89
TITEL: HET EXPERIMENT 1 Beroepservaring voor jonge architecten Verslag van twee jaar Experiment 2003 - 2005 REDACTIE: Janneke van Bergen Monique Smit Annette van Baren Hugo Stevens IN SAMENWERKING MET HET PROJECTTEAM: Jan Brouwer Guus Enning Maartje Lammers Janneke van Bergen Atelier Rijksbouwmeester, Den Haag, november 2005

publicatie Experiment

Embed Size (px)

DESCRIPTION

publicatie Experiment

Citation preview

Page 1: publicatie Experiment

TITEL:HET EXPERIMENT

1

Beroepservaring voor jonge architectenVerslag van twee jaar Experiment 2003 - 2005

REDACTIE:Janneke van BergenMonique SmitAnnette van BarenHugo Stevens

IN SAMENWERKING MET HET PROJECTTEAM:Jan BrouwerGuus EnningMaartje LammersJanneke van Bergen

Atelier Rijksbouwmeester, Den Haag, november 2005

Page 2: publicatie Experiment

3MELS CROUWELVOORWOORD 4

HET EXPERIMENT ALS SCHAKEL TUSSEN OPLEI-DING EN PRAKTIJK 6

DEELNEMERS EN MENTOREN 14

EDITORIAL. GELD, REGELS, MAATSCHAPPIJ,TECHNIEK 23

HOOFDSTUK 01:DE VRAAG ACHTER DE VRAAG 33

TANGRAMPROGRAMMA VAN EISEN 34Annette van BarenBoodschappenlijstje? 38Chiara PoggiWensen en eisen 38

HOOFDSTUK 0UK 0UK 2:VAN LIJN NAAR RUIMTE 43

JAN BROUWERA ROLL OF TOILETPAPER 44Fieke PoelmanRijke gevels 46 Menno RoefsOntwerpen op een groot architectenbureau 46Marloes van HeterenLeven in een verantwoord experiment 47Monique SmitArchitect als adviseur 51

HOOFDSTUK 0UK 0UK 3:NORMEN EN WAARDEN 53

MAARTJE LAMMERSGEREGELD 54Ronald HoogeveenBouwbesluit de baas 56 Maarten InnemeeKennis door netwerk 56

HOOFDSTUK 0UK 0UK 4:MET HET MES OP TAFEL 59

GOUDEN TIPS ONDERHANDELEN 60Martina van EssStrijd voor architectuur! 62 Casper FlipsenOnderhandelen: gevecht of spel? 62Harald SchoutWees inspirerend 62 Iva KönigHet stollingsproces van een vloeiend ontwerp 65

HOOFDSTUK 0UK 0UK 5:IN DE STEIGERS 69

MICK EEKHOUTDE ‘DESIGN & BUILD’- AANPAK VAN GEBOUWEN 70 Bas van den BroeckEen praktijk vol leermomenten 73Jeroen VerdonschotGood guy, bad guy 73 Ralph WillemsenVan plint tot kleurmonsters 74 Rozemarijn de JongVan papier tot steen in bouwteamverband 75

HOOFDSTUK 0UK 0UK 6:KNOKKEN VOOR JE VAK 79

BJARNE MASTENBROEKKNOKKEN VOOR JE VAK,OMDAT NEDERLAND VEEL TE MOOI IS 80Bianca LuitenHet evenwicht tussen knokken en luisteren 82Naud SchroederVechten voor je ontwerp 82Tanja WendtSchaal 1:1 85

INHOUD:

2HOOFDSTUK 0UK 0UK 7:JONG GELEERD, OUD GEDAAN 87

HENK DÖLLJONG GELEERD, OUD GEDAAN 88David SchillemanDe slimme wissel 91Frank PieperNetwerken is van levensbelang 91 Tom WaubenKatalyse 92

HOOFDSTUK 0UK 0UK 8:TOUWTREKKEN 97

INTERVIEW AARON BETSKYNETWERKEN, HET TONEELSPEL VAN HET LEVEN 98Annebregje SnijdersHet grote bouwspel 102 Danny BovensPolitiek schaken 103

HOOFDSTUK 0UK 0UK 9:ACHTER DE SCHERMEN 109

ALIJD VAN DOORNLIEFDE OP HET TWEEDE GEZICHT? 110Joost BrandsBeginselplan 114 Hugo StevensNaar een hernieuwde structuur 116 Jeroen LangeDe koers van een jong bureau 116 Christina KaiserKans 117

HOOFDSTUK 10:ONDER ONS 121

JANNEKE VAN BERGENDE KUNST VAN HET NETWERKEN 122Luc SidlerTeamcoach 124Bart CilissenLeren van een ander 124

HOOFDSTUK 11:GRENZEN VERLEGGEN 129

HANS IBELINGSIN BEWEGING 130Miriam CastellóNederland is klein, denk groot 132 Jose AlbuquerqueDromen verwezenlijken 132 Karin UittenbogaartUitwedstrijd 134

HOOFDSTUK 12:EER EN GEWETEN 137

ROEMER VAN TOORNZONDER VISIE GEEN ARCHITECTUUR 138Susan JanssenSalonarchitect op de bres! 140 Rolf van ValkenburgDe jonge architect is... Jong! 140 Jelte BrouwerVan jonge architect tot ondernemer 141

TERUGBLIK 145

INTERVIEW JO COENENOUD BEROEP NIEUWE STIJL 148

HENK VISSCHER EN FRITS MEIJER(ONDERZOEKSINSTITUUT OTB)EINDEVALUATIE HET EXPERIMENT 156

NUT EN NOODZAAK VAN HET EXPERIMENT 163

THIJS ASSELBERGSDE GEËXPERIMENTEERDE 164

KEES VAN DER HOEVENEXPERIMENTEREN MET ERVARING 168

GUUS ENNINGPLEIDOOI VOOR HET PREDIKANTENMODEL 172

COLOFON 176

Page 3: publicatie Experiment

4 5

Het is alweer een jaar geleden dat ik aantrad als Rijksbouwmeester.Een van de projecten die ik toen onder mijn hoede nam, was hetExperiment. Hierin kregen veertig jonge architecten de kans om in twee jaar onder begeleiding van een mentor een brede beroeps-ervaring op te doen. Het is een succesvol project geworden, getuige de ervaringen van de jonge architecten die in dit boek zijn terug te lezen. Dit ook mede dankzij de inzet van vele mensen in het veld, die vaak belangeloos hun kennis en kunde wilden delen. Als architect raak je nooit uitgeleerd. Zelfs voor mensen die jaren in het vak zitten kan de praktijk weerbarstig zijn. Voor een afgestudeerde geldt niet anders. Eigenlijk begint je leerschool pas in de praktijk, tot die tijd ben je bezig met het leren ontwerpen. Dit is ook wat ik van een bouwkundig ingenieur verwacht: passie voor het ontwerpen.

Wat maakt een goede architect? Deze vraag vormde de aanleiding van het Experiment; waarbij gekeken werd naar de aansluiting tussen de eindtermen van de opleidingen en de begintermen van het architectenregister. De ervaringen in het Experiment leerden dat een tweejarige praktijkervaring geen overbodige luxe is, zeker voor startende bureaus. Het is dan ook de vraag of deze praktijkperiode voor de architectentitel verplicht moet worden gesteld. Dit zullen we vanuit het Atelier Rijksbouwmeester verder onderzoeken. Er liggen plannen om een tweede Experiment op te starten met de BNA. Doel is in ieder geval om het opdoen van een brede beroepservaring voor een grote groep mensen mogelijk te maken. Toch is dit nog geen garantie voor succes. De jonge architect zal in de eerste plaats zelf strategisch naar kennis op zoek moeten gaan. Dat de beroepsgroep hiervoor ook verantwoordelijkheid neemt, vind ik niet meer dan vanzelf-sprekend. Dit is de enige manier om het vak voor de komende generaties in stand te houden. Uiteindelijk is een goede architect er een die zijn vak verstaat, zonder zijn passie voor ontwerpen te verliezen.

AUTEUR:BIJDRAGE:MELS CROUWELVOORWOORD

Page 4: publicatie Experiment

In de afgelopen twee jaar werd het Experiment Beroepservaring Jonge Architecten georganiseerd. Het Experiment heeft tot doel om jonge, pas afgestudeerde architecten in twee jaar een brede praktijkervaring met het architectenberoep te laten opdoen en hen voor te bereiden op een volwaardige beroepsuitoefening. Deelname aan het Experiment moet voor jonge architecten leiden tot een noodzakelijke verbreding en versnelling van de beroepservaring, als aanvulling op de reguliere opleidingen. Belangrijk is de integrale rol van de architect te kennen en te leren beheersen. Bedoeling is om op langere termijn te komentot een fl exibele en dynamische ervaringsstructuur voor aankomende architecten.

Het Experiment is een tweejarig traject dat bestaat uit een individueel programma via het mentorsysteem op een architectenbureau en een ondersteunend gemeenschappelijk programma. Alle belangrijke fasen uit de praktijk komen tijdens het Experiment aan bod, van opdrachtverlening, ontwerp, bouwvoorbereiding tot bouwuitvoering.

HET MENTORSYSTEEMHet leersysteem binnen het Experiment vindt hoofdzakelijk plaats op het bureau. Gekozen is voor een vroeger gebruikelijke methode, een meester-leerlingverhouding. De jonge architect wordt begeleid door een ervaren architect die hem/haar alle kneepjes van het vak in de praktijk leert. De mentor is persoonlijk verantwoordelijk voor de begeleiding van de jonge architect.

De mentor heeft minstens vijf jaar ervaring in de beroepspraktijk. Daarnaast heeft hij/zij een positie binnen een bureau (architect directeur, leidinggevende of medewerkend architect), die hem in staat stelt de jonge architect binnen deze bureaustructuur te betrekken bij alle genoemde werkzaamheden.

De mentor moet voor de jonge architect makkelijk aanspreekbaar zijn. Mentor en jonge architect gaan voor de periode van twee jaar een persoonlijke verbintenis aan. De mentor brengt de beroepsvaardigheden en de beroepsethiek aan de ‘leerling’ over.

De ervaringsperiode biedt de jonge architect de mogelijkheid alle facetten van de werkzaamheden en onderdelen van

het vak te ervaren, zoals het bijwonen van gesprekken met potentiële opdrachtgevers, contractonderhandelingen voor nieuwe projecten, het vooronderzoek, vergaderingen met lokale autoriteiten, bouwondernemers, betrokkenheid bij de ontwerp- en bouwvoorbereidingstekeningen en het schrijven van correspondentie en rapporten. Daarnaast wordt de jonge architect betrokken bij locatiebezoek, bouwvergaderingen, projectafrondingsprocedures (oplevering) en maakt hij kennis met de fi nanciële bedrijfsvoering van het bureau. De volgorde waarin deze leeraspecten aan bod komen, is sterk afhankelijk van de fase waarin het onder handen werk van het bureau zich bevindt en daarnaast kent de huidige praktijk ook tal van processen die afwijken van het traditionele bouwproces. Desondanks is het doel om in twee jaar alle onderstaandeontwerp- en bouwfasen te hebben doorlopen.

I. OPDRACHT– bijwonen acquisitiegesprekken/presentaties– bijwonen contractonderhandelingen– onder begeleiding van de mentor werken aan de opzet van het contract– kennisname van de regelingen (DNR, etc.)– controleren van het PvE met ambitie en budget– geven van toelichtingen of van presentaties (intern/extern)

II. ONTWERP– werken aan een (bescheiden) ontwerpopgave in alle fasen van het werk– werken in een groter ontwerpteam – (mee)werken aan andersoortige opgaven, zoals studies of visie- ontwikkeling

vooruitlopend op een ontwerpopgave– bijwonen van ontwerp- en planteamvergaderingen – maken van verslagen– voeren van correspondentie– ontwikkelen van communicatieve vaardigheden– houden van presentaties (binnen het bureau en/of daarbuiten)

III. BOUWVOORBEREIDING– (mee)werken aan bouwvoorbereidingstekeningen van de ontwerpopgave – (mede) aansturen van bestekschrijver– kennisnemen van aanbestedingsprocessen– voeren van correspondentie– voeren van correspondentie– – voeren van overleg met lokale autoriteiten (op het gebied van regelgeving)– voeren van overleg met lokale autoriteiten (op het gebied van regelgeving)–

IV. UITVOERING– bijwonen van bouwvergaderingen– maken van verslagen– voeren van correspondentie– voeren van correspondentie– – controleren tekenwerk derden– bezoeken bouwplaats en productiewerkplaatsen– bijwonen van werkbesprekingen– meewerken aan het proces-verbaal van oplevering

BIJDRAGE:HET EXPERIMENT ALS SCHAKEL TUSSEN OPLEIDING EN PRAKTIJK

6 7

Page 5: publicatie Experiment

In het Persoonlijke Halfjaar Plan (PHP) leggen de mentor en de jonge architect halfjaarlijks vast op welke wijze zij invulling geven aan het ervaringstraject op het bureau. In het PHP worden de vier fasen in het ontwerp- en bouwproces onderscheiden (opdracht-verlening, ontwerp, bouwvoorbereiding en uitvoering). Na twee jaar dient de jonge architect voldoende ervaring te hebben opge-daan in de vier fasen. Verder legt de jonge architect gedurende de praktijkperiode zijn/haar ervaringen in de verschillende bouwfasen in een logboek vast.

GEMEENSCHAPPELIJK PROGRAMMA Naast de begeleiding van de jonge architect door een mentor maakt ook het gemeenschappelijk programma een essentieel onderdeel van het Experiment uit. Deze activiteiten hebben betrekking op het trainen van de noodzakelijke praktische beroepsvaardigheden, maar ook op de bevordering van kennis van en inzicht in de culturele kant van het vakgebied. Het ‘netwerken’, het ontwikkelen van sociale vaardigheden en het opbouwen van contacten wordt gestimuleerd, zowel binnen de beroepsgroep als daarbuiten. Als onderdeel van het ontwikkelen van communicatieve vaardigheden worden in groepsverband, met andere jonge architecten en een aantal genodigden uit de praktijk, thema-avonden opgezet. Het is dan mogelijk om ervaringen vanuit de verschillende bureaus uit te wisselen en met elkaar te vergelijken.

EERSTE JAAR 2003-2004SEP-03STARTBIJEENKOMSTRijksbouwmeester Jo Coenen start het Experiment. Overleg met mentoren en jonge architecten over inhoud programma en relatie mentor-jonge architect. Maarten Schmitt, stadsstedenbouwer van de gemeente Den Haag, gaf een toelichting op de ontwikkelingen in het Wijnhavenkwartier.

OKT-03WORKSHOP PROJECTPRESENTATIEPresentatie van eigen projecten door jonge architecten, beoor-deeld door een panel van coaches (Judith de Bruijn, Titia van der Ploeg) en ervaren Nederlandse architecten (Jan Brouwer, Maartje Lammers en Henk Döll). Opdrachtverlening, ontwerp, bouwvoorbereiding en bouwuitvoering kwamen aan bod.

NOV-03INTRODUCTIECURSUS BOUWBESLUIT EN BEROEPSPRAKTIJKIntroductie in het Bouwbesluit aan de hand van een algemene inleiding en enkele actuele architectuurcases. Met medewerking van Frank Groen (bouwinspecteur dS+V Rotterdam), Freek Speksnijder (Alsop Architects) en Barbara Reinier (Bureau BNA).

DEC-03WORKSHOP PROJECTPRESENTATIEInhoudelijk panel: Maartje Lammers, Frank Wintermans en Marlies Rohmer. Presentatiecoaching door Judith de Bruijn en Titia van der Ploeg.

JAN-04OFFICE- EN DESIGNMANAGEMENTAan bod kwamen het opzetten en organiseren van een bureau, de omgeving waarbinnen het bureau functioneert en de organi-satie van projecten binnen en buiten het bureau. Diverse praktijk-voorbeelden. Met medewerking van Leon Teunissen (VMX Architects/TU Delft, RE&H) en Alijd van Doorn (Döll Atelier voor Bouwkuns/TU Delft, RE&H).

Tijdens de gemeenschappelijke bijeenkomst gaven Hans van der Made (DRO, Amsterdam) en Josja van der Veer (projectmanager Oosterdok MAB) een toelichting op het Oosterdokgebied. Ook bespraken Jan Brouwer en Jo Coenen de Nulmeting vanhet Experiment samen met de deelnemende jonge architecten en hun mentoren.

FEB-04WORKSHOP PROJECTPRESENTATIEInhoudelijk panel: Jan Brouwer, Liesbeth van der Pol en Marlies Rohmer. Coaching door Judith de Bruijn en Titia van der Ploeg.

VERVOLG:HET EXPERIMENT ALS SCHAKEL TUSSEN OPLEIDING EN PRAKTIJK

8

Page 6: publicatie Experiment

MRT-04VERVOLG OFFICE- EN DESIGNMANAGEMENTMet medewerking van Leon Teunissen (VMX Architects/TU Delft, RE&H) en Alijd van Doorn (Döll Atelier voor Bouwkunst/TU Delft, RE&H). De bijeenkomst vond plaats in de Van Nellefabriek. Er werden korte bezoeken gebracht aan 24H-Architecture, waar Maartje Lammers een toelichting gaf op de organisatie van het bureau, en aan Kuiper Compagnons, waar Ashok Bhalotra inging op de organisatie en het management.

APR-04WORKSHOP PROJECTPRESENTATIEInhoudelijk panel: Maartje Lammers, Vera Yanovshtchinsky en Rudy Uytenhaak. Coaching door Judith de Bruijn en Titia van der Ploeg.

MEI-04THEMAMIDDAG MAATSCHAPPELIJKE POSITIE ARCHITECTUitdiepen van het thema ‘maatschappelijke positie van de architect’, in samenwerking met het Berlage Instituut Rotterdam. Discussie onder leiding van Roemer van Toorn en Jan Brouwer.

JUN-04WORKSHOP PROJECTPRESENTATIEInhoudelijk panel: Maartje Lammers, Kees van der Hoeven en Nathalie de Vries. Coaching door Judith de Bruijn en Titia van der Ploeg.

TWEEDE JAAR 2004-2005SEP-04ONDERZOEK OP ARCHITECTENBUREAUSVeel architectenbureaus doen een vorm van onderzoek en zien dat als belangrijk onderdeel van hun ontwerppraktijk. Typen onderzoek en de aansluiting op de ontwerpprakijk kwamen aan bod. Met: Ole Bouman, Nicolas Cirket (OMA).

SEP-04MENTORENBIJEENKOMST Ontwikkeling stationsgebied Utrecht. Met: Jo Coenen, Henk Bouwman, Willem Hermans, Donald Lambert.

OKT-04SELECTIEPROCEDURESRechtstreeks, niet rechtstreeks, Europees, etc., stadia in de procedures, rol opdrachtgever en adviesbureaus, selectiecriteria en toetsingsprocedures. Met: Herma de Wijn, Leon Thier, Joep Habets.

NOV/DEC-04CONTRACTONDERHANDELINGEN EN SR, VERVOLGRol en positie van de architect, rol SR, Bouwrecht, Auteursrecht, claimcultuur, verzekeringen en rechtsbijstand. Er werd een workshop onderhandelingstechnieken gegeven. Ook werden diverse contracten bestudeerd. Met: Gert Grosfeld, Bureau Zuidema,Agnes Evers, Hans van Heeswijk, Mels Crouwel.

JAN-05SAMENWERKINGSRELATIES EN DE KEUZE VAN AANNEMERS EN ONDERAANNEMERSSelecties van aannemers en onderaannemers, samenwerkingsvormen (bouwteams, design & construct, etc.), aanpassingen tijdens uitvoering (stelposten).Met: Walter Spangenberg (ABT) en Dick van de Vaart (Heijmans)

JAN -05MENTORENBIJEENKOMST: REGIE IN HET BOUWPROCESDiscussiebijeenkomst met Hans de Jonge, Dirkjan Postel en Joop van der Leeuw onder leiding van Mels Crouwel.

FEB-05HET PROGRAMMA VAN EISENOnderzoeksmethoden en -technieken bij de voorbereiding van een project en bij het opstellen van een PvE. Met: Dik Spekkink en Henk Weulink.

MRT-05BOUWMETHODIEK VERSUS BUDGETBouwmethodiek en alternatieve materiaaltoepassingen en het effect op het budget. Met: Jan Brouwer, Mick Eekhout, Menno Rubbens, Charles Boks.

VERVOLG:HET EXPERIMENT ALS SCHAKEL TUSSEN OPLEIDING EN PRAKTIJK

10 11

Page 7: publicatie Experiment

APR-05GEMEENTELIJKE PROCEDURESBouwvergunningen, art. 19 WRO etc., welstand, gebruiks-vergunningen, etc.). Met: Hans Wisse en John van der Goes.

MEI-05UITVOERINGUitvoeringsaspecten en -problemen, o.a. bezoek bouwplaats Montevideo. Met: Francine Houben en Maartje Lammers.

JUN-05POSITIONERING VAN HET BUREAU EN PUBLICITEITPositionering is voor de continuïteit en opdrachtverwerving van een bureau van levensbelang. Zowel regionaal, landelijk als internationaal. Publiciteit en netwerken helpen mee aan de positionering. Met: Aaron Betsky, Hans Oldewarris en Jaap Neijzen.

EINDPRESENTATIEDe praktijkfase wordt afgesloten met een eindpresentatie en een slotgesprek. Om aan het eindgesprek te kunnen deelnemen, wordt van de jonge architect verwacht dat hij/zij 80% van de bijeenkomsten heeft bijgewoond en 90% van de opdrachten heeft ingediend. De jonge architect ontvangt een getuigschrift als bewijs van deelname aan het beroepservaringsprogramma.

DEELNEMERSIn de eerste plaats is het programma bedoeld voor jonge, pas afgestudeerde architecten met een TU-opleiding Bouwkunde of een opleiding aan een Academie van Bouwkunst. Verder kunnen jonge architecten die reeds enige tijd op een bureau werkzaam zijn, instromen in het Experiment. Voor alle deelnemers geldt dat zij (in principe) nog niet langer dan twee jaar zijn afgestudeerd.Het Experiment is in het bijzonder bedoeld voor jonge architecten met een eigen bureau. Juist deze laatste groep kiest voor de moeilijke weg van het zelfstandig ondernemerschap. Gebleken is dat dan de begeleiding door een ‘buiten’-mentor en de scholing via het gemeenschappelijk programma erg nuttig, zo niet noodzakelijk, zijn.

PROJECTBUREAUHet Projectbureau is belast met de organisatie, de begeleiding en het monitoren van het Experiment. Daarnaast is tweemaal het bureau bezocht waar de jonge architect werkzaam is. Verder bemiddelt het bureau bij problemen, als bijvoorbeeld blijkt dat het tussen mentor en jonge architect niet ‘klikt’.

Het Projectbureau 2003-2005 bestond uit Jan Brouwer, Maartje Lammers, Guus Enning en Janneke van Bergen.

VERVOLG:HET EXPERIMENT ALS SCHAKEL TUSSEN OPLEIDING EN PRAKTIJK

12 13

Page 8: publicatie Experiment

ANNETTE CHIARA FIEKE MENNO MARLOES MONIQUE RONALD MAARTEN MARTINA CASPER HARALD IVA BAS JEROEN RALPH ROZEMARIJN BIANCA TANJA NAUD FRANK DAVID TOM ANNE-BREGJE DANNY JOOST HUGO JEROEN CHRISTINA LUC BART MIRIAM JOSE KARIN SUSAN ROLF JELTERONALD KNAPPERS / PETER VAN SWIETEN / LEON THIER / JO COENEN / MARCEL BLOM / JAN BAKERS / GEERT COENEN / MAARTJE LAMMERS / JAN BART LUCAS /T. REMMERSWAAL / THIJS ASSELBERGS / MARLON VREEDZAAM / JEROEN VAN DE VEN / ROELF STEENHUIS / MICHEL TOMBAL / FRANK WINTERMANS / RENS SCHULZE / HENK DÖLL / MARC A. VISSER / ARNE VAN HERK / ROB MORITZ / HANS VERBORG / JAN BART LUCAS / JOS DOLHAIN

BIJDRAGE:DEELNEMERS EN MENTOREN

14

Page 9: publicatie Experiment

ANNEBREGJE SNIJDERSE [email protected]

JO COENEN Jo Coenen & Co ArchitektenOosterdokskade 51011 AD AmsterdamT 020 676 47 76I www.jocoenen.com

ANNETTE VAN BARENE [email protected]

MARCEL BLOMBenthem Crouwel Architekten BVGeneraal Vetterstraat 611059 BT AmsterdamT 020 624 01 05I www.benthemcrouwel.nl

BART CILISSENE [email protected]

JAN BAKERSBakers ArchitectenLange Nieuwstraat 1053512 PG UtrechtT 030 231 49 19I www.bakersarchitecten.nl

BIANCA LUITENE [email protected]

PETER VAN SWIETENVan Swieten ArchitectsSint Jacobsgracht 42311 PW LeidenT 071 514 10 51I www. vanswietenarchitects.nl

CASPER FLIPSENE [email protected]

JAN VERDONSCHOTVan den Pauwert ArchitectenBeemdstraat 75605 LV EindhovenT 040 281 27 82I www.pauwert.nl

CHIARA POGGIE [email protected] / CHRISTINA KAISERE [email protected] / DAVID SCHILLEMANE [email protected] / MENNO ROEFSE [email protected] CASTELLÓ FRANCESCHE [email protected] / SUSAN JANSENE [email protected]

BAS VAN DEN BROECK / JEROEN LANGE / MAARTEN INNEMEEStudioschaeffer ArchitectenPegasusstraat 72516 AR Den HaagT 070 381 40 31E [email protected] www.studioschaeffer.nl

RONALD KNAPPERSVVKH ArchitectenPostbus 113102301 EH LeidenT 071 514 99 57I www.vvkh.nl

LEON THIERAtelier PRO architekten BVKerkhofl aan 11a2585 JB Den HaagT 070 350 69 00I www.atelierpro.nl

VERVOLG:DEELNEMERS EN MENTOREN

16

Page 10: publicatie Experiment

DANNY BOVENSE [email protected]

GEERT COENENJo Coenen & Co architektenSt Servaasklooster 286211 TE MaastrichtT 043 351 18 00E [email protected] www.jocoenen.com

FIEKE POELMANE fi [email protected]

MAARTJE LAMMERS24H architectureVan Nelleweg 1 - tabak 2.063044 BC Rotterdam T 010 750 31 50I www.24h-architecture.com

FRANK PIEPERLUC SIDLERROLF VAN VALKENBURGArchitectenbureau TECT bnaWateringsevest 38 2611AW DelftT 015 257 67 38E [email protected] www.tect.nl

JAN BART LUCASArchitectenbureau Ellerman Lucas van VugtGeestbrugkade 332281 CX RijswijkT 070 3952666I www.elv.nl

HUGO STEVENSWestergracht 97 rood2013 ZN HaarlemT 023 551 01 67E [email protected]

THIJS ASSELBERGSArchitectuurcentraleLorentzplein 40Postbus 30562001 DB HaarlemT 023 534 61 09I www.architectuurcentrale.nl

IVA KÖNIGE [email protected]

JO COENEN Jo Coenen & Co ArchitektenOosterdokskade 51011 AD AmsterdamT 020 676 47 76I www.jocoenen.com

JELTE BROUWERBorgerstraat194 huis1053 RD AmsterdamT 020 690 50 70E [email protected]

MARLON VREEDZAAM

HARALD SCHOUTHarald Schout ArchitectuurWateringsevest 38, 6.012611 AW DelftT 015 215 78 54E [email protected]

T. REMMERSWAALStadsherstel Delft BVOude Delft 1272611 BE DelftT 015 219 04 00

VERVOLGMENTOR: MAARTJE LAMMERS

VERVOLG:DEELNEMERS EN MENTOREN

18

Page 11: publicatie Experiment

JEROEN VERDONSCHOTE [email protected]

JEROEN VAN DE VENTarra Architectuur en StedenbouwPostelstraat 625211 EB ’s-HertogenboschT 073 684 14 48I www.tarra.nl

JOOST BRANDSE [email protected] / [email protected]

FRANK WINTERMANSQuist Wintermans ArchitektenWesterstraat 563016 DJ RotterdamT 010 233 20 82I www.qwa.nl

JOSE ALBUQUERQUEZuidhoek 49c3082 PC RotterdamT 010 495 39 53 E [email protected]

HENK DÖLLDöll – atelier voor bouwkunstHaringvliet 1003011 TH RotterdamT 010 271 82 00I www.dollab.nl

MARLOES VAN HETERENNickersteeg 1 2611 EK Delft T 06 142 642 43E [email protected]

ROELF STEENHUISRoelf Steenhuis ArchitectenBagijnestraat 262611 AT DelftT 015 214 66 68I www.steenhuisarchitekten.nl

MARTINA VAN ESSE [email protected]

RENS SCHULZEGeurst & Schulze architectenKranenburgweg 1362583 ER Den HaagT 070 365 09 48I www.geurst-schulze.nl

MONIQUE SMITMonique Smit ArchitectuurBloys van Treslongstraat 43-I1056 WZ AmsterdamT 06 245 642 46E [email protected]

MARC A. VISSERStedebouw & Architectuurmanagement BV (S@M)Herengracht 601015 BP AmsterdamT 020 428 88 88I www.samnet.nl

KARIN UITTENBOGAARTE [email protected]

MICHEL TOMBALMecanoo ArchitectenOude Delft 2032621 DC DelftT 015 279 81 00I www.mecanoo.nl

VERVOLG:DEELNEMERS EN MENTOREN

20

Page 12: publicatie Experiment

NAUD SCHROEDERE [email protected]

ARNE VAN HERKVan Herk & de Kleijn architecten BVGroenhoedenveem 221000 AP AmsterdamT 020 418 41 51I vanherkdekleijn.nl

RALPH WILLEMSENThomas à Kempisstraat 1498022 AA ZwolleE [email protected]

ROB MORITZ19 Het Atelierpostbus 198000 AA ZwolleT 0384226633I www.19hetatelier.nl

ROZEMARIJN DE JONGE [email protected]

ARNE VAN HERKVan Herk & de Kleijn architecten BVGroenhoedenveem 221000 AP AmsterdamT 020 418 41 51I vanherkdekleijn.nl

TANJA WENDTE [email protected]

HANS VERBORGVan Hoogevest ArchitectenWestsingel 93811 BA AmersfoortT 033 463 17 05I www.vanhoogevest.nl

TOM WAUBENE [email protected]

JOS DOLHAINWauben ArchitectenGeleenbeeklaan 706166 GR Geleen-SittardT 046 475 08 85I www.wauben.com

RONALD HOOGEVEENE [email protected]

JAN VAN IERSELArchitectenbureau van den Broek en BakemaVan Nelleweg 13044BC RotterdamT 010 413 47 80I www.broekbakema.nl

VERVOLG:DEELNEMERS EN MENTOREN

22 23

In de eerste ronde van ‘het Experiment’ hebben veertig jonge architecten, onder begeleiding van mentoren, hun eerste twee jaar beroepspraktijk doorlopen. In dit boek staan de uiteenlopende ervaringen die zij daarbij hebben opgedaan centraal. De verhalen en ervaringen gaan echter niet over de verschijningsvorm van architectuur, maar over alles wat tijdens hun opleiding tot architect onbesproken is gebleven. Als pas afgestudeerd architect begeef je je in een wereld die in alles anders blijkt dan wat is onderwezen. Schokkend is het te ontdekken dat schoonheid veelal bepaald lijkt te worden door factoren als economische haalbaarheid, duurzaamheid en exploiteerbaarheid. In de eerste jaren na het afstuderen verbreedt de praktijkervaring het beeld dat jonge architecten hebben van wat het betekent om architect te zijn. Nieuwe dimensies worden toegevoegd, die alleen door werkelijke beleving beter begrepen kunnen worden.

De ervaringen in dit boek laten zien dat de praktijk veelom- vattend is: van bouwbesluit tot bouwplaats, van contractonder-handelingen tot SR. In al deze zaken moet de jonge architect zijn koers bepalen. De eerste twee jaar van de beroepspraktijk vormen een van de heftigste, maar ook een van de meest leerzame perioden in de carrière van een architect. Wat tijdens de opleiding nog als zwaarste gold, het ontwerp, dreigt te

GELDREGELSMAATSCHAPPIJTECHNIEK

AUTEURS:BIJDRAGE:ANNETTE VAN BAREN, JANNEKE VAN BERGEN, MONIQUE SMIT, HUGO STEVENS EDITORIAL

Page 13: publicatie Experiment

verdwijnen in een woud van mensen, regels en zaken. Het is bijna verbazingwekkend dat aan het eind van deze kluwen van krachten en feiten daadwerkelijk een gebouw kan ontstaan.

Hoewel iedere jonge architect een individueel pad volgt, zijn erdilemma’s waar allen zich voor geplaatst zien: geld versus tijd, maatschappij versus regels, creativiteit versus technische mogelijkheden. Deze dilemma’s zijn te groeperen rond vier kenmerkende aspecten van de beroepspraktijk: geld, regels, maatschappij en techniek. In de discussies die jonge architecten tijdens de bijeenkomsten van het Experiment onderling voerden, kwamen deze veelvuldig aan bod. De beschreven ervaringen in dit boek krijgen in het kader van deze discussies betekenis. Want zelfs wanneer dilemma’s in theorie zijn op te lossen en in de discussie een standpunt duidelijk te formuleren is, kan een praktijksituatie ongeloofl ijk complex zijn. Subjectieve menselijke factoren en communicatie spelen hierbij vaak een grote rol. Afwegingen zijn alleen met ervaring te maken. Het ontbreken van ervaring is dan ook de grootste handicap van de jonge architect. Op zulke momenten is het contact met mentoren en andere deskundigen cruciaal.

Dit boek gaat dus over ervaringen die zich binnen het krachtenveld van de beroepspraktijk afspelen. De vier pijlers geld, maatschappij, regels en techniek markeren dit veld. Ze worden hieronder beschreven. In het centrum bevinden zich de architect en zijn architectuur. Doel van dit boek is niet te focussen op gebouwde architectuur als eindproduct, maar bloot te leggen wat er omgaat in dit krachtenveld, dat architectuur maakt. De dilemma’s, de afwegingen, de keuzes, de misstappen en de consequenties komen in de volgende bladzijden aan de orde. De deelnemers verhalen over hun stappen en keuzes, ingedeeld in twaalf thema’s die de beroepspraktijk illustreren. Elk thema wordt ingeleid door een columnist.

GELDOp het moment dat een jonge architect een contract tekent of een eigen bureau start, overschrijdt hij de grens naar professionaliteit. Dit betekent ook de confrontatie met de werkelijkheid en de wetten van het geld. Enerzijds kan het heel prettig zijn om na jaren studie verworven capaciteiten en zelfstandigheid beloond

24 25te zien. Anderzijds zijn deze werkzaamheden niet langer denkbeeldig en staan ze direct ten dienste van opdrachtgevers en de economische balans van een architectenbureau.

