Upload
others
View
8
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
SWNL0189988, revisie 3
Onderzoek meetinstrumentaria
Inventarisatie en onderzoek naar aardbeving gerelateerde meetnet-
ten in de provincie Groningen
Definitief
Nationaal coördinator Groningen, Ministerie van Economische Zaken
t.a.v. Arjen Siepelinga
Sweco Nederland B.V.
De Bilt, 5 oktober 2016
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 2 van 42
Verantwoording
Titel : Onderzoek meetinstrumentaria
Subtitel : Inventarisatie en onderzoek naar aardbeving gerelateerde
meetnetten in de provincie Groningen
Projectnummer : 352134
Referentienummer : SWNL0189988
Revisie : 3
Datum : 5 oktober 2016
Auteur(s) : ir. H.P.W. Winde, ing. P. van de Waal, Ing. J. Hopman.
E-mail adres : [email protected]
Gecontroleerd door : Ing. J. Hopman
Paraaf gecontroleerd :
Goedgekeurd door : Ir. R.A.H. Cuppers
Paraaf goedgekeurd :
Contact : Sweco Nederland B.V.
De Holle Bilt 22
3732 HM De Bilt
Postbus 203
3730 AE De Bilt
T +31 88 811 66 00
F +31 30 310 04 14
www.sweco.nl
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 3 van 42
Inhoudsopgave
1 Inleiding ......................................................................................................................... 4 1.1 Algemeen ...................................................................................................................... 4 1.2 Aanleiding en doelstelling opdracht .............................................................................. 4 1.3 Scope ............................................................................................................................ 4 1.4 Kwaliteitsborging ........................................................................................................... 4 1.5 Opbouw rapport ............................................................................................................ 5
2 Plan van aanpak ........................................................................................................... 6 2.1 Algemeen ...................................................................................................................... 6 2.2 Stappenplan .................................................................................................................. 6
3 Resultaten inventarisatie ............................................................................................... 8 3.1 Algemeen ...................................................................................................................... 8 3.2 AHN ............................................................................................................................... 8 3.3 ChemiePark Delfzijl (CPD) ............................................................................................ 8 3.4 GasUnie ........................................................................................................................ 9 3.5 Gemeente Groningen ................................................................................................... 9 3.6 KNMI ............................................................................................................................. 9 3.7 LTO Noord .................................................................................................................. 10 3.8 Rijkswaterstaat ............................................................................................................ 10 3.9 OmniDots .................................................................................................................... 10 3.10 Open Seismic Sensor Grid (OSSG) ........................................................................... 11 3.11 Samenwerkende Bedrijven Eemsdelta (SBE) ............................................................ 11 3.12 StabiAlert ..................................................................................................................... 11 3.13 TNO ............................................................................................................................. 12 3.14 NAM ............................................................................................................................ 13 3.15 Waterschap Hunze & Aa’s .......................................................................................... 13 3.16 Overige ........................................................................................................................ 13
Bijlagenlijst ................................................................................................................................... 15
Bijlage I Overzicht organisaties ................................................................................................... 16
Bijlage II Vragenlijst interviews .................................................................................................... 17
Bijlage III Meetnetten Groningen ................................................................................................. 18
Bijlage IV Internationale meetnetten ........................................................................................... 26 Algemeen ………………………………………………………………………………………………...26 Oklahoma .................................................................................................................................... 26 SIGNAL & SUPREME (Tokyo, Japan) ........................................................................................ 27 NEES (Zuid-Californië en Seattle, Verenigde Staten)................................................................. 27 Instrumenten ................................................................................................................................ 28
Bijlage IVa Afbeeldingen internationale meetnetten ................................................................... 31
Referenties .................................................................................................................................. 41
Inleiding
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 4 van 42
1 Inleiding
1.1 Algemeen
Sweco Nederland B.V. is door Nationaal Coördinator Groningen (NCG) gevraagd om een onaf-
hankelijke inventarisatie te doen naar het huidige meetnet voor het meten van grondversnelling,
tilt door aardbevingen en andere aardbeving gerelateerde metingen. De inventarisatie is uitge-
voerd in week 35 t/m 37 (2016).
1.2 Aanleiding en doelstelling opdracht
De inventarisatie is onderdeel van het meerjarenprogramma van het NCG, hierin zal tevens na-
der onderzoek gedaan worden naar verschillende meetinstrumentaria. Doelstellingen hiervoor
zijn:
Het ontwikkelen van een wetenschappelijk gevalideerde basis van (deel)oorzaken van opge-
treden schade.
Het kunnen treffen van preventieve maatregelen ter voorkoming van schade.
Het vergroten van de veiligheid.
Bij de inventarisatie gaat het om wat er momenteel wordt gemeten, door wie en met welk doel.
Daarnaast zijn de frequentie van meten en wijze van beschikbaarheid (openbaarheid en toe-
gankelijkheid) van de data van belang. Het doel is om een duidelijk overzicht dan wel totaal-
overzicht te verkrijgen van het huidige, aardbeving gerelateerde meetnet in de provincie Gronin-
gen. Aanvullend is gevraagd om literatuuronderzoek te doen naar internationale meetnetten om
zoveel als mogelijk inzicht te verkrijgen in ontwikkelingen en technische oplossingen m.b.t.
meetnetten t.b.v. aardbevingen.
1.3 Scope
In dit inventarisatierapport en tijdens de onderzoeksfase is enkel gekeken naar aardbeving ge-
relateerde meetnetten. In samenspraak met NCG heeft Sweco een lijst met organisaties opge-
steld welke mogelijke informatie m.b.t. dit onderwerp zouden kunnen verschaffen, overzicht van
deze organisaties zijn te zien in bijlage I. Als gevolg van de korte onderzoeksperiode is er geko-
zen om het aantal te benaderen organisaties te maximeren.
1.4 Kwaliteitsborging
Sweco wil met haar producten en diensten zo goed mogelijk aan de behoeften, doelstellingen
en eisen van haar opdrachtgevers voldoen. Voor het bewijsbaar en zichtbaar maken van de
kwaliteit (kwaliteitsborging) beschikt Sweco over een kwaliteitssysteem. Dit kwaliteitssysteem is
er mede op gericht de individuele kennis, kunde en activiteiten van de medewerkers zodanig te
organiseren en af te stemmen, dat de kwaliteit van de gezamenlijk tot stand gebrachte pro-
ducten en diensten zo goed mogelijk beheerst en gewaarborgd worden.
Inleiding
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 5 van 42
Om een zo compleet mogelijk overzicht te krijgen van het huidige meetnet is met grote zorgvul-
digheid getracht alle organisaties te benaderen, echter niet alle organisaties hebben gerea-
geerd of kunnen reageren binnen de gestelde termijn en deadline van week 37. Dit is derhalve
dus ook niet in het rapport opgenomen.
1.5 Opbouw rapport In dit rapport wordt beschreven hoe de inventarisatie tot stand is gekomen en welke resultaten hieruit voortgekomen zijn. Ten eerste zal er worden verklaard welk plan van aanpak is gehan-teerd voor de inventarisatie (hoofdstuk 2). In hoofdstuk 3 worden per organisatie de meetnetten en resultaten van de provincie Groningen benoemd. In bijlage I is een totaaloverzicht te vinden van de organisaties welke zijn benaderd voor dit rap-port. In bijlage II zijn de vragen welke aan de organisaties zijn gesteld beschreven. De meetnet-ten in Groningen zijn visueel weergegeven in bijlage III middels GeoWeb, de geoviewer van Sweco. Tot slot is in bijlage IV is het onderzoek welke is gedaan naar internationale meetnetten beschreven.
