53
1 Hoofdstuk 1 ; terreinverkenning 1.2 Waarom recht? Vier functies van het recht: Normatieve functie; Gedragsregels(normen) worden in ethisch opzicht zo belangrijk gevonden, dat er straf wordt opgesteld wanneer zij deze overtreden. Moord, diefstal, verkrachting en terroristische aanvallen en discriminatie wegens ras of geslacht. Geschiloplossende functie; ‘oog om oog, tand om tand’, is een vorm van eigenrichting. Wij kennen een rechterlijke organisatie die bij uitsluiting oordeelt of iemand moet worden gestraft; op welke wijze en langs welke procedure. Additionele (aanvullende) functie; Mensen werken niet alles in de puntjes uit. De Wet heeft aanvullende regelingen. Bijvoorbeeld je koopt een stoel, maar hoeft pas een week later te betalen. In die week word de stoel gestolen, moet jij dan die stoel alsnog betalen? Art. 7:10 BW. Instrumentele functie; “Zo doen wij het en niet anders.” 1.3 Waar vinden we het recht ? Rechtsbronnen; 1. De wet 2. Het verdrag; overeenkomst tussen twee of meer staten. Bilateraal (twee staten), multilateraal (tussen meer dan 2 staten). 3. De jurisprudentie; rechtspraak; beslissingen afkomstig van een rechter of rechtscollege. 4. De gewoonte 1.3.1 De wet Wetten met betrekking tot het privaatrecht Privaatrecht; Recht dat geldt tussen burgers onderling. Privaatrecht word ook wel het civiele recht of burgerlijk recht genoemd. Privaatrecht bestaat uit twee delen: Het personen en familierecht en het vermogensrecht. Het personen- en familierecht regelt zaken als geboorte, huwelijk/geregistreerd partnerschap, echtscheiding, adoptie, ondercuratelestelling en de regeling van het vermogen tussen echtgenoten (BW1). Vermogens recht vallen alle op geld waardeerbare handelingen tussen burgers onderling waaraan juridische gevolgen verbonden zijn.

Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

1

Hoofdstuk 1 ; terreinverkenning1.2 Waarom recht?Vier functies van het recht:

Normatieve functie; Gedragsregels(normen) worden in ethisch opzicht zo belangrijk gevonden, dat er straf wordt opgesteld wanneer zij deze overtreden. Moord, diefstal, verkrachting en terroristische aanvallen en discriminatie wegens ras of geslacht.

Geschiloplossende functie; ‘oog om oog, tand om tand’, is een vorm van eigenrichting. Wij kennen een rechterlijke organisatie die bij uitsluiting oordeelt of iemand moet worden gestraft; op welke wijze en langs welke procedure.

Additionele (aanvullende) functie; Mensen werken niet alles in de puntjes uit. De Wet heeft aanvullende regelingen. Bijvoorbeeld je koopt een stoel, maar hoeft pas een week later te betalen. In die week word de stoel gestolen, moet jij dan die stoel alsnog betalen? Art. 7:10 BW.

Instrumentele functie; “Zo doen wij het en niet anders.”

1.3 Waar vinden we het recht ?Rechtsbronnen;

1. De wet2. Het verdrag; overeenkomst tussen twee of meer staten. Bilateraal (twee staten), multilateraal

(tussen meer dan 2 staten).3. De jurisprudentie; rechtspraak; beslissingen afkomstig van een rechter of rechtscollege.4. De gewoonte

1.3.1 De wetWetten met betrekking tot het privaatrechtPrivaatrecht; Recht dat geldt tussen burgers onderling.Privaatrecht word ook wel het civiele recht of burgerlijk recht genoemd. Privaatrecht bestaat uit twee delen: Het personen en familierecht en het vermogensrecht. Het personen- en familierecht regelt zaken als geboorte, huwelijk/geregistreerd partnerschap, echtscheiding, adoptie, ondercuratelestelling en de regeling van het vermogen tussen echtgenoten (BW1). Vermogens recht vallen alle op geld waardeerbare handelingen tussen burgers onderling waaraan juridische gevolgen verbonden zijn. Daarnaast kun je denken aan talloze ongevallen en ongelukjes die dagelijks plaatsvinden. Zaken als de aanschaf van een machinepark of kantoorinventaris behoren tot dit rechtsgebied. Er wordt vaak schade geleden en die wordt via de rechter verhaald op degene die de schade heeft toegebracht. 3,5 en 6 BW.

Boek 1; personen en familierechtBoek 2; rechtspersonenBoek 3; vermogensrecht in het algemeenBoek 4; erfrechtBoek 5; zakelijke rechtenBoek 6; algemene gedeelte van het verbintenissenrechtBoek 7; bijzondere overeenkomstenBoek 8; verkeersmiddelen en vervoerBoek 9; rechten op voortbrengselen van de geest

Page 2: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

2

Wetten met betrekking tot ondernemingsrecht;Privaatrecht bestaat niet alleen uit personen- en familierecht maar ook uit ondernemingsrecht, het rechtsgebied dat alles regelt wat ondernemingen en bedrijven betreft. Het uitoefenen van een onderneming of bedrijf vindt vaak plaats in de vorm van een naamloze of een besloten vennootschap, soms via een coöperatie of een stichting. Ondernemingsrecht (boek 2BW) Handelsnaamweet, Handelsregisterwet en de Faillissementswet.

Wetten met betrekking tot het burgerlijk procesrecht;Heeft iemand privaatrechterlijk geschil met een ander, dan moet die persoon naar de rechter stappen om zijn gelijk te krijgen. Op het terrein van het privaatrecht is er niet een derde (onafhankelijke persoon) die dat regelt, dat moet de burger zelf doen, Naar de rechter gaan om een geschil te laten beslechten, noemen we procederen. (Rv.)

Wetten met betrekking tot het strafrecht;Naast wetten op het terrein van het privaatrecht en het ondernemingsrecht kennen we wetten op terrein van het strafrecht. Kenmerkend voor dit deel van het recht is dat de staat door middel van het openbaar Minister (OM) actief optreedt teneinde sancties (boete, gevangenisstraf) te eisen bij overtreding van de normen. Bij het strafrecht bezit de staat een monopoliepositie. Alleen het OM kan tot vervolging overgaan. (Wetboek van Strafrecht, Wetboek van Strafvordering, Opiumwet)Het strafrecht en het privaatrecht (vermogensrecht) zijn op een bepaalde manier met elkaar verbonden.

Wetten met betrekking tot het staatrecht;Het staatsrecht regelt ruwweg gesproken de wijze waarop de Nederlandse staatsbestel wordt vormgegeven en de invloed die de burgers daarop kunnen uitoefenen, via bv. Verkiezingen. In de Grondwet staat regelmatig dat de wetgever een bepaalde materie nader moet regelen bij de wet = Organieke wetten. (Wet op de Raad van State, Kieswet, Wet op de rechterlijke organisatie)

Wetten met betrekking tot het bestuursrecht; AwBHet bestuursrecht heeft betrekking op de mogelijkheden die de overheid heeft om regulerend op te treden ten aanzien van de maatschappij.Bij de laatste drie rechtsgebieden zien we dat de overheid steeds een belangrijke plaats inneemt = publiek recht.

Wie zijn wetgever ?Wetten worden niet alleen vanuit Den Haag uitgevaardigd, veel regelgeving komt van andere organen of instanties.Wetgever op centraal niveau is met name de nationale wetgever, die is samengesteld uit enerzijds de regering en anderzijds de Staten-Generaal (2e +1e Kamer). De wetten van de nationale wetgever vormen tezamen de hiervoor genoemde regelgeving uit Den Haag(Binnenhof).Decentrale wetgevers treffen we onder meer aan op provinciaal en gemeentelijk niveau. Ook provincies en gemeenten vaardigen dus wetten uit. Door hen uitgevaardigde regels dragen echter niet de naam ‘wet’, maar ‘verordening’. Op provinciaal niveau zijn Provinciale Staten bevoegd verordeningen voor hun provincie tot stand te brengen. Op gemeentelijk niveau is de gemeenteraad bevoegd voor de gemeente in kwestie regels te maken.De nationale wetgever kondigt op alle rechtsgebieden regels af. Op provinciaal en gemeentelijk niveau met name op bestuursrecht en het strafrecht.De Sociaal-Economische Raad en waterschappen kunnen ook wetten uitvaardigen.

Page 3: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

3

Rangorde tussen wetgevende organen;1. Hogere regels gaan boven lager regels

als een gemeentelijke verordening in strijd is met een verordening van de provincie waarbinnen de gemeente zich bevindt, dan zal de rechter de gemeentelijke verordening onverbindend verklaren. Een wet in formele zin gaat weer boven een provinciale verordening.

2. Jongere regels gaan boven oude regelsZijn twee wetten van gelijk niveau met elkaar in strijd, dan zal de rechter de meeste recente toepassen.

3. Bijzondere regels gaan boven algemene regels

Wet in formele en materiële zin;Een wet in formele zin is een wet die tot stand is gekomen op grond van samenwerking tussen regering en Staten-Generaal, de nationale wetgever.Een wet in materiële zin is ieder wetgevend besluit dat bestemd is voor een onbepaald aantal en dus niet bij name genoemde personen.

Een groot aantal wetten is en wet in formele zin en wet in materiële zin, want de wetten die door de centrale wetgever (Den Haag) worden uitgevaardigd, zijn meestal tot niet bij name genoemde mensen gericht.

Sommige wetten zijn wel wet in formele zin, maar geen wet in materiële zin want wetten afkomstig van de centrale wetgever richten zich soms tot bij name genoemde personen of concreet gemaakte onderwerpen. Bv. Begroting goedgekeurd/huwelijk kroonprins goedkeuring.

Een groot aantal wetten is geen wet in formele zin maar wel in materiële zin, want veel wetten op provinciaal en gemeentelijk niveau richten zich tot een onbepaald aantal mensen.

Een besluit niet afkomstig van de centrale overheid en niet gericht tot een onbepaald aantal mensen is noch een wet in formele zin noch een wet in materiële zin. Bv. Verstrekken van een vergunning.

1.3.2 Het verdragRegels in verdagen noem je verdragsbepalingen. Een verdrag is een afspraak, overeenkomst, gesloten door twee of meer staten. Een verdrag tussen twee staten heeft een bilateraal verdrag; zijn er meer dan twee staten bij een verdraag betrokken dan noemen we dit een multilateraal verdrag. Vanuit de (E)EG (EU) kunnen vorderingen en richtlijnen worden uitgevaardigd, waardoor nationale wetgevers gedwongen kunnen worden hun wetten aan te passen of in te trekken.

1.3.3 De jurisprudentieWaarom rechtsbron?Jurisprudentie betekent rechtspraak. Recht wordt gesproken door een enkele rechter (unus) of door een rechterlijke college. Hun beslissingen worden vonnissen, arresten of uitspraken genoemd.Een vonnis wordt gegeven door de rechtbank, een arrest door een gerechtshof en de Hoge Raad, procedure moet dan wel d.m.v. een dagvaarding zijn gestart. Een verzoekschrift ? = beschikking. Rechtbank, gerechtshof en Hoge Raad zijn vooral actief op het terrein van het privaatrecht, ondernemingsrecht en het strafrecht. De beslissingen van rechters kunnen dus bron van recht zijn.

InterpretatiemethodenDe rechter bezit een aantal hulpmiddelen bij het specificeren van de betekenis van een woord of zinsnede.

De grammaticale interpretatiemethode

Page 4: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

4

Bij de uitleg van een woord knoopt de rechter aan bij de betekenis die het heeft in het alledaagse spraakgebruik.

Wetshistorische interpretatiemethodeDe rechter beroept zich bij dit hulpmiddel op een passage uit de parlementaire geschiedenis van de betreffende wet. Over iedere wet wordt in de Eerste en Tweede kamer beraadslaagd. Wanneer nu een woord of zinsnede onduidelijk is, kan de rechter de parlementaire stukken raadplegen teneinde na te gaan wat de wetgever over het artikel waarin de onduidelijkheid staat, heet betoogd.

