RegeerRegeerakkoord Studiedienst Dienst Sz 01akkoord Studiedienst Dienst Sz 01

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Regeerakkoord Studiedienst Dienst Sz 01

Citation preview

  • 1

    INLEIDING

    De regering Michel staat in de steigers. Het regeerakkoord werd donderdag

    09-10-2014 vrijgegeven.

    In onderstaande bijdrage willen wij u een algemeen beeld schetsen van de

    maatregelen die in het regeerakkoord vermeld staan.

    Vooraleer aan de lectuur te beginnen, willen wij u de volgende bemerkingen

    meegeven:

    - Ofschoon elk hoofdstuk van een regeerakkoord zijn consequenties

    heeft op de respectievelijke beleidsdomeinen, kunnen wij uiteraard niet

    in extenso elk van deze maatregelen ten volle analyseren. De nadruk

    wordt in eerste instantie dan ook op de hoofdstukken 1, 2, 3 en 4

    gelegd. Desalniettemin worden enkele interessante items betreffende

    de hoofdstukken 5 tot en met 10 meegegeven.

    - Een regeerakkoord legt de krachtlijnen van een beleid vast. Derhalve

    ontbreekt het ons soms aan cijfermateriaal om concrete analyses te

    maken. Waar wij dit nodig achtten, hebben wij gewerkt met een [ ]. Dit

    duidt op een bedenking die met de nodige omzichtigheid moet

    bekeken worden.1

    1 Gelet op de techniciteit van de verschillende stelsels tijdskrediet en SWT, wordt in deze

    passages stilgestaan bij de huidige reglementering.

    REGEERAKKOORD MICHEL

    11-10-2014

    STUDIEDIENST / DIENST SOCIALE ZEKERHEID

  • 2

    1. Werkgelegenheid & concurrentievermogen

    De regering ambieert om het concurrentievermogen te versterken en extra

    banen te creren. Meer specifiek wil de regering tegen het einde van de

    legislatuur een werkgelegenheidsgraad van 73,2 % bereiken, zoals bepaald

    bij de nationale invulling van de Europa 2020-doelstellingen. Men wil dit

    realiseren door de loonhandicap weg te werken en de arbeidsmarkt en

    pensioenen verder te hervormen.

    Sociaal overleg krijgt veel aandacht in de inleiding. Men wil het

    interprofessioneel overleg verzekeren en bevestigt dat sociaal overleg een

    stevige en creatieve basis vormt om de noodzakelijke hervormingen te

    kunnen verwezenlijken. Sociaal overleg waarborgt de stabiliteit en legitimiteit

    van de ondernomen hervormingen. De wederzijdse verantwoordelijkheid

    wordt wel sterk benadrukt. Meer concreet wil de regering een

    sociaaleconomisch macro-akkoord afsluiten, waarover structureel overlegd zal worden met de groep van 10. De regering engageert zich om de tripartite

    akkoorden die in dit kader wordt gesloten volledig uit te voeren.

    1.1. Banenplan

    Het scheppen van banen is de centrale prioriteit van deze regering. Om de

    werkloosheidsgraad te verminderen zal de regering in overleg met de sociale

    partners een banenplan uitwerken. De belangrijkste doelstelling van dit

    banenplan is de economie op gang brengen door het

    concurrentievermogen te versterken en de binnenlandse vraag en

    koopkracht te ondersteunen.

    De regering wil tegen het einde van de legislatuur de loonhandicap, die sinds

    1996 zou opgebouwd zijn, wegwerken en deze vervolgens bewaren.. De

    regering wil deze doelstelling bereiken door de sociale en fiscale lasten op

    arbeid aanzienlijk te verlichten. Men wil arbeid netto beter verlonen, en

    werkloosheidsvallen en inactiviteitsvallen gevoelig verminderen door de

    koopkracht van de werknemers te verhogen en door een daling van de

    fiscaliteit op arbeid.

    De regering wil de gemiddelde effectieve uittredingsleeftijd optrekken en een

    activerend werkgelegenheidsbeleid voeren. Daarnaast zal men geografische

    en professionele mobiliteit sterk aanmoedigen. Om deze zaken te realiseren

    en ervoor te zorgen dat werkbaar werk loont, zal de regering een breed

    loopbaanbeleid voeren. Concreet zal het banenplan zich richten op

    volgende themas: lastenverlaging, levenslang leren, werkervaring, jeugdwerkloosheid, langere en meer gevarieerde loopbanen en

    kansengroepen. Men wil met het banenplan ook meer flexibiliteit aan

    bedrijven en werknemers bieden (wordt verder toegelicht in 1.4). Er zal ook

    een relancemaatregel specifieke steun in ontwrichte zones worden ontwikkeld in samenwerking met de gewesten.

  • 3

    De regering zal in het kader van het banenplan de opleidingsdoelstelling (die

    momenteel bepaalt dat werkgevers 1,9 % van hun loonlast aan opleiding

    dienen te spenderen) moderniseren om tot een effectieve en afdwingbare

    verhoging van de opleidingsinspanning te komen. De formulering van een

    nieuwe opleidingsdoelstelling moet opleiding in ondernemingen stimuleren.

    Men rekent hierbij op de gedeelde en afdwingbare verantwoordelijkheid van

    werknemers en werkgevers. Hierbij wordt onderzocht of de

    opleidingsinspanning in een loopbaanrekening (cfr. 1.4) voor iedere

    werknemer kan worden gentegreerd.

    Naast de opleidingsinspanningen wil men ook investeringen in onderzoek en

    ontwikkeling versterken, door creativiteit aan te moedigen en ondersteuning

    te bieden voor de ontwikkeling van efficinte industrile productiewijzen. In

    dit kader denkt men eraan om de vrijstelling van bedrijfsvoorheffing voor

    onderzoekers te versterken.

    De regering zal verder de impact van de reeds bestaande beperking in tijd

    van en versterkte degressiviteit van inschakelingsuitkeringen opvolgen en stelt

    dat er na deze evaluatie bijkomende maatregelen kunnen overwogen

    worden.

    Ten slotte wordt vermeld dat de regering een technisch kader uitwerkt om de

    uitvoering van de staatshervorming op het vlak van arbeidsmarkt te

    verzekeren. Men zal dit voorafgaand voorleggen aan de Gewesten.

    1.2. Loonkostenhandicap verminderen

    Belgi zou volgens het technisch verslag van de CRB en het verslag van de

    expertengroep Concurrentievermogen en Werkgelegenheid (juli 2013) concurrentievermogen verloren hebben ten opzichte van de drie

    referentielidstaten. Dit zou banengroei afremmen en bestaande banen,

    vooral in de arbeidsintensieve industrie, vernietigen.

    Daarom verbindt de regering zich ertoe om minstens de loonhandicap met

    de buurlanden die sinds 1996 zou opgebouwd zijn vr het einde van de

    legislatuur weg te werken. Men wil hier zo snel mogelijk mee beginnen door

    reeds in 2015 en 2016 volgende drie maatregelen door te voeren:

    Een indexsprong in 2015. [Er worden geen details gegeven doch het is plausibel dat men in de overheidssector en

    bepaalde PCs die hetzelfde mechanisme hanteren, de indexering die zou moeten volgen op het overschrijden van de spilindex zal overslaan.(2%). In PCs waar de lonen op periodieke basis (bijvoorbeeld trimestrieel of jaarlijks) worden gendexeerd zal men (wellicht) geen

    indexeringen doorvoeren tot ook zij 2 % loonsverhoging zouden gegenereerd moeten

    hebben.]

  • 4

    De regering zal de lastenverlaging vervat in het competitiviteitspact

    vervroegen. [Ook hier worden er geen verdere details gegeven. Het competitiviteitspact voorzag in een

    lastenverlaging van telkens 450 miljoen euro in 2015, 2017 en 2019. Dit wil ongetwijfeld zeggen

    dat het vooropgestelde uitgavenpatroon versneld zal uitgevoerd worden.]

    Een verdere periode van loonmatiging in 2015-2016 (of tot zolang de

    competitiviteit niet hersteld is). [Opnieuw geen extra informatie, maar dit impliceert wellicht een loonnorm van 0 % voor

    2015-2016, nog voor de interprofessionele onderhandelingen gestart zijn.]

    Hoewel niet aan het mechanisme van automatische loonindexering wordt

    geraakt, wordt er wel vermeld dat het mechanisme verder hervormd kan

    worden. Het indexcijfer stijgt vandaag echter al minder snel ten gevolge van

    reeds uitgevoerde hervormingen.

    Om erop toe te zien dat de loonlasten effectief verminderen zal men enerzijds

    de wet van 26 juli 1996 herzien en anderzijds maatregelen treffen om de

    werkgeverslasten te verminderen.

    1.2.1. Herziening van de wet van 1996

    Er zullen verschillende aanpassingen worden doorgevoerd aan de wet van 26

    juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en preventieve vrijwaring

    van het concurrentievermogen. Dit is de wet die bepaalt dat de sociale

    partners bij IPA een maximale marge voor loonkostenontwikkeling dienen vast

    te leggen voor twee jaar. Een overzicht van de aanpassingen:

    De loonkostenhandicap wordt verminderd bij elk IPA met als doel de

    handicap weg te werken voor het einde van de legislatuur. Daarnaast

    moeten de sociale partners niet alleen rekening houden met de

    evolutie voor de komende twee jaar, maar ook met de evolutie van de

    voorbije twee jaar. Vandaag wordt er echter alleen gekeken naar de

    verwachte loonkostenontwikkeling in de drie referentielidstaten voor de

    komende twee jaar bij het bepalen van de loonnorm.

    De loonsubsidies die in aanmerking worden genomen voor het meten

    van de loonhandicap worden bepaald bij KB. [Vandaag worden de loonsubsidies, goed voor 6,5 miljard euro of 3,35 % van de

    loonlasten, niet in rekening gebracht bij het berekenen van de loonkosten.]

    De loonnorm wordt vastgelegd via CAO indien de sociale partners tot

    een akkoord komen. Komt men niet tot een akkoord, bepaalt de

    ministerraad de loonnorm bij KB.

    De bepalingen van het artikel 9 van de wet zullen strenger worden

    gemaakt. Dit artikel heeft betrekking op de sancties voor werkgevers

    die de loonnorm overschrijden.

  • 5

    De regering zal een automatisch correctiemechanisme invoeren voor

    de vastgestelde overschrijdingen.

    Overheidsbedrijven (Bpost-Belgacom, ) zullen voortaan ook onder het toepassingsgebied van de wet van 26 juli 1996 vallen.

    1.2.2. De lasten verminderen

    De regering zal de vermindering van de werkgeverslasten, waartoe reeds was

    besloten in het kader van het competitiviteitspact, uitbreiden. Het grote

    objectief is de werkgeversbijdragen verminderen van 33 % naar 25 %, een

    objectief dat wettelijk verankerd zal worden.

    De bestaande tarieven onder de 25 % (bijvoorbeeld voor lage lonen en de

    eerste vijf aanwervingen) blijven behouden. Daar de maatregelen en

    budgetten voor de structurele verminderingen van de lage lonen behouden

    zullen blijven, zal men een budget voorzien voor structurele verminderingen

    voor de hogere lonen. Dit budget moet ervoor zorgen dat het basistarief

    effectief omlaag gaat, zonder dat daarbij het tarief voor de lage lonen

    toeneemt tegenover de huidige situatie, inclusief het competitiviteitspact. De

    budgetten voor de lage lonen zullen dus niet dalen, ook niet wanneer de

    maatregelen in het kader van het competitiviteitspact in rekening worden

    genomen.

