Upload
others
View
2
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Faculteit Rechtsgeleerdheid
Universiteit Gent
Academiejaar 2014-2015
STRAFUITVOERING IN SCANDINAVIË
Scandinavisch exceptionalisme in de gevangenis van
Noorwegen: feit of fictie?
Masterproef van de opleiding
‘Master in de rechten’
Ingediend door
Jacobs Kasper
studentennr. 01005743
Promotor: Prof. Dr. Vander Beken Tom
Commissaris: Prof. Dr. Vander Laenen Freya
2
“Als je een mens als een beest behandelt, wordt hij een beest. Als je een
mens als een crimineel behandelt, wordt hij een crimineel. Als je een mens
als een mens behandelt, wordt hij een mens.”1
1 M. KAPTEIJNS, Een andere gevangenis, Bastoy, a different prison, DNU film, Dienst Justitiële
Inrichtingen, Ministerie van Veiligheid en Justitie, 2010.
3
Voorwoord
Wanneer in het begin van mijn masterjaren de vraag naar een thesisonderwerp zich aan mij
opdrong, zocht ik aanvankelijk tevergeefs naar een antwoord. Gelukkig stelden enkele
professoren reeds bij de eerste keuzemogelijkheid een lijst ter beschikking met voorstellen
van een onderwerp voor een masterproef. Tussen de voorstellen van mijn promotor trok één
welbepaald voorstel mijn aandacht, namelijk de gevangenisstraf. Ondanks het feit dat we in
de 21ste eeuw zijn aangekomen, blijft de gevangenis immers nog steeds de voornaamste
straf voor zwaardere misdrijven. Van alle strafvormen is het de gevangenis die de tand des
tijd het best doorstaan heeft. Het was vanaf dat moment dat mijn fascinatie met betrekking
tot de gevangenis in haar huidige vorm begon te groeien. Een eerste gesprek met mijn
promotor maakte al snel duidelijk dat ik voor de bespreking van de gevangenisstraf in
Scandinavië moest zijn, het walhalla van de moderne strafuitvoering. Het was zo dat de
theorie van het Scandinavisch exceptionalisme mij een eerste maal ter ore kwam. Om de
werklast niet onoverkomelijk te maken, spraken we af om mijn masterproef te beperken tot
de gevangenisstraf in één van de Scandinavische landen. Op die manier kwamen we
uiteindelijk terecht bij een belangrijk element in de theorie van het Scandinavisch
exceptionalisme als onderwerp voor deze masterproef, namelijk de gevangenis in
Noorwegen.
Ik wil bijgevolg in de eerste plaats mijn promotor Prof. Dr. Tom Vander Beken bedanken.
Het was immers zijn idee dat, samen met zijn voortdurende hulp en bijstand, geleid heeft tot
het uiteindelijke resultaat van dit schrijven. Daarnaast zou ik ook graag mijn medestudent
Annekien Janssens bedanken voor het feit dat zij naar een aantal van mijn lessen is gegaan.
Op die manier werd mijn werklast behoorlijk verlicht en kon ik mij volledig op mijn
masterproef concentreren. Tot slot wil ik nog mijn vriendin Claire Senden bedanken voor het
nalezen en corrigeren van mijn thesis. Het is door de hulp van deze personen dat ik mijn
masterproef in de best mogelijke omstandigheden heb kunnen schrijven. Om die reden zal ik
hen altijd dankbaar blijven.
4
Inhoud
Voorwoord ....................................................................................................................................... 3
Inhoud .............................................................................................................................................. 4
Inleiding ........................................................................................................................................... 7
Algemeen ...................................................................................................................................... 7
Onderzoeksvragen ......................................................................................................................... 7
Methode ........................................................................................................................................ 8
Structuur ...................................................................................................................................... 11
Afbakening .................................................................................................................................. 11
Deel 1. Beschrijving ...................................................................................................................... 13
Hoofdstuk 1. Gevangenispopulatie ............................................................................................. 14
Afdeling 1. Cijfers ................................................................................................................... 14
Afdeling 2. Redenen ................................................................................................................ 17
Onderafdeling 1. Lage bestraffing ...................................................................................... 18
Onderafdeling 2. Wachtlijst ................................................................................................ 20
Onderafdeling 3. Alternatieven ........................................................................................... 22
Onderafdeling 4. Veroordelingsstructuur en leeftijd criminele verantwoordelijkheid ....... 25
Afdeling 3. Sociale instellingen en Asielcentra ...................................................................... 26
Afdeling 4. Besluit .................................................................................................................. 27
Hoofdstuk 2. Gevangenisomstandigheden .................................................................................. 28
Afdeling 1. Het beloofde land ................................................................................................. 29
Onderafdeling 1. Gevangenissen ........................................................................................ 29
Onderafdeling 2. Materiële luxe ......................................................................................... 33
Onderafdeling 3. Kleine gevangenis ................................................................................... 34
Onderafdeling 4. Capaciteit ................................................................................................ 34
Onderafdeling 5. Open en gesloten ..................................................................................... 35
Onderafdeling 6. Gevangenispersoneel .............................................................................. 36
Onderafdeling 7. Gezondheidszorg..................................................................................... 37
5
Onderafdeling 8. Werk en onderwijs .................................................................................. 38
Onderafdeling 9. Inspraak .................................................................................................. 39
Onderafdeling 10. Jeugd ..................................................................................................... 41
Afdeling 2. Pains of imprisonment ......................................................................................... 43
Onderafdeling 1. Materiële luxe ......................................................................................... 43
Onderafdeling 2. Sociale relaties ........................................................................................ 44
Onderafdeling 3. Imprisonment of the soul ........................................................................ 48
Onderafdeling 4. Zelfmoord ............................................................................................... 50
Afdeling 3. Geen vlees zonder been ....................................................................................... 51
Onderafdeling 1. Drugs ...................................................................................................... 52
Onderafdeling 2. Voorlopige hechtenis en eenzame opsluiting ......................................... 56
Onderafdeling 3. Mensenrechten ........................................................................................ 60
Afdeling 4. Besluit .................................................................................................................. 61
Deel 2. Verklaring ......................................................................................................................... 64
Hoofdstuk 1. Fundamenten ......................................................................................................... 64
Afdeling 1. Sociale waarden ................................................................................................... 65
Onderafdeling 1. Klassenstructuur ..................................................................................... 66
Onderafdeling 2. Homogeniteit .......................................................................................... 68
Onderafdeling 3. Onderwijs ................................................................................................ 69
Afdeling 2. Welvaartstaat........................................................................................................ 70
Onderafdeling 1. Sociaal economisch beleid ...................................................................... 70
Onderafdeling 2. Staatsveiligheid ....................................................................................... 71
Onderafdeling 3. Media ...................................................................................................... 73
Onderafdeling 4. Politiek .................................................................................................... 74
Onderafdeling 5. Juridisch systeem .................................................................................... 75
Afdeling 3. Kritiek .................................................................................................................. 76
Afdeling 4. Besluit .................................................................................................................. 77
Hoofdstuk 2. Strafbeleid ............................................................................................................. 78
6
Afdeling 1. Dark side .............................................................................................................. 79
Onderafdeling 1. Eenzame opsluiting ................................................................................. 79
Onderafdeling 2. Behandelingsoptimisme .......................................................................... 80
Afdeling 2. Scandinavisch exceptionalisme ............................................................................ 82
Onderafdeling 1. Kritiek op en einde van de treatment-periode ......................................... 82
Onderafdeling 2. Liberalisatie van het strafbeleid .............................................................. 84
Onderafdeling 3. Normalisatie van het gevangenisleven .................................................... 87
Afdeling 3. Verval ................................................................................................................... 88
Onderafdeling 1. Rijkdom en immigratie ........................................................................... 89
Onderafdeling 2. Crimmigration ......................................................................................... 92
Onderafdeling 3. Janus faced .............................................................................................. 97
Afdeling 4. Besluit .................................................................................................................. 99
Deel 3. Besluit .............................................................................................................................. 102
Afdeling 1. Fundamenten .......................................................................................................... 102
Afdeling 2. Gevangenispopulatie .............................................................................................. 102
Afdeling 3. Gevangenisomstandigheden .................................................................................. 104
Afdeling 4. Conclusie................................................................................................................ 105
Bibliografie .................................................................................................................................. 107
7
Inleiding
Algemeen
Door bepaalde media wordt van Noorwegen een beeld gecreëerd alsof het een
gevangenisparadijs is.2 We zien en lezen over Noorse gevangenen die in luxueuze residenties
verblijven die eerder aan een hotel dan aan een gevangenis doen denken. Op het internet
verschijnen foto’s van gedetineerden die van op een eiland in een aangrenzend meer springen.
Andere gedetineerden zitten dan weer rustig met de voeten in het water en een vislijn in de
hand. Het is daarbij vooral de relatieve vrijheid van de gevangenen in Noorwegen die bij het
grote publiek tot de verbeelding spreekt.
Deze positieve geluiden vanuit de media worden voor het eerst academisch onderzocht door
John Pratt, een professor criminologie aan de Victoria University in Wellington. In zijn
theorie over het Scandinavisch exceptionalisme bevestigt hij de uitzonderlijke aard van de
strafuitvoering in Noorwegen, Zweden en Finland.3 Volgens J. Pratt vormt Scandinavië op
die manier een veilige haven tegen het strafrechtelijk exces dat in de rest van de wereld stevig
tekeer gaat. Met betrekking tot de gevangenis in Noorwegen zou deze theorie zich dan
vertalen in een lage gevangenispopulatie en uitstekende gevangenisomstandigheden. In dit
schrijven zullen deze twee elementen verder onderzoeken.
Onderzoeksvragen
Een loutere beschrijving geven van het Noorse gevangeniswezen zal echter niet volstaan. Het
is namelijk de bedoeling van een masterproef om een antwoord te bieden op één of meerdere
onderzoeksvragen. De onderzoeksvragen van deze masterproef zullen zich richten op de twee
voornaamste elementen van het Scandinavisch exceptionalisme, namelijk het lage aantal
gedetineerden en de zogenaamd uitstekende gevangenisomstandigheden.
Op die manier willen we in dit schrijven de theorie van J. Pratt over het Scandinavisch
exceptionalisme toetsen in verband met de gevangenis van Noorwegen. Hoewel J. Pratt in die
theorie een vergelijking maakt, zullen wij het onderzoek in deze masterproef beperken tot de
Noorse gevangenis. Ook zonder uitputtende vergelijking zullen we, toch wat Noorwegen
betreft, instaat zijn om J. Pratt’s theorie te beoordelen.
2 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 6. 3 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 119-137.
8
De eerste onderzoeksvragen hebben betrekking op de lage gevangenispopulatie in
Noorwegen. Is het aantal gevangenen werkelijk zo laag? En wat is dan de reden achter deze
lage gevangenispopulatie? Worden er misschien gewoon minder misdrijven gepleegd in
Noorwegen? Of zijn er bepaalde kunstgrepen die aan de basis liggen van dit lage aantal?
Vormen de cijfers wel een correcte weergave van de werkelijke situatie? Of zijn er straffen
die niet worden meegerekend, maar in feite wel gelijkaardig zijn aan een opsluiting in de
gevangenis? Zijn er ten slotte ook nadelen aan de maatregelen die genomen worden om het
aantal gevangenen te beperken?
Andere onderzoeksvragen hebben dan weer betrekking op de gevangenisomstandigheden in
Noorwegen. Zijn de omstandigheden in de Noorse gevangenissen werkelijk zo rooskleurig als
sommige media ons laten geloven? En wat is het effect van deze gevangenisomstandigheden?
Helpen zij om de pijnlijke gevolgen van de gevangenisstraf te verlichten? Of gebeuren er in
de Noorse gevangenissen ook zaken die het daglicht beter niet zouden zien? Worden deze
minder benijdenswaardige zaken door al het goede misschien wat op de achtergrond
geplaatst?
Ten slotte gaan we op zoek naar de oorzaken en de geschiedenis van het zogenaamde
uitzonderlijke gevangenisbeleid van Noorwegen. Wat zijn de fundamenten die geleid hebben
tot dit hedendaagse beleid? Waren dit bewuste menselijke keuzes of lagen er meer
fundamentele elementen aan de basis? En hoe is dit gevangenisbeleid geëvolueerd doorheen
de jaren? Werd in Noorwegen steeds hetzelfde of eerder een ambigu beleid gevoerd? Deze
laatste vragen dienen weliswaar vooral om de voorgaande, meer centrale vragen van deze
masterproef meer duiding te geven.
Methode
Om op bovenstaande vragen een antwoord te bieden zullen we in deze masterproef kiezen
voor een literaire studie. Dit betekent dat bestaande theorieën en lopende discussies van
verschillende auteurs onderzocht zullen worden door het lezen van boeken,
onderzoeksrapporten en artikels in tijdschriften. Het literair onderzoek zal, wat de
gevangenispopulatie betreft, aangevuld worden met statistische figuren en cijfermateriaal. Op
die manier zullen we een uitgebreid onderzoek voeren naar het reilen en zeilen van de Noorse
gevangenis en haar geschiedenis.
9
Om relevante literatuur te vinden over de verschillende onderwerpen werd er gebruik
gemaakt van specifieke zoektermen, zoals Scandinavian exceptionalism, penal excess en
Norwegian prison. Deze zoektermen werden ingegeven in diverse elektronische
zoekmachines zoals, libugent, web of science en zelfs google. Uit het verzamelde resultaat
werd dan op een economische manier de relevante informatie gezocht door het lezen van
abstracts en inhoudsopgaven van de verschillende documenten. Ten slotte werden ook de
bibliografieën van die documenten doorgenomen om uiteindelijk tot een volledig overzicht
aan bronnenmateriaal te bekomen.
Als vetrekpunt zal deze thesis in de verschillende delen vaak gebruik maken van wat J. Pratt
geschreven heeft in zijn tweedelige artikel genaamd “Scandinavian exceptionalism in an era
of penal excess” uit de British Journal of Criminology.4 Hij heeft immers de verdienste om de
term Scandinavian exceptionalism als eerste naar buiten te brengen, waarvan de Noorse
gevangenis een belangrijk onderdeel vormt. Het is dan ook niet meer dan normaal dat J. Pratt
ook in deze masterproef het eerste woord krijgt. Dit wordt weliswaar steevast gecombineerd
met de bevestiging, aanvulling of kritiek van andere auteurs die, vaak aangezet door zijn
werk, zelf een stuk hebben geschreven over het Scandinavisch exceptionalisme. Deze
masterproef wordt dus geen loutere ode aan J. Pratt. Om zeker een meerwaarde te bieden ten
aanzien van de bestaande discussie omtrent het Scandinavisch exceptionalisme, is een
kritische houding, zeker bij een literatuurstudie, steeds vereist. We zullen ons daarom niet
blind staren op de cijfers van de gevangenispopulatie en de verheerlijkte
gevangenisomstandigheden, in tegenstelling tot J. Pratt die zich vooral focuste op wat een
ideaal strafbeleid zou kunnen zijn.
Het boek van Thomas Ugelvik en Jane Dullum met de titel “Penal exceptionalism? Nordic
prison policy and practice” zal de voornaamste bron zijn van deze discussie.5 Wat daarin
vaak opvalt, is de kloof tussen J. Pratt en andere auteurs. T. Ugelvik en J. Dullum geven hier
een goede verklaring voor.6 Zij zeggen namelijk dat er een groot verschil is tussen de houding
van insiders en outsiders tegenover een bepaald fenomeen, zoals het Noorse
gevangenissysteem. Als buitenstaander moet men zich er van bewust zijn dat het gevaar van
4 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 119-137; J. PRATT, “Scandinavian
exceptionalism in an era of penal excess. Part II: Does Scandinavian exceptionalism have a future?”, British
Journal of Criminology, 2008, 275-292. 5 T. UGELVIK en J. DULLUM (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon &
New York, Routledge, 2012, 266 p. 6 T. UGELVIK en J. DULLUM (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon &
New York, Routledge, 2012, 4-6.
10
xenocentrism om de hoek loert. Dit Engelse begrip houdt in dat men een voorkeur heeft voor
producten, stijlen en ideeën van andere culturen in plaats van de eigen cultuur. Een snelle blik
op het verzamelde materiaal bevestigd dit gevaar. Het blijkt namelijk dat Noorse
onderzoekers een veel kritischere houding aannemen tegenover het Noorse
gevangenissysteem, dat door veel buitenstaanders juist wordt bewonderd.
Dit kan in de eerste plaats verklaard worden door het standpunt van waaruit de onderzoeker
zijn oordeel velt. De Noorse onderzoekers zijn meer materiële luxe gewoon. De materiële
omstandigheden in een gevangenis vormen voor hen niet zozeer een opvallend element. Het
is dus niet onlogisch dat zij zich vooral op andere zaken focussen. De buitenlandse
onderzoekers zijn daarentegen vaak minder materiële luxe gewoon. Zij zien de Noorse
gevangenissen daarom eerder als een hotel. Opgemerkt moet worden dat dit ook geldt voor de
gedetineerden zelf. De Noorse gevangenen hebben voor hun opsluiting vaak lange tijd in
materiële luxe geleefd, terwijl buitenlandse gevangenen andere omstandigheden gewoon
waren. Bijgevolg heeft de gevangenissen ook een verschillend effect op Noorse en vreemde
gedetineerden.
Daarnaast liggen tevens verschillende normatieve en politieke motieven aan de basis van het
onderscheid in de houding tussen insiders en outsiders ten aanzien van het Noorse
gevangenissysteem. Outsiders zullen vaak een utopisch beeld weergeven, om hun eigen
overheid aan te zetten tot verandering. Insiders willen daarentegen dat hun eigen overheid
kritisch blijft. Daarom zullen zij eerder de negatieve kanten van de zaak belichten. Het zijn
dus niet alleen wetenschappelijke, maar ook normatieve en politieke motieven die het
resultaat van een studie kunnen beïnvloeden.
Als buitenstaander zal ik steeds op mijn hoede moeten zijn voor dit methodologisch gevaar,
zodat deze thesis met de nodige objectiviteit kan worden geschreven. Maar gelukkig heeft een
buitenstaander zijn ook voordelen.7 Buitenlandse onderzoekers zijn immers vaak gevoeliger
voor de intrinsieke eigenschappen van een bepaald rechtssysteem, dan zij die er dagelijks mee
te maken krijgen. In plaats van een algemene omschrijving te geven, kunnen zij derhalve de
nadruk leggen op de specifieke elementen van het rechtssysteem die Noorwegen
onderscheiden van de rest van de wereld.
7 J. PRATT en A. ERIKSSON, “In defence of Scandinavian exceptionalism” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.),
Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012, 236-
237.
11
Structuur
De bevindingen die volgen uit de literatuurstudie, zullen in deze masterproef aan de hand van
een goed doordachte structuur worden weergegeven. Beginnen doen we in het eerste deel met
een onderzoek van het zogenaamde Scandinavisch exceptionalisme met betrekking tot de
Noorse gevangenis. Haar uitzonderlijke aard heeft de Noorse gevangenis volgens J. Pratt te
danken aan twee zaken. Enerzijds zou het een uitzondering zijn tegenover de rest van de
wereld door haar lage aantal gevangenen. Anderzijds zouden er de uitstekende
opsluitingsomstandigheden zijn, die van de Noorse gevangenis een buitenbeentje maken.
Om te vermijden dat dit werkstuk een loutere lofbetuiging aan het Noorse gevangenissysteem
zou worden, moeten we steeds verder kijken dan onze neus lang is. Met betrekking tot de
gevangenispopulatie zullen we niet alleen de lage cijfers, maar ook de achterliggende reden
bespreken. Bij de gevangenisomstandigheden zullen we door de roze wolk heen op zoek gaan
naar het uiteindelijke effect en de minder benijdenswaardige zaken. Deze aanpak zou moeten
bijdragen tot de objectiviteit en volledigheid van dit werkstuk.
In het tweede deel zullen we proberen om op basis een macro-socialogische methode de
specifieke factoren, die in Noorwegen aan de basis liggen van het Scandinavisch
exceptionalisme, te ontrafelen. Hier zal de discussie over de al dan niet toevallige
ontstaansgeschiedenis van het Noorse strafbeleid een centrale plaats krijgen. Daarnaast zal
ook de evolutie van het beleid zelf ter sprake komen. Een onderzoek naar die ontwikkelingen
is immers onontbeerlijk om een volledig beeld te krijgen van de Noorse gevangenis. Niet
enkel het verleden, maar ook de toekomst van het Noorse strafbeleid zal daar met de nodige
aandacht onderzocht worden.
Afsluiten doen we, zoals elk wetenschappelijk onderzoek, met een besluit. Dit besluit zal
proberen om, op basis van alles wat voorheen beschreven en verklaard is, een eenvormig en
duidelijjk, doch allesomvattend antwoord te bieden op de hierboven gestelde
onderzoeksvragen.
Afbakening
Net zoals J. Pratt zullen we ons in dit schrijven beperken tot de gevangenisstraf en niet de
volledige strafuitvoering onder handen nemen. De reden van deze beperking is in de eerste
plaats het vanzelfsprekende feit dat het quasi onmogelijk is om in één masterproef het
volledige strafrecht van een land te bespreken. Daarom moeten we één onderdeel van de
strafuitvoering kiezen. Met onze keuze voor de gevangenisstraf hebben we dan uiteindelijk
12
voor het meest tot de verbeelding sprekende onderdeel gekozen. Deze historische sanctie is
immers de dag van vandaag nog steeds één van de voornaamste straf voor zware misdrijven.
Deze beperking houdt wel een bijzonder gevaar in. Door enkel te focussen op de
gevangenisstraf zouden andere vormen van sociale controle aan de aandacht kunnen
ontsnappen. Het zou wel eens goed kunnen zijn dat Noorwegen haar gevangenenaantal en
gevangenisomstandigheden te danken heeft aan gruwelijke alternatieven die sterk op de
gevangenisstraf lijken. Daarom zal er ten gepaste tijde ook dieper worden ingegaan op enkele
van die alternatieven om een zo volledig mogelijk beeld te creëren. We zagen net dat we in
het tweede deel van deze masterproef door de macro-sociologische methode zelfs de
volledige samenleving onder de loep zullen nemen om de fundamenten van het Noorse
gevangenisbeleid te ontrafelen.
In tegenstelling tot J. Pratt die een vergelijking maakt tussen twee landengroepen, namelijk de
Anglo-Amerikaanse landen en Scandinavië, zullen wij ons beperken tot Noorwegen. De
keuze voor Noorwegen lag voor de hand, zeker nu in Halden weer een nieuwe parel aan het
Noorse gevangeniswezen is toegevoegd. De voornaamste elementen van het Scandinavisch
exceptionalisme ondergaan de laatste jaren in Zweden immers een vorm van verval en
Finland heeft zelfs een volledig andere voorgeschiedenis. In feite behoort Finland dan ook
niet tot Scandinavië, maar wel Noorwegen, Zweden en Denemarken. Voor het verdere
verloop van dit schrijven heeft dit echter weinig belang, aangezien de aandacht volledig naar
Noorwegen gaat. Als de term Scandinavië alsnog gebruikt wordt, dan is dit met de betekenis
die J. Pratt er aan geeft.8
Door alle Scandinavische landen in de vergelijking te betrekken, kon J. Pratt wel een goed
beeld schetsen van het grotere plaatje. Een algemene theorie, zoals die van het Scandinavisch
exceptionalisme, heeft haar ontstaan immers te danken aan dergelijk omvangrijk onderzoek.
