproep 4A TREN 36 50 556 12 182 33% 24%

Totaal 649 519 8456 202 3344 39% 40%

D E E L N A M E P E R C E N TA G E E U P A R T I C I P A N T E N N A A R T Y P E O R G A N I S AT I E B I N N E N S U C C E S V O L L E P R O J E C T E N

O N D E R D E E L I N D U S T R I E U N I V E R S I T E I T O N D E R Z O E K S - A N D E R S W A A R V A N

O R G A N I S AT I E M K B

Oproep 1A TREN 20% 19% 27% 34% 32%

Oproep 1B RTD 39% 27% 20% 14% 22%

Oproep 2A TREN 15% 19% 11% 55% 31%

Oproep 2B RTD 45% 16% 17% 22% 27%

Oproep 3A TREN 10% 22% 23% 45% 43%

Oproep 3B RTD 42% 17% 21% 20% 30%

Oproep 4A TREN 16% 13% 17% 54% 36%

Totaal 33% 20% 20% 27% 29%

V E R D E L I N G S U C C E S V O L L E E U P R O J E C T E N N A A R T Y P E

O N D E R D E E L I P N O E C A S S A S T R E P

Oproep 1A TREN 5 0 4 1 7

Oproep 1B RTD 8 4 5 0 23

Oproep 2A TREN 7 0 5 5 4

Oproep 2B RTD 9 1 8 5 26

Oproep 3A TREN 3 0 4 5 3

Oproep 3B RTD 8 1 10 0 30

Oproep 4A TREN 3 0 1 1 4

Totaal 43 6 37 17 97

Typering organisaties

In Europa is ongeveer 33% van de participanten

uit de industrie afkomstig. In de calls van DG RTD

ligt dit percentage rond de 40%. Universiteiten en

onderzoeksinstituten zijn samen goed voor 40%.

Opvallend is het hoge aandeel MKB deelname

van 29%.

Page 23: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

4544

Voor het thema 6.3 ‘Klimaatverandering en

ecosystemen’ van KP6 zijn er in totaal vier

oproepen geweest. De onderzoeksactiviteiten

binnen dit thema hebben als doel het versterken

van de wetenschappelijke en technologische

capaciteiten die Europa nodig heeft om

klimaatverandering te beheersen, ecosystemen te

behouden en biodiversiteit te beschermen. Het

totale budget voor deze oproepen was ongeveer

760 miljoen euro. Het thema milieu bestaat uit

negen onderzoeksonderwerpen. De area’s waar

Nederland een grote rol in speelt zijn “water cycle,

including soil-related aspects” en “strategies for

sustainable land management, including coastal

zones, agricultural land and forests”.

In de loop van KP6 hebben zich ook enkele

veranderingen voorgedaan. Bij de tweede oproep

is begonnen met de invoering van een tweestaps-

procedure voor nieuwe instrumenten (IP’s en

Prioriteit 6.3

Klimaatverandering en ecosystemen

De participatie van het MKB is gaandeweg het

kaderprogramma licht gestegen. Bij de andere

deelnemende organisatietypen is geen grote

verandering opgetreden.

Van de succesvolle projecten is ook gekeken tot

welk instrument ze behoren. Nederland doet

binnen dit thema mee aan ongeveer 89% van

de IP projecten, aan alle NoE’s, 90% van de CA’s,

26% van de SSA’s en 42% van de STREP’s.

Participaties

Nederlandse deelnemers, verdeeld over

verschillende projecten, hebben 902 keer deel-

genomen aan een projectaanvraag. Van de 902

deelnemers waren 255 partners succesvol. Het

gemiddelde succespercentage voor Nederland

komt daarmee op 28%. Dit is 4 procentpunt

meer dan het Europese gemiddelde.

Typering organisaties

De Nederlandse partijen die hebben deelgenomen

zijn voor het het grootste deel universiteiten (35%)

en onderzoeksinstellingen (44%). Het percentage

van deelnemende industriële partijen is 7% en dus

relatief laag. De rest van de deelnemende partijen

bestaat uit overheidsinstellingen en andere

organisaties. Het percentage dat zij vertegen-

woordigen is 14%. Nederland wijkt in dit

opzicht niet veel af van het getoonde Europese

gemiddelde.

NoE’s). In fase 1 werd gekeken of het voor-stel zou

voldoen aan de algemene doelstellingen van het

thema. Als een projectvoorstel deze ronde was

doorgekomen, ging het naar fase 2 en kon een

volledig projectvoorstel worden geschreven. Deze

veranderingen hebben ervoor gezorgd dat de

drempel om een voorstel te schrijven beduidend

lager werd en werkten heel motiverend.

Projectindieningen

In totaal werden binnen deze prioriteit 1183

projectvoorstellen ingediend bij de Europese

Commissie, waaronder 76 (6,4%) met een

Nederlandse coördinator. Van de ingediende

projectvoorstellen zijn in totaal 206 projecten

goedgekeurd, waarvan 20 (10%) projecten met

een Nederlandse coördinator. Het gemiddelde

succespercentage van de Nederlandse indieningen

binnen pioriteit 6.3 bedraagt 26%.

P R O J E C T I N D I E N I N G E N

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) I N D I E N I N G E N I N D I E N I N G E N P E R C E N TA G E

N L * E U N L * E U N L E U

call 1 170 14 188 5 39 36% 21%

call 2 180 20 372 2 49 10% 13%

call 3 205 25 306 8 43 32% 14%

call 4 205 17 317 5 61 29% 19%

Totaal 760 76 1183 20 192 26% 16%

* Nederlandse partij is coördinator

P A R T I C I P AT I E S

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) P A R T I C I P AT I E S P A R T I C I P AT I E S P E R C E N TA G E

N L E U N L E U N L E U

call 1 170 190 3521 62 1117 33% 32%

call 2 180 317 6203 53 902 17% 15%

call 3 205 206 3410 64 721 31% 21%

call 4 205 189 3572 76 1193 40% 33%

Totaal 760 902 16.706 255 3933 28% 24%

Page 24: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

4746

D E E L N A M E P E R C E N TA G E E U P A R T I C I P A N T E N N A A R T Y P E O R G A N I S AT I E B I N N E N S U C C E S V O L L E P R O J E C T E N

O N D E R D E E L I N D U S T R I E U N I V E R S I T E I T O N D E R Z O E K S - A N D E R S W A A R V A N

O R G A N I S AT I E M K B

call 1 7% 40% 40% 13% -

call 2 7% 39% 41% 13% 13%

call 3 8% 38% 40% 14% 14%

call 4 7% 36% 42% 15% 16%

Totaal 7% 38% 41% 14% 14%

V E R D E L I N G S U C C E S V O L L E E U P R O J E C T E N N A A R T Y P E

O N D E R D E E L I P N O E C A S S A S T R E P

call 1 8 4 2 11 14

call 2 14 1 1 17 16

call 3 9 2 3 11 18

call 4 15 1 6 10 29

Totaal 46 8 12 49 77

Page 25: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

4948

De sluitingsdatum voor Citizens -1 en -2 was

15 april 2003 en voor Citizen -3, 10 december 2003

De tweede oproep is eveneens in drie delen

gesplitst:

• Citizens – 4:

Networks of Excellence (NoE) en Integrated

Projects (IP)

60 miljoen euro

• Citizens - 5:

Specific Targeted Research Projects (STREP) en

Coordination Actions (CA)

52 miljoen euro

• Citizens - 6:

Specific Support Actions (SSA)

4 miljoen euro

De sluitingsdatum voor deze drie delen was

13 april 2005.

Participaties

C i t i z e n s – 1

Binnen Citizens-1, alleen bestemd voor NoE’s en

IP’s, zijn er 71 voorstellen binnengekomen,

waarvan er 64 geschikt waren voor evaluatie.

Nederland deed aan 63 van de geëvalueerde

voorstellen mee en 15 Nederlandse organisaties

staan op de lijst van goedgekeurde voorstellen.

C i t i z e n s – 2

In deze oproep, voor de traditionele instrumenten,

zijn er 200 voorstellen ontvangen waarvan er 194

geschikt waren voor evaluatie. Per onderzoeks-

gebied worden ongeveer 2 voorstellen

gehonoreerd.

Nederland deed aan 82 voorstellen mee en staat in

27 daarvan op de lijst met goedgekeurde

voorstellen.

