147
1 III. Atoomstructuur •Dalton: atoom is ondeelbaar •Thomson: elektronen •Rutherford: kern + elektronen •Bohr: stationaire banen •Schrödinger: atoomorbitalen te kennen formules zijn in rood aangeduid

Onthaal | VTK Gent - III. Atoomstructuur · 2014. 9. 28. · Het quantumechanisch atoommodel. 42 Bohr: cirkelbanen de Broglie: staande golven Schr ödinger: golffuncties en atoomorbitalen

  • Upload
    others

  • View
    7

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

  • 1

    III. Atoomstructuur

    •Dalton: atoom is ondeelbaar

    •Thomson: elektronen

    •Rutherford: kern + elektronen

    •Bohr: stationaire banen

    •Schrödinger: atoomorbitalen

    te kennen formules zijn in rood aangeduid

  • 2

    Atoomspectra & atoommodel van Bohr

  • 3

    Probleem atoommodel van Rutherford

    r4Ze

    Eo

    2

    p πε−=

    Ep, elektron

    r

    0

    Eelektron = f(r) = Ep + Ekin Kern: puntlading, q = + Ze

    +Zer

    v

    θθθθ

    2kin mv2

    1E =

    ω=θ= rdtd

    rvr

    bewegende elektrische lading straalt continu E uit⇒ Eelektron↓ continu ⇒ r van cirkelbaan ↓ continu⇒ elektron zou met kern moeten versmelten????

    ⇒ in tegenspraak met realiteit

    verfijning atoommodel op basis van studie van atoomspectra

    licht uitgestraald door ge-ëxciteerde atomen

  • 4

    •Licht

    •elektromagnetische golven

    •elektromagnetisch spectrum

    •golflengte en amplitude

    •lichtquanta of fotonen

    •elektromagnetisch spectrum

    •wit licht

    •Atoommodel van Bohr

    •atoomspectra

    •verklaring atoomspectra

  • 5

    LichtLicht

  • 6

    Golf

    golflengte λ

    amplitude A

    •gekarakteriseerd door golflengte λ en amplitude A

    λgolflengte: λ [m]

    frequentie: ν [s-1 of Hz] ν×λ=⇒λ

    =ν vv

    •breidt zich periodisch uit in ruimte en tijd

    voortplantingsnelheid: v [ms-1]

    Griekse letter nu

  • 7

    golf breidt periodisch uit in ruimte & tijd

    s103ms103

    m10000t 518licht

    −− ×=×

    =s29ms340

    m10000t 1geluid == −

  • 8

    Licht = elektromagnetische straling

    λ↓ ⇒ ν↑ν×λ=⇒λ

    =ν cc

    c: lichtsnelheid

  • 9

    Elektromagnetisch spectrum

  • 10

    infraroodstraling γ-stralingUV-straling

    microgolven

    166 s106.107Hz109.107MHz6.107 −×=×=

    m.792 106.107

    103c1-

    s6

    -1ms

    8

    ×=ν

    •Radiogolven: golflengte radiostation dat uitzendt op 107.6 MHz

  • 11

    •kleur zichtbaar licht wordt bepaald door golflengte

    • wit licht: mengsel van alle • wit licht: mengsel van alle kleuren van zichtbaar licht

  • 12

    Voorbeeld 1

    Bereken de golflengten van de laserpointers die licht van volgende frequentie uitstralen:

    5.75 × 1014 s-15.75 × 10 s

    4.84 × 1014 s-1

    4.27 × 1014 s-1

    groennm522 ⇒

    roodnm307 ⇒

    oranjenm620 ⇒

  • 13

  • 14

    Licht bestaat uit lichtquanta of fotonen

    λ=ν×= hchE h = 6.626 × 10-34 Js; Planck constante

    λfoton↓ ⇒ Efoton↑

    A↑⇒ intensiteit (helderheid) licht↑A↑⇒ intensiteit (helderheid) licht↑

    EA < EB < EC

  • 15

    Voorbeeld 2

    Bereken de energie van een foton in geel licht met een frequentie van 5.2 ×1014 s-1.licht met een frequentie van 5.2 ×1014 s-1.

    J104.3E 19foton−×=

  • 16

  • 17

    Voorbeeld 3

    Bereken het aantal fotonen in een laserpuls met golflengte 337 nm en een totale energie van 3.83 mJ. van 3.83 mJ.

    15fotonen 105.6N ×=

  • 18

  • 19

    Spectrum van zonlicht (wit licht)

    •continu spectrum: alle kleuren zijn aanwezig

    •alle golflengten van zichtbaar licht zijn aanwezig

    λ×= chE•continuüm van energieën

  • 20

    Atoomspectrum van waterstofgeëxciteerde H-atomen

    λ=λ

    ,fotonfoton E

    hc

    •lijnenspectrum; spectraallijnen

    •enkel fotonen met welbepaalde energie

    •enkel welbepaalde golflengten zijn aanwezig

    λ,fotonE

    nm656,fotonEhc

    nm656 =

  • 21Emissie licht: overgangen tussen discrete E-niveau’s

    wet van behoud van energie: Eeind = Ebegin

    begintoestand: atoom in toestand 2

    eindtoestand: atoom in toestand 1

    emissie foton met ν

    E2

    E1

    2foton1 EhE =ν+2foton1 EEE =+

    foton2112 hEEE ν=−=∆ →

    E2 > E1 ⇒ ∆E2→1 = E1 – E2 < 0: atoom straalt energie uit als licht met frequentie νfoton

  • 22

    hc=−=∆

    144114

    hcEEE

    →→ λ

    =−=∆

    133113

    hcEEE

    →→ λ

    =−=∆

    122112

    hcEEE

    →→ λ

    =−=∆

    E1

    E2

    E3

    E4

    •atoom heeft discrete energietoestanden: En

    jiijji

    hcEEE

    →→ λ

    =−=∆

    energie van elektron in atoom is gequantiseerd

    enkel specifieke energieën En mogelijk voor elektron in atoom

    •atoom bezit elektronische structuur

    E1

  • 23

    elk element bezit karakteristieke set van spectraallijnen

    •golflengten spectraallijnen zijn karakteristiek voor atoomsoort

    •atoomspectrum hangt af van elektronische structuur atoom

    •set discrete energieniveaus En is karakteristiek voor atoomsoort

  • 24

    Emissiespectrum en absorptiespectrum

    Ei > Ej ⇒ ∆Ei→j < 0 en |∆Ei→j| = hνfoton; atoom straalt energie uit

    Ei < Ej ⇒ ∆Ei→j > 0 en ∆Ei→j = hνfoton; atoom neemt energie op

  • 25

    Atoommodel van BohrAtoommodel van Bohr

  • 26

    •Bestaan van stationaire toestanden

    •in deze toestand is E elektron = constant

    •quantisatievoorwaarde: welbepaalde waarden van r mogelijk

    •elektron beweegt op cirkelvormige baan

    •elektron is deeltje met massa me

    Verklaring atoomspectra

    ch•Frequentievoorwaarde:

    Ej : in stationaire toestand j

    Ei : e in stationaire toestand i

    absorptie E: e van j→iemissie E: e van i→jatoom neemt energie op

    ∆Ej→i = Ei – Ej > 0atoom straalt energie uit

    ∆Ei→j = Ej - Ei < 0

    jijiijji

    chhEEE

    →→→ λ

    =ν=−=∆

  • 27

    2e

    o22

    ne.Z.m.

    .h.nr

    πε=

    Toegelaten stralen stationaire baan elektron

    ∞= ....3,2,1n

    Ep, elektron0

    Zn

    1029.5r2

    11n

    −×=

    ⇒ Etot,elektron = f(straal r van stationaire baan)

    ⇒ enkel specifieke waarden voor Etot,elektron zijn mogelijk

    r

    r4Ze

    Eo

    2

    p πε−= 2ek v.m2

    1E =

    r.m..4e.Z

    veo

    22

    επ=

    r1 r2 r3

  • 222o

    e42

    nh.n.ε8

    m.e.ZE −=

    gebonden toestanden

    nE0E >=∞n = 1 : grondtoestand

    n: hoofdquantumgetal

    Toegelaten energiewaarden elektron in atoom

    ∞= ....3,2,1n

    28

    n = 1 : grondtoestand

    n > 1 : geëxciteerde toestanden

    ⇒ energie elektron in atoom is gequantiseerd

    2

    218

    nn

    Z1018.2E −×−= [Joule]

  • 29

    e42 m.e.Z

    E −=

    2e

    o22

    ne.Z.m.

    .h.nr

    πε=

    r..4e.Z

    Eo

    2

    p επ−=

    Coulombkracht ⇒ e beweegt in potentiaalveld Ep

    222o

    en

    h.n.ε8

    m.e.ZE −=

    elektron kan enkel op stationaire cirkelbanen met welbepaalde straal rn en met welbepaalde totale energie En langs de wanden van de potentiaalput bewegen

    o

    overgangen tussen stationaire toestanden is enkel mogelijk door absorptie of emissie van straling met welbepaalde frequentie ν

  • 30

    Verklaring emissiespectrum van H

    −×=−=ν=∆ −→→ 2

    j2i

    218nnnnnn n

    1n1

    Z1018.2EEhEijjiji

    frequentie van de geëmitteerde straling bij transitie van ni → nj (i > j)

  • 31

    Ionisatie-energie IE

    n = ∞; E∞ = 0; Ep = 0; Ekin = 0 (r = ∞; deeltjes in rust)

    atoom neemt energie op (∆E > 0)

    voorbeeld: IE van H (n = 1→ n = ∞)

    IE λfoton

    foton1

    hcIEE

    λ==∆ ∞→

    n = 1; E1: e in stationaire toestand 1 (grondtoestand)

    J1018.2J)1(

    )1(1018.2J0EEEIE 18

    2

    218

    11−−

    ∞∞→ ×=

    ×−−=−=∆=

    mol/kJ1300mol

    atomen10022.6

    atoomJ

    1018.2EIE 23181 =×××=∆=−

    ∞→

    fotonλ

  • 32

    A(g) → A+(g) + e

    A(g)↑hν

    A+(g)

    e; ve

    fotonAbegin EEE )g( += eAeind EEE += +

    )g(A)g(AEEIEE −==∆ +

    ion en elektron op r = ∞ en in rust (v = 0)

    fotonAbegin EEE )g( += eAeind EEE )g( += +

    wet van behoud van energie:

    e)g(AfotonAEEEE

    )g(+=+ +

    IEEEEE)g(A)g(Aefoton

    =−=− +

    2eefoton mv2

    1hcEEIE −

    λ=−=

  • 33

    Opgave 3.1

    Wat is, gebruikmakend van het Bohrmodel, de straal en de energie van het B4+-ion in de toestand n = 3? Wat is de frequentie en de golflengte van het licht dat door dit ion ge-emitteerd wordt bij overgang naar de toestand n = 2? Hoeveel energie is er nodig om de elektronen van 1 mol B4+-ionen in deze toestand te verwijderen? pm3.95r3 =

    J1006.6E 183−×−=

    nm3.2623 =λ →

    mol/kJ1064.3E 33 ×=∆ ∞→

  • 34

  • 35

    Opgave 3.4

    Elektronen kunnen versneld worden door aanleggen van een potentiaalverschil. Veronderstel een elektron initieel in rust dat Veronderstel een elektron initieel in rust dat door aanleggen van een potentiaalverschil versneld wordt zodat λelektron = 10-10m. Hoe groot is het potentiaalverschil dat dit elektron doorlopen heeft?

    potentiaalverschil = 150 V

  • 36

  • 37

    Opgave 3.8

    De minimum energie vereist om elektronen van het oppervlak van een

    metaal te verwijderen is 270.4 kJ/mol. Wat gebeurt er indien licht met

    een golflengte van 461 nm op dit metaal invalt. Verklaar je antwoord.

    a) er worden geen elektronen verwijderda) er worden geen elektronen verwijderd

    b) er worden elektronen met een energie van 1.8 × 10-20 J geëmitteerdc) er worden elektronen met een energie van 4.3 × 10-19 J geëmitteerdd) er worden elektronen met een energie van 7.4 × 10-31 J geëmitteerde) er worden elektronen met een onbekende energie geëmitteerd

    a: er worden geen elektronen verwijderd

  • 38

  • 39

    Opgave 3.42

    Bij bestraling van atomen of moleculen met UV-stralingworden valentie-elektronen uit het atoom of de moleculeverwijderd. In foto-elektronspectroscopie wordt gebruikgemaakt van UV-straling met een bekende frequentie enwordt de kinetische energie van de uitgestraaldeelektronen gemeten. Aan de hand van deze gegevenskan, op basis van de wet van behoud van energie, deionisatie-energie van atomen en moleculen bepaaldworden. Bij bestraling van rubidiumatomen met UV-lichtmet een golflengte van 58.4 nm bedraagt de snelheid vande uitgestraalde elektronen 2450 km s-1. Bepaal deionisatie-energie (kJ/mol) van rubidium.

