Upload
dinhbao
View
216
Download
1
Embed Size (px)
Citation preview
Op weg naar een betere
toegankelijkheid
Een overzicht van een aantal
uitvoeringsvarianten en hun
bouwtechnische aandachtspunten
Sda Draft 2-Jun-15
DEEL SANITAIR
5/26/2014 1 SDA-DRAFT
1. INHOUDSOPGAVE: 2. Voorwoord ...................................................................................................................................... 3
3. Doelstellingen document................................................................................................................. 5
4. Terminologie en gebruikte symbolen.............................................................................................. 6
5. Regelgeving, Normering & Literatuur ............................................................................................ 8
5.1. Regelgeving ............................................................................................................................ 8
5.1.1. België .............................................................................................................................. 8
5.1.2. Buitenland ....................................................................................................................... 9
5.2. Normering ............................................................................................................................... 9
5.3. Literatuur............................................................................................................................... 10
6. Sanitair .......................................................................................................................................... 11
6.1. Het toilet................................................................................................................................ 13
6.1.1. Fiche 01 – Toegankelijk toilet met wastafel ................................................................. 14
6.1.2. Fiche 02 – ‘Toegankelijk toilet’ zonder wastafel .......................................................... 19
6.1.3. Fiche 03 – Changing Place Facilities ............................................................................ 23
6.1.4. Fiche 04 – Toilet, (semi-)ambulante gebruiker ............................................................. 25
6.1.5. Fiche 05 – Aanpasbare toiletruimte .............................................................................. 27
6.1.6. Fiche 06 – ‘Rolstoelbezoekbaar toilet’ ......................................................................... 31
6.1.7. Fiche 07 – Hoogte toilet ................................................................................................ 34
6.1.8. Fiche 08 – Lengte toilet ................................................................................................ 37
6.1.9. Fiche 09 – De wastafel .................................................................................................. 40
6.1.10. Fiche 10 - Hulpmiddelen & accessoires ........................................................................ 44
6.1.11. Fiche 11 – Verlichting en contrast ................................................................................ 50
6.2. De douche ............................................................................................................................. 53
6.2.1. Fiche 12 - De doucheruimte .......................................................................................... 54
6.2.2. Fiche 13 - De douchevloer ............................................................................................ 56
6.2.3. Fiche 14 - Doucheafvoer ............................................................................................... 63
6.2.4. Fiche 15 - Douchewanden ............................................................................................. 67
6.2.5. Fiche 16 - Verschillende hulpmiddelen en accessoires ................................................. 71
6.2.6. Fiche 17 - Elektriciteit, verlichting & contrasten .......................................................... 75
7. Vloeren en buitenverharding: ........................................................................................................ 78
8. Schrijnwerk ................................................................................................................................... 78
9. Bibliografie ................................................................................................................................... 78
5/26/2014 2 SDA-DRAFT
5/26/2014 3 SDA-DRAFT
2. VOORWOORD Thema’s als toegankelijkheid en Universal Design krijgen meer en meer aandacht bij de realisatie van
bouwprojecten. Personen met een beperking in de breedste zin van het woord willen maximaal
kunnen deelnemen aan het maatschappelijke leven en dan is een toegankelijk gebouwde omgeving
één van de randvoorwaarden.
De aandacht die toegankelijke gebouwen krijgen situeert zich op verschillende niveaus, gaande van
nieuwe regelgeving, aandacht voor het onderwerp bij het uitwerken van normen,
productontwikkeling, innovatie, evaluatiesoftware,… Het aanbod aan publicaties en richtlijnen is erg
groot, zo zijn bijvoorbeeld de normbepalingen van de regelgevingen in de verschillende Gewesten
niet uniform. Door even over de grens te kijken leren we wat in de ons omringende landen als norm of
regelgeving wordt aangehouden. Landen als de Verenigde Staten of het Verenigd Koninkrijk hebben
een sterke traditie op gebied van toegankelijk bouwen en de regelgeving wordt er vaak sterker
onderbouwd met onderzoeksactiviteiten, testopstellingen of bevraging van eindgebruikers. Bovendien
is deze informatie vaak gewoon publiek beschikbaar, waardoor men de pro’s en contra’s van bepaalde
eisen kan evalueren.
Regelgeving is immers één zaak. Wanneer men in moeilijke omstandigheden (bijvoorbeeld bij
renovatie) een maximale toegankelijkheid wil garanderen, of wanneer men wil innoveren en
vernieuwende oplossingen op de markt wil brengen, dan is achtergrondkennis essentieel. De
bouwheer, producent, ontwerper of uitvoerende aannemer heeft vaak geen/beperkt zicht op de
achtergrondkennis of het waarom van bepaalde voorschriften.
In dit document komt ook de woningbouw aan bod. De principes van levenslang wonen en
aanpasbaarheid stellen enkele technische uitdagingen die in onderstaande fiches ook hun oplossing
kunnen vinden.
Individuele woningaanpassing en oplossingen op maat worden hier niet behandeld, de individuele
woningaanpassing gebeurt meestal na adviesverlening door een ergotherapeut. Ook de specifieke
uitdagingen verbonden aan zorgverlening (ruimtebehoefte zorgverlening, mogelijke hulpmiddelen
zoals tillift) komen hier niet aan bod. Dit document wil en kan niet zo ver gaan om voor alle situaties
een antwoord te bieden. Het mag hopelijk wel een bron van inspiratie zijn bij de realisatie van een
betere toegankelijkheid, een stap in de richting van een grotere uniformiteit bij de eisen/ criteria en
een brug slaan tussen de toegankelijkheidssector en de bouwsector.
Voor de uitwerking van dit document werden een aantal werkgroepen samengesteld, waar de inhoud
werd besproken:
Samenstelling van de werkgroep ‘Toegankelijkheid van sanitair’: Bart Bleys (WTCB), Mieke Broeders (Enter), Stefan Danschutter (WTCB), Jan Desmyter (WTCB), Raf Geudens (Aquaconcept), Danny
Neyens (Bureau voor architectuur en planning), Kathleen Polders (Enter), Jan Staes (Geberit), Hubert Talier (Aquaconcept), Philippe Van
Houcke (Villeroy & Boch Bath & Wellness), Tinne Vangheel (WTCB), Julie Vanhalewyn (CAWaB/Plain-pied) en Hugo Vankeymeulen
(Gyproc Saint-Gobain Construction Products)
Samenstelling van de werkgroep ‘Toegankelijkheid van vloeren en buitenverhardingen’: Karolien Baldewijns (TMK), Anneleen Bergiers (OCW), Mieke Broeders (Enter), Stefan Danschutter (WTCB), Jan Desmyter (WTCB),
Marie-Madeleine Mennens (M3 Architects – Mennens MM), Kathleen Polders (Enter), Tinne Vangheel (WTCB), Julie Vanhalewyn
(CAWaB/Plain-pied), Joeri Verellen (TMK), Tom Verstaen (Karweidienst Verstaen), Lieve Vijverman (FEBE), Ann Volckaert (OCW) en
Lisa Wastiels (WTCB)
5/26/2014 4 SDA-DRAFT
Samenstelling van de werkgroep ‘Toegankelijkheid van schrijnwerk’ TC Binnenschrijnwerk
De verdere samenstelling van deze werkgroep zal bepaald worden door de laatste vergadering (mei/juni 2015)
5/26/2014 5 SDA-DRAFT
3. DOELSTELLINGEN DOCUMENT Dit document moet resulteren in een WTCB-rapport. Dit betekent dat het gaat over een publicatie die
meer fundamentele informatie over een bepaald domein uit de bouwsector verzamelt en kritisch
evalueert. Voor dit document is het centrale domein ‘toegankelijkheid van gebouwen’ en ‘levenslang
wonen’, met aandacht voor de onderwerpen sanitair, vloeren & buitenverhardingen en schrijnwerk.
Op basis van deze opdeling zijn er drie hoofdstukken, waarbij de doelstellingen per hoofdstuk werden
aangepast aan het onderwerp en de beschikbare informatie. Ieder hoofdstuk is opgebouwd uit fiches
die telkens dezelfde structuur hebben. De fiches zijn in hun geheel te lezen aangezien er ook
oplossingen worden vermeld die kritisch geëvalueerd worden. Hieronder een korte omschrijving met
de doelstellingen van de drie afzonderlijke hoofdstukken:
Hoofdstuk 6 – Sanitair:
Dit hoofdstuk bespreekt sanitair, met aandacht voor het toilet en de inloopdouche. Er worden
een aantal uitvoeringsvarianten overlopen, met aandacht voor de verschillende deelaspecten
en de uitvoering door verschillende beroepstakken. Er wordt ook nagegaan hoe er een link
kan worden gelegd met de databank Techcom, de databank bouwproducten van het WTCB.
Hoofdstuk 7 – Vloeren en buitenverhardingen:
Er bestaan verschillende documenten (onder de vorm van gidsen en richtlijnen), die een
uitspraak doen over materialen die men kan gebruiken voor de realisatie van een toegankelijk
pad, een wegverharding of een vloer. Meestal resulteert dit in lijsten van materialen of
samenstellingen die men kan gebruiken voor de realisatie hiervan. Herhaling wordt vermeden
door dieper in te zoomen op testprocedures en beoordelingscriteria die toelaten om
materiaalonafhankelijke beoordelingen uit te voeren. Bestaande testprocedures en
proefopstellingen worden besproken en de ervaringen opnieuw gebundeld in fiches.
Hoofdstuk 8 – Schrijnwerk:
Dit hoofdstuk bespreekt schrijnwerk, met aandacht voor ramen, deuren en trappen. Er wordt
aandacht besteed aan de toegankelijkheid, maar tegelijk worden ook de andere
bouwtechnische eisen niet uit het oog verloren. Mogelijke alternatieve oplossingen voor
‘moeilijke situaties’ worden in kaart gebracht. Ook in dit hoofdstuk wordt nagegaan hoe er
een link kan gelegd worden met de databank Techcom, de databank bouwproducten van het
WTCB.
5/26/2014 6 SDA-DRAFT
4. TERMINOLOGIE EN GEBRUIKTE SYMBOLEN
Integrale
toegankelijkheid
Integrale toegankelijkheid betekent dat gebouwen, omgeving en
dienstverlening bereikbaar, betreedbaar en bruikbaar moeten zijn voor
iedereen. Iedereen moet deze bovendien op een onafhankelijke en
gelijkwaardige manier kunnen gebruiken. Verschillende behoeften van
mensen worden zo op een vanzelfsprekende wijze geïntegreerd in
voorzieningen die bruikbaar zijn voor iedereen [Definitie ‘Enter vzw’]
Universal Design An approach to design that incorporates products as well as building
features which, to the greatest extent possible, can be used by everyone.
[Definitie ‘Ron Mace’]. Andere termen die men ook vaak terugvindt zijn
‘design for all’ of ‘inclusive design’
Meegroeiwonen Meegroeiwonen is een duurzame, lange termijnvisie op wonen en bouwen.
Het biedt zowel antwoorden op demografische evoluties als op de
veranderende noden en wensen van het individuele leven. Het heeft zowel
betrekking op de individuele wooneenheid als op het wijk- en buurtniveau
en het gemeentelijk/stedelijk weefsel [Definitie ‘Ontwerpgids
Meegroeiwonen’]
Aanpasbaarheid Aanpasbaar bouwen is een manier van ontwerpen en bouwen waarbij
nieuwe woningen en appartementen eenvoudig en tegen lage kosten
kunnen worden aangepast in functie van de veranderende noden van de
bewoners. Aanpasbaar bouwen maakt dat aanpassingen vlotter kunnen
gebeuren, maar biedt geen garantie voor een individuele situatie, in
bepaalde gevallen moet gekozen worden voor aangepast bouwen.
Levenslang wonen
Aangepast bouwen Aangepast bouwen betekent bouwen voor personen met een specifieke
handicap, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt.
Antropometrie Antropometrie is toegepaste antropologie. Het woord betekent letterlijk
‘het meten van mensen’ en houdt zich bezig met het vaststellen van
afmetingen en verhoudingen van het menselijk lichaam. Antropometrie
speelt een belangrijke rol in industrieel ontwerpen, ergonomie en
architectuur, waar de statistische data over de verdeling van de
lichaamsmaten gebruikt worden om een product, werkpost of ruimte te
optimaliseren.
Ergonomie Ergonomie is de professionele discipline die borgt dat systemen, taken en
functies, producten, machines, userinterfaces en de omgeving zodanig
ontworpen zijn dat deze afgestemd zijn op de fysieke en mentale
vermogens en vaardigheden van de mensen (Def.: Handboek
Ergonomie/Arbo)
Reflectiecoëfficiënt/LRV: NBN L 13-001 (2.7.1) (Resulterende) reflectiefactor (van een lichaam):
Verhouding tussen de totale door dit lichaam teruggekaatste lichtstroom
en de totale invallende lichtstroom (symbool: )
BS 8493 (Light Reflectance Value – LRV):
Proportion of visible light reflected by a surface, weighted for the
sensitivity to light of the human eye.
Note: This is equivalent to CIE Tristimulus value Y10 when viewed under
illuminant D65 and when measured with the appropriate specimen and
measurement geometry.
Kleurverschil: Het kleurverschil wordt uitgedrukt in E en het is een maat voor de
afstand tussen twee kleuren. Deze waarde is in oorsprong gebaseerd op
5/26/2014 7 SDA-DRAFT
een berekening in de L*a*b*-kleurruimte of CIELAB-ruimte (1976),
waarbij het kleurverschil wordt uitgedrukt als:
E = √(𝐿1 − 𝐿2)2 + (𝑎1 − 𝑎2)
2 + (𝑏1 − 𝑏2)2
Intussen is deze formule verder geëvolueerd en verbeterd, zodat de
bekomen waarde beter aansluit bij het werkelijk waargenomen
kleurverschil en dit voor de volledige kleurruimte:
→ CIE 1994 – formule
→ CIE 2001 - formule
Vlakheid: De vlakheid van een vloer wordt bepaald door de afwijkingen van het
oppervlak van die vloer in plus of in min ten opzicht van een bepaald
‘referentievlak’ – theoretisch het peil van die vloer. Om de vlakheid van
een vloer praktisch te kunnen meten wordt gebruik gemaakt van een lat
die men op de vloer plaatst (Error! Reference source not found.). De
keuze van de tolerantie op de vlakheid van de vloer is functie van de
gekozen vloerbedekking, het gebruik ervan en het gewenste uitzicht.
Niveauverschil Het niveauverschil is het maximum toegelaten hoogteverschil tussen twee
aangrenzende vloer- of straatelementen.
Textuur: De textuur van een wegdek kan omschreven worden als de afwijking van
het wegdek ten opzichte van het perfecte vlak, een ander woord is de
ruwheid. Men maakt een onderscheid tussen microstextuur (0,5 mm),
macrostextuur (0,5 – 50 mm), megatextuur (50 – 500 mm) en
oneffenheden (> 500 mm).
Stabiliteit De stabiliteit van een ondergrond wordt bepaald door de mate waarin hij
weerstand biedt aan vervormingen ten gevolge van schuifspanningen of
drukspanningen.
Stroefheid/Slipweerstand De stroefheid wordt gedefinieerd als de wrijvingsweerstand bij contact
tussen een voet of een band en het weg- of vloeroppervlak. De
wrijvingsweerstand bij lage snelheden (voetgangers, rolstoelgebruikers)
wordt vooral bepaald door de microstructuur van het oppervlak (zie
textuur). Het tegenovergestelde van een stroef oppervlak is een glad
oppervlak, een oppervlak dient dus een voldoende slipweerstand te
bezitten.
Rolweerstand De rolweerstand is de weerstand die een wiel ondervindt wanneer het
wordt voortbewogen over een bepaald oppervlak.
Geleidelijn Met een geleidelijn wordt een speciaal voor de geleiding van blinden en
slechtzienden aangebracht kunstmatig element bedoeldt, dat als
oriëntatiepunt of als ononderbroken geleiding bij het lopen kan gebruikt
worden.
Gidslijn Met een gidslijn wordt een natuurlijk in de ruimte aanwezig element
bedoeld dat, hoewel niet specifiek met dit doel aangebracht, kan gebruikt
worden als oriëntatiepunt of als ononderbroken geleiding bij het lopen. TABEL 1: GEHANTEERDE TERMINOLOGIE
5/26/2014 8 SDA-DRAFT
5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten documenten waarmee rekening werd
gehouden in onderstaande fiches. Het betracht geen volledigheid, maar wel een referentiekader
waarnaar kan verwezen worden.
5.1. REGELGEVING
5.1.1. BELGIË De regelgeving op gebied van toegankelijkheid van gebouwen is in België een bevoegdheid van de
Gewesten, zowel het toepassingsgebied als de normbepalingen zullen dus enigszins verschillend zijn
in het Vlaams, Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Vlaanderen:
In Vlaanderen is er het Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van een gewestelijke
stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid van gebouwen (BVR 05/06/2009 - BS
02/09/2009), dit besluit is sinds 01/03/2010 van kracht en heeft intussen reeds een aantal aanpassing
ondergaan (BVR 18/02/2011 – BS 21/03/2011). Deze stedenbouwkundige verordening valt onder het
decreet Ruimtelijke Ordening, wat betekent dat de controle plaatsvindt bij het aanvragen van een
Stedenbouwkundige Vergunning. Enkel de op plan afleesbare elementen maken dus onderdeel uit van
de normbepalingen opgenomen in de verordening. Uiteraard vereist een integraal toegankelijke
gebouwde omgeving veel meer dan de op plan afleesbare elementen, denken we maar aan het gebruik
van contrasten, het plaatsen van beugels,… Hulpmiddelen worden ter beschikking gesteld onder de
vorm van een online handboek, een checklist en een website: http://www.toegankelijkgebouw.be
(01/01/2015)
Brussel:
In Brussel is er het Besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BBHG 21/11-
2006 – BS 19/12/2006) tot goedkeuring van de Titels I tot VIII van de Gewestelijke
Stedenbouwkundige Verordening, van toepassing op het volledige grondgebied van het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest. Het Besluit is opgedeeld in 8 titels waarbij specifiek voor toegankelijkheid
vooral de titels IV & VII relevant zijn.
Titel IV: Toegankelijkheid van gebouwen voor personen met beperkte mobiliteit
Titel VII: De wegen, de toegangen ertoe en de naaste omgeving ervan
Deze stedenbouwkundige verordening valt onder het Brussels Wetboek Ruimtelijk Ordening en ook
hier is het dus bij aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning dat de nodige controles worden
uitgevoerd, wat in Titel IV van de verordening is terug te vinden is wel niet beperkt tot de op plan
afleesbare elementen.
Meer informatie over de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening: http://www.gsv.irisnet.be
Wallonië:
In Wallonië is er de Code Wallon de l’aménagement du territoire, de l’urbanisme, du patrimoine et de
l’énergie waarin net als de andere Gewesten voorschriften zijn terug te vinden voor de
toegankelijkheid van gebouwen. Artikel 414 van het CWATUPE beschrijft het toepassingsdomein,
welke types gebouwen dus moeten voldoen aan de normbepalingen die beschreven zijn in artikel 415.
5/26/2014 9 SDA-DRAFT
Net als in de andere gewesten gebeurt de controle bij aanvraag van een stedenbouwkundige
vergunning. De normbepalingen die zijn terug te vinden in artikel 415 van het CWATUPE, zijn niet
beperkt tot de plan afleesbare elementen.
Meer informatie over de artikels 414 & 415 van de CWATUPE:
http://mrw.wallonie.be/dgatlp/dgatlp/Pages/DGATLP/PagesDG/CWATUP/GEDactualise/GED/gedLi
steArbo.asp
5.1.2. BUITENLAND Ook in de ons omringende landen bestaat er regelgeving, hieronder een overzicht van de landen die
tevens beschikken over een normering en dus mogen beschouwd worden als het meest
vooruitstrevend op gebied van toegankelijk bouwen.
Land Regelgeving
Verenigd Koninkrijk Building Regulations – Part M: Access to and use of buildings
Nederland Nederlandse Bouwbesluit – Afdeling 4.4: Bereikbaarheid en
toegankelijkheid nieuwbouw
Duitsland De regelgeving wordt bepaald door de verschillende Länder
Frankrijk Code de la construction et de l’habitation
Partie législative: articles L 111-7 à L 111-8-4
Partie réglementaire: articles R 111-18 à R 111-19-30
Spanje CTE – Código Técnico de la edification
Seguridad de Utilización y Accesibilidad
Verenigde Staten Americans with Disability Act (ADA)
ADA Standards
Denemarken Building Regulations – Design, layout and fitting out of buildings
3.2 Access/Accessibility
Oostenrijk De regelgeving wordt bepaald door de verschillende Länder TABEL 2: OVERZICHT VAN REGELGEVING IN EEN AANTAL LANDEN
5.2. NORMERING
Naast regelgeving wordt er ook binnen normering gezocht naar manieren om thema’s als
toegankelijkheid en maximale bruikbaarheid van producten (Universal Design) te integreren in het
normalisatieproces.
Onder ‘normen’ verstaan we niet hetzelfde als ‘normbepalingen’. Verschillende van de hierboven
opgesomde regelgevingen bevatten normbepalingen, maar zijn geen normen. In België worden
normen uitgegeven door het Belgisch Instituut voor Normalisatie. In principe zijn normen niet
bindend, niettemin worden de gehomologeerde of geregistreerde Belgische normen juridisch
beschouwd als de regels van de kunst of de goede praktijk.
België heeft, net als de meeste landen uit de Europese Unie, geen norm voor de toegankelijkheid van
gebouwen. Internationaal is er sinds 2011 de norm ISO 21542[1]
‘Building construction – accessibility
and usability of the built environment’. Hoewel deze normen internationaal werd opgesteld zijn er
slechts weinig landen die deze ook effectief hebben overgenomen. Binnen de Europese Unie zijn er
zeven landen die een eigen normalisatie voor de toegankelijkheid van gebouwen hebben uitgewerkt.
Een aantal landen hebben zelfs verschillende normen, die verschillende deelaspecten behandelen.
Hieronder een overzicht van de belangrijkste normen:
Comment [SDA1]: In herziening, dus bij publicatie vermoedelijk aan te passen
Comment [SDA2]: Al niet meer zo recent – update nodig?
5/26/2014 10 SDA-DRAFT
Land Norm (ter illustratie – niet limitatief)
Verenigd Koninkrijk[2]
BS 8300: Design of buildings and their approaches to meet the needs of
disabled people – code of practice
Nederland[3]
NEN 1814: Toegankelijkheid van buitenruimten, gebouwen en woningen
Duitsland[4]
DIN 18040-1: Barrierefreies Bauen – Planungsgrundlagen – Teil 1:
Öffentlich zugängliche Gebaüde
Frankrijk[5]
BP P96-102: Accessibilité aux personnes handicapées – Guide de bonnes
pratiques sur la gouvernance de la chaîne de l’accessibilité d’un bâtiment
et de ses abords
Spanje[6]
UNE 41500: Accesibilidad en la edificación y el urbanismo
Criterios generals de diseño
Verenigde Staten[7]
ICC A117.1: Accessible and usable buildings and facilities
Denemarken[8]
DS 3028: Accessibility Standard
Oostenrijk[9]
Önorm B1600: Building without barriers – design principles TABEL 3: OVERZICHT VAN EEN AANTAL NORMEN
Ook op Europees niveau zijn er een aantal initiatieven die de toegankelijkheid van de bebouwde
omgeving moeten verbeteren. In de fundamentele eisen van de Bouwproductenverordening wordt, in
tegenstelling tot vroeger, de toegankelijkheid van gebouwen voor personen met beperkingen
uitdrukkelijk vermeld. Deze BPV is de opvolger van de BPR (Bouwproductenrichtlijn). De wijze
waarop deze nieuwe vereiste de volgende jaren zal geïntegreerd worden in het Europese
normalisatieproces is vooralsnog niet bekend.