Prioriteit 7

Burgers en bestuur in eenkennismaatschappij

Door middel van thema 7 van het Zesde

Kaderprogramma, ‘Burgers en bestuur in een

kennismaatschappij’, is invulling gegeven aan de

mobilisatie van de Europese onderzoekscapaciteit,

op het gebied van politiek, economie, sociale

wetenschappen en geesteswetenschappen. Deze

mobilisatie is nodig om in Europa wederzijds

begrip te kweken, enerzijds over de opkomst van

de kennismaatschapij en nieuwe vormen van

burgerschap, anderzijds tussen burgers en

instellingen.

De eerste oproep van ‘Burgers en bestuur in een

kennismaatschappij’ is in drie delen gesplitst:

• Citizens - 1:

Networks of Excellences en Integrated Projects

20 miljoen euro

• Citizens - 2:

Specific Targeted Research Projects (STREP) en

Coordination Actions (CA)

33 miljoen euro

• Citizens - 3:

Networks of Excellences en Integrated Projects

48 miljoen euro

C i t i z e n s – 3

In Citizens – 3 zijn er 183 voorstellen ontvangen

door de Europese Commissie, waarvan er 168 voor

evaluatie in aanmerking kwamen. Verreweg de

meeste voorstellen waren ingediend in het

onderdeel ‘Burgerschap en identiteiten in Europa’.

22 voorstellen werden positief geëvalueerd: 11

NoE’s en 11 IP’s. In 9 voorstellen hiervan komen

ook Nederlandse organisaties in aanmerking voor

subsidie; van 1 voorstel is een Nederlander de

coördinator.

C i t izens – 4

Voor het eerst in het KP6-programma ‘Burgers en

bestuur in een kennismaatschappij’ kon door

middel van een tweestapsprocedure worden

ingediend. In de eerste fase werden 98 voorstellen

ontvangen – alleen een opzet van een voorstel van

maximaal 25 pagina’s . Hiervan werden er 36

uitgenodigd om hun voorstel verder uit te werken.

De voorkeur van de meeste indieners ging naar de

projectvorm ‘Integrated Projects’. 30 van de 81 IP’s

werden uitgenodigd voor de tweede stap, terwijl

slechts 6 van de 17 Networks of Excellence door

mochten naar de tweede ronde.

34 volledige voorstellen werden ontvangen op de

sluitingsdatum 26 oktober 2005. 41% van de

voorstellen die hiertoe waren uigenodigd haalde

alle ‘thresholds’.

De meeste voorstellen werden ingediend in het

onderzoeksthema ‘Betrekkingen tussen

arbeidsmarkt, werkgelegenheid en sociale

voorzieningen’.

P R O J E C T I N D I E N I N G E N

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) I N D I E N I N G E N I N D I E N I N G E N P E R C E N TA G E

N L * E U N L * E U N L E U

Citizens 1 20 4 64 1 5 25% 7%

Citizens 2 33 8 194 4 39 50% 20%

Citizens 3 48 9 168 1 22 11% 6%

Citizens 4 60 5 34 1 14 20% 41%

Citizens 5 52 7 92 2 52 29% 19%

Citizens 6 4 4 32 2 15 40% 47%

Totaal 217 37 584 11 147 29% 17%

* Nederlandse partij is coördinator

P A R T I C I P AT I E S

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) P A R T I C I P AT I E S P A R T I C I P AT I E S P E R C E N TA G E

N L E U N L E U N L E U

Citizens 1 20 63 1439 24 367 38% 26%

Citizens 2 33 70 1488 21 384 30% 26%

Citizens 3 48 156 4021 26 419 17% 10%

Citizens 4 60 30 608 12 227 40% 37%

Citizens 5 52 119 2500 34 523 29% 21%

Citizens 6 4 5 168 2 99 40% 59%

Totaal 217 443 10.224 119 2019 27% 20%

Page 26: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

5150

C i t i z e n s - 5

In citizens 5 kwamen er 92 voorstellen voor

evaluatie in aanmerking. Met 52 hiervan werden

uiteindelijk contractonderhandelingen gevoerd.

Er werden twee keer zoveel STREPS als CA’s

ingediend. Veruit de meeste projectvoorstellen

werden ingediend in de thema’s ‘Maatschappelijke

trends, kwaliteit van leven en overheidsbeleid’ en

‘Waarden en godsdiensten in Europa’. Maar liefst

34 Nederlandse partijen waren in deze call

succesvol, waarvan 2 coördinatoren.

C i t i z e n s - 6

Deze call stond alleen open voor kleinschalige

projectvoorstellen. 15 van de 16 goedgekeurde

voorstellen kregen subsidie. Slechts een paar

Nederlandse partijen namen hieraan deel. Het

onderzoeksthema: ‘Bevordering van internationaal

onderzoek en beleidssamenwerking op het gebied

van sociale wetenschappen en geestes-

wetenschappen’ ontving de meeste indieningen.

Opvallend

De Europese Commissie was heel tevreden over de

kwaliteit van de binnengekomen voorstellen, en in

het bijzonder over de wijze waarop er invulling

aan de nieuwe instrumenten (NoE en IP) was

gegeven.

Nederland scoort boven het Europees gemiddelde

in dit programma, in het algemeen ging het

Europees gemiddelde omhoog in de tweede

oproepen (Citizens - 4 , - 5, - 6).

De Universiteit van Amsterdam diende de meeste

voorstellen in, gevolgd door de Universiteiten van

Tilburg en Utrecht. Onder de hoede van de

universiteit van Maastricht is het project REFLEX

gestart dat onderzoek doet naar de gewenste

competenties in het hoger onderwijs voor een

adequate functie in de kennismaatschappij.

Page 27: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

5352

Het onderdeel Scientific Support for Policy (SSP)

financiert onderzoek ten behoeve van de

ontwikkeling en implementatie van Europees

beleid op het gebied van landbouw, visserij,

milieu, energie, transport, duurzame ontwikkeling

en cultureel erfgoed. Er zijn in de periode 2002-

2006 zes oproepen gepubliceerd, waarvan er twee

gericht waren op een specifiek onderwerp.

De tweede oproep was specifiek gericht op SARS

en mondiale pandemieën, en oproep 5A was

gericht op vogelgriep. Het budget voor de zes

oproepen bedroeg in totaal 416 miljoen euro.

In SSP worden alleen STREPs, CAs en SSAs

gesubsidieerd, de nieuwe instrumenten kwamen

niet in dit werkprogramma voor.

Projectindieningen

Nederland doet het goed in SSP, de gemiddelde

slaagkans voor een project met een Nederlandse

coördinator (58%) ligt aanzienlijk hoger dan het

Europees gemiddelde (36%). Door de Nederlandse

Beleidsondersteunend onderzoek

P R O J E C T I N D I E N I N G E N

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) I N D I E N I N G E N I N D I E N I N G E N P E R C E N TA G E

N L * E U N L * E U N L E U

FP6-2002-SSP-1 149 22 211 18 83 82% 48%

FP6-2003-SSP-2-SARS 9 3 18 3 9 100% 50%

FP6-2003-SSP-3 83 29 237 14 78 48% 33%

FP6-2004-SSP-4 78 21 188 11 93 52% 49%

FP6-2005-SSP-5-A 77 37 340 19 102 51% 30%

FP6-2005-SSP-5-B-INFLUENZA 20 6 51 3 11 50% 22%

Totaal 416 118 1045 68 376 58% 36%

* Nederlandse partij is coördinator

Bij call FP6-2004-SSP-4 zijn 3 in-elligable proposals niet meegenomen in de analyse, over deze drie proposals zijn verdere details bekend

P A R T I C I P AT I E S

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) P A R T I C I P AT I E S P A R T I C I P AT I E S P E R C E N TA G E

N L E U N L E U N L E U

FP6-2002-SSP-1 149 161 1981 77 1112 64% 56%

FP6-2003-SSP-2-SARS 9 11 165 8 90 73% 55%

FP6-2003-SSP-3 83 140 2075 48 761 34% 37%

FP6-2004-SSP-4 78 113 1656 68 835 60% 50%

FP6-2005-SSP-5-A 77 143 2606 67 872 47% 33%

FP6-2005-SSP-5-B-INFLUENZA 20 26 441 11 146 42% 33%

Totaal 416 594 8924 279 3816 47% 43%

V E R D E L I N G S U C C E S V O L L E E U P R O J E C T E N N A A R T Y P E *

O N D E R D E E L C A S S A S T R E P

FP6-2002-SSP-1 13 3 67

FP6-2003-SSP-2-SARS 0 0 8

FP6-2003-SSP-3 13 17 49

FP6-2004-SSP-4 13 31 49

FP6-2005-SSP-5-A 12 35 55

FP6-2005-SSP-5-B-INFLUENZA 2 0 9

Totaal 53 86 237

* Binnen dit programma konden geen ip’s of NoE’s worden ingediend.

onderzoekscultuur zijn Nederlandse onderzoekers

klaarblijkelijk beter dan hun collega’s uit andere

lidstaten in staat om projectvoorstellen te

schrijven die goed aansluiten bij de

onderzoeksvragen van Europese beleidsmakers.