    De regering zal ook de versterking van de vrijstelling van bedrijfsvoorheffing

    ten voordele van het ploegen- en/of het nachtwerk behouden. Deze

    maatregel werd evenals in het competitiviteitspact besloten.

    De algemene vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing van 1 %,

    waar alle werkgevers uit de privsector sinds 2007 van genieten, zal worden

    omgezet in een extra vermindering van het basistarief van de

    werkgeversbijdragen.

    Verder zal de regering de bijdragevermindering voor de eerste drie

    aanwervingen in KMOs versterken en vereenvoudigen, opdat meer banen kunnen worden geschept in KMOs.

    De regering hoopt met deze vermindering van de werkgeversbijdragen de

    competitiviteit van de ondernemingen te versterken en een aantrekkelijk

    investeringsklimaat te creren. Men zal er in dit kader op toezien dat de

    loonlastenverlagingen effectief leiden tot een overeenkomstige daling van

    de totale loonkost.

    Ten slotte erkent de regering dat competitiviteit niet enkel afhankelijk is van

    de loonkosten, maar ook van andere kostencomponenten zoals de

    energiekost.

    [Opmerking: budgettaire details over bovenstaande maatregelen worden niet gegeven,

    noch wat betreft de kostprijs van de lastenverlagingen, noch wat betreft de financiering

    ervan.]

  • 6

    1.3. Werkloosheidsval wegwerken

    Om werkloosheids- en inactiviteitsvallen weg te werken wil de regering het

    nettoloon van werknemers verhogen, door middel van een daling van de

    fiscale en sociale lasten die op het brutoloon worden afgehouden. Men wil

    hiermee de consumptie ondersteunen en het verschil tussen de

    vervangingsinkomens en de laagste inkomens uit arbeid vergroten.

    1.4. Modernisering arbeidsmarkt / loopbanen

    Dit subhoofdstuk behandelt de modernisering van de arbeidsmarkt. Er wordt

    telkens melding gemaakt van het advies van de sociale partners.

    De vereenvoudiging en modernisering van de reglementering wordt, na advies van de sociale partners, verdergezet. Dit omvat onder andere de

    annualisering van de arbeidstijd, overuren, deeltijdse arbeid en

    schoolbelcontracten.

    De regering zal, na advies van de sociale partners, een nieuw

    loopbaanmodel invoeren, rekening houdend met volgende elementen:

    Meer soepelheid bij de arbeidsorganisatie;

    Rekening houdend met de in het kader van de pensioenhervorming genomen

    maatregelen;

    Een beter evenwicht tussen werk en privleven voor de werknemer;

    Een loon dat meer in overeenstemming is met de competenties en productiviteit.

    Aandacht voor voortgezette opleiding en stages tijdens en na de schoolopleiding

    (rekening houdend met de bevoegdheden van de deelstaten);

    Herziening en geleidelijke invoering van de loonbaremas (minder nadruk op leeftijd + ancinniteit en meer nadruk op competenties en productiviteit Deze oefening wordt

    bovendien gekoppeld aan een vermindering van het aantal PCs.

    Na advies van de sociale partners, doet de regering bovendien voorstellen

    om:

    Meer soepelheid in de loopbaanspreiding in te voeren.

    Een loopbaanrekening invoeren. Het principe kan als volgt worden

    samengevat: werknemers kunnen zowel tijd en/of geld opsparen

    tijdens hun actieve carrire. Deze opgespaarde rekening kan gebruikt

    worden om loopbanen te onderbreken, als complement bij

    werkloosheidsvergoedingen of als complement bij het wettelijk

    pensioen. De regering spreekt bovendien over een integratie van

    allerhande verlofstelsels (tijdskrediet, loopbaanonderbreking) in

    dergelijk systeem.

    De CAO rond telewerk [n 85] te herzien.

    De verdere harmonisatie van de statuten A/B binnen een strikt

    tijdskader te bewerkstellingen, rekening houdend met de financile

  • 7

    impact voor alle betrokken actoren. Men maakt letterlijk melding van

    volgende themas: gewaarborgd loon, jaarlijkse vakantie, tijdelijke werkloosheid en het collectief arbeidsrecht. [Opnieuw worden de PCs geviseerd: men spreekt opnieuw over een vermindering van het aantal PCs en over een modernisering van het sectoraal overleg, rekening houdende met de eengemaakte statuten en de economische sectoren in de 21ste

    eeuw.]

    In dat kader, en op voorstel van de regering, wordt ook de rol van de

    Fondsen voor Bestaanszekerheid herbekeken vanuit het oogpunt van

    een versterkte transparantie en met betrekking tot de inning van

    verplichte bijdragen.

    De regering zal de sociale partners voorstellen de hervorming van de

    opzegtermijnen en de schrapping van de proefperiode te evalueren,

    teneinde eventuele hinderpalen in het aanwervingsbeleid te

    vermijden.

    Werknemers moeten zich inschrijven bij de gewestelijke

    arbeidsbemiddelingsdiensten binnen de maand nadat de opzeg is

    ingegaan. Dit is een voorwaarde om te kunnen genieten van de

    werkloosheidsuitkering.

    De modaliteiten te onderzoeken inzake een omzetting van het krediet

    dat een student kan werken (aan verlaagd tarief) van dagen naar

    uren, zonder dat dat de controle hierop in het gedrang komt.

    Het stelsel van de havenarbeid, in overleg met de sociale partners, te

    moderniseren. [FR: geen melding van overleg sociale partners]

    Het juridisch kader inzake sluiting van onderneming + collectief ontslag

    aan te passen, met het oog op kortere procedures om sneller

    duidelijkheid te bieden. Fase I van een herstructurering kan bovendien

    door een sociaal bemiddelaar afgesloten worden.

    1.5. Tijdskrediet en loopbaanonderbreking

    Harmonisering

    De verschillen tussen het tijdskrediet en loopbaanonderbreking van de

    privsector, de publieke sector en de non-profitsector worden in kaart

    gebracht. Er wordt een traject uitgewerkt om de verschillende stelsels tegen 1

    januari 2020 volledig met elkaar gelijk te schakelen.

  • 8

    Niet-gemotiveerd tijdskrediet

    Het niet-gemotiveerd tijdskrediet opent niet langer rechten op RVA-

    uitkeringen en wordt niet langer gelijkgesteld voor de pensioenberekening. [Datum: 01-01-2015 of onbekend?]

    Gemotiveerd tijdskrediet

    Het gemotiveerd tijdskrediet thematisch verlof blijft als dusdanig bestaan. Wel zullen de loopbaanvoorwaarden en motieven strenger gecontroleerd

    worden.

    Gemotiveerd tijdskrediet zal 12 maand langer kunnen (nu 36 of 48 maanden)

    en gelijkstelling voor pensioen indien volgende motieven worden

    aangetoond:

    Zorg over eigen kind tot 8 jaar (nu 36 maanden)

    Palliatieve zorgen ( nu 36 maanden)

    Bijstaan zwaar ziek of zwaar gehandicapt familie- of gezinslid (nu 36

    maanden maar enkel voor gezinslid of familielid tot tweede graad

    dat zwaar ziek is; 48 maanden voor eigen gehandicapt kind ; 48

    maanden voor eigen minderjarig ernstig ziek kind of minderjarig kind

    dat beschouwd wordt als deel uitmakend van het gezin) [Tijdskrediet met motief opleiding wordt niet met 12 maanden verlengd]

    Landingsbanen

    De uitzonderlijke landingsbanen tussen 50-54 jaar, doven uit.

    Eindeloopbaantijdskrediet dat nu vanaf 55 jaar mogelijk is, wordt vanaf 1

    januari 2015 mogelijk op 60 jaar voor de eerste aanvragen. [Datum uitdoving: 01-01-2025 of niet bekend?]

    [Ter info: bestaande stelsels vanaf 50 jaar die zouden uitdoven hieronder]

    Halftijds tijdskrediet: Zwaar beroep EN knelpuntberoep

    Zwaar beroep: opeenvolgende ploegen, onderbroken diensten,

    werk in nachtploegen

    5 jaar in zwaar beroep tijdens laatste 10 jaar voorafgaand aan

    aanvraag of 7 jaar in zwaar beroep over laatste 15 jaar die aan

    aanvraag voorafgaan

    Knelpuntberoep: verpleegster, verzorgend personeel in

    ziekenhuizen, rust- en verzorgingstehuizen, beroepen hernomen op

    officile lijst

    25 jaar beroepsverleden als loontrekkende

    4/5 tijdskrediet vanaf 50: Zwaar beroep OF 28 jarige loopbaan

    5 jaar in zwaar beroep tijdens laatste 10 jaar voorafgaand aan

    aanvraag of 7 jaar in zwaar over laatste 15 jaar die aan aanvraag

    voorafgaan

  • 9

    Of 28 jarig beroepsverleden als een sector-CAO dit voorziet

    Halftijds tijdskrediet en 4/5 tijdskrediet: ondernemingen in moeilijkheden en in

    herstructurering

    Datum van aanvang tijdskrediet situeert zich binnen periode van

    erkenning van het bedrijf als onderneming in moeilijkheden of in

    herstructurering;

    De aanvraag gebeurt in het kader van een erkenning door de

    minister van werk en viseert het vermijden van ontslagen;

    De aanvraag tot erkenning moeten toelaten het aantal werknemers

    in SWT te verminderen;

    De minister verklaart duidelijk in haar beslissing dat de voorwaarden

    tot erkenning zijn vervuld.

    1.6. Loopbaaneinde

    [Het regeerakkoord laat veel ruimte tot interpretatie. Niet alle SWT-stelsels worden behandeld

    in het regeerakkoord. Een summier overzicht welke stelsels wl en niet worden behandeld.]

    CAO 17 (algemeen stelsel) [Dit stelsel wordt vermeld.]

    Behoud huidige regels voor werknemers die opzeg uiterlijk op 31.10.2014

    ontvangen. [In 2015 verdwijnt het SWT 58/38 lange loopbanen, ingevolge de hervorming van de Regering

    Di Rupo I]

    CAO 17 en Lange Loopbanen

    Jaar Mannen Vrouwen

    2010 58/37 60/30 58/33 60/26

    2011 58/37 60/30 58/33 60/26

    2012 58/38 60/35 58/35 60/28

    2013 58/38 60/35 58/35 60/28

    2014 58/38 60/35 58/38 60/28

    2015 60/40 62/40 60/31 62/31

    2016 60/40 62/40 60/32 62/32

    2017 60/40 62/40 60/33 62/33

    2018 60/40 62/40 60/34 62/34

    2019 60/40 62/40 60/35 62/35

    2020 60/40 62/40 60/36 62/36

    2021 60/40 62/40 60/37 62/37

    2022 60/40 62/40 60/38 62/38

    2023 60/40 62/40 60/39 62/39

    2024 60/40 62/40 60/40 62/40

    [In blauw: de nieuwe leeftijds- en loopbaanvoorwaarden zoals weergegeven in het

    regeerakkoord]

  • 10

    Kliksysteem

    Nog geen duidelijkheid

    Bestaat momenteel enkel voor SWT CAO 17 en Lange Loopbanen

    SWT 58/35 Zware Beroepen [Wordt niet vermeld in regeringsakkoord. Blijft dit stelsel als zodanig bestaan?]

    Huidige regels:

    Hervorming van Regering Di Rupo raakte niet aan dit systeem.