Verder werd reeds in 2001 onder mandaat M/238 van de Europese Commissie de CEN/CENELEC
Guide 6 uitgewerkt: ‘Guidelines for standard developers to adress the needs of older persons and
persons with disabilities’. De impact van dit document bleef evenwel beperkt, zowel de moeilijke
implementatie in productnormen als het niet verplichtend karakter ervan hebben hierin ongetwijfeld
meegespeeld. In 2014 is er een nieuwe draftversie van dit document verschenen.
5.3. LITERATUUR
De literatuurstudie voor dit rapport was zeer uitgebreid evenals de aard der documenten. In grote
lijnen wordt naar volgende types documenten verwezen:
Publicaties die gebaseerd zijn op hetzij ervaring van de auteur, hetzij bevraging van
eindgebruikers
Publicaties die gebaseerd zijn op biomechanische, antropometrisch of ergonomische studies,
veelal gekoppeld aan het uitvoeren van bepaalde handelingen of acties. Het
toepassingsdomein is meestal beperkt tot de omschreven handeling of actie, extrapolatie naar
andere situaties moet met de nodige omzichtigheid gebeuren.
Publicaties die een vergelijking opzetten van bestaand onderzoek en normen. Vergelijkbaar
met de doelstellingen van dit document
Publicaties die relevante technische informatie bevatten: Technische Voorlichtingsnota’s,
normen, Technische Specificaties,…
Binnen de literatuurstudie is er in het bijzonder aandacht besteed aan publicaties die verschenen zijn
in België en de verschillende actoren die actief zijn op het gebied van toegankelijk bouwen. In de
verschillende fiches wordt verwezen naar de documenten en een literatuurlijst is toegevoegd op het
einde van dit document.
5/26/2014 11 SDA-DRAFT
6. SANITAIR Het voorzien van toegankelijk sanitair is een basisvereiste die de zelfredzaamheid en de
maatschappelijke participatie van personen met een beperking, in de breedste zin van het woord, kan
verbeteren. De wereldgezondheidsorganisatie (WHO) stelt in haar gids voor de ontwikkeling van
‘global age-friendley cities’: “The availability of clean, conveniently located, well-signed, handicap-
accessible toilets is generally regarded as an important age-friendly feature of the built environment.”
De uitvoering van toegankelijk sanitair is ongetwijfeld één van de meer complexe onderdelen bij de
realisatie van een toegankelijk bouwproject. De regelgeving toegankelijkheid in de drie Gewesten
bevat voorschriften voor de realisatie van toegankelijk sanitair in publiek toegankelijke gebouwen.
Deze eisen werden mee opgenomen in onderstaande paragraaf, waar toepasselijk. De regelgeving
voor toegankelijkheid van gebouwen biedt jammer genoeg geen garanties om te komen tot een
‘integrale toegankelijkheid’. Hulpmiddelen zoals het ‘Vlaams Handboek Toegankelijkheid’ of de
‘Guide d’aide à la conception d’un bâtiment accessible’ bieden op dat ogenblik bijkomende
informatie zodat niet enkel de op plan afleesbare elementen aan bod komen, maar alle
uitvoeringsaspecten van een goed toegankelijk sanitair, gaande van kleurcontrasten tot de positie van
de WC-rolhouder en de spoelknop.
Toch valt het op dat zowel de maatvoering als de keuze van ‘kritische maten’ verschilt in functie van
het geraadpleegde document. Dergelijke variatie is voor een stuk te verklaren door de grote groep van
eindgebruikers met een beperking, die allemaal bijzondere eisen stellen (voorbeeld: slechtziende met
een blindengeleidehond versus rolstoelgebruiker met een zware handicap). Anderzijds bemoeilijkt een
grote variatie in maatvoering de correcte uitvoering op de bouwplaats en kan bovendien de vraag
gesteld worden of iedere maat wel even ‘essentieel’ is voor een goede toegankelijkheid.
Het definiëren van een standaard is dus relevant, maar misschien nog relevanter is de
achtergrondkennis, de testen en bevragingen die de aanleiding hebben gegeven om voor een bepaalde
oplossing te kiezen.
Onderstaand hoofdstuk is opgedeeld in twee delen, enerzijds de toiletruimte (inclusief wastafel) en
anderzijds de doucheruimte. Beide komen frequent terug in de documenten waarnaar verwezen wordt.
Voor de toiletruimte wordt gestart met een aantal basisvarianten van typische toiletruimtes. Deze
eerste 6 fiches zijn het resultaat van een uitgebreide screening van normen en regelgeving, het zijn
uiteraard niet de enige oplossingen, maar ze zijn wel fundamenteel verschillend naar
gebruikersprofiel. Alternatieven worden voor een deel besproken in de fiches. Vervolgens wordt
telkens één deelaspect van een toegankelijke toilet- of doucheruimte meer in detail bekeken. De
literatuur werd geraadpleegd om bepaalde standpunten te onderbouwen of te becommentariëren.
Om de zaken overzichtelijk te houden werd besloten om de informatie beschikbaar te stellen aan de
hand van fiches. Telkens wordt per fiche volgende informatie weergegeven:
1. De Bron
2. Een figuur
3. Het toepassingsgebied
4. De eisen die gesteld worden aan de uitvoering
5. Opmerkingen inzake toegankelijkheid (op basis van literatuur & bespreking)
6. Opmerkingen inzake de uitvoering (op basis van literatuur & bespreking)
Rechtstreeks gebaseerd
op de bron
Verwerking bron naar
beroepstakken
Bemerkingen vanuit
Vlaams Netwerk
Toegankelijk Bouwen
Bron
5/26/2014 12 SDA-DRAFT
De punten 1 tot 4 komen overeen met wat in de oorspronkelijke documenten is terug te vinden, al dan
niet in een figuur of in de beschrijvende tekst bij de verschillende opstellingen. De punten 5 en 6 zijn
opmerkingen hetzij vanuit toegankelijkheid, hetzij vanuit een specifiek uitvoeringsaspect. Ook deze
opmerkingen zijn in de meeste gevallen gebaseerd op studies, normen, technische voorlichtingsnota’s
of regels van goede praktijk.
Bij bepaalde afbeeldingen staat een oranje vierkant. De oplossing die hier is weergegeven is slechts
een voorbeeld, het is de bedoeling om op termijn een overzicht te creëren in de databank met
bouwproducten van het WTCB (Techcom). Hierbij zal maximale complementariteit worden
nagestreefd met de databanken van hulpmiddelen (Vlibank, Eastin,…) bepaalde oplossingen bevinden
zich immers op het grensvlak Assistieve Technologie/Bouwproduct.
5/26/2014 13 SDA-DRAFT
6.1. HET TOILET
Het hoofdstuk toilet bestaat uit 11 fiches. De eerste 6 fiches verschillen van de overige in dit
document. Ze geven een beschrijving van enkele ‘typische’ toiletopstellingen, de maatvoering hiervan
en de verschillende elementen die in dergelijke toiletruimte aanwezig zijn. De opmerkingen inzake
toegankelijkheid en uitvoering focussen dan ook op deze algemene planconcepten, zonder in te gaan
op specifieke punten zoals de uitvoering van het toilet, de beugel of de wastafel. Deze worden
besproken in de fiches 07 tot 11.
Fiches 01 tot 06 – Een overzicht van typische toiletruimtes
Fiche 07 & 08 – De toiletpot
Fiche 09 – De wastafel
Fiche 10 – Verschillende hulpmiddelen & accessoires
Fiche 11 – Verlichting en contrast
5/26/2014 14 SDA-DRAFT
6.1.1. FICHE 01 – TOEGANKELIJK TOILET MET WASTAFEL
6.1.1.1. BRON
ISO 21542 – Building construction, accessibility and usability of the built environment[1]
BS 8300 – Design of buildings and their approaches, to meet the needs of disabled people – code of
practice[2]
Vlaamse verordening toegankelijkheid + Vlaams Handboek Toegankelijkheid[10]
Guide d’aide à la conception d’un bâtiment accessible[11]
6.1.1.2. FIGUUR
6.1.1.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:
Toegankelijk toilet – publieke gebouwen
6.1.1.4. UITVOERING TOILETRUIMTE:
Algemeen:
Het gaat hier ‘toegankelijke’ toiletten met een wastafel binnen de toiletruimte.
Ruwbouw:
[10]
De oppervlakte van de toiletruimte na afwerking is ≥ 165 x 220 cm (voor alternatieven – zie
opmerkingen inzake toegankelijkheid)
Voldoende draagkrachtige wanden voor de bevestiging van toilet, beugels en wastafel
Een draairuimte met minimale Ø 150 cm moet mogelijk zijn (deze mag overlappen met de
ruimte onder de aangepaste wastafel – zie Figure 1)
De deuropening situeert zich recht tegenover de toiletpot
[1] & [2]
De oppervlakte van de toiletruimte na afwerking is ≥ 170/220 cm [1]
, ≥ 150/220 cm [2]
Voldoende draagkrachtige wanden voor de bevestiging van toilet, beugels en wastafel
FIGURE 1: NAAR BRON [10]
FIGUUR LINKS: STAAND TOILET + VOLLEDIG ONDERRIJDBARE
WASTAFEL
FIGUUR RECHTS: HANGTOILET + ONDERRIJDBARE WASTAFEL
FIGURE 3: NAAR BRON [1] &
[2], TOEGANKELIJK TOILET
MET HANDWASTAFEL
FIGURE 2: NAAR BRON [11]
5/26/2014 15 SDA-DRAFT
De deuropening situeert zich recht tegenover de vrije opstelruimte naast de toiletpot
Een draairuimte met minimale Ø 150 cm moet mogelijk zijn, deze situeert zich voor de
toiletpot en mag overlappen met de handwastafel
[11]
De oppervlakte van de toiletruimte na afwerking is ≥ 220/220 cm
Voldoende draagkrachtige wanden voor de bevestiging van toilet, beugels en wastafel
De deuropening situeert zich recht tegenover de vrije opstelruimte naast de toiletpot
Minstens 50 cm opstelruimte naast de deur, deze mag niet overlappen met de wastafel
Minstens 110/130 cm vrije opstelruimte naast het toilet (gemeten t.o.v. de as van het toilet)
Schrijnwerk:
[1], [2], [10] & [11]
Naar buiten opendraaiende deur
Ergonomische deurbeslag, de deur kan zo nodig van buitenaf worden geopend
De deur is voorzien van een handgreep aan de binnenzijde
De vrije doorgangsbreedte van de deur is minstens 80 à 85 cm[1][2]
, 85 cm[11]
of 90 cm[10]
Sanitair:
[10]
Hoogte toiletzitting: 50 cm (zie Fiche 07 – Hoogte toilet)
Diepte toilet: 70 cm ten opzichte van de achterliggende wand (zie Fiche 08 – Lengte toilet)
Vrije opstelruimte naast het toilet van minstens 90 cm (laterale tranfer)
Vrije opstelruimte voor het toilet van minstens 120 cm (frontale transfer)
Vrije ruimte tussen toilet en overige toestellen minstens 90 cm (zie Fiche 09 – De wastafel)
Volledig onderrijdbare wastafel of beperkt onderrijdbare wastafel, met ruimte onder de
wastafel van minstens 70 cm hoog, 60 cm diep en 90 cm breed. (zie Fiche 09 – De wastafel)
Als de wastafel in een inwendige hoek geplaatst wordt bedraagt de afstand tussen die
inwendige hoek en de as van de wastafel minstens 50 cm
[1] & [2] (specifieke aandachtspunten):
Toegankelijk toilet, met wastafel bereikbaar vanaf de toiletzitting
Handwastafel bereikbaar vanaf de toiletzitting en met aandacht voor de positie van de kraan
Wastafel iets lager geplaatst, opnieuw vanuit een vlotte bereikbaarheid vanop de toiletzitting.
[11] (specifieke aandachtspunten):
Enkel de volledig onderrijdbare wastafel (diepte van 60 cm)
Geen overlap tussen de draaicirkel en de ruimte onder de wastafel
6.1.1.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID:
Regelgeving:
Vlaanderen: De oplossingen uit Figure 1 respecteren de regelgeving, bij de andere figuren is er geen
120 cm voor het toilet
Brussel: Alle uitvoering beantwoorden aan de regelgeving
Wallonië: Alle uitvoeringen beantwoorden aan de regelgeving
5/26/2014 16 SDA-DRAFT
De draaicirkel met ø 150 cm:
Een draaicirkel met diameter 150 cm is gebaseerd op ervaring, men gaat er van uit dat dergelijke
ruimte voldoende is om een rolstoel (het meest kritisch) een draai te laten maken van 360°.
Opmetingen bij rolstoelgebruikers wijst uit dat deze ruimte eigenlijk nog vrij beperkt is (Tabel 4).
Welke ruimte precies nodig is hangt af van het type rolstoel, de mogelijkheden van de gebruiker en
het aantal bewegingen dat men ‘aanvaardbaar’ vindt om een draai van 360° (of in dit geval 180°) te
maken. Onderstaande tabel geeft de resultaten weer van een meting uitgevoerd bij ruim 354
rolstoelgebruikers (198 manueel, 140 elektrisch, 16 scooters). Hieruit blijkt dat men met een ruimte
van 150 cm ongeveer 80% van de geteste rolstoelgebruikers voldoende ruimte biedt.
Data source Sample size Min 5 % Mean 80 % 90 % 95 % Max
Manual chairs 198 1300 1300 1428 1500 1700 1700 2300
Power chairs 140 1100 1300 1450 1500 1700 1700 2100
Scooters 16 1300 1300 1600 1700 1700 2100 2100
Overall 354 1100 1300 1444 1500 1700 1700 2300
TABEL 4: 180-DEGREE TURNING WIDTH[12]
Vervolgens blijkt dat in bovenstaande toiletruimtes de draaicirkel gedeeltelijk overlapt met het toilet
(voetzone) en/of de wastafel (kniezone). Sommige documenten laten geen enkele overlapping toe[11]
,
andere beperken die overlapping in functie van een vlotte rotatie[13]
tot één zijde van de toiletruimte[14]
en nog andere documenten laten een overlapping toe aan twee zijden van de toiletruimte, afhankelijk
van de gekozen toestellen[15]
. Onderstaande figuren illustreren dit principe. Een rolstoel kan bij het
manoeuvreren hetzij overlappen met de ruimte onder de wastafel, hetzij met de ruimte onder het
toilet. Een kleinere wastafel zoals in Figure 1/rechts maakt dit mogelijk. Indien men een volledig
onderrijdbare wastafel wenst, zonder overlap met de draaicirkel, is Figure 2 een oplossing.
De frontale transfer (Figure 14):
De opstelling met handwastafel zoals weergegeven in Figure 3 wordt zelden toegepast. De frontale
transfer wordt bemoeilijkt door de handwastafel indien deze te diep is. Een voordeel van deze
opstelling is de mogelijkheid tot persoonlijke hygiëne vanaf de toiletzitting[2]
. Ook in Figure 2 is een
frontale transfer niet mogelijk, de ruimte van 120 cm voor de toiletpot ontbreekt door de positie van
de wastafel (zie Figure 14).
FIGURE 5: AANTAL BEWEGINGEN DIE
EEN ROLSTOELGEBRUIKER MOET
MAKEN OM EEN DRAAI VAN 360° TE
MAKEN BINNEN EEN DRAAICIRKEL
VAN 150 CM[13]. DE BEGINPOSITIE
(BLAUW) BINNEN DE CIRKEL SPEELT
UITERAARD EEN ROL
FIGURE 4:
↑ VOORBEELD VAN EEN
AANVAARDBARE
OVERLAPPING[14]
→ TWEE VOORBEELDEN VAN
ONAANVAARDBARE
OVERLAPPINGEN[14]
5/26/2014 17 SDA-DRAFT
Enkele varianten:
De hierboven opgesomde voorbeelden zijn uiteraard niet de enige mogelijkheden voor de realisatie
van een goed toegankelijk toilet. Bij het toepassen van andere opstellingen blijven echter dezelfde
principes van toepassing die hierboven zijn opgesomd.
Vervolgens kan men de grootte van de toiletruimte nog verder laten toenemen in functie van
assistentie of in functie van een vrije opstelruimte langs beide zijden van het toilet.
De positie van de toegangsdeur en de wastafel
hebben een invloed op de minimale afmetingen
van de toiletruimte, hieronder een toiletruimte
van 245/165 cm:
FIGURE 7: NAAR BRON [10]
De opstelruimte naast het toilet is een keuze, links of rechts van
het toilet (of beide). Indien er meerdere toegankelijke toiletten
zijn, wisselt men best af. Een onlinebevraging uitgevoerd door
‘Nulbarriere’, wijst uit dat van 330 respondenten, er 195 een
opstelruimte links van het toilet verkiezen en 135 kiezen voor de
opstelling rechts
Opstelruimte links:
# 195 of 59,1%
FIGURE 6: NAAR BRON – WWW.NULLBARRIERE.DE (2013-09-30)
Opstelruimte rechts:
# 135 of 40,9%
Bijkomende ruimte wordt gecreëerd
links van het toilet voor een
zorgverlener → keuze voor twee
opklapbare beugels met geïntegreerde
WC-rolhouder. Oppervlakte
toiletruimte (180/220 cm)
FIGURE 9: NAAR BRON – HANDBOEK
VOOR TOEGANKELIJKHEID (NL) [106]
Grote toiletruimte
met opstelruimte
aan beide zijden
van het toilet.
Dergelijke ruimtes
kunnen ook
gebruikt worden
voor het plaatsen
van een
kinderverzorgings-
tafel om het
plaatsverlies te
beperken.
(Oppervlakte
toiletruimte
220/220 cm)
FIGURE 8: NAAR BRON [10]
5/26/2014 18 SDA-DRAFT
6.1.1.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING:
Algemeen:
Een aantal van de hierboven opgesomde maten zijn moeilijk verifieerbaar in de praktijk: de mate
waarin een draaicirkel overlapt met wastafel en toilet, de afstand tussen wastafel en toilet van
minstens 90 cm,… Dergelijke maten zijn makkelijk afleesbaar op plan, maar moeilijker te controleren
bij uitvoering.
Sanitair:
Hierboven werd reeds aangegeven dat een volledig onderrijdbare wastafel (zie Fiche 09 – De
wastafel) mogelijks problemen kan opleveren in combinatie met de draaicirkel (Figure 4), maar ook
de afstand tussen wastafel en toilet is binnen een toiletruimte van 165/220 cm zeer nipt indien men
kiest voor dergelijk model van wastafel. Onderstaande figuren illustreren dit. De keuze van de beugels
bepaalt de afstand tussen wastafel en toilet, indien er twee uitkragende beugels geplaatst worden
(Figure 10 - rechts) kiest men dus best voor een iets kleinere wastafel of een grotere breedte van de
toiletruimte.
Hieronder nog even kort de criteria:
90 cm vrije opstelruimte naast het toilet
120 cm vrij opstelruimte voor het toilet
90 cm tussen wastafel en toilet
50 cm tussen de wastafel en een
inwendige hoek van de toiletruimte
draaicirkel ø 150 cm
toiletruimte 165/220 cm
← opstelling met vaste beugel tegen de
wand
→ opstelling met uitkragende beugel
tegen de achterliggende wand
Vlot te realiseren
Kritisch
Onmogelijk in gegeven opstelling
FIGURE 10: ENKELE OPMERKINGEN BIJ DE UITVOERING EN MAATVOERING VAN EEN TOEGANKELIJKE
TOILETRUIMTE
5/26/2014 19 SDA-DRAFT
6.1.2. FICHE 02 – ‘TOEGANKELIJK TOILET’ ZONDER WASTAFEL
6.1.2.1. BRON:
GSV Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Titel IV – artikel 13[16]
CWATUPE – art. 415/10[17]
2010 ADA Standards for accessible design[18]
6.1.2.2. FIGUUR:
6.1.2.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:
Toegankelijk toilet – publieke gebouwen
6.1.2.4. UITVOERING TOILETRUIMTE:
Algemeen:
Het betreft hier ‘toegankelijke’ toiletten met een wastafel buiten de toiletruimte.
Ruwbouw:
[16] & [17]
De oppervlakte van de toiletruimte na afwerking is ≥ 150 x 150 cm
Vrije opstelruimte naast de toiletpot: ≥ 110 cm ten opzichte van de as van de toiletpot
Voldoende draagkrachtige wand achter de toiletpot voor de bevestiging van toilet en beugels
Een draairuimte met minimale Ø 150 cm moet mogelijk zijn (GSV Brussel)
[18]
De oppervlakte van de toiletruimte na afwerking is ≥ 152,5 x 142 cm
voldoende draagkrachtige wanden voor de bevestiging van toilet en beugels
De twee overige wanden zijn uitgevoerd in lichte scheidingswanden die stoppen op ± 23 cm
van de vloer en dus voor een stuk onderrijdbaar zijn voor rolstoelgebruikers (Figure 17).
Schrijnwerk:
FIGURE 11: NAAR BRON [16] & [17] FIGURE 12: NAAR BRON[18]
Comment [SDA3]: Mogelijks is
CWATUPE bij publicatie vervallen, maar ik zou het qua principe wel behouden een
toiletruimte van 150/150 cm.
5/26/2014 20 SDA-DRAFT
[16], [17] & [18]
naar buiten opendraaiende deur
de deur kan zo nodig van buitenaf worden geopend
de deur situeert zich recht tegenover de vrije opstelruimte naast het toilet of schuin tegenover
het toilet[18]
(Figure 12/rechts)
De deur heeft een vrije doorgangsbreedte van minstens 85 cm[16],[17]
, 100 cm[18]
De deur is voorzien van een horizontale handgreep aan de binnenzijde van de deur, op 80 à 90
cm boven de vloer[16],[17]
/de deur is zelfsluitend[18]
Sanitair:
[16], [17] & [18]
De wastafel bevindt zich buiten de toiletruimte
Hoogte toiletzitting is 50 cm[16], [17]
/ 43 – 48,5 cm[18]
Hangtoilet[16], [18]
voor ADA is een staand toilet toegelaten, maar dan dient men de toiletruimte
te vergroten tot 152,5 x 150 cm.
Afwerking/beugels:
[16] & [17]
twee opklapbare steunstangen symmetrisch geplaatst ten opzichte van de toiletpot op een
tussenafstand van 70 cm (as op as)
de beugels bevinden zich op 80 cm hoogte en zijn minstens 80cm[16]/90 cm[17] lang
[18]
vaste beugel achter en naast het toilet. Aan de open zijde wordt geen beugel voorzien naast
het toilet, behalve de vaste beugel achter de toiletpot die een stuk doorloopt.
6.1.2.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID:
Regelgeving:
Vlaanderen: Niet conform
Brussel en Wallonië: Beantwoordt aan de eisen uit de regelgeving
Op basis van de literatuurstudie, werd enkel in de 2010 ADA standards dergelijke afmetingen voor
toiletruimten teruggevonden, daarom werd deze ook opgenomen in het bovenstaande overzicht, zodat
dit type in een ruimere context kan gesitueerd worden. De toiletafmetingen en de plaatsing van de
beugels zijn gebaseerd op onderzoek uitgevoerd in de jaren ’70 voor het U.S. Department of housing
and urban development[19]
. Dit onderzoek kwam tot de aanbeveling dat een minimale toiletruimte
48”/66” (117/168 cm) hetzij 60”/56” (152/142 cm) bedraagt. Hierbij dient te worden opgemerkt, dat
van de 58 proefpersonen (fase 1 onderzoek), er 18 personen niet in staat waren om zelfstandig een
transfer uit te voeren1. Daarnaast waren er ook 9 proefpersonen die een grotere breedte van de
toiletruimte dan hierboven weergegeven, als optimaal beschouwden. In de ADA (Americans with
disabilities act)zijn een aantal bijkomende aanbevelingen terug te vinden (plaatsing deur,
onderrijdbare scheidingswanden,…) die de bruikbaarheid van het toilet moeten verhogen.
