Upload
anne-marie-peeters
View
71
Download
3
Embed Size (px)
DESCRIPTION
practicum
Citation preview
BMWAnatomie en histologie
Practicum 3
Inhoud
1. Kraakbeen
2. Bot
3. Spierweefsel
4. Zenuwweefsel
1. Kraakbeen
1.1 Algemene kenmerken
• Eigenschappen:– Drukbestendig– Licht vervormbaar– Wisselend trekvast
• Samenstelling:• Cellen = chondroblast / chondrocyt
• “Isogene groepen”• Bevat water, lipiden en glycogeen → schrompelt
• Vezels: Collageen type 2 &/ elastische vezels• Grondsubstantie:
• Glycoproteïnen• Glycosaminoglycanen (chondroïtine sulfaat)
• Drie subtypes: hyalien, elastisch, fibreus
KRAAKBEEN
Types kraakbeen
De luchtpijp: hyalien kraakbeen De oorschelp: elastisch kraakbeen
De tussenwervelschijf: fibreus kraakbeen
2. Bot
2.1 Eigenschappen, vormen, onderdelen
• Eigenschappen:– Taken: dragen, beschermen, bewegen– Druk- en trekvast, niet vervormbaar– Toch aanpasbaar ifv groei & belastingspatroon
• Vormen:– Lang, kort, onregelmatig en plat– Oppervlak: glad, opening, kuiltje, knobbel
• Onderdelen (speciaal bij lang bot):– Diafyse (midden)– Metafyse (tussen diafyse en epifyse;
groeikraakbeenschijf!)– Epifyse (uiteinde)
2.2 Bot: macroscopie, inwendig
• Compact / corticaal bot:– Buitenzijde van een stuk
been
– Hard, massief
– Omgeven door beenvlies (periost)
• Spongieus bot:– Binnenzijde van een stuk
been
– Hard, sponsachtig
– Binnenzijde bekleed door een vliesje (endosteum)
– Omgeeft het beenmerg Diafyse lang been
2.3 Botweefsel: componenten• Cellen: osteoblast (bouwt op), osteocyt (onderhoudt), osteoclast (breekt af)
– Bot = dus levend weefsel met voortdurende turn-over
• Vezels: alleen collageen (type 1) → trekvast– Fibreus bot: alle vezels door mekaar (fraktuur…)
– Lamellair bot: vezels parallel geschikt; corticaal en spongieus bot zijn lamellair
• Grondsubstantie: neerslag van calciumzouten → drukvast + calcium reservoir
Botweefsel: cellen
2.4 Lamellair bot: types
• Spongieus bot: wanordelijk geschikte lamellen
• Compact / corticaal bot:• Circumferentiële lamellen (tegenaan periost)
• Osteonen / zuilen van Havers– 8-15 lamellen concentrisch geschikt
– Rond kanalen van Havers of Volkmann (bloedvaatjes, zenuwen)
SPONGIEUS BOT MET BEENMERG
CORTICAAL BOT MET OSTEONEN
CORTICAAL BOT + PERIOST: OVERZICHT
Vezels van Sharpey
Kanaal van Havers (↓), Volkmann(←)
Bot: metabole functie
• Bot = calcium reservoir
• Staat onder invloed van 3 hormonen:
– Parathormoon (bijschildklier)
• Stimuleert osteoclasten (botafbraak)
• Stimuleert calcium resorptie in de nieren
• Stimuleert vitamine D3 vorming in de nieren
– Calcitonine (C-cellen in de schildklier)
• Stimuleert osteoblasten (botopbouw)
• Stimuleert calcium excretie in de nieren
– Vitamine D3 (huid, nieren)
• Stimuleert calcium absorptie in de darm
Bot: osteoporose
• Poreus, gemakkelijk breekbaar bot
• Secundair:– “Disuse” (vb bij immobilisatie,
gewichtsloosheid)
• Primair:– Op middelbare leeftijd
• Post-menopausaal, vrouwen• Tgv een tekort aan
geslachtshormoon• Typisch spongieus bot, vb wervel
indeukingsfraktuur
– Op hoogbejaarde leeftijd• Seniliteit, beide geslachten• Typisch corticaal bot, vb
dijbeenhals fraktuur
• Preventie: vitamine D, oestrogeen vervangingstherapie
• Behandeling: calcitonine, NaF, anabolica
3. HET SPIERWEEFSEL
3.1 WAT IS EEN SPIERVEZEL? TYPES• Vele cellen hebben contractiele eigenschappen,