Anticiperende interpretatiemethodeBij het formuleren van zijn regel baseert de rechter zich in dit geval op toekomstig recht, op bijna-recht dus.

De rechtsvergelijkende interpretatiemethodeAls de rechter deze methode hanteert, verwijst hij naar de uitleg van een woord of zinsnede zoals die in het buitenland gegeven wordt.

RedeneerwijzenEen redeneerwijze is een bepaalde manier van denken om tot een bepaalde uitspraak te komen,

1. Bij de A-contrarioredenering gaat de rechter ervan uit dat een bepaalde rechtsregel niet van toepassing is, omdat die regel uitsluitend geschreven is voor de gevallen die uitdrukkelijk in die regel worden genoemd.

2. Bij de redenering naar analogie stelt de rechter zich op het standpunt dat een bepaalde kwestie (die niet wettelijk geregeld is) zoveel lijkt op een kwestie waarin de wet wel voorziet, dat die laatste regel ook van toepassing wordt verklaard op de niet-geregelde kwestie.

1.3.4 De gewoonteOok de gewoonte ten slotte kan als bron van recht fungeren. Twee voorwaarden :Allereerst moet er sprake zijn van een vaste gedragslijn: binnen de groep in kwestie handelt men conform de gegroeide opvatting. Daarnaast moeten de betrokkenen het als hun rechtsplicht beschouwen overeenkomstig de regel te handelen; moreel achten zij zich verplicht de regel te volgen. Is aan deze twee voorwaarde voldaan, dan is er sprake van gewoonterecht.

1.4 Enkele onderscheidingen binnen het recht1.4.1 Materieel en formeel rechtMaterieel recht heeft betrekking op datgene wat mag en niet mag, welke rechten en plichten men heeft. Materieel recht is dus inhoudelijk van aard.Het formele recht daarentegen (procesrecht)houdt de regels in die men moet volgen om het materiële recht te effectueren. Het geeft aan waar men moet procederen. Hoe men moet procederen, welke termijnen er in acht moeten worden genomen, welke rechten men daarbij heeft en zo meer.

1.4.2 Dwingend en aanvullend rechtDwingend recht is recht waarvan de burgers niet mogen afwijken. De wetgever vindt in zo’n situatie een wetsartikel of een bepaalde wet zo belangrijk dat hij de mening is toegedaan dat men er niet van mag afwijken, ook al zou men dat in bepaalde omstandigheden wel willen.Aanvullend recht; van dit recht kan men te allen tijde afwijken; de enige voorwaarde is dat beide partijen met deze afwijking akkoord gaan.Wanneer het werkwoord MOETEN in het wetsartikel voorkomt, bevat het dwingend recht. KUNNEN daarentegen duidt op aanvullend recht. Nietigheid, met andere woorden, impliceerteen regel van dwingend recht.

Page 5: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

5

1.4.3 Objectief en subjectief rechtAls we spreken van objectief recht dan wordt daarmee bedoeld het geldende recht, of ook wel het positieve recht. Het zijn de regels die in het algemene bewoordingen aangeven wat rechtens is. We zouden ook kunnen zeggen : objectief recht is het geheel van regels dat uit alle eerder genoemde rechtsbronnen voortvloeit.Een subjectief recht is een recht dat een individu in concreto bezit omdat het objectief recht dit met zoveel woorden zegt.Aan wie komen subjectieve rechten toe ? Allereerst natuurlijk aan mensen. In juridische bewoordingen noemt men ze natuurlijke personen. Daarnaast kunnen ook rechtspersonen subjectieve rechten bezitten. Een rechtspersoon is een ondernemingsvorm die zelfstandig aan het maatschappelijk verkeer deelneemt.

1.4.4 privaatrecht en publiekrechtTot het privaatrecht worden gerekend het burgerlijk recht (zowel het personen- en familierecht als het vermogensrecht), het burgerlijk procesrecht en het ondernemingsrecht.Het publiekrecht omdat het staatsrecht, het bestuur(proces)recht en het straf(proces)recht. Europees/internationaal Recht.Privaatrecht ; overheid kan ook als burger optreden bv. Gemeente koopt auto.Publiekrecht; overheid als zodanig en de burger.

Page 6: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

6

2; Verbintenissenrecht – de overeenkomst2.1 Praktijkvoorbeelden2.2 Wanneer ontstaat er een overeenkomst?Een overeenkomst, art. 217 boek6 BW, komt tot stand door een aanbod en aanvaarding daarvan. Kan je je bod intrekken; 2 voorwaarden. Aanbod mag nog niet aanvaard zijn (art. 6:219 lid 2 BW) of de aanbieder mag zijn bod niet onherroepelijk hebben gemaakt (6:219 lid 1 BW)Er ontstaat geen overeenkomst als er geen aanbod, maar een uitnodiging tot het doen van een aanbod wordt gedaan (prijs n.o.t.k.). De vraag wanneer een overeenkomst tot stand komt, kan ook nog vanuit een andere invalshoek worden bekeken (art. 3:33 BW), de wilsverklaringen van beide partijen moet met elkaar overeenkomen.

2.3 En toch geen overeenkomst?2.3.1 ‘Mijn wil was niet overeenkomstig mijn verklaring’Bij een wilsdefect wordt gesteld: wat ik verklaard heb, wilde ik (eigenlijk) niet; daarom kan er, hoewel u, wederpartij, dat misschien dacht, ook geen overeenkomst ontstaan.Wils- en vertrouwensleer; leer waarbij ervan uitgegaan wordt, dat een verklaring die niet strookt met de wil, niet kan leiden tot het tot stand komen van een overeenkomst. Er komt echter alsnog een overeenkomst tot stand indien de wederpartij er in redelijkheid op mocht vertrouwen dat er geen decrepantie(verschil) bestond tussen wil en verklaring

2.3.2 ‘Mijn wil was gebrekkig gevormd’ = wilsgebrekWilsgebreken vallen uiteen in vier categorieën:

1. Dwaling2. Bedrog3. Bedreiging4. Misbruik van omstandigheden

Dwaling is geregeld in art. 6:228 BW de overige 3 in art. 3:44BW.Dwaling doet zich voor wanneer iemand een overeenkomst heeft gesloten terwijl hij, als hij van werkelijke situatie op de hoogste was geweest, die overeenkomst zeker niet had afgesloten. De betreffende persoon moet hebben gedwaald over de zelfstandigheid van de zaak. Naast dwaling omtrent de zelfstandigheid van de zaak moet (6:228lid1BW) ten minste aan één van de volgende voorwaarden zijn voldaan.

De dwaling is te wijten aan een inlichting van de wederpartij De wederpartij had de dwalende behoren in te lichten, maar heeft dit niet gedaan. De wederpartij ging van dezelfde onjuiste veronderstelling uit als de dwalende.

In lid 2 van art. 228 boek 6 BW worden bovendien nog een twee gronden genoemd die maken dat toch geen geslaagd beroep op dwaling kan worden gedaan.

De dwaling betreft een uitsluitende toekomstige omstandigheid De aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden

van het geval brengen mee dat de dwaling voor rekening van de dwalende behoort te blijven.Van bedrog is sprake als iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door opzettelijk onjuiste mededelingen te doen of door daarvan juist opzettelijk af te zien. Bedrog wordt ook wel gekwalificeerde dwaling genoemd. Men kan bij bedrog (bewezen) altijd de schade verhalen.Van bedreiging is sprake als iemand met ongewone pressiemiddelen een ander beweegt tot het aangaan van rechtshandeling.Misbruik van omstandigheden doet zich voor als iemand behendig gebruikmaakt van een bijzondere situatie waarin een ander verkeert, bijv. abnormale geestestoestand als gevolg van het overlijden van een familielid. Art. 3:44 lid 4 BW; noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid en onervarenheid.2.3.3 De overeenkomst is in strijd met de wet, goede zeden of openbare ordeOok al stemden wil en verklaring overeen en was er geen wilsgebrek aanwezig, dan kan een gesloten overeenkomst krachteloos zijn omdat deze in strijd is met de wet, goede zeden of openbare orde. De

Page 7: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

7

wet zegt in art. 3:40 lid1 BW dat een dergelijke overeenkomst nietig is. Nietigheid houdt in dat de overeenkomst geacht wordt nooit te hebben bestaan.Een vernietigbare overeenkomst is een overeenkomst die rechtskracht bezit tot het moment waarop deze door de partij die wordt beschermd, vernietigd wordt.

2.3.4 ‘Ik ben handelingsonbekwaam’Ieder natuurlijk persoon is handelingsbekwaam, voor zover de wet niet anders bepaalt art. 3:32BW. Handelingsbekwaam is: de mogelijkheid om onaantastbare rechtshandelingen te verrichten. De rechtshandeling behoort tot de categorie rechtsfeit. Rechtsfeiten zijn juridisch relevante feiten ; er is een rechtsregel die een bepaald rechtsgevolg verbindt aan een bepaald feit.De rechtshandeling is een rechtsfeit, maar met een gewild rechtsgevolg. De wil staat centraal bij de rechtshandeling. Een rechtsfeit is alleen een rechtshandeling wanneer het al dan niet ontstaan van een rechtsgevolg enkel en alleen afhankelijk is van de wil van iemand.Meerzijdige rechtshandelingen ; rechtshandelingen die pas geldig zijn wanneer twee of meer rechtsubjecten hun op elkaar aansluitende wilsverklaringen kenbaar maken. Een overeenkomst kan immers pas tot stand komen als er twee wilsverklaringen zijn.Eenzijdige rechtshandelingen ; zijn geldig als zij worden verricht door één persoon. Bijv. het testament.Bij een feitelijke handeling ontstaat er een rechtsgevolg waarbij volkomen onverschillig is of dit rechtsgevolg wel of niet gewild is. De meeste bekende is de onrechtmatige daad.Het blote rechtsfeit is een feit waaruit rechtsgevolgen voortkomen zonder dat de betrokkene in staat is daarop wezenlijke invloed uit te oefenen ; geboorte, overlijden, het bereiken van de meerderjarige leeftijd, of de leeftijd van 65.Twee groepen handelingsonbekwaam;

Onder curatele gestelden art. 1:378 e.v. BW Zij die krachtens een rechterlijk bevel in een krankzinnigengesticht zijn opgenomen.

Rechtshandelingen aangegaan door handelingsonbekwamen zijn vernietigbaar. Deze rechtshandelingen kunnen worden aangetast door degene die waakt over de belangen van de betrokkene: de curator.

2.4 Welke inhoud heeft een overeenkomst?2.4.1 Hetgeen partijen overeenkomenDe context waarbinnen zich de transactie heeft afgespeeld, moet in beschouwing worden opgenomen om erachter te komen, wat partijen precies hebben gewild.

2.4.2 De wetSluiten partijen een overeenkomst, dan kunnen daaruit ook rechten en plichten op grond van de wet voortvloeien. De wet heeft aanvullende regels.

2.4.3 De gewoonteOp gelijke wijze kunnen gewoonteregels van toepassing zijn op een contractuele verhouding, zonder dat de partijen daarover iets hebben afgesproken.

2.4.4 De redelijkheid en billijkheidAls de contracterende partijen over een bepaalde kwestie (nagenoeg) niets hebben afgesproken en ook de wet en de gewoonte zwijgen, dan kan het zo zijn dat op grond van de redelijkheid en billijkheid de inhoud van een overeenkomst wordt vastgesteld.Bij de beperkende of derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid hebben partijen A plus B afgesproken, maar de rechter neemt als standpunt in dat B niet tussen partijen geldt.Bij de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid zijn partijen C overeengekomen, maar neemt de rechter als standpunt dat ook D tussen partijen geldt. Niet genoemd, toch van kracht. Rechtsfiguur die ertoe kan leiden dat tussen partijen iets van kracht is, hoewel dit niet met zoveel woorden is afgesproken.