1 In welke mate dit afhankelijk is van de opstelling wordt niet vermeld, de proefpersonen waren tijdens deze
eerste fase in de mogelijkheid om de testopstelling aan te passen aan hun eigen mogelijkheden. Zowel
persoonlijke als culturele factoren kunnen een rol hebben gespeeld bij het niet kunnen of willen uitvoeren van de
transfer.
5/26/2014 21 SDA-DRAFT
De ADA Standards bevatten strikt op te volgen minimumvereisten, die verre van ideaal zijn voor alle
personen met een beperking[20]
. Deze oplossing moet dan ook worden afgeraden: weinig opstelruimte,
geen persoonlijke verzorging mogelijk binnen de toiletruimte en de opties om de transfer van rolstoel
naar toiletpot uit te voeren zijn beperkt.
6.1.2.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING:
Ruwbouw:
Uit bovenstaande criteria blijkt dat volgende eisen gelden:
De breedte van de toiletruimte bedraagt minimaal 150 cm na afwerking
Minimaal 110 cm als opstelruimte naast de toiletpot, gemeten ten opzichte van de as van de
toiletpot
Optimaal 70 cm afstand tussen de beide uitkragende toiletbeugels.
Door de combinatie van deze maatvoering kan het voorkomen dat er onvoldoende plaats is voor de
bevestiging van de beugel rechts in de hoek, doordat de tussenafstand beugel/wand onvoldoende groot
is. De beugels dienen symmetrisch geplaatst te zijn ten opzichte van de toiletpot, goed omgrijpbaar en
binnen het bereik van de gebruiker. Een tegen de zijwand bevestigde beugel is in dergelijke gevallen
een plaatsbesparende goed bruikbare oplossing (zie Fiche 10 - Hulpmiddelen & accessoires).
Schrijnwerk:
[BRON: PRODUCENT XX –
ER DIENT ENIGE RUIMTE
TE WORDEN VOORZIEN
VOOR BEVESTIGING VAN
DE TOILETBEUGEL
FIGURE 13: VOORBEELD
VAN EEN
TESTOPSTELLING VOOR
TOILETRUIMTE[19]
FIGURE 14: TWEE VAN DE TECHNIEKEN DIE
GEBRUIKT WERDEN VOOR HET UITVOEREN VAN
DE TRANSFER NAAR HET TOILET
FIGURE 15: ER DIENT STEEDS
ENIGE RUIMTE TE WORDEN
VOORZIEN VOOR DE
BEVESITIGING VAN DE
BEUGEL
FIGURE 16: INDIEN ER ONVOLDOENDE RUIMTE IS NAAST DE TOILETPOT IS HET
BETER OM TE KIEZEN VOOR EEN BEUGEL BEVESTIGD TEGEN DE ZIJWAND IN
PLAATS VAN EEN UITKRAGENDE BEUGEL.
5/26/2014 22 SDA-DRAFT
Zoals reeds aangegeven bij de uitvoering, kan volgens ADA de bruikbaarheid van een toiletruimte
van 150/150 cm verhoogd worden door extra voetruimte te voorzien door middel van wandjes die
stoppen op ± 23 cm van de vloer. Dergelijke hoogte is echter aanzienlijk en vindt men
onaanvaardbaar vanuit het standpunt van de privacy. Metingen bij rolstoelgebruikers hebben
bovendien uitgewezen dat deze hoogte van 23 cm eigenlijk nog vrij beperkt is (Tabel 5).
Data source Sample size Min 5% Mean 80% 90% 95% Max
Manual chairs 266 83 94 204 276 304 330 564
Power chairs 186 84 168 267 320 366 408 535
Manual & Power
chairs
452 83 102 230 296 333 365 564
TABEL 5: TOE CLEARANCE HEIGHT (MINIMUM)[12]
FIGURE 17: VOORBEELD VAN EEN DEELS ONDERRIJDBARE SCHEIDINGSWAND. VOETSTEUNTJES WORDEN ZO
GEPLAATST DAT DE ONDERRIJDBAARHEID VERZEKERD WORDT
Comment [SDA4]: Foto’s te vervangen door zelfgenomen exemplaren
5/26/2014 23 SDA-DRAFT
6.1.3. FICHE 03 – CHANGING PLACE FACILITIES
6.1.3.1. BRON
BS 8300 – Design of buildings and their approaches, to meet the needs of disabled people – code of
practice[2]
Changing places toilets – www.changing-places.org (31/12/2014)
6.1.3.2. FIGUUR
6.1.3.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:
Changing place toilet facilities – grote publieke projecten: winkelcentra/luchthavens/…
6.1.3.4. UITVOERING TOILETRUIMTE:
Algemeen:
Dit type toiletruimte is ontwikkeld voor de specifieke doelgroep van personen met een zware fysieke
of mentale beperking, die verzorging en assistentie nodig hebben tijdens het toiletbezoek en voor wie
het traditionele toegankelijke toilet geen afdoende oplossing biedt.
Ruwbouw:
De minimale afmetingen van de ruimte zijn 3 x 4 m en een vrije hoogte van 2,4 meter
Er is een dragende structuur voorzien voor de correcte bevestiging van de plafondlift
Schrijnwerk:
Nihil
Sanitair:
De ruimte is voorzien van een rolstoeltoegankelijk toilet
De ruimte is voorzien van een in hoogte verstelbare wastafel
Afwerking/Beugels:
FIGURE 18: NAAR BRON – CHANGING PLACE FACILITIES
Comment [SDA5]: Toestemming vragen voor het gebruik van de foto!
5/26/2014 24 SDA-DRAFT
De ruimte is voorzien van een tillift waarmee men zowel de tussenruimte, de verzorgingstafel,
het toilet als de wastafel kan bereiken
De ruimte is voorzien van een in hoogte verstelbare verzorgingstafel (lengte 1,80 m)
De ruimte is voorzien van een mobiel scherm tussen verzorgingstafel en toilet
De ruimte is voorzien van een alarm, papierrolhouder voor de verzorgingstafel, afvalcontainer
en bijkomende voorzieningen zoals weergegeven op de foto.
6.1.3.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID:
Regelgeving:
Deze uitvoering wordt niet vermeld in de Belgische regelgeving
Het betreft hier een zeer specifieke oplossing, voor een zeer specifieke doelgroep. Het concept
‘changing places facilities’ is afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk. De oplossing vindt men er
vooral terug in grote winkelcentra en luchthavens.
Er werd (in het Verenigd Koninkrijk) een inschatting gemaakt van het potentieel aantal gebruikers
van dergelijke toiletruimte[21]
. Uit onderstaande tabel blijkt dat dit aantal beperkt is, iets minder dan
0,5% van de bevolking, waarbij een groot deel gehuisvest is in specifieke woonvormen voor ouderen.
Omdat hun aantal zo beperkt is, wordt de locatie ervan dan ook op aangepaste wijze gecommuniceerd
naar eindgebruikers via een zogenaamde ‘Location map’. Een vergelijkbaar initiatief zou ook in
België denkbaar zijn.[22],[23]
,[24] (mogelijks reeds gedateerd bij publicatie)
Condition Sub category Estimated number of users
Intellectual disability 30.328 à 36.782
Physical disabilities Cerebral palsy 30.947
Spina Bifida 8.000
Motor Neurone disease 500
Parkinson disease *
Multiple sclerosis 8.500
Stroke/ chronic heart failure *
Arthritis *
Traumatic brain injury 13.437
Older people Nursing & residential homes 116.695
Older people in private
accommodation
15.391
Total 223.798 à 230.252
TABEL 6: TOTAL ESTIMATE OF POTENTIAL USERS OF CHANGING PLACES TOILETS (UK)[21]
6.1.3.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING:
Algemeen:
Specifiek voor deze oplossing is een voldoende draagkrachtig plafond voor de bevestiging van een
tillift en een in hoogte verstelbare wastafel (zie fiche 09)/verzorgingstafel.
De minimale afmetingen van 3,0 x 4,0 meter is niet essentieel. Het is belangrijker dat alle toestellen
aanwezig zijn en dat er voldoende manoeuvreer- en opstelruimte aanwezig is om ieder toestel op een
vlotte wijze te kunnen gebruiken.
5/26/2014 25 SDA-DRAFT
6.1.4. FICHE 04 – TOILET, (SEMI-)AMBULANTE GEBRUIKER
6.1.4.1. BRON:
BS 8300 – WC layout for ambulant disabled people (§12.6.3.3)[2]
.
Universal Design – een methodologische benadering. Een weg naar mensvriendelijke en elegante
architectuur[25]
.
Universal Design Patterns: Sanitaire voorzieningen in publieke gebouwen.
UD Pattern 02.08: (Semi-)ambulant toegankelijk toilet[26]
6.1.4.2. FIGUUR:
6.1.4.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:
Publiek toegankelijke gebouwen
Toiletruimte geschikt voor (semi-)ambulante gebruikers (mensen met krukken, looprekje of rollator)
en iets groter dan een bezoekbaar toilet of een standaard toilet, zodat de bruikbaarheid vergroot.
Bijkomende ruimte kan gecreëerd worden om de bruikbbaarheid te verhogen voor bijvoorbeeld
mensen met blindengeleidehond of voor de persoonlijke verzorging van personen met stoma (Figure
19).
6.1.4.4. UITVOERING TOILETRUIMTE:
Ruwbouw:
[2]
De oppervlakte van de toiletruimte is ≥ 80 x 150 cm
Er zijn draagkrachtige wanden voorzien voor de bevestiging van beugels
[25]
De oppervlakte van de toiletruimte is ≥ 120 à 130 x 150 cm
Er zijn draagkrachtige wanden voorzien voor de bevestiging van beugel en werkblad.
Schrijnwerk:
FIGURE 20 - NAAR BRON [2] FIGURE 19 – NAAR BRON[25],[26]
5/26/2014 26 SDA-DRAFT
De deur bevindt zich in de kopse zijde van de toiletruimte, naar buiten opendraaiend en is aan
de binnenzijde voorzien van een horizontale handgreep op 100 cm hoogte
Sanitair:
[2]
Er wordt gebruik gemaakt van een staand toilet en de bovenzijde van het spoelmechanisme is
vlak en kan gebruikt worden door personen met stoma.
[25]
Het spoelmechanisme van het toilet functioneert als rugsteun voor personen met beperkte
rompstabiliteit.
De hoogte van de toiletzitting is geschikt voor ambulante gebruikers (zie Fiche 07 – Hoogte
toilet)
Er is voldoende ruimte voor het toilet voor personen met een looprekje of rollator (90 cm)
Afwerking/Beugels:
[2]
Zowel links als rechts van het toilet kan een beugel geplaatst worden, mede in functie van de
noden van de eindgebruiker[27].
[2] & [25]
Kledinghaak op een hoogte van 105 cm en 140 cm boven de vloer.
Voorzieningen voor het vervangen van een stoma: hetzij de bovenzijde van de toiletspoelbak
(vlak uitgevoerd), hetzij een legplankje van 15/40 cm, geplaatst op 95 cm boven de vloer. In
dat laatste geval wordt wel geadviseerd op de toiletbreedte te verhogen tot 120 cm.
6.1.4.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID
Regelgeving:
Deze oplossing beantwoordt niet aan de regelgeving inzake toegankelijkheid (Vl/Wa/Br)
Deze opstelling werd mee opgenomen in de lijst omdat ze zich specifiek richt op (semi-)ambulante
toiletgebruikers.
6.1.4.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING
Nihil
5/26/2014 27 SDA-DRAFT
6.1.5. FICHE 05 – AANPASBARE TOILETRUIMTE
6.1.5.1. BRON:
Ontwerpgids meegroeiwonen[28]
– Ontwerptool, wooneenheid, intern, toilet
Guide d’aide à la conception d’un logement adaptable[29]
6.1.5.2. FIGUUR:
6.1.5.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:
Woningbouw
Meegroeiwonen, aanpasbaar bouwen, een toiletruimte die maximaal kan inspelen op de wijzigende
behoefte van de eindgebruiker.
Het is belangrijk om voor de sanitaire ruimten initieel voldoende ruimte en een goede plek in
de wooneenheid te voorzien. Op het gelijkvloers kunnen toiletten bijvoorbeeld nu al
aanpasbaar of als sanitaire cel (met douche en lavabo) gemaakt worden; badkamers op de
verdiepingen kunnen vanaf de ontwerpfase verschillende toegangen krijgen en goed
bereikbaar georganiseerd worden[28]
.
6.1.5.4. UITVOERING TOILETRUIMTE:
Algemeen:
Er zijn een aantal varianten te bedenken om meegroeimarge op te nemen in het ontwerp.
Bovenstaande figuren illustreren dit:
[29]
Verwijderen van de wand tussen badkamer en toilet zodat de opstelruimte vergroot.
[28]
Een berging op het gelijkvloers die omgevormd wordt tot sanitaire ruimte en samengevoegd
met de bestaande toiletruimte
Ruwbouw:
[28]
De oppervlakte toiletruimte is in basisruimte een standaard toiletruimte die kan worden
omgevormd en mee-evolueren met de noden van de gebruiker.
FIGURE 22 – NAAR BRON [29] FIGURE 21 – NAAR BRON [28]
5/26/2014 28 SDA-DRAFT
o Een standaard toiletruimte bedraagt over het algemeen 90 x 120 à 130 cm (zie Fiche
06 – ‘Rolstoelbezoekbaar toilet’).
o Door de afstand voor de toiletpot te verhogen tot 90 cm, verbetert de bruikbaarheid
van de toiletruimte voor ambulante gebruikers (krukken/looprekje – zie fiche 3) of
moeders met kinderen, de afmetingen van de toiletruimte bedragen nu 90 x 160 à 170
cm.
o De eisen voor een toegankelijk toilet gaan een stuk verder, in het kader van
aanpasbaar bouwen of meegroeiwonen betekent dit dat het toilet onderdeel wordt van
de badkamer: opstelruimte naast de toiletpot van 90 cm (laterale transfer),
opstelruimte voor de toiletpot van 120 cm (frontale transfer) en een vrije draaicirkel
met diameter 150 cm zoals geïllustreerd in voorbeeld 1 & 2 na aanpassingswerken.
o De ruimte rond het toilet kan nog verder worden aangepast in functie van
zorgaanbod, evenals de aanwezige voorzieningen (tillift, verzorgingstafel,…), zaken
die eveneens kunnen worden meegenomen indien de ‘meegroeimarge’ beschikbaar is.
Schrijnwerk:
De te demonteren/slopen binnenwanden moeten kunnen verwijderd worden met minimale
ingrepen en herstellingen achteraf – zie opmerkingen inzake uitvoering.
Sanitair:
De hoogte van de toiletzitting – zie Fiche 07 – Hoogte toilet
De lengte van het toilet – zie Fiche 08 – Lengte toilet
Het plaatsen van een onderrijdbare wastafel – zie Fiche 09 – De wastafel
Het plaatsen van een rolstoeltoegankelijke inloopdouche – zie De douche
Het plaatsen van wachtleidingen, zodat later een inloopdouche of rolstoeltoegankelijke
wastafel kan geplaatst worden.
Beugels/afwerking:
Het plaatsen van voldoende draagkrachtige wanden voor de bevestiging van beugels, in het
bijzonder wanneer een beugel kan bevestigd worden in een lichte (te demonteren)
scheidingswand – zie Fiche 10 - Hulpmiddelen & accessoires.
6.1.5.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID
Het toepassingsgebied dat hier beschreven wordt is voor woningbouw
6.1.5.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING
Schrijnwerk:
De perfect demonteerbare wand bestaat vooralsnog niet, er zullen altijd (kleine) beschadigingen zijn
aan vloer, plafond of wanden bij het verwijderen van de tussenwand. Hieronder worden een aantal
aandachtspunten opgesomd voor de uitvoering van dergelijke wanden:
De aansluiting ter hoogte van de vloer:
De lichte scheidingswand wordt geplaatst bovenop de dekvloer, zodat latere
aanpassingswerken beperkt blijven tot de vloerafwerking. Dergelijke uitvoering zal nadelig
zijn voor de flankerende geluidstransmissie. In de voorbeelden die hierboven worden
opgesomd vormt dit doorgaans geen probleem, aangezien de wand zich bevindt tussen
5/26/2014 29 SDA-DRAFT
aangrenzende ruimten waarvoor er geen eisen gelden.
De onderstaande tabel geeft weer in welk geval er eisen gesteld worden aan het normaal of
verhoogd akoestisch comfort binnen eenzelfde woning.
Zendruimte binnen de woning Ontvangstruimte binnen de woning Normaal akoestisch
comfort
Verhoogd akoestisch
comfort
Luchtgeluidsisolatie
Zendruimte binnen de woning Ontvangstruimte binnen de woning
DnT,w ≥ 35 dB DnT,w ≥ 43 dB Slaapkamer, keuken, woonkamer,of
badkamer (indien deze geen deel
uitmaakt van de slaapkamer/ontvangstruimte)
Slaapkamer, studeerruimte
Contactgeluidsisolatie
Zendruimte binnen de woning Ontvangstruimte binnen de woning
- L’nT,w ≤ 58 dB Slaapkamer, keuken, woonkamer,of
badkamer (indien deze geen deel uitmaakt van de
slaapkamer/ontvangstruimte)
Slaapkamer, studeerruimte
TABEL 7: NBN S 01 - 004 - 1: AKOESTISCHE EISEN VOOR WOONGEBOUWEN
Plaatsing van de wand op de dekvloer
Onderbreking van de zwevende dekvloer
Plaatsing van de wand op de draagvloer
Doorlopende dekvloer met flankerende
geluidstransmissie – makkelijk aanpasbaar
en geschikt voor normaal akoestisch comfort (normale dekvloer van minstens 6
cm) voor bovenstaande toepassingen (Tabel
7)
Akoestisch onderbroken dekvloer zonder
flankerende geluidstransmissie – makkelijk
aanpasbaar en zowel verhoogd als normaal akoestisch comfort zijn te realiseren voor
bovenstaande toepassingen (Tabel 7)
Volledig onderbroken dekvloer zonder
flankerende geluidstransmissie – moeilijk
aanpasbaar, zowel verhoogd als normaal akoestisch comfort zijn te realiseren voor
bovenstaande toepassingen (Tabel 7)
TABEL 8: FLANKERENDE GELUIDSTRANSMISSIE IN EEN KNOOP TUSSEN EEN LICHTE (DUBBELE)
SCHEIDINGSWAND EN EEN DOORLOPENDE VLOER[13]
De plaatsing van leidingen:
De plaatsing van leidingen in een later te demonteren scheidingswand is te vermijden.
Elektrische leidingen kunnen eventueel nog worden weggewerkt in de wand, met behulp van
specifieke oplossingen, waarbij leidingen niet via de dekvloer verlopen, maar via
aangrenzende niet demonteerbare wanden. Finaal kan men ook kiezen voor een droge
dekvloer, waardoor de flexibiliteit ook in de vloer kan verhoogd worden.
Wachtleidingen & luchtdichtheid:
Indien men wachtleidingen voorziet voor de latere aansluiting van een toilet, douche of
wastafel, mogen deze geen verminderde luchtdichtheid tot gevolg hebben, noch de oorzaak
zijn van geurhinder. In tegenstelling tot situaties waar de toestellen reeds geplaatst zijn is er
immers geen waterslot aanwezig en staat de buis in rechtstreeks e verbinding met de riolering.
Er dient een afsluitende stop te worden voorzien om beide problemen te verhelpen..
5/26/2014 30 SDA-DRAFT
FIGURE 23: VOORBEELD VAN EEN LICHTE
SCHEIDINGSWAND MET GEÏNTEGREERDE
KABELGOOT
Comment [SDA6]: Te vervangen door een meer neutrrale figuur
5/26/2014 31 SDA-DRAFT
6.1.6. FICHE 06 – ‘ROLSTOELBEZOEKBAAR TOILET’
6.1.6.1. BRON:
Handboek voor Toegankelijkheid[30]
, over de ergonomie van stedelijke inrichtingen gebouwen en
woningen.
Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) – Concept- en ontwerponderrichtingen –
Hoofdstuk 6: Aanpasbaar en aangepast bouwen.[31]
6.1.6.2. FIGUUR:
6.1.6.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:
(Sociale) woningbouw, voor de realisatie van een ‘rolstoelbezoekbaar’ toilet.
‘bezoekers en bewoners, al dan niet met een handicap, moeten het toilet op een woonkamerniveau
kunnen bereiken en eventueel met geringe assistentie kunnen gebruiken’[30]
‘Bij ‘rolstoelbezoekbaar bouwen’ bouwt men op zo’n manier dat een persoon in een rolstoel
de woning kan bezoeken of dat een huurder/eigenaar die door omstandigheden voor een korte
tijd gebruik moet maken van een rolstoel, in zijn eigen woning kan blijven wonen mits hulp
van medebewoners.’… …‘Een rolstoelbezoekbaar toilet kan met de hulp van anderen door
een rolstoelgebruiker met een goede arm- en handfunctie en een goede rompbalans gebruikt
worden. Deze toiletruimte is niet geschikt voor permanent gebruik door rolstoelgebruikers.
Het is aan te bevelen de diepte van 130 cm van de toiletruimte te vergroten zodat het
handwasbakje niet meer in de weg staat. Door de breedte te vergroten kan de persoon die hulp
biedt in de toiletruimte staan indien nodig.’[31]
6.1.6.4. UITVOERING TOILETRUIMTE
Algemeen:
Het bezoekbaar toilet is toegankelijk vanuit gangruimte die op hetzelfde niveau aansluit aan
de woonkamer
Ruwbouw:
FIGURE 24: NAAR BRON [31]
5/26/2014 32 SDA-DRAFT
[30] & [31]
Oppervlakte toiletruimte: ≥ 90 x 120 cm[30], ≥ 90 x 130 cm[31]
De deur die toegang verschaft tot het toilet: ≥ 85 x 230 cm[30], ≥ 93 cm[31]
Wanden voldoende draagkrachtig uitvoeren voor de bevestiging van beugels
Schrijnwerk:
De deur bevindt zich aan de lange zijde, naar buiten draaiend (zie Figure 24)
Sanitair:
[30] & [31]
Plaatsen van een handwastafel met geringe afmetingen
Plaatsen van een traditioneel toilet
Afwerking/Beugels:
Geen beugels voorzien in deze opstelling
6.1.6.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID
Dit is geen toegankelijke toiletruimte omdat verschillende van de maten en voorzieningen uit ‘Fiche
01 – Toegankelijk toilet’ niet aanwezig zijn.
Het uitvoeren van een transfer naar het toilet wordt bepaald door een aantal zaken:
Door de beperkte ruimte is er slechts één manier waarop de rolstoel kan geplaatst worden
(zoals aangegeven in Figure 24). Een laterale transfer wordt bemoeilijkt door de afstand die
ontstaat tussen rolstoel en toilet en het hoogteverschil tussen rolstoelzitting & toiletpot[32].
De hulp van medebewoners is beperkt tot het wegrijden van de rolstoel en het sluiten van de
toiletdeur.
De muur en toiletdeur zullen steeds een obstakel vormen
6.1.6.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING
Ruwbouw: Het is belangrijk dat de minimale afmetingen van de toiletruimte na afwerking
gerespecteerd worden (130/90 cm).
0,00%
20,00%
40,00%
60,00%
80,00%
100,00%
9 18 27 36 44
ajdustable gap protocol
FIGURE 25: TESTOPSTELLING [33] DIE ILLUSTREERT DAT HET AANTAL GESLAAGDE TRANSFERS AFNEEMT
WANNEER DE AFSTAND TUSSEN ROLSTOEL EN TESTOPSTELLING TOENEEMT.
(TESTPOPULATIE: 120 ROLSTOELGEBRUIKERS DIE ZELFSTANDIG TRANSFERS KUNNEN UITVOEREN)
5/26/2014 33 SDA-DRAFT
Schrijnwerk: Zowel de positie van de deuropening als de draaizin van de deur spelen een rol bij deze
opstelling.
