24
OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ Procesvoorstel 2017-2019

OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ · 2017-09-21 · zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-‘Leren door te doen’

  • Upload
    others

  • View
    1

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ · 2017-09-21 · zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-‘Leren door te doen’

OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ Procesvoorstel 2017-2019

Page 2: OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ · 2017-09-21 · zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-‘Leren door te doen’

2Op weg naar de Omgevingswet

Page 3: OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ · 2017-09-21 · zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-‘Leren door te doen’

3

AanleidingNaar verwachting zal medio 2019 de Omgevingswet in werking treden. Dit betekent een grote verandering en een verbreding van het fysieke domein. De Omgevingswet richt zich op het beheer van de stad en haar ontwikkelingen in brede zin. De wet biedt veel ruimte voor particuliere initiatief en moet leiden tot minder regeldruk en betere samenwerking tussen verschillende overheidslagen en ketenpartners. Op lokaal niveau komt er meer bestuurlijke afwegingsruimte en meer ruimte voor maatwerk. Dit voorliggende interne document is een procesvoorstel voor de implementatie van de nieuwe wet in Lelystad en bestaat uit vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1. Inleiding op de Omgevingswet.

Hoofdstuk 2. Plan van aanpak. 2.1 Fasering. 2.2 Processtappen.

Hoofdstuk 3. Impact op de organisatie en randvoorwaarden. 3.1 Capaciteit. 3.2 Bestuurlijke uitgangspunten. 3.3 Financiën. 3.4 Planning en prioriteiten. 3.5 Indicatie risico’s.

Hoofdstuk 4. De procesorganisatie van de implementatie. 4.1 Programmatische aanpak. 4.2 Sturingsmodel. 4.3 Rollen en verantwoordelijkheden.

‘Leren door te doen’ Proces 2017-2019

Page 4: OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ · 2017-09-21 · zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-‘Leren door te doen’

4Op weg naar de Omgevingswet

Page 5: OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ · 2017-09-21 · zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-‘Leren door te doen’

5

Hoofdstuk 1. Inleiding op de Omgevingswet

De Omgevingswet vervangt 26 wetten en regels voor de fysieke leefomgeving door één wet, vier AMvB’s en tien ministeriële regelingen. Daarnaast zijn aanhaakwetten zoals denatuurwet en de Wet Grondeigendom in procedure. Wettelijk zal er dus veel veranderen. De verwachting is dat de Invoeringswet in 2018 voor consultatie beschikbaar komt. De Omge- vingswet heeft een sterk integraal karakter en introduceert nieuwe thema’s in het fysieke domein zoals gezondheid en duurzaamheid. De wet gaat uit van het principe één overheid, één overheidsloket en één omgevingsvergunning. Dit staat in groot contrast met de be- staande praktijk van meerdere bestuurslagen, vele (gemeentelijke) afzonderlijke plannen, beleidsnota’s, en regels. Dit betekent ook zoeken naar nieuwe samenwerkingsvormen, bestuurlijke afstemming over rollen en bevoegdheden en een andere architectuur van sys- temen om data overzichtelijk te houden en beschikbaar te stellen.

De Omgevingswet wordt opgesteld om twee redenen. Ten eerste sluit de bestaande wet- geving niet meer goed aan op de huidige praktijk en toekomstige opgaves zoals duurzame ontwikkelingen en de behoefte aan maatwerk. De tweede reden is dat initiatiefnemers in de huidige situatie worstelen met veel verschillende wetten, procedures, planvormen en regels. Bevoegde gezagsinstanties beoordelen een initiatief vaak niet in samenhang. Inte- graal beleid komt vaak moeizaam tot stand.In het nieuwe stelsel staat de gebruiker centraal. Dient een burger een aanvraag in, dan verplicht de Omgevingswet dat de backoffice (bestaande uit alle ketenpartners) alle rele-vante informatie en besluiten integraal beoordeelt en coördineert. Vervolgens moeter gezamenlijk één besluit worden genomen. Nieuwe instrumenten als de omgevingsvisie en het omgevingsplan fungeren daarbij als onderleggers. In plaats van het huidige “nee, tenzij” geldt als nieuw adagium “ja, mits” op basis van vertrouwen. De burger ontvangt nog slechts één vergunning: de omgevingsvergunning.

De wet geeft weliswaar meer ruimte voor particulier initiatief, maar legt ook meer nadruk op zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid van de burger. Initiatiefnemers dienen zelf de nodige informatie te verzamelen om hun plannen rond te krijgen. Daarbij wordt verwacht dat zij zorgvuldig en actief hun omgeving in de planvorming betrekken en dat zijzelf voor draagvlak zorgen. Voor alle betrokken organisaties betekent dit een andere manier van werken: wennen aan de nieuwe regels, meer samenwerken binnen de keten, een terughoudende rol aannemen en tegelijk de burger faciliteren, omgaan met gewijzigde bestuurlijke verhoudingen.

Op het gebied van de digitale informatiehuishouding ligt er een uitdaging. Als burgers informatie willen hebben, bijvoorbeeld voor het aanvragen van een omgevingsvergunning, dan moeten ze via één digitaal loket alle informatie krijgen op objectniveau. Dit raakt ons zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-

‘Leren door te doen’ Proces 2017-2019

Page 6: OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ · 2017-09-21 · zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-‘Leren door te doen’

6

ging om de digitalisering geleidelijk te detailleren tot objectniveau. In 2025 zal het systeem in volle omvang beschikbaar moeten zijn.

Op weg naar de Omgevingswet

Page 7: OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ · 2017-09-21 · zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-‘Leren door te doen’

7

Hoofdstuk 2. Plan van aanpak.

Welke trajecten, processen en projecten zijn de komende jaren nodig om de organisatie klaar te stomen voor de invoering van de Omgevingswet? Hoewel veel regelgeving nog in de maak is, kunnen en moeten we toch nu al aan de slag met het treffen van voorberei- dingen en het werken in de geest van de wet, want in juli 2019 moeten we er klaar voor zijn. We doen dat vanuit het principe “leren door te doen”. Dit voorliggende eerste plan van aanpak heeft daarom een procesmatig karakter en kan tussentijds bijgesteld worden. Ove- rigens werken wij in de praktijk al deels in de geest van de wet, bijvoorbeeld de werkwijze van de projectgroep “Nieuwe initiatieven”. Ook via het programma “Nu al eenvoudig beter” en de mogelijkheden die de Crisis en Herstelwet biedt, kunnen wij reeds anticiperen op de Omgevingswet. In die zin is de voorbereiding op de wet een intensivering en een aanpas- sing van onze huidige werkwijze.

2.1 Fasering.De rijksoverheid verwacht van gemeenten dat zij bij de invoering in 2019 in staat zijn om te werken met en in de geest van de Omgevingswet. Conform die verwachtingen en op basis van daarbij gehanteerde landelijke planningsschema’s, hanteren wij voor onze eigen orga- nisatie de volgende fasering:

• Fase 1: Bewustwording. - 2017. Verbreding, verdieping en verankering: binnen de eigen organisatie en met de ketenpartners een start maken met de voorbereiding op de Omgevingswet.

