147
ACHTERFLAP Serge R. van Duijnhoven (1970) is schrijver, dichter en historicus. Woonachtig te Brussel, geboren in Oss (Noord-Brabant, NL). Oprichter van tijdboek MillenniuM en de Stichting Kunstgroep Lage Landen. Verbleef in Sarajevo voor De Morgen en de Volkskrant. Debuteerde in 1993 met de dichtbundel Het paleis van de slaap (Prometheus). Frontman van het muziekgezelschap Dichters dansen niet. Recente publicaties: De zomer die nog komen moest (Nieuw Amsterdam), Klipdrift (Nieuw Amsterdam),{Balkan}Wij noemen het rozen (Podium), Fotografen in tijden van oorlog (Ludion), Obiit in orbit; aan het andere einde van de nacht (De Bezige Bij), Bloedtest (De Bezige Bij) en Ossensia Brabantse gezangen (Jan Cunen). Serge van Duijnhoven is freelance medewerker van Vrij Nederland, www.cobra.be en het International Feature Agency. Sinds 2008 brengt hij als “Onze Man In Cannes” verslag uit van de hedendaagse filmwereld voor uiteenlopende nieuwe en periodieke media in Nederland, Vlaanderen, Amerika en Azië. Website: http://sergevanduijnhoven.wordpress.com foto: Igor Freeke Persstemmen: `Een belangwekkend schrijver.’ - Alfred Kossman ‘Vergeleken met het bleke proza van auteurs als Grunberg en Giphart, is de beeldspraak van Van Duijnhoven ongemeen rijk, ik zou bijna zeggen: ouderwets artistiek.’ - Bart Vervaeck

Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

Embed Size (px)

DESCRIPTION

In zijn zoektocht naar de “genius loci” van Het Groene Woud ontdekte schrijver dichter en historicus Serge van Duijnhoven (Oss 1970) een onverwachte rijkdom aan geur kleur natuur en verhalen. “In het Brabant van de vorige eeuw waren natuur en mens onverenigbaar. Zoals er in de tijd van de grote ideologieen genociden hebben plaatsgevonden op soortgenoten die tot smet of vijand van het volk werden verklaard, zo is de moderne mens op even maniakale wijze tekeergegaan tegen alle wilde restjes flora en fauna die hem op weg naar de vooruitgang en de welvaart voor de voeten durfden te lopen of te groeien. De natuur is al te vaak de klos geweest. Tijd om haar weer met respect te bejegenen. En haar in het groene landschap – zolang het nog kan – de (adem)ruimte te geven die ze van nature verdient. De enige rol die haar op deze aarde toekomt is, zolang er leven is, die van protagoniste. Niet die van een onderknuppel of onzuiver element dat uit de weg moet worden geruimd voor het groter heil of kortzichtig gewin van de mensheid. Mijn expeditie naar de bronnen van het Groene Woud leerde me dat het de natuur in deze contreien gegund is om die hoofdrol met verve te vervullen. Van de moerasweelde aan de oevers van het slapende rioolgemaal De Moerenburg tot aan de gevarieerde bloemenpracht in de beekdalen van de Dommel en de Voorste Stroom. Van de populier- en sterrenbossen rond de kwelders en de boerderijen bij Boxtel en Liempde tot aan de vennen en de heidegronden op het door zand verstoven land van venkraal, wilde betram, helleput en oude Kampinase donck…Dat alles en veel meer bevindt zich hier, op schootsafstand van de gekte en de drukte in de steden en het razen en het tieren van de wagens op de scheurbaan, in dit weelderige, broedende, bloeiende en boeiende wilde groenperk in het hartje van Noord-Brabant. Dat het er is. En dat u het weet.”

Citation preview

Page 1: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

ACHTERFLAP

Serge R. van Duijnhoven (1970) is schrijver, dichter en historicus. Woonachtig te Brussel, geboren in Oss (Noord-Brabant, NL). Oprichter van tijdboek MillenniuM en de Stichting Kunstgroep Lage Landen. Verbleef in Sarajevo voor De Morgen en de Volkskrant. Debuteerde in 1993 met de dichtbundel Het paleis van de slaap (Prometheus). Frontman van het muziekgezelschap Dichters dansen niet. Recente publicaties: De zomer die nog komen moest (Nieuw Amsterdam), Klipdrift (Nieuw Amsterdam),{Balkan}Wij noemen het rozen (Podium), Fotografen in tijden van oorlog (Ludion), Obiit in orbit; aan het andere einde van de nacht (De Bezige Bij), Bloedtest (De Bezige Bij) en Ossensia Brabantse gezangen (Jan Cunen). Serge van Duijnhoven is freelance medewerker van Vrij Nederland, www.cobra.be en het International Feature Agency. Sinds 2008 brengt hij als “Onze Man In Cannes” verslag uit van de hedendaagse filmwereld voor uiteenlopende nieuwe en periodieke media in Nederland, Vlaanderen, Amerika en Azië.

Website: http://sergevanduijnhoven.wordpress.com

foto: Igor Freeke

Persstemmen:

`Een belangwekkend schrijver.’- Alfred Kossman

‘Vergeleken met het bleke proza van auteurs als Grunberg en Giphart, is de beeldspraak van Van Duijnhoven ongemeen rijk, ik zou bijna zeggen: ouderwets artistiek.’

- Bart Vervaeck

‘Serge van Duijnhoven is een Van Gogh die schildert met woorden.’

–Jeroen Junte

In zijn zoektocht naar de “genius loci” van Het Groene Woud ontdekte schrijver dichter en historicus

Serge van Duijnhoven (Oss 1970) een onverwachte rijkdom aan geur kleur natuur en verhalen.

Page 2: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

“In het Brabant van de vorige eeuw waren natuur en mens onverenigbaar. Zoals er in de tijd van de

grote ideologieen genociden hebben plaatsgevonden op soortgenoten die tot smet of vijand van het

volk werden verklaard, zo is de moderne mens op even maniakale wijze tekeergegaan tegen alle

wilde restjes flora en fauna die hem op weg naar de vooruitgang en de welvaart voor de voeten

durfden te lopen of te groeien. De natuur is al te vaak de klos geweest. Tijd om haar weer met respect

te bejegenen. En haar in het groene landschap – zolang het nog kan – de (adem)ruimte te geven die

ze van nature verdient. De enige rol die haar op deze aarde toekomt is, zolang er leven is, die van

protagoniste. Niet die van een onderknuppel of onzuiver element dat uit de weg moet worden geruimd

voor het groter heil of kortzichtig gewin van de mensheid.

Mijn expeditie naar de bronnen van het Groene Woud leerde me dat het de natuur in deze

contreien gegund is om die hoofdrol met verve te vervullen. Van de moerasweelde aan de oevers van

het slapende rioolgemaal De Moerenburg tot aan de gevarieerde bloemenpracht in de beekdalen van

de Dommel en de Voorste Stroom. Van de populier- en sterrenbossen rond de kwelders en de

boerderijen bij Boxtel en Liempde tot aan de vennen en de heidegronden op het door zand verstoven

land van venkraal, wilde betram, helleput en oude Kampinase donck…Dat alles en veel meer bevindt

zich hier, op schootsafstand van de gekte en de drukte in de steden en het razen en het tieren van de

wagens op de scheurbaan, in dit weelderige, broedende, bloeiende en boeiende wilde groenperk in

het hartje van Noord-Brabant.

Dat het er is. En dat u het weet.”

Page 3: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

OP ZOEK NAAR DE BRONNEN VAN HET GROENE WOUDVERANTWOORDING AAN DE LEZER

Het boek dat voor u ligt heb ik geschreven in opdracht van het BKKC (Brabantse Kunst- en Kenniscentrum) in het kader van de Manifestatie Landkunt 2010. Margriet Kemper en haar collegae vroegen me een poging te wagen op literaire wijze uiting te geven aan de “Genius Loci” van Het Groene Woud. Op het moment dat dit me gevraagd werd (mei 2010), wist ik niet beter dan dat Het Groene Woud een truckersrestaurant was op de weg van Vught naar Tilburg. En dat er zich ergens in het landerige Liempde een horeca-gelegenheid van dezelfde naam bevond.

Gedurende de voorbije zomermaanden heb ik deze schrijnende lacune uitgebreid teniet

kunnen doen. Als een literair bioloog-anthropoloog ben ik, gewapend met niet meer dan een vulpen en

een overdwars Moleskine aantekeningenboekje, op expeditie getogen naar de bronnen van Het

Groene Woud. Heb monter en onbevooroordeeld veldwerk verricht. Gewandeld. Gespot. Geroken.

Geluisterd. Gewroet. Vermoed. Geteld. Geraden. Genoteerd.

De teksten in dit boek zijn ruwweg onder te verdelen in drie afdelingen:

       1.     De stemmen/verhalen/sporen van de Mensen

       2.     De kleuren/klanken/geuren der Natuur

       3.     De geest/ziel/aard van de Plek

De bedoeling is dat de de lezer vanuit het breed uitgewaaierde palet aan verhalen en

gedichten, teksten en verslagen, uiteindelijk toch een ietsie pietsie van de geur, de kleur, en de

contouren gewaar zal kunnen worden van de schimmige gestalte (een bosnimf uit Keltische tijden?)

die bij de koppige en kleurrijke bos- en heidebewoners van Het Groene Woud bekendstaat als “hun”

Genius Loci Gruûnderwald.

In het Brabant van de vorige eeuw waren natuur en mens onverenigbaar. Niet alleen de

projectontwikkelaars, planologen en stedelingen maar ook de boeren op het land waren in een blinde

strijd met het landschap verwikkeld. Men zag wat er nog over was aan natuur als een hinderlijke,

stinkende, vieze dan wel achterlijke factor die door de mens in zijn voorwaartse tred scrupulleus

diende te worden bedwongen, bebouwd, bemest, bevuild, bespoten, bedolven. Brabant had geen

oorlog nodig om zichzelf te verminken. Wat onze Brabantse grootouders en ouders destijds

omschreven als “cultivatie en ontwikkeling van het platteland”, zal door toekomstige generaties

ongetwijfeld op een dag toegevoegd worden aan het rijtje van eufemistische newspeak termen

waarmee de mens in de twintigste eeuw zijn alomvattende vernietigingsdrang en bruutheid van een

net jasje heeft proberen te voorzien.

Zoals er in de tijd van de grote ideologieen genociden hebben plaatsgevonden op

soortgenoten die tot smet of vijand van het volk werden verklaard, zo is de moderne mens op even

Page 4: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

maniakale wijze tekeergegaan tegen alle wilde restjes flora en fauna die hem op weg naar de

vooruitgang en de welvaart voor de voeten durfden te lopen of te groeien. De natuur is al te vaak de

klos geweest. Tijd om haar weer met respect te bejegenen. En haar in het groene landschap – zolang

het nog kan – de (adem)ruimte te geven die ze van nature verdient. De enige rol die haar op deze

aarde toekomt is, zolang er leven is, die van protagoniste. Niet die van een onderknuppel of onzuiver

element dat uit de weg moet worden geruimd voor het groter heil of kortzichtig gewin van de

mensheid.

Mijn expeditie naar de bronnen van het Groene Woud leerde me dat het de natuur in deze

contreien gegund is om die hoofdrol met verve te vervullen. Van de moerasweelde aan de oevers van

het slapende rioolgemaal De Moerenburg tot aan de gevarieerde bloemenpracht in de beekdalen van

de Dommel en de Voorste Stroom. Van de populier- en sterrenbossen rond de kwelders en de

boerderijen bij Boxtel en Liempde tot aan de vennen en de heidegronden op het door zand verstoven

land van venkraal, wilde betram, helleput en oude Kampinase donck…Dat alles en veel meer bevindt

zich hier, op schootsafstand van de gekte en de drukte in de steden en het razen en het tieren van de

wagens op de scheurbaan, in dit weelderige, broedende, bloeiende en boeiende wilde groenperk in

het hartje van Noord-Brabant.

Dat het er is. En dat u het weet.

N.B.: De topografische namen van de genoemde locaties, wijzen op de plekken die als oriëntatie voor

de desbetreffende tekst hebben gediend. Ze zijn niet op te vatten als strikte coördinaten waarbinnen

het gedicht of verhaal zich afspeelt, wel als bronnen van inspiratie. Goede reis!

  

© Serge van Duijnhoven, uitvoerder van de schrijfopdracht van het BKKC

in het kader van de manifestatie LANDKUNST

OMSCHRIJVING VAN DE SCHRIJFOPDRACHT

Dat streekromans een slechte reputatie in de literatuur hebben, zal minder met de thematiek (en het

streekeigene) te maken hebben dan met hun literaire kwaliteiten. ‘Madame Bovary’ van Gustave

Flaubert zou bijna een streekroman kunnen zijn geweest: een jonge vrouw van het platteland trouwt

met de sullige dorpsarts en droomt vervolgens van een spannender (lees stadse) leven, dat zij

werkelijk ervaart in een verhouding met een geheime minnaar – hetgeen uiteindelijk tot haar zelfmoord

leidt. Ware het niet dat er een meesterschrijver aan te pas kwam.

Page 5: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

Madame Bovary

Aan romans, die wel tot de literatuur worden gerekend, maar die zich nadrukkelijk in een streek

afspelen, blijft iets van de streekroman kleven; denk aan het werk van Anton Coolen. Maar in de

hedendaagse literatuur is die wat bekrompen houding verdwenen. Gerbrand Bakkers roman ‘Boven is

het stil’ uit 2006 (16e druk!) kreeg alom veel lof, voor zijn verhaal, dat zich in Noord Holland afspeelt,

en vertelt van een boer tegen wil en dank, die ook verlangt naar een ander leven – een beetje zoals

Madame Bovary eigenlijk.

De stad, of nog sterker de metropool, bleek en blijkt voor veel literatuur de hoofdbron te zijn. Niet zo

verwonderlijk, want het is daar waar de cultuur zich het snelst ontwikkelt en waar de meeste spelers

van die cultuur zich ophouden. In de dichtkunst is die verhouding tussen stad en land, tussen cultuur

en natuur een veel vloeiender, misschien wel omdat de dichtkunst zijn oorsprong vond in natuurlyriek.

Het aantal gedichten dat de natuur in meest ruime zin omhelst, is misschien wel groter dan die, die de

cultuur als verschijnsel tot onderwerp of bron heeft. Maar gezegd moet wel dat natuur geen platteland

is. Waar het ene gemakkelijker het ‘goddelijke’ kan representeren is de ander meer een armzalig soort

cultuur, in vergelijking met de stad. Terecht of onterecht.

Piet Paaltjens 1835 - 1894

Diezelfde tendens gold minstens zozeer voor de beeldende kunst en als dan toch de natuur werd

afgebeeld, dan werd dat gedaan door stadse schilders die de natuur, het landschap, het platteland

ontdekten als een aards paradijs, een antwoord op de kunstmatige stad, een plaats waar het

goddelijke nog ervaren kan worden. De verhouding tussen kunstenaar en de rurale wereld kreeg nooit

de vanzelfsprekendheid als die van de boer tot zijn land, de dorpsbewoner tot zijn dorp. Juist in de

ambivalentie school voor die kunstenaars (en de kunstwereld) de kracht van het landelijke.

Page 6: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

Gustave Courbet, ‘Goedendag, Monsieur Courbet’,

1854

In de jaren ’60 van de vorige eeuw vond na de 18e eeuwse herdersmanie, de 19e eeuwse Romantiek

en het Impressionisme opnieuw zo’n golf plaats van kunstenaars die de ongerepte natuur ontdekten:

Land Art. In de leegte van de Amerikaanse woestijnen en steppen, vonden deze groep kunstenaars

een uitweg, niet alleen uit de stad en de stadscultuur, maar ook uit de benauwde grenzen van de

kunstwereld zelf. In grootschalige, geometrische gebaren grepen zij letterlijk in in het landschap:

Robert Smithson, Dennis Oppenheim, Robert Morris e.a. Dat is één spoor dat gevolgd werd.

Robert Smithson Spiral Jetty 1970

De andere is die van de persoonlijke ingreep, die bepaald werd door de kunstenaar als individu, als

het ware door het lichaam van de kunstenaar: Richard Long, Hamish Fulton e.a. Deze vorm bracht

juist kleine ingrepen met zich meebracht, of uitwerkingen vanuit een conceptueel uitgangspunt.

Page 7: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

Richard Long, A line made by walking 1967

De ontwikkeling van de afgelopen tien tot twintig jaar is dat weer een nieuw spoor werd gevolgd: die

waarin het kunstwerk ontstond in dialoog met de context, en dan niet alleen de beeldende elementen

(zoals ruimte, maat, materie, licht enz.), maar immateriële, zoals: cultuurhistorie, demografie,

economie, ecologie. De in Den Bosch woonachtige kunstenaar Sjaak Langenberg maakte samen met

Theo van den Aker een film over polder Mastenbroek, waarin hij als kunstenaar een rol aannam die

veel van bovengenoemde elementen bevat.

scène uit de film Polder Mastenbroek 2004

Waar eerder het begrip Genius Loci, het eigene van een plek, in verschillende verhoudingen een

samenspel vormde tussen ‘gevóelde’ en vastgestelde elementen – een begrip dat met name bij

landschapsarchitecten lange tijd in zwang was, waren deze concrete aspecten toch niet de dagelijkse,

harde gegevens die eerder lijken thuis te horen in de wereld van wetenschap, journalistiek en politiek

dan in die van de cultuur.

Maar zelfs de hedendaagse kunstenaar die niet terugdeinst voor deze verstrengeling van vele

factoren zal een eigen spoor ontwikkelen, een waarin het begrip ‘verbeelding’ essentieel is.

In de manifestatie ‘Landkunst 2010’, georganiseerd door het BKKC en Euro Land Art, wordt in het

Page 8: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

gebied van Het Groene Woud, de landelijke driehoek tussen de steden Tilburg, Den Bosch en

Eindhoven én de drie steden zelf dat verschijnsel van ‘landkunst’ getoond, onderzocht, bediscussieerd

enz. Het gebied leent zich bij uitstek ervoor, in de voortdurende en dynamische verhouding tussen

stad en land, tussen cultuur en natuur. Permanente en tijdelijke landkunst, tentoonstellingen,

studiedagen en andere culturele activiteiten maken onderdeel uit van de manifestatie.

In 2007 maakte Hester Pilz voor Euro Land Art het tijdelijke landkunstwerk ‘Grieselveld’ bij Straten.

In 2009 realiseerde Frank Havermans in het kader van Landen in het Groene Woud, een initiatief van

de toenmalige NBKS, een permanent werk ‘Observatorium’, in de buurt van St.Oedenrode.

Hester Pilz, Grieselveld, 2007

Frank Havermans, observatorium, 2009

Page 9: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

Zicht op Den Bosch, vanaf Het Bossche Broek

Schrijfopdracht: De Plek

Aan de schrijver/dichter wordt gevraagd zich niet als een 18e-eeuwse, bucolische dichter te gedragen,

als de dwepende romanticus bij zonsondergang of als de stadse heren van de School van Barbizon,

maar zich als landkunstdichter/schrijver in het gebied te begeven en ergens een plek in te nemen in

Het Groene Woud. Deze plek kan een populierenbosje zijn, een varkensboerderij, een dorpsplein, de

rafelrand van een stad (niet de stad zelf) en zich open te stellen voor de genius loci van deze plek.

Hem of haar wordt gevraagd een gedicht, een verhaal te schrijven of een andere vorm te kiezen, die

zónder die plek niet geschreven zou kunnen zijn. Die weliswaar later in de behaaglijkheid van de

stadse woning of in de anonimiteit van een treincoupé gelezen kan worden, maar die de lezer

meeneemt naar de plek, waar de eerste spinsels, woorden, flarden van zinnen in het hoofd van de

schrijver zich aan hem opdrongen. Was het het licht door de populieren, het ruisen van de A2, de

stank van gier, het rood van de rode pimpernel, de fietsende 60-plussers of de zich schuil houdende

vos?Hem of haar wordt ook gevraagd op een moment ter plekke zijn tekst voor te lezen voor publiek.

Page 10: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

Nationaal Landschap Het Groene Woud

In het hart van de stedendriehoek Tilburg - Eindhoven - 's-Hertogenbosch ligt Het Groene Woud. Dit is

een ambitieus 'groenproject' met bossen, moerassen, heide en agrarisch populierenlandschap. Het

landschap is zo uniek dat de overheid Het Groene Woud in 2005 uitriep tot Nationaal Landschap. In

totaal telt Het Groene Woud 35.000 hectare. Door de combinatie van een zeer gevarieerde natuurkern

met een omliggend cultuurhistorisch waardevol landschap biedt het een ongekende mix van natuur,

cultuur en vermaak. Hierdoor is het gebied bij uitstek geschikt voor meerdaags verblijf en korte

uitstapjes. Het Groene Woud wordt het ‘groene hart’ van het stedennetwerk BrabantStad. Bestaande

uit de steden Breda, Eindhoven, Helmond, ’s-Hertogenbosch, Tilburg. Een groen stedelijk netwerk dat

Noord-Brabant nadrukkelijker op de Europese kaart wil zetten als toonaangevende kennisregio. Het

Groene Woud heeft als doelstelling een groot samenhangend natuurgebied te ontwikkelen, waarin

naast natuur ook veel aandacht is voor landbouw, groene recreatie en cultuurhistorie. Aan de basis

van dit project staat een grote groep deelnemende partijen uit de streek, die onder regie van de

Provincie Noord-Brabant, dit ambitieuze project ten uitvoer brengen. Het Groene Woud ontvangt

hiervoor een Europese bijdrage.

  Meer informatie over Het Groene Woud is te vinden via de website www.hetgroenewoud.com

Page 11: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

DE GRENZEN VAN HET GROENE WOUD

Aan de Heer G.H.C. van den Oetelaar

5298 NV Liempde

NEDERLAND

 

 

                                                                            Brussel, 02.09.10

 

 

Geachte Heer Van den Oetelaar,

Teun Voeten en zijn vader hebben me laatst, tijdens een bezoek aan huize Voeten in Liempde,

dringend aangeraden eens contact met u op te nemen over de precieze definitie en betekenis van Het

Groene Woud. Naar het schijnt heeft dit begrip in de loop der jaren mede door u gestalte kunnen

krijgen.

Deze zomer heeft de BKKC uit Tilburg me een schrijfopdracht verstrekt om in het kader van

de Manifestatie Landkunst een tekstueel werk te componeren waarin ik de genius loci van Het Groene

Woud op eigen wijze onder woorden probeer te brengen. Verschillende malen ben ik de natuur, heide,

vennen en paden ingetrokken die volgens het kaartje waarover ik beschik binnen het territorium van

Het Groene Woud zijn gelegen. Ook heb ik een voordracht gegeven op het terrein van de Joffra

hoeve.

Bij het invullen van mijn opdracht heb ik gemerkt dat het begrip Groene Woud door de mensen die er

wonen of mee te maken hebben nogal verschillend wordt geinterpreteerd. De “kasteelvrouwe” van slot

Nemerlaer beweerde bijvoorbeeld bij hoog en bij laag dat haar domein NIET tot het Groene Woud

behoorde. De vader van Teun vatte het Woud specifiek op als een ecologisch en sociaal-geografisch

project dat tot doel heeft de natuur wat meer vrij spel te geven in de door de agrarische sector

gedomineerde en vertekende ommelanden. De mensen van het BKKC schijnen het Groene Woud in

de eerste plaats op te vatten als een gebied waar stad en platteland, natuur en cultuur op specifieke

wijze in elkaar grijpen en in symbiose leven met elkaar. Daarnaast zijn er nog altijd vele Brabanders

die nog nooit van het begrip Groene Woud lijken te hebben gehoord. Teun Voeten blijft bijvoorbeeld

koppig spreken over “de kampina” - wat erop kan duiden dat Het Groene Woud als begrip redelijk

recent in zwang is geraakt.

Ook over de exacte grenzen van Het Groene Woud bestaat niet altijd consensus. Femme van

den Berg van het BKKC uit Tilburg schreef me laatst bijvoorbeeld (nav mijn vraag of de Drunense

duinen, de Beekse Bergen in Hilvarenbeek alsmede de brouwerij van La Trappe in O.L.V.

Koningshoeve wellicht ook binnen de grenzen van Het Groene Woud gesitueerd kunnen worden) : 

"Wel hoorde ik ook dat er nogal verschillende meningen zijn over waar precies de grenzen liggen. Wij

gaan er dus maar redelijk soepel mee om, en ikzelf hou als richtlijn liefst de grenzen aan zoals die zijn

vermeld op het kaartje dat verspreid is door het Nationale Landschap. Dan zouden de Drunense

Page 12: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

Duinen er niet bijhoren, evenals Hilvarenbeek. Maar wij hebben dan wel weer een kunstwerk op de

Drunense Duinen liggen, wat wel meegenomen is in het programma. Het is dus niet zo consequent..

De brouwerij in Berkel Enschot waar het abdijbier wordt gebrouwen ligt officieel net buiten het Groene

Woud, maar zou je wat ons betreft toch gewoon bij dit project van ons kunnen gebruiken..."

Hoog tijd, lijkt me, om klaarheid in de zaak te krijgen en de man te raadplegen die zich

volgens mijn bronnen in Brabant als de principale bezieler van Het Groene Woud heeft doen gelden.

Hopelijk heeft u tijd om een dezer dagen per mail op bovenstaande zaken in te kunnen gaan. As.

zaterdag geef ik een voordracht in ZIN het voormalige klooster te Vught - waar een studiedag plaats

zal vinden onder de titel Land & Betekenis (www.landkunst.nl). Het zou mooi zijn mocht ik uw

antwoord bij die voordracht kunnen betrekken.  

Met vriendelijke groet uit Brussel,

Serge R. van Duijnhoven

Brussel

België

----- Original Message -----

From: "Ger van den Oetelaar" <[email protected]>

To: "Serge van Duijnhoven" <[email protected]>

Sent: Thursday, September 02, 2010 4:26 PM

Subject: Re: Genius Loci - vraag over Het Groene Woud

Beste Serge van Duijnhoven,

Nationaal Landschap Het Groene Woud is oorspronkelijk (begin negentiger jaren) een

begrip dat hoorde bij een studie over de toekomst van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in het

gebied rondom Boxtel. Het was een toekomststudie n.l. als het (net ingezette) rijksbeleid zou

lukken, wat zou er dan gebeuren? Het theoretisch proefgebied ging over de (toen nog apart gelegen)

natuurgebieden Geelders, Dommeldal, Scheeken c.a., Kampina c.a., Mortelen. Via rijksbeleid was

het destijds de bedoeling dat deze natuurgebieden aan elkaar gekoppeld zouden worden. Die

theoretische studie was genaamd "Het Groene Woud", genoemd naar het café 't Groene Woud

(Kasteren, Liempde bij de  Geelders) waar enkele bijeenkomsten van de auteurs van die studie

gehouden werden. Behalve dat in de studie de grote knelpunten beschreven werden, werd ook een

beeld geschetst (Het Groene Woud) wat er zou gebeuren als deze knelpunten opgelost zouden

worden. (De auteurs hebben nooit gedacht dat het huidige nationaal landschap het resultaat zou

worden. Hun studiegebied vormt nu de natuurkern van nationaal landschap Het Groene Woud)

Page 13: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

In 1998 werd ondergetekende wethouder en heb deze studie als dé kans gezien om natuur & milieu te

promoten. In 1998 werd in het gemeentehuis van Boxtel het eerste Het-Groene-Woud-symposium

gehouden. Samen met Brabants Landschap (Jan Baan) en de agrariërs (Frans van Beerendonk)

hebben we

het totale gebied (en niet alleen het studiegebied) gepromoot. Zeer velen (gemeenten, provincie vele

andere initatiefnemers) vonden dit een goed idee en hebben daaraan bijgedragen. De in de studie

geschetste knelpunten werden allemaal opgelost (via aankopen, natuurbrug etc.). Gedurende de

eerste paar jaren ontstond het schillenconcept n.l.

eerste schil = EHS (+ het oorspronkelijke studiegebied)

tweede schil = de dorpen rondom de EHS

derde schil + de drie steden Den Bosch, Eindhoven en Tilburg.

