109
i Ramskapelle: een historische geografie Een analyse van het landschap te Ramskapelle van de 15 e tot de 18 e eeuw met focus op de eigendomsverhoudingen en bedrijfsstructuren Robin De Rous Promotor: prof. dr. Erik Thoen Leescommissarissen: dr. Lies Vervaet en Ward Leloup Masterproef voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte voor het behalen van de graad van Master in de Geschiedenis Academiejaar 2014 - 2015

Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

i

Ramskapelle: een historische geografie

Een analyse van het landschap te Ramskapelle van de 15e tot de 18

e eeuw met

focus op de eigendomsverhoudingen en bedrijfsstructuren

Robin De Rous

Promotor: prof. dr. Erik Thoen

Leescommissarissen: dr. Lies Vervaet en Ward Leloup

Masterproef voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

voor het behalen van de graad van Master in de Geschiedenis

Academiejaar 2014 - 2015

Page 2: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

ii

Page 3: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

iii

Verklaring

De auteur en de promotor(en) geven de toelating deze studie als geheel voor consultatie

beschikbaar te stellen voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen

van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk

te vermelden bij het aanhalen van gegevens uit deze studie.

Het auteursrecht betreffende de gegevens vermeld in deze studie berust bij de promotor(en).

Het auteursrecht beperkt zich tot de wijze waarop de auteur de problematiek van het

onderwerp heeft benaderd en neergeschreven. De auteur respecteert daarbij het

oorspronkelijke auteursrecht van de individueel geciteerde studies en eventueel bijhorende

documentatie, zoals tabellen en figuren. De auteur en de promotor(en) zijn niet

verantwoordelijk voor de behandelingen en eventuele doseringen die in deze studie geciteerd

en beschreven zijn.

Page 4: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

iv

Page 5: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

v

Voorwoord

De laatste jaren van mijn secundair onderwijs fietste ik elke dag naar school. Woonachtig in

Blankenberge en schoolgaand in Brugge ging mijn traject dwars door de Uitkerkse Polders via de

Blankenbergse Dijk - ook wel de Gentele genoemd. Daar is waarschijnlijk mijn interesse gewekt of

aangewakkerd voor de landschapsgeschiedenis en rurale samenlevingen uit het verleden. Ik was dan

ook blij dat ik van professor Erik Thoen de kans kreeg een onderzoek te voeren met deze thema’s als

onderwerp. Mijn eerste woord van dank gaat dan ook naar hem uit. Zonder zijn tips en bijsturing

waar nodig zou het vervolledigen van deze masterproef niet gelukt zijn. Daarnaast zou ik ook nog

Kristof Dombrecht willen bedanken die mij hielp bij het ontcijferen van de ommelopers en Lies

Vervaet voor het regelen van de bezoeken aan het OCMW-archief in Brugge, alsook al het personeel

in de archieven en bibliotheken die ik heb bezocht. Wie ik zeker niet mag vergeten te bedanken zijn

mijn familie en vrienden voor hun steun, aanmoedigingen en interesse in dit onderwerp.

Page 6: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

vi

Inhoud

Verklaring ................................................................................................................................................ iii

Voorwoord ............................................................................................................................................... v

Inhoud ..................................................................................................................................................... vi

Lijst gebruikte afkortingen ...................................................................................................................... ix

Overzicht tabellen .................................................................................................................................... x

Overzicht kaarten en illustraties ............................................................................................................. xi

Maten en categorisering grondbezitters in het Brugse Vrije ca. 1450-1800 ......................................... xii

1 Inleiding ........................................................................................................................................... 1

1.1 Status Questionis ..................................................................................................................... 3

1.2 De Vlaamse kustvlakte ............................................................................................................ 6

1.3 Ramskapelle, geografische afbakening en historisch overzicht ............................................ 10

1.3.1 Huidige Geografische Context ....................................................................................... 10

1.3.2 Historische context Ramskapelle .................................................................................. 14

2 Bronnenmateriaal.......................................................................................................................... 17

2.1 Ommelopers .......................................................................................................................... 17

2.1.1 Ommeloper 1447........................................................................................................... 18

2.1.2 Ommeloper 1576........................................................................................................... 19

2.1.3 Ommeloper 1654........................................................................................................... 21

2.1.4 Ommeloper 1788........................................................................................................... 22

2.2 Verwerking van de informatie uit de ommeloper ................................................................. 22

2.3 Cartografische bronnen ......................................................................................................... 24

2.3.1 De Popp-Kaart ............................................................................................................... 24

2.3.2 De Heraldische kaart van het Brugse Vrije .................................................................... 25

2.3.3 Ferraris ........................................................................................................................... 25

3 Resultaten gegevens ommelopers ................................................................................................ 27

3.1 De totale oppervlakte ............................................................................................................ 27

3.2 De perceelgroottes ................................................................................................................ 27

3.2.1 Samenvatting perceelstructuren ................................................................................... 29

4 De eigendomsverhoudingen ......................................................................................................... 30

4.1 Eigendomsverhoudingen binnen Ramskapelle ..................................................................... 31

4.2 1447: vergelijking met andere resultaten ............................................................................. 34

Page 7: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

vii

4.3 1567: vergelijking met andere resultaten ............................................................................. 36

4.4 1654: vergelijking met andere resultaten ............................................................................. 39

4.5 1788: vergelijking met andere resultaten ............................................................................. 40

5 Eigendom, pacht en bedrijfsgroottes ............................................................................................ 42

5.1 Bedrijfsgroottes 1788 Ramskapelle ....................................................................................... 42

5.2 Bedrijfsgroottes in de Vlaamse kustvlakte ............................................................................ 44

5.3 Verhouding eigendom/pacht ................................................................................................ 46

5.3.1 Verhouding eigendom/pacht binnen de parochie ........................................................ 47

5.3.2 Eigendom en pacht binnen de bedrijven ...................................................................... 48

5.4 Verhouding eigenaars/pachters ............................................................................................ 50

6 Het religieuze bezit ........................................................................................................................ 51

6.1 Religieus bezit 1447 ............................................................................................................... 53

6.2 Religieus bezit 1567 ............................................................................................................... 54

6.3 Religieus bezit 1654 ............................................................................................................... 55

6.4 Religieus bezit 1788 ............................................................................................................... 56

6.5 Samenvatting ......................................................................................................................... 56

7 Het bezit in handen van edellieden ............................................................................................... 58

8 De hofstedes .................................................................................................................................. 61

8.1 Inleiding bebouwing .............................................................................................................. 61

8.2 De bebouwing in 1447 ........................................................................................................... 61

8.3 De bebouwing in 1567 ........................................................................................................... 62

8.4 De bebouwing in 1654 ........................................................................................................... 64

8.5 De bebouwing in 1788 ........................................................................................................... 66

8.6 Samenvatting ......................................................................................................................... 67

9 De andere bebouwing ................................................................................................................... 69

9.1 De molen van Callant ............................................................................................................ 69

9.2 Het Schuttershof ................................................................................................................... 69

9.3 De Priestrage ......................................................................................................................... 70

9.4 De kerk van Ramskapelle ....................................................................................................... 70

9.5 De herberg Haezewindt ......................................................................................................... 71

10 Het landschap ............................................................................................................................ 72

10.1 De informatie in de ommelopers .......................................................................................... 75

10.2 Ligging van de hoeves ............................................................................................................ 76

10.3 Vandaag ................................................................................................................................. 78

Page 8: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

viii

11 Algemeen besluit ....................................................................................................................... 79

12 Bibliografie................................................................................................................................. 84

12.1 Onuitgegeven bronnen ......................................................................................................... 84

12.2 Cartografisch materiaal ......................................................................................................... 85

12.3 Literatuurlijst ......................................................................................................................... 86

12.4 Websites ................................................................................................................................ 92

13 Bijlagen ...................................................................................................................................... 93

13.1 Bijlage 1 Verhouding eigendom/pacht binnen de bedrijven ................................................ 93

13.2 Bijlage 2 Omwalde hoeves .................................................................................................... 94

13.3 Bijlage 3 Fiches ...................................................................................................................... 96

Page 9: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

ix

Lijst gebruikte afkortingen

GTB: Geïntegreerde Taalbank

ha: hectare

INL: Instituut voor Nederlandse Lexicologie

RAB: Rijksarchief Brugge

OAB: OCMW-archief Brugge

Page 10: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

x

Overzicht tabellen

Tabel 1 Indeling grondbezit en bedrijfsgroottes .................................................................................... xii

Tabel 2 Oppervlakte en perceelstructuren 1447-1788 ......................................................................... 27

Tabel 3 Algemeen overzicht aantal eigenaars 1447-1788 .................................................................... 30

Tabel 4 Eigendomsverhoudingen 1447 volgens omvang grondbezit.................................................... 31

Tabel 5 Eigendomsverhoudingen 1567 volgens omvang grondbezit.................................................... 32

Tabel 6 Eigendomsverhoudingen 1654 volgens omvang grondbezit.................................................... 32

Tabel 7 Eigendomsverhoudingen 1788 volgens omvang grondbezit.................................................... 33

Tabel 8 Indeling bedrijfsgroottes gebaseerd op Vandewalle ................................................................ 43

Tabel 9 Bedrijfsomvang volgens categorie 1788 ................................................................................... 43

Tabel 10 Verhouding eigendom/pacht binnen de parochiegrenzen aan de hand van de ommeloper uit

1788 (totale oppervlakte = 780,6 ha) .................................................................................................... 47

Tabel 11 Overzicht geestelijk bezit ........................................................................................................ 51

Tabel 12 Religieus bezit 1447 ................................................................................................................ 53

Tabel 13 Religieus bezit 1567-1577 ....................................................................................................... 54

Tabel 14 Religieus bezit 1654 ................................................................................................................ 55

Tabel 15 Religieus bezit 1788 ................................................................................................................ 56

Tabel 16 Overzicht hofstedes 1447-1788 .............................................................................................. 61

Tabel 17 Verhouding eigendom/pacht grote bedrijven (1788) ............................................................ 93

Tabel 18 Verhouding eigendom/pacht middelgrote bedrijven (1788) ................................................. 93

Page 11: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

xi

Overzicht kaarten en illustraties

Figuur 1 Situering Ramskapelle 2000 (Bron: Topografische kaart NGI 1999, eigen bewerking) .......... 12

Figuur 2 Situering Ramskapelle net voor WO I (Bron: Topografische kaart ICM 1913, eigen bewerking)

............................................................................................................................................................... 12

Figuur 3 Situering Ramskapelle 18e eeuw (Bron: Ferraris, eigen bewerking) ...................................... 13

Figuur 4 Fragment bodemkaart Ramskapelle ....................................................................................... 73

Figuur 5 Ten westen van Ramskapelle (eigen foto, juni 2015) ............................................................. 78

Figuur 6 Ten oosten van Ramskapelle (eigen foto, juni 2015) .............................................................. 78

Figuur 7 Omwalde hoeves 18e eeuw (Bron: Ferraris, eigen bewerking) .............................................. 94

Figuur 8 Omwalde hoeves 1933 (Bron: Topografische kaart ICM 1933, eigen bewerking) .................. 94

Figuur 9 Omwalde hoeves 1999 (Bron: Topografische kaart NGI 1999, eigen bewerking) .................. 95

Page 12: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

xii

Maten en categorisering grondbezitters in

het Brugse Vrije ca. 1450-1800

Bij de verwerking van alle lengte- en oppervlaktematen in deze studie wordt een beroep gedaan op

het werk van Vandewalle (P.). Oude maten, gewichten en muntstelsels, Gent, 1984 om deze om te

zetten naar het metrische stelsel. Voor de omrekeningen worden de omzettingstabellen voor het

Brugse Vrije geraadpleegd.

Oppervlaktematen:

1 gemet = 3 lijnen = 300 (vierkante) roeden

1 (vierkante) roede = 0,00147456 hectare

1 gemet = 0,442368 hectare

Voor de indeling van het grondbezit wordt, tenzij anders vermeld, de indeling gebruikt die ook

T. Soens hanteert in zijn werk De spade in de dijk?, en die een uitbreiding is van de indeling van

P. Vandewalle voor de kasselrij Veurne.1

Tabel 1 Indeling grondbezit en bedrijfsgroottes

Grootte Soort bezit Soort bedrijf

minder dan 5 hectare klein grondbezit klein bedrijf

tussen 5 en 10 hectare beperkt grondbezit

tussen 10 en 25 hectare middelgroot grondbezit middelgroot bedrijf

vanaf 25 hectare grootgrondbezit groot bedrijf

1 Vandewalle (P.). De Geschiedenis Van De Landbouw In De Kasselrij Veurne: (1550-1645). Brussel,

Gemeentekrediet van België, 1986

Page 13: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

1

1 Inleiding

De geschiedenis en evolutie van het landschap in de Vlaamse kustvlakte is een onderwerp waar sinds

lange tijd veel interesse voor bestaat binnen de historiografie. In de iets oudere werken was het

voornaamste doel een beschrijving te geven van het toenmalige landschap op basis van historische

bronnen. Recent heeft men de piste van landschappelijk onderzoek exclusief op basis van historische

bronnen verlaten. Een samenwerking vanuit verschillende wetenschappelijke velden waaronder de

geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

twintig jaar veel nieuwe kennis is vergaard waarbij oude modellen werden aangepast of verworpen.

Ook binnen de geschiedenis zelf is men afgestapt van de louter beschrijvende studies en koppelt men

de resultaten van het landschappelijk onderzoek meer en meer aan de resultaten van het socio-

economisch onderzoek.

Bij dergelijk onderzoek is het altijd noodzakelijk een duidelijk afgebakend geografisch gebied te

hebben. Dit onderzoek heeft niet de grootschaligheid van eerder verschenen werken die een ganse

kasselrij of een grotere regio behandelen. Als onderzoeksgebied werd de gemeente Ramskapelle

uitgekozen. Verderop wordt de precieze geografische afbakening duidelijker gesteld. Ramskapelle is

gelegen nabij Brugge en behoort dus tot het Brugse ommeland en is ook niet veraf van de

Zwinmonding. Over dit gebied zijn zowel in het recente als minder recente verleden enkele

historisch-geografische werken verschenen alsook zijn er nog enkele onderzoeken bezig over dit

gebied2.

De parochie Ramskapelle werd uitgekozen omdat voor dit dorp ommelopers zijn bewaard voor de

15e, 16e, 17e en 18e eeuw. De oudste ommeloper dateert uit 1447, de start van het onderzoek

situeert zich dus ongeveer halfweg de 15e eeuw, de meest recente ommeloper geeft de situatie weer

in het jaar 1788, aan de vooravond van de Franse Revolutie. Met de twee middelste ommelopers uit

het jaar 1567 en 1654 is een analyse op lange termijn mogelijk met vier momentopnames, die start

aan het eind van de middeleeuwen en eindigt aan de vooravond van de Franse Revolutie. Het einde

van het ancien régime is geen absolute grens, in sommige gevallen werden de onderzoeksresultaten

of onderdelen van het landschap vergeleken met het hedendaagse landschap of de situatie ergens in

de loop van de 19e of 20e eeuw.

2 Zie bijv. het momenteel lopend archeologisch onderzoek: Middeleeuws Brugge en zijn voorhavens. Een

landschapsarcheologische bijdrage tot het Zwindebat

Page 14: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

2

Deze masterproef is onderverdeeld in verschillende delen. In het eerste deel wordt de algemene

context besproken, wordt er nagegaan wat er reeds allemaal verschenen is over

landschapsgeschiedenis in de Vlaamse kustvlakte, het bevat ook een korte geschiedenis van

Ramskapelle zelf,… . Daarna wordt er meer uitleg verschaft over de geraadpleegde bronnen. Dit

waren de ommelopers en enkele kaarten die als hulpmiddel werden gebruikt. Na deze bespreking

volgen de verwerking en de resultaten van het effectieve onderzoek. In het eerste en grootste luik

van het onderzoek worden voornamelijk socio-economische aspecten onderzocht. Er wordt gestart

met een evolutie van de percelering doorheen de tijd, daarna worden de bezitsverhoudingen

geanalyseerd. Hierbij wordt dit bestudeerd binnen de parochie zelf op de verschillende momenten,

maar is er ook een analyse doorheen de tijd. Daarnaast worden de resultaten vergeleken met die van

gelijkaardige onderzoeken die hebben plaatsgevonden in de Vlaamse kustvlakte. Zo wordt er

nagegaan of in Ramskapelle zich dezelfde evoluties hebben voorgedaan als in de rest van de

kustvlakte. Na de bezitsverhoudingen wordt er dieper ingegaan op de bedrijfsstructuren in

Ramskapelle. Hierbij worden onder meer de bedrijfsgroottes bestudeerd alsook de verhouding

tussen eigendom en pacht bekeken vanuit twee verschillende perspectieven: de verhouding gezien

vanuit de parochie en de verhouding gezien vanuit het bedrijf zelf. In een volgend stuk wordt de

evolutie van het bezit van twee sociale groepen bestudeerd, namelijk het bezit in handen van de kerk

en het bezit in handen van de edellieden. Na dit stuk verschuift de focus meer en meer naar het

landschap maar wordt het socio-economische aspect niet uit het oog verloren. Eerst wordt er

gekeken naar de aanwezige infrastructuur in het landschap. Hierbij worden voornamelijk de

hofstedes onder de loep genomen. De evolutie van het aantal hofstedes doorheen de tijd wordt

onderzocht en ook wie de eigenaars waren van deze hofstedes. Als laatste volgt een korte bespreking

waarbij de gegevens uit de ommelopers worden vergeleken met de informatie vervat in de

bodemkaart. Om te eindigen worden de belangrijkste resultaten samengevat in het besluit.

Page 15: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

3

1.1 Status Questionis Over de verschillende aspecten die in dit onderzoek aan bod komen is er reeds eerder veel literatuur

verschenen. Al deze werken bespreken zou ons te ver leiden. Daarom wordt in de volgende

paragrafen getracht een korte bespreking te geven van de belangrijkste werken die reeds zijn

verschenen en geraadpleegd zijn tijdens dit onderzoek. Hierbij wordt de inhoud kort weergegeven,

een situering gegeven waar men die werken kan plaatsen binnen de historische geografie en wat de

meerwaarde ervan is voor dit onderzoek.

Werken die rechtstreeks gelinkt kunnen worden aan Ramskapelle

Coornaert (M.). Westkapelle en Ramskapelle, met een studie over de Brugse Tegelrie. Tielt, 1981

Dombrecht (K.). Plattelandsgemeenschappen, lokale elites en ongelijkheid in het Vlaamse kustgebied,

14e-16

e eeuw. Case-study: Dudzele ambacht. Universiteit Gent, 2014

Het eerste werk is geschreven door Maurits Coornaert. In het voorwoord van zijn werk wordt

duidelijk dat hij van opleiding klassiek filoloog is, maar hij heeft haast uitsluitend werken

gepubliceerd die verband houden met de geschiedenis en de historische geografie van de kuststreek

ten noordoosten van Brugge. Hierbij gaat hij meestal beschrijvend en weinig verklarend te werk. Tot

zijn werk behoren enkele dorpsmonografieën waaronder het werk over Ramskapelle (in combinatie

met Westkapelle). Dit werk bevat (net als zijn andere werken) enorm veel nuttige informatie maar

door zelf te werken met historische bronnen die Coornaert heeft gebruikt, is gebleken dat er toch

voorzichtig moet worden omgegaan met de besluiten die hij soms durft te trekken. Naast dit werk

heeft Coornaert tal van andere publicaties geschreven die verband houden met verschillende

aspecten van de geschiedenis van de regio ten noorden van Brugge.

Een tweede werk dat rechtstreeks gelinkt kan worden aan Ramskapelle is het recent verschenen

doctoraatsproefschrift van Kristof Dombrecht. Dit werk legt de focus op Dudzele ambacht waar

Ramskapelle ook een onderdeel van was. In dit werk heeft hij dan ook gebruikgemaakt van het werk

van Coornaert, maar in tegenstelling tot laatstgenoemde wordt er niet enkel beschrijvend te werk

gegaan maar gaat hij ook op zoek naar verklaringen voor en gevolgen van de veranderingen in de

samenleving die plaatsvonden tussen de 14e eeuw en de 16e eeuw, waarbij er gesteund wordt op de

recente inzichten met betrekking tot de kuststreek binnen de historiografie, zowel op historisch-

geografisch als socio-economisch vlak. Hierbij werd onder andere onderzoek verricht naar de

karakteristieken van de elites binnen de dorpsgemeenschappen, de sociale structuren binnen

Dudzele ambacht en de inkomens- en vermogensongelijkheid.

Page 16: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

4

Algemene werken i.v.m. de transformatie van de kustvlakte

Om alles in een breder kader te kunnen plaatsen wordt er gesteund op enkele werken die de sociaal-

economische, politieke en historisch-geografische geschiedenis bestuderen van de Vlaamse

kustvlakte in de late middeleeuwen en de vroegmoderne tijd. Voor Vlaanderen is Adriaan Verhulst de

grondlegger van het historisch-geografisch onderzoek. Er wordt slechts in beperkte mate op zijn werk

voortgebouwd omdat het gedeeltelijk op verouderde theorieën is gebaseerd. Voor de Vlaamse

kustvlakte zijn de meeste nieuwe inzichten ontstaan gedurende de laatste vijftien jaar. In de eerste

plaats wordt hiervoor een beroep gedaan op het werk van Erik Thoen en Tim Soens. Thoen

ontwikkelde het concept ‘sociaal agrosysteem’3 dat als referentiekader voor landschapsgeschiedenis

kan gebruikt worden. Beiden schreven samen of apart verschillende artikelen over de Vlaamse

kustvlakte en het bijhorende sociaal agrosysteem. Het belangrijkste van al deze werken voor dit

onderzoek is van de hand van Soens:

Soens (T.). De spade In de dijk? : Waterbeheer En Rurale Samenleving In De Vlaamse kustvlakte

(1280-1580). Gent, Academia Press, 2009

In dit werk bestudeert Soens de organisatie van de wateringen. Hierin linkt hij de problemen

waarmee de waterschappen te maken kregen aan de structuren en transformaties van de

toenmalige samenleving in de Vlaamse kustvlakte. Voor de algemene veranderingen binnen de

samenleving van de Vlaamse kustvlakte was dit een zeer interessant werk. Het bevat bovendien veel

tabellen en grafieken gebaseerd op het bronnenmateriaal van de wateringen.

De Vlaamse kustvlakte strekt zich ruwweg uit over een afstand van meer dan honderd kilometer4.

Waar het sociaal agrosysteem van Binnen-Vlaanderen reeds onderverdeeld is in verschillende

subregio’s met elk hun eigen specifieke kenmerken en uitingen in het landschap, zoals de streek rond

Gent met een bocagelandschap, de bolle akkers in het Waasland, de specifieke percelering in het

Meetjesland,… is dit voor de kustvlakte ook het geval maar in veel mindere mate. Men deelt de

kustvlakte op in enerzijds de westkust en anderzijds de oostkust en Zeeuws-Vlaanderen. Aan de

westkust zijn de veeteelt en zuivel belangrijker en is in het landschap de oudere percelering

behouden. Aan de oostkust en in Zeeuws-Vlaanderen ligt de nadruk op de graanteelt en is de

percelering ontstaan in de vroegmoderne tijd.5 Om de interne verschillen en overeenkomsten binnen

de kustvlakte te bestuderen werd er één werk gekozen voor een gebied ten westen van Ramskapelle

3 Cfr. infra

4 Van Duinkerke tot Antwerpen

5 Zie o.a. Thoen (E.). Inleiding tot de historische geografie en Lehouck, Alexander, Nele Vanslembrouck,

Vanessa Gelorini, et al. “Reconstructing disappeared landscapes of wet areas: Western Sealand Flanders.”

European landscapes and lifestyles : the Mediterranean and beyond Edições universitárias Lusófonas, 2007. p.

231–241

Page 17: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

5

met als onderzoeksgebied de kasselrij Veurne en één werk voor een gebied ten oosten, namelijk

West-Zeeuws-Vlaanderen. Deze werken waren:

Vandewalle (P.). De geschiedenis van de landbouw in de Kasselrij Veurne, 1550-1645. Brussel,

1986

Van Cruyningen (P.J.). Behoudend maar buigzaam. Boeren in West-Zeeuws-Vlaanderen, 1650-

1850. AAG Bijdragen, 40,Wageningen, 2000

Page 18: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

6

1.2 De Vlaamse kustvlakte Binnen historisch-geografische studies werd er reeds lange tijd gefocust op regionale verschillen

binnen de landschappen en de plattelandslandbouw maar hierbij liet men die verschillen meestal

samenvallen met de (toenmalige) politieke grenzen, en door de sterke invloed vanuit de geografie

was er weinig zin voor evolutie en werd een groot deel van de samenleving geografisch

gedetermineerd. Vanaf de 2e helft van de 20e eeuw stelt men de mens meer centraal en komt de

nadruk te liggen op het landelijk cultuurlandschap, dit vaak als onderdeel en in functie van een

totaalgeschiedenis, zoals bij de Annalesschool het geval was. In de jaren ’70 kent de

landschapsgeschiedenis een dipje maar onder invloed van het postmodernisme en met de hulp van

de archeologie is er onder historici sinds de jaren 1990 opnieuw meer aandacht voor het landschap.

De regionale benaderingen tot dan toe waren vaak vernieuwend en hadden meer en meer aandacht

voor de mens maar zoals bij de Annales waren deze te algemeen of zoals bij de

landschapsbiografieën weinig historisch verklarend.6

Voor de Lage Landen hanteert men sinds kort een meer socio-economische benadering. Voor de

Nederlanden onderscheidt Bas van Bavel ongeveer 20 à 25 regio’s waarvan de lokale economische

organisatie en de sociale structuren onderling sterk verschillen.7 E. Thoen ontwikkelt voor het

graafschap Vlaanderen een regionale benadering, namelijk de Sociaal-Agrosystemische

Landschapsanalyse (SAL), die gelijkaardig is aan de benadering van B. van Bavel. Volgens Thoen is een

sociaal agrosysteem een regionaal, ruraal overlevingssysteem waarin specifieke sociale relaties8 de

manier van produceren en overleven bepalen. Hierbij is een sociaal agrosysteem geen statisch

gegeven maar verandert dit structureel doorheen de tijd. Het is opgebouwd uit een complex systeem

van onderling op elkaar inwerkende elementen (de natuurlijke omgeving, de manier van produceren,

landbouwtechnieken, eigendomsrechten, eigendomsverhoudingen, machtsstructuren,

arbeidsrelaties, inkomensstrategieën,…). Het doel van de sociaal-agrosystemische landschapsanalyse

is zich af te vragen hoe en op welke wijze een sociaal agrosysteem zich reflecteert in het landschap

en welke veranderingen binnen een sociaal agrosysteem gevolgen hebben op het landschap.9

Thoen past dit toe op het graafschap Vlaanderen en onderscheidt hierbij twee verschillende regio’s

en bijhorende sociale agrosystemen, namelijk Binnen-Vlaanderen en Kust-Vlaanderen. Tijdens de late

6 Eigen nota’s bij Thoen (E.). Inleiding tot de historische geografie 2014-15 – Korte syllabus. Gent. Onuitgegeven

cursus. 2014 7Zie o.a. zijn werk: van Bavel (B.). Manors and markets: economy and society in the low countries, 500-1600,

Oxford, 2010 8 Sociale relaties tussen boeren onderling en tussen boeren en anderen niet betrokken in het productieproces

9 Thoen (E.). “‘Social agrosystems’ as an economic concept to explain regional differences. An essay taking the

former county of Flanders as an example (Middle Ages-19th. century)”, in: B. van Bavel en P. Hoppenbrouwers,

Landholding and land transfer in the North Sea Area (Late Middle Ages-19th century). p. 47-49

Page 19: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

7

middeleeuwen werden de verschillen tussen beide regio’s steeds groter doordat ze elk hun eigen

evolutie ondergingen. In Binnen-Vlaanderen, ook wel Zandig Vlaanderen genoemd ontwikkelde er

zich een commerciële overlevingseconomie. De samenleving bestond uit enkele grote bedrijven en

een meerderheid van bedrijven kleiner dan vijf hectare die onderling samenwerkten waarbij het

overleven van de familie centraal stond. Intensieve landbouw en de aanwezigheid van proto-

industrie zoals de linnennijverheid moesten hiervoor zorgen. Tot aan het einde van het ancien

régime kende de samenleving in deze regio slechts weinig drastische veranderingen, de

overheersende trend was dat de bedrijven steeds kleiner en kleiner werden.10

Dit werk situeert zich binnen het sociaal agrosysteem van Kust-Vlaanderen, een gebied dat een heel

andere evolutie onderging. Dit agrosysteem omvat het Franse departement Nord-Pas-de-Calais, de

Vlaamse Noordzeekust en Zeeuws-Vlaanderen. De grens tussen Kust-Vlaanderen en Zandig

Vlaanderen bevindt zich gemiddeld ongeveer vijftien tot twintig kilometer landinwaarts vanaf de

Noordzeekust en de linkeroever van de Schelde. Van de 10e tot en met de 12e eeuw werden tijdens

de bedijkingsfase kolonisten aangetrokken naar de kustregio om zich daar te vestigen. Geringe

cijnzen en ruime vrijheden dienden als aantrekkingsfactoren. Intensieve akkerbouw in combinatie

met veeteelt en proto-industrie (turfwinning, visvangst, zoutnijverheid en wolnijverheid) hadden er

de bovenhand. Naast hun eigen bedrijfje gingen boeren aan het werk op de grotere boerderijen en

hielpen ze mee met het onderhoud van de dijken.11 Uit het beperkte bronnenmateriaal dat

voorhanden is blijkt dat tot in de 13e eeuw er veel overeenkomsten waren tussen Binnen-Vlaanderen

en Kust-Vlaanderen. De grond was voornamelijk in het bezit van peasants (kleine eigengeërfde

boeren) die elk een bedrijfje hadden met een oppervlakte van minder dan 5 ha, waarvan een

meerderheid minder dan 3 ha.12 Vanaf de 15e eeuw zijn de bronnen - en dan specifieker de

ommelopers van wateringen en de verhoofdingen (waarin het grondbezit per eigenaar werd

samengevat) - beter en talrijker bewaard waardoor er vanaf dan meer informatie over de

eigendomsstructuren beschikbaar is. Vanaf de 14e eeuw kende de kustsamenleving grote

veranderingen. De grootste structurele verandering hierbij is de enorme terugval van het aantal

eigenaars die minder dan 5 en minder dan 10 ha grond bezaten. Het aantal eigenaars met een

middelgroot- (10-25 ha) en groot grondbezit (25+ ha) nam daarentegen toe. De nieuwe

grootgrondbezitters waren voor een groot deel afkomstig uit de steden, lid van de adel of een

religieuze instelling. Dit waren dus personen en instellingen die niet in de kustvlakte zelf woonden,

10

Vanhaute (E.). “Rich agriculture and poor farmers: land, landlords and farmers in Flanders, 18th and 19th

centuries”, Rural history: economy, society, culture 12 (2001), p. 19-38 11

Vervaet (L.). Het domeinbeheer van het Brugse Sint-Janshospitaal, ca. 1275-1575, Universiteit Gent, 2015, p.

