92
OVERZICHT DER WERKEN, BROCHURES, TIJDSCHRIFTARTIKELEN ENZ. VAN DE HERVORMD GEREFORMEERDE HOOGLEERAREN Dr. J. A. C. VAN LEEUWEN, D R . H. VISSCHER EN D R . J. SEVERIJN BEWERKT DOOR W. DE ZWART MET EEN INLEIDING VAN DS. I. KIEVIT %• J, BOUT - DRUKKER-UITGEVER - WATERSTRAAT 4-6 - TEL. 293 - HUIZEN CN.H.) A

Overzicht Kievit

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Overzicht Kievit

Citation preview

Page 1: Overzicht Kievit

O V E R Z I C H T DER WERKEN, BROCHURES, TIJDSCHRIFTARTIKELEN ENZ.

VAN DE

HERVORMD GEREFORMEERDE HOOGLEERAREN Dr . J . A . C . VAN LEEUWEN, D R . H . V ISSCHER EN

D R . J . SEVERIJN

BEWERKT DOOR W. DE ZWART

MET EEN INLEIDING VAN

DS. I. KIEVIT

%• J, BOUT - DRUKKER-UITGEVER - WATERSTRAAT 4-6 - TEL. 293 - HUIZEN CN.H.)

A

Page 2: Overzicht Kievit
Page 3: Overzicht Kievit

O V E R Z I C H T DER WERKEN, BROCHURES, TIJDSCHRIFTARTIKELEN ENZ.

V A N D E

HERVORMD GEREFORMEERDE HOOGLEERAREN Dr. J. A. C. VAN LEEUWEN, Dr. H. VISSCHER EN

Dr. J. SEVERIJN

B E W E R K T D O O R

W. DE ZWART

MET EEN INLEIDING VAN

Ds. I. KIEVIT

Page 4: Overzicht Kievit
Page 5: Overzicht Kievit

WOORD VOORAF

Zooals reeds uit den titel van dit werkje blijkt, wordt den lezer hier een overzicht geboden van wat de drie Hervormd Gerefor­meerde Hoogleeraren hebben gepubliceerd.

Lang niet alles wat zij schreven is van algemeene bekendheid, hetwelk zijn oorzaak vindt in het feit, dat hun publicaties zeer verspreid zijn en zich uitstrekken over een reeks van jaren.

Derhalve leek ons het samenstellen van een overzicht, dat streeft naar zoo groot mogelijke volledigheid, alleszins gewettigd. In kort bestek heeft men hier den arbeid van bedoelde Hoogleeraren, die in groote verscheidenheid uiteen gaat, samengevat.

Een wetenschappelijke pretentie heeft dit boekje niet, wijl een streng methodische behandeling in een bestek als dit niet mogelijk is. Voor het doel, dat ons voor oogen stond, was dit ook niet nood­zakelijk. Wanneer dit overzicht, vooral door het Hervormd Ge­reformeerd volk, gelezen wordt, dan zal het ook in dezen vorm zeker zijn nut doen.

Voor de door hen verleende medewerking mag een woord van dank aan de Professoren Visscher en Severijn niet achterwege blijven. Ook Ds. Kievit zijn wij zeer erkentelijk voor de betoonde belangstelling.

D o r d r e c h t , J a n u a r i 1 9 3 7 . W . D E Z W A R T .

Page 6: Overzicht Kievit
Page 7: Overzicht Kievit

INLEIDING

L.S. Met genoegen voldoe ik aan het verzoek van den Schrijver van

dit werkje, het met een aanbevelend woord te willen inleiden bij ons Hervormd Gereformeerde volk.

Een bibliographie wil dit werkje niet zijn, doch een opsomming van de werken onzer Professoren, met korte aanwijzing van den inhoud, waarbij een bepaalde orde is in acht genomen.

De Schrijver heeft geen moeite ontzien om zoo volledig mogelijk te zijn. Zeker zullen onze Mannen-, Jongelings- en Meisjesvereeni-gingen gaarne enkele exemplaren aanschaffen. Maar ook onze predikanten enz. enz. zullen het gaarne bezitten. Laten velen dit boekje koopen. Het behoudt zijn waarde.

B a a r n , Januari 1937. Ds. I. KIEVIT.

Page 8: Overzicht Kievit
Page 9: Overzicht Kievit

HOOFDSTUK I.

Prof. Dr. J. A. C. VAN LEEUWEN

§ 1. WERKEN EN BROCHURES.

De Joodsche achtergrond van den Brief aan de Romeinen, Utrecht 1894, C. H. E. Breyer. —-

Op dit geschrift verkreeg de Schrijver op 11 April 1894 den graad van Doctor in de Godgeleerdheid.

Met de aankondiging van dit proefschrift volstaan wij, aan­gezien de Schrijver hierin denklijnen van een ethisch, maar niet die van een Gereformeerd theoloog geeft. Na zelfstandige Calvijn-studie is Dr. v. L. echter allengs gekomen tot de omhelzing der Gereformeerde beginselen. In de ethische denkwijze vond zijn sterk dogmatisch geörienteerde geest geen bevrediging. In de gedachten-wereld van Calvijn en van de auteurs der Synopsis purioris theo-logiae zag hij recht gedaan aan wat de Heilige Schrift aangaande het werk der verzoening Gods in Christus ontwijfelbaar leert. Uit den kring, waaruit hij was voortgekomen, maakt Dr. v. L. zich los, en welbewust koos hij als Gereformeerd theoloog positie tegen de Ethische richting.

Deze gegevens zijn ontleend aan een „In Memoriam Auctoris", dat prof. Dr. A. Noordtzij in ,,De Brief aan de Romeinen", die nog gedeeltelijk door prof. v. L. is bewerkt, geeft. (Korte Ver­klaring, Kok, Kampen).

• * •

In 1903 heeft Dr. v. L. een studie over Verzoening het licht doen zien. Aangezien wij deze studie niet konden inzien, kan zij hier slechts worden vermeld.

• * •

Literatuur èn Schriftuur, Rede bij de aanvaarding van het hoog-leeraarsambt aan de Rijksuniversiteit te Utrecht den 7en December 1908, Utrecht 1908, G. }. A. Ruys. —

7

Page 10: Overzicht Kievit

Voor de christelijke religie bestaat er een innig verband tusschen openbaring en Heilige Schrift.

Alleen het geschreven Woord geeft haar waarborg van wat zij beweert en behoort te bezitten: de geopenbaarde kennisse Gods, welke, gebonden aan de historische verschijning van den Christus, van universeele strekking is en van onverwoestbare kracht.

Door de Heilige Schrift alleen wordt de goddelijke gedachte, in menschelijke taal vertolkt, onveranderd, door de eeuwen heen aan de menschen bekend gemaakt.

De Heilige Schrift heeft goddelijk gezag en is normatief. De meening, dat wij in het Nieuwe Testament niet anders te

zien hebben dan een bundel geschriften, die behooren tot de pro­ducten der Oud-christelijke letterkunde, is evenzeer een vóór-oordeeling als de overtuiging, dat wij in de Heilige Schrift prin-cipium en bron hebben voor de kennisse Gods.

Het Nieuwe Testament is te waardeeren als literatuur, en als Heilige Schriftuur door de werking en leiding van Gods Geest, aan de Kerk geschonken. * Allereerst heeft de theoloog te rekenen met de taal, waarin het Nieuwe Testament is geschreven. De beteekenis van het feit, dat het Nieuwe Testament is geschreven in het Grieksch, kan niet hoog genoeg worden aangeslagen. Het Grieksch trad in den dienst der openbaring, die in „de volheid des tijds" bestemd was niet alleen den Jood, maar óók den Griek.

Vervolgens wijst Spr. op de organische eenheid Van het Nieuwe Testament, welke blijkt uit de gegevens, die het apostolisch kerug-ma (= de apostolische verkondiging) ons aan de hand doet; dan ook uit de evangeliën, die ons bewaard zijn, en eindelijk uit de oude traditie der Kerk.

De eenheid der Schrift sluit verscheidenheid niet uit. De volheid van den goddelijken Logos kon niet omvat worden door één be­richtgever. De „veelvuldige wijsheid" Gods wordt als uiteengelegd, in het bewustzijn der onderscheidene schrijvers ontleed, en straalt ons uit de Schrift tegen in veelvoudigen glans.

Tenslotte een enkel woord over den tekst van het Nieuwe Testament. Tekstcritiek is onontbeerlijk, doch eerbied voor de Heilige Schrift is daarvoor noodig. De critiek moet een theologisch karakter dragen. Absolute neutraliteit tegenover de Schrift is on­bestaanbaar.

• * •

Op weg naar het Ambt, Toespraak bij de opening der Lessen (8 Dec. 1908). Utrecht 1908, G. J. A. Ruys. —

Na een woord van welkom, spreekt de hoogleeraar de hoop uit op een goede verhouding tusschen professor en studenten.

8

Page 11: Overzicht Kievit

Met een inleiding tot het karakter van den arbeid, die aan te vangen staat, begint hij. Deze arbeid is drieërlei:

1. De Encyclopaedie der godgeleerdheid moet de wetenschap der godgeleerdheid doen zien als organisme. Onder theologie als wetenschap moet niet de wetenschap van de christelijke religie, doch die der kennisse Gods worden verstaan.

2. Na enkele woorden gewijd te hebben aan het terrein der Oud-christelijke letterkunde, dat ook de literatuur ,,buiten den kanon" beslaat, wijst de hoogleeraar op het hoog belang van het Nieuwe Testament, aangezien dit de bron is, waaruit de kennis van Gods openbaring wordt geput.

3. Inzake de uitlegkunde van het Nieuwe Testament betoogt de Spr., dat de gemeente niet vraagt naar de behandeling van inleidingskwesties op den kansel; zij heeft behoefte aan en recht op de verkondiging van het Woord des Levens. Goede en gezonde Schriftuurlijke exegese behoedt den Dienaar des Woords voor fantastische tekstverklaringen, die soms kant noch wal raken. Op het groot belang van degelijke, ernstige studie wordt tenslotte gewezen.

* •

*

Calvinisme en Schriftstudie, Een woord van verweer tegen Dr. G. A. van den Bergh van Eysinga, Utrecht 1909, G. }. A. Ruys. •—

In het Februari-nummer van „De Gids" van 1909 is Dr. van den Bergh van Eysinga te velde getrokken tegen de inauguratie van prof. van Leeuwen onder den titel: Een Calvinist over de Oud-christelijke letterkunde.

Een „woord van verweer" werd door „De Gids" geweigerd, reden waarom het hier afzonderlijk in druk verschijnt.

Vooral op het beginsel der gereformeerde Schriftbeschouwing deed Dr. van den Bergh v. E. een aanval.

Met de feiten toont prof. v. Leeuwen aan, dat zijn opponent onbevoegd is om als kampvechter tegen het Calvinisme op te treden, terwijl hij tevens van oordeel is, dat de door hem voor­gestane gereformeerde Schriftbeschouwing op het praedicaat wetenschappelijk zeer zeker mag aanspraak maken.

„Tenopzichte van het Calvinisme bleek hij bijster slecht op de „hoogte. Op de unanimiteit van de „unanieme wetenschappelijke „critiek van een halve eeuw" bleek ook nog al een en ander af te „dingen. In de waardeering van de beteekenis der traditie over „het vierde evangelie schiet hij, wetenschappelijk gesproken, verre „te kort. Zoodat over dezen aanval de slotsom luiden mag: par-„turiunt montes, nascetur ridiculus mus." Van den Bergh van Eysinga beloofde groote dingen, maar hij bracht weinig tot stand.

9

Page 12: Overzicht Kievit

In 1909 heeft Dr. v. L. ter herinnering aan zijn arbeid in het midden der gemeente Alkmaar een zestal preeken uitgegeven onder den titel Ja en Amen.

• • •

Onder Zijne vleugelen, Utrecht 1913, G. J. A. Ruys. — Deze bundel bevat de volgende meditaties: Die de harten proeft,

Psalm 139 : 23, 24; Hij verkwikt mijne ziel, Hosea 14 : 6; De Geest, die levend maakt, 2 Cor. 3 : 6b; „Als door vuur", Maleachi 3 : 3; Gelouterd, Maleachi 3 : 3; De heilige stilte, 1 Koningen 6 : 7b; Alle dingen nieuw, Openbaringen 2 : 17b.

• • •

Erasmus, Baarn 1914, Hollandia Drukkerij. (Serie I No. 2 Onze groote mannen.) —

Dit geschrift vangt aan met te wijzen op den vrijheidsdrang, die zich in de 16e eeuw in Renaissance en Reformatie openbaarde. Er is daarin overeenkomst en principieel verschil.

De Renaissance greep terug naar het ideaal der classieke oud­heid; de Reformatie werd gelokt door de bekoring, die uitging van het beeld der oudste christelijke Kerk, en boog zich voor het gezag der Heilige Schrift.

Eén dergenen, die in de opkomst van den modernen tijd van groote beteekenis geweest zijn, is Erasmus, wiens levensloop hier in enkele trekken wordt geschetst: zijn geboorte; zijn aanraking met de „broeders des gemeenen levens"; zijn verblijf in het klooster; zijn vele reizen naar en verblijf in het buitenland; zijn studie, enz.

De schrijver geeft hier niet een opsomming van feiten, doch doet vooral Erasmus' beteekenis uitkomen door verschillende zijner werken te bespreken, zooals ,,De lof der zotheid"; de uitgave van het Nieuwe Testament in den Griekschen tekst (hetwelk vooral met het oog op de verbreiding der reformatorische beginselen zeer belangrijk geweest is); zijn „Samenspraken", enz.

Vooral ook zijn houding tot Luther en de Hervorming wordt uitvoerig besproken, waaruit blijkt, dat hij vóór alles humanist was, en dat de beginselen, waaruit de Hervorming leefde, absoluut de zijne niet waren. Zulks blijkt al heel duidelijk uit zijn visie op de Heilige Schrift.

Beteekenis heeft Erasmus zeker gehad, en heeft hij nog, doch een reformator was hij niet.

• • •

Voorwerpelijke en onderwerpelijke prediking, Referaat gehouden op de 13e Jaarvergadering van den Gereformeerden Bond. —

Aangezien deze uitgave reeds lang uitverkocht is, en er toch

10

Page 13: Overzicht Kievit

telkens naar gevraagd werd, is dit referaat wederom afgedrukt in: De Waarheidsvriend, 27e jrg. no. 31 t/m 35.

Aangezien de prediking verkondiging is van het Woord Gods, daarom is het ten allen tijde van belang over dit onderwerp te spreken. Zoolang er een gereformeerde belijdenis is, zal het Woord des Heeren uitgangspunt en middelpunt en inhoud zijn der prediking.

De wijze van prediking wordt weliswaar mede bepaald door persoonlijke factoren, doch er zijn ook algemeene.

Allereerst wordt een enkel woord gewijd aan de voorwerpelijke prediking, waarvan de waarde allerminst ontkend wordt. In tegen­stelling met de voorwerpelijke prediking wordt in de eenzijdig-onderwerpelijke prediking de waarheid Gods in den regel niet breed besproken. De onderwerpelijke prediking houdt zich dan ook gaarne bezig met allerlei bevindingen. Beide methoden van prediking staan meestal tegenover elkaar. Naar de meening van den S. behooren beide echter vereenigd te worden: niet eerst voor­werpelijke prediking en dan, los van de preek, een toepassing, maar een verbinding.

Het reformatorische standpunt moest in de prediking meer tot zijn recht komen. Een aantal uitspraken van Calvijn worden ten­slotte in dit verband aangehaald.

* •

*

Het Evangelie van Mattheus, 2e druk, Groningen, den Haag 1918, J. B. Wolters U.M. In: Tekst en Uitleg, Praktische ver­klaring van het Nieuwe Testament. —

Aangezien een kommentaar of verklaring moeilijk nader te be­spreken is, volstaan wij met de mededeeling, dat dit deeltje en ook die, welke in de serie: Korte Verklaring (Kok, Kampen) van de hand van prof. van Leeuwen verschenen, populair van opzet zijn, en dus door ieder kunnen geraadpleegd worden. De beide deelen, die verschenen in den Kommentaar van Van Bottenburg, dragen een wetenschappelijk karakter, en kunnen dus alleen ge­bruikt worden door hen, die Grieksch kennen.

* *

*

Armen en Rijken, Kampen z. j. (1919), J. H. Kok. — Deze bladzijden zijn een herdruk van een reeks artikelen, van

November 1918 tot Maart 1919 verschenen in „De Waarheids­vriend '. Teneinde gehoor te geven aan het verlangen van velen, verschijnen ze hier afzonderlijk. De Schrijver hoopt, dat zii nog eenig nut mogen doen in een tijd, die, naarmate hij zich meer afkeert van het Woord Gods, te sneller het oordeel en den chaos tegemoet gaat.

11

Page 14: Overzicht Kievit

Aan den aanvang wordt deze vraag gesteld: Wat leert het Nieuwe Testament over armoede en rijkdom, over beider beteeke-nis, over de verhouding van armen en rijken?

Na een breedvoerig onderzoek komt de schrijver tot de con­clusie, dat de prediking des Heeren zich vooral richtte tot de armen en geringen, en dat Hij voornamelijk onder hen gehoor vond. Enkele rijken vormen een uitzondering tegenover de groote scharen, die uit het eenvoudige landvolk van Galilea Hem aan­hingen. Duidelijk wordt ook, dat wij geen recht hebben, in Hem een sociaal hervormer te zien, die de sociale kwestie zonder meer stelde, of bedoeld zou hebben haar op te lossen. Dat Hij de armen en geringen zocht en voor de gevaren en verleiding van den rijkdom waarschuwt, is uit een religieus motief. Hij pleitte voor gerechtigheid en barmhartigheid. Met Zijn Woord geeselde Hij verdrukking, hartelooze zelfzucht en onrecht.

Ook in de jonge gemeente, waarvan sprake is in Handelingen 2, is een sociale beweging evenmin aan de orde. Ook daar beweegt zich alles om den Christus als het middelpunt; ook daar staat het religieuse moment op den voorgrond. Wie hier een sociaal-oeconomisch beginsel wil zien zonder meer, moet de gegevens van Handelingen droevig verminken. In dit „communisme" ontbreekt iedere gedachte aan gelijkheid; eveneens aan een gemeenschappe­lijke productie. Met vele argumenten toont de Schrijver aan, dat er in de Jeruzalemsche gemeente geen „communisme" bestond. Vervuld als zij was met den Heiligen Geest, heerschte er onder­linge liefde. De kennis van dit geheim wortelt in de kennis der liefde en ontferming Gods, haar in Christus geopenbaard.

Tenslotte wordt ook de vraag gesteld, wat uit de Paulinische brieven valt te leeren aangaande armoede en rijkdom.

Aan het eind zijner studie constateert de Schrijver, dat het Nieuwe Testament de sociale kwestie nimmer stelt in den zin, waarin zij tegenwoordig aan de orde van den dag is. Het beginsel der liefde wordt in de Heilige Schrift op den voorgrond gesteld. Hoe meer de Heilige Schrift uit het leven wordt teruggedrongen, des te meer zal dit beginsel met voeten getreden worden. Te midden van dit alles hebben echter zij, die voor het Woord des Heeren buigen, zich rekenschap te geven van hun positie en taak. Eenerzijds is er voor de Kerk van Christus een blijvende roeping weggelegd in het getrouwelijk prediken van het Woord der waarheid. Anderzijds in den dienst en het werk der barmhartig­heid.

* *

*

Het probleem van den Oorsprong der christelijke Religie, Rede naar aanleiding van den 286sten Gedenkdag van de stichting der Utrechtsche Hoogeschool op 26 Maart, uitgesproken den 3en April

12

Page 15: Overzicht Kievit

1922 door den Rector-magnificus. Utrecht, Electr. Drukkerij ,,De Industrie", J. van Druten. —

Een wetenschappelijk geadstrueerde, en ook na wetenschappelijk onderzoek der gegevens bevestigde voorstelling aangaande den oorsprong der christelijke religie, behoeft volstrekt niet noodzake­lijk af te wijken van die van den eenvoudigen geloovige, die in het communaal bewustzijn der gemeente Gods zich houdt bij de Heilige Schrift.

Allereerst zijn de juiste methode en de zuivere grensafbakening van verschillende terreinen van wetenschap noodig. Daarna kan de waarde bepaald worden van hetgeen men als resultaat meent te mogen vaststellen.

Ook bij de beschouwing van den oorsprong der religie heeft men het onderscheid tusschen wetenschap, wijsbegeerte en religie niet steeds in het oog gehouden.

Voor de kennis van den oorsprong der christelijke religie worden wij verwezen naar het Nieuwe Testament.

Bij het licht van de Heilige Schrift heeft de theologie een eigen visie, die in het geloof gegrond is.

„Een wijsbegeerte, die uit een andere conceptie leeft dan die „der H. Schrift en der Kerk, heeft medegewerkt tot de ontkerste­ning van het moderne leven; zij zoekt den oorsprong der christe­lijke religie te verklaren op zulk een wijze, dat èn die oorsprong „een probleem bleef, èn het christelijke dier religie problematisch „werd."

• * *

De brief aan de Colossensen, Opnieuw uit den grondtekst ver­taald en verklaard, Kampen 1923, J. H. Kok. (Serie: Korte Ver­klaring der H. Schrift). —

* •

*

Paulus' Zendbrieven aan Efeze, Colosse, Filémon en Thessa-lonica, Amsterdam 1926, H. A. van Bottenburg. (Kommentaar op het Nieuwe Testament, dl. X). —

„De exegese is gegeven in de overtuiging, dat het Gods Woord „is, dat tot ons spreekt ook in deze brieven van Paulus. Daarom ,,is er m.i. geen vrees voor misverstand, wanneer op den mensche-„lijken factor bij de exegese nadruk is gelegd.

„Moge deze kommentaar het zijne doen, om onder den zegen „des Heeren het Woord Gods beter te doen verstaan en dichter „bij ons te brengen."

* * ar

*

Het Nieuwe Testament, 3e druk, Amsterdam z. j. (1926), H. A. van Bottenburg. —

13

Page 16: Overzicht Kievit

Aangezien het, met het oog op het bestek van dit boekje, niet mogelijk is, bij de verschillende onderdeelen min of meer breed­voerig stil te staan, geven wij hier den inhoud aldus weer:

§ 1. De kanon van het N. Testament. § 2. De taal van het N. Testament. § 3. Handschriften van het N. Testament. § 4. Oude vertalingen van het N. Testament. § 5. De boeken van het N. Testament.

De Christus op aarde. § 6. De evangeliën. § 7-—8. Het evangelie naar Mattheus. § 9. Het evangelie naar Markus. § 10—11. Het evangelie naar Lucas. § 12. Het synoptisch vraagstuk. § 13—17. Het evangelie naar Johannes.

Het werk van den verhoogden Christus. 1. De stichting en uitbreiding van de Kerk. § 18—19. De Handelingen der Apostelen. 2. De onderwijzing des H. Geestes. § 20. De brief aan de Romeinen. § 21. De le brief aan de Corinthiërs. § 22. De 2e brief aan de Corinthiërs. § 23. De brief aan de Galatiërs. § 24. De brief aan de Efeziërs. § 25. De brief aan de Filippenzen. § 26. De brief aan de Colossenzen. § 27. De brieven aan de Thessalonicensen. § 28. De brieven aan Timotheus en Titus. § 29. De brief aan Philémon. § 30. De brief aan de Hebreën. § 31. De brief van Jacobus. § 32. De le brief van Petrus. § 33. II Petrus en Judas. § 34. De brieven van Johannes.

De Christus en de toekomst. § 35. De openbaring van Johannes.

Tenslotte is een chronologische tabel betreffende het Nieuwe Testament opgenomen.

Het Evangelie naar Marcus, Opnieuw uit den grondtekst ver-

14

Page 17: Overzicht Kievit

taald en verklaard. Kampen 1928, J. H. Kok. (Serie: Korte Ver­klaring der H. Schrift). —

* *

Het Heilig Evangelie naar de beschrijving van Markus, Amster­dam 1928, H. A. van Bottenburg. (Kommentaar op het Nieuwe Testament, dl. II). —

„Deze kommentaar spreke voor zichzelf. Hij is geschreven in „de overtuiging, waaraan Markus uitdrukking geeft in het op­schrift van zijn boek, de belijdenis, waarbij de Kerk des Heeren „van alle eeuw leeft. Zonder deze moet de exegese onvermijdelijk „aan velerlei gegevens geweld aandoen, wat o.a. uitkomt in de „beoordeeling van 's Heeren Zelfbewustzijn en Messiaansch be^ „wustzijn in menigen kommentaar.

„Zonder in polemiek te komen met andere opvattingen, heb ik „in de verklaring ernaar gestreefd, de beteekenis van deze mo-„menten te doen uitkomen."

* *

*

Openbaring en Cultuur, Kampen 1929, J. H. Kok. — Een negen-tal voordrachten, in October^December 1928 op

verzoek van de Nederlandsche Christelijke Radio-Vereeniging voor de microfoon gehouden, wordt hier in minder vluchtigen vorm geboden. In een „Woord vooraf" deelt de auteur mede, dat deze voordrachten worden gedragen „door de overtuiging van de blijvende en onmisbare beteekenis der Christelijke religie óók voor het cultuurleven van onzen tijd".

De eerste voordracht wil het goed recht der Christelijke religie verdedigen, wijl zij door vijandige machten omringd en benard wordt. Ook ziet de Spr. niet over het hoofd, dat de Christelijke religie bijna overmeesterd wordt door krachten, die in strijd zijn met haar wezen, zoodat ook verweer hiertegen dringend geboden is. Strijd dus naar binnen en naar buiten.