Grenzen waren eigenlijk nooit belangrijk alle gemeenten en de 3 grote steden behoren tot Het

Groene Woud (HGW). Dit werd wat anders nadat de formele status van "nationaal landschap" ook een

echte grens inhield. De nationaal-landschap-grens is SLECHTS een politieke grens en heeft weinig

met de feitelijke inhoud en de na te streven doelen te maken.

Bijvoorbeeld: Streekrekening Het Groene Woud ondersteunt financieel projecten in HGW. Deze

projecten mogen aanwezig zijn in alle gemeenten die geheel of gedeeltelijk binnen de officiële

begrenzing liggen. In de praktijk wil dat zeggen dat ook initiatieven buiten de begrenzing

gesteund worden. (B.v. officieel ligt maar 150 hectare van de gemeente Eindhoven binnen de

begrenzing, maar ELK HGW-initiatief in Eindhoven wordt gesteund). Ook zijn de drie grote steden erg

actief betrokken bij HGW.

De kasteelvrouwe van Nemerlaer heeft dus ongelijk, hetzelfde geldt voor de Loonse en Drunense

Duinen (LDD). HGW-projecten binnen LDD en in Haaren zijn welkom en ondersteunen het doel om de

kernkaliteiten van HGW te ondersteunen. Het Groene Woud is al met al een erg nieuw begrip/concept

dat gebruikt wordt om zowel de EHS-kwaliteiten (kern, eerste schil) te verbeteren als de relatie tussen

stad (derde schil) en land te verbeteren.

Doe Teun en zijn vader veel groeten van mij.

Succes a.s. zaterdag.

Ger van den Oetelaar

5298 NV Liempde

Nederland

Page 14: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

WEBSITE: http://www.duthmala.nl

----- Original Message -----

From: Serge van Duijnhoven

To: Ger van den Oetelaar

Sent: Friday, September 03, 2010 3:03 PM

Subject: Re: Genius Loci - vraag over Het Groene Woud

Beste Ger,

 

als ik bezie wat er in vijftien jaar concreet gerealiseerd is op het gebied van natuur- en

landschapsbeheer, dan neem ik voor u en uw medestanders/ initiatiefnemers mijn pet af. Zeer

indrukwekkend. Je zou verwachten dat vele boeren uit de omgeving ronduit vijandig tegenover het

Masterplan zouden staan. Maar blijkbaar is dat niet zo, anders was de uitvoer van de plannen nooit

mogelijk geweest. In elk geval moet er veel overtuigingskracht, enthousiasme en persistentie aan te

pas zijn gekomen.

 

Teun doet u zijn hartelijke groeten terug. Ik zie hem vanavond, alvorens hij naar New York vertrekt

waar as. woensdag de Engels/Amerikaanse geupdate versie van zijn boek Tunnelmensen zal worden

gepresenteerd aan de pers.

 

Nogmaals merci voor uw respons. Met vr. groet,

 

 

Serge

Page 15: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

DEEL I

Page 16: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

I

ZWEER AF DE PRIETPRAAT Balsvoort, Smalbroeken - Winkelsven, Heiloopergens in de bossen tussen Oisterwijk en Oirschotdonderdag 17 juni 2010 04:55uur

 

“Doof die te felle lamp in je hoofd. Zet de rust aan van buiten. Hoor wat blijft fluisteren, bladeren, ademen in stilte.

Wat blijft koeren in duiven, kwaken in kikkers bruisen van leven. Zweer af de prietpraat.

Laat varen de wind. Hoor de wijs van het leven. Laat zijn wat wil wezen. Verwelkom wat gaat.

Wees langzaam. Door vogels gezongen. Bereik wat je bent. Het priemende licht.” 

Page 17: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

 

II

BAKERMAT Veldersbos, Liempde  - landerijen van Lennisheuvel (Boxtel) tot Evenheuvel (Best)

vandaag weer voor even in Liempde hoe gemakkelijk valt het levenin andere handen dan die van de jeugdhuwelijk, dromen, dezelfde ongenezen ziektehier in dit Woud, in dit licht ben jij niet meerde mooiste, met de gaafste huid

is het mogelijk, vraag je je af vandaagin de splendeur van dit deels weer onont-gonnen landschap dat zij nog steeds niets weetvan de liefdes van andere steden?dat zij nog altijd niets wil wetenvan de afwezigheid, en het vergeten?

vandaag noteer je in je journaal:weer in t Woud gewezen, dit jaar en dit seizoengedronken: cognac in grote bierglazengekust: de vrouw van het ouderlijk huisje moet nu maar eens lerente doen of je nabij geboren bent

geef je werkelijk om de mensendie je als kleine hebben weggebracht?eerlijk de jongen die je leerde vliegenoneerlijk het meisje dat je leerde liegeneen kleine vooruitgangmaar je oog voor schoonheid is een ander

het zijn de jaren zonder uitgelijnd verhaaldus heb je er een verzonnenbeloftes van trouw, geloftes van vriendschappraatjes voor de vaak!de gemaskerde vogellaat je nooit ontsnappen

windveren op het ven van de stille morgenHazenakker, Venkraai, Liempder Heidein je boeren jongensbed vond je erop een koude ochtend, toen je zestien wasde bloem die een keer, een keer bloeitin de pummelende nacht

de achtergeblevenen kun je vertellenvan je belevenissen, tot ieders vervelinghoe was het leven in Luverne?hoe was het leven in Parijs, in Amsterdamen Brussel? het werk zal je nooit verderbrengen dan je ouders je hebben gebracht

jouw oude huis vult zich met andere geluideneen andere geur, andere meubels

Page 18: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

ander bestek, een tweepersoons bedin de spiegels zie je de volwassen ogenvan een andere jongen, een vrouw, een ander leventevredenheid is vette soep voor dwazen

wie is het kind van toendat zingt en zong terwijl je van de trappen klomis het de hond aan je voeten?het kind in haar buik? de rest van de wereld begintaan deze noch aan gene zijde

Nabije steden slapen in hun gelenigde noodtoen leken alle wegen nog opennu lijken alle wegen afgesnedenorganische mest, wolken, ademde pluk van het gevogelte de lemmet van een mesop duizenden behaarde kelen

van die nacht tot deze zomerheeft het je nog een jeugd gekostte weten waar en hoeje jouw afwezigheidin tal en lastmet jezelf kan compenseren

maar dat is geen reden om niet terug te kerendat is geen reden en dat is het nooit geweestwant welke richting kan het leven geven als je altijd hetzelfde verwachtvan je geboorte tot je dood?

Het Groene Woud baart stil zijn monsters:1. in de overbevolkte barakken der pluimveefabrieken2. op het ledige erf van een vergeten herengraf

     

Page 19: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

III

MET DE SMAAK VAN VRUEGEROisterwijk, De Lind

Spirits, melted into air… - Shakespeare, Prospero

de stad is nabij maar de straten zijn leeg alsof de bevolking op de vlucht is geslagen de tijd is onzichtbaar, de dood is als water de nacht is een rafelig laken met gaten

die vlinders hebben nagelaten in de grondstof van het heelalde stad ligt plat en ook het bruidspad dat beschut ligt in het midden van de winkelesplanade

baadt in een overdaad aan licht denkbeeldige schoorstenen, daken oranje kranen verdrinken in een Oost-Indischehemel van gemorste inkt, kaki, kobalt

nergens klinkt een geluid caférumoer noch stemgedruis zelfs geen dichtklappend portierhet tafereel vloeit moeiteloos over

in de paleizen en tuinen van Duizend-en-een-nacht een uitklapbord van een grillroom biedt op de brede stoep gerechten aan ‘shoarma met de smaak van vroeger’

op de achtergrond priemt een torenspitsdaarboven een glimp van de maan gesluierd achter wolken als was het haar niet toegestaan

publiekelijk haar gelaat te tonen toch is zij hier de enige die waakt en toeziet met een spiedend oog op deze schaars bebouwde kom

tot aan de rand gevuld met doodse stiltehet ambersoortig hart van deze groene staddat al bij leven en welvaren is versteend als een insect dat zit gevangen in de hars   

Page 20: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

IV

DIT WAS TOEN MORGEN

17, 18 juni 2010 - overdag tussen 09u en 16u

in alle gemeenten van Het Groene Woud gelegen tussen de colleges, lycea en gymnasia van Tilburg, Eindhoven, Heeswijk Dinther, Schijndel en Den Bosch 17,18 juni 2010 - in de zomerse hitte heerst een zinderende spanning die de bladstille groentooien van de bossen en de zacht ruisende naaldbomen tussen de vennen van Oisterwijk een vertragend effect lijkt te geven. A plain summer in hightide slomotion, zoals in een film van David Lynch.  De jeugd van Het Groene Woud, inmiddels al volop werkzaam als vakantiehulpje in de locale horeca, wacht met spanning op het al dan niet verlossende telefoontje van de rector of decaan, die moet melden of men voor zijn of haar examen is geslaagd. De perikelen van de door hormonale aanvallen en existentiele hunkeringen overwoekerde puberteit behoren - als het goed is - binnenkort voorgoed tot het verleden. De tranen van de groeipijn zullen zich, in de bedding van de ziel, gaandeweg gaan uitslijten tot een zoetsappig soort gevoel van geluk. Hoe definieerde de juf Frans mevrouw Van Spaendonck "geluk" ook alweer in de examenklas van 4 Havo en 6 VWO, op typisch latijnse en dus (pedant) nostalgische wijze? "Le bonheur, cette étrange chose qui n'existe pas. Et pourtant, un jour n'est plus..."  “(...)

spreken in tongen. teken in poses. proefwerk prélude. profaan in probatum. doorsta de beproeving. ontwar de verhalen.verwaand en onzeker. versteld van de waarheidvol van verwachting. in geuren en kleuren en zoetige smaken. vrucht op sterk water. roos in het laken. bloesem in bloei. troost en calvarie. keet op koopavond. alles voorlopig. planning in fasen. kiespijn en groeipijn. liefde bij vlagen. dit was toen morgen. vandaag is geweest.de roes van het bijna. de beet van het beest.”

Page 21: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

V.a

IN AMPLEXUS

De Moerenburg, rand Groene WoudGroot Goorven & Groot Aderven, Oisterwijkse Heide

Mannetjeskikkers kruipen op de rug van de veel grotere vrouwtjes en houden die dagenlang in een paargreep, amplexus genoemd, totdat het vrouwtje kikkerdril (eieren) afzet dat het mannetje met zijn sperma bevrucht. Paardrift in combinatie met vasthoudendheid. In amplexus lijken de mannetjes in een soort trance te verkeren. Er is geen sprake van penetratie, wel van bevruchting van eitjes via het sperma van de mannetjes.

 

fotograaf L.J.A.D. Creyghton

V.b VERZAMELAAR VAN DROMEN

bij een foto van een poel met dikkopjes van L.J.A.D. CreyghtonBoshuis Venkraai, Boschoord

‘slaap maar zacht, liefmanneke droom maar zoet, mannekegoed’

en met het moeizame piepen en schuren de echo van zijn laatste avondgroet verschijnen weer de schimmen en figuren uit de kinderliedjes, de griezels uit de huiversprookjes, doemen in het donker weer demonen op die klieren, de miezers

Page 22: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

die loeren door de kieren van de deur

verandert dit vertrek als destijds voor mijn slapengaan, branden de ogen van het staren naar de vlekken op het sepiakleurig bloemenbehang wordt de kamer donker woud, het dakraamput van Vrouw Holle, het bed een hut in de bomen, het kussen een schatkist

met een roestig oud slot en een inhoud die geheel bestaat uit spinrag, lichten goudflagon, het weefdraad van mijn dromen; springt de angst opnieuw uit de diepte waar ze sluimert tot de mist dik genoeg iskruipt ze tussen de krassen en barsten

in de muren, ritselt tussen blaadjes onder het laken; speelt ze kil oktober-poppenkast in de eenzame gangen op schoolof op schoot bij de man met zijn tabberden gestikt in de haren van diens dodemansbaardverschijnen ze weer met de regenvlagen muf en stiekem in de kelder en stinkend

in de perenvijver tussen dikkopjes en kikkerdril en gulpend met het water in je rubberlaarzen verschijnen ze weer tussen de mazen van het schepnet of dieper op de drassige bodem van het ven waar een glinsterend zwaard door een doorzichtige hand word rondgezwaaid

en voor mijn vader mij weer toevertrouwt aan het donker dat ons omringtsom ik het lijstje op met de bedreigingen die voor ieder welterusten moeten afgewend‘papa komen er vannacht heksen spokenreuzen dwergen griezels enge beesten en pierlala en Beerend Botje?’

en je wilt dat vader zijn verlossende woordenzal spreken voor hij de deur zal sluitenhet enige dat geruststelt en waarna je weer veilig en vredig slapen kunt:‘nee die griezels en die spokenkomen niet die heksen en die reuzenkomen niet en Pierlala en Beerend Botje

nee vannacht komen die niet…’‘en morgen?’‘morgen ook niet’

‘welterusten dan, vader’‘slaap zacht, liefmanneke droom zoet, mannekelief’

nu is je vader bijna af en jij niet meer dat manneke en ben jij het

Page 23: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

die het wiegelied geruststellend neuriet

die je hand legt op diens voorhoofd en uitklopt dat kussen doorweekt van zijn zweet

slaap maar zacht liefmannekedroom maar zoet mannekegoeder is niemand die je nog zal lastigvallen

fotograaf L.J.A.D. Creyghton

Page 24: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

VI

JUNGSKEKasteren, De Mus'donck

 Jungske toch, jungskeweet ge wel hoe vaakik het buikske van uw moedertot spiegel heb gewreven nog voordat gij geboren waartmijn en uw gelaat in haar lichaam?heb ontwaard

Jungske toch, jungskeweet gij nu gij ook in de leeftijd zijt hoe liefde na het lentelicht van kleur verbleekt gelijk schoonheidvan een bloem waarvanopeens de stengelbreekt?

Jungske toch, jungskehaar lief te hebbenwas mijn straf. Genoeg!geen kruis, geen grafik haat het voorjaaren de bloemen door detijd te wit geverfd.Maar het rotste getijde jungske, blijft de zomer

want dat is als een verlangen dat nooit sterft

 

Page 25: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud
Page 26: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

VII

EXIT GENIUS (BELLUM TRANSIT)

Kromvennen & Huisvennen, Kampinase Heide Groot Goorven & Groot Aderven, Oisterwijkse Heide

koolmees? staartmees? kuifmees? klauwier? kwikstaart? putter? sijs? lijster? bosvink? goudvink? pimpelmees?groenling? geelgors? roodborst? boomklever! waterjuffer! pimpernel!

tierelier, kwinkeleer, tsjirp tsjirp fuut fuut, sie-sie-truulluul-truulluul daartussen de wind die door de bomen ruistde onbesuisd nasale ademtochten van een in slaap gevallen reus

de kalme branding van een denkbeeldige zee. Het gezoem van libellenhet gekwaak van bronstige paddenhet gebrul van de kikkershet geplop van zuurstofbellen

die na hun amfibische sprong op komen wellen in het mors-stille water. En dan – ineensde alles uit zijn hengsels knallende hysterie van brullende en briesende ondieren die in getrainde formaties met hun vlammende staarten het purperen gordijn van de hemel aan flarden komen scheureneen Gargantueske versie

van een vlucht alledaagse trekvogels ganzen die tot draak zijn gemuteerd. hun taak: het breken van barrièreswerpen van bommen, spuwen van vuur. Het zaaien van angst

en verderf. Dood en terreur ook hier, temidden van het tere oog. Dit mid-Brabantse hart van wat er nog aan Woud en aan het oude Hertogdom resteert

het in overdadig zomerzon- en strijklicht gebalsemd overschot van een idyllische natuur zoals die wordt geprojecteerdop de vloertegels van café De Tijd in Oisterwijk. Uitvergrote zwart-wit

Page 27: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

kiekjes van een vroeger dat alleen in onze verbeelding heeft bestaan geen nazi's. Geen auto's. Geen ploeterende luyden enkel fietsen. Een melkkar. Paard en wagende gezegende vreugde van een boerenbruiloft

Elyseese bloemenweelde. Een picknick op het landjuweel van Bos en Ven postkaarten uit een zongebleekt Arcadiëwaar nimmer vuiltjes aan de lucht en immer vrede. Maar nu, heel plots

vlak boven onze hoofden scheurt de hemelkoepel open, tolt en woeltde woede van de boze buitenwereldtrillen echo's door uit Uruzgan, klinkt het knarsen van de Hellepoort, geweeklaag

van de schimmen uit een Bosnisch massagrafBliksem. Donder. Dämmerung. Het is de werkelijkheid die hier in deze splitsing der seconden met een daverende klap tot stilstand komt. Het is de horror

die zich voor ons oog ontrolt. Nog opgepookt door Doppler's paukenslag. De vonken der Titanenstrijd. De natuur beleeft een angst-infarct. Het landschap zet zich schrap. De horizon verschrompelt. Een slachtershand rijt ruecksichtlos

de aarde open. Tremor. Terror. Ingewanden gulpen uit de buik van het karkas. De piloot kauwt kauwgom. Keuvelt met de basis het zonlicht schittert in zijn cockpit. Bellum transit. Terug naar Gilze. Plicht betracht

Vincit militans. Ik knipper met mijn ogen. Haal de hand van mijn oren. Exit geest. Weg sprookjeswoud. De genius loci heeft zich in die paar seconden

als bij toverslag – hocus pocus en pilatus pas! –terug weten te trekken in het intricate gangenstelsel dat ergens, tussen de gepetrifieerde wortels van het werkelijke Woud, nog moet kronkelen

diep verscholen onder de humuslagen van de bossen en de blubber der moerassen

Page 28: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

De Lind, “Het trouwlaantje” in Oisterwijk 1938

Page 29: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

VIII

EEN GOEDE LIJSTENMAKER

De Lind, Oisterwijk

SvD vraagt zich af of de Spreuk van de Dag in café De Tijd in Oisterwijk een gigantische open deur betreft dan wel een diepere waarheid bevat: “Een goede lijstenmaker is nog geen goede lijstjesmaker”. Is dit een Brabantse arts & crafts-variant op het aloude Hollandse Albert Heijn-gezegde: “wie het kleine niet eert, het grote niet weerd”? Of enkel een grap van de eigenaar van de uitspanning, die ervan houdt een dikke neus te maken naar zijn klanten? Wellicht dat het hier een exemplarisch geval betreft van quasi-simpele maar juist daardoor niet meer als zodanig te herkennen diepzinnigheid. Wie contouren ziet in deze waarzegbol van ondoorzichtig matglas, mag het zeggen...

Het Trouwlaantje

Dat de lindeboom een sterke soort is bewijst het Lindelaantje in Oisterwijk. Deze fraaie berceau is geplant aan het einde van de 18e eeuw en reeds in 1911 vond de gemeenteraad van Oisterwijk het raadzaam de bomen te vellen. Ze verkeerden in slechte staat en hadden niet lang meer te leven. Na vele protesten van de bevolking besloot men in 1912 de berceau te sparen. De Heidemaatschappij concludeerde dat de bomen nog best zo'n 10 tot 15 jaar konden blijven staan. Bezoekt u nu Oisterwijk dan staan ze er nog steeds en zo te zien in een vitale toestand. In de volksmond heet de berceau het Trouwlaantje omdat de bruidsparen door dit laantje op romantische wijze het stadhuis kunnen bereiken. In vroeger tijden heette het overigens 'het O.L. Vrouwelaantje'. Dit omdat het huidige raadhuis dienst deed als kapel voor het beeld van O.L. Vrouwe ter Linde.

NB: de informatie is opgedaan uit het boek 'Monumentale bomen in Nederland' van Gerrit de Graaff.

Page 30: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

IX

‘het leven bestaat uit een rafelwerk van verhalen die nimmer voltooid zijn geraakt…’

’NE MINNE Rigtpad, Lennisheuvel – Luissel, Tongeren

’ne minne, zo noemden’iehij was ’ne minne, zijn dromenstonken als zijn ademAls kind al hield hij vuurbij de veren van ons’ eendendreef hij de spot met ditstuk lochte grond. Hij wildewerken op het fabriek, wonenbij de burgers, snijdenin het vlees. Hij werd er vriendenmet de Turken, speelde kaartvoor zijn geld in de kantineen stak zijn vlam in de kontenvan de vrouwen. Hij bezochtde kooikes met vergunningleefde van snevel en van spekKinderen waren voor hem bangOp de begrafenis van vaderis hij niet geweest. Datstak ons nog het meestHij kreeg het aan de leveren bij ons betekent datberouw, en gauw, de dood

Page 31: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

X

VINKENDONKDonkhoeve, Tregelaar - 't Klauterwoud, De Logt 

Ik leefde sober, tot in de maarteen vrouwke kwam dat net als ikallenig waart. Een vrommeske vaneen ander stek, dat hier op dezeplek haar kleerkes uit kwam hangen

een vals verlangen had zij nietwant over echt werd niet gedachtdoor beide niet, de rest bleefvoorbehouden aan gerucht. Menmeed ons op de donck, waar alles

vastig moet, de restant vanhet zwerversbloed. Wel hokkenmaar niet trouwen, voor velenwas dat verspild zaad, de opmaattot nog erger kwaad; een gifte grond

om op te bouwen. Op zekers dagkwam de pastoor het kamp hieropgelopen. Hij kwam goedlachsen dacht met zachte stemzijn preek wel te verkopen

tot mij zei hij: ‘Och, Bertelkegij die van dorp naar stede zwierfdie graag gelooft en bidt, die vanuw vorig lief wit haar verwierfwe moeten toch voor gij straks

in de zonde naar het gindse gaateen einde maken aan de praatik heb papieren voor u meegebrachtpapieren voor de echt. Ge hoeftniet eens mee naar de kerk te gaan

het enige werk dat moet gedaanis een krabbelke en nog eenonderaan. Voilà, dan is de trouwgeschied.’ Bedankt meneer pastoorzei ik, maar uw woord is overbodig

ik wil niet en m’n vrommeske wil nieten allenig zal zoiets niet gaanvoor trouwen zijn twee mensen nodigde pastoor bleef praten maar verloorschoon zijn geduld, hij zei:

‘ik wil dat jullie schuldhet jaar niet overschrijdt

Page 32: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

dat jullie nevens lusten ookde lasten van de liefde dragenen nog trouwen voor de vasten’

U hebt veel te vertellen, meneer pastoorzei ik, maar hierover toch nietEn trouwens, bij u thuis heeft utoch ook een griet die het huiskevoor u schoner maakt?

toen is meneer pastoor maar afgetaaiden sindsdien zag ik hem niet

  XI ‘Dôr doe de niks nie mer aon nog mè ons beije hande nie…’

NERGENA Dorvense Weide, Tongeren - kamp Dennenoord/Helweg, Esch

niet lang geleden was er zowaareen beving. We dachten dathet de poets was die aan onswagen stond te rammelenwant uniformen zie je hier altijden ze kwamen inderdaadom te praten zeiden ze, na de schokover boeken die we niet hieldenover lekvrije vloeren en puttenvoor de olie uit de auto’sze kwamen zeggen dat we onsmoesten melden in de veehalin Boxtel. In de veehal! Daar zouden we loten om plaatsen tussen boeren en burgers, wallen van aarde en steen. Alsof wij beesten zijn!waar bemoeien ze zich meewij zijn toch vrije mensenik zeg vaak, hoge heren: wij zijnwat gullie vroeger waartmaar ze minachten ons, zozeerze minachten ons, en daarmeevervloeken ze zichzelf

gelijk een bungelowparkzo schoon was het hieren kijk nou toch eensde wagens zijn versleeptaan de riem hebben ze ons gelegdgelijk honden. De wagenszijn weg, onze karrenhebben geen wielen meerze hebben ze onder onze kontvandaan gezaagd. Vroeger

Page 33: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

bonden we boenderswe deden ook borstelsvoor de dames en de heren in de stadwandelende joden werden we genoemdterwijl we net zo katholiek warenals de rest. Wij waren hetdie vuilnis schraaptendie het haalden van de deurenwij waren de stofzuigersvoor iedereen ze had‘goa moar noar de hei,’ zei men‘want hier hoorde nie thuis’we zijn gegaan, we zijn geblevenwe konden niet meer wegwij mensen van de reisbehalve nog per lot of opboddat ons in veehallen werd toebedeeldik vent nog wel, vanuit de koffer-bak. Als men van handel en van wandelis mag men geen winst laten lopen, niet?we handelen ook nog, onze mannen danin wrakken, sloopgerei of ander roestgerei dat we kopen, wij, of smeltenals koper uit draad. En soms verdienenwe nog wat aan wat we stropenbouten voor de braad. Een agentzo’n gluiperd met gladgepoetst gelaatis hier laatst komen klagenover de smurrie die wij op de veldenzouden lozen, rond de akkers vande boeren die zo zouwe vervuilen‘woar kumt diene olie vandoan?’zei ik tegen die gladde jakkermet zijn zwarte pet, wel vanwaor danne?uyt de grond toch zekers! da’s precies waor da we ’mtoenstraks naor late terugvloeie!lachen kon hij niet, die grauwe ventmeneer agent begon bekant te jankenin plaats van ons voor zijn bakskeverse koffie te bedanken. Gastvrijzijn we steeds geweest, en nog steedsnee, van ons wordt de wereld echtniet vuiler nee, maar dan die boeren!die buren hier rond ons, die vervuilende grond pas echt met de mestvan hun varkens en hun koeienhun schonkerig, stronterig veegekocht op dezelfde plek als waar zeons bestaan te grabbel gooiden in de hallen waar in het handje geklapt wordtdoor boeren en de beesten door hun beulenop klompen het hok in getrapt

zij die vrijwillig uit het kamp vertrokkenzijn daarna van alle kanten bedrogen ze kregen amper vijf voor hun veeg lijfvijf van die rugskes, vijf van het roodnu vraag ik u - nee, daar doe je hetmet zoveel kinderen niet mee, echt niet

Page 34: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

nee er is veel meer dat nodigen dat kijken komt bij zo’n verhuizingvolgende week is het de beurt aan onsze hebben ons goede voorzieningenbeloofd, een nieuwe wagen, meerzeg ik niet. We zijn niet zomaarweggegaan, nee. Het heeft alles bij elkaartien jaar geduurd. Tien jaar eer zeons weg hebben kregen, eer ze onszover hebben gekregen. Neeik wil er niet met u over pratenwe hebben al genoeg gepraat, teveelal, jaren lang. Iedereen is tochz’n eigen gang gegaan, uiteindelijk

wij wilden niet weg, wij wilden vechtentot het einde, maar de anderenhebben ons laten vallen, hebbenons gedupeerd, zij, die het eerstewegwaren, zij, de broeders van onzefamilies, onze zusters van de reiszij hebben het zo zelf gewild, zijdie zich in plaats van met mekaretegen elkander hebben gekeerd, zijdie nu zo tegen mekare tekeer gaandat er geschiet is, vandaardie aardse wallen die ge hierom onze wagens ziet

zij die ons het licht niet gunnenzijn het die niets liever zouden doendan teruggaan waar ze vandaanvandaar dat ze ons nu nog hiervandaan trachten te drijvenmet kogels uit hun geweerlaat ze maar komen, nu. Er istoch niks meer te vinden hierniks meer. Het is voorbij hierover twee weken zijn ook wij hierweg, vertrokken, vort, foetsie!wij die nooit geen uitkering betrokkendie onszelf altijd hebben bedropenzonder dat het hielp. Het waren diegenenmet bijverdiensten, diegenen diede bijstand bedrogen die het vlotstwerden geholpen. Niet wij, die moestenleven van de sloop en die nu zienwat het is dat hier vakkundig isgesloopt: ons leven. De hoop is hetdie wij hier jarenlang tot wanhoophebben omgekat. En trots is hetdie wij hier achterlaten nu onskampersdorp ofwel tot ven en bosverwordt (als villagrond veur de HogeBazen en de Heren met de poen) ofwel tot brakke heidegrond verdort

meer zeg ik nie, ik houw m’n mond welverders, ik moet nu gaan, het maal bereidenveur m’n keinders, het is al kwart na tweeje.