In de praktijk worden de werkzaamheden van een architect bepaald door de inhoud van zijn opdracht, vastgelegd in het contract met zijn opdrachtgever. Dat een professioneel architectenbureau volgens contracten werkt is voor een jonge architect geen verrassing, maar dat de juridische randvoorwaarden van een contract zo een ontwerpproces bepalen, roept bij velen bedenkingen op: gaat dit niet ten koste van de kwaliteit van het ontwerp? Zij zijn niet de enigen die twijfelen, want de rol van de architect blijkt een permanent onderwerp van discussie: heeft hij zich te beperken tot ‘esthetiek’ of draagt hij verantwoordelijkheid binnen een breder perspectief?

Het is een strijd om de controle over het eindproduct: iedere taak die buiten de verantwoordelijkheid van de architect valt, betekent een potentiële afwijking van het beeld dat deze wil realiseren. Veel architecten spreken van een beroepspraktijk die wordt ‘uitgekleed’ door nieuwe partijen als bouwmanagers en installatieadviseurs en koesteren het ideaalbeeld van de architect als ‘bouwmeester’, als spil en coördinator van alle betrokkenen in het bouwproces. Deze architecten hebben samengewerkt om een standaardverloop van het bouwproces en bijbehorende werkzaamheden te defi niëren en vast te leggen in standaardcontractvoorwaarden (SR en DNR). Door deze consequent toe te passen moet binnen de bouwwereld een gemeenschappelijk begrip van de taken van een architect ontstaan, maar de aanvaarding hiervan is niet vanzelfsprekend. Er zijn echter ook architecten die het afstoten van expertise en verantwoordelijkheid juist interessant vinden omdat het hun de kans geeft zich te concentreren op de artistieke component van architectuur, wat voor hen de kerntaak van een architect is. Want zou een architect zich niet moeten beperken tot datgene waarvoor hij is opgeleid: het ontwerpen en ontwikkelen van concepten?

De discussie gaat ook over geld, want werkzaamheden corres-ponderen met budget. Maar hoe bepaal je de marktwaarde van architectuur? Daar waar de SR een algemene grondslag voor het architectenhonorarium vormde, bewegen architecten zich sinds 2005 dankzij de Mededingingswet in een vrijemarkteconomie. De overheid plaatst daarmee de architectuur in een nieuw perspectief, waarin culturele waarde kwantifi ceerbaar moet zijn.

VERVOLG:EDITORIAL

Page 14: publicatie Experiment

De bedoeling is dat dit ten goede komt aan het nationaal cultuurbezit, maar vooralsnog lijken vooral de grote private marktpartijen hiervan te profi teren. Architecten zullen daarom altijd al hun overtuigingskracht moeten aanwenden om zich op de economische waarde van esthetische kwaliteit te beroepen. Architectuur is grotendeels goed te kwantifi ceren en objectief te beoordelen, maar een deel kan alleen aan de hand van subjectieve criteria worden omschreven en dat is lastig in geld uit te drukken.

Geld maakt de realisatie van een ontwerp mogelijk en er is nooit genoeg van. Dat leidt onvermijdelijk tot compromissen. Voor wie er niet op uit is een compromis te sluiten, zal dit altijd een frustratie zijn. Architecten, niet alleen jonge, moeten hierin hun grenzen bepalen.

REGELSIn het bouwproces spelen meer dan twee partijen een rol. Naast opdrachtgever en architect leveren vele andere disciplines een bijdrage. Onmiskenbaar is de invloed van de overheid, die als scheidsrechter optreedt en nauwlettend in de gaten houdt of alle betrokkenen in de bouw de regels wel naleven. Voor jonge architecten is ook deze randvoorwaarde een nieuw en ondoor-zichtig gegeven.

Het vergt tijd en inspanning het juridisch kader van een bouw-proces inhoudelijk te beheersen. De onbekendheid met Bouw-besluit, Bouwverordening, Wet Ruimtelijke Ordening en Woning-wet kan de slagvaardigheid van jonge architecten beperken.Ondoorgrondelijke wetsteksten beginnen vaak pas bij toepassing op een concreet voorbeeld te leven. Naast de geschreven regel-geving bepalen ook ontmoetingen met ambtenaren van Bouw- en woningtoezicht het beeld dat jonge architecten van de ‘bureau-cratie’ hebben. Ambtenaren zijn er in allerlei soorten en maten. Als jonge architect is het lastig om te kunnen bepalen wanneer het gaat om futiliteiten of wanneer zaken daadwerkelijk een bedreiging vormen.

Is het ontwerp eenmaal volgens het Bouwbesluit ontworpen, dan is er nog altijd het risico van het welstandsadvies. Anders dan de ambtenaren van Bouw- en woningtoezicht gaat het hier om collega-architecten. Als een welstandscommissie een ontwerp

26 27afkeurt of zaken op een andere manier interpreteert, is dit soms moeilijk te verkroppen. Tegenwoordig bestaat bij veel gemeenten de mogelijkheid om een ontwerp in een vroeg stadium aan de welstand voor te leggen als beginselplan. Deze generale repetities zijn minder beladen dan wanneer er een defi nitief oordeel moet worden geveld. Dit schept ruimte om ervaring op te doen in het verdedigen van het ontwerp en maakt het mogelijk de cultuur van Welstand te leren kennen.

Uiteindelijk zijn de meeste architecten in staat zich de regelgeving voldoende eigen te maken om deze op het eigen ontwerp toe te passen. Het effect van regelgeving op een ontwerpproces is echter zo groot, dat dit al gauw de aandacht van een jonge architect zal vragen. Zonder besef van een achterliggende bedoeling van een norm of procedure kan deze bijna niet anders dan als beperkend ervaren worden. Weinigen zullen zich neerleggen bij het klakke-loos toepassen ervan. De vraag dringt zich op: waarom die regels?

Wetten zijn de weerslag van de gemeenschappelijke principes volgens het politiek systeem van een maatschappij. Ze moeten het publiek belang waarborgen, zoals de hoofdstuktitels van het Bouwbesluit ‘veiligheid’, ‘bruikbaarheid’, ‘gezondheid’ en ‘energiezuinigheid’ ook impliceren. Maar wat is publiek belang? In het Nederlandse poldermodel worden deze regels door een generalisatieproces vastgelegd. De wet is geschreven voor de meerderheid, waarvan het belang zwaarder wordt geacht dan dat van minderheden. Uitzonderingen op de regel zijn daarom zeldzaam.

Er zijn verschillende situaties waarin regels het een architect lastig kunnen maken. Normen stellen ruimtelijke eisen aan het ontwerp en leggen beslag op een deel van het budget. Ze makendaarmee deel uit van de ruimtelijke puzzel die de architect moet oplossen. Op het eerste gezicht een eenvoudig analytisch pro-bleem waarvoor de architect is opgeleid. Het wordt pas echt lastig als normen inhoudelijke confl icten opleveren in een ontwerp-proces. Specifi eke opgaven vragen vaak om oplossingen die niet standaard zijn. Hierdoor wordt de kans groter dat er wrijving ontstaat met de generaliserende regelgeving. Er blijken andere interpretaties mogelijk. De toe te passen regels worden door de architect ontkracht en in twijfel getrokken. Een regel zonder logica frustreert het oplossende vermogen van het ontwerpproces. ‘Dat moet nu eenmaal’ is dan het enige argument wat overblijft. De onjuistheid bestrijden is een lange weg te gaan. Soms wordt een regel ontzien. Dat is een belangrijk maatschappelijk resul-

VERVOLG:EDITORIAL

Page 15: publicatie Experiment

taat, maar valt deze strijd nog binnen de verantwoordelijkheid en expertise van een architect?

Iedere architect zal in zijn werk de confrontatie met de zin en onzin van juridische randvoorwaarden aangaan. De benadering is echter individueel: aanvaardt de architect de regels als een voldongen feit of is een intelligent optimum te bereiken door het vinden van de mazen van het net? Tussen klakkeloos doen wat de overheid oplegt tot principiële weigering van conformisme en het recht van de sterkste zijn er vele posities die kunnen worden ingenomen.

MAATSCHAPPIJEr bestaat een belangrijk verband tussen architect en maatschappij, waarvan in een democratie de overheid in principe een vertegenwoordiger is. Het gaat hierbij niet om eenrichtings-verkeer: een architect beïnvloedt met zijn gebouwen weliswaar in sterke mate de fysieke omgeving van mensen en daarmee de maatschappij, maar maakt tegelijkertijd ook deel uit van deze maatschappij. Een architect is een vakman, maar ook een mens. Zowel zijn functie als architect als zijn burgerschap verleent hem zijn rechten en plichten. De reikwijdte en de grenzen van die verantwoordelijkheden staan permanent ter discussie en worden door iedere generatie architecten anders gedefi nieerd.

Een groot deel van de jongste generatie architecten, waaroverdit boek gaat, is opgeleid in de tweede helft van de gouden jaren ’90 van de vorige eeuw. Ze zagen Rem Koolhaas zijn grote doorbraak beleven en in zijn kielzog talloze jonge bureaus furore maken met een nieuw pragmatisme, in navolging van Rem de conceptuele aanpak op een voetstuk plaatsend. Deze architecten volgden de ontwikkeling van de maatschappij, wat zich uitte in bijvoorbeeld een onderzoek naar nieuwe media en de aanwending ervan voor naamsbekendheid, de fascinatie voor nieuwe transportmogelijkheden, communicatiemiddelen en de digitale dimensie. De riante economische situatie maakte deze verkenning mogelijk, evenals de fl irt die de architectuur beleefde aan de grenzen van haar domein met andere disciplines als fi lm, performance art, sociologie en economie. Het leek of het hun, meer dan om bouwen, ging om het verbeelden van de stand van zaken in de maatschappij.

28 29Hoewel de jonge architecten tijdens hun opleiding opkeken tegen deze helden werken weinigen vandaag aan experiment en onderzoek. De meesten lossen ontwerpproblemen op en realise-ren gebouwen. De economische recessie doet bouw-managers bezuinigen op wat zij het hobbyen van de architect noemen. In tegenstelling tot de jaren ’90 is de subsidiebron voor onderzoek opgedroogd. Werkend bij een groot bureau ervaren jonge architecten dat er weinig tijd beschikbaar is voor de maat-schappelijke aspecten van het scheppen van ruimte. Vaak wordt gebouwd voor een anonieme gebruiker, omdat ontwikkelaars als opdrachtgever fungeren en het programma van eisen opstellen. In een strak tijdschema dient een betaalbaar ontwerp gemaakt te worden; tijd voor refl ectie en discussie is er bijna niet.

Een veelgehoord commentaar op de jonge architect is dat hij weinig gedreven is en zijn idealisme inlevert in ruil voor een goede relatie met zijn opdrachtgever. Het is echter de vraag in hoeverre dit werkelijk het gevolg is van een bewuste keuze. De economische situatie is dermate bepalend dat een grote maatschappelijke betrokkenheid nauwelijks is te veroorloven.Uit hun verhalen blijkt wel dat jonge architecten worstelen met hun idealen en motivatie. Ze zoeken naar bewegingsruimte om hun overtuigingen te onderzoeken en een persoonlijke stijl te ontwikkelen. Ze raken gefrustreerd wanneer deze hun onthouden wordt en voelen hun ego krimpen wanneer een liefdevol uitgewerkt detail een bezuinigingsronde niet overleeft. Wanneer de intensiteit van de eerste jaren hen in de praktijk verhindert afstand te nemen van dit proces, klagen ze hierover.

Deze gang van zaken hoeft echter niet onvermijdelijk te zijn. Door de eeuwen heen zijn architecten immers inspirators ge-weest voor de maatschappij en haar leiders. Ook in een weinig inspirerende economische situatie kan innovatief denken en het stellen van de juiste vragen nieuwe ruimte creëren. Architecten kunnen zo een stem in de maatschappelijke discussie opeisen en daarmee hun positie en die van idealen in de architectuur verbeteren. Er zijn tenslotte nog een hoop vraagstukken over het ruimtegebruik in een toekomst van vergrijzing, etnische segrega-tie en steeds groeiende mobiliteit. Wie zal deze beantwoorden als architecten zich beperken tot het realiseren van vierkante meters? Toch niet de bouwmanagers? Voor de creativiteit van jonge architecten is altijd ruimte!

VERVOLG:EDITORIAL

Page 16: publicatie Experiment

TECHNIEKBouwen is de droom van elke jonge architect, maar tegelijkertijd zijn blinde vlek. Hij is nog onbekend met de wetten en regels van de bouwplaats, wat hem onzeker maakt. Het risico is groot dat hij daardoor het werkelijke bouwen uit de weg gaat of negeert, of erger het na het afronden van het defi nitief ontwerp voor gezien houdt. De afstand tussen architect en de bouwwereld wordt hierdoor vergroot en zo gaat de liefde voor bouwen langzaam verloren. Dit is jammer, omdat men daarmee de beheersing over eigen ontwerp verliest.

De jonge architect wordt geconfronteerd met een veelheid aan vragen met betrekking tot de maakbaarheid van een gebouw. Constructie, detaillering, bouwtechnieken, bouwproductie, bouwvolgorde, bestekken, bouwbegeleiding, bouwcontrole. De droom van het bouwen verandert daarmee voor een jonge architect algauw in een nachtmerrie. Wie maakt hem wakker? Uiteindelijk is alleen hijzelf hiertoe in staat, maar de ervaring van mentor en deskundigen kan helpen. Wanneer de jonge architect tijd gegund wordt te oefenen, zijn onvermijdelijke fouten worden geaccepteerd en hij een totaalbeeld van de uit-voeringsfase krijgt, raakt hij vertrouwd met de techniek en zal hij zich daar niet meer door laten afschrikken. Dit is een proces van slikken en bluffen, inschikken wanneer dat zwevende overstek in het echt toch wat zwaar gaat worden en stug doortekenen wanneer de aannemer met een ander materiaal aan de slag wil.

Om de techniek te beheersen is voldoende kennis noodzakelijk. Deze kennis is de basis van het zelfvertrouwen dat een jonge architect nodig heeft om de strijd aan te gaan met werkteke-ningen, bouwfouten en opleveringsperikelen. Met hetzelfde zelfvertrouwen zal hij echter zijn kennis aanwenden om zijn concepten en fantasieën werkelijkheid te laten worden, totdat ontwerp en techniek weer één worden en zijn fantasieën over materialen en details gaan. Hij kan weer dromen. Misschien is het niet voor iedereen weggelegd om gelukzalig de geur van cement op te snuiven, maar als dat wat ooit op jouw tekentafel begon daadwerkelijk gebouwd wordt mag het toch wel een wonder heten. Bouwen blijft nog altijd de voorwaarde voor architectuur en het zou voor veel architecten een groot gemis zijn wanneer het uit de portefeuille van de architect zou verdwijnen.

30 31Hoewel het Experiment tot doel had met de deelnemers alle fasen van het bouwproces te doorlopen, heeft niet elke jonge architect de kans gekregen in twee jaar een gebouw te realiseren. Vaak hing dit samen met de specialisatie die binnen architecten-bureaus plaatsvindt. Enkelen hebben echter al een oplevering meegemaakt en een droom werkelijkheid zien worden. Dat is een belangrijk moment en een beloning voor de worsteling met alle problemen die eraan voorafging. Het is ook een moment van bezinning, door het toetsen van verbeelding en ideeën aan de werkelijkheid: was dit resultaat de bedoeling? Het is te verwachtendat deze ervaring volgende ontwerpen zal inspireren en ideeën en vaardigheden zal aanscherpen in een voortdurend leerproces. De toekomst moet echter uitwijzen wat het effect op het Experiment, de jonge architecten en hun architectuur zal zijn.

VERVOLG:EDITORIAL

Page 17: publicatie Experiment

33Hoofdstuk:

01. DE VRAAG ACHTER DE VRAAG

Page 18: publicatie Experiment

DOE NOOIT WAT DE OPDRACHTGEVER VRAAGT, MAAR DOE HET BETER.

Onze benadering ten aanzien van het Programma van Eisen (PvE) wordt in hoge mate bepaald door het programma te extrapoleren van het niveau van het gebouw naar het niveau van de omgeving waarin het gebouw wordt gepositioneerd. Dit levert wel vaak een probleem op. Onze overtuiging dat zowel grotere als kleinere bouwstructuren een rol moeten spelen die uitstijgt boven die van het te huisvesten programma zelf, strookt in eerste instantie vaak niet met de doelstellingen van de opdrachtgever, zoals deze zijn neergelegd in het PvE.

De uitdaging ligt nu in het duidelijk maken aan de opdrachtgever dat er hier geen sprake is van strijdige belangen, maar dat juist deze benadering leidt tot een betere inbedding, dat er meer uit de beschikbare middelen kan worden gehaald dan mogelijk werd gehouden.

PROGRAMMA VAN EISEN – BEGRIPPEN EN PRINCIPESEr is een onderscheid te maken tussen de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van het PvE. Kwantitatieve onderdelen zijn de omschrijving van functies in aantallen en vierkante meters en het budget. De specifi eke, voor het betreffende programma kwalitatieve onderdelen zijn: invulling van de rol van het gebouw in de stedelijke setting (uit Stedenbouwkundig PvE), aard en mate van relaties tussen de functies (zowel binnen het programma als in de relatie tot omgeving), meer of minder uitdrukking geven aan de functie en de uitstraling. Universele kwaliteitsaspecten zijn: duurzaamheid (in ruimte, tijd, materiaal en energie), fl exibiliteit (de aanwezigheid van randvoorwaarden voor veranderend gebruik), beheersbaarheid (hanteren overzichtelijke schaal) en consumentgerichtheid (het ontwerpen van facultatieve toe-voegingen geeft individuele gebruiksmogelijkheden).

Vaak is het programma tevoren niet bekend. De architect kan gevraagd worden aan de hand van een studie de opnamecapaci-teit van een locatie te onderzoeken en een indicatief programma,

naar aard en hoeveelheid functies, op te stellen. De doelstelling is om in een paar stappen te komen tot een volumeopzet in combinatie met een haalbaarheidsberekening. Daarna wordt het PvE exact geformuleerd.

BUDGETHet beschikbare budget is een zeer wezenlijk onderdeel van het PvE. De architect moet zo spoedig mogelijk bepalen of het (in het PvE dan wel het SPvE omschreven) ambitieniveau strookt met het beschikbare budget. Niet zelden ligt hier een spanningsveld dat leidt tot grote frustraties en een uitgekleed plan. Daarnaast is het belangrijk te beseffen dat de grootste invloed op de effectiviteit van de kostenbeheersing vroeg in het proces ligt, dus vooral in de conceptfase en veel minder in de ontwerpfase en het minst in de uitvoeringsfase.

PLAN STROOKT NIET MET HET BUDGETAls het plan niet strookt met het beschikbare budget dient het PvE te worden geoptimaliseerd. Het is van groot belang om de opdrachtgever hierbij te betrekken door de verschillende denkstappen inzichtelijk te maken. Een aantal essentiële aandachtspunten voor optimalisering van het PvE wordt hier genoemd. De vormfactor van het ontwerp – de verhouding geveloppervlak en volume – is van groot belang. Vaak is er sprake van te veel buitenoppervlak in verhouding tot het vloeroppervlak, een graadmeter voor de compactheid van het ontwerp. Verkeerde aannames van de opstellers van het PvE is een ander punt ter verbetering. Het onderdeel gang wordt bijvoorbeeld in een aanname als ruimte alleen kwantitatief beoordeeld, terwijl het kwalitatieve uitgangspunt van gang als ontmoetingsruimte een belangrijke factor kan zijn. Verkleinen van het programma is een lastig punt, dit kan vaak niet zonder meer. Belangrijk is dan het onderzoek naar intelligent of dubbelgebruik van de functies: het doordenken van de netto-brutoverhoudingen in het PvE. Een andere mogelijkheid is de verandering van de basisopzet, maar dit kan vaak niet vanwege het SPvE.

ALS MOZES NIET NAAR DE BERG KOMT...Als deze aandachtspunten niet tot verbetering leiden kan, vooral in een hoogdichte omgeving, extra budget gegenereerd worden door de optimalisering van het grondgebruik: meer functies op de beschikbare locatie. In veel van onze plannen is dit de sleutel tot succes gebleken. In het woon- en voorzieningencentrum Dukaat in Amsterdam-Osdorp zijn verschillende, soms strijdige functies gemengd. Een interessante thema in het PvE is de gewenste

HOOFDSTUK:AUTEUR:BIJDRAGE:01. DE VRAAG ACHTER DE VRAAGTANGRAMPROGRAMMA VAN EISEN

34 35

Page 19: publicatie Experiment

eenheid van het geheel versus de herkenbaarheid van de functies. In dit complexe project bleek het belang van de fl exibiliteit: er kon worden ingespeeld op de veranderde marktverhoudingen. De in het plan ontworpen fl exibiliteit maakte het mogelijk binnen de vastgestelde stedelijke contour het aantal woningen drastisch op te voeren en zo het budgetprobleem op te lossen. Hetzelfde is gebleken bij ons project in ontwikkeling Cité, op de Kop van Zuid in Rotterdam, waar het programma intern wordt verdicht met ruim 25% door intelligente interne verkavelingen. Voor enkele gewenste collectieve functies is hiermee ruimte gecreëerd. Het project Woningen, onderwijs- en zorgcluster Lieven de Key in Hilversum – nu in ontwikkeling – kent als belangrijk thema in het PvE het overlappend gebruik door de verschillende instanties met het doel het totaal aantal m2 te drukken en daarmee de kwaliteit ervan te verhogen. Uiteraard gaat deze ontwikkeling gepaard met de nodige grensconfl icten tussen de verschillende gebruikers.

TOT SLOT Een PvE is nooit een eindproduct, maar moet beschouwd worden als startpunt van de ontwikkeling van een plan. Interpretatie en begrip en vervolgens het inbrengen van een visie zullen in veel gevallen een plan tot gevolg hebben dat ook programmatisch meer is dan voor mogelijk werd gehouden.

VERVOLG:PROGRAMMA VAN EISEN

36 37

Page 20: publicatie Experiment

Een programma van eisen is soort boodschappen-lijstje: een communicatiemiddel waarmee een opdrachtgever laat weten welke functies hij in zijn gebouw gerealiseerd wil zien. Het is het begin van een ontwerpopgave. Zo heb ik het althans geleerd, in studieprojecten oefenend op de stappen die er op volgen: analyse van ruimtekarakteristieken en relaties en dan integratie van functionele afwegingen en creativiteit tot een ontwerp. De toepassing van dit ideale ontwerpproces in de praktijk blijkt echter nogal wat eisen aan het programma te stellen. Want wat als het programma niet klopt?

Als bijvoorbeeld – in dit geval het voorbeeld van het ontwerp voor een complexe academische instelling – inconsequenties blijken in het al dan niet opnemen van interne verkeersruimte in ruimtenormen? Realisatie zou leiden tot een te klein gebouw, waarin de bureaus wel passen maar onbereikbaar zijn. Dan moet het programma worden aangepast – dacht ik. Niet zomaar: het programma van eisen blijkt in de praktijk nog een andere functie te hebben: een programma van eisen is een contractstuk en staat in relatie tot tijd en geld. Door het accepteren van een opdracht committeert een architect zich binnen een bepaalde tijd voor niet meer dan een zekere hoeveelheid geld een programma te realiseren. Een aanpassing van het programma is dus niets minder dan het openbreken van een contract.

En wat als de eisen niet kloppen? Als bijvoorbeeld – hetzelfde voorbeeld – de rationele taal van het programma vraagt om een open groepskantoor, maar de gebruiker op alle mogelijke manieren – tot de inbreng van legomodellen toe – wanhopig vraagt om kleine ruimtes, met deuren die dicht kunnen? Kan een architect, die heeft geleerd zich in te leven in een gebruiker, dat negeren?

Een goed programma van eisen is een weergave van het toekomstige gebruik van een gebouw en doet recht aan de unieke eigenschappen van een gebruiker.

In de praktijk blijken veel programma’s van eisen slecht, met als gevolg een weinig ideaal ontwerp-proces, tijdverlies en teleurstelling. De opsomming van ruimtes die een opdrachtgever geeft, blijkt zelden de werkelijke wens te dekken. Hij heeft hulp nodig: wanneer hij vraagt om een ‘ruim’ kantoor, is een vertaling van ‘ruim’ in een ruimtenorm nodig die bij zijn verwachting past.

Hoewel deze vertaling meestal door een bouw-manager gemaakt wordt, is het een ontwerpopgave! Daarmee komt dan een oplossing in zicht: de inbreng van een architect in de fase van programmering en haalbaarheidsstudie kan programma van eisen, budget, beleving en verwachtingen in balans brengen, waardoor het ontwerpproces een kans krijgt. Een programma van eisen is tenslotte meer dan een boodschappenlijstje.

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:01. De vraag achter de vraagAnnette van BarenBoodschappenlijstje?

Geld / RegelsRegels / MaatschappijMaatschappij / TechniekTechniek

38 39

Het programma van eisen (PvE) is een belangrijkcommunicatiemiddel voor architecten, opdracht-gevers, adviseurs en gebruikers. Het stelt architecten grenzen, maar zorgt ook voor ideeën en inspiratie om te werken aan een mooi en fl exibel ontwerp.

Wanneer een ontwerpproces start met een – op het eerste gezicht – gestructureerd PvE, moet er meestal nog veel onderhandeld worden met de opdrachtgever over de precieze eisen die aan het ontwerp worden gesteld. Vaak is de informatie die architecten krijgen onvoldoende, algemeen, of te cryptisch. Ik heb inmiddels ervaren dat deze gebrekkige informatievoorziening vaak verspilling van tijd en geld betekent.

Ik werkte aan een ontwerp voor een multifunctionele accommodatie waaraan de betrokken partijen (kinderdagverblijf, scholen en woningbedrijf)verschillende wensen en eisen hadden gesteld. De opdrachtgever stelde als uitgangspunt dat het een compact gebouw moest worden.

Vanaf het begin bestonden er communicatieproblemen.Het PvE dat we kregen was onduidelijk en zat vol

tegenstrijdigheden. Hierdoor waren aanpassingen, zoals het vergroten van de klaslokalen van 50 m2 tot 60 m2, noodzakelijk. Een andere complicatie was de onzekerheid over de (fi nanciële) mogelijkheid tot het realiseren van een gymzaal. Ten slotte bleken te combineren functies, zoals een speelruimte voor kinderen en een rustige woonsfeer, confl icterende eisen te kennen. Aanvullend onderzoek was nodig om de exacte wensen en eisen vast te stellen. Het gevolg was een uitbreiding van de totale oppervlakte met ongeveer 10%, wat het realiseren van de gewenste compactheid bijna onmogelijk maakte.

In een actieve dialoog werden sommige van de confl icterende eisen bijgesteld, andere werden door ons in het ontwerp opgelost. Alle opmerkingen en aanpassingen werden in interne en externe verslagen vastgelegd, zodat het mogelijk zou zijn het hele proces te beheersen en te controleren in geval van meningsverschillen en onduidelijkheden. Het gevolg was wel dat wij verschillende varianten voor het ontwerp moesten uitwerken, wat veel extra tijd kostte.

Het overwinnen van de obstakels in dit moeilijke proces heeft mijn persoonlijke ervaring verrijkt en vormde een nuttig leerproces. Ik heb geleerd alerter te zijn: bij nieuwe opdrachten zal ik proberen om alle informatie op tijd te krijgen en eventuele onduidelijkheden meteen te corrigeren. Door te ondervragen en te onderzoeken kan een architect een coördinerende rol hebben en effi ciënter werken gedurende het hele proces.

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:01. De vraag achter de vraagChiara PoggiWensen en eisen

Geld / RegelsRegels / MaatschappijMaatschappij / TechniekTechniek

39zoals het vergroten van de klaslokalen van 50 m2 tot

kinderen en een rustige woonsfeer, confl icterende

Het gevolg was een uitbreiding van de totale

maakte.

aanpassingen werden in interne en externe verslagen

van meningsverschillen en onduidelijkheden. Het

Het overwinnen van de obstakels in dit moeilijke

alerter te zijn: bij nieuwe opdrachten zal ik proberen

gedurende het hele proces.

38slecht, met als gevolg een weinig ideaal ontwerp-Auteur:

Annette van Baren

een vertaling van ‘ruim’ in een ruimtenorm nodig die

lijstje: een communicatiemiddel waarmee een Hoewel deze vertaling meestal door een bouw-

van een ontwerpopgave. Zo heb ik het althans van een architect in de fase van programmering

De toepassing van dit ideale ontwerpproces in dan een boodschappenlijstje.

niet klopt?

niet opnemen van interne verkeersruimte in 01. De vraag achter de vraag

onbereikbaar zijn. Dan moet het programma worden

Door het accepteren van een opdracht committeert grenzen, maar zorgt ook voor ideeën en inspiratie om

programma te realiseren. Een aanpassing van het Wanneer een ontwerpproces start met een – op

opdrachtgever over de precieze eisen die aan het

de inbreng van legomodellen toe – wanhopig vraagt tijd en geld betekent.

in een gebruiker, dat negeren? accommodatie waaraan de betrokken partijen

gebruiker.

Page 21: publicatie Experiment

Beeld:Annette van Baren

40 414141Beeld:Annette van Baren

40Annette van Baren

414141Annette van Baren

Page 22: publicatie Experiment

Hoofdstuk:

02. VAN LIJN NAAR RUIMTE

43

Page 23: publicatie Experiment

Ik blijf het zeggen: er wordt in Nederland behoorlijk aandacht besteed aan de jonge architect. Denk bijvoorbeeld aan Archiprix (ja, zelfs Archiprix International), Europan, de Jonge Architec-tenprijs. Past het Experiment eigenlijk ook in dit rijtje? Nee, de interesse van het Experiment voor de jonge architect heeft een andere achtergrond. Deze aandacht heeft een grotere maatschap-pelijke component.

Er wordt meer van de architect verlangd dan tijdens de opleiding wordt gesuggereerd. Het vak van architect – het is een echt vak – wijzigt bij voortduring en dus ook de positie van de architect. Dat is niet zo erg, maar je moet er wel op zijn voorbereid. Enkele decennia geleden heeft Martin Pawley al eens beweerd dat er krachten in onze maatschappij werken die op de liquidatie van de architect uit zijn.

Het heeft er even op geleken dat er een machtsconcentratie van architecten ontstond. Maar het bleek slechts een klein rondreizend circus te zijn. Met succesvolle artiesten, dat wel. En ook veel applaus.

Maar de dagelijkse realiteit is harder. Er zijn bedreigingen doordat de architect een andere rol krijgt toebedeeld. Dat is acceptabel als hij of zij maar de juiste bagage heeft.

Ik ga ervan uit dat de architectuur nog toekomst heeft. Dat is echt belangrijk, want van het verleden hebben we al last genoeg.Het is van belang dat de architect mee kan denken over de materialisatie en de realisatie van het concept. Dat betekent dat hij of zij het ontwerp in materiële en bouwmethodische zin moet kunnen uitleggen. Het betekent overigens niet dat het nodig is om alle steenverbanden uit je hoofd te leren of om de zetmaat van te storten betonmortel te kunnen bepalen. Het betekent wel dat het oorspronkelijke ontwerp in materiaal en methode moet worden bepaald voor zover die belangrijk zijn voor het concept.Sommige architecten vatten dit radicaal op, zoals bijvoorbeeld

Kas Oosterhuis, die zijn ontwerp omzet in volledige digitale 3D- informatie die zonder de gebruikelijke tekeningen kan worden gebruikt voor productie en realisatie.

Bij de grote architectuurvoorbeelden uit het verleden hebben het detail, de materialisatie en de bouwmethodiek een grote rol gespeeld. Die afl eesbaarheid geeft een grote kracht aan gebouwen.Virtuele architectuur is nog geen virtuoze architectuur. Voor deze vaardigheid is veel ervaring nodig. Ervaring die je als architect broodnodig hebt en die je niet komt aanwaaien. Hoewel binnen het Experiment het onderwerp maar mondjesmaat onder de aandacht is gebracht, vooral vanwege de vele onderwerpen die aan de orde dienden te komen, werd in de relatie mentor-jonge architect hier juist veel aandacht voor gevraagd. Het programma-onderdeel van de portiersloge gaf schrijnend aan dat de relatie tussen materiaal/methode en de bouwsombepaling niet de sterkste kant is van de jonge architect. Er zaten verschillen tussen de diverse oplossingen van meer dan 400%. Dat betekent dus ook dat er in de bepaling van het ereloon grote verschillen zullen zitten. Ook dat is weer van importantie om het architectonische hoofd boven water te houden en niet te worden weggespoeld.De toekomst van de architectuur is afhankelijk van de kwaliteit van de toekomstige architect. Aan dat laatste criterium is hard gewerkt gedurende de afgelopen twee jaar door een veertigtal jonge architecten.

Lichtelijk variërend op een uitspraak van Venturi, vraag ik:‘Who has a greater future: an architect or a roll of toiletpaper?’Ik denk dat ik het antwoord weet.

HOOFDSTUK:AUTEUR:BIJDRAGE:02. VAN LIJN NAAR RUIMTEJAN BROUWERA ROLL OF TOILETPAPER

44 45

Page 24: publicatie Experiment

46 47

Architectonische oplossingen verhogen de kwaliteit van de leefomgeving. Daarom wordt binnen het bureau met verschillende thema’s gewerkt die inspelen op de snel veranderende eisen uit de maatschappij. Het thema sensibiliteit bijvoorbeeld uit zich in een rijke architectuur met sensitieve gevels en krachtige detaillering. Hoge waardering moet ontstaan doordat het gebouw de zintuigen prikkelt en het gevoel doet ontwaken.

Een eerste idee wordt omgezet naar werkelijkheid, een zoektocht die je brengt tot de gewenste uitstra-ling die aansluit bij het gevoel dat het gebouw moet oproepen. Een proces dat ik ervaren heb als een weg met vele bochten en zijwegen. Het overtuigen van de opdrachtgever maakt het noodzakelijk een onderbouwd verhaal te presenteren, waarbij een strategie je uiteindelijk brengt waar je wilt zijn. Hierbij is het noodzakelijk na te denken over alternatieven die passen binnen het ontwerp. Dit onderzoek naar materiaal en techniek leidt tot nieuwe ideeën en oplossingen.

In Hoofddorp worden 69 sociale huurwoningen gebouwd met een bijzondere identiteit, door de combinatie van basalt met goudkleurige gevel-beplating. De materialen versterken elkaars uitstraling. In de goudkleurige aluminiumbeplating komt de betekenis van de naam Parkwoningen terug in de vorm van een bladmotief in noppenpatroon. Het motief geeft textuur en zorgt voor een beleving die afhangt van afstand en lichtinval. De basaltstenen met altijd een gekloofde en een gezaagde zijde worden dubbel gebruikt. Daar waar woonblokken uit elkaar zijn getrokken, is de gezaagde harde kant in het zicht. Voorkanten en kopstukken zijn grof en glinsteren in de zon.