Maar het gevaar bestaat dat, door meerdere landen in het onderzoek te betrekken, verkeerde
veralgemeningen plaatsvinden. De Scandinavische landen zijn immers niet volledig identiek
aan elkaar. Om een algemene theorie te creëren moeten dus steeds bepaalde zaken worden
weggelaten. Door deze masterproef tot Noorwegen te beperken zullen er nog steeds algemene
bevindingen mogelijk zijn, Noorwegen is en blijft namelijk een groot land, maar kan er
bovendien ook meer gedetailleerd en diepgaand te werk gegaan worden.
8 Supra 7.
13
Deel 1. Beschrijving
De theorie van het Scandinavisch exceptionalisme heeft betrekking op twee zaken van de
Noorse gevangenis.9 Enerzijds zou de gevangenis in Noorwegen een buitengewoon laag
aantal gedetineerden hebben. Anderzijds zouden er uitstekende gevangenisomstandigheden
zijn die van Noorwegen voor gedetineerden het beloofde land maken. In dit eerste deel zullen
beide elementen grondig getoetst worden om een antwoord te bieden op bovenstaande
onderzoeksvragen.
Bij het onderzoek van de lage gevangenispopulatie zullen we uiteraard eerst de cijfers
bespreken. Maar daar blijft het niet bij. Het zwaartepunt van dit eerste onderdeel zal vooral
liggen bij het onderzoek naar de diverse redenen die aan de basis liggen van de opmerkelijke
cijfers. Daarbij bekijken we ook naar de eventuele nadelen die uit deze maatregelen zouden
kunnen voortvloeien. Tot slot zullen ook gelijkaardige methoden van opsluiting, die bij de
berekening van de officiële gevangeniscijfers niet worden meegeteld, onder de loep genomen
worden.
In het tweede hoofdstuk zullen de Noorse gevangenisomstandigheden aan bod komen. Deze
omstandigheden vormen misschien wel het belangrijkste, maar ook het meest discutabele
element van het Scandinavisch exceptionalisme. Gevangenisomstandigheden zijn immers
minder gemakkelijk te beoordelen dan cijfers. Door de bespreking van de materiële luxe, de
gevangeniscapaciteit, de sociale relaties en de relatieve vrijheden in de open en gesloten
gevangenissen, zullen we toch proberen om in deze masterproef een correcte analyse te
maken van de Noorse gevangenisomstandigheden. Het onderzoek zal zich bovendien niet
beperken tot uitsluitend de zichtbare opsluitingsvoorwaarden, maar zal zich tevens richten op
het gevolg daarvan voor de verschillende gedetineerden. Ten slotte zal er ook aandacht
geschonken worden aan enkele minder benijdenswaardige elementen van het Noorse
gevangeniswezen. Een kritische noot doorheen deze masterpoef kan de objectiviteit ervan
immers alleen maar ten goede komen en een belangrijke meerwaarde betekenen voor de
bestaande discussie omtrent het Scandinavisch exceptionalisme. Maar beginnen doen we dus
met de cijfers van de Noorse gevangenispopulatie.
9 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 119.
14
Hoofdstuk 1. Gevangenispopulatie
Over het al dan niet bestaan van het lage aantal gevangenen, kan niet lang worden
gediscussieerd. Cijfers liegen niet. Waar we in dit hoofdstuk dan wel vooral de nadruk op
zullen leggen, is de reden achter de lage cijfers. Ligt de oorzaak van de uitzonderlijk lage
gevangenispopulatie in Noorwegen simpelweg bij de lage criminaliteitscijfers van het land?
Of heeft de Noorse overheid welbepaalde beleidshervormingen doorgevoerd die het aantal
gedetineerden moeten beperken? En hebben deze maatregelen dan ook minder fraaie
gevolgen voor het Noorse gevangenisbeleid? Op deze vragen zal in de tweede afdeling van
dit hoofdstuk een uitgebreid antwoord gegeven worden door onder meer de wachtlijsten en de
lage straffen, die kenmerkend zijn voor het Noorse strafbeleid, te bespreken.
Op het einde van dit hoofdstuk gaan we nog op zoek naar opsluitingsvormen die hard op de
gevangenisstraf lijken, maar niet worden meegerekend bij het totaal aantal gedetineerden van
een land. Door ons niet louter te focussen op het beschikbare cijfermateriaal met betrekking
tot de Noorse gevangenispopulatie, willen we immers vermijden dat in deze masterproef een
vertekend beeld van de realiteit wordt weergegeven. Maar om te zien waar al die commotie
rond het Noorse gevangenissysteem vandaan komt, zullen we toch eerst uitpakken met de
naakte cijfers betreffende het aantal gedetineerden.
Afdeling 1. Cijfers
Het zijn in de eerste plaats de lage cijfers met betrekking tot de gevangenispopulatie die
enkele vooraanstaande rechtsgeleerden naar Noorwegen hebben geleid in hun zoektocht naar
uitzonderlijke gevangenislanden. Volgens de meest recente cijfers van 2014 zitten er in de
Noorse gevangenis 3.842 personen vast.10 Met een bevolkingsaantal van 5,15 miljoen
betekent dit een ratio van 75 gevangenen per 100.000 inwoners.11 Het is met deze verhouding
tussen het aantal gevangenen en het aantal inwoners dat de Noorse gevangenispopulatie tot de
laagste ter wereld behoort. Alleen sommige ministaten, zoals San Marino en Liechtenstein,
doen beter. De twee grootmachten van de wereld, Rusland en de Verenigde Staten van
Amerika, doen het daarentegen veel slechter met respectievelijk 468 en 698 gevangenen per
100.000 inwoners.12
10 International Centre for Prison Studies, Norway, http://www.prisonstudies.org/country/norway. 11 International Centre for Prison Studies, Norway, http://www.prisonstudies.org/country/norway. 12 International Centre for Prison Studies, Norway, http://www.prisonstudies.org/country/norway.
15
Eén van de grote voordelen van dit lage aantal gevangenen is dat de Noorse gevangenissen
niet te kampen hebben met het wijdverspreide probleem van overbevolking. In 2014 had
Noorwegen een gevangenisbezetting van 94,1 %. Dit in tegenstelling tot veel andere landen
waar de grens van 100% ruimschoots overschreden wordt. Noorwegen heeft bijgevolg
genoeg plaats om haar gevangenen te interneren. De gevangenissen vormen op die manier,
met enige zin voor overdrijving, een oase van rust voor de Noorse gedetineerden. Zoals we
later zullen zien komt dit de gevangenisomstandigheden alleen maar ten goede.13 Desondanks
maakt Noorwegen toch plannen om gevangenissen te huren van andere landen, zoals Zweden
en Nederland.14 We zullen later zien dat dit onder meer het gevolg is van de recentelijke
evolutie richting een meer omvangrijke gevangenispopulatie en de politieke afkeer ten
aanzien van de Noorse wachtlijsten.15
FIG. 1 AANTAL GEDETINEERDEN PER 100.000 INWONERS VAN 1950 TOT 2006.16
In het verleden hadden ook andere landen, zoals Engeland en Wales, een beperkter aantal
gevangenen. De tweede helft van de twintigste eeuw werd echter wereldwijd gekenmerkt
door criminaliserende en penaliserende trends. Meer zaken werden als misdrijven
gekwalificeerd en de straffen voor deze misdrijven werden als maar opgetrokken. Tot op de
dag van vandaag kent het strafrechtelijk beleid in een groot deel van de wereld bijgevolg een
13 Infra 34. 14 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 9. 15 Infra 16 en 20. 16 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 133.
16
steeds verstrengende evolutie. Door J. Pratt wordt dit fenomeen in zijn tweedelig artikel
bestempeld als an era of penal excess.17 Daar waar de rest van de wereld in strafrechtelijk
verval terecht is gekomen, zijn de Scandinavische landen, waaronder Noorwegen, er min of
meer in geslaagd om het lage aantal gevangenen te behouden. In Finland daalde het aantal
gevangenen tijdens deze naoorlogse periode zelfs sterk, maar de Finnen hadden in de jaren
daarvoor, wat betreft de beperking van de gevangenispopulatie, al een behoorlijke achterstand
op gebouwd. De Noorse gevangenispopulatie bleef tijdens de globale era of penal excess
daarentegen quasi stabiel met een een beperkte stijging van 6 gevangenen per 100.000
inwoners van 1950 tot 2000.18
FIG. 2 AANTAL GEDETINEERDEN PER 100.000 INWONERS VAN 2000 TOT 2012.19
De laatste jaren hebben de Scandinavische landen het echter net zo moeilijk als de rest van de
wereld om de criminaliserende en penaliserende trends in bedwang te houden. Zweden zou
volgens het artikel van J. Pratt het grootste slachtoffer zijn van dit strafrechtelijk verval. Op
basis van meer recente cijfers blijkt echter dat vooral Noorwegen er sinds de eeuwwisseling
niet meer in slaagt om haar lage aantal gevangenen te behouden. Terwijl Zweden en Finland
sinds 2006 hun tweede adem gevonden lijken te hebben, gaat het aantal gevangenen in
Noorwegen nog steeds in stijgende lijn. De gevangenispopulatie is in Noorwegen
toegenomen met 18 gevangenen per 100.000 inwoner vanaf 2000 tot 2014. In een korte
periode van 14 jaar is dit een verdrievoudiging van de toename tegenover de stijging in de
periode van 1950 tot 2000. Over de oorzaken en de toekomstperspectieven van deze evolutie
zal verder in deze masterproef nog dieper op worden ingegaan.20
17 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 119. 18 International Centre for Prison Studies, Norway, http://www.prisonstudies.org/country/norway. 19 International Centre for Prison Studies, Norway, http://www.prisonstudies.org/country/norway. 20 Infra 64 en 88.
17
Afdeling 2. Redenen
We zullen ons echter niet blind staren op bovenstaande cijfers betreffende de
gevangenispopulatie in Noorwegen. Waar we in dit hoofdstuk dan wel vooral de nadruk op
gaan leggen, is de reden achter deze cijfers. Daarbij kan in de eerste plaats worden opgemerkt
dat de gevangenispopulatie niet een loutere weerspiegeling is van de criminaliteit van een
land, maar diep geworteld zit in de culturele en historische waarden van een samenleving. De
vergelijking van bovenstaande cijfers met de criminaliteitscijfers bewijzen dit. Uit de cijfers
betreffende het aantal Noorse gevangenen blijkt een stabilisering vanaf de jaren ’50 tot 2000
en een stijging vanaf de eeuwwisseling. Als we dit vergelijken met de cijfers betreffende de
criminaliteit in Noorwegen zien we geen gelijkaardige trends. Het aantal misdrijven stijgt
immers gevoelig tijdens de tweede helft van de 20ste eeuw en stabiliseert vanaf de 2000.21 In
andere landen zijn gelijkaardige trends te merken op het vlak van criminaliteit, doch daar is
men er niet in geslaagd om deze criminaliserende maatschappij op te vangen op een andere
manier dan door een verhoging van het aantal gevangenen. Noorwegen lijkt daarentegen wel
immuun te zijn voor dergelijke law and order policy die in het buitenland gevoerd wordt. Het
lage aantal gevangenen in Noorwegen kan derhalve niet verklaard worden op basis van een
lagere criminaliteit dan in de rest van de wereld. Andere oorzaken moeten aan de grond
liggen van de lage Noorse cijfers betreffende de gevangenispopulatie.
FIG. 3 AANTAL GEDETINEERDEN EN MISDRIJVEN PER 100.000 INWONERS VAN 1950 TOT 2010.22
21 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policy in Scandinavia”, Crime & Just., 2007, 239. 22 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policies in the Nordic Countries 1960-2010”, Journal of Scandinavian Studies
in Criminology and Crime Prevention, 2012, 93.
18
In de bestaande literatuur zijn er meerdere van die redenen terug te vinden, maar het is weer J.
Pratt die als eerste de voornaamste redenen opsomt.23 De redenen die J. Pratt aangeeft, lage
gevangenisstraffen en wachtlijsten, worden door andere auteurs, zoals Tapio Lappi-Seppälä
en Thomas Ugelvik, uitvoerig besproken en aangevuld in latere artikels. De korte duur van de
gevangenisstraffen en de pragmatische aard van de wachtlijsten worden door nagenoeg alle
auteurs bevestigd. Daarnaast worden ook alternatieven, zoals geldboetes en
gemeenschapsstraffen, aangewezen als oorzaak van de lage gevangenispopulatie in
Noorwegen. Hoewel ook J. Pratt de alternatieven voor de gevangenisstraf kort aanhaalt als
reden, kan algemeen wel gesteld worden dat hij de alternatieven min of meer aan zich voorbij
laat gaan. Verder in deze afdeling zullen vooral deze drie redenen onder loep genomen
worden.
Onderafdeling 1. Lage bestraffing
De korte duur van de gevangenisstraf is de eerste reden die J. Pratt aanhaalt voor het lage
aantal gevangenen in Noorwegen.24 In Noorwegen zit immers slechts 1,6% van de gevangen
een straf uit van langer dan één jaar tegenover 7,9% in de rest van Europa.25 In 2010 vond
zelfs 40% van alle vrijlatingen plaats binnen de maand en 72% binnen de 3 maanden.26
Algemeen wordt de korte gevangenisstraf derhalve als één van de hoofdoorzaken beschouwd
voor het lage aantal gevangenen in Noorwegen. Deze algemene stelling wordt door de andere
auteurs bevestigd, doch gepreciseerd. Er wordt door hen een onderscheid gemaakt tussen het
soort overtredingen.27 Voor traditionele eigendomsovertredingen, zoals diefstal en rijden
onder invloed worden de sancties gestaag verlicht. Voor drugs, geweld en seksueel misbruik
zien we daarentegen een steeds hardere bestraffing. Ten slotte merken enkele auteurs nog de
afschaffing op van onbepaalde of levenslange gevangenisstraffen in Noorwegen.28
23 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 133-135. 24 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 133. 25 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policies in the Nordic Countries 1960-2010”, Journal of Scandinavian Studies
in Criminology and Crime Prevention, 2012, 101. 26 H. GIERTSEN, “Policy on drugs in Norwegian prisons: Increased control, answers to poverties and looking
for a life after release”, NAD, 2012, 590. 27 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policies in the Nordic Countries 1960-2010”, Journal of Scandinavian Studies
in Criminology and Crime Prevention, 2012, 85-111. 28 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policies in the Nordic Countries 1960-2010”, Journal of Scandinavian Studies
in Criminology and Crime Prevention, 2012, 86
19
FIG. 4 GEMIDDELDE DUURTIJD VAN DE GEVANGENISSTRAF VAN 1990 TOT 2003.29
Lagere gevangenisstraffen vormen misschien wel dé oplossing voor het hoge aantal
gevangenen in de rest van de wereld. Het zorgt immers voor een snellere doorstroming
binnen het gevangenissysteem. Waarom blijven we dan vandaag nog steeds extreem lange
straffen blijven gebruiken? Om op deze vraag te antwoorden moeten we de verschillende
doelstellingen van het gevangeniswezen erbij halen. Traditioneel kan worden gesteld dat er
vier doelstellingen van de gevangenis bestaan.30
Het eerste doel wordt in het Engels incapacitation genoemd. Dit houdt in dat een crimineel
tijdelijk uit de samenleving wordt verwijderd. Op die manier wordt vermeden dat hij nog
misdrijven zou kunnen plegen. Hier heeft de gevangenis vooral een veiligheidsfunctie
tegenover de rest van de samenleving. Ten tweede heeft de gevangenis ook een
afschrikwekkende functie te vervullen. Door een gevangenisstraf op een bepaald gedrag te
kleven, hoopt men dat een potentiële misdadiger het misdrijf toch niet zal uitvoeren. Het is
nog maar de vraag of dit ook effectief zo is, aangezien veel misdrijven gepleegd worden met
een emotioneel motief. Het derde doel is vergelding. Dit is de weerspiegeling van het principe
oog om oog, tand om tand. De gevangenis moet aan de gevangenen even veel leed
veroorzaken dan dat de gevangenen bij de slachtoffers heeft teweeg gebracht. Deze eerder
populistische doelstelling kan tot draconische straffen leiden. De laatste doelstelling van de
gevangenis is reformatie. Door middel van de gevangenis wil men de gevangenen omvormen
tot een goede burger.
29 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policy in Scandinavia”, Crime & Just., 2007, 263. 30 E. DE ROECK, Small is beautiful? Een onderzoek naar mogelijkheden en beperkingen van kleinschalige
detentiemodellen, onuitg. doctoraatsthesis Criminologie UGent, 2012, 8.
20
In Noorwegen willen ze met de gevangenis vooral de eerste en de laatste doelstelling
bereiken, namelijk veiligheid en reformatie.31 Het lijkt erop dat bij extreem lange
gevangenisstraffen die extra jaren echter geen positieve invloed meer hebben op het bereiken
van één van de traditionele of Noorse doelstellingen. Draconische straffen kunnen misschien
zelfs het tegenovergestelde effect bereiken. Gevangenen met langere straffen voelen zich
vaak onrechtmatig behandeld, waardoor die zich in de toekomst zal afkeren tegen de
maatschappij.32 Het is beter dat de veroordeelde zich kan vinden in de straf. Op die manier zal
de gevangene sneller iets leren uit zijn straf en wordt de kans op herval in de toekomst
beperkt. Plastisch uitgedrukt, als een gevangene het na 15 jaar nog niet door heeft, dan zal dit
na 20 jaar nog steeds niet het geval zijn.
Noorwegen heeft in dit opzicht wel een probleem met gevangenisstraffen die lager zijn dan 5
jaar en dat zijn er veel. De gevangenisstraf blijft in Noorwegen immers ook voor lichtere
misdrijven één van de belangrijkste straffen.33 In 2011 had 87,3% van de uitgesproken
straffen een duurtijd van minder dan één jaar. De duurtijd van 67, 5% daarvan bedroeg toen
zelfs minder dan drie maanden. 34 In andere jurisdicties, zoals bijvoorbeeld in België, worden
dergelijke straffen vaak niet uitgevoerd onder voorwaarden of vervangen door volwaardige
alternatieven. In Noorwegen daarentegen kennen zowel de voorwaardelijke straffen als de
alternatieven een moeilijk bestaan.35 Het merendeel van de gevangenisstraffen wordt er
daarom simpelweg uitgevoerd. Met betrekking tot de korte gevangenisstraffen botst dit met
de voornaamste gevangenisdoelstelling van Noorwegen, namelijk de re-integratie van de
gedetineerden. Men kan immers niet verwachten dat de gevangenis haar
rehabilitatiedoelstelling ook bij deze zeer korte straffen vervult.
Onderafdeling 2. Wachtlijst
Een tweede reden voor het lage aantal gedetineerden ziet J. Pratt in de lange Noorse
wachtlijst.36 Deze wordt in Noorwegen gebruikt ten aanzien van veroordeelden die hun straf
nog niet onmiddellijk na de uitspraak kunnen aanvatten. In alle Scandinavische landen
31 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 12. 32 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policies in the Nordic Countries 1960-2010”, Journal of Scandinavian Studies
in Criminology and Crime Prevention, 2012, 87. 33 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 17. 34 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 16. 35 Infra 22. 36 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 135.
21
kunnen onvoorwaardelijke gevangenisstraffen immers worden uitgesteld op verzoek van de
gevangenen voor verscheidene maanden. Ongeveer 20% van die verzoeken is succesvol. Een
dergelijk verzoek kan worden ingesteld voor redenen als gezondheid, familie en werk. Naast
dit humanitaire doel, heeft de wachtlijst ook een pragmatisch belang. De wachtlijsten helpen
namelijk de overbevolking van de Noorse gevangenissen tegen te gaan. Op die manier biedt
de wachtlijst niet enkel voor de gevangenen, maar ook voor de staat wat extra ademruimte.
De Noorse overheid weigert immers het principe van één man per cel in gevaar te brengen en
staat weerbarstig tegenover de uitbreiding van de bestaande gevangenisinfrastructuur. Via de
wachtlijst kan in Noorwegen het aantal gevangenen toch artificieel laag gehouden worden.
Door het veelvuldig gebruik van de wachtlijst in Noorwegen, stonden er in 2006 wel bijna
3000 gevangenen op de wachtlijst voor een plaats in een Noorse gevangenis. Uiteraard zullen
niet de meest gevaarlijke veroordeelden weer de vrije wereld in gestuurd worden, doch
bestaat er steeds de kans op herval. Als dit meermaals gebeurt, zal een reactie van de
bevolking niet lang uitblijven. Men zou daarom toch steeds de veiligheid van de bevolking
als één van de prioriteiten moeten bestempelen. Een lager veiligheidsgevoel bij het grote
publiek kan immers leiden tot minder politieke tolerantie, gevaarlijke preventieve
maatregelen en agressieve reacties. Met dit in het achterhoofd zouden de bevoegde instanties
steeds twee keer moeten nadenken vooraleer het een kersverse misdadiger weer tijdelijk op
vrije voeten laat gaan.
Ook door Tapio Lappi-Seppälä, directeur van het Finse Nationale Onderzoeksinstituut voor
het Strafrechtelijk Beleid, wordt de wachtlijst opgeworpen als één van de redenen voor de
lage gevangenispopulatie in Noorwegen. Hij wijst er ons op dat de publieke houding
tegenover de wachtlijst in grote mate bepaalt of het aantal gevangenen daalt of stijgt. Voor de
overheid is het dan ook een ideaal middel om de gevangenispopulatie te beheren. Vooral in
de jaren ’90 heeft de wachtlijst een grote invloed gehad op de fluctuerende
gevangeniscijfers.37 Begin jaren ’90 kwam de wachtlijst vanuit de publieke opinie onder druk
te staan, waardoor de Noorse overheid niets anders kon doen dan de wachtlijst stelselmatig af
te bouwen. Deze verlaging van het aantal veroordeelden op de wachtlijst verklaart
grotendeels de stijging van de gevangenispopulatie op hetzelfde moment. Door de toename in
het aantal gevangenen werd de politieke wereld opnieuw door de Noorse bevolking
gedwongen om maatregelen te nemen. De meest eenvoudige oplossing was dan om opnieuw
meer gevangenen op de wachtlijst toe te laten. De daling van de gevangenispopulatie eind
37 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policy in Scandinavia”, Crime & Just., 2007, 255-258.
22
jaren ’90 kan bijgevolg eenvoudig verklaard worden op basis van de stijging van het aantal
veroordeelden op de wachtlijst.