Page 35: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

ik wil geen kanker op de lever, geen gezeveren gezeik en ook geen broelie meer. Dit beerkezullen we ook wel weer weten te schereeen spreekwoord bij ons luidt: wie geen wolkan spinnen, die plukt beter veren. Zo is ’t!Mij zult ge nie meer horen praotenhet zijn altijd de schurftige schaopedie om het hardste blijven blaote’

 

XII

 ‘'T Gruune Woud, jungske’, sprak de bosopzichter van 't Stokske, ‘da overlèft us, allemoal.’

CROY VAN 't STOKSKE De Bosfazant, Stokske - De Doesen, Oisterwijkse Heide

Wat weten wij over de onzekerhedenvan veroveraars? Over mannendie met brandend hartdorsten naar de koeltewat weten wij van veroveraarsdie niet kunnen heersensmeden die het vuur nietbeheersen, maar het doven

Croy was zo’n man, Croykevan 't Stoske, hij had een vrouwvijf kinderen, die groeidenals gewas in lentetijd, hijhad een baan bij de bosmij een woonst temidden van het woud hij fietste met zijn Raleigh iedere dagvan Ter Braakloop naar De Reebok

en terug over alleen door hem gekende kronkelpaden dwars doorhet rulle, mulle heidezandna twintig jaar, met promotiekreeg hij een streep erbijop zijn pet. Met die petfietste hij op zondagen trots door het dorp

de pet ging ’s nachts pas afmen zou niet kunnen zeggenwat hij ontbeerde. Tochvervloekte hij zijn vrouwschaamde zich voor zijn familie zij waren wat hij wasniet minder, niet meer

zijn driften konden zijniet bevredigen. Zijn wensenwilden zij niet willigenin ongenoegen mokte hij

Page 36: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

hij reed langs Bleekven, Goorven, AdervenBaksven, Kromven, Galgeven hij liet zich gaan; eens

bleef hij drie dagen weghij keerde weer. Hij werduit huis gezet, de rechterhad beslist. Na drie maandenlevend in een pension, een kindverwekkend bij zijn hospitamocht hij opnieuw beschikken

’s Avonds toen zijn kinderen sliepensloeg hij zijn vrouw met een hamerop haar hoofd. Hij heeft de liefdemet haar lichaam bedrevenzich aangekleed. En is met zijn pet op 't Groot Goorven ingeredendie pekzwarte, immer borrelende veen-

grond waaruit meedogenloze geesten hem zijn leven lang tena hadden gegrijnst

De drie lindes op het kerkhof

De lindeboom kom je niet zo vaak tegen op kerkhoven. Het is ook meer een boom die symbool staat voor het leven dan voor de dood. Op het Katholiek kerkhof van Oirschot heeft men eind 19e eeuw wel drie lindebomen geplant. Ze staan in een halve cirkel achter het kleine gebouwtje zowat midden op het kerkhof. De bomen zijn nooit geknot geweest en hebben daardoor een hoogte van wel dertig meter kunnen bereiken. Ze zijn zeer decoratief en zorgen er ook nog eens voor dat de kruiwagens van het kerkhof geborgd kunnen worden. – Han van Meegeren

Page 37: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

fotograaf Han van Meegeren, kerkhof van Oirschot

Page 38: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

XIII

DE LETSTE KIST

Hubertus van de Corput  obiit 02.03.1911 -  † 15.06.2010

De Beeken, Vrilkhoven - Simeonshof, Boxtel

“Iemes mènde te moete beweerde dè vrueger alles beeter waar.

Mar wij ware toen zó èrm dè de wandluis bons de klok optrokke.

'kha niks um mì te speule as ik nie toevallig 'n jungske waar!

't Alderbeste van vrueger is, da't gelukkig lang is vertrokke...”

I

De begraafplaats die tot eind jaren tachtig van de twintigste eeuw aan de siertuin van tehuis De Kampinase Heide grensde, bezorgde Hubertus geen schrik. Bij veel ouderen, die leefden boven de graven van diegenen die hen voor waren gegaan, was dit wel anders. Hubertus kon glunderend en ondeugend vertellen over zijn bijgelovige buurvrouwen die soms dachten dat de dood ’s nachts bij hen door het raam naar binnen zou klimmen. Een keer had hij bij een vrouwtje moeten komen om haar kastdeur te openen. Zelf durfde ze het niet, want ze verkeerde in de veronderstelling dat Hij erin gekropen was. De dood. Hubertus maakte er luchtige grapjes over, aangezien Hij al zoveel jaren over zijn schouders meekeek, zonder ook maar een vingerkootje naar hem uit te steken. ‘Ik hej het kastje geopend,’ vertelde hij nog nagenietend van de consternatie, ‘moar krek dat er niks van woar. Leeg! Helemaol leeg!’Hubertus, die was niet bang voor de dood. ‘Voor niemand nie, dus ook veur de dooie doowt zelf nie’, verklaarde hij. ‘Hij moet er alleen geen duekskes om winden, de doowt. Hij moet snel komme, of nie komme.’Met die ultieme vorm van verachting, en een hoestdikke walm van Willem II sigaren waar hij zich non-stop in hulde, wist hij de dood dag in dag uit, jaar in jaar uit, op afstand te houden. Niets kon Hubertus, de oude stamvader van vier generaties en een imposant oud-Testamentisch aantal nakomelingen waarmee een hele autobus zou kunnen worden gevuld, nog deren, en dus nam hij het ervan. Met een dagelijkse stevige borrel. Met een potje driebanden. Met een ondeugende grap tegen de verzorgsters die hem ’s ochtends in het tehuis hielpen douchen.

Aan het eind van de jaren tachtig werd de begraafplaats in de tuin van het voormalige Cisterzienser klooster ontruimd door een stel ruwe bouwvakkers met loeiende graafmachines. De graven werden op brute wijze geleegd, de botten zonder enig aplomb tot hopen gesprokkeld. Hubertus zag het gebeuren, de graven vergingen maar zelf bleef hij hardnekkig voortleven. ‘De duvel wil mij moar nie hoale’, zei hij toen hij er zelf niet helemaal meer zeker van was of het wel een goede zaak was dat de bloedhonden van Magere Hein ongevoelig bleven voor zijn lichaamsgeur. Als hij de honderd zou halen, deed hij dat enkel nog om zijn klein- en achterkleinkinderen een plezier te doen, die daarin een bevestiging zagen van de onverzettelijkheid van hun geslacht. Hij zou het niet voor zichzelf doen, en al helemaal niet voor zijn ongedurige vrouw die al meer dan twintig jaar daarboven op hem moest wachten. Maar over zijn leeftijd bleef hij nog wel altijd grappen maken.

Zo vroeg hij tijdens een zondagsbezoekje aan de nog zeer jonge vriendin die zijn kleinzoon Simon had meegenomen naar het bejaardentehuis, wat haar leeftijd was. ‘Twintig,’ antwoordde ze schuchter, ‘in september geworden.’ Opa Van de Corput knikte nadrukkelijk en riep ondeugend: ‘da’s oud!’

De vriendin vroeg daarop geamuseerd: ‘en u dan, meneer Van de Corput? Wat is uw leeftijd?’ Waarop Hubertus zei: ‘Ach, deurske toch. Ik zin zo jong, ik hej helemoal geen leeftijd mèr.’

Ik hej helemoal geen leeftijd mèr...

Page 39: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

II

Zijn vel was te droog om te branden.Een koeienring leek het wel, die ronde ijzeren pin aan het uiteinde van het brandtouw, dat zijn

immer bezorgde en inmiddels ook al flink bejaarde zoon Dries – het vaake van Simon de kleinzoon die hem hier met zijn schon deurske de ogen uit was komen steken – hem voor zijn vijfennegentigste verjaardag kado had gedaan. Van het soort die ook in de muur waren geslagen van het café in het dorp. Het café waar Hubertus na afloop van de markten zijn verdiensten kon gaan verdrinken. Een heel koe dronk hij soms, een heel paard. Soms bleef hij drie, vier dagen weg. Zijn vrouw zat vittend thuis. Hij mocht niet roken in huis, hij mocht niet drinken buiten huis. Hij mocht zelfs niet meer naar de markten gaan. Zij was nu dood. Hij leefde nog. Ze was in pijn gegaan. Gegrief, dat maakte een mens kapot.

Als zij op hem wachtte, daar, ergens, had ze de klopper klaar. Hij had te lang al op zich laten wachten. Hij was blijven steken, zoals gebruikelijk. Maar och, er waren voor haar genoeg eenzame mannekes daarboven. En vrouwkes voor hem beneden.

Een keer was hij er dichtbij. Het vrat zich door zijn ingewanden, het schroeide in zijn maag. Hij bloedde van binnen. Allemaal waren ze geweest, om afscheid te nemen. Zijn weke zoon ook, en kleinzoon die nu hier aan het raam stond en demonstratief een ruk gaf aan dat bespottelijke brandtouw. Hoe oud was dit jochie toen hij aan zijn ziekenhuisbed stond? Acht, negen jaarkes misschien. Met sproetjes op zijn wipneus.

Hij was hersteld. Een boer een beer. De artsen hadden hem opengelegd, de wonde leeg geschraapt, de maag gestikt met vleesdraad. Die draad had vreselijk gejeukt. Hij had ’m er op een ochtend uitgetrokken. De zusters hadden gegild. Het gaf veel bloed, maar het was niet erg. Het was net als bij het veulen, vroeger op de boerderij. Nu was hij het, het veulen, het verschrompeld wezen van nieuw leven dat uit het rood tevoorschijn was gekropen. Uit het scheurtje in zijn buik.

Ik zin zo oud, ik hej helemoal gin leeftijd mir.Het deurske glimlachte. Twintig lentes, had ze gezegd. Parmantig als een parelhoentje in 't

volle paarseizoen. Zo lang geleden. Twee levens had hij gehad, twee oorlogen meegemaakt. In de eerste had hij nog gediend als cavaleriesoldaat op de kazerne. Met de Duitsers en Belgen dreef hij handel. Hij smokkelde vlees over de grens. Een boer had geen ander vaderland dan zijn gewas, zijn veld. Ze hadden hem eens gesnapt. Hij was in het gevang geweest en had er leren lezen. Hij had er brieven geschreven aan zijn vrouw. De enige in zijn leven.

In de Tweede Oorlog was er een Canadees geland tussen het koren. Hij had de man verscholen in een stal, de parachute begraven. Het geweer had hij gehouden en later doorverkocht. Hij was nu vijftig jaren verder, woonde al tien jaar boven de nonnen van het verzorgingstehuis. Het ouwe beest was af. Hij had gewerkt, geslacht gebracht, hij had voldaan. Er was nu welvaart voor zijn kinderen, zijn zonen en dochters hadden het goed en alles werd overal en alsmaar meer en meer, zelfs voor wie nooit werk verzette. Het land was door en door rijp, het gistte en rotte van verzadiging. Zijn verstand zei dat dat nooit kon duren. Alles raakte verstopt, met auto’s en met mensen en met varkens en vee. De lucht raakte van het gas en de dampigheid, het land van de mest en het vuil verstikt.

Oorlog was het lang niet meer geweest, maar elders woekerde ze voort. Hij zag het op tv. Iedere dag. Ook hier, wist hij, zou de vrede eens gaan jeuken, als het stikdraad in zijn maagvel.

Nu waren het de zusters die hem verzorgden. Ze droegen geen strakke jurkjes zoals het deurske dat kleinzoon had binnengebracht om hem z’n ouwe ogen uit te steken. Maar het waren wel vrouwmensen. Hij liet zich iedere dag door hen douchen, de kleren wassen en het eten bezorgen. Fijngekookte en geprakte maaltijden, aardappelen en gaargestoofd vlees bezorgd op dienbladen met schone, glimmende, roestvrijstalen schalen. Op de boerderij hadden ze eerst één enkel bord gehad,

Page 40: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

voor hem en zijn vrouw. Ze hadden nooit afwas, het bord sopten ze schoon met een hompje brood.Als het avond was en de bezoekuren voorbij, kwam de vrouw die naast hem woonde vaak

binnen. Ze was bang voor de opengebroken graven onder het raam, voor de doodskisten en botten die een voor een in de containers werden gestapeld. ‘Kek ‘s hoe of da hullie daor smijten met die spullen, het deksel springt aan alle kanten van de kisten, nog even en de geraamtes raken met hun schedels al tot onze vensterbank, ze keumen ons haole, Hubertus, ze keume ons haole voor onze letste dans, en we jammerlijk in stukskes breke als we opstaan, we zullen verpulveren als krijtjes op een schoolbord, want onze vermolmde botten zijn nog brozer dan de hunne, ge kunt er nog geen soep van trekken.’

‘Van welke nie? Van die van ‘oe nie of van Pierlala nie?’‘Van beijje nie…’Brokstukken van geraamten, zo beeldde ze zich in, lagen nu ook al in het park met de herten,

pauwen en de eendenvijver. ‘Laat ze daar dan soep van trekken,’ zei Hubertus droog. Al schuifelde hij wel met haar mee naar haar kamer, en suste hij haar angst door het licht pas uit te doen toen zij onder de lakens was gekropen.

Aan ploegaarde was Hubertus gewend. Hij wist al te goed wat er onder de grond kroop, wat verging en groeide. Alle vlees werd gras. Alle leven mest. Humus voor de eeuwigheid. Zestig jaren had hij voren in de aarde getrokken, aderen in het land. Dertig jaar met de ploeg, met honden, paarden en zijn kinderen. Dertig jaar met de trekker. Een bak zo groot als een locomotief.

Zie, het deurske stond nu op en kuste hem. Twintig lentes! Hubertus vervloekte zijn kromgetrokken lichaam. Hij voelde zijn maag trekken, de steek van een giftige vlam. De nooit te stillen honger die vals bleef kreunen.

Hij wees naar de televisie en pakte de afstandsbediening.‘Een pèrdefilm’, zei hij. ‘Die zie ‘k zo gère.’Het kroost dat Hubertus zelf had voortgebracht op de boerderij, vertelde vol afschuw hoe de huidige barmhartige Franciscaan vroeger zijn tenen kromschopte op zijn beesten in de stallen die hij uit ongeduld of woede met zijn klompen lens placht te trappen. Zijn geiten castreerde hij door hun kloten tussen een riek te klemmen en ze eraf te knippen met een heggenschaar. Konijnen die hij met het stropen ving draaide hij de nek om. Van verstrikte vogels trok hij de kop er eigenhandig af.

Een vlakke hand maakte op de boerderij geen indruk. ‘Van mededogen’, preekte Hubertus vaak, ‘worden slechts heiligen vet’. Vuist en knokkels waren beter gereedschap. Met knokkels had Hubertus ook zijn vrouw voor zich gekregen. De mannen hadden gedanst in het café en op de maat van de accordeon de vuisten zo hard mogelijk tegen elkaar aangestoten. Hubertus had de dans het langste volgehouden. Aan de meisjes langs de kant had hij zijn bloedrode vuisten getoond. Hubertus had zijn jongste zoon beproefd. Hij gaf hem als zevenjarige een riek en droeg hem op de schuchtere kat die bovenin de schuur het hooi vervuilde dood te maken. Victor van de Corput deed of hij de poes niet vinden kon. Toen Hubertus merkte dat de kat later nog altijd in de hooiberg zat riep hij zijn zoon bij zich. Met een koele grijns beklom hij de ladder en stak de kat met riek en al dwars door het rieten dak heen. ‘Zo doet ge dat, jungske’, had hij gezegd. ‘Aan lafbekken heeft niemand hier geen boodschap nieje.’ Het gespietste dier heeft aan de riek gehangen totdat de ogen door kraaien waren uitgepikt en het kadaver in stukken uiteen viel.

‘T’is een toffe vent, uw opa’, zei Simons vriendin welgemeend na afloop van het bezoekuur.’s Avonds bij het kaartspel in de gemeenschapszaal, kon je Hubertus van de Corput horen

zingen. Een rasperig keelgeluid, Hubertus’ gortdroge adem die in schorre halen uit zijn longen werd gestoten, als een oude afvoer die gorgelend leegliep. De fles graanjenever op de tafel binnen handbereik. Net als de pasmunten, oude Hollandse dubbeltjes, kwartjes en guldens, voor bij het toepen of rikken.

‘Zit m’ne kop er nog oan?,’ vroeg hij tussen het jolige geneurie door, toen hij zag hoe een zuster van het verzorgingstehuis hem bezorgd aanstaarde. Hij stak een arm joviaal naar haar uit, gaf haar een zoen vol op de mond, schraapte zijn keel en zong met een hesige, onvaste stem die ondanks alle haperingen duidelijk nog iets ongemeen triomfantelijks en spottends bezat:

’t Leeven is ’n hennekoi, ’t is en blef gedonderd’n haon die zit ’t hogste en de rest die zit er onder'

Page 41: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

III

Terug in Oirschot, vertelde Simon aan zijn vader dat opa Van de Corput hoegenaamd zonder sigaren zat, iets wat nog nooit was gebeurd. ‘Misschien moet je straks ’s langsgaan, en een kistje Willem II meenemen voor die ouwe beer,’ suggereerde Victor's vrouw. ‘Sigaren zijn het enige waaraan die ouwe rotzak nog plezier beleeft, op zijn leeftijd…’Victor van de Corput ging nog diezelfde avond gezwind langs bij sigarenboer Van Orsouw in Oirschot, en reed vervolgens direct door naar het bejaardentehuis in Liempde om er de doos met rookwaar af te leveren alvorens zijn 99-jarige vader helemaal droog was komen te zitten. Hubertus, die op de vierde verdieping nog altijd als een sperwer de wereld onder zijn raam in de gaten hield, deed zoals gewoonlijk of zijn zoon niet of zelfs nimmer had bestaan.

‘Dit zal m’ne letste kist sigaren zijn,’ verklaarde Hubertus tevreden tegen niemand in het bijzonder. ‘Neeje. M’n een-noa-letste. In de letste kist lig ik zovort zelf.’ Een typisch Hubertus-grapje, uiterst wrang en achteloos geplaatst in de ruimte om het effect van het beweerde te vergroten. Hij had de zweep nog steeds in handen, die ouwe, en nooit zou hij hem zomaar afgeven. Enkel een grapje was die opmerking over zijn ‘letste kist’ overigens niet, want Hubertus had het weldegelijk benauwd de laatste dagen. De bloedsomloop werd alsmaar trager, en het ademen werd merkbaar moeilijker. Zijn hoofd zag purper van het zuurstofgebrek.‘Zit m’ne kop er nog oan?’, flapte hij er daarom toch nog uit toen z’n zoon stijf en horkerig als altijd opstond van het tafeltje om afscheid te nemen. Hubertus bracht een piepende, fluitende lach voort. Al bleef het onduidelijk of de lach een hoonlach was om de clowneske kop van zijn geschrokken zoon, of een blijk van voldoening om zijn nimmer getaande gevatheid. Hahaha, zit m’ne kop er nog oan… ‘Nou en of!’ had zijn zoon – na duidelijk even uit balans te zijn gebracht – dan maar geantwoord.

Een dag na dit door omstandigheden genoopte bezoek, was het stamvader Hubertus van de Corput daadwerkelijk gegeven om het tijdelijke voor het eeuwige te mogen verwisselen. De ouwe albedil en duvel-doet-al is, zoals dat zo mooi heet, in volstrekte vrede vertrokken. In de stille zegening van Morpheus' armen. Zijn hoofd, zo constateerde de arts van verzorgingstehuis In de Kampinase Heide, vertoonde opvallend rode trekken ten teken van door de hoge ouderdom en een tomeloze sigarenconsumptie zo goed als dichtgeslibde hals- en kransslagaderen. Maar misschien dat zijn rode hoofd ook wel de opwinding verried, waarmee Hubertus, na een goede eeuw van geploeter, gewroet, gezever, gebazel, gekukel en gedonder, het tuinhek eindelijk achter zich mocht toedoen. De Dood had, na zijn vele omwegen en schijnbewegingen, dan toch zijn kamertje op vierhoog in het oude

Page 42: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

klooster gevonden en vereerd met een bezoek. Van een confrontatie was geen sprake. De dood was welkom, dat was hij al tientallen jaren, op voorwaarde dat het geen gênante vertoning zou worden. De deur van Hubertus’ kamer stond – zo constateerde de nachtzuster in de vroege ochtend – uitnodigend open, net als de kist sigaren op de tafel met het dikgeknoopte tapijt.

Page 43: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

DEEL II

Page 44: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

XIV

INVENTARISATIELIJST DOMMELDAL(OP EXCURSIE NAAR DE BRONNEN VAN HET GROENE WOUD)

.IBRABANTSE BLOMME – NAMEN VAN BLOEMENVOLGENS HUBERTUS VAN DE CORPUT

Frattekruid - Stinkende gouwe - Chelidonium majusGirtje poep - Kruiskruid - Senecio vulgarisHaoneklotje - Speenkruid – FicariaHemdeknupke - Moederkruid - Chrysanthenum partheniumHommelehèij - Dophei - Erica tetralixLeuwenbek - Vlasleeuwenbek - Linaria vulgarisLippelkes - Herderstasje -Capsella bursa pastorisMèijbluumke - Madeliefje - Bellis perennisMèlkstaars - Vogelmelk – OrnithogalumMilt - Melde – AtriplexBoerinneke - (Zinnia / Zinnia elegans) Boerrereuske - (Rosa centifolia) Donderbaard - (Sempervivum pectorum)Bótterblom - (Ranunculus) Blaow lis - (Iris germanica)  Haozegèrf - (Achillea millefolium) Kattestaart - (Lythrum salicaria)Keeskeskruid - (Malva) Groote pispot - (Calystegia sepium/Convolvulus sepium)  Kètje - (Salix viminalis) Lampepoetser - (Typha)

Page 45: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

.II

HET EROTISCH VERGEET-ME-NIET-MOERASOlland, Boskant – Broekdijk, Schoor

Dommeldal 1-7-2010

gele lis geknikte vossenstaart gele plomp en waterkersgrasmuur raket akkerdistel haagwinde akkerkool grauwe schietwilg heermoes gewone braam basterwederik haagwinde hondsdraf hoornbloem hennepnetelmelkdistel hop bitterzoet vogelkers rolklaver hondsdrafkardinaalsmuts weegbree brandnetel kattestaart braamkleefkruid gewoon barberakruid dagkoekoeksbloem kleefkruid bereklauw glad duizendblad knopkruidkropaar guldenroede koninginnekruid kruipende boterbloem haagwinde hoornbloem leeuwentand harig wilgeroosje lange ereprijsliesgras ???? heermoes hedera lisdodde meidoorn eenstijlige hennepnetel tweestijlig herderstasje melganzevoet moerasandoorn spirea hondsdraf kattenstaart kamperfoelie paardenbloem perzikkruid helmkruid kleefkruid pijlkruid pitrus kruipende boterbloem reukgras ridderzuring reuzeberenklauw koninginnekruid smeerwortel ooievaarsbek pijlkruid waterpeper boterbloem speerdistel scherpe boterbloem paarse dovenetel tandzaad smalle weegbree valse kamille varkensgras vogelwikke kleine raket pijlkruid speer knopkruid grote raket kruiskruid wolfsmelk leeuwentand springzaad wolfspoot raaigras vlasbek ereprijs klimop gelderse roos gele lis groot streepzaad guldenroede dagkoekoeksbloem harig wilgeroosje eenstijlige meidoorn heermoes kardinaalsmuts kleine ooievaarsbek waternavel knikkend tandzaad moeras vergeet-me-nietje rolklaver sleedoorn schijfkamille penningkruid perzikkruid stinkende gouwe pitrus teunisbloem varkensgras vogelmuur sleedoornvogelwikke zevenblad speerdistel akkerkool helmkruid nachtschade zwarte geknikte vossenstaart barberakruid gewone peen wilde watereppe kruipende dolle kervel raaigras gewone raket gele wederik klaver kleine raket smalle weegbree breedbladige krimpende wespenorchis eenstijlige valeriaan haagwinde hedera melkdistel kruiskruid smeerwortel harige wilgenroos egelskop witbol klimop lidrus spurrie zevenblad ereprijs stinkende gouwe zuring fijnstraal fluitekruid heermoes melkdistel akker heggenrank vlasbekje robinia pseudo-acacia wilde bertram heermoes heggenrank vlasbek vergeet-me-niet moeras

Voor het samenstellen van deze inventarisatie heeft de auteur de Jaarverslagen geraadpleegd van de Werkgroep ‘t Groene Woud, kring Liempd

Page 46: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

.IIIODE AAN DE DOMMEL  Ze is altijd 'n stuk van ons léve geweestdie Dommel, mee d'r kolke en draaiëmee d'r bedding van gras en d'r pluimkes van rietdie zu vrien'lijk in de weind nao oe zwaaië. Van oorsprong is ze Bels, mèr wâ hindert dâ nou?An de grens wordt ze gewoon Nederlandseen zonder pepiere of geldig bewijskumt ze sierlijk ons land binnendanse! Gènne komies die d'r vraog nao d'r pas of triptiekgènne sluitbôm die houdt 'r daor tegegèn douane die in d'r begazie moet zien:ze is vrij op d'r kronk'lige wege. Ze kumt in ons dörp tussen waaie en bemden kannidasse in deftige rijeze gee rustig d'r gang en mee anhauwend geduldscheurt ze stukke van heel landerije! Ze kumt nèffe 't kestelleke, en 't is zund dâ'k et zeg't is herbouwd: dur nen brand gong 't verlorre!en nèffe ne meule -urst hâ'n we er zo twee-deur de jaore ruïne geworre. Wâ wijer, bè de brug, daor kruist ze ne weggemaokt ons Lieve Vrouwke ter erewant over dien dijk, dwèrs deur de moerastrok me te béévert, wel duizende kere! Dan kumt nog 'n stuk ongerepte natuurben d'r vrèmd, dan lopt 'er verlorreen ginds an de sluis, bè de mond van 't kenaalis ons Dommel wer'n "stadse" geworre. Vort strômt ze dan, Den Bosch tegemoetdaor is 't niemer Dommel, mèr Diezeen kumt ze -zo gezeed- ongemerkt haost hier deurwe zalle ut 't oog nie verlieze: Dâ z'is 'n vurbild vur ons op d'r oerouwe tochtwant wâ lief en leed z'ók zag gebeureze trok er z'n eige van niemes niks an:

mèr bleef plichtgetrouw strome en scheure

Page 47: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

.IV

ENKELE BIJZONDERE PLANTEN

De plantenwerkgroep van Het Groene Woud heeft recentelijk op intensieve wijze de fauna

geïnventariseerd langs de oevers van de Dommel. Ger van den Oetelaar en zijn Liempdse

kompanen met hart voor de natuur kozen het stuk Dommeldal tussen de vijvers in Rouwbeemd

en de fietsbrug naar Olland. De inventarisatie was beperkt tot de oevers aan beide kanten met

meestal een breedte van maximaal een tiental meters van de waterkant.