    Sector- of ondernemings-CAO is vereist;

    Zware beroepen: opeenvolgende ploegen, onderbroken diensten,

    werk in nachtploegen;

    7 jaar een zwaar beroep hebben beoefend over laatste 15 jaar die

    aan aanvraag voorafgaan of 5 jaar zwaar beroep tijdens laatste 10

    jaar voorafgaand aan aanvraag;

    58 jaar worden uiterlijk op het einde van de overeenkomst bereikt en

    tijdens CAO;

    35 jaren loopbaan worden uiterlijk op het einde van de overeenkomst

    bereikt, ongeacht de CAO nog van toepassing is of niet;

    Opzegtermijn kan na geldigheidsperiode van CAO aflopen;

    Vliegend personeel kan worden beschouwd als nachtwerker in het

    kader van een SWT.

    Voorbeeld [in hypothese dat dit SWT-stelsel geen impact ondervindt van regeerakkoord]):

    CAO van 1.1.2012 tot en met 31.12.2014 wordt niet verlengd.

    Er loopt een opzeg van 15.11.2013 tot en met 15.04.2015

    Om in SWT te kunnen instappen, moet de werknemer uiterlijk op 31.12.2014 58 jaar

    oud zijn (geldigheidsperiode CAO). De 35 jaren loopbaan moeten ten laatste op

    15.04.2015 zijn bereikt.

    Indien de CAO wordt verlengd, moet de werknemer uiterlijk op 15.04.2015 58 jaar zijn

    geworden, op voorwaarde dat de verlenging hetzelfde leeftijdscriterium voorziet.

    Medisch SWT 58/35 (CAO 105 NAR 2013-2014) [Wordt niet vermeld in regeringstekst. Blijft dit stelsel als zodanig bestaan?]

    Huidige regels:

    Hervorming van Regering Di Rupo I raakte niet aan dit systeem.

    CAO van de NAR is vereist;

    CAO 105 van de NAR van 28 maart 2013 (1.1.2013-31.12.2014)

    Verlengbaar na evaluatie binnen de Commissie zware beroepen in de

    schoot van de NAR;

    Geen sector- of ondernemings-CAO vereist;

    58 jaar worden uiterlijk op het einde van de overeenkomst bereikt en

    tijdens CAO (tussen 1.1.2013 en 31.12.2014)

    35 jaren loopbaan worden uiterlijk op het einde van de overeenkomst

    bereikt, ongeacht de CAO nog van toepassing is of niet;

    Opzegtermijn kan > 31.12.2014 aflopen;

  • 11

    Statuut mindervalide werknemers of werknemers met ernstige

    lichamelijke problemen.

    SWT 57/ 38 verlenging oud stelsel (31.12.2014)

    [Wordt niet vermeld in regeringstekst. SWT in dit stelsel niet meer mogelijk na 31.12.2014]

    Huidige regels:

    58 jaar geworden zijn uiterlijk op het einde van de overeenkomst en 38

    jaar loopbaan.

    CAO uiterlijk neergelegd op 31.05.1987, van toepassing zonder

    onderbreking tot en met 31 december 2007 ; CAO moet uiterlijk zes

    maanden na de datum van invoegetreding neergelegd worden

    Verlenging mogelijk tot maximum 31.12.2014.

    SWT 56/33 Bouw en nachtwerk (CAO 106 2013-2014) [Wordt vermeld in regeringstekst]

    Huidige regels (van toepassing tot 30-10-2014):

    Hervorming van Regering Di Rupo raakte niet aan dit systeem.

    CAO van de NAR is vereist ofwel IPA;

    CAO 106 van de NAR van 28 maart 2013 (2013-2014).

    Sector-CAO is vereist;

    56 jaar (of meer indien sector-CAO bouw) tijdens periode van 1.1.2013

    tot en met 30.10.2014 [volgens regeerakkoord stijgt de leeftijdsvoorwaarde vanaf 31-10-2014 naar 58 jaar]

    33 jaar loopbaan (of meer als CAO van de bouwsector dit vermeldt)

    op het einde van de overeenkomst

    Hetzij, 20 jaar hebben gewerkt in een stelsel met nachtwerkprestaties

    Hetzij PC 124 : over medisch attest beschikken Opzegtermijn kan > 31.12.2014 aflopen

    Suppletief stelsel voor 56 jarigen met 20 jaar arbeid met nachtprestaties

    en 33 jaar loopbaan; activiteitstak die onder geen enkel PC ressorteert

    of een PC dat niet in werking is; toetredingsakte

    Wijzigingen aangebracht door regeerakkoord

    Jaar 2014 2015 2016 2017

    Huidig stelsel 56/33 --- -- --

    Hervorming 56/33 58/33

    56/33 als

    opzeg <

    30.10.2014

    58/33 60/33

  • 12

    SWT 56/40 (2008-2015) zeer lange loopbaan [Wordt vermeld in regeringstekst]

    Huidige regels:

    CAO van de NAR is vereist.

    Van 1.1.2011 tot en met 31.12.2015, geregeld door de wet van 12 april

    2011 (artikel 47)

    Geen sector- of ondernemings-CAO vereist.

    56 jaar of meer tussen 1.1.2011 en 30.10.2014 [Volgens regeerakkoord stijgt de leeftijdsvoorwaarde naar 58 jaar vanaf 31-10-2014 en naar 60 jaar vanaf 01-01-

    2017.] Minstens 40 jaar gewerkt hebben als loontrekkende op het einde van

    de arbeidsovereenkomst.

    Opzegtermijn kan > 31.12.2014 aflopen

    Jaar 2014 2015 2016 2017

    Huidig stelsel 56/40 -- -- --

    Hervorming 56/40 58/40

    56/40 als

    opzeg <

    30.10.2014

    58/40 60/40

    Ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering [Wordt vermeld in regeringstekst]

    Onder Di Rupo I werden de regels reeds verstrengd.

    Huidig stelsel, als begin van de

    periode van ministerile

    erkenning zich situeert:

    na 31.12.2011 voor bedrijven in

    moeilijkheden

    na 31.12.2012 voor bedrijven in

    herstructurering

    Hervorming

    vanaf

    01/01/2017

    SWT

    ondernemingen

    in moeilijkheden

    52 jaar in 2012 52 jaar in 2013 ; 53 jaar in 2014

    ; 53 jaar in 2015 ; 54 jaar in

    2016 ; 54 jaar in 2017 ; 55 jaar

    in 2018

    60 jaar behalve werknemers

    die uiterlijk op 31.12.2016 zijn

    ontslagen (huidige regels)

    SWT

    ondernemingen

    in

    55 jaar in 2013

    Tussen 2013 en 2017: bij

    collectief ontslag = 20% + treft

  • 13

    herstructurering

    alle werknemers van TBE of van

    bedrijfsafdeling die minstens

    twee jaar bestaat op de dag

    van bekendmaking van het

    collectief ontslag: idem regel

    ondernemingen in

    moeilijkheden

    1.7. Deelname aan de arbeidsmarkt aanmoedigen (Dienst Werkloosheid)

    De regering zal de versterkte degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen,

    die door de vorige regering werd ingevoerd, voortzetten.

    De definitie van passende dienstbetrekking zal worden aangepast om meer rekening te houden met de competenties van de werkzoekende en zij zal na

    evaluatie herzien worden om de arbeidsmobiliteit aan te moedigen.

    Er wordt een federaal kader uitgewerkt voor de invoering van een

    gemeenschapsdienst voor langdurig werkzoekenden. Dit wordt uitgevoerd in

    een samenwerkingsakkoord met de Gewesten.

    Dit kader moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

    De gemeenschapsdienst bestaat uit twee halve dagen per week;

    De uitoefening van de gemeenschapsdienst mag de beschikbaarheid

    voor de arbeidsmarkt niet verminderen;

    De gemeenschapsdienst moet worden ingepast in een traject naar

    werk;

    De Gewesten krijgen de mogelijkheid om langdurig werkzoekenden die

    een aangeboden gemeenschapsdienst weigeren, te schorsen.

    De IGU-toeslag voor deeltijds werkenden wordt opnieuw berekend zoals voor

    2008. Na 2 jaar deeltijds werken met IGU-toeslag, wordt deze toeslag met 50%

    verminderd. Er wordt gevalueerd in welke mate deze maatregel de

    uitstroom naar werk dan wel de terugkeer naar de volledige werkloosheid

    stimuleert.

    De regering zal de werkloosheidsreglementering aanpassen, met betrekking

    tot de werkzoekenden die:

    Na meer dan twee jaar werkzoekend te zijn, prestaties leveren ten

    dienste van de samenleving met behoud van hun recht op

    werkloosheidsuitkeringen;

  • 14

    Een opleiding volgen in een knelpuntberoep of die een bedrijfsstage

    voltooien.

    Vanaf 1 januari 2015 wordt voor de nieuwe instroom onder de leeftijd van 21

    jaar het recht op een inschakelingsuitkering gekoppeld aan een minimale

    diplomavereiste. Deze extra voorwaarde geldt zolang de betrokkene de

    leeftijd van 21 jaar niet heeft bereikt.

    De maximale leeftijd in de inschakelingsuitkering wordt verlaagd naar 25 jaar.

    De actieve en passieve beschikbaarheid van werklozen voor werk wordt

    uitgebreid tot 65 jaar.

    De ancinniteitstoeslag voor oudere werklozen wordt afgeschaft voor de

    nieuwe instromers vanaf 1 januari 2015.

    De regering zal overleg plegen met de deelstaten om ervoor te zorgen dat

    de werkloosheidsreglementering zo goed mogelijk de gewestelijke

    beleidslijnen op het vlak van tewerkstelling ondersteunt.

    [Eerste commentaar

    De maatregelen voorzien als een aanmoediging van deelname aan de arbeidsmarkt zijn

    veelal zeer vaag en laten vooralsnog niet toe de preciese impact ervan te beoordelen.

    In het oog springen vooral de besparingen door een verdere afbouw van rechten en een

    verstrenging van de verplichtingen voor de werklozen, zulks vooral in hoofde van jongere en

    oudere werklozen.

    1) Verderzetting van de degressiviteit van het werkloosheidsbedrag

    De onder de vorige regering ingevoerde versterkte degressiviteit van de uitkeringen zal

    luidens het regeerakkoord worden verdergezet.

    Sedert 11/2012 werden de regels voor de geleidelijke vermindering van het uitkeringsbedrag

    (degressiviteit) gevoelig uitgebreid en verscherpt, naargelang de werkloosheidsduur en het

    beroepsverleden. Dat geldt niet alleen voor samenwonenden maar ook voor gezinshoofden

    en alleenstaanden.

    De regering zal die versterkte degressiviteit verderzetten. Er komt geen beperking van het

    recht op werkloosheidsuitkeringen in de tijd.

    2) Aanpassing van de notie Passende dienstbetrekking

    Een werkweigering of werkverlating wordt bestraft als de betrekking passend is.

    Het regeerakkoord voorziet dat de definitie van passend werk zal worden aangepast en ge-

    evalueerd om meer rekening te houden met de competenties van de werkzoekende.

    Actueel moet het passend karakter van een werk stds beoordeeld worden rekening

    houdend met de geschiktheden en vorming (fysieke geschiktheid, intellectuele

    mogelijkheden, beroepservaring, studieniveau, etc).

    Daarnaast geldt er op het vlak van de beroepskwalifcatie een bijzondere bescherming:

    Vanaf 50 jaar is een betrekking in principe maar passend als ze o.m. aansluit bij het

    aangeleerde beroep of aanverwante beroepen. Voor minder dan 50-jarigen geldt die

    bescherming slechts gedurende de 1ste 3 of 5 maanden werkloosheid (naargelang de

    leeftijd en het beroepsverleden). Nadien moet men een betrekking aanvaarden in een

  • 15

    ander beroep. Die bescherming geldt niet als de kans op tewerkstelling in dat beroep zeer

    beperkt is volgens de bevoegde gewestinstelling.

