Oc Brochure

Embed Size (px)

Citation preview

KA Zaventem Hoogstraat 50 1930 Zaventem

Onderzoekscompetentie derde graad ASO

Infobrochure voor de leerlingen

2010-2011

Koninklijk Atheneum Zaventem

2

InhoudInleiding Afspraken Verloop van de onderzoeksopdracht Stappenplan Scoretabel Chronologie Bronnen- en materialenlijst Logboek Onderzoeksopdracht en vragenblad Voorblad Praktische richtlijnen Het maken van een bibliografie Evaluatieformulier Peerevaluatie

InleidingIn de derde graad van je middelbare school wordt van je verwacht dat je voldoet aan specifieke eindtermen geordend onder de titel onderzoekcompetentie. De inhoud van deze eindtermen luidt als volgt : De leerlingen kunnen : - zich orinteren op een onderzoeksprobleem door gericht informatie te verzamelen, te ordenen en te bewerken; - over een studiegebied een onderzoeksopdracht voorbereiden, uitvoeren en evalueren; - de onderzoeksresultaten en conclusies rapporteren en ze confronteren met andere standpunten; De nadruk ligt hierbij op het ontwikkelen van wetenschappelijke en communicatieve vaardigheden zoals : - informatievaardigheden (informatie verzamelen en verwerken); - onderzoeksvaardigheden en/of ontwerpvaardigheden; - communicatieve of presentatievaardigheden; Het onderwerp van je onderzoek sluit aan bij je studierichting. Je studierichting in de derde graad bestaat uit twee polen, behalve de studierichting Humane Wetenschappen die slechts n pool heeft. Wie bijvoorbeeld de studierichting Wetenschappen-Wiskunde volgt, heeft twee polen : de pool wetenschappen (chemie, biologie, fysica en aardrijkskunde) en de pool wiskunde. Voor elke pool moet je een onderzoeksopdracht uitvoeren. Deze verplichting is door de Vlaamse regering opgelegd. In het vijfde jaar zal een onderzoeksopdracht voor wetenschappen, Latijn, en economie worden uitgevoerd. In het zesde jaar wordt een onderzoeksopdracht voor wiskunde en talen uitgevoerd. Voor de pool humane wetenschappen zal in overleg met de betrokken leerkracht bepaald worden of de onderzoeksopdracht in het vijfde of in het zesde jaar plaatsvindt. De leraars van de betrokken polen hebben een lijst met onderzoeksopdrachten. Met je team (twee of drie leerlingen) kan je hieruit een onderwerp kiezen. Je mag eveneens zelf een opdracht voorstellen, die wel ter goedkeuring moet worden voorgelegd.

Koninklijk Atheneum Zaventem

3In de meeste gevallen betreft het een open onderzoeksopdracht. Een kritische literatuurstudie mag. In sommige gevallen zal het onderzoek het karakter van een technisch of een eerder creatief onderwerp hebben. Om je opdracht vlot uit te werken is er een verplicht stappenplan. Hierin staat uitgelegd welke stappen je zal moeten volgen om je opdracht succesvol uit te voeren. Onmisbaar hierbij is het logboek, dat je steeds goed moet invullen. Vakleraars (elke groep heeft een mentor) zullen je hierbij begeleiden en je ook evalueren tijdens je onderzoeksproces. In de scoretabel lees je voor hoeveel punten elke onderzoeksstap meetelt in de procesevaluatie en hoe de eindevaluatie van je werk zal gebeuren. Deze evaluatie wordt vermeld op het rapport (DW 1, DW 2 en DW 3). Zeer belangrijk is de timing. In de tabel chronologie word je duidelijk genformeerd over de tijdstippen waarop de verschillende onderzoeksstappen moeten afgerond zijn en op welk moment ze worden gevalueerd. Je moet je onvoorwaardelijk aan deze timing houden. Reflecteren over je werk, wat gaat goed, wat gaat fout, waaraan ligt dat, wat doe je eraan, doe je geregeld tijdens de uitvoering van je opdracht. De presentatie van je werk vormt het sluitstuk van je opdracht.

Afspraken1. Bij het uitwerken, maar vooral voor de presentatie van het eindresultaat, van je onderzoeksopdracht is ict verplicht. Bij de mondelinge presentatie wordt verplicht PowerPoint aangewend. 2. Werken aan je onderzoeksopdracht doe je met je groep en meestal buiten de lesuren. Je mentor kan klassikale momenten inschakelen, tijdens de lesuren of soms erbuiten (vb. tijdens een 8ste lesuur). Je aanwezigheid is dan verplicht. 3. Het onderzoek is teamwerk, het onderzoeksdocument is een groepsdocument. Ieder lid van het team bezit een exemplaar. Er moeten tevens drie exemplaren worden ingediend. 4. Je moet als team zlf voldoende initiatief nemen om vooruitgang te boeken in de onderzoeksopdracht. 5. Indien zich tijdens het onderzoeksproces problemen voordoen van welke aard ook, is het aan de leerlingen om contact op te nemen met de mentor.

Koninklijk Atheneum Zaventem

4

Verloop van de onderzoeksopdrachtDe onderzoeksopdracht bestaat uit vier fasen onderverdeeld in verschillende stappen. Verschillende fasen Orinteren Verschillende stappen Stap 1 : orinteren op het onderzoeksprobleem Stap 2 : formuleren van de onderzoeksvraag. Voorbereiden Uitvoeren Stap 3 : maken van een stappenplan bij de onderzoeksopdracht Stap 4 : verwerven van informatie Stap 5 : verwerken van informatie Stap 6 : beantwoorden van de vragen en formuleren van de conclusies. Reflectie Stap 7 : presentatie van je onderzoek Stap 8 : eigen reflectie van het onderzoeksproces en onderzoeksproduct.