• Fase 2: Voorbereiden op invoering. - 2018. Overheden, initiatiefnemers en belanghebbenden werken al in de geest van de Omgevingswet. Werkprocessen zijn daarop aangepast.angepast.

• Fase 3: Realiseren. - 2017/2020. Reflecteren op onze werkwijze en eventueel bijstellen. - 2024. Doelen van de wet zijn zichtbaar en meetbaar in de fysieke leefomgeving.

• Fase 4: Nazorg en beheer.

Dit plan van aanpak concentreert zich op benodigde werkzaamheden in de komende twee jaren, 2017 en 2018. Dit zijn vooral de fases 1 en 2. Fase 1 betreft het voorbereiden en het verkennen van het proces. Deze fase is afgerond per 1 februari 2017. Er is dan een eerste beeld van de impact die de Omgevingswet kan hebben op onze gemeentelijke organisatie en er ligt dit document als eerste plan van aanpak. De doorlooptijd van fase 2 is afhankelijk van het tempo waarin de diverse onderdelen van de Omgevingswet (wet- en regelgeving, maar ook het Digitale Stelsel Omgevingswet) uitgewerkt worden. Fase 3 overlapt gedeel- telijk fase 2 en loopt vanaf maart 2017 t/m juni 2019. De gemeentelijke organisatie dient op 1 juli 2019 startklaar te zijn voor de Omgevingswet, die waarschijnlijk 1 juli 2019 in werking treedt. Dat is ook het startpunt van fase 4. Onderstaand schema laat zien wat we in 2019 zowel ambtelijk als bestuurlijk klaar moeten hebben:

‘Leren door te doen’ Proces 2017-2019

Page 8: OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ · 2017-09-21 · zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-‘Leren door te doen’

8

2.2. Processtappen. De vraag is waar wij in 2017 en 2018 als gemeente concreet mee aan de slag gaan. Om de invoering van de Omgevingswet ook concreet handen en voeten te geven heeft de overheid het volgende processchema ontworpen:

Dit processchema gebruiken we als kapstok voor het ontwikkelen van het Lelystadse proces.

A. InhoudHet wetsvoorstel Omgevingswet kent zes nieuwe kerninstrumenten. Veel bestaande pro- cedures en werkprocessen zullen veranderen en de interne organisatie zal nieuwe instru- menten moeten ontwikkelen. Hieronder volgt een korte toelichting bij de zes kerninstru- menten.• De omgevingsvisie, een samenhangend strategisch plan voor een langere periode voor vooral de fysieke leefomgeving. Tot het grondgebied behoort ook het water, de onder- en bovengrond. De bestaande sectorale planfiguren op gemeentelijk niveau (structuur- visies, relevante delen van natuurvisies, verkeers- en vervoersplannen) gaan op in de omgevings-visie. Elementen die meer indirect invloed hebben op de fysieke leefomge- ving (zoals gezondheid, duurzaamheid, veiligheid, sociale en economische ontwikkelin gen) krijgen een volwaardige plek in deze visie. Feitelijk is de omgevingsvisie hét overkoepelende en richtinggevende document voor de uitwerking van de overige onder staande instrumenten. Onze huidige structuurvisie dateert uit 2005, is geactualiseerd in 2014 en biedt een door-kijkje naar 2030. De periodieke rapportage over de geactuali- seerde structuurvisie valt samen met de komst van de Omgevingswet en de verplichting

Op weg naar de Omgevingswet

Ambtelijk 2019:- Omgevingswet kunnen toepassen;- Ervaring opgedaan met omgevingsvisie;- Op weg naar 1 omgevingsplan;- Op weg naar 1 digitaal loket;- Informatiehuis basisregistraties is operationeel;- We werken vanuit de klant (vraaggericht);- We werken ketengericht;- Onze processen zijn daarop ingericht.

Bestuurlijk 2019:- Rolverdeling college/raad is gewijzigd;- Omgevingsvisie is beschikbaar;- Bestemmingsplannen gefaseerd vervangen door omgevingsplan;- Bestuurlijke afwegingsruimte is ingericht;- Opdrachtverlening aan OFGV/GGD etc. is helder en beschikbaar;- Bestuurlijke samenwerking met omliggende gemeenten/provincie is ingericht.

Digitalisering

Interne organisatie

Regionale samenwerking

Inhoud

In de tussentijd:Procesplanning met

processtappen

2016:Wat hebben we nu?

2019:Hier willen we naar toe!

Page 9: OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ · 2017-09-21 · zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-‘Leren door te doen’

9‘Leren door te doen’ Proces 2017-2019

om een omgevingsvisie in samenspraak met belanghebbenden op te stellen. Voorge steld wordt om in plaats van de periodieke rapportage over de geactualiseerde struc- tuurvisie de raad te vragen opdracht te geven een omgevingsvisie in de geest van de nieuwe omgevingswet op te stellen.

• Het programma, een pakket van beleidsvoornemens en maatregelen als levend document die dienen ter ondersteuning van de omgevingsvisie. Het programma is bedoeld om omgevingskwaliteit en beleidsdoelen in de fysieke leefomgeving te bereiken en daaraan te blijven voldoen. Het programma kan zich richten op één of meer- dere onderdelen van de leefomgeving, op een bepaald gebied, of een kader stellen voor de uitoefening van bevoegdheden door de raad die het plan vaststelt. Daarnaast onder scheidt de Omgevingswet diverse andere typen programma’s: verplichte program ma’s, programma’s met een programmatische aanpak en de facultatieve programma’s. Ieder programma heeft een eigen dynamiek en een eigen bestuursorgaan dat bevoegd is tot vaststellen of afwijken van het programma. In het opzetten en uitwerken is veel nog onduidelijk. Het is nog niet in te schatten of wij daar gebruik van gaan maken

• Het omgevingsplan, brengt de regels over de fysieke leefomgeving bijeen in één ge biedsdekkende regeling en wordt door de raad vastgesteld. Het omgevingsplan vervangt de huidige bestemmingsplannen, eventuele beheerverordeningen uit de Wet ruimtelijke ordening en sommige (delen van) gemeentelijke verordeningen voor de leefomgeving zoals een kapverordening, een ligplaatsenverordening of delen van de APV. Er is een landelijke werkgroep “Reikwijdte omgevingsplan” met vertegenwoordi- gers van Rijk, provincies en gemeenten aan de slag om uit te werken welke gemeen- telijke verorde- ningen in het omgevingsplan zullen worden ondergebracht. Vooruitlopend daarop heeft de werkgroep een stramien ontwikkeld waaruit moet blijken welke regels en/of veror- deningen geïntegreerd moeten, kunnen of niet mogen worden opgenomen in het omgevingsplan. Op basis daarvan kan ons gemeentelijk beleid tegen het licht worden gehouden (actie). De wettelijke termijn waarbinnen bestemmingsplannen vervangen dienen te zijn door één omgevingsplan wordt waarschijnlijk in de Invoerings- wet bepaald. Deze wet is begin 2017 in consultatie gebracht en wordt waarschijnlijk eind 2018 vastgesteld.