Sanitair: Aangezien de handwastafel mogelijk als steunpunt kan gebruikt worden bij de transfer, dient
de nodige aandacht te gaan naar de bevestiging (zie Fiche 09 – De wastafel).
5/26/2014 34 SDA-DRAFT
6.1.7. FICHE 07 – HOOGTE TOILET
6.1.7.1. BRON:
Fiche 01 tot 06
6.1.7.2. FIGUUR:
6.1.7.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:
Voor publiek toegankelijke gebouwen zal men (meestal) een vaste hoogte voor de toiletzitting
aanhouden.
In het kader van levenslang wonen, meegroeiwonen en bouwen voor ouderen kan een in hoogte
verstelbare oplossing gekozen worden.
6.1.7.4. UITVOERING
Algemeen:
Onderstaande tabel geeft weer welke hoogtes gevraagd worden in de verschillende hierboven
opgesomde documenten:
Referentiedocument Hoogte toiletzitting
Standaardbestek VMSW/SWL 39 à 40 cm
VMSW – Bouwen voor ouderen 50 cm
Handboek voor toegankelijkheid (NL) -
Ontwerpgids meegroeiwonen 45 cm
Guide d’aide à la conception d’un logement adaptable 50 cm
Guide d’aide à la conception d’un bâtiment accessible 50 à 55 cm
BS 8300 48 cm
Vlaams Handboek Toegankelijkheid 50 cm
ISO 21542 (met verwijzing naar nationale richtlijnen) 40 à 48 cm
GSV Brussels Hoofdstedelijk Gewest 50 cm
CWATUPE – art. 415/10 50 cm
2010 ADA Standards for accessible design 43 – 48.5 cm
WTCB-Contact n°25 (2010) – standaard plaatsingshoogte sanitaire
toestellen voor volwassenen
43 cm ± 2 cm
FIGURE 28: VOORBEELD VAN
EEN STAAND TOILET –
VERHOGEN VAN DE
TOILETZITTING MET EEN
HULPSTUK
FIGURE 26: VOORBEELD VAN
EEN TOILET BEVESTIGD TEGEN
EEN VOORZETWAND
FIGURE 27: VOORBEELD VAN EEN IN HOOGTE
VERSTELBAAR TOILET
Comment [SDA7]: Foto figuur 27 te vervangen door meer neutrale figuur of
schematische weergave
5/26/2014 35 SDA-DRAFT
Uit bovenstaande tabel kan men besluiten dat de plaatsingshoogte van een toilet voor ouderen, of de
plaatsingshoogte van een toegankelijk toilet 5 à 10 cm hoger ligt dan een standaard toilet (waarbij de
2 meest extreme waarden buiten beschouwing worden gelaten)
6.1.7.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID:
Optimale plaatsingshoogte:
Uit onderzoek uitgevoerd aan de Human Engineering Research Laboratories[33]
blijkt dat van de 116
proefpersonen in een rolstoel, er 5 geen laterale transfer konden uitvoeren bij geen enkele hoogte. De
optimale hoogte (92% succesvolle transfers) lag bij 52 à 56 cm. Het uitvoeren van een succesvolle
transfer nam af, van zodra de hoogte verlaagd werd tot onder de 48 cm (zie onderstaande grafiek).
Bij de keuze voor de hoogte van een toiletpot moet men een afweging maken tussen comfortabel
toiletgebruik (toiletzitting niet te hoog[34]
) en het uitvoeren van een vlotte transfer. Een grotere
flexibiliteit wordt mogelijk door te kiezen voor een in hoogte verstelbaar toilet.
Keuze van hulpmiddelen:
Bij woningen zal het verhogen van een bestaande toiletzitting in veel gevallen de meest eenvoudige
en snelste oplossing zijn. Het hulpmiddel dat hierboven in Figure 28 is weergegeven is ook terug te
vinden in de internationale norm NBN EN ISO 9999 – Assistive products for persons with disability,
classification and terminology, onder rubriek 09.12 – assistive products for toiletting
(www.eastin.info). Dergelijke oplossingen zijn echter vooral handig bij het rechtkomen van het toilet,
indien men een laterale transfer wil uitvoeren vanuit een rolstoel zijn deze opzetstukken in veel
gevallen onvoldoende stabiel. Een belangrijk nadeel (en vaak ook een reden om ze niet te gebruiken)
is de stigmatiserende uitstraling, men ziet duidelijk dat het over een hulpmiddel gaat.
6.1.7.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING:
In het kader van aanpasbaarheid/meegroeiwonen worden de oplossingen uit Figure 26 en Figure 27
hier meer in detail bekeken.
Aanpassen van de hoogte bij een toilet met voorzetwand:
Bij de keuze van de voorzetwand en hangtoilet kan men kiezen voor oplossingen die in de toekomst
relatief eenvoudig zijn aan te passen:
5/26/2014 36 SDA-DRAFT
Verschillende opties komen hiervoor in aanmerking. Frames die in latere fase kunnen worden
aangepast in hoogte bestaan er in verschillende varianten:
1. Frames waarbij de hoogte vastligt bij montage
2. Frames waarbij de hoogte kan worden ingesteld bij montage
3. Frames waarbij de hoogte kan worden ingesteld bij montage, maar ook kan worden aangepast in
latere fase mits het verwijderen van de toiletpot en de wandafwerking.
4. Frames waar de toilethoogte mechanisch kan worden aangepast, ook na plaatsing
5. Frames waar de toilethoogte elektrisch kan worden aangepast, ook na plaatsing
De mate waarin de hoogte van de toiletzitting kan worden aangepast is afhankelijk van de gekozen
oplossing. Het bereik varieert van 6 cm in hoogte verstelbaar tot oplossingen die meer dan 60 cm
hoogteverschil kunnen overbruggen2. In het Europese FRR-project
[35] kwam men tot de conclusie dat
voor Europese markt de hoogte vanuit anntropometrisch/ergonomisch standpunt varieert tussen 34 cm
(P5 Spaanse/Portugese vrouw) en 53 cm (P95 Nederlandse man).
De diepte die men nodig heeft voor het plaatsen van het stalen frame is ook afhankelijk van de
gekozen oplossing en de producent, deze varieert tussen 150 & 350 mm(2)
.
Het is belangrijk dat het achterliggende frame de volledige belasting opneemt en dat er geen drukken
of overdreven doorbuigingen ontstaan in de wandafwerking. Scheuren, barsten of zelfs loskomende
tegels kunnen het gevolg zijn van een onvoldoende stabiele ondergrond. Figure 1/rechts geeft aan hoe
men 70 cm diepte kan creëren, zonder al te grote hefboomwerking door het diepere toilet.
Een in hoogte verstelbaar toilet:
De aanpassing kan zowel elektrisch als mechanisch/handmatig gebeuren. In functie van deze
aanpasbaarheid wordt een stuk samendrukbare leiding ingewerkt in de wand en een sleufopening
volledig afgeschermd door het toilet.
2 Dit zijn waarden teruggevonden in bedrijfsdocumentatie, op basis van een beperkte opzoeking
FIGURE 29: TYPISCH STALEN FRAME
VOOR DE BEVESTIGING VAN EEN
HANGTOILET. HET FRAME ALS GEHEEL
IS REGELBAAR IN HOOGTE
FIGURE 30: IN HOOGTE VERSTELBAAR
TOILET
Comment [SDA8]: Deze afbeeldingen zijn afkomstig uit bedrijfsdocumentatie en zijn te vervangen door meer neutrale
exemplaren of schematische weergaven
5/26/2014 37 SDA-DRAFT
6.1.8. FICHE 08 – LENGTE TOILET
6.1.8.1. BRON:
Fiche 01 tot 06
6.1.8.2. FIGUUR:
6.1.8.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:
Een grotere toiletlengte voor een rolstoeltoegankelijk toilet
6.1.8.4. UITVOERING
Algemeen:
Onderstaande tabel geeft weer welke toiletlengtes gevraagd worden in de verschillende hierboven
opgesomde documenten:
Referentiedocument Lengte toilet
Standaardbestek VMSW/SWL -
VMSW – Bouwen voor ouderen 70 cm
Handboek voor toegankelijkheid (NL) 60 cm
Ontwerpgids meegroeiwonen 70 cm
Guide d’aide à la conception d’un logement adaptable 70 cm
BS 8300 75 cm
Vlaams Handboek Toegankelijkheid 70 cm
ISO 21542 (met verwijzing naar nationale richtlijnen) 65 à 80 cm
GSV Brussels Hoofdstedelijk Gewest -
CWATUPE – art. 415/10 -
2010 ADA Standards for accessible design -
WTCB-Contact n°25 (2010) – standaard plaatsingshoogte sanitaire
toestellen voor volwassenen
-
6.1.8.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID:
Voor- en nadelen van 70 cm lengte:
Een lengte van 70 cm is nodig om met de rolstoel naast de toiletzitting te manoeuvreren en een
laterale transfer te kunnen uitvoeren. Sommige rolstoelgebruikers maken gebruik van een
transferplank om de overgang rolstoel/toilet te maken en voor hen is het dus belangrijk dat beide zich
naast elkaar bevinden.
FIGURE 32: ↑ VOORBEELD VAN EEN
HANGTOILET MET LENGTE 70 CM & 50
CM
FIGURE 31: → VOORBEELD VAN EEN
STAAND TOILET MET LENGTE 70 CM
5/26/2014 38 SDA-DRAFT
Een nadeel van de grote toiletlengte, zeker bij de uitkragende toiletten is het ontbreken van de
rugsteun. Personen met verminderde rompstabiliteit hebben nood aan dergelijke voorziening.
6.1.8.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING:
Grote lengte toiletpot & beugels:
De opmerkingen inzake uitvoering zijn gelijklopend met deze voor de hoogte van de toiletzitting. De
grotere toiletdiepte (70 cm) en de bevestiging van uitkragende beugels (90 cm) vereisen dat zowel de
bevestigingsmiddelen als de achterliggende wand, dergelijke uitkragingen moeten mogelijk maken.
Hangtoiletten worden bevestigd in speciaal daarvoor ontwikkelde skeletten zodat de aansluitingen en
bevestigingen op uniforme wijze kunnen gebeuren volgens de voorschriften van de fabrikant. De
bevestiging van beugels kan eveneens in dergelijke skeletstructuur worden opgenomen, maar kan ook
rechtstreeks in de wand gebeuren.
Bevestiging in (lichte) scheidingswanden:
In Technische Voorlichtingsnota 233 – Lichte binnenwanden, worden vier gebruikersklassen twee
belastingklassen gedefinieerd:
Belastingsklasse a: zware objecten zoals wastafels, kleine rekken,…
Belastingsklasse b: voor zeer zware objecten zoals verwarmingsketels, grote rekken,…
Het is aan de opdrachtgever om de vereiste klasse aan te duiden in functie van het gebruik en de
bestemming van de wand. De weerstand tegen verticale excentrische belasting (zoals een wastafel,
toilet of beugel), wordt beschreven in TV 233 “Lichte Binnenwanden”. Onderstaande tabel en figuren
beschrijven de proefprocedures en de gehanteerde criteria.
Soort proef Belastingsklasse Belastingen en proefopstelling Beoordelingscriteria
Ver
tica
le e
xce
ntr
isch
e
bel
asti
ng Structureel falen
a
1000 N gedurende 24 u op 0,3 meter van het
wandoppervlak, op winkelhaken die 0,5 m uit
elkaar staan en bevestigd op twee punten die 0,15 m van elkaar staan op een verticale as.
Geen instorting, noch
andere gevaarlijke schade.
De residuele vervorming
moet zich tijdens de proef stabiliseren
b
4000 N gedurende 24 u op 0,3 m van het
wandoppervlak, op winkelhaken die 1,0 m uit elkaar staan en bevestigd op twee punten die 0,6 m
van elkaar staan op een verticale as
Functioneel falen a
500 N (korte termijn) op 0,3 m van het
wandoppervlak, op winkelhaken die 0,5 m van elkaar staan en bevestigd op twee punten die 0,15
m van elkaar staan op een verticale as.
Maximale vervorming:
1/500 van de hoogte of 5 mm.
Geen functioneel falen
FIGURE 34: NAAR BRON – TECHNISCHE FICHE PLAIN-PIED:
OPLOSSING LINKS – GOEDE ONDERSTEUNING
OPLOSSING RECHTS – SLECHTE ONDERSTEUNING
FIGURE 33: VOORBEELD VAN EEN
AFZONDERLIJKE RUGSTEUN, DERGELIJKE
TOILETTEN HEBBEN GEEN AFSLUITENDE
TOILETBRIL – MINDER COURANT
5/26/2014 39 SDA-DRAFT
b
2000 N (korte termijn) op 0,3 m van het
wandoppervlak, op winkelhaken die 1,0 m van
elkaar staan en bevestigd op twee punten die 0,6 m
van elkaar staan op een verticale as.
TABLE 1: PRESTATIES EN BEOORDELINGSCRITERIA VOOR LICHTE BINNENWANDEN DIE ONDERWORPEN
WORDEN AAN EEN VERTICAL EXCENTRISCHE BELASTING
Bovenstaande proefbelastingen bieden geen realistisch beeld voor de belastingen die optreden bij de
grotere uitkraging van beugels (90 cm) en toilet (70cm). Wanneer men beugels gewoon bevestigt in
lichte scheidingswanden die daar niet op voorzien zijn, bestaat er dus kans dat er schade of
onaanvaardbare vervormingen optreden. Ter vergelijking:
Volgens DIN 1385[36]
(1988), moet men voor toiletten een belasting aanbrengen van 400 kg
gedurende 1 uur op het midden van de toiletzitting. Deze proefbelasting werd overgenomen in
de Europese norm NBN EN 997 – WC-potten en WC-installaties met ingebouwde
stankafsluiters.
Voor wat betreft de uitkragende beugels wordt in DIN 18040-1[37] (2010 - §5.3.3)
vermelding gemaakt van een puntlast van 100 kg, zonder tijdsindicatie of aanvaardbare
vervormingen te vermelden.
In BS 8300 wordt vewezen naar ‘The good loo design guide’[38], waar voor uitkragende
beugels sprake is van een belasting van 171 kg, zowel verticaal als onder een hoek van 45°.
Tenslotte zijn er ook oplossingen die een minder grote uitkraging vragen maar tegelijk toch de
noodzakelijke lengte van het toestel of hulpmiddel verzekeren. Onderstaande figuren illustreren een
aantal van deze voorbeelden.
FIGURE 36: PROEFOPSTELLING
VOOR DE BEOORDELING VAN DE
WEERSTAND TEGEN EEN
VERTICALE EXCENTRISCHE
BELASTING
FIGURE 37: BEVESTIGING VAN TOILET EN
BEUGELS AAN EEN LICHTE
SCHEIDINGSWAND – TER ILLUSTRATIE ZIJN
GEWICHTEN TOEGEVOEGD VOLGENS DIN
1385 & DIN 18040-1
FIGURE 35: BELASTINGSPROEF
GEWOON TOILET – 400 KG
GEDURENDE 1 UUR
5/26/2014 40 SDA-DRAFT
6.1.9. FICHE 09 – DE WASTAFEL
6.1.9.1. BRON
Fiche 01 – Toegankelijk toilet
Fiche 03 – Changing Place Facilities
Fiche 06 – ‘Rolstoelbezoekbaar toilet’
6.1.9.2. FIGUUR
6.1.9.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON
Zie fiches
6.1.9.4. UITVOERING
Algemeen:
Bovenstaande fiches bevatten in grote lijnen 4 types wastafels:
1. De handwastafel – over het algemeen bereikbaar vanop het toilet (Figure 40)
2. De volledig onderrijdbare wastafel, waarbij men met de romp tot tegen de rand van de
wastafel kan rijden (Figure 41)
3. De beperkt onderrijdebare wastafel, waar dit niet het geval is, maar er toch voldoende ruimte
heeft onder de wastafel (Figure 1/rechts)
4. De in hoogte verstelbare wastafel (Figure 43)
De plaatsing van een wastafel dient bekeken in functie van haar gebruik. Een handwastafel gebruikt
vanop de toiletzitting dient aan andere criteria te beantwoorden dan een volledige onderrijdbare
FIGURE 40: HANDWASTAFEL, ZOALS
GEBRUIKT IN FIGURE 3 & FIGURE 24
FIGURE 41: VOORBEELD VAN EEN VOLLEDIG
ONDERRIJDBARE WASTAFEL ZOALS IN FIGURE 1/LINKS &
FIGURE 2
FIGURE 42: VOORBEELD VAN EEN
WASTAFELVOET DIE DE
ONDERRIJDBAARHEID
BEMOEILIJKT
FIGURE 43: VOORBEELD VAN EEN
MECHANISCH IN HOOGTE
VERSTELBARE WASTAFELZOALS
IN FIGURE 18
Comment [SDA9]: Figuren afkomstig van producenten, bij voorkeur te vervangen
door
5/26/2014 41 SDA-DRAFT
wastafel. Een in hoogte verstelbare wastafel kan tenslotte worden aangepast aan de ergonomische
noden van individuele gebruikers.
6.1.9.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID:
De handwastafel:
De handwastafel wordt hier gebruikt vanop de toiletzitting, ze dient beperkt te zijn van afmetingen,
geplaatst op de goede hoogte en de kraan wordt bij voorkeur geplaatst aan de kant van de toiletzitting.
De afstand tussen handwastafel en toilet is beperkt. De diepte van de handwastafel is beperkt om in
een rolstoeltoegankelijk toilet de frontale transfer zo min mogelijk te hinderen.
De volledig onderrijdbare wastafel:
De volledig onderrijdbare wastafel maakt het mogelijk voor een rolstoelgebruiker om tot tegen de
rand van de wastafel te rijden (of het tablet waar de wastafel is ingewerkt). Er dient een optimale
afstemming te zijn tussen: hoogte van de bovenzijde van de wastafel, ruimte onder de wastafel in
functie van onderrijdbaarheid (kniezone & voetzone) en afstanden tot voorzieningen zoals kraan of
zeepdispenser. Verder moet er ook voldoende opstelruimte zijn voor en naast de wastafel.
De beperkt onderrijdbare wastafel:
In bepaalde gevallen zal men opteren voor een kleinere wastafel, zoals in fiche 05/voorbeeld 2. Een
kleinere wastafel maakt het mogelijk om in deze beperkte ruimte tegelijk een draaicirkel met ø 150
cm te realiseren en een beperkt onderrijdbare wastafel. Bij een beperkt onderrijdbare wastafel gaat
ook aandacht naar voldoende knie- en voetruimte onder de wastafel.
De in hoogte verstelbare wastafel:
De in hoogte verstelbare wastafel maakt het mogelijk om de hoogte van de wastafel aan te passen aan
de ergonomische noden van de individuele gebruiker. Er bestaan zowel mechanisch in hoogte
verstelbare wastafels als elektrische. De gebruikte technieken zijn vergelijkbaar met de in hoogte
verstelbare toiletpot zoals beschreven in Fiche 07 – Hoogte toilet.
6.1.9.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING
Onderstaande opmerkingen hebben enkel betrekking op de uitvoering van een volledig onderrijdbare
en/of beperkt onderrijdbare wastafel.
De volledig onderrijdbare wastafel:
Vanuit toegankelijkheid wordt een voldoende ruimte gevraagd onder de wastafel, dit is meestal van de
grootte-orde: 60 cm diep, 70 cm hoog en 90 cm breed onder de wastafel. De maatvoering voor een
onderrijdbare wastafel is algemeen geformuleerd, vaak ontbreken de ergonomische en
antropometrische gegevens om een bepaalde keuze te onderbouwen. Indien men bovenstaande eisen
letterlijk interpreteert zijn slechts een beperkt aantal oplossingen mogelijk. Een meer gedetailleerde
maatvoering is terug te vinden in de Duitse DIN 18040-1:
1. De diepte van de wastafel: 55 cm, welke eveneens de diepte is van de ruimte onder de
wastafel voor een volledige onderrijdbaarheid.
2. Een kniezone van 67 cm hoog en 30 cm diep
3. Een voetzone van 35 cm hoog en 10 cm diep
4. Een maximale afstand tot de kraan van 40 cm zodat die ook bereikbaar blijft
5/26/2014 42 SDA-DRAFT
5. De hoogte van de wastafel op 80 cm
Deze gecombineerde maatvoering verzekert tegelijk een goede bruikbaarheid, een voldoende
onderrijdbaarheid & haalbare uitvoering, zonder te moeten overschakelen op zeer specifieke
oplossingen zoals in de wand weggegewerkte afvoeren of heel dunne wastafels.
Bovenstaande tabel3 weergegeven in de figuur van DIN 18040-1 geeft duidelijk aan dat zelfs een
volledig onderrijdbare wastafel geen oplossing biedt voor alle rolstoelgebruikers. Het verhogen van de
wastafel met 10 cm verhoogt de beschikbare ruimte boven de knie, maar tegelijk moet ook het
kraanwerk vlot bereikbaar blijven[29]
. Het verder achteruit plaatsen van de sifon en waterafvoer
verhoogt de beschikbare ruimte in de diepte. Daarnaast kan men uiteraard ook kiezen voor in hoogte
verstelbare oplossingen (Figure 43).
3 Deze tabel is benaderend, voor een gedetailleerde bepaling van de ruimte onder een wastafel en de daaraan
verbonden uitsluitingspercentages moet men toegang hebben tot de volledige databank. Het contactpunt tussen
wastafel en abdomen wordt dan als referentiepunt genomen om het profiel onder de wastafel te bepalen.
FIGURE 44: DIN 18040-1,
DIMENSIONERING VOOR EEN
VOLLEDIG ONDERRIJDBARE
WASTAFEL
Data source Sample
size
Min 5% Mean 80% 90% 95%
Knee clearance height
Manual chairs (MC) 268 460 496 596 645 667 689
Power chairs (PC) 188 488 543 643 685 709 729
Knee clearance depth
Manual chairs (MC) 268 31(*) 116(*) 276 369 402 433
Power chairs (PC) 188 23(*) 110(*) 260 345 433 422
Toe clearance height
Manual chairs (MC) 266 83 94 204 276 304 330
Power chairs (PC) 186 84 168 267 320 366 408
Toe clearance depth (**)
Manual chairs (MC) 266 71 124 184 208 246 292
Power chairs (PC) 186 30 106 164 197 223 261 (*) onvoldoende omdat 550 – (*) > 300 (kniediepte DIN 18040-1) (**) toe clearance depth vormt geen probleem, aangezien deze ruimte over het algemeen aanwezig is
FIGURE 47: KNIERUIMTE VOLGENS
DIN 18040-1 IN VERGELIJKING MET
TABEL ANTROPOMETRISCHE
METING IDEA[12]
TABLE 2: KNEE CLEARANCE & TOE CLEARANCE FOR MANUAL AND POWER
WHEELCHAIRS[12]. DE ROOD GEMARKEERDE TEKST GEEFT AAN WANNEER
EEN ROLSTOELGEBRUIKER PROBLEMEN ZOU ONDERVINDEN MET DE
UITVOERING IN FIGUUR 41.
FIGURE 46: VOETRUIMTE VOLGENS
DIN 18040-1 IN VERGELIJKING MET
TABEL ANTROPOMETRISCHE
METING IDEA[12]
FIGURE 45: DE VOLLEDIG
ONDERRIJDBARE WASTAFEL
KAN OOK KLEINER ZIJN EN
INGEWERKT IN EEN TABLET
5/26/2014 43 SDA-DRAFT
De beperkt onderrijdbare wastafel:
Bij de beperkt onderrijdbare wastafel is aan één van bovenstaande voorwaarden niet voldaan: de
diepte van de wastafel of het tablet waar de wastafel is ingewerkt bedraagt geen 55 cm. Verder blijven
knie- & voetzone behouden zoals weergegeven op bovenstaande figuur. Onderstaande figuur en
bijgevoegde foto illustreren dit.