Page 8: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

8

Exoneratiebeding; beding waarbij een van de contracterende partijen haar aansprakelijkheid voor mogelijke schade van de wederpartij heeft uitgesloten.

2.5 Men komt niet na wat is afgesproken2.5.1 Nakoming ( met aanvullende schadevergoeding)Nakoming kan altijd worden gevorderd als iemand niet aan zijn contractuele verplichting voldoet. Er geldt wel een uitzondering: nakoming kan niet worden geëist als dat feitelijk gezien niet meer kan.Een genuszaak heeft betrekking op een soort zaak die niet geïndividualiseerd is. Een specieszaak is een geïndividualiseerde zaak. Zodra deze tenietgaan, is het vorderen van nakoming uitgesloten.Aanvullende schadevergoeding kan tezamen met nakoming worden gevorderd als men kostenposten heeft doordat er niet, te laat of ondeugdelijk is nagekomen.

2.5.2 Vervangende schadevergoeding- Te verrichten handelingen voordat men een juridische procedure kan starten (Fase A: de

prejuridische fase)- Te verrichten handelingen tijden de juridische procedure (fase B: de juridische fase)

Fase A: de prejuridische faseIs nakoming feitelijk onmogelijk, dan kan de eiser die vervangende schadevergoeding vordert direct doorgaan naar fase B, de gerechtelijke procedure.Een ingebrekestelling is een schriftelijke aanmaning aan het adres van de debiteur, waarbij deze alsnog een redelijke termijn krijgt om aan zijn verplichtingen te voldoen. Hoofdregel is dus: eerst een ingebrekestelling, dan in verzuim, om vervolgens over e stappen naar fase B. Soms is een ingebrekestelling niet nodig:

Er is (meestal ten zijde van het sluiten van de overeenkomst) al uitdrukkelijk een termijn gesteld waarbinnen de debiteur aan zijn verplichting moet voldoen (fatale termijn)

De schuldeiser moet uit een mededeling van de schuldenaar afleiden dat deze tekort zal schieten in de nakoming van de verbintenis, m.a.w.: dat deze wanprestatie zal plegen.

Omzettingsmededeling: bericht aan de schuldenaar waarbij wordt medegedeeld dat wordt afgezien van nakoming en dat vervangende schadevergoeding zal worden gevorderd.

Fase B: de juridische faseAls de crediteur als eiser de procedure start, zal hij moeten aantonen dat de debiteur tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verbintenis. Bewijzen dat de schuldenaar wanprestatie heeft gepleegd.Art. 6:75 BW; De debiteur zal moeten aantonen dat:

Hij geen schuld heeft aan de tekortkoming van de nakoming van de verbintenis. Hij zal stellen: mij treft geen verwijt

De tekortkoming ook niet voor zijn rekening (risico) komt en niet krachtens de wet en niet krachtens rechtshandeling en niet krachtens de in het verkeer geldende opvattingen.

Art. 6:75 BW -> overmacht.

Schuld ; ‘Een tekortkoming kan de schuldenaar niet worden toegerekend, indien zij niet is te wijten aan zijn schuld’… art. 6:75 BW

Voor zijn rekening krachtens de wet -> art. 6:76+77 BWIn art. 76 staat dat men aansprakelijk is voor de schade die is veroorzaakt door personen die men heeft ingeschakeld bij de uitvoering van een uit een overeenkomst voortvloeiende verbintenis.

Voor zijn rekening krachtens rechtshandeling ; In plaats van krachtens rechtshandeling kan men beter denken krachtens overeenkomst. Via de overeenkomst kunnen partijen het risico dat men aansprakelijk zal zijn voor mogelijk te ontstane schade, vergoten of verkleinen. Door middel een

Page 9: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

9

exoneratieclausule kan men zich vrijwaren tegen een bepaalde schadepost; het risico wordt daarmee verkleind. Het tegenovergestelde beding heet de garantieverplichting.

Voor zijn rekening krachtens verkeersopvattingen ; onder verkeersopvattingen verstaat men: hetgeen in het algemeen wordt aanvaard, of: wat men doorgaans acceptabel acht.

2.5.3 Aanvullende schadevergoedingDe categorie aanvullende schadevergoeding valt uiteen in twee componenten: vertragingsschade en gevolgschade.Vertragingsschade heeft betrekking op de schade die is ontstaan ten gevolge van een niet correcte levering op de overeengekomen datum.De gevolgschade heeft betrekking op alle schade die os voortgekomen uit een ondeugdelijke nakoming. Verkeerde bestrijdingsmiddel geleverd, gevolg: oogst is mislukt.De gedaagde kan zich kan zich beroepen op overmacht.

2.5.4 Ontbinding (met aanvullende schadevergoeding)Naast nakoming en schadevergoeding kan ook ontbinding van de overeenkomst worden gevorderd, ingeval een van de partijen wanprestatie pleegt. Ontbinding heeft tot gevolg dat beide partijen worden bevrijd van de verplichtingen (verbintenissen) uit de gesloten overeenkomst. Er geldt echter een beperking: men kan alleen ontbinding vorderen bij een wederkerige overeenkomst. Als nakoming nog mogelijk is moet de wederpartij eerst in verzuim worden gesteld (art. 6: 265 lid 2 BW)Ontbinding van de overeenkomst kan op twee manieren worden gerealiseerd (art.6:267 BW). Allereerst door een schriftelijke, buitengerechtelijke verklaring, gericht aan de schuldenaar. Daarnaast kan de ontbinding van een overeenkomst ook door de rechter worden uitgesproken,. Men moet zich in dit verband realiseren dat iemand die (nog) geen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid tot ontbinding, juridisch verplicht is en blijft, te voldoen aan hetgeen waartoe hij zich heeft verbonden.Ontbinding heeft geen terugwerkende kracht ->art. 6:269BW. Ontbinding betekent: alles keert terug naar de toestand voordat de overeenkomst gesloten was.Op partijen rust slechts (art.6:271 BW) een persoonlijke verbintenis tot ongedaanmaking van wat zij reeds ontvangen hebben.

2.5.5 Vervangende en aanvullende schadevergoedingTen slotte kan de eisende partij (crediteur) een combinatie van vervangende en aanvullende schadevergoeding vorderen. Met betrekking tot de vervangende schadevergoeding gelden de regels met het gemaakte onderscheid tussen fase A en fase B. Aanvullende schadevergoeding valt ook nu weer uiteen in vertragingsschade en gevolgschade.

Page 10: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

10

2.5.6 Overzicht rechten van crediteur bij niet-nakoming door debiteur

2.6 Opschortingsrecht2.6.1 De exceptio non adimpleti contractus -> art. 6:262 BW“Ik presteer pas weer als u presteert”

2.6.2 De onzekerheidsexceptie ; art. 6: 263 BW6:263 BW ; Hierin staat geschreven dat de partij die verplicht is eerst te presteren, gebruik kan maken van de onzekerheidsexceptie als hij goede grond heeft te vrezen dat de wederpartij niet zal nakomen. Hij is dan bevoegd de nakoming van de verbintenis op te schorten totdat zeker is dat de wederpartij zal presteren. “Omdat ik terecht mag menen dat u wellicht niet presteert, wacht ik totdat ik daarover zekerheid heb gekregen.”

2.6.3 Het recht van retentie ; artt. 3: 290 e.v. BWHet recht heeft betrekking op het geval dat iemand een roerende zaak (een object) van een ander onder zich heeft. “Ik geef de roerende zaak pas terug, als u hebt gepresteerd”

2.7 Beëindiging en opzeggingHeel veel overeenkomsten komen ten einde met het nakomen van de verbintenis tussen partijen.Duurovereenkomsten zijn overeenkomsten die voor onbepaalde tijd zijn gesloten en die naar hun aard op continuïteit zijn gericht.Opzegging van een duurovereenkomst wil zeggen: aan de andere partij wordt te kennen gegeven dat de overeenkomst zal eindigen. Dat kan alleen als een opzegtermijn in acht wordt opgenomen.Bij geschil zal de rechter die redelijkheid vaststellen aan de hand van de omstandigheden van het geval. Soms geeft het (duur)contract heel specifieke regels, zoals ; opzegging moet plaatsvinden bij aangetekende brief en met inachtneming van tenminste twee maanden.

Rechten crediteur bij niet-nakoming

Nakoming blijvend onmogelijk Nakoming nog mogelijk

Recht op ontbinding ( bij wederkerige overeenkomstig)

Recht op nakoming en aanvullende schadevergoeding

Recht op vervangende schadevergoeding na omzettingsmededeling

Recht op vervangende schadevergoeding na omzettingsmededeling met aanvullende schadevergoeding

Debiteuren in verzuim

Ingebrekestelling (meestal)Recht op ontbinding

(bij wederkerige overeenkoms

t)

Recht op schade-vergoeding (vervangende en aanvullende)

Verweer debiteur: geen toerekenbare tekortkoming

Page 11: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

11

3 De arbeidsovereenkomst en de koopovereenkomst3.1 Het bijzondere van de arbeidsovereenkomst en de koopovereenkomstMet betrekking tot de arbeidsovereenkomst en de koopovereenkomst geldt dat:

De wetsartikelen van boek 3 en 6 BW van toepassing zijn en De wetsartikelen van boek 7 BW, voor zover ze althans op die specifieke overeenkomst

betrekking hebben.

3.2 De arbeidsovereenkomst3.2.1 Definitie van arbeidsovereenkomstDe arbeidsovereenkomst is de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Titel 10 van boek 7 BW(arbeidsovereenkomst) bevat veel dwingend recht ; hier mag niet van worden afgeweken. Er zijn nog twee overeenkomst waarin arbeid centraal staat nl.: de overeenkomst van de opdracht (art. 7:400 e.v. BW) en de overeenkomst tot aanneming van werk (art. 7:750 e.v. BW). Deze twee bevatten voornamelijk aanvullend recht, waarvan partijen ten allen tijde kunnen afwijken. Is iemand werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst, dan is diens wettelijke bescherming veel hoger dan wanneer iemand een overeenkomst van opdracht of een overeenkomst tot aanneming van werk heeft gesloten.Een gezagsverhouding is aanwezig als de werkgever bevoegd is tijdens het werk eenzijdig instructies aan de werknemer te geven.

3.2.2 Enkele afspraken in de arbeidsovereenkomstAfspraken : loon, functie, standplaats en werktijden. Daarnaast nog een proeftijdbeding en een concurrentiebeding.LoonDe hoogte van het te verdienen loon is voor een werknemer natuurlijk van het grootste belang. Even belangrijk voor de werknemer is dat de werkgever het loon ook daadwerkelijk uitbetaalt.In de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WMM) staan basisbedragen (minimumloon) die de werkgever aan de werknemer verplicht ten minste moet betalen.Wanneer de werkgever het loon niet op tijd betaalt, bepaalt art 7:625BW dat de werkgever de wettelijke verhoging van maximaal de helft van het loon moet betalen aan de werknemer.In art. 7:629 BW staat dat een werknemer gedurende maximaal 104 weken 70% van zijn laatstverdiende loon krijgt als hij wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van de afgesproken arbeid.FunctieIn de BW-regeling staat niks over de functie van een werknemer, blijkbaar kunnen werkgever en werknemer over de functie en de werkzaamheden afspreken wat hun goeddunkt. Zij mogen daarbij niet in strijd komen met de bepalingen van het verbintenissenrecht. En niet strijdig zijn met de goede zeden of de openbare orde.De Hoge Raad oordeelt dat een werknemer als een goed werknemer moet handelen en dat dit betekent dat hij op redelijke voorstellen van zijn werkgever, verband houdende met gewijzigde omstandigheden op het werk, behoort in te gaan, tenzij dit niet van de werknemer kan worden gevergd.StandplaatsDe regel ‘afspraak is afspraak’ geldt niet wanneer gewijzigde omstandigheden op het werk tot afwijking van die regel noodzaken.