    3) Invoering van een verplichte Gemeenschapsdienst

    [Wie te lang werkloos is moet gemeenschapsdienst doen gedurende 2 halve dagen per

    week, zulks op straffe van schorsing. Die gemeenschapsdienst mag de beschikbaarheid

    voor de arbeidsmarkt niet verminderen en moet ingepast worden in een traject naar werk.

    Vele vragen zijn onbeantwoord.

    Wie wordt beschouwd als langdurig werkloze?

    Hoe valt die verplichting te rijmen met het feit dat ze de beschikbaarheid voor de

    arbeidsmarkt niet mag verminderen?

    Hoe zal gewaarborgd worden dat het gaat om kwaliteitsvol werk?

    Met welke criteria zal er rekening gehouden worden om het passend karakter ervan

    te beoordelen?

    Welk sociaal statuut zal betrokkene genieten?

    Zullen de betrokkenen voor die gemeenschapsdienst een bijkomend inkomen

    verwerven bovenop hun werkloosheidsuitkering?

    Zal zulks de werkloosheid niet eerder bestendigen dan wel een overgang naar de

    klassieke werkgelegenheid bevorderen? Zal die maatregel kleine precaire jobs niet

    extra onder druk zetten?

    Zal bij weigering de schorsing tijdelijk zijn of definitief?

    Zal er rekening gehouden worden met wie al vrijwilligerswerk verricht?

    Hoe zal voorzien worden in een aangepaste begeleiding van de betrokkenen?

    Moeten niet eerder reguliere arbeidscircuits gecreerd worden voor het verrichten

    van gemeenschapsdienst?

    4) Nadeliger berekening van de inkomensgarantie-uitkering (IGU) bij deeltijdse

    werkhervatting

    Het regeerakkoord voorziet om de IGU-toeslag opnieuw te berekenen zoals vr 2008.

    Bovendien zal die toeslag met 50% verminderd worden na 2 jaar deeltijds werken met IGU.

    Een 21-plusser zal dan ook nog maar recht hebben op een IGU als zijn brutomaandloon

    lager is dan 1501,82. Actueel bedraagt de loongrens voor het recht op IGU nog 1559,38.

    Bovendien wordt de forfaitaire uurtoeslag voor de uren die men presteert boven 1/3 van een

    voltijdse betrekking verlaagd in hoofde van samenwonenden en alleenstaanden.

    Die uurtoeslag is momenteel dezelfde voor alle gezinscategorien maar was vr 07/2008

    lager voor samenwonenden en voor alleenwonenden.

    Voorbeeld:

    Een samenwonende heeft het werk halftijds hervat aan een deeltijds maandloon van 1000 bruto.

    Volgens de berekening van vr 07/2008 zou de uurtoeslag 1,10 geweest zijn, terwijl hij volgens de berekening van na 07/2008 en dus volgens de huidige berekening 2,76 zou bedragen ( indexmultiplicator van destijds)

    Dat komt neer op een IGU = 256,13 volgens de berekening van vr 07/2008 resp. op 379,05 volgens de huidige berekening (verschil= 122,92)

  • 16

    5) Aanpassing reglementering voor wie na 2 jaar werkloosheid

    gemeenschapsdienst verricht en voor wie een opleiding in een

    knelpuntberoep volgt of een bedrijfsstage voltooit.

    Het regeerakkoord bevat hieromtrent geen verdere gegevens, alleen een intentieverklaring.

    6) Beperking van het recht op inschakelingsuitkeringen

    Beperking van de toegang tot het recht op uitkeringen na studies

    Om vr zijn 21 jaar nog inschakelingsuitkeringen te kunnen genieten moet men vanaf

    01/01/2015 beschikken over een minimaal diploma. Men zal dus moeten geslaagd zijn voor

    de vereiste studies.

    Geslaagd zijn in zijn studies was tot hiertoe geen voorwaarde. Actueel volstaat dat men

    bepaalde studies of een leertijd voleindigd heeft (met of zonder diploma) of studies gevolgd heeft in het hoger onderwijs (al of niet voltooid) op voorwaarde dat men voordien

    minstens 6 jaar gestudeerd heeft (ongeacht het niveau).

    Jonge laag- en ongeschoolde werkzoekenden zullen hierdoor tot hun 21 jaar uit de boot

    vallen. Wat zullen hun rechten zijn in de andere takken van de sociale zekerheid ?

    - Verlaging van de maximale leeftijd tot 25 jaar

    Alleen wie na de beroepsinschakelingstijd en vr zijn 25ste verjaardag uitkeringen heeft

    aangevraagd kan voortaan recht krijgen op inschakelingsuitkeringen.

    Tot nu toe lag die leeftijdsgrens op 30 jaar.

    Hoger geschoolden en zittenblijvers riskeren hierdoor niet meer in aanmerking te komen voor

    uitkeringen na studies, en hierdoor evenmin voor zekere tewerkstellingsmaatregelen. Zij

    riskeren in armoede te verzeilen of terug te vallen op leefloon.

    7) Optrekking leeftijd mbt beschikbaarheid van werkzoekenden

    Werklozen zullen tot hun 65ste beschikbaar moeten zijn voor werk.

    Ze zullen tot hun 65 jaar actief moeten zoeken naar werk en als werkzoekende moeten

    ingeschreven blijven (actieve beschikbaarheid). Actueel zijn enkel werkzoekenden jonger

    dan 55 jaar (58 jaar vanaf 2016) onderworpen aan de controle op het actief zoekgedrag

    naar werk (Dispo).

    Bovendien zullen werklozen tot hun 65 jaar passend werk of een passende opleiding moeten

    aanvaarden op straffe van sanctie (passieve beschikbaarheid).

    Actueel geldt er vrijstelling van inschrijving als werkzoekende en mag men passend werk of

    een opleiding weigeren vanaf 60 jaar en zelfs vanaf 50 jaar na 1 jaar werkloosheid en 38 jaar

    beroepsverleden.

    8) Afschaffing ancinniteitstoeslag

    Een oudere werkloze kan actueel vanaf zijn 55 jaar genieten van een toeslag bovenop zijn

    normale werkloosheidsuitkering (ancinniteitstoeslag), na 1 jaar werkloosheid en mits hij 20

    jaar beroepsverleden heeft. Die toeslag verschilt volgens de leeftijd en de gezinssituatie.

    Luidens het regeerakkoord zal die toeslag afgeschaft worden voor nieuwe instromers vanaf

    01/01/2015.

  • 17

    Voorbeeld :

    Een oudere samenwonende werkloze van minstens 58 jaar ontvangt na 1 jaar werkloosheid

    per maand gemiddeld een werkloosheidsuitkering van maximum 859,30 zonder ancinniteitstoeslag resp. maximum 1181,44 met ancinniteitstoeslag (verschil van 322,14/m)]

    1.8. Re-integratie van personen die arbeidsongeschikt zijn

    Hervorming van de verzekering arbeidsongeschiktheid m.o.o. het bevorderen

    van de re-integratie van de betrokkenen. ( uitgangspunt is wat de

    betrokkene nog kan en niet wat hij niet meer kan.)

    Opzetten herintegratieprogramma voor de terugkeer naar werk en specifieke

    opleidings-mogelijkheden versterken om zo een snellere herintegratie op de

    arbeidsmarkt te bevorderen.

    Ten laatste 3 maanden na de start van de arbeidsongeschiktheid wordt een

    re-integratieplan en voor wie het nodig is tevens een tijdelijk

    herinschakelingstraject opgemaakt met prioritaire aandacht voor de

    (rest)mogelijkheden op de arbeidsmarkt. (multidisciplinaire aanpak,

    elektronische communicatietool, responsabiliserend systeem).

    Regelmatige opvolgingsgesprekken worden georganiseerd, waarbij de

    voormalige werkgever en de gewestelijke arbeidsbemiddelingsdienst

    betrokken worden.

    Nu: de mogelijkheid voor personen met een arbeidsongeschiktheid van

    minstens 50% om gedeeltelijk het werk te hervatten.

    Onderzoek: Uitbreiding van deze mogelijkheid naar personen met een lager

    percentage AO.

    Versterken en uitvoeren samenwerkingsakkoorden tussen het RIZIV en de

    gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling om specifieke

    opleidingsmogelijkheden en begeleiding te voorzien voor de professionele re-

    integratie van arbeidsongeschikten.

    Onderzoek mogelijkheid gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

    Versterken mogelijkheden op integratie AO op de arbeidsmarkt.

    Onderzoek toename arbeidsongeschikten met psychische pathologien.

    Ontwikkelen van guidelines voor de evaluatie van arbeidsongeschiktheid.

    Oprichten Raad voor medische evaluatie.

    Procedures inzake erkenning, evaluatie, controle en activering van

    werknemers en ambtenaren sterker op elkaar worden afgestemd.

    Verstrengen procedure voor de toekenning van de uitkeringen in het stelsel

    van de RIZIV-uitkeringen en de controle versterken en frequenter maken.

  • 18

    De periode van gewaarborgd loon bij arbeidsongeschiktheid wordt op 2

    maand gebracht. Zo worden werkgevers geresponsabiliseerd en krijgen ze de

    mogelijkheid om via preventieve maatregelen en aangepast werk, te

    vermijden dat de werknemers definitief de arbeidsmarkt verlaten en

    arbeidsongeschikt blijven.

    [Door het recht in te voeren op twee maanden gewaarborgd loon, te betalen door de

    werkgever, moet er minder snel beroep gedaan worden op het ziekenfonds wat een

    besparing betekent van 300 miljoen euro. Echter de helft daarvan, 150 miljoen, zou

    terugvloeien naar de werkgever in de vorm van een loonlastenverlaging. Volgens sommige

    werkgeversorganisaties zou deze besparing aan de werkgevers veel meer dan het

    vooropgestelde bedrag kosten indien de werknemer een gewaarborgd loon gelijk aan het

    normale brutoloon krijgt. In ieder geval zal deze maatregel ongetwijfeld het sociaal overleg

    betreffende de harmonisatie van de statuten zwaar benvloeden.]

    1.9. Arbeidsmarkt inclusief maken

    Beoogde doel: gelijkheid van kansen (toegang werk en loon in verhouding

    tot competenties) op de arbeidsmarkt voor bepaalde kansengroepen zijnde:

    Vrouwen: steun bij toegang tot bestuurs- en directiefuncties

    Werknemers van buitenlandse afkomst

    Personen met een arbeidshandicap: uitbreiding combinatie

    integratietegemoetkoming met beroepsinkomsten n verhoging van

    de plafonds voor de toegelaten beroepsinkomsten in aanvulling op

    een arbeidsongeschiktheid of invaliditeitsuitkering Ouderen: verhoging participatie [Formulering gebruikt door tekst

    regeerakkoord] Jongeren: opvoeren strijd tegen jeugdwerkloosheid

    Aandachtspunten:

    Aandacht voor loonkloof

    Verzoening werk-privleven

    Verticale en horizontale segregatie van de arbeidsmarkt

    Het voeren van een divers en niet-discriminerend personeelsbeleid in

    zowel de private als de publieke sector

    1.10. KMOs

    De regering stelt dat KMOs de ruggengraat van de Belgische economie zijn en tussen 2002 en 2010 85 % van de nieuwe banen gecreerd hebben. Om

    de groei van KMOs en jobcreatie te bevorderen zal men gerichte beleidsmaatregelen ontwikkelen om hun concurrentievermogen te

    ondersteunen. Men wil in dit kader vooral lagere arbeidskosten en een

    vermindering van de administratieve lasten. Om deze doelstellingen te

    realiseren zal de regering een KMO-plan uitwerken.