Verweer hiertegen kan het best geboden worden door ons eerst rekenschap te geven van wat de Christelijke religie zelf is, want anders kunnen de geestelijke krachten, die haar belagen, niet. worden onderkend.

Daartoe wordt allereerst nagegaan, wat onder „openbaring" te verstaan zij. Volgens Schr. is dit: het te voorschijn treden van de majesteit Gods, en het doen klinken van Zijn machtig Woord. Zoodoende wordt het Christendom niet een zekere religie in een. reeks andere godsdiensten, doch „de" religie bij uitnemendheid.

De eerste openbarings-daad Gods is de schepping. In de tweede lezing wordt dan ook gewezen op de belijdenis,,

dat God de Schepper is, en dat Zijn Souvereiniteit over alles gaat..

15

Page 18: Overzicht Kievit

De onderscheiding van algemeene en bijzondere openbaring wordt in den breede uiteengezet, welk betoog uitloopt op den Heere Jezus Christus, Die het centrum en het hoogtepunt is van alle bijzondere Godsopenbaring.

De „Christelijke belijdenis aangaande God" is het onderwerp, met welks bespreking de derde voordracht een aanvang maakt.

Het bestaan Gods kan en mag niet bewezen worden. Het vraagt eenvoudig erkenning. Als het levend geloof verdwijnt, komt de vraag naar „bewijzen" voor het bestaan van God op; wie uit de Heilige Schrift leeft, heeft ze niet van noode.

De belijdenis aangaande God kreeg in de Christelijke Kerk vorm in de belijdenis der Drie-eenheid, welke na veel strijd geboren en geformuleerd werd. De Schr. toont dit historisch aan.

In de vierde lezing wordt met de behandeling van deze stof voortgegaan, en aangetoond, dat de belijdenis van de Drie-eenheid maar niet een uitgedacht leerstuk is, maar dat in haar het hart van de Christelijke religie klopt.

Het vraagstuk der „Heilige Schrift" is daarna aan de orde. In een tweetal voordrachten wordt het breedvoerig uiteengezet.

Voor het Christendom is de Heilige Schrift het Woord van God. Dit zegt iets omtrent het tot stand komen en het karakter der Schrift, n.1. dat zij van God is, en der Kerk van God geschonken is. In de Heilige Schrift spreekt God tot ons. Christus is het hart en het leven van Gods Woord; door Hem bestaat de H. Schrift als een organisch geheel; en de Kerk des Heeren vindt in haar het richtsnoer voor geloof en leven. Een Christendom, dat de Heilige Schrift als het Woord van God loslaat, sterft weg; de geschiedenis zelf bewijst de waarheid van deze stelling.

De zevende voordracht wordt besteed aan de vraag naar de ver­houding tusschen Christelijke religie en wetenschap.

De waarheid van de Christelijke religie hangt niet af van een wetenschappelijk bewijs, noch van logische redeneering. Waarbij komt, dat niet alles wetenschap is, wat als zoodanig wordt aan­gediend. Vandaar, dat de conclusie (in de achtste lezing, die met de behandeling van dit onderwerp doorging) aldus luidt: „halve „wetenschap leidt van God af; echte wetenschap is in staat, niet „om te bewijzen de waarheid van hetgeen de Christelijke kerk „belijdt aangaande God — maar wel om den geloovige te zeggen: „het is de God, die 'hemel en aarde schiep door Zijn Woord, Wiens „Geest het al draagt en vervult, en door Zijn kracht in stand houdt, „Wiens macht en wijsheid, Wiens majesteit en grootheid uitblinkt „in al wat bestaat".

Meer in het bijzonder handelt de laatste (9e) voordracht over „Christendom en Cultuur". Gevraagd wordt wat „cultuur" in het algemeen is, en welk bijzonder karakter onze huidige cultuur ver­toont.

16

Page 19: Overzicht Kievit

Op enkele resultaten van dit onderzoek wijzen wij in de volgende uitspraken:

„Een cultuur, die geworden is wat zij is onder den invloed van „het Christendom moet, wanneer zij geheel ontkerstend is, te niet „gaan. Dat is het gevaar, waarin onze cultuur verkeert; dat de „ontbindende elementen aan het werk zijn, ten spijt van veel wel-„meenend idealisme, springt in het oog."

Over de taak en de plaats der Christelijke religie in de gegeven omstandigheden merkt prof. v. L. het volgende op:

„In de eerste plaats zal de kerk van Christus zich te bezinnen „hebben op hetgeen haar levens-beginsel is. Ontegenzeggelijk „draagt de kerk mede schuld aan de ontkerstening van het cultuur­leven. Zij zelve is afgeweken van haar beginsel, heeft zich open­gesteld voor invloeden, die aan haar leven knaagden en haar „bestaan belagen. Zonder terugkeer tot de levensbeginselen, die „in elke belangrijke periode van haar bestaan van kracht zijn ge-,,bleken, zal zij zelve haar levenskracht zien wegvloeien, en van „haar luister beroofd, meegevoerd worden den ondergang te­gemoet."

„Bezint zij zich echter op wat de bron is van haar leven en haar „kracht, dan kan Christus' kerk de plaats innemen, waarop zij „aanspraak heeft."

Zoolang de Kerk een zout en een licht blijft, zal een cultuur haar invloed ondergaan en niet verdwijnen.

* *

*

De Brief aan de Romeinen, Opnieuw uit den grondtekst vertaald en verklaard, Kampen 1932, J. H. Kok. (Korte Verklaring der H. Schrift). —-

Nadat op 13 Augustus 1930 Prof. Van Leeuwen gestorven was, bleek het, dat slechts een gedeelte dezer verklaring persklaar was. Het overige gedeelte, dat loopt vanaf Romeinen 8:31, is, aan de hand van dictaten van den overledene, bewerkt door Dr. D. Jacobs.

Een en ander is van een „In Memoriam auctoris" voorzien, ge­schreven door Prof. Dr. A. Noordtzij.

§ 2. TIJDSCHRIFTARTIKELEN.

Het Geloof, in: Theologische Studiën, Tijdschrift onder redactie van F. E. Daubanton en C. H. van Rhijn, 26e jrg., Utrecht 1908, Kemink 6 Zn. —

De reformatie heeft de kerk van Christus verjongd en vernieuwd; nieuw levensbloed door haar aderen gestuwd, door haar weer terug te leiden tot de H. Schrift. Ook ten opzichte van het stuk van het „geloof" heeft de reformatie baanbrekende beteekenis gehad, door

17

Page 20: Overzicht Kievit

een beslist nieuwe, aan de Heilige Schrift zich aansluitende op­vatting te geven van den aard en het wezen van het geloof. Na Paulus is in de kerk het recht verstand hiervan spoedig zoek geraakt.

De Schrijver wijst op verschillende opvattingen bij apostolische-en kerkvaders, die van de Schrift afwijkende opvattingen ver­kondigen. Augustinus steekt ver boven de kerkvaders uit. Door zijn nauwe aansluiting aan de Heilige Schrift en de erkenning van haar absoluut gezag, spreekt hij ook over de kracht en de be-teekenis van het geloof op nieuwe en vaak treffende wijze, hoewel hij in de dogmatische formuleering toch zeer onzeker is. Zoodat ook Augustinus het niet gebracht heeft tot een diepe, geheel Schrif­tuurlijke, afgeronde en één geheel vormende beschouwing van het geloof.

In de middeleeuwen ontbrak alle contact tusschen het geloof der kerk en dat van haar leden, aangezien de theologie zich steeds meer in wijsgeerige termen ging uitdrukken. Het practisch kerkelijk leven stond in dien tijd op den voorgrond.

Daarom zal de Schrijver zich alleen oriënteeren aan de Heilige Schrift en aan de theologie der reformatoren. Rekenschap zal ge­geven worden, uit welk beginsel zij hebben geleefd. Ook zal worden nagegaan, in hoeverre de door hen op den voorgrond gebrachte beginselen beteekenis hebben voor de theologie en het leven van onzen tijd. In hoofdzaak worden Luther en Calvijn besproken.

„Het veiligst gaan wij, door te blijven bij de opvatting, die in de „Heilige Schrift, met name bij Paulus, wordt gevonden en ook de „oorspronkelijk reformatorische is geweest. Voor dogmatiek en „prediking, en ook voor de practijk van het geestelijk leven zal zij „het vruchtbaarst zijn."

* *

*

Quirinus, Eene mededeeling, in: Theologische Studiën, Tijd­schrift onder redactie van F. E. Daubanton en C. H. van Rhijn, 30e jrg., Utrecht 1912, Kemink & Zn. —

Bespreking van een nieuw gegeven (van W. M. Ramsay) inzake Lucas 2 : 2. De Schrijver maakt van een en ander melding, omdat ieder bericht, dat belooft eenig meerder licht te doen opgaan over den persoon van Luc. 2 : 2, met vreugde moet worden begroet.

* •

In den 26sten en 30sten Jaargang van Theologische Studiën komen tezamen een viertal recensies voor van de hand van Prof. Van Leeuwen.

18

Page 21: Overzicht Kievit

Erasmus' Grieksche Nieuwe Testament, 1 Maart 1516, in: Stemmen des Tijds, Maandschrift voor Christendom en Cultuur, 5e jaargang, Utrecht 1916, G. J. A. Ruys. —

„Pioniers-werk moet te gelegener tijd dankbaar worden her-,,dacht. Wie zich voedt met de rijke vrucht van lang-ontgonnen „en wèl-bewerkten akker, mag niet geheel vergeten, dat er een „tijd was, dat zijn land nog niet anders was dan dorre heide of „dicht kreupelbosch. Dan prijst hij den moed van voorgaande ge­slachten, die de spade in den bodem durfden steken, den grond „gingen slechten, en na moeizamen arbeid den sikkel konden slaan „in schraal gewas."

Om bovenstaande opmerking moet hij denken, die thans een in alle opzichten uitstekend verzorgd Grieksch Nieuwe Testament raadpleegt. Niet licht zal het in hem opkomen, te grijpen naar de eerste editie, die op 1 Maart 1516 het licht zag. Maar wel moet hij deze eerste uitgave waardeeren en herdenken als pioniers-werk. Het was Erasmus, die haar bezorgde.

Hoewel Erasmus Humanist was, en geen Reformator, toch ging zijn belangstelling óók uit naar den Bijbel en de kerkvaders der eerste eeuwen. In dit opzicht onderscheidt hij zich gunstig van het ideaal der Humanisten in het algemeen.

Breedvoerig wordt de tot-stand-koming van de eerste uitgave van het Grieksche Nieuwe Testament geschetst. Vele waren de moeilijkheden voor uitgever en schrijver. Doch met wel wat al te grooten spoed werd aan het plan uitvoering gegeven.

Ook over de beteekenis en den invloed dezer uitgave wordt ge-alle opzichten uitstekend verzorgd Grieksch Nieuw Testament ment dan ook bijna zonder uitzondering het eenige geweest, dat den grondtekst toegankelijk maakte. De tweede uitgave diende Luther tot grondslag voor zijn vertaling van het Nieuwe Testament in het Duitsch.

Erasmus' uitgave heeft verschillende edities beleefd. „Reden genoeg, om, nu het juist 400 jaren geleden is, dat het

„eerste Nieuwe Testament in het Grieksch in het licht werd ge-„geven, dit werk te herdenken. Te herdenken als pioniers-werk. „Èrasmus zette een eerste schrede op onbekend en on-ontgonnen „gebied. Hij begon met het banen van een weg. Veel doornen en „distels liet hij staan. Doch hem toch de verdienste, een begin te „hebben gemaakt. En op den 400en verjaardag van het verschijnen „van zijn arbeid voor hem de erkenning, dat deze van ver-strekken-„den invloed is geweest."

* *

*

Over Hebreën 11:1, in: Gereformeerd Theologisch Tijdschrift, 24e jrg. afl. 10, Februari 1924, Aalten, Drukkerij „de Graaf­schap". —•

19

Page 22: Overzicht Kievit

Er is nog geen eenstemmigheid in de verklaring van dit vers, aldus prof. v. L.

Verschillende beteekenissen kunnen er aan het woord „hupo-stasis" worden toegekend, al naar het dogmatisch en philosophisch standpunt der exegeten.

De geschiedenis der exegese van dit vers wordt uitvoerig be­sproken. Met name de verklaringen van Thomas Aquinas en Calvijn worden met elkaar vergeleken, welke vergelijking uitvalt in het voordeel van den laatste. In tegenstelling met Thomas, let Calvijn op het verband. Ook is er bij hem geen sprake van een intellectua­listische conceptie.

• * •

„Zuivere Objectiviteit?", in: Gereformeerd Theologisch Tijd­schrift, 26e jrg. afl. 5, September 1925, Aalten, Drukkerij „de Graafschap". —

Brunner's bewering, dat hij „zuivere objectiviteit" bedoelt te geven en meent te kunnen bereiken, wordt hier onder de loupe genomen.

Brunner ziet de crisis der huidige theologie, zoekt naar haar oorzaken, en strijdt voor een herleving der theologie. Hij zoekt aansluiting aan de principiën der reformatie, die volgens hem zijn verwrongen of te loor gegaan.

Het is de moeite waard Brunner's beweringen van naderbij te bezien, zijn uitspraken te overwegen, en een antwoord te zoeken op de vraag, of zijn „zuivere objectiviteit" inderdaad aan de theo­logie een herleving, een nieuwe toekomst belooft.

In zijn critiek is Brunner het sterkst. Aan de hand van vele uit­spraken wordt dit aangetoond.

Wanneer prof. v. L. de vraag beantwoordt, of Brunner's betoog de theologie inderdaad weer kan brengen tot de objectiviteit, die zij noodig heeft om waarlijk theologie te zijn, dan betwijfelt hij dit zeer sterk, aangezien het de vraag is, of Brunner Luther en Calvijn juist heeft geïnterpreteerd.

Daarnaar stelt de hoogleeraar een onderzoek in, tot de conclusie komend, dat Brunner's theologisch werk, bepaaldelijk getoetst aan de grondbeginselen van het Calvinisme, zeer zwak is te noemen. Voor den rijkdom der Heilige Schrift heeft hij te weinig oog.

De principieele beteekenis van het Calvinisme heeft Brunner nog niet doorzien. In velerlei opzicht is hij meer een geesteskind der Luthersche reformatie, dan van het Calvinisme.

Een opbouwende theologie is van Brunner niet te verwachten, zoolang hij blijft op het punt, waar hij zich thans bevindt. Een „critische methode" kan voor een theologie, die inhoud hebben zal, niet veel geven.

„De theologie heeft een andere roeping. Zij zal rekening hebben

20

Page 23: Overzicht Kievit

„te houden niet alleen met het geloof, maar ook met de Heilige „Schrift en de kerk".

* *

*

Theologische Faculteiten van de Rijksuniversiteit, in: Antirevo­lutionaire Staatkunde, mnd. ed., 2e jaargang, Kampen 1926, J. H. Kok. —

De beschouwingen, die de Schrijver in een drietal artikelen over dit onderwerp geeft, zie men als een poging, een antwoord te vinden, waarbij zoowel aan het karakter der godgeleerdheid als aan de roeping der Rijks-Universiteit recht worde gedaan.

De drie Universiteiten in ons vaderland hebben haar aanzijn ontvangen in den heeten worstelstrijd tegen Spanje, een worsteling om de vrijheid, de vrijheid ook van religie. Met het volste recht mag gezegd worden, dat door deze stichting de gereformeerde religie een onberekenbaren en moeilijk te overschatten invloed heeft gehad op de geestelijke ontwikkeling en het cultuurleven in ons vaderland.

In de periode, waarin de Universiteiten in ons vaderland werden gesticht, was er zulk een krachtig bloeiend geestelijk leven, was er zulk een machtig bewustzijn van den rijken levensinhoud, dien men in de belijdenis der gereformeerde religie bezat, dat de poging kon gewaagd worden, een christelijke wetenschap te concipieeren, aan welker top de theologie stond, gediend door alle andere weten­schappen.

Allengs verzwakte echter het kerkelijk leven, en de geestelijke verheffing uit den bloeitijd zonk in. En zoo verloor ook de theologie een aanzienlijk deel van de leiding, die zij in het Gereformeerd Protestantisme aanvankelijk had bezeten. In de 18e eeuw nam de heerschappij van het rationalisme toe, waartegen een van haar adeldom vervallen theologie geen verweer meer had. De theologie raakte onder overheersching der philosophie.

Na Napoleon werden aan de Universiteiten opnieuw de oude rechten verleend. Doch de positie der theologie was maar in schijn na 1813 gelijk aan de oorspronkelijke. Maar in wezen was zij ge-wijzigd; de aard der politieke idealen, de inrichting van het kerkelijk leven en het verval van de theologie zelve, droeg de kiemen in zich van een ontwikkeling, die zou uitloopen op de regeling, gelijk die in de Wet op het Hooger Onderwijs van 1876 is belichaamd.

Vergelijkt men den toestand door de wet van 1876 geschapen met dien, die sedert het organiek besluit van Augustus 1815 had bestaan, dan is dit duidelijk: principieel was er veel veranderd: de vakken, die in een faculteit van godgeleerdheid thuis behoorden, zijn eruit verwijderd; met uitzondering van de „uitlegkunde" zijn ze, voor zoover zij onder een anderen naam terugkeerden, van hun theologisch karakter beroofd. Maar de consequenties, uit de ver-

21

Page 24: Overzicht Kievit

anderde omstandigheden voortvloeiende en die onvermijdelijk ge­geven waren met de scheiding van Kerk en Staat, zijn niet ge­trokken. Een halfslachtige toestand trad in.

Alvorens de vraag te beantwoorden, of van Staatswege onder­wijs gegeven behoort te worden in de godgeleerdheid, gaat de Schrijver na, wat het wezen en het karakter der theologie is.

De ware theologie, die haar object heeft in de kennis Gods, die in Christus is geopenbaard, in de H. Schrift vervat, en aan het geloof geschonken is, past niet in het kader van Rijks-Universi-teiten, zooals wij die thans kennen. Aangezien het voor den staat niet ter zake doet, of men de beginselen van Calvijn dan wel die van Spinoza toegedaan is, daarom kan de theologie door den staat niet onderwezen worden. De Godgeleerdheid, die in naam aan de Rijks-Universiteiten bestaat, is geen Godgeleerdheid. De faculteit der Godgeleerdheid aan de Rijks-Universiteiten, zou dan ook ge­maakt behooren te worden tot wat zij ten-deele is: een faculteit van godsdienstwetenschap. Daarnaast zou een echt theologische facul­teit behooren te bestaan, uitgaande van de Kerk, aangezien de theologie tot haar terrein behoort.

Staat en Kerk hebben hier elk een eigen roeping. Maar „een kerk, die haar roeping beseft, zal er een eer in stellen

„en het als een onafwijsbare taak beschouwen, hare dienaren op „te leiden in de heilige godgeleerdheid. Zich bezinnend en con-„centreerend op haar levens- en levend beginsel, kan in de ont­kerstende cultuur de kerk van Christus nog zijn een zout en een „licht".

§ 3 . D I V E R S E P U B L I C A T I E S .

In Het Convent heeft prof. van Leeuwen de volgende artikelen gepubliceerd:

Individualisme en Kerkelijk leven (6 art.); De eenheidskerk (11 art.); Kerk en Staat (bespreking geschrift Dr. J. Severijn in 2 art.); De Brochure van prof. v. Apeldoorn; Een stap verder?; Revolutie?; Zijn onze diaconiën veilig?; De strijd om het recht; Om de diaconiën (3 art.); Geen predikantencorps; De vakbeweging; Het recht in het midden; De kerkelijke overheid; Tucht en recht in de Ned. Herv. Kerk; Berichtgeving; Waarom geen reorgani­satie?; Een weg, die iemand recht schijnt; Het bewijs geleverd; Voorlichting?; De Kerk volgens het Nieuwe Testament (15 art.); Nu nog een onmogelijkheid; Een juridisch advies van voor 50 jaar; Synodale rechtspraak; Onderstellingen; In afwachting; Cijfers; Hoe is het nu eigenlijk?; Vertraagde gevoelswerking; Zonderlinge geestesgesteldheid; Kerkelijk recht; Theorie en practijk; Protest; Vak-organisatie; Uit de synode; Reorganisatie? Van onrecht en

22

Page 25: Overzicht Kievit

geweld; De procedure (3 art.); „Nare dingen"; Rechtskundige moeilijkheden; Een nieuwe stichting; Een kerkelijk banvonnis.

„Het Convent" verscheen van Januari 1923-— December 1927 onder Redactie van prof. Dr. J. A. C. van Leeuwen en Dr. J. Severijn bij A. Jongejan te Gouda.

* *

In den 13den Jaargang van De Vaandrager (1924—1925) heeft Prof. v. Leeuwen in een 15-tal artikelen De Waardeering van den Arbeid behandeld, in welke reeks de Schrijver heeft willen aan-toonen, dat de christelijke religie niet alleen in den loop der eeuwen van onmiskenbaren invloed is geweest op de waardeering van den arbeid, maar ook in de komende tijden nog hare roeping heeft.

* *

In de Christelijke Encyclopaedie (Uitgave in 6 deelen van J. H. Kok te Kampen) heeft prof. v. Leeuwen de volgende artikelen geschreven:

Antonia (Burcht); Arbeid; Arbeider; Armen; Babyion; Baljon (Johannes Marinus Simon); Barbaren; Beschrijving; Bijbel (ge­deeltelijk); Bijbelsche geschiedenis; Bijbelsche theologie; Bijbeltekst; Broeders des Heeren; Christusmythe; Cyrenius; Demas; Derbe; Diana; Diaspora; Doorn in het vleesch; Evangeliarium; Evangeliën; Evangelist; Farizeërs; Festus (Porcius); Filémon; Flavius Josefus; Galaten (Brief aan de); Galatië; Gelijkenissen; Gemeen maken; Geslachtsregister; Godvruchtig; Grieken; Hades; Hebreën (Brief aan de); Heiden-Christenen; Hellenisme; Hellenist; Herodes; Hero-dianen; Historische theologie; Hooge Raad; Isagogiek; Jacobus; Jacobus' brief; Joden-christen; Jodendom; Jodengenoot; Johannes; Johannes (Brieven van); Johannes (Evangelie van); Kiescollege; Kruiswoorden; Laodicea; Laodicenzen (Brief aan de); Leidsche Vertaling; Macedonië; Macht; Magiërs; Marcus; Mattheus; Nico-laieten; Onbekende God; Oort (Hendricus Lucas); Overpriesters; Paulus; Polygottenbijbels; Pseudepigrafen; Pseudo-Clementinen; Rechterstoel; Rechthuis; Renan (Ernst); Reuss (Eduard); Saddu-ceën; Schaapspoort; Schatting; Schoone Poort; Schriftgeleerden; Ster der wijzen; Symbolisten; Tempelreiniging; Tentenmaker; Thaddeüs; Thecla; Therapeuten; Thessalonika; Thessalonika (Brieven aan de); Tinne des Tempels; Tischendorf (L. F. Con-stantijn); Tooverboeken; Trophimus; Vaderschap Gods; Verstikte; Viervorst; Visioenshypothese; Vormhistorische methode; Westcott

23

Page 26: Overzicht Kievit

(Brooke Fosz); Wetstein (Johan Jacob); Wolfenbüttel-fragmenten; Zacheüs; Zeloten; Zendingsreizen van Paulus.

Totaal 103 artikelen. * *

*

In De Rotterdammer van 12 Februari 1929 schreef Dr. v. L. bij het zilveren jubileum van prof. Dr. H. Visscher als Hoogleeraar: Een collegiale karakteristiek.

24

Page 27: Overzicht Kievit

HOOFDSTUK II.

Prof. Dr. H. VISSCHER

§ 1. WETENSCHAPPELIJKE GESCHRIFTEN.

Guilielmus Amesius, Zijn Leven en Werken, Haarlem 1894 J. M. Stap. —

Op dit geschrift verkreeg de Schrijver op Vrijdag 5 October-1894 den graad van Doctor in de Godgeleerdheid.

Het proefschrift is opgedragen aan den WelEerw. Zeergel. Heer Dr. F. E. Daubanton: „uit erkentelijkheid door zijnen oud-leerling". Van een en ander wordt in een persoonlijk schrijven rekenschap gegeven.

Aan de hand van het volgend schema wordt het onderwerp uit­eengezet:

I. Overzicht van Amesius' leven. 1. Amesius in Engeland. 2. Amesius in de Nederlanden tot na het einde der

Synode van Dordrecht. 3. Amesius te Franeker en te Rotterdam.

II. Amesius als godgeleerde. 1. Amesius eigenaardige denkbeelden aangaande de

natuur der godgeleerdheid en de verdeeling der god­geleerdheid.

2. Amesius als exegeet. 3. Amesius als dogmaticus. 4. Amesius als ethicus. 5. Amesius als homileet.

III. Sporen van Amesius' invloed. „Amesius was een groot man. Hij heeft recht op een waardige

„plaats onder de godgeleerden uit den bloeitijd der Gereformeerde „theologie in ons vaderland".