    mol/kJ403IE =

  • 40

  • 41

    Het quantumechanischatoommodel

  • 42

    Bohr: cirkelbanen de Broglie: staande golven

    Schrödinger: golffuncties en atoomorbitalenSchrödinger: golffuncties en atoomorbitalen

  • 43

    •de Broglie: interpretatie quantisatie straal Bohrse banen

    •Schrödinger: het quantummechanische atoommodel

    •elektronen hebben staande golfkarakter

    •staande golven

    •Heisenberg: onzekerheidsprincipe

    •welgedefinieerde baan elektron rond kern kan niet

    •Schrödinger: het quantummechanische atoommodel

    •golffuncties: - quantumgetallen en energie elektron

    - probabiliteitsdistributie en atoomorbitalen

    •één-elektronsysteem: - energieniveau’s en quantumgetallen

    - vorm atoomorbitalen

    •meer-elektronsysteem

  • 4444

    de Brogliede Broglie

  • 45

    Staande golf staande golf is beperkt tot een bepaald gebied in de ruimte

    2nL

    λ=knoop

    knoop

    2met n = 1, 2, 3…

    knoop

    knoop

    knoop: amplitude = 0

  • 46

    Interferentie van golven Uitdoving indien λ staande golf niet voldoet aan

    2nL

    λ= met n = 1, 2, 3…

  • 47

    2e

    o22

    n e.Z.m..h.n

    ε=

    2nL e

    λ=

    e: gevangen in elektrisch veld kern

    e: beschouwen als staande golf

    de Broglie: interpretatie quantisatie r

    e

    met n = 1, 2, 3…

    n ≠ geheel getal ⇒ uitdoving golf

    rn moet geheel veelvoud zijn van λe

  • 48

    •foton

    licht

    mch

    mchc

    f oton2 =λ⇒=

    λ

    Elektronen hebben staande golfkarakter

    λ=ν×= hchE

    equivalentie materie-energie E = mc2

    •naar analogie met licht: elektron = materiegolf

    snelheid elektron = v

    ⇒ golfeigenschappen met

    elektronen hebben staande golfkarakter en worden gekarakteriseerd door een golflente λe

    ph

    vmh

    eelektron ==λ

    v: snelheid [m/s]; p: impuls [kg m/s]

  • 49

    •elektron in H atoom: m = 9.11 × 10-31 kg; v = 2.2 × 106 ms-1

    ( )m103.3

    sm

    102.2kg1011.9

    smkg

    10626.610

    631

    234

    ×=

    ××

    ×=λ

    golfkarakter macroscopisch object is praktisch ondedecteerbaar omdat λ té klein is

    s

    •bal: m = 120 g; v = 44.7 ms-1

    ( )m1024.1

    sm

    7.44kg120.0

    smkg

    10626.634

    234

    ×=

    ×=λ

    diameter atoom: 10-10m

    diameter bal: 10-2m

  • 50Elektron in H atoom vibreert als staande golf langsheen cirkelbanen met straal rn die geheel veelvoud zijn van λe

    1D voorstelling golf = golffunctie ψi

    2D voorstelling staande golf

    1D voorstelling ψi2knoop

  • 5151

    HeisenbergHeisenberg

  • 52

    W. Heisenberg

    π≥∆∆

    4h

    )mv()x(

    Heisenberg: onzekerheidsprincipe

    onzekerheid positie onzekerheid snelheid

    elektron: ∆mv ≅ 10−25 kgms−1

    m10smkg104sJ10626.6

    )mv(4h

    )x( 1012534

    −−−

    ≅×π

    ×=∆π

    ≥∆

    •beschrijving van elektron als deeltje dat welgedefinieerde

    baan rond de kern volgt zoals in model van Bohr KAN NIET

    •met welke kans kan het elektron in een bepaald gebied van

    de ruimte rond de atoomkern aangetroffen worden?

    m10smkg104)mv(4

    )x( 125 −− ≅×π=

    ∆π≥∆

    diameter atoom = 10−10 m

  • 5353

    Schrödinger: het quantummechanisch quantummechanisch

    atoommodel

  • 54Schrödinger: quantummechanisch atoommodel

    quantummechanische beschrijving gedrag elektron in atoom gebaseerd op staande golfkarakter elektron

    222 ∂∂∂Mmm… let’s see what

    ψ=ψ EĤĤ : HamiltonoperatorE: bindingsenergie e

    ψ: golffunctie

    E. SchrödingerEkin elektron

    Epot elektron

    Etot elektron

    )z,y,xψ()z,y,xψ(zyx

    22

    2

    2

    2

    2

    2

    ∇=

    ∂∂+

    ∂∂+

    ∂∂

    golffunctie

    formules: niet te kennen

    Mmm… let’s see what it gives if I try to

    describe it as a wave

    )z,y,xψ(E)z,y,xψ()z,y,x(V)z,y,xψ(m8

    h 2

    e2

    2=+∇

    π−

  • 55

    golfvergelijking wiskundige beschrijving staande golfgedrag e in atoom

    golffuncties Ψi

    oplossing

    gekarakteriseerd door: - Eψi : energie e in toestand i

    Golffuncties: quantumgetallen en energie elektron

    golffuncties Ψi

    |Ψ|Ψ|Ψ|Ψi||||2 probabiliteit om e in toestand i aan te treffen in één punt op afstand r van de kern (orbitaal)