“Dit gedeelte van Liempde is, naast een populierenbos, vooral grasland, deels duidelijk in conditie

gehouden door onderhoud en bemesting en deels half of helemaal overgelaten aan de natuur en aan

een aantal koeien die redelijk zelfstandig opereren. In dit gebied liggen net als in Rouwbeemd de

nodige moerasjes, oude min of meer verlandde Dommelarmen en stukken open water. En natuurlijk

de Dommel zelf met de sloten die er op uit komen. Het leek ons een gebied met veel variatie in de

biotopen en dus ook veel verschillende planten. Dat laatste viel een beetje tegen: grote stukken van

de Dommel-oever bleken toch vooral uit riet, bramen en brandnetel te bestaan. Waarschijnlijk is de

bemesting door het Dommelwater te hoog voor echte schraalland planten. Maar het is toch een mooi

gebied.

Egelboterbloem

Egelboterbloem is geen opvallende plant, op het eerste gezicht is het “gewoon een boterbloem” en

eerlijk gezegd op het tweede gezicht ook. Maar ook de “gewone” boterbloemen (Ranunculus) zijn wel

interessant. In Nederland hebben we een tiental soorten boterbloemen die bijna allemaal in Liempde

voorkomen en daarnaast hebben we nog een aantal planten die wel officieel Ranunculus heten maar

die wij niet boterbloem noemen zoals het speenkruid en de waterranonkels. Een grote familie dus en

zoals vaker met grote families: het is soms moeilijk om alle familieleden uit elkaar te houden.

Egelboterbloem is een vrij zeldzame plant aan het worden in Nederland maar in Liempde komt deze

nog vrij vaak voor. Je moet zoeken op vochtige plekken die nog wel eens onder water lopen en die

niet of nauwelijks begraasd worden. Voor het onderscheid met andere boterbloemen moet je kijken

naar de bladeren: als de randen niet ingesneden maar gaaf zijn is het óf egelboterbloem óf grote

boterbloem. En het verschil tussen die twee is gemakkelijk want de grote boterbloem is veel groter; de

bloem is gemakkelijk twee keer zo groot als die van alle andere “gewone” boterbloemen. Grote

boterbloem is trouwens zeldzaam in onze omgeving.

Alle boterbloemen doen hun best om het “schoteltje” van de bloem horizontaal te houden. De reden is

dat boterbloemen niet helemaal afhankelijk willen zijn van insecten voor de bestuiving. Bij regen

blijven de bloemen open en bedoeling is om daar in druppel in op te vangen. In die druppel gaan de

stuifmeelkorrels drijven en als de druppel verdampt kunnen die de stamper bevruchten. Dit is

zelfbestuiving en planten moeten de voorkeur geven aan kruisbestuiving maar boterbloemen bloeien

Page 48: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

al vrij vroeg als er nog weinig insecten zijn en bovendien hebben boterbloemen maar weinig nectar.

Men heeft ook wel gedacht dat het schoteltje van de boterbloem met zijn glanzende binnenkant werkte

als een holle spiegel. Het hart van de boterbloem zou daardoor warmer zijn dan de omgeving en zo

insecten aantrekken. Of het waar is weet ik niet, maar de spiegel werkt wel. Als je een foto maakt

meet de camera de hoeveelheid licht en past daarop sluitertijd en diafragma aan, maar als je de

boterbloem probeert te fotograferen “spiegelt” het glanzende schoteltje. De camera houdt daar

blijkbaar onvoldoende rekening mee en op zeker de helft van de foto’s is de binnenkant van de bloem

overbelicht!

Paardenbloem

Paardenbloem ja, ook een bijzondere bloem. Het valt niet op maar soms is de paardenbloem een van

de zeldzaamste planten van ons land. Er staan wel enkele paardenbloemen op de rode lijst, maar er

zijn veel zeldzamere soorten die er niet op staan.Het is dus duidelijk dat de paardenbloem de botanici

voor problemen zet.In Zuid-Europa gedragen de paardenbloemen zich normaal: ze hebben gewoon

stampers en meeldraden, vormen stuifmeel en de insecten zorgen voor kruisbestuiving. Zo hoort het,

volgens Darwin. Maar in ons land en in de rest van Noord-Europa, doen de paardenbloemen dat niet.

Bijna alle paardenbloemen hier hebben drie sets chromosomen terwijl normale planten er twee

hebben en een enkele keer vier of zes. In stuifmeel en in het vruchtbeginsel zit maar de helft van het

aantal chromosomen, meestal dus maar één set en na bevruchting weer twee. Zuid-Europese

paardenbloemen doen het ook keurig zo. Maar een aantal van drie sets chromosomen kun je moeilijk

netjes splitsen en dat lukt onze paardenbloemen dan ook maar heel zelden. Maar niet getreurd, onze

paardenbloemen doen het gewoon zonder bevruchting!

Dat betekent dat alle nakomelingen van één paardenbloem exact hetzelfde zijn en dat ze niet kruisen

met andere paardenbloemen! Voor botanici is dit zo ongeveer de definitie van een soort en dat kan

eigenlijk niet zo. Op deze manier hebben we minstens honderd soorten paardenbloemen in ons land

en er komen er nog steeds bij. Een enkele keer lukt het namelijk een van “onze” paardenbloemen om

fatsoenlijk stuifmeel te maken met daarin 2 sets chromosomen. Als dat stuifmeel er in slaagt een

“gewone” paardenbloem te bevruchten (langs de rivieren komen die nog voor) ontstaat er een nieuwe

paardenbloem met 3 sets chromosomen en die doet het weer zonder bevruchting! Volgens Darwin

moet kruisbestuiving veel beter werken. Nog beter, verzucht de boer misschien, onze

paardenbloemen zijn misschien bijzonder en soms zeldzaam, maar we hebben er in ieder geval

genoeg…”

.V

STEENMARTERS IN HET GROENE WOUD

Vanuit de Nieuwstraat in Liempde kreeg Natuurmonumenten een melding dat de bewoners overlast

zouden hebben van steenmarters. Tussen het plafond van de aanbouw zouden ze ‘s nachts veel

lawaai maken. De bewoner had het dier tegen de muur van zijn schuurtje zien klimmen. De eigenaar

Page 49: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

wilde op een diervriendelijke manier van de marters af. Maar nadat medewerkers van

Natuurmonumenten er hun gezicht hadden laten zien is er daar nooit meer iets van de beestjes

vernomen. (Ben ik zo lelijk?, vroeg een van hen zich gekscherend af in het jaarverslag. De man

wenste zich enkel onder pseudoniem (als “de genieter”) te uiten. Enkele fragmenten: “

17-01

Vanmorgen eerste grote lijster van dit jaar horen zingen. Vannacht is er een mooi laagje sneeuw

gevallen. Dus vlug naar de natuurbrug over de A2 om enkele winterse plaatjes te schieten. ‘s Middags

is de sneeuw alweer verdwenen.

Hier in Rooi wordt vaak een gele kwikstaart waargenomen bij de nieuwe vistrappen die bij de

Hambrug zijn aangelegd. Hopelijk gaat hij hier ook nog broeden. Boven de weilanden van boer Wim

Jennissen aan de Herscheweg was vandaag een vrouwtje van de blauwe kiekendief aan het jagen.

Aan de overzijde van het fietspad had een paartje roodborsttapuiten alleen maar oog voor elkaar.

Stralend weer. ‘s Nachts rond het vriespunt en over dag 15°C. De vogelwereld is helemaal

losgekomen. Heggenmussen, mezen en spechten, allemaal hebben ze het voorjaar in de bol.

12-02

De eerste bloempjes van de slanke sleutelbloem staan al in bloei aan de door de zon beschenen

slootkant van de Kasterensestraat. Eerste vink van dit jaar hoorde ik slaan aan de Roderweg. Enkele

geelgorzen zaten hun deuntje al te neuriën langs het Duits lijntje. Bij de Moerkuilen in Rooi zag ik

vanmiddag tot mijn verassing een roerdomp staan. Doodstil met zijn kop recht naar boven stond hij

naast een pol pijpenstrootje en had in de morgenzon precies dezelfde kleur. Toen ik mijn fototoestel

wilde pakken kwamen er juist een stel jongelui met veel kabaal aan. De vogel zette enkele stappen

achterwaarts en was verdwenen in het struikgewas.

Ik heb bij Karel Voets een keutel opgehaald. We denken van een steenmarter. Deze lag bovenop de

kerkuilenkast bij Ger v.d. Oetelaar. Ik ga er effen mee naar Annemarie v. Diepenbroek, de dierenspoor

specialiste. Annemarie bevestigde ons vermoeden. Vanmiddag even naar Ger geweest voor wat

foto’s van de keutels. Er bleek een grote steenmarterlatrine bovenop de kerkuilenkast te zijn. Het dier

had een flinke slachting aangericht onder het pluimvee. De zeldzame raskippen van Ger en Engelie

zaten zonder hoofd klem tussen de ontluchting onder de stalraampjes. Ook zijn sierduifjes waren

geroofd. Op de Liempdseweg hoorde ik de eerste tjiftjaf van dit jaar. De grutto’s zijn weer terug in de

Schijndelse heide. In de Geelders zagen we 10 levendbarende hagedissen. Op ’t heike vonden we

massaal de landelijk zeer zeldzame lenteknotszwam. Bruine kikkers waren in de sloten van de

Geelders massaal eieren aan het afzetten. Eerste pinksterbloemen in bloei langs de Kasterensestraat.

Bij Bert Schellekens heb ik vanmiddag een albino mol opgehaald die hij had gevangen bij Rien v.d.

Laar aan de Kasterensestraat. Bert vertelde dat hij er ieder jaar ca. 40 mollen ving en er toch

regelmatig wel een witte tussen zat. Vandaag 2e paasdag, dus “dag van het landschap”. Maar de

Page 50: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

wandelaars moeten vandaag bij hun bezoek aan de Brabantse natuurgebieden de winterse

sneeuwbuien trotseren. De blauwborsten zijn weer terug in de beemden langs het fietspad.

05-04

Eerste boerenzwaluwen zien vliegen.

07-04

Fitis en zwartkop zijn ook terug. Er is een paartje ooievaars neergestreken op een paalnest langs de

Boskantseweg. Ze zijn al met takken aan het slepen en staan soms te klepperen. Dus nu maar hopen

dat ze blijven. Mijn eerste oranjetip zag ik vliegen aan de oevers van de visvijvers bij de Schutskuil.

Toch enkele weken later als andere jaren. Koekkoek is weer te horen. In de buurt van het fietspad

naar Olland en bij de Maaistraat zijn de laatste dagen ooievaars aan het foerageren. Gierzwaluwen

vliegen weer boven de wijk. Er zat een nachtegaal te fluiten aan de Liempdse kant van de Natuurbrug

over de A2. Ook de zomertortel laat zich daar weer zien in de populieren. De ooievaars zitten te

broeden op het paalnest in Rooi. Het vrouwtje draagt een ring. Ze blijkt geringd te zijn bij een

ooievaarscentrum in Duitsland.

In de buurt van het fietspad naar Olland en bij de Maaistraat zijn de laatste dagen ooievaars aan het

foerageren.Gierzwaluwen vliegen weer boven de wijk. Er zat een nachtegaal te fluiten aan de

Liempdse kant van de Natuurbrug over de A2. Ook de zomertortel laat zich daar weer zien in de

populieren. De ooievaars zitten te broeden op het paalnest in Rooi. Het vrouwtje draagt een ring.

Tijdens de ochtendfietstocht naar mijn werk kruiste een wezel mijn pad. Dan kan de dag al niet meer

stuk. We hebben weer een geweldig mooi Pinksterweekend gehad met de N.W.G. Liempde in het

Limburgse Ransdaal. Bij de jaarlijkse blauwe reigersnesten telling vind ik op ’t Hoefje – Duitslijntje: 4

nesten – Park Kienehoef: 2 nesten – Wolfswinkel: 9 nesten.

In de Dommelbeemden in Rooi blijkt een orchidee te staan. Het is de gevlekte orchis. Er heeft een

mevrouw uit Boskant naar Hein de Koning gebeld dat er vele orchideeën in de berm van de

Boskanteseweg staan. Er blijken wel 50 rietorchissen te staan. In de Ollandse – Schijndelse heide

zitten 2 jonge ransuiltjes. Ze hebben net hun eerste veertjes en fladderen al wat van boom naar boom.

Bij de akkers aan de Dommelbeemden in Rooi hoorden we vanavond wel 10 kwartels. Met Marco

Renes uit Best zijn we vannacht naar de Oirschotse heide gegaan om nachtzwaluwen te horen of te

zien. Het heeft de hele dag geregend. Nu is het droog, maar koud en er vliegen niet veel

nachtvlinders, het hoofdvoedsel van de nachtzwaluw. We vinden toch nog 5 nachtzwaluwen. Bij Dick

en Marina aan de Past. Dobbeleinstraat zijn vandaag 4 jonge torenvalken uitgevlogen. Vanmorgen

zaten ze met z’n vieren nog naast elkaar op de kast. Vanavond waren ze gevlogen. Met het

broedgeval van de ooievaars aan de Boskantseweg is het misgegaan. Een paar dagen geleden werd

er door een fotografe gezien dat er een dood jong door de ouders werd opgegeten en vandaag is het

2e jong dood onder de nestpaal gevonden. Hopelijk komen ze in 2009 terug om hier op een van de

Page 51: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

nestpalen te broeden.

Vanmiddag is het Sint Jans pontje in gebruik genomen en het ommetje in de Maai geopend. Twee

mooie initiatieven om de mensen in onze omgeving nog meer te laten genieten van cultuur en natuur.

Ik kreeg van de Fam. v.d. Waay uit Boxtel en lid van N.W.G. Liempde een mailtje dat er een zeer

zeldzame plant stond in de Geelders. Het bleek om heidekartelblad te gaan. Ook zagen we tijdens de

wandeling door de Geelders 3 hazelwormen. Twee jonge en een volwassen exemplaar.

Op het heideveldje in de Geelders telde ik dit jaar 8 plantjes van de klokjesgentiaan. Bij de Fam v.

Zoggel aan de Hoogstraat in Rooi zitten nu ± 15 rupsen van de koninginnenpage. Tijdens het

voorwandelen voor de paddenstoelen excursie voor zondag, vonden we het zeldzame

oorlepelzwammetje. Dit paddestoeltje groeit op dennekegels die aan het vergaan zijn. In de Mortelen

zijn enkele boommarters uitgezet. Ze hebben een zender aan hun nek, zodat men kan achterhalen

hoe ze in deze omgeving kunnen wennen. Dus nu steenmarters en boommarters in het Groene Woud.

Groetjes, de Genieter – bron: Jaarverslag Werkgroep Het Groene Woud 2008

.VI

BRAAKBALLEN – HET OVERZICHT VAN TIEN JAAR PLUIZEN

Sinds 1998 zijn er door verschillende mensen in Het Groene Woud duizend en nog wat braakballen

uitgepluisd. Maar liefst dertien verschillende soorten prooidieren zijn er de afgelopen tien jaar in de

braakballen gevonden. Het aantal verschilt nogal per soort en varieert van vier woelratten tot 1168

veldmuizen. Van een aantal bijzonderheden zal onderzocht worden of er een verklaring voor te vinden

is. De braakballen komen van twee locaties en er werden telkens per locatie 50 braakballen

uitgepluisd. Dit uitpluizen is door verschillende personen uitgevoerd. Van de gevonden muizensoorten

valt meteen het niet aanwezig zijn van de waterspitsmuis op. In allebei de partijen zijn naar verhouding

veel bosmuizen gevonden.

Resultaten per soort

Woelrat Slechts vier exemplaren in tien jaar zegt helemaal niets. De woelrat komt in ruig begroeide

oevers voor, is vooral overdag en in de schemering actief en daarom een toevallige prooi van de

kerkuil.

Bruine rat Evenals de woelrat is de bruine rat een onregelmatige prooi van de kerkuil. Er zijn geen

zwarte ratten in de braakballen aangetroffen, maar dat wil niet zeggen dat ze niet in het gebied

Page 52: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

voorkomen.

De volgende op de lijst van voorkomen is de Dwergmuis. Deze muis speelt als voedsel geen rol van

betekenis voor de kerkuil, zeker als je weet dat het beestje maar vier gram weegt. Bij het uitpluizen

van de braakballen is door zijn kleine afmetingen tijdens het pluizen oplettendheid geboden.

De Huismuis is een dier dat niet jaarlijks in de braakballen gevonden word, zij komen veel meer voor

als de vondsten in de braakballen doet vermoeden. Dit heeft te maken met zijn leefwijze, vaak

binnenshuis.

De Waterspitsmuis is een ander verhaal. Deze muis valt onder de categorie kritische soorten. Als

deze muis gevonden wordt, dan zegt het iets over zijn leefgebied. Namelijk schoon helder stromend

water (Dommel). Dat ze niet jaarlijks gevonden worden heeft ook te maken met hun levenswijze.

Zo is de Ondergrondse woelmuis ook een kritische soort. Komt vooral voor in kleinschalige

cultuurlandschappen met een dichte gras/kruidenlaag waaronder gangen tot wel veertig centimeter

diep gegraven worden. De leefwijze is voornamelijk ondergronds,en daardoor moeilijk te vangen.

Komt ook niet elk jaar voor op onze lijst. Bekijken we de verspreiding van de ondergrondse woelmuis

dan zien we dat hij maar op een paar plaatsen in Brabant voorkomt. Daarom mag je best trots op zijn

dat ze ook in Liempde voorkomen, een goede indicatie voor zijn leefgebied. Er staat een uitschieter

met acht stuks ondergrondse woelmuizen in het Dommelgebied uit 2001. Alleen toen werden er vier

stuks in één braakbal gevonden.

De Dwergspitsmuis is wel overal aanwezig, maar wordt niet elk jaar gevonden en is zeker met zijn

kleinste gewicht van 4 gram niet belangrijk voor de kerkuil.

De volgen soorten komen elk jaar in de braakballen voor:

De Rosse woelmuis, met 151 stuks, voorkomend in loof en gemengd bos, houtwallen en

bosranden .Wel met een grote schommelingen van een tot negentien stuks.

De Bosmuis , de naam zegt het al een soort van open bosgebieden en vrijwel alleen s’ nachts actief,

komt in aantallen van 2 tot 48 voor.

De Aardmuis een forse muis die ca. veertig gram zwaar is komt elk jaar in redelijke stabiele aantalen

voor. De Bosspitsmuis met 901 prooidieren, komt in een zeer gevarieerd biotoop met

bodembedekkende vegetatie voor. Deze soort is als voedsel voor de kerkuil belangrijk. Niet door zijn

gewicht, maar waarschijnlijk door het feit dat zij vrij gemakkelijk door de kerkuil te vangen zijn. Dit blijkt

uit het feit dat je regelmatig braakballen tegenkomt waar vijf of soms meer bosspitsmuizen in

voorkomen.

Uitschieter is de locatie Dommeldal van het jaar 2000 met 126 stuks prooidieren.

De Huisspitsmuis, nummer twee in aantallen, voorkomend in meer cultuurlandschappen, hagen,

Page 53: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

heggen en vaak in de omgeving van menselijke bebouwing is net zoals de bosspitsmuis belangrijk als

stapelvoedsel, zeker in jaren als de veldmuis in kleinere aantallen voorkomt (daljaar). Dit valt in de

jaren 1998,1999 en 2000 op. Wat verder opvalt van de huisspitsmuis is dat zijn aandeel ten opzichte

van de bosspitsmuis in tien jaar tijd gemiddeld aan het teruglopen is.

De Veldmuis is met 1194 stuks met zijn aantallen en door zijn hoge gewicht van zeer belangrijk als

prooidier voor een kerkuil. De veldmuis komt in niet te vochtig gras, wei, akkerland en voornamelijk

open cultuurlandschap voor.

Conclusie

Tien jaar pluizen geeft een globaal beeld van de muizenpopulatie. Duidelijk is ook dat de kritische

soorten wel aanwezig zijn , maar niet jaarlijks in de braakballen terug te vinden zijn. Tijdens het

pluizen van een braakbal kan men vaak al zien wat voor een soort muizen erin zitten. Spitsmuizen

hebben een karakteristieke vorm, ware muizen zijn bijna altijd behoorlijk door het maagzuur

aangetast, waardoor de schedel vaak in stukjes aanwezig is. Komen we van de woelmuizen een

mooie vaste bovenschedel

tegen dan is dat bijna altijd een aardmuis. Kortom braakballen pluizen blijft interessant en wordt

voorlopig elk jaar voortgezet. Kunnen er over tien jaar nog meer conclusies getrokken worden?

Toon Ondersteijn

(bron – het Jaarverslag 2008)

.VII

POPULIERENWERKGROEP HET GROENE WOUD

Populierenwerkgroep “Het Groene Woud” staat voor het behoud van het populierenlandschap

van de gebieden die deel uitmaken van Het Groene Woud. De groep, een initiatief van de

Natuurwerkgroep Liempde, ijvert voor het behoud van de biodiversiteit en cultuurhistorische

waarden van deze teelt. Men streeft naar een gevarieerd, ecologisch en economisch bruikbaar

landschap.

De populier is lange tijd een populaire boom geweest. Mensen op het platteland hebben de populier

altijd graag aangeplant. Het is een boom die snel groeit, er fraai uitziet, beschutting biedt tegen zon en

wind en zeerbruikbaar hout oplevert. De populier werd veel als rijbeplanting aangeplant en in kleine

bosjes. Er zijn veel verschillende soortenpopulieren en die verschillende soorten kunnen verschillende

vormen hebben. Ze kunnen kaarsrecht zijn, zodat een bos op een kathedraal gaat lijken. Maar je hebt

ook oude populierenbossen waar de bomen allemaal wat krom en schilderachtig zijn.

De populier is niet alleen een karakteristieke boom die het landschap in en rond de Meijerij

Page 54: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

eeuwenlang zijn charme en cultuurhistorische meerwaarde heeft gegeven. Ook levert deze boom een

cruciale bijdrage aan de rijkdom van flora en fauna. Voor insecten zoals vlinders, nachtvlinders en

kevers vormt de populier een belangrijke voedselbron. Gezonde maar ook zieke en dode populieren

leveren een zeer geschikt habitat en voedselbron voor vele vogelsoorten.

De laatste tijd is de populier als kenmerkend symbool voor en ijkpunt in het Nederlandse

landschap, ook in Het Groene Woud, behoorlijk in de verdrukking gekomen. Er is namelijk sprake van

een teruggang in zowel het areaal populierenbos als ook in het areaal populierenwegbeplantingen. De

populierenpopulatie is de laatste decennia fors teruggelopen vanwege het verminderde aantal boeren

dat traditiegetrouw populieren aanplantte bij de geboorte van een kind. Brabantse boeren hadden de

gewoonte populieren te planten bij de geboorte van hun kinderen om die later als bruidschat mee te

kunnen geven aan hun dochters of om simpelweg te dienen als noodzakelijke aanvulling in het

inkomen van gans het boerengezin. Van het populierenhout werden klompen gemaakt. De Meijerij

gold lange tijd als het klompencentrum van Nederland. Via Den Bosch werden de klompen over het

hele land geexporteerd. Het hout was vroeger ook erg in trek omdat het gold als een goedkoper

alternatief voor eikenhout. Met de terugloop van het aantal boeren en het uitblijven van nieuwe

aanplant dreigt nu ook het landschappelijke karakter van de streek rond Boxtel, Haaren en Oisterwijk

drastisch te veranderen en verarmen. Om het cultuurhistorisch waardevolle landschap van de Meierij,

de Kampina etc. voor verder verval te behoeden hebben Rien van de Laar uit Liempde en enkele

andere natuurliefhebbers uit de omgeving van Boxtel een populierenwerkgroep opgericht die met

jaarlijkse plantacties een halt wil toeroepen aan de teruggang van de populierenpopulatie in gans het

Groene Woud.

Ieder jaar worden er door de werkgroep in totaal zo'n vijfduizend tot zesduizend nieuwe

populieren aangeplant. Met dank aan de Postcode-loterij en de provincie Noord-Brabant is de

populierenwerkgroep in staat om tegen zeer gereduceerde tarieven (en soms zelfs gratis) bomen aan

te bieden.

VOORPOOTRECHT

Degenen die bomen willen bestellen wordt gevraagd het aantal bomen, het adres waar de bomen

geplant zullen gaan worden (incl. postcode) en hun telefoonnummer aan de werkgroep door te geven.

De planning is dat de planters ieder voor- en najaar op een afgesproken datum hun bomen op kunnen

komen halen. Er wordt zoveel mogelijk uitgegaan van eenjarig plantmateriaal.

Vooral eigenaren van gronden langs lanen en wegen en/of die er de voorpootrechten van

bezitten, wordt gevraagd te reageren. De werkgroep probeert vooral ook aandacht te geven aan oude

populierenklonen. Belangstellenden met een specifieke voorkeur voor een bepaalde kloon (bijv.

Marlandica of Robusta) wordt verzocht dit te melden bij opgave.Hoewel de werkgroep niet kan

garanderen dat de bomen kunnen worden geleverd, wil zij hier rekening mee houden. Het

populierenlandschap van de Meierij is namelijk in gevaar. De aanplant is fors afgenomen waardoor

populierenwegbeplantingen en populierenbosjes in rap tempo aan het verdwijnen zijn. De

populierenlijnen in het landschap zijn zeer karakteristiek. Er is actie nodig om deze te behouden, te

Page 55: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

planten, te onderhouden en daardoor landschapsverarming te voorkomen.