3 12

Soens (T.). De spade in de dijk? : waterbeheer en rurale samenleving in de Vlaamse kustvlakte (1280-1580),

Gent, Academia Press, 2009, p. 74-75

Page 20: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

8

de absentee owners. Zij streefden voornamelijk winst op korte termijn na en hadden geen oog voor

een duurzaam beheer van hun gronden op lange termijn. 13 Deze eigendomsconcentratie was een

geleidelijk proces en het precieze begin- en eindpunt ervan vaststellen is niet mogelijk, maar volgens

Soens waren er enkele versnellingsmomenten door o.a de vele overstromingen rond 1400 en de

ellende die hiermee gepaard ging, en door slechte politieke en economische omstandigheden op het

einde van de 15e eeuw. Lokaal zijn er nog andere verklaringen te vinden voor de versnelde

eigendomsconcentratie, zoals het verdwijnen van proto-industriële activiteiten, voornamelijk binnen

de turfnijverheid.14 Gepaard met deze eigendomsconcentratie was er een bedrijfsconcentratie die

iets later op gang kwam. Dit wordt aangetoond door de vele verlaten hofstedes (hofwüstungen) die

onder meer werden bestudeerd door D. Tys voor de grafelijke domeinen rond Slijpe en

Mannekensvere15, door R. Boterberge voor Zuienkerke16, door M. Coornaert voor de wateringen

Eiensluis en Groot-Reigarsvliet17, door M.K.E. Gottschalk voor West-Zeeuws-Vlaanderen18 en door

T. Soens voor de watering van de Oude Yvene19. De gemiddelde oppervlakte van de

landbouwbedrijven steeg sterk. In plaats van de kleine eigengeërfde bedrijven waren er in de

kustvlakte meer en meer middelgrote en grote pachtbedrijven aanwezig. Vele van de lokale boeren

verloren de eigendomsrechten over hun lapje grond en werden pachters. Bij de pachtbedrijven stond

het overleven van het bedrijf centraal en hiervoor ging men commercieel en marktgericht te werk.

Bedrijven specialiseerden, er werd meer gefocust op veeteelt, wat zorgde voor een stijging van de

vleesconsumptie in de streek. Akkerbouw werd op een meer extensieve wijze bedreven, waarbij

input van kapitaal belangrijker was dan input van arbeid. De samenleving veranderde van een

commerciële overlevingseconomie in de 13e eeuw naar een commerciële bedrijfseconomie vanaf

ongeveer de 16e eeuw.20 Door deze transitie werd de kloof tussen rijk en arm binnen de

dorpsgemeenschappen op het platteland groter. De toegenomen ongelijkheid ging hand in hand met

een afname van de bevolking in de streek ten noorden van Brugge en de bevolkingsdichtheid lag er

een stuk lager dan in Zandig Vlaanderen.21

13

Soens (T.). “Explaining deficiencies of water management in the late medieval Flemish coastal plain, 13th-

16th centuries”, In: Jaarboek voor Ecologische Geschiedenis (2006), p.42-43 14

Soens (T.). De spade in de dijk? p.79-83 15

Tys (D.). Een middeleeuws landschap als materiële cultuur: de interactie tussen macht en ruimte in het

kustgebied en de wording van een laatmiddeleeuws tot vroegmodern landschap. Kamerlingsambacht, 500-

1200/1600, (onuitgegeven doctoraatsproefschrift, Vrije Universiteit Brussel) 7 dln. 2003, p.561-563 16

Boterberge (R.). Zuienkerke: geschiedenis van een polderdorp, (Zuienkerke, 1992) p. 281, 293-297 17

Cfr. infra 18

Gottschalk (M.K.E). Historische geografie van westelijk Zeeuws-Vlaanderen, II, Assen, 1957, p.253 19

Thoen (E.) en Soens (T.). ‘Van landschapsgeschiedenis naar ecologische geschiedenis. Waterbeheer in de

Vlaamse kustvlakte in de Late Middeleeuwen en het Ancien Régime’, Jaarboek voor Ecologische Geschiedenis,

2001, p. 7 20

Eigen nota’s bij Thoen (E.). Inleiding tot de historische geografie 21

Vervaet (L.). Het domeinbeheer van het Brugse Sint-Janshospitaal, ca. 1275-1575, p.4

Page 21: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

9

De studies met betrekking tot het sociaal agrosysteem van de kust focussen meestal op de periode

van de 14e tot en met de 16e eeuw, dit omdat in die periode de grootste structurele veranderingen

hebben plaatsgevonden. Over de 17e en de 18e eeuw is er tot nu toe veel minder literatuur

verschenen. In de kasselrij Veurne22 en in West-Zeeuws-Vlaanderen23 blijft de bedrijfsconcentratie

voortduren maar dit aan een veel trager tempo dan het geval was tussen 1400 en 1600. In 1750 was

in West-Zeeuws-Vlaanderen 88% van alle grond in handen van bedrijven die 30 ha of meer bezaten.

Van deze bedrijfsconcentratie waren vooral de middelgrote bedrijven tussen de 10 ha en de 30 ha

het slachtoffer. Hun landerijen werden overgenomen door de grote boeren.24

22

Zie het werk: Vandewalle (P.). De geschiedenis van de landbouw in de kasselrij Veurne (1550-1645). Veurne,

Gemeentekrediet, 1986 23

Zie het werk: Van Cruyningen (P.J.). Behoudend maar buigzaam. Boeren in West-Zeeuws-Vlaanderen, 1650-

1850, AAG Bijdragen, 40, Wageningen, 2000 24

Lambrecht (T.). “Agrarian Change, Labour Organization and Welfare Entitlements in the North-Sea Area, C.

1650-1800”, In: Comparative Perspectives, ed. Steven King and Anne Winter, 2013, Oxford, UK: Berghahn, p.

206

Page 22: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

10

1.3 Ramskapelle, geografische afbakening en historisch

overzicht Nadat in het vorige hoofdstuk de algemene evolutie in de Vlaamse kustvlakte werd besproken, wordt

in dit hoofdstuk het onderzoeksgebied afgebakend. Hierbij wordt vertrokken van de huidige

geografische situatie. Naast de geografische afbakening worden ook kort de belangrijkste historische

evenementen van Ramskapelle en de omliggende regio vermeld.

1.3.1 Huidige Geografische Context Ramskapelle is een dorpje in het noordoosten van de provincie West-Vlaanderen ongeveer drie

kilometer landinwaarts van de Noordzeekust. Het is een deelgemeente van Knokke-Heist. In het

noorden grenst het aan de deelgemeente en badplaats Heist, in het oosten aan de deelgemeente en

het dorp Westkapelle. In het zuiden loopt de N376 samen met de gemeentegrens tussen

Ramskapelle en Oostkerke. In het westen vormen het Schipdonkkanaal en het Leopoldkanaal de

gemeentegrens. De oppervlakte van het grondgebied van Ramskapelle bedraagt in totaal

ca. 557 ha.25

Door onder meer de aanleg van het Schipdonkkanaal en het Leopoldkanaal in het midden van de 19e

eeuw, de uitbreiding van de achterhaven van Zeebrugge in de 20e eeuw en thans de aanleg van de

nieuwe autostrade A11 is het landschap drastisch veranderd. Dit biedt dan ook geen goed

vertrekpunt voor een historisch-geografische studie. Enkele studies hebben reeds aangetoond dat

het grondgebied van Ramskapelle rond 1835 in grote mate overeenkomt met het grondgebied van

de parochie Ramskapelle in de late middeleeuwen en de vroegmoderne tijd.26 De oude

parochiegrenzen werden dan ook gebruikt om het onderzoeksgebied af te bakenen. In noordelijke,

oostelijke en zuidelijke richting komen de huidige gemeentegrenzen min of meer overeen met de

oude parochiegrenzen. In westelijke richting is er het grootste verschil. In de jaren ’70 werd in

Zeebrugge de Pierre Vandammesluis aangelegd die toegang verschaft tot de achterhaven, waar het

oorspronkelijk landschap plaats moest maken voor de aanleg van enkele dokken en haventerreinen.

Ramskapelle verloor dan ook in 1976 het grondgebied dat zij ten westen van het Schipdonk- en

Leopoldkanaal bezat.27 Volgens de oude parochiegrenzen beschikte Ramskapelle over een

25

http://www.knokke-heist.be/pagina/oppervlakte-van-de-gemeente , laatst geraadpleegd op 12.05.15 26

Dombrecht (K.). Plattelandsgemeenschappen, lokale elites en ongelijkheid in het Vlaamse kustgebied, 14e-

16e eeuw. Case-study: Dudzele ambacht. Universiteit Gent, 2014, p. 12 27

De Kée (S.). De Haven Van Zeebrugge: Ontwikkeling En Link Met De Haven Van Oostende. Universiteit Gent,

Diss. Master, 2013, p.10

Page 23: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

11

grondgebied van in totaal ongeveer 787 ha.28 Op de volgende kaarten zijn duidelijk de verschillende

fases te zien van de aanleg van onder meer de haven, wegen en kanalen.

28

Vrielinck (S.). De territoriale indeling van België (1795-1963) : bestuursgeografisch en statistisch repertorium

van de gemeenten en de supracommunale eenheden (administratief en gerechtelijk). Met de officiële uitslagen

van de volkstellingen, 3 dln. (Leuven, 2000), dl. 3, p.1749.

Page 24: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

12

Figuur 1 Situering Ramskapelle 2000 (Bron: Topografische kaart NGI 1999, eigen bewerking)

Figuur 2 Situering Ramskapelle net voor WO I (Bron: Topografische kaart ICM 1913, eigen bewerking)

Page 25: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

13

Figuur 3 Situering Ramskapelle 18e eeuw (Bron: Ferraris, eigen bewerking)

Page 26: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

14

1.3.2 Historische context Ramskapelle Om het ontstaan van Ramskapelle en van de andere dorpen in de Brugse polders na te gaan is het

noodzakelijk kennis te hebben van de occupatiegeschiedenis van de Vlaamse kustvlakte. Vele werken

die dit thema behandelen maken hierbij gebruik van het Duinkerks transgressie- en regressiemodel,29

dat reeds aan het begin van de 20e eeuw werd ontworpen maar pas na WO II volledig werd

uitgewerkt aan de hand van onder meer de bodemkaart van België. Door nieuwe data uit

verschillende wetenschappelijke disciplines, waaronder de geologie en de archeologie, werden de

Duinkerketransgressies vanaf de jaren ’80 als voorbijgestreefd bestempeld, maar voor verschillende

historisch-geografische werken zou tot ver in de jaren ’90 op dit model gesteund worden. In de

plaats van de transgressies kwam het Relatieve Zeespiegelrijzing-model (RSZ) dat de verandering in

de snelheid van het stijgen van de zeespiegel centraal stelt en de nadruk legt op het belang van de

getijden en de getijdengeulen. De omgang van de mens met deze getijdengeulen was van cruciaal

belang voor het overleven in de kustvlakte. In dit nieuwe model impliceert de afwezigheid van

historische bronnen voor een bepaalde periode ook niet meer de afwezigheid van de mens in de

kuststreek.30

Met het Relatieve Zeespiegelrijzing-model gaat men ervan uit dat in de ca. 9e-10e eeuw het

schorrengebied nabij de kust gekoloniseerd werd en vanaf dan permanent bewoond. Hierbij werden

de kolonisten aangetrokken door de schaapsweiden, de hoog opgeslibde schorren die bij een

stormvloed niet meer overstroomden. Het gebied speelde een belangrijke rol in de Vlaamse

lakennijverheid door het houden van schapen voor hun wol. De stormvloeden van de 11e eeuw

bedreigden de regio maar de inwoners legden vluchtheuvels aan waardoor men in het gebied kon

blijven leven. In de 10e eeuw begon men reeds met het aanleggen van defensieve dijken, vanaf de

11e en 12e eeuw bouwde men offensieve dijken om zo land te winnen en het schorrengebied droog

te leggen. Hierin hadden de kerkelijke instellingen een belangrijke rol31. Naast de dijken werden ook

29

Zie onder meer Verhulst (A.). “Historische geografie van de Vlaamse kustvlakte tot omstreeks 1200”, in:

Bijdragen voor de geschiedenis der Nederlanden, 1959, XIV, 1-37; Verhulst (A.). Landschap en landbouw in

middeleeuws Vlaanderen, Brussel, 1995; Ameryckx (J.) en Verhulst (A.). Enkele historisch-geografische

problemen in verband met de oudste geschiedenis van de Vlaamse kustvlakte. Gent, Oostvlaams verbond van

de kringen voor geschiedenis, 1958 en Antrop (M.). Het landschap meervoudig bekeken. Kapellen:

DNB/Pelckmans, 1989. 30

Zie o.a. Tys (D.). De verwerping van het zgn. Duinkerketransgressiemodel en nieuwe inzichten in de vroegste

bedijking van de kustvlakte, in: Huys, E. et al. (Ed.) (2001). Polders en Wateringen: Studiedag georganiseerd te

Damme op 19 mei 2000 en Tys (D.). “De inrichting van een getijdenlandschap. De problematiek van de

vroegmiddeleeuwse nederzettingsstructuur en de aanwezigheid van terpen in de kustvlakte: het voorbeeld van

Leffinge”, in: Archeologie in Vlaanderen, 2002, VIII, 257-279 31

Het belang van de kloosters en abdijen in de kustvlakte moet gezien worden bij de herinpolderingen in de

laatste fase van de middeleeuwen. Bijv. na een stormvloed kwam geabandonneerd land vaak in handen van

een religieuze instelling die de herindijking financierde. (Soens (T.). “Van de Graafjansdijk tot de Grote

Page 27: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

15

sluizen aangelegd om de aangelegde polders af te wateren. Een andere op het landschap ingrijpende

activiteit waren de grootschalige veenontginningen. Het veen werd gebruikt voor de zoutwinning en

als brandstof. Dit alles zorgde ervoor dat het bodemoppervlak lager kwam te liggen.32

Voor het ontstaan van Ramskapelle als onafhankelijke parochie zijn er verschillende verklaringen die

niet allemaal overeenkomen. Verhulst situeert de stichting van het naburige Dudzele als parochie

ergens aan het eind van de 10e eeuw, met een oudste attestatie rond ca. 1060. Dudzele was één van

de oudste parochies in de regio. Volgens Verhulst kregen de eerste van Dudzele afstammende

parochies het achtervoegsel –kerke mee, zoals Uitkerke en Oostkerke (allebei parochie in de 2e helft

van de 10e eeuw). Pas later zouden de nederzettingen met het achtervoegsel –kapelle gesticht

worden. Volgens de theorie van Verhulst kan Ramskapelle dus pas ten vroegste als parochie ontstaan

zijn in de 12e eeuw.33 Coornaert dateert de oudste attestatie van Ramskapelle in historische bronnen

rond het midden van de 13e eeuw. Er zijn enkele oudere vermeldingen maar hiermee moet volgens

hem voorzichtig worden omgesprongen. Coornaert en Gysseling gaan ervan uit dat de attestatie van

Ramskapelle uit 1138 toebehoort aan het dorp Ramskapelle nabij Nieuwpoort terwijl Dombrecht

ervan uitgaat dat deze attestatie toebehoort aan Ramskapelle nabij Dudzele. Dombrecht gaat er dan

ook van uit dat Ramskapelle zich afscheidde van haar moederparochie Dudzele voor 113834 terwijl

volgens Coornaert Ramskapelle zich afscheidde van Dudzele in de 1e helft van de 13e eeuw. Bij de

afscheiding werd de lokale kapel tot lokale parochiekerk verheven. Volgens Coornaert en Strubbe

was er ene Hendrik Raem, een poorter uit Brugge, die o.a. meewerkte aan landwinning te Moerkerke

en gronden bezat nabij de dorpskom en zo meewerkte aan de stichting van ‘Raemscapelle’.35

Gysseling heeft geen lemma gewijd aan Ramskapelle nabij Dudzele doordat de eerste attestatie er

volgens hem pas is na 1226 en dus niet in zijn werk is opgenomen, maar wel een lemma aan

Ramskapelle nabij Nieuwpoort, wat hij verklaart als ‘kapel van Habran’.36 Dus bij Ramskapelle,

deelgemeente van Knokke-Heist, is het ook waarschijnlijk dat het toponiem verwijst naar een

persoon.

Ramskapelle zelf is ontstaan op één van de zes vluchtheuvels die zich achter de evendijk bevinden.

De natuurlijke terp met een doorsnede van ongeveer 125 meter werd volgens Coornaert uitgebreid

Polderboer. Vijf mythes rond middeleeuwse polders en wateringen kritisch doorgelicht”, In: Rond de

Poldertorens. Kring voor Heemkunde en Geschiedenis Sint-Guthago: Oostkerke, 51(4),2009, p. 129-132) 32

Eigen nota’s bij Thoen (E.). Inleiding tot de historische geografie 33

Verhulst (A.). ”Kort overzicht van de geschiedenis van de Zwinstreek in de middeleeuwen”, In: Handelingen

Van Het Genootschap Voor Geschiedenis 137(2000) , p. 195-196 34

Dombrecht (K.). Plattelandsgemeenschappen, p. 13 35

Coornaert (M.). Westkapelle en Ramskapelle, met een studie over de Brugse Tegelrie. Tielt, 1981, p.387-388 36

http://bouwstoffen.kantl.be/tw/facsimile/?page=824, laatst geraadpleegd op 12.05.15

Page 28: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

16

door de mens en na de bedijkingsfase als woonkern in gebruik genomen37. De hoogtelijnen op de

topografische kaart tonen deze verhoging ook aan38 en bij een bezoek aan het dorp valt het op dat

men lichtjes stijgt bij het naderen van het dorpscentrum.39 Ook andere dorpen in de regio zoals

Houtave, Vlissegem en Nieuwmunster zijn iets hoger gelegen dan het omliggende landschap.

Doorheen de tijd kwamen er zich meer boeren vestigen en ontwikkelde er zich een netwerk van

landweggetjes en verbindingswegen met de omliggende bewoningskernen. Naast het bewerken van

het land waren de belangrijkste economische activiteiten het bakken van stenen (dankzij een

geschikte bovengrond ten zuidwesten van het dorpscentrum) en hoogstwaarschijnlijk ook spinnen,

weven en strandvisserij. Coornaert schat dat er in de 15e eeuw ongeveer 275 personen woonachtig

waren te Ramskapelle.40 Voor de 16e eeuw schat Dombrecht dat er in Ramskapelle ongeveer 260

mensen woonden. Dit berekent hij door per huis 5 inwoners te rekenen. Het aantal van ca. 260

wordt ook bevestigd door een analyse van belastingrollen, meer bepaald met behulp van een

zettingrol van het Brugse Vrije uit dezelfde periode.41

Voor het Brugse Vrije is er een volkstelling bewaard gebleven uit het midden van de 18e eeuw, in

1748 werd die georganiseerd door de Franse bezetter voor het Graafschap Vlaanderen. De reden

hiervoor was dat de Fransen op zoek naar geld een belastinghervorming wilden doorvoeren. Ze

wilden een hoofdelijke belasting invoeren waarvoor men de bevolking in fiscale klassen moest

verdelen. Om dit te kunnen doen werd een volkstelling georganiseerd.42 Voor Ramskapelle verwerkte

J. De Smet deze telling en kwam hij aan een totaal van 286 inwoners.43 Zwaenepoel telde aan de

hand van dezelfde volkstelling 289 inwoners voor Ramskapelle.44 Bij de overgang van de

middeleeuwen naar de vroegmoderne tijd is het bevolkingsaantal lichtjes afgenomen, waarna het

slechts een zeer kleine toename kende om uiteindelijk in de 18e eeuw op een bevolkingscijfer uit te

komen dat slechts iets hoger lag dan in 1447.

37

Coornaert (M.). Bijdrage tot de historische geografie van de streek rondom Brugge. Gent: s.n., 1968, p. 4 38

Zie figuur 1 39

Hierbij wordt als centrum de locatie van de kerk aangeduid. 40

Coornaert (M.). Ramskapelle p.38-39, p. 41 41

Dombrecht (K.). Plattelandsgemeenschappen, p.63 42

Art (J.) et al. Hoe Schrijf Ik De Geschiedenis Van Mijn Gemeente? Deel 1 Nieuwste Tijden, Gent, Stichting Mens

en Kultuur, 1993, p. 122-123 43

De Smet (J.), “De bevolking van Ramskapelle in 1748”, in: Rond de Poldertorens, 8,1966, p. 125 44

Zwaenepoel (N.). Het Brugse Vrije Anno 1748: Socio-Demografische Analyse Van Een Rurale Samenleving

Medio Achttiende Eeuw. Universiteit Gent, Diss. lic. geschiedenis. p. 30

Page 29: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

17

2 Bronnenmateriaal

In dit hoofdstuk worden de voor dit onderzoek geraadpleegde bronnen besproken, in de eerste

plaats waren dit de ommelopers die reeds eerder kort werden aangehaald. Daarnaast worden nog

enkele kaarten besproken die ook gebruikt werden.

2.1 Ommelopers De belangrijkste bronnen voor dit onderzoek waren de ommelopers. De ommelopers zijn historische

bronnen die werden opgesteld in opdracht van de wateringen, ook waterschappen of eveningen

genoemd. De functie van de waterschappen was het controleren van het waterbeheer binnen een

gebied in de kustvlakte. Over de ontstaansredenen en de ontstaansperiode van de wateringen in de

Zuidelijke Nederlanden is er weinig geweten. Verschillende historici hebben het ontstaan van de

wateringen proberen te dateren en baseerden zich hierbij voornamelijk op historisch-geografische

informatie. Onder meer Huys, Vandermaesen, Coornaert en Boterberge vermoeden dat er reeds

wateringen waren in de 12e eeuw maar een hard bewijs heeft men hiervoor tot nu toe nog niet

gevonden. Soens vindt het bestaan van de waterschappen voor 1200 in de Vlaamse kustvlakte

onwaarschijnlijk. Aan het einde van de hoge middeleeuwen of het begin van de late middeleeuwen

werden de wateringen een gedecentraliseerde publieke instelling die onafhankelijk van de gewone

lokale en regionale overheidsorganen functioneerde.45

Het grondgebied van de parochie Ramskapelle bevond zich volledig binnen de watering

Groot-Reigarsvliet. In de 11e eeuw begon men met het indijken van de schorren langs de oevers van

een kreek van het Oude Zwin. Die kreek heette Reigarsvliet. Aan de westelijke oever werden enkele

polders ingedijkt en uit dit samenwerkingsverband ontstond de watering van Groot-Reigarsvliet. De

oudste archiefbescheiden van de watering dateren uit 1279.46

De ommelopers zijn een premodern kadaster waarin voor een bepaald gebied alle percelen werden

opgelijst en hierbij werd bij elk perceel de eigenaar en de oppervlakte genoteerd en afhankelijk van

ommeloper tot ommeloper nog extra informatie over onder meer de vorige eigenaar, het landschap,

de bebouwing ... Dit was nodig zodat voor elke grondbezitter het geschot bepaald kon worden. Het

geschot was de belasting die grondbezitters moesten betalen en was afhankelijk van de totale

oppervlakte die een grondbezitter bezat en verschilde van watering tot watering. Met de

45

Soens (T.). De spade in de dijk, p. 17-19 46

Huys (E.) en Vandermaesen (M.). “Inventaris van het achief van de watering van Eiensluis en Groot-

Reigarsvliet”, In: Inventaris van het archief van de Zwinpolder en rechtsvoorgangers, Rijksarchief Brugge, 2000

p. 75

Page 30: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

18

geschotgelden financierde men o.a. de aanleg en het onderhoud van de dijken, sluizen en

waterlopen om zo het waterbeheer in het gebied te optimaliseren. De veranderingen in de verdeling

van het grondbezit zorgden ervoor dat na enige tijd de ommeloper gedateerd was. Ofwel voerde

men dan aanpassingen door, door in de bestaande ommeloper wijzigingen aan te brengen, ofwel

besliste men om over te gaan tot de aanleg van een nieuwe ommeloper. Bij het opstellen van een

ommeloper werden alle percelen onderverdeeld in beginnen. Beginnen, onder meer ook nog

belopen en maten genoemd, waren gebieden die meestal afgebakend werden door

infrastructuurelementen zoals waterlopen, wegen,… .47

Bij dit onderzoek hebben we gebruikgemaakt van vier ommelopers die opgemaakt zijn in opdracht

van de watering Groot-Reigarsvliet en die in totaal een periode van meer dan 400 jaar overspannen.

In die periode van 400 jaar zijn er meer dan vier ommelopers opgesteld maar er zijn er slechts vier

overgebleven waarin het volledige grondgebied van Ramskapelle wordt opgelijst.

2.1.1 Ommeloper 1447 De oudste ommeloper die we hebben gebruikt werd uitgegeven in het jaar 1447.48 De ommeloper

bevindt zich in het OCMW-archief van Brugge en was een exemplaar in het bezit van het

Sint-Janshospitaal van Brugge. De ommeloper begint met twee inhoudstafels. In de eerste

inhoudstafel vindt men de verwijzing naar de start van elk begin. In de tweede inhoudstafel worden

alle pagina’s opgesomd die een perceel bevatten dat toebehoorde aan het Sint-Janshospitaal. Daarbij

wordt vermeld in welke parochie dat perceel lag. Daarna is er de aanhef die als volgt luidt:

“Dit is den omelooper vanden wateringhe van Reygheersvliete verhout ende ghemeten int jaer 1447

by Clement den Winckenaere, Simon Macharis ende Claeys Utervlietinghe ende Wulfaert f Claeys als

landmeters den 16e in pyetmaent”.

Van Simon Macharis is geweten dat hij in zijn leven naast landmeter ook actief geweest is als

sluismeester. Verschillende landmeters combineerden dit werk met een andere functie gerelateerd

aan de organisatie van de wateringen.49 Na de aanhef volgt de lijst van alle percelen begin per begin.

Bij elk perceel wordt altijd de eigenaar en de perceelgrootte vermeld. Bij sommige percelen heeft de

landmeter nog extra informatie toegevoegd zoals de ligging ten opzichte van het vorige perceel, de

vorm, of er bebouwing aanwezig was,… maar dit blijft altijd kort en bondig. Alle boerderijen worden

47

Voor uitgebreide informatie over de structuur van ommelopers zie onder meer: De Kraker (A.). “De Vlaamse en Zeeuwse

ommelopers in de 14de, 15de en 16de eeuw” in: Broncommentaren 4. Bronnen betreffende de registratie van onroerend

goed in de Middeleeuwen en Ancien Régime. Den Haag, 2001, p.178-181 en Coornaert (M.). “De ommeloper, het

middeleeuwse kadasterboek”, Rond de Poldertorens 4/1 (1962), pp. 15-26

48 OAB, St-Janshospitaal, A8

49 Soens (T.). De spade in de dijk,, p. 55

Page 31: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

19

aangeduid met de term hoofsteede waarbij enkel de naam van de bewoner wordt vermeld. Bij de

opsomming van de percelen heeft men de percelen van het Sint-Janshospitaal aangeduid met een

symbool in de marge en hierbij genoteerd in welke parochie elk perceel zich bevindt. Bij het

verwerken van de percelen te Ramskapelle zijn er duidelijk minimum twee verschillende

handschriften te onderscheiden. Er zijn dus ook minimum twee verschillende landmeters die het

grondgebied hebben opgemeten. Beide landmeters gebruikten bij het neerschrijven van de namen

vaak afkortingen en gebruikten niet dezelfde schrijfwijze voor eenzelfde persoon, waardoor nadien

met logisch beredeneren de verschillende schrijfwijzen aan één en dezelfde persoon gelinkt moesten

worden.

Voor de ommeloper uit 1447 werd voornamelijk het werk van Coornaert gebruikt om te weten welke

beginnen binnen het grondgebied van Ramskapelle lagen. Zonder andere hulpmiddelen dan de

ommeloper zelf is het door de beperkte geografische informatie haast onmogelijk om alle beginnen

te lokaliseren.50 Voor de ommelopers vanaf de 16e eeuw werden naast het werk van Coornaert

onder meer de Popp-kaart en de kaart van Drubbele51 als hulpmiddel gebruikt, omdat op de eerste

kaart de beginnen staan aangeduid alsook de hoeves, waterlopen en wegen, op de tweede kaart

staat dezelfde info maar met de toponiemen erbij. Vanaf de 16e eeuw wordt in de ommelopers zelf

ook bovenaan elke pagina vermeld in welke parochie men zich bevindt en wordt de overgang van de

ene parochie naar de andere parochie tussen twee percelen aangeduid.

2.1.2 Ommeloper 1576 De tweede ommeloper stamt uit 157652, dus net aan het begin van de tachtigjarige oorlog. De

ommeloper wordt, net zoals de daaropvolgende ommelopers, bewaard in het rijksarchief van Brugge

en is onderdeel van het archief van de watering zelf. De aanhef luidt als volgt:

“Ommelooper van der wateringhe van Groot Reygaersvliet nieuwe vermeten van sticke te sticke ende

oock nieuwe verhooft by Gillis van Zwevezele, geswooren landtmeter van den lande vanden vrijen ten

versoucke by accorde ende overeendraghen van de gheneraele ghemeene landen vande voornoemde

wateringhe ende was beghonnen naer Paeschen 1567 ende vulhent int jaer vijftienhondert”.

Gillis van Zwevezele was een belangrijk figuur binnen de wateringen ten noorden van Brugge. Hij was

aangesteld als ontvanger bij meer dan vijf wateringen en daarnaast stelde hij als landmeter

verschillende ommelopers op.53 In 1567 startte hij met het opmeten van alle percelen binnen

50

Coornaert (M.). Ramskapelle, p. 86 51

RAB, Verzameling kaarten en plannen, nr. 1062, een kaart van de streek ten noorden van Brugge getekend

aan het begin van de 18e eeuw

52 RAB, Watering Eiensluis en Reigarsvliet, nr. 298-299

53 Soens (T.). De spade in de dijk, p. 55

Page 32: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

20

Groot-Reigarsvliet. In 1576 was hij klaar met deze taak. De ommeloper geeft voor Ramskapelle

hoogstwaarschijnlijk de situatie weer in het jaar 1575.54 Na de aanhef volgt opnieuw de lijst van alle

percelen begin per begin, maar de indeling van de beginnen is nu anders dan in 1447. In de aanhef

wijst nieuwe vermeten van sticke te sticke ende nieuwe verhooft hierop. Niet alleen in

Groot-Reigarsvliet wijzigde de indeling van de beginnen binnen de watering, ook in andere

wateringen was dit in de periode tussen ca. 1450 en 1550 het geval.55 Waarom dit in dezelfde

periode op vele plaatsen wijzigde is nog niet exact geweten, maar de wijzigingen in de

eigendomsverhoudingen hebben hier zeer waarschijnlijk mee te maken.

De ommeloper van 1567 bevat veel meer informatie dan zijn voorloper uit 1447 en is goed bewaard.

Bij de ommeloper van 1447 kwamen per bladzijde elf tot twaalf percelen aan bod, vanaf 1567 komen

er door de uitgebreide perceelsbeschrijvingen nog slechts vier percelen aan bod per bladzijde. Als

voorbeeld volgt hierna de beschrijving van een perceel:

Jacop de Witte bij coope over Olivier Crober, comende van Jacop f Luuck van Dudzelle, ende librii Jans

vanden Voede ande noorthende daaran een viercant bilcksken van vier strynghen zuidt ende noordt,

streckende metten oosthende als vooren ende metten westende an Laureins Tandt Landt, Prooslandt,

3 G. 2 L. 92r.56

De eerste naam, Jacop de Witte, is de huidige eigenaar die in dit geval het perceel heeft gekocht van

Olivier Crober, de vorige eigenaar, wat aangeduid wordt door de term over. Andere manieren van

bezitsoverdracht zijn o.a: bij deele, bij erfenisse en causa uxoris (vanwege zijn echtgenote). De

landmeter beschrijft het perceel gezien vanaf het perceel dat toebehoort aan de kinderen van Jans

vanden Voede. Viercant wijst hier op de vorm van het perceel. De vorm kon op een uitgebreide

manier beschreven worden met o.a. een vermelding van het aantal hoeken, langwerpig of niet en

met eventuele speciale uitstulpingen. Een bilcksken is een kleine omheinde weide57, hiermee wordt

de aard van het perceel meegegeven, andere vaak terugkomende mogelijkheden zijn onder meer

hoygars, garslant,… . Wat ook vaak terugkomt - net zoals in dit voorbeeld - is strynghen. Over de

betekenis hiervan is er geen eenvormigheid en is er nog meer onderzoek nodig. Coornaert beweert

dat dit een stuk geploegd land is58, wat eerder weinig waarschijnlijk is aangezien een stuk land maar

op enkele ogenblikken gedurende het jaar werd geploegd. Volgens Vanslembrouck moet dit ruimer

gezien worden en zijn stringen langwerpige stroken land omgeven door een gracht die in verband

54

Coornaert (M.). Ramskapelle, p. 86 55

Zie ook: Lamon (R.). Landschap en eigendomsverhoudingen in de Oude Groedsche Polder van de vijftiende tot

de zeventiende eeuw. Universiteit Gent, Diss. 2e licentie geschiedenis, p.16

56 RAB, archief van de watering van Eiesluis en Groot-Reigarsvliet, nr. 299, f° 558 vo

57 INL GTB

58 Coornaert (M.). “De ommeloper, het middeleeuwse kadasterboek”, p.24

Page 33: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

21

gebracht moeten worden met de afwatering bij de akkerbouw en de veenontginning.59 Met behulp

van de vier windrichtingen wordt aangeduid aan welke andere percelen het beschreven perceel

grenst. Prooslandt wijst onder welk rechtsgebied het perceel viel (in dit geval onder dat van St.