Plan van aanpak
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 6 van 42
2 Plan van aanpak
2.1 Algemeen
Om een zo compleet mogelijke inventarisatie te waarborgen zijn Sweco en NCG overeengeko-
men om het volgende stappenplan te hanteren:
1. Informatiebehoefte inventarisatie vastleggen
2. Startoverleg
3. Interviewplan opstellen
4. Interviews uitvoeren
5. Onbekende organisaties/hiaten uitzoeken
6. Meetnetanalyse (spreiding type metingen)
7. Internationale meetnetten informatie verzamelen
8. Resultaten verwerken, controle en oplevering
2.2 Stappenplan
1. Informatiebehoefte inventarisatie vastleggen
In deze stap is bepaald hoe het resultaat er mogelijk uit zou kunnen komen te zien. Hierbij is
gekeken naar de informatiebehoefte van deze inventarisatie met betrekking tot welke infor-
matie een onafhankelijk meetnet dient op te leveren. Hierbij zijn de huidige meetinstrumen-
ten, die de effecten van seismiciteit, mijnbouw of andere menselijke activiteiten in kaart
brengen, van belang. Ook is er gekeken naar voor aardbevingen en mijnbouw relevante
sensoren en instrumenten die aanwezig zijn (incl. bijv. TILT, satelliet). Naast deze huidige
meetnetten kijken wij ook naar welke andere zaken van belang kunnen zijn zoals bodemsa-
menstelling, grondwater en boven- en ondergrondse infrastructuur.
Vanuit de informatiebehoefte bepaling, databronnen en onze kennis over deze ‘meetwereld’
is er een lijst opgesteld van organisaties die wij benaderd hebben. Dit doen wij door top-
down (van groot naar klein) die organisaties af te vinken waarvan wij weten dat ze dit type
metingen uitvoeren. Tijdens de interviews is tevens gevraagd of de organisaties ons kunnen
aangeven wat zij nog meer weten over metingen in het gebied waar aardbevingen plaatsvin-
den. Dit is gedaan om een zo breed mogelijk beeld te krijgen van de metingen in het gebied.
Vervolgens is er een vragenlijst opgesteld welke aan de eerder bepaalde organisaties kon
worden gesteld. Een compleet overzicht van deze vragen is te vinden in Bijlage II.
2. Startoverleg
In dit overleg is de werkwijze besproken en afgestemd, alsmede de te benaderen organisa-
ties en vragen.
3. Interviewplan
Aan de hand van alle voorstellen uit de punten 1 en 2 is een plan opgesteld en zijn alle orga-
nisaties benaderd.
Plan van aanpak
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 7 van 42
4. Interviews uitvoeren
Na het interviewplan, de vaststelling van de vragenlijst en Scrumbord, zijn waar mogelijk en
van toepassing de interview op afstand uitgevoerd.
5. Onbekende organisaties/hiaten uitzoeken
Gedurende de uitvoering van deze opdracht zijn er enkele onbekendheden naar voren geko-
men inzake één of meerdere meetnetten en/of organisaties, in deze stap zijn vervolgacties
uitgevoerd n.a.v. hiervan.
6. Meetnetanalyse (spreiding type metingen)
In deze stap hebben de adviseur Monitoring en adviseur aardbevingen de data kort geanaly-
seerd. Hierbij hebben zij de data geanalyseerd om uitspraken te kunnen doen m.b.t. be-
trouwbaarheid (compleetheid, actualiteit en consistentie), de spreiding en beschikbaarheid
van de verkregen data.
7. Internationale meetnetten informatie verzamelen
NCG heeft aangegeven zoveel mogelijk ontwikkelingen en technische oplossingen te willen
inventariseren die wereldwijd zijn of worden toegepast. Hierbij leggen wij de focus op wát er
wordt gemeten in drie gebieden (waaronder Oklahoma aardbevingen waar aardbevingen
door schaliegas/fracking worden veroorzaakt en dus net als in Groningen geïnduceerd zijn),
waarbij op hoofdlijn ingegaan wordt op de type systemen incl. voor- en nadelen hiervan. Dit
wordt verder beschreven in bijlage IV.
8. Resultaten verwerken, controle en oplevering
De resultaten uit de interviews, de verkregen data, alle meta informatie over de meetnetten
en bijbehorende organisaties en de internationaal relevante onderzoeken zijn gebundeld in
dit rapport, de resultaten worden benoemd in hoofdstuk 3.
Resultaten inventarisatie
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 8 van 42
3 Resultaten inventarisatie
3.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt per benaderde organisatie het meetnet (indien aanwezig) verklaard aan
de hand van de volgende opbouw:
Organisatie
Wat wordt er gemeten?
Welk doel heeft de meting?
Frequentie van de meting?
Toekomstplannen m.b.t. metingen (indien van toepassing)
Locatie sensoren (indien mogelijk en beschikbaar ten tijde van opstellen rapport) 3.2 AHN
Het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) is een digitale hoogtekaart van Nederland (zie bij-
lage III, afb III-a). Vastgesteld is dat dit niet direct een aardbeving gerelateerde meting is, der-
halve zou er wel indicatief en ondersteunend gebruik van gemaakt kunnen worden om wijziging
in hoogten te bepalen bij aardbevingen (voor/na situatie). Dit is enkel mogelijk indien dit perio-
diek wordt bijgehouden en gecontroleerd.
3.3 ChemiePark Delfzijl (CPD)
Op dit moment is er op het CPD één TNO-gebouwsensor aanwezig op het centrale locatiekan-
toor van het CPD. Deze sensor is onderdeel van het TNO-meetnet en wordt dan ook door TNO
beheerd. De data mogen van het CPD publiek toegankelijk zijn, maar worden nog niet op het
NAM-platform weergegeven.
Het CPD is samen met TNO voornemens om nog in 2016 het meetnet uit te breiden. Er zullen
vijf TNO-gebouwsensoren bijgeplaatst worden aan de controlekamers van de volgende bedrij-
ven:
AkzoNobel MEB / AkzoNobel MCA (gecombineerde controlekamer)
Delamine
BioMCN/Dutch Glycerin Refinery
Lubrizol
Teijin Aramid
De data van deze 5 sensoren zullen publiek toegankelijk gemaakt worden, net als de data van
de sensoren op diverse gemeentehuizen.
Naast de genoemde 5 sensoren worden nog 2 TNO-sensoren in/op de grond geplaatst bij de
bedrijven MEB / MCA en Delamine. De data van deze sensoren zal niet publiek toegankelijk
worden, reden is dat deze data andersoortig is en zodoende tot verwarring of onterechte veront-
rusting zou kunnen leiden.
Resultaten inventarisatie
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 9 van 42
De data van alle sensoren wordt via TNO teruggekoppeld naar de controlekamers van de be-
treffende bedrijven, zodat zij de gemeten waarden direct kunnen toepassen in het kader van de
noodplannen (mede BRZO gerelateerd). Daarnaast gaat alle data tevens naar de regelkamer
van de algehele site-security, zodat ook zij de data kunnen gebruiken in hun werkzaamheden.
Verder wordt er gewerkt aan plannen voor uitgebreidere monitoring van o.a. bedrijfsinstallaties.
Dit gebeurt in samenwerking met de Omgevingsdienst/veiligheidsregio. Deze plannen zullen
verder worden geconcretiseerd zodra de kwantitatieve risico analyse (QRA) afgerond is (ver-
wacht medio 2017). De uitgebreidere monitoring zal dan voornamelijk bestaan uit het detecte-
ren van daadwerkelijke schade aan/beïnvloeding van installaties met andersoortige sensoren
(zoals rekstroken en tiltmetingen). De data hiervan zal in beginsel voor eigen gebruik zijn, maar
kunnen mogelijk op verzoek ook beschikbaar komen voor bijvoorbeeld gezamenlijk onder-
zoek/studie.