Figure 50 geeft een goed voorbeeld van een beperkt onderrijdbare wastafel. In Figure 48 is de knie-
en voetzone eveneens aanwezig, maar wordt de afstand tot het kraanwerk te groot door het
afschermende meubilair onder de wastafel. Deze wastafel is noch volledig, noch beperkt
onderrijdbaar, dit is geen toegankelijke oplossing.
De ergonomie van de wastafel:
Men kan de ergonomie van de volledig onderrijdbare wastafel nog verder verbeteren zoals
weergegeven in onderstaande figuren:
Het voorzien van handgrepen zodat de rolstoelgebruiker zich tot tegen de rand van de
wastafel kan trekken
Het concaaf uitvoeren van de voorzijde van de wastafel, opnieuw moet in dergelijk geval
voldoende ruimte worden voorzien voor knie- en voetruimte
FIGURE 50: VOORBEELD
VAN EEN BEPERKT
ONDERRIJDBARE
WASTAFEL
Foto van beperkt onderrijdbare
wastafel toe te voegen (toiletten
Limelette – gebouw A)
FIGURE 49: FOTO VAN EEN BEPERKT
ONDERRIJDBARE WASTAFEL
FIGURE 48: SLECHT VOORBEELD
VAN EEN BEPERKT
ONDERRIJDBARE WASTAFEL
DOORDAT HET KRAANWERK
MOEILIJK BEREIKBAAR WORDT
FIGURE 52: WASTAFEL
VOORZIEN VAN
HANDGREPEN WAARMEE DE
ROLSTOELGEBRUIKER ZICH
NAAR DE WASTAFEL TOE
KAN TREKKEN
FIGURE 51: WASTAFEL
UITGEVOERD MET
CONCAVE VOORZIJDE
5/26/2014 44 SDA-DRAFT
6.1.10. FICHE 10 - HULPMIDDELEN & ACCESSOIRES
6.1.10.1. BRON
Fiche 01 tot 06
6.1.10.2. FIGUUR
6.1.10.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON
Zie fiches 01 tot 06
6.1.10.4. UITVOERING
Algemeen:
De fiches 01 tot 06 zijn samengesteld op basis van een aantal bronnen waarnaar verwezen wordt.
Behalve de algemene uitvoering van de toiletruimte, de plaats van het toilet en de wastafel en een
aantal te respecteren maten, wordt in deze documenten ook vermelding gemaakt (al dan niet
gedetailleerd) van een aantal hulpmiddelen en accessoires. Zowel de plaats als de uitvoering van deze
elementen spelen een niet te onderschatten rol bij de bruikbaarheid van de toiletruimte. Hieronder een
korte opsomming van de verschillende elementen, met vervolgens een meer uitvoerige bespreking.
Voor de deur die toegang verschaft tot het toilet, inclusief deurbeslag – zie 8.Schrijnwerk.
Beugels
WC-rolhouder
WC-douche
Toiletspoeling
Alarmering
Kraanwerk wastafel
Zeepdispenser & handendroger
Varia
6.1.10.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID:
Beugels:
Fiche 01 tot 06 beschrijven een aantal opstellingen waar beugels zijn terug te vinden in functie van het
gebruik van de toiletruimte.
Figure 20 voorziet in beugels aan beide zijden van het toilet, een semi-ambulante gebruiker kan dan
gebruik maken van een beugel in functie van voorkeur of fysieke beperking. De keuze van de beugels
en de positie ervan, zou in dergelijke opstelling niet enkel ondersteuning en vertrouwen bieden bij het
FIGURE 54:
UITKRAGENDE BEUGEL
FIGURE 55:
HANDENDROGER
FIGURE 56: WC-
ROLHOUDER
FIGURE 53: SPIEGEL
5/26/2014 45 SDA-DRAFT
rechtkomen of neerzitten op het toilet, maar ook een directe impact hebben op belasting en momenten
die optreden in verschillende gewrichten (knie, enkel,…)[27]
. Deze biomechanische en ergonomische
aspecten worden hier niet verder in detail besproken.
‘Fiche 01 – Toegankelijk toilet met wastafel’ & ‘Fiche 02 – ‘Toegankelijk toilet’ zonder wastafel’
spreken over de toegankelijke toiletruimte (de specifieke ADA-opstelling wordt niet beschouwd).
Standaard worden hier twee uitkragende beugels voorzien op een tussenafstand van 65 à 70 cm. De
diepte van de beugels bedraagt 80 à 90 cm, in functie van de lengte van de toiletpot (20 cm voorbij de
voorzijde van het toilet). De bovenzijde van de beugels bevindt zich 80 cm boven de toiletvloer of 25
à 30 cm boven de toiletzitting. Het is belangrijk dat de beugels goed omgrijpbaar zijn en voldoende
stroef (ook in natte toestand). Behalve de positie van de beugels is ook de vorm daarbij belangrijk,
ronde of ovale profielen maximaliseren het contactoppervlak tussen hand en beugel, waardoor de grip
verstevigt. De diameter van de omschreven cirkel is één van de belangrijke karakteristieken van een
goed omgrijpbare beugel en varieert in functie van het geraadpleegde document tussen 25 cm en 50
mm. Onderstaande figuren illustreren de invloed van de diameter op de grip van een beugel[39].
Indien het toilet in de hoek geplaatste wordt zal men vaak kiezen voor een vaste beugel bevestigd
tegen de zijwand (Figure 1, Figure 3). De vaste beugel moet voldoende omgrijpbaar zijn, daartoe
moet er voldoende afstand zijn tussen de beugel en de wand van 4 à 6 cm. Verder moet er ook boven
de beugel een voldoende ruimte zijn zodat deze vlot omgrijpbaar is, Figure 57 illustreert hoe het niet
moet.
Rekening houdende met de bovenstaande maatvoering, komt men tot het volgende resultaat voor de
afstand tussen de as van de toiletpot en de naastliggende wand (bij een vaste beugel):
Minimaal: 4 (afstand wand/beugel) + 2,5 (diameter beugel) + 30 (tussenafstand beugels/2) = 36,5 cm
Maximaal: 6 (afstand wand/beugel) + 5 (diamter beugel) + 35 (tussenafstand beugels/2) = 46 cm
Optimaal: 5 (afstand wand/beugel) + 3 (diamter beugel) + 32,5 (tussenafstand beugels/2) = 40,5 cm
Indien het toilet te dicht in de hoek wordt geplaatst worden de beugels onbruikbaar, indien men het
toilet te ver uit de hoek gaat plaatsen vormt de bereikbaarheid van de beugel een probleem en kan
men beter kiezen voor een uikragende beugel (voorbeelden Figure 8, Figure 9).
Aan de zijde van de transferzone (opstelruimte naast het toilet), wordt steeds gekozen voor een
uitkragende opklapbare beugel.
De hoogte van de vaste beugel is vergelijkbaar met die van de uitkragende beugel – 80 cm. De vaste
beugel steekt net als de uitkragende beugel 20 cm uit voorbij de voorzijde van de toiletpot. De vorm
van de vaste beugel kent veel varianten: horizontaal, verticaal, horizontaal & verticaal, horizontaal en
schuin oplopend zijn de meest voorkomende. Er bestaat veel onderzoek over de optimale vorm van
5/26/2014 46 SDA-DRAFT
dergelijke beugels, zonder dat men evenwel tot gelijklopende conclusies komt. Een goede beugel
biedt ondersteuning bij volgende handelingen:
Ondersteuning bij het neerzitten en rechtop komen
Stabiliteit en zekerheid tijdens de beweging
Ondersteuning na het rechtkomen (vermijden van doorzwaai/ondersteuning bij duizeligheid)
Ondersteuning bij het uitvoeren van een transfer vanaf de rolstoel
WC-rolhouder:
Een goede plaatsing van een WC-rolhouder verhoogt sterk de bruikbaarheid van de toiletruimte. De
Figure 57 & Figure 60 illustreren dat dit vaak ver van evident is. In Figure 60 is de afstand tussen het
toilet en de naastliggende wand te groot voor een vlotte bereikbaarheid, het is een opstelling die
aansluit bij Figure 9. Bij dergelijke opstelling kan men beter kiezen voor een in de beugel
geïntegreerde WC-rolhouder (Figure 59).
In Figure 57 is een vrij omvangrijke WC-rolhouder toegepast, die geplaatst werd vlak boven de
beugel. De omgrijpbaarheid van de beugel vermindert daardoor alsook de bereikbaarheid van de WC-
rol. In opmerkingen inzake uitvoering wordt dieper ingegaan op de correcte plaatsing van de houder.
WC-douche:
Een WC-douche is een mogelijk alternatief voor de WC-rolhouder. Er zijn toestellen die afzonderlijk
kunnen gemonteerd worden op de toiletpot alsook geïntegreerde oplossingen die als één geheel
geplaatst worden.
Toiletspoeling:
FIGURE 58: VOORBEELD VAN EEN
VASTE BEUGEL NAAST HET TOILET
FIGURE 59: VOORBEELD VAN
BEUGEL MET GEÏNTEGREERDE WC-
ROLHOUDER
FIGURE 60: VOORBEELD VAN EEN TOILET MET
ENKELE UITVOERINGSFOUTEN: O.M. DE WC-
ROLHOUDER IS MOEILIJK BEREIKBAAR VANAF DE
TOILETZITTING.
FIGURE 57: VOORBEELD VAN
EEN WC-ROLHOUDER DIE TE
DICHT BIJ DE BEUGEL
GEPLAATST WERD
FIGURE 61: LINKS – IN HET TOILET
GEÏNTEGREERDE WC-DOUCHE
FIGURE 62: RECHTS – WC-DOUCHE
ALS OPZETSTUK VOOR EEN
BESTAAND TOILET
Comment [SDA10]: Afbeeldingen afkosmtig van producenten, bij voorkeur te
vervangen door meer neutral foto of schematische weergave?
5/26/2014 47 SDA-DRAFT
De bereikbaarheid en de uitvoering van de spoelknop bepalen de bruikbaarheid. Zo zal de spoelknop
bij voorkeur aan de open zijde voorzien worden of in de zone zoals weergegeven in zie Figure 74.
Uiteraard kan er ook gekozen worden voor een automatische spoeling.
Alarmering:
In een toegankelijk toilet voorziet men vaak ook een alarm, het risico op vallen of
gezondheidsproblemen is immers hoger. Het is evident dat dit alarmsignaal ook moet worden
doorgegeven aan een bevoegd persoon en dat er feedback moet zijn naar de persoon in de toiletruimte
(visueel/akoestisch), dat het alarm goed werd ontvangen. Het alarm moet bereikbaar zijn, zowel vanaf
de toiletvloer als de toiletzitting, meestal voorziet men een rode trekkoord die vanop beide hoogtes
bereikbaar is.
Kraanwerk wastafel:
Bij de onderrijdbaarheid van de wastafel werd er reeds op gewezen dat de afstand van de kraan tot de
voorzijde van de wastafel diende beperkt te worden in functie van bereikbaarheid (Figure 44). Verder
kiest men voor de bediening van de kraan best voor kraanwerk dat eenvoudig bedienbaar is. Vaak
hanteert men het principe van de bediening met gesloten vuist. Bij de bediening van het kraanwerk
hoeft men dan niet te grijpen, te knijpen of het polsgewricht draaien (pronatie/supinatie,
flexie/extensie) om het kraanwerk te bedienen. Enkele voorbeelden van kraanwerk en bediening zijn
weergegeven in onderstaande figuur. Uiteraard kan men ook kiezen voor kraanwerk met
bewegingsdetectie/sensor.
Zeepdispenser & handendroger:
De zeepdispensers dienen zich net als het kraanwerk binnen het bereik van de gebruiker te bevinden
ter hoogte van de wastafel. Voor de handendroger bestaan er verschillende modellen, ook hier worden
modellen waarbij een grijpfunctie nodig is bij voorkeur vermeden. Vaak kiest men voor automatische
handdroger bedienbaar via bewegingsdetectie of een voldoende grote drukknop. Automatische
handdendrogers waarbij de handen via de bovenzijde ingebracht worden door bepaalde bronnen ook
afgeraden[2]
.
FIGURE 70: VOORBEELD
ZEEPDISPENSER MET
FIGURE 69: AUTOMATISCHE
HANDENDROGER
FIGURE 68: MANUELE
HANDENDROGER MET
GRIJPFUNCTIE + MOEILIJKE
BEDIENBAAR
FIGURE 67: VOORBEELD VAN EEN
HANDENDROGER WAAR MEN DE HANDEN
INBRENGT VIA DE BOVENZIJDE
FIGURE 66:
DRAAIKNOPPEN
VEREISEN GRIJPFUNCTIE
& DRAAIING IN HET
POLSGEWRICHT
FIGURE 65: VOORBEELD
VAN KRAANWERK DAT
MEN KAN BEDIENEN MET
GESTREKTE VINGER
FIGURE 64: KRAANWERK
BEDIENBAAR MET
GESLOTEN VUIST EN/OF
GESTREKTE HAND
FIGURE 63: EEN KRAAN MET
SENSOR VEREENVOUDIGT
DE BEDIENING
Comment [SDA11]: Meer neutrale figuren?
Producentonafhankelijke/schematische weergave
Comment [SDA12]: Meer neutralefiguren? Producentonafhankelijke/schematische
weergave?
5/26/2014 48 SDA-DRAFT
Varia:
Behalve de hierboven opgesomde hulpmiddelen en accessoires kan men in de toiletruimte nog een
aantal zaken terugvinden die hieronder slechts beknopt worden opgesomd en besproken:
De spiegel: men kan in de toiletruimte een spiegel voorzien die reikt tot op de grond of een
spiegel boven de wastafel. Een kantelspiegel biedt bijkomend comfort voor de
rolstoelgebruiker.
Kapstokken: Een toiletruimte dient voorzien van kapstokken. Toiletten die kunnen gebruikt
worden door kinderen of rolstoelgebruikers hebben ook kapstokken op lagere hoogte.
Een legplankje: Dit wordt gebruikt als hulpmiddel voor personen met stoma, hetzij de
bovenzijde van het spoelmechanisme van het toilet (vlak uitgevoerd)[2]
, hetzij een afzonderlijk
legplankje[25]
.
Houder voor hulpmiddel: Mensen met krukken of wandelstok kunnen hiervan gebruik maken
bij het toiletbezoek.
WC-borstel & vuilnisbak: ook deze elementen worden meestal voorzien in een toiletruimte,
maar ze mogen geen hindernis vormen voor de verschillende circulatie- en opstelruimtes.
6.1.10.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING:
Beugels:
In Fiche 08 – Lengte toilet, werd reeds gesproken over de grote overkragingen en de in rekening te
brengen belastingen op de achterliggende wand.
Bij de opmerkingen inzake toegankelijkheid werd reeds gesproken over de keuze van de beugel in
functie van de afstand toilet/naastliggende wand.
Een derde aandachtspunt is de plaatsing van beugels (en andere hulpmiddelen zoals douchezitje) in
functie van aanpasbaarheid (Fiche 05 – Aanpasbare toiletruimte). Men gaat reeds bij het ontwerp van
de woning de zones afbakenen waar deze hulpmiddelen op een later tijdstip kunnen geïnstalleerd
worden, in functie van de noden van de gebruiker. Deze zones zijn voldoende draagkrachtig en vrij
van leidingen (elektriciteit/water) op de plaats waar men de beugels later wil bevestigen.
Onderstaande Figure 71 illustreert de afbakening van dergelijke zones in een kleine
badkamerruimte[40]
.
WC-rolhouder:
Zoals reeds aangegeven bij ‘opmerkingen inzake toegankelijkheid’, zal men bij een te grote afstand
tussen toilet en naastliggende muur vaak opteren voor een in de beugel geïntegreerde oplossing.
FIGURE 71: ENKELE
ZONES IN EEN
SANITAIRE RUIMTE
WAAR MEN VOORZIET
OM LATER EVENTUEEL
BEUGELS TE
BVESTIGEN
FIGURE 72: NAAR BRON
ADA 2010 STANDARDS,
DE GELE ZONE GEEFT
DE PLAATS AAN VAN
DE WC-ROLHOUDER
TEN OPZICHTE VAN
HET TOILET EN DE
BEUGEL
5/26/2014 49 SDA-DRAFT
Plaatst men de WC-rolhouder toch tegen de muur dan moet deze zowel bereikbaar zijn als het gebruik
van de beugel tegen de wand niet hinderen. De ADA Standards[18]
bevatten zeer gedetailleerde zones
die aangeven waar men de WC-rolhouder best voorziet en de afstand die men dient te bewaren ten
opzichte van de beugels (Figure 72).
Toiletspoeling:
Men kan kiezen voor een automatische toiletspoeling, indien dit niet het geval is vormt de plaatsing
en uitvoering van de spoelknop een aandachtspunt.
Indien de toiletspoeling geplaatst wordt achter het toilet, dan meestal centraal en op de correcte
hoogte, Australian Standard 1428.1[41] bevat enkele concrete aanbevelingen. Bij een
spoelmechanisme geïntegreerd in de spoelbak is de plaatsing eveneens aan de open zijde, ter hoogte
van de opstelruimte voor de laterale transfer.
Alarmering:
Onderstaande figuur illustreert de plaatsing van een alarm met trekkoord in een toiletruimte. Het
alarm situeert zich net als het spoelmechanisme aan de open zijde van de toiletpot. Naast een alarm is
er eveneens een resetknop (op correcte hoogte + bereikbaar) en visueel of akoestisch signaal dat een
bevestiging geeft dat het alarm goed werd ontvangen.
FIGURE 74: NAAR BRON AS 1428.1 (2001). DE
SPOELKNOP IS OFWEL CENTRAAL
GEPOSITIONEERD OFWEL BINNEN DE GEEL
GEMARKEERDE ZONE
FIGURE 73: BOVENSTAANDE FIGUREN ILLUSTREREN HOE HET FRONTAAL EN LATERAAL BEREIK VAN EEN
ROLSTOELGEBRUIKER [%; N=235] EVOLUEERT IN FUNCTIE VAN DE HOOGTE. DIT VERKLAART OOK DE NOOD AAN EEN
KNIE- EN VOETZONE (ONDERRIJDBAARHEID) BIJ EEN FRONTALE BENADERING
FIGURE 75:
VOORBEELDEN VAN
EEN ALARM IN DE
TOILETRUIMTE.
Comment [SDA13]: Meer neutral figuur/schematisch?
5/26/2014 50 SDA-DRAFT
6.1.11. FICHE 11 – VERLICHTING EN CONTRAST
6.1.11.1. BRON:
Fiche 01 tot 06
NBN EN 12464-1: Licht en verlichting – Verlichting van werkruimten – deel 1: werkruimten
binnen[42]
WTCB-Dossier 2009/3.12 – Verlichting en contrast voor personen met een visuele beperking[43]
6.1.11.2. FIGUUR:
6.1.11.3.
6.1.11.4. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:
Zie fiches 01 tot 06
6.1.11.5. UITVOERING:
Verlichting:
In het kader van toegankelijkheid vraagt men een goede verlichting van de toiletruimte. Een waarde
van 100 à 300 lx op vloerniveau of 80 cm boven de vloer wordt vermeld[2],[1]
. → bij opmerkingen
inzake uitvoering wordt deze sterke focus op enkel de verlichtingssterkte genuanceerd, ook zaken als
uniformiteit van de verlichting, de kleurweergave-index of de opstartfase van de lichtbron zijn
belangrijk bij de verlichting van deze kleine ruimte.
Contrasten:
Voor een optimale toegankelijkheid streeft men naar voldoende contrasten in functionele toepassingen
(zie voorbeeld Figure 77). Over het algemeen gaat het dan over luminantiecontrasten (verschillen in
helderheid) en als algemene richtlijn kan gesteld worden dat men na het nemen van een zwart/wit-foto
verschillende voorwerpen moet kunnen onderscheiden. → Zie opmerkingen inzake uitvoering en het
principe van verschil in LRV of reflectiecoëfficiënt om contrasten te beoordelen.
6.1.11.6. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID:
Bepaalde normen op gebied van toegankelijkheid doen een uitspraak over minimale
verlichtingssterkte. Deze informatie is vaak beperkt en het zou beter zijn mocht men kunnen
verwijzen naar gespecialiseerde verlichtingsnormen.
FIGURE 77: DUIDELIJK CONTRAST TUSSEN
WAND EN TOILET, BEUGELS, SPOELKNOP &
AFVALEMMER
FIGURE 78: SLECHT
VOORBEELD FIGURE 76: GOED
VOORBEELD
5/26/2014 51 SDA-DRAFT
6.1.11.7. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING:
Verlichting:
De Europese norm NBN EN 12464-1[42] bevat specifieke waarden voor de verlichting van een
toiletruimte. Hoewel enkel van toepassing op werkruimten, geven deze getalwaarden een indicatie
voor de realisatie van een goede verlichting in de toiletruimte:
Ref. Nr. Soort taak of activiteit Em [lx] UGRL Uo Ra
5.2.4 Garderobes, wasruimten, badkamers en toiletten 200 25 0.4 80
De te verzekeren verlichtingssterkte (Em) is de minimumwaarde van de gemiddelde
verlichtingssterkte in de toiletruimte
UGRL (Unified Glare Rating) is een eengemaakte index ter beoordeling van de directe
verblinding. Het is een getalsaanduiding die bepaald wordt door zowel de lichtbron, de
armatuur, de plaats in de ruimte, de directe omgeving van de armatuur als de positie van de
waarnemer. In het WTCB-dossier ‘Verlichting en contrast voor personen met een visuele
beperking’[44]
werd er reeds op gewezen dat deze waarde bij voorkeur zo laag mogelijk wordt
gehouden.
Uo is een maat voor de uniformiteit van de verlichting
Ra is de kleurweergave-index, de mate waarin een lichtbron kleuren correct weergeeft
Behalve de hierboven opgesomde getalwaarden geldt er:
Voor de wanden van de toiletruimte: Em = 50 lx & Uo ≥ 0.1
Voor het plafond van de toiletruimte: Em = 30 lx & Uo ≥ 0.1
Deze bijkomende getalwaarden verzekeren eveneens een betere uniformiteit van de verlichting.
De verlichting in de toiletruimte wordt meestal tegen het plafond geplaatst, wanneer er een wastafel
voorzien is in de ruimte met spiegel, kan het zinvol zijn om ook daar bijkomende verlichting te
voorzien. Figure 78 geeft een voorbeeld van hoe het niet moet, hoewel de gemiddelde
verlichtingssterkte op de vloer hoger is dan in Figure 76 is de uniformiteit onvoldoende en zijn ook de
wanden onderbelicht, men krijgt een lichtvlek vlak voor het toilet.
Een toiletruimte wordt meestal kortstondig gebruikt, met veel aan- en afschakelen van de verlichting.
Het kan dus zinvol zijn om te werken met een bewegingsmelder, in ieder geval is het belangrijk dat de
volledige verlichtingssterkte onmiddellijk gerealiseerd wordt, zonder lange opstartfase.
Contrasten:
Naast verlichting kunnen ook contrasten hulp bieden bij het gebruik van de sanitaire omgeving
(afbeelding 67). In het WTCB-dossier 2009/3.12[44] werden een aantal formules voor het berekenen
van contrasten besproken. In het kader van toegankelijkheid zal men kiezen voor een
luminantiecontrast (benadering van verschil in helderheid), eerder dan een kleurcontrast (verschil in
kleur). Onderstaande figuur en tabellen illustreren dit:
1
2
3
4
LRV 1 2 3 4
1
2 2
3 42 41
4 45 43 2
E 1 2 3 4
1
2 121
3 81 76
4 63 87 21
Comment [SDA14]: Kleurverschil is hier nog berekend volgens CIE1976, ik kijk
nog even na of het relevant is correctere meer recente rekenmethode te hanteren
5/26/2014 52 SDA-DRAFT
Hoewel het kleurverschil tussen het rood uit vakje 1 en het groen uit vakje 2 groot is (E maximaal),
is het luminantieverschil LRV er juist minimaal, voor goede contrasten in functie van
toegankelijkheid werkt men dus beter met een combinatie 1/3,4 of een combinatie 2/3,4. Een
rekenblad voor het bepalen van een verschil in LRV is terug te vinden op de website van het
WTCB/Rekentools.