StappenplanBij elke onderzoeksstap worden van jou een aantal activiteiten verwacht. Deze staan hieronder beschreven. Je houdt individueel een logboek bij.

Fase 1 : OrinterenStap 1 : Kies je onderzoeksopdracht en je partners Je kiest uit de lijst onderzoeksopdrachten die de poolleerkrachten aanbieden een opdracht of een ander onderzoek dat je interesse wegdraagt en dat je ziet te realiseren. Het kan helpen als je over het onderwerp al iets afweet, maar nieuwe themas kunnen een mooie uitdaging zijn. Schrijf in een paar zinnen je motivatie voor je keuze neer. De onderzoeksopdracht is teamwerk en dus moet je ook vastleggen met welke andere leerlingen je zal samenwerken. Denk hierover voldoende na. Onderschat de keuze van een partner niet! De keuze van een partner is van belang omdat je een lange periode moet samenwerken. Het is belangrijk dat partners dezelfde belangstelling voor het onderwerp hebben en dat jullie goed kunnen samenwerken. Stap 2 : Formuleer je onderzoeksvragen In deze stap formuleer je je onderzoeksvraag of vragen. Dit mogen er maximaal drie zijn. Via deze vragen leg je vast welke de doelstellingen van je onderzoek zijn.

Koninklijk Atheneum Zaventem

5Onderzoeksvragen helder formuleren is vaak moeilijker dan het lijkt. Daarom zal je mentor over deze vragen zijn akkoord moeten geven. Zo heb je ook meer garantie op succes. Om na te gaan of je deelvragen realistisch zijn, kan je onder meer gebruikmaken van de onderstaande controlevragen: Is de vraag eenduidig en concreet geformuleerd, met andere woorden: kan ze maar op n manier begrepen worden? Kan je de vraag beantwoorden door bijvoorbeeld een meting uit te voeren, een telling, een onderzoek? Is de opdracht uitvoerbaar binnen de tijd die je hebt en met de beschikbare middelen? In de onderzoeksvraag en de deelvragen wordt gevraagd naar het - wie, wat, waar, wanneer, hoe, waarom, waardoor, waarvoor, waarmee, waartoe Een paar voorbeelden:Wat is de gangbare definitie? Welke kenmerken heeft het? Waaruit bestaat het? Welke soorten zijn er te onderscheiden? Waartoe behoort het? Hoe gebeurt het? Welke voorwaarden maken het mogelijk? Waar komt het voor? Welke methode wordt ervoor gebruikt?

Er zijn verschillende soorten onderzoeksvragen:-

-

vergelijkende: je probeert overeenkomsten en/of verschillen te vinden. verklarende: je zoekt een antwoord op de vraag: Hoe komt het dat. voorspellende: je onderzoekt hoe iets in de toekomst zal zijn. probleemoplossende of regelgevende: je probeert op basis van onderzoek een probleem op te lossen of hier een bijdrage aan te leveren.

Tijdens het opzoeken van je informatie of tijdens het maken van een ontwerp of het opstellen van een proefopstelling kun je tot de constatatie komen dat je de onderzoeksvraag moet aanpassen. Dat moet je zeker doen. Overleg wel hierover met je mentor.

Fase 2 : VoorbereidenStap 3 : Stel een plan van aanpak op. Het bestaat uit een onderzoeksplan en een tijdsplan. In het onderzoeksplan worden achtereenvolgens de hoofdvraag, de deelvragen, de hypothesen/verwachtingen, de werkwijze/methode, de informatiebronnen/hulpmiddelen, de presentatievorm en de taakverdeling opgenomen. In een tijdsplan staat hoe lang een activiteit duurt en wie deze uitvoert en wanneer. Wanneer je alle activiteiten in de goede volgorde hebt gezet, zet je per activiteit het aantal uren dat je denkt nodig te hebben om ze uit te voeren. In een groep is het belangrijk te weten: Wie voert wat uit en wanneer?. Uit het plan moet duidelijk blijken wat de bijdrage van elk lid van de groep is. Hiervoor moet je je activiteiten in detail beschrijven in het plan van aanpak en ervoor zorgen dat de individuele planningen op elkaar zijn afgestemd. Vanzelfsprekend moeten het plan van aanpak en het logboek met elkaar overeenkomen. Maar het kan gebeuren dat je van het oorspronkelijke plan van aanpak afwijkt. In de kolom bijsturing of opmerkingen van je logboek geef je de reden waarom je bent afgeweken van het oorspronkelijke plan.

Koninklijk Atheneum Zaventem

6Voorbeeld van een plan van aanpak

OnderzoeksplanHoofdvraag Deelvragen Hypothesen Verwachtingen Werkwijze Methode Informatiebronnen Hulpmiddelen Presentatievorm TaakverdelingWat is de invloed van de temperatuur op de snelheid van gisting van glucose? Is er een optimale temperatuur? En zo ja, welke is dat? Welke processen vinden bij gisting plaats en kunnen wij die processen volgen door het meten van de optische activiteit met een polarimeter? We verwachten dat er een optimale temperatuur is en dat die in de buurt van 40C ligt. Omdat glucose rechtsdraaiend is, verwachten we dat we uit de draaihoek informatie kunnen halen over het gistingsproces. We gaan gist toevoegen aan glucoseoplossingen van verschillende concentraties en die bij verschillende temperaturen vier uur laten staan. Daarna meten we met twee polarodfilters de optische draaiing. Uit boeken: . Tijdschriften.. Schriftelijk verslag en mondelinge presentatie (eventueel met PowerPoint ondersteund). An zal vooral de verwerking van de meetresultaten doen, omdat zij goed overweg kan met computerprogrammas en Els zal vooral de theoretische kant voor haar rekening nemen. Maar we zullen zoveel mogelijk samen doen.