  • 19

    1.10.1. Elektronische handel

    De regering zal een verzelfstandigd platform voor elektronische handel

    ontwikkelen in samenwerking met de vertegenwoordigers van de

    verschillende sectororganisaties. Men wil e-commerce alle kansen geven en

    in dit kader de structurele handicap ten opzichte van het buitenland

    wegwerken.

    Men wil dit realiseren door de ontwikkeling van een betrouwbaar online

    betaalplatform te ondersteunen en de online veiligheid te verbeteren. Een

    belangrijk element is het feit dat men in het kader van e-commerce de

    wetgeving inzake nachtarbeid zal onderzoeken, in functie van het

    concurrentieel maken van het nachtelijk voorbereiden van verzendingen.

    Daarnaast zal men ook de haalbaarheid van een volledig dekkend ADR-

    systeem (alternatieve geschillenbemiddeling) onderzoeken.

    1.10.2. Horeca

    De regering zal in overleg met de sector een fiscale lastenverlaging van de

    overuren van 180 naar 360 uren toekennen teneinde de arbeidskosten te

    verlagen.

    De wettelijke interne grens wordt van 143u naar 250u gebracht.

    Daarnaast wordt bij de gelegenheidsarbeid voor de werkgever de grens (dit

    is de berekening van de socialezekerheidsbijdragen op een voordelige

    forfaitaire basis van 7,5 per uur en 45 per dag) van 100 op 200 dagen gebracht. Werknemers met minimaal een 4/5 job bij een andere werkgever

    kunnen in de horeca bijverdienen aan het nettoloon verhoogd met 25%

    bevrijdende bedrijfsvoorheffing. De regering onderzoekt bovendien alle

    aspecten van een mogelijke uitbreiding van dit systeem naar de handel en

    bouwsector. [Tekst is nogal vaag]

    Deze maatregelen, in de loop van 2015 ingevoerd, zullen via de controle via

    de geregistreerde kassa verlopen.

    1.10.3. Financiering van ondernemingen

    De regering zal een reeks maatregelen treffen om liquiditeits- en

    financieringsproblemen bij KMOs te verhelpen. Men zal onder meer de wetgeving op betalingstermijnen aanscherpen en de nieuwe wetgeving op

    de relaties tussen banken en ondernemingen evalueren. Daarnaast zal de

    regering onderzoek uitvoeren naar onder meer de invoering van de wettelijke

    schuldvergelijking naar Nederlands model en de integratie van

    faillissementsberichten en collectieve schuldenregelingen in het publiek

    toegankelijk deel van het centraal beslagregister.

    1.11. Administratieve vereenvoudiging

    De administratieve lasten werden voor het jaar 2012 op 5,13 miljard euro of

    1,37% van het BBP geraamd.

  • 20

    Doelstelling is het vermindering van de administratieve lasten met 30%, door

    o.a. het opstellen en toepassen van een plan voor de vereenvoudiging van

    de administratieve lasten die op de bedrijven wegen, bijvoorbeeld de

    veralgemening van de elektronische facturatie en de vereenvoudiging van

    de toepassing van de fiscale en sociale wetgeving.

    1.11.1. De elektronische facturatie

    Dit vormt een competitief voordeel voor onze ondernemingen op

    internationaal vlak dus moet ze nog meer gebruikt worden.

    De regering zal op de volgende punten inspanningen doen:

    Uitbreiding van het lopende pilootproject tot alle departementen zodat

    deze de elektronische facturen van hun leveranciers via Fedcom

    kunnen ontvangen en behandelen

    De elektronische facturatie zal voor de overheid verplicht worden vanaf

    2016

    De leveranciers van de overheid moeten hun facturen via hetzelfde

    elektronisch platform kunnen doorzenden, ongeacht of de

    bestemmeling de federale, de regionale of de lokale overheid is, dit in

    het kader van de vereenvoudiging

    De federale overheid zal ertoe aangezet worden om een elektronische

    factuur van haar leveranciers te eisen.

    Aanmoedigingsacties om het gebruik van de elektronische facturatie

    binnen de KMOs te bevoordelen en te bevorderen

    1.11.2. Optimalisatie van de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO)

    De opdrachten van de KBO moeten versterkt worden. De KBO moet de enige

    administratieve gesprekspartner van de KMOs en van de Gewesten worden.

    Alle ondernemingen en zelfstandigen (opgelijst in de KBO), moeten melding

    geven van een e-mailadres. Dit wordt het officieel adres en zal erkend

    worden als het fysieke adres van de maatschappelijke zetel.

    1.11.3. KMO test

    In het kader van Think Small First zal de nagestreefde vereenvoudiging worden bereikt door de omzetting van de bestaande richtlijnen voor de

    Europese KMO-test De administratieve formaliteiten zullen verminderd worden om te garanderen dat de KMOs gemakkelijk toegang krijgen tot overheidsopdrachten.

  • 21

    1.11.4. Only once

    Vereenvoudiging van het versturen van informatie tussen ondernemingen en

    overheid. Gebruik van de verklaring op erewoord en de informatie en

    documenten waarop de verklaring op erewoord betrekking heeft,

    elektronisch via het Telemarc systeem te consulteren.

    1.11.5. Overheidsopdrachten

    De KMOs zijn zelden op de hoogte van het openen van overheidsopdrachten. Om gemakkelijker toegang te geven tot

    overheidsopdrachten voorziet men een elektronische ontvangst van de

    betreffende lastenkohieren voor ondernemingen die belangstelling hebben

    getoond voor een bepaalde type van overheidsopdrachten.

    Aanmoediging van de systematische bekendmaking van de aankondigingen

    van opdrachten op de bestaande elektronische portaalsites

    overheidsopdrachten.

    Vereenvoudiging van de boekhoudingswetgeving voor bedrijven maar met

    behoud van verplichting tot publicatie van een jaarrekening.

    Voor wat de jaarrekening betreft: Het voorzien van de nodige regels die

    rekening houden met KMOs en die het only-once principe respecteren, vooral voor aspecten met betrekking tot de sociale balans.

    Zij zullen elektronisch verstuurd kunnen worden, waardoor de publicatiekosten

    met de helft dalen.

    Een uitgebreide samenwerking tussen de federale regering en de gewesten

    en gemeenschappen dient te worden voorzien in dit kader.

    Tot vereenvoudiging van de administratieve lasten van een onderneming is

    het noodzakelijk om een ex post analyse van de wetgevingen en van de

    administratieve voorschriften te voorzien

    Evalutie en rationalisatie van het takenpakket van de federaal erkende

    ondernemersloketten met het oogpunt de administratieve kostprijs voor

    ondernemingen te doen dalen.

    Het voorzien van een reglementair kader voor de private begeleidende

    organisaties in uitvoering van de WCO-wet.

    Er wordt gesnoeid in de uitgevoerde NIS- enqute.

    1.12. Een proactief beleid voor het vermijden van faillissementen en het

    herstarten na faillissement.

    In het kader van de wet betreffende de continuteit van de ondernemingen

    (WCO) plant de regering de volgende initiatieven:

  • 22

    Een verplicht voorafgaande opportuniteitstoets door de Kamers voor

    handelsonderzoek wanneer een bedrijf beroep doet op de WCO wet;

    Een gehele evaluatie van de wet;

    Een aanpassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen

    betreffende de faillissementen aan de WCO wet en de

    verschoonbaarheid van de gefailleerde.

  • 23

    2. Pensioenhervorming

    Voor de periode tot 2030 hervorming van de pensioenen met het rapport van

    de commissie pensioenhervorming 2020-2040 als wetenschappelijke basis

    evenals een loopbaanhervorming. Hervormingen treden in werking tussen nu

    en 2030. De regering zal over de pensioenhervoming ( 10 principes) intensief

    sociaal overleg plegen met de sociale partners.

    De omschakeling naar een puntensysteem (zal voor de berekening van het

    pensioen) worden uitgewerkt.

    Oprichting adviserend Nationaal Pensioencomit: zal instaan voor opvolging

    sociale en financile houdbaarheid drie stelsels. Samengesteld uit : regering,

    werknemers, zelfstandigen, ambtenaren en overheidsniveaus. Ondersteund door Kenniscentrum voor de Pensioenen en door Academische raad ( =

    commissie pensioenhervorming). Ook betrokkenheid van Federaal

    Planbureau, Studiecommissie vergrijzing en universiteiten.

    Evaluatie 5j na invoering puntensysteem.

    2.1. Actief ouder worden

    2.1.1. Uitstellen van pensionnering

    2.1.1.1. Vervroegd pensioen

    Behoud groeitraject Di Rupo voor 2015 en 2016 en uitbreidingen leeftijd en

    loopbaanvoorwaarden tot 2019.

    minimumleeftijd Loopbaanvoorwaarde Uitzonderingen lange

    loopbanen

    Di

    Rupo

    2014 61j 39j 60j indien 40j loopbaan

    2015 61,5j 40j 60j indien 41j loopbaan

    2016 62j 40j 60j indien 42j loopbaan

    61j indien 41j loopbaan

    Michel

    2017 62,5j 41j ? 60j indien 43j loopbaan? ? 61j indien 42j loopbaan?

    2018 63j 41j ? 60j indien 43j loopbaan? ? 61j indien 42j loopbaan?

    2019 63j 42j 60j indien 44j loopbaan

    61j indien 43j loopbaan

    Vandaag kan je op je 61j met vervroegd pensioen als je een loopbaan van

    39 jaar bewijst. Tegen 2016 wordt dat dan 62 jaar voor een loopbaan van 40

    jaar. De nieuwe regering trekt de minimumleeftijd in 2017 op naar 62,5 jaar en

  • 24

    tot 63 jaar in 2018. De loopbaanvoorwaarde stijgt naar 41j in 2017 en 42 j in

    2019.

    Er blijft wel een uitzondering voor de lange loopbanen. In 2019 kan je nog

    steeds op 60 met vervroegd pensioen, als je op dat moment een loopbaan

    van 44 jaar hebt of op 61 jaar met 43 loopbaanjaren. ( de uitzonderingen

    voor 2017 en 2018 zijn niet expliciet in het akkoord vermeld !)

    Wie voor eind 2016 aan de voorwaarden vervroegd pensioen voldoet

    behoud zijn recht op vervroegd pensioen. Idem voor wie voor 28 november

    2011 overeenkomst vervroegd pensioen op 60j gesloten heeft met hun

    werkgever (35jloopbaan) , idem indien opzegtermijn ingegaan voor 1/1/2012.

    Overgangsbepaling voor wie 58j is in 2016 max 2 jaar bijkomend werken en bij

    59 j max 1 jaar. Overleg met sociale partners is voorzien.

    2.1.1.2. Wettelijke pensioenleeftijd

    Indien kortere loopbaan dan 45j keuze om al dan niet op 65j met pensioen te

    gaan.

    Verlengen van de wettelijke pensioenleeftijd: tot 2024 blijft de wettelijke

    pensioenleeftijd 65 jaar. In 2025 komt er een verhoging naar 66 jaar, en vanaf

    2030 wordt dit 67 jaar. De modaliteiten zullen besproken worden in het

    Nationaal Pensioencomit.

    Concreet :

    Ben je momenteel ouder dan 57 jaar, dan verandert er niets en blijf je

    onder de huidige pensioenregeling.

    Ben je momenteel 57 jaar (en 59 in 2016), dan werk je maximaal n

    jaar langer dan onder de huidige pensioenregeling.

    Ben je momenteel 56 jaar (en 58 in 2016), dan moet je er maximaal

    twee jaar bijdoen.

    Ben je momenteel tussen de 51 en 55 jaar, dan wordt de wettelijke

    pensioenleeftijd 66 jaar.

    Ben je momenteel jonger dan 51 jaar, dan wordt de wettelijke

    pensioenleeftijd 67 jaar.