Page 12: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

12

WerktijdenDe arbeidstijdenwet (ATW) ; in deze wet zijn de voor de werknemer geldende maximale werktijden en de minimale rusttijden opgenomen.Het proeftijdbedingAls een werkgever en een werknemer een arbeidsovereenkomst met elkaar hebben gesloten, willen zij wel graag zeker weten dat zij zich niet in elkaar vergist hebben. Daarom heeft de wet het mogelijk gemaakt dat partijen een proeftijd aangaan gedurende de eerste fase van de arbeidsovereenkomst. Tijdens deze proeftijd is zowel de werkgever als de werknemer bevoegd de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen (art. 7:676 BW).De maximale duur van de proeftijd staat in art. 7:652 BW. Worden deze termijnen overschreden,d an is het totale proeftijdbeding in het geheel nietig.Concurrentiebeding art. 7:653 BWConcurrentiebeding ; een afspraak waarbij de werknemer wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de overeenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn. Met andere woorden: in een concurrentiebeding wordt het de werknemer gedurende een bepaalde tijd (jaar) onmogelijk gemaakt, na afloop van de arbeidsovereenkomst bij een concurrent werkzaam te zijn.Het beding moet schriftelijk worden overeengekomen en de werknemer moet meerderjarig zijn (art. 7:653BW).De rechter kan het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen wanneer de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever.

3.2.3 Het ontslagrechtDe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt voor een bepaalde periode gesloten. Arbeidsovereenkomsten voor een bepaald project, of om een andere werknemer te vervangen zijn arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd.Een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd loopt in beginsel door, zonder dat een objectief criterium automatisch het eind ervan inluidt.

De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt van rechtswege met het verstrijken van de tijd. Er hoeven vooraf geen mededelingen daarover door de werkgever aan de werknemer te worden gedaan. Bij een vierde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, wordt deze automatisch omgezet in arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Deze omzetting van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geldt ook nog voor een tweede situatie: de tijdelijke arbeidsovereenkomst die zijn gesloten, duren bij elkaar langer dan 36 maanden.Een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan op twee manieren eindigen. We gaan er daarbij vanuit dat de werkgever wil dat de arbeidsovereenkomst ten einde komt. 1) De werkgever kan toestemming aan de Centrale Organisatie voor Werk en Inkomen(CWI) vragen tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. De CWI onderzoekt of er een redelijke grond is voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst. Is de CWI van mening dat die redelijke grond aanwezig is, dan zal zij toestemming tot opzegging aan de werkgever verlenen. Hij zal daarbij rekening moeten houden met een opzeggingstermijn, duurt één tot vier maanden.2) In plaats van toestemming aan de CWI vragen kan de werkgever ook de rechter verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens de aanwezigheid van een gewichtige reden. Met de opzeggingstermijn hoeft de rechter geen rekening te houden. Wanneer de rechter tot ontbinding overgaat, kan hij de werkgever veroordelen tot het betalen van een vergoeding aan de werknemer.Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd beëindigen heeft uitzonderingen:

Opzegging van de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd Ontslag op staande voet

Page 13: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

13

3.3 De koopovereenkomst3.3.1 Definitie van koopKoop is de overeenkomst waarbij de een zich verbindt een zaak te geven en de ander om daarvoor een prijs in geld te betalen. Het zal duidelijk zijn dat de verkoper zich verbindt tot het geven van een zaak. De koper verbind zich tot het betalen van een prijs in geld. = wederkerige overeenkomst; zowel een recht als een plicht. Als uitsluitend een van de partijen een zaak moet geven terwijl de ander daarvoor geen prijs hoeft te betalen, spreken we van een schenkingsovereenkomst.

3.3.2 Handelskoop en consumentenkoopConsumentenkoop;

Koop moet betrekking hebben op een roerende zaak; huizen en grond vallen daar niet onder Verkoper moet handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf Koper een natuurlijk persoon moet zijn De koper niet mag handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf

Is het geen consumentenkoop dan is het handelskoop. Twee verschillen; 1) bij een consumentenkoop mag niet van de wettelijke regels worden afgeweken. Art.7:6 lid1 BW. Handelskoop = aanvullend recht. 2) in boek 7 titel 1 zijn hier en daar bepalingen opgenomen die enkel en alleen op de consumentenkoop van toepassing zijn.

3.3.3 Verplichtingen van de verkoperTwee verplichtingen:

De verkoper is verplicht de verkochte zaak met toebehoren in eigendom over te dragen en af te leveren.

De afgeleverde zaak moet aan de overeenkomst beantwoorden.

Toebehoren ; al die onderdelen die bij de hoofdzaak horen.Leveren ; art. 7:9 lid 2 BW ; het gaat om stellen van de zaak in het bezit van de koper. Kosten levering voor de verkoper.De zaak bezit de eigenschappen die voor normaal gebruik daarvoor nodig zijn.\

Met betrekking tot de eis van conformiteit geeft de wet een extra regel voor de consumentenkoop. Deze extra regel heeft te maken met het feit dat reclame voor een product vaak door een fabrikant wordt gemaakt, terwijl de consument op grond van reclame het betreffende product bij een ander dan de fabrikant koopt.

3.3.4 Verplichtingen van de koperDe koper heeft één verplichting: hij moet de koopprijs betalen. Waar en wanneer moet de betaling plaatsvinden? Art. 26 lid 2 boek 7; ten tijde en ter plaatse van aflevering. = aanvullend recht.

3.3.5 Risico van beschadiging en vernietigingWie draagt het risico van beschadiging en vernietiging van een verkochte zaak waarvoor nog niet is betaald? Art. 7:10 lid 1 BW: de zaak is voor risico van de koper van de aflevering af.Voor de consumentenkoop is opnieuw een extra bepaling opgenomen, nu met betrekking tot risicoaspect, art.7:11 BW. Bij consumentenkoop is de bezorging doorslaggevend voor het tijdstip waarop het risico op hem overgaat.

Page 14: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

14

3.3.6 Het recht van reclameBij de koop kennen we een extra bevoegdheid voor de verkoper, namelijk het recht van reclame. Voor waarde voor uitoefening van dit recht van reclame is dat:

- De koopovereenkomst betrekking heeft op een roerende zaak

- De verkoper deze roerende zaak heeft afgeleverd

- De koper de koopprijs niet of niet geheel heeft betaald.

- Voldaan is aan de voorwaarden voor ontbinding.Recht van reclame ; de verkoper kan door middel van een tot de koper gerichte schriftelijke verklaring de zaak van de koper kan terugvorderen. Door deze verklaring wordt de koop ontbonden en eindigt het eigendomsrecht van de koper.

3.3.7 Koop op proefDe wet regelt twee voorwaarden: de ontbindende en de opschortende voorwaarde. Het verschil: Bij een ontbindende voorwaarde wordt er concreet een overeenkomst gesloten, maar deze kan ongedaan worden gemaakt als een toekomstige onzekere gebeurtenis plaatsvindt.Bij de opschortende voorwaarde ontstaat er pas concreet een overeenkomst als een toekomstige onzekere gebeurtenis intreedt.De koop op proef is een koopovereenkomst onder opschortende voorwaarde.Risico als het roerend goed beschadigd of vernield is. Art. 7:46BW ; zolang de koop niet definitief is, is de zaak voor risico van de verkoper.

3.3.8 Algemene voorwaarden ; art. 6: 231 e.v. BW. Regeling geldt voor alle overeenkomst.Zwarte lijst; alle bedingen die in dit wetsartikel worden opgesomd zonder meer als onredelijk bezwarend worden aangemerkt.Grijze lijst; vermoedelijk onredelijk bezwarend voor de wederpartij.

Page 15: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

15

4 Verbintenissenrecht – de onrechtmatige Art. 6:162BW.en rechtmatige daad4.1 Rechtsgrond schadevergoedingBij schadevergoeding op grond van schending van een gesloten overeenkomst kan men zich dus nooit op de onrechtmatige daad baseren.

4.2 Wat te bewijzen?Er is geen overeenkomst geschonden en derhalve baseert hij zich op de onrechtmatige daad. 1. er moet sprake zijn van een daad die onrechtmatig is2. deze onrechtmatigheid moet de dader kunnen worden toegerekend3. er moet schade zijn geleden’4. de schade moet het rechtstreekse gevolg zijn van de onrechtmatigheid van de daad; er dient

sprake te zijn van causaal verband tussen schade en daad.Het gaat hier om cumulatieve vereisten.

4.2.1 De onrechtmatigheid van de daadOnrechtmatigheid; een daad of handeling die niet te accepteren valt.Als onrechtmatige daad wordt aangemerkt:

Een inbreuk op een recht Een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht Een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk

verkeer beaamt.Een inbreuk op een recht houdt een inbreuk in op een subjectief recht.Handelt men in strijd met een plicht door de wet opgelegd, dan levert dit ook een onrechtmatige daad op. auteursrecht + octrooirecht.Iemand kan blijkbaar ook een onrechtmatige daad begaan zonder dat hij een geschreven rechtsregel heeft geschonden. Fatsoenregels, zorgvuldigheidsnormen.Overmatig; alleen een handelen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of een inbreuk op een recht werd als onrechtmatige daad aangemerkt. (1838)Gevaarzetting; iemand schendt een zorgvuldigheidsnorm en pleegt derhalve een onrechtmatige daad wanneer een gevaar in het leven wordt geroepen waarmee een normaal denken en handelend persoon geen rekening hoeft te houden.

4.2.2 De toerekeningHet is niet voldoende om de onrechtmatigheid van de daad aan te tonen, wil men schadevergoeding krijgen. Ook zal men moeten bewijzen dat de daad aan dader kan worden toegerekend. Art. 6:162 lid 3 BW:

De dader schuld heeft aan het ontstaan van de onrechtmatige daad; hem moet een verwijt kunnen worden gemaakt.

De gevolgen van de onrechtmatige daad, ook al trof de dader geen enkele schuld, gewoon voor zijn rekening komen en wel krachtens de wet of krachtens de verkeersopvattingen.

SchuldaansprakelijkheidRisicoaansprakelijkheid; Ook bij een vordering op grond van wanprestatie speelt de toerekening een rol. Alleen, de eiser hoeft deze toerekening niet aan te tonen. Voldoende is als hij aangeeft dat de schuldenaar tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verbintenis. De schuldenaar kan zich vervolgens weren met stelling: maar deze tekortkoming kan mij niet worden toegerekend. Dit beroep op overmacht wordt gehonoreerd wanneer de debiteur bewijst dat hij en geen schuld heeft en de tekortkoming ook niet voor zijn rekening komt krachtens de wet, een rechtshandeling of de verkeersopvattingen.

4.2.3 SchadeSchade bestaat uit vermogensschade en ander nadeel. Vermogenschade omvat zowel geleden verlies als gederfde winst.

Page 16: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

16

Dit ‘ander nadeel’ heeft betrekking op de mogelijkheid tot het vorderen van immateriële schade, ook wel smartengeld genoemd. Onder immateriële schade valt gederfde levensvreugde als verdriet,pijn of teleurstelling als gevolg van de onrechtmatige daad.Wel heeft een benadeelde recht op schadevergoeding wanneer:

De aansprakelijke persoon het immateriële nadeel opzettelijk heeft toegebracht De benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op

andere wijze in zijn persoon is aangetast. De nagedachtenis van een overledene tot in een bepaalde graad is aangetast.

De tweede categorie is wel de belangrijkste. Steeds als men gewond raakt, kan men smartengeld krijgen. Art. 6: 106 lid 1 BW.