Naast de wachtlijst wordt door T. Lappi-Seppälä nog een ander mechanisme aangehaald om
de gevangenispopulatie kunstmatig te regelen, namelijk de vervroegde vrijlating.38 Net zoals
de wachtlijst vormt de vervroegde vrijlating immers een ideaal middel om het aantal
gevangenen te regelen. In Noorwegen moeten de gevangenen wel minstens 2 maanden van
hun straf hebben uitgezeten vooraleer zij hiervoor in aanmerking komen.39
Onderafdeling 3. Alternatieven
Noorwegen gebruikt alternatieve straffen als derde manier om het aantal gevangenen binnen
de perken te houden. J. Pratt heeft deze alternatieven spijtig genoeg aan zich voorbij laten
gaan. Maar door het raadplegen van artikels van onder meer T. Lappi-Seppälä kunnen we u
toch een mooi overzicht van geven van de alternatieven voor de gevangenisstraf in
Noorwegen.
Om het aantal gevangenen terug te dringen, werden in eerste instantie de bestaande
alternatieven uitgebreid, zoals geldboetes en de voorwaardelijke opsluiting.40 De geldboetes
werden aan een verzwaring onderworpen, zodat ze als volwaardig alternatief voor korte
gevangenisstraffen zouden kunnen dienen. De uitbreiding van de voorwaardelijke opsluiting
werd dan weer voornamelijk bewerkstelligd door de verlaging van de
toepassingsvoorwaarden. Het gebruik van die alternatieven nam hierdoor enorm toe. Van
jaarlijks 4000 voorwaardelijke opsluitingen in 1960 ging het naar 18000 voorwaardelijke
opsluitingen in 1990. Het moet wel gezegd zijn dat voor straffen langer dan twee jaar het
uitzonderlijk is dat ze voorwaardelijk worden uitgesproken.41
38 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policies in the Nordic Countries 1960-2010”, Journal of Scandinavian Studies
in Criminology and Crime Prevention, 2012, 98. 39 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policy in Scandinavia”, Crime & Just., 2007, 225. 40 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policies in the Nordic Countries 1960-2010”, Journal of Scandinavian Studies
in Criminology and Crime Prevention, 2012, 89. 41 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policy in Scandinavia”, Crime & Just., 2007, 224.
23
FIG. 5 VERVANGD EFFECT VAN DE GEMEENSCHAPSSTRAF.42
Daarna werden ook nieuwe alternatieven ingevoerd. De voornaamste vernieuwing was de
community service.43 Wanbetalers van geldboetes werden vanaf 1984 bijvoorbeeld bestraft
met de gemeenschapssanctie in plaats van met een gevangenisstraf. De veroordeelden tot die
straf moeten dan werken uitvoeren ten gunste van de gemeenschap. In 2002 werd de naam
veranderd naar community punishment om de geloofwaardigheid van de straf te verhogen.
Daarnaast werden ook andere elementen toegevoegd aan de straf. Dit leidde tot een stijging in
het gebruik van 500 keer in 1980 tot 2.500 toepassingsgevallen in 2000.44 De
gemeenschapsstraf is een voorbeeld van diversiteit in het strafrechtelijk beleid tussen de
verschillende Scandinavische landen. In Noorwegen wordt het namelijk gebruikt als een
onafhankelijke sanctie in tegenstelling tot de rest van Scandinavië en het Noorse maximum
van 420 uur is het hoogste van alle Scandinavische landen.45 Bovendien heeft de community
punishment in Noorwegen een minder vervangend effect aangaande de gevangenisstraf, daar
het vooral gebruikt wordt als vervanging van voorwaardelijke straffen.46 Ten slotte wordt ook
dronken rijden er niet meer door gestraft in tegenstelling tot in de rest van Scandinavië.47 Om
42 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policies in the Nordic Countries 1960-2010”, Journal of Scandinavian Studies
in Criminology and Crime Prevention, 2012, 92. 43 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policies in the Nordic Countries 1960-2010”, Journal of Scandinavian Studies
in Criminology and Crime Prevention, 2012, 89. 44 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policies in the Nordic Countries 1960-2010”, Journal of Scandinavian Studies
in Criminology and Crime Prevention, 2012, 90. 45 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policies in the Nordic Countries 1960-2010”, Journal of Scandinavian Studies
in Criminology and Crime Prevention, 2012, 90. 46 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policies in the Nordic Countries 1960-2010”, Journal of Scandinavian Studies
in Criminology and Crime Prevention, 2012, 92. 47 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policy in Scandinavia”, Crime & Just., 2007, 224.
24
die redenen kan de gemeenschapsstraf in Noorwegen, ondanks enkele verbeteringen, vandaag
nog steeds niet als volwaardig alternatief van de gevangenisstraf worden beschouwd.
Naast de gemeenschapsstraf zijn er echter ook nog enkele andere, meer bijkomstige
alternatieven die in Noorwegen werden ingevoerd, zoals elektronisch toezicht en
bemiddeling.48 Elektronisch toezicht houdt in dat veroordeelden hun straf, geheel of
gedeeltelijk, thuis uitzitten. Strafrechtelijke autoriteiten hebben de macht om te beslissen dat
een straf van maximum 4 maanden thuis kan worden uitgezeten. Bovendien bestaat ook de
mogelijkheid voor gevangenen met een langere straf om de laatste 4 maanden van hun straf
thuis onder elektronisch toezicht verder uit te zitten. In 2010 werden er in totaal 1001 mensen
bestraft met elektronisch toezicht. Deze straf wordt vooral opgelegd aan veroordeelden die
niet geschikt zijn voor een gemeenschapssanctie vanwege hun niet slagen voor de
geschiktheidstest. Het elektronisch toezicht kan ook gecombineerd worden met de
verplichting tot werk, onderwijs of deelname aan een rehabilitatie programma. In
tegenstelling tot de gemeenschapssanctie wordt dit alternatief dan ook echt gebruikt als
vervanging van de gevangenisstraf. Uit onderzoek blijkt namelijk dat de stabiliteit of afname
van de gevangenispopulatie rond de eeuwwisseling verklaard kan worden door de invoering
van het elektronisch toezicht. Sommige auteurs vinden wel dat hierdoor de strafrechtelijke
controle wordt uitgebreid tot de volledige maatschappij. Maar dit sluit gelukkig wel
genadeloos aan bij de Noorse gevangenisdoelstellingen.
Bemiddeling is een ander alternatief dat door de Noren wordt gebruikt ter bescherming van
hun lage gevangenispopulatie.49 Ook dit alternatief vormt een onafhankelijke sanctie. Door
succesvol gebruik te maken van de mogelijkheid tot bemiddeling, wordt er onmiddellijk een
einde gesteld aan de strafrechtelijke procedure. De bemiddelingsprocedure is steeds vrijwillig
en wordt vooral gebruikt in het kader van jeugdcriminaliteit.
Het valt op dat de Noorse alternatieven voor de gevangenisstraf al bij al vrij beperkt zijn en
zeker nog geen volwaardig karakter vertonen. De gevangenisstraf is en blijft nog steeds één
van de belangrijkste straffen in Noorwegen, ook voor lichtere misdrijven.50 Er zijn weliswaar
de geldboetes die een groot aandeel hebben in de lage gevangenispopulatie. Met 76% van de
sancties bestaande uit boetes in 2010 staat Noorwegen zelfs ver boven het Europese
48 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policies in the Nordic Countries 1960-2010”, Journal of Scandinavian Studies
in Criminology and Crime Prevention, 2012, 98-99. 49 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policy in Scandinavia”, Crime & Just., 2007, 225-227. 50 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 17.
25
gemiddelde van 38%.51 Niettemin komen meer recentere alternatieven voor de
gevangenisstraf in Noorwegen minder gemakkelijk van de grond. We zagen eerder dat deze
tekortkoming vooral met betrekking tot korte gevangenisstraffen een actueel probleem
vormen in het Noorse strafbeleid.52 Het gebrek aan alternatieven en de effectieve uitvoering
van de korte gevangenisstraf is immers niet in overeenstemming met de
rehabilitatiedoelstelling van de Noorse gevangenis. De gevangenis blijft op die manier ook in
Noorwegen het laatste redmiddel als alle andere maatregelen hebben gefaald. Dit verklaart
misschien ook waarom J. Pratt in zijn tweedelig artikel de alternatieven voor de
gevangenisstraf links liet liggen.
Onderafdeling 4. Veroordelingsstructuur en leeftijd criminele verantwoordelijkheid
T. Lappi-Seppälä geeft tot slot nog enkele andere redenen voor de lage gevangenispopulatie.
Ter volledigheid worden hier derhalve nog de veroordelingsstructuur en de leeftijd voor
criminele verantwoordelijkheid vermeld.
In Noorwegen wordt de gevangenisstraf opgelegd binnen een welbepaalde
veroordelingsstructuur. Deze structuur bestaat uit een minimum- en maximumstraf die
worden bepaald door de wetgever in de Noorse strafwet. Binnen dit wettelijk minimum en
maximum gelden er ook nog eens richtlijnen bepaald door het hoogste Noorse gerechtshof.
Door die richtlijnen en de wettelijke verplichtingen is het minder waarschijnlijk dat de
uitspraak en de straf beïnvloed worden door de media, de publieke opinie of de politiek.
Dergelijke objectieve maatstaven komen de rechtvaardigheid alleen maar ten goede. Emoties
van de slachtoffers en politieke machtsmotieven zouden de straf immers sterk de hoogte
kunnen injagen. Op die manier verklaart de Noorse veroordelingsstructuur voor een stuk mee
de lage gevangenispopulatie.
De leeftijd voor criminele verantwoordelijkheid is in Noorwegen verhoogd van 14 tot 15
jaar.53 Dit zorgt logischerwijs voor minder personen in de Noorse gevangenis, aangezien er
minder potentiële daders zijn. Ook deze verhoging is derhalve mee bepalend voor het lage
aantal gedetineerden in Noorwegen.
51 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policies in the Nordic Countries 1960-2010”, Journal of Scandinavian Studies
in Criminology and Crime Prevention, 2012, 101. 52 Supra 20. 53 Infra 41.
26
Afdeling 3. Sociale instellingen en Asielcentra
Eindigen doen we met twee opsluitingsvormen die hard op de gevangenisstraf lijken, maar
niet worden meegerekend bij het totaal aantal gedetineerden van Noorwegen. Op die manier
kunnen we later en beoordeling maken op basis van alle informatie en vermijden we lacunes
in het verhaal.
De eerste opsluitingsvorm wordt wederom door J. Pratt aangehaald als één van de redenen
voor het lage aantal gevangenen in Scandinavië. Het gaat over de internering van mensen die
niet zozeer strafrechtelijk zwaar uit de bocht zijn gegaan, maar eerder maatschappelijke
problemen kennen. Aanvankelijk werden in Noorwegen dergelijke personen tijdens de
treatment-periode van de jaren ´50 behandeld in de gevangenis. Door de invoering van het
decarceration programme vanaf de jaren ’60 werd deze categorie van gedetineerden uit de
gevangenis gehaald en geïnterneerd in daartoe aangepaste instellingen.54 Op die manier boden
aangepaste instellingen als het ware een alternatief voor de gevangenis ten voordele van een
groot deel van de gedetineerden en werd de gevangenispopulatie, weliswaar in de strikte
betekenis van het woord, beperkt. Maar volgens T. Ugelvik is dit wel een zeer ingrijpende en
vergaande vorm van sociale controle.55 Zeker aangezien deze straffen worden toegepast ten
aanzien van overtreders van het wegverkeer en openbare dronkenschap. In andere landen
worden deze overtredingen immers niet bestraft met opsluiting. Door buitenstaanders kan dit
dus evengoed als een vorm van penal excess beschouwd worden.56 Wanneer deze
geënterneerden dan niet worden meegerekend bij het totaal aantal gedetineerden, geeft dit
cijfer wel een vertekend beeld van de Noorse gevangenispopulatie.
De tweede opsluitingsvorm heeft een meer hedendaagse oorsprong en situeert zich binnen het
Noorse migratiebeleid, namelijk de detentie van immigranten in asielcentra. Deze
assielzoekers worden bij hun aankomst in Noorwegen normaalgesproken in een overgangs-
en screeningcentrum ondergebracht voor 2 tot 10 dagen. Daarna worden ze overgebracht naar
open faciliteiten. Hier verblijven de asielzoekers volgens de letter van de wet vrijwillig. De
facto hebben ze echter geen keuze, aangezien ze bij het verlaten van de faciliteiten hun
overheidssteun verliezen die wel voor heel de Noorse bevolking beschikbaar is. Naast de
vrijwillige open faciliteiten, bestaat er ook het verplicht gesloten detentiecentrum van
54 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 132. 55 T. UGELVIK, “The dark side of a culture of equality: Reimagining communities in a Norwegian remand
prison” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice,
Abingdon & New York, Routledge, 2012, 121-138. 56 T. UGELVIK, “Book review: John Pratt and Anna Eriksson, Contrasts in Punishment: An Explanation of
Anglophone Excess and Nordic Exceptionalism”, Theoretical Criminology 2013, 580-582.
27
Trandum. Dit detentiecentrum dient in afwachting van hun uitzetting voor de opvang van
asielzoekers die de migratie- of strafwet overtreden hebben. Elke buitenlander zonder
verblijfsvergunning kan hier mogelijks eindigen. Nochtans worden asielzoekers bij een
schending van de migratieakte enkel opgesloten in het detentiecentrum wanneer dit
noodzakelijk en proportioneel is met betrekking tot de gemaakte overtreding.57 Niettemin
werden in 2013 alsnog 5.198 personen het land uitgezet. Dit is een absoluut record en een
stuk meer dan in 2012 en 2011.58 Daarnaast werd het budget per uitwijzing steeds verder
opgetrokken tot uiteindelijk 20.000 euro.59 Op het einde van deze masterproef komen we hier
nog eens op terug vanuit een andere invalshoek, maar het is nu al duidelijk dat wanneer
asielzoekers in asielcentra, die zeer vergelijkbaar zijn met de meeste Noorse gevangenissen,
niet worden meegerekend met het totaal aantal gevangenen van Noorwegen, het niet
verwonderlijk is dat Noorwegen lage cijfers kan voorleggen wat betreft de
gevangenispoplutie.60
Afdeling 4. Besluit
Zoals verwacht kunnen we de naakte cijfers, die J. Pratt in zijn tweedelig artikel aanhaalde,
bevestigen. Noorwegen had in het verleden inderdaad een uitzonderlijk laag aantal
gevangenen. Maar de laatste jaren is het wel wat van zijn pluimen aan het verliezen.
Niettemin zou Noorwegen, door haar inspanningen uit het verleden, nog steeds bij de landen
horen met een geringe gevangenispopulatie, ware het niet dat er nog andere gebreken zijn
komen bovendrijven. Het onderzoek naar de oorzaken achter de cijfers heeft ons wat dat
betreft een pak wijzer gemaakt.
In de eerste plaats valt het ons op dat er geen direct verband is tussen criminaliteitscijfers en
de gevangenispopulatie van een land. Het zijn in Noorwegen vooral geldboetes, lage straffen
en kunstgrepen die aan de basis liggen van het lage aantal gevangenen. De alternatieve boetes
en lage straffen zijn uiteraard zeer positief in het verhaal achter deze lage
gevangenispopulatie. Toch hebben we ook een minder fraaie kant gezien met betrekking tot
de korte gevangenisstraf en de meer moderne alternatieven. Door de effectieve uitvoering van
straffen voor eerder kleine misdrijven en de afwezigheid van een volwaardig alternatief,
wordt voor veel gedetineerden de rehabilitatiedoelstelling niet bereikt. Bovendien is er de
57 S. UGELVIK en T. UGELVIK, “Immigration control in Ultima Thule: Detention and exclusion, Norwegian
style”, European Journal of Criminology, 2013, 719. 58 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 12. 59 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 12. 60 Infra 92.
28
lange Noorse wachtlijst die eerder ontnuchterend werkt. Deze kunstgreep doet de cijfers aan
waarde verliezen en maken het uitzonderlijke karakter artificieel.
En daar houdt het niet op. We hebben namelijk twee opsluitingsvormen ontdekt die zeer sterk
op de gevangenisstraf lijken, namelijk sociale instellingen en asielcentra. Niettemin worden
de geïnterneerde geesteszieken en de opgesloten asielzoekers niet meegerekend bij het
officiële aantal gevangenen van Noorwegen. Door zowel sociale probleemgevallen als
bepaalde buitenlanders uit de gevangenis te weren, slaagt Noorwegen er in om haar officiële
gevangenispopulatie zeer laag te houden. Maar in feite zijn zowel sociale instellingen als
asielcentra in Noorwegen de evenknie van de gevangenisstraf. Dergelijke geïnterneerden
zouden bijgevolg evengoed bij het aantal gevangenen mogen worden gerekend. Dit zou de
geloofwaardigheid van de cijfers betreffende de gevangnispopulatie alleen maar ten goede
komen.
We kunnen dus onthouden dat niet alles zo positief is, dan wat men op het eerste gezicht zou
verwachten. Cijfers liegen niet, maar ze kunnen dus wel een vertekend beeld geven. Toch
heeft Noorwegen ook wel enkele goede ideeën om haar gevangenispopulatie in bedwang te
houden. En als de nood het hoogst is, kan er zelfs snel gesnoeid worden in het aantal
gevangenen door middel van kunstgrepen, zoals wachtlijsten en vervroegde vrijlating.
Hoofdstuk 2. Gevangenisomstandigheden
Een lage gevangenispopulatie betekent niet noodzakelijkerwijs goede
gevangenisomstandigheden. Ook dit tweede element van de theorie van J. Pratt over het
Scandinavisch exceptionalisme moet derhalve onderzocht worden. Op basis van zijn
tweedelige artikel van J. Pratt krijgt de lezer het gevoel dat er helemaal niets mis is met die
omstandigheden. Maar strookt dit ideaalbeeld wel met de werkelijkheid?
Veel onderzoekers, en vooral de Noorse, vinden van niet.61 Of beter gezegd, zij zijn van
oordeel dat J. Pratt met zijn tweedelig artikel de waarheid te kort aan doet. Deze insiders
leggen in hun schrijven daarom vooral de nadruk op de tekortkomingen van het Noorse
gevangenissysteem. En dan vallen er inderdaad enkele opvallende lijken uit de kast. Zo
vormen onder meer de groeiende drugscultuur, de eenzame opsluiting in voorhechtenis en de
tweederangspositie van de mensenrechten in Noorwegen een groot probleem. Het lijkt zelfs
dat de materiële luxe juist bepaalde problemen verbergt in plaats van oplost. Naast het mooie
61 T. UGELVIK en J. DULLUM (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon &
New York, Routledge, 2012, 266 p.
29
plaatje dat J. Pratt ons voorhoudt, zullen derhalve in dit hoofdstuk ook deze minder
benijdenswaardige elementen van het Noorse strafbeleid aan bod komen.
Tussen deze strijd van insiders en outsider door, zal ten slotte een blik geworpen worden op
het effect van de al dan niet uitstekende gevangenisomstandigheden. Op die manier kunnen
we nagaan of deze omstandigheden de lijdensweg van de gevangenen werkelijk verlicht.
Sommige beweren immers dat al die luxe slecht een druppel op een hete plaat is. In dit
hoofdstuk zullen we derhalve ook dit onderwerp aansnijden, maar eerst laten we ons
onderdompelen in de wondere wereld van de Noorse gevangenis.
Afdeling 1. Het beloofde land
Als we in verschillende media op zoek gaan naar informatie over Noorwegen en haar
gevangenissen, dan stuiten we op revolutionaire open gevangenisregimes,
gevangeniseilanden met zonnebadende gevangenen en infrastructuren die meer weg hebben
van hotels dan van een gevangenis.62 Het lijkt wel alsof Noorwegen voor gevangenen het
beloofde land is.
Onderafdeling 1. Gevangenissen
Om wat in de sfeer te komen, zullen we aan de hand van een gedetailleerde beschrijving eerst
enkele bekende en minder bekende Noorse gevangenissen bezoeken. De gevangenissen van
Bastoy en Halden zijn twee prominente aanwezigen in het Noorse gevangenislandschap. Met
deze pareltjes wordt vaak uitgepakt in de media en ze vormen de uithangborden van het
Noorse gevangeniswezen. De gevangenis van Bastoy als voornaamste open gevangenis en
Halden als pronkstuk van de moderne gesloten gevangenissen. Men moet er zich wel van
bewust zijn dat niet alle gevangenissen het niveau halen van deze twee paradepaardjes van
het Noorse gevangenissysteem. In Noorwegen zijn er immers grote verschillen tussen de
kwaliteit van de verschillende gevangenissen. Om die reden wordt er hier ook een
beschrijving gegeven van minder bekende Noorse gevangenissen, zoals daar zijn
Ravneberget, Kroksrud, Ullersmo, Eidsberg en Trogstad. Maar beginnen doen we met de
gevangenissen van Bastoy en Halden.
62 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 6.
30
i. BASTOY
Bastoy63 is de parel van het Scandinavische open gevangenissysteem. Het is een eiland tussen
fjorden en bergen waar een aantal gevangenen geplaatst worden die samen een kleine
gemeenschap vormen. Het transport van en naar het eiland gebeurt door een overzetboot, die
de enige verbinding vormt met de buitenwereld. ’s Nachts vaart de overzetboot niet en is er
bijna geen personeel op het eiland aanwezig.
Er wordt momenteel opvang geboden aan zo’n 115 gedetineerden. Het zijn vooral personen
met een veroordeling tot een langdurige opsluiting die op het eiland het laatste deel van hun
straf verder komen uitzitten. Dit kunnen zelfs veroordeelden zijn voor zeer zware misdrijven.
Af en toe worden er ook gevangenen met een korte gevangenisstraf onmiddellijk na hun
veroordeling naar het eiland gestuurd, maar dit is eerder een uitzondering. Het aandeel
buitenlanders op het eiland wordt bovendien met de jaren groter.
Aangezien het een open gevangenis is, zijn er geen muren of omheiningen. De eerste dagen
volgend op hun aankomst verblijven de gedetineerden op het het eiland in een hoofdgebouw.
Daarna worden ze overgebracht naar één van de chalets op het eiland. Eén chalet huisvest 5 à
6 gedetineerden. In de chalets hebben de gevangenen naast een gemeenschappelijke ruimte
met televisie en houtkachel, ook elk een eigen kamer. In hun woning kunnen de gevangenen
zelf hun maaltijden klaar maken, doch blijft het steeds mogelijk om in de kantine van
hethoofdgebouw te gaan eten. De gedetineerden worden in Bastoy door het personeel
bijgestaan om hun sociale competenties te verbeteren en hen een
verantwoordelijkheidsgevoel te geven voor hun daden. Daarnaast moet er vooral gewerkt of
gestudeerd worden. Dit kan zowel op het eiland als daar buiten. In Bastoy is er ook een
bezoekruimte waar de gedetineerden drie dagen per week relatief ongestoord enkele uren
kunnen doorbrengen met hun familie. Aan het eiland is ten slotte een publiek toegankelijk
strand, waar de gedetineerden uitsluitend met hun bezoekers mogen vertoeven.
ii. HALDEN
Halden is het uithangbord van de gesloten gevangenissen in Noorwegen met een hoog
veiligheidsniveau.64 Het is een relatief nieuwe gevangenis, waardoor het zeer modern oogt.