Donaas in Brugge). Naast het Proosse was er ook nog land onder jurisdictie van het Kannunikse dat

ook toebehoorde aan St.Donaas van Brugge.60 Als er bewoning op een perceel staat geeft van

Zwevezele ook meer informatie dan zijn voorgangers uit 1447. Hij maakt een onderscheid tussen een

hofstede, hofstedeken en huuseken en vermeldt ook de naam van de hoeves en de mogelijke

aanwezigheid van een boomgaard of omwalling.

2.1.3 Ommeloper 1654 Bij het op zoek gaan naar een ommeloper voor de 17e eeuw werd er aan de hand van de

beschrijvingen vermeld in de inventaris toebehorend aan het archief van Eiensluis en Reigarsvliet

van uitgegaan dat er geen enkele ommeloper bewaard was gebleven die de ganse parochie

Ramskapelle omvat. Ook andere verzamelingen werden doorgenomen maar dit leverde evenmin een

positief resultaat op. In eerste instantie werd ervoor gekozen om dan enkel de 15e, 16e en 18e eeuw

met elkaar te vergelijken, maar de ommeloper die in de inventaris gedateerd werd met 1e helft 18e

eeuw tot 176761 bleek na het bekijken ervan een ommeloper ghecolloceert 62 door Andreas vande

Voorde tussen 1654 en 1656. Deze ommeloper wisselde in de daaropvolgende 150 jaar verschillende

malen van eigenaar en de informatie die erin staat werd dan ook regelmatig aangevuld en gewijzigd.

Doordat de aanvullingen doorheen de ommeloper niet op een consequente manier zijn gebeurd

bleek algauw dat een studie van de situatie in de 18e eeuw aan de hand van deze ommeloper

onmogelijk was, maar dat het wel mogelijk was hiermee de situatie tijdens de 17e eeuw in kaart te

brengen. Bij een groot deel van de percelen is de omschrijving identiek aan de informatie die Gillis

van Zwevezele genoteerd heeft - op de eigenaars na - en wordt ook dezelfde stijl gehanteerd. Bij de

percelen is het wel zo dat niet alleen de huidige en vorige eigenaar worden vermeld maar ook nog

andere vorige eigenaars. Soms wordt de datum van de bezitsoverdracht genoteerd, maar dit is dan in

de meeste gevallen enkel bij de laatste transactie. De meeste percelen zijn opnieuw opgemeten, als

de nieuwe meting overeenkwam met de oude opmeting schreef men per mate accordeert, maar

59

Vanslembrouck (N.). “Verdronken middeleeuwse landschappen reconstrueren: een utopie? Een

methodologische bijdrage toegepast op een deel van westelijk Zeeuws-Vlaanderen.” In: TIJDSCHRIFT VOOR

WATERSTAATSGESCHIEDENIS 14.2 (2005), p. 72 60

Dombrecht (K.). Plattelandsgemeenschappen, p. 15 61

RAB, Watering Eiensluis en Reigarsvliet, nr. 667-674, en Huys (E.) en Vandermaesen (M.). “Inventaris van het

achief van de watering van Eiensluis en Groot-Reigarsvliet”, In: Inventaris van het archief van de Zwinpolder en

rechtsvoorgangers, Rijksarchief Brugge, 2000, p. 33-132 62

Samengesteld (INL GTB)

Page 34: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

22

meestal verschilde die waarde licht ten opzichte van de oude waarde en werd er per mate xxx63

genoteerd. Het grootste probleem met deze ommeloper is dat er enkele pagina’s zijn uitgescheurd

waardoor de informatie voor enkele hectare grond verloren is gegaan.64

2.1.4 Ommeloper 1788 De ommeloper van 1788 is geen ommeloper van de watering Groot-Reigarsvliet, maar eerder een

landboek van de parochie Ramskapelle. In het boek zijn enkel de beginnen opgenomen die

samenvallen met het grondgebied van de parochie. Deze ommeloper geeft de situatie weer net voor

het eind van het ancien régime.

In de aanhef kan men lezen dat de ommeloper tussen 1777 en 1788 is opgesteld door de gezworen

landmeter van het Brugse Vrije J. Maelstaf die op datzelfde moment ook actief was als ontvanger

van de watering Groot-Reigarsvliet. Maelstaf bewaarde zelf het bestudeerde exemplaar van het

landboek maar in juni 1795 werd dit ghelicht uit zijn handen en kwam het in het bezit van de

parochie Ramskapelle zelf, waardoor het nu in bewaring is in het RAB in het archief van de gemeente

Ramskapelle (Knokke-Heist). Naast alle eigenaars heeft Maelstaf per perceel in de linkermarge ook

de gebruiker van dat perceel genoteerd. Een nieuw element bij deze ommeloper is dat alle percelen

genummerd zijn. Bij elk begin start de nummering telkens opnieuw vanaf 1. De meeste landboeken

en ommelopers opgesteld in de 18e eeuw waren vergezeld van één of meerdere kaarten waarop alle

percelen vermeld staan. Voor deze ommeloper zal dit hoogstwaarschijnlijk ook het geval geweest zijn

maar doorheen de tijd zullen de kaart en het boek van elkaar gescheiden zijn. Een kaart die bij de

ommeloper hoort werd niet teruggevonden.

2.2 Verwerking van de informatie uit de ommeloper Bij het verwerken van de ommelopers werd ervoor gekozen dit te doen met behulp van Microsoft

Excel. Per ommeloper werd zo een database aangemaakt. De verschillende databases hebben

dezelfde basisstructuur, waarbij voor elk perceel de eigenaar, perceelgrootte en informatie over de

aanwezigheid van bebouwing werden ingevoerd, met een verwijzing naar de bladzijde in de

ommeloper, om het opzoekwerk in de ommeloper te vergemakkelijken. Voor de ommelopers van

1567, 1654 en 1777 werd de database uitgebreid zodat de extra informatie uit de

perceelsomschrijving op een efficiënte wijze kon geanalyseerd worden. De database die toebehoort

63

Waarbij xxx staat voor de nieuwe waarde uitgedrukt in roeden neergeschreven in Arabische cijfers en niet in

Romeinse cijfers. 64

Door de uitgescheurde pagina’s is er vermoedelijk informatie over ca. 15 ha verloren gegaan. In het slechtste

geval - bij een verlies van ongeveer 25 ha - komt dit overeen met 3% (berekend op basis van de gemiddelde

totale oppervlakte in de andere ommelopers) van de totale oppervlakte die niet onderzocht kon worden.

Page 35: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

23

aan de ommeloper van 1777 is het meest uitgebreid omdat er daar ook velden zijn toegevoegd met

informatie over de gebruikers van de percelen.65

65

Zie ook bijlage 3

Page 36: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

24

2.3 Cartografische bronnen Als hulp bij het verwerken van de ommelopers werd er gebruikgemaakt van cartografisch materiaal.

Hierna volgt een korte bespreking van de kaarten die tijdens deze studie het meest geraadpleegd

werden en een klein overzicht van het kaartmateriaal in verband met Ramskapelle dat aanwezig is in

de archieven.

De verzameling ‘Kaarten en plannen’ van het RAB bevat iets meer dan tien kaarten waarop de

volledige watering Groot-Reigarsvliet staat afgebeeld, dit vaak in combinatie met de ten westen

gelegen watering Eiensluis. Het grootste deel van deze kaarten dateert uit de late 18e eeuw en de

1e helft van de 19e eeuw. Ze vertonen onderling grote gelijkenissen. De oudste kaarten die werden

teruggevonden zijn uit de 1e helft van de 17e eeuw.

Gebiedsdekkende kaarten die tot op het perceelsniveau gaan zijn niet teruggevonden, noch voor de

watering Groot-Reigarsvliet, noch voor de parochie Ramskapelle, maar die zijn er zeer waarschijnlijk

wel geweest, zie bijv. de nummering in de ommeloper van 1788. In het RAB bevatten de archieven

kaarten Mestdagh en watering Reygarsvliet wel verschillende detailkaarten waarop enkele percelen

zijn afgebeeld. Dit gaat dan vaak over een klein gebied waarbij de percelen rond een hoeve worden

afgebeeld of de ligging van alle percelen van éénzelfde eigenaar. In het OAB bevatten de

verzameling van het Sint-Janshospitaal en de verzameling ‘kaarten en plans’ ook enkele gelijkaardige

kaarten.66

2.3.1 De Popp-Kaart Voor de verwerking van de ommelopers was de Popp-kaart van Ramskapelle een grote hulp.67 Nadat

hij als controleur van het kadaster te Brugge gewerkt had ging Popp vanaf ca. 1837 aan de slag als

drukker en uitgever. De kaart van Ramskapelle heeft hij uitgegeven op schaal 1/5 000 en deze is net

zoals zijn andere kaarten nauwkeurig tot op het perceel.68 De kaart is niet gedateerd maar op de

kaart is te zien dat het Schipdonkkanaal en het Leopoldkanaal nog niet zijn aangelegd maar dat het

plan hiervoor wel al is getekend. De kaart is dus waarschijnlijk getekend aan het einde van de 1e helft

van de 19e eeuw. Bij het opbouwen van het kadaster voor de streek ten noorden van Brugge is men

vertrokken van de reeds bestaande indeling in beginnen die er reeds was door de wateringen. Op de

kaart zijn dan ook de beginnen aangeduid met nummer en grens die overeenkomen met de indeling

die in gebruik genomen werd in de 16e eeuw. Ook alle percelen zijn genummerd. Aan de hand van

66

Zie bijv. OAB, Sint-Janshospitaal, A20, kaartenboek 1769 67

Sinds kort zijn de kaart van Ramskapelle en de andere Popp-kaarten online in hoge resolutie beschikbaar via

de Koninklijke Bibliotheek van België, voor Ramskapelle zie: http://uurl.kbr.be/1040282, laatst geraadpleegd op

02.06.2015 68

Thoen (E.). Geschiedenis van de lokale en regionale cartografie in Vlaanderen vanaf de middeleeuwen tot

vandaag. Nota’s bij de cursus ‘Historische Cartografie’. Gent. Onuitgegeven cursus. 2014, p. 56

Page 37: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

25

enkele controles is gebleken dat die nummering niet overeenkomt met de nummering gehanteerd in

de ommeloper van 1788 en dus ook niet bruikbaar is.

2.3.2 De Heraldische kaart van het Brugse Vrije De Heraldische kaart van het Brugse Vrije, door Pieter Pourbus, afgewerkt in 1571 en waarvan een

kopie door Pieter Claeissens uit ca. 1600 beter bewaard is gebleven, geeft een goede indicatie van de

situatie van onder meer de bebouwing en de molens een tiental jaar voor de situatie beschreven in

de ommeloper uit de 16e eeuw. Toch moet hiermee opgepast worden omdat Pourbus een schilder

was en geen cartograaf. Niettemin kon deze kaart ook hulp bieden bij het koppelen van de gegevens

uit de ommeloper aan de toenmalige realiteit. Het gebied ten noordoosten is het gedeelte waar er

de minste fouten op aan te merken zijn, dit waarschijnlijk doordat Pourbus hier verschillende andere

kaarten heeft kunnen gebruiken. De Smet vermoedt dat Pourbus zelf in 1562 Lissewege en Dudzele

heeft bezocht. Of hij ook Ramskapelle heeft bezocht is niet geweten.69

2.3.3 Ferraris In de loop van de 2e helft van de 18e eeuw kreeg de generaal en graaf Joseph-Jean-François de

Ferraris de opdracht om een topografische kaart van de Oostenrijkse Nederlanden te maken die

gebruikt kon worden door het Oostenrijks leger. Hij leverde de definitieve kaarten af tussen 1777 en

1780. De kaarten hebben een schaal van 1/11 520 en waren de eerste gebiedsdekkende

topografische kaarten van België die voor historisch-geografisch onderzoek veel nuttige informatie

bevatten. De wegen, waterlopen, bebouwing en het bodemgebruik zijn erop aangeduid. Alhoewel de

kaart hier en daar een foutje bevat geeft hij een goede indicatie van het landschap aan het eind van

de 18e eeuw.70

De Ferrariskaart werd gebruikt als controle bij de afbakening van het onderzoeksgebied. Met de

nummers aangebracht op de Ferrariskaart kunnen de parochiegrenzen uit de 18e eeuw tot op een

bepaalde hoogte worden gereconstrueerd. Ten opzichte van deze parochiegrenzen werden de

locaties van de hoeves gelegen op het grondgebied van Ramskapelle bekeken. Hieruit bleek dat het

aantal hoeves gelegen op of in de directe nabijheid van de parochiegrenzen beperkt was. Dit was een

belangrijke controle: indien hoeves op de parochiegrenzen gelegen waren zou theoretisch gezien de

helft van de gronden toebehorend aan dergelijke hoeves in een andere parochie gelegen zijn (als

men ervan uitgaat dat rond elke hoeve de grond in een cirkel verspreid ligt). Daardoor zou er een

sterk vertekend beeld van de eigendomsverhoudingen ontstaan. Bij dit onderzoek is er nog steeds

69

Voor meer info zie: De Smet (A.). A Note On the Cartographic Work of Pierre Pourbus, Painter of Bruges. 1947 70

Thoen (E.). Geschiedenis van de lokale en regionale cartografie in Vlaanderen vanaf de middeleeuwen tot

vandaag. Nota’s bij de cursus ‘Historische Cartografie’. Gent. Onuitgegeven cursus, 2014, p.15-17

Page 38: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

26

rekening mee gehouden dat door de kleine testregio er een relatieve oververtegenwoordiging zal zijn

van het aantal kleine eigenaars of pachters, doordat het waarschijnlijk is dat de grootgrondbezitters,

stedelijke instellingen en grote pachters ook grond hadden in de omliggende parochies.

Page 39: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

27

3 Resultaten gegevens ommelopers In de volgende hoofdstukken volgt een bespreking van alle verwerkte informatie uit de ommelopers.

Hierbij wordt gestart met een bespreking van de totale oppervlakte per ommeloper en de evolutie

van de percelering over de vier ommelopers heen.

Tabel 2 Oppervlakte en perceelstructuren 1447-1788

Ommeloper Aantal percelen Gemiddelde

oppervlakte perceel

(ha)

Totale oppervlakte

(ha)

1447 1383 0,56 772,9

1567 997 0,75 752,2

1654 967 0,77 742,7

1788 1035 0,75 780,6

3.1 De totale oppervlakte In tabel 2 kan men zien dat er wel wat verschil is in oppervlakte tussen de vier ommelopers. Het

grootste verschil (tussen de ommeloper uit 1654 en de ommeloper uit 1788) bedraagt net geen 40

ha. Dit is grotendeels te verklaren doordat er enkele pagina’s uit de ommeloper van 1654 zijn

gescheurd. Het verschil van 28 ha tussen de ommelopers van 1567 en 1788 kan verschillende

oorzaken hebben, onder meer de manier van opmeting door de landmeters. Voor de vier

ommelopers is de gemiddelde opgemeten oppervlakte 762,1 ha. Ten opzichte van dit gemiddelde is

er procentueel gezien met de ommeloper uit 1654 slechts een verschil van 2,6% wat al bij al beperkt

kan genoemd worden.

3.2 De perceelgroottes Voor Ramskapelle bevat de ommeloper uit 1447 een totaal van 1 383 percelen. Gemiddeld had elk

perceel een oppervlakte van 0,83 ha. De mediaan bedraagt slechts 0,23 ha. De gemiddelde

oppervlakte is dus bijna 4 keer zo groot als de mediaan wat er op wijst dat de meeste percelen zeer

klein waren en er slechts enkele percelen waren die vele malen groter dan de mediaan en het

gemiddelde waren. Die (relatief) grote percelen waren meestal de percelen waarop een hofstede

gelegen was. Van de 15 grootste percelen waren er 10 waarop een hofstede gelegen was. Het

grootste perceel had een oppervlakte van net geen 40 gemeten wat overeenkomt met 17,8 ha,

waarop een hofstede met walgracht stond.71 In de ommeloper werd als eigenaar De Stek van Brugge

vermeld. Aan de hand van het werk van Coornaert hebben we gevonden dat op dit perceel een

steenbakkerij de teghelrie stond die vooral in de 14e eeuw actief was maar in het begin van de

71

OAB, A8, f° 334 vo

Page 40: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

28

15e eeuw in onbruik raakte. Het perceel was in handen van de stad Brugge en werd verpacht, en eind

15e eeuw werd dit verkocht. Het kleinste perceel was slechts 2 roeden groot wat overeenkomt met

een oppervlakte van 30 m².

In de 16e eeuw merken we een sterke daling van het aantal percelen. Er bleven nog 997 percelen

over, wat overeenkomt met een daling van 386 percelen ofwel 27,9%. De gemiddelde perceelgrootte

in 1567 is dan ook gestegen naar 0,75 ha. Ten opzichte van 1447 komt dit overeen met een absolute

stijging van 0,19 ha en een relatieve toename van 34%. De mediaan bedraagt 0,45 ha, wat dus

overeenkomt met een stijging van 0,22 ha ten opzichte van de mediaan uit 1447. De mediaan en het

gemiddelde zijn in absolute waarden dus ongeveer evenveel gestegen. Het grootste deel van de

percelen blijft dus kleiner dan het gemiddelde, maar het verschil tussen het grootste en het kleinste

perceel is minder groot dan in 1447. Het grootste perceel is - met 13,0 ha - iets kleiner geworden. Het

kleinste perceel heeft een oppervlakte van 6 roeden ofwel 90 m². Wat opvalt is dat er op de grootste

percelen veel minder hofstedes voorkomen. Van de 15 grootste percelen zijn er slechts nog 2 waar

een hofstede op staat. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat een perceel met een hofstede werd

opgesplitst in een perceel met de hofstede en een perceel met het omliggende land zodat dit apart

verpacht kon worden.

In de 17e eeuw is er weinig tot niks veranderd aan de perceelstructuren. De ommeloper telt 967

percelen voor de parochie Ramskapelle. De gemiddelde oppervlakte van een perceel bedraagt

0,77 ha wat op een minieme stijging wijst, maar men kan stellen dat het gemiddelde eigenlijk

hetzelfde is gebleven. Door de ontbrekende bladzijden is de totale onderzochte oppervlakte iets

kleiner en dus ook het aantal percelen, maar het is weinig waarschijnlijk dat met de verloren gegane

hectares het gemiddelde sterk zou verschillen. De mediaan is - met 0,45 ha - dan ook gelijk

gebleven. Het kleinste perceel is hier opnieuw 6 roeden groot. Het grootste perceel is weer een stuk

kleiner geworden en is nu nog 9,1 ha groot. Van de 15 grootste percelen zijn er nu 3 waarop een

hofstede staat.

In 1788 is er opnieuw weinig tot niks veranderd aan de perceelstructuren. In totaal werden 1035

percelen geteld. Net zoals in 1567 bedraagt de gemiddelde perceelgrootte 0,75 ha en de mediaan

0,45 ha. Net zoals in de twee vorige ommelopers heeft het kleinste perceel een oppervlakte van 6

roeden. Het grootste perceel is opnieuw kleiner geworden dan voordien maar de afname is nu

eerder beperkt. Het grootste perceel heeft nog een oppervlakte van 8,6 ha. Van de 15 grootste

percelen zijn er opnieuw 3 waarop een hofstede staat.

Page 41: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

29

3.2.1 Samenvatting perceelstructuren Voor de totale periode valt duidelijk de grote verandering op tussen de cijfers uit de 15e eeuw en de

16e eeuw. Het aantal percelen verminderde sterk en daartegenover stond een sterke stijging van de

gemiddelde perceelgrootte. Uit ander onderzoek is reeds gebleken dat dezelfde evolutie zich

voordeed in de kustvlakte.72 Paradoxaal hierbij is de sterke afname van het grootste opgemeten

perceel en een veel kleiner verschil tussen het grootste en kleinste perceel. In 1447 was de

oppervlakte van het grootste perceel nog 17,8 ha terwijl in 1788 het grootste perceel slechts 8,6 ha

groot was, dit is dus ongeveer de helft kleiner. De oppervlakte van het kleinste perceel steeg van

30 m² naar 90 m². Met het berekenen van de standaardafwijking wordt ook bevestigd dat doorheen

de tijd de perceelgroottes minder en minder van elkaar verschilden. In 1447 bedroeg de

standaardafwijking nog 1,05 ha in 1788 was dit slechts 0,97 ha.

72

Zie bijv. Dombrecht (K). Plattelandsgemeenschappen, p.86

Page 42: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

30

4 De eigendomsverhoudingen

De bezitsverhoudingen hebben we op verschillende manieren geanalyseerd en hierbij hebben we

rekening gehouden met verschillende aspecten. Eerst wordt een algemeen overzicht gegeven.

Daarna wordt per ommeloper in detail nagegaan hoe het bezit was verdeeld onder de eigenaars.

Tabel 3 Algemeen overzicht aantal eigenaars 1447-1788

Ommeloper Aantal eigenaars Gemiddelde oppervlakte

per eigenaar (ha)

Aantal eigenaars

per 100 ha

1447 514 1,50 66,5

1567 176 4,27 23,4

1654 264 2,81 35,5

1788 198 3,94 25,4

Tabel 3 toont duidelijk de bezitsconcentratie aan die in Ramskapelle tussen 1447 en 1567 heeft

plaatsgevonden. In 1447 waren er nog 514 verschillende eigenaars. Dit aantal was in 1567

afgenomen met meer dan de helft, namelijk 65,7%, terwijl de gemiddelde oppervlakte die een

eigenaar in bezit had meer dan verdubbelde. In 1654 was er opnieuw een toename van het aantal

eigenaars en nam logischerwijs de gemiddelde oppervlakte per eigenaar af. De

eigendomsverhoudingen in 1788 waren in grote mate vergelijkbaar met de situatie in de 16e eeuw.

De gemiddelde oppervlakte lag iets lager maar benaderde de situatie in de 16e eeuw. Zoals reeds

aangetoond ging er met de eigendomsconcentratie tussen 1447 en 1567-77 ook een

perceelsconcentratie gepaard. Na 1567 waren er nog kleine veranderingen bij de

eigendomsverhoudingen, maar deze vonden grotendeels plaats binnen dezelfde perceelstructuren.

Dit werd ook opgemerkt bij het verwerken van de ommelopers: wanneer een perceel werd gesplitst

bleef de oude perceelsbeschrijving behouden maar werd er genoteerd welke eigenaar welk deel van

het oorspronkelijke perceel kreeg.

Om de toestand per ommeloper en de veranderingen doorheen de tijd beter te kunnen analyseren

en vergelijken met andere studies, hebben we de eigenaars onderverdeeld in klassen volgens de

grootte van hun bezit. Hierbij werd de meest courante indeling overgenomen die onder meer door

Vandewalle en Soens wordt gebruikt. Deze indeling is opgesteld door Vandewalle op basis van de

medianen bij onderzoek naar de bedrijfsgroottes in de kasselrij Veurne73. Eerst bespreken we enkel

de resultaten van de vier ommelopers om zo de evolutie binnen de tijd voor de parochie

73

Voor de volledige motivering van de indeling zie Vandewalle (P.). De geschiedenis van de landbouw in de

Kasselrij Veurne, 1550-1645, p.86-88

Page 43: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

31

Ramskapelle te kunnen reconstrueren, daarna volgen enkele paragrafen waarin we aan de hand van

secundaire literatuur de situatie met andere onderzoeken confronteren, om zo de resultaten op

chronologische en geografische basis met elkaar te kunnen vergelijken.

4.1 Eigendomsverhoudingen binnen Ramskapelle Door het gebruik van deze indeling op grootte wordt duidelijk dat in 1447 in Ramskapelle de kleine

eigenaars dominant zijn, zowel in absolute als relatieve aantallen. In aantal vertegenwoordigen zij

98% van alle eigenaars. Het eigendom van eigenaars met minder dan 10 ha in bezit neemt in totaal

82,1% van de totale oppervlakte in beslag. Grondbezitters die meer dan 25 ha in bezit hebben en dus

grootgrondbezitters genoemd kunnen worden zijn er zelfs niet. Catelijn de weduwe van Jac Allaert

heeft met een totaal van 20,3 ha het meeste grond in bezit.

Tabel 4 Eigendomsverhoudingen 1447 volgens omvang grondbezit

Ommeloper 1447

Grootte bezit (ha) Absoluut aantal

eigenaars

Relatief aantal

eigenaars

Absolute

oppervlakte

totaal (ha)

Relatieve

oppervlakte

totaal

0-5 473 92,0% 435,3 56,3%

5-10 31 6,0% 199,5 25,8%

10-25 10 1,9% 138,1 17,9%

25+ 0 0,0% 0,0 0,0%

Totaal 514 100,0% 772,9 100,0%

Ten opzichte van 1447 is er in 1567 veel gewijzigd. Zoals reeds eerder vermeld heeft er zich een

sterke daling van het aantal eigenaars voorgedaan maar wat ook opvalt is dat de eigenaars met een

totale oppervlakte tussen 0 en 5 ha in aantal nog steeds dominant zijn, maar dat de oppervlakte die

zij inpalmen gehalveerd is. De groep van 5 tot 10 ha kende ook een daling in aantal en oppervlakte

maar niet zo drastisch als de eerste groep. Bij de middelgrote groep van 10 tot 25 ha zijn er 3

eigenaars bijgekomen, wat zorgde voor een stijging in totale oppervlakte van 60,9% . Waar er in

1447 nog geen eigenaars waren met meer dan 25 ha zijn er nu 5 die samen bijna een kwart van alle

grond binnen Ramskapelle in bezit hebben. De eigenaar met het meeste bezit is Direnk Haenwie die

in totaal 52,1 ha in bezit heeft.

Page 44: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

32

Tabel 5 Eigendomsverhoudingen 1567 volgens omvang grondbezit

Ommeloper 1567

Grootte bezit (ha) Absoluut aantal

eigenaars

Relatief aantal

eigenaars

Absolute

oppervlakte

totaal (ha)

Relatieve

oppervlakte

totaal

0-5 137 77,8% 211,8 28,2%

5-10 21 11,9% 149,8 19,9%

10-25 13 7,4% 216,9 28,8%

25+ 5 2,8% 173,6 23,1%

Totaal 176 100,0% 752,1 100,0%

Bij het bestuderen van de tabel met de gegevens uit 1654 valt het meteen op dat de

eigendomsconcentratie die van start ging in de late middeleeuwen tot een halt is gekomen en dat er

zelfs een lichte terugval is. De eigenaars met een totale oppervlakte tussen 0 en 5 ha zijn talrijker

aanwezig dan in 1567 en palmen ook opnieuw een groter deel van het grondgebied in. Bij de groep

van 5 tot 10 ha is hun aantal relatief gezien hetzelfde gebleven, maar ook hier is er een toename in

oppervlakte. Bij de middelgrote eigenaars zijn de percentages grotendeels gelijk gebleven. De meest

opvallende wijziging doet zich hier voor bij de eigenaars die meer dan 25 ha bezitten, maar hierbij is

het nodig de cijfers grondig te bestuderen vooraleer conclusies te trekken. Uit tabel 6 valt af te lezen

dat er slechts 1 eigenaar is die meer dan 25 ha in bezit heeft. Dit is in totaal 40,5 ha die in bezit zijn

van de weduwe en kinderen van Alexander van Dijewerstine. Procentueel is dit 5,4% van de totale

oppervlakte, wat dus overeenkomt met een daling van 76,6%.

Tabel 6 Eigendomsverhoudingen 1654 volgens omvang grondbezit

Ommeloper 1654

Grootte bezit (ha) Absoluut aantal

eigenaars

Relatief aantal

eigenaars

Absolute

oppervlakte

totaal (ha)

Relatieve

oppervlakte

totaal

0-5 220 83,3% 288,2 38,8%

5-10 30 11,4% 204,3 27,5%

10-25 13 4,9% 209,8 28,2%

25+ 1 0,4% 40,5 5,4%

Totaal 264 100,0% 742,8 100,0%

Dit is behoorlijk verrassend, maar er is een vertekend beeld door de indeling die is gebruikt. Er zijn

namelijk 2 eigenaars die iets meer dan 24 ha in bezit hebben en die dus bij de middelgrote eigenaars

worden gerekend. De scheiding tussen middelgrote en grote eigenaars is moeilijk te leggen op één

Page 45: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

33

bepaalde waarde en het is beter om ervan uit te gaan dat er een soort continuüm is in de overgang

van middelgroot naar groot grondbezit. Wanneer men de grens tussen middelgrote en grote

eigenaars iets lager zou leggen, meer bepaald op 24 ha in plaats van 25 ha dan was er dus zowel een

daling bij het middelgroot grondbezit als bij het groot grondbezit maar veel minder drastisch dan nu

het geval is. De eigenaars met een middelgroot grondbezit zouden in totaal nog 160,9 ha inpalmen,

wat overeenkomt met 21,6% en de grootgrondbezitters zouden 89,4 ha in bezit hebben, wat

overeenkomt met een totaal van 12,0% van de totale oppervlakte. Het is dus beter om hier te

besluiten dat zowel het middelgroot als groot grondbezit erop achteruitgingen en niet enkel het

groot grondbezit.

Tabel 7 Eigendomsverhoudingen 1788 volgens omvang grondbezit

Ommeloper 1788

Grootte bezit (ha) Absoluut aantal

eigenaars

Relatief aantal

eigenaars

Absolute

oppervlakte

totaal (ha)

Relatieve

oppervlakte

totaal

0-5 148 74,7% 241,9 31,0%

5-10 33 16,7% 236,7 30,3%

10-25 14 7,1% 195,8 25,1%

25+ 3 1,5% 106,2 13,6%

Totaal 198 100,0% 780,6 100,0%

Tussen 1654 en 1788 heeft er zich opnieuw een proces van eigendomsconcentratie voorgedaan.

Naar een eigendomsconcentratie met een sterke dominantie van het grootgrondbezit zoals in 1567

het geval was wordt er echter niet volledig teruggekeerd. Het aantal eigenaars die 0 tot 5 ha in bezit

hebben daalde opnieuw ten opzichte van de situatie in 1654, waarbij hun aantal met 74,7%

procentueel gezien het laagste is van de 4 ommelopers, maar toch hebben ze nog 31% van de totale

oppervlakte in bezit, iets meer dan in 1567. Bij de categorie van 5 tot 10 ha was er een stijging van 5

procentpunten waardoor zij iets meer oppervlakte inpalmen dan in 1654. Bij de categorie van het

middelgroot grondbezit zijn de veranderingen miniem te noemen in vergelijking met 1654. In 1788

zijn er binnen Ramskapelle 3 eigenaars die elk meer dan 25 ha in bezit hebben. Met een totaal van

38,9 ha heeft Joncheer Dominicus Custis hierbij het meeste grond in bezit. De grootgrondbezitters

komen in totaal uit op 13,4% van het grondgebied, wat dus volgens de originele indeling op een

sterke stijging duidt van ongeveer 160% t.o.v. de situatie in 1654, maar als er hier ook gekeken wordt

volgens de aangepaste indeling zoals gedaan is bij de ommeloper van 1654, dan blijven de resultaten

voor 1788 nagenoeg gelijk en is de toename in oppervlakte van grootgrondbezitters met een stijging

van slechts 13% eerder beperkt te noemen. Combineren we het groot grondbezit met het

middelgroot grondbezit dan is er wel een stijging te merken van 33,6% naar 38,7% van de totale

Page 46: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

34

oppervlakte. Dit is dus meer dan een vijfde minder dan de 51,9% van de totale oppervlakte die de

middelgroot- en grootgrondbezitters in 1567 in bezit hadden.