• Algemene rijksregels (de vier AMvB’s) voor activiteiten in de fysieke leefomgeving. De algemene maatregelen van bestuur worden ingrijpend vernieuwd, in aantal terug gebracht en gebundeld. De uitwerking van de algemene rijksregels vindt plaats in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en Besluit bouwwerken in de leefomgeving (Bbl). Dit betekent onder meer vervanging van het Bouwbesluit 2012, het Activiteitenbesluit en het Waterbesluit. Het betekent ook minder vergunningen, en dus minder legesin- komsten maar wel meer meldingen (wel het werk maar geen leges). Daarmee worden de overzichtelijkheid en toegankelijkheid voor burgers en bedrijven sterk verbeterd en is de regelgeving gemakkelijker actueel te houden. Uitgangspunt van de Omgevingswet is het principe “decentraal tenzij” op basis van het subsidiariteitsbeginsel (art. 2.3 Ow). Voor ons als gemeente betekent dit dat wij in eerste instantie over de verantwoordelijk- heid beschikken voor het reguleren van de fysieke leefomgeving. Het college is bevoegd gezag. Het al dan niet vaststellen van regels is in beginsel een vrije keuze.

Page 10: OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ · 2017-09-21 · zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-‘Leren door te doen’

10

De Omgevingswet wil het aantal regels beperken en meer verantwoordelijkheid leggen bij initiatiefnemers. Hierbij speelt het vertrouwen dat burgers de regels goed toepassen een grote rol. Om die reden beperken de algemene rijksregels zich tot relevante aspecten van veel voorkomende activiteiten met reële risico’s voor de fysieke leefom- geving (b.v. bouw, milieu). Deze regels zijn niet locatie specifiek, maar bieden een generiek beschermingsniveau voor het hele land. Eventueel kunnen gemeenten van hun aanvullende bevoegdheid gebruik maken en een verordening opstellen om regels nader in te kleuren of aan te vullen mits de AMvB dit toestaat. Op basis van dit beeld kunnen we inschatten waar we staan met ons beleid, waar we kunnen dereguleren en waar we moeten aanvullen. (actie) Om deze actie goed uit te kunnen voeren is ook een grote investering nodig in inhoudelijke kennis en tijd om deze complexe materie te vertalen in overzichtelijke procedures en werkwijzen. (actie) Toezicht en handhaving dient hier expliciet bij betrokken te worden omdat er een verschuiving plaatsvindt van vooraf vergunningverlening naar toezicht achteraf. Het belang van toezicht en hand- having neemt daardoor toe.

• De omgevingsvergunning, is een instrument waarbij vooraf wordt getoetst of bepaalde activiteiten kunnen worden ontplooid en onder welke voorwaarden. Feitelijk kennen wij de omgevingsvergunning al sinds de inwerkingtreding van de Wabo (2010). De Wabo kent nog afzonderlijke toetsingskaders. Met de komst van de Omgevingswet zijn in houdelijke kaders zoveel mogelijk geïntegreerd. Toestemmingen zijn in één aanvraag gebundeld, kennen een zelfde procedure en vallen onder de verantwoordelijkheid van één bevoegd gezag (het één overheidsprincipe). Artikel 5.1 van de Omgevingswet opent weliswaar met een verbod om zonder omgevingsvergunning bepaalde activiteiten te verrichten, maar de wetgever heeft dit verbod sterk beperkt. Het uitgangspunt van de wetgever is om zoveel mogelijk te volstaan met algemene regels voor activiteiten waar de initiatiefnemer vooraf geen toestemming voor nodig heeft. Door meer algemene regels te stellen zullen straks minder vergunningen nodig zijn, met als gevolg dat het aantal vergunningaanvragen zal afnemen. Een logische gevolgtrekking zou kunnen zijn dat dit leidt tot minder capaciteitsinzet. Voor een dergelijke gevolgtrekking is het nog te vroeg. Het algemeen gedeelde beeld bij gemeenten is dat het werk inderdaad andere accenten krijgt, maar beslist niet minder zal worden. Zeker de eerste jaren niet als de nieuwe werkwijze voor burgers, bedrijven en overheid zich nog moet zetten. De omgevingsvergunning betekent een stevige ketengerichte samenwerking met nieu we partners (o.a. waterschap en GGD) en aanpassing van werkprocessen en taken. Daarbij speelt herbezinning op de rol van dienstverlening en de rol van toezicht en handhaving een grote rol

• Het projectbesluit, een generieke regeling voor besluitvorming over projecten met een publiek belang volgens de “sneller en beter”-aanpak. Het projectbesluit wordt inge- zet als instrument voor het Rijk, provincies en waterschappen voor het toestaan van vaak complexe projecten in de fysieke leefomgeving met een publiek belang (o.a. aan- leg/uitbreiding autowegen, versterken primaire waterkering, aanleg windmolenpark, luchthaven etc.). Als gemeente kunnen wij dit instrument niet inzetten. De term pro- jectbesluit is niet nieuw. Ook de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kent de term projectbe- sluit. Onder de Omgevingswet gaat het echter om een ander besluit. Het projectbesluit

Op weg naar de Omgevingswet

Page 11: OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ · 2017-09-21 · zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-‘Leren door te doen’

11‘Leren door te doen’ Proces 2017-2019

is hier vergelijkbaar met het inpassingsplan van de Wro (art.3.26 en 3.28). Waar in de Wro het projectbesluit in feite niets anders is dan een afgedwongen bestemmingsplan op rijks- of provinciaal niveau om projecten van nationaal of provinciaal belang te realiseren en dat geacht wordt deel uit te maken van het gemeentelijke bestemmings- plan. Projectbesluit en bestemmingsplan vormen dan samen het nieuwe planologi- sche kader dat door de raad wordt vastgesteld. De functie van het projectbesluit onder de Omgevingswet heeft ongeveer een zelfde functie: buiten toepassing laten van belem merende regelgeving, directe aanpassing van de regels, maar geen verplichting meer voor de gemeenteraad om het omgevingsplan aan te passen. Het projectbesluit kent eigen spelregels, heeft een eigen rechtsgang, kent ook participatie en heeft ook een omgevingsvergunning nodig om toestemming te verlenen aan een initiatiefnemer. De gemeente blijft verantwoordelijk voor toezicht en handhaving van de regels van het omgevingsplan en daarmee in het verlengde ook bevoegd gezag voor naleving van de regels in het projectbesluit. In de praktijk zullen wij waarschijnlijk sporadisch met dit instrument te maken krijgen. Voor wat betreft het implementatieproces volstaat voor nu “kennis nemen van het instrument en op hoofdlijnen de procedure kennen”.