Het biedt plaats voor zo’n 252 gevangenen. Er zitten gedetineerden, uitsluitend mannen, die
veroordeeld zijn tot een lange gevangenisstraf. Dat het een gevangenis is met een streng
63J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 123; T. VANDER BEKEN, “Noors voor
Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”, Fatik, 2014, nr. 143, 7-11. 64 X, “Verslag studiebezoek gevangenissen Noorwegen”, Klasbak, 2012, 2-7.
31
regime komt onder meer tot uiting in het beperkte contact met de buitenwereld. De
gedetineerden krijgen er maar één uur bezoek per week en mogen maximum 20 minuten
bellen in het Engels of het Noors. Enkel wanneer ze het geluk hebben dat een aanwezig
personeelslid ook een andere taal spreekt is het mogelijk om in die taal te bellen.
De gevangenis werkt persoonlijke trajecten uit voor de gevangenen. De gedetineerden
worden in dit traject bijgestaan door personeel dat is opgeleid als bewaker én als sociaal
werker. Niet alleen het personeel, maar ook de infrastructuur is van hoge kwaliteit. Met een
educatief centrum, een muziekstudio, crea-atelier, computerlokaal, sporthal en fitnessruimte
biedt Halden tal van voorzieningen. De gedetineerden hebben bovendien elk een eigen cel
met douche en toilet. De deuren gaan enkel s’ nachts op slot en één uurtje tijdens de
namiddag. Elke gevangene heeft de sleutel van zijn eigen cel. Daarnaast zijn er ook
gemeenschappelijke ontspanningsruimten. Voor eventueel bezoek is er zelfs speciaal een huis
ingericht, waar de gedetineerden met hun familie kunnen verblijven.
Ten slotte moet ook hier elke gevangene verplicht werken of onderwijs volgen, zo niet zal die
worden overgeplaatst naar een minder luxueuze gevangenis. En die minder luxueuze
gevangenissen bestaan ook in Noorwegen.
iii. ULLERSMO
Een voorbeeld van een minder luxueuze gevangenis in Noorwegen is Ullersmo.65 Door de
hoge muren en omheiningen heb je hier wel het gevoel van bij een echte gevangenis. Het is
een gevangenis van het allerhoogste veiligheidsniveau. Er zijn 220 personeelsleden voor 190
gevangenen. Hier zitten vooral gevangenen in voorhechtenis of veroordeelden tot een lange
straf. De gemiddelde lengte van de gevangenisstraf bedraagt er 6 jaar. Twee derde van de
gedetineerden zijn buitenlanders. Er zijn typische kleine cellen met douche en wc, allerminst
luxueus. Niettemin zijn er ook hier goed uitgeruste keukens waar de gevangenen hun eigen
maaltijden kunnen bereiden.
Ten slotte wordt in deze gevangenis tevens de nadruk gelegd op onderwijs en werk. Met
indrukwekkende werkplaatsen en studieruimten onderscheid deze gevangenis zich dan toch
van vele andere gevangenissen in de rest van de wereld.
65 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 16.
32
iv. KROSKRUD
De gevangenis van Ullersmo heeft ook een klein broertje, namelijk de gevangenis van
Kroksrud.66 Deze open gevangenis heeft een laag beveiligingsniveau. Hier komen vooral
gedetineerde terecht die aan het einde van hun straf zijn gekomen. Het open regime brengt
met zich mee dat de gevangenen vrij kunnen rond lopen in de gebouwen en op het domein.
Enkel s’ nachts mogen ze niet bij elkaar op de kamer. De cellen worden ook nooit op slot
gedaan. De gedetineerden hebben wel zelf een sleutel van hun eigen cel. De cellen bestaan uit
kleine kamers zonder toilet, deze bevindt zich op de gang. Naast de cellen is er ook weer een
keuken, waar de gedetineerden zelf hun eigen maaltijden kunnen bereiden, een kapel, een
wasserij en een gymzaal. Winkelen gebeurt in de stad. Ten slotte wordt ook in deze
gevangenis de aandacht gevestigd op onderwijs en werk, waarvoor de gevangenen onder
meer een grote werkplaats ter beschikking krijgen gesteld.
v. RAVNEBERGET EN TROGSTAD
De gevangenissen van Ravneberget en Trogstad zijn, net zoals die van Kroksrud, open
gevangenissen met een laag veiligheidsregime.
In Ravneberget worden enkel vrouwen gehuisvest.67 Een vijftigtal vrouwen zit er hun korte
straf uit of zijn aan het einde van hun lange straf gekomen. Het is een minder moderne
gevangenis met aparte huisjes als cellen. In de cellen wonen 2 tot 4 vrouwen. Ondanks het
gebrek aan luxe is er wel een gemoedelijke sfeer en zijn er minder veiligheidsbeperkingen.
De vrouwelijke gedetineerden worden verplicht een opleiding te volgen of werk te verrichten.
Er worden hiervoor 5 leerkrachten tewerkgesteld.
Trogstad is een gevangenis naast een school.68 Er huizen zo’n 90 gedetineerden in
gerenoveerde militaire barakken. Het zijn definitief veroordeelden die er een korte straf
uitzitten of aan de eindfase van hun straf zijn gekomen. De gedetineerden hebben ieders een
eigen cel met sleutel, een gemeenschappelijke leefruimte en een keuken. In tegenstelling tot
in andere gevangenissen is de kerk hier sterk aanwezig. Ook hier zijn er uitgebreide
werkplaatsen en inkopen worden in de stad gedaan.
66 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 14. 67 X, “Verslag studiebezoek gevangenissen Noorwegen”, Klasbak, 2012, 7-9. 68 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 21.
33
vi. EIDSBERG
Ten slotte zijn er ook kleine gesloten gevangenissen met een hoog veiligheidsregime.69 De
gevangenis van Eidsberg is hier een voorbeeld van. Het gaat hier vooral om personen in
voorarrest. De gevangenis biedt plaats aan 17 gedetineerden. Slecht vijf daarvan hebben de
Noorse nationaliteit. Zoals in alle Noorse gevangenissen is Eidsberg uitgerust met een keuken
en een werkplaats.
Onderafdeling 2. Materiële luxe
Wat betreft de materiele luxe, zijn er zaken die, ondanks enkele verschillen, in alle Noorse
gevangenissen terug te vinden zijn.
Ten eerste dragen de Noren het principe ‘één gevangene per cel’ hoog in het vaandel. Elke
gedetineerde heeft er dan ook een eigen cel, vaak met een eigen douche en toilet. Een
opmerkelijk punt hierbij is dat vele gevangenen de sleutel hebben van hun eigen cel.
Ten tweede wordt in het Noorse gevangenissysteem bijzonder de nadruk gelegd op het werk
of de opleiding van de gedetineerden, vaak in de vorm van een verplichting. Dit gaat dan
gepaard met indrukwekkende studieruimten en werkplaatsen. De gevangenissen stellen zelfs
voltijdse leerkrachten ter beschikking van de gedetineerden.
Een derde element dat in bijna alle Noorse gevangenissen terugkomt, is een eigen keuken. In
die keuken kunnen de gedetineerden maaltijden bereiden om het gevangeniseten, dat meestal
traditioneel Noors is, aan te vullen.
Ten slotte is er in enkele gevangenissen een bezoekruimte, waar de gedetineerden hun familie
kunnen ontvangen. In deze bezoekruimten worden de gevangenen dan voor een korte periode
relatief met rust gelaten.
69 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 19.
34
Onderafdeling 3. Kleine gevangenis
Noorwegen werkt vooral met een netwerk van kleine gevangenissen. De gevangenis van Oslo
is met 350 plaatsen zelfs al de grootste van de 42 gevangenissen in Noorwegen.70
J. Pratt wijst er op dat in een uitgestrekt geografisch gebied, zoals Noorwegen, deze
organisatievorm toelaat dat de meeste gevangenen hun straf relatief dicht bij huis kunnen
uitzitten.71
Andere auteurs, waaronder T. Vander Beken, zijn minder overtuigd van de voordelen van
kleinschalige detentie, zeker met betrekking tot gevangenissen met een hoger
veiligheidsniveau.72 Het maakt het immers vaak erg duur, want naast alle faciliteiten moet er
ook steeds voldoende personeel aanwezig zijn. Men verwacht derhalve dat in de toekomst
deze kleine gevangenissen zullen verdwijnen als ze niet uitbreiden.
Bijna iedereen bevestigt wel de hogere kwaliteit van de opsluitingsomstandigheden in kleine
gevangenissen. Vooral de betere sociale relaties die de gevangenen hebben, zowel onderling
als met de cipiers, komen daarbij als reden naar voren. In de tweede afdeling van dit
hoofdstuk zullen we daar verder op ingaan.
Onderafdeling 4. Capaciteit
Het eerder besproken lage aantal gevangenen in Noorwegen betekent niet noodzakelijk betere
gevangenisomstandigheden, maar het helpt wel. Ondanks de kleine omvang van de
gevangenissen, heeft Noorwegen immers geen last van overbevolking. De bezettingsgraad
van de Noorse gevangenissen werd in 2014 geraamd op 94,1%.73 Niettemin blijkt dat in
datzelfde jaar er 3.842 gevangenen waren voor 3.793 gevangenisplaatsen, wat in feite op een
overbezetting moeten neerkomen.74 Door veroordeelden op een wachtlijst te plaatsen, wordt
dit probleem enigszins uit de weg gegaan. Desondanks maakt Noorwegen toch plannen om
gevangenissen te huren van andere landen, zoals Zweden en Nederland.75
70 International Centre for Prison Studies, Norway, http://www.prisonstudies.org/country/norway. 71 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 120-121. 72 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 16. 73 International Centre for Prison Studies, Norway, http://www.prisonstudies.org/country/norway. 74 International Centre for Prison Studies, Norway, http://www.prisonstudies.org/country/norway. 75 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 9.
35
Het belang van voldoende capaciteit kan immers niet genoeg benadrukt worden. Door een
overvloed aan plaats en ruimte hebben gedetineerden steeds voldoende persoonlijke ruimte en
lopen ze niet op elkaars tenen. Op die manier wil men in Noorwegen de spanningen, die
kenmerkend zijn voor veel andere gevangenislanden, beperken. Dit zou dan resulteren in
goede persoonlijke relaties voor de gedetineerden en aangename werkomstandigheden voor
de cipiers.76
Onderafdeling 5. Open en gesloten
In Noorwegen zien we naast gesloten, ook open gevangenissen. Ongeveer 1/3 van de Noorse
gevangenen zit zijn straf uit in een open gevangenis.77 Het open gevangenisregime sluit
naadloos aan bij de rehabilitatiedoelstelling van de Noorse gevangenissen.78 De open
gevangenissen proberen immers de omstandigheden van buiten de gevangenis zo goed als
mogelijk na te bootsen om de gevangenen voor te bereiden op hun invrijheidsstelling. De
open gevangenissen zijn dan ook in de eerst plaats bedoeld voor gevangenen die het einde
van hun straf naderen of voor gevangenen met een straf van minder dan 2 jaar. Eén jaar voor
de vrijlating moeten gedetineerden zelfs verplicht worden overgebracht naar een open
gevangenis. Bij een veroordeling tot een straf langer dan 2 jaar komt de gedetineerde in
principe wel steeds eerst in een gesloten gevangenis terecht. Noorwegen gaat hierbij uit van
het principe dat gevangenen niet in een gevangenis moeten zitten die strenger is dan nodig.
Niet enkel sociaal humane, maar ook financiële redenen spelen hierbij een belangrijke rol.
Open gevangenissen kosten door hun lagere beveiliging immers 1/3 of 1/2 van gesloten
gevangenissen.79
De open gevangenissen worden gekenmerkt door de afwezigheid van omheiningen, muren en
tralies. De gevangenen kunnen ook steeds hun eigen deur op slot doen. De lage
beveiligingsmaatregelen en beperkte controle gaat gepaard met meer vertrouwen in de
gevangenen. De gedetineerden krijgen immers meer autonomie en bewegingsvrijheid dan in
andere, meer gesloten gevangenissen. De gedetineerden gaan zelfs vaak buiten de gevangenis
naar hun werk, school of winkel.
76 Infra 44. 77 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 122-124. 78 C. BASBERG NEUMANN, “Imprisoning the soul” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism?
Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012, 147. 79 V. LUND SHAMMAS, “The pains of freedom: Assessing the ambiguity of Scandinavian penal
exceptionalism on Norway’s Prison Island”, Punishment & Society, 2014, 107.
36
Die grote vrijheid verhoogt wel het risico op ontsnappingen, doch gebeurt dit in de praktijk
bijna nooit. Dit komt doordat de gedetineerden te veel te verliezen hebben zo dicht bij hun
invrijheidsstelling. Bij wangedrag bestaat zelfs de kans dat ze terug naar een gesloten
gevangenis worden gestuurd.80
Onderafdeling 6. Gevangenispersoneel
Goede gevangenisomstandigheden gaan hand in hand met goed personeel. Om die reden
investeert Noorwegen hard in de opleiding van het gevangenispersoneel. Veel cipiers hebben
een diploma van het hoger onderwijs. Daarnaast wordt het volledige personeelsbestand
opgeleid, niet alleen als bewaker, maar ook als sociaal werker. Dit gebeurt in een betaalde
opleiding van twee jaar bestaande uit één jaar theorie en één jaar praktijk. 81 Van de jaarlijks
2000 sollicitanten worden er maar 150 gerekruteerd.82 Naast de beroepscipiers zijn er ook
jongeren die in de gevangenis een vakantiewerk verrichten. J. Pratt wijst op die manier op de
alledaagsheid en ontspannenheid van het beroep. Oudere personeelsleden krijgen om dezelfde
reden rustige en zich goed gedragende gevangenen onder hun hoede.83
Andere auteurs zijn het niet helemaal eens over het feit dat de Noorse gevangenissen een
relaxte werkomgeving vormen.84 Personeel en gevangenen in grote gesloten gevangenissen,
zoals Ila, Ullersmo of Ringerike, vertellen immers een ander verhaal. Daarnaast vormt het
aantal ongetrainde personeelsleden een groot probleem volgens verschillende
personeelsorganisaties. Van 2004 tot 2009 waren minstens 25% van de werkkrachten in de
Noorse gevangenissen niet werkbekwaam, wat betekent dat zij niet de twee jaar durende
opleiding gevolgd hadden. Tijdens de zomer, met de vele vakantiewerkers, kon dit percentage
zelfs oplopen tot 50%.85
80 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 122-124. 81 X, “Verslag studiebezoek gevangenissen Noorwegen”, Klasbak, 2012, 3-4. 82 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 121. 83 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 121. 84 T. MATHIESEN, “Scandinavian exceptionalism in penal matters: Reality or wishful thinking?” in T.
Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New
York, Routledge, 2012, 17-18. 85 T. MATHIESEN, “Scandinavian exceptionalism in penal matters: Reality or wishful thinking?” in T.
Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New
York, Routledge, 2012, 17-18.
37
Meer eensgezindheid bestaat er omtrent positieve werking van de persoonlijke
contactpersoon die aan een aantal gevangenen wordt toegewezen.86 De cipier die als
persoonlijke contactpersoon wordt aangeduid, moet de gedetineerden motiveren en bijstaan in
het rehabilitatieproces en hem helpen met problemen tijdens zijn gevangenisstraf. Dit vraagt
persoonlijke gesprekken met en betrokkenheid tegenover de gedetineerden. Op die manier
zijn de contactpersonen cruciaal voor een positieve relatie tussen de gevangenen en het
personeel.87 De cipiers moeten wel tegelijkertijd de veiligheid garanderen in de gevangenis.
Een juiste balans vinden tussen de zorgplicht en hun veiligheidstaken is niet altijd even
simpel. Maar beiden dragen wel bij tot het goede verloop van de dagelijkse gebeurtenissen in
de Noorse gevangenis.
Onderafdeling 7. Gezondheidszorg
In het algemeen zijn er in de gevangenis meer personen met mentale of fysieke
ziekteverschijnselen dan daar buiten.88 Daarom is en blijft de gezondheidszorg één van de
meest bepalende elementen in de beoordeling van het gevangeniswezen van een land.
In Noorwegen wordt sinds 1987 de macht betreffende de uitoefening van de gezondheidszorg
verdeeld over twee autoriteiten, namelijk de gemeentelijke overheden en de
gevangenisbesturen.89 De gemeenten stellen de dokters aan en de gevangenissen zorgen voor
de veiligheid. Dit leidt tot een verhoging van de onafhankelijkheid van het medisch personeel
en een verlaging van de gevangeniswaarden in de gezondheidszorg. De problemen met
medisch personeel zijn hierdoor echter niet verdwenen. De gevangenis heeft nog steeds het
laatste woord in zaken betreffende verplaatsing van gevangenen of inkorting van straffen op
grond van medische redenen.
Noorse studies tonen bovendien een hoge ontevredenheid aan bij de Noorse gevangenen
aangaande de gezondheidszorg in de gevangenis.90 De gedetineerden zijn zelfs meer
ontevreden dan patiënten in andere gebieden van de gezondheidszorg. Hun tevredenheid
86 B. JOHNSEN, P. KRISTIAN GRANHEIM en J. HELGESEN, “Exceptional prison conditions and the quality of
prison life: Prison size and prison culture in Norwegian closed prisons”, European Journal of Criminology,
2011, 517. 87 Infra 44. 88 M. BERG NESSET, A. RUSTAD, E. KJELSBERG, R. ALMVIK en J. HAKON BJORNGAARD, “Healt care help
seeking behaviour among prisoners in Norway”, BMC Health Services Research, 2011, 1. 89 T. MATHIESEN, “Scandinavian exceptionalism in penal matters: Reality or wishful thinking?” in T.
Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New
York, Routledge, 2012, 23. 90 J. HAKON BJORNGAARD, A. RUSTAD en E. KJELSBERG, “The prisoner as patient – a health services
satisfaction survey”, BMC Health Services Research, 2009, 1-9; T. MATHIESEN, “Scandinavian
exceptionalism in penal matters: Reality or wishful thinking?” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal
exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012, 23.
38
wordt in hoge mate beïnvloed door de tevredenheid van het medisch personeel en dat laatste
hangt dan weer af van de beschikbare middelen.91 Vooral bij gevangenen in voorlopige
hechtenis lijkt dit een probleem.92 De lage beschikbaarheid van de gezondheidszorg zorgt
ervoor dat minder gedetineerden hulp vragen voor hun medische problemen dan in
gevangenissen waar reeds veroordeelden hun straf uitzitten.
De bevindingen uit deze Noorse studies die op basis van een vragenlijst bij de gedetineerden
werden afgenomen, moeten ook niet overdreven worden. Het is immers vrij voor de hand
liggend dat gevangenen ontevreden zijn over alles wat met hun gevangenisstraf te maken
heeft, zo ook de gezondheidszorg. De cijfers van de prison conditions index zullen
waarschijnlijk een meer objectief beeld geven, aangezien zij gebaseerd zijn op rapporten over
mensenrechten. Deze internationale index geeft de Scandinavische landen betere scores dan
de rest van Europa in de periode van 1999 tot 2005.93
Onderafdeling 8. Werk en onderwijs
Zoals we gezien hebben bij de beschrijving van enkele gevangenissen, vormt werk en
onderwijs één van de voornaamste elementen in het dagelijkse leven van de Noorse
gevangenen. Dit sluit volledig aan bij de rehabilitatiedoelstelling van het Noorse
gevangenissysteem. De gedetineerden krijgen bij het binnenstappen van de gevangenis
immers een persoonlijk traject voorgeschoteld dat verplicht gevolgd moet worden. Door
indrukwekkende infrastructuren en een uitgebreid lerarenkorps worden de gedetineerden
geholpen om tijdens hun gevangenisstraf daarvan verschillende doelstellingen te bereiken.
Een mooi voorbeeld van die infrastructuren is de aanwezigheid van een bibliotheek in de
meeste Noorse gevangenissen.94 Die administratieve verantwoordelijkheid is in Noorwegen
verdeeld tussen het Ministerie van Justitie en de Nationale Bibliotheek. De gevangenis zorgt
voor de fysieke beschikbaarstelling van het materiaal en de Nationale Bank ondersteunt dit
door middel van geld en boeken. Het belang van de bibliotheek blijkt uit de jaarlijkse
verhoging van de budgeten. In 2010 zijn er zo voldoende geldmiddelen bij elkaar gebracht
om bibliothecaire diensten te voorzien voor alle gedetineerden die niet over de mogelijkheid
beschikken om een openbare bibliotheek te bezoeken. Dit wordt bovendien bevestigd door de
91 J. HAKON BJORNGAARD, A. RUSTAD en E. KJELSBERG, “The prisoner as patient – a health services
satisfaction survey”, BMC Health Services Research, 2009, 8-9. 92 M. BERG NESSET, A. RUSTAD, E. KJELSBERG, R. ALMVIK en J. HAKON BJORNGAARD, “Healt care help
seeking behaviour among prisoners in Norway”, BMC Health Services Research, 2011, 5. 93 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policies in the Nordic Countries 1960-2010”, Journal of Scandinavian Studies
in Criminology and Crime Prevention, 2012, 102. 94 H. K. LJODAL, E. RA, “Prison Libraries the Scandinavian Way: An Overview of the Development and
Operation of Prison Library Services”, Library Trends, 2011, 473-489.
39
Noorse wetgeving die bepaalt dat gedetineerden recht hebben op bibliothecaire diensten. De
bibliotheek wordt in Noorwegen zelfs geacht een ontmoetingsplaats te zijn en een belangrijk
strijdperk om het cultuur- en kennisbeleid van de Noorse overheid te bevorderen. Deze rol
van de Noorse bibliotheek komt in de gevangenis weliswaar voor verschillende uitdagingen
te staan, zoals leesmoeilijkheden en verschillende talen bij de gedetineerden. Maar daar heeft
de Noorse overheid een aantal oplossingen voor gevonden. Enerzijds stelt de bibliotheek vaak
een verscheidenheid aan materiaal ter beschikking voor goede lezers, slechte lezers,
buitenlanders, studenten en zelfs voor bezoekende kinderen. Anderzijds helpen
promotieacties en goed opgeleide bibliothecarissen bij het stimuleren en begeleiden van de
lezende gedetineerden.
Niettemin geven sommige auteurs toch enige vorm van kritiek met betrekking tot het
onderwijs en de werkomstandigheden in de Noorse gevangenis.95 Zij wijzen onder meer op
het feit dat de gedetineerden vaak betekenisloos werk moeten verrichten. Daarnaast vertellen
de gevangenen dat de educatieve lessen, die voor hen heel belangrijk zijn, vaak onderbroken
en gereorganiseerd worden door de plotse verplaatsing van gevangenen en door disciplinaire
sancties. Dit maakt dat het lesgeven moeilijker en anders is in de praktijk dan volgens
bepaalde plannen van de Noorse overheid. Discipline en veiligheid krijgen dus nog al te vaak
voorrang.
Onderafdeling 9. Inspraak
Een ander belangrijk element in de beoordeling van de Noorse gevangenis vormt de inspraak
die gevangenen kunnen hebben in het beleid. J. Pratt wijst erop dat gevangenen in
Noorwegen directe input kunnen hebben in het gevangenisbestuur.96 Noorse gevangenen
worden immers gehoord op de jaarlijkse meeting in the mountains. Daar wordt aan het
gevangenisbeleid gewerkt door ambtenaren, gevangenisstaf, geleerden en gevangenen. Zo
werd bijvoorbeeld een voorstel voor een gevangenis van 1000 gevangenen door de meeting
van tafel geveegd.