TijdplanActiviteit Informatie verzamelen uit de literatuur en doorlezen Onderzoek uitvoeren en proefop- 12 stelling Proeven uitvoeren en gegevens 24 Verzamelen Gegevens ordenen en verwerken 20 Hoelang? 4 Wanneer? Maand, weeknr., dagdeel okt nov nov Jan Jan feb feb maa Wie? Els Samen An Samen

Stap 4 : verwerven van informatie.

Verzamel bij aanvang zoveel mogelijk informatie over je onderwerp. Begin met gemakkelijktoegankelijke informatiebronnen, zoals bijvoorbeeld een leerboek. Verzamel in het begin zoveel mogelijk trefwoorden rond een onderwerp. Aan de hand van deze trefwoorden kan je dan systematisch en gericht opzoeken (gebruik niet alleen digitale informatiebronnen, zoals internet). Je kan ook al contacten leggen met deskundigen, instellingen of bedrijven bezoeken, veldwerk uitvoeren... Je kan bij het opzoeken van informatie niet alles van begin tot einde lezen. Raadpleeg daarom bij boeken de inhoudsopgave en ga na welke hoofdstukken of paragrafen voor jouw werk waardevol, betrouwbaar en/of volledig zijn. Lees bij artikels de inleiding en het slot om te weten of er iets bruikbaars inzit. Verzamel al deze informatie ordentelijk in je bronnen- en materialenboek. Hiermee voorkom je veel onnodig zoekwerk bij het definitief samenstellen van de literatuurlijst (of bibliografie). Voor de evaluatie van je onderzoeksproces is het belangrijk dat je mentor kan zien dat je actief aan deze opdracht werkt. Je vult daarom continu je logboek nauwkeurig aan. Je mentor kan op elk moment je logboek opvragen. Iedere actie, hoe klein ook, zal je daarom noteren.

Koninklijk Atheneum Zaventem

7 Fase 3 : UitvoerenStap 5 : Verwerk al je informatie tot een coherent geheel. Bij de uitvoering is opnieuw het bijhouden van het logboek een must en misschien zal je je plan moeten bijsturen. In de vele informatie die je verzameld hebt, zal je nu moeten gaan schiften: welke info is essentieel als basiskennis voor het onderwerp? Ook uit de gegevens die nieuw uit je eigen onderzoek komen, zal je enkel de essentie moeten weerhouden. Materiaal verwerken betekent ook : - dat je de belangrijke passages kunt citeren, - dat je belangrijke passages kunt parafraseren (omzetten in je eigen woorden wat de auteur zegt, samenvatten of een taal gebruiken die je beter begrijpt). Stap 6 : Formuleer je conclusies. Ten slotte kom je tot de conclusie(s) van je onderzoek. Opnieuw is het hier : goed nadenken over de juistheid ervan en over de correcte formulering ! Herlees je onderzoeksvragen. Geeft je conclusie een antwoord op deze vragen ? Formuleer het negatief van je conclusie. Is je bewijsmateriaal sterk genoeg om dit negatief te weerleggen?

Fase 4 : Rapporteren en reflecterenStap 7 : Maak een presentatie van je onderzoek Deze presentatie kan een schriftelijk werkje zijn, een mondelinge uiteenzetting, een website, een artikel, een experiment, een debat, een poster De keuze wordt in overleg met de mentor bepaald. Het geheel moet beknopt zijn, maar hoe dan ook zeer goed voorbereid en verzorgd. Bij een groepspresentatie is het belangrijk dat elk lid van de groep precies weet wat hij of zij moet doen, zowel vooraf als tijdens de presentatie. Weet van elkaar wat je gaat zeggen en overleg hoeveel spreektijd iedereen krijgt. Oefen de presentatie met elkaar. Mocht n van de groepsleden op dag van de presentatie ziek zijn, zorg er dan voor dat de rest van de groep de presentatie toch nog kan verzorgen. Bij een mondelinge presentatie is zowel de non-verbale als de verbale communicatie belangrijk. Het is niet alleen belangrijk wat je vertelt, maar ook hoe je communiceert: hoe je beweegt, het publiek aankijkt, hoe je met PowerPoint werkt en of je vriendelijk en enthousiast bent. Stap 8 : Reflecteer over de onderzoeksopdracht Zelfevaluatievragen sluiten bij je logboek aan. Ze doen je nadenken over je aanpak (wat ging vlot, wat kon beter) en over het werken in team. In de peer-evaluatie bekijk je hoe andere teams het ervan afbrachten. Hieruit kan je inspiratie opdoen voor later. Hiervoor vul je het passende document van je dossier in.

Koninklijk Atheneum Zaventem

8

Scoretabel

OnderzoeksstapOrinteren 1. Keuze van de onderzoeksopdracht en je partners. Motiveer je keuze in een korte tekst. 2. Formuleer de onderzoeksvragen. Leg je vragen voor ter goedkeuring. Voorbereiden

MaximumScore5

Behaalde score

Handtekening mentor

10

5 3. Maak een onderzoeksplan. Uitvoeren 4. Verwerven van informatie (zoek info, leg contacten,). Vul je logboek aan. Doe aan zelfreflectie. 5. Verwerken van de informatie. Voer je onderzoek volgens plan uit en verwerk de informatie. Doe aan zelfreflectie. 6. Beantwoorden van vragen en het formuleren van conclusies. Rapporten en reflecteren 7. Presentatie van je eindwerk : Schriftelijke presentatie Mondelinge presentatie 25 10 5 100 5

20

15

8. Eigen evaluatie van het onderzoeksprocesTotaal

RapportDW1 : stap 1, 2 en 3 : 20 punten (te herleiden naar 10 op het rapport) DW 2 : stap 4, 5 en 6 : 40 punten (te herleiden naar 10 op het rapport) DW3 : stap 7, 8 : 40 punten (te herleiden naar 10 op het rapport)

Koninklijk Atheneum Zaventem

9

ChronologieDe onderstaande tabel vermeldt op welk moment de verschillende stappen van je onderzoek zullen worden beoordeeld. De datums in de tabel zijn limietdatums en dienen stipt te worden gerespecteerd.