B. Interne organisatie: bestuur en werkcultuur.Zoals blijkt uit de opsomming van de zes kerninstrumenten, heeft de invoering van de Omgevingswet aanzienlijke gevolgen voor de interne organisatie van de gemeente. Twee relevante aspecten daarbij zijn het bestuur en de werkcultuur.

Bestuurlijke veranderingen: de rol van de raad en participatie.In bestuurlijk opzicht krijgt de Omgevingswet ook gevolgen voor de gemeenteraad. De raad kan in haar Lange Termijn Agenda (LTA) het proces van de implementatie van de Omge-vingswet aanwijzen als één van de onderwerpen waarbij ze extra betrokken wil zijn. Dit lijkt zeer wenselijk, omdat ook voor het bestuur een andere rolopvatting en een cultuurveran-dering nodig zijn. De gemeenteraad zal aan de ene kant meer en andere keuzes moeten maken.Inhoudelijk zullen de besluiten integraler moeten zijn vanuit een breed perspectief. Sec- torale belangen worden niet meer naast elkaar afgewogen, maar ten opzichte van elkaar. Aan de andere kant zal de gemeenteraad haar nieuwe positie ten opzichte van inwoners en initiatiefnemers moeten bepalen (meer vertrouwen geven, minder controle en invloed uitoefenen). Tevens moet ze vaststellen welke onderwerpen ze nog wel in een omge- vings-plan- en visie wil vastleggen. Integraliteit is daarbij het sleutelwoord. Om deze deelsvernieuwde houding en afwegingsmogelijkheid te ontwikkelen en te ondersteunen, moeten college en raad in nauwe samenwerking een koers hiervoor uitzetten.

Een belangrijk element hierbij is de participatie van burgers. In de Omgevingswet is hier- voor een belangrijke rol weggelegd. Hiermee past de Omgevingswet in de trend waarbij de actieve inbreng van burgers bij het inrichten van hun woon- en leefomgeving steeds meer gewicht krijgt. Participatie wordt hierbij gezien als een manier om visies en beleid te ont- wikkelen die breed worden gedragen.

Om participatie te bevorderen is de Omgevingswet laagdrempelig ingericht: minder entrouwt de overheid er op dat burgers zich meer uitgenodigd voelen om hun rol te vervullen

Page 12: OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ · 2017-09-21 · zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-‘Leren door te doen’

12

overzichtelijkere regels, centraal en digitaal beschikbare informatie. Met deze wet ver- trouwt de overheid er op dat burgers zich meer uitgenodigd voelen om hun rol te vervullen bij het bijdragen aan de samenleving en bij het oplossen van maatschappelijke problemen. De Omgevingswet legt de nadruk op participatie vooraf. Dit gaat vrij ver. Zo is het straks de bedoeling dat mensen die plannen hebben, zelf draagvlak in hun omgeving organiseren.Een vastomlijnde vorm voor participatie geeft de wet niet. De raad kan bijvoorbeeld zelf kiezen in welke mate en hoe ze een rol wil spelen bij de participatie. Het is belangrijk dat gemeenten elke keer een bewuste afweging maken wie ze bij welk vraagstuk willen betrek- ken en welke vorm daar het beste bij past. Lelystad kiest er voor om aan te haken bij het rapport “Vertrouwen in burgers” van de Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid (Wrr). Dat rapport gaat uit van drie niveaus van “meedoen’:

• Beleidsparticipatie: : bij kwesties waarin de gemeente duidelijk het voortouw heeft en belangenafweging plaats vindt op gemeentelijk niveau. Het gaat om wettelijke taken en wijk- en buurt overstijgende aangelegenheden, bijvoorbeeld de omgevingsvisie en/of het omgevingsplan.• Maatschappelijke samenwerking: hier nemen maatschappelijke instellingen, commerciële partijen of (groepen van) burgers het initiatief. De gemeente vervult een faciliterende rol, bijvoorbeeld natuurontwikkeling, woningbouw etc.• Burgerinitiatieven: burgers nemen het voortouw, bijvoorbeeld voor het inrichten van hun woonomgeving. Afhankelijk van het soort initiatief bepaalt de gemeente haar (formele) rol.

Lelystad gebruikt de participatietrap van de Wrr als instrument voor het bepalen van het niveau van participatie. In 2017 wordt hierover in overleg met de raad inhoud aangege- ven, zodat het nieuwe gemeentebestuur hieraan richting kan geven (actie). De rol van de gemeente kan hierbij variëren van ondersteuner tot dienstverlener, adviseur, regievoerder of realisator.

Nieuwe wegen leiden tot nieuwe dilemma’s en uitdagingen. Zowel organisatie als bestuur zijn lerende in dit proces. Door middel van experimenten kunnen wij ervaring opdoen met andere werkwijzen, verhoudingen, faciliteiten, etc. die de Omgevingswet verlangt.

Werkcultuur. De overheid wil met de Omgevingswet een flinke transformatie van het fysieke domein in gang zetten. Dat betekent in de praktijk vooral een andere manier van werken. De Omge- vingswet richt zich met name op het stimuleren en faciliteren van nieuwe plannen, initiatie- ven en ontwikkelingen. Het accent verschuift van plantoetsing en vergunningverlening naar het faciliteren en het begeleiden van de initiatief nemende burger. Deze manier van werken vereist een totaal andere manier van participatie, met nieuwe rollen voor medewerkers van organisaties, en dus ook van gemeenteambtenaren. Een vergelijkbare transformatie vindt momenteel plaats in het sociale domein. De kennis en ervaring die we daarmee hebben opgedaan kunnen we zeker gebruiken bij de opgave om onze huidige medewerkers qua competenties en kennis klaar te stomen om op 1 juli 2019 te kunnen werken met en binnen de Omgevingswet. Competenties die belangrijker worden zijn bijvoorbeeld communicatieve vaardigheden (mondeling en schriftelijk), onderhandelen, verbinden, overtuigingskracht,

Op weg naar de Omgevingswet

Page 13: OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ · 2017-09-21 · zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-‘Leren door te doen’

13

omgevingssensitiviteit en flexibiliteit. Deze moeten in balans zijn met vaardigheden die weliswaar nog steeds gewenst zijn, maar die minder op de voorgrond zullen treden, zoals een toetsend vermogen. Qua filosofie (centrale rol voor de burger) sluit de wet goed aan bij het Coalitieakkoord en het Concernplan van de gemeente Lelystad (burger centraal, flexibel en maatgericht weken). De Omgevingswet laat dus geen nieuw geluid horen, maar verankert indirect de gewenste waarden van onze organisatie en biedt zo een extra impuls voor de verdere ontwikkeling van ons strategisch personeelsbeleid.