95 T. MATHIESEN, “Scandinavian exceptionalism in penal matters: Reality or wishful thinking?” in T.
Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New
York, Routledge, 2012, 19. 96 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 120.
40
Andere auteurs merken toch op dat het aandeel van de gevangenen daarin vrij klein is. Het
werk van KROM, een organisatie die opkomt voor de gedetineerden, is bijvoorbeeld een
voortdurende strijd van bloed, zweet en tranen geweest.97 Het beeld van J. Pratt van
zachtaardigheid en solidariteit klopt dus niet helemaal. Tijdens de eerste jaren werd de
ontmoeting in de bergen, die gestart is in 1968, door het gevangenispersoneel en hoog
geplaatste politieke personen vermeden. Zelfs de Minister van Justitie vond in 1968 dat
gevangenen geen inspraak moesten hebben en deelde dit mee voor het volle parlement.
Daarnaast werden zowel ingaande als uitgaande e-mails tussen de gevangenen en KROM
gecontroleerd en gecensureerd. Er mochten door KROM geen folders worden verspreid in de
gevangenis en enkel ex-gevangenen mochten naar meetings komen. De enkele
overwinningen die KROM toch heeft kunnen behalen, volgden niet uit zachtaardigheid of
solidariteit, maar uit sociaal conflict. Er moest voor gestreden worden wanneer de tijd rijp
was, namelijk op momenten dat de instellingen in kwestie zichzelf bewezen hadden als totale
mislukkingen.
Zelfs de dag van vandaag is het in Noorwegen nog steeds erg moeilijk om bestaande
problemen aan te pakken, omdat er alles zo rooskleurig wordt voorgesteld. Er heerst een zeer
optimistische mentaliteit. Er is geen redenen tot klagen en men is minder kritisch. Bij de
beleidmakers heerst er door hun goede bedoelingen dan ook een groot superioriteitsgevoel.
Een mooi voorbeeld van deze problematiek is de tuchtprocedure in de Noorse gevangenis.98
Eventuele sancties worden er immers door de gevangenisraad bepaald zonder dat de
gevangene in kwestie hierover gehoord wordt. Op die manier is er weinig ruimte voor
conflict en tegenspraak. De autoriteiten zullen wel bepalen wat de meest aangewezen sanctie.
Ondanks het feit dat de tuchtraad in de Noorse gevangenis multidisciplinair is samengesteld,
zullen we verder in dit hoofdstuk zien dat de werking van deze penitentiaire tuchtprocedure
een schending van de mensrechten inhoudt.99
97 K. PAPENDORF, “The unfinished: Reflectionas on the Norwegian Prison Movement”, Acta Sociologica,
2006, 128-129. 98 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 14. 99 Infra 60.
41
Onderafdeling 10. Jeugd
De leeftijd vanaf wanneer een minderjarige bestraft kan worden voor criminele feiten, wordt
bepaald door de strafrechtelijke meerderjarigheid. Deze leeftijd verschilt van land tot land. In
Noorwegen is een minderjarige strafrechtelijk verantwoordelijk vanaf 15 jaar.100 Een apart
juridisch systeem voor kinderen of jeugd is er echter niet voor handen. Wel zijn er enkele
uitzonderingen op het algemeen systeem voorzien om de noden, belangen en rechten van
kinderen en jeugd te beschermen.101
Het algemene misdaadcijfer voor jongeren stabiliseert of neemt af, terwijl dit voor geweld
toeneemt, doch niet in haar meest extreme vormen. Het aantal jongeren in de gevangenis
blijft stabiel.102 In 2013 was maar 0,3% van de gevangenisbevolking jonger dan 18 jaar.103 Dit
toont nogmaals aan dat in Noorwegen de gevangenisstraf, in het bijzonder met betrekking tot
jongeren, slechts als ultimum remedium wordt opgelegd. Dit komt onder meer door het feit
dat jongeren onder de 18 jaar beroep kunnen doen op bepaalde afwijkingen van het algemene
strafbeleid die vaak niet beschikbaar zijn voor volwassenen.104 Zo kunnen zij bijvoorbeeld
met kortere sancties bestraft worden of naar de sociale autoriteiten verwezen worden. Hierbij
moet wel worden opgemerkt dat een behandeling door de sociale autoriteiten vaak
bestraffender overkomt. Er wordt immers minder aandacht besteed aan de individuele rechten
van de dader dan in het strafrechtelijk systeem.
Wie minder dan 15 jaar is, draagt in Noorwegen nog geen strafrechtelijke
verantwoordelijkheid. Toch bestaan er onderzoekspraktijken die het gedrag onderzoeken van
kinderen die bij de criminele feiten betrokken zijn. Dit onderzoek wordt weliswaar
gelegitimeerd, aangezien dit de jure een onderzoek is naar de betrokken personen boven de
15 jaar. Daarnaast dient dit onderzoek ook om de feiten op te helderen en zaken terug naar
hun eigenaar te brengen. Er zijn ook regels en procedures om de rechten van het kind, dat
wordt onderzocht, te beschermen. Zo worden de ouders en de sociale autoriteiten steeds
ingelicht en hebben zij de mogelijkheid om aanwezig te zijn tijdens de ondervraging van het
kind.
100 A. STORGAARD, “Juvenile Justice in Scandinavia”, Journal of Scandinavian Studies in Criminology and
Crime Prevention, 2005, 189. 101 A. STORGAARD, “Juvenile Justice in Scandinavia”, Journal of Scandinavian Studies in Criminology and
Crime Prevention, 2005, 188. 102 A. STORGAARD, “Juvenile Justice in Scandinavia”, Journal of Scandinavian Studies in Criminology and
Crime Prevention, 2005, 192. 103 International Centre for Prison Studies, Norway, http://www.prisonstudies.org/country/norway. 104 A. STORGAARD, “Juvenile Justice in Scandinavia”, Journal of Scandinavian Studies in Criminology and
Crime Prevention, 2005, 192-195.
42
De eerste onderzoekspraktijk biedt de sociale autoriteiten de mogelijkheid om te
interveniëren in het leven van een kind bij crimineel gedrag. Dit gebeurt wel steeds in het
belang van het kind. Een eerste stap is vrijwillig bij het kind thuis, daarna zal de tussenkomst
zwaarder worden naargelang de fout van het kind, en uiteindelijk kan zelfs opsluiting volgen
zonder toestemming van het kind en zijn/haar ouders. Men ziet er wel steeds op toe dat het
kind niet terecht komt bij zware criminelen. Niettemin heeft Noorwegen, ondanks de kritiek
van de Verenigde Naties, geen enkele bepaling in de wet die het verbiedt dat kinderen bij
volwassenen worden opgesloten. Bovendien kandoor de betrokken partijen , naast het sociale
luik, ook beroep gedaan worden op bemiddeling om de zaken op te lossen en dit op basis van
de criminele verantwoordelijkheid van het kind. Ten slotte beschikt de politie over de
mogelijkheid om een kind op te sluiten voor maximaal 4 uur, als dit nodig is om een zaak op
te helderen. Dit kan los van enige vorm van criminele verantwoordelijkheid en zonder de
sociale autoriteiten of de ouders in te lichten.
Wie ouder is dan 15 jaar, maar jonger dan 18 jaar, kan nog steeds een beroep doen op het
sociaal systeem. Maar deze jongeren zijn daarnaast ook strafrechtelijk verantwoordelijk en
dus zijn de daarbij horende strafrechtelijke sancties toepasbaar. Op hen is ook het algemene
systeem van toepassing, met hier en daar een uitzondering. Als het gedrag niet behandeld kan
worden door de sociale autoriteiten, dan kan de zaak immers door de politie en het
strafrechtelijk systeem worden overgenomen. De politie is dan wel verplicht om de sociale
autoriteiten hierover in te lichten, evenals de ouders. In principe wordt geprobeerd om de
gevangenisstraf te vermijden. Het laten vallen van de aanklacht, geldboetes en een straf onder
opschortende voorwaarden zijn de voornaamste vormen van de straffen zonder opsluiting.
Deze moeten door de aanklager of de rechtbank steeds eerst in beraad genomen worden
vooraleer men de gevangenisstraf mag vorderen of uitspreken. Naast die basisvormen bestaan
er nog andere straffen specifiek voor de jeugd. Zo werd in 2000 het jeugdcontract ingevoerd,
waarin allerlei voorwaarden werden opgenomen voor het intrekken van de aanklacht of voor
een straf onder opschortende voorwaarden. In 2002 werd ook de gemeenschapsstraf
beschikbaar gesteld voor jongeren. Pas als al deze alternatieven niet werken, dan kunnen
jongeren, als laatste redmiddel, toch worden opgesloten. Die opsluiting vindt dan meestal
plaats in speciale jeugdgevangenissen. Toch moet ook hier de nadruk nogmaals gevestigd
worden op het feit dat Noorwegen, zoals eerder gezegd, geen enkele bepaling in de wet heeft
staan die de opsluiting van minderjarigen samen met volwassenen verbiedt.
43
Afdeling 2. Pains of imprisonment
Met bovenstaande opsomming hebben we u reeds laten proeven van enkele opmerkelijke
elementen van de Noorse gevangenisomstandigheden, zoals de materiële luxe, kleine
gevangenissen, open regimes en sociaal opgeleide cipiers. Maar verlichten deze vaak
goedbedoelde omstandigheden ook de pains of imprisonment? Volgens Sykes zijn dat er vijf,
namelijk beroving van vrijheid, goederen en diensten, heteroseksuele relaties, autonomie en
veiligheid.105
Onderafdeling 1. Materiële luxe
Noorwegen probeert de pains of imprisonment onder meer te beperken door middel van
materiële luxe. Zij willen immers de omstandigheden van buiten de gevangenis zoveel
mogelijk na bootsen. Op die manier trachten zij dan de gevangenisstraf te beperken tot louter
een vrijheidsberoving. Niet meer en niet minder. Een gebrek aan materiële luxe zou immers
een extra straf betekenen voor de gedetineerden bovenop de vrijheidsberoving en dat kan
natuurlijk niet de bedoeling zijn. De materiële luxe moet met andere woorden niet aanwezig
zijn om de gevangenisstaf te verlichten. Wel moet het aanwezig zijn om de straf niet te
verzwaren. Dit is een belangrijk nuanceverschil.106
Een goed voorbeeld van materiële luxe die de pains of imprisonment bestrijdt, is de
keuken.107 Voor buitenlanders vormt dit een enorme hulp, omdat vooral zij last hebben van
het Noorse gevangeniseten dat traditioneel Noors is. Ook de Noorse gedetineerden zelf zijn
zeer tevreden met de keukenfaciliteiten, aangezien de gevangenismenu’s al lang niet meer
overeenstemmen met het normale eetpatroon in Noorwegen vandaag. Door zelf hun maaltijd
te bereiden en het gevangeniseten aan de kant te schuiven, bieden de gedetineerden weerstand
tegen het gevangenisregime. Op die manier behouden ze hun eigen identiteit. Daarnaast biedt
het ook de mogelijkheid om met familie en vrienden in contact te blijven door als het ware
boven de gevangenismuren uit te stijgen. Een zelfbereide maaltijd eert namelijk de eigen
tradities. Ten slotte laat het voor de buitenlanders toe zich af te zetten tegen de Noorse
traditionele eetgewoonten en de Noorse samenleving in het algemeen.
105 V. LUND SHAMMAS, “The pains of freedom: Assessing the ambiguity of Scandinavian penal
exceptionalism on Norway’s Prison Island”, Punishment & Society, 2014, 108. 106 B. JOHNSEN en P. K. GRANHEIM, “Prison size and quality of life in Norwegian closed prisons in late
modernity” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice,
Abingdon & New York, Routledge, 2012, 202-203. 107 T. UGELVIK, “The hidden food: Mealtime resistance and identity work in a Norwegian prison”,
Punishment & Society, 2011, 47-63.
44
De mate waarin het gebrek aan materiële luxe de straf verzwaart, hangt grotendeels af van
wat de gedetineerden gewoon zijn buiten de gevangenis.108 In Noorwegen zijn de
levensomstandigheden van een hoge kwaliteit. Om de gevangenisstraf tot vrijheidsberoving
te beperken, zouden de gevangenissen derhalve dezelfde hoge kwaliteit moeten bereiken.
Voor gevangenen die deze vorm van luxe niet gewoon zijn, meestal buitenlanders, zal de
materiële luxe in de Noorse gevangenissen meer dan haar werk doen. Gedetineerden die
daarentegen meer luxe gewoon zijn dan de gemiddelde Noor, zullen op dat vlak een bittere
pil moeten slikken.
Het is natuurlijk moeilijk om te argumenteren dat materiële luxe de gevangenisstraf, en de
daarbij horende vrijheidsberoving, totaal niet verlicht. Toch vallen de goede intenties van de
Noorse overheid ten prooi aan twee tekortkomingen.109 Ten eerste kan materiële luxe het
vrijheidsverlies niet ongedaan maken. Dit is dan ook de straf, dus een verrassing is dit niet.
Ten tweede kan de materiële luxe het stigmatiserende effect niet verhelpen. Dit is een groter
probleem. Om te kunnen spreken van een humane gevangenis moeten het gevangenschap niet
alleen minder pijnlijk zijn, maar ook minder stigmatiserend. De ex-gevangenen zouden na
hun vrijlating geen nadelen mogen ondervinden aan hun verleden als gedetineerde. Dit is
spijtig genoeg nog steeds het geval. Ex-gevangenen leven in Noorwegen aan de rand van de
maatschappij. Hiervoor zullen bijgevolg andere oplossingen bedacht moeten worden, dan de
verhoging van de materiële luxe.
Onderafdeling 2. Sociale relaties
Het is niet de materiële, maar wel de morele situatie in de gevangenis die doorslaggevend is
bij de beoordeling van de omstandigheden.110 Volgens Alison Liebling, professor
criminologie en strafrecht aan de Universiteit van Cambridge, wordt die morele situatie
eerder bepaald door sociale relaties dan door materiële luxe. 111 In het gevangenisleven
kunnen de sociale relaties worden opgesplitst in twee groepen, namelijk relaties met personen
buiten de gevangenis en relaties met personen in de gevangenis. Hoe deze relaties bijdragen
tot betere gevangenisomstandigheden en op welke manier Noorwegen deze relaties
bevorderd, zullen we nu bespreken.
108 C. BASBERG NEUMANN, “Imprisoning the soul” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal
exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012, 140. 109 C. BASBERG NEUMANN, “Imprisoning the soul” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal
exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012, 148. 110 B. JOHNSEN en P. K. GRANHEIM, “Prison size and quality of life in Norwegian closed prisons in late
modernity” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice,
Abingdon & New York, Routledge, 2012, 200-201. 111 C. BASBERG NEUMANN, “Imprisoning the soul” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal
exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012, 143-144.
45
Wat betreft de sociale relaties met personen buiten de gevangenis, kan worden verwezen naar
het netwerk van kleine gevangenissen verspreid over het Noorse grondgebied. Zoals eerder
gezegd kan Noorwegen door het lage aantal gevangenen werken met veel kleine
gevangenissen.112 Op die manier kunnen de gedetineerden, ondanks de uitgestrekte
geografische structuur van Noorwegen, hun straf dicht bij familie en vrienden uitzitten. Dit
laat de gedetineerden toe om hun bestaande relaties te behouden. Het wordt zelfs verplicht
door de Noorse strafwet. Het belang van relaties buiten de gevangenis, zowel tijdens als na de
gevangenisstraf, mag niet worden onderschat. Tijdens de opsluitingsperiode zorgen deze
relaties in de eerste plaats voor meer rust en kalmte in de Noorse gevangenis. Na de vrijlating
helpen deze relaties dan weer voor een betere re-integratie in de maatschappij.113
Naast hun bestaande relaties buiten, hebben de gedetineerden ook nieuwe relaties binnen de
gevangenismuren. Vooral de relatie met het gevangenispersoneel is één van de meest
bepalende elementen bij de beoordeling van de gevangenisomstandigheden. Liebling zegt
zelfs dat de relatie tussen personeel en gedetineerden het hart vormt van het
gevangeniswerk.114 Zij definieert die relatie als de manier en de omvang van de interactie
tussen beiden tijdens dwingende en niet-dwingende verrichtingen. Volgens haar is de
humaniteit van het gevangeniswezen gelinkt aan het wederzijds respect tussen de
gedetineerden en het personeel van de gevangenis. Een menselijke behandeling is immers
gebaseerd op erkenning van de ander en de herkenning als persoon.115 Als je een mens als een
beest behandelt, wordt hij een beest. Als je een mens als een crimineel behandelt, wordt hij
een crimineel. Als je een mens als een mens behandelt, wordt hij een mens.116
In Noorwegen wordt hard geïnvesteerd in de relatie tussen gedetineerden en cipiers. Het
gevangenissysteem is er immers gebaseerd op humaniteit, legale bescherming en gelijkheid.
Daarnaast zijn de individuele rechten van gedetineerden in de wet opgenomen. In de praktijk
vertaalt zich dit in meer aandacht voor het sociale aspect tijdens de opleiding van de cipiers
en een persoonlijke contactpersoon voor elke gedetineerde. Op die manier probeert
112 Supra 34. 113 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 120-122. 114 B. JOHNSEN, P. KRISTIAN GRANHEIM en J. HELGESEN, “Exceptional prison conditions and the quality of
prison life: Prison size and prison culture in Norwegian closed prisons”, European Journal of Criminology,
2011, 516. 115 C. BASBERG NEUMANN, “Imprisoning the soul” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal
exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012, 143-144. 116 M. KAPTEIJNS, Een andere gevangenis, Bastoy, a different prison, DNU film, Dienst Justitiële
Inrichtingen, Ministerie van Veiligheid en Justitie, 2010.
46
Noorwegen, door het morele klimaat in de gevangenis te bevorderen, de pijn voor de
gedetineerden dragelijker te maken.
De verwachtingen betreffende de morele situatie in de Noorse gevangenis zijn dan ook
hooggespannen. Maar uit een studie blijkt nu dat in het algemeen de standaard van de morele
situatie niet zo hoog is tegenover andere landen.117 De vraag blijft natuurlijk hoe positief een
gevangeniservaring kan zijn. Gevangenen blijven gevangenen, ondanks een relaxt regime of
materieel comfort. Er zijn regels, bewaking, minder keuzes, vrijheidsontneming en sancties
die gevangenen onderscheiden van vrije mensen. Dit is noodzakelijk voor een zinvolle
gevangeniservaring.
Ondanks de negatieve cijfers voor middelmatige en grote gevangenissen, gaat Noorwegen
toch niet helemaal kopje onder. In haar kleine gevangenissen met een lager
beveiligingsniveau zijn de cijfers immers wel positief.118 De demografische gegevens in de
drie soorten gevangenissen zijn nagenoeg identiek. Niettemin zijn er in kleine gevangenissen
meer mensen met een gevangenisstraf korter dan 1 jaar.119 Dit is verder niet relevant,
aangezien uit de studie blijkt dat de lengte van de straf geen invloed heeft op het resultaat.
Wel moet worden opgemerkt dat de gevaarlijkste gedetineerden meestal in de grote Noorse
gevangenissen hun straf volmaken, aangezien de strenge beveiligingssystemen, die deze
gedetineerden eisen, enkel rendabel zijn in grote gevangenissen. Toch is dit niet de
hoofdreden van de positieve cijfers in kleine gevangenissen. De positieve cijfers zijn
voornamelijk het gevolg van de betere sociale relaties in kleine gevangenissen.120 Uit het
onderzoek blijkt dat deze relaties zo bepalend zijn dat ze zelfs andere, meer materiële,
aspecten van het gevangenisleven beïnvloeden. Decentralisatie en een minder hiërarchische
structuur in kleine gevangenissen vormen de redenen achter de goede relatie tussen
117 B. JOHNSEN en P. K. GRANHEIM, “Prison size and quality of life in Norwegian closed prisons in late
modernity” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice,
Abingdon & New York, Routledge, 2012, 204-205. 118 B. JOHNSEN, P. KRISTIAN GRANHEIM en J. HELGESEN, “Exceptional prison conditions and the quality of
prison life: Prison size and prison culture in Norwegian closed prisons”, European Journal of Criminology,
2011, 520; B. JOHNSEN en P. K. GRANHEIM, “Prison size and quality of life in Norwegian closed prisons in
late modernity” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and
practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012, 207. 119 B. JOHNSEN en P. K. GRANHEIM, “Prison size and quality of life in Norwegian closed prisons in late
modernity” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice,
Abingdon & New York, Routledge, 2012, 207. 120 B. JOHNSEN, P. KRISTIAN GRANHEIM en J. HELGESEN, “Exceptional prison conditions and the quality of
prison life: Prison size and prison culture in Norwegian closed prisons”, European Journal of Criminology,
2011, 523.
47
gedetineerden en cipiers.121 Dit zorgt er immers voor dat de gedetineerden meer direct contact
hebben met hoger geplaatste personen. Op die manier kunnen problemen sneller worden
aangepakt en wordt de stressvolle situatie van het wachten op een antwoord vermeden.
Daarnaast brengt het gebrek aan hiërarchie in kleine gevangenissen ook meer informeel
contact met zich mee tussen de gedetineerden en de cipiers. In zo’n relaxte sfeer is het
gemakkelijker voor het personeel om zich met de gedetineerden te vereenzelvigen. Doordat
de cipiers op die manier dichter bij de gevangenen staat, is het gevoeliger voor veranderingen
in gedrag van de gedetineerden. Daarom kunnen ook zij vaak sneller ingrijpen als een
gevangene problemen heeft. Door decentralisatie was sociaal werk in de kleine
gevangenissen derhalve al een deel geworden van het beroep van de cipiers, zelfs alvorens het
geformaliseerd werd in alle Noorse gevangenissen.
Ten slotte hebben de personeelsleden van kleine gevangenissen de gedetineerden nodig om
het dagdagelijkse leven in de gevangenis vlot te laten verlopen. Ze hangen met andere
woorden van meer van elkaar af en moeten elkaar dus vertrouwen. Een streng hiërarchisch
regime, dat noodzakelijk is in grote gevangenissen, laat dit allemaal niet toe. Het is derhalve
eenvoudiger om humane levensomstandigheden te scheppen in kleine gevangenissen.
Ondanks het feit dat betere sociale relaties in kleine gevangenissen zorgen voor een
positievere evaluatie door de gedetineerden van de gevangenisomstandigheden, worden
vandaag ook in Noorwegen een deel van de kleine gevangenissen vervangen door enkele
grote gevangeniscomplexen. Dit kan op het eerste gezicht overkomen als een afname van de
aandacht voor en de toewijding aan de sociologische kennis betreffende het
gevangeniswezen. Maar door de toename in het aantal gevangenen kan het om efficiëntie en
financiële redenen bijna niet anders, zeker met betrekking tot zwaar beveiligde
gevangenissen, dat er wordt overgeschakeld naar grotere infrastructuren. Niettemin zou men
zelfs in die grote gevangenissen meer aandacht kunnen geven aan sociale interactie,
toegankelijkheid voor bezoekers en vestiging in stadcentra om de sociale relaties, en de
gevangenisomstandigheden in het algemeen, te bevorderen.