De realisatie met deze aluminiumbeplating is ontstaan na een lang proces. Van het werkelijk laten groeien van bladeren over de gevel, via een gelaagde opbouw naar uiteindelijk een allesomvattende be- plating. Een geïntegreerde oplossing die de gewenste gelaagdheid en textuur combineert met het ‘natuur’motief. Het onderhoud en de duurzaam-heid zijn van grote invloed geweest op de keuze voor deze uitvoering. Het beperken van kosten heeft

er toe geleid dat binnen de mogelijkheden van de machine gezocht is naar een repetitie die niet direct afl eesbaar is.

Onderzoek met leveranciers is in een vroegtijdig stadium gestart. Het leverde een brede kijk op de verschillende mogelijkheden, waarbij de natuurlijke eigenschappen van materialen worden gecombi- neerd met moderne technologische verwerkingen. Een heel interessante ervaring die mijn kennis om materialen te vergelijken op basis van kosten, duurzaamheid, uitstraling en technische mogelijk-heden heeft vergroot.

De praktijk van het ontwerpen in een reële situatie is moeilijk te simuleren in een theoretische leer-omgeving. Pas door het echt te doen kun je alle aspecten ervaren en de relaties en verbanden ontdekken. En wanneer je zelf verantwoordelijk bent voor de gang van zaken rond een project zul je ook wel moeten om niet buitenspel te geraken. Gelukkig huisvest een groot bureau enorm veel gebruiken, ervaring en kennis gerelateerd aan juist de praktische kant van het vak. Daar moet je als jonge architect van profi teren en van leren.

Een architectenbureau is een commercieel bedrijf. Daarom is het fi nanciële aspect van belang. Door de professionele omgang met budgetten, voortgang en planning realiseer je je wat de waarde van je product eigenlijk is. Een schetsje, een maquetteof visualisatie; het gaat direct om erg veel geld. Productie moet je dus goed richten. En daarnaast zijn er productgebonden kwaliteitseisen en procedures die het bureau zichzelf oplegt. Dat niveau moet je kunnen halen, wat extra inspanning van een jonge architect vergt. Als student kon je immers alles onderzoeken en uitwerken zonder aan eisen en budgetten gebonden te zijn.

Een mentor, die met jou als leerling een project aanpakt, is erg waardevol. Deze situatie is goed te vergelijken met de situatie tijdens de opleiding, waar

op regelmatige basis een gesprek plaatsvindt tussen leerling en meester over het project en waarin relevante aspecten worden besproken. Maar meer ook niet. Daarom is het bepalen van je eigen lijn en ideeën noodzakelijk. En zo kan het dus zijn dat de mentor, door alle andere drukte van het bureau, zich langzaam meer terugtrekt uit een project en veel zaken overlaat aan zijn leerling. Deze verantwoorde-lijkheid is spannend voor een beginnend architect en erg leuk, omdat je zelf het ‘echte’ werk mag doen. Architect zijn midden in het bouwproces.

Veel verschillende disciplines binnen een bureau maken een bureau compleet. Direct overleg bij vragen over kosten is zeer effectief en leerzaam. Dat bestekken in eigen huis worden geschreven, geeft meer garanties voor een goed product. Detaillering wordt intern gecontroleerd op kwaliteit, waardoor directe feedback aan de orde is.

Door het werken op een groot bureau kun je relatief snel het echte vak leren. Je ervaart hier goed dat het uiteindelijk realiseren van een project een teamprestatie van een grote groep mensen is.

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:02. Van lijn naar ruimteFieke PoelmanRijke gevels

GeldGeld / RegelsRegels / MaatschappijMaatschappij / Techniek

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:02. Van lijn naar ruimteMenno RoefsOntwerpen op een groot architectenbureau

Geld / Regels / Maatschappij / Techniek

Architectonisch ontwerpen is een continu proces van experimenteren met concepten, plattegronden, gevels en materialen. Je probeert door creatief te denken alle bijkomende problemen samen te vatten en op een acceptabele manier op te lossen. Tijdens dit proces zijn de esthetische en conceptuele uitgangspunten voor een architect van groot belang en zorgen voor onmisbare persoonlijke verbondenheid met het ontwerp. Ontwerpen voor daadwerkelijke uitvoering en gebruik is een aanvullende laag die in de praktijk wordt toegevoegd aan het architectonisch ontwerpen.

DE INDIENING! Aan het einde van het ontwerpproces denk je er bijna te zijn en dan wordt de bouwaanvraag voor het ontwerp ingediend. Voldoet het aan alle eisen uit het bouwbesluit, krijgen de woningen

genoeg daglicht, voldoen de vluchtwegen, is de geluidsisolatie voldoende? Het zijn allemaal objectieve waarden en regels, die uit te zoeken en te verwerken zijn geweest. Maar voldoet het ontwerp aan de redelijke eisen van welstand? Het ontwerp wordt door een groep deskundigen min of meer subjectief beoordeeld op esthetische en conceptuele kwaliteiten. Ik besef dat wat ik teken als verantwoordelijk architect kan worden afgekeurd, er dan geen bouwvergunning wordt verleend en het project niet gebouwd zal gaan worden.

DE BEWONERSPRESENTATIE! Aan het einde van het ontwerpproces denk je er bijna te zijn en dan wordt het ontwerp gepresenteerd aan de toekomstige bewoners. Waar kan ik mijn plantjes kwijt, kan er niet wat meer kleur in de gevels, heb ik maar zo’n klein balkon? Er rijzen allemaal verschillende vragen, van allerlei mensen die zich opeens ook persoonlijk verbonden voelen met jouw ontwerp. Opmerkingen die je nooit allemaal zult kunnen en wilt verwerken, maar zeker stof tot nadenken geven.

Ik besef dat wat ik teken als verantwoordelijk architect, een ruimte wordt waar mensen in zullen wonen, leven en zich gelukkig voelen.

DE BOUW! Aan het einde van het ontwerpproces denk je er bijna te zijn en dan wordt het gebouwd. De in de computer getekende defi nitieve werktekeningen zijn afgedrukt en vormen de basis voor de bouw. De eerste paal gaat de grond in, de fundering wordt gelegd en alle (onder)aannemers gaan aan de slag. De undo-functie werkt niet meer. Het te bouwen eindresultaat zal ruimtelijk en technisch moeten voldoen aan alle eisen.

Ik besef dat wat ik teken als verantwoordelijk architect, omgebouwd wordt tot een driedimensio-nale ruimte, waarin alle experimenten werkelijkheid worden.

Als architect ben je verantwoordelijk voor het te bouwen eindresultaat, zowel in uitvoering als gebruik. Dit bewustzijn zal in een volgend ontwerpproces een toegevoegde laag zijn en nog meer stimuleren tot het voorkomen van problemen en het zoeken naar de beste oplossingen.

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:02. Van lijn naar ruimteMarloes van HeterenLeven in een verantwoord experiment

GeldGeld / RegelsRegels / Maatschappij / TechniekTechniek

46machine gezocht is naar een repetitie die niet direct Auteur:

Fieke Poelman

verschillende mogelijkheden, waarbij de natuurlijke

van de leefomgeving. Daarom wordt binnen het Een heel interessante ervaring die mijn kennis

maatschappij. Het thema sensibiliteit bijvoorbeeld uit heden heeft vergroot.

Hoofdstuk:

ling die aansluit bij het gevoel dat het gebouw moet 02. Van lijn naar ruimte

strategie je uiteindelijk brengt waar je wilt zijn. Geld / Regels / Maatschappij / Techniek

Dit onderzoek naar materiaal en techniek leidt tot omgeving. Pas door het echt te doen kun je alle

combinatie van basalt met goudkleurige gevel- Gelukkig huisvest een groot bureau enorm veel

komt de betekenis van de naam Parkwoningen terug jonge architect van profi teren en van leren.

die afhangt van afstand en lichtinval. De basaltstenen Daarom is het fi nanciële aspect van belang.

glinsteren in de zon. Productie moet je dus goed richten. En daarnaast

ontstaan na een lang proces. Van het werkelijk laten moet je kunnen halen, wat extra inspanning van een

het ‘natuur’motief. Het onderhoud en de duurzaam- Een mentor, die met jou als leerling een project

47leerling en meester over het project en waarin de geluidsisolatie voldoende? Het zijn allemaal

langzaam meer terugtrekt uit een project en veel of meer subjectief beoordeeld op esthetische en

erg leuk, omdat je zelf het ‘echte’ werk mag doen. er dan geen bouwvergunning wordt verleend en het

Veel verschillende disciplines binnen een bureau DE BEWONERSPRESENTATIE!

Detaillering wordt intern gecontroleerd op kwaliteit, heb ik maar zo’n klein balkon? Er rijzen allemaal

Door het werken op een groot bureau kun je relatief jouw ontwerp. Opmerkingen die je nooit allemaal

architect, een ruimte wordt waar mensen in zullen

DE BOUW! Hoofdstuk:

02. Van lijn naar ruimte

De eerste paal gaat de grond in, de fundering wordt

eindresultaat zal ruimtelijk en technisch moeten GeldGeld / RegelsRegels / Maatschappij / TechniekTechniek

gevels en materialen. Je probeert door creatief Ik besef dat wat ik teken als verantwoordelijk

groot belang en zorgen voor onmisbare persoonlijke Als architect ben je verantwoordelijk voor het te

aanvullende laag die in de praktijk wordt toegevoegd toegevoegde laag zijn en nog meer stimuleren tot

er bijna te zijn en dan wordt de bouwaanvraag

Page 25: publicatie Experiment

Beeld:Beeld:Menno RoefsMenno Roefs

4848 494848Menno RoefsMenno Roefs

49

Page 26: publicatie Experiment

Ontwerpen voor een opdrachtgever is heel wat anders dan werken aan een afstudeerproject, waarbij je zelf een programma van eisen kunt samenstellen en je eigen gang kunt gaan.

De afgelopen twee jaar heb ik o.a. als zelfstandig architect aan verschillende verbouwingsopdrachten gewerkt en aan den lijve ondervonden hoe de wissel- werking tussen architect en opdrachtgever het ontwerp beïnvloedt. Het werken met een particuliere opdrachtgever voelde als een psychologisch proces, waarbij ik heb gemerkt dat je niet alleen een rol als vormgever, maar ook als praktisch adviseur vervult.

Bij mijn eerste ontwerpopdracht voor een verbouwing had ik te maken met een particuliere opdrachtgever die wist dat ik onervaren was. Het voorlopig ontwerp was relatief snel afgerond, omdat er gauw overeenstemming was over de uitgangspunten van het ontwerp. De wensen van de opdrachtgever waren naar beider tevredenheid hierin verwerkt.

Vervolgens bleek bij de bouwtechnische uitwerking hiervan dat ik op veel onvoorziene situaties stuitte. Deze problemen probeerde ik in eerste instantie zelf op te lossen. Dit vergde veel tijd, mede doordat ik uit onzekerheid elk detail communiceerde met mijn opdrachtgever. Wat zijn de eigenschappen van bepaalde materialen? Hoe worden installaties geïntegreerd in het ontwerp? Hoe maak je een waterdicht detail? Nu besef ik dat ik te veel van deze praktische zaken heb besproken met mijn opdrachtgever, waardoor het grotere ontwerpidee van de verbouwing op de achtergrond dreigde te raken en er veel tijd verloren ging.

Ik heb geleerd bovenstaande te voorkomen door advies in te winnen bij producenten, aannemers en andere bouwadviseurs en vervolgens de uitkomsten en oplossingen voor te leggen aan de opdrachtgever. Hierdoor blijft er tijd en ruimte over om met de opdrachtgever de voortgang van en alternatieve oplossingen voor het ontwerp te bespreken.

Het is belangrijk open te blijven staan voor veranderingen van het eerste ontwerpidee, zonder dat deze leiden tot een voor de hand liggend compromis. Ik heb ondervonden dat het helder communiceren van een duidelijke visie op het wonen daarbij helpt, omdat je hiermee voorkomt dat elke oplossing voor een praktisch probleem apart moet worden uitgelegd.

50 51Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:02. Van lijn naar ruimteMonique SmitArchitect als adviseur

GeldGeld / RegelsRegels / MaatschappijMaatschappij / Techniek

Beeld:Menno Roefs

50Menno Roefs

51Vervolgens bleek bij de bouwtechnische uitwerking Auteur:

Monique Smit

mijn opdrachtgever. Wat zijn de eigenschappen

anders dan werken aan een afstudeerproject, waarbij waterdicht detail? Nu besef ik dat ik te veel van

van de verbouwing op de achtergrond dreigde te

ontwerp beïnvloedt. Het werken met een particuliere andere bouwadviseurs en vervolgens de uitkomsten

vormgever, maar ook als praktisch adviseur vervult. opdrachtgever de voortgang van en alternatieve

Het voorlopig ontwerp was relatief snel afgerond, dat deze leiden tot een voor de hand liggend

opdrachtgever waren naar beider tevredenheid hierin daarbij helpt, omdat je hiermee voorkomt dat elke

Page 27: publicatie Experiment

53Hoofdstuk:

03. NORMEN EN WAARDEN

Page 28: publicatie Experiment

Maar al te vaak wordt de bouwregelgeving, het Bouwbesluit, door architecten gezien als de vijand, het strenge keurslijf dat ons wordt opgelegd, die het onmogelijk maakt om open, transparante en ruimtelijke gebouwen te maken. Ik heb mezelf ook hieraan schuldig gemaakt. Vanwege bovenstaande heb je als architect de neiging om in processen de regelgeving te slim af te zijn, bijvoorbeeld door gebruik te maken van het gelijkwaardigheids-beginsel.

In de context van het Experiment was ik vanuit het Projectbureau aanwezig bij de avond over Bouwbesluit en Regelgeving. De introductie van de avond bestond uit een toelichting op de geschiedenis van de bouwregelgeving en het ontbreken van een uniforme regeling voor alle Nederlandse gemeenten. Daarmee werd op deze avond ingegaan op de noodzaak en wenselijkheid vanuit het politieke, maatschappelijke klimaat om op het gebied van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu gezamenlijk afspraken te maken en vast te leggen.

Voor de Nederlandse bouwnijverheid was het de bedoeling dat de komst van het Bouwbesluit een vermindering van de bouwregelgeving opleverde. Het landelijk gelijk trekken, de uniformering van de bouwregels was voor de bouw een uitkomst. Tot die tijd immers was het geven van technische bouwvoorschriften vooral een gemeentelijke taak. En dat leidde niet alleen tot een veelheid aan bouwregels, maar vaak ook tot ongelijkheid in de voorschriften. Wat in de ene gemeente was

toegestaan werd in een andere gemeente weer niet getolereerd. Het Bouwbesluit bracht hierin verandering.

Vanuit die invalshoek van de politiek en de maatschappelijke noodzaak ontstaat een andere kijk op dezelfde regelgeving. Het realiseren van mooie gebouwen is uiteraard een eerste vereiste, maar daarnaast hebben architecten toch een heel belangrijke taak in hun sociale verantwoordelijkheid in het beschermen van ‘lijf en goed’. Architecten zouden zich ook verantwoordelijk moeten voelen voor het handhaven van een breed perspectief, zodat hun projecten een bijdrage leveren aan de verbetering van samenleving, gebouwde omgeving en energetische duurzaamheid. Daarin past ook de collectieve afspraak van de regelgeving.

Ik hoop dat die boodschap ook is overgekomen. Het heeft mij in ieder geval ‘mijn zonden’ doen overdenken...

HOOFDSTUK:AUTEUR:BIJDRAGE:03. NORMEN EN WAARDENMAARTJE LAMMERSGEREGELD

54 55

Page 29: publicatie Experiment

Als jonge architect heb je aanvankelijk weinig kaas gegeten van het Bouwbesluit. Dit onderwerp kwam tijdens het Experiment aan de orde en viel toevallig samen met een bouwaanvraag voor een gemeentehuis van ons bureau.

Aanvankelijk had ik eerst zelf de weg in de jungle van de Bouwbesluitregeltjes moeten vinden, maar bij deze bijeenkomst vielen zaken ineens op hun plek. De training Bouwbesluit verraste mij niet meer, maar leidde meer tot het ‘oh, ja’-effect: termen en regels werden herkenbaar.

In de bijeenkomst werd het Bouwbesluit in zijn systematiek toegelicht. Een bouwinspecteur van de Gemeente Rotterdam heeft hierbij zijn toetsingsmethodiek uit de doeken gedaan. Het verhelderende hieraan was het inzicht dat hij gaf in zijn prioriteitsstelling. Door mijn eigen ervaring was het mogelijk om vragen te stellen over de lastige onderdelen van het Bouwbesluit. Zoals de status van een schuifdeur die als vluchtdeur dient. In het huidige Bouwbesluit wordt dit toegestaan, terwijl de brandweer het eigenlijk niet wil goedkeuren. De brandweer omzeilt dit dilemma door na goed- keuring van de bouwvergunning in de gebruiks-vergunning alsnog de schuifdeur te weren. Frank vertelde er direct bij dat dit probleem in het nieuwe Bouwbesluit, geldig vanaf 1 september 2005, is opgelost. Schuifdeuren, zoals bijvoorbeeld bij de entree van een gebouw, worden simpelweg niet meer toegestaan als vluchtdeuren.

De mogelijkheid om bovengenoemde vragen te kunnen stellen aan een expert leverde een belangrijke hoeveelheid informatie op, met name op punten die niet zo zwart-wit in het Bouwbesluit staan vermeld. Daarnaast werd ook een opdracht gegeven waarin je je kennis over het Bouwbesluit toetste, met twintig vragen over zaken die bij een reguliere bouwaanvraag aan de orde zijn. Dit stelde mij in staat om de ervaring die ik inmiddels had opgedaan uit te breiden, met veel succes. Het geheel van de voorkennis, de toelichting en de opgave hebben bij mij gezorgd voor een grote bekendheid met de materie. In de projecten waar ik nu mee bezig ben, kan ik bewustere keuzes maken en ben daarmee het Bouwbesluit de baas.

De architectenpraktijk lijkt ondoorgrondelijk. Wanneer een bouwopgave ‘slechts’ moet voldoen aan het Bouwbesluit, dan stelt de brandweer op bepaalde vlakken de meest uitgebreide eisen, die vervolgens worden ontkracht door een monumentenadviseur met zijn eigen ideeën. Als dan de buitendienstinspecteur langskomt en de punten waar je je dagen druk om gemaakt hebt wegvaagt als ‘onbelangrijk’, terwijl punten waar je niet aan gedacht hebt de heetste hangijzers blijken te zijn, dan is het noodzakelijk om als jong architectenbureau een vraagbaak te hebben.

Ons architectenbureau is opgericht tijdens deel-name aan het Experiment. De ontwikkelingen binnen het bureau liepen redelijk synchroon met de bijeenkomsten van het Experiment. Tijdens de eerste bouwaanvraag van het bureau hadden we net deelgenomen aan de workshop Bouwbesluit van een bouwinspecteur bij de gemeente Rotterdam. Dit was een workshop waarin de deelnemers gevraagd waren een gegeven kantoorgebouw te toetsen aan de regels van het Bouwbesluit. Frank Groen legde daarnaast de systematiek van het Bouwbesluit uit.

Een aantal weken na deze workshop kreeg Studioschaeffer Architecten te maken met ver-langens van een gemeente, die de eisen uit het Bouwbesluit tegenspraken. Met dit probleem heeft het jonge architectenbureau zich tot de betreffende bouwinspecteur gewend. In een persoonlijke bespreking heeft hij verklaard wat de beweegredenen van gemeenten zijn om tot bepaalde eisen te komen en wat de positie van de architect hierin is. Met deze informatie gewapend kon uiteindelijk op succesvolle wijze de bouwaanvraag ingediend worden. Deze inzichten, die door ervaring gebracht worden, zijn belangrijk voor het slagen van een project. Dat een jong architectenbureau hier op deze manier kennis van kan opdoen, is in de opstartfase van een bureau van groot belang.

56 57Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:03. Normen en waardenMaarten InnemeeKennis door netwerk

GeldGeld / Regels / MaatschappijMaatschappij / TechniekTechniek

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:03. Normen en waardenRonald HoogeveenBouwbesluit de baas

GeldGeld / Regels / MaatschappijMaatschappij / TechniekTechniek

Beeld:Ronald Hoogeveen

56Auteur:Auteur:

Maarten InnemeeRonald Hoogeveen

kaas gegeten van het Bouwbesluit. Dit onderwerp Wanneer een bouwopgave ‘slechts’ moet voldoen

gemeentehuis van ons bureau. eisen, die vervolgens worden ontkracht door een

De training Bouwbesluit verraste mij niet meer, maar je niet aan gedacht hebt de heetste hangijzers

Het verhelderende hieraan was het inzicht dat hij eerste bouwaanvraag van het bureau hadden we net

onderdelen van het Bouwbesluit. Zoals de status Dit was een workshop waarin de deelnemers

keuring van de bouwvergunning in de gebruiks-

nieuwe Bouwbesluit, geldig vanaf 1 september 2005, langens van een gemeente, die de eisen uit het

toegestaan als vluchtdeuren. betreffende bouwinspecteur gewend. In een

punten die niet zo zwart-wit in het Bouwbesluit staan uiteindelijk op succesvolle wijze de bouwaanvraag

met twintig vragen over zaken die bij een reguliere van een project. Dat een jong architectenbureau

bij mij gezorgd voor een grote bekendheid met de

Bouwbesluit de baas.

57Ronald Hoogeveen

Page 30: publicatie Experiment

59Hoofdstuk:

04. MET HET MES OP TAFEL

Page 31: publicatie Experiment

KEES VAN DER HOEVEN:

Noem nooit als eerste een prijs.

GUUS ENNING:

Als je een probleem hebt, en je wil dat de ander je hierin tegemoetkomt, moet je zorgen dat de ander een probleem krijgt.

FRANCINE HOUBEN:

Geven en nemen.

PAUL WINTERMANS:

Honorariumbespreking aangaan: Neem altijd de SR als uitgangs-punt. De SR is de redelijke norm, ga hier dus als vanzelfsprekend vanuit. Iedere aanpassing hierop is een geste van de architect aan de opdrachtgever.

GEERT COENEN:

Vraag altijd 2 keer zoveel als je denkt te krijgen

MARCEL BLOM:

Uitgaande van een goede timing, dien je je niet te laten leiden door de tijd (dus om maar zo snel mogelijk de opdracht te verkrijgen van alles en nog wat accepteren).

ARNE VAN HERK:

Ken je opdrachtgever.

BART CILISSEN:

Onderhandel nooit over de prijs, maar over de handelingen die ervoor verricht dienen te worden.

HARALD SCHOUT:

Gebruik het argument dat bij een lager honorarium of het niet verstrekken van een volledige opdracht, de volledige verant-woordelijkheid voor het project niet gehandhaafd kan blijven.

CASPER FLIPSEN:

(1) Wees open en eerlijk. (2) Laat zien of licht toe wat de onderliggende structuur is van een contract en hoe de honorariumberekening tot stand is gekomen. (3) Help het misverstand ‘jullie ramen de bouwkosten gewoon lekker hoog zodat je ook lekker veel honorarium kunt vangen’ uit de wereld. (4) Werk vanuit sterkte: laat zien dat je de juiste capaciteiten in huis hebt om bepaalde projecten aan te kunnen. (5) Wees niet arrogant.

JANNEKE VAN BERGEN:

Gun onderhandelingen tijd. Mocht het spaak lopen, geef het dan wat lucht en kom er een andere keer op terug.

MELS CROUWEL:

(1) Zorg voor een goede omschrijving van de opdracht. (2) Vraag inzicht in de begroting. (3) Behoud altijd je auteursrechten, vooral bij beleggers. (4) Onderhandel over gebruiksrecht en recht op wijzigingen: afstaan en verkoop zijn mogelijk. Je moet er in ieder geval afspraken over maken. (5) Ga ervan uit dat men je wil hebben, besef dat je wat waard bent. (6) Maak een zekere indruk. (7) Zorg dat je de SR-regels kent en blijf de formule hanteren. (8) Zorg dat je op zijn minst voor de kostprijs kan werken, zet hoog in.

HOOFDSTUK:BIJDRAGE:04. MET HET MES OP TAFEL GOUDEN TIPS ONDERHANDELEN

60 61

Page 32: publicatie Experiment

Tijdens het bouwproces zit je met veel verschillende partijen om de tafel. Iedereen heeft andere be-langen. Het uiteindelijke resultaat hangt af van de onderhandelingen tijdens het proces. Voor de architect staat ‘architectuur’ hoog op de agenda, terwijl dit punt op de meeste andere agenda’s een stuk lager staat. Waar anderen streven naar een gebouw dat voldoet aan een programma van eisen, is dat voor een architect nog geen architectuur. Wat dat betekent voor het werk van een architect heb ik inmiddels in de praktijk ondervonden.

Het budget is meestal beperkt. Je moet ontwerpen met deze wetenschap, maar je er niet door laten remmen. Het is belangrijk veel beeldbepalende elementen al in een vroeg stadium te ontwerpen. Anderen partijen (vooral je opdrachtgever) moet je enthousiast maken en overtuigen van de kwaliteit.Als ze jouw verhaal overnemen als ontwerpuitgangs-punt is de kans groter dat dit bezuinigingen overleeft. Een argument als ‘mooi’ wordt vaak weersproken met ‘kan niet’ of ‘is te duur’. Met ‘kan niet’ bedoelt men vaak: ‘is niet standaard’. ‘Te duur’ is een vaag begrip als je niet weet hoeveel je te besteden hebt en wat iets kost. Zonder inzicht in techniek en kosten kun je niet weloverwogen beslissingen nemen. Dit inzicht moeten de andere partijen je geven: alles zelf uitzoeken kost veel tijd!

Ik heb geleerd dat alles ten minste 1x zoveel tijd kost als verwacht. Een te krappe planning kan ten koste gaan van de kwaliteit. Je moet goed bedenken welke gegevens je nodig hebt en hoeveel tijd (x2!) nodig is om goed werk af te leveren. Tijd is vaak waardevol in onderhandelingen maar ‘haastige spoed’ is zelden goed…

Onderhandelen is iets wat tijdens je studie onderbelicht blijft. Hooguit onderhandel je een keer over de beoordeling van een werkstuk of de uitslag van een tentamen. Toch is onderhandelen een fundamentele menselijke handeling, het proces dat het handelen in goederen en diensten, gunsten en verplichtingen mogelijk maakt. Onderhandelen is het protocol van het uitwisselen.

Tijdens mijn werk heb ik een contractbespreking bijgewoond voor de opdracht van het ontwerpen van een sportschool. Opmerkelijk genoeg vond deze pas plaats toen er al een aantal ontwerpbesprekingen achter de rug waren. En dan alleen naar aanleiding van de, door mijn mentor luchtig geplaatste, opmerking: ‘Hebben we al een contract dan?’, toen de opdrachtgever ons verzocht het een en ander nog wat verder uit te werken. Zo doe je dat dus, op een onopvallend moment even ter zake komen. Dit vormde de start van de daadwerkelijke onderhandeling.

Voorafgaand aan de bespreking legde mijn mentor uit dat elke contractonderhandeling eigenlijk anders verloopt, omdat elke persoon het anders benadert. Aangezien het hier een particuliere opdrachtgever betrof, schatte hij in dat er geen moeilijke situaties zouden ontstaan zoals dat soms het geval is bij professionele opdrachtgevers. Een andere gouden tip die hij gaf was: ‘werk vanuit de sterkte’, laat zien dat je de juiste capaciteiten in huis hebt om een project aan te kunnen, zonder arrogant te zijn.

Tijdens het gesprek stelde mijn mentor zich zeer open op en lichtte de berekening van het honorarium op basis van ervaringsgetallen toe. Hij besteedde daarbij aandacht aan het blijkbaar vaak voorkomende misverstand: ‘jullie ramen de bouwkosten gewoon lekker hoog zodat je ook lekker veel honorarium kunt vangen.’ Vervolgens gunde hij de opdrachtgever tijd om alles nog rustig te overdenken alvorens te tekenen. Dit werd duidelijk door de opdrachtgever gewaardeerd. Al met al verliep het gesprek rustig en soepel: het verwachte gevecht met harde woorden bleef uit. Door deze positieve eerste kennismaking met contractonderhandeling kijk ik hier nu een stuk minder tegen op. Onderhandelen is persoonlijk en van alledag. Onderhandelen is een spel dat ieder met zijn eigen tactiek kan spelen.

62 636363Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:04. Met het mes op tafelMartina van EssStrijd voor architectuur!

GeldGeld / RegelsRegels / Maatschappij / TechniekTechniek

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:04. Met het mes op tafelCasper FlipsenOnderhandelen: gevecht of spel?

Geld / RegelsRegels / MaatschappijMaatschappij / TechniekTechniek

De beste manier om te ontdekken welke capacitei-ten een architect moet bezitten, is het zelfstandig uitvoeren van een project. Met het vangnet van een meekijkende mentor kom je met vallen en opstaan alle aspecten en valkuilen van het vak tegen.Het project Lange Geer 30-34 te Delft is voor mij zo’n leerproces geweest. Dit project behelst een restauratie van twee monumenten in de binnenstad van Delft tot acht appartementen met een grote diversiteit in typologie en omvang.

Door mijn betrokkenheid bij het project vanaf de eerste dag, ken ik elk hoekje en gaatje van het complex, het ontwerp en de uitvoeringsaspecten. Een belangrijk voordeel hiervan is dat er een goede controle op de werkzaamheden van de aannemer mogelijk is. Ik heb ontdekt dat ik lange tijd degene ben geweest met de meeste kennis over het project en ben regelmatig op het werk geweest om uitleg te geven en afwijkingen of onduidelijkheden op te lossen, soms over de meest eenvoudige dingen. Ik heb moeten leren om de aannemer beslissingen te laten nemen en wat meer afstand te nemen in dit soort gevallen.

Dankzij een goed bestek, dat onderdeel vormt van het contract, zijn duidelijke discussies te voeren

over wijzigingen die tijdens het werk ontstaan. Op voorhand moeilijk in te schatten hoeveelheden of onzichtbare werkzaamheden, zoals inboetwerk aan de gevels, zijn een punt van discussie in dit project. Zelfs de onderaannemer, die gespecialiseerd is in restauraties van de gevelmetselwerken, heeft moeite om een hoeveelheid te noemen voor deze werk-zaamheden.Het bestek heeft posten in zich die als ‘handelswaar’ geruild kunnen worden tegen onverwachte extra kosten, zodat in het ideale geval met ‘gesloten beurs’ gewerkt kan worden. Ik praat in mijn onderhande-lingen over extra kosten niet in hoeveelheden geld, maar in meer of mindere kwaliteit die het oplevert. Dit vergemakkelijkt de discussie.

Ondanks het feit dat je in het bouwproces voort-durend alert moet blijven, is mijn belangrijkste les geweest dat je kunt zorgen voor een inspirerende situatie. Vaak worden bouwprocessen gedomineerd door een ‘ieder voor zich’-mentaliteit. Deze instelling bevordert de kwaliteit van het proces allerminst. Ik heb geleerd een houding aan te nemen in mijn projecten waarin ik inspirerend probeer te zijn naar opdrachtgever, aannemer, overheid, omwonende, bouwvakker en iedere andere belanghebbende, en tegelijkertijd sta ik voortdurend open voor alle inspirerende gedachten die deze ‘deelnemers’ over mij en het project hebben. Ik heb ontdekt dat deze houding naast veel plezier in het vak, een grote mate van succes met zich meebrengt.

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:04. Met het mes op tafelHarald SchoutWees inspirerend

GeldGeld / RegelsRegels / MaatschappijMaatschappij / Techniek

Ten slotte is ‘passie’ voor mij een belangrijk wapen in de strijd voor architectuur. Wanneer de sfeer tijdens de onderhandelingen grimmiger dreigt te worden, kun je er als gepassioneerd architect op wijzen hoe geweldig bouwen is. Tegen ‘We willen toch allemaal een geweldig gebouw maken’ heeft meestal niemand iets in te brengen! Zo is de scheidslijn tussen onderhandelen en strijden soms vaag.

Mijn devies: strijd voor architectuur, onderhandel over de manier om dit te bereiken!

62Auteur: de strijd voor architectuur. Wanneer de sfeer tijdens

Martina van Ess

iets in te brengen! Zo is de scheidslijn tussen

partijen om de tafel. Iedereen heeft andere be- Mijn devies: strijd voor architectuur, onderhandel

architect staat ‘architectuur’ hoog op de agenda,

Wat dat betekent voor het werk van een architect Bijdrage:

Het budget is meestal beperkt. Je moet ontwerpen Onderhandelen: gevecht of spel?

je enthousiast maken en overtuigen van de kwaliteit. over de beoordeling van een werkstuk of de uitslag

Een argument als ‘mooi’ wordt vaak weersproken het handelen in goederen en diensten, gunsten en

kun je niet weloverwogen beslissingen nemen. Dit bijgewoond voor de opdracht van het ontwerpen van

achter de rug waren. En dan alleen naar aanleiding

gaan van de kwaliteit. Je moet goed bedenken welke toen de opdrachtgever ons verzocht het een en

verloopt, omdat elke persoon het anders benadert.

tip die hij gaf was: ‘werk vanuit de sterkte’, laat zien

636363zeer open op en lichtte de berekening van het voorhand moeilijk in te schatten hoeveelheden of

veel honorarium kunt vangen.’ Vervolgens gunde

door de opdrachtgever gewaardeerd. geruild kunnen worden tegen onverwachte extra

uit. Door deze positieve eerste kennismaking met lingen over extra kosten niet in hoeveelheden geld,

durend alert moet blijven, is mijn belangrijkste les

door een ‘ieder voor zich’-mentaliteit. Deze instelling

bouwvakker en iedere andere belanghebbende, Harald Schout

mij en het project hebben. Ik heb ontdekt dat deze Geld / Regels / Maatschappij / Techniek

alle aspecten en valkuilen van het vak tegen.

restauratie van twee monumenten in de binnenstad

controle op de werkzaamheden van de aannemer

en ben regelmatig op het werk geweest om uitleg

soort gevallen.

het contract, zijn duidelijke discussies te voeren

Page 33: publicatie Experiment

ONDERHANDELEN IS MENSENWERKDe opdrachtgever van een nieuw te bouwen musical-theater is voor dit kroonjuweel al tien jaar op zoek naar een geschikte locatie in zijn geboortestad. Samen met zijn vertrouwde huisarchitect heeft hij vele locaties onderzocht, maar helaas zonder succes. Jarenlange strubbelingen met verschillende gemeenteraden, commissies en supervisoren zijn hierbij op de koop toe genomen.