De metingen wordt continue uitgevoerd.
3.4 GasUnie
Op moment van schrijven worden geen relevante metingen uitgevoerd door GasUnie. Het is ge-
pland om nog in 2016 een meer-/langjarig meetnet van 12 GeoSIG versnellingsmeters te reali-
seren. De sensoren gaan de PGA’s (Peak Ground Acceleration) meten/bepalen. De waarden
worden lokaal opgeslagen en periodiek (1 à 2 keer per jaar) uitgelezen en verzameld. De verza-
melde data kan naar alle waarschijnlijk voor externe partijen beschikbaar gesteld worden.
De metingen gaan uitgevoerd worden ter extra veiligheid voor de Gasunie medewerkers en in-
stallaties. Bij een PGA groter dan 0,1 g gaat een alarm naar de centrale commando post in Gro-
ningen, van daar uit zal verder actie worden genomen.
De metingen wordt continue uitgevoerd.
3.5 Gemeente Groningen
De gemeente/stad Groningen meet versnelling/verplaatsing (4 richtingen) op de Martinitoren
centraal in de stad. Het betreft hier één sensor/meetpunt (Osmos) welke initieel is geplaatst om
mogelijke schade door trillingen van bouwwerkzaamheden inzichtelijk te maken. Aanvullend
worden er door de gemeente periodiek opnamen gemaakt en gedocumenteerd m.b.t. scheur-
vorming in het bouwwerk, dit kunnen bestaande en/of nieuwe scheuren zijn.
De meting is een continumeting.
3.6 KNMI
Het KNMI maakt voor het monitoren van aardbevingen gebruik van vier verschillende meetin-
strumenten:
Accelerometers (versnellingen op maaiveld in m/s²)
Broadband seismometers (trillingen in m/s)
Borehole geofoons (trillingen in m/s)
Microbarometers (geluidsgolven door luchtdrukvariaties in Pa)
De data uit de metingen is openbaar toegankelijk via de website van het KNMI (overzicht van
de meetlocaties in bijlage III, afb.III-b). Door de positie van het KNMI en het feit dat de data
openbaar toegankelijk is wordt de data door veel verschillende partijen gebruikt, zoals particu-
lieren, overheden, bedrijven en onderzoeksinstituten. Het KNMI gebruikt de data om overheden,
Resultaten inventarisatie
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 10 van 42
beleidsmakers, bedrijven en burgers te informeren en adviseren over en voor te bereiden op
mogelijke risico’s met een seismische oorsprong.
Kerntaak van het KNMI is het leveren van meteorologische en seismologische producten en
diensten die diverse overheidsorganisaties ondersteunen bij hun publieke taken en verantwoor-
delijkheden op het gebied van openbare orde en veiligheid. Het uitgebreide meetnetwerk vormt
de basis voor deze producten, diensten en onderzoeken. Het KNMI heeft een voorlichtende
taak ten aanzien van de oorzaak van trillingen in Nederland.
De metingen worden continu uitgevoerd.
Op dit moment wordt gewerkt aan het plaatsen van 10 extra acceleratie stations aan de noord-
west, west en zuidwest kant van het bestaande netwerk.
3.7 LTO Noord
Land- en Tuinbouw Organisatie Noord voert zelf geen metingen uit maar maken gebruik van
NAM (aantal bevingen, locatie, magnitude, tijdstip) en KNMI informatie (grondversnelling). LTO
Noord heeft met ingenieursbureau Tebodin en Stabialert een plan van aanpak ten aanzien van
een aanvullend monitoringsprogramma samengesteld. Het doel van het onderzoek is het onder-
zoeken van schade aan onroerende goederen. Bij leden van LTO Noord bestaat de behoefte
aan een objectieve vaststelling van de oorzaken van ontstane schades aan onroerende goe-
deren / de opbouw van kennis rondom causaliteit.
LTO wil dit realiseren door toepassing van versnellings-, tilt- en waterspanningsmeters en is
aanvullend op de metingen van het KNMI.
Bovenstaand monitoringsprogramma is nog niet gefinancierd en nog niet actief.
3.8 Rijkswaterstaat
Rijkswaterstaat meet geen specifieke aardbeving gerelateerde zaken, enkel de deformatie van
kunstwerken voor onderhoudsdoeleinden.
3.9 OmniDots
Op het moment van schrijven heeft OmniDots ruim 300 low-cost tri-axiale versnellingsmeters bij
klanten geplaatst (bijlage III, Afb. III-f). De data is van de klanten van OmniDots en in beginsel
ook alleen beschikbaar voor de betreffende klant via een webportal van OmniDots. Er zijn wel
sensoren welke via het OSSG ontsloten worden.
Op dit moment voert OmniDots geen verdere analyse uit voor de klanten.
OmniDots heeft diverse plannen voor het plaatsen van vele sensoren, maar dit is nog in con-
ceptuele fase. Op dit moment is de vraag onder welke vlag of paraplu dit gaat plaatsvinden. Dit
kan in eigen beheer zijn, maar bijvoorbeeld ook in het kader van het OSSG.
De sensoren worden op dit moment ingezet voor het meten van trillingen aan huizen en funde-
ringen. In eerste aanzet het meten van trillingen veroorzaakt door aardbevingen, maar de sen-
soren kunnen ook gebruikt worden om effecten van trillingen van andere trillingsbronnen te me-
ten.
De metingen wordt continue uitgevoerd.
Resultaten inventarisatie
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 11 van 42
3.10 Open Seismic Sensor Grid (OSSG)
Het OSSG is een consortium van een aantal Groningse bedrijven met onder andere het doel
om een grootschalig netwerk op te zetten van grofweg 10.000 low-cost versnellingsmeters in
combinatie met circa 1.500 high-end tiltsensoren en de daaruit volgende meetdata te kanalise-
ren en (grotendeels) openbaar beschikbaar te stellen.
Op dit moment is een beperkt aantal sensoren in het OSSG ondergebracht. Het betreft hier
circa 300 versnellingssensoren van OmniDots klanten (bijlage III, Afb. III-f) en circa 15 tilt-/ver-
snellingssensoren van StabiAlert klanten.
Binnen nu en 2 à 3 maanden is de plaatsing van 2 proef-clusters met circa 100 sensoren ge-
pland. De volledige uitrol van het meetnet is gepland om binnen 1 à 2 jaar te zijn afgerond,
maar is sterk afhankelijk van de externe financiering.
Het OSSG heeft onder andere als doel om een onafhankelijk en objectief meetinstrument te
creëren dat bestaat uit een grote hoeveelheid (>1000) sensoren. Door de grote hoeveelheid
sensoren tracht OSSG:
De lagere kwaliteit van de low-cost sensoren in meer of mindere mate te compenseren door
de hoeveelheid.
Meer daadwerkelijke meetdata beschikbaar te krijgen en daardoor minder interpolatie nodig
te hebben (door de veel hogere dichtheid van het meetnet);
Het epicentrum van bevingen beter en nauwkeuriger te kunnen bepalen, waaronder op
welke breuk de aardbeving is ontstaan (ook weer door de hogere dichtheid van het meetnet
en dus minder de noodzaak om te interpoleren);
Beter te kunnen modelleren (door de hoge dichtheid ontstaat een beter beeld van lokale ver-
schillen) en kunnen bestaande modellen getoetst en verfijnd worden.
De metingen wordt continue uitgevoerd.
3.11 Samenwerkende Bedrijven Eemsdelta (SBE)
SBE voert zelf geen metingen uit, de leden van SBE verrichten wel metingen. Daarvoor wordt
verwezen naar het ChemiePark Delfzijl.