121 B. JOHNSEN en P. K. GRANHEIM, “Prison size and quality of life in Norwegian closed prisons in late
modernity” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice,
Abingdon & New York, Routledge, 2012, 208.
48
Onderafdeling 3. Imprisonment of the soul
Volgens Michel Foucault, een Franse filosoof, is de gevangenis geëvolueerd van een straf op
het lichaam naar een straf op de geest.122 Dit verklaart waarom materiële luxe minder en
sociale relaties meer invloed hebben op de beoordeling van de gevangenisomstandigheden. Er
wordt in de hedendaagse gevangenissen immers gewerkt met de geest, niet met het lichaam.
De materiële luxe blijft nog wel belangrijk om te vermijden dat er een extra straf bovenop de
vrijheidsstraf bij komt. De gevangenisstraf bestaat dan louter uit vrijheidsberoving. Het is op
die manier dat men in Noorwegen de gevangenen wil rehabiliteren. M. Foucault noemt dit
governmentality.
Het verschil met de rehabilitatiecentra van vroeger is dat de gedetineerden het nu zelf moeten
doen. Rehabilitatie is derhalve nog steeds een centraal doel in het strafrechtelijk systeem,
maar het is nu omschreven als governmentality en de gedetineerden moeten zichzelf leren de
wet te gehoorzamen.123 Opgezadeld met die grote verantwoordelijkheid, gaan de
gedetineerden de dag van vandaag gebukt onder grote stress en prestatiedruk. In de open
gevangenisregimes van Noorwegen is deze druk het grootst. De open gevangenissen vormen
dan ook de ultieme versie van Foucault’s governmentality. Grote vrijheid geeft de
gevangenen immers veel verantwoordelijkheid om zichzelf te verbeteren en niet toe te geven
aan de verleidingen.
We stellen vast dat in open gevangenissen de tradionele pains of imprisonment van Sykes wel
verdwijnen, maar evengoed plaats moeten maken voor de nieuwe pains of freedom.124 Deze
nieuwe typologie kan weer in vijf categorieën worden opgedeeld, namelijk verwarring, angst
en grenzeloosheid, ambiguïteit, relatieve beperkingen en individuele verantwoordelijkheid.
Verwarring ontstaat doordat bij de gedetineerden de rol van gevangene in conflict komt met
de rol van verdiener en autonome intellectueel. Dergelijk dilemma ontstaat bijvoorbeeld bij
overwerk. Als verdiener overdag gelden er andere regels dan als gevangene ’s nachts. Moet
de gedetineerden het werk laten vallen of te laat komen in de gevangenis? Het open regime
lijkt niet op een gevangenis, maar wanneer je de regels overtreedt, volgen er nog steeds
straffen zoals in de gevangenis.
122 C. BASBERG NEUMANN, “Imprisoning the soul” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal
exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012, 145-146. 123 B. JOHNSEN en P. K. GRANHEIM, “Prison size and quality of life in Norwegian closed prisons in late
modernity” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice,
Abingdon & New York, Routledge, 2012, 209. 124 V. LUND SHAMMAS, “The pains of freedom: Assessing the ambiguity of Scandinavian penal
exceptionalism on Norway’s Prison Island”, Punishment & Society, 2014, 110-188.
49
Angst en grenzeloosheid vormen de tweede pain of freedom. De gevangenen ervaren in de
open gevangenis een voorproefje van de vrijheid en leven bijgevolg, vanwege de
grenzeloosheid van hun vrijheid, continu in een verlengde fase van vrijlatingsangst. Door met
de buitenwereld in contact te komen, wordt de gevangene tevens geconfronteerd met zijn
falen als voorziener en met nieuwe technologieën. Dit maakt hem verwilderd en paranoïde.
De derde pain of freedom is ambiguïteit. Door de gedetineerden te laten proeven van de
vrijheid, verlangen ze meer. De vrijheid smaakt bitterzoet. Het belooft zoveel goeds, maar het
laat de gevangenen vaak onvervuld achter.
Als vierde pain of freedom wordt er gewezen op de relatieve beperkingen die de
gedetineerden ten laste worden gelegd in tegenstelling tot mensen buiten de gevangenis. De
gedetineerden vergelijken hun situatie en beperkingen niet met de strenge beveiliging van
voorheen, maar met de omstandigheden waarin ze nu leven. Hoe groter de toegang tot
goederen en diensten, hoe slechter de gevangenen zich voelen wanneer ze die niet hebben.
Maar beperkingen zijn nu eenmaal altijd nodig in de gevangenis om de veiligheid te
vrijwaren en de strafcomponent te behouden.
Ten slotte is er nog de individuele verantwoordelijkheid voor de gedetineerden om zich te
verbeteren als mens. In tegenstelling tot in gesloten gevangenissen kunnen de gedetineerden
niet gewoon wachten tot hun straf er op zit. Ze moeten zich steeds bezighouden met hun
rehabilitatieplan. Dit kan erg frustrerend zijn, aangezien er nog steeds beperkingen zijn. Het is
duidelijk dat de vijf categorieën niet strikt van elkaar onderscheiden kunnen worden. De ene
categorie loopt over in de andere.
De extra verantwoordelijkheid voor de gedetineerden, vooral dan in gevangenissen met een
open regime, verlicht dus wel de oorspronkelijke pijn van de gevangenisstraf, maar zorgt
direct weer voor andere ongemakken. De omstandigheden in dergelijke open gevangenissen
zijn voor de gedetineerden bijgevolg niet minder pijnlijk. Niettemin worden deze nieuwe
pains of freedom wel gerechtvaardigd. Met 16% heeft de gevangenis in Bastoy, het
uithangbord van de open gevangenissen in Noorwegen en de thuisbasis van enkele van de
meest zware misdadigers, immers een zeer laag aantal recidivisten in vergelijking met de
Europese norm van 70%.125 Het open regime bereidt de gedetineerden dus uitstekend voor op
de buitenwereld. Met rehabilitatie als één van de voornaamste doelstellingen van de
125 C. STORM, “Norway’s island prison for violent criminals looks like no prison we’ve ever seen”, Business
Insider, 2014, http://uk.businessinsider.com/bastoy-prison-tour-2014-10?r=US; E. JAMES, “Bastoy: the
Norwegian prison that works”, The Guardian, 2013,
http://www.theguardian.com/society/2013/sep/04/bastoy-norwegian-prison-works
50
hedendaagse gevangenis, kunnen we dit alleen maar toejuichen. We zullen later zien dat
vanwege het normalisatieprincipe ook de gesloten gevangenissen in Noorwegen van een laag
aantal recidivisten kunnen genieten.126 Als gedetineerden in Noorwegen de gevangenis
verlaten, komen ze niet meer terug.
Onderafdeling 4. Zelfmoord
In de gevangenis ligt het aantal zelfdodingen aanzienlijk hoger dan daar buiten, namelijk drie
keer hoger.127 De verklaring voor dit fenomeen verschilt naargelang het studiegebied waarin
je zoekt.128
Volgens criminologen wordt het veroorzaakt door zowel sociale als omgevingsfactoren.aan
de ene kant is er import van risico. Dit betekent dat de gedetineerden reeds voor hun
opsluiting een hoger risico hadden op zelfdoding en dat door hun veroordeling dit risico in de
gevangenis terecht is gekomen. Door personen met een hoger risico op zelfdoding uit de
maatschappij te halen en op te sluiten in de gevangenis, verhoogt immers het risico in de
gevangenis en verlaagt het risico in de samenleving. Aan de andere kant is er nog het
probleem van de overbevolking dat voor extra stress zorgt en het risico op zelfmoord
dusdanig verhoogt.
Volgens psychologen liggen eerder psychische problemen aan de basis van de hogere cijfers
in de gevangenis met betrekking tot zelfmoord. Onder meer het hoge aantal psychiatrische
ziektes, zelfmoordneigingen en stress zouden aan de basis liggen van dit fenomeen.
Ondanks het feit dat Noorwegen er alles aan doet om de pains of imprisonment te verlichten,
blijft het probleem van zelfdoding ook in de Noorse gevangenis erg actueel. Tussen 1990 en
2007 werden nog 59 zelfmoordgevallen geregistreerd.129 Vooral in gesloten gevangenissen en
tijdens geïsoleerde opsluiting is het risico het hoogst. Het aantal zelfmoorden in de Noorse
gevangenissen neemt bovendien elk jaar toe. Algemeen kan men zeggen dat tijdens de jaren
’60 één persoon per jaar zelfmoord pleegde, tijdens de jaren ’70 twee, tijdens de jaren ’80
drie en tijdens de jaren ’90 tussen de drie en de vier personen. Deze stijging kan weliswaar
126 Infra 87. 127 S. FAZEL, M. GRANN, B. KLING en K. HAWTON, “Prison suicide in 12 countries: and ecological study of
861 suicides during 2003-2007”, Soc Psychiatry Psychiatr Epidemiol, 2011, 193. 128 S. FAZEL, M. GRANN, B. KLING en K. HAWTON, “Prison suicide in 12 countries: and ecological study of
861 suicides during 2003-2007”, Soc Psychiatry Psychiatr Epidemiol, 2011, 191-192. 129 S. FAZEL, M. GRANN, B. KLING en K. HAWTON, “Prison suicide in 12 countries: and ecological study of
861 suicides during 2003-2007”, Soc Psychiatry Psychiatr Epidemiol, 2011, 193.
51
deels verklaard worden door de stijging van het totaal aantal gevangenen in Noorwegen.130
Toch is het zeer opvallend dat Noorwegen er blijkbaar niet in slaagt om deze gruwelijke
cijfers beter te beperken. De Noorse gevangenissen, bekend voor hun zogenaamd uitstekende
gevangenisomstandigheden, hebben zelfs een hoger aantal zelfdodingen dan de
gevangenissen in Engelstalige landen, die voor het overige gekenmerkt worden door penal
excess.131
Als we aanvaarden dat het zelfmoordcijfer een indicator is voor de pains of imprisonment,
dan moeten we besluiten dat de Noorse gevangenisomstandigheden niet het gewenste
resultaat opleveren. Dit valt wel deels te verklaren door het feit dat minder restrictieve
omstandigheden in de open gevangenissen nieuwe pains of freedom creëren bij de
gedetineerden. Niettemin moet ook worden toegegeven dat de gezondheidszorg, en dan
voornamelijk op psychologisch vlak, vaak beter kan in Noorwegen.132
We moeten echter oppassen met deze cijfers. Omdat in de meeste jurisdicties het aantal
zelfdodingen zo laag ligt, kunnen de jaarlijkse cijfers gemakkelijk beïnvloed worden door een
paar individuele gevallen. Daarom moeten we vermijden dat er al te voorbarige conclusies
worden getrokken. Toch kunnen we niet onder stoelen of banken steken dat het cijfer op zijn
minst verrassend is.
Afdeling 3. Geen vlees zonder been
Op basis van de eerste twee afdelingen van dit hoofdstuk lijkt het Noorse gevangenisplaatje
redelijk rooskleurig te zijn. Maar in werkelijkheid zijn er toch ook nog enkele minder fraaie
kanten aan het Noorse gevangenissysteem. De kunstgrepen met betrekking tot de
gevangenispopulatie en het steevast uitvoeren van lage gevangenisstraffen door het gebrek
aan alternatieven werden reeds eerder in deze masterproef besproken.133 In deze afdeling zal
daarom de aandacht volledig gaan naar de strenge aanpak van drugsproblemen, de eenzame
opsluiting tijdens voorlopige detentie en de tweederangspositie van mensenrechten in
130 T. MATHIESEN, “Scandinavian exceptionalism in penal matters: Reality or wishful thinking?” in T.
Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New
York, Routledge, 2012, 22-23. 131 J. PRATT en A. ERIKSSON, “In defence of Scandinavian exceptionalism” in T. Ugelvik en J. Dullum
(eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012,
236-237. 132 S. FAZEL, M. GRANN, B. KLING en K. HAWTON, “Prison suicide in 12 countries: and ecological study of
861 suicides during 2003-2007”, Soc Psychiatry Psychiatr Epidemiol, 2011, 194. 133 Supra 17.
52
Noorwegen. Later in deze masterproef komt dan het probleem van de buitenlanders nog aan
de beurt.134
Onderafdeling 1. Drugs
Ondanks het feit dat het totaal aantal druggebruikers in Noorwegen een pak lager ligt dan in
veel andere Europese landen, worden drugsmisdrijven er vandaag de dag zwaar aangepakt.135
Dit blijkt onder meer uit de gevangenispopulatie en de maximumstraf. Ongeveer 1/3 van het
totaal aantal gevangenen in Noorwegen zit achter slot en grendel voor vermeende
drugsmisdrijven.136 De maximumgevangenisstraf voor drugssmokkel kan sinds 1984 oplopen
tot 21 jaar, enkel moord kent een even zware sanctie.137 Daarnaast geeft de wetgever nog eens
erg ruime controle- en onderzoeksbevoegdheden aan de politie, die een zware impact kunnen
hebben op het dagelijkse leven van druggebruikers.138 Niettemin is de war on drugs nog lang
niet gewonnen. In 1980 waren er nog maar 2.000 drugsmisdrijven in Noorwegen, in 2009
waren dit er al 40.000.139 Dit is uiteraard deels verklaarbaar door de verhoogde controle, maar
vormt toch ook een goede indicatie van het probleem.
Het Noorse drugsbeleid was niet altijd zo punitief georiënteerd. Vroeger ten tijde van de
zogenaamde treatment-periode, werden drugsverslaafden in Noorwegen nog als zieken
behandeld.140 Deze behandeling vond echter plaats in de Noorse gevangenissen in plaats van
in daarvoor gespecialiseerde instellingen. Om die reden en wegens ontluisterende
onderzoeksresultaten werd deze periode vanaf de jaren ´60 erg bekritiseerd. Sindsdien geldt
in Noorwegen het algemeen principe dat misdadigers gestraft moeten worden in de
gevangenis en zieken behandeld moeten worden in gespecialiseerde instellingen.141
134 Infra 92. 135 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part II: Does Scandinavian
exceptionalism have a future?”, British Journal of Criminology, 2008, 285-286. 136 T. MATHIESEN, “Scandinavian exceptionalism in penal matters: Reality or wishful thinking?” in T.
Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New
York, Routledge, 2012, 26. 137 H. GIERTSEN, “Policy on drugs in Norwegian prisons: Increased control, answers to poverties and
looking for a life after release”, NAD, 2012, 592. 138 H. GIERTSEN, “Policy on drugs in Norwegian prisons: Increased control, answers to poverties and
looking for a life after release”, NAD, 2012, 592. 139 T. MATHIESEN, “Scandinavian exceptionalism in penal matters: Reality or wishful thinking?” in T.
Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New
York, Routledge, 2012, 26. 140 Infra 80. 141 H. GIERTSEN, “Policy on drugs in Norwegian prisons: Increased control, answers to poverties and
looking for a life after release”, NAD, 2012, 591.
53
In de Noorse maatschappij waren er op datzelfde moment wijzigingen met betrekking tot het
drugsgebruik als sociaal fenomeen.142 Aanvankelijk waren het enkel kleine groepen
adolescenten die drugs namen. Daarna veranderde deze kleine groep volwassenen in een
grotere groep, bestaande uit jongeren van de middenklassen. Drugs werd vanaf toen gebruikt
op publieke plaatsen als onderdeel van een bepaalde levensstijl. De jeugd, de samenleving en
de hele toekomst van Noorwegen leken op het spel te staan. Verschillende autoriteiten wilden
hier onmiddellijk een einde aan maken en strafrechtelijke maatregelen leken hiervoor de
geknipte oplossing. De Noorse overheid verkoos aldus om drugsmisdrijven te bestraffen in
haar gevangenissen boven het behandelen ervan in gespecialiseerde instellingen. Daarom
ging men over tot de criminalisering van dit sociaal probleem en in 1964 werd druggebruik
als een misdrijf omschreven in het Noorse strafrecht. Het criminaliseren van en het
controleren op drugsfeiten hebben sindsdien een dominante rol gekregen in het Noorse
drugsbeleid. De druggebruiker werd niet langer gezien als een zieke die behandeld moest
worden, maar als een misdadiger die bestraft moest worden. De strafrechtelijke wetgeving
nam vervolgens progressief toe in de jaren ´70 en ´80. Eerst voor het smokkelen en verkopen
van drugs, daarna voor het gebruiken ervan. Zoals reeds vermeld, bereikte deze evolutie in
1984 haar hoogtepunt met de verhoging van de maximumgevangenisstraf voor drugssmokkel
tot 21 jaar.
Door het strafrechtelijke drugsbeleid in Noorwegen kwamen er veel drugsgebruikers in de
gevangenis terecht, waar zij hun verslaving gewoon verder zetten. Bijgevolg werd begin jaren
´70 druggebruik ook in de Noorse gevangenissen erkent als zijnde een groot probleem.
Ongeveer 7% van de gevangenen had toen immers een drugsprobleem. In 1976 was dit aantal
zelfs opgelopen tot 18%.143
De eerste reactie van justitie bestond uit de verhoging van controle en straffen om de
gevangenissen drugsvrij te houden. De controlerende en straffende aanpak van het drugbeleid
in de maatschappij vond aldus snel gehoor in de Noorse gevangenissen. Het algemeen
drugbeleid beïnvloedt op die manier niet alleen het strafrechtelijk beleid, maar ook het
gevangenisbeleid. In plaats van drugsgebruikers te behandelen zoals vroeger, worden ze
vanaf de jaren ´60 dus, zowel binnen als buiten de gevangenis strikt gecontroleerd en gestraft.
142 H. GIERTSEN, “Policy on drugs in Norwegian prisons: Increased control, answers to poverties and
looking for a life after release”, NAD, 2012, 592. 143 H. GIERTSEN, “Policy on drugs in Norwegian prisons: Increased control, answers to poverties and
looking for a life after release”, NAD, 2012, 593.
54
Niettemin vinden sinds de eeuwwisseling, vanwege de sociale problemen bij veel
druggebruikers, verzorgende maatregelen geleidelijk hun weg terug in de algemene Noorse
beleidsplannen. 144 Op die manier is er in Noorwegen bijgevolg een nieuw behandelings- en
rehabilitatiebeleid ontstaan. De bijhorende sociale maatregelen hebben de controle en de
straffen echter niet vervangen. Tot op de dag van vandaag heeft Noorwegen aldus een
algemeen drugsbeleid met twee gezichten.145 Aan de ene kant zijn er autoriteiten die
controleren en straffen. Aan de andere kant zijn er autoriteiten die behandelen en verzorgen.
Ook drugsverslaafde gedetineerden blijven niet vrij van de sociale problemen. Voor hen is het
vanwege de scheiding tussen straffen in de gevangenis en behandelen in zorgcentra wel niet
eenvouwdig om een oplossing te vinden. Maar ondanks de principiële scheiding, is de laatste
15 jaar toch een verhoging waarneembaar van PTD, Prison-based drug treatment, in de
Noorse gevangenissen.146 De dubbelzijdige aanpak van drugsproblemen zien we dus niet
alleen in het algemene Noorse drugsbeleid, maar ook in het drugsbeleid van de Noorse
gevangenissen. Er zijn zo vier maatregelen ingevoerd ten gunste van de rehabilitatie en de
behandeling van drugsverslaafde gedetineerden, namelijk een contract, sociale
onderwijsinitiatieven, programma’s en een drugs behandelende eenheid.147
In 1981 startte de Noorse gevangenis met het aanbieden van contracten aan gevangenen met
drugsproblemen. De gevangene accepteert daarbij beperkingen en controles, maar krijgt als
beloning een paar extra vrije dagen per jaar. Zaken zoals contracten, akkoorden, individuele
trajecten en beloningen maken vandaag nog steeds deel uit van de rehabilitatiemaatregelen in
alle Noorse gevangenissen.
De sociale onderwijsinitiatieven werden in 1992 voor het eerst gebruikt in de gevangenis van
Oslo. Bij deze sociale onderwijsinitiatieven vormt de groep het belangrijkste element. De
groep bestaat uit vertrouwen, verplichtingen, ervaringen, tekortkomingen, inzichten,
solidariteit en steun. Deze elementen worden gecreëerd door werk, studies, sociale
activiteiten en groepsontmoetingen. Het centrale thema is steeds het drugsprobleem, maar
ook meer persoonlijke problemen komen er aan bod. Sinds 1995 zijn ook deze initiatieven
permanent aanwezig in alle Noorse gevangenissen.
144 T. KOLIND, V. ASMUSSEN FRANK, O. LINDBERG en J. TOURUNEN, “Prison-based drug treatment in
Nordic political discourse: An elastic discursive construct”, European Journal of Criminology, 2013, 663. 145 H. GIERTSEN, “Policy on drugs in Norwegian prisons: Increased control, answers to poverties and
looking for a life after release”, NAD, 2012, 591. 146 T. KOLIND, V. ASMUSSEN FRANK, O. LINDBERG en J. TOURUNEN, “Prison-based drug treatment in
Nordic political discourse: An elastic discursive construct”, European Journal of Criminology, 2013, 660. 147 H. GIERTSEN, “Policy on drugs in Norwegian prisons: Increased control, answers to poverties and
looking for a life after release”, NAD, 2012, 593-97.
55
Vanaf de jaren ´90 vinden daarnaast verschillende programma’s hun weg naar de Noorse
gevangenissen. De programma’s willen de gevangenen aanzetten tot het erkennen hun
probleem en het opstellen van een plan voor behandeling na de vrijlating. Het overtreden van
de regels van het programma maakt wel een einde aan de sociale bijstand.
De laatste maatregel tegen de sociale problemen van drugsverslaafden in de Noorse
gevangenis werd ten slotte in 2007 ingevoerd en bestaat uit drugs behandelende eenheden.
Deze eenheden willen de deelnemers voorbereiden op een behandeling na de vrijlating of
eventueel zelfs tijdens hun straf in een daartoe gespecialiseerde instelling. Daarvoor stellen ze
een contract op met de gedetineerden waarin drugs wordt verboden. Die contracten werken
met een persoonlijk traject voor de gedetineerden en worden afgedwongen door middel van
controles en sancties.
Deze sociale maatregelen voor druggebruikers met een sociaal probleem vormen weliswaar
opnieuw een soort van behandeling in de gevangenis. Toch mag hier niet uit worden afgeleid
dat de treatment-ideologie weer volledig haar plaats heeft ingenomen binnen Noorse
strafbeleid.148 De behandeling is nu immers een recht in plaats van een plicht en niet
gebaseerd op medische en psychologische testen. Met de sociale maatregelen willen de
autoriteiten de drugsgebruiker niet normaliseren, maar helpen om beter te worden. Daarnaast
blijven controle en straffen bestaan. Dit alles maakt dat er vandaag een meer humane en
efficiënte versie van de treatment-ideologie wordt toegepast in de Noorse gevangenissen.
Niettemin blijven er gebreken bestaan aan een behandeling van een sociaal probleem in de
gevangenis.149 Het is moeilijk om het evenwicht tussen straffen en zalven te vinden.