Inwoners uit de gemeenten Sint Michielsgestel, Schijndel, Sint Oedenrode, Best en Boxtel die

mee willen werken aan het planten van deze bomensoort kunnen zich melden bij:

[email protected]

RIEN VAN DE LAAR

populierenman van Het Groene Woud

Rien van de Laar (67) woont tussen Liempde en Boxtel, waar de Dommel door het landschap

meandert. Van de Laar is melkveehouder, voormalig gemeenteraadslid, lid vande

Landinrichtingscommissie, vice-voorzitter van de ZLTO en oprichter van de populierenwerkgroep “Het

Groene Woud”. Hij is hartstochtelijk begaan met het Brabantse populierenlandschap en pleitbezorger

van “groene diensten”.

“Ik vind dat ik een groene dienst bewijs door het feit dat ik boer wil blijven in zo'n moeilijk

gebied, melkveehouder, gewoon zondre biologische achtergronden, want laat wel wezen, in zo'n

gebied als dit doe je automatisch aan extensivering.(...) De populier is ongetwijfeld de meest

aangeplante boomsoort in Nederland en Vlaanderen. Er bestaan verschillende soorten en rassen van

de populier, maar het is vooral de Euramerikaanse of Canadapopulier (Populus x canadensis) die is

veel aangeplant sinds het eind van de 19e eeuw. De inheemse populieren daarentegen zijn in aantal

sterk achteruit gegaan. De Canadapopulier is een hybride kruising tussen de Europese zwarte

populier (Populus nigra) en de Amerikaanse populier (Populus deltoides). Het is een boom die zeer

snel groeit en in korte tijd waardevol hout oplevert voor de houtverwerkende industrie. Er zijn vele

klonen van de Canadapopulier, waarvan sommigen tot zeer imposante bomen kunnen uitgroeien, mits

ze de kans krijgen om oud te worden. Juist omdat ze zo gauw kaprijp worden, zijn oude exemplaren

van de Canadapopulier uiterst zeldzaam.  Van de zwarte populier komen er hier en daar nog wel

monumentale bomen voor.

De inheemse zwarte populier, Populus nigra, is thans in Europa een zeldzame soort geworden. In

Nederland komen er hier en daar langs de Maas, Waal, Rijn en IJssel, en langs enkele beken zoals de

Dinkel in Overijssel en Dommel in Noord-Brabant nog exemplaren voor van de zwarte populier van

lokale oorsprong, maar veel zijn het er niet. Hoogstens nog een paar honderd exemplaren. Het is een

typische soort van het zachthoutooibos, dat overwegend langs de rivieren en grote beken voorkomt,

op plaatsen die regelmatig door het rivierwater overstroomt worden, maar waar geen water stagneert.

Naast de zwarte populier zijn ook de schietwilg, katwilg en amandelwilg kenmerkend voor dit type

ooibos. Vanuit het natuurbeheer is er de laatste jaren veel belangstelling voor het zachthoutooibos,

omdat op diverse plaatsen in de uiterwaarden ruimte wordt gemaakt voor spontane

natuurontwikkeling. Voorbeelden zijn er te vinden bij Kekerdom en Millingen bij de Waal en op

sommige plaatsen langs de Maas in Limburg. De belangrijkste reden dat ze zo zeldzaam zijn

geworden, is dat de rivieroevers eeuwenlang in cultuur zijn gebracht door de landbouw. Door de

vergaande beheersing van de waterdynamiek van onze rivieren zijn de ooibossen al meer dan 200

Page 56: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

jaar nagenoeg verdwenen. Op de enkele plaatsen die nog geschikt waren voor ooibossen werden

vaak grinden aangelegd. Door toekomstige natuurontwikkelingsprojecten langs de grote rivieren zal

het ooibos met zwarte populier nieuwe kansen krijgen. Daarmee ziet het perspectief voor de toekomst

er een stuk gunstiger uit. Echter, vanuit het oogpunt van veiligheid wordt in de uiterwaarden op veel

plaatsen geen bos getolereerd, omdat die het zicht op de scheepvaart belemmert en omdat ze extra

overstromingsweerstand veroorzaken waardoor het water hoger wordt opgestuwd, wat tot hogere

waterstanden stroomopwaarts kan leiden. Zaden van de zwarte populier kiemen van nature vooral in

de binnenbochten van meanderende rivieren op plaatsen waar grof sediment wordt afgezet. Door het

verdwijnen van de natuurlijke waterdynamiek zijn de verjongingsmogelijkheden van de zwarte populier

sterk afgenomen.  Hertstel van het zachthoutooibos is slechts mogelijk als de omstandigheden voor

de kieming van zaden aanwezig zijn. Een zekere mate van natuurlijke dynamiek van de rivieren is

daarvoor noodzakelijk. Al in 1986 is Staatsbosbeheer begonnen met de herintroductie van de zwarte

populier in de uiterwaarden van de Rijn, Waal en IJssel. Het is echter twijfelachtig of deze strategie

van vermeerdering via klonen tot de gewenste, diverse genetische samenstelling van zwarte

populierenbossen zal leiden. Als we voor de toekomst het vermogen tot aanpassen aan de lokale

omstandigheden willen behouden, dan moet de diversiteit binnen populaties van zwarte populier op

peil worden gehouden. Het eventueel aanplanten van een mengsel van verschillende klonen moet

worden gezien als een tijdelijke noodmaatregel. Het resulteert in een beplanting met een zeer geringe

diversiteit en dat heeft dus risico's, zeker als de klonen ook nog eens afkomstig zijn van andere

populaties of van en ander riviersysteem. Er is dan het risico dat de bomen niet goed aangepast zijn

aan de omstandigheden ter plaatse waardoor vroeg of laat gezondheidsproblemen kunnen optreden.

Populieren zijn reeds zeer lang aanwezig in Nederland, hetgeen uit fossiele pollendata is gebleken.

De zwarte populier was vermoedelijk één van de eerste populierensoorten, die deel uit maakte van de

oorspronkelijke vegetatie in Zuid-Limburgse beekdalen, langs de grote rivieren en aan de

binnenduinrand. De zwarte populier werd voor veel toepassingen gebruikt en boeren hebben hem

waarschijnlijk al eeuwen lang aangeplant. Daarom is niet met zekerheid te zeggen of de nog

voorkomende zwarte populieren werkelijk autochtoon zijn.  Er zijn aanwijzingen dat er grote

genetische verschillen bestaan tussen populaties van zwarte populier langs de verschillende

riviersystemen. Deze differentie is het gevolg van het proces van natuurlijke selectie. Behalve

bedreigingen vanuit het landbouwkundige en waterbouwkundige beheer van de uiterwaarden, zijn er

ook bedreigingen voor het voortplantingssysteem van de zwarte populier. Populieren zijn

windbestuivers en hebben aparte mannelijke en vrouwelijke bomen. De vrouwelijke bomen

produceren massaal zaadpluis, hetgeen nogal eens overlast bezorgt voor omwonenden. De

vrouwelijke bomen zijn om die reden op veel plaatsen systematisch verwijderd. Een te grote afstand

tussen mannelijke en vrouwelijke exemplaren kan de reproductie natuurlijk ernstig verstoren.

Bovendien kan het stuifmeel van de Canadapopulier en van de veel aangeplante mannelijke kloon van

de Italiaanse populier (Populus nigra varieteit 'Italica') de bloemen van inheemse vrouwelijke zwarte

populieren bestuiven en bevruchten.  Dit vormt een extra bedreiging voor het natuurlijke herstel van de

zwarte populier. Via onderzoek is aangetoond dat de genetische verschillen tussen de Nederlandse en

Duitse populaties langs de Waal en Rijn zo groot waren, dat moet worden aangenomen dat stuifmeel

Page 57: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

en zaden niet erg grote afstanden afleggen. Er is daardoor slechts een beperkte uitwisseling van

genetisch materiaal tussen lokale populaties. Dat onderstreept de noodzaak om langs een bepaald

riviersysteem zo veel mogelijk populaties van zwarte populier te beschermen, die dan de basis kunnen

vormen voor het herstel en beheer van het rivierbegeleidende zachthoutooibos.

De naam populier

Populus, peppel en popel zijn afgeleid van het Griekse 'paipolos', dat trillen betekent enbetrekking

heeft op de bladeren van de populier die bij het geringste zuchtje wind bewegen.Ook zegt men wel dat

de bladeren van de populier even gemakkelijk in beweging wordengebracht als het volk. De populier

werd in het oude Rome veel aangeplant bij publieke plaatsen,vandaar de naam 'arbor populi'. Ook het

Spaanse 'alamo' voor populier lijkt verwant te zijn aan'alameda', wat publieke wandelplaats betekent.

De Romeinen associeerden het geluid van depeppel met het geroezemoes van het volk - populus - in

de straten van Rome. De immerruisende bladeren van de populier worden ook wel vrouwentongen

genoemd en ook debekende uitdrukking 'Trillen als een espenblad' houdt verband met het bewegende

blad. Als men de koorts bij een patient uit wilde drijven, werd in Saksen aanbevolen om

voorzonsopgang naar een populier te gaan, hem met beide armen te omvatten, daarbij

uitsprekend:“Populier, jij oude,Mij schudt de koude,Ik breng de koude niet alleen,77-erlei koude zullen

er zijn. Saters (bosgoden met horens enbokkenpoten) worden soms afgebeeld met een

populierenkrans. In de Middeleeuwengeloofde men dat heksen de toverkracht van de

populierbenutten voor het maken van heksenzalf en dat ze vergaderingen belegden in de kruinen.

Mistels,toverplanten bij uitstek, groeiden vaak in populieren, wat de reputatie van de populier

alstoverboom nog versterkte. In delen van Nederland is de populier al eeuwen verbonden met het

landschap, getuige eengeschrift uit 1472,waarin staat dat er bij Aardenburg door de St. Baafsabdij bij

een landgoed 217populieren werden aangeplant. Al in de 16e eeuw wordt witte populier en de'swerte'

of'ghemeyne' populier door Dodoens beschreven. De oudste geregistreerde zwarte populier in

Nederland staat aan de buitensingel achter MusisSacrum te Arnhem en zou geplant zijn tussen 1750

en 1800. Als populieren de kanskrijgen,groeien ze uit tot reuzen, zo ook een zwarte populier van 39

meter langs een wetering in Schalkhaar. De oudste Canada-populier van Nederland dateert van1830-

1840 en staat aan de Heulenslag (nr. 40) te Bleskensgraaf. De dikste populier met een omtrek op

borsthoog van 670cm staat in park Groenendaal boven de grote rivieren. Het gaat om een zwarte

populier…”

Page 58: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

XIV

EEN WATERZUIVERING MET PENSIOEN(OP EXCURSIE NAAR DE BRONNEN VAN HET GROENE WOUD)

.I

Een waterzuivering met pensioeneen doodlopende snelweg

een idyllisch beeklandschapde avondsluimerkweepeer zet zich schrap

het land ligt volgestroomd met zomeravondschemerlicht probeert een slaapplaats te vinden

op een procrustusbed dat in optrekkende mistis opgemaakt tussen wriemelende wormen

kreupelhout en distels, bermroos, brem de vogels zijn al neergestreken

de adem van het woud vertraagt een trein ruist in de verte achter de heggen

dag vervlogen, vuur gedoofd is dit vrede? De stille overgave

van het leven aan de nachtmet het landschap is het gesteld als met een oud

en eenzaam mens zonder visite het kan zijn verhaal niet kwijt

Page 59: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

.II

Hoor het fluitenkruid, de merels en de vinkenklaproos, klaverbladtriolen, wilde bosviolen

de mussen in de heggen de hoornbloem

zwarte venkraaien houden jachtvluchten boven insectenrijke hooilanden vol bloeiende

bonte weiden vol zuring (rood), pinkster- (wit) boter- (geel) en koekoeksbloemen (roze)

overal rukt de brandnetel opeen reiger wiekt op bij het ven

we lopen over een zichtbaar niet in gebruik zijnde autosnelweg

rechts allemaal plasjes, moerassen, rietpluimen een prachtig en stil ommeland.

langs een slootje, wilgen met holle stammen en halfvergane braamstruiken liggen

aan de ene kant natte weiden aan de andere kant akkers bomen

in de verte twee mannen op een boerenkar getrokken door een blond paardje

witte berkenstammen die afsteken tegen het verse hout van geknotte wilgen

een kraai die over wietland wiektde stad is vlakbij, het is zaterdag

koopdag, jachtdag, jaagdag en toch zie je hier (gelukkig)

helemaal geen mens

.III

op diverse plekken bouwen hele roekenkolonies hun nesten in de bomen. Ook in de Tilburgse Lindeboom.

duizenden kauwen en roeken die komen slapen in het broekboswilgen die onderdak bieden aan holenduiven, ringmussen, ransuilen

en zelfs een enkele steenuil. De geknotte schietwilg is beeldbepalend in het landschap

Page 60: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

in de nattere delen groeien zijn grauwere bruurkes en wat rillerige iepen

langs het oude pad achter het Grollegat (moerasbos)groeien essen en zachte berken

op een hogere wal van aangespoeld zand langs de beek zie ik voor cafe Zomerlust

een es die zich met stijve takken lijkt schrap te zetten in de lucht

om zo zijn half weggevreten stam net nog overeind te houden.

het weiland waar de es op uitkijkt noemen oude boeren nog altijd het voetbalveld vrueger werd daar boerenweidevoetbal gespeeld

.IV

Vlaamse gaai en ijsvogel bij NemerlaerTeun wijst me erop dat ijsvogels geen zanggeluid produceren

passeer de Warande: aangeplant bos of sterrebos waar eiken en meekrap groeiden die kapitaal moesten opleveren

eiken leverden mutsaards voor het stoken van bakkersovens kachels, wasketels etc. En via hun schors leverden eiken looizuur

aan leerlooierijen in de wijde omgeving meekrap leverde kleurstof voor de Tilburgse textiel

en zaadjes voor de mussenkolonies de moderne boeren lijken tegenwoordig

nauwelijks nog koeien te hebbenwel: dwerggeiten, hangbuikzwijnen, lama's, struisvogels

en er is er zelfs een die een kameel houdt op zijn landerij waar zijn de oude roggevelden met korenbloemen en klaprozen?

waarom zijn er vandaag geen vlasakkers meer en wordt er geen boekweit, klaver, spurrie en meekrap meer verbouwd?

de mussen, de tortels en spreeuwen profiteren van het ingekuilde voer als de koeien gevoerd worden vliegen die spreeuwen met hele troepen tegelijk

doodbrutaal het erf op of zelfs de stal in om vlak voor de koeiensnuiten prompt hun buikjes vol te eten.

Page 61: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

.V

van het Ommeland naar de Stalen Beek naar het Grollegat naar het Helofytenfilterveld

rechts zie je de Korvelse waterloop die met zijn metalen met balken overspannen oeverwanden van de Rioolgemaal Moerenburg komt. Rioolgemaal Moerenburg is nu in gebruik als helofytenfilterveld – proef dat woord – riet en lisvelden die overtollig afvoerwater bij extreme watertoevoer moeten opvangen en zuiveren.

Ik loop langs een stalen beek, de resten van een open riool waardoor vroeger het afwalwater van de wolfabrieken van Tilburg de stad uit stroomde naar de oorspronkelijk schone en idyllische Leije, water dat destijds elke dag een andere kleur had al naar gelang de verf die werd gebruikt. Samenvloeiing van goed en kwaad. Natte moerassige zone.

Rechts in een bocht ligt oud boerencafe Mie Pieters

Grote gele kwikstaarten zie ik landen in de smerigste smurrie die een mens zich maar voor kan stellen, midden in een bezinkingsbassin voor rioolslib op het terrein van de oude waterzuiveringsinstallatie. De kwikstaarten lopen ijverig te pikken in het rioolslib en de blubber. Rioolwatar barst van de voedingsstoffen zoals muggenlarven. Mannen in grote waadpakken komen die larven oogsten als aas om mee te vissen. De Tilburgers noemden dat levende visvoer “versevaas” van het Franse “vers de vase” (worm van zand). Prima kwikstaartvoer. Lang leve het riool.

In het nabijgelegen moerasbos van de Moerenburg bloeien en groeien Gelderse rozen maar ook wilde zwarte bessen, hoplianen, dotterbloemen, gele lissen en watermuntplanten kriskras door elkaar en langs elkaar heen. Vanop het water klinkt een snotterig bububububububu – keelgeluiden van een verkouden bejaarde lijken het wel. In werkelijkheid is het de roep van baltsende watersnippen. Maar: de kwartels, snippen, kemphanen, roerdompen, zomertalingen, zwarte sterns, die zijn er niet meer! Ook het gegil van het moerasvarken, de waterral, is hier nooit meer te horen. Evenmin als de spriet oftewel de kwartelkoning. Wie weet nog hoe ze eruit zien, hoe ze klinken? Het zijn slechts namen uit boeken geworden en uit oude kinderrijmpjes.

Echter niet getreurd. Want wat ging is gegaan en er is allerlei grutdat ervoor in de plaats. Zoals tal van beekdieren:

ragfijne (bos- en weide)beekjuffers fladderen voorbij de samenvloeiing met de Korvelse waterloop weg over de Voorste Stroom. Ook beekloper, beekrombout, beekgrondel, beekprik zijn hier vertegenwoordigd. Die hebben allen redelijk helder stromend water nodig om er te kunnen overleven. Dus blijkbaar is het niet zo slecht met de natuur hier gesteld.

In het kwelwater en in sommige heldere slootjes zwemmen salamanders en krioelt het van de waterviolier oftewel hottonia: prachtige witte bloemtoortsen die op het water dobberen, steunend op fijn vertakte, lichtgroene bladerkransen. De waterviolier is een plant die je enkel vindt op plekken waar bronnen aan het oppervlak komen. Kwelwater. Kikkers kruipen op de bodem van de kwelders weg om er in de modder te overwinteren.

In de diepe Trappistenplas achter Koningshoeven komt zoveel warm grondwater naar boven dat er 's winters zelden meer dan een dun laagje ijs ligt. Veel heidevennen zijn te zuur, veel sloten overbemest, maar in deze plas en poel stikt het van het leven.

Er zwemmen voorns, karpers, baarzen, snoekbaarzen, pos, paling, grondels, zeelten en zelfs een roodwangschildpad. Achter de watergordijnen komt een hele wereld van kleine waterbeestjes tevoorschijn: waterkevers, waterwantsen, waterschorpioenen, larven van libellen, mugjes, haften, kokerjuffers.

In de Helleputten vingen vissers snoeken van wel dertig pond, soldaten vingen er vissendoor granaten te laten exploderen in de Lange Jan, de Leij, de Buunder.

Page 62: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

Sloten en poelen. In het water dobberen futen in groepen, aalscholvers, ijsvogels, kuifeenden. Ganzen schrijven SOS signalen in de lucht.

Een grote groep sijsjes danst door de lucht en dwarrelt neer in de elzen langs de oude (of de vuile) Leij. Ik verbaas me over het dichte bramenstruweel, de wilgenstruiken en de zingende grasmussen in het sporkehout. Grote kersenbomen herinneren aan alle wezens die hier ooit pitten hebben gedropt en uitgespuugd.

Tot slot zijn er de bodemdieren: ook onder de grond openbaart zich een wereld apart bestaande uit schimmels, sporen, torren, kevers wormen en andere bodemdieren

de Roond: 1352roond = boomstompje / boomstronkje

1736: 21 boerderijenKapel Heilige St Anna

St Anna, Moeder van MariaPatrones van de huismoeders

kapel ter ere van de Moeder der Moeder Gods en tot lof en dank aan al onze moeders

Esch – Kleine AaLuissel

Page 63: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

XV

LIJKENFRETTERSDe boerderij op de Heukelomse Waard. Tussen Heukelom en Hondsberg de Voorste Stroom/Kleine Aa en café Mie Pieters

Tussen Heukelom en Hondsberg hebben roofzuchtige roeken twaalf lammeren verslonden. (De boeren in de omgeving zijn radeloos) De roeken vallen lam met grote groep tegelijk aan, pikken het de ogen uit en eten het daarna vrijwel geheel op. Er blijft niet veel meer over dan wat wol en een handvol botjes.

Boerderij op de Heukelomse Waard. Met mijn vader ben ik naar het bos met de roeken gereden, aan de rand van de polder. Het was lente. Eind mei. Verdroogde opengesprongen bloesembladeren op de straten, op het land. Er zijn zo'n vierduizend roeken neergestreken, hebben een kolonie gebouwd.

Het rauwe gekrijs is niet om uit te houden, de rillingen lopen me over het lijf. Soms wel vier, vijf nesten in de hoogste toppen van de bomen. Onder de bomen graven vier verdwaasde Shetland ponies, hun manen in slierten langs hun starende ogen. Arme beesten, hoe houden ze het uit met dat hemeltergende gekrijs boven hun hoofd.

De roeken krijsen en strijken verderop op een omgeploegd erf neer, bij de massa's. Ze hebben een gonzo-achtige roofvogelsnavel, maar hun spanwijdte is klein.

In onze schoorsteen in het ouderlijk huis huisden ook ooit twee kauwen. We hebben voor de zekerheid de schoorsteen een hele tijd maar niet meer aangestoken.

Eten in café Mie Pieters. De paling kronkelend tot op het bord. Tapijtjes op de tafels. Biljart. Bier en omelet.

Mario en Teun: vissers van paling. Lijkenfretters genoemd in Brabant. Teun: `Wilde paling is wit van binnen. De gekweekte is roze. De Saragossa Zee op de Balkan, dat is de paaiplaats waar de paling eitjes legt. Vandaar migreren de vissen naar de zoete waters in heel Europa waar ze opgroeien.

Sluizen, stuwen, dammen maken het voor de gladjakkers steeds moeilijker tot in het hart door te dringen, de zoete aderen in te zwemmen.

Het continent, Europa is een grote koeienkop waar palingen in huizen. Een dierenschedel. Eten van paling bij Mie Pieters, de paling nog kronkelend tot op het bord. De gevangen palingen

werden door Mario en Teun gewoonlijk opgehangen aan de boom voor het café. De vissen werden zo zichtbaar mogelijk tentoon gesteld, uitgebreid gemeten met een centimeterrol. Mario moest altijd winnen. Maar het was Teun die meestal won.

Page 64: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

XVI

BOOM VAN LEVEN BOOM VAN DOOD

‘Er zijn grotweg twee soorten mensen. Mensen die van de aarde levenen mensen die van andere mensen leven.De ene groep kun je omschrijven als de wormenDe andere als de schimmels.’

- Henk Kuiper

.I

WERELDREIZIGERS TOT IN UW TUIN

“Dit jaar is door de VN uitgeroepen tot Internationaal Jaar van de Biodiversiteit. Een voor velen

abstract begrip dat symbool staat voor de ongekende rijkdom aan levens-vormen en de samenhang

daartussen op aarde. In dat enorme web van onderlinge relaties van eten en gegeten worden

functioneert ook de mens. Behalve dat de mens zonder twijfel de grootste bedreiging voor de bio-

diversiteit vormt is het waarschijnlijk ook het wezen dat er bewust het meest van kan genieten. Niet

alleen op het bord, maar juist ook door te genieten van bijvoorbeeld vogels. Hun schitterende kleuren,

unieke prestaties, prachtige zang en grappige gedragingen spreken ons aan. Het gescharrel in je tuin,

de melancholieke klanken van een merel op het dak, het gegak van ganzen die de winter

aankondigen of de acrobatische toeren van boerenzwaluwen net terug uit Afrika, dragen voor heel

veel mensen bij aan levensvreugde. Vogels vormen vaker dan andere dieren onze schakel met de

natuur en staan door al dat gereis voor de onderlinge verbondenheid van de wereldwijde natuur. Die

fitis in uw tuin, grutto in het weiland is net zo afhankelijk van Nederland als van de omstandigheden in

Afrika. En dus ook van wereldwijde bescherming van hun leefgebieden. Graag wil ik ‘oe meenemen

op die indrukwekkende reizen van vogels, maar ook dicht bij huis wa da ge allemaol kunt doen om van

‘oew tuin een vogelparadijs te maken. Daarmee levert ge achter de achterdeur uw bijdrage aan het

jaar van de biodiversiteit en zult ge nog meer dan voorheen van uw gevleugelde gezellen kunnen

genieten…“Het kappen van die spechtenboom blijkt heel bewust te zijn gebeurd, maar was slechts

onbeduidend onderdeeltje van de totale acties in het kader van de week van de biodiversiteit. De pas

echt banale en brutale anti natuuractie in het Stadspark was de op het hoogtepunt van de

biodiversiteitsweek daar uitgebrachte T brochure over dit park. Daarin ontbreekt zelfs het hele bos

waar de spechten broedden, het hele leefgebied van de spechten. Daarin ontbreken zelfs alle vogels

van het park. Een demonstratieve ontkenning van alle aanwezige natuurwaarden, de hele bestaande

stadsnatuur. Als hoogtepunt van de biodiversiteitsweek een demonstratieve, totale ontkenning van de

aanwezige biodiversiteit!”

- Henk Kuiper

Page 65: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

“De mens en de boom hebben altijd al een bijzondere relatie gehad. De boom levert de mens

bouwstoffen, warmte, veiligheid en vruchten, maar ook bepaalt de boom voor een groot deel ons

uitzicht op de wereld. Probeer je voor te stellen hoe het er uit zou zien zonder bomen. Kaal, saai en

onvriendelijk. Laten we vooral zuinig zijn op onze bomen. We leven in een gebied waar veel bomen

zijn. Maar als je echt gaat zoeken naar bijzondere bomen blijkt het dat die in Brabant niet voor het

oprapen liggen. En toch bezet onze provincie een mooie tweede plaats, na Gelderland, op de lijst van

bijzondere bomen in Nederland. Laten we zuinig zijn op deze monumenten van de natuur. Door z'n

ligging, ouderdom, dikte of hoogte is een bijzondere boom zeker een monument te noemen. U zult ook

zien dat de meeste bijzondere bomen midden in de bewoonde wereld staan en bijna altijd door de

mens geplant zijn. Het zijn geen spelingen der natuur, maar bewust geplante en gekoesterde

monumenten. De mens heeft de boom ook vaak gekozen als plaats van bijzondere gebeurtenissen.

Rechtspraak onder de lindeboom, een heilige eik of een leugenbank onder de boom. Elke week laat ik

de lezers van Het Brabants Dagblad een boom zien die gekoesterd moet worden door de mens. Soms

ga ik even de Brabantse grens over, de natuur kent geen grenzen.”