3.12 StabiAlert
StabiAlert heeft momenteel op circa 53 locatie in de provincie Groningen sensoren in gebruik;
grotendeels voor private partijen. Van deze 53 locaties zijn 15 locaties door de betreffende op-
drachtgever vrijgegeven voor publieke ontsluiting in het kader van het OSSG (zie bijlage III, afb.
Resultaten inventarisatie
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 12 van 42
III-c). De meetdata is in beginsel alleen beschikbaar voor de betreffende klant. Alleen van de 15
vrijgegeven locatie is de data ook publiek beschikbaar.
De StabiAlert sensoren bevatten twee technieken, te weten:
Versnellingsmeters: meten conform SBR-A 2010 met een frequentie van 400Hz;
Tiltsensoren: meten met een nauwkeurigheid van 1/25.000e graad en een frequentie van
100Hz;
Van de sensoren wordt iedere 5 seconden een samenvatting doorgestuurd (bij tilt de minimale,
maximale en gemiddelde waarden en bij versnelling alleen het maximum). Bij events kan hoog-
frequente data opgeslagen worden (tot 400Hz) gedurende maximaal 5 minuten.
Specifiek benoemd door NAM en bevestigd door StabiAlert:
NAM heeft één specifiek, geïsoleerd project waarin een 3-tal StabiAlert sensoren ingezet wor-
den. Het betreft hier Zorgboerderij 'Fenna Heerd' te Noordbroek. De eigenaren / bewoners ma-
ken zich namelijk grote zorgen door de “afwijkende / vreemde gebouwdynamiek” van de boer-
derij.
In het kader van de aardbevingsproblematiek worden met de StabiAlert sensoren de versnellin-
gen en standveranderingen gemeten waaraan objecten worden blootgesteld als gevolg van
aardbevingen. De met de tiltsensoren gemeten stand- en vormveranderingen van objecten kun-
nen zowel tijdelijk (terugkomen in de oude stand) als permanent zijn.
De metingen worden continue uitgevoerd.
Tevens wordt er waterspanning hoogfrequent gemeten (200 x p/s) voor de waterschappen
Noorderzijlvest en Hunze en Aa.
3.13 TNO
De oorsprong van het ontstaan van het meetnet ligt in de betrokkenheid van TNO bij de Hui-
zinge-beving van 2012. Hierbij heeft TNO richting NAM aangegeven, dat om de gevolgen van
toekomstige aardbevingen te kunnen voorspellen het wenselijk is feitelijke informatie te verza-
melen over de schade ten gevolge van aardbevingen.
TNO heeft inmiddels een meetnet van ca. 340 GeoSIG gebouwsensoren (tri-axiale versnellings-
meters) welke gemonteerd zijn op een stijf punt van de fundering van gebouwen. De exacte lo-
catie van de sensoren is aan privacy richtlijnen onderhevig en wordt dan ook alleen publiek ont-
sloten in geanonimiseerde vorm. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van een blokkenkaart met een
grid van 1 x 1 km, waarin per blok het maximum wordt bepaald van de zich in dat blok bevin-
dende sensoren (zie bijlage III, afb. III-d). Dit maximum wordt vervolgens publiek ontsloten. De
data van een beperkt aantal sensoren (met name die op gemeentehuizen) is daarentegen ge-
heel publiek toegankelijk.
Er wordt permanent op een frequentie van 250Hz gemeten, maar niet alles wordt echter door-
gestuurd om de internet verbinding van de deelnemer niet volledig te belasten. Uit de perma-
nente metingen worden eens per minuut de toptrillingswaarde gehaald, hiervan wordt een data-
pakket gemaakt van 30 sec. bij overschrijding van een 1 mm/s drempel (10 sec voor en 20 sec
na het event). Dit wordt vervolgens doorgestuurde naar de centrale servers van TNO.
De werking/toestand van de sensoren wordt bepaald door iedere minuut een piekwaarde te stu-
ren.
Het initiële doel van het meetnet was het bieden van transparantie over de trillingen waaraan
gebouwen blootgesteld worden door (o.a.) aardbevingen. In later stadium is dit uitgebreid met
Resultaten inventarisatie
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 13 van 42
onderzoek naar gedrag/dynamiek van gebouwen tijdens bevingen en anderszins gebruik van
de (geanonimiseerde) meetdata door andere partijen.
De metingen wordt continue uitgevoerd. 3.14 NAM
De NAM maakt gebruik van de meetnetten van TNO, KNMI en voor één specifiek project van
StabiAlert (zie 4.12). Aanvullend zijn er diepe geofoon locaties voor het meten van micro-seis-
miciteit (<0 op de Schaal van Richter) en GPS monitoring stations zoals te zien in bijlage III,
afb.III-g/h. De meetgegevens van de diepe geofoons maken het bovendien mogelijk om de
diepte van aardbevingen beter te analyseren. NAM maakt tevens gebruik van waterpassing en
InSar data om bodemdaling te meten (elk jaar dienen alle mijnbouwbedrijven voor 1 november
een meetplan in bij Staatstoezicht op de Mijnen waarin alle metingen m.b.t. bodemdaling wor-
den vermeld).0020
3.15 Waterschap Hunze & Aa’s
Op één meetlocatie aan het Eemskanaal (bijlage III, afb. III-e) worden grondversnellingen ge-
meten met een meter van StabiAlert. Daarnaast worden de waterspanningen gemeten met sen-
soren in de ondiepe zandlaag (dit geldt ook voor waterschap Noorderzijlvest). Deze locatie be-
vindt zich aan de zuidzijde van het kanaal, ter hoogte van het NAM-terrein. De resultaten van
de metingen zijn niet openbaar toegankelijk, ze zijn enkel beschikbaar voor enkele medewer-
kers van het waterschap, beide deelnemende bedrijven en een onderzoeker.
Het doel van de meting is de invloed van aardbevingen op waterspanningen te registreren.
De metingen worden continu uitgevoerd.
Vanwege tegenvallende meetresultaten is het waterschap voornemens om bovenstaande me-
ting te stoppen, er zijn momenteel geen plannen voor verplaatsing of uitbreiding van het aantal
sensoren.
3.16 Groningen Seaports
GSP heeft sinds enkele jaren een eigen meetnet in haar beheersgebieden. Daarnaast vinden er periodiek waterpasmetingen plaats aan grond kerende constructies. Een aanvraag voor een TNO meter voor het hoofdkantoor (met een 24/7 bemand nautisch coördinatiecentrum – onder-deel van de calamiteitenbestrijding-) is besproken met de NAM en wordt bij de NAM aange-vraagd.
Resultaten inventarisatie
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 14 van 42
3.17 Overige
Onderstaande benaderde organisaties gaven aan zelf geen metingen uit te voeren, te weten:
Commissie bodemdaling
Deltares
Gemeente Appingedam/Delfzijl/Eemsmond/Loppersum
Groninger bodembeweging
Het Gasberaad
LTO Noord
Ministerie van I&M (IL&T)
Provincie Groningen
RIVM
Staatstoezicht op de Mijnen
Tebodin
Technische commissie bodembeweging
Waterschap Noorderzijlvest
Werkgroep onafhankelijk meten effecten mijnbouw
Daarnaast is het niet mogelijk gebleken binnen de gestelde onderzoeksperiode om informatie te
verkrijgen van Veiligheidsregio Groningen waardoor er geen uitsluitsel gegeven kan worden
over metingen van deze organisaties.