Participaties

Gemiddeld was het percentage succesvolle

participaties door Nederlandse organisaties (47%),

hoger dan het Europese percentage van

succesvolle participaties (43%). In de loop van het

kaderprogramma is het verschil kleiner geworden.

Opvallend

Wat opvalt zijn de enorm goede prestaties van

Nederland in de SARS oproep. In gesprekken met

deelnemende Nederlandse partijen valt op dat de

interesse voor SARS onderzoek in Nederland, als

klein, dichtbevolkt doorvoerland met de mainports

Schiphol en Europoort zeer hoog is.

Page 28: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

5554

INSIGHT, zijn in totaal 1134 voorstellen ingediend.

Deze grote belangstelling was mede ingegeven

door het feit dat dit programma ruimte bood voor

bottom-up gekozen onderwerpen. Onderzoekers

konden voorstellen indienen waarvoor geen plaats

was in thematische prioriteiten. Ook speelde

waarschijnlijk mee dat in de eerste fase alleen een

beknopt outline voorstel ingediend hoefde te

worden. Al met al zijn er uiteindelijk slechts 58

voorstellen gehonoreerd, hetgeen neerkomt op

een slagingspercentage van 5%. Zoals al

aangegeven is de grote schifting aangebracht in

de eerste outline fase; voor de volledige

voorstellen lag de slaagkans op ongeveer 33%.

Deze indiening in twee fasen heeft in het licht van

het grote aantal aanvragen goed gewerkt.

Het spaart indieners en evaluatoren veel werk en

de preselectie biedt een goede basis voor de

uiteindelijke selectie met een redelijke slaagkans.

Uit de evaluatierapporten bleek wel dat de

specifieke criteria voor ADVENTURE en INSIGHT

(geheel nieuw, uitdagend met grote potentiële

impact en risico’s) niet eenvoudig te beoordelen

waren. De meningen van de evaluatoren liepen

nogal eens uiteen over de vraag of een project

hier echt aan voldeed.

Bij PATHFINDER kon het aantal ingediende

voorstellen beperkt gehouden worden omdat de

projecten moesten passen in de aangegeven

onderwerpen. In de drie calls zijn in totaal 359

voorstellen beoordeeld en daarvan zijn er 74

succesvol. Het slagingspercentage ligt hier op

21%.

Participaties

De tabel toont het totaal aantal partijen dat

betrokken was bij de ingediende

projectvoorstellen en hoeveel daarvan uiteindelijk

deelnemen aan de succesvolle projecten en tevens

Het thema NEST (New and Emerging Science and

Technology) was een nieuw onderdeel in KP6 om

vernieuwend onderzoek te stimuleren dat buiten

de prioritaire thema’s ligt of door deze thema’s

heen snijdt.

NEST biedt enerzijds de mogelijkheid voor

onderzoekers om zelf bottom-up voorstellen in te

dienen (ADVENTURE en INSIGHT projecten) en

anderzijds de mogelijkheid om voorstellen in te

dienen die passen in enkele top down

vastgestelde onderwerpen (PATHFINDER

initiatieven).

ADVENTURE projecten zijn visionaire

onderzoeksprojecten met een hoog risico en grote

potentiële impact. INSIGHT projecten moeten

inzicht verschaffen in de mogelijke risico’s die

verbonden zijn aan nieuwe ontwikkelingen.

Voor deze projecten was vooral het instrument

STREP beschikbaar (naast in beperkte mate de

instrumenten CA en SSA die niet in de tabellen zijn

meegenomen). Bij de STREP voorstellen werd

gewerkt met een indiening in twee fasen. Voor

ADVENTURE en INSIGHT zijn drie calls

gepubliceerd en een totaalbudget voor de STREP’s

van 84 miljoen euro.

De PATHFINDER projecten waren ook voornamelijk

STREP’s, maar hiervoor geldt dat de indiening en

evaluatie in één ronde plaatsvond en dat de

onderwerpen moesten passen in de gekozen

onderwerpen. Deze onderwerpen waren: tackling

complexity, synthetic biology, what it means to be

human, measuring the impossible en cultural

dynamics.

Voor PATHFINDER zijn drie calls gepubliceerd met

een totaalbudget van 120 miljoen euro.

Projectindieningen

In de drie calls voor STREP’s in ADVENTURE en

NEST de aantallen Nederlandse deelnemers.

Nederlandse partijen waren relatief bescheiden

betrokken bij de indiening, maar waren wel

succesvoller dan gemiddeld. Per saldo komt

ongeveer 7% van de succesvolle deelnemers in het

NEST programma uit Nederland. Het financiële

aandeel voor Nederland komt uit op ca. 6%.

Vooral universiteiten en onderzoeksinstellingen

namen deel aan het NEST-programma. Dat is ook

niet verwonderlijk omdat NEST zich richtte op

fundamenteel onderzoek. NEST wordt in dat

opzicht ook beschouwd als een voorloper voor het

nieuwe programma voor Frontier Research van de

ERC in KP7.

P R O J E C T I N D I E N I N G E N

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) I N D I E N I N G E N I N D I E N I N G E N P E R C E N TA G E

N L E U N L E U N L E U

A ADVENTURE/INSIGHT

Call A 28 n.b. 422 n.b. 21 n.b. 5%

Call B 28 n.b. 385 n.b. 19 n.b. 5%

Call C 28 n.b. 327 n.b. 18 n.b. 6%

Totaal 84 n.b. 1134 n.b. 58 n.b. 5%

B PATHFINDER

Call 1 35 n.b. 76 n.b. 23 n.b. 30%

Call 2 35 n.b. 68 n.b. 18 n.b. 26%

Call 3 50 n.b. 215 n.b. 33 n.b. 15%

Totaal 120 n.b. 359 n.b. 74 n.b. 21%

P A R T I C I P AT I E S

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) P A R T I C I P AT I E S P A R T I C I P AT I E S P E R C E N TA G E

N L E U N L E U N L E U

A ADVENTURE/INSIGHT

Call A 28 94 2621 9 125 10% 5%

Call B 28 86 2244 7 111 8% 5%

Call C 28 83 1901 8 111 10% 6%

Totaal 84 263 6766 24 347 9% 5%

B PATHFINDER

Call 1 35 29 556 6 159 21% 29%

Call 2 35 32 463 7 111 22% 24%

Call 3 50 76 1482 22 228 29% 15%

Totaal 120 137 2501 35 498 26% 20%

Page 29: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

5756

voor subsidie ook erg hoog. Binnen Cooperative

Research werden 3106 voorstellen ingediend en

binnen de tweede stap van Collective Research

263. Hiervan was respectievelijk 4% en 8%

afkomstig van Nederlandse coördinatoren.

De kwaliteit van de voorstellen is toegenomen

want het aantal voorstellen dat de drempel

passeerde is gestegen. Bij de laatste CRAFT-call

bijvoorbeeld zat 45% van alle Europese

projectvoorstellen boven de threshold. Dit

percentage is nog nooit zo hoog geweest. Helaas

was het beschikbare budget bij lange na niet

toereikend om alle goedgekeurde voorstellen te

financieren. De Europese slaagkans bij CRAFT is

gemiddeld 13%. De slaagkans van Nederlandse

coördinatoren is 6 procentpunt hoger. Bij de derde

call was hun slaagkans zelfs ruim 13 procentpunt

hoger. Bij Collective Research is de Europese

In KP6 was er 471 miljoen euro beschikbaar voor

de horizontale MKB-programma’s, waarvan 323

miljoen euro voor Cooperative Research (CRAFT),

verdeeld over vier calls, en 147 voor Collective

Research, verdeeld over drie calls.

Bij Cooperative Research kan een kleine groep

MKB’s uit verschillende Europese landen een

onderzoeksopdracht uitbesteden aan derden,

terwijl bij Collective Research de branche-

organisaties een intermediaire rol spelen en de

resultaten van het onderzoek via workshops en

training overdragen aan het MKB in hun specifieke

bedrijfstak.

Projectindieningen

Omdat beide programma’s de enige zijn die op de

behoeftes van het MKB zonder onderzoeks-

capaciteit zijn afgestemd, is het aantal aanvragen

Participatie van het MKB

Collective Research hebben een betere slaagkans

dan het Europees gemiddelde.