4.2.4 Causaal verbandAan het vereiste van causaal verband is voldaan wanneer de schade noodzakelijkerwijs uit de onrechtmatige daad is voortgekomen. Met andere woorden: als de schade ook was ontstaan indien de onrechtmatige daad niet was begaan, is de voorwaarde van het causaal verband niet vervuld en zal de verordening tot schadevergoeding worden afgewezen.Er is ook een causaal verband tussen daad en schade, dan is in beginsel duidelijk dat schadevergoeding moet worden betaald, maar nog niet hoeveel.Onrechtmatigheid van de daad; 1) inbreuk op een recht 2) strijd met wettelijke plicht 3) strijd met ongeschreven recht:zorgvuldigheidsnorm.Toerekening; 1)Schuldaansprakelijkheid 2)risicoaansprakelijkheidSchade; 1) Vermogenschade 2) ander nadeel (immaterieel)Causaal verband

4.3 Verweermiddelen gedaagdeDe gedaagde (schade toe brenger) heeft twee verweermiddelen:

Hij had een rechtvaardigheidsgrond waardoor de daad bij nadere beschouwing niet als onrechtmatig te bestempelen valt

Wel een norm geschonden, maar de norm strekt niet tot bescherming tegen schade zoals de benadeelde die heeft geleden.

4.3.1 De rechtvaardigingsgrondEr zijn 4 rechtvaardigheidsgronden; overmacht ; iemand die door aan een maatschappelijke plicht voldoet, een delict pleegt , noodweer ; iemand zich noodzakelijk verdedigt tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, wettelijke voorschrift en ambtelijk bevel. Als iemand een daad pleegt die in eerste instantie een onrechtmatige daad blijkt te zijn, maar deze daad wordt verricht als gevolg van overmacht, noodweer, wettelijk voorschrift of ambtelijk bevel, dan ontvalt de onrechtmatigheid van de daad.

4.3.2 Het relativiteitsvereisteArt. 6: 163 BW, men spreekt ook wel van de Schutznorm-theorie.

4.4 Omvang van de schadeAdequatieleer ; hierin staat de volgende vraag centraal: welke schade was redelijkerwijs te voorzien? Toerekenen naar redelijkheid.Wat betreft de aard van de aansprakelijkheid: we mogen aannemen dat bij een schuldaansprakelijkheid schade eerder kan worden toegerekend dan bij een risicoaansprakelijkheid.

4.5 Andere vorderingen dan schadevergoedingSoms heeft een benadeelde er belang bij dat hij op grond van onrechtmatige daad iets ander vordert dan schadevergoeding:

Art. 6:103 BW zegt dat de rechter op vordering van de benadeelde de schadevergoeding anders dan in geld kan vaststellen. Men kan denken aan vergoeding in natura en herstel in oude toestand.

Page 17: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

17

Art. 6:167 BW een veroordeling tot rectificatie ; kan alleen wanneer de benadeelde daarom verzoekt.

Art. 6:168BW de rechter kan een verbod uitvaardigen tot het (niet meer) plegen van een onrechtmatige daad.

Art. 3:302 BW, verklaring voor recht. De benadeeld verzoekt de rechter dat een bepaalde daad het karakter van een onrechtmatige daad heeft.

4.6 Risicoaansprakelijkheid voor andere personen4.6.1 Ouders/voogden ten opzichte van hun kinderenDe wet introduceert een driedeling als het gaat om de aansprakelijkheid van ouders bij onrechtmatige daden gepleegd door hun kinderen:

Kinderen t/m 13 jaar Kinderen van 14 en 15 jaar Kinderen van 16 jaar en ouder

Uit art. 6:164 BW blijkt dat kinderen t/m 13 jaar wel een onrechtmatige daad kunnen plegen, maar deze hun niet kan worden toegerekend. Hun ouders/verzorgers moeten de schade vergoeden. Zij dragen een risicoaansprakelijkheid voor onrechtmatige daden, gepleegd door hun kinderen t/m 13 jaar.Bij kinderen van 14 en 15 jaar kan zowel het kind als de ouders worden aangesproken. De ouder/voogd heeft een ontsnappingsmogelijkheid: mij kan geen verwijt worden gemaakt, dat mijn kind een onrechtmatige daad heeft gepleegd.Bij kinderen van 16 jaar en ouder, zijn de ouders niet meer (juridisch) aansprakelijk. Schadevergoeding kan worden verhaald op WA verzekering van het kind.

4.6.2 Werkgevers ten opzichte van hun werknemersRisicoaansprakelijkheid bestaat alleen uit bepaalde voorwaarden:

De werknemer moet een onrechtmatige daad hebben begaan die hem kan worden toegerekend, er moet schade zijn & er moet causaal verband bestaan tussen schade en daad.

De kans op het plegen van de onrechtmatige daad moet zijn vergroot door de opdracht tot het verrichten van een bepaalde taak.

De werkgever moet zeggenschap hebben gehad over de gedragingen waarin de onrechtmatige daad was gelegen.

Keuzemogelijkheid; degene die de schade heeft geleden kan of de werkgever of de werknemer aanspreken.De werknemer kan voor de schade op zijn werkgever verhalen, behalve als de gevolg is geweest van opzet of roekeloosheid.

4.6.3 Overzicht risicoaansprakelijkheid

RisicoaansprakelijkheidOuders/voogden werkgeversKinderen t/m 13 jaar alle medewerkers, mits is voldaan aan art. 6:170BW

4.6.4 Andere vormen van risicoaansprakelijkheid De bezitter van een roerende zaak en van een opstal draagt een risicoaansprakelijkheid voor

schade door deze zaak veroorzaakt De bezitter van een dier draagt risicoaansprakelijkheid voor de door dat dier aangerichte

schade De producent is onder bepaalde voorwaarden aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door

een gebrek in zijn product.

4.7 De rechtmatige daad

Page 18: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

18

4.7.1 ZaakwaarnemingBij zaakwaarneming behartigt iemand, zonder daartoe verplicht te zijn, de redelijke belangen van een ander. Art. 6:198 BW.Juridische gevolgen van zaakwaarneming; art. 6:200 BW

4.7.2 Onverschuldigde betalingMen heeft betaald zonder dat aan die betaling een overeenkomst ten grondslag lag.

4.7.3 Ongerechtvaardigde verrijkingEr is een rechtsgrond ; alleen op grond daarvan werd een situatie in het leven geroepen, waardoor de ene partij ten koste van de andere voordeel heeft behaald, zonder dat dit redelijk te noemen is.

Page 19: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

19

5 Goederenrecht5.1 Onderscheid tussen verbintenissenrecht en goederenrechtGing het u in de koopfase primair om een persoon die moet doen wat hij heeft beloofd, na de eigendomsoverdracht ging het u met name om het behoud van het object, in de staat waarin het zich bevindt. Met dit gemaakte verschil is een belangrijke tweedeling binnen het vermogensrecht te verduidelijken, namelijk tussen verbintenissenrecht en goederenrecht.Bij het goederenrecht staat niet allereerst de juridische relatie tussen twee partijen centraal maar de relatie tussen een persoon en zijn goed.

5.2 Absoluut en relatief rechtEen relatief recht is een recht dat uitsluitend van toepassing is op en van belang is voor bepaalde personen die met elkaar in een rechtrelatie staan. Voorbeeld: verbintenis. Een verbintenis koppelt twee partijen in juridisch opzicht aan elkaar. Verbintenissen vloeien voort uit een overeenkomst, onrechtmatige daad of een rechtmatige daad, ontstaan relatieve rechten uit het sluiten van een overeenkomst of het begaan van een (on) rechtmatige daad.Een absoluut recht is niet alleen ten opzicht van bepaalde personen te handhaven, maar in beginsel tegenover iedereen. Welke recht kunnen als absolute rechten worden aangemerkt? Eigendom.

5.3 Goed, zaak en (vermogens)rechtGoederen zijn alle zaken en vermogensrechten ; zaken zijn de voor menselijk beheersing vatbare stoffelijke objecten. Het gaat dus om materiële dingen die we kunnen beheersen. Zaken vallen weer uiteen in onroerende en roerende zaken. Art. 3:3 BW; welke zaken zijn onroerend :

Grond Nog niet gewonnen delfstoffen Met de grond verenigde beplantingen Gebouwen en werken die rechtstreeks of indirect duurzaam met de grond verenigd zijn.

Bij zaken speelt de tem natrekking een belangrijke rol.Goederen bestaan niet alleen uit zaken maar ook uit vermogensrechten. Art.3:6BW, vermogensrecht is een recht is dat financiële waarde in zich draagt.

5.4 Uitwerking absoluut rechtIn Nederland kennen we acht absolute rechten:De volgende vijf staan in boek 5, en kunnen enkel op een zaak worden gevestigd:

Het recht van eigendom (titel 1t/m5) Het recht van erfdienstbaarheid (titel6) Het recht van erfpacht (titel 7) Het recht van opstal (titel 8) Het appartementsrecht (titel 9)

De andere drie staan in boek 3 en kunnen zowel op een zaak als op een vermogensrecht worden gevestigd:

Het recht van vruchtbaarheid (titel 8) Het pandrecht (titel 9) Het hypotheekrecht (titel 9)

5.5 De verschillende absolute rechten5.5.1 EigendomEigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben. Art 5:1BW. We zijn eigenaar van een huis, auto,surfplank,winkel enz.Er worden drie categorieën genoemd die inbreuk kunnen maken op de bevoegdheden van een eigenaar.

Rechten van anderen; het zal vaak zo zijn dat de eigenaar die beperkingen zelf tot stand heeft gebracht.

Wettelijke voorschriften; Onteigeningswet, als de plaatselijke overheid te realisering van doeleinden van algemeen belang een stuk grond nodig heeft dat eigendom is van een

Page 20: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

20

particulier, dan kan deze grond zo nodig tegen zijn zin worden onteigend. Tegen een reële schadevergoeding.

Regels van ongeschreven recht; Men moet denken aan de situatie dat men via de uitoefening van eigendomsrechten een onrechtmatige daad kan plegen jegens een ander.

HinderArt. 5:37BW; de eigenaar van een erf maf niet in een mate of op een wijze die volgens art. 6:162 BW onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder toebrengen zoals door het verspreiden van rumoer, trillingen,stank,rook of gassen, door het onthouden van licht of lucht of door het ontnemen van steun. Het moet dus gaan om hinder die een onrechtmatige daad oplevert.Misbruik van eigendomsrecht

Het recht wordt met geen ander doel uitgeoefend dan om een ander schade te berokkenen. Het recht kan in redelijkheid niet worden uitgeoefend omdat er een te grote onevenredigheid

bestaat tussen het belang tot uitoefening van het eigendomsrecht en het belang dat daardoor wordt geschaad.

5.5.2 ErfdienstbaarheidBij het recht van erfdienstbaarheid wordt een onderscheid gemaakt tussen een heersend erf en een dienend erf. Het heersende erf bezit een erfdienstbaarheid ten laste van het andere, het dienende erf(art. 5:70BW) . Het meest voorkomende voorbeeld van erfdienstbaarheid is het recht van overpad. Retributie = geldsom.

5.5.3 ErfpachtErfpacht is een zakelijk recht dat de erfpacht de bevoegdheid geeft eens anders onroerende zaak te houden en te gebruiken. Er is echter een verschil tussen het recht van erfpacht en het eigendomsrecht: de erfpachter kan de betreffende onroerende zaak niet in eigendom aan een ander overdragen, de eigenaar uiteraard wel.Canon = geldsom

5.5.4 OpstalDoor dit absolute recht in het leven te roepen bewerkstelligt men dat iemand eigenaar van een huis wordt, hoewel hij geen eigenaar is van de grond waarop dit huis staat. Een doorkruising van het natrekkingprincipe. Het recht van opstal kan uitsluiten op een onroerende zaak worden gevestigd.