Over de ganse periode van meer dan 400 jaar zien we dus telkens duidelijke veranderingen tussen de

vier momentopnames. In 1447 is er een zeer duidelijke dominantie van het klein grondbezit en is het

groot grondbezit binnen Ramskapelle nog niet aanwezig. Door het ontbreken van bronnen uit de

voorgaande eeuwen voor Ramskapelle zelf is het moeilijk te zeggen hoe ver de

eigendomsconcentratie al staat midden 15e eeuw. Duidelijk is dat eigendom rond 1567 waarschijnlijk

het sterkst geconcentreerd is met hierbij een duidelijke dominantie van het middelgroot en groot

grondbezit. In 1654 is er dan een terugval te zien waarbij het klein grondbezit opnieuw toeneemt en

de meeste oppervlakte beslaat. Tussen 1654 en 1788 heeft zich weer een eigendomsconcentratie

voorgedaan maar niet meer aan dezelfde intensiteit als tussen 1447 en 1654. Het middelgroot en

groot grondbezit domineren hier niet zoals in 1567 maar het klein grondbezit heeft ook niet het

overwicht zoals in 1447 en 1654.

Door enkel naar deze gegevens te kijken zou men de theorie rond het agrosysteem van de kust in

vraag kunnen stellen, of ervan uitgaan dat in Ramskapelle het proces van eigendomsconcentratie in

mindere mate heeft plaatsgevonden dan in andere regio’s binnen de kustvlakte. De middelgroot- en

grootgrondbezitters bestreken samen wel de meeste oppervlakte maar in aantal en in oppervlakte

waren de eigenaars die minder dan 10 ha grond in bezit hadden niet te verwaarlozen. Een mogelijke

vertekening van de werkelijke eigendomsverhoudingen is er door de beperkte oppervlakte. Hierdoor

moet er onder meer rekening mee gehouden worden dat de kans groot was dat het eigendom van

absenty owners dat verspreid lag in de kustvlakte binnen Ramskapelle aanzien wordt als klein

grondbezit of dat eigenaars met grond in Ramskapelle misschien nog andere, of de meeste van hun

grond hadden in een aangrenzende parochie. Om de resultaten dus beter te kunnen interpreteren

zullen we in de volgende paragrafen de resultaten van enkele andere onderzoeken bekijken om zo

alles beter in zijn context te kunnen plaatsen. Zo zal ook beter kunnen bepaald worden in welke mate

de bezitsconcentratie in Ramskapelle heeft plaatsgevonden.

4.2 1447: vergelijking met andere resultaten Van de periode voor 1400 zijn er slechts weinig bronnen over de bezitsverhoudingen beschikbaar. De

bronnen die er zijn situeren zich voornamelijk in het westelijke gedeelte van het graafschap

Vlaanderen, zoals bijv. de kasselrij Veurne, Sint-Winoksbergen en Kassel en in het oosten in Zeeuws-

Page 47: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

35

Vlaanderen. Voor het Brugse Vrije zijn de gegevens eerder schaars. Uit alle onderzoeken blijkt dat het

klein grondbezit in de kustvlakte dominant was.74

Voor de naburige parochie Dudzele heeft Dombrecht voor de 15e en de 16e eeuw aan de hand van

dezelfde ommelopers uit 1447 en 1567-1577 de bezitsverhoudingen geanalyseerd voor het gedeelte

van Dudzele dat ook binnen de watering Groot-Reigarsvliet gelegen was. Per ommeloper verwerkte

hij ongeveer 2 400 hectare waardoor de relatieve oververtegenwoordiging van het aantal kleine

eigenaars zich minder in de cijfers uit. Rekening houdend met dit gegeven zijn er toch duidelijk

verschillen op te merken. Het bezit was hier duidelijk al sterker geconcentreerd. In Ramskapelle had

in 1447 het klein grondbezit het overwicht terwijl in Dudzele het klein grondbezit, het middelgroot

grondbezit en het groot grondbezit elk ongeveer een derde van de totale oppervlakte inpalmden.75

Toch bleef het aandeel van het klein grondbezit in Ramskapelle erg hoog in vergelijking met de

situatie in Dudzele. Een mogelijke verklaring hiervoor is de aanwezigheid van de verschillende

steenbakkerijen en gebieden met veen in de directe nabijheid van het dorp, waardoor kleine

bedrijfjes en eigenaars die landbouw combineerden met proto-industriële activiteiten betere

overlevingskansen hadden. Uit onder meer de literatuur van Coornaert76 en het archeologisch

onderzoek van Devlieger en Patrouille77 is geweten dat in de driehoek tussen Lissewege, Dudzele en

Ramskapelle de bodem zeer geschikt was om klei op te graven die bruikbaar was voor het

steenbakken, en dat er bij opgravingen reeds enkele ovens zijn teruggevonden die niet

toebehoorden aan het domein Ayshove. Het domein Ayshove was een steenbakkerij in het bezit van

de stad Brugge. Waarschijnlijk was het domein aan het begin van de 15e eeuw uitgeveend en

uitgebakken waarna de stad het domein verkocht. Patrouille vermoedt dat er daarna tot in de 16e

eeuw nog private ondernemingen waren die stenen bakten.78

Een ander voor Ramskapelle kenmerkend gegeven is de eerder lage gemiddelde oppervlakte per

eigenaar en een hoog aantal eigenaars per 100 ha grond. Een mogelijke oorzaak hiervan is dat er bij

de eigenaars van de percelen enorm veel wordt verwezen naar de vader en soms zelf de grootvader

van de eigenaar. We hebben niet geprobeerd de familiebanden te reconstrueren aan de hand van de

ommeloper, maar uit de verschillende namen werd wel duidelijk dat er verschillende families waren

waarbij de vader en één of meerdere kinderen van hem in het bezit van een stuk grond waren.

74

Soens (T.). spade in de dijk p.74-77 75

Dombrecht (K.). Plattelandsgemeenschappen, p. 86-87 76

Zie o.a. :Coornaert, Ramskapelle en Westkapelle, p. 293 e.v. en Coornaert (M.). “Middeleeuwse bakkerijen”,

In: Rond de poldertorens, 4, 1962, p. 107-109 77

Zie Devliegher (L.). “Onderzoek van een middeleeuwse steenbakkerij in Ramskapelle”, Handelingen van het

Genootschap voor Geschiedenis te Brugge 116 (1979), pp. 273-279 en Patrouille (E.). “Laatmiddeleeuwse

baksteenindustrie te Zeebrugge (provincie West-Vlaanderen)”, Archeologie in Vlaanderen 6 (2002), pp. 243-260 78

Patrouille (E.). “Laatmiddeleeuwse baksteenindustrie…”, p. 246

Page 48: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

36

Hierbij kan men zich afvragen in welke mate de eigendomsverhoudingen zouden verschillen indien

men het grondbezit per familie zou bekijken in plaats van per eigenaar.

Als de resultaten voor Ramskapelle aan de hand van een verhoofding uit 1456 worden vergeleken

met de bezitsverhoudingen in de watering Romboutswerve (die gelegen is te Oostkerke en Damme

aan de linkeroever van het Zwin grenzend aan de watering van Groot-Reigarsvliet), dan zijn er wel

grote overeenkomsten. De Romboutswerve was een kleine watering met een totale oppervlakte van

slechts 420 ha, dus bijna de helft minder dan de oppervlakte van de parochie Ramskapelle. Een

verhoofding is een bron waarbij alle grondbezitters gegroepeerd met hun grondbezit werden

opgelijst, en dit binnen een watering. In de Romboutswerve was er in 1456 ook een duidelijke

dominantie van het klein grondbezit waarbij 55% van de totale oppervlakte in handen was van

eigenaars die minder dan 10 ha grond bezaten. Er was slechts één eigenaar die meer dan 25 ha grond

had.79

Ook meer westelijk, in de buurt van Slijpe en Mannekensvere was bijna 60% van de grond in handen

van eigenaars met minder dan 5 ha grond waarvan ongeveer de helft in handen was van eigenaars

met minder dan 2,2 ha.80

In 1415 was het bezit in de Oude Groedsche Polder in Zeeuws-Vlaanderen ook nog versnipperd. In

totaal werd hier een oppervlakte van ca. 560 ha bestudeerd, een 200-tal ha minder dus dan de

oppervlakte van Ramskapelle. Bijna drie vierden van alle eigenaars hadden er minder dan 2,5 ha in

bezit. Het aantal eigenaars daalde sterk wanneer het grondbezit steeg. Ca. 65%81 van alle grond was

in bezit van eigenaars die minder dan 10 ha grond bezaten. De middelgrote eigenaars hadden

ongeveer 10% in bezit en de grote eigenaars hadden net geen kwart van alle grond in bezit. Hier

waren de grootgrondbezitters dus sterker vertegenwoordigd dan in de andere reeds besproken

gebieden.82

4.3 1567: vergelijking met andere resultaten Uit de gegevens van de ommeloper uit 1567-77 is duidelijk de eigendomsconcentratie te zien die

heeft plaatsgevonden binnen de parochie Ramskapelle. De eerste vergelijking die we hier opnieuw

maken is met Dudzele waarna we de resultaten vergelijken met gebieden verder afgelegen van

Ramskapelle.

79

Soens (T.). Spade in de dijk, p. 79-80 80

Tys (D.). Middeleeuws landschap, p. 554-566 81

Om een vergelijking mogelijk te maken werden de absolute waarden omgezet in percentages en ook de

onderverdeling van het grondbezit van 6 klassen herleid naar 4 klassen. 82

Lamon (R.). Groedsche Polder, p. 125-127

Page 49: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

37

In 1447 waren er duidelijke verschillen in de bezitsverhoudingen tussen Dudzele en Ramskapelle en

in de ommeloper van 1567 is dit opnieuw het geval. Wanneer de eigenaars onderverdeeld worden in

de vier klassen zijn er reeds verschillen, maar de grootse verschillen zijn af te lezen bij de ingenomen

oppervlakte per klasse. In Dudzele bedroeg de oppervlakte ingenomen door het klein grondbezit de

helft van in Ramskapelle, namelijk 25,4% klein grondbezit in Dudzele tegenover 48,1% in

Ramskapelle. De oppervlakte ingenomen door de middelgrote eigenaars kwam grotendeels overeen

met respectievelijk die voor Dudzele en Ramskapelle, 25,4% en 28,2%. Het grote verschil situeerde

zich hier zich dus bij de grootgrondbezitters: waar in Dudzele net geen 49% van alle grond in handen

was van eigenaars die meer dan 25 ha bezaten was dit in Ramskapelle slechts 23,1%. Een

grootgrondbezitter in Ramskapelle had gemiddeld 34,7 ha in bezit terwijl dit in Dudzele met 48,0

hectare een stuk hoger lag, het grote verschil in totale oppervlakte zal hier ongetwijfeld opnieuw een

rol gespeeld hebben.83

Net als voor de 15e eeuw is er van de Romboutswerve een verhoofding bewaard gebleven uit de 16e

eeuw die ons toelaat een vergelijking te maken met een regio met een beperkte oppervlakte. De

verhoofding is van het jaar 1545, dus ca. 30 jaar eerder dan de ommeloper van Reigarsvliet. Ook daar

was het aantal eigenaars meer dan gehalveerd. Het waren voornamelijk de kleingrondbezitters die in

aantal maar vooral in oppervlakte een sterke afname kenden en die grond kwam in de handen van

de eigenaars met meer dan 25 ha in bezit. In vergelijking met Ramskapelle was de bezitsconcentratie

er wel iets sterker. Het middelgroot en groot grondbezit hadden in totaal 66% van alle grond in bezit

tegenover 51% in Ramskapelle.84

In Zeeuws-Vlaanderen is er naast de ommeloper uit 1415 van de Oude Groedsche Polder voor

hetzelfde gebied ook een ommeloper bewaard met de toestand zoals die was in 1552. In de

tussenliggende periode van een kleine 140 jaar zijn er hier ook duidelijk wijzigingen in de

bezitsverhoudingen gebeurd, maar het resultaat is toch enigszins anders. De groep die 0 tot 5 ha in

bezit had vertegenwoordigde met 90% in aantal een sterke numerieke meerderheid en ook in

oppervlakte bezat zij nog iets meer dan 42% van alle gronden. Deze groep en de groep van 5 tot 10

ha samen bezaten 57% van alle grond, hun aandeel was dus slechts lichtjes gedaald t.o.v. 1415 en lag

een stuk hoger dan dat van het klein grondbezit in Ramskapelle en de andere onderzochte gebieden.

De grootgrondbezitters bezaten in 1552 26,2% van alle grond. Dit is dus slechts 2 procentpunten

meer dan in 1415. De grootste wijzigingen situeerden zich hier dus bij de middelgrote grondbezitters.

Hun grondbezit was gestegen met iets meer dan de helft, van 10% naar 16%. Ten opzichte van

Ramskapelle en de andere besproken gebieden was er hier dus een klein nuanceverschil in de

83

Dombrecht (K.). Plattelandsgemeenschappen, p. 86-87 84

Soens (T.). Spade in de dijk, p.80

Page 50: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

38

eigendomsconcentratie. In de 15e eeuw waren er reeds veel grootgrondbezitters en in de 16e eeuw

was er een eigendomsconcentratie die ten koste ging van het klein grondbezit en ten voordele was

van het middelgroot grondbezit.85

Over de bezitsverhoudingen is er voor het westelijk deel van het graafschap Vlaanderen in de 16e

eeuw veel meer informatie beschikbaar, en dit voornamelijk door het werk van Paul Vandewalle, die

aan de hand van penningkohieren voor de periode tussen 1569 en 1578 de bezitsverhoudingen voor

bijna de helft van de kasselrij Veurne in kaart bracht (19 841 ha, 2 828 eigenaars). Daar was het

aantal kleingrondbezitters ook zeer hoog, maar zij hadden slechts iets minder dan een derde van het

totale grondbezit in handen. Het middelgroot grondbezit had net geen 30% van alle grond in handen

en het groot grondbezit 40%. Uit de cijfers blijkt reeds dat het middelgroot en groot grondbezit

sterker waren vertegenwoordigd dan in Ramskapelle, alhoewel hier weer rekening moet gehouden

worden met het verschil in totale oppervlakte en daarnaast ook met het onderzoeksgebied dat zich

niet volledig in de polders bevindt, er is namelijk ook een deel in de zandleemstreek dat binnen het

sociaal agrosysteem van Binnen-Vlaanderen valt. In de zandleemstreek waren er ook

grootgrondbezitters, maar de meeste eigendom van grootgrondbezitters lag in de polderstreek.86

Als we voor zowel de 15e als de 16e eeuw de bezitsverhoudingen met elkaar en met de

bezitsverhoudingen in Ramskapelle vergelijken zien we duidelijk dat ook in Ramskapelle dezelfde

evolutie plaatsvond als de algemene verandering binnen de Vlaamse kustvlakte. Uit de vergelijkingen

blijkt duidelijk dat de transitie van een dominantie van het klein grondbezit naar een dominantie van

het groot grondbezit niet overal op hetzelfde moment plaatsvond. Lokale verschillen, zoals de

mogelijkheid tot het bedrijven van proto-industriële activiteiten, zijn hoogstwaarschijnlijk een

belangrijke factor geweest waardoor de kleine eigenaars hun grond konden behouden. Ook de totale

onderzochte oppervlakte heeft een niet te onderschatten invloed op de resultaten: hoe kleiner de

oppervlakte van het onderzoeksgebied, hoe groter de oververtegenwoordiging van het aantal kleine

eigenaars. Voor Ramskapelle was dit ook het geval, er was duidelijk een eigendomsconcentratie in

het voordeel van de middelgroot- en grootgrondbezitters, maar het aantal kleingrondbezitters was

nog steeds behoorlijk groot en ook de oppervlakte die zij innamen was niet te verwaarlozen. Dit

kwam waarschijnlijk door de aanwezigheid van de steenbakkerijen en de veengebieden die in de 15e

eeuw nog niet uitgeput waren.

85

Lamon (R.). Groedsche Polder, p. 64-65 86

Vandewalle (P.). Veurne, p. 121-122

Page 51: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

39

4.4 1654: vergelijking met andere resultaten In Ramskapelle was er in 1654 een lichte terugval van het groot en het middelgroot grondbezit

waardoor het aandeel van het klein grondbezit een toename kende. Doordat de grootste wijzigingen

binnen de bezitsverhoudingen zich situeren gedurende de 15e en 16e eeuw is dit ook de periode

waarover reeds het meest historisch onderzoek is gedaan. Voor de 17e eeuw is er minder gelijkaardig

historisch onderzoek verricht maar wel voldoende om enkele vergelijkingen te kunnen maken. Voor

de regio dichtbij Brugge is er het minste informatie beschikbaar, dit komt niet alleen doordat de

veranderingen er minder groot zijn, maar ook doordat door onder meer de vele oorlogen en ander

onheil in de 17e eeuw er veel bronnen verloren gegaan zijn. Het onderzoek dat reeds is gevoerd

behandelt voornamelijk Zeeuws-Vlaanderen en de kasselrij Veurne. De situatie zal dus niet worden

vergeleken met gebieden uit de watering Groot-Reigarsvliet of dichtbijgelegen wateringen, maar met

iets verder afgelegen gebieden binnen de Vlaamse kustvlakte.

Voor de Oude Groedsche Polder zijn er opnieuw gegevens beschikbaar voor het jaar 1617. Door

stormvloeden die een zwaardere impact hadden en kunstmatige militaire inundaties kende Zeeuws-

Vlaanderen op landschappelijk en ecologisch vlak een heel andere evolutie dan de streek nabij

Brugge87. De informatie uit 1617 is opnieuw afkomstig uit een ommeloper, namelijk die van de

Groedewatering. Deze ommeloper werd opgesteld kort na de inpoldering van het gebied dat in 1583

werd geïnundeerd.88 In de Oude Groedsche Polder zette zich de eigendomsconcentratie voort. Het

aantal kleingrondbezitters bleef sterk afnemen, maar ook de middelgrote eigenaars die in 1552

voornamelijk een toename van hun bezit kenden zagen hun oppervlakte nu slinken. Hiervan

profiteerden de grootgrondbezitters. De eigenaars met meer dan 25 ha bezaten 59% van de totale

oppervlakte. In 1552 bezaten zij 26,2% van alle grond, zij hebben dus de oppervlakte die zij bezaten

voor de inundaties meer dan verdubbeld.89

Op grotere schaal geeft het werk van P.J. Van Cruyningen meer informatie over de

eigendomsverhoudingen in West-Zeeuws-Vlaanderen, waarvan de Oude Groedsche Polder deel

uitmaakte. In een bron uit 1665 werden alle eigenaars opgetekend met als doel het invoeren van een

algemene vermogensbelasting, die er uiteindelijk niet gekomen is. In totaal geeft Van Cruyningen zo

informatie over een gebied van 21 154 ha. Uit de gegevens blijkt dat er voornamelijk grootgrondbezit

was, 40% van al het land was in eigendom van eigenaars met meer dan 100 ha. Dit was voornamelijk

in bezit van eigenaars die zelf niet in West-Zeeuws-Vlaanderen woonachtig waren. Hun bezittingen

87

Gelorini (V.),Lehouck (A.),Vanslembrouck (N.), et al. “Interdisciplinair onderzoek naar verdwenen

cultuurlandschappen in het grensgebied van Vlaanderen en Nederland: problemen, nieuwe mogelijkheden en

toepassingen.” In: VOBOV-INFO 64 (2010), p. 2 88

Lamon (R.). Groedsche Polder, p. 134 89

Ibidem, p. 152

Page 52: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

40

lagen verspreid over het gebied waardoor één eigenaar nooit meer dan 10% van alle gronden binnen

een parochie in bezit had. Binnen het onderzoeksgebied was er een duidelijk verschil tussen de

regio’s die na de 16e eeuw opnieuw waren ingepolderd en de regio’s die nooit overstroomd zijn

geweest. In laatstgenoemde regio’s hadden de lokale boeren een groter aandeel in het grondbezit. In

vergelijking met Ramskapelle was er in West-Zeeuws-Vlaanderen in de 17e eeuw veel meer

grootgrondbezit, veel van die grond was recent opnieuw ingepolderd. Hierbij was het zo dat de

grootgrondbezitters in de heringedijkte gebieden nagenoeg allemaal buiten

West-Zeeuws-Vlaanderen woonachtig waren. In de gebieden die tijdens de 16e eeuw niet onder

water kwamen te staan lagen de verhoudingen anders en was er iets meer grond in handen van de

lokale bevolking.90

Ook voor de kasselrij Veurne zijn in de 17e eeuw de beschikbare bronnen beperkter. Voor een

analyse baseert Vandewalle zich nu op de terriers (landboeken) van de parochies Houtem en Vincke

en enkele verkoopakten. Het onderzoeksgebied valt slechts gedeeltelijk binnen de polderstreek. Het

andere gedeelte valt binnen het zandleemgebied dat bij Binnen-Vlaanderen hoort. Een vergelijking

met Ramskapelle maken is mogelijk, maar er moet dus rekening mee gehouden worden dat het geen

vergelijking is met een gebied dat volledig binnen hetzelfde sociaal agrosysteem van de kust valt. De

twee parochies samen hebben een oppervlakte van 1 801 ha. In vergelijking met de resultaten van

de 16e eeuw voor de kasselrij Veurne is de overeenkomst dat de verdeling van het aantal eigenaars

volgens grootte van het bezit nagenoeg identiek is, het verschil is dat de oppervlakte van het klein

grondbezit is toegenomen, die van het middelgroot lichtjes is verminderd en die van het groot

grondbezit met een kwart is gedaald. Vandewalle vermoedt dat die afname van het groot grondbezit

te wijten is aan het verkopen en opsplitsen van enkele grote domeinen na de crisis aan het eind van

de 16e eeuw.91 De evolutie in de twee parochies is dus voor een gedeelte gelijkaardig aan de

veranderingen van de bezitsverhoudingen in Ramskapelle, met als verschil dat in Ramskapelle naast

het groot grondbezit ook het middelgroot grondbezit een afname kende en dit ten voordele van het

klein grondbezit.

4.5 1788: vergelijking met andere resultaten Voor de 17e eeuw kon er aan de hand van het werk van Vandewalle en Van Cruyningen, nog een

vergelijking worden gemaakt met de bezitsstructuren in de kasselrij Veurne en in

West-Zeeuws-Vlaanderen, voor de 18e eeuw zijn er geen absolute cijfers meer beschikbaar. In

West-Zeeuws-Vlaanderen was het, door ofwel een gebrek aan bronnen ofwel verloren gegane

90

Van Cruyningen (P.J.). Behoudend maar buigzaam. Boeren in West-Zeeuws-Vlaanderen, 1650-1850, p. 103-

105 91

Vandewalle (P.). Veurne, p. 139-142

Page 53: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

41

bronnen, voor Van Cruyningen onmogelijk opnieuw een doorsnede te maken. Ondanks enkele

tekortkomingen kan hij aan de hand van informatie uit de transportakten toch de evolutie volgen van

de bezitsverhoudingen tot in de 1e helft van de 19e eeuw volgens sociale groep maar niet volgens

omvang.92 Wat wel geweten is, is dat tot ver in de 19e eeuw - en dan voornamelijk in de recent

ingepolderde gebieden - het land in handen bleef van grootgrondbezitters. Dit waren stedelingen en

instellingen die zelf niet woonachtig waren in West-Zeeuws-Vlaanderen en die hun eigendom

verpachtten aan kapitaalkrachtige boeren, naast hen waren er enkele grote boeren die de grond van

hun bedrijf in eigen bezit hadden. De meeste landarbeiders waren er landloos en middelgrote boeren

waren slechts zeer gering in aantal.93 In Ramskapelle heeft er zich tussen 1654 en 1788 opnieuw een

proces van eigendomsconcentratie voorgedaan. Ondanks het ontbreken van gelijkaardig

vergelijkingsmateriaal zijn er geen aanwijzingen dat er voor de eigendomsverhoudingen binnen de

kustvlakte een tegenovergestelde evolutie heeft plaatsgevonden. Dit weet men aan de hand van de

bedrijfsgroottes, die verder in dit onderzoek worden besproken.

92

Van Cruyningen (P.J.). Behoudend maar buigzaam, p.105 e.v. 93

Van Cruyningen (P.J.). “Waterbeheer, landbouw en samenleving in West-Zeeuws-Vlaanderen in de 17e en 18

e

eeuw”, In: Jaarboek voor ecologische geschiedenis, 2001, p. 58-59

Page 54: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

42

5 Eigendom, pacht en bedrijfsgroottes

Nadat we in het vorig hoofdstuk enkel de eigendomsverhoudingen hebben bestudeerd zullen we in

de volgende paragrafen de informatie bespreken die de ommelopers bevatten i.v.m. de

bedrijfsgroottes en de verhouding tussen eigendom en pacht zowel binnen de bedrijven als binnen

de volledige parochie. Hierbij gaat het grootste deel van de aandacht uit naar de 18e eeuw om de

eenvoudige reden dat de ommeloper uit 1788 veel meer informatie verschaft over de bedrijven, de

bedrijfsgroottes,… dan zijn voorgangers. In de vorige ommelopers was de informatie bruikbaar voor

dit hoofdstuk grotendeels beperkt tot de percelen met een hofstede.

5.1 Bedrijfsgroottes 1788 Ramskapelle Voor de ommeloper van 1788 kennen we dankzij de informatie in de linkermarge van elk perceel de

gebruiker. Met deze informatie hebben we de gebruikers opgedeeld volgens dezelfde opdeling als

we reeds eerder gedaan hebben met de eigendomsverhoudingen, om zo duidelijk de

eigendomsverhoudingen met de ‘gebruikersverhoudingen’ te analyseren. Aan de hand van de

gegevens over de gebruikers kunnen we een idee krijgen van de bedrijfsgroottes binnen Ramskapelle

aan het eind van de 18e eeuw. Hierna zullen we de termen gebruiker en bedrijf door elkaar gebruiken

maar er moet rekening mee gehouden worden dat er enkel binnen de grenzen van de parochie werd

gewerkt en dat het dus mogelijk is dat er sommige gebruikers ook nog gronden hadden in de

naburige parochies, waardoor voor sommige bedrijven niet de volledige oppervlakte gekend is. Om

dit na te gaan zullen we de resultaten met enkele andere studies vergelijken om zo alles beter in zijn

context te kunnen plaatsen.

De gehanteerde onderverdeling van bedrijfsgroottes komt grotendeels overeen met de indeling die

Vandewalle gemaakt heeft voor de polderstreek in de kasselrij Veurne.94 Het verschil zit hem in de

afbakening tussen de dwergbedrijven en de kleine bedrijven. Vandewalle legt de grens tussen beide

categorieën op 3 hectare. Om de bedrijfsgroottes beter te kunnen vergelijken met de

eigendomsverhoudingen hebben we de grens tussen de dwergbedrijven en kleine bedrijven op 5

hectare gelegd. Zo valt de grens tussen beide categorieën samen met de grens tussen het klein

grondbezit en het beperkt grondbezit. Op die wijze krijgt men volgende indeling:

94

Vandewalle (P.). Veurne, p. 87-88

Page 55: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

43

Tabel 8 Indeling bedrijfsgroottes gebaseerd op Vandewalle

Dwergbedrijven 0-5 ha

Kleine bedrijven 5-10 ha

Middelgrote bedrijven 10-25 ha

Grote bedrijven 25+ ha

In totaal waren er 108 verschillende gebruikers die gemiddeld een oppervlakte van 7,22 ha tot hun

beschikking hadden. Omgerekend waren er per 100 ha gemiddeld 13,9 gebruikers aanwezig. Het

aantal grondeigenaars lag met 198 in aantal een stuk hoger. Zij beschikten gemiddeld over 3,94 ha

grond. Als we deze cijfers vergelijken met elkaar dan is het eenvoudig te stellen dat de bedrijven

sterker geconcentreerd waren dan de eigenaars aangezien elke gebruiker bijna dubbel zoveel grond

tot zijn beschikking had als een eigenaar. Hierbij moet wel de kanttekening gemaakt worden dat er

geweten is dat het grootgrondbezit van onder meer de stedelingen en de grote religieuze instellingen

verspreid lag over een groot gebied, terwijl men voor een goed beheer er eerder voor zorgt dat de

gronden van een bedrijf dicht bij mekaar liggen.

Tabel 9 Bedrijfsomvang volgens categorie 1788

Ommeloper 1788 gebruikers

Grootte bedrijf

(ha)

Absoluut aantal

gebruikers

Relatief aantal

gebruikers

Absolute

oppervlakte

totaal (ha)

Relatieve

oppervlakte

totaal

0-5 72 66,7% 118,2 15,1%

5-10 21 19,4% 163,4 20,9%

10-25 5 4,6% 83,6 10,7%

25+ 10 9,3% 415,4 53,2%

Totaal 108 100,0% 780,6 100,0%

Als we kijken naar de onderverdeling volgens grootte dan waren de dwergbedrijven - met 66,7% van

alle bedrijven - in aantal duidelijk in de meerderheid, maar in oppervlakte bestreken zij slechts 15,6%

van het totaal. Bij de kleine bedrijven kwamen de percentages van aantal bedrijven en ingenomen

oppervlakte - met 20% - overeen. De middelgrote bedrijven kenden in Ramskapelle de kleinste

vertegenwoordiging, zowel in aantal als in oppervlakte. Nog geen 10% van alle bedrijven behoorde

tot de grote bedrijven maar samen hadden zij met 53,2% iets meer dan de helft van alle grond in

handen. Als we kijken naar de categorie van de grote bedrijven zien we dat dit een erg ruime

categorie is. De grote bedrijven hadden een gemiddelde oppervlakte van 41,5 ha. De meeste grond

in gebruik van één persoon was 74,8 ha (dit is ongeveer 10% van het totale grondgebied). Die grond

was in handen van Philips Bulcke, van wie geweten is dat hij tijdens het ancien régime hoofdman was

Page 56: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

44

van Ramskapelle95, en na de Franse Revolutie ‘agent municipal de la commune de Ramscapelle’

werd.96

5.2 Bedrijfsgroottes in de Vlaamse kustvlakte In dit hoofdstuk zullen we de bedrijfsgroottes in Ramskapelle vergelijken met enkele andere

gebieden. Vooraleer we hiermee van start gaan wordt er aan de hand van secundaire literatuur kort

een evolutie gegeven van de bedrijfsgroottes vanaf de late middeleeuwen tot aan het eind van het

ancien régime. Op basis van het werk van Soens en Dombrecht is het mogelijk een idee te hebben

van het aantal en de grootte van de bedrijven in de buurt van Ramskapelle. Aan de hand van het

werk van Vandewalle voor de kasselrij Veurne en van Van Cruyningen voor West-Zeeuws-Vlaanderen

is het voor de 18e eeuw mogelijk het aantal bedrijven en de groottes ervan te vergelijken.

Op basis van het dalend aantal hofstedes doorheen de tijd heeft men voor andere gebieden reeds de

bedrijfsconcentratie aangetoond.97 Net zoals bij de eerder besproken eigendomsconcentratie

werden de grootste veranderingen genoteerd tussen de 15e en de 16e eeuw. Ook voor Ramskapelle

was dit met een daling van 53 naar 41 hofstedes in die periode het geval. In Ramskapelle was er in

1654 opnieuw een stijging van het aantal hofstedes, waarna er in 1788 een terugkeer was naar

hetzelfde niveau als in 1567.