    3D beschrijving staande golfgedrag e in toestand i

    - quantumgetallen n, l, ml

    bevat eiφ⇒ e±iφ = cosφ ± i sinφ ⇒ reële functie

    |z| = (a2 + b2)1/2

    in de scheikunde spreekt men kortweg van ψi2

    in de scheikunde gebruikt

    complex getal z = a + ib

  • 56ψ voor elektron in H-atoom in 1s toestand

    2e

    20

    00

    23

    0s1 em

    hamet

    aZr

    expaZ1

    πε=

    π=ψ

    ψ1s bevat informatie over het elektron in de energietoestand E1s

    Z = 1Z = 1

    ψ1s streeft asymptotisch naar 0

    formules: niet te kennen

  • 57

    ψ21sZ = 1

    Probabiliteitsdistributie ψ2

    •ψ21s streeft asymptotisch naar 0

    afmetingen atoom niet exact gedefiniëerd

    •ψ21s grootst dicht bij de kern

    probabiliteit om e in de energietoestand 1s in één punt op een afstand r van de

    kern van het H-atoom aan te treffen

  • 58

    AtoomorbitaalZ = 1

    ψ21s

    1s orbitaal: boloppervlak omsluit 90% van lading e in toestand 1s

  • 59

    ψ21s % lading omsloten door bolopp. met straal r

    93%32%

    orbitaal = gebied in de ruimte waarbinnen de kans om een elektron aan te treffen 90% is

    ψ21s

  • 60Volume-gewogen of radiale probabiliteitsdichtheid (RPD)

    Z = 1 4πr2ψ21s

    totale probabiliteit om e in de energietoestand 1s aan te treffen op een bolopp. op afstand r van de kern

    van het H-atoom

    probabiliteit om e in de energietoestand 1s aan te treffen in één punt op een

    afstand r van de kern van het H-atoom

    meest waarschijnlijke afstand r van de kern om e in energietoestand corresponderend met ψ1s aan te treffen

  • 6161

    Eén-elektronsysteem

    E-niveau’s en quantumgetallen

  • 62

    •ontaarde AO: AO met zelfde E

    ....2,1nn

    Z1018.2

    hn8

    meZE

    2

    218

    222o

    e42

    n=××−=

    ε−= −ψ

    één-elektronsysteem: E-niveau’s

    in één-elektronsystemen hebben alle atoomorbitalen met een zelfde n dezelfde energie

    Z = 1: H-atoom

    •toestanden met n ≠1: aangeslagenof geëxciteerde toestanden

  • 63

    1 H-kern + 1 elektron op afstand ∞ van elkaar en in rust

    E1SE2S

    E = 0

    E2p

    Excitatie elektron in H-atoom

    H 1s1: grondtoestand

    H 2s1: 1ste aangeslagen toestand met E2s1

    ↑↑↑↑

    ↑↑↑↑ ↑↑↑↑

    H 2p1: aangeslagen toestand met E2p1 ≡ E2s1

    2

    218

    11

    1J1018.2E ××−= −

    2

    218

    22

    1J1018.2E ××−= −

    foton12 hEEE ν=−=∆

    ∆E

  • 64

    hoofdquantumgetal n energie, ruimtelijke uitgestrektheid van orbitaal

    in één-elektronsystemen worden alle atoomorbitalen volledig gekarakteriseerd door 3 quantumgetallen

    één-elektronsysteem: quantumgetallen

    magnetisch quantumgetal m

    l

    vorm van orbitaal

    ruimtelijke oriëntering van orbitaal

    nevenquantumgetal l

  • 65

    ml= 0, 1, 2...ll = 0, 1, 2, …n-1n = 1, 2, 3, ….

    n l ml

    orbitaal-notatie

    aantal orbitalen in schaal

    aantal orbitalen in subschaal

    1 0 0 1s 1 1

    2 0 0 2s 4 1

    1 -1,0,1 2p 3

    3 0 0 3s 9 1

    1 -1,0,1 3p 3

    2 -2,-1,0,1,2 3d 5

    4 0 0 4s 16 1

    1 -1,0,1 4p 3

    2 -2,-1,0,1,2 4d 5

    3 -3,-2,-1,0,1,2,3 4f 7

  • 66

    •2s golffunctie: n = 2, l = 0, m = 0 ⇔ E2s

    2e

    20

    00

    23

    0s1

    em

    hamet

    aZr

    expaZ1

    πε=

    π=ψ

    •1s golffunctie: n = 1, l = 0, ml

    = 0 ⇔ E1s

    s-orbitaal: l = 0één-elektronsysteem: vorm orbitalen

    •2s golffunctie: n = 2, l = 0, ml

    = 0 ⇔ E2s

    π=ψ

    00

    23

    0s2 a2

    rZexp

    arZ

    2aZ

    24

    1

    • ψ1s en ψ2s enkel afhankelijk van r ⇒ sferisch symmetrisch

    • alle s golffuncties zijn sferisch symmetrisch

    l = 0 ⇒ s orbitaal is bolvormig formules: niet te kennen

  • 67

    − 23

    ZrZ1

    π=ψ

    0

    2

    0s1 a

    Zrexp

    aZ1

    π=ψ

    00

    23

    0s2 a2

    rZexp

    arZ

    2aZ

    24

    1

    ψ2s heeft 1 radiale knoop

    ψ2s is meer “uitgespreid” in ruimte dan ψ1s

  • 68

    +n = 1

    de Broglie staande golf: ψi

    golffunctie ψi

    ψi2

    + −n = 2

    knoop

    ψi2

    L2=λ

    L=λ

    golffunctie ψi ψi

    1s+

    rkern kern

    r

    2s+

    rkern kern

    r−−

    knoop

    s2,es1,e λ>λ

  • 69

    vergelijking RPD vergelijking met r1 Bohr

    vergelijking met r2 Bohr vergelijking

    met r3 Bohr

    RPD

  • 70

    θ

    π=ψ cos

    a2rZ

    expa

    rZaZ

    241

    00

    23

    0zp2

    3

    p-orbitaal: l = 1 l = 1 ⇒ ml = -1, 0, 1: drie p orbitalen

    2p-golffuncties: n = 2, l = 1, ml

    = -1, 0, +1 ⇔ E2p

    ψ2pz = 0 in xy-vlak

    φθ

    π=ψ cossin

    a2rZ

    expa

    rZaZ

    241

    00

    23

    0xp2

    φθ

    π=ψ sinsin

    a2rZ

    expa

    rZaZ

    241

    00

    23

    0yp2

    ψ2px = 0 in yz-vlak

    ψ2py = 0 in xz-vlak

    formules: niet te kennen

    •zelfde exponentiële verval als 2s functie ⇒ 2s en 2p orbitalen ≅ grootte

    •2p functies zijn enkel 0 voor r = 0 ⇒ hebben geen radiale knoop

  • 71

    ψ22pz

    de drie p orbitalen verschillen enkel door hun oriëntatie in de ruimte

  • 72

    2s en 2p orbitalen hebben nagenoeg gelijke grootte

    2s elektron heeft grotere kans om zich dichter bij de kern te bevinden dan 2p elektron nagenoeg gelijke grootte