Algemene inleiding 5des : 13 september 2010 Beoordelingsmoment 1: 14 oktober 2010 Procesbegeleiding : 26 oktober 2009 Beoordelingsmoment 2: 10 november 2010

In polyvalente zaal 6de lesuur : verdeling van de groepen Stap 1: kies je opdracht en je partners In lokalen 8ste lesuur Stap 2: formuleer je onderzoeksvraag Stap 3: maak een plan van aanpak Stap 4: zoek informatie en vul je logboek in In lokalen 8ste lesuur Stap 5: verwerk de informatie Stap 6: formuleer je conclusies

Beoordelingsmoment 3: 19 januari 2011 Procesbegeleiding : 4 februari 2011 Beoordelingsmoment 4: 14 maart 2011

Procesbegeleiding : 26 april 2011 Beoordelingsmoment 5: 4 mei 2011

In lokalen 8ste lesuur (proefpaper) Stap 7: schriftelijke presentatie van het eindwerk afgewerkt en ter controle ingediend Stap 7: mondelinge presentatie van het eindwerk. Stap 8: eigen evaluatie

Beoordelingsmoment 6: 17 19 mei 2011

Koninklijk Atheneum Zaventem

10

Bronnen- en materialenlijstWaar vind je informatie over je onderwerp ? Die vindplaatsen moemt men bronnen. Eens een bepaalde info gevonden zul je die moeten bijhouden en op een systematische wijze classificeren zodat je te allen tijde de gegevens kunt terugvinden. Alles in een lade van je kast gooien of in je kamer laten rondslingeren is niet aangeraden. Neem zoveel mogelijk gegevens op, want onbelangrijke details kunnen later essentile informatie blijken te zijn. Orden de gegevens in de lijst vanaf het begin zoveel mogelijk. Afhankelijk van het onderwerp van je eindwerk of je eigen voorkeur kan dit : - chronologisch - naar activiteit - naar deelonderwerp - of naar onderzoeksvraag (of deelvragen) Niet alleen de aard van de bronnen is belangrijk, maar ook de specifieke bronvermelding. Onthou dat het voor je mentor of andere genteresseerden, steeds mogelijk moet zijn om de informatie, op basis van je bronvermelding terug te vinden. Het bijhouden van een bronvermelding vereenvoudigt het later opstellen van de literatuurlijst.

LogboekHet logboek is een chronologisch overzicht van geplande en uitgevoerde activiteiten. Het is voor jou een hulpmiddel bij het systematisch verzamelen van informatie en voor je leerkracht (mentor) een hulpmiddel om snel inzicht te krijgen in het gevolgde werkproces, zodat je mentor je kan bijsturen indien nodig. In het logboek staan zaken zoals datum, tijd, plaats, verrichte werkzaamheden, eventueel aangevuld met bijsturing en/of opmerkingen. Bij groepswerk moet ieder lid zijn eigen logboek maken en bijhouden. De bijdrage van elke leerling moet dus goed zichtbaar zijn in het logboek. Aan de verschillende logboeken kan je mentor dus zien welke bijdrage ieder groepslid heeft geleverd. Hiemee kan rekening worden gehouden bij de beoordeling. Het logboek kan te allen tijde worden opgevraagd ter controle. Voorbeeld van een logboek

LOGBOEK VAN .. Datum / Plaats Plaats 15/10/05 school Tijd 1u20min Agendapunten - bespreking informatie - notering bronnen - opstellen tekst Uitvoering - artikels besproken en niet weerhouden - eerste twee alineas tekst opgesteld - afspraken gemaakt over verdeling activiteiten - fouten verbeterd in tekst inflatie; laatste alinea aangepast - steeds spellingscontrole inschakelen Bijsturing

23/10/05 bij Luk thuis

2u10min

- controle tekst inflatie - keuze artikels - lay-out inhoudstabel opmaken

Onderzoeksopdracht en je partnersKoninklijk Atheneum Zaventem

11

Geef een beschrijving van de onderzoeksopdracht : ..

Team : 1. 2. 3. Motiveer je keuze in een korte tekst. ..

Heb je voorkennis over dit onderwerp ? neen een beetje voldoende zeer veel

Formuleer je onderzoeksvragen (maximaal 3)

Koninklijk Atheneum Zaventem

12

1. 2. 3.

Goedkeuring van je mentor ja : ga verder neen : herformuleer je onderzoeksvragen

KONINKLIJK ATHENEUM ZAVENTEMKoninklijk Atheneum Zaventem

13

SCHOOLJAAR 2010-2011 ONDERZOEKSOPDRACHT in de pool

Titel

Team : namen + klas ; je eigen naam eerst en onderstreept .. ..

Mentor :

Praktische richtlijnen

Koninklijk Atheneum Zaventem

14

Het schriftelijk verslag Een structuur of een schema maken Voor je begint te schrijven maak je een schema. Dit is eigenlijk een voorlopige inhoudstafel. Het maken van een schema helpt je om alle aandacht te kunnen besteden aan samenhang en formulering.

Het eigenlijke werkDeel je werk in in hoofdstukken - die niet noodzakelijk hoeven overeen te stemmen met de stappen van de structuur - en zo nodig in delen. Besteed ook de nodige aandacht aan een logische en overzichtelijke indeling binnen elk hoofdstuk (in paragrafen en subparagrafen). Een voorbeeld van een indeling:Woord vooraf Inhoudsopgave Inleiding Deel I Hoodfdstuk I

11.1.