5.5.5 AppartementsrechtNaar Nederlands recht is het niet mogelijk eigenaar te zijn van slecht één kamer uit een huis. Het appartementsrecht is een aandeel in de goederen die gesplitst zijn, dat de bevoegdheid omvat tot het uitsluitend gebruik van bepaalde gedeelten van het gebouw die blijkens hun inrichting bestemd zijn of worden om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt. Medegebruiksrecht van de gemeenschappelijke delen, zoals voorportaal, lift, trappenhuis en tuin.

5.5.6 Recht van vruchtgebruikVruchtgebruik geeft het recht om goederen die aan een ander toebehoren te gebruiken en daarvan de vruchten te genieten. Art. 3:201 BW.

5.5.7 PandrechtEen recht van pand kan zowel op een zaak als op een vermogensrecht worden gevestigd en dus is het een recht met betrekking tot een goed. Als er een recht van pand op een zaak tot stand komt, dan kan dit uitsluitend een roerende zaak zijn.Bij een vuistpand heeft de pandgever het betreffende pand niet meer in zijn macht; hij heeft dit feitelijk aan de schuldeiser overhandigd. Word er een bezitloos pandrecht gevestigd, dan blijft het pand in de macht van de pandgever, maar dan moet er wel een authentiek(notariële) akte of een geregistreerde onderhandse akte worden gemaakt.Een pandrecht biedt het grote voordeel dat daaraan het recht van parate executie verbonden is.Een pandrecht kan men niet alleen op een roerende zaak, mar ook op een vermogensrecht tot stand brengen. Het recht van pand heeft een goed als object.

Page 21: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

21

Een pandrecht vervalt automatisch op het moment dat de hoofdvordering voldaan is. Het pandrecht is een afhankelijke recht.

5.5.8 Recht van hypotheekHet biedt zekerheid voor het geval een geldlener zijn verplichtingen niet nakomt. Eist de geldlener dat een huis of een stuk grond in onderpand gegeven wordt, dan noemt men dat het recht van hypotheek.Het recht van parate executie kan tot openbare verkoop overgaan zodra een ander zijn verplichtingen niet nakomt.Het hypotheek recht is ook een afhankelijk recht: het vervalt zodra de lening geheel is afgelost.

Het huurbeding (art. 3:264 BW). Via een huurbeding wordt het de hypotheekgever onmogelijk gemaakt het huis waarvan hij eigenaar is, zonder toestemming van de hypotheekhouder te verhuren of te verpachten.

Het beding van niet - veranderen (art. 3:265BW). Een dergelijk beding houdt in dat de hypotheekgever de inrichting of gedaante van het goed niet mag veranderen zonder toestemming van de hypotheekhouder.

Het beheersbeding (art. 3:267 BW). Het is niet ondenkbaar dat de hypotheekgever zijn verplichtingen die voortvloeien uit de geldovereenkomst sterk verwaarloost of het betreffende goed niet voldoende onderhoudt. Onder het beheersbeding valt ook de situatie dat de hypotheek houder het goed onder zich mag nemen als dat nodig is met het oog op een aanstaande executie.

5.5.9 Geestesproducten (rechten op immateriële goederen)Tot nu toe hebben wij gesteld dat een absoluut recht een recht op een goed is. Daarnaast kennen we tevens absolute rechten op geestesproducten, ook wel immateriële goederen genaamd.

Auteursrecht Octrooirecht Merkenrecht Het recht op handelsnaam

5.6 Enkele kenmerken verbonden aan absolute rechtenAbsolute rechten kunnen tegenover iedereen worden gehandhaafd als op deze rechten een inbreuk wordt gemaakt.

1. Absolute rechten hebben zaaksgevolgZaaksgevolg houdt in dat het absolute recht op het goed blijft rusten in wiens handen dit goed of deze zaak zich ook bevindt.

2. Absolute rechten op registergoederen moeten worden ingeschreven in de openbare registers bij het kadaster.We noemen dit ook wel het publiciteitsvereiste. Iedereen kan dus op het hoogte zijn van het feit dat een absoluut recht in het leven is geroepen

3. Absolute rechten vormen een gesloten stelselIn het verlengde hiervan kent het Nederlandse recht slechts een limitatief aantal absolute rechten. Iedereen weet daardoor waarmee hij te maken kan krijgen.

4. Oudere absolute rechten gaan voor jongereAls een absoluut recht eenmaal is ingeschreven in de openbare registers, krijgt het zijn volle werking. Absolute rechten gaan voor relatieve rechten.

5.7 Enkele onderscheidingenOnder genotsrechten vakken die absolute rechten die profijt, voordeel en/of genot verschaffen aan degene die dit absolute recht bezit. Zekerheidsrechten geven geen genot, men kan ze ook niet gebruiken, maar ze geven enkel zekerheid voor het geval dat iemand zijn verplichtingen uit een geldovereenkomst niet nakomt. Onder genotsrechten vallen: eigendom, erfpacht, erfdienstbaarheid, opstal en vruchtgebruik.Een beperkt recht is een recht dat is afgeleid uit een maar omvattend recht, dat met het beparkte recht is bezwaard. Het meer omvattende recht is het moederrecht.Als moederrecht kunen dus fungeren:

Page 22: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

22

Eigendomsrecht Een ander absoluut recht dat desondanks beperkt recht blijft van het eogendoms recht waaruit

het is afgeleid geldvorderingsrecht

5.8 De (eigendoms)overdracht5.8.1 BeschikkingsbevoegdheidAlleen een beschikkingsbevoegdheid kan een goed overdragen. De rechthebbende; in het geval van een zaak is dat de eigenaar, betreft het een vorderingsrecht dan is dat de schuldeiser en gaat het om de overdracht van een beperkt recht dan heet de rechthebbende beperkt gerechtigde. Bij faillissement is het de curator.

5.8.2 Geldige titelTitel heeft betrekking op de rechtsverhouding die aan de overdracht ten grondslag ligt. Inde meeste gevallen een koopovereenkomst.

5.8.3 LeveringWie eigenaar/rechthebbende is : hij die het meest omvattende recht op een zaak/vermogensrecht heeft.Een bezitter is iemand die pretendeert eigenaar/rechthebbende te zijn maar dit behoeft niet werkelijk het geval te zijn.Een houder is iemand die een goed onder zich heeft, geen eigenaar/rechthebbende is en dit ook in geen enkel opzicht pretendeert.Levering van onroerende zakenOnroerende zaken moeten worden geleverd door middel van het opmaken van een notariële akte (transportakte), die moet worden ingeschreven in de openbare registers. Vandaar ook dat onroerende zaken vallen onder registergoederen. Art. 3:10BW; registergoederen zijn goederen voor welker overdracht of vestiging inschrijving in daartoe bestemde openbare registers noodzakelijk is. Levering van roerende zakenDe leveringshandeling met betrekking tot roerende zaken vindt plaats door middel van bezitsverschaffing.

1. De roerende zaak in kwestie wordt feitelijk in de macht van de verkrijger gesteld.2. Je huurt iets en wil het daarna kopen; In juridisch opzicht was u houder en wordt u eigenaar =

brevi-manu-levering. Tweezijdige verklaring zonder feitelijke handeling3. U was eigenaar maar wordt houder. Constitutum possessorium /c.p.levering. Tweezijdige

verklaring.4. U huurt iets van een handelaar/eigenaar en deze wil de eigendom van het object aan een derde

overdragen, die instemt met continuering van de huurovereenkomst met u. Traditio lange manu. Tweezijdige verklaring, maar met mededeling aan de houder.

Levering van vorderingen1. Vorderingen op naam: Iedere vordering waarbij de naam van de schuldeiser vaststaat, is een

vordering op naam. Allereerst moet een akte van cessie worden opgemaakt en vervolgens dient de overdracht re worden meegedeeld aan de debiteur in kwestie. In deze akte moet staan dat de schuldeiser de vordering overdraagt aan een derde. Ondertekening schuldeiser.

2. Vordering op toonder: De schuldeiser moet betalen aan degene die hem het papier toont waarop van de verordening met zoveel woorden melding is gemaakt. Het moet schriftelijk worden vastgelegd. Feitelijk overgave van het stuk papier dat de vordering belichaamt.

3. Vordering aan order: De naam van de schuldeiser is wel vermeld, maar achter deze naam staat ‘of aan order’. Daarmee is rekening gehouden met wisseling van de persoon van de schuldeiser; de naam van de nieuwe crediteur moet met evenwel met zoveel woorden op papier staan. Het moet schriftelijk worden vastgelegd. Op de achterkant van het papier staat dan de schuldenaar niet aan de schuldeiser moet betalen maar aan de nieuwe schuldeiser (met naam). = endossement.

5.9 Bescherming tegen beschikkingsonbevoegdheid

Page 23: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

23

Als iemand eigen of rechthebbende van een goed wil worden, moet hij aan drie voorwaarden voldoen; hij dient het goed te verkrijgen van een beschikkingsbevoegde, er moet sprake zijn van een geldige titel en de juiste leveringshandeling moet worden verricht.

Page 24: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

24

7 Ondernemingsrecht7.1 Ondernemingsvormen

Eenmanszaak Personenassociaties; de bedrijfs- of beroepsuitoefening die gebaseerd is op een overeenkomst

van samenwerking Rechtspersonen; de naamloze vennootschap, de besloten vennootschap, de vereniging, de

coöperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij, de stichting en de personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid.

De moedervennootschap wordt de holding genoemd. Deze houdt een aantal businessunits in stand. Zij zijn de belangrijkste activiteiten van het concern.

7.2 Onderneming, bedrijf en beroepEen onderneming; een zelfstandig, op winst gericht bedrijf of complex van bedrijven. Bedrijf; de uitgeoefende werkzaamheid in industrie, handel of verkeer. Beroep; maatschappelijke werkkring waarvoor men de vereiste bekwaamheid en/of bevoegdheid heeft gekregen.

7.3 De eenmanszaakDe eenmanszaak kenmerkt zich door het feit dat er één eigenaar is, die tegelijkertijd als enige kapitaalverschaffer en leider van de onderneming optreedt. De ondernemingsschulden die hij maakt kunnen crediteuren op zijn gehele vermogen verhalen.

De ondernemer hoeft niet alleen in zijn zaak werkzaam te zijn. Hij kan met anderen arbeidsovereenkomsten aangaan. Alleen hij is zelf aansprakelijk voor de nakoming van de door hem gesloten arbeidsovereenkomst.

Ook de eenmanszaak is een ondernemingsvorm, daarop kunnen bepaalde wetten welke voor ondernemingen verplichtingen in het leven roepen, van toepassing zijn.

De vestiging van een eenmanszaak moet worden ingeschreven in het handelsregister.

7.4 Samenwerkingsovereenkomsten: de personenvennootschap De vennootschap is een overeenkomst, normale obligatoire. De meeste obligatoire

overeenkomst kunnen vormvrij worden aangegaan, de wet is niet verplicht dat ze op een bepaalde manier worden gesloten.

De vennootschap is gericht op samenwerking. De vennoten die de overeenkomst sluiten, worden besturend vennoten genoemd.

Alle partijen lopen bij de samenwerkingsovereenkomst ondernemingsrisico op. De samenwerking is gericht op het behalen van vermogensrechtelijk voordeel ten behoeve van

alle vennoten, gericht op winst. Iedere vennoot moet voor inbreng zorgen, kan bestaan uit geld maar ook uit arbeid.

7.4.1 Openbare en stille vennootschapOpenbare vennootschap; men treedt het publiek tegemoet met behulp van een gemeenschappelijke naam. Stille vennootschap; naar buiten toe blijkt niks van een gezamenlijke beroeps- of bedrijfsuitoefening.

7.4.2 De openbare vennootschap met rechtspersoonlijkheidDe flexibiliteit neemt wat af. Zij moeten bij notariële akte worden opgericht.