Samen met de eigendomsconcentratie van de late middeleeuwen was er ook een

bedrijfsconcentratie. In de Vlaamse kustvlakte waren gedurende de 13e en de 14e eeuw de kleine

bedrijven het meest aanwezig. Dit waren boeren die hun grond eigengeërfd of in cijns hadden

waarbij zij veel eigendomsrechten hadden op hun gronden. Zowel in aantal als in ingenomen

oppervlakte hadden die kleine boeren een meerderheid. Echter door ecologische stress en een

tekort aan kapitaal om de zware kleigrond te bewerken gingen velen van hen failliet en moesten ze

hun cijnsgrond van de hand doen. Grond werd opgekocht door grootgrondbezitters die het land

uitgaven in pacht. Aan het eind van de late middeleeuwen kenden de grote pachters een opmars en

de gemiddelde grootte van een landbouwbedrijf nam substantieel toe.98

Als we kijken naar de 16e eeuw dan zijn voor het naburige Oostkerke de bedrijfsstructuren voor het

jaar 1570 aan de hand van parochierekeningen gereconstrueerd. Hierbij is het aangewezen om de

95

Dit was de persoon binnen een parochie die de verantwoordelijkheid had dat alle andere

inwoners/gezinshoofden hun belasting betaalden aan het Brugse Vrije. In de 18e eeuw was dit voornamelijk

een bestuurlijke functie. (Bron: De Keyser (R.). “Hoe onze buitendorpen bestuurd werden voor de Franse

Revolutie”, in: Rond de Poldertorens, III, 1961, p. 111-112. ) 96

Coornaert (M.). Ramskapelle, p. 236 97

Cfr. infra het hoofdstuk ‘Hofstedes’ 98

Vervaet (L.). Goederenbeheer in Een Veranderende Samenleving, p. 378-381

Page 57: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

45

resultaten van Dombrecht te bekijken en niet de resultaten opgesteld door Soens.99 Hij heeft enkel

de bedrijfsgroottes van de opzittende bedrijvers in kaart gebracht terwijl Dombrecht zowel de

opzittende als afzittende bedrijvers in zijn resultaten heeft opgenomen.100 In Dudzele, Lissewege en

Zuienkerke heeft Dombrecht de situatie onderzocht met dezelfde methode voor de jaren ’20 van de

17e eeuw. Uit deze resultaten blijkt dat voor de vier parochies de bedrijven groter dan 20 ha tussen

59% en 74% van de totale oppervlakte in beslag namen. In Oostkerke en Dudzele waren er nog

steeds veel bedrijven kleiner dan 5 ha maar de oppervlakte die zij innamen was slechts gering en

overschreed nooit 10% van het totale areaal.101 Hoewel dit slechts een veronderstelling is, zal er in

Ramskapelle dus hoogstwaarschijnlijk geen al te groot verschil geweest zijn tussen de 16e en 17e

eeuw. Als we dit nu vergelijken met de gegevens uit de ommeloper van 1788 zien we dat 53,2% van

het totale areaal werd ingenomen door bedrijven van meer dan 25 ha en als we hier het bedrijf van

Lennaert Rots bijtellen, dat 22,55 ha groot was102, dan komt men een totaal uit van iets meer dan

56%. De bedrijven kleiner dan 5 ha waren er iets talrijker dan in Oostkerke en Dudzele, terwijl de

middelgrote bedrijven tussen 10 en 25 ha slechts ca. 10% van de totale oppervlakte innamen.

Met de beperkte bruikbare bronnen voorhanden weet men dat in de 16e eeuw in de polderstreek

van de kasselrij Veurne de middelgrote en grote bedrijven dominant waren. In de volgende eeuwen

heeft daar een evolutie plaatsgevonden waarbij rond 1600 de middelgrote bedrijven een afname

kenden en dit ten voordele van de kleine bedrijven en vooral de grote bedrijven. Voor de 18e eeuw is

er meer informatie beschikbaar Ten opzichte van de 16e eeuw is er een opvallende daling van het

aantal middelgrote bedrijven en dit voornamelijk ten voordele van de grote bedrijven. De toestand is

dus vergelijkbaar met de toestand in Ramskapelle waarbij het belang van de middelgrote bedrijven

beperkt is en de grote bedrijven overheersend zijn. Dit verklaart men door de demografische groei

die er was tijdens de 18e eeuw. Die zorgde ervoor dat de middelgrote bedrijven gesplitst werden om

zo de bevolkingstoename op te vangen. Een andere reden om de afname van het aantal middelgrote

bedrijven te verklaren is dat zij werden opgeslorpt door de grote bedrijven.103

99

Soens (T.). Spade in de dijk, p. 83-88 100

Opzittende bedrijvers waren individuen die onder de jurisdictie van een bepaalde parochie vielen en daar

ook woonachtig waren, afzittende bedrijvers hadden grond in een parochie, maar de belangrijkste en de

meeste van hun gronden waren in een andere parochie gevestigd. (Dombrecht (K.).

Plattelandsgemeenschappen, p. 94) Bij de bedrijfsgroottes voor 1788 aan de hand van de ommeloper kan men

dus stellen dat zowel de opzittende en de afdrijvende bezitters zijn opgenomen 101

Dombrecht (K.), Plattelandsgemeenschappen, p. 94-95 102

Zo worden alle bedrijven groter dan 20 ha opgenomen. 103

Vandewalle (P.). Veurne, p.101-112

Page 58: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

46

Voor West-Zeeuws-Vlaanderen heeft Van Cruyningen de bedrijfsgroottes geanalyseerd voor de

periode van het laatste kwart van de 17e eeuw tot aan het eind van de 18e eeuw. De gemiddelde

bedrijfsgrootte lag daar een stuk hoger met een groot aantal bedrijven van meer dan 50 ha. In de

1e helft van de 18e eeuw heeft de auteur ook een sterke daling vastgesteld van het aantal

middelgrote bedrijven.104 Het areaal dat zij in bezit hadden halveerde. Ook het aantal bedrijven

tussen de 30 en 50 ha minderde. De oorzaak hiervan was hoogstwaarschijnlijk een uitbreiding van

die bedrijven waardoor ze groter werden dan 50 ha. Deze evolutie deed zich ook voor in andere

kustgebieden zoals in de Antwerpse polders. Op het einde van de 18e eeuw werd de landbouw in

West-Zeeuws-Vlaanderen gedomineerd door grote bedrijven. Ca. 90% van het areaal was in handen

van boeren met minimum 30 ha land. De overgebleven 10% van het areaal werd ingenomen door

kleine boeren. 105 In vergelijking met Ramskapelle waren de grote bedrijven er dus nog groter en hun

belang was ook groter.

Alhoewel de gegevens van de bedrijfsgroottes voor 1700 ontbreken voor Ramskapelle kunnen we

met enige voorzichtigheid stellen dat zich in Ramskapelle dezelfde transitie heeft voorgedaan als in

de rest van de kustvlakte, met daarbij de nuance dat het aandeel van kleine bedrijven na 1500

waarschijnlijk minder is afgenomen dan in andere gebieden en dat in de overgang van de late

middeleeuwen naar de vroegmoderne tijd de grote en middelgrote bedrijven aan belang hebben

gewonnen maar dat aan het einde van de 17e eeuw en tijdens de 18e eeuw de middelgrote bedrijven

voor een groot deel ofwel zijn opgesplitst ofwel opgeslokt door de grotere bedrijven.

5.3 Verhouding eigendom/pacht Nadat we in het vorige hoofdstuk de grootte van de bedrijven hebben bestudeerd zullen we nu

bekijken hoe die bedrijven waren samengesteld. We hebben het aandeel van pacht tegenover

eigendom bestudeerd vanuit twee standpunten: eerst hoe de verhouding was binnen de parochie en

daarna hoe die verhouding was binnen de bedrijven zelf. Op basis van de ommeloper uit 1788 kon

voor elk perceel naast de eigenaar ook nagegaan worden wie de gebruiker was van dat perceel. Zo

was het mogelijk te bekijken of de gebruiker en de eigenaar dezelfde persoon waren of niet en deze

gegevens te onderzoeken.

104

In de studie worden de bedrijven van 10 tot 30 ha als middelgroot bedrijf ingedeeld. 105

Van Cruyningen (P.J.). Behoudend maar buigzaam, p.98-103

Page 59: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

47

5.3.1 Verhouding eigendom/pacht binnen de parochie

Tabel 10 Verhouding eigendom/pacht binnen de parochiegrenzen aan de hand van de

ommeloper uit 1788 (totale oppervlakte = 780,6 ha)

Aantal

percelen

Aantal percelen

eigenaar=gebruiker

Aantal percelen

eigenaar=gebruiker(%)

Oppervlakte

eigenaar=

gebruiker

Oppervlakte

eigenaar =

gebruiker (%)

1034 49 4,7% 37,82 ha 4,8%

In 1788 was slechts bij 49 van de 1 034 percelen de eigenaar dezelfde persoon als de gebruiker. In

oppervlakte kwam dit overeen met 37,8 ha ofwel 4,8% van de totale oppervlakte. Iets meer dan 95%

van de grond werd dus uitgegeven in pacht. Bij de voorgaande ommelopers werden de gebruikers

van de percelen niet neergeschreven, maar dit werd wel gedaan bij de hoeves. De eigenaar van het

perceel met daarop een hoeve werd vermeld alsook de bewoner van de hoeve106. De meeste hoeves

hadden in hun directe nabijheid gronden die bewerkt werden door de bewoners van de hoeves. Als

we hierbij kijken naar de cijfers voor 1788 dan waren er 39 van de 42 hoeves die verpacht werden

wat overeenkomt met een totaal van 92,8%. Dit komt dus grotendeels overeen met het percentage

van verpachte percelen. Om een indicatie te hebben van de hoeveelheid verpachte gronden in de

vorige ommelopers kunnen we dus kijken naar het aantal verpachte hoeves die niet de exacte

verhouding van eigendom en pacht zullen weergeven maar wel een indicatie geven zodat we de

verandering over de 4 ommelopers heen kunnen reconstrueren.

Aan de hand van deze methode zien we duidelijk het steeds groter wordende aandeel van pacht. In

1447 waren reeds 60,4% van alle hofstedes verpacht. Tussen 1447 en 1567 was er de grootste

stijging in het aandeel en kwam het aantal verpachte hoeves uit op 78,0%,107 dit voornamelijk door

een afname van het totaal aantal hoeves, waarbij het aantal verpachte hoeves constant bleef.

Nadien bleef het aandeel verpachte hoeves toenemen. In 1654 kwam dit door een effectieve stijging

van het aantal verpachte hoeves - van 32 in 1567 naar 39 in 1654 - waarmee 84,8% van alle hoeves in

pacht werden uitgegeven. In 1788 steeg het aandeel verpachte hoeves opnieuw door een daling van

het totaal aantal hoeves waarbij het aantal verpachte hoeves constant bleef. In 1788 waren zo 92,9%

van alle hoeves verpacht.

Als we de cijfers van het aantal verpachte hoeves vergelijken met andere resultaten binnen de

Vlaamse kustvlakte, dan zien we veel overeenkomsten doorheen de tijd. In het toen recent

106

Net zoals in ander onderzoek werd ervan uitgegaan dat als de bewoner niet werd vermeld in de

perceelsbeschrijving dit de eigenaar zelf was. 107

Zie tabel 16

Page 60: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

48

ingepolderde gebied van Watervliet nabij de Braakman werd in 1544 81,0% van alle grond verpacht,

wat dicht aansluit bij de 78,0% verpachte hoeves in Ramskapelle.108 In de polderstreek van de

kasselrij Veurne was in 1569 het aandeel pacht met 90,6% reeds een stuk hoger. Voor latere

tijdstippen was het voor Vandewalle niet mogelijk de verhouding eigendom/pacht opnieuw te

berekenen.109 In West-Zeeuws-Vlaanderen werd in 1665 ook 90% van alle grond uitgegeven in pacht.

Dit waren wel grotendeels heringepolderde gebieden. In de gebieden die gespaard bleven van

overstromingen tijdens de 16e eeuw lag de verhouding anders en werd er slechts 70% van de grond

uitgegeven in pacht.110 Exacte cijfers op latere tijdstippen nog voor de Franse Revolutie zijn niet

beschikbaar, Van Cruyningen heeft pas opnieuw in 1825 de percentages kunnen berekenen en

daaruit blijkt dat het aandeel pacht was achteruitgegaan en dat voor het ganse gebied nu ten minste

40% van alle grond in handen was van de boeren zelf. Al van aan het eind van de 17e eeuw begonnen

de boeren land op te kopen. De meeste grond werd door hen opgekocht tussen 1760 en 1780. Als

de grondprijzen niet al te hoog waren probeerden de boeren er hun grondbezit uit te breiden. Voor

boeren was het door het toenemende verschil tussen de pachtprijzen en de loonkosten ten opzichte

van de stijgende graanprijzen interessant grond te kopen. De niet-boeren zoals adel en de burgerij

deden hun grond van de hand.111 Doordat de inkomsten uit pacht niet stegen en de geschotgelden

die moesten betaald worden daarentegen wel daalde het rendement van het grondbezit sterk.112

Alhoewel exacte cijfers voor de 18e eeuw dus ontbreken is het aandeel van pacht tussen 1665 en

1825 gedaald in West-Zeeuws-Vlaanderen terwijl dit in Ramskapelle tussen 1654 en 1788 gestegen

is. In Ramskapelle was het wel zo dat in 1788 enkele boeren nog pachters waren maar door

toevoegingen in de marge van de ommeloper is te lezen dat ook zij grond opkochten rond de

eeuwwisseling. Mogelijk was het ook zo dat zij grond begonnen op te kopen maar dit zou nog verder

moeten onderzocht worden op basis van bronnen uit de 19e eeuw, maar dit ligt niet meer in het

bestek van dit werk.

5.3.2 Eigendom en pacht binnen de bedrijven Nadat we in de vorige paragrafen het aantal en de grootte van de bedrijven hebben bestudeerd en

ook de verhouding van eigendom en pacht binnen de parochie zullen we hier met de gegevens van

de ommeloper uit 1788 de verhouding van eigendom en pacht bestuderen binnen de bedrijven zelf.

108

Soens (T.). Spade in de dijk, p.85-86 109

Vandewalle (P.). Veurne, p.94-95 110

Van Cruyningen (P.J.). Behoudend maar buigzaam, p.104 111

Die grond werd niet enkel verkocht aan boeren, de Vlaamse burgerij kocht in dezelfde periode ook veel

land. 112

Van Cruyningen (P.J.). Behoudend maar buigzaam, p.106-116

Page 61: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

49

Voor de grote en middelgrote bedrijven werd bij de bedrijven die zowel uit pacht als eigendom

bestonden nagegaan welk aandeel van de grond uit pacht bestond en welk aandeel in eigen bezit

was.113 Bij de kleine bedrijven werd dit niet gedaan omdat de combinatie van pacht en eigendom niet

voorkwam, bij de dwergbedrijven was er slechts 1 bedrijf waarvan de bedrijver een deel van de

grond in pacht had en een deel in eigen bezit.

Van de 10 grote bedrijven waren er 6 die volledig uit pacht bestonden. Er was geen enkel bedrijf dat

volledig toebehoorde aan de persoon die het uitbaatte. 4 bedrijven bestonden uit een combinatie

van eigen grond en gepachte grond. Daarvan waren er 3 waarvan meer dan 95% van de grond in

pacht werd gehouden.

Ook bij de 5 middelgrote bedrijven had pacht de grote bovenhand. Er was slechts 1 bedrijf waarvan

de uitbater ook grond in bezit had. Dit was Michiel Verstraete die 2,4 ha ofwel omgerekend net geen

13% van de totale oppervlakte van zijn bedrijf (18,8 ha) in eigen bezit had.

Van de 21 kleine bedrijven waren er 20 die volledig in pacht werden gehouden. Er was 1 bedrijf dat

volledig in eigendom was van de uitbater. Van de 72 dwergbedrijven waren er 61 die volledig in

pacht werden gehouden, was er 1 bedrijf waarvan de uitbater ook een deel in eigen bezit had en

waren er 10 waarvan de eigenaar ook de uitbater van het bedrijf was.

Alles samengeteld waren er 91 bedrijven die volledig uit pacht bestonden, 6 bedrijven die een

combinatie waren van pacht en eigen bezit en 11 bedrijven waarvan de gebruiker ook de eigenaar

van de grond was. Hierbij is het zo dat bedrijven in eigen bezit niet voorkwamen bij de middelgrote

en grote bedrijven, enkel bij de bedrijven kleiner dan 10 ha en dan nog voornamelijk bij de bedrijven

kleiner dan 5 ha, hun aandeel was dus zeer klein en verwaarloosbaar. Het aandeel van gemengde

bedrijven was zeer gering bij de dwergbedrijven en bij de kleine bedrijven kwamen gemengde

bedrijven niet voor. Daarentegen bestond een derde van alle bedrijven groter dan 10 ha uit een

combinatie van pacht en eigen bezit. Bij een gemengd bedrijf was het zo dat het eigen bezit slechts

een zeer klein deel uitmaakte van het totale areaal van het bedrijf. Als we dit vergelijken met andere

gebieden die deel uitmaakten van het sociaal agrosysteem van de kust dan zien we voor de

polderstreek in de kasselrij Veurne vergelijkbare resultaten. Daar was net geen 80% van alle

bedrijven volledig in pacht, iets meer dan 18% was er een gemengd bedrijf en minder dan 2% van alle

bedrijven werden in volledige eigendom uitgebaat. Hetzelfde patroon was ook waarneembaar

113

Zie hiervoor bijlage 1.

Page 62: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

50

waarbij de grote bedrijven grotendeels pachtbedrijven waren en de eigendomsbedrijven

voornamelijk voorkwamen in de categorie van de kleine en de dwergbedrijven.114

5.4 Verhouding eigenaars/pachters Zoals we reeds weten waren er bijna dubbel zoveel grondeigenaars als pachters en waren slechts

11 bedrijven volledig in eigendom van de uitbater zelf. Daaruit kan men eenvoudig afleiden dat het

onmogelijk was dat een pachter al zijn grond pachtte bij één en dezelfde grondeigenaar. Als we dan

bij enkele bedrijven kijken dan zien we dat de grond werd gepacht bij verschillende eigenaars, zowel

instellingen als gewone personen. Dit was zeker het geval bij de grotere bedrijven. De grootste

pachter Philips Bulcke pachtte grond van 22 verschillende eigenaars. Ook bij de andere grote

pachtbedrijven was de grond in handen van 10 à 20 verschillende eigenaars. Ook de grond uitgebaat

door de middelgrote bedrijven was in handen van verschillende eigenaars. Hierbij lag dit aantal

tussen de 5 en 15 eigenaars. Naarmate de bedrijven kleiner werden, werd er gepacht van minder

verschillende eigenaars, wat eigenlijk ook voor de hand liggend was. Dit was hoogstwaarschijnlijk

omdat het grondbezit van de verschillende eigenaars zeer versnipperd en verspreid was over het

grondgebied van Ramskapelle maar dat men als bedrijf probeerde de grond zoveel mogelijk te

concentreren om zo het bewerken van het land eenvoudiger te maken. Als we opnieuw naar Philips

Bulcke kijken zien we dat al zijn gronden zich in de beginnen 25, 57, 59, 60, 62, 65, 66, 69 en 81

bevonden. Op het 81ste begin na waren dit allemaal beginnen die aan elkaar grensden. Binnen deze

beginnen volgden de percelen die gepacht werden door Bulcke elkaar op. Zo zien we dat zijn gronden

zich grotendeels in een aaneengesloten gebied ten noorden en westen van het dorpscentrum van

Ramskapelle situeerden. Ook bij Livinius Tempelaere, die in Ramskapelle 47,0 ha in pacht had duikt

hetzelfde patroon op. De gronden die hij gebruikte waren gesitueerd in het 45e, 55e, 66e, 68e en 82e

begin. Op het 68e begin na was dit opnieuw een aaneengesloten gebied. Ook bij de andere

gebruikers herhaalde dit patroon zich waarbij hun percelen in de ommeloper elkaar opvolgden en zo

clusters vormden.

114

Vandewalle (P.). Veurne, p. 114-115

Page 63: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

51

6 Het religieuze bezit

In Noordwest-Europa waren de kerkelijke instellingen belangrijke grondbezitters en dit zeker in de

kustgebieden waar zij een sterke invloed hebben uitgeoefend op de vorming van het rurale

landschap, niet alleen door de eerste ontginning van de gronden, waarbij de monniken gebieden

indijkten met de schop in de hand (een beeld dat tegenwoordig achterhaald is en genuanceerd moet

worden), maar later ook nog door de exploitatie van die gronden.115 Het belangrijkste doel van dit

kerkelijk grondbezit in de kuststreek was inkomsten en voedsel genereren. Instellingen moesten

zelfvoorzienend zijn en hierbij werd voornamelijk gesteund op inkomsten uit onroerende goederen.

Als er gekeken wordt naar bijv. het Sint-Janshospitaal van Brugge, dan blijkt dat die instelling uit het

eigen grondbezit, waarvan het grootste deel extramuros viel te situeren, 70 tot 90% van alle

inkomsten genereerde. Ook internationaal is reeds aangetoond dat het buitensteeds onroerend goed

zeer belangrijk was voor religieuze stedelijke instellingen.116 Voor de Vlaamse kustvlakte is de

algemene tendens dat tussen de 14e en de 16e eeuw het kerkelijk bezit toenam. Deze toename had

als oorzaak een toename van het bezit van de lokale parochiale instellingen. Hiertoe behoorden

onder meer de lokale kerk, de kapellen, de parochiale armendissen zoals de Tafel van de Heilige

Geest en de gilden. Het bezit van de reguliere instellingen en de stedelijke instellingen met onder

meer de hospitalen, begijnhoven en godshuizen veranderde slechts weinig doorheen de tijd.117

Tabel 11 Overzicht geestelijk bezit

115

Zie o.a Rippon (S.). Water and wetlands in medieval estate management: Glastonbury Abbey, Meare and

the Somerset Levels in South West England, In: Klapste, J (ed.).Water Management in the Medieval Rural

Economy, Ruralia V, Pamatky Archeologicke - Supplementum, 17. Prague: Institute of Archaeology, 2005, p.93

en Lehouck (A.), en Van Acker (J.). “Vorming Van Monastieke Landschappen? Domeinbeheer Door Religieuze

Instellingen in Noordwest-Europa Van De 12de Tot De 18de Eeuw.” In: Vorming Van Monastieke

Landschappen? Domeinbeheer Door Religieuze Instellingen in Noordwest-Europa Van De 12de Tot De 18de

Eeuw. Ed. Jan Van Acker. Vol. 11. Gent: Academia Press, 2012, p. 1 116

Vervaet (L.). Goederenbeheer in Een Veranderende Samenleving, p. 50-52 117

Soens (T.). Spade in de dijk, p. 90-96

Ommeloper Aantal

instellingen

Gemiddelde

oppervlakte (ha)

Totale

oppervlakte (ha)

Procentueel

aandeel van de

totale

oppervlakte

1447 32 2,21 70,75 9,2%

1567 41 2,44 100,13 13,3%

1654 41 2,29 93,84 12,6%

1788 37 2,70 100,03 12,8%

Page 64: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

52

Als we naar het kerkelijk grondbezit binnen Ramskapelle kijken zien we dat in 1447 het kerkelijk bezit

met 70,6 ha 9,2% van de totale oppervlakte bedroeg en in 1567 met 100,1 ha 13,3%. Tussen de 15e

en de 16e eeuw zien we hier dus ook een toename van het kerkelijk bezit. Elke kerkelijke instelling

had in 1447 gemiddeld 2,21 ha in bezit en in 1567 2,44 ha. De toename van het kerkelijk grondbezit

is dus voornamelijk toe te schrijven aan nieuwe kerkelijke instellingen die grondbezit hebben

verworven en in mindere mate aan gebiedsuitbreiding van de reeds aanwezige instellingen. In 1447

waren er 32 verschillende instellingen, in 1567 waren er 9 meer met een totaal van 41. Voor Dudzele

heeft Dombrecht ook een analyse gemaakt van het kerkelijk bezit. Daar lag in 1447 het aandeel van

het religieuze bezit met 28,8% veel hoger. In absolute waarden gezien was er een grotere toename

van het religieuze bezit in Dudzele tussen 1447 en 1567, procentueel komt de toename overeen met

ca. 4 procentpunten in Ramskapelle en ca. 5 procentpunten in Dudzele, waar het religieuze bezit in

1567 33,9% bedroeg. 118

In 1654 hadden nog steeds evenveel kerkelijke instellingen bezit maar samen bezaten zij iets minder

oppervlakte, in totaal bestreken zij 12,6% van de totale oppervlakte. In 1788 bleef de situatie

opnieuw grotendeels ongewijzigd. Het aantal instellingen daalde van 41 naar 37 en de gemiddelde

oppervlakte per instelling steeg lichtjes.

Om ook hier beter de evolutie binnen het religieuze bezit te onderzoeken en te kunnen vergelijken

met andere gebieden hebben we al het bezit opgedeeld volgens de drie eerder vermelde

categorieën: de eerste categorie bevat de reguliere instellingen, de tweede categorie de parochiale

instellingen en de derde categorie omvat de stedelijke hospitalen, godshuizen en begijnhoven. Om

de verschillende instellingen in de juiste categorie onder te brengen werden enkele hulpmiddelen

gebruikt. Bij de meeste instellingen was uit de titel duidelijk af te leiden tot welke categorie ze

behoorden maar waar niet werd secundaire literatuur geraadpleegd.119 Voor de parochiale

instellingen werd ook nog apart de evolutie van de instellingen uit Ramskapelle zelf nagegaan.

118

Dombrecht (K.). Plattelandsgemeenschappen, p. 88 119 Callewier (H.). De Papen Van Brugge : De Seculiere Clerus In Een Middeleeuwse Wereldstad (1411-1477).

Leuven: Universitaire pers, 2014

Page 65: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

53

6.1 Religieus bezit 1447

Tabel 12 Religieus bezit 1447

Categorie Aantal

instellingen

Totale

oppervlakte

(ha)

Procentueel

aandeel van

het religieuze

bezit

Parochiaal 25 53,9 76,2%

Regulier 5 11,0 15,6%

Hospitaal 2 5,8 8,2%

Totaal 32 70,7 100,0%

In 1447 zien we dat de parochiale instellingen zowel in aantal als in oppervlakte het overwicht

hadden. Van de net geen 54 ha religieus bezit was er 28,3 ha in bezit van parochiale instellingen uit

Ramskapelle zelf, daarvan behoorde 12 ha aan de kerk van Ramskapelle. Dit was de kerkelijke

instelling met het grootste bezit. Na de parochiale instellingen kwamen de reguliere instellingen,

maar het verschil in bezitsomvang tussen beide was zeer groot. De reguliere instellingen hadden

afgerond 5 keer minder grondbezit. De stedelijke instellingen hadden het kleinste aandeel met net

geen 6 ha. Als we de resultaten vergelijken met het naburige Dudzele dan valt op dat daar niet de

parochiale maar de reguliere instellingen de bovenhand hadden. Dit was onder meer door de

nabijheid van de Abdij ter Doest die in Dudzele zeer veel grond had. In Ramskapelle was de abdij ook

vertegenwoordigd, maar in een veel kleinere mate met slechts 6,5 ha t.o.v. 376,8 ha in Dudzele.120

120

Dombrecht (K.). Plattelandsgemeenschappen, p. 90-91

Page 66: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

54

6.2 Religieus bezit 1567

Tabel 13 Religieus bezit 1567-1577

Ommeloper

1567

Aantal

instellingen

Totale

oppervlakte

(ha)

Procentueel

aandeel van

het religieuze

bezit

Parochiaal 29 76,1 76,0%

Regulier 9 14,3 14,3%

Hospitaal 3 9,7 9,7%

Eindtotaal 41 100,1 100,0%

In 1567 zijn de grootste veranderingen vast te stellen. Er was een algemene toename van het

religieuze bezit maar de onderlinge verhoudingen tussen de verschillende categorieën bleven

nagenoeg ongewijzigd. De parochiale instellingen bezaten nu 22,2 ha meer dan in 1447 en kenden

de grootste toename, ook de reguliere instellingen en de hospitalen en andere stedelijke instellingen

kenden een toename maar niet zo sterk. De instellingen uit Ramskapelle zelf hadden nu 32,8 ha in

bezit, 4 ha meer dan in 1447. De grote toename van het bezit van de parochiale instellingen en het

religieuze bezit in zijn geheel is dus toe te schrijven aan de parochiale instellingen van buiten

Ramskapelle. Dit waren grotendeels instellingen uit de naburige parochies zoals Dudzele, Heist,

Oostkerke en Westkapelle. Het grondbezit van deze groep steeg van 42,4 naar 67,3 ha. Ook de

reguliere en de stedelijke instellingen kenden een toename van hun grondbezit. Beide groepen

hadden een gelijkaardige toename met elk iets meer dan 3 ha. In Dudzele daalde zowel de totale

oppervlakte alsook het aandeel van de reguliere instellingen. In totaal kende het kerkelijk bezit er

ook een toename maar dit was voornamelijk door een toename van het parochiaal bezit en een

minder grote toename van het bezit van de hospitalen en de stedelijke instellingen.121

121

Ibidem, p .91

Page 67: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

55

6.3 Religieus bezit 1654

Tabel 14 Religieus bezit 1654

Ommeloper

1654

Aantal

instellingen

Totale

oppervlakte

(ha)

Procentueel

aandeel van

het religieuze

bezit

Parochiaal 31 78,7 83,8%

Regulier 7 9,4 10,0%

Hospitaal 3 5,8 6,2%

Totaal 41 93,8 100,0%

Met de resultaten van de ommeloper uit 1654 moet er voorzichtig worden omgegaan. Als er gekeken

wordt naar de evolutie van enkele instellingen afzonderlijk dan valt het op dat er t.o.v. 1567 een

kleine daling was in de totale oppervlakte terwijl in 1788 de oppervlakte van die instellingen opnieuw

even groot was als in 1567.122 Dit zou zo kunnen geweest zijn omdat er een stuk grond van de hand

werd gedaan en nadien opnieuw werd aangekocht (of toch evenveel oppervlakte), maar aangezien

dit patroon zich zoveel herhaalt zullen de veranderingen hier grotendeels te maken hebben met de

bladzijdes die uit de ommeloper werden gescheurd. Door de geringe oppervlaktes van het religieuze

bezit kan het ontbreken van één of meerdere percelen een sterke invloed hebben op de totale

cijfers. Met enige voorzichtigheid kunnen we wel concluderen dat het aantal parochiale instellingen

er weer op vooruitging en dat zij samen opnieuw iets meer oppervlakte in bezit hadden en dit was

hoogstwaarschijnlijk meer dan de 2 ha die in de tabel beschreven staat. Bij de reguliere instellingen

was er sprake van een status quo of een lichte terugval, zowel in aantal als in oppervlakte. Bij de

stedelijke instellingen was er duidelijk een afname in oppervlakte, dit voornamelijk doordat het Sint-

Janshospitaal te Brugge de helft minder grond in bezit had dan in 1567.

122

Zie bijv. het bezit van de kerk van Oostkerke: 1567: 4,0 ha; 1654: 2,0 ha en 1788: 4,0 ha en van de kerk van

Ramskapelle: 1567: 14,6 ha; 1654: 11,7 ha en 1788: 14,6 ha. In totaal waren er 8 verschillende instellingen die

dit patroon vertoonden waarvan er 6 tot de parochiale instellingen behoorden, 1 reguliere instelling en 1

hospitaal.