„Mocht dit proefschrift er toe medewerken, om de aandacht te „vestigen op een man van zoo onmiskenbare verdiensten, opdat,

25T-

Page 28: Overzicht Kievit

„naast de namen van zoovelen zijner tijdgenooten, ook die van „Amesius prijke als die van een roemrijke uit een roemvol tijdvak

.„der historie onzer Gereformeerde kerken". * *

*

Aflaatbrief gegeven in 1476 voor het vereeren der reliquieën, die bewaard werden in de oude of St.-Hippolytus-Kerk te Delft, medegedeeld door Dr. H. Visscher. In „Archief voor Nederland-sche Kerkgeschiedenis", onder redactie van H. C. Rogge en F. Pijper, 7e deel, 's-Gravenhage 1899, Martinus Nijhoff. —

* *

• In: Troffel en Zwaard, Tweemaandelijksch Tijdschrift, heeft

Prof. Visscher de volgende artikelen gepubliceerd: Eene Voorlezing over Socinus' Leven en Leer. (3e Jrg. Utrecht

1900, J. Bijleveld). Twee gevaren, die onze kerkelijke armenzorg bedreigen. Refe­

raat, gehouden op de Diaconale Conferentie der classis Gouda, 17 November 1902. (5e Jrg. Utrecht 1902, Erven J. Bijleveld).

Varia uit mijne aanteekeningen. (5e Jrg. Utrecht 1903, Erven J. Bijleveld).

Classicisme en Christendom. Rede, uitgesproken bij de plechtige opening van het Marnix-Gymnasium te Rotterdam op den 7den September 1903. (5e Jrg.).

Eene bijdrage tot de geschiedenis van Jacob Verschoor (1 e stuk). (5e Jrg.).

* •

• De oorsprong der Religie, Rede bij de aanvaarding van het

Hoogleeraarsambt aan de Rijks-Universiteit te Utrecht den 15den Februari 1904, Utrecht, Kemink & Zn. —

De drang naar religie openbaart zich onder alle beschaafde vol­keren. Die beweging kan worden tegengestaan, maar niet ontkend. Zij is niet kunstmatig verwekt, maar komt op uit de geweldige crisis, die door ons cultuurleven gaat. De innerlijke behoeften der menschenziel, die werden teruggedrongen, dienen zichzelve echter aan om bevredigd te worden. Vele vraagstukken, die reeds vroeger aan de orde waren, roepen om een oplossing, welke alleen de religie geven kan.

Spr. staat stil bij 'het onderscheid tusschen religie en godsdienst. Waarna bepaald wordt wat onder religie te verstaan zij.

De reeks van voorstellingen inzake het wezen der religie is tot drie groepen saam te brengen: le. is er een intellectualistische strooming; 2e. is er een moralistische tak; 3e. is er een richting, die het wezen der religie zoekt in het godsdienstig gevoel.

26

Page 29: Overzicht Kievit

In geen dezer opvattingen is het wezen der religie in vollen omvang gegeven.

De norm voor het religieuse leven kan alleen gevonden worden in Hem, die in elk opzicht ons een exempel naliet.

Bij de vraag naar den oorsprong der religie wordt vastgesteld, dat alle pogingen om de religie te verklaren uit niet-religieuse factoren, mislukken. De oorsprong der religie ligt in God, Die Zich openbaart in de schepping en in de menschenziel.

Met de gebruikelijke toespraken beëindigt spr. zijn rede.

• * *

Religie en Zedelijk Leven, Rede bij den aanvanq van den cursus 1904—1905, Utrecht 1904, G. J. A. Ruys. —

Het cultuurleven van dezen tijd lijdt aan een overspannen in­dividualisme. Alle zedelijke normen wankelen. Het relatieve alleen is het eenig absolute. Het kwaad eet voort als de kanker.

Dit verschijnsel van onzen tijd is niet toevallig, doch is resultaat van een proces, dat reeds langen tijd voortwoekert. God werd niet meer als God gekend; voor de zonde in haar waarachtig wezen bleef geen plaats meer; niets bleef er over, dat een vasten grondslag voor het zedelijke kon bieden.

De verhouding tusschen religie en zedelijk leven wordt nagegaan. Allereerst worden de historische gegevens over beider ver­

houding geraadpleegd, waaruit blijkt, dat de historie niet pleit voor een onafhankelijke moraal, maar haar weerspreekt. Nergens treedt het zedelijk leven onafhankelijk op.

In het tweede gedeelte van zijn rede gaat de Spr. de empirische feiten in het zedelijk leven zelf na, welk onderzoek uitloopt op deze conclusie:

„De nauwe verwantschap tusschen religie en zedelijk leven eischt „tot verhooging van het laatste verdieping van het godsdienstig „besef.

"Het licht van Christus moet blinken boven alle nationale en „sociale streven, Christus moet zijn drijfkracht en einddoel beide.

„De Kerk heeft hierin hare schuld en hare roeping tevens. Wie „de Kerk zal dienen heeft dit te verstaan, opdat er geestdrift ge-„boren worde voor de vervulling harer taak."

„Eén zijn in wortel religie en zedelijk leven. Dat was zoo in het „verleden, dat is zoo in het heden. Zij zullen één zijn in de toekomst. „Ook hier geldt het schoone woord: de mensch zal niet scheiden, „wat God vereenigd heeft".

* *

God en mijn Recht, Referaat gehouden op de eerste algemeene

27

Page 30: Overzicht Kievit

vergadering van den Gereformeerden Bond, Utrecht 1906, G. J. A. Ruys. —

„Gansch een eikenwoud slaapt in een enkelen eikel." De veel­vormigheid der natuur dwingt tot bewonderend aanschouwen. Tot Gods rijke schepping behoort ook de wereld der menschen. Ook de verscheidenheid in de wereld der menschen is niet toevallig. Zij is vrucht van de ordinantie Gods. Naarmate de ontwikkeling rijpt, wordt de veelvormigheid grooter.

Het hoog ontwikkelde Westersche cultuurleven staat in het teeken der veelvoudigheid, hetgeen vrucht is van een eeuwenlang proces.

Dit proces leidde in zijn consequentie tot het feit, dat de religie een minder beteekenisvolle plaats gaat innemen in het leven der maatschappij. Naarmate de Gereformeerde religie haar heerschap­pij over de volksconsciëntie zag dalen, naar die mate verloor de kerk haar positie in het sociale en in het staatsbestuur beide. Ten­slotte werd de kerk zelve door beginselen, die de hare niet zijn, aangetast, zoodat de revolutie mede door de kerk werd voorbereid.

Zoodoende kon in ons land de synodale organisatie worden op­gelegd, waardoor Gods Kerk geen gereformeerd leven leiden kan. De Synodale organisatie snoert saam, wat niet saamhoort. Om tot vrijheid te komen, moet zij verdwijnen. Van reorganisatie is geen heil te verwachten. De staat is alsnog geroepen het ons aangedaan onrecht te herstellen. De Gereformeerde Kerk dulde slechts Ge­reformeerd leven.

Met een oproep om niet af te laten van strijden eindigt Spr. zijn rede.

* *

*

Het Protestantsche Vaderland, Biographisch Woordenboek van Protestantsche Godgeleerden in Nederland, Eerste deel, Utrecht 1907, Kemink en Zn. De A bewerkt door Dr. H. Visscher en Dr. L. A. van Langeraad.

* *

*

Religie en Gemeenschap bij de Natuurvolken. Eerste deel, Utrecht 1907, G. J. A. Ruys. —

De gang van het boek is aldus: I. De Religie als sociaal feit.

II. De sociale typen en hunne indeeling. III. De absoluut religieuse phase.

1. Karakteristiek van het intellectueel en ethisch leven der natuurvolken.

2. De persoonlijkheid bij de natuurvolken.

28

Page 31: Overzicht Kievit

3. De werking van het religieus grondgevoel in het psychisch leven der natuurvolken.

4. Animisme, Spiritisme, Feticisme. 5. Slotbeschouwing.

Het boek is opgedragen aan den Hoogwelgeboren Hooggeleer­den Heer Jhr. Dr. B. H. C. K. van der Wijck, oud-Hoogleeraar in de wijsbegeerte aan de Universiteit te Utrecht, als bewijs van waardeering zijner wetenschappelijke verdiensten.

* *

*

Feit of Fictie, Een beschouwing over de beteekenis van het heils-feit voorde Christelijke religie, Baarn 1908, Hollandia-drukkerij. —

„De bedoeling van dit geschrift is niet een pleidooi te leveren „voor de historische betrouwbaarheid der Heilige Schrift. Ook „wordt hier noch tegen personen, noch tegen richtingen, welke „ook, de strijd aangebonden.

„Doel is uitsluitend de demarcatielijn der beginselen te trekken „bij de vastelling der waarde, die het religieuse feit heeft voor het „leven der Christelijke religie. Er zal getracht worden in het licht „te stellen, dat men de zoogenaamde heilsfeiten niet van secundaire „beteekenis kan maken, zonder daarmede het wezen van de Chris­telijke religie, gelijk zij als historisch verschijnsel voor ons staat, „om te smelten in eene philosophie."

De poging om het Evangelie los te maken van de feiten, en die er dus naar streeft, het heilsfeit te lichten uit de kern der Christe­lijke religie, kan niet slagen, dan alleen ten koste van het wezen der Christelijke religie, gelijk zij als historisch verschijnsel in het wereldleven staat.

Dit toont de Schrijver aan, door allereerst een blik te werpen in de geschiedenis van het religieuse feit; vervolgens staat hij stil bij de onmisbaarheid van het religieuse feit; tenslotte overweegt hij wat er van de Christelijke religie wordt zonder het religieuse feit.

* *

*

Religie en Arbeid, Utrecht 1908, G. J. A. Ruys. — Met de geweldige ontwikkeling, die onze eeuw kenmerkt, steeg

het zelfbewustzijn der arbeidende menschheid. Bij den aanvang van den nieuwen tijd is de grootsche ontplooiing

der arbeidskracht als voorgevoeld. Ook wetenschap en wijsbegeerte spelen hier een rol. Gewezen wordt op Baco van Verulam (1561 — 1628), die de heraut was van den nieuwen tijd. Zijn geschrift „Nova Atlantis" moet gezien worden als een treffend juiste ver­tolking van hetgeen komen zou.

De drang van onze dagen is die naar heerlijkmaking van het aardsche leven. Daartoe wordt de arbeid dienstbaar gemaakt.

29

Page 32: Overzicht Kievit

„In den tempel van den arbeid hebben duizenden, die zich van allen godsdienst vrij wanen, zich in aanbidding neergeworpen, zich wijdend aan dien god, dien de tooverstaf van zondig zelfgevoel schiep." Heel het streven van de moderne menschheid is er op gericht, om door arbeid levensrijkdom te verwerven. Arbeid is het eenige middel om zijn egoïsme te kunnen botvieren.

In den grond der zaak heeft de menschheid onzer dagen van werken een grooten afkeer. Door het steeds toenemend mechanisme stompt hij af, en is zelf machine geworden, waardoor alle persoon­lijkheid wordt gedood.

Nadat de Schrijver heeft laten zien, hoe het moderne leven den Christus heeft uitgeworpen, stelt hij in het licht welk een zegen­rijken invloed de religie op de arbeidsverhoudingen kan uitoefenen, hetgeen over het algemeen uit de prestaties van het Gereformeerd Protestantisme blijken kan.

„Niet het materialisme, maar het Evangelie kan medicijn bieden, „omdat de zedelijke idealen beslissend zijn voor de constellatie der „maatschappij."

• * *

Het Levensprobleem, Utrecht 1909, G. J. A. Ruys. — Het probleem des levens is nog steeds actueel. Verschillende

uitspraken worden geciteerd. Bij velen wordt het levensgeschieden resultaat van een louter mechanisch proces, tegenover welk begrip hier de Christelijke wereldbeschouwing inzake het levensprobleem uiteengezet wordt.

Het levensprobleem stelt ons tot taak het aanrakingspunt te zoeken, waar de eeuwige Schepper aan het geschapene roert. Zooals het wereldproces zijn oorsprong vindt in de wereldidee, die God zich denkt, zoo is de drijfkracht in dat proces product van de werking Zijns Geestes, die den Raad des Almachtigen realiseert. Daarom woont die Geest in het geschapene in. Door het schijnbaar doode ruischt nog een stille ademtocht. Het is de Geest, die hem aanblaast en naarmate Hij hooger idee realiseert, ontsluit zich hooger leven. In den mensch schittert het uit in zelfbewustheid, zoodat hij drager is van Gods beeld in gansch bijzonderen zin.

Het hier gebodene is een Rede, die gehouden is op 10 Februari 1909 voor de Societas Studiosorum Reformatorum.

* *

*

Het sociale streven van Frédéric Le Play, Utrecht 1910, G. J. A. Ruys. —

Er wordt hier een beknopte uiteenzetting geboden van het sociale streven van een beroemd Fransch oeconoom, die jaren lang gepleit heeft voor sociale reformatie, die een ver strekkende invloed heeft

30

Page 33: Overzicht Kievit

uitgeoefend op de studie van het sociale vraagstuk en in wiens arbeid veel is, dat niet slechts verdient gekend, maar ook nog over­wogen te worden.

De uiteenzetting vindt plaats door de volgende onderwerpen achtereenvolgens ter sprake te brengen: De methode; Religie; Gezin; De arbeidsverhoudingen.

Het is een der groote verdiensten van Le Play, dat hij reeds voor tal van jaren gewezen heeft op het belangrijk element, dat gelegen is in de handhaving van het gezin. Hij heeft Frankrijks zedelijken val geprofeteerd.

Le Play werd in 1806 geboren; hij stierf in 1882. • •

*

De Gereformeerde Theologie, Baarn 1910, Hollandia-Drukkerij. In dit geschrift vinden wij allereerst de opkomst van het moderne

leven geschetst. Renaissance en Reformatie staan beide in het teeken van spanning der individualiteit. Ook in de Nederlandsche Reformatie kon het niet anders zijn. Onder storm en drang worstel­de de religieuse individualiteit om zich vrij te maken van een gezag„ dat zich vergreep aan het heilig recht der menschheid op vrijheid van conscientie.

Het individualisme baart echter verscheidenheid. Remonstran­tisme stond tegen Calvinisme over. De strijd, die de 17e eeuw ken­merkt, en die gestreden werd om de ideaalste goederen, wordt ver­volgens in groote trekken gekarakteriseerd, bij welke beschouwing met name haar theologie getypeerd wordt. Vooral de studie der H. Schrift heeft in de 17e eeuw een groote belangstelling genoten. Van groot gewicht is ook het feit, dat voor de theologen der 17e eeuw de theologie wetenschap was. Het streng wetenschappe­lijk karakter der theologie staat vast voor hem, die niet slechts gelooft, dat God is, maar ook, dat Hij Zich heeft geopenbaard in natuur en Schriftuur beide. In heel deze eeuw onderscheidt zich de theologie door haar streng theïstisch en dus zuiver Christelijk karakter. Krachtens haar absoluut religieus uitgangspunt draagt zij een theocratisch karakter.

Onder invloed der nieuwe wijsbegeerte, waarvoor de theologie niet immuun bleek te zijn, trad een inzinkingsproces in, waaraan, ook de theologie van Coccejus niet onschuldig was.

Met het aanwijzen van de beteekenis, die de Reformatie in het algemeen voor het oeconomisch leven der volken heeft gehad, besluit dit geschrift.

* *

*

Geen Theodicee, Utrecht 1910, G. J. A. Ruys. — „Het kan niet verbazen, dat in theologie en wijsbegeerte beide

31

Page 34: Overzicht Kievit

„,het (lijden) als een probleem staat, dat zich opdringt en dikwijls „het probleem was bij uitnemendheid. Immers, voor het religieus „bewustzijn verschijnt God in Zijne wijsheid en goedheid als de „oneindige Schepper en de vraag moest klemmen, hoe een wereld-bleven, waardoor een stroom van smart en lijden kruit, gewrocht „kan zijn door Hem, die als een God der liefde wordt verheerlijkt."

Het lijdensprobleem wordt dus in dit geschrift besproken. En ook de vraag, of het wereldbestuur Gods door ons menschen kan en mag worden beoordeeld, zooals Thomas Aquinas dat ver­kondigde.

Aan de hand der historie wordt eerst een inzicht gegeven in de oude theodicee. Vervolgens worden de hoofdoorzaken harer mis­lukking aangewezen, terwijl ten laatste overwogen wordt in welk licht de Christelijke religie de wereld met haar zonde en lijden als schepping Gods kan zien.

* •

*

Het probleem der armoede, Utrecht 1911, G. J. A. Ruys. — De bedoeling van dit geschriftje is meer tot onderzoek aan te

sporen dan nieuw licht te doen opgaan over de vragen, die gesteld kunnen worden. Drie onderwerpen worden op den voorgrond ge­steld. Eerst wijdt de Schrijver aandacht aan de vraag naar het karakter der armoede. Daarna wordt de vraag aan de orde gesteld, hoe het komt, dat het pauperisme in onze cultuur zulke ziekelijke afmetingen gaat aannemen, en tenslotte wordt nog overwogen, wat gedaan kan worden om dat voortwoekerend pauperisme te bestrijden.

,,In den weg der gerechtigheid is wegneming van een groot deel „der armoede gewis, terwijl voor het overige daarvan de gemeente „des Heeren gesteld is, opdat zij zal betoonen, hoe zij werd uit­verkoren, opdat zij onberispelijk zou zijn voor God in de liefde."

* *

•k

Religion und soziales Leben bei den Naturvölkern, Band I Pro­legomena, Bonn 1911, Johs. Schergens. —

Een Duitsche uitgave van: Religie en Gemeenschap bij de Na­tuurvolken, le deel, Utrecht 1907, G. J. A. Ruys.

Aangezien het, naar de meening van den Schrijver, aanbeveling verdient, een boek als dit in een wereldtaal te publiceeren, besloot de auteur de Hollandsche uitgave niet voort te zetten, doch het geheele werk opnieuw in de Duitsche taal uit te geven.

Voor den inhoud van dit boek verwijzen wij naar ons overzicht van de Hollandsche editie.

32

Page 35: Overzicht Kievit

Religion und soziales Leben bei den Naturvölkern, Band II Die Hauptprobleme, Bonn 1911, Johs. Schergens. •—

Inhoudsoverzicht: 1. Inleiding.

II. Het gezin bij de natuurvolken. III. De vormen van het gezin.

1. Vader- en moederrecht. 2. De oorsprong van het vader- en moedergezin. 3. Het primitieve gezin en het huwelijk. 4. De vormen van het gezin en de huwelijks­

plechtigheden. 5. De polyandrie (= Het huwelijk van een vrouw

met meer dan één man). 6. Resultaat van onderzoek.

IV. De godsdienst en het gezin. 1. De natuurmensch en zijn overledenen. 2. De voorvader-cultus; Resultaten van weten­

schappelijk onderzoek. 3. De vrees en de godsdienst. 4. De oorsprong van den voorvader-cultus. 5. Sociale functie van den voorvader-cultus.

V. De godsdienst en het grootere sociale verband. 1. Het Totemisme. 2. De politieke organisatie. 3. De godsdienst en de indeeling der maatschap­

pij. VI. De maatschappelijke vereenigingen.

1. Geslachtsvereenigingen. 2. De ouderdomsklassen. 3. Vereenigingen van standgenooten. 4. Geheime vereenigingen.

VII. Het Taboe-verschijnsel. 1. Korte beschrijving van het verschijnsel. 2. De vormen van het Taboe-verschijnsel. 3. Het wezen en de verbreiding van het Taboe­

verschijnsel.

• Rechtvaardigmaking en Heiligmaking, Referaat, gehouden op

de 9de Jaarvergadering van den Gereformeerden Bond tot ver­breiding en verdediging van de Waarheid in de Ned. Hervormde (Geref.) Kerk, op Donderdag 19 Februari 1914, Maassluis 1914, Adm.: „De Waarheidsvriend". —

33

Page 36: Overzicht Kievit

De referent behandelt dit onderwerp, aangezien het reforma­torisch beginsel hier klaarder dan elders naar voren komt.

* *

*

De opleiding van den Onderwijzer, door H. Bavinck, H. Visscher en H. J. van Wijlen. Amsterdam z. j., De Standaard. Uitgegeven door het „Gereformeerd Schoolverband". Serie: Voor Onderwijs en Opvoeding. —-

De algemeene vergadering van het „Gereformeerd Schoolver­band" droeg het samenstellen van een rapport inzake de opleiding van den onderwijzer op aan de schrijvers dezer brochure. Het rapport, waaruit ieders aandeel niet blijkt, ziet hier het licht. Hoofd­stuk twee is echter van de hand van Prof. V.

De volgende onderwerpen worden behandeld: 1. De opleiding in vroeger tijd. 2. De opleiding in het buitenland. 3. De opleiding in Nederland sedert het einde der 18e

eeuw. 4. Verschillende voorstellen ter verbetering. 5. Bewaarschoolonderwijs. 6. De eischen der opleiding. 7. Gereformeerde Kweekschoolopleiding.

* *

• Christelijke Ethiek, 3e druk, Utrecht 1915, G. J. A. Ruys. — „Dit werkje bedoelt niet alleen leidraad te zijn voor het onder-

„wijs in de hoogste klassen van Gymnasia en H.B.Scholen, voor „meer ontwikkelde catechisanten, enz., waarbij is gerekend op „mondelinge toelichting door den docent, maar kan ook dienen „voor hen, die zich tot theologische examens voorbereiden."

Eerst wordt gehandeld over den naam „ethiek": daarna over de taak en het begrip der ethiek; dan wordt het onderscheid tusschen philosophische en theologische ethiek uiteengezet; vervolgens gaat het over den samenhang van ethiek en dogmatiek; na een be­spreking van de methode der theologische ethiek, volgt tenslotte een schema van de indeeling eener Gereformeerde ethiek. Deze is aldus:

I. Het zedelijk leven in den staat der rechtheid. 1. De mensch geschapen als redelijk wezen. 2. De mensch in den staat der rechtheid.

II. De mensch in den staat der zonde. III. De mensch in den staat der wedergeboorte.

1. God en de gevallen mensch. 2. De Christen en zijne medeschepselen in het al­

gemeen.

34

Page 37: Overzicht Kievit

3. De Christen en het gezin. 4. Het gezellig verkeer. 5. Het maatschappelijk leven. 6. De staat. 7. De Christen en de Kerk.

IV. De eindbestemming des menschen. * *

*

„Vrede op aarde", Referaat, gehouden op de 10de Jaarvergade­ring van den Gereformeerden Bond tot verbreiding en verdediging van de Waarheid in de Ned. Hervormde (Geref.) Kerk, op 25 Februari 1915, Maassluis 1915, Adm.: ,,De Waarheidsvriend". —

Het onderwerp wordt aan de hand van een vijftal punten aldus uiteengezet:

1. Een tuchtroede Gods. 2. Strijd en Schepping. 3. Strijd en Zonde. 4. Christus en de Strijd. 5. Het Kruis en de Vrede.

* *

• De Heidelbergsche Catechismus of Onderwijzing in de Christe­

lijke Leer, die in onze Hervormde (Gereformeerde) Kerk geleerd moet worden. Uitgave met leidraad bij het onderwijs. Utrecht 1915, Kemink en Zn. —

Onder elke Zondagsafdeeling werd een beknopte inhoudsopgave afgedrukt, die den leerling het leeren, den leermeester de behande­ling kan vergemakkelijken.

* *

*

Tijd Rijpt, Gemeente Gods of reglementaire Kerk, Een woord naar aanleiding van den Modus Vivendi, Utrecht z. j. (1916), N.V. Boek- en Kunstdrukkerij v.h. G. J. Willemse. -—

Al is het ontwerp van den modus vivendi vooral bij de rechtsche groepen niet met welwillendheid ontvangen, toch meent de Schrij­ver niet te mogen zwijgen, aangezien z.i. de doorvoering daarvan een stap is in de richting van de vrijheid, die allen behoeven om te zijn, wie zij zijn. „Het kerkelijk vraagstuk kan slechts worden „opgelost voor allen tegelijk of het wordt voor niemand opgelost. „En wordt het voor niemand opgelost, dan kan met zekerheid ge-„zegd, dat van de Hervormde Kerk zal gelden: Een koninkrijk „tegen zichzelf verdeeld, zal niet bestaan." — Dit behandelt de Schrijver in een eerste hoofdstuk: Niet zwijgen.

Daarna volgen nog:

35

Page 38: Overzicht Kievit

II. De moeilijkheid der oplossing. III. Het recht der partijen. IV. Tweeërlei Kerk. V. Slot.

* *

*

Als Rector van de Rijksuniversiteit te Utrecht heeft Prof. V. in het Stadttheater te Rostock op 26 November 1919 een Rede uit­gesproken, bij gelegenheid van het 500-jarig bestaan der Universi­teit aldaar. Deze rede is te vinden in: Die fünfhundertjahrfeier der Universitat Rostock, 1920, Selbstverlag der Universitat, S. 82 f.

• • •

Van den eeuwigen vrede tusschen Wetenschap en Religie, Rede, uitgesproken op den 26en Maart 1920 Ter herdenking van den 284en geboortedag der Utrechtsche Universiteit, Utrecht 1920, Drukkerij Universitas. —

Twee stellingen worden hier toegelicht: le. tusschen religie en wetenschap bestaat geen conflict. 2e. beide zijn onmisbaar voor het behoud der cultuur. Onder wetenschap moet niet alles verstaan worden, wat zich met

dezen eerenaam belieft te sieren. Ware wetenschap is strikt ge­bonden aan het kennen zelf. Aan haar consequente reinhouding dankt zij haar succes. Van haar failliet kan dan ook nooit sprake wezen. Zij keurt niet goed, noch af, zoodat zij misschien de eenige geestesmacht is, die naar waarheid haar neutraliteit kan belijden.

De religie daarentegen dwingt krachtens haar wezen tot een waardeering van al het gekende in afhankelijkheid van God als door Hem veroorzaakt.

De exacte wetenschap kan van God niet weten; de religie echter moet de wereld schouwen in Gods licht.