maar een spiercel is gespecialiseerd in contractie• Spiercellen zijn typisch langgerokken en worden
dus spiervezels genoemd• Onderdelen van de spiervezel:
– Celmembraan = sarcolemma– Cytoplasma = sarcoplasma– ER = sarcoplasmatisch reticulum– Mitochondriën = sarcosomen
• Drie types:1. Skeletspiervezels2. Gladde spiervezels3. Hartspiervezels
3.2 TYPES SPIERWEEFSEL: EIGENSCHAPPEN
• Kenmerken:– Macroscopische kleur– Microscopisch aspect– Type van bezenuwing
1. Skeletspierweefsel:– Macroscopisch: rood van kleur– Microscopisch: dwarse streping van de spiervezels aanwezig– Bezenuwing: willekeurig zenuwstelsel
2. Glad spierweefsel:– Macroscopisch: wit van kleur– Microscopisch: geen dwarse streping van de spiervezels– Bezenuwing: autonoom zenuwstelsel
3. Hartspierweefsel:– Macroscopisch: rood van kleur– Microscopisch: dwarse streping van de spiervezels aanwezig– Bezenuwing: autonoom zenuwstelsel
3.3 SKELETSPIEREN
• Lokatie: Romp, ledematen, aangezicht – verbonden met skelet• Onder invloed vd wil (voorhoofdskwab grote hersenen)• Snelle korte contracties / trage langdurige• Basiseenheid = de skeletspiervezel:
• Tot 12 cm lang; meerkernige cel; dwarse streping door parallelle schikking myofibrillen; trainbaar
• 1 neuron bezenuwt groepje spiervezels = motorische eenheid
• Rond iedere spiervezel ligt een dun laagje bindweefsel met haarvaatjes = endomysium
• Spiervezels worden gegroepeerd in spiervezelbundels, omgeven door een bindweefsellaag = perimysium
• Spiervezelbundels vd 1e, 2e, 3e en 4e orde vormen samen een spier, omgeven door een straffe bindweefsellaag = epimysium / fascia
• De fascia kan uitlopen in een pees of in de periost van een bot
Skeletspier (←spiervezels);(* perimysium) Skeletspiervezel, overlangs (↓: dwarse streping)
(↔: A-band) (↔: I-band) (↔: 1 sarcomeer) (1. Actine) (2. Myosine)
1
2
Organisatie van myofibrillen in sarcomeren
Sliding filament hypothese
a. Gerelaxeerde toestand
b. Contractie:
→ myosinevezels trekken de
actinevezels tussen zich in
→ myosine heeft ATP-ase activiteit
myosine
actine
c. Gecontraheerde toestand:
→ A-band is even dik gebleven
→ I-band is smaller geworden
De motorische eindplaat
3.4 GLAD SPIERWEEFSEL• Dit maakt deel uit vd wand van organen met
contractiele functie– Buisvormige structuren vb darm, bloedvaten
(concentrische lagen)– Blaasvormige structuren vb urineblaas (kruisende
bundels)
• Autonoom (lagere hersencentra / ruggemerg)• Korte, spoelvormige cellen met 1 sigaarvormige
kern– Myofibrillen niet geschikt in bundels → geen streping
• Bezenuwing:– 1 groep van spiervezels wordt geprikkeld door 1
zenuwvezel– Binnen deze groep van spiervezels wordt de prikkel
van cel tot cel doorgegeven via nexussen
Dunne darm: bundels gladde spiervezels
Gladde spiervezels:
• Contractiel apparaat
• Bezenuwing
3.5 HARTSPIERWEEFSEL• Deel vd wand van het hart (myocard)
• Controle:– Prikkelvormings- en geleidingssysteem (pacemaker;
Purkinjecellen)
– Extrinsieke autonome bezenuwing
• Korte, buisvormige, vertakkende cellen met één centraal gelegen kern– Geschikt om prikkel voor- en zijwaarts door te geven
– Aan mekaar geschakeld via “geïntercaleerde schijven” met nexussen
– Myofibrillen zijn in bundels geschikt → dwarsstreping
– Dwarsstreping aanwezig
•
SCHEMA: HARTSPIERVEZELS
(NB: SCHETS VERPLICHT OP EXAMEN!)