    2s heeft 1 radiale knoop

    2p heeft 1 knoopvlak en GEEN radiale knoop

    dan 2p elektron

  • 73

    ψψψψ2p ψψψψ3pψψψψ2p ψψψψ3p

    radiale knoop

    •3p-orbitalen: n = 3, l = 1, ml

    = -1, 0, +1 ⇔ E3p

    radiale knoop

    Rad

    iale

    pro

    bab

    ilite

    itsd

    istr

    ibu

    tie

    Rad

    iale

    pro

    bab

    ilite

    itsd

    istr

    ibu

    tie

    Rad

    iale

    pro

    bab

    ilite

    itsd

    istr

    ibu

    tie

    Rad

    iale

    pro

    bab

    ilite

    itsd

    istr

    ibu

    tie

    radiale knoop

    knoopvlak

  • 74

    3s elektron 3s en 3p orbitalen hebben nagenoeg gelijke grootte

    Z = 1

    3s heeft 2 radiale knopen

    3p heeft 1 knoopvlak en 1 radiale knoop

    3s elektron heeft grotere kans om zich dichter bij de kern te bevinden dan 3p elektron

  • 75

    •3d-orbitalen: n = 3, l = 2, ml

    = -2, -1, 0, +1, +2 ⇔ E3d

    knoopvlak

    d-orbitaal: l = 2 l = 2 ⇒ ml = -2, -1, 0, 1, 2 : vijf d orbitalen

    Z = 1

    knoop-oppervlak

    z

    x y

  • 76

    radiale knoop

    •4d-orbitalen: n = 4, l = 2, ml

    = -2, -1, 0, +1, +2 ⇔ E4d

    radiale knoop

  • 77

    •4f-orbitalen: n = 4, l = 3, ml

    = -3, -2, -1, 0, +1, +2, +3 ⇔ E4fZ = 1

    f-orbitaal: l = 3l = 3 ⇒ m

    l= -3,-2, -1, 0, 1, 2, 3 : zeven f orbitalen

  • 78

    1s: n = 1, l = 0

    2s: n = 2, l = 0

    2p: n = 2, l = 1

    Z = 1

    +−+=2

    02

    n

    )1(1

    21

    1Zan

    r nll

    l

    m1029.5em

    ha 10

    2e

    2o

    0−×=

    πε=

    Bohrse straal

    enkel elektron in s-orbitaal kan tot dicht bij de kern doordringen

    gemiddelde afstand e tot kern

    Rad

    iale

    pro

    babi

    litei

    tsdi

    strib

    utie

    Aftsand r tot de kern [a0]

    Rad

    iale

    pro

    babi

    litei

    tsdi

    strib

    utie

    Aftsand r tot de kern [a0]

    3s: n = 3, l = 0

    3p: n = 3, l = 1

    3d: n = 3, l = 2

    tot dicht bij de kern doordringen

  • 79

    QM-atoommodel:

    meer-elektronsysteem

  • 80

    •Schrödinger: quantummechanische atoommodel•meer-elektronsysteem: elektrostatische afstoting elektronen

    •vierde quantumgetal: spinquantumgetal ms = +1/2, −1/2

    •limiet op aantal elektronen in 1 orbitaal: Pauli principe

    •complexere set E-niveaus: E = f(n, l)

    •elektronenconfiguratie: aufbau-principe

    •valentie-elektronen

    •Elektronenconfiguratie en periodiciteit

    •periodieke eigenschappen: atoomstraal, ionenstraal, ionisatie-energie, elektronenaffiniteit

    •periodieke eigenschappen: wat versus waarom

  • 81

    Pauli uitsluitingsprincipe

    elk elektron in een atoom wordt volledig gekarakteriseerd door zijn 4 quantumgetallen (n, l, m

    l, ms)!!!

    •limiet op aantal elektronen in 1 orbitaal

    Spinquantumgetal: ms = +1/2, −1/2

    geen twee elektronen in een zelfde atoom kunnen dezelfde 4 quantumgetallen hebbben

    een atoomorbitaal kan slechts twee elektronen met tegengestelde spins bevatten

    •limiet op aantal elektronen in 1 orbitaal

  • 82

    Complexere set E-niveaus: E = f(n,l)elektrostatische effecten ⇒ opsplitsing van E-niveaus

    AO in een subniveau (l: s, p, d, f) binnen een gegeven

    niveau (n) hebben een verschillende energie

  • 83

    •elektron-elektron: Eafstoting > 0

    •kern-elektron: Eaantrekking < 0

    r)r(Ze

    E eρ×−∝

    2e1er

    )r()r(E

    ρ×ρ∝ ρe(r): e-densiteit in punt op

    afstoting

    aantrekking

    kern

    valentie-elektronen

    afstoting

    aantrekking

    kern

    valentie-elektronen

    E = f(n, l) ⇔ afscherming

    Zeffectief = Z − effect afstoting = Z – afscherming

    [ ] ....2,1nRydbergn

    ZE

    2

    2n,eff

    n =−=

    +−+=2

    n,eff

    02

    nn

    )1(1

    21

    1Z

    anr

    ll

    l

    2,1rE ∝ e

    afstand r van de kern

    beschrijven alsof e aangetrokken worden door kern met Zeffectief

  • 84

    Argon1s2 2s2 2p6 3s2 3p6

    n = 1n = 2 n = 3

    kern: 18+

  • 85

    n = 1; Zeff,1 = 16+

    n = 2; Zeff,2 = 13+

    n = 3; Zeff,3 = 6.5+

    Argon

    n = 1 n = 2 n = 3

    1s2 2s2 2p6 3s2 3p6

    +18

    schermen e met n = 3 sterk af

    afschermingseffecten door elektronen in lagere niveaus

    kern: 18+

    2e 8e 8e

    ruwe schatting Zeff 18+ 16+ 8+

    schermen e met n = 2 sterk af

  • 86enkel elektron in s-orbitaal kan tot dicht bij de kern doordringen

    •afscherming binnen zelfde niveaus elektronen schermen p en d elektronen af

    p elektronen schermen d elektronen af

    •afscherming binnen zelfde niveau

    s elektronen schermen elkaar zwak af

    p elektronen schermen elkaar zwak af

    •afscherming binnen zelfde subniveau

    d elektronen schermen elkaar zwak afbelang afscherming neemt toe naarmate d subniveau verder opgevuld wordt

  • 87

    Samenvatting afschermingseffecten

    •sterkst afgeschermd door e in de lagere niveaus

    •minder sterk afgeschermd door e in hetzelfde niveau (s

  • 88

    log-schaal

    1 Rydberg = 2.18 × 10-18 J

    Z↑↑↑↑ ⇒⇒⇒⇒ kernlading ↑↑↑↑

    E↓↓↓↓

  • 89

    De verdeling van de elektronen over de beschikbare AO

    •Wat?