Participaties

Als we naar het aantal succesvolle participaties

van Nederlandse bedrijven en onderzoeks-

slaagkans 30% en die van Nederlandse

coördinatoren 38%. Bij twee van de drie calls is die

Nederlandse slaagkans zelfs 50%. Dat de slaagkans

bij Collective Research hoger ligt kan gedeeltelijk

worden toegerekend aan de tweestapsprocedure.

Door Nederland gecoördineerde projecten in

P R O J E C T I N D I E N I N G E N

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) I N D I E N I N G E N I N D I E N I N G E N P E R C E N TA G E

N L * E U N L * E U N L E U

Cooperative Research

FP6-2002-SME-1 (29-04-2003) 95 29 652 5 122 17% 19%

FP6-2002-SME-1 (27-11-2003) 75,9 36 848 6 92 17% 11%

FP6-2003-SME-1 (21-10-2004) 77,5 29 848 7 92 24% 11%

FP6-2004-SME-COOP (14-09-2005) 75 18 758 3 85 17% 11%

Totaal 323,4 112 3106 21 391 19% 13%

Collective Research

FP6-2002-SME-2 stap 2 (24-06-2003) 40,3 4 49 2 24 50% 49%

FP6-2003-SME-2 stap 2 (14-09-2004) 42 8 105 4 21 50% 20%

FP6-2004-SME-COLL stap 2 (16-11-2005) 65 9 109 2 35 22% 32%

Totaal 147,3 21 263 8 80 38% 30%

* Nederlandse partij is coördinator

P A R T I C I P AT I E

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) P A R T I C I P AT I E S P A R T I C I P AT I E S P E R C E N TA G E

N L E U N L E U N L E U

Cooperative Research

FP6-2002-SME-1 (29-04-2003) 95 253 5739 50 1092 20% 19%

FP6-2002-SME-1 (27-11-2003) 75,9 451 8966 56 825 12% 9%

FP6-2003-SME-1 (21-10-2004) 77,5 371 8087 60 890 16% 11%

FP6-2004-SME-COOP (14-09-2005) 75 274 7325 35 838 13% 11%

Totaal 323,4 1349 30.117 201 3645 15% 12%

Collective Research

FP6-2002-SME-2 stap 2 (24-06-2003) 40,3 53 920 14 500 26% 54%

FP6-2003-SME-2 stap 2 (14-09-2004) 42 110 2073 31 442 28% 21%

FP6-2004-SME-COLL stap 2 (16-11-2005) 65 132 2266 30 712 23% 31%

Totaal 147,3 295 5259 75 1654 25% 31%

Page 30: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

5958

D E E L N A M E P E R C E N TA G E E U P A R T I C I P A N T E N N A A R T Y P E O R G A N I S AT I E

O N D E R D E E L M K B R T D I N S T E L L I N G I N D U S T R I E B R A N C H E O R G .

Cooperative Research

FP6-2002-SME-1 (29-04-2003) - - - -

FP6-2002-SME-1 (27-11-2003) 58% 34% 7% -

FP6-2003-SME-1 (21-10-2004) 57% 35% 8% -

FP6-2004-SME-COOP (14-09-2005) 57% 34% 9% -

TOTAAL 58% 34% 8% -

Collective Research

FP6-2002-SME-2 stap 2 (24-06-2003) - - - -

FP6-2003-SME-2 stap 2 (14-09-2004) - - - -

FP6-2004-SME-COLL stap 2 (16-11-2005) 47% 26% 0% 27%

TOTAAL 47% 26% 0% 27%

organisaties kijken, zien we dat Nederland bij

Cooperative Research bijna 3% hoger scoort dan

het Europese gemiddelde, en bij Collective

Research 6% lager (terwijl we in de call van

14-9-2004 wel 7% hoger scoren). Gezien de betere

slaagkans van Nederlandse coördinatoren dan die

van deelnemers is het aanhaken bij projecten van

buitenlandse coördinatoren minder succesvol.

Typering organisaties

Van alle Nederlandse deelnemers aan Cooperative

Research projecten is 60% MKB, 31% onderzoeks-

organisatie en 9% industrie. Bij de laatste call voor

Collective Research waren deze percentages 55%

MKB, 24% onderzoeksorganisatie en 21%

brancheorganisatie.

Meest succesvolle Nederlandse deelnemer is TNO

met deelname in 19 projecten, gevolgd door het

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek, met

4 projecten.

De meeste voorstellen werden ingediend op het

gebied van ‘Nanotechnologie, materialen, en

productieprocessen’, gevolgd door respectievelijk

‘Levenswetenschappen’ en ‘Technologie voor de

informatiemaatschappij’.

Page 31: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

P R O J E C T I N D I E N I N G E N

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) I N D I E N I N G E N I N D I E N I N G E N P E R C E N TA G E

N L E U N L E U N L E U

DEV 146 n.b. 634 n.b. 84 - 13%

DEV/SSA-1 2 n.b. 190 n.b. 29 - 15%

MPC 62 n.b. 226 n.b. 51 - 23%

MPC/SSA-2 1 n.b. 98 n.b. 16 - 16%

WBC-1 13 n.b. 52 n.b. 12 - 23%

WBC/SSA-3 4 n.b. 39 n.b. 8 - 21%

WBC/SSA-3 NIC 4 n.b. n.b. n.b. n.b. - -

NIS-1 14 n.b. 108 n.b. 13 - 12%

TC-SSA 3 n.b. 45 n.b. 9 - 20%

ACC-SSA 20 n.b. 347 n.b. 26 - 7%

RusNIS/SSA-4 1 n.b. 143 n.b. 28 - 20%

CoMultiRTD/SSA-5 10 n.b. 80 n.b. 16 - 20%

Totaal 280 n.b 1962 n.b. 292 - 15%

6160

Projectindieningen

Over het aantal projecten met een Nederlandse

deelnemer of een coördinerende rol van

Nederland in INCO projecten zijn geen gegevens

bekend. Uit rapporten van de EC is wel duidelijk

geworden wat het totale succespercentage was in

Europa, namelijk 15%. Vooral het succes-

percentage in alle eerste calls lag hoog. Voor de

eerste MPC-call bijvoorbeeld lag dit op 28%. Het

succespercentage in alle tweede calls lag iets

lager, het succespercentage van de tweede MPC-

call was 17%. Het succespercentage in alle derde

calls lag nog iets lager dan in de tweede calls

behalve bij de MPC-call: die lag op 29%.

Het thema ‘International Cooperation (INCO)’

is gericht op activiteiten die tot doel hebben

derde landen (d.w.z. landen die geen EU-lidstaat

of geassocieerde lidstaat zijn) te betrekken bij

Europees onderzoek. Deze ‘Specific International

Cooperation Activities’ brengen internationale

samenwerking tot stand met geselecteerde

groepen landen (in het vervolg thema’s):

• Mediterranean Partner Countries (MPC);

• Developing Countries (DEV);

• Newly Independent States of the former Sovjet-

Union (NIS);

• Southwest Balkans (WBC).

Internationale samenwerkingparticipanten) flink aan interesse in bij alle

deelnemers, maar in de derde call (3000

participanten) is de deelname zelfs groter dan bij

de eerste call (2000 participanten). Ook de

Nederlandse belangstelling is in de tweede call

naar verhouding sterk gedaald.

Participaties

De tabel ‘Participaties’ laat het totaal aantal

deelnemers aan INCO projecten zien en het totaal

aantal Nederlandse deelnemers.