Op een gegeven moment worden wij als architecten-bureau benaderd om in een samenwerkingsverband met de huisarchitect een nieuw ontwerp te maken. Voor ons is deze opdracht natuurlijk een prachtige uitdaging. We beseffen tegelijkertijd dat het erg belangrijk is goede afspraken te maken over de rolverdeling in het project. Daarnaast zal er hard gewerkt moeten worden aan een sterke vertrouwens-band, waarin een ieder elkaars sterke kanten leert kennen en accepteren.

Tijdens de rit ontstaat een projectstructuur, waarin de stuurgroep zich laat leiden door de fi nanciële haalbaarheid. Zij formuleert dan ook de randvoorwaarden, de budgetten en (deel)opdrachten en drukt op de rem indien nodig.

In de wekelijkse ontwikkelingsvergaderingen komen de projectmanager, de architecten en de adviseurs bij elkaar. In dit proces ontstaat en groeit het gebouw. Iedereen heeft zijn eigen ambitie. Zo staan de tijdsfactor, de planning en het budget bovenaan bij de projectmanager, terwijl de ontwerpkwaliteit, de ruimtelijkheid en de functionaliteit voor de ontwerpers prioriteit hebben. Tegelijkertijd voltrekt zich het stedenbouwkundige proces, waarin de randvoorwaarden nog altijd bepaald en goed- gekeurd moeten worden. Beslissend zijn vooral de momenten met de opdrachtgever, wanneer hij mee fantaseert met de ontwerpers of wanneer hij van inzicht verandert.

Aanvankelijk woonde ik als jonge architect de vergaderingen bij, luisterde wat er speelde, hield de hoofdontwerper op de hoogte en trok zonodig aan de bel. Naarmate er echter meer experts aan tafel zaten en het ontwerp concreter in de maat gezet werd, was het moeilijk om een onderbouwd weerwoord paraat te hebben. Op zulke moment werd ik geconfronteerd met een gebrek aan ervaring en was versterking noodzakelijk.

Al deze fl exibele randvoorwaarden, die niet chrono-logisch tot stand kunnen komen, vergen een grote fl exibiliteit van de ontwerper. Er zijn vele afhankelijk-heden, die niet gelijktijdig stollen. Alle ontwerp-beslissingen zijn een resultante van onderling communiceren, overtuigen, enthousiasmeren en menselijk onderhandelen. Hoe meer participanten hoe turbulenter het proces.

64Beeld:Harald Schout

65Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:04. Met het mes op tafelIva KönigHet stollingsproces van een vloeiend ontwerp

Geld / Regels / Maatschappij / Techniek

64Harald Schout

65vergaderingen bij, luisterde wat er speelde, hield Auteur:

Iva König

weerwoord paraat te hebben. Op zulke moment p

ONDERHANDELEN IS

theater is voor dit kroonjuweel al tien jaar op zoek fl exibiliteit van de ontwerper. Er zijn vele afhankelijk-

gemeenteraden, commissies en supervisoren zijn hoe turbulenter het proces.

Op een gegeven moment worden wij als architecten-

belangrijk is goede afspraken te maken over de

band, waarin een ieder elkaars sterke kanten leert

fi nanciële haalbaarheid. Zij formuleert dan ook de

bij elkaar. In dit proces ontstaat en groeit het

ontwerpers prioriteit hebben. Tegelijkertijd voltrekt

gekeurd moeten worden. Beslissend zijn vooral de

Page 34: publicatie Experiment

66Beeld:Iva König

66Iva König

Page 35: publicatie Experiment

69Hoofdstuk:

05. IN DE STEIGERS

Page 36: publicatie Experiment

Het spanningsveld in de bouw, tussen ontwerpen en engineeren aan de ene zijde en produceren en bouwen aan de andere, wordt veroorzaakt door de eeuwenoude splitsing tussen ontwerpen en uitvoeren. Oorspronkelijk kwam het ontwerpen voort uit het maken. De eerste bouwers deden het ontwerpen er een beetje bij. Gaandeweg heeft dat ontwerpen een eigen status gekregen. Hoe complexer de opgaven, des te duidelijker de splitsing tussen ontwerpen en uitvoeren. In de universitaire opleidingen is de kloof tussen leren ontwerpen en de praktijk van het ontwerpen (laat staan de praktijk van de bouwuitvoering) heel groot geworden. Dit wordt mijns inziens grotendeels veroorzaakt doordat de verplichte stage is afgeschaft. Het Experiment poogt voor ontwerpers een brug te slaan in de lijn van professioneel praktisch gedrag.

Zelf ben ik de zoon van een aannemer. Ik verrichtte al heel wat ontwerp- en tekenwerk tijdens mijn studie. Uiteindelijk koos ik na mijn diploma voor het architectenvak. Inmiddels kende ik wel de meeste trucs van het met elkaar omgaan in de bouw. In het tweede jaar van mijn studie heb ik praktisch gewerkt bij Frei Otto in Stuttgart en bij Renzo Piano in Genua. Als de berg niet naar Mohammed komt, moet Mohammed naar de berg, zo zagen we dat vlak na de studentenrevolutie in 1969. Die tijd van pionieren in hightecharchitectuur heeft mijn studie gekleurd en eigenlijk ook mijn diepste wensen in het architectenbureau dat ik startte op 25-jarige leeftijd. Toen ik een aantal ontwerpen maakte voor tentconstructies (Floriade 1982), die niemand wilde maken voor het budget dat ik ervoor kreeg, ben ik na het ontwerpen en engineeren die tenten zelf gaan maken. Dat experimenteren bleek de oeroude maar nog steeds enige perfecte methode van werken om gewaagde en nieuwe ontwerpen te realiseren. Die ontwerpen zouden we nu ‘experimentele ontwerpen’ noemen. Veel heb ik er niet over nagedacht: gewoon begonnen en na 23 jaar is die ‘design & build’-formule nog steeds actueel als het om experimentele projecten gaat.

In de wereld zijn er saillante voorbeelden bekend van ontwerpers die gingen uitvoeren (Felix Candela) en engineers die bouwden

(Gustave Eiffel, Pier Luigi Nervi). Er waren maar weinig architecten die zich totaal in het bouwproces lieten betrekken. Jan Benthem en Mels Crouwel deden het even met het bouwen van hun huis in Almere in 1982. Cepezed heeft op zijn eigen manier de bouwuitvoering ondergebracht bij een verzameling onderaannemers die direct door hen gemanaged worden en krijgt op die manier een sterke greep op de kwaliteit van het gebouw als product van het bouwproces. Mijn streven als ontwerper is om binnen Octatube 20% aan experimentele projecten uit te voeren. De overige 80% zijn duplicaten van wat ooit experimenten waren, een soort standaard geworden systeemapplicaties en -projecten uit de markt, waar we geen ontwerpervaring in mogen steken. De 80% brengt de winst waaruit de 20% verlies kunnen worden gefi nancierd.

De naam wordt verdiend met de experimenten, het geld met de duplicaten. Er is dus met experimenteren een effi ciënt bedrijfsmatig evenwicht te bereiken. ‘Design & build’ heeft voordelen als het over bouwprojecten gaat met een overdosis aan experiment die niet uitbesteed kunnen worden. De les voor beginnende ontwerpers is: bereid de ontwerpen op een realistische wijze voor, kruip in de huid van de producenten en aannemers en kijk door hun ogen, voel de onbekendheden in het ontwerp en los die op. Pas dan komt er rust en evenwicht in het project en komt er een normale prijs, zonder allerlei ‘angst’posities in de begroting, tot stand. Als je niet diep genoeg het ontwerp uitwerkt, niet genoeg weet van de wijzen waarop elementen en componenten worden gemaakt en worden samengesteld tot bouwdelen, dan is de kans groot dat de uitvoerders in de bouw ook die onbekendheid zien. Het beslissingsproces wordt uitgeschoven met als nieuwheid een fl ink stuk onbekendheid en prijsopdrijving erbovenop. Als de aannemers al niet het oorspronkelijk ontwerp om zeep helpen door (gemakkelijk bouwbare maar uit ontwerpoogpunt vaak minder aantrekkelijke) alternatieven.

Zo redenerend vind ik het overigens ook onbegrijpelijk dat studenten niet tijdens hun studie een semester lang in de praktijk gaan werken om de lucht van de bouwplaats van het architectenbureau opgesnoven te hebben. Met praktijkervaring studeer je anders af. In de studie-oefeningen Bouwtechnologie (nu Masters Building Technology) leren studenten werkteke-ningen maken van een prototype en dat prototype ook werkelijk te bouwen, dankzij een spoedcursus metaalbewerking. Na twee maanden zwoegen en zweten, passen en meten zijn er

HOOFDSTUK:AUTEUR:BIJDRAGE:05. IN DE STEIGERSMICK EEKHOUTDE ‘DESIGN & BUILD’-AANPAK VAN GEBOUWEN

70 71

Page 37: publicatie Experiment

andere studenten die begrijpen dat niets automatisch goed gaat. Een afwachtende, afschuivende houding van studenten kan leiden tot een passieve houding in de praktijk, terwijl naar mijn ervaring juist die praktijk zo boeiend is en kan stimuleren om een ontwerp op een andere wijze te materialiseren. Met materiaal bouw je. Met details zet je je eigen stempel op een ontwerp. Met jezelf goed organiseren krijg je voor elkaar wat je voor ogen hebt en hoef je niet op anderen te wachten. Proactief ontwerpen is vooruitzien naar de uitvoeringsfase. Zeker nu ontwerpen abstracter worden, is het zaak de gewenste materialen voor te proeven, op elkaar te leggen en op elkaar te detailleren tot een verrassende materialisering, die minstens even verrassend is als het ontwerpconcept.

De inkt op mijn diploma was nog nauwelijks droog toen ik samen met twee medestudenten een architectenbureau oprichtte. De voorwaarden waren uitstekend. Wij hadden een gratis atelier, een grote verbouwing in het verschiet en we mochten ons als experiment binnen het Experiment aansluiten. Na de eerste grote verbouwing kwam al snel een volgende verbouwing. Al bestond onze praktijkervaring slechts uit kortstondige stages, we namen vol zelfvertrouwen projecten aan, nog niet wetend wat ons te wachten stond.

Onze eerste verbouwing, van een monumentaal pand in Amsterdam, leerde ons al in een vroeg stadium belangrijke lessen. Zo bleek het schetsontwerp bij nader inzien helemaal niet binnen het bestaande pand te passen omdat de originele tekeningen, die wij gebruikten als onderlegger, afwijkingen hadden van één tot anderhalve meter. Ook de constructieve opzet van het pand was ons bij bestudering van de tekeningen een raadsel. Een aantal proefboringen in het plafond, op zoek naar de overspanningsrichting van de balken, en het advies van een aannemer brachten ons uiteindelijk inzicht in de constructieve opzet. Sindsdien vertrouwen wij nooit op originele tekeningen maar bestuderen een pand grondig alvorens aan te vangen met de ontwerpwerkzaam-heden.

Bij een andere verbouwing te Amsterdam bestond een deel van de opgave uit het ontwerpen van een keukenblok. De opdrachtgever was bijzonder enthousiast over het ontwerp. De reeds ingehuurde aannemer nam, tegen ons advies in, de uitvoering op zich. Zelfs met een gedetailleerde technische omschrijving en daarbijbehorende details was het resultaat teleurstellend. Helaas waren wij toen nog niet volhardend genoeg om de opdrachtgever te overtuigen samen te werken met een gespecialiseerde timmerman.

Hoe overtuig je, in een van je eerste bouwprojecten, een uitvoerder om een lekdorpel tot twee keer toe aan te passen zonder zelf in aanraking te komen met zijn hamer?

Als beginnend architect ben je voortdurend op zoek naar de balans tussen het afdwingen van kwaliteit enerzijds en het behouden van een goede relatie met de uitvoerder/het bouwteam anderzijds. Zowel tijdens vergaderingen als op de bouwplaats wordt er van je verwacht dat je de autoriteit hebt om beslissingen te nemen en problemen in het werk ter plaatse op te lossen. Voor een beginnend architect, die praktijkervaring mist, is dit echter verre van vanzelfsprekend. Je mist het overzicht tijdens vergaderingen en op de bouwplaats, waardoor je gemakkelijk iets over het hoofd ziet wat in een latere fase een onoplosbaar probleem kan vormen.

Ik heb geleerd dat het belangrijk is om degene waarmee je samenwerkt enthousiast te maken voor je standpunten en te betrekken in jouw problemen. Ik heb gemerkt dat wanneer je de architectonische uitgangspunten inhoudelijk uitlegt of benadrukt wat het belang is van een bepaald detail, de bouwers er met meer gevoel en betrokkenheid aan werken en minder zwaar tillen aan kritiek.

Ik heb mijn bezoeken aan de bouwplaats ervaren als een continu schakelen tussen the good and the bad guy. Het is geen kunst om dingen in het werk af te keuren en ruzie te maken in vergaderingen. Het is wel moeilijk om dit op het juiste moment en met de juiste toon te doen. Zodat je bij het volgende punt op de agenda nog steeds kwaliteit kunt afdwingen. Ik denk dat je dit het beste bereikt door, zoals altijd, jezelf te blijven. Je moet je realiseren dat je minder weet dan degene waarmee je samenwerkt,

VERVOLGDE ‘DESIGN & BUILD’-AANPAK VAN GEBOUWEN

72 73Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:05. In de steigersBas van den BroeckEen praktijk vol leermomenten

GeldGeld / RegelsRegels / MaatschappijMaatschappij / Techniek

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:05. In de steigersJeroen VerdonschotGood guy, bad guy

GeldGeld / RegelsRegels / MaatschappijMaatschappij / Techniek

Het besluit om direct na het afstuderen een bureau te starten, was voor ons een sprong in het diepe. Door twee jaar Experiment en de actieve begeleiding van onze mentor hebben wij deze sprong niet alleen hoeven wagen. Dit heeft ons veel bagage gegeven om de valkuilen van ons vak te omzeilen.

73Auteur: te starten, was voor ons een sprong in het diepe.

Bas van den Broeck

toen ik samen met twee medestudenten een

verbouwing in het verschiet en we mochten ons als Bijdrage:

projecten aan, nog niet wetend wat ons te wachten Geld / Regels / Maatschappij / Techniek

Onze eerste verbouwing, van een monumentaal pand aan te passen zonder zelf in aanraking te komen met

wij gebruikten als onderlegger, afwijkingen hadden kwaliteit enerzijds en het behouden van een goede

tekeningen een raadsel. Een aantal proefboringen in wordt er van je verwacht dat je de autoriteit hebt

tekeningen maar bestuderen een pand grondig vergaderingen en op de bouwplaats, waardoor je

een keukenblok. De opdrachtgever was bijzonder je standpunten en te betrekken in jouw problemen.

resultaat teleurstellend. Helaas waren wij toen minder zwaar tillen aan kritiek.

gespecialiseerde timmerman. een continu schakelen tussen the good and the bad

op de agenda nog steeds kwaliteit kunt afdwingen.

minder weet dan degene waarmee je samenwerkt,

Page 38: publicatie Experiment

Vervolg:Good guy, bad guy

74 75

op vrijwel alle gebieden. Wat dus essentieel voor je geloofwaardigheid is, is dat je je nooit slimmer voor- doet dan dat je bent. Je moet je blijven realiseren dat wanneer je onredelijk bent en dingen verlangt die onmogelijk zijn, of zaken afkeurt die redelijkerwijs niet beter gemaakt hadden kunnen worden, je je credits verspeelt. Dat is dodelijk, omdat je deze sneller verliest dan je ze kunt verdienen.

Op de steigers staan en zien hoe je ideeën werkelijkheid worden is fascinerend, maar het blijft balanceren.

Samen met mijn collega, tekenaar-projectleider, gaan we naar een bouwvergadering in Doetinchem. Een woning waar ik samen met mijn mentor aan gewerkt heb, bevindt zich nu in de uitvoeringsfase en er moeten knopen doorgehakt worden. Ik heb nog nooit een bouwvergadering meegemaakt. Vandaag sta ik er alleen voor. Een hele reeks vragen die de aannemer heeft opgespaard, passeert in razend tempo de revue: Waar moet de sensor van de cv-installatie komen? Welke van de zes opgezette kleurmonsters voor de voordeur is de juiste? Moeten de plinten in het atelier transparant gelakt worden of krijgen ze een kleur? De vragen houden maar aan en keer op keer is er die confrontatie met allerlei zaken die tijdens de opleiding aan de TU geen rol van betekenis speelden, maar nu juist essentieel zijn om de kwaliteit van het gebouw te waarborgen.

De aannemer wacht op antwoorden. Hij moet snel verder om het project voor de geplande opleveringsdatum afgerond te hebben. De lijst met vragen wordt puntsgewijs nagelopen. Zo moet de sensor aan de noordgevel gemonteerd worden, maar deze moet natuurlijk wel in de kleur van de muur geschilderd zijn. De kleur van de voordeur blijkt een stukje lastiger. Van de zes opgezette monsters komt er niet één in de buurt van de gewenste kleur. Ze zijn of te licht, of te rood of te bruin. De schilder,

die alleen voor de kleurmonsters de bouwkeet bezoekt, kijkt behoorlijk teleurgesteld, maar is het eigenlijk wel met me eens. Afgesproken wordt dat hij nieuwe monsters opzet, die ik enkele dagen later opnieuw zal beoordelen.

En dan nog die plinten in het atelier. Welke architect wil er eigenlijk plinten? Er valt niet aan te ontkomen, want een atelier moet je wel schoon kunnen maken. Daarover is iedereen het eens. Ik stel voor om in de houten pui een plint op te nemen ter hoogte van de vloer en in het vlak van de pui. Deze moet dan in dezelfde kleur gelakt worden als de rest van de pui. Zo lijkt het van de binnenzijde net alsof hier een dorpel zit. De aannemer is stomverbaasd: een latje ervoor is toch veel gemakkelijker? Zelf heeft hij thuis ook gewoon plinten en die hebben hem nooit geïrriteerd. Waarom moet het nu dan zo moeilijk? Omdat meneer de architect het geen vertoning vindt? Precies! Na uitvoerig uitgelegd te hebben dat mijn idee esthetisch beter is, begint de aannemer langzaam aan het idee te wennen, om uiteindelijk toe te geven.

Het in de hand houden van het ontwerp tot op detailniveau is iets wat alleen maar in de praktijk is te leren. Het gaat niet alleen om bouwtechniek of esthetica, maar ook om assertiviteit, doorzettings-vermogen en een beetje lef. Hiervoor bestaat geen andere leerschool, want op de werkvloer leer je pas wat er allemaal bij komt kijken om een gebouw gerealiseerd te krijgen zoals jij dat wilt.

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:05. In de steigersRalph WillemsenVan plint tot kleurmonsters

GeldGeld / RegelsRegels / MaatschappijMaatschappij / Techniek

Het begon allemaal zo mooi: op basis van een goed voorstel kreeg ons bureau de opdracht voor vijftig woningen met parkeergarage in een groene omgeving. Er lag een strak schema: in zeven maanden het defi nitief ontwerp (DO) met dito budget.

Vol enthousiasme werden diverse typologieën onder-zocht om wonen, parkeren en groen zo optimaal mogelijk te combineren, de oplossing leek nabij.

De realiteit is echter weerbarstiger. Het stedenbouw-kundig programma van eisen (SPvE) bleek niet te kloppen: van de voorgestelde parkeermodellen zou de economisch meest gunstige ten koste gaan van een aantal monumentale bomen. Deze waren echter in het SPvE niet als zodanig erkend. De bomen zijn bovendien van een dusdanige omvang, dat het handhaven van de huidige rooilijn, voorgeschreven in het SPvE, niet realistisch zou zijn in verband met de daglichttoetreding. Verder bleken de kabels en leidingen al voor de rooilijn te liggen, waardoor de voortuinen die het stedenbouwkundig model kende veel extra kosten met zich mee zouden brengen en dus ook ter discussie kwamen te staan. Ook meende de makelaar dat de woontypologieën niet aansloten bij de Haagse woonwensen en de aannemer, vanaf de zijlijn aanwezig, vond dat het ook allemaal wel wat minder kon. De uitgangspunten moesten dus worden aangepast.

Veel overleg en diverse studies verder lag er dan toch een voorlopig ontwerp (VO) waar de verschillende partijen zich op hoofdlijnen in konden vinden. We waren zestien maanden verder, maar het werk kon nu écht beginnen. Om het budget, bouwsysteem en ontwerp zo goed mogelijk op elkaar af te kunnen stemmen, met als doel in een kort tijdsbestek te kunnen starten met de bouw, had de opdrachtgever bij de start gekozen voor werken in bouwteamverband. De aannemer zou een actievere rol gaan spelen.

Doordat er nog steeds onzekerheden waren met betrekking tot o.a. de hoeveelheid parkeerplaatsen en de positie van de uitgiftegrens (wel of geen

uitgeefbare voortuinen), bleef het moeilijk om volledig grip te krijgen op het ontwerp. Beslissingen werden daarom uitgesteld en er bleef constant een ‘schaduw’plan aanwezig. Veel energie werd hierdoor niet effectief aangewend. In de loop van het proces werd het aantal mogelijkheden kleiner en begon het plan zijn uiteindelijke vorm aan te nemen. Na ca. 24 maanden was het defi nitief ontwerp gereed.

Het punt naderde dat de opdrachtgever en de aannemer tot een prijsovereenkomst moesten komen, dit moest zijn weerslag vinden in het bestek. Hoewel wij aanstuurden op het laten maken van een eigen (controle)calculatie, wilde de opdracht-gever alleen op basis van globale meer- en minderkosten ten opzichte van de eerdere prijsafspraak tot een overeenkomst komen. In de begroting van de aannemer kregen wij geen inzicht. De voorgestelde bezuinigingen waren voor ons fragmentarisch, niet te plaatsen in het geheel. Wij namen daarom het standpunt in dat wij hier niet op in konden gaan. Dit leverde zeer gespannen bouwteamvergaderingen op, terwijl het project steeds meer onder tijdsdruk kwam te staan. Daarom werd besloten om zo spoedig mogelijk met de verkoop te starten, terwijl de bestekfase en de prijsvorming nog niet waren afgerond. Zo gezegd, zo gedaan. Tien maanden later was het bestek klaar, waren de woningen voor 60% verkocht en lag er een prijsovereenkomst tussen opdrachtgever en aannemer. De uitvoering kon beginnen. Vanaf dat moment veranderde de sfeer tijdens de vergaderingen volledig. Het gevoel van hakken-in-het-zand werd omgezet in constructief overleg. Op dit moment is de bouw in volle gang. Met opgewonden spanning volg ik de vorderingen. De niet-gerealiseerde bezuinigingen worden gematerialiseerd. Dát voelt goed, aan de andere kant is er een ontevreden gevoel over het proces. Dit is niet de manier waarop een project tot stand zou moeten komen. Te veel energie gaat verloren in strijd: voor een deel onontkoombaar, voor een deel te ondervangen.

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:05. In de steigersRozemarijn de JongVan papier tot steen in bouwteamverband

Geld / RegelsRegels / MaatschappijMaatschappij / TechniekTechniek

74Good guy, bad guy bezoekt, kijkt behoorlijk teleurgesteld, maar is het

dat wanneer je onredelijk bent en dingen verlangt En dan nog die plinten in het atelier. Welke architect

credits verspeelt. Dat is dodelijk, omdat je deze Daarover is iedereen het eens. Ik stel voor om in de

Op de steigers staan en zien hoe je ideeën in dezelfde kleur gelakt worden als de rest van de

geïrriteerd. Waarom moet het nu dan zo moeilijk?

mijn idee esthetisch beter is, begint de aannemer Auteur:

detailniveau is iets wat alleen maar in de praktijk is

gaan we naar een bouwvergadering in Doetinchem. vermogen en een beetje lef. Hiervoor bestaat geen

sta ik er alleen voor. Een hele reeks vragen die de

cv-installatie komen? Welke van de zes opgezette

worden of krijgen ze een kleur? De vragen houden

waarborgen.

snel verder om het project voor de geplande

geschilderd zijn. De kleur van de voordeur blijkt een

Ze zijn of te licht, of te rood of te bruin. De schilder,

75volledig grip te krijgen op het ontwerp. Beslissingen Auteur:

Rozemarijn de Jong

plan zijn uiteindelijke vorm aan te nemen. Na ca. 24

Het begon allemaal zo mooi: op basis van een Het punt naderde dat de opdrachtgever en de

omgeving. Er lag een strak schema: in zeven Hoewel wij aanstuurden op het laten maken van

zocht om wonen, parkeren en groen zo optimaal begroting van de aannemer kregen wij geen inzicht.

De realiteit is echter weerbarstiger. Het stedenbouw- namen daarom het standpunt in dat wij hier niet

in het SPvE niet als zodanig erkend. De bomen verkoop te starten, terwijl de bestekfase en de

in het SPvE, niet realistisch zou zijn in verband met klaar, waren de woningen voor 60% verkocht en

zand werd omgezet in constructief overleg. Op dit

de zijlijn aanwezig, vond dat het ook allemaal wel wat De niet-gerealiseerde bezuinigingen worden

Dit is niet de manier waarop een project tot stand

het werk kon nu écht beginnen. Om het budget,

tijdsbestek te kunnen starten met de bouw, had de

Doordat er nog steeds onzekerheden waren met

Page 39: publicatie Experiment

76 77Beeld:Bijeenkomst Bouwmethodiek versus Budget, Bureau Cepezed, Delft

76Bijeenkomst Bouwmethodiek versus Budget,

77

Page 40: publicatie Experiment

79Hoofdstuk:

06. KNOKKEN VOOR JE VAK

Page 41: publicatie Experiment

De afgelopen jaren is de kwaliteit van de Nederlandse woning-bouw zienderogen achteruitgegaan. Grondkosten rijzen de pan uit, opdrachtgevers opereren slechts vanuit winstbejag, er wordt te veel op te kleine kavels gebouwd. Eenheidsworst is het gevolg. We hebben een betere planologie nodig, het is zielloos wat er nu met woningbouw gebeurt. Bijna niemand heeft het lef om zijn kop uit te steken. We moeten ons nu afvragen: gaan we ervoor of niet? Als we niets doen dan volgt de stedenbouw in het landschap de weg van de minste weerstand.

Commerciële opdrachtgevers hebben de macht en dicteren nu de inrichting van ons land. Bij kleine landelijke gemeenten is de stedenbouwkundige afdeling vaak wegbezuinigd, waardoor er geen controle meer is. Inpassingen in steden gaan wel zorg-vuldig, maar juist in het open landschap gaat het mis. Hier wordt het Vinex-tapijt uitgerold. Je kunt echter niets verstoppen in Nederland. We hebben blijkbaar geen goed alternatief om in het landschap te bouwen, terwijl het landschap zelf wel mogelijkhe-den geeft voor verdichting. Er zijn veel gebouwtypen die prima omgebouwd kunnen worden.

We moeten als overheid, stedenbouwkundigen en architecten berekenen wat de beste manier is om dit land in groten getale te bewonen. Onze Hollandse technische benadering kan hierin een prima instrument zijn. Als we doorgaan met de Vinex-strategieis het Groene Hart straks een grote huizenzee, waarin je 50 km moet rijden voor je eraan kunt ontsnappen. We moeten als architecten bewijzen dat dit geen goede manier is. We moeten geen Vinex meer willen. Over de negatieve bijeffecten van Vinex wordt nauwelijks gesproken, maar die zijn er wel: het dichtslibben van het landschap, de fi les en luchtvervuiling, het gebrek aan voorzieningen waardoor de Vinex op de stad moet parasiteren met een toename van mobiliteit tot gevolg. Dit staat lijnrecht op de oorspronkelijke doelstelling van Vinex om een compacte stad te maken. Deze bijeffecten moeten onder de aandacht worden gebracht en opgelost worden met een goede stedenbouw. Tegelijkertijd moeten we de positieve effecten van het verdichten benadrukken. Om het open landschap te beschermen zouden

grondprijzen in het landelijk gebied en Vinex-gebieden omhoog moeten, en in de stad omlaag. Hiermee valt de Nederlandse markt heel goed te sturen. Woningbouwvraagstukken van grote omvang moet je van bovenaf organiseren, anders gaat het niet. Hierin is een taak voor de overheid weggelegd. De overheid zou zich niet gek moeten laten maken door commerciële opdrachtgevers, maar zelf op ruimtelijke kwaliteit moeten sturen.

Ik geloof er niet in dat de Vinex-woning het enige is wat de gemiddelde Nederlander als woonmilieu voor ogen heeft. Hierin schuilt juist een opgave voor architecten: we moeten met zijn allen appartementen maken die sexyer en aanlokkelijker zijn, waardoor nieuwe stedelijke culturen kunnen ontstaan.

Het lijkt wel alsof niemand zich er wat van aantrekt dat Nederland zo verkwanseld wordt. Ik als architect weiger om me hierbij neer te leggen. We moeten af van het seriematig bouwen, het is een doodlopende straat. De eenvormigheid die hier het gevolg van is, wordt niet gewaardeerd. Bovendien leidt het tot een schaalgrootte die vervolgens weer moet worden verdoezeld. Jonge architecten zouden als collectief ook een grens kunnen stellen aan deze ontwikkelingen: tot hier en niet verder. Architectuur zou weer sturend moeten worden, meer al tijdens het proces moeten worden ingezet. Als architect moeten we blijven knokken voor ons vak, zodat we weer kunnen doen waarmee we groot zijn geworden: het maken van goede Nederlandse architectuur.

HOOFDSTUK:AUTEUR:BIJDRAGE:06. KNOKKEN VOOR JE VAKBJARNE MASTENBROEKKNOKKEN VOOR JE VAK, OMDAT NEDERLAND VEEL TE MOOI IS

80 81

Page 42: publicatie Experiment

Ontwerpen is niet alleen schetsen en voldoen aan de eisen, maar ook praten als Brugman. Het is zoeken naar het evenwicht tussen ‘knokken voor je dromen’ en ‘luisteren naar alle partijen’. In de studie kan alles, maar in de praktijk is dat niet het geval. Het blijft verbazingwekkend hoeveel partijen er meedenken en -praten in een ontwerpproces. Wie moet je tevreden houden en wanneer moet je met je vuist op tafel slaan?

In goed overleg met al deze partijen wordt het ontwerp tot een beter resultaat gebracht. Beter dan dat je alleen achter je tekentafel zit en blijft zitten. Let wel, slechts door goed overleg. Het ontwerp komt op losse schroeven te staan als je steeds domweg meegaat met de adviezen van de hardst roepende partij. Als architect moet je alle adviezen wegen en blijven afvragen hoe belangrijk ze zijn.

Om een voorbeeld te geven: in de entree van een fl at wilden wij de trap omleggen, door een constructieve wand heen, de bestaande installatieruimte in. Al in de schetsfase werd geroepen door de installateur en constructeur dat dit absoluut geen goed idee was. Ook collega’s zeiden dat dit niet de goede weg was, omdat vele problemen werden voorzien. De opdrachtgever en de bewoners waren wel enthousiast. Wat doe je dan als net beginnende architect? Ga je de genoemde hindernissen uit de weg of ga je de strijd aan? Je adviseurs zullen het wel weten, toch? Het omzetten van de trap leek uiteindelijk echt het beste voor de ruimte en de wensen van de bewoners. We zijn gaan knokken en het is gelukt!

Daarnaast is het een belangrijke vraag welke partijen je tevreden moet houden. Je opdrachtgever natuurlijk, maar ook de gemeente? Zij zijn de controlerende partij. Zij zeggen ja of nee. Je kan hun adviezen in de wind slaan, maar als je ze betrekt bij de plannen en ze als gesprekspartner ziet, kom je veel verder. Maar je moet als jonge architect wel leren bij wie je wanneer moet zijn. Dat scheelt veel tijd en energie.

Als architect moet je knokken voor je vak en gebruik- maken van de kennis van alle andere partijen

(inclusief de gemeente). De eigenwijze betweter uithangen heeft geen zin. Hoe krijg je het wel voor elkaar? Hoe zorg je dat je droom werkelijkheid wordt? Dat is een hele kunst en die kunst kan je afkijken van anderen!

In de afgelopen jaren is tijdens mijn rol als project-leider gebleken hoezeer je moet vechten om een ontwerp overeind te houden.

Het beargumenteren van puur esthetische beslis-sin-gen is voor een architect altijd lastig. Weliswaar zijn wij getraind dergelijke discussies te voeren, maar dit is gedurende de opleiding voornamelijk met vakge-noten, die reeds feeling voor het onderwerp hebben. Voor niet-architecten weegt het kostenaspect als argument vaak zwaarder dan esthetiek. Zo is het voor een opdrachtgever makkelijk te zeggen dat er een goedkopere oplossing gezocht moet worden, ongeacht de esthetische gevolgen.

Een ander probleem bij het gevecht voor het ont-werp ligt in de projectstructuur. Veel bouwplannen worden in bouwteams ontwikkeld, waarbij de aan-nemer vroegtijdig in het project wordt betrokken. In theorie is dit een goed idee. Er staat echter nog niet vast dat hij de opdracht krijgt en hoe ingewikkeld de opgave precies wordt (het ontwerp is immers nog niet uitgekristalliseerd). Resultaat zijn frustrerende bouwteamvergaderingen waarin de aannemer alleen naar de kosten kijkt, zich niet inleeft in het project, en eigenlijk (zelfs wat betreft begroten) zo min mo-gelijk werk in de eerste fase steekt.Ik heb in bouwteamvergaderingen gezeten waarbij elke toenadering van mijn zijde naar de aannemer met betrekking tot bezuinigingen beantwoord werd met een wazige blik. Er werd niet meegedacht. De vermeende winst door het vroegtijdig inschakelen van een aannemer is juist een verlies. In plaats van samen een mooi en goed uitvoerbaar gebouw te ontwikkelen, is er van het begin af aan een frustre-rende politieke of zelfs vechtersmentaliteit.

Een architect moet zich de kostenstructuren van het bouwproces en de kosten van een gebouw eigen

82 83

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:06. Knokken voor je vakNaud SchroederVechten voor je ontwerp

Geld / RegelsRegels / MaatschappijMaatschappij / TechniekTechniek

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:06. Knokken voor je vakBianca LuitenHet evenwicht tussen knokken en luisteren

GeldGeld / Regels / Maatschappij / TechniekTechniek

Beelden:Bianca Luiten

82uithangen heeft geen zin. Hoe krijg je het wel voor Auteur:

Bianca Luiten

Ontwerpen is niet alleen schetsen en voldoen aan de Hoofdstuk:

en ‘luisteren naar alle partijen’. In de studie kan alles, 06. Knokken voor je vak

tafel slaan? In de afgelopen jaren is tijdens mijn rol als project-

ontwerp tot een beter resultaat gebracht. Beter dan

roepende partij. Als architect moet je alle adviezen noten, die reeds feeling voor het onderwerp hebben.