Voor een omschrijving van LRV of reflectiecoëfficiënt – zie terminologie. Het verschil in LRV, de
LRV zoals weergegeven in bovenstaande tabel, wordt berekend met de formule LRVkleur 1 – LRV
kleur 2. Voor de hierboven beschreven toepassingen moet, in functie van een voldoende contrast, een
LRV van minstens 30 gerealiseerd worden[2],[1]
.
Voor een omschrijving van kleurverschil E – zie terminologie.
5/26/2014 53 SDA-DRAFT
6.2. DE DOUCHE
Fiche 12 - De doucheruimte
Fiche 13 - De douchevloer
Fiche 14 – De douchafvoer
Fiche 15 - De douchewanden
Fiche 16 - Verschillende hulpmiddelen & accessoires
Fiche 17 – Elektriciteit, verlichting & contrasten
5/26/2014 54 SDA-DRAFT
6.2.1. FICHE 12 - DE DOUCHERUIMTE
6.2.1.1. BRON:
ISO 21542 – Building construction, accessibility and usability of the built environment[1]
GSV Toegankelijkheid + Vlaams Handboek Toegankelijkheid[10]
Guide d’aide à la conception d’un bâtiment accessible[11]
GSV Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Titel IV – artikel 14[16]
CWATUPE – art. 415/12[17]
2010 ADA Standards for accessible design[18]
Ontwerpgids meegroeiwonen[28]
– Ontwerptool, wooneenheid, intern, badkamer
Guide d’aide à la conception d’un logement adaptable[29]
6.2.1.2. FIGUUR:
Onderstaande figuren geven fundamenteel verschillende varianten weer uit bovenstaande bronnen.
6.2.1.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:
Toegankelijke doucheruimte/ aanpasbare badkamer
6.2.1.4. UITVOERING:
Algemeen:
Bovenstaande documenten bevatten een aantal maten & aandachtspunten voor de optimale uitvoering
van de doucheruimte, hieronder worden ze opgesomd:
1 2
1
1
3
4 5
FIGURE 79:
(1 TOT 3) – AANPASBARE BADKAMER (WONINGBOUW)
(4) – NAAR BRON – [10] - STANDAARD TOEGANKELIJKE DOUCHERUIMTE
(5) – NAAR BRON – [18] – ROLL-IN TYPE SHOWER COMPARTMENT
(6) – NAAR BRON – [18] – TRANSFER TYPE SHOWER COMPARTMENT
6
5/26/2014 55 SDA-DRAFT
Ruwbouw (minimale ruimte):
[1]
Douchezone = 90 x 130 cm
Opstelruimte naast de douchezone = 90 x 130 cm
Draaicirkel met Ø 150 cm
[10]
De ruwbouwmaten van een aangepaste doucheruimte, al dan niet met wastafel, moeten
minstens 2,20 meter op 2,40 meter zijn, zodat na de afwerking van de wanden en met inbegrip
van de ruimte voor plinten een ruimte van minstens 2,15 meter op 2,35 meter gegarandeerd
wordt.
Bij die minimale maten moet de deur in de korte zijde aangebracht worden.
Het vloeroppervlak van de douchezone bedraagt minstens 120/120 cm
Opstelruimte naast het douchezitje = 90 cm breed
Opstelruimte aan de voorzijde van het douchezitje = 120 cm diep
[11]
Opstelruimte naast het douchezitje = 135 x 130 cm, de breedte 135 cm wordt gemeten ten
opzichte van de as van het douchezitje
Draaicirkel met Ø 150 cm in het douchelokaal, de draaicirkel mag enkel overlappen met de
opstelruimte
[16]
Draaicirkel met Ø 150 cm in het douchelokaal
[17]
Draaicirkel met Ø 150 cm in het douchelokaal
[18]
Doucheruimte = 92 x 152 cm, met voldoende ruimte voor het inrijden van de rolstoel
(uitvoering zoals in Figure 79.5)
6.2.1.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID:
Samengevat bevatten bovenstaande documenten volgende eisen voor de afmetingen van de
doucheruimte:
De opstelruimte naast het douchezitje
De opstelruimte aan de voorzijde van het douchezitje
De aanwezigheid van een draaicirkel
De oppervlakte van de douchezone
De minimale afmetingen van de doucheruimte/badkamer
De doucheruimten in Figure 79.5 & 6 hebben in tegenstelling tot Figure 79.4 geen opstelruimte voor
het douchezitje (geen 120 cm), de draaicirkel bevindt zich ook volledig buiten de douchezone.
6.2.1.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING:
Bijna alle voorstellen voor de uitvoering van een doucheruimte vertrekken vanuit een opstelling in de
hoek, dat wil zeggen dat het douchezitje bevestigd wordt tegen de achterwand en de kraan en
sproeikop tegen de zijwand. Dit is een open opstelling naar de rest van de (bad)kamer. De enige
uitzondering is de uitvoering volgens Figure 79.5, waar de douche is ingewerkt in een nis. Het
voordeel van deze opstelling is de vaste afscherming ten opzichte van de rest van de badkamer.
5/26/2014 56 SDA-DRAFT
6.2.2. FICHE 13 - DE DOUCHEVLOER
6.2.2.1. BRON
Idem Fiche 12 - De doucheruimte
Guide pour la mise en oeuvre d’une douche de plain-pied dans les salles d’eau à usage individuel en
travaux neufs[45]
Curbless showers – an installation guide[46]
6.2.2.2. FIGUUR
6.2.2.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:
Toegankelijke douchezone
6.2.2.4. UITVOERING:
Algemeen
De eisen die gesteld worden aan een toegankelijke douchevloer zijn relatief beperkt en worden
hieronder weergegeven. De uitvoering van een inloopdouche vereist echter heel wat zorg en aandacht
bij uitvoering om latere schade te voorkomen, deze aandachtspunten komen aan bod bij ‘opmerkingen
inzake uitvoering’.
Ruwbouw (minimale inbouwhoogte):
Er moet voldoende hoogte beschikbaar zijn voor de plaatsing van vloerafwerking, dekvloer (in lichte
helling) en de waterafvoer (een waterslot van minstens 5 cm hoog). Dit betekent dat het peil van de
ruwbouwvloer bepaald wordt in functie van deze inbouwhoogte (Figure 94)
Vloerafwerking (tegelzetter,…):
Onderstaand overzicht geeft weer welke eisen men stelt aan de vloerafwerking:
[1]
Geen niveauverschil
Helling douchezone naar afvoer 1:50 (2%) à 1:60 (1,7%)
Helling doucheruimte/badkamer naar afvoer 1:70 (1,4%) à 1:80 (1,25%)
Voldoende slipweerstand
Figure 94: afvoer is volledig in de
dekvloer ingewerkt
FIGURE 80: VERSCHILLENDE UITVOERINGSVARIANTEN VOOR DE
INLOOPDOUCHE
Comment [SDA15]: Foto’s afkomstig
van producenten bij voorkeur te vervangen door neutrale figuur/schematische
weergave?
5/26/2014 57 SDA-DRAFT
[10]
Helling douchezone naar afvoer bedraagt maximum 2%
De doucheruimte is een vlakke drempelloze ruimte
Voldoende slipweerstand
[16]
Helling douchezone naar afvoer bedraagt maximum 2%
Geen douchebak
Voldoende slipweerstand
[17]
De douchezone heeft een lichte helling
Geen douchebak
[18]
Maximum niveauverschil van 13 mm
Voor het ‘transfer type shower compartment’ (Figure 79.6) wordt bij renovaties een
hoogteverschil van 51 mm toegelaten indien anders belangrijke structurele
aanpassingswerken vereist zijn.
6.2.2.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID:
Over het algemeen worden geen niveauverschillen toegelaten in de douchezone of doucheruimte. Een
niveauverschil mag in ieder geval niet aanwezig zijn in de ruimte voor de draaicirkel (Ø 150 cm) en
de opstelruimte naast het douchzitje (vlakke ondergrond tijdens transfer van rolstoel naar
douchezitje). Een klein niveauverschil is minder kritisch bij een inrijdouche (Figure 79.5) en
gerealiseerd door middel van een geleidelijke overgang (Figure 80 – midden)
6.2.2.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING:
Algemeen:
Er zijn en komen heel wat oplossingen op de markt voor de plaatsing en uitvoering van een
inloopdouche. De opdeling hieronder maakt een onderscheid tussen oplossingen die volledig op de
bouwplaats worden uitgevoerd en afgewerkt (meestal betegeld) en de oplossingen die gebruik maken
van een douchebak al dan niet drempelloos aansluitend met de badkamervloer.
Ter plaatse uitgevoerd:
Het gaat hier over douchevloeren afgewerkt met een betegeling in keramische tegels of
natuursteentegels, harsgebonden gietvloeren of soepele/elastische vloerbekledingen. Het gekozen
vloermateriaal moet een voldoende slipweerstand bezitten (zie verder) en wordt rechtstreeks
aangebracht op de ondergrond. Naar volgende technische voorlichtingsnota’s kan verwezen worden
voor de keuze en uitvoering van verschillende types vloermaterialen:
Technische Voorlichtingsnota 165: Soepele vloerbedekkingen, gedeeltelijk vervangen door
Technische Voorlichtingsnota 241: Elastische vloerbedekkingen
Technische Voorlichtingsnota 237: Keramische binnenvloerbetegelingen
Technische Voorlichtingsnota 213: Binnenvloeren van natuursteen
Elastische vloerbedekkingen
Binnen de soepele vloerbedekkingen beschreven in TV 241 maakt men een onderscheid tussen
linoleumbekledingen, bekledingen op basis van rubber, krukbekledingen en bekledingen op basis van
5/26/2014 58 SDA-DRAFT
polyvinylchloride (PVC). De essentiële eisen voor elastische vloerbekledingen zijn beschreven in
NBN EN 14041 (2004)[47]. De waterdichtheid maakt hier onderdeel van uit (informatieve bijlage
ZA) en voor de specificatie wordt verwezen naar NBN EN 13553 (2002)[48], hoewel deze norm
enkel van toepassing is op elastische vloerbekledingen uit PVC. Verder worden in TV 241 – Tabel
A.7 een aantal preventieve maatregelen opgenomen om waterinfiltraties via de voegen van elastische
vloerbekledingen te voorkomen.
Symptomen Mogelijke oorzaken Preventie § uit de TV 241 Waterinfiltraties via de voegen van een soepele
vloerbekleding die zich
in een vochtige ruimte bevindt
Geringe waterdichtheid op het niveau van de vloerbekleding door:
Ondichte lasnaden
Moeilijk uit te voeren
detaillering (bvb. hoeken,
afvoerkolken,…)
Doorvoeringen van leidingen
Men dient een vlotte waterafvoer te realiseren door een afdoend afschot van de ondergrond naar de
afvoerkolk te voorzien.
De keuze zou moeten uitgaan naar een ondergrond
die zijn mechanische karakteristieken niet verliest
bij een toevallig lek.
Het aantal voegen in de vloerbekleding moet beperkt
blijven
De lasnaden moeten zorgvuldig voorbereid en
uitgevoerd worden
Men dient voldoende aandacht te besteden aan een
geschikte plintafwerking
4.1.3.2 7.7.3.5
7.74
TABLE 3: UIT TV241 – TABEL A.7: SYMPTOMEN, OORZAKEN EN PREVENTIE
VAN PATHOLOGIEËN BIJ ELASTISCHE VLOERBEKLEDINGEN
Verder vormt ook de aansluiting met de wanden een aandachtspunt – zie Fiche 15 - Douchewanden
Tegelvloeren:
Een tegelvloer kan niet beschouwd worden als waterdicht, er dient dus een waterdichting te worden
voorzien onder de betegeling (principe van de dubbele dichting). Deze waterdichting kan zich zowel
bevinden vlak onder de tegelvloer als onder de dekvloer, zoals in Figure 81 weergegeven. In beide
gevallen is het belangrijk dat er een goede aansluiting is tussen:
de waterdichting en de waterafvoer (men kan opteren voor oplossingen waarbij de dichting in
de fabriek met de waterafvoer wordt verbonden)
de waterdichting en de dichtingswerken ter hoogte van de wanden
in de hoeken.
Bij een waterdichting geplaatst onder de dekvloer (bijvoorbeeld bitumen/EPDM), wordt een
niveauverschil gecreëerd tussen de douchevloer en de waterdichting. Buiten de douchezone wordt de
waterdichting dan opgeplooid zodat men een kuip creëert. De aansluiting met de rest van de badkamer
gebeurt met een verdeelvoeg en een soepele kit.
FIGURE 81(*):
← OPTIE 1 - WATERDICHTING
BOVENOP DE DEKVLOER
→ OPTIE 2 – WATERDICHTING
ONDER DE DEKVLOER
1. dichtingsscherm wand
2. Waterdichting douchevloer
3. Dekvloer
4. PE-folie
5. Thermische en/of
akoestisch isolatie
6. Draagvloer
(*) In beide figuren is de
betegeling niet getekend
Comment [SDA16]: Nog op zoek naar
een figuur
5/26/2014 59 SDA-DRAFT
Wanneer de waterdichting geplaatst wordt vlak onder de gelijmde betegeling, dan zijn er een aantal
systemen beschikbaar, inclusief het bijzonder toebehoren zoals verstevigingsstroken of –netten,
aansluitstukken ter hoogte van de afvoerkoelk,…
1. Matten zijn een fractie van een millimeter dik en zijn gewoonlijk opgebouwd uit een folie
(bvb. Polyethyleen) die aan beide zijden bekleed kan worden met een al dan niet geweven
textiel of een net om de hechting van de tegellijm te verbeteren. De mat wordt in de lijmlaag
gedrukt voor het aanbrengen van de tegels. Bepaalde matten kunnen tevens dienst doen als
scheidingslaag en worden daarom voorzien van een reliëf van enkele millimeter.
2. Platen worden voorafgaandelijk op de ondergrond verlijmd en vormen een stijve onderlaag
van enkele millimeters tot meerdere centimeters dik. Ze kunnen opgebouwd zijn uit een
schuim (bvb. Geëxpandeerd of geëxtrudeerd polystyreen) dat bekleed werd met
verstevigingslagen, een textiel of een met mortel omhuld net om de hechting van de tegellijm
te verbeteren.
3. Vloeibaar aangebrachte dichtingsproducten zijn producten van verschillende oorsprong die
doorgaans in verschillende lagen (met een totale dikte van enkele millimeters) aangebracht
worden. De bestaande specificaties hebben hoofdzakelijk te maken met de waterdichtheid, het
scheuroverbruggend vermogen en de hechting (na verschillende verouderingscycli). Het
ononderbroken karakter van dergelijke vloeibare afdichtingen wordt gewoonlijk als een
voordeel beschouwd.
Voor binnentoepassingen worden deze systemen vaak als kits aangeboden op de markt. De richtlijnen
voor het aanbrengen van een CE-markering aan de hand van een Europese Technische Goedkeuring
(ETA) zijn beschreven in ETAG 0022/deel 1 voor vloeibare oplossingen, ETAG 0022/deel 2 voor
matten en ETAG 022/deel 3 voor platen. Indien er een tegellijm voorzien is voor de bevestiging van
keramische tegels, dan dient deze lijm eveneens onderworpen te worden aan de noodzakelijke
beoordelingen en relevante proeven beschreven in deze European Technical Assesments.
Het is raadzaam om de uitvoeringsrichtlijnen van de fabrikanten na te leven met betrekking tot de
toepassing van een bepaald systeem: de verenigbare lijmtypes, de noodzaak van eventuele primer en
de tegelkeuze (formaat, schokbestendigheid,…).
Een volgend aandachtspunt is de zone waarin men deze waterdichtheid en de minimale helling voor
afwatering moet voorzien. Over het algemeen gaat men dit niet beperken tot de douchezone, maar ook
een stuk doortrekken in de badkamer. Het risico op blootstelling is van heel wat factoren afhankelijk:
de aanwezigheid van een douchescherm, de positie van de douchekop, correct gedimensioneerde en
onderhouden waterafvoer, correct uitgevoerde douchevloer,… hoe verder men de helling en de
waterdichting doortrekt, hoe geringer het risico op infiltraties:
FIGURE 82: DRIE VARIANTEN VOOR DE UITVOERING VAN DE WATERDICHTING ONDER DE BETEGELING
5/26/2014 60 SDA-DRAFT
[45] – enkel de situaties die volledig drempelloos zijn worden hieronder beschreven
Indien er geen douchescherm voorzien is:
Waterdichtheid over de volledige doucheruimte
Helling van minimum 1% en in de zones zoals aangegeven in onderstaande figuur
Indien er een douchescherm voorzien is:
Waterdichtheid over de douchezone & 50 cm voorbij het douchescherm
Douchebak:
Over het algemeen biedt een douchebak geen oplossing voor een toegankelijke doucheruimte, de
minimale opstap die men nodig heeft om een douchebak te plaatsen met overloop is aanzienlijk meer
dan de 2 cm of drempelloze uitvoering die men vraagt voor een inloopdouche (NBN EN 251:
Douchebakken – aansluitmaten). Daarnaast zijn er echter ook laagdrempelige douchebakken zonder
overloop die voor het overige wel moeten beantwoorden aan dezelfde criteria als gewonen
douchebakken (NBN EN 14527+A1: Douchebakken voor huishoudelijk gebruik, NBN EN 274-1:
Afvoerinrichtingen voor sanitaire toestellen – deel 1: eisen)
De detaillering voor de aansluiting met de muurbetegeling is vergelijkbaar deze uit TV 227
(afbeelding 3 & 4). De aansluiting met de badkamervloer vereist bijzondere aandacht, zowel bij een
laagdremepelige als drempelloze uitvoering is dit immers een voeg die zowel aan slijtage als
mogelijke infiltraties is blootgesteld. Door de correcte ondersteuning van de doucheplaat/douchebak
kan men zettingen & bewegingen vermijden, alsook het risico op inifltraties via de voeg voorkomen.
De voegen en aansluitingen dienen bovendien schimmelwerend te worden uitgevoerd, conform NBN
EN 846 (1997).
FIGURE 83: LOCATIE VAN DE HELLING (ORANJE) EN DE WATERDICHTHEID (BLAUW/ORANJE) IN EEN DOUCHERUIMTE WAAR
DE DOUCHEZONE NIET IS AFGESCHERMD (LINKS) EN WAAR ER EEN DOUCHESCHERM AANWEZIG IS (RIECHTS) [45]
FIGURE 85:
LAAGDREMPELIGE
DOUCHEBAKKEN
HEBBEN GEEN
OVERLOOP CONFORM
NBN EN 251
FIGURE 84:
AANSLUITDETAIL TV 227
5/26/2014 61 SDA-DRAFT
Naast deze laagdrempelige douchebakken zijn er ook meer en meer producenten die een eigen, al dan
niet gepatenteerd systeem op de markt brengen voor de uitvoering van inloopdouches. Het gaat dan
over doucheplaten die gemonteerd worden op een stalen kader of een verdoken douchebak, ingewerkt
in de vloer. De aansluiting met de badkamervloer, de wanden en de afvoer, is net als bij de
laagdrempelige douchebakken een aandachtspunt. Men kan de blootstelling aan water opnieuw
reduceren door voor douchewanden te kiezen die bovenop de doucheplaat gemonteerd worden en zo
de voeg afschermen. De plaatsing van een wand bovenop de doucheplaat moet verenigbaar zijn met
de (rolstoel)toegankelijkheid (zie Fiche 15 - Douchewanden).
Voldoende slipweerstand:
Verschillende van de hierboven opgesomde referentiedocumenten inzake toegankelijkheid vragen een
voldoende slipweerstand voor de vloer van de doucheruimte/douchezone. Hoewel strikt genomen dit
een eis is op gebied van gebruiksveiligheid wordt hieronder nog even een korte stand van zaken
gegeven op gebied van slipweerstand van vloeren.
De slipweerstand van een vloer is essentieel voor het beoordelen van de gebruiksveiligheid van een
vloer. Veel valincidenten zijn immers het gevolg van uitglijden over een (natte) vloer. Toch bestaat er
geen Europese norm voor het bepalen van de slipweerstand en zijn er verschillende methodes
waarmee men deze slipweerstand kan bepalen[49].
Sinds 2012 is er een Europese Technical Specification (CEN/TS 16165) waarin de verschillende
gehanteerde testmethoden gedetailleerd worden beschreven, inclusief de te volgen procedures en
rapportering:
Annex A: Barefoot ramp test
Annex B: Shoed ramp test
Annex C: Pendulum friction test
Annex D: Tribometer test
Deze TS adviseert het gebruik van Annex A in geval van een vochtige ruimte die blootsvoets wordt
gebruikt. De gedefinieerde antislipklassen zijn gebaseerd op de klassen uit DIN 51091[50], de
proefopstelling is weergegeven in onderstaande figuur:
FIGURE 86: VOORBEELDEN VAN PREFAB DOUCHESYSTEMEN
Comment [SDA17]: Men dient de plaatsingsvoorschriften van de fabrikant op te volgen? ATG?
Comment [SDA18]: Figuur vervangen door meer neutrale afbeelding? Schematische weergave?
5/26/2014 62 SDA-DRAFT
Klasse Hellingshoek Toepassing (voorbeelden ter illustratie)
A > 12° Overwegend droge, blootsvoets belopen
zones, kleedkamers,...
B > 18° Douches, in het water leidende trappen met
reling, ...
C > 24° Doorwaadbaden, hellende zwembadranden,
TABLE 4: ANTISLIPKLASSEN VOLGENS DE NORM DIN 15091
FIGURE 87: PROEFOPSTELLING
BAREFOOT RAMP TEST
5/26/2014 63 SDA-DRAFT
6.2.3. FICHE 14 - DOUCHEAFVOER
6.2.3.1. BRON:
Idem Fiche 12 - De doucheruimte & Fiche 13 - De douchevloer
6.2.3.2. FIGUUR:
6.2.3.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:
Toegankelijke doucheruimte
6.2.3.4. UITVOERING:
De specificaties voor het rooster zijn beperkt, het rooster zelf heeft immers een beperkte impact op de
toegankelijkheid van de doucheruimte:
[1]
Plaats het afvoerrooster centraal in de douchezone zodat een rolstoelgebruiker een stabiel
opstelvlak heeft en niet in helling staat
[45]
Beperking van de afmetingen van de roosteropeningen om kwetsuren aan de voeten te
voorkomen
6.2.3.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID:
Nihil
6.2.3.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING:
Iedere doucheafvoer zal gerealiseerd worden conform NBN EN 1253-1: Afvoerputten voor gebouwen
– deel 1: eisen, klasse K3 (belastingen in rekening te brengen bij huiselijk gebruik). Voor de plaatsing
van een doucheafvoer zal steeds een minimale hoogte noodzakelijke zijn: voor het waterslot, dat
conform al was het maar voor het waterslot dat volgens voorgaande norm minstens 5 cm moet
bedragen. Dit betekent dus ook dat er voor het inbouwen van dergelijke doucheafvoer een zekere
FIGURE 88: PRINICIPIEEL ZIJN ER
TWEE OPLOSSINGEN VOOR DE
PLAATSING VAN DE AFVOER VAN
EEN INLOOPDOUCHE,
HORIZONTAAL (MET LICHTE
HELLING) VIA DE DEKVLOER OF
VERTICAAL VIA DE
ONDERLIGGENDE RUIMTE
1 2
5/26/2014 64 SDA-DRAFT
hoogte nodig is, zeker wanneer men weet dat ook de horizontale waterafvoer met een helling van 1 à
1,5% moet geplaatst worden. Indien de afvoer volledig in de dekvloer ingewerkt wordt, (Figure 88.1)
is het dus zaak zowel voldoende hoogte te voorzien als de afstand tot de verticale standleidingen te
beperken. Een alternatieve oplossing is het voorzien van een verticale afvoer, waarbij het afvalwater
via de onderzijde van de vloer naar de verticale standleiding wordt afgevoerd (Figure 88.2).