1.1. 1. 2Hoofdstuk 2 ] Deel I I Besluit Bibliografie Appendix/Bijlagen

1.1.

De eigenlijke tekst - Je werk telt ongeveer 10 pagina's eigenlijke tekst (inclusief voorwoord, inleiding, besluit en bijlagen). - Houd steeds je onderzoeksdoel voor ogen en schrap zeker informatie die wel interessant is, maar weinig met het doel te maken heeft. - Schrijf n hoofdstuk zonder veel tijdsonderbrekingen uit. Dat bespaart je veel tijd en dat zorgt voor eenheid. - Laat een hoofdstuk dat je geschreven hebt steeds enkele dagen rusten. - Probeer zo te schrijven dat een doorsnee medeleerling je werk begrijpt. Neem dus geen zwaar jargon over en schrijf helder en beknopt. Lees dus wat je geschreven hebt na met het oog van een vreemde lezer. Die moet begrijpen wat er staat, niet wat jij eventueel bedoelt. - Laat iemand anders je tekst nalezen. - Gebruik een zakelijke en objectieve stijl. - V erbind je zinnen, alinea's en hoofdstukken onderling. Gebruik verbindingswoorden, schrijf de kernzinnen aan het begin van je alinea's, leg in taal de structuur van je hoofdstukken en

Koninklijk Atheneum Zaventem

15paragrafen uit, zorg voor een overgangszin naar een volgend hoofdstuk... - Zorg ervoor dat het geheel en alle onderdelen evenwichtig worden uitgebouwd. - Durf schrappen, herwerken en opnieuw beginnen. - Werk met een tekstverwerker en verzorg de lay-out. De inleiding en het besluit schrijven Zowel de inleiding als het besluit schrijf je pas als je werk volledig af is. De inleiding Zorg voor een vlotte schrijfstijl die de interesse van de lezer wekt. De inleiding bevat: - keuze en afbakening van je onderwerp, - de gevolgde aanpak (werkhypothese, de moeilijkheden die zijn opgedoken en hoe je die hebt opgelost), - formulering van de uiteindelijke onderzoeksvragen, - structuur van de tekst. Je kan ook vermelden - waarom sommige deelonderwerpen niet werden behandeld en andere wel. - hoe je te werk gegaan bent bij het zoeken naar informatie en waar je die hebt gezocht. Het besluit Het besluit schetst een overzicht van de afgelegde weg en zet jouw standpunt over het onderwerp samengevat uiteen. Je brengt hier dus een algemene conclusie. Ga uit van vaststellingen en van zowel positieve als negatieve ervaringen. Andere onderdelen van je werk Voorwoord In het woord vooraf of voorwoord omschrijf je binnen welk kader je het werk hebt geschreven (eindwerk, laatste jaar ASO, richting, vakken). Je kunt hierin ook de personen bedanken die je hebben begeleid bij je eindwerk (ouders, vrienden, personen die je informatie bezorgden, leerkrachten ... ). Vermeld de belangrijkste personen eerst en let op de schrijfwijze van hun naam. Inhoudsopgave De inhoudsopgave geeft de lezer een eerste indruk van de inhoud en de structuur van je werk en is dus een belangrijk onderdeel. Je neemt hier de titels van de hoofdstukken en onderverdelingen letterlijk over. Bijlage(n) Als een illustratie of document een onmisbaar onderdeel uitmaakt van je werk, neem je het op in je tekst. Heb je veel formulieren, artikels, illustraties, dan plaats je ze achteraan als bijlagen. In de eigenlijke tekst verwijs je duidelijk naar die bijlagen (in de vorm van een voetnoot). Iedere bijlage krijgt een nummer, een titel en een bronvermelding. Voeg eventueel ook een blad toe met een overzicht van alle bijlagen. Bibliografie In de literatuurlijst of bibliografie geef je een opsomming van de informatiebronnen die je echt hebt geraadpleegd. Voor een correcte vormgeving in de opsomming zie onderdeel: Het maken van een bibliografie. Illustraties

Koninklijk Atheneum Zaventem

16Elke illustratie krijgt een nummer en een naam. Nummer foto's, grafieken en andere illustraties apart. Vermeld telkens de bron. Lay-out van je werk Je gebruikt het voorgedrukte blad als kaftblad en als voorblad van je werk (zie pagina 13). Voor het typwerk hou je je aan de volgende afspraken voor de tekst: Lettertype en grootte: - Arial (11) - Times New Roman (12) - Verdana (11) Regelafstand (interlinie): 1,5 Marges: boven: 2,5 onder: 2,5 links: 4 (omdat je werk moet worden ingebonden) rechts: 1 (2,5 is de standaardinstelling van Word. Om ze te wijzigen ga je naar Bestand/File en klik je op pagina instelling/Page Setup en dan kan je bij marges/margin de instellingen wijzigen.) Als je werkt in MS Word kan er automatisch een inhoudsopgave worden aangemaakt. Je laat je werk inbinden en je geeft twee exemplaren af. Zorg dat je er zelf ook een bezit. De mondelinge presentatie Tijdens je mondelinge presentatie gebruik je PowerPoint. Als je hiermee niet overweg kan, zal er in de loop van het tweede trimester een initiatieles worden ingericht zodat je dit programma toch kan gebruiken. Indien je thuis niet beschikt over PowerPoint zal de mogelijkheid geboden worden om je presentatie op school te maken. Je maakt tevens handouts (gedrukte versie van je PowerPointpresentatie) met zes dias op n blad