Om een voorbeeld te geven: in de entree van een fl at voor een opdrachtgever makkelijk te zeggen dat er

was. Ook collega’s zeiden dat dit niet de goede werp ligt in de projectstructuur. Veel bouwplannen

enthousiast. Wat doe je dan als net beginnende theorie is dit een goed idee. Er staat echter nog niet

wel weten, toch? Het omzetten van de trap leek niet uitgekristalliseerd). Resultaat zijn frustrerende

Daarnaast is het een belangrijke vraag welke Ik heb in bouwteamvergaderingen gezeten waarbij

controlerende partij. Zij zeggen ja of nee. Je kan hun met een wazige blik. Er werd niet meegedacht.

tijd en energie. rende politieke of zelfs vechtersmentaliteit.

maken van de kennis van alle andere partijen bouwproces en de kosten van een gebouw eigen

83Bianca Luiten

Page 43: publicatie Experiment

84 85

maken. Eigenlijk zou elk bureau een eigen kosten-deskundige moeten hebben. De discussie kan nog beter gevoerd worden als er meer inzicht is in de economische effecten van esthetische beslissingen.Een opdrachtgever zei in een discussie over een toe te passen, hoogwaardig (en dus ook duur) materiaal tegen mij: ‘Dat interesseert de koper toch niets’. Wat een behoorlijk demotiverend antwoord is. Ik, en met mij veel architecten, zijn er van overtuigd dat een esthetisch kloppend gebouw ook economische voor-delen heeft. Mits goed aan de man gebracht (door middel van goede visuele en schriftelijke informatie), zullen consumenten de esthetische aspecten kunnen waarderen, ook in harde euro’s. De moeilijkste keuze voor de consument is de verhouding tussen ruimte-lijke kwaliteit en vierkante meters. De meerwaarde van een vide, met als gevolg verlies in meters, is voor de consument niet in te schatten. Er zal onderzoek moeten komen naar de effecten op de marktwaarde van esthetische beslissingen en de wijze van presen-teren door de verkopende partij. Dit kan architect en opdrachtgever helpen bij het op waarde schatten van een ontwerp.

Architecten moeten helaas te veel een gevecht voe-ren om een ontwerp overeind te houden, terwijl men door middel van duidelijke argumenten tot zaken zou moeten kunnen komen.

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:06. Knokken voor je vakTanja WendtSchaal 1:1

GeldGeld / RegelsRegels / MaatschappijMaatschappij / Techniek

Het ontwerp is gemaakt, het bestek geschreven, de aanbesteding geweest: na tien maanden van voorbereiding is het tijd om het bedachte daadwerkelijk uit te voeren. Opeens blijkt dat specifi eke materiaal niet meer leverbaar, verhoogt dat uitstekende kozijn volgens de opdrachtgever de kans op lekkages en ligt die enorme ligger van vijfentwintig meter lengte op hoofdpijnhoogte: een jonge architect wordt geconfronteerd met de praktijk.

In de wijk Kloosterveen in Assen wordt momenteel naar mijn ontwerp een tweetal scholen in combinatie met een sportzaal gebouwd. Belangrijkste voorwaarde

voor het verkrijgen van de opdracht, in januari 2004, was de harde eis dat het complex in oktober 2005 opgeleverd moest worden. In korte tijd is er intensief overleg gevoerd met de opdrachtgevers en directeuren van beide scholen, met de adviseurs voor installaties en constructies, de welstandscommissie, et cetera. De aanbesteding vond plaats in november 2004.

Nu er gebouwd wordt, is vanuit ons bureau een opzichter aanwezig. Van hem hoor ik wat er op de bouw speelt. Minimaal eens per maand ben ik zelf aanwezig.

Bij een strakke planning blijkt een goede communicatie meer dan noodzakelijk. Ik vind het opvallend dat het bestek als communicatiemiddel door de aannemer, de installateur en zelfs de opzichter verwaarloosd wordt. Terwijl omschreven is hoe er gebouwd moet worden, wordt naar eigen inzicht een praktische oplossing bedacht.

Concreet was dat het geval bij de aanleg van kabelgoten. In de nota van inlichtingen was omschreven dat alle leidingen uit het zicht aangebracht moesten worden. De installateur vond echter dat hij te weinig ruimte kreeg boven het plafond en heeft deze eis genegeerd. De verschijningsvorm van het gebouw wordt door deze beslissing negatief beïnvloed. Achteraf moest de afweging gemaakt worden wat zwaarder weegt: het belang van uitvoering volgens bestek of dat van de planning. In dit geval was dat, helaas, de planning. In de afweging speelde mee dat de leidingen al getrokken waren.

Tijdens de uitvoering wordt ook duidelijk dat in de bouwvoorbereiding niet alles omschreven en getekend is. Een extra controleronde op de tekenkamer had een aantal problemen op de bouwplaats kunnen voorkomen. Niet alle: de eerder- genoemde ligger is uitgewerkt door een fabrikant, gecontroleerd en goedgekeurd. Het hoogste punt ervan was echter op de verkeerde plek getekend. De ligger is op de bouw aangepast zodat het meerwerk minimaal was en de planning gehandhaafd kon worden.

Een ontwerp dat uitgevoerd wordt, heeft consequenties voor minimaal veertig jaar. Van die verantwoordelijkheid kan je ‘wakker liggen’. Maar dat weegt niet op tegen de geweldige ervaring van bouwen!

Vervolg:Vechten voor je ontwerp

Beeld:Naud Schroeder

84Naud Schroeder

852004, was de harde eis dat het complex in oktober Vechten voor je ontwerp

economische effecten van esthetische beslissingen. et cetera. De aanbesteding vond plaats in november

tegen mij: ‘Dat interesseert de koper toch niets’. Wat Nu er gebouwd wordt, is vanuit ons bureau een

esthetisch kloppend gebouw ook economische voor- aanwezig.

voor de consument is de verhouding tussen ruimte- door de aannemer, de installateur en zelfs de

de consument niet in te schatten. Er zal onderzoek inzicht een praktische oplossing bedacht.

een ontwerp. aangebracht moesten worden. De installateur

ren om een ontwerp overeind te houden, terwijl men verschijningsvorm van het gebouw wordt door deze

In de afweging speelde mee dat de leidingen al

Auteur: Tijdens de uitvoering wordt ook duidelijk dat in

Tanja Wendt tekenkamer had een aantal problemen op de

de aanbesteding geweest: na tien maanden De ligger is op de bouw aangepast zodat het

specifi eke materiaal niet meer leverbaar, verhoogt

bouwen!

met een sportzaal gebouwd. Belangrijkste voorwaarde

Page 44: publicatie Experiment

87Hoofdstuk:

07. JONG GELEERD,OUD GEDAANJONG GELEERD,OUD GEDAANJONG GELEERD,

Page 45: publicatie Experiment

MEESTER-GEZELIn de voorbereidende discussies over beroepservaring en het Experiment werd regelmatig gerefereerd aan de klassieke verhouding ‘meester-gezel’. Dit nostalgisch aandoend begrip drukt echter op geen enkele wijze de huidige verhouding tussen de jonge professional en de ervaren beroepsbeoefenaar uit. Daar waar in een ver verleden de gezel van jongs af aan werd begeleid en gevormd door de meester, heeft vandaag de dag de jonge architect ruim twintig jaar scholing en opleiding achter de rug voordat hij of zij op een bureau de eerste stappen in de beroepspraktijk zet. Bovendien gaat het in de meester-gezelverhouding vooral om het volgen van de meester en het reproduceren van zijn stijl, met als doel hem te zijner tijd te overtreffen. Bij de benadering van de moderne professional staan vandaag de dag eigen initiatief, verantwoordelijkheidsgevoel en (persoonlijke) talentontwikkeling centraal.

PRAKTIJKERVARING Hoe doet de jonge architect zo snel mogelijk praktijkervaring op? Hoe wordt zijn theoretische kennis afgestemd op de eisen die de complexe praktijkuitoefening stelt? Kortom, hoe wordt je een goede architect? De wijze waarop de jonge architect in de eerste jaren na de studie wordt begeleid (gecoacht) is bepalend voor zijn verdere beroepsuitoefening.

In Nederland is het gebruikelijk dat getalenteerde ontwerpers in de beroepspraktijk terechtkomen. In een enkel geval door een eigen praktijk te starten, meestal door bij een bureau te gaan werken, daar ervaring op te doen en vervolgens door te groeien. Dat kan in Nederland ook goed, eenvoudig omdat er over het algemeen voldoende werk is. De technische achtergrond van de opleidingen (de TU’s en de Academies, de laatste met een technische vooropleiding en een zware praktijkcomponent in de studie) is kenmerkend voor de Nederlandse situatie. Dit leidt ertoe dat architecten in Nederland typische probleemoplossers zijn en een vrij praktische en pragmatische inslag hebben. Desalniettemin is bij de TU’s de oriëntatie op de ontwerppraktijk beperkt en de bereidheid van afgestudeerden om zich met praktische en uitvoerend werk bezig te houden, gering.

Dit is een verschil in vergelijking met veel andere landen, waar de verscheidenheid aan opleidingen groter is (vaak academischer) en de theoretische en conceptuele kant van het vak meer benadrukt wordt. Tegelijkertijd zijn jonge architecten in die landen vaardiger in het ‘traditionele handwerk’.

OPLEIDINGHoe doceer je architectuur voor de toekomstige praktijk, hoe leer je ontwerpen? In het architectuuronderwijs is niet zozeer sprake van basiskennis (‘Grundlagen’). Het is niet een louter theoretisch beroep. Creativiteit is een sleutelwoord. Dat wil zeggen dat ‘learning by doing’ in een architectuurstudie essentieel is. De architectuurstudent wordt niet op schoolse wijze kennis bijgebracht, maar hij moet zich door zelfstudie ontwikkelen. Architectuurstudenten leren op verschillende abstractieniveaus te denken en ontwikkelen methoden en vaardigheden om tussen verschillende abstractieniveaus te switchen (het belangrijkste kenmerk van het architectenberoep, zeker in vergelijking met andere disciplines!). Bij het ontwerpen gaat het er tenslotte om hoe de persoonlijke fascinatie van de architect effectief wordt ingezet.

PRAKTIJKDaar waar architecten in de opleiding vooral leren objectmatig te denken, moet in de praktijk de context en de houding ten opzichte van de maatschappij en het vak centraal staan. Naast creativiteit worden professionaliteit en een communica-tieve houding verwacht. Het inleven in een ontwerpopgave (zowel maatschappelijk, als programmatisch), de aandacht voor de rol en positie van de architect in het ontwerp- en bouwproces, de communicatie in dat proces, de omgang en respect ten opzichte van andere partijen, het bevragen van opdrachtgevers en gebruikers en de houding hoe creatief met regelgeving en bouwtraditie om te gaan, zijn cruciale eigenschappen die een jonge architect zich eigen moet maken.

Daarnaast moet ervaring worden opgedaan met het switchen tussen abstractieniveaus en last but not least: het leren beheersen van het metier, de vakmatige aspecten van het architectenberoep.

In de eerste jaren van de praktijkuitoefening moet persoonlijke begeleiding van jonge beroepsbeoefenaren op al deze aspecten een veel belangrijker rol spelen. Dit betekent dat

HOOFDSTUK:AUTEUR:07. JONG GELEERD, OUD GEDAANHENK DÖLL

88 89

Page 46: publicatie Experiment

architectenbureaus een structuur moeten hebben waarbij het begeleiden gedurende langere tijd door ervaren architecten vanzelfsprekend is. Het betekent ook het opstellen van een individueel leertraject, in de eerste jaren vooral gericht op het doorlopen van alle fases van het ontwerp- en bouwproces (van ontwerp t/m uitvoering) en aandacht voor sociale vaardigheden (werken in teamverband, communicatie, etc.). In dit leertraject moet gelegenheid zijn om opgedane ervaringen terug te koppelen en persoonlijke vaardigheden verder te ontwikkelen, binnen de bureaus, maar ook in het kader van het Experiment.

Met de kwaliteit van die persoonlijke coaching kunnen bureaus zich ten opzichte van elkaar profi leren. Wie z’n zaakjes het best voor elkaar heeft en dat weet uit te dragen, krijgt de beste architecten. En de jonge architecten krijgen het inzicht en vertrouwen in hun capaciteiten in de eerste jaren van hun beroepsuitoefening!

Oké, je hebt een opdracht binnengehaald, deze uitgevoerd en op tijd afgerond. En dan? Het is belangrijk om contact met je klanten te blijven onderhouden en actief andere manieren te zoeken om contacten te krijgen en te houden, ofwel het zakelijke netwerk.

Het Experiment heeft een overvloed aan contacten opgeleverd. De ene keer zat de zaal vol bekende architecten, de andere keer gaf een bouwspecialist zijn gouden tips weg en daarnaast was er altijd onze eigen groep ‘jonge architecten’.

Een van onze eerste ontmoetingen binnen het Experiment was met Maarten Schmitt, de stads-bouwmeester van de gemeente Den Haag. Het was een enthousiaste ontmoeting, waarbij hij ons uiteenzette hoe de juiste mensen binnen de gemeente te leren kennen. Deze kennismaking verlaagde de drempel aanzienlijk om actiever te gaan netwerken. Opvallend was de bereidwillige en positieve medewerking tijdens dit soort gesprekken. Met wie je ook sprak, iedereen was enthousiast. Ook onze deelnemersgroep van jonge architecten was een goed netwerk, al zou je dat in eerste instantiemisschien niet zeggen: het had meer weg van een

VERVOLG:JONG GELEERD, OUD GEDAAN

90 91

Soms gaan dingen niet zoals ze gaan. Twee jaar geleden werd ik door het bureau waar ik destijds werkte voorgedragen voor deelname aan het Experiment, en werd mij een mentor toegewezen. Al snel bleek dat er weinig interesse bestond invulling aan het programma van het Experiment te geven. Er ontstond wederzijds een heel verschillend verwachtingspatroon. Het bureau had bepaalde opvattingen met betrekking tot het werk en de manier om daarmee om te gaan. Het bijzondere van het Experiment is het meester-gezelsysteem en dit werd niet voldoende in de praktijk gebracht. Mijn situatie was niet meer dan een standaard dienstverband. Naarmate de misvattingen voortduurden, was men steeds minder gemotiveerd om hieraan vorm te geven.

Op een gegeven moment had ik zo vaak en zoveel gevraagd, en zoveel punten van het Experiment aan de orde gesteld zonder dat daar gehoor aan werd gegeven, dat ik langzamerhand aan mezelf begon te twijfelen. Tegelijkertijd was het architectenbureau ook steeds minder tevreden met mijn prestaties en dit bevorderde de ambitie van het bureau meer aandacht aan het Experiment te besteden natuurlijk ook niet. Het resultaat was dat mijn tweede halfjaar contract niet verlengd werd en ik werkloos werd. Mijn negatieve ervaringen en mijn langzaam opgedoken twijfels waren geen hulp tijdens het solliciteren voor een nieuwe baan. Maar... door op het juiste moment de juiste brief en portfolio te sturen kwam ik in de sollicitatieprocedure van Atelier PRO terecht, waar ik nu weer gelukkig en gemotiveerd aan de slag ben.

Mijn conclusie is dat een ‘Experiment’ alleen kans op succes heeft als motivatie en interesse bij zowel de jonge architect als zijn mentoren aanwezig zijn. Als er verschillende intenties zijn om aan een project als het Experiment deel te nemen, kan het gebeuren dat het doel van het project geen rol meer speelt. Voor een vervolg van het Experiment zou ik, om slechte ervaringen te voorkomen, zowel de jonge architecten als de mentoren toetsen op hun motivatie en intentie om mee te doen. Mijn ervaringen tijdens de twee jaar leerden mij dat niet alleen de inhoud van het werk je motiveert.

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:07.07.07 Jong geleerd, oud gedaanFrank PieperNetwerken is van levensbelang

Geld / Regels / Maatschappij / Techniek

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:07.07.07 Jong geleerd, oud gedaanDavid SchillemanDe slimme wissel

Geld / Regels / Maatschappij / Techniek

Het gaat ook om de kwaliteit van de samenwerking, die prikkelt de ambitie om nieuwe dingen te leren en te groeien in het vak.

Door duidelijke en leerzame communicatie en door sociale vaardigheiden kom je als jonge architect veel verder. Het is belangrijk om bureaus bij het Experiment te betrekken die aan bovenstaande toets kunnen voldoen. Tussen de twee mentoren waar ik mee te maken heb (gehad) was een groot verschil in motivatie om vorm en inhoud te geven aan het meester-gezelsysteem. Tussen mijn huidige collega’s ontstaat door inzet en interesse van bureauzijde een goede werksfeer en tevredenheid. Tevens verhoogt het ook de productiviteit en de identifi catie met het bureau. Dit geeft de juiste voedingsbodem om als jonge architect verder te komen.

91Auteur: die prikkelt de ambitie om nieuwe dingen te leren en

David Schilleman

veel verder. Het is belangrijk om bureaus bij het

geleden werd ik door het bureau waar ik destijds mee te maken heb (gehad) was een groot verschil

Al snel bleek dat er weinig interesse bestond ontstaat door inzet en interesse van bureauzijde een

manier om daarmee om te gaan. Het bijzondere

Mijn situatie was niet meer dan een standaard

Op een gegeven moment had ik zo vaak en zoveel Frank Pieper

gegeven, dat ik langzamerhand aan mezelf begon Geld / Regels / Maatschappij / Techniek

om contacten te krijgen en te houden, ofwel het ook niet. Het resultaat was dat mijn tweede halfjaar

Het Experiment heeft een overvloed aan contacten opgedoken twijfels waren geen hulp tijdens het

zijn gouden tips weg en daarnaast was er altijd onze kwam ik in de sollicitatieprocedure van Atelier PRO

bouwmeester van de gemeente Den Haag. succes heeft als motivatie en interesse bij zowel de

gemeente te leren kennen. Deze kennismaking het Experiment deel te nemen, kan het gebeuren dat

Ook onze deelnemersgroep van jonge architecten om mee te doen. Mijn ervaringen tijdens de twee

Page 47: publicatie Experiment

Als jonge architect, vers afgestudeerd aan de TU en ingeschreven in het architectenregister, werd het me al snel duidelijk dat het niet mogelijk was zelfstandig een ontwerp te maken dat zonder meer gerealiseerd kon worden. Vooral aspecten voor en na het conceptontwerp waren tijdens de studie onvoldoende aan de orde geweest.

Het Experiment bood een duidelijk kader om deze kloof tussen opleiding en beroepspraktijk versneld te overbruggen. Als jonge architect binnen een toekomstig eigen architectenbureau waren er voldoende mogelijkheden een invulling te geven aan deze ‘praktijkopleiding’. Samen met mijn mentor, een projectarchitect met meer dan twintig jaar ervaring, werden per half jaar specifi eke werkzaamheden geselecteerd in de kennisgebieden en procesfasen waar mijn ervaring nog onvoldoende was. Daarnaast

werd besloten om enkele projecten van begin tot eind te volgen. Direct na de start van het Experiment deed zich onder andere de mogelijkheid voor om zelfstandig deel te nemen aan een besloten prijsvraag voor een woon-zorgcomplex. Het ontwerp kwam als winnaar uit de bus en wordt in 2007 gerealiseerd.

Begin 2004 kwam een tijdelijke plek vrij bij de architectengroep in Amsterdam, met Kees Rijnboutt (voormalig Rijksbouwmeester) als mentor. Dit was de uitgelezen kans om een kijkje te nemen ‘out of the box’ en ervaring op te doen binnen een groot bureau met grote projecten. Het was mogelijk om binnen het bureau te migreren en zo met verschillende projectarchitecten en binnen diverse ontwerpteams te werken.

Hoewel het contact met de mentor minder frequent was, waren er tijdens de wekelijkse werkbesprekingen (normaal alleen voor projectarchitecten) interessante discussies met de mentor. Daarnaast was ook het werken in een atelierstructuur met bijbehorende liberale werksfeer een zeer waardevolle ervaring.

Eind 2005, toen ik inmiddels weer werkzaam bij Wauben Architects was, werd het bureau benaderd om in het kader van een besloten prijsvraag een ontwerp te maken voor een ingrijpende heront-wikkeling van een centrumgebied. Een cultuurcluster, openbare parkeergarage, winkels en woningbouw (meer dan 20.000 m2 bvo) maakten deel uit van het programma. Omdat ik in een korte tijd veel praktijkervaring had opgedaan, werd mij de kans geboden zelfstandig het project op te starten. Ik heb het ontwerp en de presentatie gemaakt. De mentor en andere architecten fungeerden hierbij als klankbord. De inzending kwam als winnaar uit de bus en gaf mij de kans om een groot, complex project van zeer nabij te volgen. Vanaf het prille begin tot de realisatie in 2006 ben ik bij het project betrokken.

Al met al zijn de hiaten in kennis en ervaring door bovengenoemde ervaringen drastisch verminderd. Het mentorsysteem heeft hierbij als katalysator voor de beroepscarrière duidelijk zijn nut bewezen.

Vervolg:Netwerken is van levensbelang

92 93

gezellige groep vrienden. Naast het reguliere programma werden er al snel ‘illegale’ bijeenkomsten georganiseerd waarbij we telkens bij een ander bureauop bezoek gingen. Dit kijken in elkaars keuken maakte duidelijk dat alle bureaus hun eigen unieke werkwijze hebben en was daardoor erg leerzaam. Ook de excursies waren erg succesvol, zoals die naar het Ruhrgebied langs de oude industriële monumenten van dit dichtbevolkte stukje Duitsland. Deze sociale activiteiten leverden soms ook concreet resultaat op. Zo heeft de één een nieuwe werkgever gevonden en de ander een leuke opdracht vergaard.

Het Experiment is naast een geslaagde poging om wat dieper en verder te mogen kijken in de architectenwereld, ook een goede opstap naar een klein eerste netwerk. Dit helpt om van ons allen succesvolle architecten te maken.

Kortom, het is van levensbelang voor een jong architectenbureau een goed netwerk op te bouwen om zo je toekomst te kunnen verzekeren.

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:07.07.07 Jong geleerd, oud gedaanTom WaubenKatalyse

Geld / Regels / Maatschappij / Techniek

Beeld:David Schilleman

92eind te volgen. Direct na de start van het Experiment Netwerken is van levensbelang

gerealiseerd. op bezoek gingen. Dit kijken in elkaars keuken

de architectengroep in Amsterdam, met Kees Ook de excursies waren erg succesvol, zoals die

‘out of the box’ en ervaring op te doen binnen een Deze sociale activiteiten leverden soms ook concreet

om wat dieper en verder te mogen kijken in de

werkbesprekingen (normaal alleen voor succesvolle architecten te maken.

om in het kader van een besloten prijsvraag een

Bijdrage:

het programma. Omdat ik in een korte tijd veel

Ik heb het ontwerp en de presentatie gemaakt. Geld / Regels / Maatschappij / Techniek

het me al snel duidelijk dat het niet mogelijk was de bus en gaf mij de kans om een groot, complex

Al met al zijn de hiaten in kennis en ervaring door

te overbruggen. Als jonge architect binnen een de beroepscarrière duidelijk zijn nut bewezen.

werden per half jaar specifi eke werkzaamheden

93David Schilleman

Page 48: publicatie Experiment

94Beeld:Workshop Positionering van Bureaus en Publiciteit, Amsterdam

9594Workshop Positionering van Bureaus

95

Page 49: publicatie Experiment

97Hoofdstuk:

08. TOUWTREKKEN

Page 50: publicatie Experiment

ROTTERDAM, 6 OKTOBER 2005

Wat kan de betekenis zijn van netwerken voor de loopbaan van een jonge architect?

Als je als jonge architect aan de bak wilt, dan moet je jezelf afvragen: wat wil ik doen, voor wie, en hoe kan ik dit uiteindelijk voor elkaar krijgen?

Als je een architect wilt zijn die zoveel mogelijk, zo groot mogelijk bouwt, dan moet je eerst bepaalde vaardigheden leren. Dit kan je waarschijnlijk het beste doen door voor een architect te werken die grote gebouwen maakt en vervolgens moet je opdrachtgevers leren kennen. Soms doe je dat in een bureau, maar ook door mensen te leren kennen die niet in de architectuur zitten, want dat zijn geen opdrachtgevers. Je kan bijvoorbeeld gaan golfen of roeien, daar zijn allemaal van die trucs voor. Als er bepaalde aspecten van de architectuur zijn die je heel belangrijk vindt, die je wilt toetsen en waarmee je wilt experimenteren, dan moet je op zoek gaan naar een manier om daarvoor betaald te worden. Aan prijsvragen meedoen is een objectieve manier, maar dit vormt natuurlijk maar een heel klein percentage van hoe je aan werk komt. Je gaat dan waarschijnlijk meer de academische kant op. Maar je kan natuurlijk ook proberen (kunst)instellingen te vinden die je werk willen tonen; dan begeef je je meer in een netwerk van kunstenaars die hun werk onder de aandacht willen brengen.

Is de belangrijkste functie van netwerken het verkrijgen van opdrachten, of zijn er ook andere aspecten die een rol spelen? Bijvoorbeeld het vergaren van kennis?

Als je architectuur niet ziet als een beroep, maar als een discipline, dan gaat het er niet noodzakelijkerwijs om zoveel en zo groot mogelijk te bouwen, maar kan het ook zijn dat je zo goed mogelijk wilt worden in de discipline. Daarin is communicatie en kennisoverdracht erg belangrijk. Als je studeert gebeurt dit vanzelf, maar hoe houd je een zo’n prikkelende omgeving in stand als je al bent afgestudeerd? Dat is lastig; wij hopen dat het NAi

daar als plek aan kan bijdragen, met lezingen en salons, maar ook plekken als Berlage en de lokale architectuurcentra maken deel uit van dit kennisnetwerk.

Doordat het in Nederland tot voor kort vrij makkelijk was om na het winnen van een prijsvraag meteen voor jezelf te beginnen, is er een architectuurstulpje in het Nederlandse systeem ontstaan. Wat je niet leert kennen als je meteen voor jezelf begint, zijn de adviseurs voor bijvoorbeeld constructie, klimaat en licht. Bij een groot bureau komen deze mensen altijd langs, zodat je de goede specialisten leert kennen. Veel beginnende architecten vinden dit een lastig aspect; je kan natuurlijk in de gouden gids gaan kijken, maar het kost veel tijd de kaf van het koren te scheiden. Nadat ik van school kwam leerde ik via een baan in de PR dat aan de telefoon hangen de beste onderzoeksmethode is, want er is altijd wel iemand die het allemaal al weet, het allemaal al eens heeft uitgeplozen. Tegenwoordig gebruik je ook het internet, maar niet alleen door het zoeken van info op sites, maar vooral door het maken van persoonlijk contact. En dat heet tegenwoordig ook wel netwerken.

Wij merken dat onze generatie van net afgestudeerden vaak verweten wordt dat we te weinig gedreven, te zakelijk of te pragmatisch zijn. Is dat eigenlijk wel een verwijt? Hoe zie jij dat?

Ik vind het experimentele pragmatisme juist het interessante van de Nederlandse architectuur. Maar dan moet het wel experimenteel zijn. Het moet geen slaafs pragmatisme zijn. Zo van, ik doe wat de opdrachtgever mij vraagt. Opdrachtgevers weten vaak niet wat ze willen, al doen ze vaak wel alsof. Als architect help je de opdrachtgever daarbij, dat is een belang-rijk onderdeel van je vak.

Zie je bij de jongste generatie geen verarming of een gebrek aan politiek bewustzijn? En hoe staat dat in relatie tot een eventuele tendens tot het verlaten van idealen in het politieke klimaat van deze tijd?

Nee, maar er is natuurlijk wel iets anders aan de hand; de economische en politieke tijden zijn gewijzigd. Er is een periode geweest waarin er, door de samenloop van een bloeiende economie en de opkomst van veel architectuurinstellingen en

HOOFDSTUK:AUTEUR(S):BIJDRAGE:08. TOUWTREKKENINTERVIEW AARON BETSKY DOOR MONIQUE SMIT EN ANNETTE VAN BARENNETWERKEN, HET TONEELSPEL VAN HET LEVEN

98 99

Page 51: publicatie Experiment

nieuwe beeldtechnologie, een explosie van experimenten was. Op dit moment gaat de economie minder goed, er is minder ruimte en daardoor is er een kentering in de soort opdrachten die er zijn. Nu we in een liberale tijd leven van Europese aanbestedingen, Europese wetgeving en ook een Europese economie, waarin zelfs steden en bedrijven met elkaar concurreren, is het moeilijker voor Nederlandse architecten om het experimentele karakter, het pragmatisch experimentalisme van Nederland in stand te houden. Nederlanders zijn op dit moment bezig uit te zoeken hoe zij in deze wereld kunnen overleven.

Is netwerken niet moreel bezwaarlijk, omdat je je vriendschappelijk gedraagt, niet uit oprechte sympathie maar uit zakelijk belang?

Vroeger heette het niet netwerken, maar gewoon vriendjespolitiek. Je kende elkaar van school of van het corps. Vriendjespolitiek was een vies woord omdat het elitair was, terwijl het woord netwerken wordt geassocieerd met snelle jongens met rode dassen die ICT doen.

De logica van netwerken is dat je contacten opbouwt met mensen die kennis hebben, waar je kennis mee kan uitwisselen, waar je je goed bij voelt, waar je beiden iets aan hebt. Een Engelse socioloog heeft daar een mooie uitleg voor. Hij beschrijft het leven als een toneelstuk waarin wij een rol kunnen vervullen die wij ons graag willen aanmeten. Wij zoeken daar medeacteurs bij, waarmee wij samen het toneelstuk van het leven kunnen opvoeren, in een omgeving die eruitziet zoals wij graag willen dat ze eruitziet.

VERVOLG:NETWERKEN, HET TONEELSPEL VAN HET LEVEN

100 101

Page 52: publicatie Experiment

Wat is een mooie diepte voor een kantoorvertrek? Kunt u twee keer zoveel programma realiseren? En kunnen we dit gebouw herbestemmen?

Leg deze vragen voor aan de projectontwikkelaar, de consultant of de architect en je zult drie verschillende antwoorden krijgen. De belangen liggen namelijk zeer uiteen. De één wil verkopen, de ander meetbaar overtuigen. Als architect neem je daarbij een unieke positie in: in eerste instantie word je niet gehinderd door cijfers en getallen en kun je je zintuigen hun werk laten doen.

ADVOCAAT VAN DE DUIVELHet is daarom van belang dat je als architect al in het beginstadium van het proces bij het project betrokken bent. Bij de verkenning omtrent de locatie, het programma en de aantakking op de stad ontstaan belangrijke vragen. Bijvoorbeeld of het programma wel past. Of wat de betekenis kan zijn voor de openbare ruimte. Hier krijgt de opdracht gestalte. Juist hier kun je en moet je als architect vanuit je eigen vakgebied oplossingen aandragen en knelpunten signaleren. Door het maken van studies, het stellen van (kritische) vragen en het voeren van discussies in deze beginfase, kun je een meerwaarde leveren, wat van invloed kan zijn op het vervolg en de invulling van de ontwerpopgave.

Welstandscommissie, monumentencommissie, Rijksdienst, historische verenigingen, wethouders, inwoners, opdrachtgevers. Allemaal instanties en mensen waar je als architect of stedenbouwer mee te maken krijgt. Iedereen heeft zijn eigen belang of gevoel bij een nieuw stedenbouwkundig plan. Omdat de veranderingen in een stad vaak ingrijpend van aard zijn wil iedereen bij het project betrokken zijn. Het is haast onmogelijk om alle belanghebbenden op één lijn te krijgen. Als architect zit je tussen iedereen in en zal je iedereen het ‘gevoel’ moeten geven dat ze iets te zeggen hebben. Soms wordt het je door de politiek echter weer uit handen genomen. Bij een lopend project in een historische binnenstad is dit laatste aan de orde. Als supervisor werken we al zes jaar aan een masterplan voor deze binnenstad. Na een jaar van discussiëren in workshops met zes geselecteerde architecten voor de bouwblokken is een uiteindelijk plan op tafel gekomen dat door zowel de architecten, welstandscommissie en de supervisor wordt gedragen. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg en de monumentencommissie hebben echter elk een ander standpunt, waarin ze lijnrecht tegenover elkaar staan. Daarnaast is er de wethouder die luistert naar het volk, maar ook een eigen mening heeft omtrent het aanzien van ‘zijn’ stad.

Hoe ga je hier als architect nu mee om? Door studies kun je aantonen wat goed of slecht is, hoe een gebouw in zijn omgeving staat en wat voor invloed dit heeft op de openbare ruimte. Zo probeer je anderen te overtuigen van je gelijk. Ook mensen meenemen in het ontwerpproces en ze laten meedenken kan overtuigend werken.

Onderlinge communicatie vormt de sleutel tot een beter begrip. Dat betekent goed luisteren naar de wensen van betrokkenen, daarop inspelen en eruit fi lteren wat werkelijk belangrijk is. Dit komt het denkproces ten goede en het ontwerp ook. In dit geval was het echter onmogelijk om het met elkaar eens te worden, door te veel en bovendien tegenstrijdige randvoorwaarden.

Uiteindelijk is er een uitwerkingsbevoegdheid op tafel gekomen. Dit houdt in dat de betreffende architect zijn ontwerp, met alle randvoorwaarden die hem zijn meegegeven, moet aanpassen. De betrokken architect en wij als supervisor blijven het eens met het oorspronkelijke plan. Het is de beste oplossing. Of de uitwerkingsbevoegdheid dus zoveel meerwaarde oplevert is de vraag.

Ik geloof niet dat je formele positie in het bouwproces hierbij doorslaggevend hoeft te zijn, je moet alleen wel een sterke schakel zijn! Dilemma hierbij is: hoe minder manoeuvreerruimte, hoe moeilijker het wordt om een sterke schakel te kunnen zijn. Een sterke ruggengraat is daarom een vereiste.

DE MARKTJe kwaliteitsambities waarmaken is een spel van kopen en bieden, net als op de markt: een goede koopman weet wat zijn waar waard is, zet hoog in en weet wanneer hij het niet voor minder doet. Een goede bieder weet dit te waarderen. Maar voordat het zover is, is het eerst hard ploeteren, je waar aan de man brengen en je naam vestigen.

DE ARCHITECT, DE REGISSEUR Om het spel goed te kunnen spelen moet je een uitstekende regisseur kunnen zijn: je moet de goede vragen kunnen stellen, kunnen overtuigen en een eigen stijl hebben. Slimheid en strategie komen daarbij goed van pas. En bovenal moet je de kaarten in handen houden.