C. Digitalisering.De Omgevingswet beoogt meer gebruikersgemak, snellere besluitvorming en minder onderzoekslasten. Hiervoor moet wel de informatievoorziening verbeterd worden. RI-VM-onderzoek heeft laten zien dat de kosten en informatieongelijkheid sterk kunnen verminderen door een digitale gegevensvoorziening te maken vanuit één samenhangend, vraaggestuurd digitaal stelsel (DSO) met als metafoor de Laan van de Leefomgeving.Het Rijk ontwikkelt ter digitale ondersteuning van de Omgevingswet samen met de VNG (namens gemeenten), de Unie van Waterschappen (namens de waterschappen) en het IPO (namens de provincies) de digitale Laan van de Leefomgeving. Het streefbeeld voor de Laan wordt gefaseerd ontwikkeld. In 2024 zou alle beschikbare informatie die nodig is voor een ontwikkeling met één klik op de kaart beschikbaar moeten zijn. Het gaat daarbij om informatie voor besluiten met rechtsgevolgen, zoals vergunningen of een omgevings- plan. Deze informatie moet kwalitatief op orde zijn en slim op de vraag toegespitst, zodatde gebruiker minder onderzoek hoeft uit te voeren. Dit zou moeten leiden tot een concrete kostenbesparing voor de doelgroepen: initiatiefnemers, belanghebbenden en het bevoegd gezag. Een verbeterde informatievoorziening biedt bovendien kansen voor een betere belangenafweging en snellere besluitvorming. De Laan gaat informatie leveren die voldoet aan de “drie B’s”: beschikbaar, bruikbaar voor het beoogde doel en bestendig voor de rechter. Het voorgestelde stelsel bestaat uit drie hoofdonderdelen:

• De gebruiker krijgt toegang tot het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO) via gebruiker- stoepassingen, bijvoorbeeld een portaal met kaarten of een loket voor vergunningen en meldingen.• De DSO leidt de vragen van de gebruiker op een veilige en efficiënte wijze door naar de informatiehuizen. • De informatiehuizen aan de DSO.

In deze huizen worden de ruwe data die in een domein beschikbaar zijn, omgezet naar op de vraag toegespitste, gevalideerde en waar mogelijk gestandaardiseerde informatie- producten. Per huis wordt dit nader uitgewerkt. Het ontwikkelen van de informatiehuizen wordt nu stapsgewijs opgestart en doorontwikkeld tot omstreeks 2024. Op dit moment zijn informatiehuizen voorzien voor Geluid, Water, Bodem & ondergrond, Natuur, Externe veiligheid, Lucht, Cultureel erfgoed, Ruimte, Bouw en Afval.

Naast de huizen is ook een aantal registers gekoppeld aan de Laan: de geobasisregistra-ties, kadaster en andere registers die in meerdere informatiehuizen slim kunnen worden hergebruikt, zoals een verkeersregister.

‘Leren door te doen’ Proces 2017-2019

Page 14: OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ · 2017-09-21 · zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-‘Leren door te doen’

14Op weg naar de Omgevingswet

Veel onderdelen van de Laan zijn in rudimentaire vorm beschikbaar. Het realiseren van het digitale stelsel komt vooral neer op het uitbouwen en slim verbinden van data en systemen. Dit geeft ook kansen om te komen tot stroomlijning en vereenvoudiging van de huidige praktijk. De realisatie van het stelsel vraagt daarom naast een intensieve digitale ontwik- keling, ook organisatievermogen, samenwerkingsbereidheid en de wil om door te pak-ken. Het op orde brengen van de basis om vandaar uit door te kunnen ontwikkelen is een belangrijke randvoorwaarde met hoge prioriteit.

D. Regionale samenwerking.De veranderopgave van de Omgevingswet vraagt om meer samenwerking in de keten van gemeenten, provincies, waterschappen, omgevingsdiensten en Rijk. Voor alsnog zijn er drie niveaus van samenwerking te onderscheiden:

• De lerende netwerken zoals KING, BZK, communities, G32, enzovoort. Boeiend en nuttig, maar onvoldoende om het proces als geheel goed te sturen en de Omgevingswet in te bedden in de nieuwe werkpraktijk.• MRA om inhoudelijk op strategisch niveau ruimtelijk/programmatische afwegingen te kunnen maken.• Omgevingsdienst en provinciale samenwerking: zeer nuttig om regionaal eenzelfde werkwijze te hebben (efficiënt) en tegelijk ook inhoudelijk goede afstemming te hebben met de ‘buren’, de provincie (en daarmee ook het Rijk).

Zowel bestuurlijk als ambtelijk (diverse platforms) worden er verkennende gesprekken op inhoud en proces gevoerd (onder meer de bestuurderstafels). Ambtelijk wordt gewerkt aan een “Flevolandse aanpak”, waarbij op basis van een zestal uitgangspunten aan de hand van casus de ketengerichte samenwerking concreter wordt ingevuld. De bedoeling is dat dit leidt tot een handzame samenwerkingsleidraad die bestuurlijk kan worden vastgesteld.

Page 15: OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ · 2017-09-21 · zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-‘Leren door te doen’

15

Hoofdstuk 3. Impact op de organisatie en randvoorwaarden.

Zoals al gezegd zal het invoeren van de Omgevingswet een flinke impact hebben op de gemeentelijke organisatie. Daarom zal goed gekeken moeten worden naar de randvoor- waarden. Dit zijn alle zaken die nodig zijn om de slaagkans van het programma zo groot mogelijk te maken, maar die buiten de macht van de opdrachtnemer liggen. Het zijn dus de zaken die de opdrachtgever in moet vullen, zodat de opdrachtnemer, zijnde de program- mamanager, het proces kan gaan managen. De doorlooptijd voor het programma bedraagt circa 2 a 3 jaar en is mede afhankelijk van het beschikbaar komen van landelijke informatie en de mate waarin randvoorwaarden kunnen worden vervuld.

3.1 Capaciteit.• Veel werk zal gedaan moeten worden door nog in te stellen werkgroepen (zie hoofd- stuk 4). In principe dient de bemensing van deze werkgroepen ingevuld te worden door de gemeentelijke organisatie, eventueel aangevuld met trainees en/of mensen van buiten de organisatie. Een zorgpunt is de vraag of alle capaciteit binnen de organisatie voldoende kwalitatief is en voldoende aanwezig is. De implementatie kan een stroom- versnelling in acties op gang brengen waardoor extra capaciteit onontkoombaar is.• Om het implementatieproces soepel en in samenhang te laten verlopen, dient er een implementatiemanager aangesteld te worden die de rol van opdrachtnemer kan vervullen. In de begroting is daar voor de jaarschijven 2017, 2018 en 2019 budget voor gereserveerd.• • Voor het programma dient een programma-assistent aangesteld te worden (actie).