Het maken van een bibliografieHou je strikt aan de ter zake geldende conventies. Noteer dat er verschillende systemen (bv. het Harvard Reference System of het Note Reference System) en varianten hierop bestaan. Belangrijk is dat de lezer de oorspronkelijke bron gemakkelijk kan terugvinden en dat je een gekozen methode consequent toepast. Wij gebruiken hier de BIN-normering. De bronnen moeten alfabetisch worden gerangschikt op auteursnaam (of naam van de instelling). Heb je meerdere werken van eenzelfde auteur geraadpleegd, dan moeten deze chronologisch worden gerangschikt (oudste eerst). Ten einde enige eenvormigheid te bereiken voor de bronvermelding in onderzoeksopdrachten, boekbesprekingen, publicaties e.d., volgen hieronder enkele normen. OPMERKINGEN In een tekst moet de lezer ervan op aan kunnen dat de gebruikte bronnen en publicaties duidelijk, volledig en ondubbelzinnig zijn vermeld. Vermeld in de bibliografie altijd alle publicaties die je gebruikt hebt en waarnaar die in de hoofdtekst en/of in de noten verwijst. Het gaat daarbij om de verantwoording van de inhoud van je betoog: als je een woordenboek hebt gebruikt, vermeld je dat doorgaans niet. Voordat je een werkstuk inlevert, controleer je altijd of je bibliografie compleet en correct is. Houd je bij het beschrijven van publicaties aan de regels die volgen.

Koninklijk Atheneum Zaventem

17Neem de gegevens voor een volledige titelbeschrijving zo veel mogelijk over van de titelpagina van een boek en niet van het omslag of van de zogenaamde Franse pagina (waarop vaak alleen de hoofdtitel van het boek vermeld wordt). Een titelpagina bevat doorgaans de auteursnaam, de hoofd- en eventuele ondertitel, de plaats en het jaar van uitgave en de uitgever. Vaak staan er op de titelpagina nog andere belangrijke gegevens, zoals de aanduiding welke druk van het werk je in handen hebt en of het een gewijzigde of zelfs geheel herziene druk betreft. Als op de titelpagina gegevens ontbreken die je via de bibliotheekcatalogus hebt achterhaald (het jaar van uitgave bijvoorbeeld), dan zet je die tussen vierkante haken. Bijvoorbeeld:of Jansen, Jan. ([2002]) Hoe schrijf ik een scriptie. Amsterdam: Bert Bakker. Pietersen, Piet. (2003) Hoe overleef ik mijn studie. [Utrecht:] Het Spectrum.

Cursiveer boektitels en plaats titels van artikelen tussen enkele aanhalingstekens. Plaats dus nooit aanhalingstekens om een boektitel en zet de titel van een artikel nooit cursief. En gebruik al helemaal niet beide systemen door elkaar: iets wat gecursiveerd is, staat nooit ook nog eens tussen aanhalingstekens. Alfabetiseer je bibliografie. Je rangschikt de publicaties op achternaam van de (eerste) auteur van de publicatie. Als je meerdere titels van dezelfde auteur opneemt, rangschik je die in chronologische volgorde. Hier volgen de vuistregels voor titelbeschrijvingen van respectievelijk een boek, een artikel of hoofdstuk in een boek, een artikel in een tijdschrift of krant, een recensie, films, muziekstukken, beeldende kunst en digitale bronnen. 1.Boek - achternaam auteur, komma, voornaam of voorletters, punt - jaartal tussen haakjes - titel van het boek cursief, punt - nadere gegevens betreffende de uitgave (indien van toepassing), puntkomma - reeks waarin het werk is verschenen, puntkomma - deel of band (indien van toepassing), punt - plaats of plaatsen (gescheiden door Duitse kommas) van uitgave, dubbelpunt - uitgever - puntJensen, Stine. (2002) Waarom vrouwen van apen houden. Een liefdesgeschiedenis in cultuur en wetenschap. Amsterdam: Bert Bakker. Alphen, E. van e.a. (ed.). (1996) Op potische wijze. Een handleiding voor het lezen van pozie. Bussum: Coutinho/Heerlen: Open Universiteit.

Wanneer je verwijst naar een boek waarvan de auteur niet bekend is, maar wel de redacteur, vertaler of tekstbezorger, dan vermeld je het item in de bibliografie als volgt (bij de L):Lanseloet van Denemerken. Een abel spel (1995). H. van Dijk (ed.). Amsterdam: Amsterdam University Press.

Let op: de regels voor hoofdlettergebruik (kapitalisering) zijn in het Engels en in het Duits anders dan in het Nederlands. Kapitaliseer zoals aangegeven op de titelpagina. Hier een voorbeeld:Bakhtin, M.M. (1981) The Dialogic Imagination. Four Essays. Michael Holquist (ed.), Caryl Emerson & Michael Holquist (tr.); Slavic Series, no. 1. Austin: University of Texas Press.

2.Artikel of hoofdstuk in boek De titelbeschrijving van een artikel of hoofdstuk bevat de volgende onderdelen: - achternaam auteur, komma, voornaam of voorletters, punt

Koninklijk Atheneum Zaventem

18- jaartal tussen haakjes - titel van artikel of hoofdstuk tussen enkele aanhalingstekens, komma, in: - redacteur(en) van boek, aangegeven met (ed.) of (eds), komma - verder als bij boek, dubbelpunt - begin- en eindbladzijde - puntMontaigne, Michel de. (2001) Over de genegenheid van vaders voor hun kinderen, in: Idem, Essays. Frank de Graaff (tr.). Amsterdam: Boom: 449-470. Lulofs, F. (1983) Inleiding, in: Van den vos Reynaerde. F. Lulofs (ed.), W.P. Gerritsen (Ten geleide). Groningen: Wolters-Noordhoff: 11-59.