Page 68: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

56

6.4 Religieus bezit 1788

Tabel 15 Religieus bezit 1788

Ommeloper

1788

Aantal

instellingen

Totale

oppervlakte

(ha)

Procentueel

aandeel van

het religieuze

bezit

Parochiaal 27 82,7 82,7%

Regulier 7 9,9 9,9%

Hospitaal 3 7,5 7,5%

Totaal 37 100,0 100,0%

Voor de ommeloper van 1788 beschikken we opnieuw over alle percelen en daarin zien we dat het

totale aantal instellingen gedaald is. Dit had als oorzaak een daling van het aantal parochiale

instellingen. Samen hadden de parochiale instellingen wel iets meer bezit dan in 1654, maar zeer

waarschijnlijk had die toename reeds plaatsgevonden tussen 1567 en 1654. Het aantal reguliere en

stedelijke instellingen is ongewijzigd gebleven. Het bezit van de parochiale instellingen uit

Ramskapelle was nagenoeg hetzelfde gebleven. Bij de reguliere instellingen was de totale

oppervlakte lichtjes gedaald (met 0,5 ha). Bij de derde categorie van de stedelijke instellingen was er

t.o.v. de situatie in 1654 een stijging in areaal van net geen 2 ha maar waarschijnlijk was dit hier ook

door het ontbreken van een pagina uit de ommeloper van 1654, aangezien het godshuis van

Sint-Obrechts in 1567 2,9 ha grond in bezit had, in het jaar 1654 1,3 ha en in 1788 3,0 ha grond, wat

slechts weinig verschilde met de situatie in de 16e eeuw.

6.5 Samenvatting Als we voor de 15e en de 16e eeuw de resultaten vergelijken met de resultaten van volledige

wateringen gelegen in de Vlaamse kustvlakte, dan zijn er duidelijk dezelfde tendensen waar te

nemen, waarbij het kerkelijk bezit een toename kende en dit voornamelijk door een toename van

het bezit van de parochiale instellingen. In vergelijking met andere onderzochte gebieden zoals

Dudzele en enkele wateringen waaronder die van de Oude Yvene en de Blankenbergse watering,123

was het totale aandeel van het kerkelijk bezit in Ramskapelle een stuk lager. Hiervoor kan een

eenvoudige verklaring gevonden worden. De oorzaak is de geringe aanwezigheid van de reguliere

instellingen. Soens en van Bavel hebben vastgesteld dat de stijging van het parochiaal bezit er

gekomen is door een combinatie van schenkingen en verkopen gedaan door lokale families. In de

vroege middeleeuwen kregen de grote abdijen en kapittels de meeste schenkingen. Vanaf de late

123

Soens (T.). Spade, p. 91-94

Page 69: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

57

middeleeuwen hadden de oudere abdijen en kapittels minder aansluiting op de religieuze behoeften.

De afstand tussen de schenker en de ontvangende instelling werd hierdoor steeds kleiner. De

persoonlijke beleving van de godsdienst was belangrijker geworden alsook het belang van de

dorpsgemeenschappen. Zo wou men de eigen instellingen versterken of er zelf nieuwe oprichten en

had men zelf ook een sterkere greep op die instellingen om zo beter te kunnen waken over de

kwaliteit van de religieuze diensten.124

Voor de 17e en 18e eeuw heeft men minder vergelijkingsmateriaal wat betreft het kerkelijk bezit. Het

aandeel van het religieuze bezit bleef voor Ramskapelle grotendeels hetzelfde maar dezelfde evolutie

als voor de 15e en de 16e eeuw, waarbij de parochiale instellingen meer grond verwierven terwijl het

grondbezit van de reguliere instellingen en de hospitalen hetzelfde bleef of afnam, zette zich voort

maar nu aan een veel trager tempo.

124

van Bavel (B.). Transitie en continuïteit. De bezitsverhoudingen en de plattelandseconomie in het westelijk

gedeelte van het Gelders rivierengebied, ca. 1300-ca. 1570. Hilversum, 1999, p. 328-330

Page 70: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

58

7 Het bezit in handen van edellieden

Bij het wereldlijk bezit werd voor de vier ommelopers bestudeerd hoeveel eigenaars een titel hadden

en welke oppervlakte zij in totaal in bezit hadden. Op basis van de titulatuur krijgen we zo een

indicatie van het grondbezit dat in handen was van edellieden125 en de evolutie hiervan doorheen de

tijd.

Onder de wereldlijke eigenaars waren er in de ommelopers verschillende personen die een titel

bezaten en dus tot de edellieden behoorden. Voor de vier ommelopers werd gekeken naar de

personen die een titel bezaten. Bij het verwerken van de gegevens werd gewerkt met

gestandaardiseerde namen voor de eigenaars. Bij sommige personen was het soms zo dat zij in de

ommeloper zowel met als zonder titel werden vermeld. Zodra er éénmaal een titel werd vermeld bij

een persoon werd er aangenomen dat die persoon tot de categorie van edellieden behoorde en

werd hij of zij opgenomen bij de verwerking van de gegevens. Ook de nazaten van een persoon met

titel werden in de telling opgenomen, bijv. De kinderen van Joncheer Jan de Bake werden beschouwd

als edellieden.

Er werd bestudeerd hoeveel zij elk bezaten, met hoeveel zij waren en hoe dit evolueerde doorheen

de tijd. Voor de 15e eeuw is er een repertorium beschikbaar waarin alle Vlaamse families behorend

tot de adel worden opgenoemd.126 Aan de hand van dit repertorium kan men nagaan of de personen

vermeld in de ommeloper al dan niet tot de adel behoorden. Omdat dit enkel voor de 15e eeuw

mogelijk is en niet meer nadien werd er gekozen om enkel de edellieden te identificeren aan de hand

van hun titulatuur zodat voor de vier ommelopers dezelfde methode kon gehanteerd worden.

Over de omvang van het grondbezit van de edellieden is er tot nu toe nog niet veel materiaal

verschenen. Het aantal vergelijkingen is dan ook beperkt. In het naburige Dudzele ging tussen 1447

en 1567 het adellijk grondbezit er sterk op vooruit. In 1447 behoorde in Dudzele 3,7% van alle

eigenaars tot de edellieden en samen bezaten zij 9,0% van alle grond. In 1567 was hun aantal en

totaal grondbezit er verdubbeld en kwam dit neer op 14,8% van alle eigenaars en 21,9% van het

125 Voor de problematiek rond de afbakening van de adel en de edellieden zie: Buylaert (F.). Eeuwen van

ambitie. De adel in laatmiddeleeuws Vlaanderen. Verhandelingen van de Koninklijke Academie voor

Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. Klasse der Letteren (Vol. 21). Brussel: Lannoo. (2010).

126 Buylaert (F.). Eeuwen van ambitie...

Page 71: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

59

grondbezit.127 In de naburige watering Eiesluis hadden in 1398 de ‘heren’ 6,1% van alle grond in

bezit.128

In de ommeloper van 1447 komen er 4 verschillende titels voor: Here, Mijnhere, Joncheer en

Joncvrauwe. Er waren 5 personen met de titel Here, 5 Joncvrauwen, 1 Joncheer en 1 Mijnhere. Dit

komt op een totaal van 12 edellieden. Gemiddeld hadden zij elk 2,4 ha in bezit, wat dus meer is dan

het algemeen gemiddelde van het grondbezit. Mijnhere van Dudzele129

had het meeste grond,

namelijk 10,0 ha. Naast zijn bezit in Ramskapelle zal hij zonder twijfel nog grond in bezit gehad

hebben buiten Ramskapelle. In totaal bezaten de edellieden een oppervlakte van 28,7 ha wat

overeenkwam met 3,7% van de totale oppervlakte. Als we dit vergelijken met het naburige Dudzele

dan ligt de aanwezigheid van de edellieden een stuk lager in Ramskapelle. Ook in vergelijking met de

cijfers van de Eiesluis ligt het aantal edellieden lager.

In de ommeloper van 1567 is er een nieuwe titel die niet voorkwam in de ommeloper van 1447,

namelijk Meester. Die titel kwam in totaal 2 keer voor. 7 personen hadden de titel Here. 1 persoon

werd aangesproken als Joncheer. 6 personen bezaten de titel van Mijnhere. Er was nog 1 Joncvrauw,

wat op een totaal komt van 17 eigenaars met een titel, ofwel een toename met de helft t.o.v. de

situatie in 1447. Samen hadden zij ook meer grond in bezit. De gemiddelde oppervlakte per eigenaar

was gestegen naar 3,5 ha. De eigenaar met het meeste bezit was de weduwe van Meester Hendrik

van Tessele met 10,2 ha. De totale ingenomen oppervlakte was 59,0 ha, dit kwam overeen met 7,8%

van de totale oppervlakte. De oppervlakte ingenomen door edellieden was dus verdubbeld, in

vergelijking met de situatie van 1447, toch was dit nog steeds een stuk minder dan de situatie in

Dudzele, waar iets meer dan 20% van de grond in handen was van edellieden.

De grootste toename in zowel aantal personen als in totale ingenomen oppervlakte heeft

plaatsgevonden tussen 1567 en 1654. In 1654 werden er in totaal 48 eigenaars geteld met een titel.

Daarvan droegen er 4 de titel Here, 29 de titel van Joncheer, 2 de titel van Joncvrauwe, 3 de titel van

Meester en 10 de titel Mijnhere. De totale ingenomen oppervlakte was 164,5 ha wat overeenkwam

met 22,1%. Dit is dus bijna een verdrievoudiging in oppervlakte. Het gemiddelde per eigenaar was

nagenoeg hetzelfde gebleven dus had de toename aan oppervlakte als oorzaak een stijging van het

aantal edellieden. De persoon met titel met de meeste grond in bezit was Joncheer Loys Boddens met

een totaal van 24,5 ha wat een stuk meer is dan de ca. 10 ha die het meeste was in handen van één

127

Dombrecht (K.). Plattelandsgemeenschappen, p. 88 128

Soens (T.). Spade in de dijk, p. 97 129

Dit was zeer waarschijnlijk Jacob van Gistel of een verwant van hem. (Coornaert (M.). Dudzele en Sint-

Lenaart: de geschiedenis, de topografie en de toponomie van Dudzele tot omstreeks 1914, met een studie over

de Sint-Lenaartommegang. Dudzele, 1985, p. 63)

Page 72: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

60

persoon in 1447 en 1567. De 48 edellieden vertegenwoordigden nu in totaal 18,2% van alle

grondeigenaars.

Voor 1788 werd met dezelfde methode ook geprobeerd het aantal edellieden in kaart te brengen. In

de desbetreffende ommeloper is het echter onmogelijk op basis van de titulatuur het aantal

edellieden in kaart te brengen doordat de namen van nagenoeg alle eigenaars worden voorafgegaan

door Joncheer. Mocht de gehanteerde methode gevolgd zijn zou de adel onrealistisch veel bezit

gehad hebben.

Als we kijken naar het grondbezit van de edellieden voor de reeds besproken ommelopers dan zien

we dat met uitzondering van 3 personen met een titel vermeld in de ommeloper van 1654 de

edellieden allemaal minder dan 10 ha grond in bezit hadden. De edellieden als kleingrondbezitters

indelen is echter iets wat hieruit niet besloten kan worden. In sommige gevallen verwijst hun naam

naar een andere locatie, bijv. Heer van Maldegem of Heer van Dudzele. Het is dan ook zeer

waarschijnlijk dat zij nog ander grondgebied hadden buiten Ramskapelle.

Als we kijken naar de gegevens voor de kasselrij Veurne in de periode 1569-1578 dan was er voor de

ganse kasselrij 14,3% van de grond in handen van de adel en in het poldergebied 18,6% van alle

grond. Een cijfer dat hoger lag dan in Ramskapelle en vergelijkbaar was met de gegevens voor

Dudzele uit de 16e eeuw. Daar was de adel voor het grootste deel ofwel woonachtig in de stad

Veurne of woonachtig buiten de kasselrij. In de kasselrij Veurne had ongeveer de helft van de

edellieden meer dan 10 ha in bezit en behoorde dus tot de groep van de middelgroot- en

grootgrondbezitters. In oppervlakte hadden binnen de adel de grootgrondbezitters duidelijk het

overwicht met 64,7% van alle grond die in handen was van edellieden.130

130

Vandewalle (P.). Veurne, p. 122-124

Page 73: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

61

8 De hofstedes

8.1 Inleiding bebouwing Op basis van de perceelsbeschrijvingen in de vier ommelopers kunnen we doorheen de tijd een goed

beeld krijgen van de bebouwing binnen het onderzochte gebied. Hierbij wordt de meeste aandacht

gevestigd op de aanwezigheid van de verschillende hofstedes en de informatie die hiermee

verbonden is omdat die een goede indicatie geven van de bedrijfsstructuren per momentopname.

Na de hofstedes worden kort nog enkele andere gebouwen besproken die ook worden vermeld in de

ommelopers.

Bij de bespreking van de hofstedes wordt per ommeloper telkens hetzelfde stramien gevolgd. Eerst

wordt een korte toelichting gegeven over welke informatie de ommeloper bevat, daarna wordt het

totale aantal hofstedes vermeld. Vanaf de ommeloper uit 1567 wordt er nagegaan om welk soort

hofstedes dit ging. Er wordt kort bekeken op welke percelen de hofstedes gelegen waren en er wordt

gecontroleerd welke eigenaars in het bezit waren van één of meerdere hofstedes, hierbij wordt

nagegaan tot welke grootteorde deze eigenaars behoorden om zo de evolutie doorheen de tijd te

kunnen schetsen.

Tabel 16 Overzicht hofstedes 1447-1788

Ommeloper Aantal hoeves Eigenaar = Gebruiker Percentage

1447 53 21 39,6%

1567 41 9 22,0%

1654 46 7 15,2%

1788 42 3 7,1%

8.2 De bebouwing in 1447 In de ommeloper van 1447 gaf de landmeter slechts weinig informatie over de bebouwing. Alle

bebouwing werd aangeduid met de term hoofst, stede of stee. Hieruit valt weinig af te leiden over de

grootte en het uitzicht van de bewoning, of dit allemaal hofstedes waren of hij hierbij ook gewone

huizen heeft gerekend. De grootte van het perceel kan een kleine indicatie geven over de omvang

van de hofstedes. Hierbij moet de bedenking gemaakt worden dat op een klein perceel geen plaats

was voor een grote hofstede, maar dat op een groot perceel wel plaats was voor een kleine hofstede.

In totaal zijn er 53 hofstedes geteld. In zijn werk vermeldt Coornaert ook de bebouwing voor

Ramskapelle aan de hand van de ommeloper uit 1447. Hij komt aan een totaal van 55 hofstedes.

Soms vermeldde de landmeter in de ommeloper dat een perceel grensde aan een ander perceel

Page 74: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

62

waarop een hofstede stond, volgens ons heeft Coornaert zo de fout gemaakt een hofstede dubbel te

tellen.

De 53 hofstedes waren in het bezit van 48 verschillende eigenaars. Er waren 5 eigenaars die elk 2

hofstedes in bezit hadden. Van die 5 eigenaars waren er 2 die in één van hun hofstedes woonden en

waarbij de andere hofstede werd verpacht. Bij de 3 andere eigenaars met 2 hofstedes werden beide

verpacht. Van alle 53 hofstedes waren er 21 waarvan de eigenaar ook de bewoner was. 32 hofstedes,

wat overeenkomt met 60,4% van alle hofstedes, werden dus verpacht.

De gemiddelde perceelgrootte waarop een hofstede stond was 2,49 ha, maar dit werd sterk naar

boven getrokken door de grootste percelen, de mediaan was 0,91 ha en geeft een beter idee van hoe

groot een perceel met bebouwing was. De kleinste percelen met hofstede waren 300 m² groot, op

die percelen was het dus onmogelijk dat daar een grote hofstede stond, de grootste percelen waren

meer dan 10 ha groot, voor die percelen is het onmogelijk te zeggen welke oppervlakte werd

ingepalmd door gebouwen.

De meeste van de eigenaars met een hofstede hadden naast het perceel met de hofstede nog andere

grond in bezit. De gemiddelde eigendomsoppervlakte van een eigenaar met een hofstede was 5,02

ha, wat dus duidelijk een stuk hoger is dan de gemiddelde grond per eigenaar die slechts 1,50 ha

was. Van alle eigenaars met een hofstede waren er 7 middelgrote eigenaars, 13 eigenaars met een

beperkt grondbezit en 28 die tot de categorie van het klein grondbezit behoorden. Als we deze cijfers

naast de eigendomsverhoudingen leggen wordt het duidelijk dat als een persoon binnen

Ramskapelle veel bezit had, de waarschijnlijkheid toenam dat hij ook een hofstede in bezit had.

8.3 De bebouwing in 1567 De informatie uit de ommeloper over de bebouwing in 1567 is een stuk uitgebreider in vergelijking

met de info uit 1447. Bebouwing werd voornamelijk aangeduid met de termen huiseken, hofstedeken

en hofstede, waardoor we meer een idee krijgen van de grootte van de bebouwing. Naast de soort

bewoning is er in sommige gevallen een vermelding van de naam van de hofstede131 en of er een

walgracht of boomgaard op hetzelfde perceel was.132 De ommelopers van de 17e en de 18e eeuw

bevatten dezelfde informatie met betrekking tot de hofstedes. In totaal werden er 41 hofstedes

geteld en 12 huizen. Samen komt dit uit op een totaal van 53, wat evenveel is als het aantal

hofstedes geteld in de ommeloper van 1447, maar er zijn ook 7 vermeldingen van een verlaten

hofstede, 1 herberg en 1 huis waarin de priester woonde. We nemen hier dus aan dat de huisekens

gewone huizen waren en niet werden opgenomen in de ommeloper van 1447, terwijl het bij de

131

Zie Coornaert (M.). Ramskapelle, voor meer info over de toponymie en geschiedenis van de hofstedes. 132

Er zijn ook vermeldingen van walgrachten en boomgaarden op percelen waarop geen bebouwing stond.

Page 75: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

63

hofstedes om boerderijen ging die wel werden opgenomen in de ommeloper van 1447. Ook

Germonprez en Lamon hebben eerder dezelfde redenering gevolgd bij het verwerken van de

informatie uit de ommeloper uit 1552 van de Oudelandpolder van Cadzand.133 De verlaten hofstedes

werden aangeduid met de zin ende was wijlent een hofstede.

Van alle hofstedes waren er 6 aangeduid als hofstedekens, 3 daarvan hadden een boomgaard134. Er

waren 4 hofstedes met een walgracht, hiervan hadden er 2 een boomgaard en dan waren er nog 14

hofstedes die een boomgaard hadden.

Als de cijfers van het aantal hofstedes worden vergeleken met de aantallen die Coornaert heeft

geteld is er opnieuw een klein verschil, dit waarschijnlijk opnieuw omdat er moet opgepast worden

of er in het perceel wordt verwezen naar de hofstede die op dat perceel lag, of omdat het perceel

grensde aan een perceel waarop een hofstede stond. De daling van 53 hofstedes in 1447 naar 41

hofstedes komt overeen met een daling van 22,6%. In totaal wordt er 7 maal melding gemaakt van

een locatie waar vroeger een hofstede stond. Ook in Dudzele stelden Dombrecht en Coornaert een

daling van het aantal hofstedes vast van respectievelijk 31 en 26 procent. 135 Het gegeven van de

verlaten hofstedes was iets wat voorkwam in de ganse Vlaamse kustvlakte. In delen van Zeeuws-

Vlaanderen lag de oorzaak hier soms bij overstromingen en de verbreding van de Westerschelde

maar voor de gebieden nabij Brugge waren er geen natuurrampen of processen met dergelijke

impact. De vele verlaten hofstedes ziet men dan ook eerder als een bewijs van de

bedrijfsconcentratie en de toegenomen oppervlakte van de landbouwbedrijven.136

De gemiddelde grootte van het perceel waarop een hofstede stond bedroeg nog 1,51 ha wat een

stuk minder is dan de 2,49 ha van 1447. De mediaan was dan weer gestegen van 0,91 ha naar 1,20

ha. Zoals reeds eerder vermeld waren de grootste percelen iets kleiner geworden, de hofstedes lagen

op percelen van maximum 5 ha terwijl ze in 1447 nog op percelen van meer dan 10 ha lagen, dit

waarschijnlijk omdat een perceel met een hofstede werd opgesplitst in het perceel met de hofstede

en één of meerdere percelen onbebouwd land.

133

Zie Germonprez (D.). De Oudelandse Polder van Cadzand archeologisch onder de loep. Bodemkundig,

luchtfotografisch en geofysische prospectie verwerkt in een Gis-applicatie. Universiteit Gent, diss. 2e licentie

archeologie, 2007, p.91 en Lamon (R.), De Oude Groedsche Polder, p. 45 134

Bij het tellen van de boomgaarden werd er enkel rekening gehouden met de boomgaard als die op hetzelfde

perceel voorkwam als de hofstede. Er waren ook nog boomgaarden op losstaande percelen. 135

Dombrecht (K.). Platteandsgemeenschappen, p. 63 en Coornaert (M.). Dudzele en Sint-Lenaart: de

geschiedenis, de topografie en de toponomie van Dudzele tot omstreeks 1914, met een studie over de Sint-

Lenaartommegang p. 54-63 en p.123-132 136

Zie o.a.: Thoen (E.). Waterschappen en de maatschappelijke en ecologische transformatie van de kustvlakte

in de Middeleeuwen en het Ancien Régime. Bedenkingen en onderzoeksmogelijkheden, in: Huys, E. et al. (Ed.)

(2001). Polders en Wateringen: Studiedag georganiseerd te Damme op 19 mei 2000. pp. 111-131, fig. 1-2

Page 76: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

64

De 41 hofstedes waren in het bezit van 31 verschillende eigenaars. 6 eigenaars hadden elk

2 hofstedes in bezit, 2 eigenaars hadden elk 3 hofstedes in bezit. Van de 8 eigenaars die meer dan

1 hofstede in bezit hadden waren er 4 die zelf in één van hun hofstedes woonden en waarvan de

andere hofstedes werden verpacht. In 1447 hadden enkel gewone personen een hofstede in bezit, in

1567-77 was dit niet meer het geval en hadden 4 kerkelijke instellingen samen 7 hofstedes in bezit.

Van de 41 hofstedes waren er nog slechts 9 waarvan de eigenaar ook de bewoner was. 32 hofstedes

werden verpacht wat overeenkwam met een percentage van 78%. Ten opzichte van 1447 steeg het

aantal verpachte hoeves dus met 30%.

Als we nu opnieuw kijken naar de totale grond die een eigenaar in bezit van een hofstede had, zien

we dat het gemiddelde sterk was gestegen. Een eigenaar met hofstede had in 1567-77 gemiddeld

12,9 ha in bezit. Ten opzichte van 1447 was dit dus een stuk meer, deze stijging volgde grotendeels

dezelfde toename als het algemeen gemiddelde. Als we de eigenaars opdelen volgens bezitsklasse

dan behoorden er 4 tot de grootgrondbezitters, 9 tot de middelgrootgrondbezitters, 14 tot het

beperkt grondbezit en 4 tot het klein grondbezit, waarvan één Het comun van St. Salvators te Brugge

was, dat ongetwijfeld nog andere gronden had in andere parochies en niet als kleingrondbezitter

mag aanzien worden. Hierbij is het duidelijk dat de afname van het totaal aantal hofstedes

voornamelijk kwam door de afname van het aantal hofstedes bij de eigenaars die minder dan 5 ha in

bezit hadden.

8.4 De bebouwing in 1654 De ommelopers van de 17e en de 18e eeuw bevatten dezelfde informatie met betrekking tot de

hofstedes als de ommeloper van 1567. Het enige nieuwe element is dat er naast de vermelding van

verlaten hofstedes enkele malen melding wordt gemaakt van een verdonkerde dreve. Dit was

hoogstwaarschijnlijk de toegangsweg naar een hofstede die niet meer in gebruik was.137 Het enige

wat de betrouwbaarheid van de cijfers niet ten goede komt is dat het duidelijk is dat er

perceelsbeschrijvingen zijn overgenomen uit de ommelopers van de 16e eeuw waarbij de namen van

de inwoners van de hofstede niet altijd werden aangepast. Wanneer de landmeter dezelfde bewoner

van een hofstede opschreef als in de 16e eeuw werd ervan uitgegaan dat zijn of haar nazaten verder

leefden in die hofstede.

De ommeloper uit 1654 bevat 46 hofstedes en minimum 6 huizen, maar waarschijnlijk waren er een

10-tal.138 Daarnaast werd opnieuw het huis van de priester en de herberg vermeld. Er waren

137

Zie INL GTB 138

6 huizen werden effectief geteld, daarnaast is er in het 56e begin een perceel in het bezit van De capelrie van

Ste Pieters te Dudzele waarop diversche huisen opgetimmert staen. Aan de hand van de ommeloper uit 1788

schatten we dat er 5 huizen op dit perceel stonden (cfr. infra)

Page 77: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

65

3 vermeldingen van verlaten hofstedes. In totaal waren er dus min of meer evenveel gebouwen als

in de 16e eeuw. Het enige verschil is dat er iets meer hofstedes waren en iets minder gewone huizen.

Hierbij is het misschien wel mogelijk dat de landmeter andere criteria heeft gebruikt om het

onderscheid te bepalen tussen een hofstede en een gewoon huis. Ten opzichte van 1567-77 waren er

5 hofstedes bijgekomen, ofwel een stijging van 12,2%.

In 1654 waren er opnieuw 6 hofstedekens, maar nu nog slechts 2 die nog een boomgaard hadden. Er

waren opnieuw 4 hofstedes met een walgracht, maar daarvan hadden er nu 3 een boomgaard, dus

1 meer dan in de vorige eeuw. Het aantal hofstedes cum booghaerd is met een totaal van 14

hetzelfde gebleven.

De gemiddelde grootte van het perceel waarop een hofstede stond was met 6,6% licht afgenomen

en bedroeg nog 1,41 ha. De mediaan was opnieuw gedaald naar 0,97 ha. De grootste percelen

waarop een hofstede stond waren opnieuw ongeveer 5 ha groot. Het kleinste perceel met een

hofstede was 700 m² groot. De evolutie waarbij het perceel met de hofstede gesplitst werd in een

perceel met de hofstede en een perceel met omliggende grond zette zich dus nog lichtjes door.

In totaal hadden 33 verschillende eigenaars een hofstede in bezit. Dat zijn er dus 2 meer dan in de

16e eeuw. 7 eigenaars hadden meer dan één hofstede in bezit, daarvan waren er 4 eigenaars met elk

2 hofstedes, 2 eigenaars met elk 3 hofstedes en 1 eigenaar die 5 hofstedes in bezit had. Dit was de

Ecclesia de Ramskapelle, één van de 5 eigenaars die tot de categorie van de religieuze instellingen

behoorde. De religieuze instellingen hadden samen 10 hofstedes in bezit. Zowel in aantal instellingen

als in aantal hofstedes was er dus een toename van het religieuze bezit. Van de 7 eigenaars met een

hofstede in bezit waren er 4 die in één van hun hofstedes woonden. De andere hofstedes werden

allemaal verpacht. In totaal waren er slechts 7 hofstedes waarvan de eigenaar ook de bewoner was.

84,8% van alle hofstedes werd dus verpacht. Het aantal verpachte hofstedes bleef dus stijgen.

De gemiddelde oppervlakte grond per eigenaar in bezit van een hofstede was 8,4 ha. Dit is dus een

afname van meer dan 5 ha. Opnieuw volgde het gemiddelde hier dezelfde evolutie als het algemeen

gemiddelde grondbezit voor alle eigenaars. Als we de eigenaars onderverdelen volgens de

bezitsklassen dan had de enige grootgrondbezitter 3 hofstedes in zijn bezit, 9 eigenaars van een

hofstede behoorden tot de middelgrootgrondbezitters, 13 tot het beperkt grondbezit en 10 tot het

klein grondbezit. De toename in aantal hofstedes was dus volledig toe te schrijven aan het aantal

kleingrondbezitters. Hierbij valt het op dat zij voornamelijk eigenaar waren van een hofstedeken.

Page 78: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

66

8.5 De bebouwing in 1788 De ommeloper van 1788 heeft dezelfde kenmerken als zijn voorgangers uit de 16e en 17e eeuw, maar

nu staan in de linkermarge de gebruikers van het perceel waardoor niet meer naar de

perceelsbeschrijving moet gekeken worden om te weten wie de bewoner was van de hofstede. De

perceelsbeschrijvingen werden soms letterlijk overgenomen uit een voorgaande ommeloper en

konden zo een verouderde situatie weergeven. In totaal werden er 42 hofstedes geteld, 4 minder

dan in 1654. Het totaal aantal huizen schatten we op 8. In de ommeloper staan 3 huizen expliciet

vermeld, daarnaast is er opnieuw het perceel in het 56e begin, hierbij staan in de marge 5 gebruikers

vermeld. Dit waren vermoedelijk de verschillende gezinshoofden die elk in één van die huizen

woonden, wat een totaal van 8 huizen geeft. In totaal zijn er 8 vermeldingen van verlaten hofstedes.

Van alle hofstedes werden er nu 8 hofstedekens geteld waarvan er nog slechts één een boomgaard

had. Het aantal omwalde hoeves was ook gedaald (van 4 naar 3). Daarvan hadden er 2 een

boomgaard. Van de andere hofstedes hadden er 17 een boomgaard. Op de Ferrariskaart die in

nagenoeg dezelfde periode is opgesteld kunnen de 3 omwalde hoeves onderscheiden worden,

namelijk de hofstede met als naam Duijvekeete, de hofstede met als naam Roytdeure139

en nog een

derde hofstede een beetje ten oosten van het dorpscentrum. De 3 walgrachten zijn nog ingetekend

op de topografische kaart van het NGI uit 1933, op de topografische kaart uit het jaar 1999 heeft

enkel de Duijvekeete nog een walgracht maar een bezoek ter plaatse heeft uitgewezen dat de gracht

rondom de hofstede ondertussen ook reeds gedempt is.140 Bij de meeste hofstedes is ook duidelijk

de omliggende boomgaard te herkennen.

De gemiddelde perceelgrootte van een hofstede bedroeg 1,48 ha. Dit is dus weer een lichte stijging

t.o.v. de waarde uit 1654. Ook de mediaan is toegenomen naar 1,08 ha. De afmetingen van de

grootste en de kleinste percelen waarop een hofstede stond zijn niet gewijzigd.

De 42 hofstedes waren in bezit van 32 verschillende eigenaars. 4 religieuze instellingen hadden in

totaal 7 hofstedes in bezit. Dit is dus een kleine achteruitgang. Er waren 7 eigenaars die elk meer dan

1 hofstede in bezit hadden. Daarvan waren er 5 die elk 2 hofstedes in bezit hadden en 2 eigenaars die

elk 4 hofstedes in bezit hadden. Joncheer Dominicus Custis had 4 hofstedes in bezit, net zoals de

Ecclesia de Ramskapelle, die dus 1 hofstede minder had dan in de 17e eeuw. Er waren slechts

3 eigenaars die zelf in hun hofstede woonden. Eén van die eigenaars, Philips Bulcke, had daarnaast

nog 7 percelen met daarop een hofstede waar hij als gebruiker stond genoteerd. Er zijn twee

manieren om te weten te komen in welke mate de hofstedes verpacht werden. De eerste is de

139

In de ommeloper en op andere kaarten (bijv. op de kaart van Drubbele aangeduid als RooPoorte of Rode

Poorte) 140

Zie ook bijlage 2.

Page 79: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

67

eigenaar van het perceel te vergelijken met de gebruiker van het perceel die genoteerd staat in de

linkermarge, de tweede manier is de eigenaar van het perceel te vergelijken met de informatie die in

de perceelsbeschrijving staat. Volgens de eerste manier waren er van de 42 hofstedes in totaal

slechts 3 waarvan de eigenaar van het perceel ook de gebruiker ervan was. Volgens de tweede

manier waren er slechts twee personen die eigenaar van het perceel waren en in de bijhorende

hofstede woonden. Volgens beide methodes worden er dus gelijkaardige resultaten behaald met

percentages van respectievelijk 4,7% en 7,1% voor het aantal niet verpachte hofstedes. Meer dan

90% van alle hofstedes werd dus verpacht. Dit aantal lag dus opnieuw hoger dan in de eeuw

daarvoor.