- Han van Meegeren

foto Han van Meegeren

II

ik voel me slecht als ik opsta

Page 66: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

ik voel me slecht tot in Hengelo

ik voel me slecht tot halverwege mijn tweede dichtoptreden aldaar

dan voel ik me alleen nog maar uitgeblust, een gapende gluiperd, stoffig hoopje kalk

ik rijd naar huis, waar ik mijn vader op de oprit zie, hij ziet me niet aankomen, de auto langs het trottoir

parkeren, ineens hoort hij hoe ik m’n deur dichtsla, hij kijkt verrast, zegt traag met dikke tong: ‘heej,

Serssss’

dan schuifelt hij naar binnen, ondersteund door mijn broer.

twee keer per dag infuus somatostatine (met tijdnaald)

een keer per dag gedurende vier uur infuus manitol

ik kijk met hem een WK-voetbalwestrijd die wordt uitgezonden op televisie. We horen namen als ‘Mc

Bride...’, een zuiderse, mediterraan klinkende naam. We raden naar de landen van herkomst van deze

twee teams, Schotland en Italië? Engeland en Kroatië?

het blijken de VS en Iran

mijn vader weet niet hoeveel het geworden is tussen Nederland en Korea. Toch heeft hij de match

gisteren gezien

hij weet niet meer wie Nederland is, noch Korea

hij weet wel dat ik zijn zoon ben, al kan hij mijn naam niet meer uitspreken

ik geef mijn vader een gedicht voor vaderdag

het lukt hem niet de letters op het witte papier te lezen, hij zegt: ‘de letters dansen te rond door mijn

twee ogen’

‘straks leest frouwke het wel voor mij hardop voor mij, straks leest, zij, wel...’

hij schuift met de blaadjes die op zijn bovenbenen liggen, kijkt naar wat daar ronddanst door zijn twee

ogen, bestrijkt het papier, legt het terug in wat hij denkt dat de juiste volgorde is

ik leg de titelpagina terug op kop, zeg instemmend ‘zo ja’ alsof hij een kind terwijl ik, denk ik

vertwijfeld, toch dat kind zijn kind en hij mijn papa, toch?, mijn grote vader die mij leert hoe ik moet

tellen, rekenen, en die mij de tafels leert, nauwgezet en serieus want tafels waren van het allergrootste

belang zei hij altijd, dat waar alle rekenkunde op stoelde, dat waar je voor altijd wat aan had

en hier zitten we nu, met iets verderop in de kamer de houten tafel waarop hij mij die tafels leerde, zijn

verzilverde stopwatch destijds tikkend op het eikenhout van het tafelblad want ik moest zoveel

mogelijk sommen af hebben in een minuut, zoveel mogelijk tafels in een ronde van zestig seconden...

‘zo, ja.’

als ik me in de ouderlijke slaapkamer bevind om de telefoon te gebruiken, hoor ik mijn moeder het

gedicht voorlezen

Page 67: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

ik hoor de woorden die ik heb geschreven (‘het staat geschreven’), ik hoor hoe ze zich goed probeert

te houden, ik verstijf zittend op de rand van hun bed, op het laatst hoor ik allebei mijn ouders huilen, ik

huil ook, vloek, ik bijt me op mijn lip, draai het nummer dat ik wilde draaien en probeer monter te

spreken als er opgenomen wordt

wat lukt, ik bijt mijn tranen weg in het korte gesprek dat volgt

als ik weer in de woonkamer kom, ga ik op de leuning van de versmoezelde witlederen bank zitten

mijn vader leunt met z’n hoofd achterover, staart naar het plafond, mijn moeder zit ernaast, heeft diens

rechterarm (die hij nauwelijks meer kan bewegen en die opgezwollen is van de oedeem) vast. Ik leg

m’n hand in de nek van m’n vader, voorzichtig, besmuikt, teder maar niet goed raad wetend...

mijn vader stamelt iets, hij kan de woorden niet vinden, het lukt hem niet te zeggen wat hij wil zeggen,

de woorden die hij zoekt zijn als letters van een dooreen gehusseld scrabblespel

hij zegt iets van: ‘misschien dat het door... dat het allemaal nog door, dat het straks toch zal... dat er

helemaal nog wel... misschien dat het al bij al toch nog...’

ik zie hem denken, proberen te grijpen wat hij niet kan pakken hoewel hij het wel te helder voor zich

ziet, alsof het doorzichtig is

ik zie hem tasten naar wat hem ontglipt

glibberig die taal als vis, aal in een stromende rivier...

de letters dansen te rond door mijn twee ogen

‘Misschien dat we dit opnieuw tot staan kunnen brengen’

‘Ja’

‘Het is al een keer gelukt’

‘Gelukt...’

‘We zijn al ver gekomen, heel ver’

‘Ja’

dan, duidelijk, heel helder, maar ook heel breekbaar, zijn stem als flinterdun kristal, een iel motet:

‘misschien dat we nog verder, dit jaar. Ik wil niet, ik wil dit jaar nog niet’

het woord dat hij niet uit kan spreken blijft onuitgesproken hangen in de lucht

het zwarte, onzichtbare maar klievende wapen uit Damocles’ smidse

het zwaard boven zijn nek

het woord dat hij niet uit kan spreken

dat hem op zal slokken

zoals eens ons allemaal

Page 68: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud
Page 69: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

III

niet zo heel lang geledenin stilte en zonder kapvergunning werden in het Groenewoudpark een voor een de 150 jaar oude lindebomen gekapt

van het voormalige cafe Het Groenewoud. op de plaats van de oude gekapte lindeboom

op de Tilburgse heuvel – nog altijd het symbool van de stad – staat nu een pisbak

IV

“Een oeroude reflex, een primitief instinct. Breng de mens een boom voor ogen, en zijn handen

beginnen te jeuken. In Schoor bij het Dommeldal onlangs de Brabantse fermette bezocht waarop mijn

vader vanaf 1992 zijn bouwlusten had losgelaten. De kleine boerderij staat nu te koop. Mijn vader

overleed anderhalf jaar terug, en mijn moeder wil er liever niet meer alleen vertoeven. De orkaan van

afgelopen december heeft ook in onze tuin een ware boomslachting aangericht. Gruwelijk aangezicht;

een prachtige driehonderd jaar oude majesteit ontworteld en geknakt, de notelaar waarin de familie

bosuil jaarlijks met haar krijsende jonkies neerstreek. Op het dak gevallen (dat mijn vader nog

gerenoveerd had in het jaar voor hij ziek werd). De adem van de wraak die de natuur loslaat op de

aarde. De echte gruwel zijn mensenhanden die het kapmes en de bijl in het edele hout van bomen

zetten. Een oeroude bestiale reflex, een primitief instinct. Breng de mens een boom voor ogen, en zijn

handen beginnen te jeuken.

Afgelopen maandag was ik voor het eerst sinds langere tijd in mijn geboortestad, in de

Kampina in Midden-Brabant. Mijn moeder woont er niet meer - ook dat huis heeft ze op de markt

gegooid - en verkocht. In de Brabantse gemeente rest mij eigenlijk niets meer, behalve een zeer

dierbare oom die eigenlijk geen 'echte' oom is, maar veel meer dan dat. Ook op geografisch gebied

ben ik inmiddels een beetje ontworteld geraakt, zou je kunnen zeggen. Dat besefte ik pas, toen ik

maandag zag dat de nieuwe bewoners van het huis aan de Van Almondestraat de blauwe den die

door mijn peetoom bij mijn geboorte in de voortuin werd geplant, hadden omgekapt. Het voelde toch

een beetje alsof een deeltje van mijzelf daarmee was neergehaald. De boom in kwestie was minstens

zeven meter groot, met aan alle takken glanzend-blauwe naalden; als de wimpers van ontelbare

vrouwen die zich heel mooi hebben opgemaakt…toch altijd door mijzelf en mijn familie beschouwd als

Page 70: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

'Levensboom'. Mijn eerste reactie was er een van verontwaardiging: daar hebben die nieuwkomers

het recht niet toe! Maar ja, de realiteit is dat die lui er wel het recht toe hebben, formeel dan. Moreel

vind ik dat iedereen die om ongegronde redenen een boom velt of vernielt, zelf ook tegen de vlakte

mag. Als je weet hoe standvastig we die blauwe den in het verleden nog hielpen groeien! Eens

hebben we hem na een winterstorm nog rechtgetrokken door een touw aan de trekhaak van onze auto

te bevestigen. Daarna stutten we de stam met een stuk ijzer dat aan de voorgevel van ons huis

vastzat.

Alle inspanning voor niets?

Maar goed, de gruwelijke aanblik van die talloze ontwortelde bomen in het bos heb ik me

bespaard. Ik koester geen hyper-larmoyante verlangens zoals de Franse romanticus Chateaubriand

die zich het liefst van al ingroef in steenklompen, ruines, met de pen in de hand tussen de dorre

spelonken van een verwoestende natuur. Ik hoop dat de bossen en bomen zich zullen herstellen,

zoals na een bosbrand. Met mos en groen dat zachtjes over het kreupelwoud heengroeit. Eerst denk

je dat er nooit meer iets zal groeien, en het volgend jaar word je verrast door de flora die veelkleurig

opschiet uit de as. Und alle Fleisch es ist wie Grass…alle rot is humus voor de eeuwigheid. (…)”   

XVII

ZOETE LIEVE, EZILI EN ANDERE SPOKEN

“Op dit moment marcheren de tamboers onder mijn raam voorbij. Ik woon in het centrum van de stad

van Onze Lieve Gerritje waar de kasseien op de straatjes nog uit de dertiende eeuw dateren.

Vanavond wordt hier Ezili opgelaten, een opblaasbaar vreemdsoortig creatuur, half-vrouw en half-

vogel, de grootte van vijf mannen hoog. Een Brabantse fenix die eens in de vierenveertig jaren voor

een zomer en een herfst oprijst uit de gedempte geestgronden van en rond de Dommel. Er is

vuurwerk te zien, schuintamboers die onder mijn raam doormarcheren, en die mysterieuze pop - vijf

mannen groot - op een draagbaar door de straten dragen. Het doet allemaal nogal pagaans en

atavistisch aan. De folklore is in deze katholieke vestingstad nooit ver weg. Het blijft wel een heerlijke

plek om in te wonen. Vergeleken bij het kille, geordende Holland waar alles op en top efficient moet

zijn, gepland en overzichtelijk.

Vandaag is het rustdag, de marktgangers van het casinoplein zijn naar huis. Alleen nog wat

toeristen banjeren hier rond, gapend naar de (al gesloten) broccante zaakjes. Voor Café De

erwtenman wordt ruzie gemaakt door zatlappen. Officieel ben ik nog steeds ingezetene van een

appartement in Amsterdam, maar ik verblijf er zelden. Mijn broer heeft de plek grotendeels ingenomen

- en naar zijn gading verbouwd. Ten goede, moet ik zeggen. 'De enige kracht van de hedendaagse

West-Europese man is zijn koopkracht,' hoorde ik vandaag een boze Bossche vakbondsleidster – een

soort Brabantse Thersites - verkondigen. De eerste mei leeft nog duidelijk in dit land waar in alle

steden arbeidersoptochten door de straten trekken. De vakbondsleidster waarschuwde haar

achterban en eigenlijk het hele eerlijke volk voor De Nieuwe Economie, die een ‘inflatie van morele en

Page 71: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

humane waarden’ met zich mee zou brengen. Zulke geluiden zul je boven de grote rivieren in Holland

niet snel meer horen. Die tijd is daar voorbij…”

Kasteel Nemerlaer, Haarenfotograaf Melanie Rijkers

XVIII

WAT IK ZIE KAN IK NIET ZIJN Hoog Heukelom, de Essche StroomKasteel Nemerlaer, Haaren

‘zonder seizoen rechtvaardig ik de aarde als geboren uit de weigering. Word wieg weg naar Rome, vrouw die treurt’

H.C. Pernath

beuken, berken, eikenelzen, velden, kwelders

de kerktoren van Oisterwijkin de verte

de hoogzwangere natuurin de verzengende hitte

de Voorste en de Achterste Stroomrond kasteel Nemerlaer

komen hier opnieuw bij elkaarin een traagstromende laagland-beek

genaamd de Nemerwaar vissen in getrapte liftjes

het stuw omzeilenwaar ijsvogels naar hartelust

als geluidloze stucca’s over het water heen scheren op het herstelde landgoed van Baron Donatus

van den Bogaerde van Terbrugge (1880)eis in het Germaans betekende diep blauw

Nemer – waterstroom met nem als stamnet als in het Thais betekent nem (of nam):

water. De waterbodem is er grondig

Page 72: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

gesaneerd. Van 1850 tot 1960

loosden leerlooierijen ongezuiverd hun water op de Voorste Stroom

de bodem raakte verontreinigd met van chroomdoordrongen slib

en nu, zowaar, stroomt daar helder water door de stroom

fladderen en scheren bos- en weide-berkjuffers over het wateroppervlak

langs ranonkels, elzen, lissenglijden glinsterende vissen

onder het baldakijn van wilgenloofen moerasbomen naar de plek

waar Voorste- en Achterste Stromen samenkomenbevolken hoplianen, dotterbloemenzwarte bessen, watermuntplanten

berm en boesem, beekkanten oever, ritselen salamanders

door prachtige witte bloementoortsenmidden in het water, steunend

op fijn vertakte bladerkransenvan de waterviolier

Page 73: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

fotograaf Melanie Rijkers

boven het haardvuur in het donkere kasteel stijgt een scharlaken roofvogel

met brede vleugels uit de schouw omhoog

de wereld hangt in de lucht de hemel op aarde

Page 74: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

wat ik zie kan ik niet zijnen vroeger evenmin

in het huis van het geheugen hangen geen spiegels

in de stromen van het paradijsligt er geen vergiftigd slib

op de chromatisch zwart-gekleurde bodem

vandaag is een bijzondere dagik wil dat iedereen er is

de magische kasteelvrouwe zal de klok met een dag terugzetten

voor de rest zal de tijd apoplectisch stilstaan

we zullen leven in eenalomtegenwoordige dementie

die ons bewustzijn vertroebelt en ontrafelt; klanken die nooit meer

woorden worden, seconden die nooit meer dagen

alles al getracht en op de tast zullen we nog blijven zoeken

tot in de neteligste gewassen de dordste oevers en de verste kragen

zullen we nog blijven zoeken zelfs als uit de avondmist dat ene

verlossende woord zal klinkenzullen we nog blijven zoeken

ook al kunnen we niet anders dan het beramen van dwaalsporen

het herhalen van de paradigma’s het beamen van de kennis

die sinds eeuwen al bestaat toch zullen we blijven zoeken

nog zullen blijven we zoeken (---)

Page 75: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

DEEL III

Page 76: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

XIX

De Jofra Hoeve, Liempde

Forwards Backwards van Wineke Gartz

Met een tempelachtige paviljoen en meditatiepaden heeft Wineke Gartz een plek gecreëerd waar men kan nadenken over afscheid, nieuwe levensfases of veranderingsprocessen en de complexiteit van het vooruitgangsprincipe. Op een historisch broeierige zondag in juli – toen in Johannesburg de finale van het WK tussen Spanje en Nederland werd gespeeld – werd het tijdelijke paviljoen en de cirkelpaden opgeleverd en voor publiek opengesteld. Het landkunstwerk was gedurende de zomer van 2010 te zien op de Jofrahoeve. Met dit project onderzocht Gartz het vooruitgangsprincipe en wilde ze de verwevenheid van structuren blootleggen. Hoe zijn het platteland, schaalvergrotingen, ruilverkaveling, voedselketens, natuurgebieden en andere ontwikkelingen met elkaar en met de mens verbonden? Wat is vooruitgang en betekent stilstand altijd achteruitgang?

Jofrahoeve, De Ruiting 4, 5296 KE Esch

Serge in actie onder het kunstwerk van Wineke Gartz: een omgekeerde mestverdeler uit de jaren vijftig, geplaatst op een vijfhoekig platform op vier palen dat als baldekijn dient voor een soort meditatiepunt zoals men die in Japan kan aantreffen in kleine open tempeltjes. Het meditatiepunt bevindt zich midden in de weide en is in rechte lijn verbonden met twee overige punten in het landschap die overlangs het begin- en eindpunt van het kunstwerk markeren.

.I

Op de Jofrahoeve beleefde Serge een bliksemachtig “moment of truth and recognition” toen hij recht

in de intelligente, levendige en nieuwsgierige ogen schouwde van enige biggen die op dat moment

verkoeling zochten in de moordende hitte van die zondag in het zand en de blubber van hun ruime

buitenvertrekken op de biologische varkensboerderij. Zo'n blik was van een heel andere orde dan die

van honden, katten of andere huisdieren. Er ging een complex en intelligent gevoelsleven achter die

levendige ogen schuil. Het was of de auteur in een spiegel keek of de blik van een familielid gewaar

werd in betoverde gedaante. De herkenning bracht een schok teweeg...

 

Page 77: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

.II

ONS VERREKE

Ons verreke is gesteurve,

ons verreke is gesteurveen wè hèt dè bist geschreitom al dië naorigheid.en wè hèt dè bist geschreitom al dië naorigheid. Waar is ie aan gesorven,waar is ie aan gestorven?Aan de vetzucht, beste man,daar sterven die beestjes an.Aan de vetzucht, beste man,daar sterven die beestjes an. Nou zunne we 'm begraven,nou zunne we 'm begraven.Al in 'nne kist van hout,te midden van 't zoutAl in 'nne kist van hout,te midden van 't zout. Dan gaot ie naor d'n himmel,dan gaot ie naor d'n himmel.En d'n himmel is de pan,waorin ie braoie kan.En d'n himmel is de pan,waorin ie braoie kan. Nou zunne we gaon ete,

Page 78: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

nou zunne we gaon ete.Van de ribbekes, spek en hamop onze boterham.Van de ribbekes, spek en hamop onze boterham.

Brabants boeren liederke. Het notenschrift is afkomstig uit het boek Liederen en dansen uit de

Kempen, van Harrie Franken.

XX

DE MESTVERDELER: LEENHEER TIJD

enige overdenkingen bij Forward Backward van Wineke Gartz

en de vergankelijkheids-haiku’s in de kloostertuinen van ZIN

.I

LIKSTENEN

hoe de tijd is ontstaan de dagen vergaan

de koeien malen daar niet om de beesten boetseren geduldig likken ogen in de steen met hun lange malse grazerstongen

tot de grillige kei van zout zijn uitgeteerde vorm overhoudt

  

.II

LEENHEER TIJD

ontbinding is accijns

die wordt geheven

op de tolweg van het Zijn

het is de opbrengst

Page 79: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

die we af moeten staan

aan Leenheer Tijd

voor de plek die we innemen

op deze aarde

het is de pacht die we betalen

voor de duur van ons bestaan

(…)

Vroeg of laat komt de brute pachter van Heer Tijd zijn recht opeisen. Hij laadt ons lichaam op de

mestkar, als aflossing voor de lening die wij bezitlozen bij Hem zijn aangegaan. Geen respijt. Alle

rekeningen worden vereffend, alle interesten worden berekend en geincasseerd, alle leningen worden

netjes terugbetaald, alle boeteclausules toegepast.

Ons lichaam geldt – samen met de ziel die erin huist - als onderpand. Als de lener in gebreke

blijft, wordt zijn woonst verbeurd verklaard. Zijn lichaam per opbod verkocht aan de sjacheraar die

handelt in verval, inboedels, erfenissen, pandjes, pakken, serviezen. De voddenman en schillenboer

met zijn mestkar en laadwagen die naar lijken ruikt. De schroothandelaar die fortuin maakt met

afgedankte karkassen, onttakelde lichamen, ontvliede zielen, gouden tanden, vullingen, rottend vlees,

bedorven resten, slachtafval, knoken en knopen …

.III

‘Time is the slaughterhouse of the universe. (…) The price of every life is death.’ – Lydia Lunch

de woekering gaat voort een schimmel die met verse stek

geplant is in vruchtbare grond pootgoed dat besmet is ingezaaid

tweespalt perst en snijdt het leven in pasklare, hapklare vorm

portie en proportiefotolyse en synthese

het duwt organismen in een vruchtbare houdinghet wurgt hen in een liefdevolle houdgreep

tweespalt heeft in wezenheel en al tot in de kiem

gespleten, alles wat krioelt hier in dit ondermaanse gebeten

Page 80: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

met de giftand der tweevuldigheid

und alle Fleisch es ist wie Gras

de dood groeit als een foetusen de cellen van het nieuwe leven

grijpen even ambitieus als gezwellenom zich heen; wat te doen?

kans geven aan het kroost of plaatsmaken voor de dood?

er is geen beginnen geen eindigen aan

.IV

Transformatie

trans•for•ma•tie /trlnsfcrm’a(t)si/ de (v.) na 1540 ‹Fr. transformation

1 Ÿ overbrenging in een andere vorm. synoniem: gedaanteverwisseling, omzetting (oneigenlijk) een radicale transformatie van de hele maatschappij (Wijsgerig Perspectief)

2 Ÿ (bij toneelspelers) het overgaan in een andere rol door eenzelfde speler

3 Ÿ (chemie) het omzetten van een verbinding in een andere3 a (biochemie) genetische verandering van bacteriën door opname van

vreemd DNA in het genoom 3 b gebruik van afvalstoffen voor de productie van andere stoffen

4 Ÿ (natuurkunde) omzetting van energie, b.v. van elektriciteit in licht5 Ÿ (wiskunde) het vervangen van een coördinatenstelsel door een ander

dat ermee in een algebraïsch of analytisch verband staat, resp. het aanpassen van een functie aan een ander coördinatenstelsel dan waarvoor de oorspr. vergelijkingen gegeven zijn

6 Ÿ (taalkunde) omzetting van de dieptestructuur van een taaluiting in een oppervlaktestructuur

vertaling vergaderingverhandeling verkaveling

vertoning verkondiging verbeelding verwondering

verwachting verademing verhitting verheviging

verleiding vertedering verheerlijking verwikkeling

verhindering vermagering verafgoding vertwijfeling

Page 81: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

verschoning vergevingverzoening verhoging

vernieuwing verklampingverovering verkondiging

verklaring verklonteringversuikering verandering

verveling vertroebelingverzanding verzadiging

verwording verwateringverstrooiing verwaarlozing

verwijdering vereenzaming verschraling verduistering

verbastering verhaspeling verzaking verloedering

verkwanseling verkommeringverroesting vertekening

verarming verschoppelingverbazing verbijstering

verkramping vervloekingverzuring vergrijzing

vernieling vernietiging verwoesting verpulvering

verbanning verbrandingverzekering vergoeding

vergelding verrijkingverhuizing verbetering

vertakking verinnerlijkingverwezenlijking verlichting

verlossing vergissing(...)

Page 82: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

XXI

Putrefactie. Parafrasen

vijf(tien) perpetuele variaties op een ontologisch thema*

1.putrefactie - I ontstaan en bestaan

2.melanosis - II ontwikkeling en bloei

3.paragoniet - III aftakeling en dood

4.parathion - IV ontbinding

5.parataxis - V osmose

6.parataxis - VI ontstaan en bestaan

7.parathion - VII ontwikkeling en bloei

8.paragoniet - VIII aftakeling en dood

9.melanosis - IX ontbinding

10.putrefactie - X osmose

11.putrefactie - XI ontstaan en bestaan

12.melanosis - XII ontwikkeling en bloei

13.paragoniet - XIII aftakeling en dood

14.parathion - XIV ontbinding

15.parataxis - XV osmose

* Het thema waar in de subtitel hierboven naar verwezen wordt, betreft het begrip ‘Ontologische differentie’ zoals dat in tal van aspecten gedurende de jaren tachtig en negentig werd uitgewerkt door de inmiddels overleden Brabantse beeldend kunstenaar Rien Halters uit Etten-Leur. Zijn ontologische differentie betrof 32 studies naar verandering en ontbinding

De ‘parafrasen’ betreffen tekstbewerkingen van uitspraken en notities die oorspronkelijk werden gedaan of opgetekend door o.a.: W.F. Hermans, Freddy de Vree, Rien Halters, A.F.Th. van der Heijden, Kamiel Vanhole, J.G. Ballard, Picabia, Norbert Wiener, Empedokles

Page 83: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

legenda – verklarende woordenlijst(bron = Van Dale Groot Woordenboek der Nederlanse Taal)

putrefactie – pu•tre•fac•tie /p’ytreflksi/de (v.); -s1633 ‹Fr. Putréfaction – verrotting, het verkleuren van de materie in ontbinding

melanosis – = melanoseme•la•no•sis/ me•la•no•se/ /melan’ozf/de (v.); g.mv.