7.4.3 VertegenwoordigingVertegenwoordigingsbevoegheid, onderscheid tussen beheersdaden en beschikkingshandelingen.Beheersdaden zijn die ondernemingsactiviteiten die als normaal zijn te beschouwen voor de betreffende onderneming. Alle rechtshandelingen die geen beheersdaden zijn, noemen we beschikkingshandelingen.Zonder instemming is een vennoot niet vertegenwoordigingsbevoegd, en kan de vennootschap niet binden.

7.4.4 Aansprakelijkheid voor de schulden van de personenvennootschap

Page 25: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

25

De personenvennootschap kan een eigen, afgescheiden vermogen hebben. De geldelijke inbreng van één van de vennoten met wie de inventaris wordt gekocht, wordt onderdeel van de vennootschap. = Vennootschappelijke gemeenschap. Daarnaast hebben de vennoten hun eigen persoonlijke vermogen. Voor alle schulden van de openbare vennootschap betreffende beheersdaden zijn alle vennoten hoofdelijk aansprakelijk.Voor de stille vennootschap zijn de vennoten voor gelijke delen aansprakelijk.

7.5 Samenwerkingsovereenkomsten: de commanditaire vennootschapOnderscheid tussen beherende vennoten en stille vennoten. Tot de categorie beherende vennoten kunnen worden gerekend de personen die de vennootschap vertegenwoordigen. Zij stellen het beleid vast en bepalen daarmee het gezicht van de CV.De stille vennoot fungeert uitsluitend als geldschieter. Hij mag geen daad van beheer verrichten, noch op andere wijze in de vennootschap naar buiten toe werkzaam zijn.

7.6 Rechtspersonen: de NV en BV7.6.1 De oprichting van een NV of BVAan de oprichting van een bv of nv moet eerst een besluit van de oprichter ten grondslagd liggen. Vervolgens moet de oprichting bij notariële akte worden aangegaan. De notaris maakt een ontwerpakte in concept. Gaat het ministerie akkoord met het ontwerpakte, is het verleden van de oprichters/bestuurders/commissarissen in orde bevonden en is het wachtgeld voldaan, dan is het verplicht om een verklaring van geen bezwaar af te geven.

1. Rechtshandeling tot oprichting van nv/bv2. Conceptakte van oprichting gemaakt door notaris3. Concept naar ministerie van Justitie gestuurd4. Verklaring van geen bezwaar verstrekt5. Akte van oprichting bij notariële akte gepasseerd6. Inschrijving in het handelsregister7. Publicatie in de Staatscourant

7.6.2 De BV i.o. en de NV i.o.Tot dat een nv/bv definitief is opgericht verrichten de oprichters vaak allerlei transacties ten behoeve van de nv/bv in oprichting: gebouwen kopen, schaffen de inventaris aan en sluiten arbeidsovereenkomsten.

1. Een eenmaal opgerichte nv/bv is alleen aan de rechtshandelingen gebonden wanneer zij deze uitdrukkelijk of stilzwijgend bekrachtigt.

2. Tot het tijdstip van bekrachtiging zijn degenen die de betreffende rechtshandelingen namens een nv/bv i.o. hebben verricht, hoofdelijk aansprakelijk voor de gevolgen van niet-nakoming.

3. Ook na de bekrachtiging door de nv/bv blijven zij rechtshandelingen namen een bv/nv i.o. hebben verricht, hoofdelijk aansprakelijk voor de schade indien de nv/bv i.o. haar verplichtingen niet nakomt, terwijl degenen die handelen wisten of redelijkerwijs konden weten dat de nv/bv haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen.

7.6.3 De organen van een NV en BVHebben ten minste twee organen; Een algemene ledenvergadering van aandeelhouders (AVA) en een bestuur (directie).

7.6.4 Aandelen en de aandeelhouder

7.7 De algemene vergadering van aandeelhouders

Page 26: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

26

7.8 Het bestuur

7.9 De Raad van Commissarissen

7.10 De structuurvennootschap

7.11 verschillen nv/bv en niet-rechtspersonen

7.12 De coöperatie en de onderlinge waarborgmaatschappij

7.13 andere rechtspersonen

7.14 De Wet op de ondernemingsraden

7.15 Het recht van enquête

7.16 De jaarrekening

Page 27: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

27

8 Burgerlijk procesrecht 8.2 de rechterlijke organisatieDe tot de rechterlijke macht behorende gerechten zijn:

De kantongerechten De rechtbanken De gerechtshoven De Hoge Raad der Nederlanden.

8.2.1 De rechtbank(sector kanton)Een kantonrechter spreekt alleen recht (unus-rechtspraak). Een kantonrecht spreekt recht op heel veel rechtsgebieden. De belangrijkste bevinden zich op gebied van civiel recht en met strafrecht.

Strafrecht: De rechter in de sector kanton behandelt alle overtredingen zoals te hard rijden, door het rood rijden en fout parkeren.

Civiel recht: Alle vorderingen t/m €5.000 worden door de sector kanton behandeld. Denk aan vorderingen die voortvloeien uit verbintenissen. Verbintenissen ontstaan of uit een overeenkomst of uit de wet (onrechtmatige / rechtmatige daad)

8.2.2. De rechtbank (sector civiel)Ook de rechter civiel spreekt alleen recht (unus-rechtspraak) = hoofdregel.Er vindt allen collegiale rechtspraak (door drie rechters) plaats als alle partijen in de laatste fase van de procedure pleidooi aanvragen en dus mondeling het gelijk van hun cliënt verdedigen. In geval van collegiale rechtspraak overleggen rechters gezamenlijk over de uitkomst van een geschil.Een rechtbank heeft naast de sector kanton en sector civiel nog twee sectoren: sector strafrecht en sector bestuursrecht. De rechters werkzaam in de sector strafrecht oordelen over gepleegde misdrijven.

8.2.3.Het gerechtshof; Amsterdam, Den Haag, Arnhem, Den Bosch en Leeuwarden (+rechtbank)Een rechter in een gerechtshof wordt een raadsheer genoemd.Bij een gerechtshof is als uitgangspunt collegiale rechtspraak; drie raadsheren oordelen gezamenlijk over een bij het hof aanhangig gemaakt geschil.Ieder gerechtshof heeft drie kamers; een civiele, een straf- en een belastingkamer. De strafkamer en de civiele kamer behandelen uitsluitend zaken in hoger beroep.

8.2.4. De Hoge Raad; Den Haag; hoogste rechtscollege van Nederland.Ook de rechters in de Hoge Raad worden raadsheer genoemd. Ook is collegiale uitspraak als uitgangspunt, maar dan met vijf raadsheren. Cassatie aantekenen bij Hoge Raad.

8.3 Absolute en relatieve bevoegdheidStrafrecht

a. Overtredingen -> sector kanton van de rechtbank

Cassatie

Hoge Raad Hoge Raad

Hoger beroep

Gerechtshof Gerechtshof

Eerste aanleg

Rechtbank(kanton) rechtbank(civiel)

Page 28: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

28

b. Misdrijven -> sector strafrecht van de rechtbankCiviel recht

a. Persoonlijke en zakelijke vorderingen t/m €5.000 en vorderingen met betrekking tot een arbeidsovereenkomst, een cao, huur(koop)overeenkomst, of een pachtovereenkomst -> sector kanton van de rechtbank

b. Alle andere zaken -> sector civiel van de rechtbank

Strafrecht Hoofdregel luidt dat bevoegd is de sector kanton of de sector strafrecht van de plaats waar het delict is

begaan.Civiel recht

Hoofdregel luidt dat bevoegd is de vestigingplaats van de sector kanton of sector civiel van de woonplaats van de gedaagde.

Woonplaats = gemeente In geval van rechtspersoon gaat het om de plaats waar deze statutair is gevestigd.

8.4 Enkele beginselen van burgerlijk procesrecht8.4.1. De civiele rechter is in vergaande mate lijdelijkLijdelijkheid houdt in dat de civiele rechter afgaat op de informatie die de partijen hem verstrekken en waarover zij niet van mening verschillen. De strafrechter is in hoge mate actief en probeert te ontdekken wat er zich nu werkelijk allemaal voor heeft gedaan. De civiele rechtergaat uit van de waarheid zoals partijen deze weergeven.Bij deze lijdelijkheid van de civiele rechter moeten we echter twee kanttekeningen plaatsen:

1. De civiele rechter is veel minder lijdelijk als het gaat om feiten die door een der partijen worden betwist. De rechter heeft in dit geval middelen ter beschikking die maken dat hij juist extra informatie kan verkrijgen om een beter zicht te krijgen op het feiten compleet waarover onenigheid bestaat. Het gaat daarbij om de volgende middelen:

De rechter kan een comparitie van partijen gelasten; hij roept partijen op voor hem te verschijnen. De rechter kan een enquête gelasten. Bij een getuigenverhoor krijgt een rechter uiteraard ook meer

informatie dan die welke de procederende partijen hem tot dan toe hebben aangereikt.2. Ambtshalve aanvullen van de rechtsgronden.

8.4.2. Verplichte procesvertegenwoordiging

8.4.3 Beide partijen worden gehoord

8.4.4 De behandeling van de zaak is openbaar

8.5 De civiele procedure: feitelijke gang van zaken

8.6 Dagvaarding en verzoekschrift

8.7 De rechtsmiddelen

Page 29: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

29

8.7.1 Verzet

8.7.2 Hoger beroep

8.7.3 Cassatie

8.7.4 Gevolg instellen rechtsmiddel

8.8 Buitengewoon rechtsmiddel: cassatie in het belang der wet

8.9 Het kort geding

Page 30: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

30

9 Staatsrecht9.1 De staatPubliekrecht; de verhouding tussen overheid en burger staat centraal.Een staat vertoont drie kenmerken:

De aanwezigheid van een volksgemeenschap, een groep mensen die – vaak als gevolg van historische gebeurtenissen – bij elkaar hoort of willen horen (natie).

Deze volksgemeenschap bevindt zich op een afgegrensd grondgebied. Binnen deze volksgemeenschap is er één orgaan dat de hoogste macht heeft en dat daartoe bij

macht is het volk via het uitvaardigen van regels zijn wil op te leggen.

9.2 Spreiding van macht: Montesquieu -> trias politica. Wetgevende macht ; Uitvoerende macht ; Rechterlijke macht ;

De wetgever, samengesteld door leden van de volksgemeenschap, vaardigt regels uit die de uitvoerende macht (gewoon) heeft uit te voeren.

9.3 Spreiding van macht: decentralisatieDecentralisatie; Nederland is in verschillende overheidsniveaus verdeeld. De staatsmacht in ons land is niet alleen in de handen van de centrale overheid, maar ook van lagere overheden.Territoriale verspreiding; vorm van decentralisatie met lagere overheden die staatsmacht bezitten op een afgebakend stuk grond. Functionele spreiding; vorm van decentralisatie met lagere overheden die staatsmacht bezitten met betrekking tot een specifieke taak, zonder gebondenheid aan een afgebakend stuk grond.In Nederland kunnen we een combinatie van territoriale en functionele spreiding; het waterschap.Het feit van eenheidsstaat houdt het volgende in:

Bevoegdheden overnemen Preventieve toetsing, spontane vernietigingsbevoegdheid

Centrale vraag; Wie oefent of oefenen op het niveau van de centrale overheid de wetgevende, bestuurlijke en

rechtsprekende bevoegdheden uit? Wie oefent of oefenen op het niveau van de lagere overheden de wetgevende, bestuurlijke en

rechtsprekende bevoegdheden uit?