102 103Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:08. TouwtrekkenDanny BovensPolitiek schaken

GeldGeld / Regels / MaatschappijMaatschappij / TechniekTechniek

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:08. TouwtrekkenAnnebregje SnijdersHet grote bouwspel

GeldGeld / RegelsRegels / Maatschappij / TechniekTechniek

102bouwproces hierbij doorslaggevend hoeft te zijn, je Auteur:

Annebregje Snijders

Kunt u twee keer zoveel programma realiseren? Je kwaliteitsambities waarmaken is een spel van

Leg deze vragen voor aan de projectontwikkelaar, weet wanneer hij het niet voor minder doet.

een unieke positie in: in eerste instantie word je DE ARCHITECT, DE REGISSEUR

vragen kunnen stellen, kunnen overtuigen en een

locatie, het programma en de aantakking op de

zijn voor de openbare ruimte. Hier krijgt de opdracht

discussies in deze beginfase, kun je een meerwaarde

103studies kun je aantonen wat goed of slecht is, hoe Auteur:

Danny Bovens

meedenken kan overtuigend werken.

Rijksdienst, historische verenigingen, wethouders, beter begrip. Dat betekent goed luisteren naar

te maken krijgt. Iedereen heeft zijn eigen belang of het denkproces ten goede en het ontwerp ook. In

één lijn te krijgen. Als architect zit je tussen iedereen Uiteindelijk is er een uitwerkingsbevoegdheid op

politiek echter weer uit handen genomen. die hem zijn meegegeven, moet aanpassen. De

geselecteerde architecten voor de bouwblokken

supervisor wordt gedragen. De Rijksdienst voor de

eigen mening heeft omtrent het aanzien van ‘zijn’

Page 53: publicatie Experiment

104 105Beeld:Danny Bovens

Beelden:Annebregje Snijders

104Annebregje Snijders

105Danny Bovens

Page 54: publicatie Experiment

106 107Beeld:Workshop Positionering van Bureaus en Publiciteit, Amsterdam

106Workshop Positionering van Bureaus

107

Page 55: publicatie Experiment

109Hoofdstuk:

09. ACHTER DE SCHERMEN

Page 56: publicatie Experiment

INVLOED VAN DE BUREAUCULTUUR OP KANSEN EN BEDREIGINGEN VOOR DE JONGE ARCHITECT

Eindelijk is het zover, het diploma is binnen en je bent helemaal klaar voor het echte werk. Je haast je naar de drukker om trots de titel architect op je naamkaartje te laten zetten, draait een fl ashy portfolio in elkaar en stuurt ’m op naar de bureaus van je grote idolen. Rem, eat your heart out! Een nieuwe Starchitect is opgestaan. Het duurt wat langer dan gehoopt en je salaris is feitelijk een hongerloontje (dan maar wat langer op kamers blijven), maar het is je gelukt om binnen te komen bij het bureau waarvan de Croquis onder je hoofdkussen ligt. Met je Moleskine in je hand en een ambitieuze zwarte outfi t aan stap je binnen in je nieuwe leven. Eerste tegenvaller: in plaats van conceptueel met de schetspotloden in de weer te zijn, spendeer je de eerste maanden in de maquettekamer. Tweede tegenvaller: je baas, je grote inspirator, kent jou na een paar maanden nog steeds niet bij naam. Dat is ook niet zo vreemd, hij is er nooit. En als je op een mooie lenteochtend voor de derde keer die week wakker wordt met je gezicht in een koud stuk pizza, vraag je je vertwijfeld af of dit nou alles is.

Voor veel jonge architecten zijn deze frustraties vast herkenbaar. De verleiding is groot om te werken bij een bekend architectenbureau. Het ontwerpen aan spraakmakende projecten is uitdagend en de MVRDV’s en OMA’s van deze wereld vrolijken je cv aardig op. Toch wil ik jonge architecten waarschuwen om niet alleen af te gaan op een ‘picture in a magazine’. De cultuur binnen een architectenbureau is niet zo zichtbaar als de ontwerpstijl, maar minstens zo belangrijk voor de ontwikkeling tot volwaardig architect. Gelukkig is het mogelijk om al voordat je je contract tekent een beeld te krijgen van de sfeer in het bureau. De grove indeling van architectenbureaus in drie verschillende profi elen (het strong idea, het strong serviceen het strong delivery bureau) door Coxe en Maister (1987) laat zien dat in het geval van de architectuur het uiterlijk wel degelijk iets kan verraden over het karakter.

De kracht van het strong idea bureau ligt in het leveren van innovatie en creativiteit om vernieuwende concepten te ontwikkelen. Dit zijn de bureaus die de gebouwen maken waar een beetje architect tijdens zijn vakantie graag een rondje voor omrijdt. Meestal is sprake van een duidelijk herkenbare signatuur van de hand van de meester, de eigenaar van het bureau. De bureaucultuur is doordrongen van zijn persoonlijkheid, omdat hij niet alleen op strategisch niveau opereert, maar zichtot in de kleinste details bemoeit met de organisatie. De sfeer van het bureau oogt los en licht chaotisch, maar het is onomstotelijk wie de baas is. Vooral jonge architecten zullen vallen voor de dynamische en inspirerende werkomgeving van dit type bureau (met name de compacte variant tot circa dertig personen) waar jonge mensen van over de hele wereld werken. De sfeer in dergelijke bureaus is echter ook vaak zeer competitief. Organisatiedeskundige Mintzberg (2003), die dit type organisatie kenmerkt als de adhocratie, merkt terecht op dat hier meer dan in welke organisatie ook sprake is van het recht van de sterkste. Wees dus beducht op het betere ellebogenwerk. De losse organisatiestructuur (te herkennen aan zaken als weinig ondersteunende functies, nauwelijks georganiseerd overleg en het ontbreken van een functieomschrijving) die het strong idea bureau meestal kenmerkt, is voor de ene architect een droom en voor de ander een nachtmerrie. Overwerken en het vechten om aan een computer te kunnen werken, zijn slechts een paar van de dingen waar je tegenaan kunt lopen. Reken bij dit soort bureaus ook niet te veel op persoonlijke begeleiding en constructieve coaching. Werken bij dit soort bureaus is vurig, maar veel mensen branden binnen enkele jaren op.

De specialiteit van het strong service bureau is het leveren van expertise voor complexe vraagstukken. In vergelijking met de architectuur van strong idea bureaus zijn hun ontwerpen meer gericht op de functionele kwaliteit, waarbij de ontwerpoplossingen sterker afgestemd zijn op de wensen van betrokken partijen. Typische projecten voor dit soort bureaus zijn ziekenhuizen, woonzorgcomplexen, scholen en gevangenissen. Waar je bij het strong idea bureau steeds vaker een nadruk ziet op de esthetische kant van het vak, staat het strong service bureau er op voor om de traditionele rol van bouwmeester te vervullen en van voorlopig ontwerp tot en met oplevering als spin in het web te opereren. Voor de jonge ontwerper betekent dit een grotere kans dan bij een strong idea bureau om in aanraking te komen met alle aspecten van het vak en zich zo te ontwikkelen tot volwaardig architect. Het strong service bureau hangt niet

HOOFDSTUK:AUTEUR(S):BIJDRAGE:09. ACHTER DE SCHERMENALIJD VAN DOORNLIEFDE OP HET TWEEDE GEZICHT?

110 111

Page 57: publicatie Experiment

sterk aan een eenduidige signatuur, en daarom zijn er voor jonge architecten mogelijkheden om hun architectonische ei kwijt te kunnen. Tegelijkertijd is de kenmerkende cultuur van dit type bureau er een van consensus en het vermijden van risico’s. Voor ontwerpers met hoge ontwerpambities kan dit een barrière zijn. De doelstellingen van het strong service bureau leiden in combinatie met de vaak wat grotere omvang in de praktijk tot een werkomgeving met soms hardnekkig bureaucratische trekjes. Een voordeel is dat de arbeidsvoorwaarden goed zijn (nette salariëring, geen overwerkmentaliteit, veel vakantiedagen, et cetera) en dat er aandacht en budget is voor persoonlijke ontwikkeling. Het is dan ook geen toeval dat veel van de jonge architecten die deel hebben genomen aan het Experiment in dienst zijn bij dit type bureau. Een nadeel van de bureaucratisering is dat de werkcultuur – zeker bij de grotere bureaus – star kan zijn. Ter vergelijk: als je een idee hebt voor het verbeteren van de website van het bureau, dan kun je dat binnen een strong idea bureau bij wijze van spreken binnen een week hebben geregeld, terwijl je bij een strong service bureau eerst allerlei interne organen moet overtuigen en mobiliseren. Het strong delivery bureau ten slotte richt zich op het verlenen van effi ciënte dienstverlening voor routinematige opdrachten. Dit zijn de bureaus die door architecten soms ietwat denigrerend ‘commercieel’ genoemd worden. Kenmerkende projecten zijn bedrijfsgebouwen, hotels en sportaccommodaties. In vergelijking tot de andere bureautypen is de bureaucultuur het meest geformaliseerd, waarbij iedereen een duidelijk afgebakende functie heeft. Het grootste voordeel voor de jonge architect is wellicht het relatief hoge salaris. Intern wordt ruimte gegeven voor conceptuele inbreng, maar de externe projectfactoren (zoals het budget, en het ambitieniveau van de opdrachtgever) laten dat uiteindelijk maar beperkt toe. In het algemeen hebben deze bureaus een no-nonsense cultuur en dat kan voor de nuchtere ontwerper een prettige werkomgeving zijn. Binnen dit type bureau krijg je relatief snel grotere verantwoordelijkheid over het project en leer je ook veel over de fi nanciële kant van het vak. Het nadeel is dat je na een voorlopig-ontwerpfase je project meestal geheel over moet dragen aan de bouwkundige afdeling. Voor het ontwikkelen van je creatieve vaardigheden is dit type bureau niet ideaal, omdat de ruimte voor experiment beperkt is door de nadruk op effi ciëntie.

Het is niet zo dat de ene bureaucultuur per defi nitie een betere omgeving is voor jonge architecten dan de andere. Het gaat net als in vriendschap en liefde om de juiste match. Dit is een persoonlijk proces. De organisatie van het architectenbureau en de onderlinge verschillen tussen culturen en werkwijze is een onderwerp dat in de opleiding tot architect tot nu toe weinig aandacht krijgt. Een gemiste kans, omdat het voor zowel architecten die in loondienst (gaan) werken als voor degenen die een eigen bureau willen opzetten wel degelijk relevant is. Gelukkig heeft het Experiment dit onderwerp op de agenda gezet. Het enthousiasme voor dit onderwerp bij de studenten geeft eens te meer aan dat architectuur en management niet altijd water en vuur hoeven te zijn.

VERVOLG:LIEFDE OP HET TWEEDE GEZICHT?

112 113

Page 58: publicatie Experiment

Snel na mijn aanstelling als ‘Experiment’ binnen het bureau Quist Wintermans Architekten bood een meervoudige opdracht mij de gelegenheid om aan de beginfase van een complex utiliteitsgebouw te werken. Na een goede samenwerking met mijn mentor werd het ontwerp als winnend uitgekozen. Hierdoor kreeg ik de mogelijkheid om twee jaar lang, van begin tot en met besteksfase, aan de nieuwbouw voor Europol te Den Haag te werken. Het project werd de rode draad voor mijn persoonlijk experiment en een manier om de theoretische kennis opgedaan tijdens de gezamenlijke bijeenkomsten direct in de praktijk te brengen.

Contractonderhandelingen met de opdrachtgever, toetsen van het PvE aan het taakstellend budget, projectteamvergaderingen, verslaglegging, aansturen van adviseurs, het ontwerpen en uitwerken van het planzijn voorbeelden waaraan ik intensief gewerkt heb.

Een ander voorbeeld van de wisselwerking tussen theorie en praktijk was de bijeenkomst met het thema gemeentelijke procedures. De secretaris van de welstandscommissie van Den Haag gaf een lezing omtrent de welstandsprocedures in de gemeente Den Haag. Zo kwam ook het principe van het ‘beginselplan’ aan bod. Dit principe geeft de architect de mogelijkheid om in een vroeg stadium

de welstandscommissie in te lichten over het in te dienen ontwerp. Voordeel is dat je niet eerst een uitgebreide bouwaanvraag doet om deze na een negatief advies weer compleet over te doen. Zo wordt veel tijd en geld bespaard.

In diezelfde periode was het ontwerp voor Europol gereed om zo’n beginselplanaanvraag te doen. Samen met mijn mentor ben ik tweemaal naar de Haagse welstandscommissie geweest. De eerste maal werd het ontwerp afgekeurd. Een van de problemen was het ontwerp van de terreinafscheiding. Deze was nog in ontwikkeling terwijl de welstandscommissie de uitstraling hiervan erg belangrijk vond, vooral bij de gedachte aan de Amerikaanse Ambassade op het Lange Voorhout! Het schijnt echter ook zo te zijn dat een gebouw van deze schaal haast nooit de eerste maal door de welstand komt. Daarvoor is het project te belangrijk en geeft het te veel aanleiding voor discussie. Later werd het plan onder voorwaarden goedgekeurd; de terreinafscheiding behoefde nader onderzoek om in het vervolgtraject als op zichzelf staand ontwerp opnieuw door de welstand beoordeeld te worden.

De Experimentbijeenkomst en de lezing kwamen dus precies op het goede moment. Zo kreeg ik direct informatie van een welstandslid over de procedures en verschafte het boekje Praktijk pocket Welstand Den Haag inzicht in de specifi eke Haagse context. Deze kennis is zeer nuttig gebleken voor de presentatie en de beargumentering van het ontwerp.

114 115Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:09. Achter de schermenJoost BrandsBeginselplan

GeldGeld / Regels / MaatschappijMaatschappij / TechniekTechniek

Beeld:Hugo Stevens

114dienen ontwerp. Voordeel is dat je niet eerst een Auteur:

Joost Brands

In diezelfde periode was het ontwerp voor Europol

het bureau Quist Wintermans Architekten bood Haagse welstandscommissie geweest.

te werken. Na een goede samenwerking met mijn terreinafscheiding. Deze was nog in ontwikkeling

werd de rode draad voor mijn persoonlijk experiment van deze schaal haast nooit de eerste maal door de

praktijk te brengen. werd het plan onder voorwaarden goedgekeurd; de

van adviseurs, het ontwerpen en uitwerken van het plan De Experimentbijeenkomst en de lezing kwamen

Een ander voorbeeld van de wisselwerking tussen procedures en verschafte het boekje Praktijk pocket

gemeente Den Haag. Zo kwam ook het principe van

115Hugo Stevens

Page 59: publicatie Experiment

Jaren van studie zijn er aan voorafgegaan, prachtige concepten en ontwerpen gepresenteerd, voor de jonge architect zich begeeft op de arbeidsmarkt. Hij komt te werken binnen een bureaustructuur die typerend is voor een ontwerpende discipline als de onze. Er wordt veel gesproken over de verschillende organisatiemodellen: ‘klassiek puntig’, ‘Scandinavisch plat’ of ‘Atelier’. Ach, het zijn louter legitimaties voor iets wat de bureaus hadden willen zijn. In de praktijk is het eigenlijk vrij eenvoudig: de naamgever van het bureau is directeur, die bepaalt wat er gebeurt en zo moet het ook zijn. Daaronder prachtig klinkende termen als projectleider, projectcoördinator, projectarchitect, ontwerper, bouwkundige, bureau-ondersteuning en stagiair.

Kenmerkend voor het nu en vandaag, laat ik zeggen ‘prijspeil heden’, is de verschraling van ons vak. De architect is allang niet meer de bouwmeester van weleer. Wat met zich meebrengt dat ook de taakomschrijving van de jonge architect hiermee versmalt. Specialisatie doet helaas ook hier zijn intrede. De jonge architecten raken gefrustreerd, ze leren niets nieuws meer en krijgen de voor een ambitieus mens zo nodige uitdagingen niet op het bureau. Ze zoeken het dan elders, nemen genoegen met een schraal inkomen zolang ze maar de mogelijkheid hebben te groeien. Het is niet voor niets dat de wereld van de architectuur een onnodig grote hoeveelheid eenmansbedrijven kent.

De geëxperimenteerden kregen echter een unieke kans: binnen de ons bekende bureaustructuren werd het aloude leermeester-gezelsysteem weer ingevoerd. De mentor nam de jonge architect onder zijn of haar hoede en begeleidde deze in alle processen. Net zoals Le Corbusier dat ondergaan had bij Charles l’Eplattenier en Lúcio Costa dat was voor Oscar Niemeyer. Het is leerzaam en inspirerend voor beiden. De mentor is door de wol geverfd, kent de fi jne kneepjes en brengt deze als het goed is over aan zijn leerling. De geëxperimenteerden worden in twee jaar begeleid tot een zo volwaardig architect als mogelijk. Ze ‘lopen’ geen ‘stage’, maar maakten juist deel uit van het gehele proces.

Het is van groot belang dat het systeem van leermeester en gezel wordt gekoesterd. Geef ons nog enkele jaren, de architecten van naam en faam zitten dan op hun Zuid-Franse terrassen, en hier, hier zijn slechts nog architecten opgeleid tot esthetisch adviseur. Het Experiment schept de kans juist tegen deze verschraling in te gaan. Nieuwe jonge architecten die breed worden opgeleid, breed van kennis en kunde.

116 117Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:09. Achter de schermenHugo StevensNaar een hernieuwde structuur

Geld / Regels / Maatschappij / Techniek

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:09. Achter de schermenJeroen LangeDe koers van een jong bureau

Geld / Regels / Maatschappij / Techniek

Als je vanuit je studie een eigen bureau start, zoals wij deden, is er op je stage na geen enkele referentie met ‘hoe het hoort’. Bijna iedere bijeenkomst was voor ons een inspiratie voor nieuwe ideeën en andere manieren om naar ons eigen bureau te kijken.

De bijeenkomst offi ce- en designmanagement was bijvoorbeeld van groot belang voor ons. Op dat moment hadden we een redelijk gespannen tijd achter ons, aangezien er net twee van de vijf man uit het bureau waren gestapt. Het positieve van deze scheiding was dat de overgebleven drie, Maarten, Bas en ik, op één lijn zaten en bereid waren er volledig voor te gaan.

De opgave van de bijeenkomst was een idee over de ideale organisatie van je eigen bureau te schetsen, waarin je ook moest ingaan op de maatschappelijke positie van het bureau en het soort bureau dat je voor ogen had. Tijdens het bespreken van de inzendingen kwam naar voren dat er tussen de bureauvisie van Bas en die van mij nog wel enig verschil zat. Hoewel wij dachten op één lijn te zitten viel er nog veel te bespreken over de weg die we uiteindelijk moesten gaan. Deze bijeenkomst heeft ervoor gezorgd dat we nu regelmatig met elkaar om de tafel te zitten en kijken of we het met zijn drieën nog wel eens zijn. De vragen die tijdens de bijeen-komsten werden gesteld, stellen wij ons nog steeds regelmatig. Wat voor bureau zijn wij? Waar ligt het aandachtspunt? Een goede service, betrouwbaarheid, effi ciëntie of juist creativiteit?

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:09. Achter de schermenChristina KaiserKans

Geld / Regels / Maatschappij / Techniek

Nederland is een land met kansen voor de jongeren. Het lijkt in ieder geval zo als je met maar twee jaar concrete ervaring in de architectenwereld ineens, samen met een ervaren collega, aan het hoofd van een team mag staan. Dat verwacht een Deen als ik niet.

De taken op deze positie hebben zowel betrekking op project- als teamleiding: bijvoorbeeld de planning van de inzet van mensen op verschillende projecten, de bewaking van budgetten, de poging een goede sfeer tussen de teamleden te creëren en hen te enthousiasmeren. Dit dient allemaal te gebeuren om het uiteindelijke doel te bereiken: goede architectuur. Door al deze taken blijft er minder tijd over om te ontwerpen. Dit zijn allemaal aspecten van het architectenvak die niet tussen de lessen op de universiteit zaten.

Het is als jonge architect alleen mogelijk de verschil-lende kanten van het vak te leren door vragen te stellen, veel vragen. Er is veel kennis in een groot bureau en het is goud waard de ervaren collega’s op te zoeken en hun mening over een probleem te horen, van het analyseren van een budget tot het uitpluizen van een detail in een project.

Het is erg interessant om op bureauniveau achter de coulissen te mogen kijken en de vele aspecten van een bureau te leren kennen. Het is spannend te ontdekken op wat voor manier en in welke mate aan-gestuurd moet worden om een goede koers voor het bureau aan te houden. Kleine onregelmatigheden kunnen grote betekenis hebben voor de omzet als er niet direct actie wordt ondernomen.

Bureaus kunnen de jonge architect de kans geven om ze mee te laten kijken bij de keuzes die gemaakt worden binnen de organisatie van het bureau, zodat ze bijvoorbeeld een idee krijgen met welke middelen men de meeste opdrachten krijgt en of de samenstelling van medewerkers binnen het bureau goed op elkaar afgestemd is. De jonge architect begrijpt op deze manier beter waarom bepaalde keuzes gemaakt worden. Zij komen zo beter beslagen ten ijs en hun ideeën hebben een steviger basis.

Het werken bij een groot architectenbureau als jonge architect is een lopend leerproces en het is ongelofelijk spannend.

In de afgelopen twee jaar konden we steeds beter een antwoord geven op deze vragen. Bij de laatste bijeenkomst waarin gevraagd werd de identiteit van je eigen bureau te benoemen aan de hand van kernpunten zaten we behoorlijk op één lijn. Het continu spiegelen van je eigen bureau aan anderen heeft ons daarin zeker verder geholpen.

116leermeester en gezel wordt gekoesterd. Geef ons Auteur:

Hugo Stevens

tegen deze verschraling in te gaan. Nieuwe jonge

concepten en ontwerpen gepresenteerd, voor de

typerend is voor een ontwerpende discipline als de

is het eigenlijk vrij eenvoudig: de naamgever van het Jeroen Lange

termen als projectleider, projectcoördinator, Geld / Regels / Maatschappij / Techniek

‘prijspeil heden’, is de verschraling van ons vak. andere manieren om naar ons eigen bureau te kijken.

taakomschrijving van de jonge architect hiermee bijvoorbeeld van groot belang voor ons. Op dat

bureau. Ze zoeken het dan elders, nemen genoegen Bas en ik, op één lijn zaten en bereid waren er

dat de wereld van de architectuur een onnodig grote De opgave van de bijeenkomst was een idee over de

De geëxperimenteerden kregen echter een unieke positie van het bureau en het soort bureau dat je

processen. Net zoals Le Corbusier dat ondergaan viel er nog veel te bespreken over de weg die we

voor beiden. De mentor is door de wol geverfd, kent de tafel te zitten en kijken of we het met zijn drieën

deel uit van het gehele proces. effi ciëntie of juist creativiteit?

117worden binnen de organisatie van het bureau, een antwoord geven op deze vragen. Bij de laatste

begrijpt op deze manier beter waarom bepaalde anderen heeft ons daarin zeker verder geholpen.

basis.

Auteur: jonge architect is een lopend leerproces en het is

Het lijkt in ieder geval zo als je met maar twee jaar

van de inzet van mensen op verschillende projecten,

Door al deze taken blijft er minder tijd over om

universiteit zaten.

lende kanten van het vak te leren door vragen te

uitpluizen van een detail in een project.

de coulissen te mogen kijken en de vele aspecten

kunnen grote betekenis hebben voor de omzet als er

Page 60: publicatie Experiment

118 119Beeld:Hugo Stevens

118Hugo Stevens

119

Page 61: publicatie Experiment

121Hoofdstuk:

10. ONDER ONS

Page 62: publicatie Experiment

Men zegt wel eens dat je door zeven contacten de hele wereld kent. Een machtig idee, temeer omdat je hiermee ook over alle kennis ter wereld beschikt. Geen onaardige gedachte voor een jonge architect die kennis en ervaring vaak nog ontbeert. Door een netwerk van contacten valt heel wat te leren. Dit bleek uiteindelijk ook een onverwacht succes in het Experiment.

Voor het realiseren van architectuur moet je van veel markten thuis zijn. Het bouwproces is complex, met een veelheid aan partijen en informatiestromen. Ieder heeft zijn specialisme, met versnippering van verantwoordelijkheden tot gevolg. Voor een goed gebouw is het echter zaak dat alles op een goede manier wordt samengebracht. Hoe houd je als jonge architect hierin het hoofd boven water? Het antwoord is simpel: door je te bedienen van de kennis en ervaring van anderen. Hiermee is de netwerkgedachte geboren.

Netwerken is in de eerste plaats gericht op het leggen van contacten. Met deze contacten valt veel meer te doen dan het uitwisselen van visitekaartjes. Contacten staan ook voor een collectief van kennis en ervaring. Dit collectief kan inzicht geven in de complexiteit en informatiestromen en kennis genereren. Bovendien is het persoonlijk gericht en zal het direct op de vraag reageren, waardoor spam vermeden kan worden. Door slim met je netwerk om te gaan, hoeft specialisme geen gevaar meer te zijn. Het mes snijdt aan twee kanten: door je specialisme word je voor het netwerk onmisbaar, en door het bundelen van kennis kan een groot deel van het bouwproces worden bestreken. Voorwaarde hiervoor is communicatie, en daarin schuilt de sleutel voor jonge architecten: je leerpraktijk begint pas met een open opstelling en veel vragen. Ook strategisch kan een netwerk veel betekenen: men kan beschikken over andermans netwerk en heeft hierbinnen direct een referentie, waardoor mensen eerder geneigd zijn tot samenwerken. Juist in het bouwproces is dit van essentieel belang, omdat het succes van de synthese afhankelijk is. Door de persoonlijke referentie ontstaat op den duur een band, die draagvlak kan geven bij het doorvoeren van ideeën.

Kortom: je positie wordt erdoor versterkt. Dit komt goed van pas in een tijd waarin architectuur voortdurend verdedigd moet worden, en architecten zich moeten beperken tot ‘esthetisch adviseur’.

Niet alleen binnen de architectenpraktijk kan netwerken van betekenis zijn. Juist in het leerproces is veel voor netwerken te zeggen, als persoonlijke kennis en informatiebron, maar ook om aan het geleerde richting te geven. Een van de eerste stappen binnen het Experiment was het toewijzen van de mentor aan de jonge architecten, waarmee deze binnen het netwerk van hun mentor kwamen te staan. Dit werd aangevuld door de betrokkenheid van vakspecialisten in het gemeenschappelijke programma, waarmee ook hun netwerk toegankelijk werd gemaakt. Deze twee netwerken functioneerden als referentiekader voor de jonge architecten. De deelnemers, geconfronteerd met elkaars ervaringen, gingen echter al snel een eigen netwerk vormen. In eerste instantie relativeerde het netwerk de eigen ervaringen, maar al snel bleek het ook een middel om je inzicht te verdiepen: want alhoewel de problematiek hetzelfde was, was ieders proeftuin anders, met andere strategieën tot gevolg. De uitwisseling van de ervaringen op de verschillende bureaus, verscherpt met de kennis van de vakspecialisten, bleek een succesformule te zijn. Door het programma interactief te maken werd dit verder versterkt. Dit laat zien dat netwerken en architectenopleiding een succesvolle combinatie kunnen zijn.

Netwerken lijkt dus het toverwoord, maar wordt in ons vak nog altijd als not done ervaren: een goed project moet voor zichzelf spreken. Maar wat maakt een goed project? In mijn ogen is dat een project dat maatschappelijk betekenis geeft, en verder gaat dan de ambitie van de opdrachtgever. Om maatschappelijke vragen op te pikken, zal je ermee in contact moeten staan. Bovendien is er niet een klaar antwoord: de maatschappij is verdeeld in een veelheid aan waarheden, waarbinnen elk zijn eigen waarheid zal moeten vinden, aldus de socioloog Richard Sennett. Juist door je met anderen te spiegelen, kan binnen een netwerk dit eigen antwoord worden gevonden. Hiermee krijg het netwerk misschien wel zijn grootste waarde: een wereld waarbinnen je in een veelheid aan kennis, meningen en ervaringen je eigen waarheid kan vinden.

HOOFDSTUK:AUTEUR(S):BIJDRAGE:10. ONDER ONSJANNEKE VAN BERGENDE KUNST VAN HET NETWERKEN

122 123

Page 63: publicatie Experiment

Als jong zelfstandig architectenbureau hebben wij de afgelopen twee jaar een compleet andere werkverhouding met onze mentor gehad. Het was voor ons onmogelijk in dit project te stappen zoals omschreven stond in de algemene voorwaarden. Het werken op een ander bureau en voortdurend meekijken met een mentor was geen optie en dus werd er gekozen voor een andere insteek, waarbij er meer nadruk op de ontwikkeling van het eigen bureau zou liggen. Eigenlijk een experiment binnen het Experiment. Het was verder aan ons hoe deze ‘status aparte’ in te vullen.

Het resultaat van twee jaar intensief contact tussen mentor en leerling(en) uit zich het beste in de professionele groei van het bureau, waarbij de nadruk meer ligt op de kwaliteit dan op kwantiteit. Bedrijfsvoering en aanpak van projecten zijn compleet veranderd. Door twee jaar lang het jonge bureau voordurend te spiegelen aan het ervaren bureau van de mentor, is ons bureau in zeer korte tijd completer geworden. Alle denkbare onderwerpen zijn in die periode de revue gepasseerd en toegepast. Zowel de behandelde thema’s van de Experiment-bijeenkomsten als onderwerpen uit de eigen praktijk. Groot verschil met collega-deelnemers was dat al het geleerde voor ons van ‘levensbelang’ was. Je bent privé afhankelijk van je eigen zaak en dat geeft extra motivatie.

Gemiddeld één keer per maand werden verschillende onderwerpen behandeld. Uiteenlopend van registratie- en archiveringsmethoden tot presentatietechnieken en ontwerpbudgettering; afwisselend op het bureau van de mentor, of bij Tect. Antwoorden werden echter nooit op een presenteerblaadje gegeven. Er werd een richting aangegeven en vervolgens ging je nog drie keer op je gezicht alvorens je de juiste uitkomst op zak had. Dat zogenaamd ‘laten zwemmen’ heeft een meer dan positieve uitwerking gehad op onze eigen ontwikkeling en die van het bureau. Van vallen en opstaan leer je, en als er iets centraal stond bij het Experiment, was dat het wel.

Eigenlijk zijn wij de afgelopen twee jaar meer ‘gecoacht’ dan ‘gedoceerd’; door een mentor

SOORTGENOTENHet is erg prettig om opgedane werkervaringen te kunnen delen met soortgenoten, zodat inzicht ontstaat over je ontwikkeling als architect. De dialoog tussen de deelnemers is zeker nodig en gewenst Deze dialoog is anders dan die tussen je mentor of collegae. Er komt namelijk zo veel op je af in de praktijk dat het erg prettig is met externen hierover van gedachten te wisselen en te zien hoe iemand anders in dezelfde situatie met bepaalde zaken in de praktijk omgaat. De factor ‘leren van elkaar’ is dan ook een belangrijk punt in het Experiment. Door de deelname op eigen initiatief is dit contact spontaan en vanzelfsprekend.

INFORMELE ACTIVITEITENDit spontane contact en de behoefte om van elkaar te leren uitte zich in een aantal informele activiteiten. Zo is er op bijna elk bureau een informele avond geweest in de vorm van een presentatie ter plekke, een borrel of zelfs een barbecue. Deze blik in ander-mans keuken geeft een uitermate leerzame kijk op de verschillende werksituaties, en zo is het mogelijk je eigen situatie te spiegelen aan die van andren. Een ander voorbeeld van zo’n activiteit is de fi etsexcursie door Amersfoort en een excursie naar het Ruhrgebiet. Hierbij werd de nodige architectuur bekeken, zoals enkele lopende projecten van deelne-mende bureaus. Bij het bezoek aan deze projecten werd er soms een erg leerzame toelichting gegeven door bijvoorbeeld de bureaus Atelier PRO en ELV. In het Ruhrgebied werden rondleidingen verzorgd door het daar aanwezige industriële erfgoed. Hierdoor werd aan de excursies de nodige architec-

tonische lading gegeven, en tevens was er volop kans om elkaar ook informeel beter te leren kennen.

ONDER ONSDe informele kant van het Experiment is belangrijk. Het leren netwerken, maar vooral het ‘leren van elkaar’ geeft nog meer diepgang aan deelname aan het Experiment. Dat dit op eigen initiatief gebeurt, maakt de groep alleen maar gemotiveerder. Hierdoor zijn uiteindelijk de eigen initiatieven voor de informele activiteiten ontstaan. In de praktijk is leren netwerken van groot belang in de werksituatie. Je leert dat gesprekken over het vak niet altijd serieus hoeven te zijn. Het netwerken is zelfs bij voorkeur een erg informele bezigheid, maar daarom niet minder belangrijk. Door deze kennis toe te passen in de praktijk van het architectenbureau worden de contacten losser en informeler.

die altijd langs de zijlijn heldere aanwijzingen en strategieën gaf, maar de spelers de vrijheid heeft gegeven deze zelf verder in te vullen om zo een eigen signatuur te ontwikkelen. Er is bij de onderlinge relatie dan ook nooit het gevoel geweest ‘onder’ een mentor te vallen. Onze mentor hebben wij altijd als één van ons gezien, een vriend-collega, en misschien is dat wel de grootste bijzonderheid die deze samenwerking kenmerkt.

124 125Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:10. Onder onsLuc SidlerTeamcoach

Geld / Regels / Maatschappij / Techniek

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:10. Onder onsBart Cilissen Leren van een ander

Geld / Regels / Maatschappij / Techniek

124en strategieën gaf, maar de spelers de vrijheid Auteur:

Luc Sidler

wij altijd als één van ons gezien, een vriend-collega,

wij de afgelopen twee jaar een compleet andere

omschreven stond in de algemene voorwaarden.

bureau zou liggen. Eigenlijk een experiment binnen Bart Cilissen

Geld / Regels / Maatschappij / Techniek

Bedrijfsvoering en aanpak van projecten zijn tussen de deelnemers is zeker nodig en gewenst

bureau van de mentor, is ons bureau in zeer korte praktijk dat het erg prettig is met externen hierover

Groot verschil met collega-deelnemers was dat al deelname op eigen initiatief is dit contact spontaan

extra motivatie. INFORMELE ACTIVITEITEN

verschillende onderwerpen behandeld. Uiteenlopend Zo is er op bijna elk bureau een informele avond

presenteerblaadje gegeven. Er werd een richting je eigen situatie te spiegelen aan die van andren.

had. Dat zogenaamd ‘laten zwemmen’ heeft een het Ruhrgebiet. Hierbij werd de nodige architectuur

In het Ruhrgebied werden rondleidingen verzorgd

125kans om elkaar ook informeel beter te leren kennen.

elkaar’ geeft nog meer diepgang aan deelname

Hierdoor zijn uiteindelijk de eigen initiatieven voor de

Je leert dat gesprekken over het vak niet altijd

worden de contacten losser en informeler.