3.2 Bestuurlijke uitgangspunten.De Omgevingswet geeft veel ruimte aan gemeenten om zelf met een aanpak te komen die het meest passend is bij de eigen omgeving en de eigen organisatie. Iedere gemeente heeft wel dezelfde door te ontwikkelen veranderopgave voor haar werkwijze: integraal, gebieds- gericht, ketensamenwerking in de regio en in samenwerking met de samenleving.Bij deze veranderopgave staat de afweging centraal: In welke mate wil de gemeente vanaf dag één gebruik maken van de ruimte die de wet biedt om anders te werken op het fysieke domein tegenover de inzet van geld en capaciteit die beschikbaar zijn. De realiteit dwingt ons tot begrenzen en lerend ontwikkelen. Daarom stellen we de volgende bestuurlijke uit- gangspunten voor als startpunt voor het invoeringsproces van de Omgevingswet:

1. Koersvast. Uitgaan van een pragmatische aanpak, waarbij het bestaande als uitgangspunt dient voor verdere ontwikkelingen. Een aanpak op basis van de Lelystadse karakteristiek. 2. Leren door te doen We willen lerend ontwikkelen. Anticiperen op inzichten die in het proces opgedaan worden. Met ruimte voor experimenten, innovatie en kennisuitwisseling en gericht op kansen.

‘Leren door te doen’ Proces 2017-2019

Page 16: OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ · 2017-09-21 · zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-‘Leren door te doen’

16Op weg naar de Omgevingswet

3. De burger als gebruiker staat centraal. Op basis van vertrouwen en wederkerigheid zoeken wij actief de samenwerking met en de inbreng van onze partners en burgers. Als nieuw adagium geldt ‘ja, mits’ in plaats van ‘nee tenzij’. 4. Tijdige implementatie We lopen in de pas met het landelijke en wettelijke implementatieschema. Werken met processen die zijn vorm gegeven volgens de principes van de lean management filosofie en binnen de door de raad beschikbaar gestelde middelen (geld en capaci- teit). Terugkoppeling over de voortgang vindt plaats binnen de Planning en Control cyclus 5. Prioriteit aan het opstellen van de Omgevingsvisie De Omgevingswet vergt van de gemeente een andere manier van werken. Het op stellen van de omgevingsvisie biedt een kapstok om daar vorm aan te geven.

Met deze uitgangspunten kan de raad een stabiele basis leggen, die in de loop van de tijd uitgebouwd kan worden, afhankelijk van capaciteit, competenties en geld. Lelystad kiest daarmee voor lerend ontwikkelen. Ruimtelijke projecten spelen in op soms razendsnelle maatschappelijke veranderingen. Veelal zijn het langdurende processen waar grote inves- teringen mee gemoeid zijn. Het is van toenemend belang om mee te kunnen bewegen met inzichten die gedurende het proces worden opgedaan. Dat is het lerend ontwikkelen. Het betekent ook ruimte voor experimenten, die anders mogen uitpakken dan verwacht. En het betekent belangstelling voor elkaar, een structurele uitwisseling van kennis en ervaringen. Een cultuur van ‘lerend ontwikkelen’ vraagt: investeren in vakmanschap, ruimte voor experi- menten (zowel in wetgeving als in praktijk) en investeren in data, analyse en toekomststudie. 3.3 Financiën.Met de geplande invoering van de Omgevingswet in 2019 resteren de jaren 2017 en 2018 voor de implementatie van deze nieuwe wet. Wat hebben wij hier financieel voor nodig, hoe maken wij dit inzichtelijk en wat is de impact op de gemeentebegroting?

In april 2016 hebben Rijk, VNG, IPO en Unie van Waterschappen een akkoord gesloten over de kosten en besparingen van de invoering van de Omgevingswet. Het Rijk neemt de in-vesteringskosten voor haar rekening, zoals de eenmalige kosten voor de centrale di- gitale voorzieningen, het inrichten van informatiepunten en het maken van opleidingen.Gemeenten, provincies en waterschappen zijn zelf verantwoordelijk om hun bedrijfsvoering hierop te laten aansluiten. De gemeente Lelystad levert - via een projectgroep van VNG en Deloitte - een bijdrage aan een rekenmodel ter concretisering van de bijbehorende invoe- ringskosten. Denk bijvoorbeeld aan kosten voor het volgen van opleidingen, organisatie- en cultuurveranderingstrajecten en het aanpassen van digitale voorzieningen. Ook kan met dit model worden geanticipeerd op de lokale invulling zoals de opdrachtverstrekking aan om- gevingsdiensten en andere uitvoerende organisaties. Alles wat nu reeds wettelijk verplicht is, wordt NIET in dit model opgenomen; deze kosten worden geacht al te zijn opgenomen in de bestaande gemeentebegroting.

Naast de digitale investeringskosten stelt het Rijk eenmalig 35 miljoen euro beschikbaar voor decentrale investeringskosten; daarvan is 13 miljoen gelabeld voor de gemeenten. Bij

Page 17: OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ · 2017-09-21 · zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-‘Leren door te doen’

17

een omslag per inwoner komt dit neer op “slechts” 60.000 euro voor de gemeente Lelystad. Het is nog niet duidelijk of we dit geld “in the pocket” krijgen; waarschijnlijk is het bedoeld om deel te kunnen nemen aan het programma “AandeslagmetdeOmgevingswet”.

De mogelijke baten worden op een hoger abstractieniveau geprognosticeerd en zullen mogelijk pas op veel langere termijn – na 2025 – werkelijk zichtbaar kunnen worden. In de praktijk zal moeten blijken of de verwachte inverdieneffecten ook daadwerkelijk wor- den gerealiseerd. Eventuele besparingen zijn voor de gemeente zelf en zullen niet worden verrekend met het gemeentefonds. In de praktijk zal nog moeten blijken of de verwachte kostenbesparing die voortvloeit uit de wet ook waar wordt gemaakt.

Op dit moment kunnen we niet aan de hand van de acties al een indicatie geven over de kosten die samenhangen met de voorbereiding en de invoering van de Omgevingswet. In de begroting voor 2017 is amper geld gereserveerd voor de Omgevingswet. Wij ontberen vooralsnog een goed inzicht in de kosten en kunnen daardoor geen solide onderbouwing leveren voor begrotingsvoorstellen. Inmiddels is een eerste stap gezet door de Omgevings- wet vanaf 2017 onder te brengen in één taakveldcluster in de begroting. Met meer inzicht kunnen wij beter aanspraak maken op mogelijk beschikbare geldstromen. Ook zijn wij nog onvoldoende in staat om via een kosten/batenanalyse met het Rijk de discussie over de terugverdieneffecten aan te gaan.

Er is dus behoefte aan inzicht in de kosten: om te bepalen wat de effecten zijn van de in- en uitvoering van de Omgevingswet op exploitatie- en frictiekosten, investeringen en budget- tering ten aanzien van de veranderopgave. Naast bovengenoemd rekenmodel zullen wij ook onderzoek moeten doen naar de structu- rele gevolgen van minder vergunningverlening (minder leges) en meer handhaving.