Aansluiting met de waterdichting:
Een tegelvloer is niet waterdicht en er dient dus een waterdichting te worden voorzien, hetzij vlak
onder de betegeling, hetzij onder de dekvloer. Deze waterdichting moet goed aansluiten met de
doucheafvoer, die hierop voorzien is. Deze aansluiting moet zowel gerealiseerd worden op het niveau
van de waterdichting als het niveau van de afgewerkte vloer.
Brandveiligheid:
In functie van het type gebouw kunnen er eisen gelden voor de brandweerstand van vloeren en
wanden. Het is belangrijk dat doorvoeren deze brandweerstand niet verminderen en correct worden
afgedicht. Technische Voorlichtingsnota 254 ‘Brandveilig afdichten van doorvoeringen in
brandwerende wanden’ bevat hiertoe de noodzakelijke voorschriften en plaatsingsrichtlijnen.
Hieronder worden 2 situaties schematisch weergegeven:
Situatie 1:
De douche-afvoer verloopt via de dekvloer en mondt uit in een technische koker (analoog aan Figure
94). In dergelijke geval hoeft men geen bijzondere maatregelen te treffen voor de brandwerende
doorvoer ter hoogte van de verticale schacht, zolang de afmetingen uit het schema van Figure 91
gerespecteerd worden:
De maximale diameter van de leiding bedraagt 110 mm
De dekvloer dient de leidingen minstens 30 mm te bedekken
Het gaat om cementgebonden dekvloeren of anhydrietdekvloeren met een minimale lengte L
in functie van het vereiste criterium: EI30 (L ≥ 500 mm) en EI60 (L ≥ 1000 mm)
Het bovenstaande geldt niet voor situaties waarbij de afvoerleiding doorheen de dragende vloer gaat
en de verdere afvoer via de onderzijde van de vloer verloopt (Figure 93). Wanneer de diameter van de
FIGURE 89: TWEE FIGUREN DIE DE AANSLUITING WATERDICHTING/WATERAFVOER & AFGEWERKTE
VLOER/WATERAFVOER ILLUSTREREN
5/26/2014 65 SDA-DRAFT
doorvoer beperkt blijft (bijvoorbeeld enkel de afvoerbuis), dan kan men in bepaalde gevallen gebruik
maken van zogenaamde type-oplossingen (Zie Hoofdstuk 5 – Technische Voorlichtingsnota 254). In
het andere geval zal ook de sifon de brandwerende vloer doorbreken (Figure 93). Er dienen dan
aangepaste brandwerende voorzieningen te worden aangebracht ter hoogte van de doorvoering (Zie
Hoofdstuk 6.4 – Technische Voorlichtingsnota 254).
Akoestiek:
Wanneer de doucheafvoer door de vloer gaat of gedeeltelijk in de betonnen draagvloer wordt
ingewerkt, is het belangrijk dat de akoestische onderbreking zoals weergegeven in Figure 81
behouden blijft. Onderstaande figuren geven drie plaatsingsvarianten weer en de noodzakelijke
maatregelen voor het verkrijgen van goed akoestisch comfort.
Situatie 1: de afvoer is volledig geïntegreerd in de dekvloer, de akoestische laag wordt enkel
onderbroken ter hoogte van de aansluiting met de verticale afvoerleiding. De dekvloer is
voldoende dik voor: het plaatsen van een sifon, een afvoerleiding in helling, alsook een
douchevloer in helling.
Situatie 2: Verticale doorvoer. In dit geval moet er een akoestische isolatie worden voorzien
aan de onderzijde van de vloer onder de vorm van een verlaagd plafond of een omkasting.
Situatie 3: De afvoer wordt deels ingewerkt in de draagvloer (horizontaal deel) en deels
ingewerkt in de dekvloer (opzetstuk). Het opzetstuk wordt eveneens akoestisch onderbroken
ten opzichte van de rest van de afvoer. Verder dient er ook een voldoende betondekking te
zijn aan de onderzijde – minstens 8 cm[45]
.
Debiet:
FIGURE 94: AFVOER IS VOLLEDIG IN DE
DEKVLOER INGEWERKT
FIGURE 93: AFVOER VIA DE ONDERZIJDE
VAN DE VLOER EN BOVEN HET VERLAAGD
PLAFOND
FIGURE 92: AFVOER DEELS INGEWERKT IN DE BETONPLAAT EN
DEELS IN DE DEKVLOER
FIGURE 91:BRON TV 254 – AFBEELDING 134
LEIDINGEN IN DE DEKVLOER
FIGURE 90: VOORBEELD VAN EEN
DOORVOER MET BRANDWERENDE
INBOUWMANCHET
Comment [SDA19]: Figuur 90 is afkomstig van producent – vervangen door meer neutral figuur/schematische weergave
5/26/2014 66 SDA-DRAFT
Het is belangrijk dat douchafvoer en –toevoer op elkaar zijn afgestemd. Een te kleine doucheafvoer
kan overstroming van de doucheruimte tot gevolg hebben. Het debiet van de doucheafvoer wordt in
de loop van de tijd verzekerd door regelmatig onderhoud en reiniging.
5/26/2014 67 SDA-DRAFT
6.2.4. FICHE 15 - DOUCHEWANDEN
6.2.4.1. BRON:
Idem Fiche 12 - De doucheruimte & Fiche 13 - De douchevloer
6.2.4.2. FIGUUR:
6.2.4.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:
Toegankelijke doucheruimte
6.2.4.4. UITVOERING
Toegankelijke doucheruimtes worden veelal geplaatst in de hoek, qua ergonomie heeft dit het
voordeel dat men het douchezitje kan plaatsen tegen de ene wand en de douchekop, kraanwerk en
beugels tegen de aangrenzende wand.
[1]
The shower area shall have level entry and have no fixed elements that prevent front and side
access.
The screening of a shower recess shall be either a curtain or a door system that maintains the
required circulation and manoeuvring space and does not interfere with the level entry.
[29]
Opstelruimte naast het douchezitje van 110 x 150 cm (gemeten ten opzichte van de as van het
douchezitje). Indien er zich een douchewand bevindt in deze ruimte, moet deze demontabel
zijn.
[10]
In tegenstelling tot een aangepast toilet, waar we kunnen kiezen voor een meer
multifunctionele uitvoering met twee transferzijden, kan dit in een douche niet. Vanaf het
douchezitje (zittende positie) moet de douchekraan te bedienen zijn. Daarvoor is de
douchzone best in een hoek gelegen.
[11]
Ideaal wordt er een douchegordijn voorzien voor het afsluiten van de douchezone, een
douchegordijn is makkelijker hanteerbaar dan een douchewand en biedt meer
FIGURE 95:
1. DOUCHEZONE MET DOUCHEGORDIJN
1
5/26/2014 68 SDA-DRAFT
manoeuvreerruimte.
Er zijn geen vaste wanden ter hoogte van de opstelruimte naast het douchezitje
6.2.4.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID
Voor de vaste wanden in de hoek – nihil
Voor de mobiele wanden of het douchegordijn voor & naast het douchezitje (zie figuur 80) is het
belangrijk dat zij geen hinder opleveren bij het uitvoeren het betreden en het gebruik van de douche.
Tegelijk moet er een goede bereikbaarheid zijn voor het openen en sluiten (Figure 73), zodat de
doucheruimte zelfstandig kan gebruikt worden.
6.2.4.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING
Net zoals bij de douchevloer zullen ook de douchewanden aan bepaalde belastingen worden
blootgesteld. Hieronder worden volgende zaken meer in detail besproken:
1. Algemene aandachtspunten
2. De Blootstelling aan water
3. De aansluiting met de douchevloer
Algemene aandachtspunten:
De wanden dienen voldoende stabiel en draagkrachtig te zijn voor het opnemen van de verschillende
belastingen. De mobiele douchewanden worden over het algemeen uitgevoerd in polyethyleen of glas.
Indien glas gebruikt wordt, moet dit veiligheidsglas zijn beantwoordend aan de norm NBN S23-002 –
glaswerk, artikel 4.4.2.2.2: bescherming tegen verwondingen en tegen vallen door vensters en glazen
wanden.
TABLE 5: UIT NBN S23-002 – GLASWERK, TABEL 6 – OVERIGE TOEPASSINGEN
De blootstelling aan water:
Net als bij vloeren is het ook bij de vaste wanden belangrijk dat er geen schadelijke vochtdoorslag kan
ontstaan. Ook hier kan dit niet gewaarborgd worden door de betegeling alleen. De keuze van de
betegeling (tegels, stelproduct en eventuele profielen) wordt onder ander bepaald door de klasse van
blootstelling aan water. Onderstaande klasse[51]
is relevant voor de hier beschreven toepassingen:
TABLE 6: INDELING VAN MUURBETEGELINGEN VOLGENS HUN BLOOTSTELLING AAN WATER. EC,ED & EE ZIJN
BIJKOMENDE KLASSEN DIE HIER MINDER RELEVANT ZIJN
Gebruiksomstandigheden Klasse volgens NBN EN 12600 Onderste rand beglazing < 0,90 m van de grond Onderste rand beglazing ≥ 0,90 m van de grond
Douchewanden en -deuren 1B1, 1C- 1B1, 1C-
1B1* = gelaagd glas opgebouwd uit twee glasbladen en twee PVB’s (minimum 33.2) = bescherming tegen vallen en verwondingen
1C- = gehard glas (minimum 4 mm) = bescherming tegen verwondingen, “-“ betekent vrij te kiezen tussen = 0,1,2,3
(*) Voor douches zal men nooit gebruik maken van gelaagd glas omwille van het gewicht en het risico op loskomen van de folie
Klasse van blootstelling
van de ruimte of de
betegeling aan water
Gebruiksbelastingen Toegelaten types ruimten
(voorbeelden)
EB Vochtige ruimten. Eventueel bevochtiging
door besproeien met water onder lage druk.
Maximale watertemperatuur: 40 °C
Individuele en collectieve
doucheruimten, zonder
hydrotherapeutische massage-
installaties. Sanitaire installaties voor
frequent gebruik (collectief)
5/26/2014 69 SDA-DRAFT
Deze blootstelling aan water geeft aanleiding tot de volgende aanbevolen materiaalkeuze voor tegels,
stelproduct en voegproduct (TV 227 – tabel 10)4:
Aard van de
belasting
Blootstellings-
klasse
Keramische
tegels
Tegels van
natuursteen
Stelproduct Voegproduct
Water (4)
EB AIIa – AIII
BIIa – BIII
(1) C2/R/D2 CG2/RG
(1) Geen vooropgesteld criterium
(4) Afhankelijk van de mate van blootstelling aan water en alvorens de betegeling uit te voeren, dient men ervoor te zorgen
dat de waterdichtheid verzekerd is Keramische tegels worden ingedeeld naar fabricagemethode en wateropname (massapercent):
AIIa = Geëxtrudeerde tegel (A) met een wateropname (E) = 3% < E ≤ 6%
AIII = Geëxtrudeerde tegel (A) met een wateropname (E) = E > 10%
BIIa = Drooggeperste tegel (B) met een wateropname (E) = 3% < E ≤ 6%
BIII = Drooggeperste tegel (B) met een wateropname (E) = E > 10%
De classficiatie en aanduiding van stelproducten gebeurt overeenkomstig de norm NBN EN 12004:
C2 = Verbeterde mortellijm met bijkomende karakteristieken
R = Reactielijm
D2 = Verbeterde dispersielijm met bijkomende karakteristieken
De hierboven aanbevolen voegproducten worden als volgt omschreven:
CG2 = verbeterde cementgebonden voegmortels (met bijkomende karakteristieken), een mengsel van
hydraulische bindmiddelen, granulaten en organische en anorganische hulpstoffen
RG = normale harsgebonden voegmortel, een mengsel van synthetische harsen, granulaten en organische en
anorganische hulpstoffen die verharden door een chemische reactie
TABLE 7: UIT TV 227 – TABEL 10: AANBEVOLEN MATERIAALKEUZE, AFHANKELIJK VAN DE VOORZIENE
BELASTING
Behalve de blootstelling aan water, de keuze van de tegels, stelproduct en voegproduct zal ook de
aanwezige ondergrond bepalend zijn voor de te nemen maatregelen. De te betegelen ondergrond moet
uit vochtbestendige of weinig vochtgevoelige materialen bestaan, of dient bedekt te zijn met een
dichtingssysteem dat bescherming biedt tegen elk risico op bevochtiging. Men moet net als bij de
vloeren ook voldoende aandacht besteden aan de verenigbaarheid van de verschillende uitgevoerde
lagen (ondergrond, stelproduct, betegeling).
Aard van de ondergrond Blootstelling aan water = EB
Constructief beton -
Cellenbeton Dichtingssysteem (**)
Metselwerk (naakt) Baksteen Waterwerende bepleistering (*)
Betonblokken Waterwerende bepleistering (*)
Kalkzandsteenblokken Dichtingssysteem (**)
Cementering Draagnet Waterwerende bepleistering (*)
Gipsgebonden
ondergrond
Pleister op beton/ metselwerk Dichtingssysteem (**)
-
Een gispgebonden ondergrond moet
steeds afgedekt worden met een
waterdicht membraan wanneer deze
blootgesteld wordt aan een
rechtstreekse besproeiing met water
Gipsgebonden bepleistering op draagnet
Gipsplaten
Gipsblokken
- : men dient geen enekle bijzondere maatregel te treffen
(*) Waterwerende bepleistering: cementgebonden en/of harsgebonden bepleistering met waterwerende hulpstoffen
(**) Dichtingssystemen: specifiek dichtingssysteem dat aangepast is aan de ondergrond (bij voorkeur in de vorm van een
geschikt membraan) en waarop mag betegeld worden.
TABLE 8: UIT TV 227 – TABEL 14: VOORBEELDEN VAN TE VOORZIENE DICHTINGSSYSTEMEN, AFHANKELIJK VAN
DE BLOOTSTELLING AAN WATER VAN HET OPPERVLAK EN VAN DE AARD VAN DE ONDERGROND
De aansluiting met de douchevloer:
4 Voor gedetailleerde informatie in functie van verschillende mogelijke belastingen verwijzen we rechtstreeks naar TV 227 – table 10
5/26/2014 70 SDA-DRAFT
Ten slotte moet ook de aansluiting met de douchevloer correct verlopen, er mag immers geen water
infiltreren achter de opgetrokken waterdichting van de douchevloer (zie Figure 24Figure 81). Daartoe
moet het dichtingssysteem van de wand overlappen met waterdichting van de douchevloer. Er gaat
bijzondere aandacht naar de uitvoering in de hoeken.
FIGURE 96: AANSLUITING VAN HET DICHTINGSSYSTEEM IN
DE HOEKEN EN MET DE WATERDICHTING VAN DE
DOUCHEVLOER
5/26/2014 71 SDA-DRAFT
6.2.5. FICHE 16 - VERSCHILLENDE HULPMIDDELEN EN ACCESSOIRES
6.2.5.1. BRON:
Idem Fiche 12 - De doucheruimte & Fiche 13 - De douchevloer
6.2.5.2. FIGUUR:
6.2.5.3.
6.2.5.4. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:
Toegankelijke doucheruimte
6.2.5.5. UITVOERING
Net zoals bij de toiletruimte wordt ook de toegankelijkheid van de doucheruimte sterk bepaald door
de aanwezigheid en uitvoering van een aantal accessoires en voorzieningen. Hieronder worden
volgende zaken meer in detail besproken:
De douchekraan
De douchekop
Het douchezitje
De beugels
Alarmering
Onderstaand overzicht geeft weer welke eisen men hieraan stelt op gebied van toegankelijkheid:
[1]
Opklapbaar douchezitje met afmetingen 45 x 45 cm en met het zitvlak geplaatste op een
hoogte van 40 à 48 cm.
De ruimte tussen het douchezitje en de achterliggende wand bedraagt maximum 4 cm.
Waterstagnatie op het douchezitje wordt vermeden, het douchezitje is voldoende stroef en
stabiel.
Het douchezitje heeft afgeronde hoeken en is bij voorkeur in hoogte verstelbaar.
De beugels worden correct geplaatst, er is minstens één verticale beugel die dienst kan doen
als drager voor de flexibele douchekop. De douchekop situeert zich tussen 100 en 180 cm
boven de afgewerkte vloer.
De verticale douchestang situeert zich op 60 cm ten opzichte van de achterliggende wand.
FIGURE 97: KRANEN, DOUCHES EN DOUCHEZITJES BESTAAN ER IN VERSCHILLENDE MATEN EN UITVOERING.
BEPAALDE OPLOSSINGEN BEANTWOORDEN AAN ONDERSTAANDE BEPALINGEN, ANDERE ZIJN NIET GESCHIKT
Comment [SDA20]: Dit zijn opnieuw figuren afkomstig uit bedrijfsdocumentatie
(behalve de foto rechts) – vervangen door tekeningen of schematische weergaven?
5/26/2014 72 SDA-DRAFT
Er wordt een horizontale beugel geplaatst tegen de wand naast het douchezitje op hoogte 1m.
De kraan, zeephouder,… worden geplaatst op een hoogte tussen 90 & 110 cm
[10]
Een douchezitje van 40 x 45 cm, geplaatst op een hoogte van 50 cm, met de as van het
douchezitje op 45 cm van de inwendige hoek.
Thermostatische douchekraan met gemakkelijke bediening, op maximaal 55 cm uit de hoek
van de douchezone en bereikbaar vanop het douchezitje.
douchekop met instelbare hoogte en bereikbaar vanop het douchezitje
Correct geplaatste beugels
[16]
Een douchezite van 40 x 40 cm, geplaatst op een hoogte van 50 cm
Opklapbare beugels op 35 cm van de as van de stoel, 80 cm lang en geplaatst op een hoogte
van 80 cm
[17]
Een douchezitje van 40 x 40 cm, geplaatst op een hoogte van 50 cm, voldoende stroef en
waarbij waterstagnatie vermeden wordt
Twee opklapbare beugels geplaatst op 35 cm ten opzichte van de as van het douchezitje met
lengte 90 cm en geplaatst op 80 cm boven de afgewerkte vloer
[29]
De kraan is geplaatst op een hoogte van 80 à 95 cm, het is een ééngreepsmengkraan geplaatst
tegen de wand naast het douchezitje
Er is een verticale stang voor de bevestiging van de flexibele douchekop, deze stang loopt
door tot op een hoogte van 90 cm
Douchezitje van 40 x 50 cm, geplaatst op een hoogte van 50 cm (hoogte zitvlak) en met de as
op 45 cm van de naastliggende wand.
Twee beugels op 35 cm ten opzichte van de as van het douchezitje, één beugel bevestigd
tegen de wand naast het douchezitje, de andere opklapbare beugel geplaatst op 80 cm hoogte
(bovenzijde) en met diepte 90 cm ten opzichte van de achterliggende wand.
6.2.5.6. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID
De douchekraan:
De douchekraan is bereikbaar vanaf het douchezitje, dat wil zeggen geplaatst op correcte hoogte (80 –
90 – 120 cm) en voldoende ver uit de hoek (55 – 60 cm). Ter voorkoming van verbranding zal men de
temperatuur van het douchewater beperken. Het risico op verbranding is afhankelijk van de
blootstellingsduur. Ouderen, kinderen & personen met een beperking lopen een groter risico op
verbranding door een dunnere huid en/of gevoelloosheid. Warm tapwater wordt vaak verwarmd tot
60°C[53]
. Een watertemperatuur van 60°C geeft aanleiding tot verbranding na 1 à 5 seconden[52]
. Men
gaat voor toepassingen waar bovenvermelde personen in contact kunnen komen met het water
(douche, bad,…) de temperatuur dus best beperken tot lagere waarden van 40 à 45 °C. Naast de
watertemperatuur kan ook de behuizing van de kraan te warm worden, ook hier zijn specifiek
kraanarmaturen die een beperkte temperatuursverhoging kennen.
TABEL 9: NAAR BRON [[52] - VERBAND
TUSSEN WATERTEMPERATUUR TEN
TIJD TOT VERBRANDING VAN DE HUID
Warmwatertemperatuur Benaderende tijd tot verbranding
70°C Minder dan 0,5 seconden
60°C 1-5 seconden
55°C 17-30 seconden
50°C 2-8 minuten
5/26/2014 73 SDA-DRAFT
De douchekop:
Vaak heeft men in publieke ruimtes zoals zwembaden enkel vaste douchekoppen. Een toegankelijke
douche vraagt een flexibele bereikbare douchekop.
Het douchezitje:
Het douchezitje heeft voldoende afmetingen: voldoende hoog geplaatst, voldoende stroef en stabiel.
De kwaliteit kan nog verder verbeterd worden door het toepassen van afgeronde hoeken
(gebruiksveiligheid), een grotere diepte (net als bij het toilet) of een in hoogte verstelbaar zitje. Via
contrasten tussen het douchezitje en de achterliggende wand verbetert de zichtbaarheid (zie fiche 17).
Figure 97 links bovenaan geeft een voorbeeld van een douchezitje met grotere diepte.
Beugels:
Zie Fiche 10 - Hulpmiddelen & accessoires
6.2.5.7. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING
De douchekraan:
De temperatuur van het douchewater kan op een aantal manieren beperkt worden tot 40 à 45 °C. De
eerste oplossing is het gebruik van een thermostatische kraan zoals weergegeven in Figure 97
(midden), de temperatuurregeling bevindt zich dan in de kraan zelf. Een tweede mogelijkheid is de
installatie van een thermostatische kraan vlak voor het toestel, de douchekraan of de wastafel. Ten
slotte kan men de thermostatische beveiliging ook plaatsen op het niveau van de woning, zodat alle
kranen die gebruikt worden voor menselijke consumptie (met uitzondering van bvb. de vaatwas en de
wasmachine) een veilige watertemperatuur krijgen. Tegelijk is er bij lagere temperaturen een hoger
risico op legionella-ontwikkeling. 65-plussers en bepaalde personen met een beperking behoren tot de
risicogroepen. Voor die inrichtingen waar het legionellabesluit van toepassing is dient men dus de
Best Beschikbare Technieken voor legionellabeheersing in nieuwe sanitaire installaties te respecteren.
45°C 2-3 uur
FIGURE 98: VERGEMAKKELIJKEN VAN DE LATERALE TRANSFER DOOR
EEN GROTERE DIEPTE VAN HET DOUCHEZITJE, DE BEUGEL EN DE
KRAAN SCHUIVEN MEE OP
FIGURE 99: VOORBEELDEN VAN
THERMOSTATISCHE MENGKRANEN
5/26/2014 74 SDA-DRAFT
Bij het plaatsen van kranen, is het net als bij iedere andere doorboring van de betegeling en het
dichtingssysteem, noodzakelijk dat dit geen schade aan de achterliggende wand veroorzaakt noch
waterinfiltraties tot gevolg heeft. In TV 277 – Afbeelding 12 beschrijft men de uitvoering van
doorvoeren.
De douchekop:
Nihil
Het douchezitje:
Net als bij beugels en toiletten moet vooral bij de bevestiging aan lichte scheidingswanden een
voldoende draagkrachtige ondergrond gerealiseerd worden voor de bevestiging – zie Fiche 08 –
Lengte toilet. Het douchezitje kent net als de uitkragende beugel geen proefbelasting die in een
Europese norm is vastgelegd. Bij bevestiging in een achterliggende wand is het dus zaak dat zowel de
wand als de bevestigingsmiddelen afdoende zijn voor het bevestigen van het douchezitje.
Beugels:
Idem Fiche 08 – Lengte toilet & Fiche 10 - Hulpmiddelen & accessoires
FIGURE 101:VOORBEELDEN HORIZONTALE DOORVOEREN
1. MUUR, 2. BEPLEISTERING, 3. BUIS, 4. ISOLATIE, 5. AANGEPAST
DICHTINGSMEMBRAAN, 6. STELPRODUCT, 7. BETEGELING, 8.