Het DEV-thema, van alle thema’s de meest

aantrekkelijke, levert in de tweede call (1000

P A R T I C I P AT I E S

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) P A R T I C I P AT I E S P A R T I C I P AT I E S P E R C E N TA G E

N L E U N L E U N L E U

DEV 146 261 6256 41 950 16% 15%

DEV/SSA-1 2 29 850 7 164 24% 19%

MPC 62 34 2503 4 609 12% 24%

MPC/SSA-2 1 3 389 2 54 67% 14%

WBC-1 13 5 538 2 159 40% 30%

WBC/SSA-3 4 5 257 1 50 20% 19%

WBC/SSA-3 NIC 4 n.b. n.b. n.b. n.b. - -

NIS-1 14 29 1089 3 131 10% 12%

TC-SSA 3 6 172 0 22 0% 13%

ACC-SSA 20 3 622 0 26 0% 4%

RusNIS/SSA-4 1 7 538 1 96 14% 18%

CoMultiRTD/SSA-5 10 7 422 1 103 14% 24%

Totaal 280 389 13636 62 2364 16% 17%

Page 32: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

6362

D E E L N A M E P E R C E N TA G E E U P A R T I C I P A N T E N N A A R T Y P E O R G A N I S AT I E B I N N E N S U C C E S V O L L E P R O J E C T E N

O N D E R D E E L I N D U S T R I E U N I V E R S I T E I T O N D E R Z O E K S - A N D E R S W A A R V A N

O R G A N I S AT I E M K B

DEV 3% 42% 43% 11% 11%

DEV/SSA-1 1% 34% 52% 12% 8%

MPC 13% 32% 35% 20% 18%

MPC/SSA-2 2% 20% 47% 31% 23%

WBC/SSA-3 n.b. - - - -

RusNIS/SSA-4 6% 17% 47% 29% 26%

CoMultiRTD/SSA-5 1% 28% 33% 38% 19%

Totaal 5% 28% 42% 24% 16%

V E R D E L I N G S U C C E S V O L L E E U P R O J E C T E N N A A R T Y P E *

O N D E R D E E L C A S S A S T R E P

DEV 8 76

DEV/SSA-1 29

MPC 10 41

MPC/SSA-2 16

WBC-1 1 11

WBC/SSA-3 8

WBC/SSA-3 NIC

NIS-1 2 11

TC-SSA 9

ACC-SSA 26

RusNIS/SSA-4 28

CoMultiRTD/SSA-5 16

Totaal 21 132 139

* Binnen het inco-programma konden geen IP’s of NoE’s ingediend worden

Het succespercentage van Nederlandse

participanten in de tweede call lag op 13%, terwijl

dit in de eerste call nog 22% was. Bij de derde call

is de deelname dus gestegen maar er is verdere

daling van het Nederlandse succespercentage naar

12%. De oorzaak hiervan is een zeer grote

overschrijving. Het MPC-thema laat een

omgekeerde trend zien. Binnen Europa en

Nederland bleek een groeiende interesse voor de

tweede call. Waren in de eerste call vooral de

landen aan de Middelandse Zee geïnteresseerd in

dit thema, de tweede call toont meer deelnemers

uit andere landen waaronder Nederland. Het

succespercentage van Nederlandse partijen in de

tweede call is verdubbeld (7% - 17%) ten opzichte

van de eerste call, waar deze voor Nederland laag

bleek. Hier speelt de verandering in de

onderzoeksonderwerpen van het werkprogramma

een mogelijke rol.

Bij de derde call is de Nederlandse interesse nihil,

de belangstelling binnen Europa daalt aanzienlijk

waardoor de slaagkans binnen Europa redelijk

hoog was (22% - 29%).

Bij alle SSA-calls ligt het succespercentage binnen

Europa rond de 20%, het Nederlandse

succespercentage schommelt zeer sterk.

Het aantal Nederlandse deelnemers aan het INCO

programma is laag ten opzichte van het totale

aantal deelnemers, omdat derde landen hierin

centraal staan.

Uit de tabel blijkt dat de Nederlandse deelname

3% uitmaakt van de totale succesvolle deelname.

Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de DEV-

calls die nog 4% deelname van Nederland kennen.

Typering organisaties

Industriële partijen nemen beperkt deel in het

DEV-thema (3% met piek van 6%). In het

MPC-thema is de deelname van de industrie

opmerkelijk hoger (13% met in call 2 zelfs

respectievelijk 21%).

De deelname van de universiteiten en onderzoeks-

instellingen is zeer groot, gezamenlijk 85% in het

DEV-thema. In het MPC-thema ligt de deelname

van universiteiten en onderzoeksinstellingen lager

(gezamenlijk 67%). Dit daalt van 80% in call 1 naar

60% in call 3. Deze daling komt door de stijging

van de industrie maar ook de overige organisaties

(categorie Anders) die van 14% naar 31% gaan.

De DEV-call laat een totale daling zien van 54%

van het aantal deelnemers, de MKB deelname

daalt nog sneller, namelijk 74%. De MPC-calls laten

het tegenovergestelde zien. Binnen het MPC-

thema is een totale stijging merkbaar van 10%

deelname. De MKB deelname stijgt met een nog

groter percentage, namelijk 40%.

Organisaties die een aantal maal deelnemen in

INCO zijn Wageningen Universiteit, Alterra BV en

Universiteit Utrecht.

Page 33: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

6564

Indieners zijn vrij in de keuze van het onderzoeks-

thema (bottom-up) zolang dit aansluit bij de

doelstellingen van KP6.

In het HRM-programma zijn in totaal 39 oproepen

tot het indienen van voorstellen gepubliceerd. In

totaal was voor het HRM-programma een budget

van 1645 miljoen euro beschikbaar. Bij een aantal

oproepen die gepubliceerd zijn in 2004 en later, is

een twee fasen indiening ingevoerd.

Projectindieningen

Nederland heeft, net als Europa als geheel, veel

voorstellen ingediend in de host-driven actions.

In 6% van de ingediende RTN-voorstellen (94

voorstellen) participeren Nederlandse organisaties.

Van deze voorstellen zijn er 19 gefinancierd.

Nederlandse RTN-indieningen kennen een succes

percentage van ruim 20%. Dit is twee keer zo hoog

als het Europese succes percentage.

Van de EST-projecten is naar schatting een derde

van de voorstellen een multipartner project. De

Met het ‘Human Resources and Mobility’ thema

(HRM programma) wil de Europese Commissie een

bijdrage leveren aan de ontwikkeling en

overdracht van onderzoeksvaardigheden van

Europese onderzoekers.

Het HRM-programma, beter bekend als het ‘Marie

Curie’ programma kent twaalf typen fellowships.

Deze fellowships kunnen worden gegroepeerd in:

1. Host-driven actions: de gastinstellingen dienen

een voorstel in en rekruteren onderzoekers

voor de vacatures die aldus ontstaan (RTN, EST,

ToK, SCF).

2. Individual-driven actions: postdocs dienen een

voorstel in (EIF, OIF, IIF).

3. Promotie en erkenning van excellentie:

fellowships voor ervaren postdocs en

onderzoekers (EXT, EXA, EXC).

4. Terugkeer- en re-integratie grants: grants voor

de voortzetting van de onderzoekscarrière na

een verblijf in een niet-EU land of na een Marie

Curie fellowship (ERG, IRG).

Human Resources and Mobility

gekeken wordt naar de succesvolle participaties

dan blijkt het aandeel van Nederlandse

organisaties op 7% te liggen. Nederlandse

organisaties participeren dus vaker dan Europees

gemiddeld in een succesvol voorstel.

Opvallend

Nederlandse gastorganisaties kennen een hoog

succes percentage bij de individual fellowships.

Bij deze fellowships dienen (buitenlandse) ervaren

onderzoekers samen met een Nederlandse

gastorganisatie een voorstel in. Het Nederlands

overige voorstellen worden door één organisatie

ingediend.

Nederland maakt, uitgedrukt in een hoge

slaagkans, goed gebruik van de Europese

middelen. Bovendien bieden deze fellowships de

mogelijkheid om expertise uit het buitenland aan

te trekken.

Participaties

Het Marie Curie programma kent een enorm hoog

aantal participaties. Hiervan is 6% Nederlands, dit

zijn 2226 participerende organisaties. Wanneer

P R O J E C T I N D I E N I N G E N

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) I N D I E N I N G E N I N D I E N I N G E N P E R C E N TA G E

N L * E U N L * E U N L E U

Research Training Networks (RTN) 495 94 1572 19 163 20% 10%

Early Stage Training (EST) 300 201 2450 19 203 9% 8%

Transfer of Knowledge (TOK) 177 data onvolledig - -

Conferences and Training Courses (SCF) 45 data onvolledig - -

Specific Support Actions 5 data onvolledig - -

Totaal 1022 295 4022 38 366 13% 9%

P A R T I C I P AT I E S

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) P A R T I C I P AT I E S P A R T I C I P AT I E S P E R C E N TA G E

N L E U N L E U N L E U

Research Training Networks (RTN) 495 764 13.236 134 1921 18% 15%

Early Stage Training (EST) 300 350 3836 53 601 15% 16%

Transfer of Knowledge (TOK) 177 69 1563 35 399 51% 26%

Conferences and Training Courses (SCF) 45 212 3561 29 404 14% 11%

European Individual Fellowship (EIF) 245 615 9088 165 1545 27% 17%

Outgoing International Fellowship (OIF) 70 53 1401 27 528 51% 38%

Incoming International Fellowship (IIF) 62 96 2162 39 751 41% 35%

Excellence Grants (EXT) 165 38 958 7 103 18% 11%

Excellence Awards (EXA) 1 3 193 1 15 33% 8%

Chairs (EXC) 40 7 257 1 67 14% 26%

European Reintegration Grant (ERG) 49 10 382 10 365 100% 96%

International Reintegration Grant (IRG) 27 6 312 5 285 83% 91%

Specific Support Actions 5 3 286 0 217 0% 76%

Totaal 1681 2226 37.235 506 7201 23% 19%

Page 34: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

6766

D E E L N A M E P E R C E N TA G E E U P A R T I C I P A N T E N N A A R T Y P E O R G A N I S AT I E B I N N E N S U C C E S V O L L E P R O J E C T E N

O N D E R D E E L I N D U S T R I E U N I V E R S I T E I T O N D E R Z O E K S - A N D E R S W A A R V A N

O R G A N I S AT I E M K B

Research Training Networks 5% 62% 31% 2% 6%

Early Stage Training 7% 63% 27% 3% n.b.