1 Ÿ (medisch) verandering van de bloedkleurstoffen waardoor bep. organen een zwarte kleur aannemen

1 a abnormaal sterke pigmentatie

paragoniet – pa•ra•go•niet /paraqon’it/, /plraqon’it/het; g.mv. (stofnaam)1898 gevormd van Gr. paragˆn (misleiding) + -iet; men hield het aanvankelijk voor talk

1 Ÿ geelachtig of grauwachtig wit mineraal, tot de mica’s behorende (het is harder dan gips en heeft een fraaie paarlemoerglans)

parathion - pa•ra•thi•on /paratij’cn/, /plratij’cn/het; g.mv. (stofnaam)na 1950 gevormd van para + thiofosfaat + -on

1 Ÿ een vooral in de landbouw gebruikt insectendodend, zeer gevaarlijk, gif (diëthylnitrofenylthiofosfaat)

parataxis -parataxis/parataxiepa•ra•taxie (niet: parata•xie) /paratlks’i/, /plratlks’i/de (v.); -ën

1 Ÿ (psychologie) sociale onaangepastheid2 Ÿ (psychologie) stoornis in de emotie waarbij verschillende

emotiecomponenten los van elkaar staan en niet zijn geïntegreerd

ontologische differentie/ontologisch differentiëren

differentiëren = (wiskunde) de afgeleide bepalen van een functieontologisch differentiëren = de afgeleide bepalen van een specifieke wezenstoestand waarin een stof of organisme verkeert; de diverse fasen onderscheiden die verschijningsvormen doorlopen en die grofweg zijn te onderscheiden in: ontstaan en bestaan, ontwikkeling en bloei, aftakeling en dood, ontbinding en osmose

transformatietrans•for•ma•tie /trlnsfcrm’a(t)si/ de (v.)

na 1540 ‹Fr. transformation1 Ÿ overbrenging in een andere vorm. synoniem: gedaanteverwisseling,

omzetting (oneigenlijk) een radicale transformatie van de hele maatschappij (Wijsgerig Perspectief)2 Ÿ (bij toneelspelers) het overgaan in een andere rol door eenzelfde

speler

Page 84: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

3 Ÿ (chemie) het omzetten van een verbinding in een andere3 a (biochemie) genetische verandering van bacteriën door opname van

vreemd DNA in het genoom3 b gebruik van afvalstoffen voor de productie van andere stoffen4 Ÿ (natuurkunde) omzetting van energie, b.v. van elektriciteit in licht5 Ÿ (wiskunde) het vervangen van een coördinatenstelsel door een ander

dat ermee in een algebraïsch of analytisch verband staat, resp. het aanpassen van een functie aan een ander coördinatenstelsel dan waarvoor de oorspr. vergelijkingen gegeven zijn

6 Ÿ (taalkunde) omzetting van de dieptestructuur van een taaluiting in een oppervlaktestructuur

verlet ver•let /vfrl’et/ het; g.mv. 1337van ver- + letten (vertragen)

1 Ÿ beletsel in de volvoering van een werk of taak door van de wil onafhankelijke omstandigheden synoniem: verhindering dat was een groot verlet vergelijk: vorstverlet

2 Ÿ verwaarlozing, uitstel, verschuiving de zaak lijdt geen langer verlet2 Ÿ zonder verlet

synoniem: onverwijld3 Ÿ tijdverlies ik heb vandaag veel verlet gehad4 Ÿ vergoeding voor verhindering, b.v. bij vorst

detonatiede•to•na•tie /deton’a(t)si/ de (v.)1824 ‹Fr. détonation

1 Ÿ heftige heterogene explosie, synoniem: ontploffing2 Ÿ (bij verbrandingsmotoren) explosie die het kloppen veroorzaakt3 Ÿ (muziek) afwijking van de toon

ontmantelingen

ont•man•te•len /cntm’lntflf(n)/ overgank. werkw.; ontmantelde, h. ontmanteld

1Ÿ ontdoen van iets dat met een mantel kan worden vergeleken, m.n. een stad van de omwalling ontdoen, haar muren slechten hij deed Brugge ontmantelen en de grondslagen leggen voor een kasteel

1 a (m.betr.t. een decor) van gordijnen en rekwisieten ontdoen

na de voorstelling moet het decor ontmanteld en gedemonteerd worden

2 Ÿ ontdoen van essentiële delen, productiemiddelen, machines enz., buiten bedrijf stellen

epifanie epi•fa•nie (niet: E•pifanie) /epifan’i/de (v.)1668 ‹chr. Lat. epiphania ‹Gr. epiphaneia (verschijning)

1 Ÿ openbaring van de Heer, i.h.b. bij de aanbidding van de wijzen uit het Oosten, de doop in de Jordaan en de bruiloft van Kana

2 Ÿ Driekoningen

Page 85: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

1. het verkleuren van de materie in ontbinding, verrotting (putrefactie) 2. dan het zwarte stadium (melanosis)3. dan het witte stadium (paragoniet)4. dan het rode stadium (parathion)5. dan het stadium van de magnetische persoonlijkheid, die de aarde beheerst tot in de

ondergrond (parataxis)

I. ontstaan en bestaan (bevruchting, ontkieming, bevalling, beweging) II. ontwikkeling en bloei (groei, verwikkeling, verwezenlijking)III. aftakeling en dood (veroudering, vergrijzing, verstilling, verstomming, vernieling,

vernietiging) IV. ontbinding (vergaan, vervlieden, uiteenvallen, oplossen) (stoffelijk overschot, residu,

afval)V. osmose (opgaan in de omgeving, aangaan van nieuwe moleculaire verbindingen)

XII

Kon ik maar leven in het vacuüm van de tijd

de klok stilzetten, de goede momenten laten duren

maar het leven kolkt verder en voorbij

zoals het vliedende water in de rivier

je kan de tijd niet beetpakken, je kunt hem niet vatten

als een kat bij de staart

zelfs niet bevatten, je kunt

hem hooguit loslaten

hoe krijgen we grip op de tijd? Hoe leven we er IN en niet er NAAST?

hoe besturen we het schip in plaats van erdoor te worden overvaren?

door ons nietig te maken, of juist zo groot en ijl

en ledig als de hemel die ons omringt?

De tijd is als een zwaard, zeggen de Arabieren;

wie hem niet aanvalt, wordt geveld

vandaar dat wij ons zo nijver

door het leven voortbewegen

het is geen luxe- maar een halszaak; het heft

is immer boven onze hoofden geheven

Page 86: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

kop eraf voor wie zich al te ledig,

hoogmoedig of voorzichtig opstelt

wie de tijd niet zelf tegemoet treedt

komt onherroepelijk ten val

maar: hoelang kunnen we

de tijd een stap voor zijn?

wanneer breekt de analogie tussen lichaam

en geest; is de eenheid doorkliefd

door het tweespaltig zwaard?

de moslims zeggen:

‘de tijd is als een sabel

als jij hem niet velt, velt hij jou’

de essentie van the struggle for life

een gevecht dus op het scherp

van de snede waarin ieder

van ons ongevraagd

verzeild is geraakt...

‘ook dat wij leven was niet ónze keus’

het is te allen tijde eronder of erop

wij doden de tijd, de tijd doodt ons

katje min, katje weer

gelijk oversteken

Page 87: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

XXIII

EEN KLOOSTERHOF

 ‘Er is een kloosterhof die zich heeft gevestigd in mijn binnenste. Net zo goed heb ik mij onzichtbaar gevestigd in die kloosterhof. Het licht valt er rechtstreeks uit het vierkant van de hemel binnen en trekt dagelijkse over de bestrating van kleine keien en langs de zachtgrijze stenen muren van de kloostergangen, die de hof aan drie kanten insluiten. Aan de vierde kant rijst de kerk op met een toren waarin de klok elk half uur slaat, ook ’s-nachts. De kloosterhof is leeg. Het is haar leegte die alles samen- bindt en die adem geeft aan wat daarbinnen plaatsvindt. De kloosterhof heeft zich in mij gevestigd op de plaats, waar ik zelf leeg ben. Ik luister en kijk met de zintuigen van de kloosterhof. Het wordt herfst, het wordt winter, het wordt lente, het wordt zomer. En dit is wat de kloosterhof mij leert: dat vanuit de tijd langzaam het blijvende groeit, het Eeuwige. En in dat Eeuwige zink ik tenslotte steeds dieper binnen. Ik word één met het land en de lucht, ik word één met het graan en de druiven, het brood en de wijn en de onstuitbare kracht die mij heeft opgetild uit de oergrond. Ik word één met mijn geliefden en zij met mij. En ik word één met vrienden en vreemden die eerst buiten mijn kloosterhof leefden. Mijn hart raakt doortrokken voor de Meester die de wijn van de liefde heeft geschonken en die voor mij de muur heeft doorbroken tussen mijn ik en de gloed van de godheid. Dit alles vindt plaats in de hof van mijn hart, waarin de tranen van de bedroefde druppen en het lied van de liefde zichzelf zingt.’ – Catharina Visser

ZOMERDAG

Tussen velden en volrijp korenliep ik – tussen zonlichtflarden.Zo licht geraakt werd ik herborendat ik de derde hemel zag.

– Marieke van Baest

Page 88: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

XXIV

ZIN – kloostertuinen Vughtenige overdenkingen bij Forward Backward van Wineke Gartz

en de vergankelijkheids-haiku’s in de kloostertuinen van ZIN (vervolg)

‘TOT NOSTE KI! MERCI’ (Brabants voor ‘Tot ziens!’)

.I

Ontbinding vóóronderstelt binding in het hier en nude aarde lijkt overrijp, ‘consumptie’ is wellicht een kwestie van tijd

consumptie van het levende aarde die ons opvreeten verteert at supper. Zijn wij wel meer dan amuse-gueule

voor Vishnu, Ah-Pook's lekkernij?aan de einder strijkt het rijpe licht de polsopen van de herfstde goudader ligt bloot

Page 89: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

is de hemel leeg?spreekt alles hier benedenwat zich aan mij en anderen openbaartdan strikt genomen voor zichzelf?

ik hoop maar dat ik er niet tezeerblind voor ben geblevenik hoop maar dat ik me op mijn blikveld niet teveel heb verkeken

niet verkwanseld hebwaar het kwansuis in dit ondermaanse om gebleken

waar het om te doen wasis zal zijn waar het uitvoortkwam en voortkomthet leven dat zich

voor even verheft: van onder naar boven de gronden vice versa

Page 90: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

.II

waar het uit voortkomtwaarheen het gaat. Is er richting rede, balans, bestemmingrechtvaardigheid in de natuur?

op last waarvan wordt deze lastgedragen om de doem te verjagenin kosmogene kaalslag

op last van de stilteop last van de sterrenop last van de kilte

na het asiel hier op aardeen het verblijf in bevreemdingna een nacht van wat urenbij een zacht licht op aftocht

waarheen? vanwaar de vraagals de route bekend ishet antwoord alles behalve: een behouden vaart

.III

Wat het oog ziet, de ziel eisthet volume van mijn hart

de kern van mijn wezende spiegel van mijn geest

de zin van mijn levendeemoed en devotie

het niet willen lijdenaan de liefde, maar beleven

het najagen van wind…het onweert in het verre land

van het geheugendie dwaze man, hij schiet tekort

zoals wij allemaal hij loopt door de tuinen

als een van zijn macht beroofde god. zie hoe zijn wereld niet van plan is

samen met hem te sterven

Page 91: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

kerkhof van ZIN klooster te Vught

.IV

`Veel Brabanders hebben een tuin die eigenlijk een voortzetting van het kamerbreed tapijt in huis is met planten die als soldaten in het gelid staan. Dat zijn tuinen met kerkhofallure.'

ik houd vooral van de vogelskopje krauwen is de grootste blijk van liefde.

ze aanvaarden mijn aanwezigheid in hun midden maar als ik hun activiteiten in de boomtoppen stoor

laten ze hun uitwerpselen ongeremd op mijn hoofd vallenliefde en voorspel zijn heel belangrijk

vaak zitten tortelkauwtjes elkaar uitgebreid te knuffelen het mannetje houdt zijn ogen dicht terwijl zijn geliefde zijn veren schoonmaakt

dan vliegen ze samen naar een hoge tak en uiten vreugdekreten

Page 92: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

frater Ad Mommers met de eenden

.V

Zal ik me parfumeren en de kaarsen aansteken? Is verzet zinloos? Wordt onvoorzichtigheid Altijd bestraft? Is het zinvol hardnekkig te wensen?Helpt verlangen de pijn te verdragen? Was ons leven slechts toeval? Wanneer wordt alles ons duidelijk? Klaart de mist van het bewustzijn? Zijn mensen als bloemen, schimmels als insecten? Is de hemel oneindig? Is er orde in het zwerk? Doemt er licht op in de nevel? Is de aarde een schouwspel? Is het leven een scherts? Ben ik geknipt voor een filmrol? Is de tijd onomkeerbaar? Heeft alles een keerzij? Kent het hart zijn getijde? Is de hemel rechtvaardig?

Page 93: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

 

ZIN is ontstaan uit de wens van de Fraters van Tilburg om aan hun klooster ‘Huize Steenwijk’ in Vught

een nieuwe bestemming te geven, passend bij hun spirituele traditie. Barmhartigheid vormt de

inspiratiebron van hun werken voor de hulpbehoevenden van toen en nu. De fraters zagen dat er een

actuele nood speelde in de relatie tussen werk, zingeving en spiritualiteit. Hun observatie was dat door

de overwaardering van de zakelijke oriëntatie op werk de ziel in het gedrang komt. In 1996 heeft het

Generaal Kapittel besloten het klooster te ontwikkelen tot een plaats van bezinning en ontmoeting.

ZIN, het klooster voor zingeving en werk, was in de kiem geboren.

Snel daarna vond er een bijzonder ontmoeting plaats tussen de fraters en Leendert Bikker (Branson &

Guevara) en Henk-Jan Hoefman van het toenmalige bureau Bikker. Gedreven door maatschappelijke

betrokkenheid richtten zij samen de stichting ‘ZIN in werk’ op. Daarop volgden enkele jaren van

intensieve voorbereiding onder leiding van Henk-Jan Hoefman. In 1999 en 2000 werd het klooster

grondig verbouwd naar een ontwerp van het Architectenbureau Marx & Steketee. Voor het gedurfde

opdrachtgeverschap ontvingen de fraters de Welstandsprijs van de Provincie Noord-Brabant.

Waardering was er vooral voor het behoud van de traditie van het voormalige klooster en de

geïntegreerde toepassing van moderne architectuur. Vanaf eind 2000 ontvangt ZIN groepen. Op 27

januari 2001 opende ZIN onder massale belangstelling zijn deuren.

Page 94: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

.VI

ONTKNOPING. ONTMANTELING. ONTEIGENING

Wrijf uit het vaak, God die niet luistert.De mare is diep, de angst is een gotspe. Wat je mist ben je zelf, wat je zegt tot je spijt.

Verschrompel het ego, gepekelde zonden.Erken je tekort, sus je geweten.Verzeker de liefde, vertraag je gedraaf.

Belazer de bazen, verpop van gedaante.Vertaal de een-tweespraak, verzwijg al de rest.Verkondig de dagen, verlaat wie niet waard.

Alleen is geen einde, twee net geen eenheid.Drie is voor even, vier voor altijd.Wantrouw de passie, betwijfel principes,

Wik je expressies, behoud wat je raakt. Niemand weet waar, noch wat hem toekomt.Niemand weet hoe, noch hoe het smaakt.

Vrees niet het vreemde, wel het bekende. Wantrouw de waarheid, gis naar het raadsel. Maal niet om heden, sluit af mettertijd.

Page 95: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud
Page 96: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud
Page 97: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

.VII

CTRL ALT DELETE

de oersprong is het oor & in den beginne was het woord

om van de eisprong maar te zwijgenwe krijgen het koud

zijn al oud in onze jongste dagenvragen nergens om

behalve einde of een koude start

een nieuw begincut the crap

stilte zal komenavond zal vallen

er is geen weg meer heen geen weg meer terug

het venster klapt de toekomst dichtelke tak torst duizend bladeren

aaneen

Page 98: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

XXV

KATJE MIN, KATJE WEER

« wij doden de tijd, de tijd doodt ons . Gelijk oversteken...»

- A.F.Th. van der Heijden

Als de mens al ergens een bewijs van is, dan is het wel van zijn onmacht om iets wezenlijks te

bereiken in het licht van de naderende dood… Tegen zijn vriend Freddy de Vree verkondigde de even

bewonderde als gevreesde romancier W.F. Hermans ooit: ‘Men zegt wel, het leven is een labyrint, in

die zin dat het leven zou bestaan uit een zeer moeilijke som, waar je uiteindelijk bij de oplossing moet

geraken. Maar in het centrum van dat labyrint, daar is naar mijn mening niks… niks… de juwelen van

zo’n labyrint vindt men onderweg, soms aan de periferie, niet in de kern. Dat is wezenlijk voor het

menselijk leven.’

RILBIBBER

Misschien geldt dit existentialistische principe ook ten aanzien van wat wij zo zoetgevooisd plegen te

omschrijven als ‘de liefdesdaad’, meer specifiek het hengsten en kezen en wippen en rammen en

doorboren of doorboord worden tot men erbij neervalt of leegloopt of doodbloedt – of in ieder geval tot

men een climax bereikt of orgasme beleeft en de lust en ‘rilbibber’1 in ons lijf voor even weet te

bezweren . Het galopperen richting de eindspurt van bevrediging en metastase, betreft een tamelijk

primaire en egocentrische bezigheid (zoals eten of slapen), waar de mens behalve tegemoet te komen

aan een van zijn levensbehoeften toch nog een uitermate gecompliceerd en electrisch geladen intrige

van verleiding, vervulling en misleiding (‘spel van naald en draad’) van heeft weten te maken.

De dwaal- en omwegen die we op onze verknipte en verneukeratieve strooptochten in het

biologische liefdestraject afleggen, zijn menigmaal spannender en verrassender dan de plompe

geestelijke en lichamelijke verrichtingen die recht op het doel afgaan en er allicht in slagen de sexuele

onrust voor even tot bedaren te brengen. Dekhengst of dichter, tankgirl of bakvis - tijdens onze

dwaaltochten in de liefde vervullen we allemaal een ambivalente rol: die van jager en opgejaagd wild.

Ook de meest vrijpostige exploten van de foeragerende mens die op zoek is naar een prooi om te

verschalken, gedragen zich alsof ze ergens voor op de vlucht zijn. Jakkeren voort alsof niet zij de

geëxalteerde rovers zijn, maar de onzichtbare vijanden die hen op de hielen zitten. Alsof niet zij de

boel op stang jagen, als wel een stalker die een stinkende bries in hun nekvel blaast. Aan het gehijg

en gekreun kan men afleiden dat de schoft die hen hardnekkig lastigvalt en besluipt, vlakbij moet zijn –

of wellicht al bezit van hen heeft genomen.

Als het genot is binnengehaald en het ooft op de velden is platgemaaid of kaalgeplukt zoals bij

1 Term waarmee Geert Lubberhuizen de liefdeskoorts omschreef waarover Peggy Lee zong in het nummer Fever; de enige keer dat Lubberhuizen zijn zoon Bas op seksueel gebied iets bij heeft trachten te brengen. Zie: Wim Wennekes, Het mysterie van de Van Miereveldstraat (De Bezige Bij 1994) p.244.

Page 99: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

de augustusoogst - neemt een leegte bezit zowel van de minnaars als van de ruimte. De hitsige cq.

hectische keten van ‘actie en reactie’ mondt uit in een vacuum dat door de orgiastische mens

merkwaardig genoeg niet als leegte of gemis wordt ervaren. Zelfs niet als een ongemak of ergernis.

Verre van. Het vacuüm dat op ieder hoogtepunt volgt – zoals na een keer uitademen de longen

onvermijdelijk weer beginnen met het inademen van verse lucht - vervult de verzadigde minnaar met

een loom gevoel van welbehagen. Het gevoel van een volle maag. Merkwaardig, aangezien hij zich

zojuist van een bijzonder energierijke hoeveelheid zaad heeft ontdaan.

Het vacuüm dat volgt op het orgasme, stolt in de tollende cementmolen van de bloedbaan

onvermijdelijk tot een stroperige brei van welbehagen, loomheid en voldoening. Een uitermate

bedwelmende, verslavende en indoctrinerende cocktail van primaire sensaties die, hoe kortstondig het

hoogtepunt ook moge zijn, lichaam en geest een pesterig voorproefje lijken te willen bieden van het

‘moment buiten de tijd’, de belofte van het nec plus ultra die de profeten der verlossing waar ook ter

wereld hun volgelingen voorspiegelen - een beetje zoals boeren hun ezels in beweging proberen te

krijgen via de beroemde truc van de stok met de wortel die men voor de snoet van het muildier aan

een touwtje laat bungelen. Ze hopen natuurlijk dat hun kwezeltjes net zo dom op de wortel af blijven

happen, als de ezeltjes uit de overlevering. Tot de clerici de meute precies hebben waar ze haar

hebben willen: voor de poorten van het paradijs, bij de ingang van het nirvana, het walhala, de hemel

(of welke tolbrug de stalmeesters ook in petto hebben voor hun balkende zieltjes waarmee ze –

gezeten op hun rug – de eeuwigheid tegemoet denken te kunnen sjokken).

Natuurlijk snakken de koppigsten ernaar het ongewenste gezelschap van hun ruggen te

slingeren. Ook zullen ze het hartgrondig zat zijn om als leeghoofdige muildieren nog langer achter een

stupide peen die op en neer danst aan een touwtje, aan te moeten hobbelen. No More Chains –

Please!!! Of men nu gewag maakt van mensen, dieren of mensdieren, geen van allen heeft de plicht

zich voor de kar te laten spannen van de valse slavendrijvers.

RUILHANDEL

Geen enkel wezen heeft een schuld groter om te lenigen dan het kapitaal van zijn bestaan. A.F.Th., de

grote romancier, schrijft in zijn nauwgezette dagboeknotities die de Arbeiderspers in 2003 onder de

titel Engelenplaque uitbracht in hun reeks Privédomein (d.d. 12 november 1998): ‘Het is de oudste

vorm van ruilhandel: Wij doden de tijd, de tijd doodt ons. Gelijk oversteken…’ Zaken als de verlossing

van de menselijke ziel of de voltrekking van het Laatste Oordeel, zullen Leenheer Tijd een rotzorg zijn.

Op meededogen hoeft geen mens te rekenen. Maar tegelijkertijd zal deze oerkracht van de pachters

op aarde nimmer meer opeisen dan Hem toekomt.. Geen enkel wezen heeft de morele of

godsdienstige verplichting om zorg te dragen voor het lenigen van een schuld die groter is dan zijn

bestaan vanwege de collectieve last der ‘erfzonde’. De Natuur kent geen goed of kwaad, slechts

overwinnaars en verliezers. Zij die omkomen, zij die overleven.

Geen wezen hoeft bang te zijn dat hij de zegen van het paradijs mis zal lopen, als hij niet alle dagen

bij wil dragen aan het uithakken en stapelen van stenen in de groeve van het strafkamp waar boven

Page 100: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

de poort geschreven staat: ‘Arbeit macht Frei’. Als hij insubordinaat is en recalcitrant en vastberaden

genoeg om het werk neer te leggen en zich los te maken uit de maatschappij die net als in het

dierenrijk haar ondergeschikten veroordeelt tot een levenslange dwangarbeid ten nutte van de alfa-

baasjes. Het prikkeldraad rondom het kamp is onder stroom gezet met onze leugens over God en

Orde en de economische heilsleren van Nut, Nijverheid en Vooruitgang.

Insubordinaat is degene die zich denkt te kunnen onttrekken aan de gangbare loop van de

dingen en de orde van de Tijd. Op die manier is ook de liefdesdaad een daad van rebellie, omdat haar

hoogtepunt zich afspeelt gedurende een moment suprême ‘buiten de tijd’. Wie eenmaal geproefd

heeft van de geneugten die de ‘kleine dood’ (zoals Batailles het orgasme karakteristiek omschrijft)

voor ons in petto heeft, weet diep van binnen dat hij eigenlijk niet meer anders wil. In hem knaagt

voortdurend het verlangen om terug te keren naar de piekachtige plek in het bestaan ‘waar geen land

meer achter ligt…’ De biologische bergtop van de metastase, zaligheid, stilstand van de tijd. Met deze

ervaring voor ogen, wenst hij niet langer als de eerste de beste Zwartepiet achter de goedheiligman

aan te hollen en sjokken. Zijn eisenpakket is simpel: hij wil niet meer zo onhandig hunkeren als een

loopse teef of kwijlende hond, niet meer zo plompverloren worden blootgesteld aan de nukken en

grillen van het weerspannige instinct. En ook wenst hij een flink part van zijn verantwoordelijkheid af te

schudden als het gaat om de schaamte en schade die worden toegebracht aan leeftijdgenoten (en

derden) die te maken krijgen met de perikels, speldeprikken en strapatsen van de kwelduivel Eros (de

lustvolle en plagerige sater van Aphrodite). Hij wil, kortom, bestendiging van de toestand buiten de

tijd, de toestand van extase, het ultieme, hij wil een zo efficient en extreem mogelijke verlenging van

de toestand van ‘de kleine dood’.

‘Laat mij mogen hopen de ogenblikken opnieuw te beleven, waarin wij het geluk wisten vast te

houden, zonder het aan illusies te ketenen, waarin wij de liefde de blinddoek van de ogen rukten en

haar noodzaakten haar fakkel te laten schijnen over de verrukkingen waar zij jaloers op was.’

Choderlos de Laclos, Les liaisons dangereuses (Burggraaf de Valmont aan markiezin De

Merteuil XV, Deel I)

Bevrijd de libertijnen, O ongenaakbare wulpse en wellustige Vrouwe van het Leven, van de last van

het lichaam, van de ballast van het bewustzijn. Bevrijd hen van de tol van hard labeur en van de sleur

van het bestaan. Laat hen de ervaring gewaar worden van volmaakte vrijheid, levitatie,

ongenaakbaarheid. Een zegen die pas kan worden gegeven, als er een knetterende kortsluiting is

ontstaan in het aaneengesloten circuit van zenuwbanen. Als de stroom uitvalt en het licht uitgaat, en

het grote feest dan eindelijk een aanvang kan nemen omdat de vrijbuiters in spe pas in het pikdonker

wis en waarachtig uit hun schulp durven kruipen. Bevrijd de libertijnen, Amors Schutsdame, jaag de

bezem door hun jeukende leven (rigoureus, als betrof het stofmijt die men met een mattenklopper uit

wat onfrisse kloffies dient te rammen). Geef de jankende honden en loopse teven de gezegende

toestand terug van het allereerste orgasme, toen de opwinding hen heel even helemaal van de grond

tilde en liet zweven. Geef hen het paradijs terug van de metastase dat ze als verguld in hun geheugen

hebben gegrift. Laat hen de gunst van het magnifieke moment dat zich uitstrekt in de diepte en

Page 101: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

breedte van de tijd en de ruimte (secula seculorum!)!

(…)

Plezier, dat is de beloning die het lichaam zich bij stond en wijle mag getroosten, in ruil voor

bewezen diensten aan moeder natuur… Het is het zoethoudertje van de baas die zijn beesten slim

heeft afgericht. Het zijn de suikerklontjes voor het getrouw dravende paard. Het is het zondagse

verzetje dat de mijndirecteur zijn kompels toestaat, na een week van gezwoeg en geploeter onder de

grond. Het is de fooi die de filiaalmanager het winkelpersoneel laat opstrijken voor de uren, dagen,

jaren dat ze de tent mee draaiende helpen houden. Het is het schamele knuffeldier onder de lakens,

het prullarium van anderhalve cent waarmee de louche baas zijn klanten afscheept in zijn schietkraam

op de kermis. Het is de spreekwoordelijke scheet in het netje, het kwakje zaligheid van drie en een

kwart tel. Het is het kluitje waarmee uiteindelijk iedereen het riet in wordt gejaagd.

Van de natuur kunnen we het niet winnen, maar we kunnen wel een beetje plezier beleven

aan de pokertafel waar de Tijd speelt voor croupier. (…)

Eens zullen ook onze lichamen aanspoelen, ergens aan de andere oever van deze

rivier…

EMPEDOKLES

Een citaat dat zeker in het gouden kastje mag om er op ieder gewenst moment opnieuw en opnieuw

naar te kijken, betreft voor mij een fragment van de Griekse filosoof Empedokles, over

de tegengestelde oerkrachten in onze kosmos waartussen de elementaire flux van het leven in dit

universum zich in eindeloze cycli pleegt voort te bewegen: Tweespalt en Liefde.

 

‘Nu eens komt alles door de Liefde in eenheid tezamen, dan weer scheiden alle

dingen zich van elkaar door de Tweespalt, die aan de haat, nijd en strijd ten grondslag

ligt. In zoverre op deze wijze het ene uit het vele ontstaat en uit de splitsing van het

ene weer het vele voortkomt, ontstaan de dingen en hebben zij geen eeuwig leven. In

zoverre hun voortdurende wisseling niet ophoudt, zijn zij eeuwig en bevinden zij zich

in een ongestoorde en rustige kringloop.’