Gevangenissen blijven gevangenissen. Daarom zal de veiligheid in de gevangenis vaak de
bovenhand nemen ten aanzien van de behandeling van de gedetineerden. Daarnaast brengt de
behandeling in een gevangenis meer beperkingen met zich mee en is het bijgevolg niet altijd
even gemakkelijk om de verschillende rehabilitatiedoelstellingen te bereiken.150
148 T. KOLIND, V. ASMUSSEN FRANK, O. LINDBERG en J. TOURUNEN, “Prison-based drug treatment in
Nordic political discourse: An elastic discursive construct”, European Journal of Criminology, 2013, 669-
670. 149 H. GIERTSEN, “Policy on drugs in Norwegian prisons: Increased control, answers to poverties and
looking for a life after release”, NAD, 2012, 591. 150 T. KOLIND, V. ASMUSSEN FRANK, O. LINDBERG en J. TOURUNEN, “Prison-based drug treatment in
Nordic political discourse: An elastic discursive construct”, European Journal of Criminology, 2013, 669.
56
Onderafdeling 2. Voorlopige hechtenis en eenzame opsluiting
De strafrechtelijke aanpak van drugsproblemen laat het Noorse gevangenissysteem misschien
wel van haar slechtste kant zien, maar ook de omstandigheden tijdens voorlopige hechtenis
zijn allerminst ideaal.151 Die staan in schril contrast met de vaak betere omstandigheden voor
reeds veroordeelde gevangenen. Vooral de eenzame opsluiting van sommige gedetineerden
lokt veel kritiek uit, onder meer van de Europese Unie en de Verenigde Naties.152
De voorlopige hechtenis is bovendien geen uitzonderingsregime in het Noorse
gevangenissysteem. Verdachten worden in Noorwegen namelijk veelvuldig opgesloten in
voorlopige hechtenis. Het deel van de gevangenen dat er in voorlopige hechtenis zit
opgesloten, varieert sinds 1960 van 20% tot 25%.153 Volgens de meest recente cijfers van
2013 worden er in Noorwegen momenteel zelfs 1.049 personen vastgehouden in voorlopige
hechtenis. Dit komt neer op 21 gevangenen per 100.000 inwoners en 28% van het totale
aantal gevangenen.154 Vooral de buitenlanders zijn hiervan het slachtoffer, aangezien zij vaak
een hoger vluchtrisico hebben.155 Niet alleen de omvang, maar ook de duur van de voorlopige
hechtenis is zorgwekkend. In 2002 werd in de laatste relevante wetswijziging weliswaar
bepaald dat personen niet langer dan 4 weken in voorhechtenis kunnen worden opgesloten.
Toch kan deze termijn verlengd worden door een uitspraak van de rechtbank met telkens een
nieuwe periode van 4 weken. In ongeveer 2/3 van de gevallen wordt de maximale termijn
gerespecteerd en is de periode in voorlopige hechtenis beperkt van 2 tot 4 weken. Niettemin
betekent dit dat in 1/3 van de gevallen het maximum van 4 weken wordt overschreden. In
2004 werd 20% van de gevangenen voor 3 tot 5 maanden opgesloten in voorlopige hechtenis.
In een uitzonderlijk geval werd er zelfs iemand 3 jaar vastgehouden.156 Onder meer met dit
veelvuldig gebruik en de lange duurtijd staat het Noorse gevangenissysteem in het oog van de
storm.
151 T. MATHIESEN, “Scandinavian exceptionalism in penal matters: Reality or wishful thinking?” in T.
Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New
York, Routledge, 2012, 20-21. 152 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 130. 153 T. MATHIESEN, “Scandinavian exceptionalism in penal matters: Reality or wishful thinking?” in T.
Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New
York, Routledge, 2012, 20-21. 154International Centre for Prison Studies, Norway, http://www.prisonstudies.org/country/norway. 155 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 13. 156 T. MATHIESEN, “Scandinavian exceptionalism in penal matters: Reality or wishful thinking?” in T.
Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New
York, Routledge, 2012, 20-21.
57
Maar het is voornamelijk bij de eenzame opsluiting tijdens de voorlopige hechtenis dat het
schoentje knelt. Dit vormt één van de voornaamste pijnpunten van het Noorse
gevangenissysteem. Alle gevangenissystemen in de wereld hebben weliswaar een manier om
het contact met de buitenwereld te beperken voor personen in voorlopige hechtenis. De
hoofdreden hiervoor is de belemmering van het politieonderzoek te vermijden. In andere
landen gebeurt dit vaak door het beperken, verbieden of controleren van bezoek, brieven en
telefonisch contact. Ook de Noorse rechter heeft een zeer ruime discretionaire bevoegdheid
met betrekking tot isolatie. De isolatie kan bijgevolg in Noorwegen, net zoals in andere
landen, verschillende vormen aannemen.157 De rechter kan bezoek en brieven verbieden of
laten controleren. De gevangenen in voorlopige hechtenis kunnen verhinderd worden contact
te hebben met specifieke andere gevangenen. Zelfs kranten, televisie en radio kunnen de
gedetineerden ontnomen worden. Dit zijn vormen van gedeeltelijke isolatie en omvatten het
grootste deel van de gevangenen in voorlopige hechtenis, namelijk 63,9% in 2008. Zelfs deze
gedeeltelijke vormen van isolatie passen niet in het Noorse gevangenissysteem dat werkt met
trajecten om de gedetineerden te resocialiseren.158 Het contactverbod bemoeilijkt immers de
re-integratie en vergroot derhalve de kans op recidivisten. Maar Noorwegen gaat nog verder.
In tegenstelling tot andere jurisdicties, waar ironisch genoeg met overbevolking vaak het
tegenovergestelde probleem zich voordoet, behoort in Noorwegen ook volledige isolatie nog
steeds tot de mogelijkheden om het sociaal contact van gedetineerden in voorlopige hechtenis
te beperken.159 In 2008 werd zo 15,8% van de Noorse gevangenen in voorlopige hechtenis
aan volledige isolatie onderworpen.
Eenzame opsluiting leidt tot schadelijke gevolgen, zowel op psychologisch als op fysiek vlak,
voor een significant aantal gedetineerden. Natuurlijk kunnen verschillende omstandigheden in
verschillende gevangenissen leiden tot verschillende situaties. Niettemin komt in alle
voorlopige hechtenisregimes met eenzame opsluiting hetzelfde gebrek naar voor, namelijk
het gebrek aan betekenisvol sociaal contact. Radio, televisie en andere materialistische zaken
kunnen deze negatieve gevolgen niet uitsluiten of beperken. Dit kan misschien een verklaring
zijn voor de aanwezigheid van angst en depressie bij veel gevangenen in voorlopige hechtenis
157 T. MATHIESEN, “Scandinavian exceptionalism in penal matters: Reality or wishful thinking?” in T.
Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New
York, Routledge, 2012, 20-21. 158 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 14. 159 P. SCHARFF SMITH, “A critical look at Scandinavian exceptionalism: Welfare state theories, penal
populism and prison conditions in Denmark and Scandinavia” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal
exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012, 47-53.
58
en het grote aandeel in de Noorse zelfmoordcijfers.160 Tussen 1990 en 2007 was de
voorlopige hechtenis immers verantwoordelijk voor 66% van het totaal aantal zelfmoorden in
de Noorse gevangenissen.161
De eenzame opsluiting tijdens voorlopige hechtenis in Noorwegen stuit bijgevolg op veel
kritiek, voornamelijk van het comité tegen foltering van de Verendigde Naties en van de
CPT, het Europese comité voor de preventie van foltering en onmenselijke of vernederende
behandeling of bestraffing. Tijdens een bezoek aan Noorwegen in 1993 rapporteerde de CPT
dat een groot aantal personen eenzaam worden opgesloten tijdens hun voorhechtenis. CPT
omschreef deze routinepraktijk van isolatie tijdens de eerste vier weken van voorlopige
hechtenis als onacceptabel. Daaropvolgende bezoekers van CPT zagen weliswaar enkele
verbeteringen. Zo probeerde het Noorse personeel de gevangenen in isolatie bezig te houden.
Doch de kritiek verminderde niet en naar aanleiding van een inspectie in 1999 benadrukte
CPT weer de nood aan verbeteringen van de kans op menselijk contact voor gevangenen in
eenzame opsluiting. Zelfs bij de meest recente bezoeken van CPT in 2005 blijft de kritiek
aanzwengelen.
Rod Morgan, een Britse professor strafrecht en lid van CPT, vergelijkt deze eenzame
opsluiting in Noorwegen zelfs met het gebruik van de zogenaamde matige fysieke druk op
terroristische verdachten in Israël. In beide gevallen ontstaat er immers een soort van druk
waar de gedetineerden enkel aan kunnen ontsnappen door een bekentenis af te leggen.
Daarom vindt Morgan de kritiek van Noorwegen op Israël hypocriet. Het valt natuurlijk niet
te controleren of Noorwegen de eenzame opsluiting ook bewust gebruikt om die reden, maar
het heeft zonder enige twijfel wel dat effect.
En dat is zelfs niet het enige moment waarop eenzame opsluiting wordt toegepast in
Noorwegen. Eenzame opsluiting wordt in Noorwegen namelijk nog in een andere fase van
het gerechtelijk onderzoek gebruikt, zelfs vooraleer de zaak voor de rechtbank komt. Het is
dan de politie die, zonder uitspraak van de rechter, verdachte personen in een isoleercel kan
opsluiten. Dit wordt gedaan om de belemmering van het onderzoek te vermijden.162 Het
aantal gevangenen dat op die manier door de politie in een isoleercel wordt opgesloten, stijgt
160 H. VAEROY, “Depression, anxiety, and history of substance abuse among Norwegian inmates in
preventive detention: Reasons to worry?”, BMC Psychiatry, 2011, 1-7. 161 T. MATHIESEN, “Scandinavian exceptionalism in penal matters: Reality or wishful thinking?” in T.
Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New
York, Routledge, 2012, 20-21. 162 T. MATHIESEN, “Scandinavian exceptionalism in penal matters: Reality or wishful thinking?” in T.
Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New
York, Routledge, 2012, 21-22.
59
vandaag de dag nog steeds. Zelfs jongeren van 15 tot 17 jaar kunnen in Noorwegen in de
isoleercel worden geplaatst. In 2009 gebeurde dit in Oslo meer dan 680 keer, buiten Oslo
1.000 keer. Nochtans verblijven verdachten in de isoleercel niet in de beste omstandigheden.
De cellen hebben vaak enkel een matras en een toilet. Voor het overige hebben de kleine
cellen net voldoende zuurstof en hangt er een typische gevangenisgeur. Het is er vaak
extreem koud of warm en bovendien zijn horloges er niet toegelaten. Vroeger mochten de
verdachten maximaal 24 uur in dergelijke isoleercel worden opgesloten alvorens voor de
rechtbank te verschijnen. Vandaag is deze termijn opgetrokken tot een maximum van 72 uur.
In veel gevallen spendeert de verdachte echter een veel langere termijn in de isoleercel. Na de
eerste 9 maanden van 2010 waren er bijvoorbeeld al 1.228 overtredingen op de tijdslimiet
geregistreerd. Dit werd opnieuw als inhumaan en vernederend beschouwd door het Europese
comité voor de preventie van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of
bestraffing. Opmerkelijk is dat pas na het verstrijken van de maximale termijn de zaak een
eerste keer voor de rechtbank komt. De rechter beslist dan of de verdachte zal w0orden
vrijgelaten of moet worden overgebracht naar een andere gevangenis om in voorlopige
hechtenis te worden opgesloten in afwachting van de procedure ten gronde. Uit onderzoek
blijkt dat hoe langer de verdachte in een isoleercel verblijft, hoe groter de kans is dat de
rechtbank uiteindelijk tot voorlopige hechtenis besluit.
Ten slotte zijn er naast eenzame opsluiting in Noorwegen nog enkele andere opvallende
nadelen aan de opsluitingsomstandigheden ten tijde van voorlopige hechtenis. Zo is de
gezondheidszorg er minder beschikbaar dan voor reeds veroordeelde gedetineerden.163
Daarom wordt er ook minder gebruik van gemaakt, hoewel het wel vaker nodig is door de
negatieve gevolgen van de eenzame opsluiting. Daarnaast vormt ook de kleine ruimte van de
cellen voor gedetineerden in voorlopige hechtenis een probleem. Vaak worden deze slechte
omstandigheden door de vingers gezien, omdat de gedetineerden toch maar voor een beperkte
tijd in voorlopige hechtenis moeten verblijven. Daarna worden ze vrijgelaten of overgebracht
naar de meer luxueuze Noorse gevangenissen waar ze dan hun straf kunnen uitzitten. Maar
zoals eerder vermeld worden in Noorwegen wel opvallend veel personen in voorlopige
hechtenis geplaatst en wordt de wettelijk toegelaten termijn in veel gevallen overschreden.
Het zou dus beter zijn dat Noorwegen zich bezint en gehoor geeft aan de toenemende kritiek.
163 M. BERG NESSET, A. RUSTAD, E. KJELSBERG, R. ALMVIK en J. HAKON BJORNGAARD, “Healt care help
seeking behaviour among prisoners in Norway”, BMC Health Services Research, 2011, 5.
60
Onderafdeling 3. Mensenrechten
Als slotakkoord van dit minder fraaie overzicht komen we terecht bij het respect voor de
mensenrechten in Noorwegen. Het respecteren van mensenrechten vormt in Noorwegen
nochtans een vanzelfsprekendheid. Niemand die er nog maar aan denkt dat dit een probleem
zou kunnen vormen. De meeste Noren zien mensenrechten als een ver-van-hun-bed-show en
iets dat in ontwikkelingslanden voor problemen zorgt, en toch zeker niet in een staat zoals
Noorwegen die geprezen wordt omwille van haar humane gevangenissen. Dit blijkt onder
meer uit het feit dat mensenrechten nog steeds een aangelegenheid is van het Ministerie voor
Buitenlandse Zaken.164 Bovendien gaat de Noorse overheid er vanuit dat zij steevast met de
beste bedoelingen handelt en zelfs de volledige Noorse bevolking is hiervan overtuigd.
Maar zoals het Bijbelse spreekwoord zegt, de weg naar de hel is geplaveid met goede
voornemens. Het is namelijk juist die materiële luxe in de gevangenissen en dat blindelings
vertrouwen in de overheid die samen leiden tot een gemis aan kritiek in de Noorse
samenleving. Een iets kritischere houding zou Noorwegen nochtans deugd doen. Het zou de
Noorse overheid helpen om de laatste scherpe kantjes van het strafbeleid af te vijlen.
Doorheen de geschiedenis en zelfs de dag van vandaag zijn er in Noorwegen en haar
gevangenissen immers toch een aantal schendingen van mensenrechten terug te vinden. We
zullen ons hier beperken tot de actuele problemen op het vlak van mensenrechten waarmee
Noorwegen vandaag de dag nog steeds geconfronteerd wordt. Dit zal helpen om duidelijk te
maken over welke schendingen het juist gaat en om de zwaarwichtigheid ervan juist in te
schatten. De schendingen in het verleden zullen verder in dit schrijven besproken worden.165
Vandaag is er in de eerste plaats de zojuist besproken eenzame opsluiting van gedetineerden
tijdens voorlopige hechtenis.166 Een volgend probleem bevindt zich op het vlak van de
digitale bewaring van informatie in de Noorse gevangenissen.167 Nog al te vaak is gevoelige
informatie over gevangenen niet goed beveiligd. Het volledige gevangenispersoneel kan de
persoonlijke informatie met betrekking tot de gedetineerden opvragen en bekijken.
Bovendien kan het personeel ook onopgemerkt wijzigingen aanbrengen in die gegevens. De
Noorse beleidmakers waren van oordeel dat dit het leven in de gevangenis enkel ten goede
kan komen. Hoe meer informatie de cipiers hebben over de gedetineerden, hoe beter zij hen
164 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 11. 165 Infra 79. 166 Supra 56. 167 T. MATHIESEN, “Scandinavian exceptionalism in penal matters: Reality or wishful thinking?” in T.
Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New
York, Routledge, 2012, 18-19.
61
sociaal kunnen bijstaan. Niettemin vormt dit op juridisch vlak toch een potentiële inbreuk op
het privéleven van de gedetineerden. De tuchtprocedures in de Noorse gevangenissen vormen
een tweede probleem op het vlak van de mensenrechten.168 De tuchtraad is weliswaar
multidisciplinair samengesteld, met onder meer een aalmoezenier die er een belangrijke stem
heeft. Niettemin zou een recht om gehoord te worden of een recht op tegenspraak de
individuele rechten van de gedetineerden alleen maar ten goede komen. Volgens de Noorse
beleidsmakers daarentegen komen nu reeds de nodige gegevens en inzichten aan bod.169 Ten
slotte kunnen alle gevangenen verplicht worden om een urinestraal af te geven.170 Dat dit een
schending vormt op de fysieke integriteit van de gedetineerde, doet in Noorwegen weinig
wenkbrauwen fronsen. Als de gedetineerde onschuldig is, dan heeft hij immers niets te
vrezen.
Afdeling 4. Besluit
Ondanks enkele kleine verschillen tussen de Noorse gevangenissen, is de vooropgestelde luxe
er zeker aanwezig. De aanwezigheid van materiële luxe speelt vooral een belangrijke rol bij
het beperken van de straf tot een loutere vrijheidsberoving. Het is immers één van de
voornaamste principes van het Noorse gevangenissysteem dat de gevangenisstraf louter de
vrijheid van de gedetineerden ontneemt. Niet meer en niet minder.
Daarom is het in Noorwegen de bedoeling dat de gevangenissen zoveel mogelijk de
omstandigheden van buiten na bootsten. Hierbij moet echter worden opgemerkt dat het effect
op de gedetineerden in grote mate afhangt van de luxe die zij voor hun opsluiting gewoon
waren. Vooral bij buitenlanders, die minder luxe gewoon waren, zijn de materiële
omstandigheden in de Noorse gevangenissen derhalve een serieuze opsteker. Voor andere,
die meer luxe gewoon zijn dan de gemiddelde Noor, kan dit dan weer een extra straf vormen.
Het valt natuurlijk moeilijk te beargumenteren dat gedetineerden beter af zijn in een
gevangenis waar geen materiële luxe aanwezig is. Niettemin heeft de materiële luxe, wat
betreft het verlichten van de pains of imprisonment, toch minder invloed dan verwacht. Dat is
het gevolg van de wijzigingen aan de moderne gevangenisstraf. Tegenwoordig wordt immers
niet het lichaam gestraft, maar is er eerder sprake van een imprisonment of the soul. Dan is
het logisch dat materiële omstandigheden weinig effect hebben op de gemoedstoestand van
168 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 14. 169 Supra 39. 170 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 9.
62
de gedetineerden. Het stigmatiserend effect en de vrijheidsbeperking blijven namelijk
bestaan, ondanks de aanwezigheid van materiële luxe. Om de huidige pains of imprisonment
te verlichten, moeten bijgevolg andere oplossingen worden gezocht.
Noorwegen dacht hierbij in de eerste plaats aan een open gevangenisregime met minder
beperkingen op de vrijheid van de gedetineerden. Dit revolutionaire systeem is echter de
ultieme vorm van imprisonment of the soul. De gedetineerden met meer vrijheid hebben
namelijk last van een hele reeks nieuwe pains of freedom. Van een echte verlichting van de
pijn kan er dus moeilijk sprake zijn. Niettemin bereiden de open gevangenissen op die manier
de gedetineerden wel voor op hun vrijlating in een veilige omgeving met een betere re-
integratie en een zeer laag aantal recidivisten tot gevolg.
Maar om ook de pijn tijdens de opsluiting te verlichten, werkt een andere Noorse oplossing
veel beter, namelijk de vele kleine gevangenissen. Uit een bevraging van de gedetineerden in
Noorwegen blijkt dat relaties in de gevangenis de bepalende factor zijn met betrekking tot al
dan niet uitstekende gevangenisomstandigheden. Over het algemeen zijn de Noorse
gedetineerden niet bijzonder positief over die sociale omstandigheden in de gevangenis. Maar
wanneer we ons focussen op de kleine gevangenissen, zien we toch een opmerkelijke
verbetering. Kleine gevangenissen laten immers toe dat de gedetineerden er betere relaties op
nahouden. Dit komt in de eerste plaats, omdat ze vaak zeer toegankelijk zijn voor familie en
vrienden. Op die manier verlaagt de stress in de gevangenis gevoelig en verloopt de re-
integratie na de vrijlating meestal vlekkeloos. Daarnaast zorgen kleine gevangenissen ook
voor betere relaties tussen de gedetineerden en het gevangenispersoneel. De cipiers zijn er
immers in staat om problemen snel op te merken en aan te pakken. De toekomst ziet er echter
niet zo goed uit voor deze kleine Noorse gevangenissen. Financiële overwegingen leiden tot
de afschaffing of vervanging van kleine gevangenissen ten gunste van enkele nieuwe grotere
complexen. Maar zelfs in die grote gevangenissen zou het mogelijk moeten zijn om de
sociale relaties van de gedetineerden te verbeteren. Noorwegen zal op die manier proberen
om ook in de toekomst de pains of imprisonment tot het minimum te beperken.
Dat Noorwegen er alles aan doet om de pijn van de gedetineerden te verlichten staat buiten
kijf. Hiervoor verdient Noorwegen zeker een medaille, misschien zelfs een gouden, maar een
medaille heeft ook een achterkant. Er zijn immers ook enkele minder benijdenswaardige
zaken aan het Noorse gevangenisbeleid. Vooral het strenge drugsbeleid, zowel binnen als
buiten de gevangenismuren, en de eenzame opsluiting tijdens voorlopige hechtenis stuiten op
veel internationale verontwaardiging. Desalniettemin worden deze negatieve zaken vaak door
63
de vingers gezien in Noorwegen. Daar wordt door de bevolking immers buitengewoon veel
vertrouwen en ruimte gegeven aan de verantwoordelijke autoriteiten. Als goed opgeleide en
geïnformeerde mensen beslissingen nemen, lijkt er voor de Noren weinig aan de hand.171 Dit
blindelings vertrouwen in de overheid heeft vroeger al geleid tot gruwelijke zaken. En ook
vandaag nog, weliswaar in mindere mate, leeft het Noorse strafrecht op gespannen voet met
de universele rechten van de mens. Het gemis aan kritiek in de Noorse samenleving laat
immers een strafbeleid toe waar minder fraaie dingen bestaan en vooral blijven bestaan. Het
lijkt er dus op dat de materiële luxe in de Noorse gevangenissen eerder het probleem inzake
de mensenrechten maskeert, dan dat het bijdraagt tot meer humane
gevangenisomstandigheden.
Dit blijkt ook uit het hoge aantal zelfmoorden in de Noorse gevangenissen. Naast
vragenlijsten, die enkel in kleine gevangenissen een positief verhaal weergeven, vormt dit
cijfer een tweede mogelijkheid om het effect van de gevangenisomstandigheden na te gaan.
En ook nu weer komt Noorwegen er niet al te positief uit.