Transfer of Knowledge 19% 52% 25% 4% 18%

Conferences and Training Courses 1% 62% 30% 7% 10%

European Individual Fellowship 1% 57% 41% 1% 5%

Outgoing International Fellowship 2% 57% 40% 1% 5%

Incoming International Fellowship 2% 59% 38% 1% 6%

Excellence Grants 2% 57% 40% 1% 6%

Excellence Awards n.b. n.b. n.b. n.b. n.b.

Chairs 0% 77% 23% 0% 3%

European Reintegration Grant n.b. n.b. n.b. n.b. n.b.

International Reintegration Grant n.b. n.b. n.b. n.b. n.b.

Specific Support Actions n.b. n.b. n.b. n.b. n.b.

Totaal 4% 60% 34% 2% 6%

van de industrie is relatief hoog in de host-driven

actions. Daarnaast blijft de academische sector,

zowel universiteiten als onderzoeksinstellingen,

zeer actief deelnemen aan het HRM-programma.

In vrijwel alle Marie Curie acties ligt het deelname

percentage van de academische sector boven de

90%, in het geval van European Individual

Fellowships zelfs oplopend tot 99%. Helaas is niet

bekend hoe deze verdeling per type organisatie

binnen de Nederlandse gastorganisaties is.

succespercentage van 30% is beduidend hoger

dan het Europees succespercentage van 22%.

Het succespercentage van de reintegration grants

ligt op zowel Europees als Nederlands niveau

enorm hoog. Helaas worden voor deze fellowships

weinig voorstellen ingediend.

Type organisaties

Het HRM-programma is van oudsher academisch

georiënteerd. De Europese Commissie probeert de

deelname van de industrie te vergroten. Deelname

Page 35: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

6968

als databestanden en collecties. Het programma

stond open voor alle soorten van infrastructuur en

was niet gebonden aan bepaalde

prioriteitsthema’s. Wel waren er enkele calls die

zich onder verantwoordelijkheid van DG INFSO

specifiek richtten op Communicatie Netwerken en

Grids. In deze analyse wordt alleen ingegaan op de

drie calls vanuit DG Research.

Twee daarvan, met sluitingsdata in 2003 en 2005

en een totaal budget van circa 360 miljoen euro,

waren gericht op bestaande infrastructuur. Hier

werden drie instrumenten ingezet:

• Transnational Access voor het mogelijk maken

van toegang tot de infrastructuur voor nieuwe

gebruikers

• Integrated Infrastructures Initiatives (I3)

om naast het verlenen van toegang ook

te bevorderen dat de infrastructuur in

verschillende landen goed op elkaar wordt

Een belangrijke voorwaarde voor een goede

ontwikkeling van het onderzoek in Europa is dat

de onderzoekers kunnen beschikken over de

benodigde infrastructuur om onderzoek te

verrichten. Het thema ‘Research Infrastructures’

wil dit bevorderen door de toegang tot en de

internationale coördinatie van belangrijke

bestaande onderzoeksinfrastructuren in Europa te

stimuleren. Daarnaast richt het programma zich

ook op de ontwikkeling van nieuwe infrastructuur

die een belangrijke impuls voor Europa kan

bieden. De stimulering van nieuwe infrastructuur

vanuit de EU diende alleen als katalysator; de

grote investeringen moeten door de lidstaten zelf

gedragen worden mede gelet op de grote

bedragen die hiermee gemoeid zijn.

Het begrip Infrastructuur is ruim gedefinieerd. Het

gaat niet alleen om grote fysieke infrastructuur als

laboratoria of sterrenkijkers, maar ook om zaken

Research Infrastructures

partijen aan deelnemen, waren er 12 voor nieuwe

infrastructuur (vooral Design Studies) en 34 voor

bestaande (vooral I3-projecten).

Deze projecten liggen met name in de gebieden

Astronomie, Milieu, Life Sciences en Physica.

Participaties

Bij de 441 ingediende voorstellen waren 4045

partijen betrokken. Daaronder waren 250

Nederlandse partners. De 109 succesvolle

projecten hebben 1311 deelnemers en daarvan

zijn er 77 uit Nederland. Het slagingspercentage

voor Nederlandse deelnemers komt hiermee op

31% en ligt dus net onder het Europees

gemiddelde van 32%.

Grootste deelnemers vanuit Nederland zijn de

universiteiten en de onderzoeksinstellingen. Zij

maken 87% uit van de succesvolle deelnemers.

Deelnemende bedrijven zijn er vrijwel niet; hun

aandeel bedraagt nog geen 3%.

afgestemd om synergie te bereiken

• Accompanying measures voor ondersteunende

activiteiten

Voor de ontwikkeling van nieuwe infrastructuur

was er één call in 2004 met een budget van 140

miljoen euro voor ondersteuning van Design

Studies, voorbereidingsactiviteiten voor nieuwe

infrastructuur en ondersteunende activiteiten.

Projectindieningen

Voor de drie calls zijn in totaal 441 project-

voorstellen ingediend. Daarvan zijn er 109

succesvol, zodat er een slagingspercentage was

van 25%. Van deze 109 projecten waren er 30

gericht op nieuwe infrastructuur. Nederlandse

partijen waren betrokken bij 134 ingediende

voorstellen en daarvan zijn er 46 succesvol. Het

slagingspercentage voor deze projecten met

Nederlandse deelnemers komt daarmee op 34% en

ligt dus hoger dan het gemiddelde van 25%.

Van de 46 succesvolle projecten waar Nederlandse

P R O J E C T I N D I E N I N G E N

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) I N D I E N I N G E N I N D I E N I N G E N P E R C E N TA G E

N L E U N L E U N L E U

Infrastructures 1 en 5 bestaande infra 359 nb 323 n.b. 79 - 24%

infrastructures-4 nieuwe infra 140 nb 118 n.b. 30 - 25%

Totaal 499 nb 441 n.b. 109 - 25%

P A R T I C I P AT I E S

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) P A R T I C I P AT I E S P A R T I C I P AT I E S P E R C E N TA G E

N L E U N L E U N L E U

Infrastructures 1 en 5 bestaande infra 359 203 3239 56 n.b. 28% -

Infrastructures 4 nieuwe infra 140 47 806 21 n.b. 45% -

Totaal 499 250 4045 77 1311 31% 32%

Page 36: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

7170

Commissie de ethische grondslagen van

wetenschappelijke en technologische activiteiten

versterken en een beter inzicht krijgen in de

risico’s die inherent zijn aan vooruitgang.

Verder wordt jaarlijks de Descartesprijs uitgereikt

aan het beste onderzoeksteam.

Voor de periode 2002 – 2006 was een totaalbedrag

van 88 miljoen euro beschikbaar. Er waren drie

actielijnen vastgesteld:

1. Een dynamischer beheer van de relatie tussen

wetenschap en samenleving.

2. Versterking van het potentieel, verbreding van

horizons.

3. Communicatie tussen wetenschap en

samenleving.

In ‘Wetenschap en samenleving’ gaat het om

kleine projectvormen: coordination actions en

specific support actions.

Het actieplan ‘Wetenschap en samenleving’ wil

een bijdrage leveren aan het streven van de

Europese Unie naar duurzame economische groei,

ruime werkgelegenheid en betere sociale

samenhang. Verder wil het actieplan de Europese

burgers niet alleen meer inzicht geven in de

wetenschap maar ook nauwer betrekken bij

wetenschap en technologie.