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 15 van 42
Bijlagenlijst
Bijlage I…………………………………………………………………Overzicht organisaties
Bijlage II……………………………………………………………….. Vragenlijst interviews
Bijlage III………………………………………………………………. Meetnetten Groningen
Bijlage IV………………………………………………………………..Internationale meetnetten
Bijlage IVa………………………………………………………………Afbeeldingen int. meetnetten
Bijlage I Overzicht organisaties
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 16 van 42
Bijlage I Overzicht organisaties
1. AHN 2. ChemiePark Delfzijl 3. Commissie bodemdaling 4. Deltares 5. Eurospace 6. GasUnie 7. Gemeente Appingedam/Delfzijl/Eemsmond/Groningen/Loppersum 8. Groningen Seaports 9. Groninger bodembeweging 10. Het Gasberaad 11. Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) 12. Land- en Tuinbouw Organisatie (LTO) Noord 13. Ministerie van Infrastructuur & Milieu (Inspectie Leefomgeving & Transport) 14. Ministerie van Infrastructuur & Milieu (Rijkswaterstaat) 15. OmniDots 16. Open Seismic Sensor Grid (OSSG) 17. Provincie Groningen 18. Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) 19. Samenwerkende bedrijven Eemsdelta (SBE) 20. Shell voor NAM/TNO 21. Staatstoezicht op de Mijnen 22. Stabialert 23. Tebodin 24. Technische commissie bodembeweging (TCBB) 25. Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) 26. Veiligheidsregio Groningen 27. Waterschap Hunze & Aa’s 28. Waterschap Noorderzijlvest 29. Werkgroep onafhankelijk meten effecten mijnbouw
Bijlage II Vragenlijst interviews
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 17 van 42
Bijlage II Vragenlijst interviews
1. Wordt door jullie organisatie gemeten en/of gemonitord in het betreffende gebied (Pro-vincie Groningen)?
2. Wie bij uw organisatie heeft de verantwoordelijkheid over het meetnet? 3. Wat wordt er dan precies door u gemeten? Welke grootheden? 4. Op welke locaties wordt gemeten (per meetnet)? 5. Kunnen wij de data van u ontvangen (bij voorkeur als GIS bestand en o.b.v. een NDA)? 6. Bevat deze data dan minimaal de volgende velden: 7. Waar staat of staan de sensoren (in RD + z-waarde)? 8. Wat gemeten wordt? 9. Wat zijn de type sensor(en)? 10. Wat is de frequentie van meten? 11. Wat is de start- en evt. einddatum van de metingen? 12. Waarom worden deze metingen verricht (waarom is dit meetnet ingericht)? 13. Waarvoor wordt de data momenteel gebruikt en door wie? 14. Hoe is de data ontsloten (intern en extern) en hoe is deze toegankelijk en/of vrij be-
schikbaar? 15. Wat zijn de plannen voor de (nabije) toekomst van dit meetnet? 16. Wat kunt u nog aangeven over naburige meetnetten van uw of andere organisaties? 17. Zou u ons akkoord willen geven op een kort verslag van ons interview (wat wij nazen-
den)?
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 18 van 42
Bijlage III Meetnetten Groningen
Afbeelding III-a: Actuele Hoogtekaart Nederland Groningen (bron: AHN)
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 19 van 42
Afbeelding III-b: Meetnet KNMI (bron: Geoweb)
Bijlage III Meetnetten Groningen
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 20 van 42
Afbeelding III-c: Meetnet Stabi-alert (bron: StabiAlert/Geoweb).
Bijlage III Meetnetten Groningen
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 21 van 42
Afbeelding III-d: Meetnet TNO (blokkenkaart, bron: NAM/TNO/Geoweb)
Bijlage III Meetnetten Groningen
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 22 van 42
Afbeelding III-e: Meetnet Waterschap Hunze & Aa’s Eemskanaal (bron: waterschap Hunze & Aa’s/Geoweb)
Bijlage III Meetnetten Groningen
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 23 van 42
Afbeelding III-f: Meetnet OmniDots (op postcode, bron: OmniDots/Geoweb)
Bijlage III Meetnetten Groningen
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 24 van 42
Afbeelding III-g: Meetnet NAM-Locatie diepe geofoons (bron: NAM sensordata/Geoweb)
Bijlage III Meetnetten Groningen
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 25 van 42
Afbeelding III-h: Meetnet NAM-Locatie diepe GPS monitoring stations (bron: NAM sensordata/Geoweb)
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 26 van 42
Bijlage IV Internationale meetnetten
Algemeen
Nationaal Coördinator Groningen wil zoveel mogelijk de ontwikkelingen en technische oplossin-
gen inventariseren die wereldwijd toegepast worden. Er is gekozen om een aantal meetnetten
op hoofdlijnen uit te werken in dit rapport, Oklahoma, Japan en Seattle/California. Er is gekozen
voor Oklahoma vanwege de geïnduceerde seismiciteit en dus vergelijkbare oorzaak heeft als in
de provincie Groningen. Daarnaast is er gekozen voor Japan en Seattle/California vanwege
respectievelijk het geavanceerde, omvangrijke meetnet (Japan) en de wetenschappelijke ach-
tergrond (meetnet Seattle/California: University of Washington/USGS, inclusief onderzoek loca-
tie).
Oklahoma
Evenals Groningen heeft Oklahoma te maken met geïnduceerde seismiciteit. Echter, waar in
Groningen aardbevingen ontstaan ten gevolge van het onttrekken van aardgas, zijn de aardbe-
vingen in Oklahoma een gevolg van het injecteren van vloeistoffen door de olie-industrie [11].
Vergelijkbaar met Nederland is de monitoring van aardbevingen in Oklahoma verdeeld over ver-
schillende organisaties, waardoor het volledige meetnet moeilijk in kaart is te brengen. Boven-
dien wordt er door desbetreffende organisaties vaak gesproken over seismische stations, zon-
der specifiek te vermelden welke metingen er worden verricht.
Het ANSS Backbone netwerk is onderdeel van het Advanced National Seismic System (ANSS).
Dit netwerk is gebaseerd op kern van het originele US National Seismic Network, wat is uitge-
breid en vernieuwd in 2004-2006 [32]. Momenteel bestaat dit netwerk uit bijna honderd stations,
waarvan één in de staat Oklahoma, enkele tientallen kilometers ten zuidwesten van Oklahoma
City in de Wichita Mountains [31]. Dit station bestaat uit een broadband meter en een versnel-
lingsmeter [34]. Het ANSS is nog in ontwikkeling; wanneer het systeem gereed is bestaat het uit
een landelijk netwerk van ten minste 7.000 meetsystemen, toegepast op zowel grond als ge-
bouwen in voornamelijk de risicovolle stedelijke gebieden [33].
De Oklahoma Geological Survey (OGS) is verantwoordelijk voor het Oklahoma Geological Sur-
vey’s Seismic Monitoring Program [35]. Dit monitoringsprogramma maakt gebruik van zowel
permanente als tijdelijke seismische stations van OGS, maar ook van private onderzoekers, de
Incorporated Research Institution for Seismology (IRIS) en de United States Geological Survey
(USGS) [35]. Het merendeel van deze stations meet permanent; een enkele meet alleen wan-
neer er een beweging plaatsvindt [35]. [bijlage IVA, afb. IVA-a] Het OGS-netwerk is nog volop in
ontwikkeling. Zo werd op 28 januari 2016 bekend dat de OGS één miljoen dollar ter beschikking
krijgt voor onderzoek en uitbreiding van hun netwerk, waaronder het aanleggen van nieuwe
seismische stations [37].
Bijlage IV Internationale meetnetten
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 27 van 42
Van 2014 tot 2016 heeft er een twee jarig onderzoeksproject plaatsgevonden op kosten van het
Research Partnership to Secure Energy of America (RPSEA); genaamd “4D Integrated Study
Using Geology, Geophysics, Reservoir Modeling & Rock Mechanics to Develop Assessment
Models for Potential Induced Seismicity Risk”. Voor het monitoren van aardbevingen werden tij-
dens dit project twaalf tijdelijke seismische stations met gevoelige seismometers toegevoegd
aan het OGS-netwerk. Het monitoren werd gedaan onder de naam OKRaH (Oklahoma Risk
and Hazard) [36]. [bijlage IVA, afb. IVA-b]
Tot slot bevinden zich geen seismische stations van het Global Seismographic Network (GSN)
in Oklahoma; enkel in omliggende staten [30].