    Wie werkt na het bereiken van de referentieloopbaan zal bijkomende

    pensioenrechten opbouwen (dus wie meer dan 14040 dagen(

    =45j*312d) werkt blijft pensioenrechten opbouwen).

    Wie na 65j werkt kan rechten openen op economische werkloosheid

    en ziekte-uitkeringen.

  • 25

    2.1.1.3. Toegestane arbeid

    Geen cumulbeperking pensioen met beroepsinkomsten meer na de

    wettelijke pensioenleeftijd OF na 45 j loopbaan. Jaren beroepsarbeid openen

    dan wel geen bijkomend pensioenrecht.

    In andere gevallen bij overschrijding toegelaten grenzen wordt de sanctie in

    verhouding gebracht tot de overschrijding ( nu volledige schorsing pensioen

    indien overschrijding 25% bedraagt en vermindering van het pensioen met

    percentage overschrijding indien overschrijding minder dan 25%).

    Bij vervroegd pensioen behoud van huidige inkomensgrenzen.

    2.1.1.4. Complement grensarbeid

    Belgische pensioenen die betaald worden aan wie in het buitenland werkte

    en geen bijdragen in Belgi betaald heeft worden minder genereus en

    doven uit op termijn. ( uitz weduwen(-aars)).

    2.1.2. Automatische aanpassingsmechanismen

    2.1.2.1. Puntensysteem pensioenberekening

    Ten laatste in 2030 zal een puntensysteem voor de pensioenberekening in

    werking treden. De regering zal hierover overleggen met de sociale partners

    en het nationaal Pensioencomit.

    Pensioen = (aantal punten) x (waarde van het punt)

    Het aantal punten hangt af van :

    - De verhouding tussen de eigen beroepsinkomsten en het gemiddeld arbeidsloon van de actieven in het eigen stelsel EN

    - De lengte van de eigen loopbaan t.o.v de referentieloopbaan in het eigen stelsel.

    De waarde van het punt is een functie van het gemiddeld arbeidsinkomen

    van de actieven in het eigen stelsel op het moment van de opname van het

    pensioen.

    2.1.2.2. Moment openen recht op pensioen.

    Ten laatste in 2030 zullen de voorwaarden om het wettelijk of vervoegd

    pensioen op te nemen automatisch worden aangepast rekening houdend

    met demografische, financile evoluties van het pensioensysteem en de

    stijging van de levensverwachting. Overgangsbepaling van drie jaar voorzien.

    2.2. 2.2. Pensioenbonus

    Wordt afgeschaft vanaf 1/1/2015 voor wie niet aan de voorwaarden voldoet

    om hem op te bouwen.

    Uitzondering : behoud huidige regels voor wie reeds pensioenbonus aan het

    opbouwen is.

  • 26

    2.3. Ambtenarenpensioenen

    Pensioenhervormingen in nauw overleg met ambtenarenvakbonden m.o.o.

    harmonisering met de wetgeving privsector.

    Behoud van de in het ambtenarenstelsel opgebouwde pensioenrechten.

    Onderhandelingen over :

    Afbouw diplomabonificatie vanaf 2015 met 6 maanden per jaar

    voor de opening van het vervroegd pensioenrecht.

    Mogelijke persoonlijke regularisatiebijdrage voor studieperiodes

    wordt doorverwezen naar het Nationaal Pensioencomit.

    Preferentile tantimes worden vervangen door 1/60e zowel voor de

    opening van het pensioenrecht als voor de pensioenberekening (

    uitz zware beroepen).

    Politie: uitvoering arrest grondwettelijk hof uitz wie op 10/7/2014 reeds pensioen kon aanvragen + overgangsregeling voor wie 53

    jaar is op 10/7/2014)

    Contractueel overheidspersoneel benoemd na het regeerakkoord

    geen opname meer van contractuele jaren voor het

    ambtenarenpensioen. ( uitz tijdelijke personeelsleden onderwijs) De

    inwerkingtreding van deze maatregel is gekoppeld aan een tweede

    pijler pensioen voor contractuelen.

    De voorwaarde dat een statutair ambtenaar minimaal vijf

    effectieve dienstjaren moet hebben om aanspraak te kunnen

    maken op een wettelijk rustpensioen als statutair ambtenaar wordt

    opgeheven vanaf 2015.

    Hervorming van het ziektepensioen naar een dekking door het RIZIV

    : te onderzoeken door het Technisch Comit voor de pensioenen

    van de overheidssector.

    2.4. Zware beroepen

    In overleg met sociale partners specifieke pensioenmaatregelen treffen voor

    zware beroepen in de privsector en de openbare sector nl. :

    - Opstellen objectieve criteria voor opstellen voor herziening vatbare lijst van zware beroepen en preferentile tantimes.

    - Voordeliger modaliteiten loopbaanvoorwaarden en pensioenberekening.

    Specifieke maatregelen om de loopbaan verder te zetten nadat men een

    zwaar beroep heeft uitgeoefend.

    Sociale partners bepalen op interprofessioneel niveau een maximum aantal

    zware beroepen.

    2.5. Uitbreiden aandeel van gewerkte periodes.

    Evaluatie van de loonplafonds voor de inaanmerkingname van gewerkte en

    niet-gewerkte periodes voor het pensioen.

  • 27

    De regering zal de gelijkstellingen tussen de verschillende pensioenstelsels

    harmoniseren. Ze zal deze wegen in functie van twee criteria: het al dan niet

    vrijwillig karakter, en de maatschappelijke meerwaarde van de periodes die

    gedekt worden door een gelijkstelling.

    Ziekte, invaliditeit, arbeidsongeschiktheid, arbeidsongeval, beroepsziekte en

    moederschapsrust worden volledig en aan het laatst verdiende loon

    gelijkgesteld.

    De gelijkstelling voor niet-gemotiveerd tijdskrediet en loopbaanonderbreking

    wordt afgeschaft. [cfr. 1.5]

    Gemotiveerd tijdskrediet, loopbaanonderbreking en thematische verloven

    worden volledige en aan het laatst verdiende loon gelijkgesteld.

    De gelijkstelling en het recht voor het gemotiveerd tijdskrediet wordt

    uitgebreid met maximum 12 maanden als het opgenomen wordt voor de

    volgende motieven:

    Om te zorgen voor zijn kind tot de leeftijd van 8 jaar; Om palliatieve zorgen toe te dienen; Om een zwaar ziek of gehandicapt gezins- of familielid bij te

    staan of te verzorgen.

    2.6. Armoedebestrijding en minimumpensioen.

    Alle gewerkte of gelijkgestelde dagen, ongeacht het stelsel waarin ze

    gepresteerd worden, zullen een recht geven op een minimum pensioen, op

    voorwaarde dat minstens een bepaald minimum aantal dagen gepresteerd

    of gelijkgesteld wordt over de hele loopbaan.

    Wie gedurende een volledige loopbaan voltijds heeft gewerkt, moet op die

    manier recht hebben op een minimumpensioen dat minstens 10 % hoger is

    dan de armoededrempel. Ook de IGO wordt verder versterkt.

    De nadelige gevolgen van een gemengde loopbaan werknemer-

    zelfstandige voor het minimumpensioen worden weggewerkt.

  • 28

    2.7. Gezinsdimensie pensioenen en gewijzigde maatschappelijke tendensen

    2.9. Democratisering van de aanvullende pensioenen.

    [Enkel de punten die relevant zijn voor de werknemers worden hier aangehaald. De meeste

    punten in dit hoofdstuk betreffen een verderzetting van initiatieven vanuit de vorige

    legislatuur.]

    Aanpassen van het huidige rechtskader van aanvullend pensioen tot een

    stelsel voor contractuelen bij de overheid.

    Parallel met de invoering van een gemengd pensioen (een pensioen van

    werknemer voor de jaren als contractueel en een overheidspensioen voor de

    jaren als statutair)

    Doel:

    1. aanmoediging van de openbare besturen en de

    overheidsbedrijven aangemoedigd worden om een aanvullend

    pensioenstelsel te ontwikkelen bij contractueel

    overheidspersoneel

    2. een begin maken met de opbouw ervan voor het federaal

    overheidspersoneel met een voldoende bijdrageniveau.

    3. invoeren van een geleidelijke verplichting tot het uitvoeren van

    het aanvullend pensioen aan een pensioeninstelling.

    De fiscale behandeling van de uitkering in rente of kapitaal.

    De opname in rente of kapitaal van het aanvullend pensioen moet op elkaar

    afgestemd worden.

    De bestaande fiscale voordelen worden niet verlaagd.

    Het stimuleren van het aanbod van renteproducten op de markt.

    Er moet een analyse gemaakt worden van de te nemen maatregelen om dit

    aanbod te stimuleren.

    Onderzoeken met het Nationaal Pensioencomit en het Kenniscentrum voor

    de Pensioenen, op welke manier een modernisering van de gezinsdimensie

    en een hervorming van afgeleide rechten in het pensioensysteem kunnen

    worden doorgevoerd ( gezinstarief, pensioensplit gehuwde en wettelijk

    samenwonende, billijker overlevingspensioen).

    Voldoende lange overgangsperiodes worden voorzien. Inwerkingtreding van

    deze hervormingen ten vroegste plaats op het moment van inwerkingtreding

    van het puntensysteem.

    2.8. Opname deeltijds pensioen wordt onderzocht.

  • 29

    80%-regel.

    De toepassingsproblemen van de fiscale 80%-regel dienen onderzocht te

    worden. Een bijkomend onderzoek om deze 80%-grens ook uit te drukken in

    punten.

    Nieuwe berekeningsbasis:

    1. Identificeerbare parameters die rekening houden met de reeds

    gepresteerde loopbaan.

    2. Een gemiddeld loon over een aantal jaren (om kunstmatige

    verhogingen van het loon (op het einde van de loopbaan) te

    voorkomen)

    3. De parameters voor de berekening van de nieuwe grens zullen in

    overeenstemming gebracht worden met de beschikbare

    informatie in de databank Opbouw Aanvullende Pensioenen. [Om te vermijden dat in een groepsverzekering te grote bedragen worden verzekerd, heeft

    de fiscus een maximum vastgelegd betreffende de aftrekbaarheid van de premies. De som

    van het wettelijk pensioen en de aanvullende voordelen mogen niet meer dan 80% van de

    jaarlijkse brutobezoldiging bedragen. De vergoedingen derde pijler worden hier niet

    meegeteld.]

    Minimum rendementsgarantie

    Er dient een minimum rendementsgarantie te blijven doch het is essentieel

    dat nieuwe toezeggingen opnieuw verzekerbaar worden volgens de

    regering. Er moet in die optiek een billijke verhouding tussen deze

    rendementsgarantie en de rele rendementen gevonden worden. [Tot op heden is de rendementsgarantie vastgelegd op 3.25 % voor werkgeversbijdragen en

    3.75% voor werknemersbijdragen. Men gaat dus de optie bekijken om een soort van

    mechanisme in te voeren waarbij indien de rele rendementen dalen respectievelijk stijgen,

    de minimum rendementsgarantie ook daalt respectievelijk stijgt.]

    Bijdrageniveau in elke sector van minimaal 3%

    Elke sector dient voor aanvullende pensioenen een bijdrageniveau van

    minimaal 3% te bereiken. De sociale partners worden gevraagd om te

    onderzoeken in welke mate een bepaald percentage van de loonstijgingen

    bij akkoord kan worden aangewend voor bijdragestortingen in de

    aanvullende pensioenen om tot dit minimum niveau te komen. Deze

    mogelijkheid kan in een meerjarenperspectief opgevat worden maar moet

    wel bindend gemaakt worden. De regering stelt voor om dit dossier toe te

    voegen aan de agenda van het volgend interprofessioneel akkoord.