3. 4. Planning en prioriteiten.Voor een uitgewerkte planning is het nog te vroeg. In dit document wordt volstaan met een globale planning. De uitwerking van de activiteiten en de opzet van een gedetailleerdeplanning zullen aan de orde komen in een uitvoeringsdocument. Dit zal de inrichting van de werkgroepen bevatten, evenals hun opdrachten en een planning. Het uitgangspunt is dat wij in de pas blijven lopen met de landelijke planning en onze planning per stap op basis van relevante en ondersteunende informatie aanpassen.

Vanuit onze ambities hebben wij voor een middenpositie gekozen. Dat houdt in dat wij het minimale regelen om te kunnen werken binnen de Omgevingswet plus een extra inspan- ning verrichten om ons huidige gewenste dienstverleningsniveau te bereiken. Om in 2019 klaar te zijn voor de komst van de Omgevingswet worden de volgende acties in de tijd uitgezet.

‘Leren door te doen’ Proces 2017-2019

Page 18: OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ · 2017-09-21 · zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-‘Leren door te doen’

18Op weg naar de Omgevingswet

Uitvoering implementatieprogramma in 2017 en 2018, waarbij in het 3e kwartaal van ieder jaar een voortgangsrapportage wordt opgesteld. In het 4e kwartaal van beide jaren vindt dan aan de hand van nieuwe inzichten en nieuwe informatie een bijstelling van het programma plaats. Om het programma goed te kunnen monitoren dient in het 2e kwartaal 2017 daartoe een monitor te worden opgesteld (april – juni 2017).

- Prioriteit (hoog) binnen het implementatieprogramma heeft: • Het organiseren van een informatieve en interactieve sessie met de raad om de raad mee te nemen in het proces van de totstandkoming van de Omgevingswet en hen voor te bereiden op hun nieuwe rol. • Het ontwikkelen van een financieel model in het 1e kwartaal 2017. Het is cruciaal om bij de kadernota een onderbouwd voorstel voor de invoering van de Omgevings- wet bij de raad te kunnen indienen nu nog geen middelen zijn gereserveerd. • Het opstarten van het digitale programma in februari 2017 (voorbereidingen daar- toe worden al getroffen). Het digitale programma is randvoorwaardelijk om met en conform de Omgevingswet te kunnen werken. • Het opstellen van een Omgevingsvisie Lelystad in de geest van de nieuwe omge- vingswet. Het proces voor de totstandkoming van de omgevingsvisie is op basis van onze huidige informatie geconcretiseerd. Een belangrijke stap daartoe is het vast- stellen van de startnotitie Omgevingsvisie Lelystad door het college (half maart 2017) en door de raad (april 2017). Door het opstellen van de omgevingsvisie zullen de gemeentelijke organisatie, de externe partners en de bewoners geleidelijk vertrouwd gemaakt worden met de komst en de andere werkwijze die de omgevings- wet met zich meebrengt.

- Prioriteit gemiddeld: • Vergaren van kennis wet en regelgeving. Informatie komt geleidelijk beschikbaar en wisselt nog sterk. In het 4e kwartaal van 2017 dient het kennisniveau op peil te zijn. • Opstarten verkennende gesprekken ketengerichte samenwerking medio 2017 met een doorlooptijd tot december 2018. E.e.a. is afhankelijk van wet en regelgeving die nu nog in procedure zijn. Eind 2018 dienen opdrachtverstrekkingen/convenanten beschikbaar te zijn. • Voorbereiden omgevingsplan (start 4e kwartaal 2017 – medio 2018 i.v.m. omge- vingsvisie) door huidig beleid door te lichten aan de hand van stramien van landelijke werkgroep. Beleidsconsequenties op een rij zetten: waar kunnen we dereguleren, waar moeten we aanvullen, en inventariseren van bestemmingsplannen op actuali- teit en digitaliseringsvormen. Waarschijnlijk geeft de invoeringswet een overgangs- termijn voor vervanging van de huidige plannen van 10 jaar. Toch is het doorlichten van ons huidige beleid in 2017 belangrijk. Het is een forse opgave die veel tijd en in spanning vergt om gerealiseerd te kunnen worden. Bovendien: de deregulering van AMvB’s geeft gemeenten beleidsvrijheid om e.e.a. te regelen. Het gaat daarbij om de gevolgen van emissies van geluid, geur en trillingen door bedrijfsmatige milieubelastende activiteiten. Gevolgen die grote invloed op de woonkwaliteit/leef- baarheid kunnen hebben. Er ligt ook een duidelijke relatie met de omgevingsvisie. De vraag is of onze huidige bestemmingsplannen voldoende de visie ondersteunen.

Page 19: OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ · 2017-09-21 · zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-‘Leren door te doen’

19

Verder kunnen er regionale of lokale doelstellingen spelen die onvoldoende door het huidige beleid worden ondersteund. • Voorbereiden omgevingsvergunning, start medio 2017 – 1e kwartaal 2019. Inhoude- lijk integreren van toetsingskaders, herbezinning op rol dienstverlening en rol toezicht en handhaving, ketengerichte samenwerking opzetten met partners zoals waterschap, GGD en OFGV en aansluiten bij de doorontwikkelingen van het omgevingsloket. Opstellen communicatieplan. In 2017 gericht op interne organisatie en het meene- men van het bestuur in de ontwikkelingen. Voor de omgevingsvisie wordt een apart communicatietraject opgesteld.

- Prioriteit laag: • Opstellen communicatieplan voor informatie aan burgers en bedrijven (4e kwartaal 2018/1e kwartaal 2019) • Strategisch personeelsbeleid. Het huidige personeelsbeleid voorziet al in het ontwikkelen van competenties en het invullen van een mobiliteitsbeleid. Bij het vervullen van vacatures kan nu al rekening worden gehouden met een veranderde rol voor de overheid en de competenties die nodig zijn om die rol te vervullen. Pas na medio 2018 zullen naar verwachting de ontwikkelingen zodanig uit gekristalliseerd zijn dat de rollen binnen de Omgevingswet duidelijk zijn.

3.5. Indicatie risico’sVeel is nog onduidelijk en dat betekent dat er risico’s kleven aan het beschreven proces. Daardoor kan het traject vertragen of wijzigen. Op dit moment zijn de volgende risico’s en de daarmee samenhangende risicobeperkende acties te voorzien:

• Het wetgevingstraject duurt langer dan de beoogde invoering op 1 juli 2019. De kans daarop is groot, het effect op het proces is echter klein. Acties blijven nodig , maar er komt meer tijd voor het invoeren van de Omgevingswet. De huidige situatie blijft bestaan. Meebewegen met de ontwikkelingen is dan gewenst. • Invoering van DSO/digitalisering loopt niet of vertraagt. Gelet op de opgave is deze kans groot. Digitalisering en Omgevingswet hangen nauw met elkaar samen. Als DSO niet werkt of uitvalt moet onze dienstverlening door kunnen gaan. Het kunnen beschikken over een wurst case scenario is dan noodzakelijk. Daardoor kan het effect klein zijn. • Door de verkiezingen in 2018 kunnen de bestuurlijke ambities van gemeente en ketenpartners wijzigingen. Gelet op de context van de wet is deze kans klein en het effect matig. Dit vraagt om goede onderlinge contacten om te kunnen signaleren en in te spelen op de nieuwe situatie. • Verschil in bestuurlijke ambitie bij ketenpartners of verschil in invoeringstempo. Dat verschil kan groot zijn, ook dan is het effect matig. Uiteindelijk zal de dienstverlening door moeten kunnen gaan. • Medewerkers hebben niet voldoende tijd beschikbaar om in de aanloop naar de invoering te investeren in kennis en kunde naast het uitvoeren van hun dagelijkse werkzaamheden. Die kans is groot. Evenals het effect. Om dit effect te verkleinen er een gedetailleerde capaciteitsraming nodig voor 2017. Voor 2018 en 2019 komt er