SIGNAL & SUPREME (Tokyo, Japan)
Doordat Japan gelegen is op een plek waar vier tektonische platen, te weten de Euraziatische,
Filipijnse, Noord-Amerikaanse en Pacifische plaat, samenkomen, is dit gebied seismisch zeer
actief [25], [26]. Om de schade van tweede orde rampen als gevolg van aardbevingen te bewer-
ken heeft Tokyo Gas Company in 1994 een aardbevingsmonitoringssysteem opgesteld. Dit sys-
teem, genaamd SIGNAL (Seismic Information Gathering and Netwerk Alert), bestaat uit 331 SI-
sensoren, gecombineerd met automatische afsluiters en slimme meters [28]. Hierdoor wordt de
gastoevoer direct afgesloten in geval van een aardbeving. Een SI-sensor is een seismograaf
die de spectrum intensiteit (SI) van een aardbeving meet [29]. Daarnaast wordt ook de piek-
grondversnelling (PGA) gemeten, om op basis van de SI en PGA de schade in te schatten [28].
Naast de 331 SI-sensoren worden op vijf locaties de versnellingen in de tijd (acceleration time
history) gemeten en op twintig locaties de wateroverspanningen. [bijlage IVA, afb. IVA-c]
Begin deze eeuw heeft Tokyo Gas een nieuwe en veel goedkopere SI-sensor ontwikkeld, die is
toegepast in alle 3.700 gasdistributiestations [28]. [bijlage IVA, afb. IVA-d/e] Dit nieuwe meetnet
heet SUPREME (Super-Dense Real-time Monitoring of Earthquakes). Doordat de SI sensoren
van het SIGNAL-netwerk in werking blijven, bestaat het netwerk nu uit ongeveer 4.000 seismo-
meters [27] in een gebied van 3.100 km² en is daarmee één van de dichtste aardbevingsmeet-
netten in de wereld. De gebruikte SI-sensor is in staat om versnellingen tot 2,0g te meten met
een nauwkeurigheid van minder dan plus of minus 5%, met een frequentie van 100 Hz en een
resolutie van 1/8e cm/s² [28]. Daarnaast is de sensor in staat om zes versnellings-tijd diagram-
men op te slaan. Tot slot biedt de nieuwe sensor de mogelijkheid om verweking te detecteren
op basis van de gemeten gegevens. Op basis van versnellingssignalen uit locaties in de
Verenigde Staten en Japan waar verweking is opgetreden zijn daarvoor de volgende criteria
vastgesteld [28]:
PGA is groter dan 100 cm/s²;
SI is groter dan 20 cm/s;
de geschatte maximale verplaatsing D (D=2*SI²/PGA) is groter dan 10 cm;
de geschatte overheersende periode T volgens de nuldoorgangsmethode is groter dan 2,0
seconden.
Indien aan alle vier de voorwaarden wordt voldaan, gaat er een alarm voor verweking af.
NEES (Zuid-Californië en Seattle, Verenigde Staten)
NEES, voluit George E. Brown, Jr. Network for Earthquake Engineering Simulation, is een Ame-
rikaanse organisatie dat zich richt op het versnellen van innovaties om zo schade door aardbe-
vingen en tsunami’s te minimaliseren door onderzoek, engineering, wetenschap en educatie
[19]. Om meer inzicht te krijgen in grondbeweging, ontwikkeling van wateroverspanningen,
grondvervorming en bodem-fundering-constructie-interactie (soil-foundation-structure interac-
tion, SFSI) zijn twee meetlocaties ingericht met versnellingsmeters (zowel op maaiveld als op
diepte), waterspanningsmeters en tiltmeters [16]. Deze twee locaties, te weten de Wildlife li-
Bijlage IV Internationale meetnetten
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 28 van 42
quefaction array (WLA) en de Garner Valley downhole array (GVDA), bevinden zich in het zui-
den van Californië. Bij de GVDA is een daarbij een constructie opgebouwd om de SFSI-respon-
sie te monitoren. Deze constructie bestaat uit twee platen, waarvan de bovenste plaat op vier
kolommen rust. [bijlage IVA, afb. IVA-e t/m k].
In 2012 is er in samenwerking met University of Washington en USGS een nieuwe meetlocatie
voor ingericht voor onderzoek naar wateroverspanningen en verweking: de Seattle Liquefaction
Array. Op deze meetlocatie zijn diverse versnellingsmeters en waterspanningsmeters aange-
bracht, [bijlage IVA, afb. IVA-l/IVA-m]
Instrumenten
Tilt
Tiltmeters of inclinometers zijn zeer gevoelige meters die hoekveranderingen meten [3]; ze kun-
nen gezien worden als een elektronische waterpas. Door de sensor op een muur te monteren is
het mogelijk de vervorming van de muur in twee richtingen (langs- en dwarsrichting) te monito-
ren en tevens te controleren of de muur na een vervorming weer terug komt naar de beginstand
of dat er blijvende standverandering is opgetreden. Door de tiltmeter te combineren met een
versnellingsmeter is aan te tonen of een standverandering het gevolg is van een aardbeving of
een andere belasting, zoals bouwwerkzaamheden of zwaar vrachtverkeer. De huidige generatie
tiltmeters zijn zeer accuraat, zo hebben de meters van het bedrijf StabiAlert een meetfrequentie
van 100 Hz en een nauwkeurigheid tot op 1/25.000e graad [13].
In 1996 is door het KNMI een theoretisch onderzoek gedaan naar het toepassen van tiltmeters
voor het bepalen van bodemdaling, ter vervanging van waterpassing. Destijds werd geconclu-
deerd dat tiltmeters in enkele specifieke gevallen een vervanging voor waterpassing kunnen
zijn, maar bovenal dat er meer onderzoek naar de praktische bruikbaarheid nodig is [12]. Ech-
ter, in hun productbeschrijving stelt StabiAlert dat hun systeem met tiltsensoren in staat is bo-
demdaling en –stijging in kaart te brengen [13]. In het buitenland is veel ervaring met het ge-
bruik van tiltsensoren in vulkanische gebieden, voornamelijk voor het monitoren van hoekveran-
deringen door het omhoogkomen van magma [15].
Tot op heden worden tiltmeters nauwelijks toegepast in Groningen. Momenteel maakt de NAM
gebruik van gebouwsensoren van GeoSig voor het meten van versnellingen, in combinatie met
visuele inspecties na elke significante aardbeving om mogelijke extra schade ten gevolge van
de aardbeving op te nemen [10]. Echter, uit de inventarisatie van de meetnetten in Groningen
bleek dat meerdere organisaties, waaronder LTO Noord, Tebodin en werkgroep Onafhankelijk
Meten Effecten Mijnbouw, groot voorstander zijn van het gebruik van tiltmeters. Hierbij werd be-
nadrukt dat het met tiltmeters mogelijk is de gevolgen van een aardbeving op een constructie te
monitoren, waaronder scheefstand en vervormingen van muren. Een tiltmeter meet met een
hoge frequentie en nauwkeurigheid de vervorming van een object, de signalen behoeven geen
nabewerking en zijn direct te interpreteren [15]. Tiltmeters en versnellingsmeters kunnen in
combinatie worden gebruikt om de relatie tussen versnelling en vervorming, indien aanwezig
van een object weer te geven. De meters dienen per object individueel aangebracht te worden.