Als we kijken naar het profiel van de eigenaars met een hofstede zijn er opnieuw enkele

veranderingen waar te nemen. Een eigenaar van een hofstede had gemiddeld 11,8 ha in bezit. Dit is

dus opnieuw gestegen t.o.v. 1654 maar is toch iets minder dan het gemiddelde van 12,9 ha uit 1567.

Onderverdeeld volgens de bezitsklassen waren er 3 eigenaars die tot de grootgrondbezitters

behoorden, 11 tot de middelgrootgrondbezitters, 15 tot het beperkt grondbezit en 4 tot het klein

grondbezit. De grootste wijzigingen deden zich hier opnieuw voor bij het klein grondbezit waarbij het

aantal eigenaars van een hofstede een sterke afname kende. In de andere bezitsklassen bleven de

aantallen grotendeels constant.

Met de vorige ommelopers beschikten we voornamelijk over informatie over de eigenaars in relatie

tot de hofstedes. Doordat voor alle percelen nu de gebruikers werden aangeduid kunnen we met die

informatie ook enkele zaken analyseren. De 42 hofstedes werden in gebruik genomen door

30 verschillende personen. 1 gebruiker had 2 hofstedes tot zijn beschikking, 3 gebruikers hadden elk

3 hofstedes tot hun beschikking en Philips Bulcke, met 74 ha de grootste pachter, beschikte in totaal

over 9 hofstedes. De gemiddelde oppervlakte waarover een pachter met hofstede beschikte was

20,6 ha. Dit was dus een stuk meer dan de gemiddelde oppervlakte voor de eigenaars van een

hofstede. Als we de gebruikers indelen volgens bedrijfsgrootte krijgen we ook andere resultaten dan

bij de bezitsverhoudingen. 10 gebruikers behoorden tot de grote bedrijven, 5 tot de middelgrote

bedrijven, 12 tot de kleine bedrijven. De grote bedrijven hadden hier dus duidelijk een sterke

meerderheid.

8.6 Samenvatting Doorheen de tijd is in Ramskapelle het aantal hofstedes gedaald. Tussen 1447 en 1567 was er de

sterkste afname waarna er in 1654 een kleine stijging was en er in 1788 weer naar het aantal

hofstedes van 1567 werd teruggekeerd. Hierbij is het aandeel van de verpachte hofstedes steeds

gestegen. Tezamen met de afname van het aantal hofstedes heeft er zich ook een concentratie

Page 80: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

68

voorgedaan bij de eigenaars van een hofstede. In 1447 waren er 48 eigenaars voor 53 hofstedes, in

1788 waren er 32 eigenaars voor 42 hofstedes. Respectievelijk kwam dit overeen met een

verhouding van 1,1 en 1,3 hofstedes per eigenaar.

In 1447 stond een groot deel van de hofstedes op zeer grote percelen. Doorheen de tijd was er een

evolutie waarbij de gemiddelde grootte van een perceel met hofstede steeds kleiner werd, dit

waarschijnlijk opdat het perceel met de hofstede en het omliggende land onafhankelijk van elkaar

verpacht konden worden.

Als we kijken naar het profiel van de eigenaars met een hofstede zien we dat de fluctuaties in het

aantal hofstedes vooral als oorzaak hadden een wijziging van het aantal eigenaars met een hofstede

die minder dan 10 ha grond in bezit hadden, en dan nog specifieker van het aantal van hen met

minder dan 5 ha. Samen met de eigendomsconcentratie ten koste van de kleine grondbezitters

waren zij diegenen die hun hofstede tussen de 15e en de 16e eeuw moesten verlaten. In 1654 hadden

de kleingrondbezitters opnieuw meer hofstedes in bezit maar bij een nieuwe eigendomsconcentratie

tussen de 17e en de 18e eeuw was er opnieuw een afname van het aantal hofstedes door een daling

van het aantal hofstedes bij de kleingrondbezitters. In 1447 waren er nog 41 hofstedes in handen van

eigenaars met minder dan 10 ha, in 1788 was dit aantal meer dan gehalveerd naar 19 hofstedes.

Tussen 1447 en 1567 verdubbelde het aantal eigenaars met een hofstede die meer dan 10 ha grond

in bezit hadden, daarna bleef dit nagenoeg constant.

Page 81: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

69

9 De andere bebouwing

Naast de hofstedes worden hier kort enkele andere bouwwerken besproken die aan bod komen in

de ommelopers.

9.1 De molen van Callant Nabij het dorpscentrum stond en staat nog steeds een molen. Die molen wordt in drie van de vier

ommelopers vermeld. In de ommeloper van 1654 is de aanwezigheid van de molen niet terug te

vinden doordat de pagina ontbreekt. De oudste vermelding van de molen dateert uit 1416. In 1447 is

het perceel met de molen in het bezit van Jan de Baenst f. Jans, en wordt omschreven als volgt: daer

de meulenwal in leghet.141

In 1567 is er een nieuwe eigenaar die het perceel bezit, namelijk De Heere

van Maldeghem. De beschrijving van het perceel is ook uitgebreider geworden: een cromme neder

oneffen pittende plaetse met de meulewal daer de molen van ramscapelle up staet.142 In de

ommeloper van 1654 staat het perceel hoogstwaarschijnlijk op één van de bladzijden die ontbreken

want er is geen informatie over terug te vinden. in 1788 is de eigenaar Den Heere Prince Croy, de

gebruiker en dus hoogstwaarschijnlijk ook de molenaar is Pieter Rotsaert.143 Voor de 16e eeuw is de

molen te zien op de kaart van Pieter Pourbus, voor de 18e eeuw is de molen te zien op de kaart van

Ferraris. Doorheen de tijd werd de molen enkele malen vernield als gevolg van een storm of

oorlogsgeweld maar nadien op dezelfde plaats gerestaureerd of heropgebouwd. De molen die er

vandaag staat is gebouwd in 1897 door Jozef de Vos. Tegenwoordig is de molen in het bezit van de

familie Callant.144 Ter plaatse kan nog duidelijk de verhoging (molenwal) gezien worden waarop de

molen staat.

9.2 Het Schuttershof In het dorpscentrum zien we vanaf de ommeloper uit 1567 in het 56e begin het Schuttershof

verschijnen. Dit was in handen van de Sint Sebastiaens Gilde van Ramscapelle. In de daaropvolgende

ommelopers vinden we dezelde perceelsbeschrijving terug. Volgens Coornaert werd de

schuttersgilde opgericht in de 1e helft van de 16e eeuw en kreeg hij een officieel octrooi in 1546. De

gilde hield op te bestaan in de 19e eeuw waardoor ook het gebouw in onbruik geraakte.145 In de

Vlaamse kustvlakte nam vanaf de late middeleeuwen het aantal schuttersgilden sterk toe en rond

141

OAB, Sint-JansHospitaal, A8, f° 312 vo 142

RAB, Watering Eiensluis en Reigarsvliet, nr. 298, f° 559 vo 143

RAB, Watering Eiensluis en Reigarsvliet, nr. 671, f° 559 vo 144

Voor meer info over de molen zie ook: Coornaert (M.), Ramskapelle, p. 384 en Ballegeer (J.). “Molens in de

Zwinstreek”, In: Rond de Poldertorens, 2005, 2, p. 67 145

Coornaert (M.). Ramskapelle, p. 390

Page 82: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

70

1550 hadden de meeste parochies in het Brugse ommeland hun eigen gilden die onderling

competities organiseerden en contact met elkaar onderhielden. De schuttersgilden hadden

verschillende functies, ze zorgden voor gemeenschapsvorming en ze traden op als lokale militie in

tijden van oorlog of oproer om de lokale rurale gemeenschap te beschermen tegen onheil en de orde

te bewaren.146

9.3 De Priestrage Een huis waarover ook iets meer informatie werd gegeven was de Priestrage. In de ommeloper van

1447 wordt er nog geen melding gemaakt van het huis, maar volgens Coornaert stond het er wel

reeds en was het in handen van de prochiepape van Ramscapelle.147 Vanaf de 16e eeuw gebruikt men

de term prochiepape niet meer maar schakelt men over naar het Latijnse Curatus148

van Ramskapelle

om de eigenaar aan te duiden. In 1567 was de heer Willem Moens woonachtig in het huis.149 Ook in

1654 wordt als eigenaar Monseigneur Moens aangeduid.150 In 1788 wordt opnieuw Willem Moens151

als bewoner aangeduid. Het is dus duidelijk dat men voor dit perceel de perceelsbeschrijving niet

heeft aangepast doorheen de tijd. Volgens Coornaert werd dit huis verschillende malen

heropgebouwd en gerenoveerd.152

9.4 De kerk van Ramskapelle De kerk ligt in het centrum van Ramskapelle. Het gebouw wordt niet vermeld in een

perceelsbeschrijving maar in elke ommeloper wordt in de aanhef van het 56e begin de kerk en/of het

omliggende kerkhof vermeld. Men weet niet precies wanneer de kerk is ontstaan maar men

vermoedt, na het bestuderen van het gebruikte materiaal voor het bouwen van de westtoren, aan

het eind van de 13e eeuw of aan het begin van de 14e eeuw. Gedurende de beeldenstorm bleven de

kerk van Ramskapelle en de kerken van de omliggende parochies gespaard van onheil, maar later

zouden de watergeuzen wel schade aanrichten. Aan het eind van de 16e eeuw werd het kerkgebouw

heropgebouwd nadat dit verwoest werd als gevolg van de godsdiensttroebelen. Als gevolg van de

tand des tijds moest de kerk tijdens de 17e eeuw nog enkele malen gerestaureerd worden. Halfweg

de 19e eeuw kreeg men de toestemming om een nieuwe kerk te bouwen. De oude kerk werd

146

Dombrecht (K.). Plattelandsgemeenschappen, p. 300-315 147

INL GTB: de pastoor van Ramskapelle. 148

INL GTB, Lemma Pastoor 149

RAB, Watering Eiensluis en Reigarsvliet, 299, f° 456 vo 150

RAB, Watering Eiensluis en Reigarsvliet, 671, f° 456 vo 151

RAB, Gemeente Ramskapelle, 77, f° 460 vo 152

Coornaert (M.). Ramskapelle, p. 387

Page 83: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

71

afgebroken op de westtoren na. In de plaats kwam er in 1863-1864 een nieuwe neogotisch getinte

kerk.153

9.5 De herberg Haezewindt Vanaf de ommeloper van 1567 wordt er melding gemaakt van de herberg Haezewindt die gelegen is

in het 67e begin. De eigenaar en uitbater in 1567 was Jan van der straete. In 1654 is de eigenaar van

het perceel Hierosmarijn van Lantschoot. Tussen deze twee jaartallen in waren er nog 3 andere

eigenaars van het perceel. In de ommeloper van 1788 is de vermelding van de herberg lichtjes

doorstreept, de eigenaar van het perceel in dat jaar was Damiaen Elsmoortel, hij wordt ook als

gebruiker van het perceel aangeduid. Volgens Coornaert was Hubrecht Streek eigenaar van de

herberg in 1786 maar in de ommeloper van 1567 is er boven de perceelsbeschrijving in een ander

geschrift genoteerd dat hij pas eigenaar wordt van het perceel in 1796. Dit zou erop kunnen wijzen

dat enige tijd na het verschijnen het gebouw niet meer dienst deed als herberg of dat er even geen

herbergier meer was. Volgens Coornaert deed het gebouw dienst als herberg tot het jaar 1905 en

werd het gebouw afgebroken in 1965.154

153

Zie: https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/58593, laatst geraadpleegd 21.06.2015 154

Coornaert (M.). Ramskapelle, p. 380

Page 84: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

72

10 Het landschap

In het volgende gedeelte bekijken we het landschap van iets dichterbij. Hierbij wordt niet gepoogd

een volledige landschapsanalyse uit te voeren voor Ramskapelle, maar komen slechts enkele puntjes

aan bod die hiermee te maken hebben. Over hoe het landschap vroeger was is er over verschillende

onderwerpen nog onenigheid of onduidelijkheid. Met deze korte bespreking is het de bedoeling rond

enkele puntjes meer duidelijkheid te verkrijgen.155

Hierbij is het belangrijk eerst vast te leggen wat er wordt bedoeld met de term landschap, hiervoor

bestaan namelijk verschillende definities die allemaal dicht bij elkaar aanleunen. De definitie die we

hier gebruiken gaat als volgt: het landschap omvat het waarneembare deel van het aardoppervlak

dat is opgebouwd uit een combinatie van natuurlijke elementen en de wisselwerking met menselijke

activiteit. Dit landschap kan men onderverdelen in het natuurlandschap en het cultuurlandschap. Het

natuurlandschap is het gedeelte van het landschap waar menselijke invloed nauwelijks of niet

aanwezig is, het cultuurlandschap is het gedeelte van het landschap waar de menselijke invloed

duidelijk zichtbaar is. Tussen de twee soorten landschap is er geen directe afbakening maar eerder

een soort continuüm. Men kan stellen dat voor de onderzochte periode binnen Ramskapelle al het

natuurlandschap reeds was verdwenen en er enkel cultuurlandschap overbleef.

Om het landschap op een systematische manier te onderzoeken bestudeert men dit aan de hand van

landschapsrelicten. Dit zijn overblijfselen in het landschap die een indicatie geven over het

toenmalige landschap. Deze landschapsrelicten groepeert men in drie verschillende categorieën. De

drie categorieën zijn de punt-, lijn- en vlakelementen.

De puntelementen zijn kleine afzonderlijke elementen in het landschap, bijv. een fort, een molen,

een grafmonument, een kerk … De belangrijkste puntrelicten in deze studie zijn de verschillende

hofstedes, die in een eerder hoofdstuk reeds besproken zijn. In dit hoofdstuk bekijken we waar de

hofstedes gelokaliseerd waren.

De lijnrelicten zijn langwerpige elementen die terug te vinden zijn in het landschap. In de kustvlakte

zijn de meest voorkomende lijnelementen de wegen, waterlopen en dijken.

De laatste groep landschapselementen zijn de vlakelementen die een oppervlakte innemen en een

willekeurige vorm kunnen hebben. Enkele van de belangrijkste vlakelementen zijn akkers, weilanden,

155

Voor alle hiernavolgende definities en termen werd Thoen (E.). Inleiding tot de historische geografie 2014-

15 – Korte syllabus gebruikt

Page 85: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

73

pleinen, kouters … Aangezien in de ommelopers de percelen worden beschreven bevatten zij

voornamelijk informatie over de vlakelementen.

Bij een groot deel van de perceelsbeschrijvingen wordt er informatie gegeven over het uitzicht van

het desbetreffende perceel. Aan de hand van deze informatie en in combinatie met het werk van

Coornaert, enkele kaarten (zowel historische, recente en thematische kaarten) en het bezichtigen

van de situatie ter plaatse wordt er in de volgende paragrafen een poging gedaan om een beeld te

schetsen van het historisch landschap.

Het landschap in de 15e eeuw wordt niet opgenomen, dit wegens het ontbreken van uitgebreide

perceelsbeschrijvingen in de ommeloper van 1447. Het landschap in 1567 bevat ongetwijfeld nog

sporen uit de late middeleeuwen. In de daaropvolgende ommelopers is het vaak het geval dat de

perceelsbeschrijving werd overgenomen uit een eerdere ommeloper. Het is dus ook belangrijk te

weten dat het vaak gebeurde dat de beschrijving in de ommeloper overeenkwam met een eerdere

situatie.

De bodemkaart van België is hierbij een interessant hulpmiddel. De kaart is aangemaakt voor de

uitbreiding van de achterhaven van Zeebrugge waardoor dit één van de laatste kaarten is die ons

informatie kunnen geven over het grondgebied gelegen ten westen van Ramskapelle.

Volgens de bodemkaart behoort het grondgebied van Ramskapelle volledig tot de

middellandpolders. Dit is een van de drie soorten polders binnen de indeling oudland, middelland en

nieuwland. Deze indeling is gebaseerd op het verouderde model van de Duinkerketransgressies.

Hierbij heeft men zich gebaseerd op de Duinkerke-III-transgressie (die men dateert ergens in de 10e

Figuur 4 Fragment bodemkaart Ramskapelle

Page 86: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

74

en 11e eeuw), waarbij als gevolg van overstromingen na stormvloeden een nieuwe kleilaag werd

afgezet.156 De geologische data werd aangevuld met historisch en archeologisch materiaal. Men

vermoedde dat er reeds voor het jaar 1000 een zeedijk was gebouwd tussen Lo en Oostduinkerke die

de D-III-transgressie aan de westkust tegenhield. Aan de oostkust baseerde men zich voor de indeling

van de polders op de ligging van de Genteledijk. Op basis van die scheiding bestempelde men het

niet overstroomde gebied als oudland en het gebied waar de afzettingen wel konden plaatsvinden

als middellland. Dit middelland kwam enkel voor in de IJzervlakte (Duinkerke IIIa) en in het

Zwinestuarium (Duinkerke IIIb).157 Recent lithologisch en geologisch onderzoek heeft echter

aangetoond dat men deze indeling van de polders niet mag volgen. Het bleek niet mogelijk een

voldoende onderscheid aan te tonen om te spreken van een verschil tussen de oudlandbodems en de

middellandbodems.158

Ondanks de verouderde theorieën gehanteerd bij het ontwerpen van de bodemkaart is zij toch een

interessant hulpmiddel en moet dan ook niet volledig aan de kant worden geschoven. Bij een eerste

blik op de bodemkaart is op basis van de kleur al duidelijk een verschil te zien tussen enerzijds de

noordelijke en oostelijke sector en anderzijds de zuidelijke en westelijke sector. In het noorden en

het oosten is de overheersende kleur donkergeel, wat wijst op een combinatie van lichte en zware

kleigronden die op een diepte tussen de 60 en de 100 cm overgaan naar lichter materiaal. Het

gedeelte ten westen van het dorpscentrum is overwegend groen. Hiermee worden uitgeveende

gronden aangeduid met een zwaar profiel. Dit is een indeling die een interessant vertrekpunt is voor

een studie van het landschap.

Als we dit vergelijken met de indeling van de beginnen dan vallen de beginnen 65, 66, 67, 68, 69, 81

en 82 binnen het gebied aangeduid als uitgeveende gronden. De beginnen 24, 25, 45, 46, 53 en 54

vallen binnen het gebied van de kleigronden. De overige beginnen 55, 59, 60, 61, 62 en 64 vallen

zowel binnen het gebied met de uitgeveende gronden als het gebied met de kleibodems. Voor de

beginnen 56, 57 en 58 kan niet worden gezegd tot welk gebied zij behoren omdat dit thans een

bebouwd gebied is.

Op basis van deze indeling zullen we in de ommelopers van 1567, 1654 en 1788 bekijken wat dit voor

gevolg had op het uitzicht en het gebruik van het landschap.

156 Tys, (D.). De verwerping van het zgn. Duinkerke-transgressiemodel en nieuwe inzichten in de vroegste

bedijking van de kustvlakte. In: Huys, E., Vandermaesen, M. Polders en Wateringen. Studiedag georganiseerd te

Damme op 19 mei 2000. Brussel, s.n., 2001,, p. 20-21 157

Augustyn (B.). De evolutie van het duinecosysteem in Vlaanderen in de middeleeuwen: antropogene

factoren versus zeespiegelrijzingstheorie" In: ‘Historisch-Geografisch Tijdschrift’, 13 (1), 1995, p. 9 158 Tys, (D.). Ibidem, p. 23 e.v.

Page 87: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

75

10.1 De informatie in de ommelopers Als we nu in de ommelopers de informatie toebehorend aan de perceelsbeschrijvingen bestuderen

zien we duidelijk enkele patronen die overeenkomen met de verschillende bodemsoorten zoals

weergegeven op de bodemkaart. Deze patronen zijn nagenoeg hetzelfde voor de drie ommelopers.

In de beginnen met een kleibodem situeren zich op enkele uitzonderingen na alle boomgaarden. Ook

de meeste hofstedes bevinden zich in de beginnen met een kleibodem of de beginnen die zowel een

kleibodem als uitgeveende bodems hebben. In de beginnen met een veenbodem komen het

overgrote deel van de beschrijvingen voor die wijzen op een landschap met minieme

hoogteverschillen, bijv. een hooghe stick, een neder stick, oneffen pittende land,… Ook is het enkel in

deze beginnen dat er melding wordt gemaakt van een bilck of bilcksken. Dit was een omsloten

weide159 wat er mogelijk op wijst dat men in die overeenkomende percelen de veeteelt bedreef. Er

zijn duidelijk nog overblijfselen van proto-industriële activiteiten waarneembaar in het landschap,

bijv. met een darinckwake bij tzuiswestende ligghend, meest uutghedolven landt, met een diepe

nedrynge ende pit… wijlen uitghedarinct, uitghedarinct land, allemaal voorbeelden waarbij het land

reeds voordien een transformatie had ondergaan, zoals blijkt uit het gebruik van de verleden tijd en

van de term wijlens. De oorzaak van de hoogteverschillen kan ook liggen bij de proto-industriële

activiteiten maar hierbij is het verband niet zo makkelijk te leggen als bij de aanwezigheid van de

uitghedarint pitten.

Wanneer de darincpitten precies gedolven werden is moeilijk na te gaan. Soens vermoedt dat er in

de 15e en 16e eeuw in het Brugse Vrije nog maar weinig grootschalige veenexploitatie was. Met de

putten die men groef probeerde men onder de kleilaag te geraken. Zo bereikte men het veen dat

men nodig had voor eigen gebruik.160 Dat veen werd darink genoemd. Over welk veen het in de

ommelopers precies gaat is er geen eenduidigheid. In sommige gevallen vermoedt men dat het een

verwijzing naar veen is dat werd afgegraven voor de zoutwinning, in andere gevallen (zoals in

Zeeuws-Vlaanderen) was dit een synoniem voor veen dat niet noodzakelijk zouthoudend was.161

Voor andere gebieden binnen de Vlaamse kustvlakte is reeds veel onderzoek gedaan over de

aanwezigheid van veen waarbij er een discussie gaande is tussen o.a. historici, archeologen en

geologen over in welke hoeveelheden dat veen aanwezig was.162

159

INL GTB 160

Soens (T.). Spade in de dijk, p. 39 161

Zie enerzijds Beekman (A.A.). Het dijk- en waterschapsrecht in Nederland voor 1795, p. 276-277, anderzijds,

Danner, (H.S.). Polderlands : Glossarium Van Waterstaatstermen A – Z, onder: ‘Darinkdelven’ 162

Zie o.a. Jongepier (J.), Soens (T.), & Thoen, (E.). The quest for peat in medieval Flanders: geological and

historical arguments compared. Water history conference, Abstracts. Presented at the Water History

Conference (CFP - 2010) en Jongepier, I., Soens, T., Thoen, E., Van Eetvelde, V., Crombé, P., & Bats, M. (2011).

Page 88: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

76

Een landschappelijk element waar nog enige onduidelijkheid over is zijn de strynghen. In de

ommelopers is dit een term die vaak verschijnt. Coornaert vermoedt dat dit een geploegde strook

was.163 Vanslembrouck denkt dat dit een langwerpig perceel was door grachten afgescheiden,

waarbij het nog niet volledig duidelijk is of dat dit gelinkt was aan akkerbouw of aan veenontginning.

Zij vermoedt dat het eerder met akkerbouw te maken had, een soort van ridge- and furrow system,

maar wijst erop dat nog meer onderzoek noodzakelijk is.164 In Ramskapelle zijn er in nagenoeg alle

beginnen vermeldingen van strynghen. Het aantal per perceel schommelt tussen 1 en 8. Hierbij is het

zo dat waar er meerdere strynghen op één perceel gelegen waren dat perceel aan de grotere kant

was. Doorheen de tijd schommelt het totaal aantal vermeldingen in de ommelopers ervan. In de

ommeloper van 1567 zijn er in totaal 268, in 1654 is er een afname naar 219 en in 1788 een toename

met als totaal 371. Aangezien de veenexploitatie uiterlijk heeft voortgeduurd tot in de 16e eeuw,

maar dat het grootste aantal strynghen geteld wordt in 1788, is het mogelijk dat de strynghen een

functie hadden bij de veenexploitatie, maar kan men stellen dat dit zeker niet exclusief gelinkt kan

worden aan de veenexploitatie.

10.2 Ligging van de hoeves De bodemkaart kunnen we ook in verband brengen met de ligging van de hoeves. Zo kunnen we

nagaan in welk deel van Ramskapelle het grootste deel van de hofstedes gelegen was en waar de

grootste verschuivingen plaatsvonden doorheen de tijd. Hierbij hebben we opnieuw de indeling van

de beginnen volgens bodemsoort gevolgd. Bij deze analyse werd geen rekening gehouden met de

hofstedes die in de ommeloper in het dorpscentrum vermeld staan.165 In 1447 was het aantal hoeves

gelijk verdeeld. 23 hoeves werden geteld op de uitgeveende bodems en evenveel binnen het gebied

met de kleibodems. 7 hoeves vielen in de beginnen die zowel kleibodem als uitgeveende gronden

bevatten. In 1567 was er de grootste daling van het aantal hoeves. Deze daling liet zich vooral gelden

in het gebied met de uitgeveende bodems waar meer dan de helft van de hofstedes verdwenen en er

nog 12 overbleven. Ook in de beginnen die volledig binnen de kleibodems vielen was er een daling,

maar iets minder sterk (van 32 naar 15). In de beginnen die zowel kleibodems als uitgeveende

gronden bevatten steeg het aantal hofstedes. Als men echter kijkt naar de kaart van Pieter

Pourbus166 dan ziet men dat ten zuidwesten van het dorpscentrum van Ramskapelle, waar de

The brown gold: a reappraisal of medieval peat marshes in Northern Flanders (Belgium). WATER HISTORY, 3(2),

p. 73–93. 163

Coornaert (M.). “De ommeloper, het middeleeuwse kadasterboek”, p. 24 164

Vanslembrouck (N.). “Verdronken middeleeuwse landschappen reconstrueren: een utopie? Een

methodologische bijdrage toegepast op een deel van westelijk Zeeuws-Vlaanderen.” p. 72 165

56e en 57

e begin.

166 Er is geweten dat Pourbus de streek rond Dudzele en Lissewege bezocht heeft en dat gedeelte van zijn kaart

het minste fouten vertoont, zie hiervoor: Patrouille (E.). “Laatmiddeleeuwse baksteenindustrie te Zeebrugge

(provincie West-Vlaanderen)”, p. 256

Page 89: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

77

uitgeveende bodems zich bevinden, er veel minder hofstedes zijn getekend dan in het zuidoosten en

de noordelijke helft van de parochie. Als we verder in de tijd gaan dan zien we dat in 1654, waar het

totaal aantal hofstedes een toename kende, die toename zich over de verschillende gebieden

evenwichtig heeft voorgedaan. In 1788 was er in totaal opnieuw een afname van het aantal

hofstedes. Deze afname kwam er voornamelijk door een afname van het aantal hofstedes in het

gebied van de uitgeveende regio’s (van 14 in 1654 naar 10 in 1788). Tegenover deze daling was er

een stijging van 16 naar 18 hofstedes in het gebied met de kleibodems. Als we naast de informatie

uit de ommeloper ook de Ferrariskaart bestuderen dan zijn net zoals op de kaart van Pourbus de

meeste hoeves waar te nemen in de noordelijke helft en de zuidoostelijke sector. Naast de locatie

van de gebouwen geeft de Ferrariskaart ook nog informatie over het bodemgebruik. Hierbij komen in

het gebied van de kleibodems onder meer akkers, boomgaarden en enkele weilanden voor, terwijl

het gebied van de uitgeveende bodems ingetekend is als weiland met hier en daar kreupelhout en

lage begroeiing.

Er is reeds geweten dat de fluctuaties in het aantal hofstedes grotendeels toe te schrijven waren aan

de eigenaars van hofstedes die kleingrondbezitters waren. Het is dan ook zeer waarschijnlijk dat de

kleine eigenaars de landbouw combineerden met veenontginning, maar dat door een uitputting van

het veen overleven onmogelijk was en binnen Ramskapelle zij het eerst hun hofstedes moesten

verlaten.

Page 90: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

78

10.3 Vandaag Als we vandaag Ramskapelle bezoeken dan zijn er nog enkele elementen uit de ommelopers te

herkennen in het hedendaagse landschap, maar zijn er ook zeer veel wijzigingen, dit voornamelijk

door de aanleg van het Schipdonk- en Leopoldkanaal, enkele nieuwe wegen en bouwprojecten voor

nieuwe woonwijken. In de gebieden die nog niet zijn volgebouwd zijn er nog duidelijke elementen te

herkennen. Ten westen van het dorp bestaat het landschap grotendeels uit omheinde weides,

begroeid met gras, die een oneffen landschap hebben. Er wordt voornamelijk aan veeteelt gedaan

met paarden en schapen die grazen. Aan de oostkant van het dorp ziet de horizon er compleet

anders uit. Hoogteverschillen zijn zo goed als afwezig en er wordt voornamelijk aan akkerbouw

gedaan met onder andere tarwe, maïs en bieten. Ook in het aantal gebouwen is er duidelijk een

verschil te zien waarbij in het westen er veel minder bewoning is dan in het oostelijke deel.

Figuur 5 Ten westen van Ramskapelle (eigen foto, juni 2015)

Figuur 6 Ten oosten van Ramskapelle (eigen foto,

juni 2015)

Page 91: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

79

11 Algemeen besluit

In deze masterproef stonden de ommelopers als historische bron centraal. Op basis daarvan werd de

evolutie van enkele aspecten die deel uitmaken van het sociaal agrosysteem van de kust onderzocht.

Door het raadplegen van vier ommelopers uit vier verschillende eeuwen was zo een analyse op lange

termijn mogelijk. De meeste aandacht ging hierbij uit naar socio-economische aspecten.

Het effectieve onderzoek ging van start in 1447, het jaar waarin de oudste geraadpleegde

ommeloper werd opgemaakt. Op basis van eerder onderzoek is geweten dat er op het grondgebied

van Ramskapelle vanaf de 10e eeuw reeds nederzettingen waren, die onder de jurisdictie van de

parochie Dudzele vielen. Die nederzettingen moet men zien binnen de kolonisatie van het

schorrengebied gedurende de 9e en 10e eeuw. Later zou Ramskapelle zich afscheuren van Dudzele en

een eigen parochie worden, maar wanneer dit precies gebeurde, daar is geen eenduidigheid over. Dit

was ofwel voor 1138, ofwel aan het begin van de 13e eeuw. Het toenmalige sociale agrosysteem was

een commerciële overlevingseconomie. Akkerbouw en schapenteelt werden gecombineerd met

proto-industriële activiteiten zoals steenbakken en turfwinning. Vanaf ca. 1300 geraakte dit systeem

echter in verval en begon een transitie naar een commerciële bedrijfswinsteconomie. De eerste

ommeloper beschrijft de situatie op een moment dat deze transitie volop aan de gang was. In de

16e eeuw kwam er een eind aan deze transitie. Om de situatie aan het eind van deze transitie in kaart

te brengen werd de ommeloper uit 1567 gebruikt. Aan de hand van de ommelopers uit de 17e en de

18e eeuw werd gekeken in welke mate de commerciële bedrijfswinsteconomie standhield of

wijzigingen vertoonde.

Als eerste werd de evolutie van de percelen onder de loep genomen. Hierbij werden de grootste

wijzigingen genoteerd tussen de 15e en de 16e eeuw. Het aantal percelen nam drastisch af maar de

gemiddelde perceelgrootte nam wel toe. Deze perceelconcentratie kwam ook voor in andere

gebieden binnen de Vlaamse kustvlakte. Na de 16e eeuw veranderde er nog weinig aan de

perceelstructuren, wel was het zo dat het grootste perceel steeds kleiner en kleiner werd.