    •Hoe bepalen?De e-configuratie van de grondtoestand van een atoom wordt gevonden door toepassen van het aufbau-principe

    Elektronenconfiguratie meer-e systemen

    1. De orbitalen met de laagste energie worden eerst opgevuld

    2. Een orbitaal kan slechts twee elektronen met tegengestelde spins bevatten (Pauli uitsluitingsprincipe)

    3. Indien twee of meer orbitalen dezelfde energie hebben (gedegeneerde orbitalen) dan wordt elk van deze orbitalen half gevuld; de elektronen in de half gevulde orbitalen hebben allen hetzelfde spinquantumgetal (Regel van Hund)

  • 90

    orbitaaldiagram

    orbitaal voorstellen als cirkel of vierkant en de elektronen in de orbitaal voorstellen met pijl. De richting van de pijl stelt de spin van het elektron voor.

  • 91E

    Z

    transitiemetalen: 4s e minder sterk gebonden aan kern dan 3d e!

  • 92

  • 93

    llll

    n 0 1 2 3 4 5 6 7

    1 1s

    2 2s 2p

    3 3s 3p 3d

    4 4s 4p 4d 4f4 4s 4p 4d 4f

    5 5s 5p 5d 5f 5g

    6 6s 6p 6d 6f 6g 6h

    7 7s 7p 7d 7f 7g 7h 7i

    8 8s 8p 8d 8f 8g 8h 8i 8j

  • 94

    Valentie-e: e in hoogst bezette E-niveaus

    alle elementen uit zelfde (hoofd)groep hebben dezelfde e-configuratie voor hun valentieschaal

  • 95

    •paramagnetisme: atoom/ion/molecule met ongepaarde

    elektronen wordt aangetrokken door magneetveld

    •diamagnetisme: atoom/ion/molecule met enkel gepaarde

    elektronen wordt niet aangetrokken door magneetveld

    Paramagnetisme en diamagnetisme

    paramagnetisch diamagnetisch

  • 96

    Schrijf de elektronenconfiguratie en bepaal

    de magnetische eigenschappen van:

    a) Zn en Zn2+

    Voorbeeld 4

    a) Zn en Zn2+

    b) Fe, Fe2+ en Fe3+

  • 97

  • 98

    Opgave 3.14

    Veronderstel een universum waarin de vier quantumgetallen dezelfde mogelijke waarden kunnen hebben als in ons universum met dit verschil dat het nevenquantumgetal als waarden 0, 1, 2 … (n+1) kan aannemen.

    a) Hoeveel elementen zouden er in de eerste twee perioden van a) Hoeveel elementen zouden er in de eerste twee perioden van het periodiek systeem van dit universum voorkomen?

    b) Wat zou het atoomgetal zijn van het element in de tweede periode en de vijfde kolom?

    c) Teken een orbitaaldiagramma voor het element met atoomgetal 12

  • 99

  • 100

  • 101

    Periodieke eigenschappen

  • 102

    e-configuratie en periodiciteit

  • 103periodieke eigenschap = periodieke functie van atoomgetal

  • 104Periodieke eigenschappen: wat versus waarom•Mendeleev: periodieke wet (maakt voorspellen mogelijk)

    Q R S

    Q’ R’ S’

    Q” R” S”

    eigenschap van R’ kan bepaald als gemiddelde van de eigenschappen van R, R”, Q’ en S’

    ( )'S'Q"RR'R AMAMAMAM41

    AM +++=

    ( )SeGeSbPAs AMAMAMAM41

    AM +++=

    ( )1

    •QM-atoommodel: e-configuratie (maakt verklaring mogelijk)

    ( ) 7679731223141

    AMAs =+++=

    92.74AM:PS76AM AsAs =⇔=

    alle elementen uit zelfde groep hebben dezelfde e-configuratie voorhun valentieschaal ⇒ analoge fysische en chemische

    eigenschappen

  • 105

    •atoomstraal •ionenstraal

    •periodieke eigenschappen

    •ionisatie-energie (IE)

    •elektronen-affiniteit (EA)A(g) → A+(g) + e- ∆E = IE

    A(g) + e- → A-(g) ∆E = EA

  • 106

    Trends periodieke eigenschappen

  • 107

    Periodiciteit atoomstraal

  • 108

    Periodieke eigenschap: atoomstraal

    •binnen groep: atoomstraal↑ met Z↑vb.: Li → Fr

    •binnen periode: atoomstraal↓ met Z↑vb.: Na → Cl

  • 109

    Verklaring periodieke trends atoomstraal

    •verandering in n

    ratoom = f(Z): wordt bepaald door twee tegengestelde invloeden

    • n↑ ⇒ ruimtelijke uitgestrektheid orbitaal ↑• n↑ ⇒ ruimtelijke uitgestrektheid orbitaal ↑

    ⇒ atoomstraal ↑

    •verandering in Zeff• Zeff↑ ⇒ aantrekking tussen e en kern ↑

    ⇒ atoomstraal ↓

  • 110

    •binnen groep: atoomstraal↑ met Z↑

    Li: [He]2s1Li → Fr

    Fr: [Rn]7s1e-configuratie:

    Ruwe schatting Zn = 1 n = 2 n = 3 n = 4 n = 5 n = 6 n = 7

    •Zeff valentie-elektronen verandert weinig

    •n valentie-elektronen↑ ⇒ ruimtelijke uitgestrektheid orbitaal ↑⇒ atoomstraal ↑

    Zeff ≈ 3 – 2 = 1

    Zeff ≈ 87 – 86 = 1

    Ruwe schatting Zeff:

    Li: Z = +3

    Fr: Z = +87

    n = 1 n = 2 n = 3 n = 4 n = 5 n = 6 n = 7

    2e

    2e 8e 8e 18e 18e 32e

    ↑↑↑↑

    ↑↑↑↑

    86e

  • 111

    Na: [Ne]3s1Na → Ar

    Ar: [Ne]3s23p6e-configuratie:

    •binnen periode: atoomstraal↓ met Z↑

    Ruwe schatting Zeff:n = 1 n = 2 3s 3p

    •Zeff valentie-elektronen↑ ⇒ aantrekking valentie-e en kern ↑

    ⇒ atoomstraal ↓

    Zeff ≈ 11 – 10 = 1

    Zeff ≈ 18 – 10 = 8

    •n valentie-e blijft gelijk

    Na: Z = +11

    Ar: Z = +18

    n = 1 n = 2 3s 3p

    2e

    2e 8e

    8e

    10e

    ↑↑↑↑

    ↑↓↑↓↑↓↑↓ ↑↓↑↓↑↓↑↓ ↑↓↑↓↑↓↑↓ ↑↓↑↓↑↓↑↓

  • 112

    Atoomstraal transitiemetalen

    vanaf 4 t.e.m. 8 d elektronen blijft r ongeveer gelijk

  • 113

    Atoomstraal transitiemetalenZeff ↑↑↑↑ afscherming d elektronen wint aan belang

    > 5 d-elektronen

    Z ↑↑↑↑ ⇒⇒⇒⇒ r ↓↓↓↓

    opvulling 4f-orbitalenlanthanidecontractie

    vanaf 4 t.e.m. 8 d elektronen blijft r ongeveer gelijk

  • 114

    Rangschik de volgende atomen in volgorde

    van toenemende grootte:

    a) Be, Mg, Ca

    Opgave 3.35

    a) Be, Mg, Ca

    b) Te, I, Xe

    c) Ga, Ge, Ind) As, N, F

    e) S, Cl, F

    a) Be < Mg < Ca

    b) Xe < I < Te

    c) Ge < Ga < In

    d) F < N < As

    e) F < Cl < S

  • 115

  • 116

    Periodiciteit ionisatie-energie (IE)

  • 117

    Definitie ionisatie-energie (IE)gasfase

    EA+EA

    E = 0; kern + elektronen op afstand ∞ en in rust

    IEA

    ↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓

    ↑↑↑↑

    A(g) → A+(g) + e- ∆E = IE

    IE> 0: er moet steeds E toegevoerd worden om e uit aantrekkingsveld van

    kern te verwijderen

    IEatoom = energie nodig om e uit hoogst bezette AO te verwijderen

    atoom in grondtoestandA(g)

    ion in grondtoestand en e op afstand ∞∞∞∞ en in rust

    A+(g)IEA

    ↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓

    AO van A in grondtoestand

  • 118

    Periodiciteit IE

  • 119

    Verklaring periodieke trends IE•alkalimetalen hebben de laagste IEs

    zwakke aantrekking tussen te verwijderen e en kern ⇒ lage IE

    ruwe schatting Zeff alkalimetalen: +1

    •edelgassen hebben de hoogste IEs

    zwakke aantrekking tussen te verwijderen e en kern ⇒ lage IE

    sterke aantrekking tussen te verwijderen e en kern ⇒ hoge IE

    ruwe schatting Zeff edelgassen: +8

  • 120

    •binnen groep: IE↓ met Z↑n↑ ⇒ ruimtelijke uitgestrektheid orbitaal ↑

    ⇒ IE↓

    ⇒ aantrekking tussen e en kern ↓

    Zeff valentie e verandert weinig

    afscherming valentie e verandert weinig ⇒ Zeff↑

    ⇒ IE↓

    •binnen periode: IE↑ met Z↑n = ⇒ aantal binnenste schalen =

    ⇒ IE↑

    ⇒ aantrekking tussen e en kern↑

  • 121

    Onregelmatigheden binnen periode

    !

    Be: 2s2 Be+: 2s1

    B: 2s2 2p1 B+: 2s2

    ⇒ IE 2s > IE 2p

    IE = 899.4 kJ/molIE = 800.6 kJ/mol

    ⇒ e in 2s minder afgeschermd dan e in 2p⇒ e in 2s ondervindt grotere Zeff dan e in 2p⇒ e in 2s sterker gebonden aan kern dan e in 2p

  • 122

    Hogere IEsA(g) + IE1→ A+(g) + e-

    A+(g) + IE2→ A2+(g) + e-

    A2+(g) + IE3→ A3+(g) + e- IE3 > IE2 > IE1

    kJ/mol

  • 123

    Welk van de volgende atomen heeft de

    hoogste 1ste IE?

    a) P

    Opgave 3.21

    a) P

    b) N

    c) Sb

    d) As

  • 124

  • 125

    Periodiciteit elektronenaffiniteit (EA)

  • 126

    Definitie elektronenaffiniteit (EA)gasfase

    A(g)

    EA−EA

    atoom in grondtoestand en

    E = 0; kern + elektronen op afstand ∞ en in rust

    EAA

    ↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓

    ↑↑↑↑

    A(g) + e- → A-(g) ∆E = EA

    EA is meestal < 0: er wordt meestal E vrijgesteld wanneer e in

    aantrekkingsveld van kern komt

    EA = E die vrijkomt bij toevoegen van e in laagste niet-bezette AO

    EA = maat stabiliteit anion; EA meer negatief ⇒ anion stabieler

    EA > 0 ⇒ anion onstabiel

    anion in grondtoestand

    A(g)atoom in grondtoestand en e op afstand ∞∞∞∞ en in rust

    A−(g)EAA

    ↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓↑↓

    AO van A in grondtoestand

  • 127

    Periodiciteit EA

    •edelgassen: positieve EA

    •halogenen: meest negatieve EA

  • 128A(g) + e- → A-(g) ∆E = EA (kJ/mol)

    •edelgassen: positieve EA ⇒ kleinste neiging om e op te nemen

    •halogenen: meest negatieve EA ⇒ grootste neiging om e op te nemen

    ⇒ men zegt: edelgassen hebben de grootste elektronenaffiniteit

    ⇒ men zegt: edelgassen hebben de kleinste elektronenaffiniteit

  • 129

    Verklaring periodieke trends EA

    •aantrekking bijkomend e-kern

    EA = f(Z): wordt bepaald door twee tegengestelde invloeden

    energetisch gunstig ⇒ negatieve EAenergetisch gunstig ⇒ negatieve EA

    ⇒ stabiel anion

    •repulsie bijkomend e-eenergetisch ongunstig ⇒ positieve EA

    ⇒ onstabiel anion

  • 130

    •edelgassen: positieve EA

    zwakke aantrekking tussen bijkomend e en kern

    energetisch ongunstig ⇒ EA > 0

    bijkomend (n+1)s e sterk afgeschermd door (n) e ⇒ lage Zeff.