InSAR
InSAR (Interferometric synthetic aperture radar) is een meettechniek die complexe radarbeel-
den van verschillende tijdstippen en/of locaties op een coherente wijze koppelt [6], waardoor
een zogenaamd interferogram ontstaat. Op basis van de faseverschillen tussen verschillende
opnamen en meetpunten (zogenaamde “scatterers”) wordt de deformatie bepaald [5]. Hierbij
wordt gebruik gemaakt van de manier waarop het gestuurde signaal reflecteert op het opper-
vlak, de zogenaamde terugverstrooiing. In de tijd kan deze terugverstrooiing sterk variëren,
door veranderende terugverstrooiingseigenschappen van het gebied waar naar gekeken wordt.
Zo geeft een bos in lente of zomer vanwege de bladeren een andere terugverstrooiing dan in de
winter. Daarom wordt er vaak gebruik gemaakt van langdurig coherente verstrooiers (zoge-
naamde “persistent scatterers”), die met name in bebouwd gebied worden gevonden [14]. Deze
Bijlage IV Internationale meetnetten
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 29 van 42
techniek wordt PS-InSAR genoemd. De NAM maakt sinds 2003 gebruik van InSAR [1]. Het rap-
port Praktische toepassing van deformatiemeting met InSAR geeft verschillende voorbeelden
van projecten waarbij InSAR gebruikt is.
Met InSAR is het mogelijk om met een nauwkeurigheid beter dan een millimeter per jaar bewe-
gingen te meten, met name van infrastructuur en gebouwen [2], [5]. Deze nauwkeurigheid blijkt
ook uit het feit dat tijdens een vergelijking van deformatieschattingen uit 1992-2005, waarbij de
waarnemingen van verschillende satellietbanen zijn vergeleken. Hieruit bleek dat het verschil
tussen de gemiddelde bodemdaling volgens de verschillende satellietbanen één millimeter of
minder was [7]. Over de periode 2003 tot 2007 is tevens een vergelijking gemaakt tussen de
bodemdaling boven het Groninger gasveld volgens de InSAR techniek met de bodemdaling vol-
gens waterpassing. Hieruit bleek dat de resultaten van beide technieken vergelijkbaar waren
[4].
Voor het verkrijgen van radarbeelden kan gebruik gemaakt worden van zowel satellieten als
vliegtuigen. In het verleden was het gebruik van vliegtuigen minder interessant, met name door
de hoge exploitatiekosten. Echter, met de ontwikkeling van drones worden deze kosten aan-
zienlijk gereduceerd.
Een groot voordeel van InSAR is de grootte van het gebied wat gemeten wordt en de nauwkeu-
righeid waarmee bewegingen in kaart worden gebracht. Daarnaast is er geen (dag)licht nodig
en vormt bewolking geen belemmering [2]. Een nadeel van InSAR is dat het alleen deformaties
in de richting van het signaal ziet [2],[5],[8], waardoor er minimaal dertig SAR-beelden nodig zijn
[2], [14]. Dit betekent dat er voor langere periode (omstreeks een jaar [2]) beelden opgenomen
dienen te worden voordat er resultaten beschikbaar zijn. In sommige gevallen is het echter mo-
gelijk gebruik te maken van eerder opgenomen beelden. Daarnaast zijn punten benodigd die
over een lange periode hun terugverstrooiingseigenschappen behouden, zoals bebouwing. Met
name landelijke gebieden met begroeiing verliezen deze eigenschappen. Een oplossing hier-
voor is het plaatsen van kunstmatige reflectoren, al zijn deze zeer gevoelig voor omstandighe-
den van buitenaf [2].
Alternatieven voor InSAR zijn:
Waterpassing: één van de oudste en meest gebruikte methoden van landmeten. Hierbij
wordt gebruik gemaakt van een net van peilmerken die, voor het meten van bodemdaling
door gaswinning, direct of indirect op de eerste stabiele grondlaag gefundeerd te worden [5].
Door de peilmerken op deze laag te funderen worden effecten van de ondiepe ondergrond,
bijvoorbeeld ten gevolge van belastingen of grondwaterstandwijzigingen, uitgesloten. De In-
dustrieleidraad [5] beschrijft uitgebreid hoe een waterpasmeetnet opgezet dient te worden.
Voor het bepalen van hoogteverschillen over korte afstanden, in de ordegrootte van enkele
tientallen kilometers, is waterpassing de meest nauwkeurige techniek [6]. Voor een beter re-
sultaat kan waterpassen gecombineerd worden met GPS en zwaartekrachtmetingen. In
2013 is in Noord-Nederland een grote waterpassing in combinatie met InSAR uitgevoerd om
de bodemdaling die is opgetreden door gaswinning te bepalen [1].
GPS: hierbij wordt door middel van het uitzenden van een tijdcode de afstand van de ont-
vanger tot de GPS-satelliet bepaald. Door gebruik te maken van minimaal vier GPS-satellie-
ten is het mogelijk om zowel de locatie van de ontvanger als zijn klokfout te bepalen [6]. Om
een hogere nauwkeurigheid te bereiken kan naast de tijdcode ook de fase van de draaggolf
gemeten worden. Hierdoor kan echter meerduidigheid van optreden; waardoor voor faseme-
tingen een langere waarnemingsduur wordt aanbevolen [5],[6]. Het GPS-systeem werkt in
principe 24 uur per dag, overal ter wereld en onder welke weersomstandigheid [5]. De Indu-
strieleidraad beschrijft uitgebreid hoe een GPS-meetnet opgezet dient te worden.
Waterspanningsmeters
Tijdens een aardbeving kunnen snelle schuifspanningswisselingen leiden tot een verhoging van
de waterspanning tussen de poriën in een grondlichaam, waardoor zogenaamde waterover-
spanning ontstaat. Dit kan leiden tot verweking, volgens NPR 9998:2015 [8]: “verlies van sterkte
Bijlage IV Internationale meetnetten
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 30 van 42
en stijfheid in zand door wateroverspanning en daarmee gepaard gaande reductie van effec-
tieve spanning”. Met name verzadigde losgepakte zandlagen zijn gevoelig voor verweking. Als
gevolg van verweking kan onder andere verlies in draagkracht van funderingen en ongelijkma-
tige zettingen optreden bij gebouwen en overige constructies. Bij dijken en kades kan verweking
leiden tot verlies van de waterkerende functie.
Met een waterspanningsmeter of piëzometer is het mogelijk de opbouw van wateroverspannin-
gen tijdens een aardbeving te monitoren en daarmee meer inzicht te krijgen in het risico op ver-
weking. Daarnaast worden waterspanningsmeters regelmatig gebruikt voor stabiliteitsmonito-
ring in waterkeringen en het monitoren van de effecten van grondverbeteringen [17], [18]. Met
een elektrische waterspanningsmeter kan een nauwkeurigheid worden bereikt van lager dan 1
kPa [18]. Met een Vw-waterspanningsmeter, die gebruik maakt van een trillende snaar (vibra-
ting wire) kan zelfs een nauwkeurigheid van 0,5 kPa worden bereikt [18].
Bijlage IVa Afbeeldingen internationale meetnetten
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 31 van 42
Bijlage IVa Afbeeldingen internationale
meetnetten
Afbeelding IVa-a: Overzicht van seismische stations gebruikt voor de OGS Seismic Monitoring Program [35].