Na de perceelstructuren werd er gekeken naar de eigendomsverhoudingen. In andere gebieden had

men reeds duidelijk de eigendomsconcentratie aangetoond die heeft plaatsgevonden tussen de 15e

en de 16e eeuw, en ook in Ramskapelle was dit niet anders. Het aantal eigenaars daalde drastisch

maar de gemiddelde oppervlakte die zij bezaten ging de hoogte in. Deze evolutie kon beter in detail

worden bestudeerd door de eigenaars op te delen volgens de omvang van hun grondbezit. Hierbij

werd duidelijk dat het aantal kleingrondbezitters sterk afnam en hiermee gepaard er een toename

Page 92: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

80

was van het middelgroot grondbezit, en dat er ook enkele grootgrondbezitters verschenen in

Ramskapelle (in 1447 waren er nog geen grootgrondbezitters). Die eigendomsconcentratie kende zijn

hoogtepunt in de 16e eeuw. In de 17e eeuw was er een lichte terugval van het groot grondbezit en

het middelgroot grondbezit waardoor de kleingrondbezitters weer de grootste groep werden. Tussen

de 17e en de 18e eeuw was er opnieuw een eigendomsconcentratie maar niet van dezelfde intensiteit

als tussen de 15e en de 16e eeuw. Het middelgroot en groot grondbezit wonnen opnieuw aan belang

maar hadden niet meer hetzelfde overwicht als in de 16e eeuw.

Door de resultaten van Ramskapelle te vergelijken met andere resultaten binnen de Vlaamse

kustvlakte is duidelijk geworden dat er zich dezelfde evolutie had voorgedaan. Toch is het zo dat in

Ramskapelle de eigendomsconcentratie iets minder sterk was, rekening houdend met het kleine

onderzoeksgebied kwam dit hoogstwaarschijnlijk doordat proto-industriële activiteiten zoals

steenbakken en turfwinning iets langer konden doorleven dan in de omringende gebieden waardoor

kleine boeren langer konden overleven.

Naast de eigendomsverhoudingen werd ook aandacht besteed aan de bedrijfsgroottes. Enkel voor

1788 konden de exacte bedrijfsgroottes gereconstrueerd worden. Hieruit bleek dat de grote

bedrijven een groot overwicht hadden gevolgd door de bedrijven kleiner dan 10 ha. De middelgrote

bedrijven waren het minst vertegenwoordigd. De bedrijven waren sterker geconcentreerd dan het

eigendom. Voor de andere ommelopers waren er geen exacte cijfers beschikbaar, maar aan de hand

van het aantal hofstedes kon er toch een indicatie van de bedrijfsgroottes worden opgemaakt. De

grootte van de bedrijven liep parallel met de eigendomsconcentratie. Bij een eigendomsconcentratie

nam het aantal hofstedes af en vice versa. Zo was er een afname van het aantal hofstedes tussen de

15e en de 16e eeuw en werden de bedrijven dus groter. In de 17e eeuw, toen er een terugval was van

de eigendomsconcentratie, waren er iets meer hofstedes en hieruit kan men afleiden dat de

bedrijven kleiner werden. Tussen de 17e en de 18e eeuw was er opnieuw een daling van het aantal

hofstedes naar het aantal uit de 16e eeuw en werden de bedrijven weer groter.

Voor de bedrijven werd ook nagegaan wat de verhouding tussen eigendom en pacht was. Voor 1788

beschikten we hierbij opnieuw over exacte cijfers, voor de andere ommelopers werden er

schattingen gemaakt op basis van het aantal verpachte hoeves. Hieruit bleek dat de verhouding

eigendom/pacht niet dezelfde tendensen vertoonde als de eigendomsconcentratie en de

bedrijfsgroottes. Het aantal verpachte hofstedes nam per eeuw toe. In de 15e eeuw werd ca. 60%

van alle hofstedes verpacht, in de 18e eeuw was dit gestegen naar meer dan 90%. In 1788 werd ook

meer dan 90% van alle percelen verpacht. Deze waarden komen grotendeels overeen met de

resultaten van andere onderzoeken. Naast de verhouding voor de ganse parochie werd voor de

Page 93: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

81

18e eeuw nagegaan hoe de verhouding eigendom/pacht was binnen de bedrijven. Zo bleek dat de

grote en de middelgrote bedrijven grotendeels volledige pachtbedrijven waren. Van de grote en

middelgrote bedrijven waren er enkele waarvan de uitbater een deel in eigen bezit had maar dit

aandeel overschreed haast nooit 10%. De bedrijven volledig in eigen bezit waren allemaal kleiner

dan 10 ha en hun totale aandeel was zeer gering. Doordat er veel minder bedrijven waren dan

eigenaars pachtte een bedrijf grond van verschillende eigenaars. Hierbij was het zo dat hoe groter

het bedrijf was, van hoe meer verschillende eigenaars er grond werd gepacht.

Ook het religieuze bezit wijzigde doorheen de tijd. Er was reeds geweten dat het religieuze bezit een

toename kende tussen de 14e en de 16e eeuw, voor Ramskapelle was dit niet anders. Tussen de 15e

en de 16e eeuw vermeerderde het religieuze bezit met bijna 40%. In de twee daaropvolgende

eeuwen bleef de omvang van het religieuze bezit nagenoeg constant. Het religieuze bezit bestond

voor het grootste deel uit bezittingen van parochiale instellingen. De reguliere instellingen en de

hospitalen e.d. hadden samen nooit meer dan een kwart van het totale religieuze bezit. De

verhouding tussen deze drie categorieën was grotendeels plaats afhankelijk, bijv. door de nabijheid

van de abdij Ter Doest hadden de reguliere instellingen de bovenhand in Dudzele. Door de geringe

aanwezigheid van reguliere instellingen in Ramskapelle lag het totale aandeel van religieus bezit er

iets lager dan in andere onderzochte gebieden.

In Ramskapelle was de toename van het religieuze bezit toe te schrijven aan een toename van het

bezit van de parochiale instellingen. Deze parochiale instellingen waren grotendeels afkomstig uit

naburige parochies. Het bezit van de parochiale instellingen uit Ramskapelle kende ook een toename

maar niet zo sterk. Net zoals in andere delen van de kustvlakte kenden de parochiale instellingen een

toename door onder meer aankopen en schenkingen. In 1447 bezaten de religieuze instellingen nog

geen hofstedes, in 1567 kwam hier verandering in met 7 hofstedes. Het hoogste aantal werd

genoteerd in 1654 met 10 hofstedes. In 1788 werd teruggekeerd naar het niveau van 1567.

De laatste specifieke groep eigenaars die werd onderzocht waren de edellieden. De omvang van hun

bezit werd bestudeerd voor de 15e, 16e en 17e eeuw op basis van de titulatuur. Voor de 18e eeuw was

dit niet mogelijk. Per ommeloper steeg hun aantal en namen zij meer oppervlakte in beslag. Ook in

andere gebieden werd een gelijkaardige evolutie vastgesteld, maar in Ramskapelle waren de

edellieden minder sterk vertegenwoordigd. Op enkele uitzonderingen na hadden zij binnen

Ramskapelle allemaal minder dan 10 ha grond in bezit, toch is het zo dat zij hoogstwaarschijnlijk nog

elders grond in bezit hadden en zeker niet allemaal kleingrondbezitters waren.

In eerder verschenen onderzoek werden de vermelding ende was wijlent een hofstede en het dalend

aantal hofstedes reeds in verband gebracht met de eigendoms- en bedrijfsconcentratie in de

Page 94: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

82

Vlaamse kustvlakte. Door te kijken welke eigenaars een hofstede in bezit hadden kon gezien worden

welk soort eigenaars hun hofstedes behielden en welke niet. Hieruit bleek dat de fluctuaties in het

aantal hofstedes er vooral kwamen door fluctuaties van het aantal hofstedes die de eigenaars met

klein en beperkt grondbezit hadden. Deze fluctuaties liepen parallel met de eigendomsconcentratie

en de bedrijfsgroottes. Door ook de ligging van de hofstedes na te gaan hebben we kunnen zien dat

de grootste dalingen van het aantal hofstedes plaatsvonden in de uitgeveende gebieden, terwijl er in

de kleigebieden zowel dalingen als stijgingen van het aantal hofstedes vielen te noteren. Door een

uitputting van de veengronden waren het de kleine boeren die als eerste hun woning moesten

verlaten en elders hun heil gingen zoeken.

Samen met de eigendomsconcentratie was er ook een concentratie bij de eigenaars van de

hofstedes. In 1447 waren er 48 eigenaars voor 53 hofstedes, in 1788 waren er nog 32 eigenaars voor

42 hofstedes. De percelen waarop de hofstedes stonden werden doorheen de tijd steeds kleiner, dit

waarschijnlijk opdat hofstede en omliggend land los van elkaar verpacht konden worden.

Aan de hand van de informatie met betrekking tot het landschap zijn we o.a. te weten gekomen dat

vele hofstedes een boomgaard hadden in de directe nabijheid. Deze boomgaarden waren

voornamelijk gelegen in het gebied met een kleibodem. De uitgeveende bodems kenmerkten zich

door kleine verhogingen en verlagingen in het landschap en de vermelding van verschillende

darincpitten, overblijfselen van de turfwinning. Ondanks de – op het landschap – ingrijpende

infrastructuurwerken is vandaag de dag nog steeds duidelijk het verschil te zien tussen het gebied

met de kleibodems en het gebied met de uitgeveende bodems.

Uit dit alles zien we duidelijk dat Ramskapelle binnen het sociaal agrosysteem van de kust past. Uit

de verschillende gegevens is de overgang waar te nemen van een commerciële overlevingseconomie

naar een commerciële bedrijfswinsteconomie. Hierbij nam het aantal kleingrondbezitters sterk af, en

waren het ook voornamelijk hun hofstedes die verdwenen. In de plaats kwamen grootgrondbezitters

en werden de bedrijven ook groter. Het aandeel van pacht steeg ook voortdurend. Deze evolutie ging

echter niet rechtlijnig en aan hetzelfde tempo door tot in de 18e eeuw. Zo was er een kleine terugval

in de eigendomsconcentratie en bedrijfsgroottes in de 17e eeuw en de intensiteit van verandering

was na de 16e eeuw een stuk lager dan voordien. Een kleine kanttekening hierbij is wel dat het

grootgrondbezit iets minder sterk was vertegenwoordigd dan in andere gebieden binnen de Vlaamse

kustvlakte. Hetzelfde kan gezegd worden over het religieuze bezit en de aanwezigheid van

edellieden. De gemiddelde bedrijfsgrootte lag ook iets lager. Dit alles kwam waarschijnlijk doordat

proto-industriële activiteiten de lokale bevolking langer in staat stelden de eindjes aan elkaar te

knopen.

Page 95: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

83

Aan de hand van de ommelopers en het gebruikte kaartmateriaal konden vele facetten die deel

uitmaken van een sociaal agrosysteem onderzocht worden, maar niet allemaal. Hierbij werden

verschillende zaken vastgesteld, om deze vaststellingen te bevestigen of te ontkrachten is het nodig

andere bronnen afkomstig uit Ramskapelle en omstreken te bestuderen, zo kan men ook meer te

weten komen over andere aspecten zoals de verdeling van arbeid en inkomens, de gehanteerde

landbouwtechnieken,… Dit zou een mogelijkheid bieden tot verder onderzoek, om zo een completer

beeld te krijgen van de toenmalige rurale samenleving.

Page 96: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

84

12 Bibliografie

12.1 Onuitgegeven bronnen Rijksarchief Brugge

- Watering Eiensluis en Reigarsvliet

298,299: ommeloper 1567-1577

670,671: ommeloper 1654

- Gemeente Ramskapelle (Knokke-Heist)

77: ommeloper XVIIIe eeuw

- Kaarten en Plannen

1062: kaart van Drubbele

OCMW-archief Brugge

- Sint-Janshospitaal

A8: ommeloper 1447

A20: kaartenboek 1769

Page 97: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

85

12.2 Cartografisch materiaal De Ferraris (J.). De grote atlas van Ferraris : de eerste atlas van België. 1777: Kabinetskaart van de

Oostenrijkse Nederlanden en het prinsbisdom Luik. Tielt. Lannoo, 2009, Kaartblad 23

Popp (P.C.). Atlas cadastral de Belgique: Atlas Cadastral de la Flandre Occidentale. Arrondt. de

Bruges, 5e. Cantn. de Bruges. Plan parcellaire de la commune de Ramscappelle avec les mutations

jusqu’en 1842. Brugge

Van Der Herten (B.), red. Het Brugse Vrije in beeld : facsimile-uitgave van de Grote Kaart geschilderd

door Pieter Pourbus (1571) en gekopieerd door Pieter Claeissens (1601). Universitaire Pers, Leuven,

1998

Heist 11W, Bodemkaart van België 1:20.000, 11W

Heyst, Topografische kaart van België 1:20.000 (ICM), , 5/5, 1913

Heyst, Topografische kaart van België 1:20.000 (ICM), 5/5, 1933

Zeebrugge - Knokke-Heist - Het Zwin, Topografische kaart van België 1:20.000 (NGI), 5/5-6, 1999

Page 98: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

86

12.3 Literatuurlijst Ameryckx (J.) en Verhulst (A.). Enkele historisch-geografische problemen in verband met de oudste

geschiedenis van de Vlaamse kustvlakte. Gent, Oostvlaams verbond van de kringen voor

geschiedenis, 1958

Antrop (M.). Het landschap meervoudig bekeken. Kapellen: DNB/Pelckmans, 1989

Art (J.) et al. Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente? Deel 1 nieuwste tijden. Gent, Stichting

Mens en Kultuur, 1993

Augustyn (B.). “Evolution of the dune ecosystem in Flanders during the middle ages: anthropogenic

factors versus sea level change theory”, in: Historisch-Geografisch Tijdschrift, 13 (1995), p. 9–19

Ballegeer (J.). “Molens in de Zwinstreek”, in: Rond de Poldertorens, 2005, 2, p. 39-75

Beekman (A.A.). Het dijk- en waterschapsrecht in Nederland voor 1795. ’s-Gravenhage, M. Nijhoff,

1905-1907

Boterberge (R.). Zuienkerke: geschiedenis van een polderdorp. Zuienkerke, 1992

Buylaert (F.). Eeuwen van ambitie. De adel in laatmiddeleeuws Vlaanderen. Verhandelingen van de

Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. Klasse der

Letteren (Vol. 21). Brussel, Lannoo, 2010

Callewier (H.). De papen van Brugge : De seculiere clerus in een middeleeuwse wereldstad

(1411-1477). Leuven, Universitaire pers, 2014

Coornaert (M.). Dudzele en Sint-Lenaart: de geschiedenis, de topografie en de toponomie van Dudzele

tot omstreeks 1914, met een studie over de Sint-Lenaartommegang. Dudzele, 1985

Coornaert (M.). Bijdrage tot de historische geografie van de streek rondom Brugge. Gent, 1968

Coornaert (M.), “De ommeloper, het middeleeuwse kadasterboek”, Rond de Poldertorens 4/1 (1962),

p. 15-26

Coornaert (M.). “Middeleeuwse bakkerijen”, in: Rond de poldertorens, 4, 1962, p. 107-109

Coornaert (M.). Westkapelle en Ramskapelle, met een studie over de Brugse Tegelrie. Tielt, 1981

Page 99: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

87

Danner, (H.S.). Polderland : Glossarium van waterstaatstermen A - Z. Wormer, Uitgeverij Noord-

Holland, 2009

De Kée (S.). De haven van Zeebrugge: Ontwikkeling en link met de haven van Oostende. Universiteit

Gent, Diss. Master, 2013

De Keyser (R.). “Hoe onze buitendorpen bestuurd werden voor de Franse Revolutie”, in: Rond de

Poldertorens, III, 1961, p. 109-112

De Kraker (A.). “De Vlaamse en Zeeuwse ommelopers in de 14de, 15de en 16de eeuw” in:

Broncommentaren 4. Bronnen betreffende de registratie van onroerend goed in de Middeleeuwen en

Ancien Régime. Den Haag, 2001, p. 167-235

De Smet (A.). A note on the cartographic work of Pierre Pourbus, Painter of Bruges. 1947

De Smet (J.), “De bevolking van Ramskapelle in 1748”, in: Rond de Poldertorens, 8,1966, p. 123-125

Dombrecht (K.). Plattelandsgemeenschappen, lokale elites en ongelijkheid in het Vlaamse kustgebied,

14e-16

e eeuw. Case-study: Dudzele ambacht. Universiteit Gent, 2014

Devliegher (L.). “Onderzoek van een middeleeuwse steenbakkerij in Ramskapelle”, in: Handelingen

van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge, 116 (1979), p. 273-279

Gelorini (V.),Lehouck (A.),Vanslembrouck (N.), et al. “Interdisciplinair onderzoek naar verdwenen

cultuurlandschappen in het grensgebied van Vlaanderen en Nederland: Problemen, nieuwe

mogelijkheden en toepassingen.” in: VOBOV-INFO, 64 (2010), p. 2–19

Germonprez (D.). De Oudelandse Polder van Cadzand archeologisch onder de loep. Bodemkundig,

luchtfotografisch en geofysische prospectie verwerkt in een Gis-applicatie. Universiteit Gent, diss. 2e

licentie archeologie, 2007

Gottschalk (M.K.E.). Historische geografie van westelijk Zeeuws Vlaanderen, 2 dln. Assen, 1957

Gysseling (M.). Toponymisch woordenboek van Belgie, Nederland, Luxemburg, Frankrijk en

West-Duitsland (voor 1226). Tongeren, Belgisch Interuniversitair Centrum voor Neerlandistiek, 1960

Huys (E.) en Vandermaesen (M.). “Inventaris van het achief van de watering van Eiensluis en Groot-

Reigarsvliet”, in: Inventaris van het archief van de Zwinpolder en rechtsvoorgangers, Rijksarchief

Brugge, 2000, p. 33-132

Page 100: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

88

Jongepier (J.), Soens (T.) & Thoen (E.). “The quest for peat in medieval Flanders: geological and

historical arguments compared.”, in: Water history conference, Abstracts. Presented at the Water

History Conference (CFP - 2010)

Jongepier (I.) Soens (T.), Thoen (E.), Van Eetvelde (V.), Crombé (P.) & Bats (M.). “The brown gold: a

reappraisal of medieval peat marshes in Northern Flanders (Belgium)”, in: Water History, 3(2),

p. 73-93

Lambrecht (T.). “Agrarian change, labour organization and welfare entitlements in the North-Sea

area, C. 1650-1800.”, in: Migration, Settlement and Belonging in Europe, 1500-1930’s: Comparative

Perspectives, ed. Steven King and Anne Winter, 2013, Oxford, UK: Berghahn, p. 204–277

Lamon (R.). Landschap en eigendomsverhoudingen in De Oude Groedsche Polder van de vijftiende tot

de zeventiende eeuw. Universiteit Gent, Diss. 2e licentie geschiedenis, 2008

Lehouck (A.), Vanslembrouck (N.), Gelorini (V.), et al. “Reconstructing disappeared landscapes of wet

areas: Western Sealand Flanders”, in: European Landscapes and Lifestyles : the Mediterranean and

beyond. Edições universitárias Lusófonas, 2007. p. 231–241

Lehouck (A.), en Van Acker (J.). “Vorming van monastieke landschappen? Domeinbeheer door

religieuze instellingen in Noordwest-Europa van de 12de tot de 18de eeuw.” in: Vorming van

monastieke landschappen? Domeinbeheer door religieuze instellingen in Noordwest-Europa van de

12de tot de 18de eeuw. Ed. Jan Van Acker. Vol. 11, Gent, Academia Press, 2012. p. 1–9

Patrouille (E.). “Laatmiddeleeuwse baksteenindustrie te Zeebrugge (provincie West-Vlaanderen)”, in:

Archeologie in Vlaanderen, 6 (2002), p. 243-260

Rippon (S.). Water and wetlands in medieval estate management: Glastonbury Abbey, Meare and the

Somerset Levels in South West England, in: Klapste, J (ed.), Water Management in the Medieval Rural

Economy, Ruralia V, Pamatky Archeologicke - Supplementum, 17, Prague, Institute of Archaeology,

2005, p. 93-112

Soens (T.). De spade in de dijk? : Waterbeheer En rurale Samenleving In de Vlaamse kustvlakte (1280-

1580). Gent, Academia Press, 2009

Soens (T.). “Explaining deficiencies of water management in the late medieval Flemish coastal plain,

13th-16th centuries”, in: Jaarboek voor Ecologische Geschiedenis, (2006), p. 35-61

Page 101: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

89

Soens (T.). “Van de Graafjansdijk tot de Grote Polderboer. Vijf mythes rond middeleeuwse polders en

wateringen kritisch doorgelicht”, in: Rond de Poldertorens. Kring voor Heemkunde en Geschiedenis

Sint-Guthago: Oostkerke, 51(4), p. 126-139

Thoen (E.). Inleiding tot de historische geografie 2014-15 – Korte syllabus. Gent, Onuitgegeven

cursus, 2014

Thoen (E.). Geschiedenis van de lokale en regionale cartografie in Vlaanderen vanaf de middeleeuwen

tot vandaag. Nota’s bij de cursus ‘Historische Cartografie’. Gent, Onuitgegeven cursus, 2014

Thoen (E.). “‘Social agrosystems’ as an economic concept to explain regional differences. An essay

taking the former county of Flanders as an example (Middle Ages-19th. century)”, in: B. van Bavel en

P. Hoppenbrouwers, Landholding and land transfer in the North Sea Area (Late Middle Ages-19th

century). CORN Publication series,nr. 5,Turnhout, 2004, p.47-66

Thoen (E.). Waterschappen en de maatschappelijke en ecologische transformatie van de kustvlakte in

de Middeleeuwen en het Ancien Régime. Bedenkingen en onderzoeksmogelijkheden, in: Huys, E. et

al. (Ed.) (2001). Polders en Wateringen: Studiedag georganiseerd te Damme op 19 mei 2000. p. 111-

131, fig. 1-2

Thoen (E.) en Soens (T.). “Van landschapsgeschiedenis naar ecologische geschiedenis. Waterbeheer

in de Vlaamse kustvlakte in de Late Middeleeuwen en het Ancien Régime”, In: Jaarboek voor

Ecologische Geschiedenis, 2001, p. 1-24

Tys (D.). Een middeleeuws landschap als materiële cultuur: de interactie tussen macht en ruimte in

het kustgebied en de wording van een laatmiddeleeuws tot vroegmodern landschap.

Kamerlingsambacht, 500-1200/1600. onuitgegeven doctoraatsproefschrift, Vrije Universiteit Brussel,

7 dln. 2003

Tys (D.). “De inrichting van een getijdenlandschap. De problematiek van de vroegmiddeleeuwse

nederzettingsstructuur en de aanwezigheid van terpen in de kustvlakte: het voorbeeld

van Leffinge”, in: Archeologie in Vlaanderen, 2002, VIII, p. 257-279

Tys (D.). De verwerping van het zgn. Duinkerketransgressiemodel en nieuwe inzichten in de vroegste

bedijking van de kustvlakte, in: Huys, E. et al. (Ed.) (2001). Polders en Wateringen: Studiedag

georganiseerd te Damme op 19 mei 2000. p. 17-46, fig. 1-6

van Bavel (B.). Manors and markets: economy and society in the low countries, 500-1600. Oxford,

2010

Page 102: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

90

van Bavel (B.). Transitie en continuïteit. De bezitsverhoudingen en de plattelandseconomie in het

westelijk gedeelte van het Gelders rivierengebied, ca. 1300-ca. 1570. Hilversum, 1999

Van Cruyningen (P.J.). Behoudend maar buigzaam. Boeren in West-Zeeuws-Vlaanderen, 1650-1850.

AAG Bijdragen, 40, Wageningen, 2000

Van Cruyningen (P.J.) “Waterbeheer, landbouw en samenleving in West-Zeeuws-Vlaanderen in de

17e en 18e eeuw”, in: jaarboek voor Ecologische Geschiedenis, 2001, p. 57-66

Vandewalle (P.). De geschiedenis van de landbouw in de Kasselrij Veurne, 1550-1645. Brussel, 1986

Vandewalle (P.). Oude maten, gewichten en muntstelsels in Vlaanderen, Brabant en Limburg. Belgisch

centrum voor landelijke geschiedenis, 82,Gent, 1984

Vanhaute (E.). “Rich agriculture and poor farmers: land, landlords and farmers in Flanders, 18th and

19th centuries”, in: Rural history: economy, society, culture, 12 (2001), p. 19-40

Vanslembrouck (N.). “Verdronken middeleeuwse landschappen reconstrueren: Een utopie? Een

methodologische bijdrage toegepast op een deel van westelijk Zeeuws-Vlaanderen.” In: Tijdschrift

voor Waterstaatsgeschiedenis, 14.2 (2005), p. 69–78.

Vanslembrouck (N.), Lehouck (A.) en Thoen (E.). “Past landscapes and present-day techniques:

Reconstructing ‘submerged’ medieval landscapes in the western part of Sealand Flanders.”, in:

Landscape History, 27 (2005), p. 52–64

Verhulst (A.). “Historische geografie van de Vlaamse kustvlakte tot omstreeks 1200”, in: Bijdragen

voor de geschiedenis der Nederlanden, 1959, XIV, p. 1-37

Verhulst (A.). Landschap en landbouw in middeleeuws Vlaanderen, Brussel, 1995

Verhulst (A.). “Kort overzicht van de geschiedenis van de Zwinstreek in de middeleeuwen”, in:

Handelingen Van Het Genootschap Voor Geschiedenis 137(2000), p. 191–202.

Vervaet (L.). Goederenbeheer in een veranderende samenleving: Het Sint-Janshospitaal van Brugge,

ca. 1275-ca. 1575. Universiteit Gent, 2015

Vrielinck (S.). De territoriale indeling van België (1795-1963): bestuursgeografisch en statistisch

repertorium van de gemeenten en de supracommunale eenheden (administratief en gerechtelijk).

Met de officiële uitslagen van de volkstellingen, 3 dln. Leuven, 2000

Page 103: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

91

Zwaenepoel (N). Het Brugse Vrije anno 1748 : Socio-demografische analyse van een rurale

samenleving medio achttiende eeuw. Universiteit Gent, Diss. lic. Geschiedenis, 2005

Page 104: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

92

12.4 Websites Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland

(vóór 1226) door Maurits Gysseling (1960): http://bouwstoffen.kantl.be/tw/

Oppervlakte van de gemeente – Officiële website gemeente Knokke-Heist: http://www.knokke-

heist.be/pagina/oppervlakte-van-de-gemeente

Parochiekerk Sint-Vincentius – Inventaris Bouwkundig Erfgoed – Inventaris Onroerend Erfgoed:

https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/58593

INL GTB – Instituut voor Nederlandse Lexicologie, Geïntegreerde Taalbank:

http://gtb.inl.nl/openlaszlo/my-apps/GTB/Productie/HuidigeVersie/src/inlgtb.html?owner=GTB

Atlas-platform Universiteit Gent: http://geoweb.ugent.be/atlas

Fiches ommelopers:

https://www.dropbox.com/sh/jbb2tpbwgnxv1g5/AAD42SVOT7R5ziZdt3EKUvmOa?dl=0

Page 105: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

93

13 Bijlagen

13.1 Bijlage 1 Verhouding eigendom/pacht binnen de

bedrijven

Tabel 17 Verhouding eigendom/pacht grote bedrijven (1788)

Bedrijf

Totale

oppervlakte

(ha)

Oppervlakte

in bezit (ha)

Oppervlakte

in bezit (%)

Oppervlakte in

pacht (ha)

Oppervlakte

in pacht (%)

Philips Bulcke 74,0 0,5 0,7% 73,5 99,3%

Vidua Livinius

Tempelaere 47,0 0,0 0,0% 47,0 100,0%

Pr Rotsaert 46,0 1,5 3,3% 44,5 96,7%

P Quintens 45,1 0,0 0,0% 45,0 100,0%

Augu Verheije 40,2 0,0 0,0% 40,2 100,0%

Frans de Bert

Marreyt 39,0 0,0 0,0% 39,0 100,0%

Jan

Demeulenaere 36,8 0,0 0,0% 36,8 100,0%

Pr Bulcke 34,5 0,0 0,0% 34,5 100,0%

Mathijs

Tavernier 26,8 11,3 42,1% 15,5 57,9%

Jacob Dhondt167

25,9 0,6 2,3% 25,3 97,7%

Tabel 18 Verhouding eigendom/pacht middelgrote bedrijven (1788)

Bedrijf Totale

oppervlakte

(ha)

Oppervlakte in

bezit (ha)

Oppervlakte in

bezit (%)

Oppervlakte in

pacht (ha)

Oppervlakte in

pacht (%)

Lennaert Rots 22,6 0,0 0,0% 22,6 100,0%

Michiel

Verstraete 18,8 2,4 12,9% 16,4 87,1%

Nachtegaele 18,6 0,0 0,0% 18,6 100,0%

Adriaen

Vandebeeke 13,5 0,0 0,0% 13,1 100,0%

Pr Quintens 10,1 0,0 0,0% 10,1 100,0%

167

In 1790 bezit Jacob Dhondt 8,2 ha.

Page 106: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

94

13.2 Bijlage 2 Omwalde hoeves

Figuur 8 Omwalde hoeves 1933 (Bron: Topografische kaart ICM 1933, eigen bewerking)

Figuur 7 Omwalde hoeves 18e eeuw (Bron: Ferraris, eigen bewerking)

Page 107: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

95

Figuur 9 Omwalde hoeves 1999 (Bron: Topografische kaart NGI 1999, eigen bewerking)

Page 108: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

96

13.3 Bijlage 3 Fiches De vier Excel-bestanden waarin de informatie uit de ommelopers werd ingevoerd en verwerkt alsook

een bestand met daarin een overzicht van het religieuze bezit kunnen geraadpleegd worden via

volgende link:

https://www.dropbox.com/sh/jbb2tpbwgnxv1g5/AAD42SVOT7R5ziZdt3EKUvmOa?dl=0

De fiches met de informatie uit de ommelopers hebben dezelfde structuur. Ze bevatten allemaal de

volgende tabbladen:

- Ruwe data: de informatie overgenomen uit de ommelopers

- Oppervlakte eigenaars: het totale bezit per eigenaar

- Oppervlakte eigenaars van hofstedes: het totale bezit van de eigenaars die een hofstede in

bezit hadden

- Extra info per begin: informatie uit de perceelsbeschrijvingen gegroepeerd per begin (niet in

de fiche voor 1447)

- Hofstedes per begin: het aantal hofstedes per begin

- Edellieden: het bezit van personen met een titel (niet in de fiche voor 1788)

De fiche voor 1788 bevat nog twee extra tabbladen:

- Oppervlakte gebruikers: de totale oppervlakte die elke gebruiker tot zijn/haar beschikking

had

- Oppervlakte gebruikers met hofstedes: de totale oppervlakte die elke gebruiker die ook een

hofstede had tot zijn/haar beschikking had

De niet besproken tabbladen werden gebruikt als tussenstap bij het verwerken van de informatie.

Het bestand met daarin het religieuze bezit bevat ook enkele tabbladen:

- Religieuze instellingen: algemeen overzicht van alle religieuze instellingen voor de vier

ommelopers

- Aantallen: het aantal instellingen, per categorie en per ommeloper

- Ramskapelse instellingen: de oppervlakte ingenomen door instellingen in twee categorieën,

uit Ramskapelle en niet uit Ramskapelle

- Oppervlaktes: tabblad gebruikt om de tabellen in deze masterproef op te stellen

Page 109: Ramskapelle: een historische geografielib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/212/840/RUG01... · geschiedenis, de archeologie, de geologie en geografie heeft ervoor gezorgd dat er in de laatste

97