Hoe zou er dan bij zulk een principieel verschil van een strijd tusschen wetenschap en religie sprake kunnen zijn?

De wetenschap moet exact blijven, en de religie moet haar eigen karakter rein bewaren.

Voor de redding der Westersche menschheid rust op weten­schap en religie de grootsche roeping harmonisch te arbeiden aan de regeneratie der cultuur. De wetenschap heeft tot taak de natuur te onderwerpen aan den scepter der rede om alzoo haar dienstbaar te maken aan de volle ontplooiing van het menschelijk leven. En de religie met haar eeuwigheidslicht over het menschelijk leven is bronwel van zedelijke kracht. Wetenschap en religie zijn twee geestelijke machten, die in harmonische samenwerking de cultuur­volken redden kunnen.

36

Page 39: Overzicht Kievit

Heilig Evangelie of Pseudo Schrift, De Heraut met Marcus 16:9—20 voor de vierschaar der belijdenis. Zeist z. j. (1921), Uitgeversbureau Van Lonkhuyzen. —

De aanleiding tot dit geschrift ligt in het feit, dat, volgens de meening van den Schrijver, prof. H. H. Kuyper zich met groot gemak heen zet over een moeilijkheid in Marcus 16. „Hij meent „hier te staan voor een tegenstrijdigheid tusschen twee verhalen „en om daar aan te ontkomen, „merkte hij op, dat men hier te doen „had met een blijkbaar corrupten tekst, die slechts in enkele hand­schriften voorkomt en naar thans algemeen wordt aangenomen „niet echt is". Spreekt hier nu nog iets van den eerbiedigen schroom „voor de Heilige Schrift als Gods onfeilbaar Woord?" Vandaar het opschrift boven het eerste hoofdstuk: Een gevaarlijk voorbeeld.

De opschriften boven de volgende hoofdstukken luiden: II. Met de confessie in strijd.

III. Volstrekt noodzakelijk? IV. Confessie en tekst.

In een „Slot" zet de Schrijver uiteen, dat ketterjacht niet zijn doel was, maar dat hij uitsluitend een protest wilde doen hooren tegen het in Gereformeerde kringen onder Gereformeerde vormen in­dringen van voorstellingen, die zich met de in onze belijdenis­geschriften neergelegde beginselen niet laten vereenigen. „Voor „de Gereformeerde actie is het meer dan tijd, dat zij zich bezinne „en vrage: waar gaan wij heen?"

Als bijlage is een artikel uit „De Heraut" van 20 Februari 1921 opgenomen.

• • •

In: Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland, Jaargang 1923, zijn opgenomen een résumé en toelichting van een referaat over De Dood. Benevens de discussie, die daarop gevolgd is.

Stelling 7 luidt: „De bestemming des menschen was niet een altijddurend leven op deze aarde, maar het eeuwige leven. Bio­logisch beschouwd zou, afgezien van de zonde, het levensproces van den mensch eindig geweest zijn, maar dit einde zou niet ge­weest zijn „dood", doch een transformatie, die het leven tot volle ontplooiing brengen moest."

Stelling 8: „Dood" noemt den religieus-ethischen toestand der zonde, die ook aan het levenseinde des menschen een eigenaardig karakter verleent."

Het orgaan is een uitgave van: Electrische Drukkerij K. Kley-wegt, Loosduinen.

• • •

Het Koningschap bij de Gratie Gods in: Gedenkboek ter ge-

37

Page 40: Overzicht Kievit

legenheid van het Zilveren Regeeringsjubileum van H.M. Koningin Wilhelmina der Nederlanden. La Rivière en Voorhoeve Zwolle z. j. (1923), blz. 13-32:

Aan de hand van vier punten wordt het onderwerp prof. V. uiteengezet.

1. Het begrip der Souvereiniteit. 2. De grond der Overheids-souvereiniteit. 3. De grenzen dier Souvereiniteit. 4. De Souvereiniteit van Oranje over Nederland.

* *

*

In de Christelijke Encyclopaedie, Uitgave J. H. Kok te Kampen, heeft Prof. V. onderstaande artikelen geleverd:

Aangeboren begrippen ; Adiafora; Allah; Antropocentrisch; Anthropologie; Antinomie; Antithese; Apollo; Asclepius; Assimi­latie; Associatie; Atomisme; Autosuggestie; Bahaiïsme; Bhagavad-gita; Brahmanisme; Bhrama-Samadsch; Buddhisme; Cybele; Dalai-Lama; Dschainisme; Eed; Fetischisme; Ganesha; Gautama; Gesar-sage; Karma; Krischna; Lamaïsme; Lao-tse; Laren en Penaten; Libanios; Lupercalien; Maangodin; Mahatna; Maja; Mantiek; Maya-cultuur; Mazdeïsme; Megalithen; Menschenoffer; Mythen; Mythologie; Natuurdienst; Necromantie; Onderwereld; Ormudz; Osiris; Pessimisme; Pluto; Platos; Polytheïsme; Pythia; Ra; Rama-yana; Reïincarnatie; Rigveda; Sage; Saliï (Saliërs); Salii; Samgha; Sankara; Sankhja; Saturnalia; Saturnus; Serapeum; Serapion; Serapis; Shamanisme; Shintoïsme; Slangendienst; Soefisme (Het); Soennah; Soennieten; Steendienst; Seterrendienst; Syncretisme; Taboe; Talisman; Tapas; Totemisme; Trimurti; Tripitaka; Tri-theïsme; Upanishads; Veda; Vischnoe; Vogelgeschrei; Volksgeloof; Voorouderendienst; Vuur-aanbidding; Wahabieten; Wraak­godinnen; Yoga; Zeus; Zonnedienst; Zoroaster; Zwarte kunst.

Totaal 98 artikelen. * •

*

Het Paradijsprobleem, Zwolle z. j. (1927), La Rivière en Voor­hoeve. •—

Het werk is verdeeld in twee deelen: De paradijs-dag en de paradijs-nacht.

Het eerste hoofdstuk spreekt over het scheppend Woord, Waar­door alle dingen gemaakt zijn. Al het zijnde is van eeuwigheid door God gedacht in oorsprong en in wordingsdoel. Door het eeuwig Woord werd het al gemaakt.

Over deni schrijver van het scheppend Woord, den Heiligen Geest, den auteur van het Woord, handelt het tweede hoofdstuk.

Hoofdstuk drie schildert den mensch in rechtheid en Gods

38

Page 41: Overzicht Kievit

Woord. Als medearbeider Gods zich kennend, zou hij zijn levens­roeping weten. Het Woord van God, den mensch in rechtheid ge­openbaard, legt op dienzelfden mensch een ontroerende verant­woordelijkheid.

De verklaring van Gods Woord en de zedelijke ontwaking is de stof voor het vierde hoofdstuk. De pas geschapen mensch wordt niet als een vreemdeling in eenzaamheid op de aarde gelaten. De liefde Gods strekt zich tot hem uit, en Hij leidt den mensch in inzake zijn taak en eindbestemming. Ook geeft God den mensch een zelf­bewustwording, opdat deze zijn gaven zal kennen.

Breedvoerig bespreekt een vijfde hoofdstuk het historisch para­dijs. De allegorische opvatting, die een verwarrenden invloed op de exegese van Genesis 2 en 3 heeft geoefend, wordt afgewezen, wijl deze niet van schriftuurlijken Oud-Testamentischen, noch van Christelijken oorsprong is.

In hoofdstuk zes zien wij, hoe het verbod Gods eenerzijds de strekking heeft Gods Wezen klaarder te openbaren in zijn zede­lijke heerlijkheid, anderzijds verklaart het den mensch eigen zedelijk wezen, waardoor deze van eigen oorsprong zich bewust wordt. Als beeld Gods heeft de mensch de roeping den lof te verkondigen Desgenen, die de dingen, die niet waren, roept alsof zij zijn.

Het eerste gedeelte van het werk wordt tenslotte besloten met een zevende hoofdstuk: De vormen van het paradijs-woord. Eener­zijds is er een kennis van Gods Woord niet door directe openbaring Gods, maar door ontdekking, door verheldering des bewustzijns, anderzijds is er de openbaring door middel van het Woord, de taal, waarvan God Zich bedient om Zich direct te richten tot het menschelijk bewustzijn.

De Paradijs-nacht behandelt in veertien hoofdstukken achtereen­volgens deze onderwerpen:

De mogelijkheid van dén val; Slangenbeest of slang-symbool: De sprekende slang; Het slangen-woord; De prooi der slang; Van God vervreemd; De vloek over het slangenbeest; De straf der vrouw; Het vonnis van den man; De moeder aller levenden; Door God bekleed; Niet leven in eeuwigheid; Verbannen; De wacht der Cherubim.

In een Slotbeschouwing wordt het geloof in de sdiepping gesteld tegenover het begrip der evolutie, terwijl ook stilgestaan wordt bij de vraag, of de menschheid aan één enkel menschenpaar haar oorsprong dankt, dan wel onderscheidene groepen der menschheid onafhankelijk van elkander ontstaan zijn.

* *

*

De Kerk en de Jeugd, Referaat, gehouden op den Landdag te Rotterdam op 18 Juni 1927, in: „Jaarboekje 1928". Uitgave van den

39

Page 42: Overzicht Kievit

Bondsboekhandel van Ned. Herv. J.V. op G.G. te Utrecht. •— Het mystieke element in de bediening des Woords, Zeist 1929,

Uitgeversbureau Van Lonkhuyzen. — Referaat, gehouden op de Jaarvergadering van den Gerefor­

meerden Bond op 11 April 1929. Aan het verzoek om de voordracht uit te geven, gaf prof. V.

gehoor, in de hoop, langs dezen weg te kunnen medewerken aan de bevordering eener gezonde prediking des Woords.

De volgende hoofdstukken treft men in het boekje aan: I. Het begrip der mystiek.

II. Mystiek en mysticisme. III. De christelijke mystiek. IV. De woekerplant van het mysticisme. V. De mystiek en de H. Schrift.

VI. De twee gevaren (intellectualisme en mysticisme). VII. De mystiek en de predicatie des Woords.

• • •

Het Verbond der Genade in ons Kerkelijk Leven, Rotterdam z. j. (1929), N.V. Drukkerij „De Banier".

Oorspronkelijk hield prof. V. over dit onderwerp een voordracht voor een kring van Gereformeerde predikanten in de Hervormde Kerk. Mede in verband met de hopelooze verwarring, waarin de oud-Gereformeerden, in en ook buiten de Hervormde Kerk, ver-keeren, werd zij uitgegeven. In een „Woord vooraf" deelt de Schrijver mede, dat dit kleine geschrift volstrekt niet een volledige ontwikkeling der leer van het genadeverbond bedoelt te geven. „De strekking ervan is uitsluitend om te doen verstaan, hoe ook „in onze dagen van verdeeldheid en van verwording het verbond „der genade toch vast ligt in Christus, die het Hoofd der gemeente „is en blijft, en dat die zekerheid een steun biedt aan hen, die zich „door het geloof een levend lidmaat weten van het onzienlijk „Lichaam des Heeren."

„Moge dit kleine geschrift in Gods hand mede een instrument „zijn om de vraag naar het genadeverbond en het deelen in de „verbondsgaven in breeden kring weder op den voorgrond te „brengen".

Hoofdstuk I geeft Algemeene opmerkingen over de verbondsleer. Hfdst. II een uiteenzetting van Het werkverbond en het genade­verbond. Hfdst. III behandelt Het intern en extern verbond. Hfdst. IV Het verbond en de volksontwikkeling.

• * *

De Schepping, Bijdrage tot de bevestiging der Christelijke

40

Page 43: Overzicht Kievit

Wereldbeschouwing, I Prolegomena, Zwolle z. j. (1930), La: Rivière en Voorhoeve. <—

Met de uitgave van dit boek wil de auteur de hem dikwijls ken­baar gemaakte begeerte zijner jongere intellectueele vrienden van Christelijken huize vervullen. In dit eerste deel geeft hij een in­leiding, die den weg baant tot de nadere beschouwing der beide andere onderwerpen, die in het Christelijk scheppingsbegrip liggen opgesloten. In het vervolg van dit werk zal gehandeld worden over: den Schepper en over het Scheppingsproces. Eerst moest over de algemeene beginselen licht worden ontstoken. Het doel van den Schrijver is uitsluitend thetisch.

Kortelings geven wij den inhoud van dit werk als volgt weer. I. De mensch, die ontvallen is aan wat hij naar Gods scheppende

idee moet zijn, kent nog steeds de verborgen drijfkracht, die het geheim is van zijn tastend opgaan naar het eeuwig licht, dat in zijn zondeval schuil ging achter de wolk der duisternis, die opdoemde uit het moeras, waarin de zondedaad hem deed verzinken. Ook bij de gevallen mensc*hheid is er nog een heimwee naar heerschappij.

De disharmonie in de verhouding met God baart echter een zede­lijke ontwrichting. In den opbouw van haar redelijk wereldbeeld verschijnt de menschheid als een exempel van een koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is. Een innerlijke tweespalt versplintert het leven van de ziel des menschen.

Derhalve klemt de vraag, of een christelijke wereldbeschouwing mogelijk is. Vooral wanneer gelet wordt op het geheel andere wereldbeeld, dat wij, in vergelijking met dat der Heilige Schriftuur, aanschouwen. Onze cultuur is ontzonken aan Hem, die haar kracht tot ontplooiing schonk. Het proces van ontbinding heeft de grond­slagen van ons Westersche leven onderwoeld. Zoo is het voor den individu en voor het sociale leven. De auteur is echter van oordeel, dat wij het volle licht der wetenschap niet behoeven te vreezen, wanneer wij de gronden ontvouwen, waarop de Christe­lijke levens- en wereldbeschouwing rust. Wanneer de wetenschap zich van haar grenzen bewust blijft, behoeft het geloof niet te vreezen.

II. Het karakter der exacte wetenschap is zoo bepaald, dat zij in haar absoluut realisme weigert om de grenzen der ervaring te over­schrijden. Doet zij dat, dan boet zij haar naam „wetenschap" in. De moderne wetenschap is een schepper van relaties. Door haar analyse en classificatie stelt zij betrekkingen.

Langs dien weg wordt er nu een orde geboren, een systeem van ordeningen, door de natuurwetenschap „wet" genoemd. Deze „wet" is de naam voor een reeks van verschijnselen, waarin het eene ver­schijnsel met het ander onlosmakelijk samenhangt. De wetenschap brengt geen natuurwet voort; zij ontdekt haar, zoodra zij de relaties heeft leeren kennen, die de dingen doen zijn, zooals ze zijn.

4L

Page 44: Overzicht Kievit

De grenzen der natuurwetenschap zijn dus beperkt. Zij is ^krachtens haar wezen niet bij machte den weg te ontsluiten naar de kennis van den laatsten grond der dingen. Zij heeft die pretentie ook niet. De wetenschap staat buiten het geloof en buiten alle philosophische speculatie. Met de exacte wetenschap krijgt het geloof geen conflict: mogelijk wel met het geloof van haar beoefe­naars. Tusschen wetenschap en religie is geen conflict, wel tusschen twee gelooven.

III. Thans gaat de auteur den oorsprong der wijsbegeerte na. Drang naar wijsbegeerte wordt geboren uit de behoefte der rede om het verborgene, het mysterieuse in de verschijnselen te brengen onder het licht der rede. In het gevoel van verwondering ligt de oorsprong der wijsbegeerte.

Al blijkt uit de geschiedenis, dat wijsgeerige systemen niet spoedig verouderen, toch is er een veelkleurigheid van wijsgeerige stelsels, hetgeen slechts verklaard kan worden uit de veelheid van momenten, die zich in het wijsgeerig denken doen gelden. De verschillende scholen en systemen der Westersche menschheid zijn slechts verklaarbaar uit den rijkdom der verscheidenheid van gaven, die in alle schepselen openbaar wordt.

Tusschen den wijsgeer en zijn systeem heerscht een levens­betrekking; tusschen den beoefenaar der exacte wetenschap en zijn methodischen arbeid bestaat een samenhang, die voor hem een technisch karakter verkrijgt.

De wijsbegeerte draagt een pantheïstisch karakter, aangezien het oneindige in zijn identiteit met het eindige zich langs een proces-matigen ontwikkelingsweg moet ontvouwen. Voorbeelden hiervan worden door den Schrijver aangegeven.

De evolutionistische wereldbeschouwing wordt aan een hevige critiek onderworpen. Heel het wereldleven, waaronder ook de mensch, wordt in een alomvattend proces van evolutie betrokken. Alles komt langs een weg van mechanisch worden tot stand, door geen onzienlijke ideëele factoren geleid. Methodisch moge deze be-

. schouwing haar nut hebben, toch kan zij niet meer scheppen dan de voorwaarden voor de kennis. Het kan trouwens niet juist zijn een wetenschappelijke methode eenvoudig om te zetten in een wijs­geerige beschouwing om daaraan zonder afdoende rechtvaardiging een universeele geldigheid toe te kennen. Op deze wijze worden de grenzen eener methode verre overschreden, aangezien ook aan den geest in al zijn openbaringen alle oorspronkelijk wezen moet worden ontzegd. De evolutionistische wijsbegeerte, welker conse­quentie voert tot de vernietiging van het oorspronkelijk wezen des geestes, vernietigt de mogelijkheid van het kennen zelf. Zulk een wetenschap doodt met de vernietiging van haar instrumenten zich­zelf.

De groote verscheidenheid van wijsgeerige beschouwingen vindt

42

Page 45: Overzicht Kievit

haar grond in het gevoelsleven, dat een groote varieteit blijkt te bezitten. Ieder wijsgeer schouwt de wereld in het licht, dat hem bijzonder, dank zij zijn individualiteit, eigen is. De persoonlijkheid van den wijsgeer is de baarmoeder van zijn stelsel. Het systeem hangt af van den man. Wijsgeeren zijn eigenlijk kunstenaars. Onder alle denkers is er niet één, die het Woord des Heeren kon over­nemen en van zichzelven vermocht te getuigen: Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Christus is meerder dan zij allen!

IV. Wanneer de auteur het Calvinistisch beginsel aan een diep­gaand onderzoek onderwerpt, dan komt hij tot de conclusie, dat Calvijn, die met de wijsbegeerte uitstekend op de hoogte was, nimmer de wijsbegeerte te hulp roept om zijn beginselen te dekken. Calvijn s uitgangspunt is absoluut religieus van karakter. Ook hij waardeert de wetenschappen, doch zij worden volstrekt niet af­geleid uit zijn religieus beginsel. Calvijn neemt zijn uitgangspunt in het Schriftuurlijk gelouterde religieuse bewustzijn.

Om het wezen der religie te leeren kennen doet men beter niet met inbeeldingen der phantasie te beginnen, maar zich voor oogen te stellen het volkomene, rijkste en schoonste religieuse wereld­beeld, zooals het in de verschijning van onzen Heere Jezus Christus ons werd voorgesteld in werkelijkheid.

V. Op de vraag naar den oorsprong der religie is tweeërlei antwoord mogelijk. De religie is een eigenschap, die de mensch-heid in het proces harer ontwikkeling verworven heeft, of zij is in het wezen des menschen gegrond. Met de eerste beschouwing rekent de auteur grondig af; de tweede verdedigt 'hij op grond van Schrift en Historie.

De religie, die niet uitsluitend resultaat van gevoelswerking is, is ook kennis. Onder de hoogere vormen van emotioneelen aard, die met ons voorstellings- en denkvermogen saamhangen, en voor het geestelijk leven zoo groote beteekenis hebben, neemt de religie haar centrale plaats in. Ook is bij haar een relatie tot het intellec-tueele. Een juiste verhouding tusschen beide is van het grootste belang.

VI. De wetmatigheid, waaraan het bewustzijn in het algemeen onderworpen is, strekt zich uit den aard der zaak ook uit over het religieus bewustzijn. De verschillende vormen, waarin zich het re­ligieuse leven openbaart, hebben allen één zelfden kenvorm met elkander gemeen. In de bonte verscheidenheid der religieuse voor-stellings-wereld wordt God gekend, maar niet verheerlijkt of ge­dankt. In alle religieuse levensvormen moet een waarheids-element worden verondersteld als de factor, die het religieuse leven in­spireert. Het komt echter niet steeds tot volle en zuivere ont­plooiing. Alleen de Christelijke religie is de eenig ware. Er is een eigen vorm van religieus kennen, n.1. het geloof. Dit kennen des geloofs is geen intellectueele daad, maar wortelt in de structuur

43

Page 46: Overzicht Kievit

van het Christelijk religieus bewustzijn. Er kan dus slechts van een specifiek Christelijke wetenschap sprake zijn, in dien zin, dat het door Christus verlichte bewustzijn alle verschijnselen waardeert als gewrocht Gods, Exacte wetenschap kan met de religie niet in conflict komen, doch tusschen wijsbegeerte en religie blijft vijand­schap bestaan. Niet in de philosophie, maar in het leven uit Gods Woord ligt redding voor onze cultuur.

VII. Tenslotte wordt aan de hand van de geschiedenis der wijs­begeerte aangetoond, dat de wijsbegeerte geen wereldworden zonder wereldgrond kent, geen wereldgrond zonder zijn verschij­ning in het worden. De Christelijke religie daarentegen kent, krach­tens de psychologische structuur van het religieus bewustzijn, een God, die existentie heeft absoluut onafhankelijk van al wat is. Er is geen noodwendig worden, maar een Goddelijke daad. Voor het Christelijk bewustzijn is het wereldproces realiseering van het denken Gods.

Slechts de Christelijke religie kan het conflict tusschen haar wereldbeschouwing en die van den geest des tijds tot een oplossing brengen.

* •

*

In: Orgaan der S.S.R., Groot Gereformeerd Studentenblad, 2e Jaargang no. 1, October 1930, heeft Prof. V. een In Memoriam Prof. Dr. J. A. C. van Leeuwen geschreven.

Dit artikel komt ook voor in: Utrechtsche Studenten-Almanak voor 1931, 109de Jaargang. Vanwege het Utrechtsch Studenten­corps uitgegeven te Utrecht in December van het jaar 1930 bij P. den Boer, Senatus Veteranorum Typographus et Librorum Editor, blz. 339—344. • •

• Heden en Toekomst, Rede, bij gelegenheid van het 25-jarig

bestaan van den Geref. Bond, op 16 April 1931, te Utrecht ge­houden.

De rede is als volgt ingedeeld: I. Wat leert dit heden?

II. Wat spelt dit heden voor den dag van morgen? Uitgave van „De Waarheidsvriend".

* •

• Van de Leer der Praedestinatie bij Calvijn, Rede, bij het neder-

leggen van het professoraat in de Faculteit van Godgeleerdheid aan de Rijksuniversiteit te Utrecht op den Hen October 1931, Zeist 1931, Uitgeversbureau J. H. van Lonkhuyzen.

In dit afscheidscollege belicht prof. V. het beginsel, dat hem leidt.

44

Page 47: Overzicht Kievit

en de methode, die hij toepast. Hij schetst, hoe, bij de uiteenzetting van de diepste gronden van Calvijn's levens- en wereldbeschouwing door wijlen zijn leermeester, hem het licht, ook over eigen levens­crisis, opging. Sedert dat oogenblik leefde bij hem de behoefte om in de grondslagen van het Calvinisme door te dringen. Vandaar, dat de hoogleeraar ook in dit uur de leer der praedestinatie in enkele punten wil bespreken. „En beschouw dan deze voordracht — zoo ..zei hij — als een palmtak, die ik nederleg op de groeve van dien „Leermeester, die het woord sprak, waarin het goddelijk Licht des „Geestes mij opging en die trouwens ook tot streng methodisch ,,wetenschappelijk werken verplicht."

Allereerst staat de redenaar stil bij de methoden van het Calvijn-onderzoek. Aan de hand van een boek van Dr. Cornelissen wijst hij ook de vergelijkende methode af. Calvijn kan niet gemeten worden met den maatstaf van Thomas Aquinas, hetwelk Dr. C. deed, omdat Thomas een Christen was met zijn hart, een Aristote-les met zijn hoofd. Calvijn was een Christen met zijn hart en een Christen met zijn hoofd. Calvijn was absoluut religieus in zijn denken, en hij overschrijdt de grenzen van Gods openbaring niet! Hetgeen verborgen is, vervangt hij niet door logische constructies. Calvijn dringt ons voor Gods aangezicht om er neer te leggen, wat wij niet kennen kunnen om in stille zielsontroering Zijn goddelijke Majesteit te aanbidden. Ook bij de zwarigheden in de praedesti­natie stelt Calvijn het religieuse oordeel naast en boven het ethische. Elke poging tot een logisch verzoenen weigert hij. Inzake het con­flict, dat rijst in verband met de menschelijke verantwoordelijkheid, doet Calvijn niet alleen geen poging om het op te lossen, maar hij weigert het en blijft het menschelijk kennen wijzen op de grenzen, die het toch niet overschrijden kan.

Met verschillende toespraken, waarin ook zijn benoeming en zijn verhouding tot de Faculteit ter sprake kwamen, beëindigt de pro­fessor zijn laatste college als Rijks-hoogleeraar.

* *

Van den geest des tijds en zijne genezing, Uitgave van den Bondsboekhandel van Ned. Herv. T.V. op G.G. te Utrecht z i (1932). — '

Aan de hand van een fragment uit Goethe's Faust laat de Schr. zien, dat de geest des tijds onze eigen geest is. De crisis gaat door ons eigen leven. Wij zijn dragers van den tijdgeest; hij leeft in ons. en wij ondergaan zijn invloed.