Het laatste voorbeeld hierboven vermeldt op de titelpagina: De tekst kritisch uitgegeven, met woordverklaringen, commentaar en tekstkritische aantekeningen door F. Lulofs met een ten geleide van W.P. Gerritsen. Een vertaler wordt aangeduid door (tr.) achter de naam te zetten. 3.Artikel in tijdschrift of krant - achternaam auteur, komma, voornaam of voorletters, punt - jaartal tussen haakjes - titel van artikel tussen enkele aanhalingstekens, komma, in: - titel van tijdschrift of krant cursief, komma - jaargang (of maanden) en /of nummer vermelden - bladzijden in het tijdschrift vermelden - puntSmelik, Anneke. (1997) Het kannibalistische oog van de cyborg. Reflecties over een nieuw genre in de sciencefiction film, in: Tijdschrift voor vrouwenstudies, 69, jg.18, nr.1: 5-21.

4.Recensie in tijdschrift of krant - achternaam auteur, komma,voornaam of initialen, punt - jaartal tussen haakjes - titel van de recensie tussen enkele aanhalingstekens, punt (indien van toepassing) - teksthaak openen, Bespreking van, dubbelpunt, - titelbeschrijving van besproken publicatie (als bij boek, bundel of artikel), teksthaak sluiten, komma, in: - titel van tijdschrift of krant cursief, komma - bij tijdschrift: jaargang, deelnummer, aflevering, dubbelpunt - bij krant: datum, dubbelpunt - bladzijden in het tijdschrift / de krant vermelden - puntFens, Kees. (2002) Over rekkelijken en preciezen. [Bespreking van: Sanders, Mathijs. (2002) Het spiegelend venster. Katholieken in de Nederlandse literatuur, 1870-1940. Nijmegen: Vantilt], in: de Volkskrant, 25 januari 2002: 24. Wackers, Paul. (2002) [Bespreking van: Stroobant, A. & I. Spijker. (2000) Een paard uit duizenden. Het Ros Beiaard in woord en beeld. Dendermonde: Rotary Dendermonde], in: Nederlandse letterkunde, jg.7, nr.3, augustus: 233-235.

5.Film, tv en video - titel van film, clip of programma cursief, punt - achternaam regisseur, voornaam of voorletters, punt - jaar (film) of datum (televisie) van productie tussen haakjes - bij video of dvd: aard van beelddrager - land van productie, dubbelpunt - nadere gegevens betreffende de uitgave (filmmaatschappij, producent) gescheiden door

Koninklijk Atheneum Zaventem

19puntkommas - aanduiding aflevering of onderdeel (bij televisie) - puntGebroken spiegels. Gorris, Marleen. (1984) Nederland: Sigma Filmproductions; producent: Matthijs van Heijningen. Najib en Julia. Gogh, Theo van. (2002) Nederland: AVRO / Column producties. Aflevering 2. 6.Digitale bronnen

6.1.Digitale kunst op internet, world-wide-webpaginas (www) of websites - achternaam auteur, komma, voornaam of voorletters, punt - datum van uitgave (dag of jaartal) tussen haakjes - titel van artikel, hoofdstuk, of pagina tussen enkele aanhalingstekens, komma - titel van geheel werk of website in cursief punt - versie of file number tussen haakjes - volledig adres (inclusief http:// of https://, tot en met de laatste / of .html) onderstreept - datum waarop je de bron hebt geraadpleegd tussen haakjes - puntJackson, S. (1997) My Body, A Wunderkammer. http://www.altx.com/thebody/ (27 sept. 2004). Walker, J. R. en T. Taylor (18 nov. 2002) Preparing the Bibliographic Material, Basic Columbia Guide to Online Style. http://www.columbia.edu/cu/cup/cgos/idx_basic.html (20 sept. 2004).

6.2.E-mail, discussielijsten, en nieuwsgroepen - achternaam auteur, komma, voornaam of voorletters (of alias), punt - datum van uitgave tussen haakjes - onderwerp (subject), komma - naam van de lijst als het een discussielijst of een nieuwsgroep betreft in cursief - adres (URL of e-mailadres) onderstreept - datum waarop je de bron hebt geraadpleegd tussen haakjes - puntChakravarty, S. Courses on Gaming, [email protected] (14 sept. 2004). Cultural Studies Discussion List

6.3.Onlinenaslagwerken - achternaam auteur, komma, voornaam of voorletters, punt - datum van uitgave tussen haakjes - titel van artikel tussen enkele aanhalingstekens, komma en in: - auteur(s) of redacteur(en) van werk, komma - titel van het gehele werk cursief, punt - informatie over eerdere uitgave (indien van toepassing) - identificatie van de online-editie (indien van toepassing) - naam van de onlinedienst cursief - protocol of adres (URL) onderstreept - datum waarop je de bron hebt geraadpleegd tussen haakjes - puntWoolf, Virginia (1998), in: Wells, S. A Dictionary of Shakespeare. Oxford: OxfordUniversity Press. Oxford Reference Online. Oxford University Press. Radboud Universiteit / Universiteitsbibliotheek / Volledige teksten / Overige fulltext publicaties/ Oxford Reference Online http://www.oxfordreference.com/views/ENTRY.html?subview=Main&entry=t57.e805 (21 sept. 2004).

6.4.Elektronische publicaties en onlinedatabases - achternaam auteur, komma, voornaam of voorletters, punt - datum (dag of jaartal) van uitgave tussen haakjes - titel van artikel, hoofdstuk, of file tussen enkele aanhalingstekens, komma en in: - titel van tijdschrift, krant, of database

Koninklijk Atheneum Zaventem

20- versie of file number tussen haakjes - naam van de onlineservice (indien van toepassing) - protocol of adres (URL) onderstreept - datum waarop je de bron hebt geraadpleegd tussen haakjes - puntNotaro, A. (2000) Telling Imperial Histories: Contests of Narrativity and Representation in PostUnification Rome (1870-1911), in: Paisano, http://www.la.utexas.edu/paisano/paisano_two/AXNessay.html (13 sept. 2004). Plate, Liedeke. (2000) [Bespreking van: Cartelli, T. (1999) Repositioning Shakespeare: National Formations, Postcolonial Appropriations. London and New York: Routledge], in: Symploke jg. 8, nr.1-2 : 225-226. http://muse.jhu.edu/journals/symploke/v008/8.1plate.html (21 sept. 2004).