Wetenschap en technologie moeten meer

bekendheid krijgen bij de burgers. De Europese

Unie wil de ondernemingsgeest van jongeren en

hun belangstelling voor wetenschappelijke studie

en carrières stimuleren en de dialoog tussen

wetenschap en maatschappij, en vice versa,

bevorderen.

De behoeften en verlangens van de Europese

burgers staan voorop bij het vaststellen van het

wetenschapsbeleid. Meer aandacht is er voor de

mogelijkheden van vrouwen tot ontplooiing op

wetenschappelijk gebied. Verder wil de Europese

Wetenschap en samenlevingbelangrijke bron van informatie voor

beleidsmakers.

In het onderdeel ‘Science education’ had

Nederland een topscore: 80% van de ingediende

voorstellen was succesvol.

Verder scoort Nederland ver boven het Europees

gemiddelde als het gaat om (onderzoek naar)

ethische kwesties. Uitschieter is het onderdeel

‘Risk government and ethics’ waar vijf van de zes

projecten met een Nederlandse coördinator

werden goedgekeurd, bijvoorbeeld het project

NANOCAP van de Universiteit van Amsterdam.

NANOCAP onderzoekt de effecten van

nanotechnologie op gezondheid, veiligheid en

milieu, ten behoeve van zowel de overheid als de

industrie.

Participaties

Nederlandse partijen zijn in bijna alle onderdelen

vertegenwoordigd, met meer dan (Europees)

gemiddeld succes.

Opvallend

In 2005 ging één van de vijf Descartesprijzen naar

het European Social Survey. Twee Nederlandse

organisaties nemen hieraan deel: het Sociaal en

Cultureel Planbureau en de Universiteit van

Amsterdam. Voor het eerst in de

Descartesgeschiedenis werd deze prijs toegekend

aan een niet-technologisch onderzoeksteam: het

European Social Survey heeft een unieke

wetenschappelijke methode ontwikkeld om

veranderingen in maatschappelijk gedrag in 26

Europese landen in kaart te brengen: een

P A R T I C I P AT I E S

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) P A R T I C I P AT I E S P A R T I C I P AT I E S P A R T I C I P AT I E S

N L E U N L E U N L E U

1 - Open call 4 47 776 9 162 19% 21%

2 - Science week 3 7 228 - 41 0% 18%

3 - Descartes '03 1 14 227 3 48 21% 21%

4 - Ethical issues 5 6 119 5 60 83% 50%

5 - Science education 7 5 229 4 69 80% 30%

6 - Women scientists 2 2 86 - 1 0% 1%

7 - Scientific Advice, communication 7 21 638 6 139 29% 22%

8 - Descartes ' 04 1 3 158 1 40 33% 25%

9 - Research into ethics 5 15 297 5 87 33% 29%

10 - Women and science 7 13 350 11 181 85% 52%

11 - Science education 3 17 568 2 67 12% 18%

12 - Descartes '05 1 4 485 2 (in 1 team) 64 50% 13%

13 - Science events 2 3 135 1 66 33% 49%

14 - Risk governance and ethics 8 28 468 20 175 71% 37%

15 - Science communication 2 4 175 1 27 25% 15%

16 - Science education 5 6 306 2 119 33% 39%

17 - Women and science - - - - - - -

18 - Descartes '06 - - - - - - -

19 - Promoting science - - - - - - -

20 - Science shops - - - - - - -

Totaal 63 195 5245 72 1346 37% 26%

Page 37: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

7372

activiteiten (SSA’s) ingediend. Deze zijn later veelal

omgezet in volledige ERA-NET-projecten. ERA-NET

werkte met een open call met vijf deadlines. Vanaf

de vierde call konden alleen volledige ERA-NET-

aanvragen (CA’s) worden ingediend.

In de tabellen zijn de resultaten van de calls

aangegeven.

Projectindieningen

Het ERA-NET programma is zeer succesvol

gebleken. Er bestond veel belangstelling vanuit

alle landen en Nederland behoort tot de meest

actieve deelnemers: 27 van de in totaal 208

ingediende projecten zijn geïnitieerd door

Nederlandse partijen en daarvan zijn er

15 succesvol. Het slagingspercentage ligt daarmee

op 56% en is daarmee 5 procentpunt hoger dan

het gemiddelde van 51%. De vierde call verliep

weliswaar niet goed voor de Nederlandse

Het ‘ERA-NET’ thema was een nieuw onderdeel in

KP6. Het richt zich niet op samenwerking tussen

onderzoekers, maar op samenwerking en

coördinatie tussen overheden op het terrein van

onderzoeksprogramma’s. Het betreft zowel de

overheden zelf als de door die overheden

aangewezen organisaties die onderzoeks-

programma’s beheren.

Doel is om via het uitwisselen van informatie en

het analyseren van de mogelijkheden van samen-

werking, uiteindelijk te komen tot gemeen-

schappelijke programma’s die open staan voor

onderzoek over de landsgrenzen heen. Deze

programma’s kunnen betrekking hebben op alle

terreinen van onderzoek.

ERA-NET stimuleert de samenwerking door middel

van Coordination Actions (CA). Deze hebben een

duur van ongeveer vier jaar. Bij de start van ERA-

NET zijn veel voorstellen voor voorbereidende

ERA-NETVanuit Nederland nemen enkele ministeries zelf

deel (EZ, VROM, LNV, V&W, BiZa) maar de grootste

deelnemers zijn NWO (dat betrokken is bij 22

projecten) en SenterNovem (dat betrokken is bij

13 projecten).

Deze projecten lopen op gebieden als de life

sciences, milieu en energie, industriële

technologie, sociale -en gedragswetenschapen en

fundamenteel onderzoek.

De ERA-NETten worden door de deelnemers

positief gewaardeerd door de gelegde

internationale contacten en de informatie- en

kennisuitwisseling. Bij vele ERA-NET-projecten

wordt ook reeds gewerkt aan het opzetten van

gemeenschappelijke calls. In KP7 wordt het ERA-

NET instrument dan ook voortgezet, zij het dat dit

wordt ingekaderd in de thematische prioriteiten.

indieners, maar dat is in de vijfde call weer

rechtgezet. De slagingspercentages liggen relatief

hoog omdat de budgetten van verschillende calls

verhoogd zijn om ook de goede projecten die op

de reservelijst stonden te kunnen financieren.

Participaties

De actieve en succesvolle deelname van

Nederlandse partijen blijkt ook uit het grote aantal

Nederlandse deelnemers (76 Nederlandse

deelnemers waren succesvol met een succes-

percentage van 57%) en het feit dat Nederland

deelneemt in 53 van de totaal 68 ERA-NET-

projecten. Deze 68 ERA-NET projecten zijn de

thans lopende volledige Coordination Actions. Dit

aantal ligt lager dan in de tabel voor project-

indieningen genoemde 106 succesvolle projecten.

In deze projecten zitten namelijk ook gehono-

reerde SSA projecten en uitbreidingen van CA

projecten.

P R O J E C T I N D I E N I N G E N

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) I N D I E N I N G E N I N D I E N I N G E N P E R C E N TA G E

N L E U N L E U N L E U

Call 1 33 9 62 7 32 78% 52%

Call 2 47 3 40 2 23 67% 58%

Call 3 47 6 44 3 24 50% 55%

Call 4 29 5 30 0 11 0% 37%

Call 5 26 4 32 3 16 75% 50%

Totaal 182 27 208 15 106 56% 51%

P A R T I C I P AT I E S

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) P A R T I C I P AT I E S P A R T I C I P AT I E S P E R C E N TA G E

N L E U N L E U N L E U

Call 1 33 28 334 20 214 71% 64%

Call 2 47 31 370 20 259 65% 70%

Call 3 47 32 490 19 306 59% 62%

Call 4 29 26 344 8 79 31% 23%

Call 5 26 17 328 9 150 53% 46%

Totaal 182 134 1866 76 1008 57% 54%

Page 38: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

7574

Euratom is het KP6 van de European Atomic

Energy Commission voor research- en training

activiteiten. Het belangrijkste doel is om een

bijdrage te leveren aan de European Research Area

door de integratie en coördinatie van nucleair

onderzoek te bevorderen. Het programma bestaat

uit een geheel open deel met indirecte acties voor

onderzoek op het gebied van kernsplitsing en een

gesloten deel van directe acties voor onderzoek op

het gebied van kernfusie. Voor het open deel

kunnen projectvoorstellen worden ingediend op

het gebied van management van radioactief afval,

stralingsbescherming en andere activiteiten

(innovatieve concepten, training en opleiding,

veiligheid van bestaande installaties). Er zijn geen

open oproepen op het gebied van kernfusie, deze

activiteiten worden gecoördineerd door de EFDA

(European Fusion Development Agreement).