Het karakter van den tijdgeest openbaart zich in twee verwante geestesstroomingen: de „evolutie en het monistisch wijsgeerig streven. Het gaat over deze albeheerschende antithese: het koning­schap van den mensch of het koningschap Gods.

45

Page 48: Overzicht Kievit

Alleen wanneer wij weer christenen worden, zullen wij kunnen worstelen met en tegen de goden dezer eeuw.

* *

*

Het Calvinisme en de Tolerantie-Politiek van Prins Willem van Oranje. Rede, bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder Hoogleeraar in de Gereformeerde Godgeleerdheid aan de Rijks­universiteit te Leiden op den 17en Maart 1933, Zeist 1933, Uit­geversbureau J. H. van Lonkhuyzen. —

In deze rede begint de Schr. met aan te toonen, dat ook de geestes-ontwikkeling een proces doorloopt, waarin het oude het nieuwe zoekt te onderdrukken. En de staat voelt zich daarbij be­dreigd, zoodra een geestelijke strooming de fundamenten zijner macht schijnt te onderwoelen, hetwelk vooral het geval blijkt te zijn bij de christelijke religie, die in en tegenover den staat een eigen zelfstandig sociaal orgaan schept, dat voor zich opeischt vrijheid van beweging.

De worsteling tusschen Kerk en Staat vindt haar culminatie­punten in twee groote politieke genieën: Constantijn de Groote en Willem van Oranje.

Constantijn waarborgde aan de volkeren vrijheid van religie, en Willem van Oranje neemt het ideaal van religie-vrijheid over. Oranje werd door Constantijn's voorbeeld geleid.

Dat de vrijheid van religie in Calvijn's beginsel gegrond is, wordt bewezen, ondanks veler smalen over Servet's brandstapel. Het Calvinisme werd de leerschool eener politieke democratie, die de overheid erkent als volstrekt zelfstandige inzetting Gods, die op hare wijze aan Hem gehoorzaamheid schuldig is. Het erkent zoowel den vrijen Staat als de vrije Kerk, maar beide onderworpen aan Gods gezag en Woord.

In deze beginselen wortelt de tolerantie-politiek van Willem van Oranje. In het religieuse licht van Calvijn's wereldbeschouwing heeft de Zwijger de gouden draad weder opgenomen, die aan de hand van Constantijn zoo spoedig was ontglipt. Het Calvinisme geeft recht op vrijheid, niet op losbandigheid.

Verschillende toespraken zijn aan het einde der rede uitgesproken en opgenomen.

* *

*

Van onze Knapen, Eenige beschouwingen over het knapenvraag-stuk in verband met het kerkel i jk leven, Huizen z . j . (1934) , J. Bout. —

In dit werkje, dat ingeleid is door den heer M. Noteboom, vindt de lezer eenige beschouwingen, die indertijd in het „Gereformeerd Weekblad'' gepubliceerd ?ijn voor de leiders onzer knapen. Tal

46

Page 49: Overzicht Kievit

van oractische wenken voor leiHpr (>n o r t Kior r*o« aetroffpn Mpprm;31*>r» wiicf A o Virii^or nn A ^ 1 j- _ _ « V ) r **•"" uMuivuiiHuy, Uit C.JL

is tusschen het knapen- en het kerkelijk vraaastuk. Vele wenkpn op- en aanmerkingen worden gegeven.

* *

*

De Scheiding en de Gereformeerde Gezindheid 1834—1934,. Rede, gehouden voor de Bondsvergadering der Herv. Geref. Jonge-lingsvereenigingen, Hemelvaartsdag, 10 Mei 1934, Utrecht. Uit­gave van den Bondsboekhandel. —

De S. is van oordeel, dat de „Afscheiding" in het licht der voorzienigheid heeft plaats gehad. De levende Kerk moest botsen met het instituut, doch ook als Willem I de synodale organisatie niet had opgelegd, zou er een scheiding gekomen zijn, hetgeen de S. bewijst.

Onder de ontgeestelijkte leer leidt Gods Kerk een kwijnend be­staan. De opkomst van mystieke bewegingen en het conventikel­wezen wordt gememoreerd. Benevens de conflicten met de offici-eele dienaren der kerk, die vijanden der kerkleer waren.

Al is de daad van de scheiding zeer begrijpelijk, toch wordt zij niet door Woord en belijdenis geëischt. Hoewel anders bedoeld,, scheidde men zich af van de Gereformeerde gezindheid in de Her­vormde Kerk, hetgeen in strijd is met art. 28 der confessie.

Het kerkelijk vraagstuk is dan ook niet opgelost door een af­scheiding. Dit is ook het oordeel van Groen van Prinsterer. Aan Gods Kerk moet recht gedaan worden om haar leer te handhaven.

In een slothoofdstuk gaat de S. de opkomst der A.R. Partij en de doleantie-beweging na, die naar het oordeel van den S. niet voldoende hebben gedaan voor de oplossing van het kerkelijk vraagstuk. Nog steeds moet de strijd voor het recht der Kerk voortduren.

§ 2. POLITIEKE GESCHRIFTEN.

Grijpt als t rijpt, Het advies inzake het gravamen tegen Art.. XXXVI der Belijdenis beoordeeld, Utrecht 1905, G. J. A. Ruys.

Deze opmerkingen zijn niet geschreven uit zucht om te criti-seeren, maar om de goede zaak te dienen, die de Schrijver met de Broeders in de Gereformeerde Kerken de eer heeft op zijn wijze voor te staan, namelijk de gezonde ontwikkeling der Gereformeer­de beginselen onder ons volk.

Het geschrift is aldus ingedeeld: I. De tijd niet rijp voor wijziging der Belijdenis. «Wij kunnen op de historische ontwikkeling niet vooruit loopen..

47

Page 50: Overzicht Kievit

„Op Gods tijd zullen de omstandigheden en het inzicht rijp zijn, „zoodat de vrucht kan worden geplukt. Dat kan nu nog niet, zooals „ons ook uit de nadere beschouwing van het Advies zal blijken."

II. Het Advies beschouwd. „Ook uit de beschouwing van hetgeen het Advies zelfs ons geeft,

„blijkt, dat het tot niets leidt, de geïncrimineerde woorden uit „Art. 36 te doen verdwijnen."

III. Slotbeschouwing. * *

• De Antithese, no. 1 der serie: „Om het roer van Staat", Utrecht

1909, G. J. A. Ruys. — Dit geschrift maakt deel uit van een serie politieke vlugschriften,

die met het oog op de komende verkiezingen in 1909 voorlichting zullen geven over verschillende onderwerpen. Het vangt aldus -aan: „De antithese is de roos op de politieke schijf. Op haar mikken „de politieke scherpschutters, die ter linkerzijde staan. Wel werd „soms verklaard, dat deze roos was uitgeschoten, en de antithese „vermorzeld was, maar het bleek telkens, dat zij de schijf weer „kleurde." De Schrijver betoogt verder, dat de „antithese" nog leeft. Er is tweeërlei wereldbeschouwing, omdat er tweeërlei per­soonlijkheid is. De verschillende beginselen van links en van rechts openbaren zich op alle terrein des levens.

Met een oproep om ter rechterzijde af te zien van alle kleine verschillen en het oog te richten op het groote beginsel, dat ons vereenigt, opdat de nederlaag van 1905 verkeere in de zege van 1909, beëindigt de Schrijver zijn vlugschrift.

* •

*

Na Eer en Staat (Een woord naar aanleiding van „Leider en Leiding in de Antirevolutionaire Partij" door Mr. A. Anema, Dr. H. Bavinck, Mr. P. A. Diepenhorst, Mr. Th. Heemskerk en Mr. S. de Vries Cz.), 2e druk, Maassluis 1916, Maassluische Boekhandel en Drukkerij. —

I. „Geen mensch en ziet zijn eigen bult" (Cats). De Schrijver begint dit hoofdstuk met het schetsen der tragedie

„Julius Caesar" van Shakespeare. Wat Caesar was voor Rome, is Dr. Kuyper voor de Antirevolutionaire Partij. Eens was Dr. K. „de" man: nu wordt hij door eigen mannen bestreden en tegen­gestaan. Afgezien van de fouten, die óók Dr. K. heeft, niet kan ontkend, dat hij steeds op alle terrein voor de Christelijke beginse­len op de bres gestaan heeft. Door publiciteit te geven aan wat allereerst een zaak van intern partijbelang is, heeft men den smaad over Dr. Kuyper's hoofd noodeloos vermeerderd.

48

Page 51: Overzicht Kievit

II. Het Ministerie „Heemskerk". In dit hoofdstuk wordt de geschiedenis nagegaan vanaf den val

van het Kabinet „Kuyper" in 1905. Ook het ministerie „Heems­kerk", dat in 1909 optrad, wordt besproken. Gevraagd wordt, wat dit gedaan heeft in het belang der verwezenlijking van specifiek Antirevolutionaire idealen. Het antwoord op deze vraag is niet gunstig. „Daarom, wat mij in de brochure der Heeren het pijnlijkst „heeft getroffen, dat is het ontbreken van alle spoor, dat wijst op „eenig schuldbesef, op eenig bewustzijn van toch niet beantwoord „te hebben aan de verwachtingen, die de Antirevolutionaire Partij „met recht heeft mogen koesteren".

III. Leider of Lijder? De periode na 1907 kenmerkte zich door deze onoprechtheid,

dat men altijd preekte, dat Kuyper de leider was, terwijl hij in werkelijkheid de lijder moest geacht worden. De regeling inzake de leiding, die de Heeren nu voorstellen, had veilig achterwege kunnen blijven tot Dr. Kuyper ter ruste ging.

IV. Ebbe na vloed. De conclusie, waartoe de Schrijver hier komt is deze, dat een

materialistische geest heel onze Gereformeerde actie heeft aan­gegrepen. Het Gereformeerde type is bezig te verworden en uit te slijten in breeden kring. Er zijn democratische allures ver­schenen, die duidelijk uitwijzen, dat er diep ingrijpende wijzigingen in het partijleven intraden. „En tenzij er wederkeer is en weer „beseft worde van den eisch om het beginsel rein en zuiver te „houden, heeft de Antirevolutionaire Partij weinig of geen toe­komst."

V. Fragment. In dit „fragment" verbeeldt de Schrijver zich, dat Dr. Kuyper

uitgedragen wordt... „Het was mij als vertrouwde hij zelfs zijn „stoffelijk omhulsel niet toe aan de kinderen zijns volks, voor wie „hij veel gedaan, van wie hij veel geleden, met wie hij veel ge­streden had". De Schrijver denkt aan Caesar, die geweldig ge­prezen werd, maar van wien men ook zeide: hij was een tyran...

VI. Slot. Met deze woorden eindigt de auteur zijn geschrift: „De oplossing van onze moeilijkheden ligt in wederkeer. Daarin

„alleen." * *

*

Onze Scheidende broeders en Wij, Een woord aan de Staat­kundig Gereformeerden en de Hervormd-Gerefonneerde Staats­partij bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal in 1925. Uitgave: „Dr. A. Kuyper-stichting" te 's-Graven-

49

Page 52: Overzicht Kievit

hage, met medewerking van de „N.V. Dagblad en Drukkerij De Standaard" te Amsterdam.

De volgende hoofdstukken komen in dit geschrift voor: 1. De moeilijkheid bij Art. 36. 2. Ds. Kersten en Art. 36. 3. De Hervormd (Gereformeerde) Staatspartij. 4. Belijdenis en politiek program. 5. Het Roomsche en het liberale standpunt. 6. Het Antirevolutionaire beginsel. 7. Theorie en practijk.

* *

*

De scheidende broeders en het voorbeeld der vaderen. Uitgave: ,,Dr. A. Kuyperstichting" te 's-Gravenhage, met medewerking van de N.V. Dagblad en Drukkerij „De Standaard" te Amsterdam. —

Hier verschijnt in druk een Rede, die prof. V. gehouden heeft in de Tweede Kamer bij de algemeene beschouwingen over de begrooting 1930. Met name tegen de Staatkundig Gereformeerde Partij treedt Prof. V. op.

De rede is aldus ingedeeld: Geen aangename taak; De nooden van ons Geref. volk; De heerschende cultuurweelde; Artikel 36; De coalitie het grootste kwaad?; De man van de negatie.

* •

De politieke positie der Hervormd Gereformeerden, Rede, uit­gesproken op Zaterdag 23 November 1935 in het gebouw van Kunsten en Wetenschappen te Utrecht, Huizen, J. Bout. —

In verband met de moeilijkheden, waarin ons land op verschil­lend gebied verkeert, en met het oog op de politiek der A.R. Partij, die de Schr. bedenkelijk acht, wordt hier opgeroepen tot eenheid en wederkeer. De coalitie-politiek wordt veroordeeld en de wijzi­ging van art. 36 door de Geref. Kerken in 1905 gewraakt. Hoewel de politieke partijen niet met één moeten worden vermeerderd, kan niet meer met de A.R.P. worden samengewerkt. „Doel moet zijn „de opbouw der ééne, op den grondslag der Gereformeerde, in „onze Ned. Gel. Bel. gegeven beginselen, eene de gansche Her­vormde gezindheid omvattende politieke beweging. Zulk een be-„weging is noodig om ons volk veilig te leiden door de catastro-„phale tijden, die wij tegemoet gaan."

§ 3. STICHTELIJKE GESCHRIFTEN.

Een prikkel tot zelfbeproeving (Een woord tot mijne leerlingen,

50

Page 53: Overzicht Kievit

die geloofsbelijdenis hebben afgelegd), Woerden 1895, D. Kraaijen-brink. —

* *

*

Geloof, Hoop en Liefde, Afscheid te Zegveld en intrede te Delft, Woerden 1896. —•

* •

*

De Eeuwige, de Heilige, de Waarachtige, Afscheid te Delft en intrede te Ouderkerk a.d. IJsel, Delft 1901, C. J. van Doorne. —

• • •

Stemmen uit de wolk der Getuigen, I. Vreemdelingen op aarde, Utrecht 1905, G. }. A. Ruys. —

Dit gedeelte behandelt Genesis 2 : 15—18 t/m Genesis 25 : 8a. Inmiddels verscheen er bij La Rivière en Voorhoeve te Zwolle

een tweede, herziene druk, waarvan de titel thans luidt: Uit de wolk der Getuigen. Het geheel loopt van Genesis 1 : 1 t/m Genesis 22 :16a.

* *

*

Stemmen uit de wolk der Getuigen, II. Kinderen der Belofte, Utrecht 1906, G. J. A. Ruys. •—

Dit gedeelte behandelt Genesis 25 : 21 t/m Genesis 36 : 6b. Inmiddels verscheen er bij La Rivière en Voorhoeve te Zwolle

een tweede druk. Stemmen uit de wolk der Getuigen, III. Erfgenamen des Levens,

Utrecht 1907, G. J. A. Ruys. — Dit gedeelte behandelt Genesis 37 : 4b t/m Genesis 50 : 15 en 17. Inmiddels verscheen er bij La Rivière en Voorhoeve een tweede

druk. * *

• In Israël vermaard, Bijbellezingen over het boek „Ruth",

Kampen 1911, J. H. Kok. — Op herhaald verzoek zien hier een aantal bijbellezingen het licht,

die de auteur in de dorpsgemeente tijdens zijn predikantschap hield. Zij zijn practisch bedoeld en streven geen wetenschappelijk doel na.

* *

*

Het Pinksterwonder en de Jongelingschap in: Bondsdag 1923. Uitgave van den Bond van Ned. Hervormde Jongelingsvereeni-gingen op Gereformeerden Grondslag, Utrecht. —

51

Page 54: Overzicht Kievit

Kruis en Zegepraal in: Bondsdag 1927. Uitgave alsvoren. — • *

• De ontkerstening van ons volk, Openingswoord der 2e Jaar­

vergadering onzer Hervormd Gereformeerde Mannenvereeni-gingen. Uitgave: J. Bout, Huizen. —

• • *

Sluit de gelederen, Openingswoord, uitgesproken op de eerste Federatievergadering, 27 April 1935, van Ned. Hervormde Bonden en Vereenigingen op Gereformeerden Grondslag. Uitgave: J. Bout, Huizen. —

* •

*

Centraal Verband in: „Ook Gij...". Uitgave van het Hervormd Gereformeerde Jeugdverband te Utrecht. —

* •

*

666. Het getal des menschen. Het hoogtepunt der beschaving, Uit het Engelsch van Mr. Philip Mauro. Met een inleidend woord van Prof. Dr. H. Visscher, 2e druk door den Inleider herzien. Kampen 1915, J. H. Kok. —

* *

*

Het leven van onzen Heere Jezus Christus door C. Brouwer Pz. Met een inleiding van H. Visscher, 2e druk, Rotterdam, J. M. Bredee. —•

§ 4. HET WERK DER BARMHARTIGHEID.

„Gij Diakenen", Utrecht 1908, G. J. A. Ruys. — Met dit geschrift verschijnt een ongevraagd advies, omdat de

Schrijver met belangstelling kennis nam van de pogingen tot re­organisatie der kerkelijke armenverzorging, die destijds werden aangewend door de Diaconie der Ned. Herv. Gemeente te Utrecht.

In dit geschrift toont de Schrijver aan, dat armenzorg in den ruimsten zin samenhangt met het wezen der Kerk. Vele wenken worden hier voor de taak en de roeping van den diaken gegeven. Ook de verhouding kerkeraad—college van diakenen komt aan de orde. Tenslotte vinden wij den wensch uitgesproken, dat de kerk als gemeente des levenden Gods weder een pilaar en vastig­heid mag worden, mede door herleving van het diaconaat.

52

Page 55: Overzicht Kievit

De Vrijheid van den arbeid der Gereformeerde Vereenigingen op het terrein der Barmhartigheid, Baarn 1918, E. J. Bosch Hzn. —

Rede, gehouden op de Algemeene Vergadering der Vereeniging tot Christelijke Verzorging van Krankzinnigen in Nederland op 26 September 1918.

Het vraagstuk, dat hier aan de orde is, wordt bezien van poli­tieke zijde. Vervolgens als sociaal probleem.

Toezicht op het werk der barmhartigheid wordt den staat niet ontzegd; dit mag echter niet ontaarden in voogdijschap. Het ka­rakter der barmhartigheid mag niet aangetast worden, en er mag geen aanslag gepleegd worden op de geestelijke autonomie der kerkelijke barmhartigheid.

De vereenigingen tot beoefening der barmhartigheid moeten zich principieel van bedrijven blijven onderscheiden.

* •

*

In: Ter Conferentie 8—10 Juni 1920 te Ermelo van wege den Geref. Bond van Ver. en Stichtingen van Barmhartigheid in Nederland (Verslag van de daar gehouden voordrachten, toe­spraken en gedachtenwisseling) komt de Rede van Prof. V. voor over De Godsdienstig-zedelijke vorming der verplegenden.

Ook de discussie over het referaat is opgenomen. Uitgave: J. H. Kok, Kampen, 1920.

* *

*

In: Refajah, Christelijk Maandblad voor Ziekenverpleging, Uit­gave J. H. Lonkhuyzen te Zeist, schrijft prof. Visscher sedert 1920 meditaties en artikelen.

Van de meest uitvoerige geven wij hier een overzicht: 20e Jaargang (1920—'21): Mysticisme. 21e Jaargang (1921—'22): Het begrip der ziel in de geschiede­

nis der psychologie; Van den oorsprong der ziel. 22e Jaargang (1922 — ' 2 3 ) : Het levensproces (Phil. 3:21);

Wedergeboorte (Joh. 3:3); Europa's leed in het licht van Gods W o o r d ( J e s . 6 4 : 7 , 8 ) .

23e Jaargang (1923—'24): Waar is Hij? (Jes. 63: 11b); Schijn en werkelijkheid (Hand. 8:3); De schepping des menschen.

24e Jaargang (1924—'25): Van de liefde Gods (Jer. 31 :3b); N i e t i n e e u w i g h e i d ( M i c h a 7 : 1 8 ) .

25e Jaargang (1925 —'26): Waarheen? (Joh. 14: 1, 2). 26e Jaargang (1926—2 7 ) : Wederkomst (Joh. 14:3); Van de

religie. Dankbaarheid (Psalm 51 : 19). Een historische Jezus? (voortzetting ook in den 27en Jaargang).

27e Jaargang (1927—'28): Het Communistisch ideaal. Tevens

53

Page 56: Overzicht Kievit

vangt in dezen jaargang de behandeling van Johannes 17 aan, welke arbeid eerst in den 31sten Jaargang beëindigd wordt.

32e Jaargang (1932—'33): De oorsprong der ziel. (Wordt in volgende jaargangen voortgezet).

33e Jaargang (1933—'34): Mattheus 1 v.v. 34e Jaargang (1934—'35): Mattheus 2 v.v. Ter gelegenheid der Christelijke feestdagen levert prof. V.

steeds een meditatie. Ook komen in het blad verschillende boekbesprekingen voor.

* *

*

In: De Barmhartigheid, Maandblad van de „Johannes Stichting" te Nieuwveen (Z.-H.), schrijft prof. V. in elk nummer sedert zijn: In Memoriam: Onzen onvergetelijken Broeder en Voorzitter van het Bestuur der Johannesstichting Ds. N. A. de Gaay Fortman (Maart 1927) een meditatie. Ook zijn in dit blad opgenomen: de Redevoeringen, uitgesproken op de Jaarvergaderingen der Stichting.

* *

• In de Jaarverslagen van de Vereeniging tot christelijke ver­

zorging van Zenuwlijders in Nederland komen de door prof. V. ter Algemeene Vergadering uitgesproken Openingswoorden voor.

* •

*

In: Derde Conferentie vanwege den Gereformeerden Bond van Vereenigingen en Stichtingen van Barmhartigheid in Nederland, gehouden te Zeist 6 en 7 Juni 1928. (Verslag van de voordrachten, toespraken en gedachtenwisseling) komt het door Prof. V. uit­gesproken Openings- en Slotwoord voor.

§ 5. ARTIKELEN IN WEEK- EN DAGBLADEN. In: De Waarheidsvriend heeft Prof. V. vele artikelen gepubli­

ceerd. Ook vroeger. Met het oog op het feit, dat deze niet meer voor ieder bereikbaar zijn, bepalen wij ons tot de volgende der laatste jaren. Alleen de reeks-artikelen worden vermeld.

Van den Woorde Gods, le Serie, 23 artikelen over Psalm 19:2—4. 21 April t/m 29

September 1923 (23e Jaargang). 2e Serie, Uit het ongeschreven Woord, 66 artikelen over

Genesis 1 : 28 t/m 5 : 29—32. 6 October 1932 t/m 15 Maart 1934 (23e—25e Jaargang).

3e Serie, 37 artikelen over Genesis 6: 1<—2 t/m 6:21—22. 22 Maart 1934 t/m 21 Februari 1935 (25e en 26e Jaargang).

54

Page 57: Overzicht Kievit

4e Serie, 27 artikelen over Genesis 7 : 1 t/m 7 : 23—24, 28 Fe­bruari t/m 24 October 1935 (26e Jaargang).

5e Serie, 26 artikelen over Genesis 8 : 1 t/m 8 : 22. 31 October 1935 t/m 14 Mei 1936 (26e en 27e Jaargang).

De 6e Serie, die aanvangt met Genesis 9, wordt voortgezet in: Het Gereformeerd Weekblad.

In deze periode schreef Prof. V. regelmatig artikelen bij gelegen­heid der christelijke feestdagen.

Met Prof. Hepp en Ds. Schilder wisselde Prof. V. in den 18den en 19den Jaargang enkele malen van gedachten.

* *

*

In: Het Gereformeerd Weekblad gaf Prof. V. reeds vroeger vele artikelen. Ook hier beperken wij ons tot de meest uitgebreide der laatste jaren.

36e Jaargang: Reorganisatie of Reformatie (12 art.); Lijkver­branding (7 art.).

37e Jaargang: Vervolg: Reorganisatie of Reformatie (39 art.); Vervolg: Lijkverbranding (3 art.); Van de Jongeren (8 art.).

38e Jaargang: Vervolg: Reorganisatie of Reformatie (8 art.); Van onze Knapen (9 art.); Christelijke Samenwerking (6 art.).

39e Jaargang: Vervolg: Van onze Knapen (9 art.); De N.S.B. en Wij (17 art.); Van de kennisse Gods (11 art.); Van de Weder­geboorte (11 art.).

40e Jaargang: Vervolg: Van de Wedergeboorte (34 art.); Poli­tieke Twijfelingen (11 art.); De geesel der werkeloosheid (11 art.); Oecumenisch streven (7 art.); De beginselen der R.K. Staatspartij (14 art.).

41e Jaargang: Vervolg: Van de Wedergeboorte (7 art.); Vervolg: De beginselen der R.K. Staatspartij (19 art.); Van Art. 36 der Ned. Geloofsbelijdenis (41 art.); Dogmatische beschouwin­gen (8 art.); Remonstrantisme (17 art.); Van den Woorde Gods, Uit het ongeschreven Woord, 6e serie (12 art.); Politieke Twijfe­lingen (11 art.); Verwarring en Ontbinding (14 art.).

In al deze jaargangen gaf Prof. V. voorts-nog zeer vele artike­len over allerlei onderwerpen.

* *

*

In: De Vaandrager schreef Prof. V. over: Algemeene ontwikkeling, 22e Jaargang, blz. 1. De J.V. en de algemeene ontwikkeling, 24e Jaargang, blz. 5.

55

Page 58: Overzicht Kievit

In het Stichtsch Zondagsblad gaf Prof. V. van 6 October 1918 t/m 25 Mei 1919 artikelen over: Van de kennisse Gods (33 art.). Voorts nog verschillende andere artikelen.