Page 64: publicatie Experiment

126Beeld:Workshop Positionering van Bureaus en Publiciteit, Amsterdam

127126Workshop Positionering van Bureaus

127

Page 65: publicatie Experiment

129Hoofdstuk:

11. GRENZEN VERLEGGEN

Page 66: publicatie Experiment

Het schijnt dat al decennialang overal ter wereld hetzelfde evenredige verband bestaat tussen mobiliteit en inkomen: een kilometer per dollar. Zeg hoeveel je per jaar reist en iedereen kan afl eiden wat je verdient. Of dat gemiddelde nog altijd helemaal opgaat weet ik niet zo zeker. Ik vermoed in elk geval dat voor de jongste generatie architecten de mobiliteit ruim boven de kilometer per dollar inkomen uitkomt.

De jongste architectengeneratie is altijd gewend geweest om zich te laten vervoeren. Als kinderen vormden zij de achterbankgeneratie, met voor in de auto hun bezorgde ouders die hen niet wilden blootstellen aan de gevaren van de straat. Als studenten kregen ze ongevraagd de OV-jaarkaart en ontdekten ze al dan niet tegen hun zin de gemakken van trein, bus, tram en metro. En tegenwoordig bieden budgetluchtvaartmaatschappijen hun de mogelijkheid om hun actieradius nog verder uit te breiden tegen duizelingwekkend lage prijzen – luchthavenbelasting en brandstoftoeslagen niet meegerekend.

De mobiliteit van de jongste generatie is niet alleen aangemoedigd door de beschikbaarheid en betaalbaarheid van transportmiddelen,maar ook door de Europese Erasmusprogramma’s die studenten internationale uitwisselingen in de schoot is gaan werpen. Met de invoering van het bachelors-masterssysteem zal dezeinternationale uitwisseling, die nu al zo’n grote vlucht heeft genomen, alleen maar toenemen. Hoewel iedereen vandaag de dag de hele wereld lijkt af te reizen, speelt de mobiliteit van de meeste Europeanen zich voornamelijk af in Europa. Ondanks de goudkoorts in China, en ondanks de verlokkingen die de acade-mische wereld in de VS biedt. De actieradius van de meeste jonge architecten beslaat voornamelijk Europa. Behalve de relatieve nabijheid spelen het vrije verkeer van personen, goederen en diensten en de euro daarin zeker in rol. Voeg daar de alomtegen-woordigheid van communicatiemiddelen aan toe en een parafrase op het oude liedje van Marvin Gaye ‘Wherever I lay my hat that’s my home’ ligt voor de hand. Voor de jongere generaties geldt: ‘Wherever I lay my mobile phone, that’s my home’. En dat ‘wherever’ is meestal een plek in Europa.

De uitkomst van deze groei aan Europese mobiliteit is een eerste generatie werkelijke Europeanen, niet uit ideologische overtuigin-gen, maar gewoon, heel pragmatisch omdat de gelegenheid zich voordoet om grensoverschrijdend, Europees te leven, te werken en samen te werken. De vanzelfsprekendheid van deze Europese habitus wordt met de dag groter (wat ik werkelijk meen maar als hoofdredacteur van het tijdschrift A10 new European architec-ture ook om promotionele redenen graag benadruk).

Dat het beweeglijke, Europese bestaan leerzaam, dynamisch, inspirerend en verrijkend kan zijn, en ruimschoots kan opwegen tegen de vermoeienissen die al het reizen met zich meebrengt, staat buiten kijf. De vraag is of de architectuur ook door deze overwegend Europese internationalisering wordt beïnvloed, veranderd en verbeterd. Voor een antwoord daarop is het nog te vroeg. Dat zal de productie van de jongste generatie Europese architecten hopelijk uitwijzen.

HOOFDSTUK:AUTEUR:BIJDRAGE:11. GRENZEN VERLEGGENHANS IBELINGSIN BEWEGING

130 131

Page 67: publicatie Experiment

DE VERWACHTING. De faam van de Nederlandse architectuur in het buitenland wordt sterk bepaald door woningbouwprojecten. Op de universiteit in Barcelona worden deze uitgebreid behandeld, met name de stedenbouwkundige aspecten hiervan. Voeg daarbij het algemene ‘klein en vrij’ imago van ‘Holland’ in het buitenland en u begrijpt de verwachting waarmee een Catalaanse architect naar Nederland afreist.

DE REALITEITHet enige wat men voor een reis naar een onbekend land weet, is dat het anders zal zijn dan dat men zich het had voorgesteld. Van kleinheid bleek in de Nederlandse architectuur geen sprake. Alles is groot: het bureau, de projecten, maar vooral de manier van denken. Projecten maken vaak deel uit van een masterplan, waarbij meerdere architectenbureaus en projectontwikkelaars betrokken zijn. Alles wordt met iedereen afgestemd. Deze aanpak resulteert in wijken waarin alles klopt. Er ontstaat een evenwichtige architectuur, zonder verrassingen. Voor een architect is het een uitdaging om hier spanning en emotie in te brengen, zonder dit evenwicht te verstoren.

Vrijheid lijkt in eerste instantie ver te zoeken. Het bureau is een goed georganiseerde ‘architectuurfabriek,’ in de goede zin van het woord. Alles is goed geregeld en gepland, maar er zijn ook veel regels. Alles wordt tot in detail op tekening gezet. Wijzigingen worden eerst op tekening en dan pas op de bouwplaats doorgevoerd. Geen improvisatie. Al in een vroeg stadium wordt gewerkt met een grote hoeveelheid normen en regelgeving. Al met al richt het werk van de architect in Nederland zich duidelijk op kwaliteit en in veel mindere mate op creativiteit. Het is daarom verbazingwekkend dat dit wel creatieve projecten oplevert. Waarschijnlijk zorgen de organisatie en planning ervoor dat de architect voldoende tijd heeft om de ontwerpruimte goed te gebruiken. Daarnaast is het maximaal benutten van deze beperkte ontwerpruimte een kwaliteit die architecten in Nederland zichzelf zeer goed eigen hebben gemaakt.

In het buitenland waardeert men de Nederlandse architectuur omdat deze experimenteel is en grenzen probeert te verleggen door eigenaardige oplossingen te zoeken voor specifi eke uitdagingen van deze tijd. In heel Nederland werken talloze buitenlandse architecten die een bijdrage proberen te leveren aan de ontwikkeling van de bouwkunst. Deze architecten zijn meestal te vinden in maquettekamers, tekenen vaak op een schetsrol en worstelen graag met verschillende driedimensionale computerprogramma’s die hun ideeën op een nauwkeurige en indrukwekkende wijze kunnen weergeven.

Hoewel jonge Nederlandse architecten dit ook vaak doen, ruilen ze vrij snel ‘Autocad’ en ‘3Dstudio’ in voor ‘Word’ en ‘Excel’, en zijn langer weg voor externe vergaderingen dan ze aanwezig zijn in de maquettekamer. De praktijk heeft me geleerd waarom de Nederlandse architect zo snel zijn tekentafel verlaat.

Ik vind het opvallend dat de rol van de architect in de maatschappij zo’n groot item werd tijdens deze opleiding. Er blijkt een dwang te zijn naar het controleren van het hele bouwproces, terwijl men in de praktijk graag afstand doet van de bezigheid die een architect kenmerkt: vormgeven.

Natuurlijk zijn vaardigheden als goed kunnen onderhandelen, communiceren en presenteren belangrijk in het uitoefenen van dit beroep. Net als bij diverse andere beroepen zijn ethiek, normen en waarden van groot belang in de architectuurwereld. Wat een architect derhalve onderscheidt van de andere deelnemers aan het bouwproces is dat hij als geen ander in staat is om vorm – een bijzondere vorm – te geven aan een probleem, dat door middel

Grenzen verleggen betekent anders leren werken en denken. In Nederland betekent dit verrassend genoeg groot denken. De kunst is om je eigen identiteit te bewaren. Alleen dan heeft grenzen verleggen meerwaarde.

133132Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:11. Grenzen verleggenMiriam Castelló FranceschNederland is klein, denk groot

GeldGeld / RegelsRegels / Maatschappij / TechniekTechniek

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:11. Grenzen verleggenJose AlbuquerqueDromen verwezenlijken

GeldGeld / RegelsRegels / Maatschappij / TechniekTechniek

Beeld:Jose Albuquerqu

Beeld:Schetsen Miriam Castelló Francesch

132en denken. In Nederland betekent dit verrassend Auteur:

Miriam Castelló Francesch

De faam van de Nederlandse architectuur Hoofdstuk:

Barcelona worden deze uitgebreid behandeld, met 11. Grenzen verleggen

Nederland afreist. In het buitenland waardeert men de Nederlandse

Het enige wat men voor een reis naar een onbekend oplossingen te zoeken voor specifi eke uitdagingen

van denken. Projecten maken vaak deel uit van een maquettekamers, tekenen vaak op een schetsrol en

met iedereen afgestemd. Deze aanpak resulteert nauwkeurige en indrukwekkende wijze kunnen

in voor ‘Word’ en ‘Excel’, en zijn langer weg voor

Het bureau is een goed georganiseerde waarom de Nederlandse architect zo snel zijn

veel regels. Alles wordt tot in detail op tekening Ik vind het opvallend dat de rol van de architect

Al met al richt het werk van de architect in Nederland een architect kenmerkt: vormgeven.

dit wel creatieve projecten oplevert. Waarschijnlijk onderhandelen, communiceren en presenteren

kwaliteit die architecten in Nederland zichzelf zeer andere deelnemers aan het bouwproces is dat hij

133Jose Albuquerqu

Miriam Castelló Francesch

Page 68: publicatie Experiment

135134

van woorden en getallen (programma van eisen, bouwbesluit) wordt voorgelegd. Een aantal taken uit handen geven zou daarom, naar mijn mening, de maatschappelijke positie van de architect geen kwaad doen, maar juist versterken.Want wat heeft men eraan, als er dromen kunnen worden verwezenlijkt, maar er geen tijd is om te dromen?

Een van de eerste projecten waar ik binnen mijn bureau aan werkte, was een meervoudige opdracht voor een laboratoriumgebouw in Bazel. Volgens mijn mentor was er was maar één vereiste als ik het project wilde doen: ik moest de eerstvolgende week naar Bazel willen vliegen om bij de introductie aldaar te zijn. Meteen wist ik weer waarom ik altijd graag op een groot bureau wilde werken.

Dit project was direct een eerste ervaring met het feit dat werken als architect niet neerkomt op enkel ontwerpen zoals je tijdens je studie gewend was. In de praktijk komt architect zijn veel meer neer op bezig zijn met een proces van organiseren, plannen en structureren, en daarnaast nog eens een overall visie op het ontwerp houden.

De meeste adviseurs waar mijn bureau normaal gesproken mee samenwerkt konden we niet vragen voor deze opdracht aangezien specialistische kennis vereist was en ook lokale adviseurs ingezet moesten worden. In dit geval betekende dat: laboratoriumadviseurs uit Ierland en Engeland, een constructeur en een kostencalculator uit Nederland en tevens één uit Zwitserland om de bedragen nog eens naar Zwitsers prijsniveau om te rekenen. Een producent van laboratoriuminventaris uit Denemarken en een plaatselijke adviseur op het gebied van regelgeving uit Zwitserland. Met al deze mensen moest contact worden onderhouden en moesten zaken op elkaar worden afgestemd.

Het verdiepen in buitenlandse regelgeving (of zoeken naar adviseurs in dat land die het voor je kunnen doen) was goed voor mijn talenkennis, maar kostte een hoop extra tijd en is ook zeker iets om rekening mee te houden bij een opdracht waarvan het tijdsbestek erg kort is.

Het eigenlijke ontwerpen deed ik, wanneer ik er aan toekwam, samen met een Oostenrijkse en een Portugese architect. Direct bleek dat niet alleen de manier van ontwerpen, maar ook de meeste andere dingen die je tijdens je studie voor vanzelfsprekend hebt aangenomen voor iedereen verschillend waren. ‘Als we in de presentatie alle plattegronden onder elkaar zetten, tekenen we dan de begane grond bovenaan en de verdiepingen daaronder of juist precies andersom?’

In een internationale omgeving werken vraagt om een heldere organisatie van het proces en vooral een heel goede communicatie met alle partijen. Het kost een hoop extra energie, maar biedt ook veel inzicht in manieren waarop mensen denken en verbeelden.

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:11. Grenzen verleggenKarin UittenbogaartUitwedstrijd

GeldGeld / RegelsRegels / Maatschappij / TechniekTechniek

Vervolg:Dromen verwezenlijken

Beelden:Karin Uittenbogaart

134naar adviseurs in dat land die het voor je kunnen Dromen verwezenlijken

de maatschappelijke positie van de architect geen

worden verwezenlijkt, maar er geen tijd is om te Portugese architect. Direct bleek dat niet alleen de

hebt aangenomen voor iedereen verschillend waren.

Bijdrage:

heel goede communicatie met alle partijen. Het kost Uitwedstrijd

voor een laboratoriumgebouw in Bazel. Volgens

naar Bazel willen vliegen om bij de introductie aldaar

feit dat werken als architect niet neerkomt op enkel

bezig zijn met een proces van organiseren, plannen

moesten worden. In dit geval betekende dat:

en tevens één uit Zwitserland om de bedragen

mensen moest contact worden onderhouden en

135Karin Uittenbogaart

Page 69: publicatie Experiment

137Hoofdstuk:

12. EER EN GEWETEN

Page 70: publicatie Experiment

De architect kan zich naar mijn idee niet veroorloven op te treden als een anonieme functionaris of doortastende bureaucraat in dienst van een opdrachtgever. Nu de voortsnellende groei van de gedereguleerde markt als oplossing voor alle maatschappelijke problemen wordt gezien, en het architectuuronderwijs maar mondjesmaat investeert in het opleiden van onafhankelijke architecten, is het gevaar levensgroot dat de architect zichzelf maar al te gemakkelijk wegcijfert en geheel opgaat in het beheersen van het complexe bouwproces. Wat ik wil bena-drukken is dat de architect als individu een publieke rol in de samenleving heeft die niet kan worden gereduceerd tot een anonieme vakman die als competent lid van het bouwteam netjes zijn werk doet. De essentie van architectuur is dat het midden in de samenleving staat, een boodschap, een visie, een houding, een fi losofi e of een opinie representeert, belichaamt en articuleert in relatie tot het publieke domein. Deze maatschappelijke dimensie van het vak architect – wat tegenwoordig de culturele dimensie wordt genoemd – vereist van de architect dat hij of zij een visie ontwikkelt op de samenleving die verder reikt dan wat de meeste opdrachtgevers als individu voor ogen staat. Ik heb het hier niet over de architect als ster, of architectuur als merk, maar over de verantwoordelijkheid van de architect een progressieve visie op het wonen en het leven in stad en landschap te ontwikkelen in relatie tot ‘de verstrooide stad’ vol ‘gated communities’, sterarchitectuur, binnensteden als musea, het landschap als themapark, verkeersopstoppingen en migratie.

Als de architect met zijn architectuur de wereld beter wil maken – ik ken geen architecten die de wereld slechter willen maken – kan de architect niet voorbij aan momenten van utopie. Dit betekent dat de architect zich kritisch moet verhouden tot het bestaande. Ofwel zonder visie op de toekomst is er geen sprake van architectuur. Zonder visie bouwen we goed gemaakte gebouwen conform de eisen van de status quo. Een visie krijgt vorm wanneer de architect de problemen en kwaliteiten van de huidige samenleving analyseert, een eigen architectuurtaal ontwikkelt, goed kan bouwen, en – om te voorkomen dat het wiel opnieuw wordt uitgevonden – over kennis beschikt van

wat er in de geschiedenis is ontwikkeld; hoe in bestaande gebouwen bepaalde visies gestalte hebben gekregen, waaraan ze beantwoorden en waarin ze faalden. De jonge generatie architecten kent alleen de nu-tijd, weet niets van architectuur-geschiedenis, is bang dat ze niet kunnen bouwen, en ziet visieloos zijn niet als een dilemma. Bouwen zullen ze wel leren, daar staat de praktijk garant voor, en misschien kunnen ze ook nog wel zorgen voor een spectaculaire verpakking, maar dat is natuurlijk nog geen architectuur.

In dit antivisieklimaat heeft het ‘Experiment beroepservaring jonge architecten’ het initiatief genomen om jonge architecten te vragen na te denken over de maatschappelijke rol van de architect. Wat opviel tijdens de eerste bijeenkomst op het Berlage Instituut was dat jonge architecten worden opgeslokt door de dagelijkse beslommeringen uit de praktijk. Van enige distantie ten opzichte van de markt of de opdrachtgever is geen sprake. De visie van de opdrachtgever is heilig. Men praat de opdrachtgever het liefst naar de mond. Wanneer maatschappelijke problemen aan de orde kwamen – die werden natuurlijk wel gesignaleerd – werd verwacht dat de overheid die oplost. Hoe je met esthetiek, ruimtelijke concepten, typologieën, stadsvormen, techniek, programmatische manipulatie, verschillende disciplines, en het in kaart brengen van nieuwe maatschappelijke fenomenen tot innovatieve oplossingen kan komen – die de markt en de opdrachtgever zelf nooit kunnen bedenken – werd niet gesproken. Tot onze verbazing bleef het succes van de Nederlandse architectuur – met een overdosis aan visies op de modernisering – onbesproken. Men kan de jonge architect of de praktijk niet de schuld geven visieloos te zijn. Het ligt eerder aan de vooropleiding van de jonge architect. De culturele, historische, esthetische en maatschappelijke betekenis die architectuur heeft, is in de afgelopen tien jaar in het architectuuronderwijs gemarginaliseerd. In het architectuuronderwijs heeft men zich de afgelopen tien jaar laten verleiden door instrumentele en operationele systemen die de markteconomie van ons verlangde, zonder te beseffen dat de culturele en maatschappelijke mentaliteit van de architect minstens zo belangrijk is voor economisch en cultureel kapitaal. Alleen op die momenten dat bouwen en architectuur met een visie samenkwamen, heeft de Nederlandse architectuur door de eeuwen heen in binnen- en buitenland laten zien wat haar maatschappelijke en culturele kwaliteit kan zijn. Is het niet de hoogste tijd dat opleidingen opnieuw aandacht gaan besteden aan architectuur en bouwen met een visie die verder reikt dan alleen marktconform bouwen?

HOOFDSTUK:AUTEUR:BIJDRAGE:12. EER EN GEWETENROEMER VAN TOORNZONDER VISIE GEEN ARCHITECTUUR

138 139

Page 71: publicatie Experiment

Opdrachtgevers zijn belangrijk. Zonder opdracht-gevers geen opdrachten, geen werk, geen geld, geen bestaan. En wie betaalt mag het zeggen… toch?

Veel discussies zijn gevoerd over de rol van opdrachtgevers. Moeten we naar ze luisteren, ze paaien, tegenspreken, ‘opvoeden’? En wie zijn ‘ze’ dan wel? Eigenaren, gebruikers, bewoners, omwonenden, wijzelf... Maken we onze ontwerpen niet voor onszelf, onze kinderen, voor mensen?

Veel mensen hebben een hoge pet op van architecten, denken dat wij ideeën hebben over hoe de wereld eruit moet zien. Ze veronderstellen dat architecten degene zijn die de ruimte indelen en de plannen maken. Als de architect het niet ontwerpt, wie dan wel? Het schoolhoofd? De ontwikkelaar? De minister?

Toch raar dat wij jonge architecten ons vak helemaal niet zo lijken te zien. Dat wij ons telkens afvragen hoe we het compromis kunnen vinden tussen de kosten, de baten, de schoonheid, en de wethouder (zonder daarbij onze baan te verliezen).

We hebben een mooi vak, maar onderschatten het enorm. Ik zal voor mezelf spreken. Voor mij voelt het soms meer als een hobby, een studie, een interessante wereld met creatieve mensen waar ik in rond mag snuffelen. Wat een voorrecht! De afgelopen twee jaar heb ik me te weinig gerealiseerd dat dit de realiteit is. Dat er nu naar ons geluisterd wordt. Naar onze mening. Onze voorstellen. Onze visie. En dat het gebouwd wordt!

Voordat we ons druk moeten maken over wat de opdrachtgever ergens van vindt moeten we ons afvragen wat wij, jonge architecten, eigenlijk willen.

141140

In de discussies over de maatschappelijke positie van de architect kwam vaak het karakter naar boven van de architect als iemand met een sterk ideolo-gische grondslag en een grote maatschappelijke betrokkenheid. Generatie op generatie architecten kwam met een maatschappelijk statement en had een visie op de wereld. Modernisten, socialisten, postmodernisten; allemaal hadden ze een duidelijk verhaal. Dus de vraag rees al snel: waar staan wij als nieuwe generatie jonge architecten eigenlijk voor?Onder het mom van een voorlopig Platform Jonge Architecten zochten wij hierop een antwoord. Er was binnen onze groep wel een duidelijk gevoel van maatschappelijke betrokkenheid aanwezig, maar het idee om met een statement of een visie naar buiten te treden leefde helemaal niet. We konden eigenlijk geen statement bedenken.

De opdrachtgevers die ons bureau benaderen be-ginnen daar ook nooit over. Ze willen een bijzondere vertaling van hun wensen in ruimte. Ze hebben het gevoel dat, in ons geval, een jonge geest met spannende nieuwe ideeën kan komen om vorm te geven aan hun programma. Waar wij voor staan als architect heeft nog nooit iemand ons gevraagd. Het ideologische aspect leeft klaarblijkelijk niet meer zo in deze maatschappij en wellicht daarom ook niet bij onze jonge generatie.

Al snel discussieerden we dan ook niet meer over ideologische aspecten, maar over hoe wij ons kon-den onderscheiden van de andere generaties en als groep naar buiten konden treden. Zonder duidelijk

We moeten ons uitspreken over zaken die er toe doen. Over het milieu, de naoorlogse woningvoorraad, de multiculturele samenleving, gated communities, lege weilanden, vliegtuigen in torens of over hoe we als mensen met elkaar en de wereld om moeten gaan.

De niksgeneratie aan het woord! De Salonarchitect op de bres! Want wie het weet mag het zeggen… toch?

statement kwam dit helaas niet van de grond. Het belang van een visie of een statement werd zo wel overduidelijk: je moet je als architect toch kunnen onderscheiden van andere concurrerende architec-ten, want waarom jij wel en zij niet?

In de praktijk komt het er nu op neer dat wij ons slechts onderscheiden, omdat we jong zijn, met alle kwaliteiten die daaraan worden toegedicht. Voorlopig is dit voldoende. Zodra we wat ouder zijn zullen we ons gerealiseerde werk beter onder de loep moeten nemen om te bepalen hoe wij ons op andere fronten kunnen onderscheiden van concurrerende architec-ten. Misschien dat dan blijkt dat er toch nog een ideologische grondslag te ontdekken valt.

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:12. Eer en gewetenSusan JanssenSalonarchitect op de bres!

GeldGeld / RegelsRegels / Maatschappij / TechniekTechniek

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:12. Eer en gewetenRolf van ValkenbrugDe jonge architect is... Jong!

GeldGeld / RegelsRegels / Maatschappij / TechniekTechniek

Inspirerend is voor mij het verhaal over John Portman die, na een aantal jaren werken als regulier architect, zich steeds meer bezig ging houden met zaken die buiten de standaardwerkzaamheden van een architect vallen. Hij is aannemer en zelfs opdrachtgever geworden en is zo uitgegroeid van ontwerpend architect tot een projectontwikkelaar die complete stukken stad ontwerpt, bouwt en fi nanciert.

Na een half jaar Experiment werd ik helaas ontslagen, omdat er te weinig werk was bij het architectenbureau waar ik werkte. Omdat het lastig was als beginnend architect werk te vinden en ik ervaring had als visualisator, ben ik mij naast freelance ontwerpwerk steeds meer op 3d-presentatie en visualisatie gaan richten. Door het zelfstandig werken, ben ik me bewust geworden van zaken als actieve acquisitie en het inspelen op toekomstige ontwikkelingen.

Ik realiseer me inmiddels hoe belangrijk contacten met de klant zijn, dat je constant vooruit moet denken om op tijd voldoende werk te hebben. Daarom probeer ik een acquisitiebeleid te voeren, op een aantal verschillende manieren probeer ik mogelijke klanten te interesseren: ik maak een website die inspeelt op de wensen en behoeftes van opdrachtgevers, vervolgens wil ik architectenbureaus

aanschrijven om hun mijn werk te mogen presenteren. Daarnaast zet ik een netwerk op van visualisatiefreelancers die mij in de toekomst kunnen assisteren bij nieuwe opdrachten.

Ik denk dat interactieve media, zoals game-achtige omgevingen waarin architecten en opdrachtgevers real-time door gebouwen heen kunnen lopen, een steeds grotere rol gaan spelen in de architectuur. Ik wil me de bijbehorende software eigen maken, en heb daarom onlangs twee opdrachten aangenomen die fi nancieel minder interessant waren, maar de mogelijkheid boden ervaring op te doen met interactiviteit, animatietechnieken en postproductie.

Soms vind ik het jammer dat ik steeds verder van het architectenwerk afdrijf. Graag had ik een klein aantal gebouwen willen ontwerpen en realiseren. Anderzijds denk ik dat ik de motivatie en de ambitie niet heb om eerst vijf jaar lang vele uren te besteden aan detailleren, bestekken schrijven en bouwdocumentatie en regelgeving doornemen.Gelukkig blijft, omdat ik voornamelijk voor architectenbureaus werk en veel van de werkzaamheden als visualisator vergelijkbaar zijn met die van een architect, een ontwerpende manier van denken in mijn huidige werk behouden.

Hoofdstuk:Auteur:Bijdrage:12. Eer en gewetenJelte BrouwerVan jonge architect tot ondernemer

Geld / Regels / Maatschappij / Techniek

140er toe doen. Over het milieu, de naoorlogse Auteur:

Susan Janssen

gevers geen opdrachten, geen werk, geen geld, geen Want wie het weet mag het zeggen… toch?

Veel discussies zijn gevoerd over de rol van

niet voor onszelf, onze kinderen, voor mensen? 12. Eer en geweten

architecten, denken dat wij ideeën hebben over hoe

minister? gische grondslag en een grote maatschappelijke

niet zo lijken te zien. Dat wij ons telkens afvragen een visie op de wereld. Modernisten, socialisten,

We hebben een mooi vak, maar onderschatten het Architecten zochten wij hierop een antwoord. Er

interessante wereld met creatieve mensen waar idee om met een statement of een visie naar buiten

dat dit de realiteit is. Dat er nu naar ons geluisterd

opdrachtgever ergens van vindt moeten we ons spannende nieuwe ideeën kan komen om vorm te

ideologische aspect leeft klaarblijkelijk niet meer zo

ideologische aspecten, maar over hoe wij ons kon-

141belang van een visie of een statement werd zo wel presenteren. Daarnaast zet ik een netwerk op van

In de praktijk komt het er nu op neer dat wij ons omgevingen waarin architecten en opdrachtgevers

is dit voldoende. Zodra we wat ouder zijn zullen we Ik wil me de bijbehorende software eigen maken, en

kunnen onderscheiden van concurrerende architec- de mogelijkheid boden ervaring op te doen met

aantal gebouwen willen ontwerpen en realiseren.

besteden aan detailleren, bestekken schrijven en Auteur:

met die van een architect, een ontwerpende manier

Portman die, na een aantal jaren werken als regulier

ontwerpend architect tot een projectontwikkelaar die

Na een half jaar Experiment werd ik helaas

lastig was als beginnend architect werk te vinden

van zaken als actieve acquisitie en het inspelen op

Ik realiseer me inmiddels hoe belangrijk contacten

mogelijke klanten te interesseren: ik maak een

Page 72: publicatie Experiment

142 143Beelden:Jelte Brouwer

Beelden:Workshop Positionering van Bureaus en Publiciteit, Amsterdam

142Jelte Brouwer

143Workshop Positionering van Bureaus

Page 73: publicatie Experiment

145HOOFDSTUK:

TERUGBLIK

Page 74: publicatie Experiment

146 147147

Page 75: publicatie Experiment

DELFT, 11 OKTOBER 2005

Wat was de aanleiding voor het Experiment?

Het waren een aantal redenen die samenkwamen. Het woord Experiment kwam in mij op, omdat sinds jaar en dag duidelijk was dat een afstuderend architect, ruimhartig en niet kortstondig, een stage moet doorlopen. Ik heb dit zelf ervaren, maar dit ook gezien bij vele stagiairs binnen mijn bureau. Het vak is pas na ja-ren in de praktijk te leren, maar het fundament wordt gelegd door het onderwijs. Een stage zou daar een onderdeel van moeten zijn. De discipline bestaat uit analyseren, refl ecteren en toepassen. Wanneer je uit deze driereeks er één zou wegnemen, klopt het niet meer. Ons werk is op veel manieren omschreven, denk aan ‘de kunsten’, ‘de architectuur’, ‘de spin in het web’. Ons vak is een dienend vak, niet zo autonoom als de kunsten. Ons vak gaat in op gebruikskwaliteiten en heeft dus alles te maken met prioriteiten stellen. Bovendien kun je deze discipline bezien over verschil-lende schaalniveaus: van zeer klein – een meubel – tot zelfs het stedelijk landschap. Dit en alles ertussen heeft met ontwerpen te maken. Het ontwerp is gericht op realisatie en niet alleen op het bedenken van een concept. Indien de discipline de sleutel is van de studie, moet de student vertrouwd raken met de vele kanten van het vak: analyseren, refl ecteren en toepassen om zijn contour van denken volledig te maken.

Daarnaast vroeg ik mij af: wat is de status van Nederland nu? Hoe is de huidige situatie ontstaan en ben ik daar tevreden over? Hoe is dit internationaal te bezien en wat brengt de toekomst? Ik heb veel onderwijs gegeven, een achtergrond van didactiek is mij met de paplepel ingegeven. Ik heb les gegeven aan academies en universiteiten in Nederland, maar ook in België, Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk en Italië . Als eerstejaarsbegeleider die wekelijks de talenten van de studenten moest aftasten stelde ik mezelf telkens de vraag: ‘hoe gaat deze student verder?’ Er zijn diverse oefeningen van diverse soort, net zoals onze discipline op dit moment uit elkaar gerafeld is. Bouwfysische aspecten, tech-nieken als constructie, het werkveld van regionale planning maar ook stadsvernieuwing. Al die scala’s moest ik onderwijzen. Ik heb

moeten leren mij op al die schaakborden simultaan te bewegen. De praktijk van mijzelf, maar ook die van vrienden, liet zien hoe jong afgestudeerden hun vak gingen uitoefenen en ik heb daar conclusies uit getrokken.

De uitoefening van de architectuurdiscipline hield in Midden- Europa nog de verantwoording in, men werd nog gezien als de bouwmeester. Dit terwijl in de Angelsaksische landen, waaronder Nederland, deze discipline steeds meer verdween en plaats moest maken voor het bouwmanagement dat, onwetend van architec-tuur, de positie van spelverdeler innam. Ik heb dit met lede ogen aangezien. Wie is nog de baas in de bouwkeet? Ik wil niet worden aangezien voor degene die alleen nog het kleurtje en het materiaal bepaalt dat wordt gehangen aan skeletten die anderen, vele malen wijzer blijkbaar, hebben bepaald. Ik zag de kennisniveaus van de oude HTS afnemen evenals de afstudeereisen van academies en Technische Universiteiten. Eigenlijk een logisch gevolg van het bovenstaande. Ik zag een niet-gecoördineerd veld van activiteiten. Dit zijn redenen die tot het Experiment geleid hebben.

Al deze facetten kwamen samen toen ik gevraagd werd om voor-zitter van de visitatiecommissie van de Academies van Bouw-kunst te worden. Ik heb direct, zonder aarzeling, toegezegd. Ik had een preoccupatie met deze academies en wilde deze binnen boord houden. Vervolgens werd ik Rijksbouwmeester en raakten zaken in een stroomversnelling. Ten eerste werd ik gevraagd te helpen om het voortbestaan van de architectentitel te waarborgen, om daar vervolgens een meningsverschil met minister Remkes over te hebben. Daarnaast werd ik gevraagd om diploma’s van buitenlandse architecten te beoordelen op gelijk- waardigheid. In de positie van een Rijksbouwmeester kwam zo heel veel samen, en ik bedacht dat deze een katalysator zou kun-nen zijn. Maar bovenal was ik erop gericht dit mooie vak overeind te houden. Hiermee bedoel ik dus niet alleen het analyseren en re-fl ecteren, maar zeker ook het maken binnen het vak. De architect, in de brede zin, kan mijns inziens alleen zijn positie hooghouden door deze drie factoren volledig en vol overtuiging te beheersen.

In de AR stond de architect omschreven als vertrouwenspersoon van de opdrachtgever. Deze zinsnede betekent ontzettend veel voor mij. Ik zie nu dat deze positie allang verdwenen is. Bouwmanagementbureaus hebben deze overgenomen. Ik heb derhalve de BNAplus, een nieuwe vereniging naast de BNA, willen oprichten bij aanvaarding van de Kubus-prijs. Ik wilde markeren hoe fout de positie van de architect op dat moment was en nog

HOOFDSTUK:AUTEUR(S):BIJDRAGE:TERUGBLIKINTERVIEW JO COENEN DOOR HUGO STEVENS OUD BEROEP NIEUWE STIJL

148 149

Page 76: publicatie Experiment

BEELDEN:WORKSHOP POSITIONERING VAN BUREAUS EN PUBLICITEIT, AMSTERDAM

150 151

Page 77: publicatie Experiment

steeds is. Helaas was de BNA hier toen niet aan toe, omdat deze meer de beroepsorganisatie wilde zijn en niet die ‘Maatschappij ter bevordering van de Bouwkunst’, zoals deze toch ook ooit opgericht was. In de positie van Rijksbouwmeester nam ik mij toen voor te gaan werken aan het herstel van de positie van de architect en het aanpassen van het systeem van onderwijs daarop: er moesten workshops zijn, plekken waarop mensen elkaar ontmoeten. Met een sfeer van kennis en cultuur, maar bovenal gericht op de wil om te realiseren. Daaraan vorm te geven door en met het onderwijs vind ik belangrijk. Daarnaast was het belang-rijk het Architectenregister mee te nemen in deze metamorfose om de implementatie in Europa in te zetten. Om ten slotte terecht te komen bij het ministerie, waar we de architectentitel kunnen bevestigen maar ook inhoud geven. Momenteel zijn hiermee twee ministeries gemoeid: bij het één zijn de TU’s ondergebracht, ter-wijl de Academies onder de kunsten, een ander ministerie, vallen. Daarmee komen ook de gelden en organisatiedrift uit verschillen-de richtingen. Het einddoel van mijn totaalplan zou zijn dat deze opleidingen bij één ministerie een nieuwe logica vinden.

Hoe bent u tot de opzet van het Experiment gekomen?