    •halogenen: meest negatieve EA

    bijkomend (n)p e zwak afgeschermd door (n) e ⇒ hoge Zeffsterke aantrekking tussen bijkomend e en kern

    energetisch gunstig ⇒ EA

  • 131

    O + 2 e

    O2−(g)

    EA2 = +878 kJ

    +737 kJ

    E = 0: O-kern + 10 e op afstand ∞ en in rust

    Hogere EAs

    O(g) + 2 e

    O−(g) + eEA1 = −141 kJ

    EA2 = +878 kJ

    O(g) + e → O−(g) ∆E = EA1 = –141 kJ/mol

    O−(g) + e → O2−(g) ∆E = EA2 = +878 kJ/mol

    O(g) + 2 e → O2−(g) ∆E = EA1 + EA2 = +737 kJ/mol

  • 132

    edelgassen hebben een hoge IE én een positieve EA ⇒ weinig reactief

    Metalen hebben een lage ionisatie-energie; vormen kationen

    Niet-metalen hebben een hoge elektronen-affiniteit; vormen anionen

    grote negatieve EA

  • 133

    Welk van onderstaande elementen heeft

    de meest negatieve EA?

    a) Cl

    Opgave 3.20

    b) Na

    c) I

    d) Se

    e)Ar Cl heeft grootste elektronenaffiniteit

  • 134

  • 135

    Verklaar waarom IE1 van Ca groter is dan

    IE1 van K terwijl nochtans IE2 van Ca

    kleiner is dan IE2 van K.

    Opgave 3.27

    Zeff Ca > Zeff K ⇒ IE1 Ca > IE1 K

    Zeff Ca+

  • 136

  • 137

    Periodiciteit ionenstraalPeriodiciteit ionenstraal

  • 138

    •kationen

    •↓ groep ⇒ straal kation↑•straal kation < straal atoom

    •anionen

    •↓ groep ⇒ straal anion↑•straal anion > straal atoom

    Periodieke eigenschap: ionenstraal

    2

    3

    4

    5

    6

  • 139

    12 elektronen

    11 elektronen

    verklaring kationstraal < atoomstraal10 elektronen

    10 elektronen

    Z = 11 Z = 12[Ne] 3s1 [Ne] 3s2

    n = 3 n = 3

    1.11011

    e

    p:Naversus 1

    1111

    e

    p:Na ==== −

    ++

    +2.1

    1012

    e

    p:gMversus 1

    1212

    e

    p:Mg 2 ==== −

    ++

    +

    Z = 11[Ne] n = 2

    Z = 12[Ne] n = 2

    gemiddelde aantrekkingskracht van kern op elektronen is groter in kation dan in neutraal atoom ⇒ rkation < ratoom

  • 140

    verklaring trends iso-elektronische atomen/ionen

    iso-elektronisch: zelfde e-configuratie ⇒ e-e repulsies zijn gelijk

    Z = 10 Z = 11 Z = 12[Ne] [Ne] [Ne]n = 2 n = 2 n = 2

    1 1010

    e

    p:Ne ==−

    +1.1

    1011

    e

    p:Na ==−

    ++ 1.2

    1012

    e

    p:Mg2 ==−

    ++

    iso-elektronisch atoom/ion: Z↑ ⇒ r↓

    Zie ook figuur 3.42

  • 141

    2

    3

    4

    5∆r = 10 pm

    ∆r = 39 pm

    ∆r = 40 pm

    ∆r = 14 pm

    ∆r = 33 pm

    ∆r = 34 pm

    5

    6

    n = 4

    opvulling 3d-orbitalen; transitiemetalen: ratoom↓ met Z↑ tot 4 d-elektronen; ratoom↑ lichtjes voor meer dan 8 d-elektronen; 4-8 d-elektronen: ratoom ≅

    162

  • 142

    1.15

    1.20

    1.25

    1.30

    70

    90

    110

    130

    150

    170

    p+/e

    -

    stra

    al (p

    m)

    1.00

    1.05

    1.10

    10

    30

    50

    70

    Sc Ti V Cr Mn Fe Co Ni Cu Zn

    stra

    al (p

    m)

    atoom 2+ ion trend p+/e-

  • 143

    Studie-opgave 3.19

    Duid voor elk van onderstaande paren het atoom of ion aan met de grootste straal:

    a) Na en K

    b) Cs en Cs+b) Cs en Cs+

    c) Rb+ en Kr

    d) K en Ca

    e) Cl− en Ar

  • 144

  • 145

    Studie-opgave 3.20

    Duid voor elk van de onderstaande paren het ion aan met de grootste straal:

    a) O− en S2−

    b) Co2+ en Ti2+

    c) Mn2+ en Mn4+

    d) Ca2+ en Sr2+

  • 146

  • 147

    Examenstof

    belangrijke vaardigheden

    •interconversie frequentie, golflengte, energie elektromagnetische straling

    •berekening frequentie van geëmitteerde fotonen door geëxciteerde atomen

    •berekening frequentie van geabsorbeerde fotonen bij excitatie atomen

    •set quantumgetallen ⇔ orbitaal

    •tekenen en benoemen van orbitalen

    •schrijven/voorspellen elektronenconfiguratie van atomen in de grondtoestand

    •orbitaalvoorstelling van elektronenconfiguratie

    •elektronenconfiguratie valentie-schaal voor groepen in PS

    •identificatie van blok in PS waartoe een element behoort

    •bepalen/verklaren relatieve grootte van de atoomstralen voor een set atomen

    •bepalen/verklaren relatieve grootte van de stralen voor een set ionen

    •bepalen/verklaren relatieve grootte van IE’s voor een set atomen

    •bepalen/verklaren relatieve grootte van EA’s voor een set atomen