Het totale budget voor Euratom binnen KP6

bedraagt 1230 miljoen euro. Daarvan is 190

Euratommiljoen euro beschikbaar voor open oproepen,

750 miljoen euro is toegewezen aan fusie-

onderzoek en 290 miljoen euro aan het Joint

Research Centre (JRC). Deze analyse betreft enkel

de open oproepen.

Projectindieningen

De tabel projectindieningen gaat in op het aantal

ingediende projecten van alle deelnemers

(coördinatoren en ‘gewone’ partners). In KP6 is 186

miljoen euro toegewezen aan 66 projecten,

waaraan 17 verschillende Nederlandse organisaties

deelnamen. In totaal zijn 61 voorstellen ingediend

met Nederlandse deelnemers, waarvan er 40

succesvol waren: een succespercentage van 66%

ten opzichte van het Europese gemiddelde van

51%. De 17 organisaties nemen deel in meerdere

projecten tot een totaal van 63 succesvolle

deelnemingen. Bij de participaties was voor

Nederland het succespercentage zelfs 79%,

Typering organisaties

Bij de verschillende instrumenten zijn Nederlandse

partijen vooral vertegenwoordigd in succesvolle

STREP’s, kort gevolgd door IP’s en CA’s. Bij alle

succesvolle Nederlandse deelnemingen waren vier

coördinatoren, drie STREP’s en een CA project.

Nederlandse organisaties hebben vooral gekozen

voor innovatieve concepten / veiligheid (NRG en

TU Delft) en stralingsbescherming (universiteiten,

universiteitsziekenhuizen en RIVM).

met een opvallende uitschieter naar 100% op het

gebied van management van radioactief afval.

Euratom is traditioneel een programma waaraan

vooral de onderzoekswereld deelneemt: 70% van

de deelnemers in succesvolle projecten is

universiteit of instituut. Dit wordt ook

weerspiegeld door de Nederlandse lijst van

succesvolle deelnemers:

1 Nuclear Research Group, Petten en Arnhem

2 TU Delft

3 Universiteit Utrecht

4 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu,

Leids Universitair Medisch Centrum

P R O J E C T I N D I E N I N G E N

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) I N D I E N I N G E N I N D I E N I N G E N P E R C E N TA G E

N L E U N L E U N L E U

Nuclear waste 85 14 31 14 26 100% 84%

Radiation protection 54 21 47 9 18 43% 38%

Nuclear technology 47 26 52 17 22 65% 42%

Totaal 186 61 130 40 66 66% 51%

P A R T I C I P AT I E S

O N D E R D E E L B U D G E T A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

( I N M L N . € ) P A R T I C I P AT I E S P A R T I C I P AT I E S P A R T I C I P AT I E S

N L E U N L E U N L E U

Nuclear waste 85 19 643 19 521 100% 81%

Radiation protection 54 28 718 7 440 25% 61%

Nuclear technology 47 33 514 27 369 82% 72%

Totaal 186 80 1875 53 1330 66% 71%

D E E L N A M E P E R C E N TA G E E U P A R T I C I P A N T E N N A A R T Y P E O R G A N I S AT I E B I N N E N S U C C E S V O L L E P R O J E C T E N

O N D E R D E E L I N D U S T R I E U N I V E R S I T E I T O N D E R Z O E K S - A N D E R S W A A R V A N

O R G A N I S AT I E M K B

Totaal 15% 24% 46% 15% 14%

V E R D E L I N G S U C C E S V O L L E E U P R O J E C T E N N A A R T Y P E

O N D E R D E E L I P I 3 N O E C A S S A S T R E P F E L L O W S H I P

Totaal 13 3 3 22 2 22 1

Page 39: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

B U D G E T V E R D E L I N G Z E S D E K A D E R P R O G R A M M A

B U D G E T

( I N M L N . € )

Integrating European Research € 12.438

Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid € 2514

Technologie voor de informatiemaatschappij € 3984

Nanotechnologie, materialen en productieprocessen € 1429

Lucht- en ruimtevaart € 1182

Voedselkwaliteit en -veiligheid € 753

Duurzame energiesystemen € 890

Transport € 670

Klimaatverandering en ecosystemen € 769

Burgers en bestuur in een kennismaatschappij € 247

Anticipating s/t needs € 1409

Beleidsondersteunend onderzoek

Opkomende wetenschappelijke problemen en inzichten € 590

Participatie van het MKB € 473

Internationale samenwerking € 346

Non-nuclear activities of the Joint Research Centre € 835

Structuring the era € 2854

Onderzoek en innovatie € 319

Onderzoeksbeurzen en trainingsfaciliteiten € 1732

Onderzoeksinfrastructuur € 715

Wetenschap en samenleving € 88

Strengthening the foundations of era € 347

Nationale en regionale coördinatie van onderzoek € 292

Ontwikkeling van onderzoeks- en innovatiebeleid € 55

Totaal zesde kaderprogramma € 17.883

Euratom € 1230

Totaal € 19.113

76 77

K P 5 P R O J E C T I N D I E N I N G E N

O N D E R D E E L A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

I N D I E N I N G E N I N D I E N I N G E N P E R C E N TA G E

N L E U N L E U N L E U

Quality of life and management of living resources 884 10.141 177 1814 20,0% 17,9%

User-friendly information society 456 10.387 146 2612 32,0% 25,1%

Competitive and sustainable growth 250 4224 118 1342 47,2% 31,8%

Environment and sustainable development 308 3775 51 470 16,6% 12,5%

Energy 166 1936 74 600 44,6% 31,0%

Confirming the international role of Community research 846 6376 139 1224 16,4% 19,2%

Promotion of innovation and encouragement of SME 405 5150 197 2021 48,6% 39,2%

Improving the human research potential and the

socio-economic knowledge base 978 17.556 396 6428 40,5% 36,6%

Totaal 4293 59.545 1298 16.511 30,2% 27,7%

K P 5 P A R T I C I P AT I E S

O N D E R D E E L A A N TA L S U C C E S V O L L E S U C C E S

P A R T I C I P AT I E S P A R T I C I P AT I E S P E R C E N TA G E

N L E U N L E U N L E U

Quality of life and management of living resources 6454 94.431 1102 13.628 17,1% 14,4%

User-friendly information society 2728 71.943 805 18.114 29,5% 25,2%

Competitive and sustainable growth 2144 37.089 869 12.806 40,5% 34,5%

Environment and sustainable development 2007 33.034 325 4741 16,2% 14,4%

Energy 955 12.639 432 4317 45,2% 34,2%

Confirming the international role of Community research 967 19.789 159 3799 16,4% 19,2%

Promotion of innovation and encouragement of SME 1280 18.925 543 7265 42,4% 38,4%

Improving the human research potential and the

socio-economic knowledge base 1593 25.184 645 9221 40,5% 36,6%

Totaal 18.128 313.034 4880 73.891 26,9% 23,6%

Annex 1: KP6 budgetverdeling voorgesteld door de Europese Commissie (bijgewerkt t/m april 2004) Annex 2: KP5 Projectindieningen en participaties

Page 40: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

7978

Page 41: Nederland en het Zesde Kaderprogramma - RVO.nl...Inleiding 6 Prioriteit 1 16 Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor de gezondheid Prioriteit 2 20 Technologie voor de

Hoewel deze publicatie met de grootst mogelijke zorg is samengesteld, kan SenterNovem geen

enkele aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele fouten. Bij publicaties van SenterNovem die

informeren over subsidieregelingen geldt dat de beoordeling van subsidieaanvragen uitsluitend

plaatsvindt aan de hand van de officiële publicatie van het besluit in de Staatscourant.

EG-Liaison is in Nederland het nationaal contactpunt van de Europese

Commissie voor het Europese Kaderprogramma voor Onderzoek en

Technologie. Zij geeft gratis en onafhankelijk informatie en advies aan

bedrijven, (onderzoeks)instellingen en overheden die toegang zoeken tot

Europese programma’s. Daarnaast helpt zij bij het vinden van partners en

interessante projecten in Europa. EG-Liaison is een onderdeel van

SenterNovem, een agentschap van het Ministerie van Economische Zaken.

SenterNovem / EG-Liaison

Juliana van Stolberglaan 3

Postbus 93144

2509 AC Den Haag

Telefoon 070 373 52 50

Telefax 070 373 56 50

www.egl.nl

[email protected]

december 2006