SOEPELE VOEG, 9. KRAAN, 10. SKELET, 11. GIPSPLAAT, 12.
VOEGBODEM
FIGURE 100: VOORBEELD
VAN EEN DOUCHEZITJE
DAT STEUNT OP DE VLOER
Comment [SDA21]: Douchezitje uit figuur 101 afkomstig van producent, graag
te vervangen door meer neutrale
figuur/schematische weergave
Comment [SDA22]: Australian Standard 1428.1 geeft een belasting van
110 kg in om het even welke richting en op
om het even welke plaats zonder dat de bevestigingen loksomen, er zichtbare
vervormingen optreden of het douchezitje
beschadigd raakt. Dit is heel wat minder dan de 400 kg van wc-potten (waarom 400
kg?), maar misschien ook wat weinig als
men rekening houdt met de dynamische last die kan optreden bij het gebruik van zo’n
douchezitje. Tüv gecertificeerde
douchezitjes? Hoe worden deze getst
5/26/2014 75 SDA-DRAFT
6.2.6. FICHE 17 - ELEKTRICITEIT, VERLICHTING & CONTRASTEN
6.2.6.1. BRON:
Fiche 11 – Verlichting en contrast
NBN EN 12464-1: Licht en verlichting – Verlichting van werkruimten – deel 1: werkruimten
binnen[42]
WTCB-Dossier 2009/3.12 – Verlichting en contrast voor personen met een visuele beperking[43]
AREI – Algemeen Reglement op Elektrische Installaties[54]
6.2.6.2. FIGUUR:
6.2.6.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:
Toegankelijke doucheruimte
6.2.6.4. UITVOERING
Verlichting:
Net als in de toiletruimte (Fiche 11 – Verlichting en contrast), dient ook in de doucheruimte een
goede verlichting aanwezig te zijn en net als bij de toiletruimte betekent dit niet enkel een voldoende
verlichtingssterkte → zie opmerkingen inzake uitvoering
Contrasten:
Ook voor de doucheruimte streeft men in functionele toepassingen naar voldoende contrasten,
dezelfde principes gelden als voor de toiletruimte. Het rekenblad contrasten is terug te vinden onder
WTCB/Rekentools.
Elektriciteit:
Een aantal van de hierboven opgesomde oplossingen/toestellen vereisen een elektrische aansluiting:
het elektrisch in hoogte verstelbare toilet, de elektrisch in hoogte verstelbare wastafel, het alarm,… De
elektrische installatie moet beantwoorden aan de beschermingsmaatregelen van het AREI (→ zie
opmerkingen inzake uitvoering. Bovendien mag de (latere) bevestiging van een beugel of douchezitje
geen beschadiging van de elektrische installatie tot gevolg hebben.
6.2.6.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID
FIGURE 103: NAAR BRON - VOLUMES 0,1,2 & 3 VOLGENS ARTIKEL
86-10 BADKMERS VAN HET AREI [54] - FIGURE 79.4 & 5
FIGURE 102: VOORBEELD VAN EEN
PROBLEEM INZAKE BEREIKBAARHEID
VAN STOPCONTACTEN & SCHAKELAARS Comment [SDA23]: Figuur 103 is
afkomstig uit ‘A friendly rest room: developing toilets of the future for disabled
and elderly people’ – Toestemming voor
gebruik vragen of eigen foto
5/26/2014 76 SDA-DRAFT
Bepaalde normen op gebied van toegankelijkheid doen een uitspraak over minimale
verlichtingssterkte. Deze informatie is vaak beperkt en het zou beter zijn mocht men kunnen
verwijzen naar gespecialiseerde verlichtingsnormen. Verder hebben deze normen ook betrekking op
de bereikbaarheid van schakelaars en stopcontacten, in het bijzonder voor rolstoelgebruikers, zoals
weergegeven in Figure 102.
6.2.6.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING
Verlichting:
Zie Fiche 11 – Verlichting en contrast
Contrast:
Zie Fiche 11 – Verlichting en contrast
Elektriciteit:
Binnen de badkamer worden er volgens het AREI – ‘art. 86-10 badkamers’ een aantal volumes
afgebakend waar er specifieke eisen gelden voor de beschermingsmaatregelen en het toegelaten
elektrisch materieel. Voor de inloopdouche zijn volgende volumes relevant (zie Figure 103):
Volume 1: het volume begrensd door het verticaal oppervlak op de rand van de bad- of
stortbadkuip, beneden begrensd door het horizontale vlak van de vloer rond de bad- of
stortbadkuip en boven door het horizontale vlak op 2,25 meter boven het voornoemde
horizontale vlak… …Indien een stortbad niet voorzien is van een kuip wordt deze vervangen
door een cirkel met een straal van 0,60 meter op het niveau van de vloer, waarvan het
middelpunt zich loodrecht onder de sproeikop bevindt, wanneer deze op zijn steun bevestigd
is.
Volume 2: het volume buiten het volume 1, begrensd door het verticaal oppervlak op een
afstand van 0,60 meter van de grens van volume 1 en door dezelfde horizontale vlakken als
gedefinieerd voor het volume 1.
Volume 3: het volume buiten het volume 2, begrensd door het verticaal oppervlak op een
afstand van 2,40 meter van het volume 2 en door dezelfde horizontale vlakken als
gedefinieerd voor het volume 1 en beperkt tot het lokaal waarin het (de) bad(en) of
stortbad(en) is (zijn) opgesteld.
De afbakening van de verschillende volumes wordt mede beïnvloed door de positie van aanwezige
scheidingswanden (Figure 103 links versus rechts).
Binnen de volumes 1 & 2 gelden er beperkingen op het toegepaste elektrische materieel. De
beschermingsgraad van het toegepaste elektrisch materieel in de verschillende volumes, is afhankelijk
van de toegepaste spanning en tenminste:
Minimum
beschermingsgraad
L.S. + Z.L.S.
Voor het toegelaten
materieel
Z.L.V.S. L.S.
Stopcontacten ≈
max. V
῀=
max.V
=
max. V
≈
max. V
῀=
max. V
=
max.V
Volume 1 IPX4/IPX5 12 18 30 6 12 20 Niet
toegelaten IPX4 IP00
Volume 2 IPX4 25 36 60 12 18 30
IPXX IPX4 IP00
Volume 3 IPX1 25 36 60 12 18 30
IPXX IPX4 IP00
TABEL 10: NAAR BRON – AREI – BESCHERMING TEGEN RECHTSTREEKSE AANRAKING – BESCHERMINGSGRAAD
VAN HET ELEKTRISCH MATERIEEL IN DE VERSCHILLENDE HIERBOVEN GEDEFINIEERDE VOLUMES
5/26/2014 77 SDA-DRAFT
5/26/2014 78 SDA-DRAFT
7. VLOEREN EN BUITENVERHARDING:
8. SCHRIJNWERK
9. BIBLIOGRAFIE
[1] ISO, “ISO 21542 - Accessibility and usability of the built environment,” 2011.
[2] BSE, “BS 8300 Design of buildings and their approaches to meet the needs of disabled people
- code of practice,” 2009.
[3] NEN, “NEN 1814: toegankelijkheid van buitenruimten, gebouwen en woningen,” 2001.
[4] DIN, “DIN 18040-1: Barrierefreies Bauen - Planungsgrundlagen -Teil 1: Öffentlich
zugängliche Gebaüde,” 2010.
[5] AFNOR, BP P96-102: Accessibilité aux personnes handicapées - guide de bonnes pratiques
sur la gouvernance de la chaîne d’accessibilité d'un bâtiment et de ses abords. 2011.
[6] AENOR, UNE 41500: Accesibilidad en la edificación y el urbanismo: Criterias generals de
diseño. 2001.
[7] ANSI, ICC A117.1: Accessible and usable buildings and facilities. 2009.
[8] DS, DS 3028: Accessibility Standards. 2001.
[9] Önorm, Önorm B 1600: Building without barriers - design principles. 2005.
[10] E. V. E. Toegankelijkheid and G. K. Vlaanderen, “Vlaams handboek toegankelijkheid,” 2013.
[Online]. Available:
http://www.toegankelijkgebouw.be/Handboek/Sanitair/Toilet/tabid/89/Default.aspx.
[11] CaWaB, “Guide d’aide à la conception d’un bâtiment accessible,” 2013.
[12] E. Steinfeld, V. Paquet, C. D’Souza, C. Joseph, and J. Maisel, “Anthropometry of Wheeled
Mobility Project,” 2010.
[13] J. Ziegler, “Working Area of Wheelchairs - Details about some dimensions that are specified
in ISO 7176-5,” Wien, 2003.
[14] C. S. et technique du Bâtiment, “Guide des salles d ’ eau accessibles à usage individuel dans
les bâtiments d ’ habitation,” 2012.
[15] V. E. T. Enter, “Inspiratiebundel Toegankelijkheid van ziekenhuizen,” 2012.
[16] Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening - Titel IV: Toegankelijkheid van gebouwen voor
personen met beperkte mobiliteit, no. november. 2006, pp. 1 – 24.
5/26/2014 79 SDA-DRAFT
[17] patrimoine et énergie Service Public de Wallonie - Direction générale opérationelle -
Aménagement du Territoire, logement, Code Wallon de l’aménagement du territoire, de
l'urbanisme du patrimoine et de l'énergie (CWATUPE). 2011, pp. 1 – 333.
[18] D. of Justice, 2010 ADA Standards for Accessible Design. 2010, pp. 1 – 257.
[19] E. Steinfeld, S. Schroeder, and M. Bishop, “0438_Accessible buildings for people with
walking and reaching limitations.pdf,” 1978.
[20] J. a Sanford, M. Arch, and M. B. Megrew, “An evaluation of grab bars to meet the needs of
elderly people.,” Assist. Technol., vol. 7, no. 1, pp. 36–47, Jan. 1995.
[21] J. Hogg, “Changing Places Toilets: Estimates of potential users,” 2009.
[22] Enter, “www.toevla.be.” .
[23] ANLH, “www.accesscity.be.” .
[24] Westkans, “www.navigeerenparkeer.be.” .
[25] H. Froyen, Universal Design . Een methodologische benadering . Een weg naar
mensvriendelijke en elegante architectuur Inhoud. 2012.
[26] H. Froyen, “UNIVERSAL DESIGN PATTERNS: Sanitaire voorzieningen in publieke
gebouwen. ŠŠUD Pattern 02.08: (Semi-)ambulant toegankelijk toilet,” pp. 1–13, 2007.
[27] D. M. O’Meara and R. M. Smith, “The effects of unilateral grab rail assistance on the sit-to-
stand performance of older aged adults.,” Hum. Mov. Sci., vol. 25, no. 2, pp. 257–74, Apr.
2006.
[28] M. Broeders, “Ontwerpgids meegroeiwonen,” 2009.
[29] I. M. J. Van Dessel, I. Lechat, L. Tonglet, X. Anciaux, M.A. Vandecandelaere, V. Snoeck, P.
Wagelmans, J.M. Guillemeau, J.L. Wagelmans, M.C. Pirenne, D. Van der Haar, Guide d ’ aide
à la conception d ’ un Logement adaptable. 2006.
[30] M. van D. M. Wijk, J. Drenth, Handboek voor toegankelijkheid, over de ergonomie van
stedelijke inrichting, gebouwen en woningen. 2003.
[31] VMSW, “Ontwerp- en conceptonderrichtingen - deel 6: aanpasbaar en aangepast bouwen,” in
ABC-bouwen, VMSW, 2008, p. 24.
[32] M. L. Toro Hernandez, “Thet impact of transfer setup on the performance of independent
transfers,” 2011.
[33] HERL, “The impact of transfer setup on the performance of independent transfers: final
report,” 2013.
[34] J. F. M. Molenbroek, C. J. Snijders, and R. A. Plante, “Biomechanical aspects of defecation
with implications for the height of the toilet,” 2011, pp. 207–213.
[35] R. A. Cooper, A. G. Agudo, G. Bardsley, R. Bingham, C. Buhler, H. S. Chhabra, G. Craddock,
J. Dewen, S. Ekman, M. Ferguson, S. G. Fitzgerald, A. T. Huba, J. Jutai, K. Matsuo, M.
5/26/2014 80 SDA-DRAFT
Mokhtari, and J. Molenbroek, A FRIENDLY REST ROOM : developing toilets of the future for
disabled and elderly people. 2011.
[36] D. I. für Normung, DIN 1385: Klosettbecken mit angeformtem Geruchverschluss. Bau- und
Prüfgrundsätze. 1988, p. 15 p.
[37] D. I. für Normung, DIN 18040-1: Barrierefreies Bauen - Planungsgrundlagen - Teil 1:
Öffentlich zugängliche Gebäude. 2010, pp. 1–30.
[38] The good loo design guide. .
[39] L. Oram, J. Cameron, and C. Bridge, “Selecting diameters for grabrails,” 2006.
[40] R.L.Mace, L. C. Young, C. Kent, and G. Sifrin, “Fair housing act design manual, a manual to
assist designers and builders in meeting the accessibility requirements of the fair housing act,”
1998.
[41] S. Australia, Australian Standard 1428-1: Design for access and mobility, general
requirements for access, new building works. 2001, pp. 1–65.
[42] NBN, NEN-EN 12464-1: Licht en verlichting - verlichting van werkruimten - deel 1:
werkruimten binnen. 2012, pp. 1 – 59.
[43] S. Danschutter, P. D’Herdt, and A. Deneyer, “Verlichting en contrast voor personen met een
visuele beperking,” WTCB-Dossier, vol. 3, no. 3, pp. 1–5, 2010.
[44] S. Danschutter, P. D’Herdt, and A. Deneyer, “Verlichting en contrast voor personen met een
visuele beperking,” WTCB - Dossier n°3 - Katern n°12, no. 3, pp. 1–5, 2010.
[45] CSTB, “Guide pour la mise en œuvre d ’ une douche de plain- pied dans les salles d ’ eau à
usage individuel en travaux neufs,” 2012.
[46] L. C. Young, R. J. Pace, R. Millard, and R. Duncan, “Curbless Showers,” 2003.
[47] B. I. voor Normalisatie, NBN EN 14041: Elastische vloerbekledingen, tapijten en
laminaatvloerbekledingen - essentiële eigenschappen. 2004, pp. 1–47.
[48] B. I. voor Normalisatie, NBN EN 13553: Elastische vloerbekledingen - Polyvinylchloride
vloerbekledingen voor gebruik in speciale natte omgevingen - specificatie. 2002, pp. 1–15.
[49] Y. Vanhellemont, “De slipweerstand van vloeren,” WTCB - Tijdschr. n°4, pp. 17 – 31, 2002.
[50] DIN, DIN 51091: Prufüng der Bodenbelägen. Bestimmung der rutschhemenden Eigenschaft.
Nassbelastete Barfussbereiche. Begehungsverfahren. 1992.
[51] W. W. Van Laecke, “Technische Voorlichtingsnota 227 - Muurbetegelingen,” 2003.
[52] J. Cameron and Catherine Bridge, “Thermostatic Mixing Valves: Summary Bulletin,” vol. 7,
no. November. p. 17, 2004.
[53] B. I. voor Normalisatie, NBN EN 806-2: Eisen voor drinkwaterinstallaties in gebouwen - deel
2: ontwerp. 2005, p. 57.
5/26/2014 81 SDA-DRAFT
[54] SGS, AREI - Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties. 2008, pp. 1 – 507.
[55] A. W. en Verkeer and Enter, “Vademecum - Toegankelijk publiek domein,” 2009.
[56] C. Thiry, “Voetgangersvademecum Brussels Hoofdstedelijk Gewest - Cahier
voetgangerstoegankelijkheid: richtlijnen voor de inrichting van voor iedereen toegankelijke
openbare ruimte,” 2014.
[57] Agentschap Wegen en Verkeer, Standaardbestek 250 - Hoofdstuk 6: Verhardingen. 2010, pp.
1–140.
[58] WTCB, “Technische Voorlichtingsnota 204: Cementgebonden bedrijfsvloeren,” 1997.
[59] WTCB, “Technische Voorlichtingsnota 213: Binnenvloeren van natuursteen,” 1999.
[60] WTCB, “Technische Voorlichtingsnota 237: Keramische Binnenvloerbetegelingen,” 2009.
[61] WTCB, “Technische Voorlichtingsnota 241: Plaatsing van elastische vloerbekledingen,” 2011.
[62] WTCB, “WTCB-Contact N° 25 (1-2010),” Gecombineerde toleranties, pp. 1 – 26, 2010.
[63] A. Bergiers, “Op weg naar een stad met minder verkeerslawaai,” in Klinkers en straatstenen,
2014, pp. 31–35.
[64] Fietsersbond vzw, “Rapport comfortaudit Fietspaden Vlaanderen,” 2009.
[65] E. Wolf, J. Pearlman, R. a Cooper, S. G. Fitzgerald, A. Kelleher, D. M. Collins, M. L.
Boninger, and R. Cooper, “Vibration exposure of individuals using wheelchairs over sidewalk
surfaces.,” Disabil. Rehabil., vol. 27, no. 23, pp. 1443–9, Dec. 2005.
[66] “PathMet - The pathway measurement tool.” [Online]. Available: http://www.pathvu.com/#.
[67] A. J. Duvall, R. Cooper, E. Sinagra, D. Stuckey, J. Brown, and J. Pearlman, “Development of
Surface Roughness Standards for Pathways used by Wheelchairs,” 2013.
[68] OIVO/CRIOC, Ongevallen met bouwelementen - studie op basis van EHLASS-gegevens
België 1998. 2001.
[69] B. Botten and U. S. A. Board, “National Trail Surfaces Study Final Report,” 2014.
[70] ANSI, “ANSI/RESNA Standard - Test method for firmness and stability,” 2000.
[71] ASTM, ASTM F 1951 - 09b: Standard Specification for Determination of Accessibility of
Surface Systems Under and Around Playground Equipment. 2010, pp. 1–7.
[72] T. L. A. K. J. Winandy, “Improving Engineered Wood Fiber Surfaces for Accessible
Playgrounds,” 2003.
[73] T. L. Laufenberg and Jerrold E. Winandy, Field performance testing of improved engineered
wood fiber surfaces for accessible playground areas. 2003, p. 12.
[74] M. Brussel, “Typebestek betreffende wegeniswerken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest,”
2012.
5/26/2014 82 SDA-DRAFT
[75] CEN, CEN/TS 16165 - Determination of slip resistance of pedestrian surfaces — Methods of
evaluation. 2012, p. 51.
[76] B. E. Gray, Slips , Stumbles , and Falls : Pedestrian Footwear and Surfaces. 1990.
[77] R. Haslam and D. Stubbs, Understanding and preventing falls. 2006.
[78] B. F.L., C. P.R., K. B.T., and P. P., “Slip resistance needs of the mobility disabled during level
and grade walking,” in Slips, stumbles and falls: pedestrian footwear and surfaces, 1990, pp.
39–54.
[79] R. Tideiksaar, “The biomedical and environmental characteristics of slips, stumbles and falls
in the elderly,” in Steps, stumbles and falls: pedestrian footwear and surfaces, 1990, pp. 17–
27.
[80] L. T. E. W. J.C. and S. J.L., “Assessment of slip severity among different age groups,” in
Metrology of pedestrian locomotion and slip resistance, 2002, pp. 17–32.
[81] J. M. B. C. M. Powers, “Influence of age and gender on utilized coefficient of friction during
walking at different speeds,” in Metrology of pedestrian locomotion and slip resistance, 2002,
pp. 3–16.
[82] Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw, Rolweerstand. 2009, pp. 8–10.
[83] P. W. Axelson, D. Chesney, B. Designs, S. Cruz, P. Longmuir, K. Coutts, S. Rose, J. Smith, J.
Ysselstein, E. S. Consultant, E. P. Consultant, U. S. Architectural, T. Barriers, and C. Board,
“Accessible Exterior Surfaces Technical Report.”
[84] ISO, NBN EN ISO 2813: Verven en vernissen - metingen van de glans (spiegelende reflectie)
van niet-metallieke verflagen onder 20°, 65° en 80° (ISO 2813: 1994, Inclusief technisch
corrigendum 1:1997), vol. 1994. 1994, p. 11.
[85] NBN, NBN S 01-400-1 - Akoestische criteria voor woongebouwen. 2008, p. 23.
[86] NBN, NBN S 01-400-2: Akoestische criteria voor schoolgebouwen. 2012, p. 39.
[87] CEN, CEN/TS 15209: Tactile paving surface indicators produced from concrete, clay and
stone. 2008, p. 33.
[88] ISO, ISO 23599 - Assistive products for blind and vision-impaired persons - tactile walking
surface indicators. 2012, p. 44.
[89] Peter-Willem Vermeersch, “Less vision, more senses - towards a more multisensory design
approach in architecture,” 2013.
[90] J. Herssens, “Designing Architecture for More: A Framework of Haptic Design Parameters
with the Experience of People Born Blind,” 2011.
[91] M. Rychtarikova, J. Herssens, and A. Heylighen, “Towards more inclusive Approaches in
soundscape research : The soundscape of blind people,” in Inter.Noise, 2012, p. 8.
[92] Tom Vavik, Inclusive Buildings, Products and Services: challenges in universal design. 2009.
5/26/2014 83 SDA-DRAFT
[93] B. H. Gewest, De Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening van het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest - Titel VII: De wegen, de toegangen ertoe en de naaste omgeving ervan,
no. november. 2006, p. 28.
[94] K. De Leye and E. Dooms, “Akoestisch gebruikscomfort voor iedereen in auditoria . Case
study : Grote Aula , Maria-Theresiacollege .,” 2007.
[95] L. Wastiels, “Mapping material experience in architecture,” 2010.
[96] Inclusive Design for Getting Outdoors, “Tactile paving - design guide 003.” p. 8, 2008.
[97] M. Ormerod, R. Newton, H. MacLennan, M. Faruk, S. Thies, L. Kenny, D. Howard, and C.
Nester, “Older people ’ s experiences of using tactile paving,” in Proceedings of the institution
of civil engineers, 2014, pp. 1–8.
[98] G. D. P. P. D. U. C. London, “Testing proposed delineators to demarcate pedestrian paths in a
shared space environment,” 2008.
[99] C. S. Kim, D. Lee, S. Kwon, and M. K. Chung, “Effects of ramp slope, ramp height and users’
pushing force on performance, muscular activity and subjective ratings during wheelchair
driving on a ramp,” Int. J. Ind. Ergon., vol. 44, no. 5, pp. 636–646, Sep. 2014.
[100] ISO, ISO 7176-5: wheelchairs - determination of dimensions, mass and manoeuvring space,
vol. 2008. 2008, p. 88.
[101] R. a. Cooper, a. M. Molinero, A. Souza, D. M. Collins, A. Karmarkar, E. Teodorski, and M.
Sporner, “Effects of Cross Slopes and Varying Surface Characteristics on the Mobility of
Manual Wheelchair Users,” Assist. Technol., vol. 24, no. 2, pp. 102–109, Jun. 2012.
[102] M. S. Redfern and E. J. Mcvay, “Proceedings of the Human Factors and Ergonomics Society
Annual Meeting,” in Slip Potentials on rams, 1993, p. 5.
[103] U. S. A. Board, “Dimensional tolerances in construction and for surface accessibility,” 2011.
[Online]. Available: http://www.access-board.gov/research/completed-research/dimensional-
tolerances.
[104] S. Danschutter and J. Desmyter, “Toegankelijkheid van buitenschrijnwerk - deel 1,” WTCB-
Dossier, vol. 4, no. 4, pp. 1–9, 2006.
[105] E. Colboc, “Rapport sur l’impact des règles accessibilité dans la construction de logements
neufs,” 2012.
[106] M. Wijk, J. Drenth, and M. Van Ditmarsch, Handboek voor Toegankelijkheid: over de
ergonomie van stedelijke inrichting, gebouwen en woningen. 2003.