- Empedokles, Over de natuur 

Een diepe wijsheid even kompakt geformuleerd is als een universele natuurkundige formule. Een die

behalve voor de kosmische krachten, beslist ook geldigheid heeft voor krachten op kleinere schaal. De

onverzoenlijke machten waaraan ook wij mensen in ons alledaags bestaan vaak ten prooi zijn, het

springtij waarin we - temidden  van de deining van de liefde en de golven van de haat, geregeld kopje

onder gaan. De wisselwerking tussen het Een en het Al die Empedokles in vier verschillende

elementen ontleedde (Aarde, lucht, water en vuur waren volgens Empedokles de vier wortels of

Page 102: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

elementen van alles. Het bijeenbrengen van de elementen door Liefde leidde tot het ontstaan van de

levende wezens. Het sterven was de door Haat veroorzaakte scheiding.) vertaalt zich voor onze

quasi-intelligente zoogdiersoort in een cyclisch laveren tussen de tegengestelde polen van geboorte

en dood, liefde en haat, bloei en neergang, putrefactie en osmose. Heen en weer, heen en weer, als

was onze geest niet meer dan de pendule van een driftig tikkende antieke staande klok. Empedokles'

fragment beslaat het ganse domein gaande van de liefde, zowel in spirituele als biologische zin; het

verlangen naar harmonie en de drang tot voortplanting. Maar het beslaat ook het tegendeel: de wrok,

de haat, de oorlog, strijdlust, vernietigingsdrang. De verzen van de filosoof beschrijven niet alleen de

theoretische grondslagen voor de werking der elementen, ze bieden tevens inzicht in de gedragingen

van de ruwe en rauwe cohorte van tweebenige primaten die met mes en vork heeft leren eten, en ook

verder meent te moeten excelleren in de wedijver der private organismen. Geestdriftig houden

de plaagdieren zich onledig met intriges, rumoer, slinkse of achterbakse handelingen, snode plannen,

pesterijen, kuiperijen, wrede streken, bloeddorst, machtswellust, gekonkelfoes.

Het is in deze laatste context dat ik het citaat van Empedokles heb gebruikt als motto voorin

mijn dichtbundel Bloedtest (De Bezige Bij 2003):

 

"... ken ik de ziel niet

wil ik de ogen

ken ik de nek niet

wil ik de mond

 

wee wie ooit zinderend van ziel versmolt

wee wie ooit zoals de wereldzee verdroogde

 

schroomvallig geven we ons over

lopen met de ogen open in de val

 

drinken van het vocht

dat geen dorst lest

 

baden in de poel

die ons niet wast

 

niets is wat het lijkt

en niets blijft gelijk

 

de rivier niet die voorbijtrekt

noch het vleesnat in ons lijf

 

Page 103: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

noch het water dat ons

nader tot de lippen

 

noch de hoop die

op de klippen slaat

 

de tederheid is ongenegen

de zuiverheid bevlekt zichzelf

 

en ook rechtschapenheid

liegt niet volmaakt

 

wat schoon is verloedert

wat rein is bederft

 

wat zoet is verbittert

wat goed is vergalt (...)"

 

(fragment uit het gedicht: "Luister en vink", Bloedtest (De Bezige Bij 2003))

 

Empedokles (492-432 v. Chr.) leefde op Sicilië, in Agrigento. Zijn leven lang heeft de vulkaan de Etna

in zijn blikveld gestaan, een stoere kegel met verweerde flanken waaruit vuurspranken laaiden. Op dat

eiland werd Empedokles omringd door de elementen: het water van de zee, de lucht van het

uitspansel, het vuur van de vulkaan en de vruchtbare aarde om hem heen. Omsloten door zoveel

natuur, waar hij ook keek, waarheen hij ook ging, moest hij die natuur wel proberen te doorgronden.

Hoe onstaat water? Waar komen de sterren in het uitspansel vandaan? Empedokles nam zich zijn

geleerde leven te besluiten met een alchemistische meesterproeve van zijn geniale kunne; omdat hij

wilde bewijzen dat zijn kennis niet slechts van menselijke maar bovenmenselijke aard was, trachtte hij

zichzelf als een soort bovennatuurlijk wezen in rook te doen opgaan door zich met huid en haar in de

vlammende krater te werpen. Een goddelijke verdwijntruc, die zijn effect niet miste. Helemaal

spoorloos verdwijnen kon hij niet, want de vulkaan schijnt in een koppige bui Empedokles' ijzeren

sandaal weer uit te hebben gespuugd. God of geen god, geleerde of waanzinnige: Empedokles was

vastbesloten terug te keren tot de elementen, die hem zijn filosofie hadden ingegeven. Hij wilde één

worden met het hem omringende. De tijdloze majesteit van de natuur.

     Dat laatste is hem gelukt. Empedokles is in rook opgestegen tot het domein van de

onsterfelijken. Ontbinding in factoren.

Page 104: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

XXVI

DE TREURESSEN VAN DE ZUSTERS VAN LIEFDE

“In 1832 besluit pastoor Zwijsen van parochie 't Heike in Tilburg tot de oprichting van een kleine

congregatie van zusters. De congregatie die officieel 'de zusters van O.L. Vrouw Moeder van

Barmhartigheid' heet is in de volksmond bekend als 'de Zusters van Liefde'. Deze congregatie groeide

in korte tijd uit tot een wereldimperium. De Zusters van Liefde vestigden zich rond de hele wereld en

zorgden overal waar zij kwamen voor onderwijs, ziekenzorg en armenzorg. Tilburg is steeds de

hoofdzetel gebleven van de congregatie. Het gigantische kloostercomplex aan de Oude Dijk ligt

midden in het centrum van de stad als een onneembaar bastion van stilte. Afgelopen zomer nam ik

deel aan het Lindeboom-ontbijt georganiseerd door de Stichting Stadsbomen Tilburg. Een van de

andere deelnemers was een lid van de congregatie van de Zusters van Liefde waarmee ik in gesprek

kwam. Op mijn vraag of ik eens de oude kloostertuin zou mogen bekijken werd meteen positief

geantwoord. Aldus gedaan. Nou, de bomenliefhebber kan hier zijn hart ophalen. Eigenlijk kwam ik

voor een oude perenberceau maar vandaag laat ik een andere ontdekking zien, drie magnifieke

treuressen in parapluvorm gesnoeid, ondersteund en geheel vergroeid met een ijzeren steunhekwerk.

Werkelijk prachtexemplaren die een plaatsje verdienen op de landelijke 'bomentophitlijst'. Henk

Kuiper, Tilburgse 'Bomenkenner' vertelde mij dat vroeger onder de ene es steeds de novicen zaten,

onder de tweede es de zusters die de tijdelijke gelofte hadden afgelegd en onder de derde es de

zusters die de eeuwige gelofte hadden afgelegd. Kijk maar eens naar de foto's, zo zie je ze niet vaak.

Helaas is de tuin niet geopend voor bezoekers. De veelal oudere zusters zijn terecht gesteld op hun

rust.”

Page 105: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

De kern van het Groene Woud, is een wereld van schoonheid waar de vergankelijkheid doorheen

schemert, waar Corke de bosman verdronken in zijn ven ligt en onze zielen zinken als stenen, waar

we in de wuivende patronen van het korenveld en het pluppende wateroppervlak weerspiegeld zien

wat we lief willen hebben en tegelijkertijd vrezen, omdat we altijd kwijtraken wat we liefhebben, waar

de wereld overhelt, waar alles bloeit en geurt en omhoogschiet en voorbij trekt in splendeur, en zich

voortdurend klaarmaakt voor de ondergrondse val. En toch is er een hoop dat dit verval buiten het

blikveld blijft liggen. Een hoop dat de vernieling onzichtbaar blijft, hoezeer we ook de ogen openen.

Een hoop die blijft verscholen bezijden het spectrum van ons blikveld. De put- en strontzwarte

ondertonen die in de natuur zo nadrukkelijk aan de oppervlakte komen, zijn vermoedelijk niets anders

dan pigmentresten van het noir fonce dat ooit als basisteint werd uitgesmeerd (en rondgespetterd)

over de koepelwanden van het universum. Een egale basis die bij uitstek geschikt was voor het

pointillistische proces dat daarna volgde: het versieren en bespikkelen van de wanden met talloze

sterren, planeten, asteroiden, en andere vuurspatten die de koepel van licht en schaduw hielpen

voorzien. Er is een diepe schaduw die vanuit de bodem en de aardse voren opdoemt, vanuit het koren

in de velden en de kern van de natuur. Zoals wanneer plotseling de lucht betrekt en een onweer

nadert. Het iets dat van binnen uitgehold wordt door het niets, de dood die zich heeft genesteld in de

essentie van het leven. Als ‘thelomeren’ (begrenzers) die deel uitmaken van het standaardpakket aan

erfelijk materiaal (DNA ) dat in iedere celkern ligt opgeslagen. De thelomeren bepalen dat er van een

oneindige reproductie en regeneratie van de cellen geen sprake kan zijn. Er vindt slijtage plaats, en

als die slijtage groter is dan de verjonging van de cellen is het organisme in rechte lijn: op weg naar

het Einde.

Page 106: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

XXVII

VAN DE GENEN ’T ZELFZUCHTIG SEIZOEN

‘de wingerd groeide, sap kwam terug, het land werd vertrouwd en groen het was van de genen ‘t zelfzuchtig seizoen’ - James Fenton

het begin schiep de menswat we erven wie we zijn

het recombinant van onze geblinddoekte oudersde misstappen van onze onzalige kroosthet gelaarsd eskader van het gehoorzame zaad

onze aard karakter is bestemming ons lot

op welk moment word je een matador? wanneer word er binnen in jou een slagboom opgehaald? daalt er een valbrug neer op de rand van de andere kade? op welk moment werp je de lans? de handdoek in de ring?

wanneer hef je je schild, leg je het van je af? zal het dienen als draagbaar naar je graf? wanneer schiet je op scherp, wanneer in de lucht? verkies je preciezie, het odium van macht?

doorboor je de stier in de nek of recht in het hart? hoe buig je twijfel om tot hoop? leer je beminnen wat je verwart? leg je recht wat niet past? verzoen je je

met de missers en miserie?met de tijden van spijt en het hard gelag?maak je een einde aan de vijandschap? zou je kunnen zingen tijdens het verdwijnen?

de tralies breken van je kooi? liederen opdragen aan koude en honger? afscheid nemen met een klaar gemoed?

het begin herschiep de menswie we waren wat we zijn

estafettelopers in het stadion van de dood

Page 107: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

XXVIII

VINGERAFDRUKKEN DER NATUUR

‘Als kind vond ik dat niet te vatten: dat de aarde met zo’n slordige 107.000 kilometer per uur rond de zon draait, terwijl je daar absoluut niks van voelt, van de omwenteling niet en ook niet van de baan die beschreven wordt. Mij verwart dat, daarom lag ik zo graag op mijn buik, ik wou dat voelen. Het moet mogelijk zijn, dacht ik. Zoals je, wanneer je niet focuste, de dingen dubbel kon zien, zo wou ik scheel kunnen horen en het razen van de planeet opvangen, misschien net zo vaag als het geruis van een verkeersader onder een hotelraam, maar in ieder geval hoorbaar.’

– Kamiel Vanhole

voor een moordenaar is ieder lijk visitekaartzoals ook onze lichamen de kaartjes zijnvan een schepper die ons één voor één op tafel legt

als bij een spel patience hij wint alleen maarvan zichzelf en meent dat dit genoeg bewijs moet zijn

geen twijfel speelt hem parten geen schaamte en geen spijt dat er door hem zoveel verloren is gegaan. Hij weet:

als hij opnieuw de stapel schudt is alles weer van voor af aan

XXIX

BILATERALE AANTASTNIGnotities uit het periodiek van het laag-bij-de-grondse

‘In de struggle for life lijkt de dood een partijdige scherprechter, die op de meest ongepaste momenten kan toeslaan. Met het oog op het onvermijdelijke daarentegen en met uw beste been aan gene zijde vormt een naderende dood een discipline, waarin u zich ongetwijfeld oefenen kunt.’

- Rien Halters

.I

leven is als atletiek of gymnastiek een even lenige als strenge discipline

het gaat erom grip te krijgen op de balk van dood en verglijden

het verderf grijpt om zich heen overal waar sprake is van

Page 108: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

ademen en oxiderenlucht en roest

zuurstof en legeringbase en zuur

‘Ontbinding is een continu-proces - vandaar dat men vergeefs zal zoeken naar een afwikkeling…’

niets raakt voorgoed kwijt of loopt verloren

niets is te geef en niets vergeefs

niets blijft durenalles blijft voortdurend

van gedaante wisselen, nietsvindt voor immer een plaats

alles wordt blijvend verplaatstniets is kwijt, niets gaat verloren

alles wordt steeds in andere verbindingen geboren

iedere differentiaalvergelijking heeft doorgaans oneindig veel oplossingen (Gerrit Krol)

.II

en nooit is iets klaaren nooit is iets volmaakt

of afgerond, hoe geslaagd ook en hoe laag-ook-bij-de-grond

in het aardse Rijk van het slijkwaar alles vergaat

en niets blijftbelangrijk

lichaam wordt lijkaas wordt humus

as wordt grasgewas voedsel

wat groeit uit de grond passeert mond en aars

in de aardealles mondt uit

in dezelfde dualiteitdezelfde wormstekige keten

Page 109: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

graf en doopvontkruitvat en lont

mors en mortseldood en leven

XXX

ALLES OP AARDE IS SCHERTS

‘Tutto nel mondo è burla. L’uom è nato burlone.’

‘Alles op aarde is scherts’, zo laat Giuseppe Verdi zijn Falstaff zingen, in een tekstbewerking van

Arrigo Boito, aan het slot van de gelijknamige opera. ‘De mens wordt geboren als nar.’

En als het leven scherts is, waarom de dood dan niet?

Volgens Shakespeare was er maar een ding wat overbleef, als de tijd gekomen was om te

gaan naar het ‘onontdekte land, van waar geen reiziger ooit weerkeert’: bereid zijn. Met opgeheven

hoofd de dingen tegemoet zien, de wil in het gareel tot het land was bereikt van de eeuwige stilte, 'the

great silence'.

Bereid zijn...

 

Zolang er spel is, is er hoop;  where there's a will, there's a play...

Maar niet iedereen is het gegeven om met kalm of opgeruimd gemoed het veelvormige monster van

de doodsangst te overwinnen.

Ik heb gezien hoe mijn vader uit allemacht zijn kin omhoog probeerde te houden, en hem

tegelijk alle mogelijke stadia van menselijke vernedering en lichamelijke onttakeling zien ondergaan.

Het lot schiep er genoegen in hem ook de mogelijkheid nog waardig heen te gaan, bruut te ontzeggen.

Als een jaloers en onhebbelijk kind dat anderen uit handen slaat wat hen dierbaar is; zo’n wreedaardig

creatuur dat bij beestjes een voor een de vleugels, poten, voelsprieten uitrukt om te zien wat het effect

is en hoe lang de rompjes nog spartelen of rondtollen. Hoe langer mijn vader weigerde om los te laten

(uit vastberadenheid en trots!), hoe minder er uiteindelijk van die vastberaden waardigheid nog

overschoot. Charon hoefde voor mijn vader nauwelijks echt meer uit te varen. Hij kwam zelf al

kilometers diens donkere richting op gedobberd. Het was mijn vaders koppige ontkenning van de op

handen zijnde dood, waardoor zijn erbarmelijke lot tot in het oneindige werd uitgerekt. Mijn vader heeft

de desintegratie van zijn wezen tot in de meest perfide graad ten uitvoer helpen brengen. Hij bleef

volharden, steeds krampachtiger, in het ontkennen van zijn ziekte, vanuit de illusie dat het de enige

manier was om het lot te kunnen afwenden. De verbeten strijd die mijn vader eerst tegen de

belegering van zijn lichaam, en later eigenlijk alleen nog tegen zichzelf en de werkelijkheid voerde,

maakte dat hij naar de verste uithoek van onttakeling werd gedreven. Mijn vader had maanden eerder

Page 110: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

op waardige wijze kunnen gaan, maar door toedoen van zijn panische ontkenning van de dood was

mijn vader best te vergelijken met een uitgemergelde hond die om niet te kreperen zijn eigen botten

begon af te kluiven. Hoe meer hij tot het uiterste ging om zijn lot te ontvluchten, hoe dichter hij erdoor

op de hielen werd gezeten. Toen mijn vader zijn laatste adem uitstiet was hij opgebrand tot in het

merg, zijn verlamd lijf verweerd als tufsteen dat door bijtend zuur was aangevreten.

Eerlijk gezegd weet ik niet hoe ik het zou doen in geval ik oog in oog zou staan met Magere Hein. De

dood is vast niet slechter dan het leven, zo luidt een overtuigende Tibetaanse wijsheid (‘We all die

succesfully’, hoorde ik ooit de Tibetaanse monnik Chogyam Trumpa zeggen, de vriend van Allen

Ginsberg die de dichter leerde mediteren en samen met hem de Jack Kerouac School of Disembodied

Poetics oprichtte te Boulder Colorado).

    W.F. Hermans, pessimist in hart en nieren, draaide deze wijsheid om. De mens is der ewig

Betrogene des Universums, zegt Qvigstadt, die behoort tot het gezelschap dat in Nooit meer slapen

met Alfred Issendorf door Lapland trekt. En de Noor voegt daar aan toe: ‘Op de school van de

schepper zakt ook de knapste scholier altijd weer voor zijn eindexamen.’ Het is de bekende kwestie of

een glas nu half vol dan wel half leeg is…

 

We all die succesfully.

Schrale troost!

Onthechting is een mooi streven, maar angst voor de dood en verdriet om onze geliefden bestaan niet

zomaar. De natuur is meestal sterker dan de wetten van de rede. De koppigheid van mijn vader, is

voor mij geen voorbeeld. Mijn verbetenheid zal minder zijn, neem ik mijzelf voor. Aan de andere kant

staat er teveel op het spel om je mak en gelaten als een lammetje af te laten voeren, is er teveel

moois om zonder slag of stoot gedaan te geven. Ik hoor veel mensen – in casu de dood – als troost

bedoelde nonsens te berde brengen over ‘energie die niet verloren gaat’, ‘verdriet dat je een plek moet

geven’, ‘gestorvenen die voortleven in het paradijs van de herinnering’. Zelf denk ik dat het na de

laatste ademtocht toch vrij gauw zwart wordt. Het lichaam breekt af, chemische reacties vinden plaats,

ontbinding, corrosie, putrefactie, aggregatie en uiteindelijk osmose met de nieuwe omgeving. Hebben

de alchemisten gelijk, de gnostici of juist de atheisten? Feit is dat de reactie onomkeerbaar blijft. De

dood is geen gebeurtenis meer in het leven. De dood beleeft men niet. De hypothese van de

onsterfelijke ziel helpt ons niet een raadsel op te lossen. Het eeuwige leven, mocht dat al bestaan, is

net zo raadselachtig als het tegenwoordige. ‘Niet hoe de wereld is, is het mystieke, maar dat zij is.’

Schreef Wittgenstein in 1922 in zijn Traktatus, die eindigt met de beroemde aanmaning tot zwijgen. 

 

Een detail van het sterven van mijn vader - die laatste donderdagavond 29 oktober 1998, terwijl John

Glenn bezig was aan zijn tweede ruimtereis (return to orbit, was de shuttle-reis gedoopt) dat me is

blijven achtervolgen: mijn vader was de laatste twee, drie dagen min of meer in coma geraakt. Zijn

ogen waren gesloten, hij was geestelijk en lichamelijk haast volledig verlamd - eten deed hij al weken

niet meer, en vocht konden we hem enkel nog toedienen met in water gedrenkte wattenstaafjes -

maar: vlak voor hij dood ging, in de laatste minuut, sperde hij zijn ogen wijd, wijd open. En niet heel

even, geen contractie van de spieren, maar hij hield ze open, tot de eeuwigheid aan zijn netvlies was

Page 111: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

vastgevroren. De kilte die hem in de greep. De wurging bleef duren, de dood liet niet meer los –

misschien vocht mijn vader nog ergens waar wij het niet zagen. Een uur na zijn overlijden was hij nog

altijd gloedheet op zijn rug – een graatmagere marathonloper die de finish over was, een uitgeputte

gevangene uit het concentratiekamp ontsnapt. De botten staken vlijmscherp uit zijn vel. Mijn

omgekomen vriend Joris Abeling ging op totaal andere wijze, binnen een flits van een seconde, een

botsing van twee auto’s in vliegende vaart, zijn leven vervliedend naast het mijne, onze knieën nog

broederlijk tegen elkaar, onze lichamen daarboven gesplitst en voorgoed van elkaar gescheiden. De

rest een vermangelde massa, verwrongen schroot, het magnetische tape van cassettebandjes dat

verwaaide in de greppel, zo ver het oog reikte… Het sterven is voor Joris zo vlug en onverwachts

gekomen is dat mijn kameraad – zo hoop ik toch, als een allerschraalste vorm van genade - het

privilege te beurt is gevallen dat Woody Allen als volgt verwoordde: ' I don't mind dying... I just don't

want to be there, when it happens.'

En voor ons? (Er) zijn of (er) niet zijn, is that still the question???De geest die vervliedt

waarheen? `Daar sterven wij aan voor altijd,’ lees ik bij Allen Ginsburg in zijn ‘Kaddish for Naomi’ ‘als

de paarden van Emily Dickinson / koersend naar het Einde. Zij kennen de weg /die Strijdrossen,

rennen sneller dan wij denken /het is ons eigen leven dat zij doorkruisen /en met zich meenemen.'

Einde?

Stilte?  

The Great Silence? 

Als wij dromen rommelen onze hersenen nog altijd voort; sterker nog, er zijn goede redenen om aan

te nemen dat droomactiviteit ontstaat omdat de hersenen zich tijdens de nachtrust op gegeven

moment beginnen te vervelen. Ons brein leidt grotendeels een eigen leven, los van zon en maan en

(hemel)lichaam. Zijn dimensie is een andere dan die van het omhulsel waarin het toevallig huist.

Descartes heeft hier veel van zijn spinsels aan gewijd. Niets dat zo kenmerkend is voor de mens als

zijn brein; en niets dat tegelijkertijd zo ongrijpbaar blijft. De Franse wijsgeer beschouwde de mens als

een universiteit, bezocht door iemand die de leeszalen, de sportvelden, de bibliotheken, de

laboratoria, de administratie langsgaat, maar dan vraagt: en waar is nu de universiteit? De menselijke

geest (de naam zegt het al) is een spook dat zich nooit zal laten examineren om de doodeenvoudige

reden dat hij nooit voor de dag kan komen. De dag is zijn domein niet. Wat wel? De nacht, de ruimte,

de hersenen… overal waar het trafiek vrijgesteld is van de aardse gravitaties en schimmen

ongelimiteerd hun werk kunnen doen. Wat weten wij van zijn signalen? Volgens Descartes slechts een

ding: cogito ergo sum. Lichaam en geest zijn fundamenteel met elkaar verklonken. De homo sapiens

heeft het zand en de modder van zich afgeveegd en zijn lot verpand aan de roerselen van een

etherisch monstrum dat geacht wordt zich ergens in dat lugubere spookkasteel achter onze ogen te

Page 112: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

hebben genesteld. Zeker weten doet men het niet. We presume, that’s all… Een kwestie van

vermoeden en vertrouwen. Maar in hoeverre kan men vertrouwen op het oordeel van een wezen dat

zijn bestemming in handen legt van een dergelijk oncontroleerbaar en duister systeem van

(hersen)schimmen en maskerades... Och arme. Het valt de homo sapiens sapiens niet te verwijten.

Over het verloop der evolutie (en zijn eigen minieme rolletje daarin) is hem niets gevraagd. Zijn wil

was van geen tel, en zowiezo: hij had geen keus. En onze Schepper? Had die dat wel toen de kosmos

met een knal ontketend werd? Had Hij een keuze bij het al dan niet voltrekken van de big bang

(voltrekken is het juiste woord, als een vonnis). Was het Zijn expliciete wil die destijds het licht ontstak

in de ruimte? (und Gott sprach: es waere …!) Of volgt de schepping een eigen generiek? Is het

allemaal per ongeluk ontstaan, in de kruitkamer van een morsig, alchemistisch bastion… een vonk

die oversprong, en patsbang!!! kaboem!!! (und es war Licht… ). Als het per ongeluk ontstond, buiten

Zijn wil om, is Hij vast van zijn troon geblazen van schrik. Maar als Hij wel een keuze had en

medeplichtig is aan het Complot, dan is dit allemaal Zijn testament, Zijn wilsbeschikking, Zijn executie,

Zijn nalatenschap. Bedacht en ten uitvoer gebracht toen stilletjesaan de tijd gekomen was om er

vandoor te gaan? Had Nietzsche gelijk, met zijn constatering dat de oude Heer er op gegeven

moment de brui aan heeft gegeven? Zo ja, valt het tijdstip van verscheiden dan nog vast te stellen? En

hoe voltrok het zich, werd het volbracht? Zonk de Almacht neer met kalm gemoed, zoals Socrates die

zich in Plato’s Phaedoon letterlijk te ruste legt…? Verdween Hij ongezien als een magier bij toverslag?

Als een nachtelijk spook bij het krieken van de dag? Als een mythische vogel die opsteeg uit de rook?

De feniks die zich volgens de legende om de zoveel tijd verbrandde op een nest van geurige kruiden,

en dan verjongd uit zijn as verrees. Het oerwezen dat zich ritueel slachtofferde op het altaar van de

Tijd? En dat de laatste kettingen brak rond de niet meer in bedwang te houden scheppingskracht. Het

oeratoom spat uiteen. Ons universum kruipt meanderend tevoorschijn, als een slang uit een ei.

(de duivel knikt tevreden ,en zegt: ‘zo was het! Als een slang uit een ei...’)

Page 113: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud

Over de   auteur Serge R. van Duijnhoven (1970) is schrijver, dichter en historicus. Woonachtig te Brussel, geboren in Oss (Noord-Brabant, NL). Oprichter van tijdboek MillenniuM en de Stichting Kunstgroep Lage Landen. Verbleef in Sarajevo voor De Morgen en de Volkskrant. Debuteerde in 1993 met de dichtbundel Het paleis van de slaap (Prometheus). Frontman van het muziekgezelschap Dichters dansen niet. Recente publicaties: De zomer die nog komen moest (Nieuw Amsterdam), Klipdrift (Nieuw Amsterdam),{Balkan}Wij noemen het rozen (Podium), Fotografen in tijden van oorlog (Ludion), Obiit in orbit; aan het andere einde van de nacht (De Bezige Bij), Bloedtest (De Bezige Bij) en Ossensia Brabantse gezangen (Jan Cunen). Serge van Duijnhoven is freelance medewerker van Vrij Nederland, www.cobra.be en het International Feature Agency. Sinds 2008 brengt hij als “Onze Man In Cannes” verslag uit van de hedendaagse filmwereld voor uiteenlopende nieuwe en periodieke media in Nederland, Vlaanderen, Amerika en Azië.

Website: http://sergevanduijnhoven.wordpress.com

foto: Igor Freeke

Persstemmen:

`Een belangwekkend schrijver.’- Alfred Kossman

‘Vergeleken met het bleke proza van auteurs als Grunberg en Giphart, is de beeldspraak van Van Duijnhoven ongemeen rijk, ik zou bijna zeggen: ouderwets artistiek.’

- Bart Vervaeck

‘Van Ostaijen, Schwitters, Marsman, Lucebert, Claus, K. Schippers, Diana Ozon, K. Michel en Serge van Duijnhoven vormen een kleine Pleïade van poëzievernieuwers.’

– Jaap Goedegebuure

‘Serge van Duijnhoven is een Van Gogh die schildert met woorden.’

– Jeroen Junte

Page 114: Op zoek naar de bronnen van het Groene Woud