    Opbouw van een vrij aanvullend pensioen in de 2 pijler door de werknemer.

    Opbouw via inhoudingen op het loon van de werknemer door de werkgever.

    Het bedrag kan door de werknemer bepaald worden binnen bepaalde

    grenzen. De fiscale voordelen zijn gelijk aan deze van de aanvullende

    pensioenstelsels ingesteld door de werkgever.

  • 30

    Vervroegde uittreding voor het wettelijk pensioen.

    De regering wenst de vervroegde uittrede inzake aanvullende pensioenen te

    ontmoedigen zodat het aanvullend pensioen niet kan opgenomen voor de

    wettelijke pensioenleeftijd. Er zal een verbod worden ingesteld, mits

    overgangsmaatregelen, tot vermelding in het pensioenreglement van

    regelingen tot vroegtijdige pensionering.

    Belgi moet aantrekkelijk blijven voor pan-Europese pensioenfondsen.

    Pensioeninstellingen zijn lang een exclusief nationale materie geweest. De

    Europese IORP-richtlijn 2003/41/EG heeft de creatie van Pan-Europese

    fondsen, pensioeninstellingen die in meerdere landen van de EU werkzaam

    zijn, mogelijk gemaakt.

    De regering zal verder onderzoek voeren naar:

    - Een versterking van de 3 pijler.

    - De in aanmerking name van de parameters voor de berekening van

    de solidariteitsbijdrage onderzoeken.

    2.10. Tranparante informatie aan (toekomstige) gepensioneerden.

    De opbouw van de wettelijke pensioenen moet transparant zijn: iedere burger moet jaar na jaar zijn pensioenopbouw kunnen volgen, ook de

    jongeren, verwijzing naar het rapport van de pensioencommissie.

    Er zal vanuit de regering, samen met de sociale partners, toegezien worden

    op de verdere uitbouw van de reeds opgestarte gemeenschappelijke (RVP,

    RSVZ en PDOS) pensioenmotor (my pension) en de databank tweede pijler

    (DB2p).

  • 31

    3. Sociale vooruitgang en gezondheidszorg

    3.1. Waarborgen van de financiering van de sociale zekerheid

    Herzien manier waarop de sociale zekerheid wordt gefinancierd.

    De Belgische sociale zekerheid omvat een delicaat evenwicht tussen een

    solidariteitsprincipe en een verzekeringsprincipe. Het globale budget van de

    sociale zekerheid van de werknemers wordt momenteel vooral gefinancierd

    via sociale bijdragen. Deze vertegenwoordigen ongeveer twee derden van

    de sociale-zekerheidsontvangsten.

    Het overblijvende derde wordt momenteel gefinancierd door de Staat via

    een rijkstoelage, een systeem van meerdere alternatieve financieringen

    (gevormd uit een percentage van btw- en andere fiscale ontvangsten),

    alsook een evenwichtsdotatie die het evenwicht waarborgt van de rekeningen van de sociale zekerheid.

    De evenwichtsdotatie wordt elk jaar bij koninklijk besluit bepaald, zodat de

    sociale zekerheid geen surplus of tekort vertoont op haar rekeningen.

    Vervolgens wordt deze verdeeld tussen de globale beheren

    loontrekkenden (90%) en zelfstandigen (10%).

    Twee elementen zullen een wijziging vergen van de financiering van de

    sociale zekerheid:

    - Daling van de uitgaven na de zesde staatshervorming - Verminderingen van sociale bijdragen ( rekening houden met

    terugverdieneffecten via creatie van nieuwe jobs)

    De evenwichtsdotatie heeft geen wettelijke basis meer vanaf 2015. Om de

    financiering van ons sociaal-zekerheidsstelsel te waarborgen, zal de regering

    de evenwichtsdotatie verlengen en evalueren in het perspectief van

    transparantie en responsabilisering.

    Aan de sociale partners wordt gevraagd na te denken over de financiering

    van de gezondheidszorgen. In overleg met de sociale partners zullen de

    financieringsbronnen worden gevalueerd om rekening te houden met de

    impact van de 6de staatshervorming. De regering wil ook de alternatieve

    financiering vereenvoudigen.

  • 32

    3.2. Zelfstandigen

    De regering zal het pensioen van alleenstaande zelfstandigen afstemmen

    op dat van alleenstaande loontrekkenden. De regering zal tevens een

    oplossing bieden voor de impact van een gemengde loopbaan op het

    minimumpensioen.

    De tweede pensioenpijler zal toegankelijk gemaakt worden voor

    zelfstandigen die als natuurlijke persoon werken.

    De nieuwe berekeningswijze van de sociale bijdragen zal vanaf 1 januari

    2015 worden toegepast en het voorwerp uitmaken van de door de wet

    voorziene evaluatie.

    Nieuwe verbeteringen zullen onderzocht worden in zoverre de budgettaire

    mogelijkheid dit toelaat, waaronder prioritair:

    De uitbreiding van de faillissementsverzekering tot alle gedwongen

    stopzettingen, inclusief voor economische redenen;

    De verbetering van de procedure voor vrijstellingen van het betalen

    van sociale bijdragen;

    De werking van de Commissie voor de Vrijstelling van bijdragen wordt

    verder gestroomlijnd om de dienstverlening naar de zelfstandigen te

    verbeteren en versnellen. Zelfstandigen die een vrijstelling van sociale

    bijdragen krijgen geven we de mogelijkheid om later een

    regularisatiebijdrage te betalen en daarmee toch pensioenrechten

    op te bouwen voor de betreffende kwartalen;

    onderzoeken of het statuut meewerkende echtgenote kan worden

    omgevormd tot een co-ondernemerscontract;

    De opportuniteit van de toekenning van een pensioenrecht als

    tegengewicht voor een minimumbedrag aan sociale bijdragen die

    zelfstandigen in bijberoep betalen, om beter rekening te houden met

    periodes van gemengde activiteit (deeltijds loontrekkende/deeltijds

    zelfstandige), zal worden bestudeerd door het ABC-Zelfstandigen;

    De versoepeling van de voorwaarden voor toekenning van

    vergoedingen voor arbeidsongeschiktheid en gedeeltelijke

    hervatting, om beter rekening te houden met de specifieke aard van

    de zelfstandige activiteit.

    De verbeteringen aan het sociaal statuut van de zelfstandigen zullen

    gefinancierd worden, hetzij via de voorziene enveloppe, hetzij vanuit het

    Globaal Beheer van de zelfstandigen.

    De strijd tegen de fictieve starters zal worden opgevoerd.

  • 33

    3.3. Sociale bescherming en armoedebestrijding

    3.3.1. Een menswaardig inkomen

    Onderzoek of de regelgeving van het leefloon nog aangepast is aan actuele

    samenlevingsvormen en/of zorgvormen.

    Geleidelijk verhogen van de minimum sociale zekerheidsuitkeringen en de

    sociale bijstandsuitkeringen tot het niveau van de Europese

    armoededrempel. Prioriteit gegeven aan personen met het hoogste

    armoederisico. De sociale voordelen die met sommige sociale uitkeringen

    gepaard gaan, zullen worden meegeteld in vergelijkingen met Europese

    armoedenorm.

    De welvaartsenveloppes 2015-2016, 2017-2018 en 2019-2020 zullen voor 100%

    besteed worden. De regering zal dus de vermindering met 40% van de

    enveloppes besloten door de vorige regering voor de periode 2013-2014

    ongedaan maken. Dit zal gebeuren via de fiscale weg.

    De berekening van de enveloppes zal aangepast worden om rekening te

    houden met de overdracht van de gezinsbijslag aan de Gemeenschappen.

    Bij de besteding van de enveloppes zal erover gewaakt worden

    werkloosheidsvallen en inactiviteitsvallen te vermijden.

    3.3.2. Toekomstgericht armoedebeleid

    De regering zal een meerjaren federaal actieplan armoedebestrijding

    opstellen.

    o Het Netwerk van Federale Armoedeambtenaren wordt belast met

    de opvolging van de maatregelen uit het federaal actieplan

    armoedebestrijding (maakt deel uit van de POD Maatschappelijke

    Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie).

    De doelstelling om zoveel mogelijk rechten automatisch toe te kennen is

    prioritair voor het Netwerk. Het Netwerk zal de reeds bestaande en nog te

    realiseren automatische toekenningen evalueren en voorleggen aan de

    regering.

    Binnen dit actieplan wordt specifieke aandacht besteed aan

    De bestrijding van de kinderarmoede

    Armoede bij personen met een migratie-achtergrond.

    De regering zal het subsidiebeleid herzien waarbij gestreefd wordt naar een

    projectfinanciering over meerdere jaren. Deze toelagen zullen toegekend

    worden op basis van een resultaatsgerichte en responsabiliserende aanpak

    met als doel zo veel mogelijk mensen uit de armoede te halen.

  • 34

    3.3.3. Armoede na echtscheiding.

    Maatregelen van de regering omtrent:

    Een meer objectieve en transparante berekening van de

    onderhoudsuitkeringen, zowel voor de alimentatie voor kinderen als

    voor de gewezen partner

    Het wegwerken van het misbruik dat zich kan voordoen bij het zich

    onvermogend laten verklaren.

    3.3.4. Sociale tarieven

    De bestaande sociale tarieven in het kader van energie, telecom en

    mobiliteit worden gevalueerd met het oog op een verbetering. Waar

    mogelijk worden de sociale tarieven automatisch toegekend.

    De sociale energiefondsen (gas, elektriciteit en stookolie) worden

    gevalueerd en eventueel geherstructureerd of aangepast.

    3.3.5. Ondersteuning van de OCMWs en lokale besturen

    Omdat armoedebestrijding prioritair een taak is van de lokale besturen en de

    OCMWs, blijft de regering de ondersteuning van de OCMWs verzekeren. Een eventuele stijging van het aantal leefloners zal zo mogelijks leiden tot

    bijkomende compensatiemiddelen voor de OCMWs.

    De regering evalueert de bestaande middelen om de OCMWs te sanctioneren en te controleren. Er wordt tevens onderzocht in welke mate de

    beleidsaanbevelingen van de studie van 2014 over fraudebestrijding bij de

    OCMWs kunnen ingevoerd worden.

    Na evaluatie en rekening houdend met de beleidsaanbevelingen uit de

    begeleidende studie worden de bestaande overlegplatformen

    kinderarmoedebestrijding eventueel verder gefinancierd.

    De regering zal aan de lokale besturen nieuwe instrumenten aanreiken inzake

    sociale en maatschappelijke integratie (via een aanpassing van de

    wetgeving), om binnen het GPMI (= Gendividualiseerd Project

    Maatschappelijke Integratie) een gemeenschapsdienst voor leefloners uit te

    werken. (cfr. 1.7) Het initiatief van de clint wordt hierbij maximaal

    gerespecteerd. Verder wordt een progressieve maatschappelijke en/of

    professionele re-integratie nagestreefd met de bedoeling het sociaal weefsel

    te versterken, kansen te creren en sociale vaardigheden uit te bouwen.

    De regering onderzoekt hoe de OCMWs kunnen aangespoord worden om een grotere doorstroming van leefloners naar duurzaam werk en sociale

    integratie te bewerkstelligen.

  • 35

    Het wettelijk kader wordt aangepast zodat een organieke integratie van de

    gemeentebesturen en de OCMWs mogelijk wordt, weliswaar met behoud van de huidige opdrachten van de OCMWs.

    3.3.6. Een toegankelijke gezondheidszorg voor iedereen

    Volledige uitrol project Mediprima. Men behoudt het principe van dringende

    medische hulp aan personen zonder wettig verblijf doch de notie dringend

    karakter dient verduidelijkt te worden, in overleg met medische experten.