‘Leren door te doen’ Proces 2017-2019

Page 20: OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ · 2017-09-21 · zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-‘Leren door te doen’

20Op weg naar de Omgevingswet

een globale capaciteitsraming , die per jaarschijf gedetailleerd wordt uitgewerkt. • Onvoldoende financiën. De komst van de wet staat vast en de daarmee samenhan- gende kosten zijn onvermijdbaar. Op basis van het financiële rekenmodel dient de geldstroom inzichtelijk te worden, die samenhangt met huidige werkzaamheden die straks onder de Omgevingswet vallen. Op basis daarvan kan een inschatting en een prioritering worden gemaakt om een eventueel tekort te kunnen vaststellen. Strakke financiële planning en voortgangsbewaking moeten helderheid verschaffen in de prioritering. • De Omgevingswet treedt in werking, maar de gemeentelijke organisatie is er nog niet klaar voor. Smart geformuleerde acties in een samenhangend programma en actief management maken de kans daarop klein. Het effect is anders groot door de grote impact op de samenwerking met de ketenpartners. Een halfjaarlijkse voort- gangsrapportage geeft zicht op de voortgang.

Page 21: OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ · 2017-09-21 · zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-‘Leren door te doen’

21

Hoofdstuk 4: De procesorganisatie van de implementatie.

4.1 Programmatische aanpak.De processtappen zoals die zijn genoemd in paragraaf 2.2 (Inhoud, Bestuur, Digitalisering, Regionalisering) kunnen we verder uitwerken in acties die nodig zijn om per juli 2019 te kunnen werken met de Omgevingswet. In paragraaf 3.4 staan veel van die acties al ge- noemd. De acties moeten soepel en in samenhang worden uitgevoerd. Dat kan het beste door te kiezen voor een programmatische aanpak om de doelstellingen die gelden voor de implementatie van de Omgevingswet te realiseren. Het gaat onder meer om: het kennis- niveau en de opleidingen van medewerkers, doorontwikkeling digitalisering, het inventari- seren en actualiseren en in samenhang bezien van huidige instrumenten in relatie tot de Omgevingswet, het lean maken van processen, het stimuleren van bestuurlijke samenwer- king, enzovoort.

Daarbij hoort een doeltreffende en open procesorganisatie, die flexibel kan omgaan met de vele onzekerheden die de implementatie met zich meebrengt.

Een kernteam zal zich bezig gaan houden met het verder vormgeven en uitwerken van het programma. We knippen het implementatieproces op in deelprocessen en richten daar aparte werkgroepen voor in, zodat een samenhangend pakket ontstaat van inspanningen gericht op de opgaves en de gewenste acties.

4.2 Sturingsmodel. Het sturingsmodel geeft inzicht in de samenhang van de organisatie van het proces. Het stu- ringsmodel kent één ambtelijk opdrachtgever en één bestuurlijke opdrachtgever voor het to- tale proces. In dit geval heeft wethouder Fackeldey het bestuurlijk opdrachtgeverschap voor het implementatieproces en is het ambtelijk opdrachtgeverschap belegd bij het afdelings- hoofd van de afdeling Beleid. Het procesmatige karakter en de onderlinge afhankelijkheid in de samenwerking wordt gesymboliseerd door de cirkel en de verbindende lijnen in het bij- gevoegde schema van het sturingsmodel. Rond het kernteam is een ring van ambassadeurs gevormd, een groep van vier tot zes mensen uit de organisatie – eventueel aangevuld met externen -, die periodiek meekijken om zo het kernteam scherp te houden. Als ambassadeur kunnen zij de inhoud en het gedachtengoed van de wet helpen ontwikkelen en uitdragen.

4.3 Rollen en verantwoordelijkheden.De positie van de implementatiemanager als ook verantwoordelijke voor het opstellen en uitvoeren van het programma is die van teamlid met een specifieke opdracht. Ook detrekkers van de deelprocessen in werkgroepverband zijn binnen de cirkel geplaatst. De rol van de implementatiemanager zal vooral gericht zijn op stimuleren, faciliteren, verbinden, coördineren en bestuurlijke besluitvorming voorbereiden.

De ambtelijk opdrachtgever is opdrachtgever voor het proces en daarmee eindverantwoor- delijk voor de resultaten rond de implementatie. Van de opdrachtgever wordt verwacht dat

‘Leren door te doen’ Proces 2017-2019

Page 22: OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ · 2017-09-21 · zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-‘Leren door te doen’

22Op weg naar de Omgevingswet

hij een duidelijke opdracht verstrekt, het proces in brede zin faciliteert en te zijner tijd het programma beëindigt.

Het college van burgemeester en wethouders heeft de verantwoordelijkheid om de raad actief te informeren. Het is aan het college om af te wegen welke informatie voor de raad interessant en noodzakelijk is.

De raad heeft straks in de Omgevingswet ook een kader stellende, een allocatieve en een controlerende rol. Van de raad wordt verwacht dat zij in de begrotingscyclus de noodza- kelijke budgetten voor investeringen die samenhangen met de Omgevingswet afweegt en beschikbaar stelt. Het eerste moment daarvoor is bij de kadernota voor 2018.

Digitalisering

RegionalesamenwerkingParticipatie

Communicatie Financiën

Omgevingsvergunning

InterneorganisatieOmgevingsplan

Wet- en regelgeving

Omgevingsvisie

Raad

Ambassadeurs

Implementatiemanager

Kerngroep

Bestuurlijk OG Ambachtelijk OG

College

Page 23: OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ · 2017-09-21 · zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-‘Leren door te doen’

23‘Leren door te doen’ Proces 2017-2019

Digitalisering

RegionalesamenwerkingParticipatie

Communicatie Financiën

Omgevingsvergunning

InterneorganisatieOmgevingsplan

Wet- en regelgeving

Omgevingsvisie

Raad

Ambassadeurs

Implementatiemanager

Kerngroep

Bestuurlijk OG Ambachtelijk OG

College

Page 24: OP WEG NAAR DE OMGEVINGSWET ‘LEREN DOOR TE DOEN’ · 2017-09-21 · zaakgericht werken, onze dienstverlening en betekent voor de organisatie een grote uitda-‘Leren door te doen’