Interdigitatie
Myocard
3.6 HART: GELEIDINGSSTELSEL• Gemodificeerde spiervezels (klein, bleek)• Spontane en ritmische depolarisatie• Onderdelen:
– Sino-atriale knoop (Re VK): 50/min• Controle door extrinsieke bezenuwing: 60-70/min• = Snelste dus gangmaker (pacemaker)
– Atrio-ventriculaire knoop– Bundel van Hiss– Linker en rechter bundeltak– Purkinje vezels
• Overdracht signaal van cel tot cel via nexussen• Gecoördineerde contractie voorkamers / kamers• Belang van electrocardiogram
Endocard (←: endotheel) (*: Purkinjevezels)
4. Zenuwweefsel
4.1 Wat is de zenuwcel?• Functie:
– Voelen van prikkels (vrije zenuwuiteinden, receptor orgaantjes)– Omzetten van prikkels in elektrische signalen: actiepotentiaal– Snel geleiden van de actiepotentiaal over grote afstand (> 1 m; langste
cellen van het lichaam!)• Gezien typisch langgerokken: “zenuwvezel”
– Doorgeven van de actiepotentiaal aan andere cellen (neuronen, spiercellen, kliercellen)
• Dit gebeurt ter hoogte van de synaps (= een gespecialiseerde celjunctie)
• Vorm:– Permanente cel (deelt niet !); metabool zeer aktief (houdt het maar 7
seconden uit zonder O2)– Langgerokken cel
• Cellichaam: celkern, Nisslse substantie (RER), microtubuli, neurofilament• Uitlopers: dendriet, axon• Synapsen: waar de uitlopers contact maken met andere cellen
– Naargelang schikking uitlopers: multipolair, bipolair, unipolair– Naargelang vorm en ligging speciale namen: vb Purkinjecellen
(kleinhersenschors)
Groothersenschors: overzicht Groothersenschors: detail
Kleinhersenschors: overzicht Kleinhersenschors: detail
Groothersenschors: neuron
4.2 Gliacellen?
• Steuncellen tussen de neuronen
• Klein, 2 x talrijker, 50% gewicht, delen wel!
• Varianten:– In hersenen en ruggemerg:
• Astrocyten (bloed-hersenbarriëre, antigen-presenterend)
• Oligodendrocyten (isoleren: myelineschede)
• Choroïdplexus cellen (maken cerebrospinaal vocht)
• Ependymcellen (lijnen de hersenkamers en het centraal kanaal in het ruggemerg af)
– Buiten hersenen en ruggemerg:• Schwanncellen (isoleren: myelineschede)
• Enterogliacellen (enterisch zenuwstelsel)
Groothersenschors: gliacellen
oligodendrocyt
astrocyt
4.3 Zenuwgeleiding en myelinisatie
• Myeline is vettige, isolerende substantie rond axonen
– Gevormd door oligodendrocyten / Schwanncellen
• Indien myelinisatie:
– Knopen van Ranvier; saltatorische conductie!
– Verloopt zeer snel
• Indien geen myelinisatie:
– Geen knopen van Ranvier; voortschrijdende conductie
– Verloopt trager
• Demyeliniserende ziekten: bvb multiple sclerose
Einde