De opzet was om na een jaar voorbereiding een consolidatiemo-ment te vinden om de Universiteiten en Academies bij het gesprek te betrekken. Vervolgens moest door onderzoek de gang van zaken in Nederland met die in het buitenland vergeleken worden. Door de aard van het initiatief heb ik het ‘het Experiment’ ge-noemd en heb direct enkele personen gevraagd verder te zoeken naar de inhoud. Aandachtsvelden als attitude, techniek, manage-ment kwamen op tafel. Het bleek niet eenvoudig om binnen deze groep één omschrijving te vinden. Ik heb toen besloten gewoon te beginnen en via ‘trial en error’ te onderzoeken waar behoefte aan was. De gesprekken op de gang en in de kantine zouden vanzelf een overtuiging ten aanzien van de inhoud opleveren. Ik wilde het ‘over-regisseren’ of methodiseren, dat het hele onderwijs kapot- maakt, vermijden. Wat ik zocht was het academische in brede zin. Tastenderwijs de weg zoeken zou je kunnen zeggen, een Experi-ment dat zichzelf moet bewijzen. Zo is er spontaan een program-ma ontstaan.

Met de ervaringen met dit programma zou vervolgens een tweede lichting kunnen starten en wanneer het product rijper was zou het geïnstalleerd moeten worden binnen de scholen en Universiteiten. De intentie was dit niet louter te beperken tot architectuur maar het ook te implementeren binnen stedenbouw, interieur, enz. We zijn toe aan een herbenoeming van het woord architect en stedenbouwer als zodanig. Beter benoemd: naar rato van talent en affectie, van kleinere of grotere schaal. Ik zou de titel willen verbinden aan diegene die het beroep met verantwoording wil ui-toefenen, aan diegene die de ervaring binnen zijn discipline weet aan te tonen.

Voldoet binnen deze gedachte de tweejarige periode van het Experiment?

We moesten ergens mee beginnen, alles stond open. Idealiter sluit het op zijn minst aan op de modus vivendi van Duitsland, Oos-tenrijk, België, Engeland en Zwitserland. Men moet zich verant-woordelijk willen voelen, volgens een soort erecode, dat was mijn gedachte. Het is niet de tijd om het meester-gezelsysteem nog zo te benoemen, maar we kunnen ons er wel naar gedragen. Bedenk wel dat dit niet alleen voor ons vak geldt: ook bij uitvoerings-bedrijven, bij timmerlieden, leeft dit. We hebben allemaal ons vak van onze voorgangers moeten leren. Die voorgangers hebben ons extra aandacht willen geven, uit liefde voor het vak, gedreven door de wens naar het voortbestaan er van.

We hebben het laten verloederen, vakkennis en vakmanschap is verloren gegaan. De eigenlijke reden daarvoor is de prefabricage die is ontstaan en daarmee de georganiseerde, superfi jn door-geëxerceerde, utilitaire afstemmingssystemen van organisatie en logistiek. Vakmanschap is daarbij niet meer gevraagd noch gewenst. Bij een bouwwerk dat op een dergelijke wijze in elkaar geschroefd wordt, voelt men over het algemeen niets. Het zal alle-maal wel mooi, snel en goed georganiseerd verlopen, maar ik voel mij hier niet mee verbonden.

Is het Experiment voor iedereen nodig?

Niet voor iedereen. Ik heb zelf ervaren dat je, zeker in het begin, niet altijd weet welke je talenten zijn. Niet iedereen beschikt over ‘het’ talent. We heten per slot van rekening niet allemaal Niemeyer. In ons ontwerpvak bewegen velen zich binnen teams.

VERVOLG:OUD BEROEP NIEUWE STIJL

152 153

Page 78: publicatie Experiment

De mensen in deze teams verschillen in ambitie en kunde.Er zijn twee soorten bureaus ontstaan: de grote uitwerkmachines waar de aannemerij enorm vertrouwen in heeft, daarnaast de meer autonome, op oude leest geschoeide, architectenbureaus. Een goed voorbeeld van een bureau van deze tijd is Neutelings Riedijk: zij ontwerpen op beeld, maar maken wel werktekeningen. Door een mooie liaison met Bureau Bouwkunde komen zij tot realisatie. Er zijn echter bouwtechnici die op alle onderdelen van het ontwerpvak de plaats van de architect innemen en puur gericht zijn op de noodzaak van realisatie. Wij zien dat opdracht-gevers, steden en gemeenten hun verantwoording overdragen aan projectontwikkelaars en beleggers, die vervolgens als vervangen-de opdrachtgevers worden bezield door winstbejag. Ik constateer dat zij de dagelijkse praktijk onderbrengen bij praktisch ingestel-den. Met deze werkwijze verdampt het bouwkunstige.

Wat mij hierbij bezighoudt is de vraag of de opgeleiden straks niet in twee zuilen opgedeeld zullen worden: de droge ‘toepassers’, de ingenieurs dus, versus de ontwerpers, die analyseren en beden-ken. Kijkend naar het meester-gezelsysteem moeten we rekening houden met deze ontwikkelingen: de herinvoering van het sys-teem is ingewikkelder dan het lijkt, omdat de ambities zo uiteen- lopen. Duidelijk is mij wel dat ontwerp en uitvoering één zouden moeten zijn.

VERVOLG:OUD BEROEP NIEUWE STIJL

154 155155BEELD:GUUS ENNING, JAN BROUWER EN JO COENEN

Page 79: publicatie Experiment

SAMENVATTING EINDEVALUATIE HET EXPERIMENT

Tussen september 2003 en september 2005 heeft het Atelier Rijksbouwmeester op initiatief van de vorige Rijksbouwmeester Jo Coenen een beroepservaringsstructuur voor pas afgestudeerdearchitecten opgezet en gecoördineerd. Aan deze structuur, die het Experiment is genoemd, hebben ongeveer veertig jonge architecten en ongeveer dertig mentoren meegedaan. Doel is om op langere termijn te komen tot een fl exibele en dynamische erva-ringsstructuur voor aankomende architecten. Om de inhoud en de kwaliteit van het programma en de structuur van het Experiment optimaal aan te laten sluiten bij de gestelde doelen, zijn geduren-de de looptijd van het Experiment het verloop en de resultaten ervan regelmatig geëvalueerd. In januari 2004 werd een Nulmeting uitgebracht, waarin de verwachtingen ten aanzien van de inhoud van een praktijkprogramma zijn geïnventariseerd. In augustus 2004 werd door het Projectbureau het Experiment een Tussenrap-portage uitgebracht.1 Dit betrof een evaluatie van het programma van het eerste jaar Experiment, op basis waarvan het tweede jaar is bijgesteld. Tot slot is door het Onderzoeksinstituut OTB in opdracht van het Projectbureau een eindevaluatie opgesteld. In dit artikel hebben wij de resultaten daarvan samengevat.

Doel van de eindevaluatie was te onderzoeken hoe de deelnemers het programma en de organisatie van het Experiment hebben gewaardeerd en in hoeverre het Experiment een versnelling kan bieden voor het opdoen van ervaring in de praktijk. Hiertoe heb-ben we de eigen ervaringen van de deelnemers aan het Experiment vergeleken met de ervaringen die een vergelijkbare groep jonge architecten in de ‘reguliere’ architectenpraktijk heeft opgedaan. Dit betrof alle bouwkundige architecten die in de periode januari 2001 t/m december 2003 zijn afgestudeerd en in het Architectenregister staan ingeschreven (ongeveer 500). Hiervan zijn ongeveer 200 enquêtes terugontvangen. De karakte-ristieken van de groep deelnemers en de controlegroep lopen nau-welijks uiteen, kleine verschillen waren voor het eindresultaat te

verwaarlozen. De deelnemers aan het Experiment zijn gemiddeld een jaar jonger dan de controlegroep, hebben iets langer overhun studie gedaan, hebben een kortere stage gelopen, zijn iets langer geleden afgestudeerd en zijn ook iets langer in de praktijk werkzaam.

DE BEOORDELING VAN HET EXPERIMENTHet Experiment bestaat uit een gemeenschappelijk programma en het mentorsysteem op het bureau. De deelnemers zijn tevreden over het gemeenschappelijk programma. Alle onderdelen worden positief beoordeeld. Wat betreft het belang van de bijeenkomsten schommelen de scores bij de jonge architecten op belangrijk/zeer belangrijk veelal rond de 80 en 90%. Van de jonge architecten in de controlegroep geeft zo’n 60% (Academie-achtergrond) tot 70% aan (TU-afgestudeerden) ook belangstelling te hebben voor infor-matieve bijeenkomsten na de studie over dezelfde onderwerpen als in het Experiment aangeboden. Hoog scoren offi ce & design-management, bouwbesluit, contractonderhandelingen, bouwtech-niek versus budget en gemeentelijke procedures. De kwaliteit van de inleiders op de gemeenschappelijke bijeenkomsten van het Experiment is volgens de jonge architecten ruim voldoende. Ruim 20% van de jonge architecten vindt dat er ‘meestal’ of ‘vrijwel altijd’ onvoldoende tijd is om onderwerpen te behandelen. Dit komt overeen met de opzet van het programma, waarbij de bijeenkomsten vooral inleidend zijn bedoeld. Over de kwaliteit van de opdrachten is men in het algemeen wel tevreden. De kwali-teit van de bijbehorende documentatie wordt minder beoordeeld, maar is gemiddeld wel voldoende.

Voor wat betreft het mentorschap op het bureau komt het volgen-de beeld naar voren. De deskundigheid en beschikbaarheid van de mentor op het bureau wordt door de architecten positief be-oordeeld. Drie kwart van de jonge architecten en bijna 70% van de mentoren vindt het aantal projecten waarmee men in aanraking is gekomen tijdens het Experiment voldoende om in alle aspecten van het architectenvak ervaring op te doen.

Het blijkt dat maar 5% van de controlegroep een specifi ek oplei-dings- of begeleidingstraject voor jonge architecten doorloopt. Verder blijkt dat de score van de controlegroep op de vraag of men met voldoende projecten in aanraking is gekomen om in alle aspecten van het architectenvak ervaring op te doen, hoger is (90%) dan bij de deelnemers aan het Experiment (70%). Dit kan te maken hebben met een afwijkend verwachtingspatroon. De deel-nemers aan het Experiment hebben wellicht door het programma

HOOFDSTUK:AUTEUR(S):BIJDRAGE:TERUGBLIKHENK VISSCHER EN FRITS MEIJER(ONDERZOEKSINSTITUUT OTB)EINDEVALUATIE HET EXPERIMENT

156 157

1 De Nulmeting en de Tussenrapportage zijn beschikbaar bij het Atelier Rijksbouwmeester.

Page 80: publicatie Experiment

en de begeleidingsstructuur een vollediger beeld van alle onder-delen van de architectenberoepspraktijk en of ze die onderdelen wel of niet voldoende beheersen.

Het nut van het mentorsysteem, de Persoonlijke Halfjaar Plannen,het logboek en de functioneringsgesprekken wordt over het algemeen positief beoordeeld door zowel de jonge architecten als de mentoren. Ten slotte vindt meer dan 90% van de deelnemende architecten en mentoren de kwaliteit van het totale programma van het Experiment goed tot zeer goed.

HET EXPERIMENT ALS VERSNELLING VOOR PRAKTIJKERVARING

De ervaring die de jonge architecten met de onderdelen van de architectenpraktijk hebben opgedaan en de mate waarin die onderdelen nu worden beheerst door de deelnemers aan het Experiment en de respondenten uit de controlegroep zijn uitge-breid gemeten. Het gaat hier om een eigen oordeel van de jonge architecten en het is daarmee geen (objectieve) maatstaf voor de daadwerkelijke capaciteiten van de respondenten.

De praktijkperiode heeft voor de deelnemers aan het Experi-ment en ook voor de architecten uit de controlegroep heel veel bijgedragen aan de beheersing van de verschillende onderdelen van het architectenberoep. Voordat men in de praktijk begint te werken, is er al een redelijke beheersing van de verschillende aspecten van de ontwerpfase. De opdracht-, de bouwvoorberei-dings- en de uitvoeringsfase beheerst men echter dan nog maar in zeer beperkte mate. De ervaringsperiode voegt voor alle fasen ongeveer evenveel ervaring toe. Dat resulteert erin dat de meeste respondenten na deelname aan het Experiment of na elders prak-tijkervaring te hebben opgedaan, de onderdelen van de ontwerp-fase in voldoende mate beheersen om ze zelfstandig uit te voeren. De andere drie fasen blijven daarbij achter. Uit het onderzoek blijkt dat de respondenten uit de controlegroep evenveel ervaring hebben opgedaan met de aspecten van de architectenpraktijk als de deelnemers aan het Experiment. Gemiddeld heeft men met zo’n 60% van de onderdelen in de opdracht-, voorbereidings- en uitvoeringsfase zeer veel, veel of voldoende ervaring opgedaan. De deelnemers aan het Experiment scoren hoger in de opdracht-fase, de controlegroep wat beter in de bouwvoorbereidings- en

uitvoeringsfase. Hierbij blijft het de vraag in hoeverre de groep deelnemers vergelijkbaar is met de controlegroep. De karakteris-tieken van de groepen geven zoals al aangegeven geen aanleiding om te veronderstellen dat de groepen ‘kwalitatief’ signifi cant zouden kunnen verschillen. Het is opvallend dat gemiddeld 20% van de deelnemers aan het Experiment en de controlegroep zegt geen ervaring te hebben met onderdelen van de opdracht-, voor-bereidings- en uitvoeringsfase. Zaken zoals contractonderhan-delingen, het maken van verslagen van bouwteamvergaderingen en het meewerken aan een proces-verbaal van oplevering komen onvoldoende aan bod. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de organisatie van de praktijkervaring extra aandacht behoeft. Een gestructureerd ervaringstraject kan met name een meerwaarde hebben ten opzichte van de ervaring die men in de reguliere prak-tijk opdoet, indien tijdens het traject op de bureaus expliciete aandacht wordt geschonken aan de opdracht-, voorbereidings- en uitvoeringsfase.

Er wordt door de deelnemende mentoren en jonge architecten aan het Experiment maar ook door de architecten uit de contro-legroep waarde gehecht aan de beschikbaarheid van een erva-ringsstructuur. De deelnemers en mentoren zijn overtuigd van de meerwaarde en ook de controlegroep denkt dat deelname aan een structuur meer ervaring had kunnen bieden dan de reguliere praktijk, hoewel men wel tevreden was over zijn/haar eigen prak-tijkperiode.

Bij de vraag of men inmiddels voldoende ervaring heeft om een eigen bureau te beginnen, is het nogal opvallend dat de controle-groep opmerkelijk hoger scoort dan de groep deelnemers. Uitein-delijk zou dat wellicht een aanwijzing kunnen zijn dat de groep deelnemers, door de deelname aan het Experiment, een wat kritischer zelfbeeld heeft dan de gemiddelde jonge architect. De expliciete aandacht van het programma voor de beheersing van alle onderdelen van de beroepspraktijk kan hiervoor de verkla-ring zijn.

UITBREIDING VAN DE WET OP DE ARCHITECTENTITELDe resultaten van dit onderzoek kunnen een rol spelen in de actuele discussie over een mogelijke uitbreiding van de Wet op de Architectentitel (WAT). Uit de evaluatie van de WAT in 2000 bleek dat de titelbescherming van architecten in beginsel goed functio-neert, maar dat er wel behoefte was aan een uitbreiding van de eisen. Een van de voorstellen uit het evaluatierapport was dat er minstens twee jaar relevante praktijkervaring zou moeten worden

VERVOLG:EINDEVALUATIE HET EXPERIMENT

158 159

Page 81: publicatie Experiment

opgedaan voordat jonge architecten zich in het register zouden kunnen inschrijven (Priemus e.a., 2001). Door het toevoegen van zo’n eis zou beter aan het doel van consumentenbescherming worden voldaan en zou Nederland beter in de pas kunnen lopen met de eisen die in andere EU-landen aan architecten worden gesteld. Het onderhavige onderzoek onderbouwt het nut en de noodzaak van de praktijkervaringseis. Zo’n 21%, resp. 14% van de deelnemers aan het Experiment geeft aan dat zij vóór deelname aan het Experiment de onderdelen van het architectenberoep voor een eenvoudig, resp. complex bouwproject voldoende be-heersen. Bij de controlegroep bedragen deze percentages 25, resp. 16%. Na afronding van het Experiment geven de deelnemers aan dat zij zo’n 74, resp. 62 % van de onderdelen beheersen. Bij de controlegroep komen deze percentages neer op 79, resp. 70%. Duidelijk blijkt dat men in de periode van twee jaar vele onder-delen van de architectenberoepspraktijk zich goed eigen maakt. Maar toch nog blijven er enkele onderdelen over die men niet zelfstandig zegt te kunnen uitvoeren. Hieruit blijkt dat een praktijkervaringsperiode van twee jaar of langer nodig is.

De deelnemers en mentoren beoordelen het programma en de inhoud van het Experiment zeer positief. Ook niet-deelnemers hebben daar een redelijk positief beeld over. Bovendien geven zij aan behoefte te hebben aan studiebijeenkomsten zoals die in het gemeenschappelijke programma van het Experiment werden aan-geboden. Een deel van de jonge architecten geeft aan veel baat te hebben bij het mentorschap en de bijbehorende instrumenten (zoals PHP’s), maar een zeer groot deel van de jonge architecten komt – volgens eigen zeggen – net zover of zelfs verder in de reguliere praktijk. Opvallend is dat zowel de deelnemers aan het Experiment als de controlegroep aangeven na afl oop van de erva-ringsperiode nog niet alle onderdelen te beheersen.

Kortom, de WAT kan zeker worden uitgebreid met een eis voor twee jaar relevante praktijkervaring. Daarnaast is er behoefte aan studiebijeenkomsten gebleken. Verder onderzoek is nodig om vast te stellen of en hoe de praktijksituatie optimaal kan worden gestructureerd en welke eisen daaraan gesteld zouden moeten worden. Het is daarbij van belang om dieper in te gaan op de wij-ze waarop de beroepservaring in de diverse bureausituaties wordt opgedaan en hoe dit objectief gemeten kan worden.

VERVOLG OP HET EXPERIMENTUit het onderzoek blijkt dat het wenselijk is om een vervolg te organiseren op het Experiment, opnieuw met een vrijwillig karakter. In hoofdlijnen kunnen daarbij de opzet en het programmagehandhaafd blijven. Het onderzoek levert wel inzicht voor verbe-teringen, veelal betreft het hier details. Een grote verbeterslag ten opzichte van de reguliere praktijk zou kunnen worden gemaakt als er meer nog dan nu aandacht wordt besteed aan het opdoen van ervaring in de praktijk op de bureaus met de onderdelen van de opdracht-, de bouwvoorbereidings- en de uitvoeringsfase. De onderdelen van de ontwerpfase worden door de meeste jonge architecten al redelijk beheerst voordat men in de praktijk gaat werken. Door in het mentorschap en de bijbehorende instrumen-ten als de PHP’s meer aandacht aan de andere drie fasen van het bouwproces te besteden, is het mogelijk dat de praktijkstructuur van het Experiment een meerwaarde kan bieden ten opzichte van de reguliere praktijk.

VERVOLG:EINDEVALUATIE HET EXPERIMENT

160 161161161

BEELD:MENTORENBIJEENKOMST REGIE IN HET BOUWPROCES, DEN BOSCH

Page 82: publicatie Experiment

163HOOFDSTUK:

NUT EN NOODZAAK VAN HET EXPERIMENT

Page 83: publicatie Experiment

Je zou willen dat het jonge architectonische talent van dit land het oog vormde van het architectuurdebat. Je zou willen dat de onderwijsinstellingen optimaal functioneerden opdat de uit-stroom van afgestudeerden volledig gereed is gemaakt voor het ontwerpen en uitvoeren van bouwprojecten. Je zou willen dat de beroepsvereniging die dit land rijk is optimaal zorg draagt voor de ontwikkeling van dat jonge talent. Je zou willen dat de overheid jonge architecten optimaal en structureel beleidsmatig zou on-dersteunen. Je zou willen dat het land een cultuur kende waarbij open gedebatteerd werd over de culturele waarde van de gereali-seerde architectuur. Je zou willen dat jonge architecten een breed netwerk vormden waarbij zij onderling kritische uitspraken deden over architectuur en vormgaven aan de nieuw te maken bouwop-gave. Eigenlijk zou je willen dat er gewerkt werd aan een platform voor jonge architecten dat als baken dienst doet en bijdraagt aan het geweten van de architectonische cultuur. Daarmee zou de architectuur in dit land en daarbuiten toch gediend zijn, zou je zeggen.

De werkelijkheid is echter anders. De beroepsvereniging zegt al jaren dat het jong talent aan zich wil binden; iets wat in de prak-tijk (nog?) niet is waargemaakt. De overheid deed van alles voor jong talent: biënnales voor jonge architecten in de jaren tachtig; een Rijksbouwmeester die jong talent een op een opdrachten gaf (Dijkstra) en startstipendia introduceerde(Dijkstra) en startstipendia introduceerde(Dijkstra) en startstipendia voor jonge architecten. Het hoogtepunt van Nederlands architectuurbeleid vormde de eerste Architectuurnota begin jaren negentig. Hierin leek architec-tuurbeleid voor decennia structureel verankerd. Inmiddels zijn dergelijke nota’s geschiedenis en vervangen door ‘agenda’s’ die schraal afsteken bij de lijvige en goed onderbouwde nota’s van weleer.

Ook binnen het onderwijs is er veel turbulentie: eerst wordt de studietijd structureel teruggebracht met de toezegging dat er een tweedefaseopleiding komt. Vervolgens wordt via de Amsterdamse School het Berlage Instituut (voor wie eigenlijk?) opgericht en de PAS weer opgeheven. Ondertussen zijn er twee constanten die doorweven op het ingezette rijksarchitectuurbeleid waarbij jong

talent de kans krijgt: Europan Nederland (prijsvragen voor jonge architecten) en Archiprix (nationale en internationale prijzen voor afstudeerwerk inclusief workshops). Het zijn inmiddels niet meer weg te denken onderdelen uit het systeem ten behoeve van het stimuleren van jong talent.

Uiteindelijk is het Rijksbouwmeester Coenen die zorg draagt voor een nieuw opleidingsinstrument voor jong talent: het Experiment. Het lijkt, en ik ben ervaringsdeskundige, een kansrijke formule omdat het een aantal interessante en waardevolle kernen omvat die kunnen bijdragen aan tal van de hierboven genoemde zaken.

Ten eerste brengt het een betrekkelijk willekeurige maar interes-sante en gemotiveerde groep afstudeerders bijeen die met elkaar op allerlei wijze samen aan thema’s werken. Ten tweede geeft het een prachtige doorsnede van ‘the state of the art’ van jong afge-studeerd talent. Het bijeenbrengen en gedurende een langere pe-riode bijeenhouden van deze groep geeft veel synergie. Tussen de deelnemers ontstaat een samenwerking en worden tal van zaken uitgewisseld: een nieuw netwerk is geboren. Voor de begeleiders geeft het de inzage welke onderwerpen extra aandacht behoe-ven en wat te verbeteren valt. En voor de deelnemende bureaus is er een onverwacht netwerk tussen bureaus en deelnemers. Daarnaast worden deelnemende mentoren geconfronteerd door een actieve bijdrage te leveren aan het (intern) opleiden van jonge afgestudeerden. Dat leidt zowel binnen als buiten het bureau tot een permanente motoriek van uitwisseling van kennis en samen-werking. Daarmee zijn naast de belangrijke en onmisbare een op een relatie tussen mentor en jong afgestudeerde in deze formu-le een groot aantal nieuwe samenwerkingen toegevoegd. Deze nieuwe generatie deelnemers vormt in feite onbedoeld een groep: ‘de geëxperimenteerde’. Het is een nieuw kwaliteitscriterium voor jong talent en inzetbaar bij de verdere carrièreontwikkeling.

Daarnaast denk ik dat ‘het Experiment’ in haar vorm een ge-slaagd middel is om het niveau van pas afgestudeerden naar een hoger plan te tillen. In de cultuur van de Nederlandse architectuur past het om telkens op pragmatische wijze samen te werken aan kwalitatieve verbeteringen van architecten. Het systeem van het op sleeptouw nemen door ervaren ‘meesters’ van deze afgestu-deerden is sinds de Romeinen al beproefd. Dat deze vorm van ‘experiment’ ook nog een systeem van onderlinge uitwisseling tus-sen tal van instellingen, bureaus en (jonge) ontwerpers met zich meebrengt is natuurlijk fantastisch. Het debat, de publicaties, het netwerk, het podium, het tonen van de resultaten zoals bijvoor-

HOOFDSTUK:AUTEUR:BIJDRAGE:NUT EN NOODZAAK VAN HET EXPERIMENT THIJS ASSELBERGSDE GEËXPERIMENTEERDE

164 165

Page 84: publicatie Experiment

beeld met deze uitgave en kortom de samenwerkingen die daaruit kunnen ontstaan vormen na één ronde Experiment voor mij al een zodanig onmisbaar instrument dat het ondenkbaar is dat het na één keer alweer van het Nederlandse architectuurcultuur-bevorderende podium zou verdwijnen. Daarmee zou een unieke kans verloren gaan om dit instrument verder uit te bouwen en verder in te bedden in ons systeem.

Eigenlijk kun je stellen dat alle partijen een uniek nieuw instru-ment in handen hebben gekregen om verder vorm te gaan geven aan de inhoud van het architectuurdebat. Het jonge talent heeft een platform gekregen voor ontwikkeling van tal van zaken die de architectonische cultuur kunnen bevorderen: het debat, de verbe-tering van de inhoud van het vak en het beroep. Nu heb ik begre-pen dat de BNA de tweede ronde van harte gaat ondersteunen en sterker nog: de motor wordt achter het geheel. Dat is een interes-sante ontwikkeling, die kans biedt datgene waar te maken wat ze al jaren willen maar eigenlijk niet doen: het steunen van jong talent. Of zij daarbij de juiste partij zijn, zal moeten blijken. Want eerlijk is eerlijk: deze BNA is er toch slechts voor de bureaus en de (inhoudelijke) organisatie daarvan en laat zijn statutaire taak ‘de bevordering van bouwkunst’ met rust. Eigenlijk zou je willen dat door voortzetting van het Experiment de Maatschappij ter Bevordering van de Bouwkunst nieuw leven wordt inge-blazen. Want laten we nu wel wezen: het spreekt toch vanzelf dat de Maatschappij zorg draagt dat jong talent de bouwkunst bevordert?

VERVOLG:DE GEËXPERIMENTEERDE

166 167BEELDEN:BIJEENKOMST POSITIONERING BUREAUS EN PUBLICITEIT, AMSTERDAM

167

Page 85: publicatie Experiment

‘Pas wanneer je tot over je oren in de soep zit, zie je overal gehaktballen om je heen drijven.’Lucebert

Bij mijn eigen start in de architectenpraktijk werd ik doeltreffend en persoonlijk begeleid door mijn leermeester Oudejans. Hij gaf antwoord op de vele vragen die ik werkende weg tegenkwam en hij beschreef de vele en verschillende rollen waarin je als architect opereert: vertegenwoordiger, strategisch denker, ont-werper en tekenaar, lobbyist, presentator, teamleider, onderzoe-ker en uitvinder, coördinator, integrator, beslisser, onderhande-laar, adviseur, planner, controleur en administrateur. En natuurlijk is het volstrekt onmogelijk om al die facetten van het architec-tenberoep al tijdens je opleiding te leren kennen, laat staan ze adequaat in te vullen…

Na mijn eigen architectonische beginjaren heb ik geprobeerd om de nieuwe generatie architecten op vergelijkbare wijze zowel voor – tijdens de toen nog verplichte drie maanden stage – als na hun afstuderen te steunen, vooral startende collega’s die de ambitie hadden een eigen praktijk te beginnen. Met vier jonge architecten hebben we in 1992 het ‘Jonge Architecten Atelier’ opgericht en ge-zamenlijk een aantal prachtige jaren beleefd. Ze werkten zelfstan-dig aan verbouwingen, ze wonnen prijsvragen en ze realiseerden kleine, en uiteindelijk zelfs enkele grote nieuwbouwopdrachten. Ik adviseerde en naar de buitenwacht toe was het verhaal na-tuurlijk dat er geen ongelukken konden gebeuren vanwege die dagelijkse zorg en blik over hun schouder. In retrospectief kun je echter zeggen dat ook ongelukken een positieve uitwerking kun-nen hebben; iedereen moet toch op momenten met zijn eigen kop tegen zijn eigen muur kunnen lopen…

Vanwege die eigen ervaringen ben ik dan ook – nu als actueel BNA-voorzitter – vanaf de start enthousiast geweest over het initia- tief van Rijksbouwmeester Jo Coenen om jonge collega’s bij hun intrede in de beroepspraktijk professioneel te gaan begeleiden in wat later ‘het Experiment’ is gaan heten. De eerste twee jaar on-der leiding van Jan Brouwer en vooral van Maartje Lammers zijn

nu achter de rug. De resultaten zijn aansprekend en de beroeps- ervaring van de tientallen deelnemers is zienderogen gegroeid. Tijdens mijn eigen bijdragen vielen me vooral het enthousiasme en de betrokkenheid van de jonge deelnemers op. De anekdotes en vakmatige ervaringen werden als het ware uit mijn handen gerukt en ingedronken.

Daarom is het zo prachtig dat – nu alle neuzen van de direct betrokken organisaties (ook die uit onderwijsland) dezelfde kant betrokken organisaties (ook die uit onderwijsland) dezelfde kant betrokken organisaop staan – na jaren van praten – die tweejarige beroepservaring in ons vak kan worden opgenomen in de Wet op de Architectentitel.Als BNA steunen we dan ook van harte de begeleiding van de volgende jonge groep die in 2006 zal starten. Met als gemeenschappelijk doel de intrede van hoogwaardiger en meer professioneel werkende architecten in de Nederlandse bouwwereld.

HOOFDSTUK:AUTEUR:BIJDRAGE:NUT EN NOODZAAK VAN HET EXPERIMENTKEES VAN DER HOEVENEXPERIMENTEN MET ERVARING

168 169

Page 86: publicatie Experiment

BEELD:WORKSHOP POSITIONERING VAN BUREAUS EN PUBLICITEIT, AMSTERDAM

170 171

Page 87: publicatie Experiment

Nederland kent heel wat vrije beroepen. Advocaten, accountants, artsen, notarissen en natuurlijk architecten. Al deze beroepen staan voor belangrijke maatschappelijke functies en waarden. Een goede rechtsorde, zekerheid over fi nanciële cijfers, goede medische zorg, of een zorgvuldige rechtsgang. Architecten staan voor een hoogwaardige gebouwde omgeving.

Als we dit rijtje bekijken dan wijkt het beroep van architect op ten minste twee punten af van de andere beroepen. De architect kent wettelijke titelbescherming en de andere beroepen een wettelijke beroepsbescherming. Als tweede punt kunnen we noemen de opleidingsduur. Om notaris of advocaat te worden is een universi-taire studie niet genoeg. Na een wetenschappelijke opleiding heb je dan echt nog een lang traject te gaan.

In de architectenwereld gaat het wat anders. We kennen een op-leiding aan de Academies van Bouwkunst, maar het grootste deel van de architecten wordt toch opgeleid via de Technische Univer-siteiten. In het begin van de jaren negentig duurde de universitaire opleiding tot architect nog vier jaar. Later kwam er een vijfde jaar bij. Aan de universiteiten word je opgeleid tot ‘wetenschappelijk ontwerper’, omdat de minister van OCenW dat zo wil.

Advocaten, medici, artsen en notarissen kijken met verbazing toe. Waarom moeten zij zoveel trainingen, beroepsopleidingen en daarna éducation permanente volgen terwijl hun architect-collega’s toch ook een gecompliceerd, verantwoordelijk en dynamisch vak hebben. Dan mag het natuurlijk ook niet echt ver-wondering wekken dat architecten zich wel eens beklagen. Dat ze weggedrukt worden door de bouwpartners, dat er sprake is van marginalisering van het vak en dat de kwaliteit van de architec-tuur daarmee niet gebaat is.

Onderwijs is de sleutel tot een betere beheersing van het vak. Architecten zouden hun collega’s kunnen nageven dat ze hun zaakjes goed georganiseerd hebben. Ze hebben weten duidelijk te maken wat hun vak inhoudt en welke bijdrage zij leveren aan de kwaliteit van de samenleving.

Bij de voorbereiding van de rondetafelgesprekken die de Rijks-bouwmeester begin 2005 organiseerde over de Wet op de Archi-tectentitel en het architectuuronderwijs bracht dagvoorzitter prof. Doorman naar voren dat naar zijn weten zelfs predikanten een eigen beroepsopleiding hebben. Want een theologische opleiding is niet voldoende om als predikant volwaardig te kunnen functio-neren.

En inderdaad. In de studiegids van de Vrije Universiteit lezen we dat de masterspecialisatie tot predikant in totaal drie jaar duurt,met in het derde jaar een geïntegreerd stagejaar. Dit laatste jaar ben je voor de hele duur van de opleiding als ‘predikant in opleiding’ verbonden aan een stagegemeente. Misschien kunnen architecten inspiratie ontlenen aan het predikantenmodel.

Architect5 jaar WO-opleiding

Predikant5 jaar theologie (masterspecialisatie predikant)1 jaar praktijkstage

Advocaat4 jaar rechten3 jaar praktijkstage (incl. beroepsopleiding)

Accountant4 jaar economie3 jaar praktijkopleiding (w.v. 2 jaar theorie)

HOOFDSTUK:AUTEUR:BIJDRAGE:NUT EN NOODZAAK VAN HET EXPERIMENTGUUS ENNINGPLEIDOOI VOOR HET PREDIKANTENMODEL

172 173

12

10

8

6

4

2

0Architect Predikant Advocaat Accoutant Huisarts Notaris Internist

Huisarts6 jaar basisarts3 jaar huisartsopleiding

Notaris4 jaar notarieel recht6 jaar stage (incl. 3 jaar beroepsopleiding)

Internist6 jaar basisarts6 jaar interne geneeskunde

Page 88: publicatie Experiment

174 175

Page 89: publicatie Experiment

HOOFDSTUK:COLOFON

176

Deze publicatie is samengesteld in opdracht van het Projectbureau het Experiment.

REDACTIE:Annette van BarenHugo StevensJanneke van BergenMonique Smit

HET PROJECTBUREAU BESTAAT UIT:Jan BrouwerMaartje Lammers Guus EnningJanneke van Bergen

BOEKONTWERP:Multi-M/DL (Dirk Laucke)

FOTOGRAFIE:Jeroen Erkamp (www. lightspace.nl)

Den Haag, november 2005Copyright reserved

CONTACTADRES:Projectbureau ‘het Experiment’Atelier RijksbouwmeesterPostbus 209522500 EZ Den Haagtelefoon 070-339 89 98e-mail: [email protected]