* *

In het Utrechtsch Provinciaal Weekblad, Officieel orgaan van van de Antirevolutionaire Persvereeniging in de Provincie Utrecht schreef Prof. V. artikelen.

* *

In De Standaard publiceerde Prof. V. verschillende artikelen. O.m. van 9.—18 November 1922 over Gods Woord en het Vrouwenvraagstuk (4 art.). Van 17 September—22 November 1924 Critica Romana (9 art.).

* •

*

In De Rotterdammer heeft Prof. V. in 1930 verschillende Open Brieven aan Ds. G. H. Kersten geschreven, naar aanleiding van artikelen in „De Banier".

Van 16 Januari—2 Februari diende Prof. V. in 4 nummers Dr. A. J. M. Cornelissen van repliek naar aanleiding van diens op­merkingen over de rede van Prof. V.: „Van de leer der praedesti-natie bij Calvijn", onder den titel: Critica Romana.

* *

*

In De Amsterdammer, Weekblad voor Nederland, no. 2264, Zaterdag 13 November 1920, blz. 1, komt een artikel voor van Prof. V. over: Dr. A. Kuyper f.

* *

In De Groene Amsterdammer, Weekblad voor Nederland, no. 2582, Zaterdag 27 November 1926, blz. 2, is te vinden een artikel van Prof. V. over: Het Nederlandsch-Belgisch Verdrag. Anti­revolutionair — dus tegen.

Op 4 December verscheen naar aanleiding van dit artikel een open brief van J. de Louter aan Prof. V., welke Z.H.G. van een onderschrift voorzag.

In no. 2636, Zaterdag 10 December 1927, blz. 1, staat een artikel: Van de coalitie.

56

Page 59: Overzicht Kievit

In De Stichtsche Courant schreef Prof. V. 4 artikelen over: De Moderne Staat en het theater (21e Jaargang).

* •

• In De Tijd plaatste Prof. V. op 15 Maart 1928 een artikel over'

den vaccinatie-dwang onder den titel: Mijn beroep op Thomas ge- -handhaafd.

57'

Page 60: Overzicht Kievit

HOOFDSTUK III.

Prof. Dr. J. SEVERIJN

§ 1. WERKEN EN BROCHURES.

Gode Bevolen, Afscheidsrede, gehouden op 25 Augustus 1918 in de Ned. Hervormde Kerk te Wilnis, Leerdam 1918, Ph. M. van Kralingen. —

Het tekstwoord van de prediking, die hier in druk verschijnt, is Handelingen 20 : 32: „En nu, Broeders! ik bevele u Gode en den woorde Zijner genade, die machtig is u op te bouwen, en u een erfdeel te geven onder al de geheiligden." Achtereenvolgens werd gesproken over het woord, de macht en de erfenis der genade. Naar de gelegenheid dezer ure, vindt men na de predikatie enkele toespraken opgenomen.

* *

*

Spinoza en de Gereformeerde Theologie zijner dagen, Utrecht 1919, Electr. drukkerij „de Industrie", J. van Druten. —

Op dit proefschrift verwierf de Schrijver op Woensdag 7 Mei 1919 den graad van Doctor in de Godgeleerdheid, welke hem cum laude werd toegekend.

Na een „voorwoord", waarin hij dank brengt aan zijn promotor, Prof. Visscher, en aan de overige Hooggeleerden, die aan zijn vorming medewerkten, zet de Schrijver in een „inleiding den .samenhang van de theologie en de philosophie in t algemeen uit­een. Uiteraard dringt de vergelijking van een bepaalde theologie en een bepaalde philosophie daartoe.

Vastgesteld wordt, dat de verschillende methoden, die gevolgd werden om het wezen der religie te bepalen, niet tot een bevredi­gend eind hebben geleid. Calvijn's these inzake het wezen en den oorsprong der religie geldt echter nog steeds. In Christus is de reinste openbaring der religie verschenen, doch in alle religie is een bewustzijn van afhankelijkheid principieel aanwezig.

Tengevolge van het wezen der religie en der philosophie, die naar het diepste weten, dat alles omvat, streeft, moet een onder-

58

Page 61: Overzicht Kievit

linge samenhang worden aangenomen. In het grijpen naar den grond van alle zijn, raakt het denken aan den God der religie en verschijnt in religieus licht. Omdat de menschelijke geest naar de eenheid is gericht, daarom is er in den loop der historie aanraking tusschen de religie en de wijsbegeerte, welke aanraking echter uitloopt op een vervaging van de grens tusschen God en wereld. De primitieve philosophie der theologische speculatiën, de Griek-sche wijsbegeerte en ook de systemen van den eersten rang be­wijzen dit; wat de Schrijver aantoont.

Waar het denken onmachtig bleek om het absolute te leeren kennen, daar kwam de in Christus verschenen religie met een eigen kennis en een eigen wereldbeschouwing de menschheid ver­rijken. De invloed van de Christelijke religie op het wijsgeerig denken van het Westen is zoo groot geweest, dat óók zij, die be­weren van Hem niet te willen weten, zich niet aan Zijn invloed kunnen onttrekken.

In het eerste hoofdstuk van dit 238 bladzijden tellende werk bespreekt de Schrijver: Spinoza en het wijsgeerig denken van zijn tijd. In hoofdtrekken wordt het proces der geestelijke stroomingen geteekend van den tijd der Renaissance tot op Spinoza, in welk proces het philosophisch en theologisch denken een grooten strijd voeren.

Hoofdstuk twee geeft een uiteenzetting van het Spinozisme en het Calvinisme. De Ethices van Spinoza en de Institutie van Calvijn worden breedvoerig besproken. Het Godsbegrip van Spinoza staat tegenover de religie volgens Calvijn. Het intellec­tualisme van Spinoza verkracht het religieus leven en is daardoor in de schrilste tegenstelling met de diep religieuse, geheel in de werkelijke religie wortelende conceptie van Calvijn. Aparte be­sprekingen volgen daarna over het openbaringsbegrip, dat bij Spinoza niet, doch bij Calvijn wèl in de werkelijkheid der religie gegrond is, en over de Godsvoorstelling van Calvijn in vergelijking met het Godsbegrip van Spinoza. Als een gevolg dezer vergelijking komen de fatalistische opvatting van den loop der wereld bij Spinoza en de conceptie van het wereldbestuur, zooals Calvijn die leert, ter sprake. Ook in de psychologie en in de ethiek worden de principieele verschilpunten nagegaan.

Het derde hoofdstuk handelt over den invloed van Spinoza's intellectualisme op zijn tijd, te weten bij Willem Deurhoff, Frederik van Leenhof, Pontiaan van Hattem en de Hattemisten: Jacob Bril, Mar. Adr. Booms en Gozuinus Buitendijk. Ook onder zijn ver­achters bloeide het Spinozisme welig. Uit het onderzoek in dit hoofdstuk ingesteld, blijkt, dat geen Spinozistische school zich gevormd heeft, doch dat men, geleid door wijsgeerige stellingen en beschouwingen van den denker en zijn mystieke wereldbeschou­wing, allerlei uitspon. Tenslotte blijkt de geschiedenis van het

59

Page 62: Overzicht Kievit

Spinozisme ons gebracht te hebben aan de wieg van de Moderne Theologie.

Kortelings toont een „slotbeschouwing" aan, hoe de nieuwere philosop'hie Spinoza, zij het ook in anderen vorm, in de Duitsche wijsbegeerte der 19e eeuw deed herleven. Ook in onze dagen nog, doet Spinoza's invloed zich krachtig gevoelen. Weliswaar onder­gaat zijn invloed op zijn beurt ook weer den invloed van de gansche sociale ontwikkeling onzer dagen, maar gestorven is hij allerminst. Doch ook Calvijn leeft nog!

Aan het eind van het werk wijst de schrijver op één gevaar, dat er is, n.1. „dat het Calvinisme in zijn nieuwen vorm zou inboeten „de geestkracht en de teedere Godsvrucht, die er de cultuur-„waarde aan geven en het ook alleen een toekomst kunnen waar­borgen. Daaruit komt dus de roeping op om het in zijn eigen „ontwikkeling rein te bewaren. Calvijn zal immer moeten blijven „de antithese van Spinoza. Voor beide stroomingen dreigt gevaar „uit de verdoezeling der grenzen, maar voor het Calvinisme aller-„meest."

Op de volgende stellingen, aan het einde van het proefschrift opgenomen, vestigen wij nog de aandacht:

XXI. De oplossing van het kerkelijk vraagstuk kan niet worden gevonden, zonder ook daarbij de rechten der verschillende rich­tingen op de kerkelijke goederen in het oog te vatten.

XXII. De oplossing van het kerkelijk vraagstuk is een dringende eisch met het oog op de religieuse ontwikkeling van ons volk.

XXIV. Alle Gereformeerden behooren samen in één kerk­verband.

• • *

Het gezag der Heilige Schrift, Maassluis 1920, Adm. ,,De Waarheidsvriend". -—

Een referaat, gehouden op de 15e Jaarvergadering van den Ge­reformeerden Bond wordt den lezer hier geboden.

Het vraagstuk van de erkenning van het gezag der Heilige Schrift wijst op een conflict van de moderne cultuur met de Chris­telijke levens- en wereldbeschouwing, dat niet slechts in de huidige crisis aan den dag treedt, maar sedert de dagen der Reformatie werd voorbereid. De opkomst en de ontwikkeling van de moderne wetenschap hebben de grondslagen van de Reformatie onder­mijnd. De eerbied voor en het gezag van Gods Woord verdwenen allengs uit het algemeen bewustzijn.

Aangetoond wordt, dat de geest der Renaissance met dien der Reformatie in onverzoenlijken strijd is. Gewaakt moet worden voor een vervloeiing der grenzen tusschen Schriftuurlijke en wereld­lijke wijsheid. Zal andermaal het Woord van den Christus zege­vieren, dan zal een wedergeboorte verwekt worden door Zijn

60

Page 63: Overzicht Kievit

Geest. Op grond van den staat der Kerk is er echter aanleiding tot pessimisme met opzicht tot zulk een wedergeboorte.

In helder licht wordt gesteld, hoe in den Christus een eeuwige toekomst der heerlijkheid geschonken is. Bij Hem berust het hoogste gezag, hetwelk zich ook in Zijn Woord openbaart. Het is de roeping der Kerk van alle eeuwen om Zijne getuigen te zijn. „Indien de 'hemelsche liefde niet gloeit in 't eigen hart, hoe zal dan „de Kerk den strijd aanbinden tegen een wereld van zonde. „Wanneer de kracht van den H. Geest leven blaast in het ge-„weten, zal het blijken, dat zij niet verkort is, maar als weleer de „duisternis verslaat, die een wereld in nevelen hult en haar leert „buigen voor den Hoogen God en het gezag van Zijn Woord."

I

* *

*

Bahaiïsme en Christendom, Korte schets eener Oostersche eenheids-religie, vergeleken met de grondstellingen van den Chris-telijken godsdienst, Leerdam 1921, Ph. M. van Kralingen. —

In het „voorwoord" zegt de Schrijver: „Wijl deze nieuwe gods­dienst een universeele religie der toekomst wil zijn, en uit den-„zelfden geest opkomt, die in onze dagen zoovelen boeit, kan het „zijn nut hebben in breederen kring te wijzen op den innerlijken „tegenstrijd, die zich daarin openbaart met het Christendom."

Waar ook het Bahaiïsme met het evangelie des kruises om den voorrang kampt, en velen uit het Oosten nieuw licht verwachten voor de Westersche cultuur, is het van belang, dat de grond­beginselen van deze nieuwe leer getoetst worden aan het Evangelie van den Gekruiste.

Uiteraard wordt allereerst de beweging in haar geschiedenis ge-teekend. Daarna worden de grondbeginselen in samenhang met het verleden besproken, want alles, wat zich als nieuw aandient, is niet nieuw, aangezien de kerngedachte ook is te vinden in het verleden.

Alhoewel ook de besproken leer hier en daar een waarheids­moment grijpt en eenige gelijkenis toont met de Christelijke religie, — toch is zij van haar principieel onderscheiden. Deze stelling wordt op onderscheidene punten uitgewerkt, waarbij het princi­pieel verschil tusschen een eenheidsgodsdienst en de Christelijke conceptie duidelijk aan het licht treedt.

In vergoding der natuur kan de wereld geen vrede vinden, noch in den Sirenenzang van een bedrieglijk idealisme. „Slechts terug-„keer naar het Evangelie van den Gekruiste zal nieuwe kracht „geven aan de ingezonken cultuur, naar het woord der Schriften, „dat zegt: want er zal genezing zijn onder Zijne vleugelen."

61

Page 64: Overzicht Kievit

Kerk en Staat, Maassluis 1923, N.V. Maassluische Boekhandel en Drukkerij. —

Oorspronkelijk is deze uitgave als artikelenreeks verschenen in „De Waarheidsvriend" gedurende 1922. Sommige artikelen wer­den omgewerkt en aangevuld. Met de uitgifte bedoelt de Schrijver de belangstelling voor het kerkelijke vraagstuk te vermeerderen.

In een „inleiding" is een overzicht gegeven van de beroering op kerkelijk terrein in de 16e en 17e eeuw. Toen waren reeds de kiemen aanwezig van een proces, dat tot strijd leiden moest. De Schrijver teekent ons dien strijd in een uiteenzetting der beginse­len van Calvinisten, Remonstranten, Libertijnen en politieken.

Het eerste hoofdstuk handelt over „Het Conflict", dat ontstond bij de intrede van de Christelijke religie in de Romeinsche wereld. Dan komt het vraagstuk van de verhouding van Kerk en Staat aan de orde. De dienstknecht van Jezus Christus toch wilde niet meedoen aan de vergoddelijking van den keizer Augustus. Breed­voerig wordt dit thema uitgewerkt. Aan het einde van dit hoofd­stuk wordt reeds verwezen naar wat later nog ter sprake zal komen, n.1. dat de grondgedachte eener eenheidsreligie, die ook weer in het Bahaiïsme openbaar werd, tot welbewuste mensch-vergoding leiden moet. Dat deze leer in strijd komt met de positieve religie van Christus ligt voor de hand, aangezien zij het wezen­lijke van den Christelijken godsdienst, het bijzonder karakter der openbaring en het gezag der Heilige Schrift ontkent.

In het tweede hoofdstuk: „Staatskerk en Kerkstaat" schetst de Schrijver de beteekenis en de plaats der Kerk ten tijde van Con-stantijn den Groote. De Kerk des Heeren werd dienstbaar gemaakt aan het ideaal van den staat. Het wereldlijk gezag verwierf zich invloed en zeggenschap in kerkelijke zaken, een verschijnsel, dat in strijd is met het wezen der Kerk. Met opzicht tot de kerstening der Westersche volken, was de beteekenis der „Rijkskerk" groot, waarbij komt, dat deze caesaropapie door den toenemenden invloed van Rome's bisschoppelijken zetel tenslotte leidde tot een „Kerk­staat", waarin de geestelijke overheid de wereldlijke aan zich onderwierp. Noch het ééne, noch het andere stelsel komt overeen met het wezen en de roeping der Kerk, die onder haar Hoofd Jezus. Christus een vrij en zelfstandig leven behoort te leiden. Zoo zag de Reformatie het, doch de Schrijver toont aan, dat de practijk niet altoos in overeenstemming geweest is met het beginsel. De vrije kerk bleef een illusie.

Het derde hoofdstuk „Kerkelijken en politieken" laat ons zien, hoe ook ten onzent de Kerken in menig opzicht te lijden hadden onder een overheids-bemoeiïng. Het persoonlijk recht van de vrij­heid des geloofs werd erkend, maar het beginsel werd niet ge-eerbiedigd. Op verschillende synoden der 16e eeuw werden de beginselen van het Gereformeerd kerkrecht wel zuiver gesteld,

62

Page 65: Overzicht Kievit

doch in de practijk werd het organiseeren en het leven naar die gereformeerde beginselen zeer bemoeilijkt, hetwelk met een breed historisch overzicht wordt aangetoond. In een scheiding van Kerk en Staat heeft de Kerk zich echter nog nimmer mogen verheugen.

Dan volgt in het vierde hoofdstuk een principieele beschouwing over „De Kerk der belijdenis", waarin het geestelijk karakter der Kerk, als het lichaam van Christus, voor oogen wordt gesteld. In het licht van het beginsel worden de dwalingen van pausdom en caesaropapie openbaar. De critiek van het Calvinisme hierop wordt dan ook in de historie volkomen gerechtvaardigd. Naar ge­reformeerde, d.i. Schriftuurlijke beginselen wordt de eenheid der Kerk niet geconstrueerd door eenig instituut of uitwendige or­ganisatie. Door aanwezigheid en vergadering der kinderen Gods aan eenige plaats ontstaat een plaatselijke gemeente, die zich con­stitueert overeenkomstig den eisch en de roeping der Kerk.

Het vijfde hoofdstuk bespreekt ,,De Ned. Hervormde Kerk",, die een belemmering is voor de openbaring van het waarachtige leven der Kerk. Zij staat aan de inrichting van een kerkelijk leven in overeenstemming met de geref. beginselen in den weg. Zij heeft het karakter eener Kerk ingeboet, wijl een volkskerk de belijdenis niet handhaven kan. Hiertegen gaat het protest van het Calvi­nisme, dat zich niet laat verstikken door de beginselen, die het moderne denken beheerschen. Jammer is, dat niet steeds in het dienen der beginselen de juiste methode is gevolgd. Kerkbreuk lost het kerkelijk vraagstuk niet op. Het Gereformeerd kerkelijk leven in ons vaderland kan eerst weer opbloeien, wanneer het kerkelijk vraagstuk in de Hervormde Kerk opgelost wordt.

In het laatste (6e) hoofdstuk wordt gehandeld over „Vrijheid en recht in Kerk en Staat". Hierin wordt o.m. melding gemaakt van de poging, door het Convent van Gereformeerde Kerkeraden aangewend, om recht te verkrijgen. De geschiedenis van de wording van het Convent wordt medegedeeld. Ook worden het Reglement op de Predikantstraktementen en de financiëele ver­houding van Kerk en Staat besproken (de z.g. zilveren koorde).

Als „bijlage" is het „Conventsvoorstel", dat door het Convent van Gereformeerde kerkeraden in de Nederlandsche Hervormde Kerk aan de algemeene Synode werd ingezonden, opgenomen.

* •

*

De Paapsche Mis, Heidelbergsche Catechismus, vraag en antwoord 80, Uitgave: „Geloof en Vrijheid", Rotterdam z. j. (1923). —

Door het Ministerie van Predikanten der Ned. Hervormde Gemeente te Rotterdam was Dr. Severijn uitgenoodigd om op 30 Nov. 1922 een Rede te houden over boven vermeld onderwerp-

63.

Page 66: Overzicht Kievit

Van Kapelaan van Dorp ontving Spr. een en andermaal het ver­zoek zich uit deze zaak terug te trekken. Hij meent aan zijn drang om van deze lezing af te zien, kracht bij te zetten, door te dreigen met de blaam van zijn pen. Dat de Spr. zich aan dit dreigement niet heeft gestoord, behoeft welhaast geen vermelding. Bij wijze van „Naschrift" neemt Dr. S. de repliek van Kpl. van Dorp uit de „Maasbode" op. Hierin komen ook de aan zijn adres gezonden brieven voor. De titel van het artikel luidt: „Dominee Severijn op 't antipaapsch tooneel". Schoon dit artikel voor zichzelf spreekt, laat Dr. S. niet na er nog een enkele opmerking aan toe te voegen.

In de hier in druk verschenen lezing wordt zeer duidelijk aan­getoond, dat vraag 80 van den Catechismus aan de leer der Roomsche Kerk geen onrecht doet. Zij stelt daartegenover de ge­loofsovertuiging van de Gereformeerde religie omtrent het Avond­maal des Heeren, welke, gelijk aan de hand van verschillende bewijsplaatsen wordt aangetoond, op het Woord Gods is gefun­deerd. Over de toepassing van de verdiensten van Christus loopt het groote verschil tusschen het Roomsche geloof en dat der re­formatoren.

Ook in het oordeel van den Catechismus, die het Misoffer een „vervloekte afgoderij" noemt, klinkt de bazuin van den reforma-torischen strijd zuiver na.

Uit de geschriften der Roomsche theologen kan blijken, dat zij het reformatorisch beginsel in zijn diepte niet verstaan. Waar zij het trachten te benaderen, vereenzelvigen zij het ten onrechte met den geest van het Humanisme.

* *

*

Het Profetisme, Kampen z. j. (1926), }. H. Kok. — Aangezien de behoefte aan een wel gefundeerde beschouwing

der Heilige Schrift in de critische cultuurworsteling onzer dagen zich steeds sterker doet gevoelen, wil de auteur enkele gedachten uitwerken, die mogelijk in den gemeenschappelijken arbeid iets kunnen bijdragen tot opwekking van de belangstelling voor het onderzoek der Heilige Schrift en de kennis van haar universeele beteekenis in de geschiedenis der menschheid.

Ondanks den eerbied voor de traditie verheelt de Schrijver niet, dat zij in het licht van de Messianiteit der historie z.i. den toets des Woords niet altijd kan doorstaan.

In de „Inleiding" zet Dr. S. uiteen, dat de ontwikkeling der moderne cultuur aan de theologische traditie en aan het kerkelijk leven een crisis heeft bereid, waarbij de vraag omtrent de autori­teit van de Heilige Schrift in het centrum staat. Deze crisis betreft niet het profetisch gezag op zich zelf, maar de traditie en het geloof in dat gezag. De profetie als zoodanig onttrekt zich aan een tempo­rede crisis en aan de critiek der wijsbegeerte. Deze laatste ontmoet

64

Page 67: Overzicht Kievit

haar slechts in een uitwendigen vorm en in de theologische struc­tuur, waarin zij zich aandient. Daarbij komt nog, dat de ontwikke­ling der reformatorische theologie naar haar eigen beginsel, d.i. de religie der Heilige Schrift, sedert de eerste decenniën der zeven­tiende eeuw vrijwel bleef staan. Er is een achterstand ten aanzien van vele dragen des tijds.

Schrijver acht het daarom de taak van de theologie „om de „autoriteit van het profetisme ontologisch en kentheoretisch voor „de vierschaar der rede te rechtvaardigen, zijn conceptie syste­matisch uiteen te zetten en ook harerzijds te vergelijken met de „wijsgeerige beschouwingen, welke de historie voortbracht."

In het eerste hoofdstuk wordt een kentheoretische beschouwing ontwikkeld van de tegenstelling eener theologische, d.i. op de profetie gegronde, en een wijsgeerige levens- en wereldbeschou­wing. Het is een moeilijk hoofdstuk, dat wijsgeerige scholing ver-eischt om het betoog te kunnen volgen.

Uitgaande van Plato s idealisme wijst de Schrijver op de ont­wikkeling van het identiteitsprincipe, hetwelk daaraan ten grond­slag ligt en oefent critiek op het absoluut idealisme, hetwelk daar­van een gevolg moet zijn (Spinoza, Hegel). Daartegenover stelt hij den eisch eener dualistische wereldbeschouwing, welke ook door de religie wordt geboden.

Verschillende vragen komen hierbij in het geding: Het stof-begrip, het begrip natuur en haar realiteit, de relatie van het ver­standsbegrip en de realiteit als niet-ik, gewaarwording, waar­neming, de realiteit der voorstelling, het begrip als natuurlijk proces, de idee en haar intelligibele eenheid, het dingbegrip, enz.

Het tweede hoofdstuk bepaalt ons bij het profetisme als zoo­danig, dat in de wereld als een geheel eigen organisch leven ver­schijnt. De beteekenis van het profetisme is universeel; zijn bewust­wording in den loop der historie is niet algemeen, doch exceptio­neel en persoonlijk. De hoogste verwezenlijking der profetie is de vleeschwording des Woords. De Logos is het centraal subject van het profetisme. Uit en door den Logos verkrijgt het profetisme zijn onderscheidene gestalten: zoo neemt het Woord zijn gestalte aan in het bewustzijn der profeten. De openbaring wortelt in den wil Gods. Naar den inhoud bepaald betreft deze de idee der creatie.

, De Schrijver trekt een parallel met de voorstellingen van het ide­alisme. Omdat de profetische bewustwording wortelt in den wil Gods, en bewustwording van het Woord Gods is, daarom staat het absoluut gezag der Heilige Schrift als Gods Woord onver­anderlijk vast. De critische Schriftstudie negeert echter den Godde-lijken oorsprong des Woords en moet zich derhalve beperken tot het materiaal, dat de historie biedt. Het wezen der profetie ontgaat aan de menschelijke rede, doch de geest der profetie, die uit God geboren is, schouwt heel de wereld in Gods licht. Ook inzake de

65

Page 68: Overzicht Kievit

vervulling der profetie worden in dit hoofdstuk lijnen aangegeven. Het derde hoofdstuk: „De idee der creatie" vangt aan met de

mededeeling, dat de schepping vrije wilsdaad van God is om Zich te openbaren. De oorzaak der wereld rust in den wil Gods. Hij heeft liefde voor Zijn schepping. In den mensch schept God een wezen, dat Zijn liefde kan verstaan. In den grond der zaak gaat de Goddelijke Liefde uit tot den Messias, en in Hem tot een mensch­heid in de gelijkvormigheid van Zijn gestalte, welke onderscheiden wordt van de menschheid dezer aarde (1 Kor. 15:47—49). In den Messias en Zijn Koninkrijk hebben wij het wezen der schep­ping te zien. De Schrijver werkt deze gedachte aan de hand van gegevens uit de Heilige Schrift breedvoerig uit.