Bijlage IVa Afbeeldingen internationale meetnetten
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 32 van 42
Afbeelding IVa-b: Overzicht van OKRaH seismische stations [36]
Bijlage IVa Afbeeldingen internationale meetnetten
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 33 van 42
SIGNAL & SUPREME
Afbeelding IVa-c: De nieuwe SI-sensor [28]
Bijlage IVa Afbeeldingen internationale meetnetten
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 34 van 42
Afbeelding IVa-d: De sensorlocaties uit het SIGNAL-meetnet [28]
Afbeelding IVa-e: De sensorlocaties van de 3,700 sensors uit het SUPREME-meetnet [28]
Bijlage IVa Afbeeldingen internationale meetnetten
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 35 van 42
NEES
Afbeelding IVa-f: Overzicht meetinstrumenten WLA [20]
Afbeelding IVa-g: Dwarsdoorsnede versnellingsmeters en waterspanningsmeters WLA [21]
Bijlage IVa Afbeeldingen internationale meetnetten
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 36 van 42
Afbeelding IVa-h:Overzicht meetinstrumenten GVDA [23]
Bijlage IVa Afbeeldingen internationale meetnetten
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 37 van 42
Afbeelding IVa-i: Dwarsdoorsnede versnellingsmeters en waterspanningsmeters GVDA [23]
Bijlage IVa Afbeeldingen internationale meetnetten
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 38 van 42
Afbeelding IVa-j: Foto van de GVDA locatie, inclusief de SFSI-constructie [23]
Afbeelding IVa-k: Overzicht van meetinstrumenten in de SFSI-constructie [24]
Bijlage IVa Afbeeldingen internationale meetnetten
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 39 van 42
Afbeelding IVa-l: Overzicht meetinstrumenten SLA [22]
Bijlage IVa Afbeeldingen internationale meetnetten
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 40 van 42
Afbeelding IVa-m: Dwarsdoorsnede versnellingsmeters, waterspanningsmeters en barometers SLA [22]
Referenties
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 41 van 42
Referenties
[1] NAM B.V., ‘Bodemdaling door aardgaswinning’, van december 2015. EP Document Num-
mer: EP201511213444.
[2] WaLTER, ‘Factsheet InSAR’, van april 2015. Versie: 20150416.
[3] United States Geological Survey, ‘Monitoring instruments’, http://earthquake.usgs.gov/moni-
toring/deformation/data/instruments.php, laatste update 6 april 2016.
[4] Staatstoezicht op de Mijnen, ‘Strategie & Programma 2012-2016’
[5] Technisch Platform Bodembeweging, ‘Geodetische basis voor Mijnbouw – Industrielei-
draad’, versie 1.0.
[6] Hanssen, R., Kremers, R., van der Marel, H., ‘Bodembeweging langs de kust: ‘Wat kun je
meten?’’, van 2008.
[7] NAM B.V., ‘Bodemdaling door Aardgaswinning – Statusrapport 2010 en Prognose tot het
jaar 2070’, van september 2010. EP Document Nummer: EP201006302236.
[8] Pritchard, M.E., ‘InSAR, a tool for measuring Earth’s surface deformation’, uit Physics To-
day van juli 2006, uitgegeven door American Institute of Physics.
[9] NPR 9998:2015 Beoordeling van de constructieve veiligheid van een gebouw bij nieuw-
bouw, verbouw en afkeuren – Grondslagen voor aardbevingsbelastingen: geïnduceerde
aardbevingen, van december 2015. ICS 91.080.01.
[10] NAM B.V., Study and Data Acquisition Plan Induced Seismicity in Groningen – Update
Post-Winningsplan 2016. EP Document Number: EP201604200072.
[11] McGarr, A., Bekins, B., Burkardt, N., Dewey, J., Earle, P., Ellsworth, W., Ge, S., Hickman,
S., Holland, S., Majer, E., Rubinstein, J., Sheehan, A., ‘Coping with eartquakes induced by
fluid injection’, van Science van 20 februari 2015, vol. 347 issue 6224, uitgegeven door
AAAS.
[12] KNMI, ‘Tiltmeting – een alternatief voor waterpassing?’, van 1996. Technisch rapport: TR-
192.
[13] StabiAlert, ‘Monitoren voor uw veiligheid’, van 2014.
[14] Swartvast, ‘Praktische toepassing van deformatiemeting met InSAR – Techniek, projecten
ontwikkelingen en aanbieders’, van 17 april 2013, versie 3.4.1.
[15] Bonaccorso, A., Campisi, O., Falzone, G., Gambino, S., ‘Continuous Tilt Monitoring: Lesson
Learned From 20 Years Experience at Mt. Etna’.
[16] Youd, T.L., Steidl, J.H., Nigbor, R.L., ‘Ground Motion, Pore Water Pressure and SFSI Moni-
toring at NEES Permanentaly Instrumented Field Sites, uit 2004.
[17] Deltares, ‘IV-Keten – Veiligheid als basis Monitoringsfilosofie en proeftuinen’, uit 2014, pro-
ject 1207933-000.
[18] Stowa, ‘Inspectie van waterkeringen – Een overzicht van Meettechnieken’, uit 2006. Rap-
portnummer 2006-10.
[19] NEES, ‘Strategic Plan 2010-2014’
[20] Steidl, ‘NEES Permanent Field Sites’, presentatie gehouden op International Workshop for
Site Selection, Installation, and Operation of Geotechnical Strong-Motion Arrays op 14-15
oktober 2004.
[21] NEES, ‘NEES Channel Maps’, http://nees.ucsb.edu/channel-maps#wla/cross-section
[22] NEES, ‘Seattle Liquefaction Array’, http://nees.ucsb.edu/facilities/seattle-liquefaction-array
[23] NEES, ‘Garner Valley Downhole Array’, http://nees.ucsb.edu/facilities/GVDA
[24] NEES, ‘SFSI Structure Instrumentation Details’, van 16 december 2004.
[25] Ishibashi, K., Status of historical seismology in Japan, uit Annals of Geophysics Vol. 47 N.
2/3 van april/juni 2004.
[26] Barnes, G.L., ‘Origins of the Japanese Islands: The New “Big Picture”’, uit Japan Review
2003, 15:3-15.
Referenties
SWNL0189988, revisie 3
Pagina 42 van 42
[27] Tokyo Gas, ‘Ultrahigh Density Real Time Earthquake Disaster Prevention System – SU-
PREME’, http://www.tokyo-gas.co.jp/techno/english/menu2/11_index_detail.html
[28] Yamazaki, F., Shimizu, Y., Nakayama, W., Koganemaru, K., Ishida, E., Isoyama, R., ‘New
development of super-dense seismic monitoring and damage assessment system for city
gas networks, uit 2001.
[29] Koganemaru, K., Shimizu, Y., Nakayama, W., Yanada, T., Furukawa, H., Takubo, K., ‘De-
velopment of a new SI sensor’, uit 1999.
[30] USGS, ‘Seismic Network Operations – Global Seismographic Network (GSN)’,
http://earthquake.usgs.gov/monitoring/operations/network.php?network=GSN
[31] USGS, ‘ANSS – Advanced National Seismic System – ANSS Backbone (ANSS)’,
http://earthquake.usgs.gov/monitoring/anss/
[32] USGS, ‘ANSS Backbone’, http://earthquake.usgs.gov/monitoring/anss/backbone.php
[33] USGS, ‘ANSS-Advanced National Seismic System’, van mei 2000. USGS Fact Sheet 075-
00.
[34] USGS, ‘Seismic Network Operations – US WMOK’, http://earthquake.usgs.gov/monito-
ring/operations/station.php?network=US&station=WMOK#instrumentation
[35] Oklahoma Geological Survey, ‘Seismic Monitoring Program’, http://www.ou.edu/con-
tent/ogs/research/earthquakes/seismicstations.html
[36] Oklahoma Geological Survey, ‘OKRaH (Oklahoma Risk and Hazard)’,
http://www.ou.edu/content/ogs/research/earthquakes/seismicstations/OKRaH.html
[37] Office of Governor Mary Fallin, ‘Governer Mary Fallin Approves Transfer of Emergency
Funds to Aid Oklahoma’s Earthquake Response’, van 28 januari 2016