9.4 De organen van de centrale overheid9.4.1 De Staten-Generaal

9.4.2 De regering

9.4.3 De minister

9.4.4 De staatssecretaris

9.5 Wetgevende macht bij de centrale overheid9.5.1 Regering en Staten-Generaal

9.5.2 De regering

Page 31: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

31

9.5.3 De minister

9.6 Hoe ontstaat een wet in formele zin?9.6.1 De ‘gewone’ wet in formele zin

9.6.2 Wijziging van de Grondwet

9.7 Hoe ontstaat een algemene maatregel van bestuur?

9.8 Hoe ontstaat een ministeriële regeling?

9.9 (Sub)delegatie

9.10 Bestuurlijke macht bij de centrale overheid9.10.1 De regering

9.10.2 De ministers individueel

9.11 Andere taken van de Staten-Generaal9.11.1 Het vragenrecht

9.11.2 Het recht van interpellatie

9.11.3 Het enquêterecht

9.11.4 Het budgetrecht

9.12 De ministeriële verantwoordelijkheid

9.13 Het einde van het kabinet

9.14 De provincie9.14.1 Provinciale Staten

9.14.2 Gedeputeerde Staten

9.14.3 De commissaris van de Koningin

Page 32: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

32

9.14.4 Wetgevende macht op provinciaal niveau

9.14.5 Bestuurlijke macht op provinciaal niveau

9.15 De gemeente

9.16 Klassieke grondrechten

9.17 Sociale grondrechten

9.18 Horizontale werking van grondrechten

9.19 Rechtsbronnen van staatsrecht: het verdrag

9.20 Hiërarchie van regelgeving

Page 33: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

33

10 Bestuursrecht en bestuursprocesrecht10.1 Relatie overheid - burger

10.2 Overheidshandelingen

10.3 De beschikking

10.4 Soorten beschikkingen10.4.1 Constitutieve en declaratoire beschikkingen

10.4.2 Begunstigende en belastende beschikkingen

10.4.3 Vrije en gebonden beschikkingen

10.5 Algemeen verbindende voorschriften

10.6 Beleidsregels

10.7 Het plan

10.8 Attributie, delegatie en mandaat

10.9 Gelede normstelling

10.10 Algemene beginselen van behoorlijk bestuur10.10.1 De formele beginselen van behoorlijk bestuur

10.10.2 De materiële beginselen van behoorlijk bestuur

10.11 Bestuursrechtelijke sancties

10.12 Rechtsbescherming in het bestuursrecht

10.13 Administratief beroep

Page 34: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

34

10.14 Administratieve rechtspraak

10.15 Administratieve rechtspraak krachtens de Awb

10.16 Het procesrecht en de Awb

10.17 De onrechtmatige overheidsdaad

Page 35: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

35

11 Strafrecht en strafprocesrecht11.1 Het bereik van het strafrechtStrafrecht gaat niet alleen over boeven vangen, maar bijvoorbeeld ook over economische delicten.

11.2 De strafprocedure: feitelijke gang van zaken11.2.1 De opsporingDe opsporing van strafbare feiten is in handen gelegd van opsporingsambtenaren(politie) onder leiding van de officier van justitie die deel uitmaakt van het OM.Een verdachte is iemand tegen wie een redelijk vermoeden van schuld bestaat aan enig strafbaar feit. Alleen dan mag de politie iemand staande houden. Aanhouding; de verdachte word meegenomen naar het politiebureau om te worden verhoord. Als iemand op heterdaad word betrapt mag iedereen hem aanhouden. Vroegverdachte; de persoon tegen wie de verdenking bestaat dat hij betrokken is bij het in georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven, maar ten opzichte van wie geen redelijk vermoeden van schuld bestaat.De verdachte mag hooguit 6 uur worden verhoord, heeft dan nog geen recht op een advocaat. Cautie: er wordt medegedeeld dat de verdachte niet verplicht is om te antwoorden. Transactie; de verdachte kan dan instemmen met het voorstel om een bepaald geld bedrag te betalen voor het begane vergrijp.

11.2.2 De vervolgingDe officier van Justitie zorgt voor de vervolging. Opportuniteitsbeginsel; de officier van Justitie mag maar hoeft de zaak niet perse voort te zetten. De vervolgingsfase treedt daarentegen in wanneer de OvJ:

Voorlopige hechtenis vordert bij de rechter Een gerechtelijk vooronderzoek vordert bij de rechter-commissaris.

Voorlopige hechtenis kan alleen wanneer voor het misdrijf vier of meer jaar gevangenisstraf staat of wanneer er ernstig vluchtgevaar dreigt dan wel gevaar voor de maatschappij. Be voorlopige hechtenis bestaat uit 2 componenten.:

De bewaring (14dagen) De gevangenhouding (30dagen, verlenging is 2x mogelijk)

11.2.3 De terechtzittingBesluit de OvJ om de zaak aan de rechter ter berechting voor te leggen, dan zal hij een dagvaarding laten uitgaan : de verdachte wordt opgeroepen om op een bepaalde dag en op een bepaald uur voor de rechter te verschijnen. Tenlastelegging: waarvan wordt de verdachte beschuldigd.

11.3 Misdrijf en overtredingStrafbare gedragingen(delicten) kunnen worden onderscheiden in misdrijven en overtredingen.1 In het wetboek van Strafrecht staan in het tweede boek de misdrijven, in het derde boek de

overtredingen.2 In alle andere wetten die door de nationale wetgever worden uitgevaardigd, wordt precies

aangegeven welke strafbare feiten misdrijven en welke overtredingen zijn.3 De lagere overheden (provincie,gemeente) kunnen uitsluitend overtredingen uitvaardigen.

Overtredingen misdrijvenRechtbank, kanton Rechtbank, strafrechtVerjaringstermijn; 2 jaar Verjaringstermijn; ten minste 6 jaarFormulering; Willens en weten(opzettelijk)?Straf; 1jaar of €4.500 Maximaal levenslang, 20 jaar gevangenisstraf

geldboete van €450.000Geregistreerd krachtens de wet op justitiële documentatie. Registratie

11.4 De tenlasteleggingEen strafbepaling bestaat uit twee delen, delictsomschrijving en een sanctienorm. De delictomschrijving bestaat uit een definitie van de verboden handeling. De sanctienorm heeft

Page 36: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

36

betrekking op de straf en/of maatregel die de rechter maximaal kan opleggen wanneer voldaan is aan de delictomschrijving.Heeft de OvJ niet kunnen bewijzen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, dan volgt vrijspraak.Heeft de OvJ wel kunnen bewijzen dat de verdacht de ten laste gelegde feiten heeft begaan, maar zijn desondanks niet alle bestandsdelen van het betreffende delict vervuld, dan volgt ontslag van rechtsvervolging.Een gekwalificeerd delict bestaat uit de bestanddelen van het gronddelict, aangevuld met één of meer extra bestanddelen. Maximale straf is hoger dan bij een gronddelict.Moord kan worden omschreven als doodslag + de voorbedachte rade en vormt derhalve een gekwalificeerd delict ten opzichte van doodslag.

11.5 De vragen van artikel 348 Sv.1. Is de dagvaarding geldig?2. Is de rechter bevoegd een oordeel te vellen?3. Is de OvJ ontvankelijk?4. Bestaat er reden, de vervolging te schorsen?

Als deze vragen bevestigend zijn beantwoord kan de rechter kijken of bewezen is dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.De dagvaarding moet allereerst geldig zijn, in de wet zijn de eisen opgenomen waaraan een dagvaarding moet voldoen.Absolute competentie; welk soort rechter ,mag het geschil beoordelen?Relatieve competentie; welke rechter van welke plaats is bevoegd?

11.6 Het legaliteitsbeginselEen feit is alleen strafbaar wanneer daarvoor een wettelijke strafbepaling is.

11.7 De uitbreiding van ‘hij die’Hij = natuurlijk persoon of een rechtspersoon. Deelneming valt uiteen in 4 categorieën:

1. Uitlokking; Iemand die het initiatief neemt en aanspoort tot het gaan plegen van een bepaald delict en iemand die daadwerkelijk het strafbare feit begaat en daardoor ook strafbaar is.

2. Doen plegen; hetzelfde als uitlokking, maar degene die de daad uitvoert is niet strafbaar, omdat hem geen enkel verwijt te maken valt.

3. Medeplegen; Diverse personen die allen daartoe het initiatief hebben genomen en het gezamenlijk ten uitvoer brengen.

4. Medeplichtigheid; De medeplichtige heeft niet het initiatief genomen om een bepaald strafbaar feit te plegen, en is slechts behulpzaam bij of tot het plegen van een delict.

11.8 De strafuitsluitingsgronden11.8.1 Rechtvaardigingsgronden

Overmacht ; niet strafbaar is hij die een feit begaat waartoe hij door overmacht is gedrongen. Een drang van buitenaf waaraan de verdachte geen weerstand heeft kunnen bieden en zou behoeven te bieden, omdat hij aan een maatschappelijke plicht voldoet.

Noodweer ; Noodzakelijk verdediging die geboden is van lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding.

Wettelijk voorschrift ; niet strafbaar is hij die een feit begaat ter uitvoering van een wettelijk voorschrift.

Ambtelijk bevel ; Wanneer het bevoegd gezag een bevel geeft en men overtreedt de wet door dit bevel op te volgen, dan is dat niet strafbaar.

Ontbreken van materiële wederrechtelijkheid ; het feit dat ik heb gepleegd is niet strafbaar, hoewel de bestanddelen van de delictomschrijving zijn vervuld en er geen wettelijke rechtvaardigheidsgrond valt aan te wijzen.

11.8.2 Schulduitsluitingsgronden

Page 37: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

37

Overmacht ; dwingt een maatschappelijke verplichting al dan niet tot overtreding van een strafbaar feit?

Noodweerexces ; de reactie die men tegenover de wederrechtelijke aanranding stelt, moet in beginsel redelijk zijn.

Onbevoegd gegeven ambtelijk bevel ; Wanneer iemand beseft dat een ander hem een bevel geeft waartoe deze niet bevoegd is, dan zal straf volgen.

Niet-toerekeningsvatbaarheid ; degene die een feit begaat hem wegens gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend, niet strafbaar.

Afwezigheid van alle schuld (AVAS) ; doet zich nooit voor als het om misdrijven gaat!

11.9 De vragen van art. 350 Sv1. Is de tenlastelegging bewezen? Nee -> vrijspraak. Ja -> vraag 2.2. Is het feit strafbaar? Nee-> ontslag van rechtsvervolging. Ja-> vraag 33. Is de dader strafbaar? Nee-> ontslag van rechtsvervolging Ja-> vraag 44. Welke straf of maatregel moet worden opgelegd? Zie 11.10 Strafoplegging.

11.10 De strafopleggingHoofdstraffen;

gevangenisstraf, misdrijf hechtenis, overtreding taakstraf die kan bestaan uit een werkstraf/leerstraf, geldboete.

Bijkomende straffen; ontzetting van bepaalde rechten, verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen, openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Naast straffen kan een rechter maatregelen opleggen ->TBS, terbeschikkingstelling.

11.11 Economisch strafrechtHet economisch strafrecht is dat deel van het recht dat gericht os op het strafbaar stellen van activiteiten in ondernemingsverband, die bij overtreding bedrijfseconomische voordelen opleveren, vaak ten koste van de concurrenten.

Page 38: Sam en Vatting Hoofdlijnen Nederlands Recht

38

12 Europees/internationaal recht12.1 Invloed vanuit het buitenland

12.2 Het verdrag

12.3 Verdrag en internationale organisatie

12.4 Dualisme en monisme

12.5 EEG, EG en EU

12.6 De kwestie van de productenaansprakelijkheid12.6.1 De regeling in het BW

12.6.2 De EU-geschiedenis

12.6.3 De EU-organisatie

12.7 Richtlijnen en verordeningen12.7.1 Compromissen

12.7.2 Harmonisatie van wetgeving

12.7.3 Eén interne markt

12.8 Het Europese Hof van Justitie van de EG

12.9 De EU en de Europese Ondernemingsraad – Inleiding12.9.1 De Europese Ondernemingsraad – Zijn EU-geschiedenis

12.10 Enkele andere bij verdrag opgerichte Europese organisaties12.10.1 De Benelux

12.10.2 De Raad van Europa