Een korte dogmenhistorische schets laat zien, hoe de Oud­christelijke visie op den Christus als Voleindiger der schepping verlaten werd, en hoe de gedachte gaat postvatten, dat Hij alleen kwam ten behoeve van het werk der verlossing. De eenzijdig sote-riologische beschouwing van den Middelaar, die traditioneel werd, heeft een hinkende theologie voortgebracht, omdat zij den Messias-Creator en Voleindiger uit het oog verloor, in tegenstelling met de oudste Christelijke Kerk.

Vervolgens wordt het vraagstuk van de twee naturen van den Christus besproken: benevens het onderscheid, dat er is tusschen den Christus in Zijn menschheid en de overige menschen. De leer der H. Schrift inzake den aardschen en den hemelschen mensch wordt uiteengezet.

De consequenties, die uit dezen opzet voortvloeien, worden ge­trokken. In de idee der schepping lag de verwezenlijking van den Christus besloten. Het getuigenis der Heilige Schrift staaft deze bewering. Het werk van den Christus en Zijn openbaring vinden geen grond en oorzaak in de zondedaad van den mensch. Ook de verlossing geschiedt om Gods wil en vindt haar oorzaak in de idee der schepping, afgezien van de intreding der zonde in deze wereld. Op de uitwerking hiervan kunnen wij, met het oog op het bestek van dit boekje, niet nader ingaan.

Gods gerechtigheid eischt genoegdoening. Alleen de Christus kan die geven, zoodat de zonde van Adam Hem treft. Uit den ouden Adam moest een nieuwe mensch geschapen worden. Met de vleeschwording stelt de Logos Zich onder het oordeel, dat op de menschheid rust. Hij, die geen zonde gekend heeft, wordt zonde voor ons gemaakt. Alleen zóó wordt de menschelijke natuur door Zijn goddelijke kracht gerecreëerd.

De beteekenis van de vleeschwording des Woords is universeel. Heel de historie der menschheid richt zich op dit allesbeheerschen-de feit. De profetie is de bedding der Godskennis in de wereld vóór en na den val en van universeele beteekenis voor de mensch­heid.

66

Page 69: Overzicht Kievit

De gerechtigheid Gods vraagt op tweeërlei wijze voldoeninq: de volsterving als bezoldiging der zonde, en de voltooiïnq van het geschapen leven tot de existentie der eeuwigheid. Alzoo zal de harmonie van het universum der eeuwigheid niet gebroken zijn, want alle dingen worden wederom in Christus vergaderd.

Met verschillende opmerkingen over den aard en het wezen hoofdstuk ' 9Cen °ph°uden van existentie »s, eindigt dit

u "De Messiaansche verwachting" wordt in het vierde hoofdstuk behandeld. De openbaring van den Zoon des menschen raakt de idee van den aardschen mensch en zijn bestemming. Zonder de werkzaamheid van den Messias zou deze idee nimmer verwezen­lijkt worden, laat staan in het infralapsarisch proces der historie. Door geboorte nam Hij de menschelijke natuur aan.

De wording der Messiaansche verwachting door de werkinq der profetie wordt thans in haar verschillende stadia nagegaan Vanmt den val wordt de geschiedenis van het profetisme bezien.

Allereerst komen Adam's oorsprong en wezen aan de orde welke der wetenschap ontgaan. De historische bewustwording toch kan aan haar eigen geboorte niet voorafgaan.

Aan de hand van de mededeeling der Heilige Schrift, dat God den mensch formeerde uit het stof der aarde, komt de idee der materie volgens de profetische openbaring aan de orde. Genesis

. 20 en 24 en Genesis 2 : 7 worden in dit licht besproken, be­nevens de verwantschap en het principieele onderscheid tusschen mensch en dier, met name wat hun ziel betreft. Naar het oordeel van den schrijver is Adam geschapen tot realiseerinq van den pneumatischen mensch in Christus.

Na een breedvoerige verhandeling over den wil van den mensch omt de auteur tot den val. De mogelijkheid van een bewuste actie

tegen den gekenden wil lag in 's menschen wilsvrijheid. De aan­leiding van den val des menschen moet wellicht niet ten onrechte in naijver van Satan, die kennis omtrent de bestemminq van den mensch zal hebben gedragen, gezocht worden. Niet den minsten steun vindt in de profetie de meening, dat de satan reeds zou qe-vallen zijn vóór de schepping van den mensch.

Achtereenvolgens worden opmerkingen gemaakt over het wezen riT M ! j19' spreken van de slang; de slang in profetischen zin. Met de verwijzing hiernaar, moet, met weglating van vele interessante bijzonderheden, worden volstaan. De verschillende momenten in de geschiedenis van den val worden vervolgens over­zien terwijl die geschiedenis aantoont, dat de val niet slechts mo­menteel plaats vond maar voortgaat in het leven der menschheid en nog steeds hetzelfde karakter draagt. Nog steeds wordt de crisis der wereld door geloof en ongeloof bepaald.

Het oordeel van Gods gerechtigheid, dat om de zonde over de

.

67

Page 70: Overzicht Kievit

wereld komt, komt geenszins in strijd met zichzelf als zij de idee der schepping voltooit. Nog steeds handelt God met den mensch als zedelijk en redelijk wezen. Welbewust koos en kiest de mensch voor de rebellie, in welken strijd Satan als de overste dezer wereld de leiding neemt. Zijn oordeel vinden we in Genesis 3:15 uit­gesproken, welke tekst de schrijver in profetisch licht exegetiseert, door in zijn onderzoek de gelijkenissen van den zaaier en het zaad in den akker te betrekken. In de hier aangekondigde worsteling van alle eeuwen zal de Messiaansche overwinning echter zeker zijn.

De verwachting omtrent den Messias is aanvankelijk weinig gecompliceerd, doch in het volk Israël, dat in deze wereld een profetische plaats innam, leeft zij krachtig. In een apart onderdeel van dit hoofdstuk beschouwt de Schrijver de hoofdtrekken van de Messiaansche dogmatiek der Joodsche Schriftgeleerdheid. Daarna: Christus en de Joodsche verwachting.

Het vijfde hoofdstuk bepaalt den lezer bij ,,de H. Schrift", haar autoriteit en goddelijk gezag. Verschillende openbaringsvormen worden besproken. Het gezag der profetie is in den grond der zaak het gezag van den Christus, welk gezag echter geen algemeene erkenning kan vinden, wijl alleen door een levensrelatie met den Messias de werking van het Woord wordt ervaren.

Met de mechanische inspiratie rekent de auteur af. Bespreking vindt de vraag, waarom óók de z.g. historische

boeken van het Oude Testameftt als Koningen en Esther bij den canon behooren.

Tenslotte wordt met klem betoogd, dat ook voor het zedelijk leven van den natuurlijken mensch de Heilige Schrift van groote beteekenis is.

De komst van het Messiaansche rijk is het onderwerp, dat in het laatste hoofdstuk aan de orde gesteld wordt. Verschillende actueele vragen komen hier ter sprake: Het wezen der Kerk, de pluriformiteit, de eisch van een uniforme openbaring, de „Christe­lijke" staat, enz.

* *

*

Kerk en Jeugd, Uitgave: Bondsboekhandel Bond van Ned. Her­vormde Jongelingsvereenigingen op Geref. Grondslag te Utrecht z. j. (1927). —

Deze brochure bevat een referaat, dat gehouden is op een Jaar­vergadering van de Provinciale Afdeeling Zuid-Holland van den Bond, die het boekje uitgaf.

De Spr. onderscheidt in den Jeugdarbeid in hoofdzaak tweeër­lei roeping: een humanistische en een theologische.

Een bezwaar dat de theologische jeugdarbeid drukt, is het feit, dat hij veelszins verricht wordt door ongeschoolde krachten. Het

68

Page 71: Overzicht Kievit

huisgezin en de Kerk hebben hier echter allereerst een taak. De ontoereikende opleiding wijst op een zeer ernstig tekort der kerken.

Na verschillende principieele lijnen uitgebakend te hebben, staat de Schr. achtereenvolgens stil bij de Zondagschool; De Knapen- en Meisjesvereeniging; De Jongelings- en Jongedochtersvereeniging.

Met verschillende aanwijzingen, en een beroep op den Dienst des Woords besluit het geschriftje.

* •

*

Onze Jeugd, Referaat gehouden voor den Ned. Hervormden Zondagscholenbond op G.G. te Utrecht op 18 October 1930. Uit­gave van dien Bond. —

Besproken worden: 1. Verhouding van de Zondagschool tot de Jeugd. 2. De taak der ouders. 3. De motiveering van den Zondagsschoolarbeid. 4. Het doel van het Zondagsschoolonderwijs.

* •

*

Afscheiding en Doleantie, Referaat gehouden voor de Prov. Afd. Zuid-Holland van den Bond van Ned. Herv. Jongelingsvereeni-gingen op G.G. op 26 October 1929 te Rotterdam. Uitgave van dien Bond. —

In een „inleiding" wijst de Spr. op het verschil tusschen de Re­formatie der 16e eeuw en de bewegingen van 1834 en '86.

§ 1 handelt over Separatie en Doleantie. Aangetoond wordt, hoe Dr. A. Kuyper in eigen zwaard is gevallen, door in zijn beschou­wingen uit te gaan van de onzichtbare Kerk, in tegenstelling met Voetius, die beweert, dat het kerkrecht nooit over de onzichtbare, maar altoos en uitsluitend over de zichtbare Kerk handelt, hoewel Dr. Kuyper Voetius' voetsporen drukken wil. De opzet der Dole­antie moge geen afscheiding bedoeld hebben, — de uitkomst was een gescheiden kerk, evenals in 1834.

§ 2 teekent den strijd om het recht der belijdenis in de 19e eeuw, het verweer tegen de „nachtschool", het synodaal beginsel, de vervolging om den geloove, de verhouding van Kerk en Overheid, om te laten zien hoe het proces van 1834 tot een scheurkerk leidde.

De doleantie, waarover § 3 spreekt, was in opzet en leiding veel magistraler. Haar karakter was anders, meer theologisch in onder­scheiding met de Christelijk-Gereformeerde Kerk. De greep naar de reformatoren was veel krachtiger en veel meer in grooten stijl. Het ontstane conflict met de kwesties van attesten en beheer wordt historisch aangeduid. Toch verloren de mannen van de doleantie het pleit. Er werd geen recht verkregen (§ 4). Dit is de cardinale kwestie, die door afscheiding niet wordt opgelost.

69

Page 72: Overzicht Kievit

§ 5 toont aan, dat de weg naar herstel niet loopt via het conflict. Voor doleantievrees, die er bij sommigen in de Ned. Hervormde Kerk heerscht, is dan ook geen aanleiding.

Dat het geestelijk proces, waaruit afscheiding en doleantie op­kwamen, nog steeds voortschrijdt, wordt door de historie na 1886 aangetoond. Gememoreerd worden de oprichting van den Gerefor­meerden Bond, het modus-vivendi-voorstel der Utrechtsche Facul­teit, het reorganisatie-rapport.

Schaduwen ziet Spr. in het feit, dat 1886 zich niet heeft aan­gesloten bij 1834 (§6). Dogmatisch verschil mag als excuus niet gelden. Verschillende „liggingen" zouden elkaar in één organisch verband aanvullen en corrigeeren. Ook de Dordtsche Synode van 1618/'19 liet het infra- en supralapsarisme (verschilpunt tusschen Geref. en Chr. Geref.!) uit vreeze voor nieuwe scheuring rusten. „Men moet elkaar ontmoeten van uit de centrale waarheden, die voor alle gereformeerden vaststaan om elkander te vinden, doch in practijk blijft men aan den omtrek." (§7).

§ 8 spreekt over een Lichtzijde, die er is, wanneer wij zien, hoe het gereformeerde volk als geheel thans weer over vele organen beschikt om de geref. levensbeschouwing weer tot het volk te doen uitgaan, in tegenstelling met den tijd, toen de liberalistische geest in den aanvang der vorige eeuw hoogtij vierde. „Ondanks alle menschenwerk was de hand des Heeren in de geschiedenis, welke ons bezighield."

* *

*

Kerk en Vrede of Het gevaar van eenzijdige ontwapening, Amsterdam z. j. (1931), N.V. Boekhandel W. ten Have v/h Hövekers Boekhandel. -—

Deze brochure heeft Dr. S. geschreven tijdens zijn lidmaatschap van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Oorspronkelijk verscheen een en ander als artikelenreeks in de Zaterdag-editie van „De Rotterdammer".

Schrijver ziet de ontwapeningsbeweging als een der crisisver­schijnselen, welke uit de gisting van het moderne cultuurproces opkwamen. Twee hoofdrichtingen worden in die beweging onder­scheiden: een politieke en een religieuse.

Achtereenvolgens worden de volgende onderwerpen behandeld: het conflict met de overheid: „Gij zult niet doodslaan": de roeping der Kerk; het zwaard in dienst der gerechtigheid; „om der zonde wil"; de Kerk en de publieke opinie; Christus' Kerk... tegen den oorlog (een woord aan het adres van een ontwapenaar, die zich belijdend lid der Geref. Kerk te De Bilt noemt); Internationaal geschil en internationaal recht.

In een „slotbeschouwing" wijst de Schr. er op, dat de Kferk des Heeren zich van practische machtsmiddelen om ontwapening te

70

Page 73: Overzicht Kievit

verkrijgen heeft te onthouden. De Kerk heeft met geestelijke wape­nen te strijden. „Alleen de overwinning van het Evangelie des Kruises zal vrede kunnen brengen en voor het geloof den blik openen in het land van den eeuwigen vrede".

* *

*

De Methode der Godsdienstwetenschap, Rede, uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van Hoogleeraar in de Faculteit der Godgeleerdheid aan de Rijks-Universiteit te Utrecht op 19 Oc-tober 1931. Utrecht z. j. Electr. Drukkerij „de Industrie", J. van Druten. —•

Drieërlei methode ter bepaling van het wezen der religie en haar oorsprong heeft men in den loop des tijds in toepassing gebracht: le. de historische, 2e. de psychologische, 3e. de speculatieve, philo-sophische methode. Spr. gaat ze alle na en oefent critiek.

De eerste methode veroordeelt zichzelf, wijl wat resultaat be­hoorde te zijn, wordt voorondersteld. Zij blijft in gebreke om een verklaring van het religieuse leven te geven, die met de werkelijk­heid overeenkomt. — De tweede wordt afgewezen, wijl het niet aannemelijk is, dat Godsdienst ontstaan zou uit iets, dat zelf niet-godsdienst is. Het is een constructie, die niet op werkelijke ge­gevens rust, doch een schepping is van een wijsgeerig geleide phantasie. — De derde methode gaat uit van een evolutiebegrip, dat met het religieus bewustzijn in strijd is. Het ontbreekt deze methode aan een maatstaf, waaraan uit wetenschappelijk oogpunt objectieve waarde mag worden toegekend.

De eenig wetenschappelijk verantwoorde methode is die, welke van het verschijnsel der religie geen philosophische constructie maakt, maar die het benadert, zooals zij zich werkelijk in de menschheid levend openbaart. In den Christus hebben wij de religie in haar volkomenheid. De religie interpreteert zichzelf.

Deze methode is door de werkelijkheid aangewezen, en kan alleen tot het doel leiden. De in Christus verschenen religie is het in de historie gegeven object, centrum en uitgangspunt der gods­dienstwetenschap.

* *

*

De Gezangenkwestie, 2e verbeterde druk, Huizen (N.H.) z. j. (1933), J. Bout. —

Dit boekje is uit een conflict in de practijk geboren. Van ouds is het gezangen-zingen in de kerk aanleiding tot geschil geweest, vandaar dat de Schrijver de kwestie op eenvoudige wijze in het licht van beginsel en historie wil laten zien.

Onder meer wijst de Schrijver er op, dat het Concilie van Braga in 563 het eigengemaakte lied verbood en slechts psalmen en schrif-

71

Page 74: Overzicht Kievit

tuurlijke liederen toeliet, dit met een beroep op Laodicea in 360. Van ouds is men voor het vrije lied huiverig geweest, vooral, omdat allerlei secten het tot verspreiding van hun kettersche gevoelens aangrepen.

In beginsel heeft de Reformatie het vrije lied niet veroordeeld. Schrijver teekent de houding van Luther en Calvijn. Het Calvinis­me bepaalde zich bijna uitsluitend tot de Psalmen, die zéker door den Heiligen Geest geïnspireerd zijn.

Door de geschiedenis worden drie groepen van kerkliederen aangewezen: 1. de Psalmen; 2. Schriftuurlijke lofgezangen; 3. Vrije geestelijke liederen.

Aangezien het vrije lied opkomt uit een invidueel geloofsleven, verdient het geen aanbeveling, om zulk een bundel van vrije liede­ren samen te stellen. Het lied behoort uiting te zijn van het geloofs­leven der Kerk. De Kerk kan het vrije lied slechts tot het hare maken, indien het haar belijdenis vertolkt. De gezangenkwestie betreft dus een zeer principieele aangelegenheid en is maar niet een formeele kwestie.

* •

*

De Zondagsschool en het Kerkelijk onderwijs, Huizen z. j. (1933), J. Bout. —

Aan de hand der volgende titels wordt dit onderwerp besproken: Heden en verleden; Herziening gewenscht; Leerstof en methode; Bijbelsche geschiedenis; De belijdenis; Leermiddelen; Uitbreiding van het onderwijs; De volle last niet op de schouders van den predikant; Ouderplicht en kerkelijke roeping; Meerder contact.

• • •

Het bestaan der Ziel, Voordracht, gehouden in de vergadering van de Gereformeerde Psychologische Studievereeniging op 14 Nov. 1933, Loosduinen z. j. Electrische Drukkerij Kleywegt. —

„Wij hebben getracht aan te toonen, — aldus spr. — dat wie „aan de feiten van het bewustzijnsleven recht doet wedervaren, „het bestaan der ziel niet kan loochenen en bij de beschouwing van „het probleem onzer existentie op de data der religie is aangewezen. „Hij zal rekening hebben te houden met de gegevens der open­baring, die in het vleeschgeworden Woord ook den volkomen „mensch aan de wereld voorstelt, in W^ien alle vragen omtrent ons „leven en onze bestemming haar oplossing vinden".

* •

*

De geestelijke vorming onzer Jeugd, Uitgave van den Bond van Ned. Herv. Jongelingsver. op G.G. Utrecht z. j. (1934). —

Mede door de tijdsomstandigheden trekken de jeugdvraagstuk-

72

Page 75: Overzicht Kievit

ken in onze dagen schier algemeene belangstelling. Het jonge ge­slacht ziet zich voor een duistere toekomst gesteld. De velerlei aanraking met het buitenland, zet de deur open voor uitheemsche invloeden, die met de Christelijke religie in onverzoenlijken strijd zijn. Daarom is het noodig, dat onze jonge menschen worden toe­gerust met zulk een kennis, die hen in staat stelt de dingen te zien in het licht eener Christelijke levens- en wereldbeschouwing. Ook over de godsdienstige opvoeding in engeren zin, die van het gezin behoort uit te gaan, spreekt Dr. S. uitvoerig.

Tegenover de gevaren der moderne cultuur (de groote stad e.d.) stelt de Schrijver de taak en de roeping der Kerk.

§ 2. TIJDSCHRIFTARTIKELEN.

Religie en Kunst, Tijdschrift voor Geschiedenis, 35e jrg. Gro­ningen 1920, P. Noordhoff. —

De eenzijdige ontwikkeling van de moderne wetenschap heeft een waardeering der religie gewekt, die op zichzelf wijst op een verwaarloozing en miskenning van geestelijke factoren, die in het proces van den menschelijken geest werkzaam zijn. Die inzinking van het religieus leven moest zich krachtens het wezen der religie doen gevoelen en wreken op alle terrein des levens. Ook voor de Kunst, die van de Reformatie den scheidbrief ontving, is de vrijheid niet louter veredelend geweest. Geenszins bedoelt de Schrijver aan de Kunst haar zelfstandig karakter te ontzeggen; de religie zelf verzet er zich tegen zich wezenlijk aan de Kunst te huwen, aangezien zij in haar hoogsten vorm tegenover haar positie neemt, doch de Kunst kan slechts tot haar schade de hoogere religieuse aandrift ontberen. Dit wordt trouwens, naar het oordeel van den Schrijver, door de kunsthistorie bevestigd.

De primitieve kunst wordt breedvoerig beschouwd. Zij hangt ongetwijfeld saam met de religieuse wereld van voorstellingen. De grondgedachte der primitieve kunst is zuiver religieus.

Met deze conclusie besluit de auteur zijn studie: „Ook de kunst „heeft te wijzen op die geestelijke waarden, die door intellectua­lisme en stofvergoding te lang reeds tot schade der massa „werden verzuimd. Slechts de inspireerende kracht der religie kan „het ideaal-schoone teekenen als een profetie van onvergankelijke „heerlijkheid en vertolking van eeuwige realiteit."

* *

*

Tagore, Tijdschrift voor Geschiedenis, 36e jrg. Groningen 1921, P. Noordhoff. —

Vooraf gaat een kort overzicht van het leven en streven van Tagore. Daarna wordt een beknopte beschouwing gegeven van

73-

Page 76: Overzicht Kievit

• den geest van den Indischen dichter-wijsgeer. Zijn werk: Sadhana, the realisation of life wordt besproken. Onder meer is Tagore's opvatting van zonde en kwaad een punt van overweging.

Hoewel Tagore's levensbeschouwing, uit psychologisch oogpunt beschouwd, zich in verschillende stukken voordeelig van het Westersch intellectualisme onderscheidt, toch zijn er merkwaardige punten van overeenkomst tusschen Tagore en Spinoza.

In vergelijking met Tagore's wereldbeschouwing, onderscheidt de Christelijke religie zich door haar absoluut karakter, terwijl zij zich ook niet verdraagt met een of andere pantheïstische be-

. schouwing. Hetgeen de Schrijver nader aanwijst. * *

*

In de Jaargangen 35—38 (1920—'23) van het Tijdschrift voor Geschiedenis komt een 15-tal Boekbesprekingen voor van de hand van Dr. Severijn.

* *

*

Gezag en Vrijheid in Onderwijs en Opvoeding, in: Paeda-gogisch Tijdschrift voor het christelijk onderwijs, tevens orgaan der Vereeniging voor christelijke Paedagogiek, 14e jaargang, Amsterdam 1921—1922, N.V. Dagblad en Drukkerij „De Stan­daard". —-

Allereerst handelt de Schrijver over Gezag en vrijheid in het algemeen. Het gezag, dat een aristocratie van de rede tracht uit te oefenen, zal geen vrijheid voor allen brengen. In bijzonderheden wordt aangewezen, hoe de drang om een nieuwe paedagogie krachtens het beginsel, waaruit die opkomt, niet is te verzoenen met de positieve christelijke wereldbeschouwing en derhalve in strijd is met de beginselen eener christelijke paedagogie. Ver­volgens bespreekt de Schr. de taak, de leerstof, de methode en de organisatie der nieuwere opvoeding.

Hier tegenover worden de eischen eener Christelijke paedagogie gesteld. De ware vrijheid ligt niet in de redelijke macht van den mensch, maar in de gerechtigheid, die voor God kan verschijnen. Vrij is de Christus en vrij zijn allen, die van Christus zijn. De christelijke paedagogie heeft zich te richten naar het bevel van het hoogste Gezag. Het christelijk onderwijs mag niet dienstbaar gemaakt worden aan de verwezenlijking van eenig gezag buiten dat van God en Zijn Woord.

* •

*

Artikel 36 van de Ned. Geloofsbelijdenis. Overheid en Kerke-dienst, Antirevolutionaire Staatkunde, mnd. ed., Ie jrg. Kampen 1924—'25. J. H. Kok. —

.74

Page 77: Overzicht Kievit

De behandeling van dit onderwerp geschiedt aan de hand van net volgende schema:

I. Het punt van geschil. II. Het ambt der Overheid.

III. De burgerlijke regeering en de Dienst des Woords in het instituut der Kerkelijke gemeenschap.

Voor de practische toepassing van art. 36 moet dus worden uitgegaan van de volgende beginselen:

1. De overheid is door God met autoriteit bekleed. 2. Haar grondregel is de wet Gods. 3. Zij heeft de burgerlijke legislatie en politie te be-

hartigen.

Na zijn beschouwingen en overwegingen te hebben saamgevat, komt de schrijver tot een slotsom, die echter te breed is om hier weer te geven.

* *

Ernst Troeltsch over de beteekenis van het Calvinisme voor de Cultuurgeschiedenis, Antirevolutionaire Staatkunde 3 mnd ed le jrg. Kampen 1927. J. H. Kok. —

Het Calvinisme mag zich verheugen in een steeds stijgende be­langstelling van de moderne theologische en cultuurhistorische studie. Men loopt echter gevaar buiten het wezen van het Calvinis­me om te gaan. Niet de historische verschijningsvorm, maar de dogmatische levensconceptie bepaalt het wezen van het Calvinis­me De Schrijver toont aan, dat de hier gevolgde methode van onderzoek aan objectiviteit inboet. Zoo ook bij Troeltsch.

De volgende onderwerpen komen thans ter sprake: Het socio­logisch probleem van het protestantisme; Kerk en sectentype; Het primitief Calvinisme; De vrije kerken en het Neo-Calvinisme; bij het laatste onderwerp komt de critiek van Troeltsch op Dr. A. Kuyper aan de orde. Wanneer men met CaTvijn tot zekere uit­spraken van Dr. Kuyper nadert, dan is er afwijking, doch wanneer men Kuyper s visie als geheel in aanmerking neemt, dan doet men hem onrecht door hem als liberaal te brandmerken. Teqen het gebruik van den term: „natuurlijke Godskennis" maakt Dr. S. bezwaar. Doch met deze opmerking onderstelt hij niet, dat de redacteur van „Ons Program" op pantheïstischen bodem zou staan. „Alleen de zuiverheid van het beginsel noopt tot onderscheidinq „en voorzichtigheid.'