7.Mondelinge bronnen Omdat de idee achter een bronvermelding is, dat de gegevens controleerbaar moeten zijn, zijn mondelinge bronnen een problematische categorie. Toch kun of wil je er soms niet buiten. Onderzoek op basis van interviews of observaties (oral history) gebruikt zelfs uitsluitend mondelinge bronnen. De eerste regel die je hanteert is, dat je alleen naar gesproken tekst verwijst, wanneer je daar een neerslag van hebt, in de vorm van aantekeningen, opname, dictaat of uitgeschreven interview. Anders is de verwijzing immers niet controleerbaar; let wel: je verwijst naar het gesproken woord, niet naar je collegeaantekeningen! In voetnoot of bibliografie vermeld je achtereenvolgens de volgende gegevens: - aard van de overdracht (interview, lezing, hoorcollege) - eventueel: titel tussen aanhalingstekens (bij een hoorcollege is dat de naam van de cursus, dubbelpunt, titel of onderwerp college), komma - voornaam en achternaam spreker(s), punt - datum van de vastgelegde gebeurtenis tussen haakjes - plaats van de gebeurtenis - eventueel: dubbelpunt, titel van de organiserende instantie - puntInterview met Esther H. Lamers. (19 april 2005) Nijmegen. Hoorcollege Cultuurhistorische canon: Pierre Ablard, P. Raedts. (1 februari 2005) Nijmegen: Opleiding Algemene Cultuurwetenschappen.

8.Beeldende kunst Bij verwijzing naar een tentoonstellingscatalogus wordt dat gewoonlijk vermeld. Bijvoorbeeld:Singular Forms (Sometimes Repeated), Art from 1951 to the Present (tent.cat.). New York: Solomon Guggenheim Museum, 2004.

Bij een afbeelding van een kunstwerk of een gebouw hoort altijd een bijschrift. De vaste volgorde is bij een werk van beeldende kunst: - kunstenaar, punt - titel van het kunstwerk cursief, punt - jaartal, punt - techniek, maat, punt - collectie - punt bij een gebouw: - architect(en) of architectenbureau, punt - naam van het gebouw cursief, punt - plaats, jaartal

Koninklijk Atheneum Zaventem

21- puntVoorbeelden: Willem de Kooning. Woman II. 1952. Olieverf op doek, 149,9 x 109,2 cm. The Museum of Modern Art, New York. Richard Rogers en Renzo Piano. Centre national dart et de culture Georges Pompidou. Parijs. 1971-77.

Vaak betreft de afbeelding de documentatie door een foto:

Joseph Beuys. Wie man dem toten Hasen die Bilder erklrt. 1965. Performance. Galerie Schmela, Dsseldorf. Foto: Ute Klopphaus, Wuppertal.

Tot slot

Bij het citeren van bronnen kom je hoe dan ook telkens opnieuw voor verrassingen en 'probleempjes' te staan (geen auteursnaam, geen datum,,,.). Gebruik dan gewoon je gezond verstand en vermeld wat je vermelden kunt. Wat telt is dat je ervoor zorgt dat de genteresseerde lezer je bron makkelijk kan terugvinden, n dat je consequent bent in je systeem.

Koninklijk Atheneum Zaventem

22

Evaluatieformulier voor de leerling1. Was de orintatie op het onderzoeksprobleem moeilijk? Zeer eenvoudig Tamelijk eenvoudig Eenvoudig Tamelijk moeilijk Zeer moeilijk

Welke problemen kwam je zoal tegen?

Wat ga je de volgende keer anders doen en hoe?

2.

Was het formuleren van onderzoeksvragen moeilijk? Zeer eenvoudig Tamelijk eenvoudig Eenvoudig Tamelijk moeilijk Zeer moeilijk

Welke problemen kwam je zoal tegen?

Wat ga je de volgende keer anders doen en hoe?

3.

Ondervond je problemen bij het maken van een onderzoeksplan? Geen enkel probleem Een klein probleem Een groot probleem

Welke problemen kwam je zoal tegen?

Koninklijk Atheneum Zaventem

234. Ondervond je problemen bij het verwerven van informatie? Geen enkel probleem Een klein probleem Een groot probleem

Welke problemen kwam je zoal tegen?

Wat ga je de volgende keer anders doen en hoe?

5.

Was het verwerken van de informatie moeilijk? Zeer eenvoudig Tamelijk eenvoudig Eenvoudig Tamelijk moeilijk Zeer moeilijk

Welke problemen kwam je zoal tegen?

Wat ga je de volgende keer anders doen en hoe?

6.

Was het beantwoorden van vragen en het formuleren van conclusies moeilijk? Zeer eenvoudig Tamelijk eenvoudig Eenvoudig Tamelijk moeilijk Zeer moeilijk

Koninklijk Atheneum Zaventem

Welke problemen kwam je zoal tegen?

24

Wat ga je de volgende keer anders doen en hoe?

7.

Was het overdragen van informatie moeilijk? Zeer eenvoudig Tamelijk eenvoudig Eenvoudig Tamelijk moeilijk Zeer moeilijk

Welke problemen kwam je zoal tegen?

Wat ga je de volgende keer anders doen en hoe? 8. Waarover ben je tevreden? Waarover ben je niet tevreden?

Koninklijk Atheneum Zaventem