    Deze verduidelijking mag niet tot gevolg hebben dat er een lijst wordt

    gecreerd met ziekten die al dan niet door de federale staat in aanmerking

    worden genomen.

    3.3.7. Eigen instrumenten van de overheid gericht op armoedebestrijding

    Het Steunpunt Armoedebestrijding wordt overgeheveld naar de federale

    administratie in het kader van een verdere optimalisatie van de

    armoedebestrijding.

    Er komt een evaluatie en eventuele bijsturing van de werking van

    ervaringsdeskundigen.

    Het elektronisch sociaal dossier wordt verder ontwikkeld. Een betere

    samenwerking tussen de verschillende spelers in het armoedebeleid zullen

    zorgen voor een correct en efficint sociaal beleid en waar mogelijk een

    automatische toekenning van rechten.

    3.3.8. Digitale kloof bestrijden.

    Onderzoek tot het intensifiren van de bevordering van e-inclusie samen met

    de Gemeenschappen en het middenveld, op vlak van toegankelijkheid en

    gebruik van ICT in het dagelijks leven.

    Operatoren worden aangemoedigd een laagdrempelig basisaanbod te

    voorzien.

    De universele dienst vermijdt uitsluiting en zal gelijke tred houden met de

    evolutie van de telecomnoden en- technologie.

    3.3.9. Dakloosheid en winteropvang

    Er wordt benadrukt dat de lokale besturen in eerste instantie verantwoordelijk

    zijn voor de opvang van daklozen doch de regering verklaart zich bereid om

    samen met de Gewesten en de Gemeenschappen binnen hun

    bevoegdheden de nodige inspanningen te doen indien de lokale

    inspanningen maximaal uitgeput zijn.

  • 36

    3.4. Strijd tegen sociale fraude en sociale dumping

    Voor een rechtvaardige overheid is een gelijke verdeling van de rechten en

    plichten onontbeerlijk. De strijd tegen de sociale fraude moet opgevoerd

    worden. Bijdragefraude, uitkeringsfraude en grensoverschrijdende sociale

    fraude tasten de draagkracht van onze sociale zekerheid aan en moeten

    samen en met gelijke slagkracht worden aangepakt.

    De regering verbindt zich er dan ook toe om de reeds opgestarte

    engagementen verder uit te voeren en nieuwe maatregelen te nemen.

    Goedkeuring van het jaarlijkse actieplan sociale fraude met bijzondere

    aandacht voor sociale dumping.

    Voldoende ondersteuning en zo nodig versterking van de sociale

    inspectiediensten opdat hun doelstellingen (controles in

    fraudegevoelige sectoren) kunnen behaald worden.

    Verdere inzet op datamining en kruising van gegevens tussen

    inspectiediensten, de socialezekerheidsinstellingen, de fiscale

    administratie, de Kruispuntenbank van de Ondernemingen en derde

    instanties om dubbel gebruik van sociale uitkeringen of oneigenlijke

    cumuls van een uitkering met een loon te vermijden en om ontduiking

    van sociale bijdragen tegen te gaan.

    Verder zetten van de cordinatie tussen de diverse inspectiediensten,

    en desgevallend versterkt, om meer slagkracht te verkrijgen, door een

    integratie van verschillende diensten daar waar overlapping is, zonder

    de inningsprocessen in gevaar te brengen.

    3.4.1. Sociale dumping

    Prioriteit van de regering: Geen tewerkstelling meer voor werknemers en

    zelfstandigen zonder respect voor het arbeids-en socialezekerheidsrecht en

    om de deloyale concurrentie ten aanzien van bonafide bedrijven tegen te

    gaan.

    Middel: Oprichten van een rondetafel. Evalueren geldboetes in

    transportsector om oneerlijke concurrentie te vermijden (inclusief andere

    risicosectoren: o.a. bouwsector)

    Doel van deze rondetafel: Het bestrijden van sociale dumping in

    risicosectoren en deloyale concurrentie. Responsabilisering van deze

    sectoren met respect van de Europese regels aangaande sociale dumping.

    De regering zal toezien op het respecteren van de geldende loons- en

    arbeidsvoorwaarden in deze sectoren.

  • 37

    3.4.2. Uitkeringsfraude

    Reden: Alle uitbetalingsinstellingen van sociale prestaties en uitkeringen

    moeten, bij de opening van het recht, kunnen controleren of de

    toekenningsvoorwaarden vervuld zijn.

    Middel: Uitbreiding van de uitwisseling van elektronische gegevens, (indien

    mogelijk)

    Optimale benutting van de beschikbare elektronische gegevens

    Doel van de regering:

    Initiatieven om misbruiken van tijdelijke werkloosheid tegen te gaan via

    onder meer gerichte preventieve controles (via gegevenskruising).

    Verder aanpakken van de frauduleuze onderwerping aan de sociale

    zekerheid (bijvoorbeeld het verkopen en verwerven van valse C4-

    ontslagformulieren, fictieve vennootschappen,)

    Het fraudebestendig maken van verschillende uitkeringsstelsels.

    De referteperiodes voor de berekening van de werkloosheids- en

    arbeidsongeschiktheidsuitkeringen zullen berekend worden op een

    referteperiode van 12 maanden (verlenging).

    Acties om identiteitsfraude te voorkomen en te bestrijden, zoals in de

    verplichte ziekteverzekering en de aanmelding bij

    ondernemingsloketten.

    Versterking van de huidige administratieve sancties ten laste van

    arbeidsongeschikten en werklozen.

    Het tegengaan van domiciliefraude via samenwerking tussen de politie,

    het Rijksregister en de sociale inspectiediensten

    3.4.3. Bijdragefraude

    Verhoging van de terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen en in

    te vorderen bijdragen, met aandacht voor de gelijke behandeling van de

    sociaal verzekerden en de ondernemingen.

    Een mogelijke integratie van de invorderingsprocedure zal nagestreefd

    worden. Voldoende ondersteuning en eventueel versterking van de diensten

    belast met invordering. Verder zal werk worden gemaakt van de strijd tegen

    het geheel of gedeeltelijk onttrekken aan het betalen van sociale bijdragen

    (bv. zwartwerk), vormen van sociale ontduiking en schijnzelfstandigheid.

  • 38

    3.4.4. Grensoverschrijdende sociale fraude

    Bijzondere inzet op de strijd tegen de grensoverschrijdende sociale fraude en

    de detacheringsfraude.

    Omzetting van de Europese handhavingsrichtlijn (*)in nationale wetgeving

    (*)Deze richtlijn preciseert onder andere de taken van de EU-lidstaten

    betreffende het toezicht op de naleving van de detacheringsrichtlijn en

    beoogt een verbeterde samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten in de

    EU lidstaten.

    Misbruiken met detachering verder inperken.

    Naast de eigen maatregelen die sectoren en bedrijven reeds genomen

    hebben worden de sociale partners, de bedrijven en de diverse sectoren

    gevraagd om voorbeelden van goede praktijken in kaart te brengen en te

    verspreiden.

    Op Europees niveau zal de regering de volgende initiatieven nemen:

    Er zal gepleit worden voor de invoering in elke lidstaat en volgens de

    eigen modaliteiten van elke lidstaat van een referentie-minimumloon,

    interprofessioneel of per sector.

    Er zal ingezet worden op de evaluatie, de aanpassing en de

    afstemming van de regelgeving m.b.t. detachering, om oneigenlijk

    gebruik van detachering tegen te gaan. Dit beoogt de verbetering van

    de handhaving en het tegengaan van misbruiken op arbeidsrechtelijk

    en socialezekerheidsrechtelijk vlak in Belgi en de lidstaten van

    oorsprong.

    Er zullen administratieve samenwerkingsprocedures ingevoerd worden

    voor een betere samenwerking tussen de nationale inspectiediensten,

    onder meer voor de uitwisseling van gegevens (bijvoorbeeld de

    uitbreiding van het systeem Limosa en de ontwikkeling van de EESSI

    databank) en samenwerking van en tussen inspectiediensten in de

    lidstaten, en een permanente Europese structuur.

    3.4.5. Specifieke maatregelen

    Versterken van het Belgische wetgevende kader voor een aantal

    risicosectoren in overleg met de sectorale en interprofessionele sociale

    partners.

    Een aangepast controle- en sanctiebeleid, onder andere via:

    Betere identificatie van werknemers op de werkplaats

    Een scherper veiligheidstoezicht

  • 39

    "Knipperlichtprocedures" om via informatie uit diverse bronnen

    risicosituaties op te sporen

    Aangepaste sancties die illegale werksituaties en sociale fraude bij alle

    gecontroleerden bestraffen, maar welwillend zijn wanneer materile

    fouten of vergetelheden bij het vervullen van diverse formaliteiten

    worden vastgesteld, met respect voor een gelijke behandeling

    Een eventuele uitbreiding van de hoofdelijke aansprakelijkheid naar

    andere sectoren.

    Er wordt actie ondernomen om het misbruik van vennootschapsstructuren en

    onder meer het gebruik van fictieve maatschappelijke zetels, doelgericht aan

    te pakken

    3.5. Kunstenaarsstatuut

    Het apart statuut voor de kunstenaar wordt erkend met evaluatie van de

    huidige regelgeving, bijsturing en optimalisering om misbruiken te voorkomen

    en de werkloosheidsval tegen te gaan.

    3.6. Betaalbare, toegankelijke en kwalitatief hoogstaande

    gezondheidszorgen.

    Het beleid zal afgestemd worden op gezondheidsdoelstellingen, gekoppeld

    aan een stabiele budgettaire meerjarenplanning, en op de principes van

    evidence based practice. Alle actoren worden hiervoor geresponsabiliseerd.

    3.6.1. Bevorderen toegankelijkheid.

    Terugdringen gezondheidskloof.

    Wegwerken van financile drempels.

    Progressief toekennen recht op verplichte derdebetalersregeling bij

    de huisarts, vanaf juli 2015 voor personen met verhoogde

    tegemoetkomingen;

    Verbod op ereloonsupplementen bij daghospitalisatie in twee of

    meerpersoonskamers;

    Onderzoek uitbreiding maximumfactuur psychiatrische patinten

    Versterken tariefzekerheid .

    Bevorderen zelfzorg en zelfmanagement.

    Patint moet beschikken over informatie betreffende kwaliteit en

    prijs van de zorg

    Toegang tot je elektronisch patintendossier

    Aansporing tot kiezen van een referentiehuisarts

  • 40

    3.6.2. Aanbod aansluitend op de zorgnoden.

    Opmaken kadaster zorgberoepen. Herzien regelgeving stages en invoering

    aangepast sociaal statuut artsen in opleiding.

    Herwaardering van het beroep van verpleegkundige.

    Uitvoering attractiviteitsplan verpleegkundigen.

    Via Mycarenet de administratieve lasten van zorgverleners verlichten(

    elektronische facturatie).

    Onderzoek tot herzien regels a priori controle op het voorschrijven van

    geneesmiddelen.

    Aanpassing arbeidsreglementering van loon- en weddetrekkend personeel

    om betere zorgcontinuteit te kunnen realiseren.

    Verplichting tot deelname aan wachtdiensten.

    Ontmoedigen niet-gerechtvaardigde opname in een spoeddienst.

    Evaluatie regeling sociale voordelen voor zorgverleners.

    Erkenning osteopaten en chiropractors.

    Behandelingen van moeilijke of zeldzame aandoeningen of in geval van dure

    technologie of infrastructuur evolueren naar ziekenhuiszorg geconcentreerd

    in gespecialiseerde centra.

    Versterken zorgcircuits in geestelijke gezondheidszorg en voor personen met

    chronische aandoeningen.

    3.6