• * *

Het Instituut der Veldprediking, Antirevolutionaire Staatkunde 3 mnd. ed., 2e jrg. Kampen 1928, J. H. Kok. —

75

Page 78: Overzicht Kievit

De behandeling van dit onderwerp geschiedt in drie stukken, te weten:

A. Het instituut der legerpredikanten, of wil men breeder, der geestelijke verzorging van de weermacht, in het licht der principiën omtrent de verhouding van Overheid en Kerk.

B. Vergelijking van de bestaande en vigeerende instructiën voor de geestelijke vorzorging van de weermacht en de uitgestippelde principiën.

C. Slotbeschouwing. In deze „slotbeschouwing" komt de Schrijver o.m. tot deze con-

clusiën: 3. De geestelijke verzorging is een zaak, die in onderling overleg

van Overheid en Kerk behoort te geschieden. 4. Afgezien van de interne kerkelijke regeling en de bepalingen

vanwege de Overheid betreffende haar zelfstandige roeping en belangen, dient de onderlinge verhouding zoodanig geregeld, dat het Overheidsinstituut van geestelijke verzorgers in de weermacht aan het geestelijk en kerkelijk karakter van het ambt tot den Dienst des Woords niet te kort doet, d.w.z. de veldprediker wordt in het kader der officieren opgenomen, doch blijft desniettemin ambtelijk aan een kerkelijke gemeente verbonden.

• * *

De Staatsleer van het Fascisme, Antirevolutionaire Staatkunde, 3 mnd. ed., 4e jrg. Kampen 1930, J. H. Kok. —

De uiteenzetting van dit onderwerp geschiedt aan de hand van het volgende schema:

1. Inleiding. 2. Beginselen van het Nationalisme.

a. Het leven is collectief van nature. b. Protest tegen het socialisme en internationalisme. c. Standpunt omtrent den oorlog. d. Imperialisme. e. Nationale opvoeding. f. Op hooger plan.

3. Nadere beschouwing. a. Kapitaal en klassenstrijd. b. De bron van het surplus. c. Sociale bestemming. d. Steun in moreele beginselen. e. Conclusie.

4. Het Fascisme. a. Bestaat er een staatstheorie van het Fascisme? Heeft

het Fascistische staatsbegrip ook een ideëelen in­houd?

76

Page 79: Overzicht Kievit

b. Vrijheid, deelneming aan het staatsbestuur, sociale rechtvaardigheid.

c. Historische waarde van de Fascistische theorie. 5. Slotbeschouwing. Hierin worden o.m. de eenzijdigheden

van: Liberalisme, Democratie, Socialisme en Staats-absolutisme gekarakteriseerd.

* *

*

Gezag, in: De Gereformeerde School, Maandblad van het Ge­reformeerd Schoolverband, 4e jaargang no. 12, 5e jaargang no.s. 1, 3—5, Amersfoort 1934.—'35, Drukkerij B. Kramer. —

Het onderwerp is aldus ingedeeld: § 1. Inleiding. § 2. De aard van het Gezag. § 3. De bron van het Gezag. § 4. De kracht van het Gezag. § 5. Het Gezag en het Zedelijk Bewustzijn.

* *

*

De eugenetica in het licht eener Christelijke zedekunde, in: Predikant en Dokter, Tweemaandelijksch Tijdschrift, 5e jaargang, Zutphen 1935, N.V. G. J. A. Ruys Uitg. Mij. —

Eugenetica is de wetenschap, die zich richt op die middelen, welke de goede geboorte kunnen bevorderen en de procreatie van z.g. minderwaardigen beperken of verhinderen.

Aangezien de Overheid bevoegd wordt verklaard al of niet met dwang een lid van het volk, hetwelk men erfelijk belast en uit het oogpunt eener relatieve waardeering sociaal minderwaardig of schadelijk acht, onschadelijk te maken met betrekking tot het proces der procreatie, behandelt de Schrijver hier de vraag: Wat is ons standpunt op den grondslag eener Christelijke levensbe­schouwing aangaande de vrijwillige of gedwongen sterilisatie in dienst der eugenetica of wil men volksgezondheid?

De conclusie, waartoe dit onderzoek leidt, is, dat de Overheid het recht mist om over te gaan tót sterilisatie van z.g. minder­waardigen. Ook de mensch zelf heeft geen recht om zich zulk een letsel aan te doen of te laten doen, wijl hem de beschikking omtrent zijn leven niet toekomt.

„Bij den eisch eener positieve beoefening der eugenetiek roept „de Christelijke ethiek tot den plicht van de dienende liefde in alle „lijden en zorg, en tot de bestrijding van het kwaad naar de norm „der zedewet, welke haar van Godswege is geopenbaard."

Deze studie was oorspronkelijk een referaat, gehouden voor de Vereeniging tot bevordering van de geestelijke volksgezondheid.

77

Page 80: Overzicht Kievit

Calvijn en Rousseau, Antirevolutionaire Staatkunde, 3 mnd. ed., 9e jrg. Kampen 1935, J. H. Kok. —

Een boekbespreking van: Calvijn en Rousseau, een vergelijken­de studie van beider staatsleer, door Dr. A. J. M. Cornelissen. Uitgave: N.V. Dekker c.s. Nijmegen—Utrecht, 1931.

Deze studie bevat de volgende onderdeelen: Calvijns methode; De praedestinatie; God auteur van de zonde?; De staatsleer; Rousseau; Besluit: De epiloog.

Ziehier de conclusie: „In het licht dezer ontwikkeling is er ongetwijfeld aanleiding

„voor een vergelijking van het Calvinisme en Rousseau's doctrine, „doch daarbij zal men niet mogen nalaten recht te doen aan het „diepgaande verschil van beginselen, waardoor beide levens- en „wereldbeschouwingen worden bepaald. Ondanks den invloed, „welke van Calvijn op de cultuurontwikkeling is uitgegaan, zal „de conclusie een andere zijn, dan die, welke Dr. C. ontwikkeld „heeft."

* *

*

Samenwerking der Protestantsch Christelijke Politieke Partijen, Antirevolutionaire Staatkunde, mnd. ed., 11e jrg. Kampen 1935, J. H. Kok. —

Deze wenschelijkheid wordt in onze dagen van verschillende zijden uitgesproken. Na een grondige beschouwing van de redenen, welke tot splitsing hebben geleid, komt de Schrijver tot de con­clusie, dat men op iets, dat op een fusie van C.H. en A.R. gelijkt, niet kan hopen. Het uitkomen met een gemeenschappelijke lijst van candidaten ware te overwegen. Zulk een samenwerking zou met behoud van de zelfstandigheid der partijen mogelijk zijn en aanbeveling verdienen.

* *

*

Brunners Ethiek, Antirevolutionaire Staatkunde, 3 mnd. ed., 10e jaargang, Kampen 1936. —

In een inleiding worden de grondslagen dezer „protestantsch-theologische" proeve van een ethiek aan een onderzoek onder­worpen. Dit onderzoek voert tot de conclusie, dat deze ethiek geen recht kan doen gelden op den naam eener theologische ethiek. De Schrijver volgt de onderwerpen door Brunner aan de orde ge­steld: Ieder mensch zijn ethiek; Immanent zedelijk bewustzijn; Gods gebod; De ordeningen; Deugden; Vrijheid, Betere gerechtig­heid; Het huwelijk; De grondslag van het monogame huwelijk; Huwelijk en Huwelijkswetgeving; Huwelijk en oeconomie; De emancipatie der vrouw en de verhouding der geslachten buiten het huwelijk; De Arbeidsgemeenschap; Arbeid en civilisatie; Wezen en taak der oeconomie; Het kwaad in de oeconomie; De

78

Page 81: Overzicht Kievit

Christen in de hedendaagsche oeconomie; De vraag naar de betere gerechtigheid; De taak van den Christen in de tegenwoordige oeconomische orde; De taak van de Kerk in den oeconomischen strijd van heden; Volks- en Rechtgemeenschap; De macht; Het recht; Recht en dwang; Volk, staat en andere gemeenschapsvor­men; De Christen en de staatsvorm; De Christen en dwang; De oorlog; De Christen en het strafrecht; De Christen en de cul­tuur; De kunst; De vorming; De vrije gemeenschapsvormen; De geloofsgemeenschap; Kerk en Staat; Het handelen der Kerk; Slot­beschouwing.

§ 3. DIVERSE PUBLICATIES.

De Souvereiniteit Gods en de Cultuur, in: Tweede Internationaal Congres van Gereformeerden (Calvinisten), Amsterdam 23—26 October, 's-Gravenhage 1935, Martinus Nijhoff. —

Spr. begint met zijn onderwerp nader te bepalen, en zal spreken over; De belijdenis der Souvereiniteit Gods en het streven der cultuur.

De Souvereiniteit Gods is geen wijsgeerig postulaat, maar leven­de ervaring. Uit deze religieuse kennis leefde Calvijn, doch door de theologen der 17e eeuw is het onderscheid tusschen religie en wijsbegeerte niet steeds in acht genomen. De praedestinatie is de grondzuil van de belijdenis van Gods Souvereiniteit en daarom het hart van de Kerk. Voor de ontwikkeling van het cultuurleven is de theologie der praedestinatie geen rem geweest, doch van groote beteekenis gebleken.

Door het intreden der zonde komt de mensch in conflict met Gods souvereinen wil. Heel het levensproces staat onder de heer­schappij der zonde, en het streven der cultuur staat in scherpe tegenstelling met het paradijsleven. Al schijnt het anders, — ook het primitieve cultuurleven stelt zich tegen de Souvereiniteit Gods. In groote trekken gaat de Spr. dit conflict historisch na, om ten­slotte te laten zien, hoe het in de Duitsche philosophie van de 19e eeuw culmineert.

Het humanisme heeft zich op de illusie van den mensch, die God wil zijn, verlaten. Wel spreekt men in onze dagen van de humanistische illusie, doch ook dit is een illusie. Ook voor het moderne heidendom zal er geen genezing zijn, tenzij dan onder-de vleugelen van Hem, die alle dingen regeert.

* *

*

De roeping van het Christendom in onzen tijd tegenover het: vraagstuk van den Oorlog, in: Vijf voordrachten, gehouden in Utrecht vanwege de commissie tot versterking van het kerkelijk

79

Page 82: Overzicht Kievit

leven in de Ned. Herv. Gemeente door Prof. Dr. H. Th. Obbink, Prof. Dr. D. Plooy, Dr. J. N. Bakhuizen van den Brink, Prof. Dr. J. Severijn en Ds. A. R. Rutgers, Utrecht 1933, Erven }. Bijle-veld. —

De gang van het betoog is aldus: Inleiding; Het standpunt der Kerk; De roeping van het Christendom.

Het Christendom heeft de roeping om het zedelijk bewustzijn op te heffen tot zoodanige hoogte, dat men de internationale ge­schillen door een Centraal overheidslichaam tot beslissing brengt, en over een macht beschikt om den overtreder te dwingen.

* *

*

Dood en Opstanding, in: Genade voor Genade, Leerredenen van verschillende Hervormde (Geref.) Predikanten, 2e jrg., no. 12, 4 April 1928, Woerden, Drukkerij Zuyderduyn. —

Een preek wordt hier geboden over Johannes 3:16: „Want alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe."

* *

• Jagende naar het wit, in: Bondsdag 1928, Uitgave van den

Bondsboekhandel, Utrecht. <— Referaat, gehouden op den achttienden Bondsdag van den Bond

van Ned. Hervormde Jongelingsvereenigingen op Gereformeerden Grondslag.

Het oude en het moderne heidendom wordt hier gesteld tegen­over de uitnemende kennis van Christus Jezus.

* *

• Waartoe federatief verbonden? Referaat, gehouden op de eerste

vergadering der Federatie van Ned. Hervormde Bonden en Ver-lenigingen op Gereformeerden Grondslag te Utrecht op 27 April 1935. —

Een woord, dat opwekt om de handen ineen te slaan, en schouder aan schouder te gaan, zoekende het goede voor ons Gereformeerde volk in de vreeze Gods.

In het boekje, dat uitgegeven is door J. Bout te Huizen, zijn nog een tweetal referaten, op deze vergadering gehouden, opgenomen, te weten van Prof. Dr. H. Visscher en van Mevr. van der Wal— van Walsum.

* *

*

In Het Convent heeft Dr. S. 43 artikelen geschreven over: De

50

Page 83: Overzicht Kievit

Geest der Waarheid. Elf art. zijn een breedvoerige uitwerking van Johannes 14 : 26, welke tekst telkens als „motto" boven elk art. geplaatst is. De overige 32 art. bepalen den lezer bij de hoofd­momenten uit het Schriftgedeelte van Genesis 4 : 16—Genesis 14 : 18.

Vervolgens zijn er nog een groot aantal artikelen opgenomen onder de volgende titels:

Het Kerkelijk vraagstuk; Approbatie van beroep; De Kerk en haar recht; De Kerk in verdrukking; De Godsstaat; Synodia; Onze Vorstinne 1898.—• 1923 (Psalm 20:8); Gravamen synodaal; De onderwijzing van Calvijn over de Kerk (5 art.); Houdt koers (3 art.); De Kerkelijke perspectieven; De synode en de predikants-tractementen; De Kerk der belijdenis; De Geref. Bond Confessio­neel?; Het Kerkelijk vraagstuk (bespreking Referaat Ds. Jongebreur — 8 art.); Het Predikantencorps; De eerbied voor het ambt (2 art.); Leugenstoffage en zedelijke verantwoordelijkheid; Klanken uit een nabij verleden; Inquisitie en Reorganisatie; De Vrije geest; Herstel der Nat. Kerk; „Ons aller moeder"; Kerkelijke tucht of partij­discipline?; Het wordt nu wel heel erg (4 art.); Buurtgemeenten; Wat men thans voorstelt; Hoe het thans is; Hoe het worden zal; Waar men stemt; Wie de predikanten beroept; Administratieve eenzijdigheid; Ideaal of werkelijkheid; Nog eens ideaal of werke­lijkheid; Puriteinsche of Libertijnsche Tolerantie; Heel de kerk en heel het volk; Het voordeel van de volkskerk; Dwangkerk; Scheiding van Kerk en Staat; Reorganisatie; Reorganisatie-leuze; Eenheid en Scheuring; Tot den Vader (Johannes 16:28); Wie maakt de Kerk stuk?; Vrouwenkiesrecht in de kerk; De Waar­heidsvriend over de Buurtgemeenten; De Waarheid nog gepredikt; Vijf nieten; Als in het onzekere; Bestuur of beheer; Eerlijk en met orde; De Waarheidsvriend en de oudejaarsavondcollecte; Predi-kantenbond of Convent; Opgeheven.

„Het Convent" verscheen van Januari 1923—December 1927 onder redactie van Prof. Dr. J. A. C. van Leeuwen en Dr. J. Seve-rijn. Uitgever was: A. Jongejan, Gouda.

* *

*

In het Christelijk Militair Blad, Maandblad van de Nationale Christen Officieren-Vereeniging, waarvan Dr. S. sedert 1921 Redacteur is, komen o.m. de volgende artikelen van zijn hand voor:

Het Stuur kwijt (22e Jrg.); Het feit der zonde en de waar­deering van het kwaad bij Tagore (2 art.; 22e Jrg.); Vloeken krijgstuchtelijk misdrijf (22e Jrg.); De moderne cultuur en het kruis (2 art.; 22e Jrg.); De eindbestemming des menschen (2 art.; 22e Jrg.); Renaissance en Reformatie (2 art.; 22e Jrg.); Praedesti-natie en Verantwoordelijkheid (24e en 25e Jrg.).

81

Page 84: Overzicht Kievit

In De Vaandrager heeft Dr. Severijn het volgende gepubliceerd: 16e jrg. (1927—'28): Inleiding op de Ned. Gel. Bel.; Art. 1 en 2

der Ned. Gel. Bel. 17e jrg. (1928—'29): Art. 3—5 (ged.) Ned. Gel. Bel.; Jeugd­

diensten (Contra). 18e jrg. (1929—'30): 2e ged. art. 5—art. 8 (ged.) Ned. Gel. Bel. 19e jrg. (1930—'31): 2e ged. art. 8—art. 12 (ged.) Ned. Gel.

Bel; Wat moeten wij doen? (over: Ned. Herv. Verbond tot Kerk-herstel).

20e jrg. (1931—'32): 2e ged. art. 12 Ned. Gel. Bel. 21e jrg. (1932— 33): De Vader des Vaderlands. 22e jrg. ( 1933—'34): De Jongeling en de maatschappij. 23e jrg. (1934— 35): Art. 13 Ned. Gel. Bel. 24e jrg. (1935—'36): Art. 14 (ged.) Ned. Gel. Bel. „De Vaandrager" is het orgaan van den Bond van Ned. Her­

vormde Jongelingsvereenigingen op Gereformeerden Grondslag. Voorheen verscheen het blad bij: A. Jongejan te Gouda. Vanaf den 24sten jrg. bij J. Bout te Huizen.

* *

*

In De Rotterdammer heeft Dr. Severijn gedurende enkele jaren de hoofdartikelen in de Zaterdagavond-editie verzorgd. Van 21 April 1928—28 Februari 1931 schreef hij over:

„Christelijke" Politiek; Een „christelijke" Staat; Goddelijk recht en christelijke zede; Voor alles een „christelijke" Kerk; De groote lijn; Een „christelijke overheid"; De overheid en Genesis 9; Over­heid en ordinantie Gods; De overheid openbaar; Wie is overheid?; Welke overheid moet men gehoorzamen?; Overheid en Volk; Goddelijke orde en menschelijke conventie ;Souvereiniteit; Wereld­lijke macht; Macht en Gezag; De strijd om de macht; Om twee polen; Politieke samenwerking; Een ander probleem; Samenwer­king belemmerd; Een zaak van belijdenis; Kerkelijke belijdenis en art. 3 van Ons Program; „Noch Rechtstreeks'; „Noch door de uitspraak van eenige Kerk"; Naar de Wet Gods; De algemeene zedewet; De Wet van Sinaï; Overheid en openbaring; Hoe nu?; De eerste tafel der wet; Afgoderij en valsche godsdienst; De toe­passing; Het schild der persoonlijkheid; Geloof en praktijk; Over­heid en Kerk; Heilige Kerkedienst; Overheidsambt en Heilige Kerkedienst; Het openbaar gelaat der religie; De Vaderen en het nageslacht; De Heilige Kerkedienst handhaven?; Slechts één weg; Een tuin om de Kerk; De Sociale Wetgeving; De nood dringt;

82

Page 85: Overzicht Kievit

Individualisme en Socialisme; Ijzer en leem; Natuur of Cultuur; Naar orde en recht; Naar eisch van het beginsel; Sociale gerechtig­heid of dwang; Wat de mier leert; Sociale geledingen; Tweeërlei indeeling; In welke richting?; Beginsel en toepassing; Wijsheid en Voorzorg; Voorzorg en Verantwoordelijkheid; Voorzorg en Voorzorgsmaatregelen; Beginsel en toepassing; Voorzorg en Wet­geving; Het zwaartepunt; Vaccinatie en Vaccinatiedwang; Nog eens Vaccinatie en Vaccinatiedwang; Verzekering en Verzeke-ringsdwang (8 art.); Een vijand op eigen erf (4 art.); Vrede op eigen erf; Tegenstrijdigheden en verschillen (2 art.); Geestelijke strijd en geestelijke vrijheid; De strijd der geesten en art. 36; Overheid en geestelijk leven; Souvereiniteit en heerschappij; Het fundament; Overheid en Atheisme; Geestelijke stroomingen; De christelijke partijschap; Kerk en Vrede (10 art. — later gebundeld uitgegeven —); Najaarsstormen; Staatspensioen (met onderschrift onder een Ingezonden Stuk).

Vervolgens plaatste Dr. S. de volgende artikelen in het blad (géén hoofdart.):

Art. 36 in het Centrum; De gewraakte zinsnede; De A.R. be­ginselen veroordeeld; Art. 36 ideaal; Waar zijn de grenzen?; Ver­keerd begrepen of tweedracht zaaien? (driestarren); De Arja; Gereformeerden en Ned. Herv. Verbond (tot Kerkherstel); De Kerk en de Pers (in het Jubileumnummer 25-jarig bestaan De Rotterdammer); Kampen (bijblad, gewijd aan de Theologische School te Kampen).

Tenslotte gaf Dr. S. een 6-tal artikelen over Het Wezen van het Katholicisme (van 14 Oct.—27 Oct. 1930 — een bespreking van het boek van dienzelfden titel van Dr. Karl Adam —). En een bespreking van De Schepping. Het Boek van Prof. Dr. H. Visscher (4 art. in de no.'s van 15, 17, 22 en 23 Dec. 1930).

* *

In De Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden heeft Dr. S. van 28 October 1926—12 Juni 1931 een 90-tal artikelen gegeven over allerlei politieke onderwerpen. O.m. 12 art. over Het Gezag; 3 art. over De Staatkundig Gereformeerde Partij. Enz. enz.

Ook zijn in deze periode in dit blad verschillende meditaties van de hand van Dr. S. opgenomen.

* •

*

In De Waarheidsvriend publiceerde Dr. S. de volgende artike­len: De Heraut en art. 36 (2 art.; 11 en 18 Januari 1929); Op­standing (Meditatie, 29 Maart 1929); Naar Jeruzalem (Meditatie, 7 Maart 1930); Kerk en Staat (4 art.; 23 Mei—13 Juni 1930, ook

83

Page 86: Overzicht Kievit

verschenen in „Ons Propagandaboek 1930", Uitgave: „De Waar­heidsvriend".).

• • •

In het Gereformeerd Weekblad schreef Prof. S. in de jaargangen 37—40 vele meditaties. Benevens o.m. over de volgende onder­werpen: Tractement en Pensioen (8 art.; 37e Jrg.); De Gezangen­kwestie (5 art.; 37e Jrg.); De ware Kerk (9 art.; 37ste Jrg. Met 2 art. voortgezet in den 38en Jrg.); Voorzienigheid en Verzeke­ring (4 art.; 38e Jrg.); Het zwaard der gerechtigheid (5 art.; 39e Jrg.); Geestelijke vrijheid (9 art.; 39e Jrg.); De theologie van Karl Barth (28 art.; 39e Jrg. Met 2 art. voortgezet in den 40en Jrg.).

Het Geref. Weekblad verschijnt thans bij J. Bout te Huizen, onder redactie van Prof. Dr. H. Visscher.

* *

*

In Arja, het orgaan van de Anti-Revolutionaire Jongeren Actie, plaatste Prof. S. een Hulde, waardeering, dankbaarheid aan het adres van den aftredenden voorzitter Dr. Joh. H. Scheurer.

Een en ander kwam voor in het October-nummer 1935 (4e jrg. n o . 2 ) .

Een tweetal schetsen bewerkte Dr. S. voor de Arja, te weten: no. 4 over: Geschiedenis van het Protestantsche Christendom

in de 19e eeuw (le deel) en: no. 25 over: De Roep om Gezag (tevens schema voor referaat

van Toogdag 1933 Zwolle).

• • *

In het Algemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur gaf Dr. S. een boekbespreking van: Het Calvinisme en de Reformatie van de Wijsbegeerte, door Dr. D. H. Th. Vollenhoven, onder den titel: Het Boek van Prof. Vollenhoven (10e jrg. no. 20, 16 Maart 1934).

Een wijsbegeerte op Calvinistischen grondslag wordt hier om principieele redenen afgewezen.

• * *

In het Predikbeurtenblad voor de Protestantsche Gemeenten te Dordrecht en Omstreken schreef Dr. S. van 6 Februari 1921 — 15 Sept. 1929 (data van intrede en afscheid) ± 55 meditaties.

Over De Gezangenkwestie schreef Dr. S. een tweetal artikelen in: De Zondagsbode, Bijblad van het Predikbeurtenblad (no.s 31 en 33, 12 April en 10 Mei 1929).

84

Page 87: Overzicht Kievit

In Waarheid en Vrede, Orgaan van de Kerkelijke Kiesvereeni-ging „Waarheid en Vrede" te Dordrecht, gaf Dr. Severijn 7 medi­taties en 25 artikelen, hoofdzakelijk over plaatselijke kerkelijke aangelegenheden.

85

Page 88: Overzicht Kievit
Page 89: Overzicht Kievit

INHOUD

blz. „Woord vooraf" van den Schrijver 3 „Inleiding" van Ds. I. Kievit 5

Hoofdstuk I. Prof. Dr. J. A. C. van Leeuwen .... 7—24 § 1. Werken en brochures 7 § 2. Tijdschriftartikelen 17 § 3. Diverse publicaties 22

Hoofdstuk II. Prof. Dr. H. Visscher 25—57 § 1. Wetenschappelijke geschriften ... 25 § 2. Politieke geschriften 47 § 3. Stichtelijke geschriften 50 § 4. Het werk der barmhartigheid .... 52 § 5. Artikelen in week- en dagbladen . . 54

Hoofdstuk III. Prof. Dr. J. Severijn 58—84 § 1. Werken en brochures 58 § 2. Tijdschriftartikelen 73 § 3. Diverse publicaties 79

Page 90: Overzicht Kievit
Page 91: Overzicht Kievit
Page 92: Overzicht Kievit