Op basis van deze vaststellingen kunnen we toch minstens concluderen dat J. Pratt niet het
volledige plaatje heeft verteld. Zowel het geringe positieve effect als de negatieve kanten van
het Noorse gevangenissysteem werden door J. Pratt immers enkel terloops of zelfs helemaal
niet vermeld.
171 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 14.
64
Deel 2. Verklaring
In dit tweede deel zullen in de eerste plaats de oorzaken worden onderzocht die in
Noorwegen het hierboven omschreven strafbeleid mogelijk hebben gemaakt. Het is daarbij de
bedoeling om na te gaan of de verantwoordelijkheid voor het Noorse strafbeleid ligt bij
bewuste menselijke beleidskeuzes of eerder bij meer maatschappelijke fundamenten van de
Noorse samenleving.
Vervolgens zullen we ingaan op de ontwikkeling van het Noorse strafrechtelijk beleid dat op
basis van die keuzes of fundamenten is ontstaan. Op die manier kunnen de beleidsprincipes
achter de geprezen elementen van het Noorse gevangenissysteem worden blootgelegd.
Kennis van het achterliggende beleid kan alleen maar bijdrage tot een beter begrip van het
Noorse gevangenissysteem. Een chronologische omschrijving van het beleid plaatst de
uitzonderlijke elementen bovendien in de juiste tijdsgeest.
Maar ook de fundamenten en het beleid achter de minder benijdenswaardige elementen van
het Noorse gevangenissysteem zullen hier aan bod komen. Het strafbeleid in Noorwegen kent
immers ook een lelijke keerzijde van de medaille met controle en dwang voor alles wat
afwijkt van de strenge Noorse norm. Vroeger al, bij een hogere graad van homogeniteit,
waren er zaken die niet in het Noorse kraam van gematigdheid en terughoudendheid leken te
passen. Maar we zullen zien dat deze negatieve kant pas echt tot uiting komt sinds de evolutie
in Noorwegen naar een meer heterogene samenleving.
Op die manier komen we dan ten slotte bij het verval en de toekomst van de fundamenten en
het daaruit voortvloeiende beleid. Hier zal de finale test liggen voor de juistheid van de
opgeworpen fundamenten van het Noorse strafbeleid. Het verval van beleid zal immers
gepaard moeten gaan met het verval van de fundamenten, en omgekeerd. Indien dit niet zo is,
kan er enkel maar besloten worden dat er andere elementen aan de basis lagen van het Noorse
gevangenisbeleid. Of is het in de praktijk allemaal wat ingewikkelder?
Hoofdstuk 1. Fundamenten
In de zoektocht naar een verklaring voor het Noorse strafbeleid is het andermaal J. Pratt die
de aanzet heeft gegeven. In zijn tweedelige artikel heeft hij immers als eerste een boompje
opgezet over de fundamenten van het zogenaamde Scandinavisch exceptionalisme.172 J. Pratt
gaat in zijn zoektocht naar die verklaring wel heel stoutmoedig te werk. In plaats van zijn
172 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 119-137.
65
zoektocht te beperken tot het strafrechtelijk beleid van Noorwegen, gaat hij nog een stap
verder door de volledige Noorse samenleving er bij te betrekken. Het is op die macro-
sociologische manier dat J. Pratt probeert om de fundamenten van het strafrechtelijk beleid in
Noorwegen bloot te leggen. Volgens hem vloeien deze fundamenten immers voort uit enkele
unieke kenmerken van de Noorse samenleving. Deze hypothese heeft J. Pratt later nog verder
uitgewerkt samen met Anna Erikkson.173
Hoewel J. Pratt door velen geprezen wordt omwille van zijn onverschrokken houding en de
deuren die hij daarmee geopend heeft, krijgt hij toch van verschillende auteurs, waaronder D.
Brown, R. Hogg en M. Finnane, stevig wat kritiek te verduren. Deze auteurs verwijten hem
net die hoogmoed. Sommige onder hen zijn van oordeel dat J. Pratt de feiten andermaal beter
heeft voorgesteld dan ze in werkelijkheid zijn. J. Pratt’s fundamenten van het zogenaamde
Scandinavisch exceptionalisme zijn volgens hen helemaal niet in zo’n grote mate aanwezig in
de Noorse maatschappij. Andere ontkennen de speciale omstandigheden op zich niet, maar
wel het causaal verband met het Noorse strafbeleid. Zij vinden namelijk dat J. Pratt twee
uitzonderlijke elementen van de Noorse samenleving, namelijk het maatschappelijk klimaat
en het strafrechtelijk beleid, aan elkaar koppelt zonder empirisch bewijs van enig causaal
verband. Volgens deze criticasters zou het evengoed kunnen dat andere elementen, zoals
gevangenisopstanden, niet-gouvernementele organisaties, politieke partijen, mediahuizen of
simpelweg toeval, aan de basis liggen van het Scandinavisch exceptionalisme.
Op basis van een overzicht van zowel J. Pratt’s bevindingen als de kritiek van sommige
auteurs, zullen we in dit hoofdstuk een volledig beeld kunnen scheppen van de verschillende
oorzaken van het Noorse strafbeleid die door de bestaande literatuur worden aangereikt. Op
die manier zou het vervolgens mogelijk moeten zijn om te bepalen welke zaken fundamenteel
waren voor het Noorse strafbeleid en welke niet. Het belang van het onderzoek naar deze
fundamenten valt niet te onderschatten. Door de oorzaken achter de gevangenispopulatie en
de gevangenisomstandigheden in Noorwegen te bestuderen, zullen we immers beter begrijpen
wat het Scandinavisch exceptionalisme voor de Noorse gevangenis precies betekent.
Afdeling 1. Sociale waarden
Whitman, professor vergelijkend en vreemd recht aan de universiteit van Yale, beweert dat de
egalitaire traditie van de Verenigde Staten van Amerika heeft bijgedragen tot een
strafrechtelijke evolutie naar meer vernederende en inhumane straffen. J. Pratt daarentegen
173 J. PRATT en A. ERIKSSON, Contrasts in punishment: An explanation of anglophone excess and Nordic
exceptionalism, Abingdon & New York, Routledge, 2013, 260 p.
66
zegt dat in Noorwegen de cultuur van gelijkheid, likhet genaamd, juist geleid heeft tot de
ontwikkeling van een meer gematigd en terughoudend strafbeleid.174 De oorsprong van dit
Noorse waardensysteem vinden we begin 19de eeuw terug in drie bijzondere kenmerken van
de sociale organisatie van de Noorse maatschappij, namelijk in de structuur van de sociale
klassen, de hoge graad van homogeniteit en ten slotte in het onderwijs.175
Onderafdeling 1. Klassenstructuur
Terwijl begin 19de eeuw in andere landen het feodale systeem hoogtij vierde, was dit niet
mogelijk in Noorwege vanwege de unieke geografische ligging van het land. Die unieke aard
bestond uit een laag bevolkingsaantal en een onvruchtbare grond. Door die twee factoren was
het voor de rijke boeren moeilijk om hun land te verhuren en belastingen te heffen. In
tegenstelling tot bij het feodale systeem, waar de gronden toebehoorden aan enkele
grootgrondbezitters, waren in Noorwegen de onafhankelijke boeren, bonder genaamd, zelf
eigenaar van het land dat ze bewerkten. Op die manier ontstonden er kleine gemeenschappen,
waar sociale gelijkheid en autonomie heerste. Dit leidde tot een sterke Noorse traditie van
lokaal democratisch zelfbestuur zonder machtige landheren.176 De afwezigheid van
klassenonderscheid in Noorwegen maakte voorzieningen ten behoeve van machtsbehoud
irrelevant.
De bonder had ook op politiek vlak een significante invloed. In de grondwet van 1814 kreeg
45% van de mannen immers stemrecht, waardoor de bonder een potentiële meerderheid kon
verkrijgen in het Noorse parlement.
Deze maatschappelijke klasse werd finaal zelfs geïdealiseerd aan de hand van hun plaatselijk
dialect, landsmal, en hun bescheiden manier van leven. De bonder werd het symbool van de
Noorse strijd voor nationale identiteit en onafhankelijkheid. Op die manier werd lagom, een
Noorse term voor bescheidenheid, gematigdheid en terughoudendheid, een belangrijk
kenmerk van de Noorse samenleving.177
174 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 120. 175 J. PRATT en A. ERIKSSON, Contrasts in punishment: An explanation of anglophone excess and Nordic
exceptionalism, Abingdon & New York, Routledge, 2013, 34-59. 176 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 124-126. 177 J. PRATT en A. ERIKSSON, Contrasts in punishment: An explanation of anglophone excess and Nordic
exceptionalism, Abingdon & New York, Routledge, 2013, 34-47.
67
De industrialisatie in het begin van de 20ste eeuw bracht hier geen verandering in en leidde
niet tot urbanisatie van de lokale gemeenschappen, zoals in de rest van de wereld. Het was
immers op relatief kleine schaal, in overeenstemming met de bevolkingsaantallen, dat de
industrialisatie het Noorse leven beïnvloedde. De traditionele waarden van het platteland, die
hadden geleid tot de ontwikkeling van Noorwegen als een onafhankelijke staat, hielden
bijgevolg eenvoudig stand.178
Naast de gelijkheid op politiek vlak, kende Noorwegen ook een sterke gelijkheid op sociaal
vlak, in het Engels sameness genoemd.179 Deze sociale gelijkheid hield in dat een Noor zich
herkende in een ander en die persoon nooit als een vreemde zou beschouwen. Noren zien
elkaar dus als gelijken. Die kleine sociale afstand heeft voor een groot inlevingsvermogen
gezorgd bij de Noorse burgers.180 Daarom werd het verloop van het dagelijkse leven
gekenmerkt door passiviteit, consensus en collectiviteit. Op die manier ontstond een groot
vertrouwen onder de Noorse bevolking. Dit vertrouwen ging echter gepaard met de sterke
aanwezigheid van informele sociale controle. Deze dualiteit weerspiegelde zich in de sociale
waarden van de Noorse samenleving met aan de ene kant solidariteit en tolerantie en aan de
andere kant zelfregulatie en normconformiteit.
In 1821 werd bovendien de aristocratie in Noorwegen afgeschaft bij wet. Etiquette en andere
adellijke banaliteiten, die de verschillen tussen de sociale klassen benadrukten, werden
bijgevolg als overbodig beschouwd in een maatschappij zonder sociale elite. Men moest in
Noorwegen niet alleen respect tonen voor hoger geplaatsten, maar voor iedereen. Een goed
voorbeeld van die sociale gelijkheid was de omgang tussen Noren en hun bedienden.181 In
Noorwegen werd het huispersoneel als familie beschouwd. Op die manier was er meer tact in
de verhouding tussen oversten en hun ondergeschikten. Respect was in Noorwegen
universeel. Noorwegen kende derhalve een uitzonderlijk hoge graad van gelijkheid in al haar
geledingen.
178 J. PRATT en A. ERIKSSON, Contrasts in punishment: An explanation of anglophone excess and Nordic
exceptionalism, Abingdon & New York, Routledge, 2013, 34-47. 179 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 124-126. 180 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policies in the Nordic Countries 1960-2010”, Journal of Scandinavian
Studies in Criminology and Crime Prevention, 2012, 104-106. 181 J. PRATT en A. ERIKSSON, Contrasts in punishment: An explanation of anglophone excess and Nordic
exceptionalism, Abingdon & New York, Routledge, 2013, 47-49.
68
De twee vormen van gelijkheid, zowel op politiek als op sociaal vlak, worden samengebracht
onder de Noorse term likhet.182
Onderafdeling 2. Homogeniteit
Deze solidariteit en sociale cohesie binnen de Noorse samenleving werden nog versterkt door
de homogene aard van haar inwoners. In Noorwegen was van immigratie immers geen sprake
vanwege het lastige klimaat en de armoede. Integendeel, gedurende de negentiende en begin
twintigste eeuw bracht dit zelfs een golf van emigratie op gang. Deze migratiegolven
versterkten op die manier de uniformiteit in de Noorse samenleving en werkten als een soort
van veiligheidsklep door sociale spanningen te beperken in de strijd om schaarse middelen.183
Niet alleen op demografisch vlak, maar ook op religieus vlak was de Noorse samenleving
doordrongen van homogeniteit.184 Deze religieuze eenvormigheid kwam er door het
automatische lidmaatschap van de Noren bij de Lutherse Kerk. Staat en kerk waren in
Noorwegen onafscheidbaar. De Lutherse kerk verkreeg zo een centrale machtspositie binnen
de Noorse maatschappij en nam zelfs enkele administratieve functies op zich. Via deze weg
kon het de heersende sociale waarden van gelijkheid verkondigen. De Lutherse leer sloot hier
namelijk genadeloos bij aan door alle mensen als potentiële zondaars te beschouwen.
Op het vlak van onderwijs benadrukte de Lutherse Kerk de relatie tussen het individu en god.
Verlossing en vergiffenis werden niet gegeven door pastoors, maar door geloof en
vertrouwen in het evangelie. Om dit geloof en vertrouwen te bewijzen werd de kennis van de
Bijbel geëxamineerd. Dit verzekerde niet alleen de religieuze kennis van het individu, maar
tevens zijn deugdelijkheid en betrouwbaarheid tegenover de rest van de gemeenschap.
De Lutherse kerk zag daarnaast een bijzondere waarde in arbeid. Ze benadrukte op die manier
de waarde van volledige tewerkstelling onder de Noorse bevolking. God dienen werd als
waardig werk beschouwd. Alle beroepen waren immers van gelijke spirituele waarde. Niet de
aard van het werk, maar wel de manier waarop men het uitvoerde, was van belang. Men
moest dus niet van beroep veranderen om succes te behalen. Deze toegewijdheid aan het
geleverde werk brengt stabiliteit en cohesie in plaats van concurrentie en ambitie.
182 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 124-126. 183 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 124-126. 184 J. PRATT en A. ERIKSSON, Contrasts in punishment: An explanation of anglophone excess and Nordic
exceptionalism, Abingdon & New York, Routledge, 2013, 49-51.
69
Onderafdeling 3. Onderwijs
We zagen reeds dat de Noorse taal en literatuur van de bonder symbool stonden voor de strijd
om onafhankelijkheid en nationale identiteit. Noorwegen ontwikkelde op die manier een ware
literaire renaissance.185 Artiesten en intellectuelen verwierven zo weer een vooraanstaande
plaats in de Noorse maatschappij. Deze herkenning van de ruime taak van het onderwijs in de
moderne samenleving had tot gevolg dat voortaan de overheid aan het hoofd kwam van het
Noorse educatief beleid.186 In het midden van de 19de eeuw werd in de scholen bijgevolg de
Bijbelstudie vervangen door onderwerpen zoals technologie, wetenschap, geschiedenis en
talen. Daarnaast namen de voorzieningen en budgeten voor het Noorse onderwijs vanaf 1860
aanzienlijk toe, zodat elk plaatselijk schooldistrict minstens één school had waar hoger
onderwijs werd gedoceerd.
Ook deze wereldlijke heerschappij vertegenwoordigde in het educatief beleid de sterk anti-
elitaire waarden van de Noorse samenleving.187 Zo werd er in het lessenpakket weinig
aandacht geschonken aan klassieke talen. Latijn was in Noorwegen immers niet de taal van
de geleerden. Daarom kon ook de man in de straat meedenken over allerlei problemen.
Daarnaast was de Noorse overheid exclusief bevoegd om scholen op te richten en te beheren.
Er waren met andere woorden geen hoog aangeschreven privéscholen die, vanwege het hoge
inschrijvingsgeld, enkel toegankelijk waren voor de rijken. Zelfs kinderen van de Koninklijke
familie gingen naar dezelfde openbare school als hun leeftijdsgenoten. Op die manier bereikte
men in de Noorse samenleving sociale cohesie, solidariteit en respect voor mekaar.
Ten slotte was niet enkel het secundair onderwijs, maar ook het hoger onderwijs in
Noorwegen doordrongen van deze sociale waarden. De toegang tot hoger onderwijs werd
immers bepaald door academische bekwaamheid en de leerlingen droegen er normale kledij
om geen statussymbool te creëren. Ook hoger onderwijs was in Noorwegen derhalve geen
privilege voor de elite van de bevolking.
185 J. PRATT en A. ERIKSSON, Contrasts in punishment: An explanation of anglophone excess and Nordic
exceptionalism, Abingdon & New York, Routledge, 2013, 51-59. 186 J. PRATT en A. ERIKSSON, Contrasts in punishment: An explanation of anglophone excess and Nordic
exceptionalism, Abingdon & New York, Routledge, 2013, 51-59. 187 J. PRATT en A. ERIKSSON, Contrasts in punishment: An explanation of anglophone excess and Nordic
exceptionalism, Abingdon & New York, Routledge, 2013, 51-59.
70
Het nastreven van kennis had in Noorwegen aldus een centrale plaats ingenomen in het
dagelijkse leven.188 Dit had tot resultaat dat Noren van alle sociale klassen doorgaans goed
geïnformeerd waren. Training en specialisatie waren toegankelijk voor alle werknemers en
vormden een belangrijk kenmerk van de Noorse samenleving. Zelfs postbodes en
cafetariapersoneel volgden deze gespecialiseerde opleidingen. Onderwijs was namelijk de
enige manier om respect af te dwingen en zich te onderscheiden van anderen in een anders zo
egalitaire samenleving.
Afdeling 2. Welvaartstaat
Met de opkomst van de welvaartstaat kregen bovenstaande sociale waarden tevens een
materiële basis. Het was de Noorse overheid die daarvoor zorgde. Aangezien de Lutherse
Kerk niet de taak van liefdadigheid op zich nam, moest de Noorse overheid immers zelf de
zieken en de behoeftigen behelpen.189 Deze problemen werden bijgevolg in één adem
genoemd met de publieke gezondheid en de nationale veiligheid. De oplossing voor deze
problemen vond de Noorse overheid in de ontwikkeling van een sociaal democratische
welvaartstaat die terzelfdertijd tot de instituionalisering van de sociale waarden leidde. Op die
manier beïnvloedde het Noorse waardensysteem vijf centrale kenmerken van de
welvaartstaat, namelijk het sociaal economisch beleid, de staatsveiligheid, de media, de
politiek en ten slotte ook het juridisch systeem.190
Onderafdeling 1. Sociaal economisch beleid
Kenmerkend voor de Noorse welvaartstaat was het ruime aanbod van overheidsdiensten dat
voor de Noorse bevolking ter beschikking werd gesteld. Dit ging gepaard met een hoge graad
aan werkgelegenheid die voor een hoge belastingopbrengst moest zorgen. De financiële kost
die deze hoge belastingdruk met zich mee bracht, werd in Noorwegen simpelweg aanvaard
vanwege lagom, de Noorse benaming voor de diep ingewortelde sociale waarden van
bescheidenheid, gematigdheid en terughoudendheid.
Anders dan in de rest van de wereld was het Noorse systeem niet gebaseerd op het Engelse
principe van less eligibility. Dit principe houdt in dat de arme werklozen het steeds slechter
moeten hebben dan eender welke werkende klasse. In Noorwegen had daarentegen elke
188 J. PRATT en A. ERIKSSON, Contrasts in punishment: An explanation of anglophone excess and Nordic
exceptionalism, Abingdon & New York, Routledge, 2013, 67-75. 189 J. PRATT en A. ERIKSSON, Contrasts in punishment: An explanation of anglophone excess and Nordic
exceptionalism, Abingdon & New York, Routledge, 2013, 67-75. 190 J. PRATT en A. ERIKSSON, Contrasts in punishment: An explanation of anglophone excess and Nordic
exceptionalism, Abingdon & New York, Routledge, 2013, 67-75.
71
burger een algemeen recht op steun van de overheid. De sociale voordelen was er dus niet
enkel voor de armere lagen van de bevolking, maar voor iedereen. De bedoeling van deze
universele welvaartstaat was, door een hoge levensstandaard voor al haar onderdanen te
garanderen, om meer te zijn dan een louter vangnet voor de armen.191 Op die manier dacht
men zelfs misdrijven te voorkomen. Aan deze sociale voordelen werden wel objectieve
criteria verbonden. Maar dit leidde slechts tot minder discretionaire bevoegdheid voor de
ambtenaren die over het toekennen van de staatsteun moesten oordelen.
De universele aanpak zorgde er bovendien voor dat de gebruikers ervan niet sociaal
veroordeeld werden.192 Zijn aantrekkingskracht lag derhalve niet enkel in het verlenen van
publieke bijstand aan de gehele bevolking, maar ook en vooral in het behouden van sociaal
gelijke relaties. Niemand keek op iemand anders neer. De armen probeerden niet te profiteren
ten kosten van de rijken en omgekeerd buitten de rijken de armen niet uit. Opmerkelijk was
dat er geen ophef ontstond over het feit dat sommige misschien te veel kregen, maar wel over
het feit dat andere te weinig kregen in verhouding met waar ze recht op hadden. Per Albin
Hansson, de eerste minister van Zweden, omschreef dit systeem met het Zweedse begrip
folkhemmet. 193
Onderafdeling 2. Staatsveiligheid
Het sociaal democratische welvaartmodel ging daarnaast gepaard met een hoge graad van
veiligheid en stabiliteit, wat in het Noors trygghet werd genoemd. Dit stond echter onder de
constante bedreiging van armoede, natuurlijke elementen en de nabijheid van grote,
oorlogszuchtige buren zoals Duitsland en Rusland. Om de bevolking tegen deze gevaren te
beschermen, werd de macht van de staat verder uitgebreid. Het was immers de overheid, en
niet het individu of de kerk, die de verantwoordelijkheid droeg van sociaal economische
problemen. In tegenstelling tot in andere landen, werden sociaal economische problemen
bijgevolg opgelost, niet door de staatsuitgaven te beperken, maar juist door deze uit te
breiden. In tijden van crisis verhoogde de Noorse overheid bijvoorbeeld haar leningen aan de
handel en de industrie om de werkgelegenheid te stimuleren.194 Dit resulteerde in veel
191 J. PRATT en A. ERIKSSON, “In defence of Scandinavian exceptionalism” in T. Ugelvik en J. Dullum
(eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012,
250-251. 192 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policies in the Nordic Countries 1960-2010”, Journal of Scandinavian
Studies in Criminology and Crime Prevention, 2012, 104-106. 193 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 127-128. 194 J. PRATT en A. ERIKSSON, “In defence of Scandinavian exceptionalism” in T. Ugelvik en J. Dullum
(eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012,
250-251.
72
planning en regulering van het dagdagelijkse leven door een machtige centrale overheid.195
De staatorganisaties speelden aldus een belangrijke rol in de economische ontwikkeling en de
sociale organisatie van Noorwegen.
Er was echter niets abnormaal of ongewild aan deze staatsinterventies. Door de bedreiging
van trygghet werden de staatsingrepen immers noodzakelijk geacht in Noorwegen. De
overheid moet er de economie bijsturen, werknemers bescherming en veiligheid bieden en de
verdeling van de rijkdom verzorgen. Met de uitgebreide tewerkstelling in de publieke sector
en de genereuze staatsvoordelen in het achterhoofd, is de steun van het Noorse volk voor de
welvaartstaat dan ook niet echt verrassend. De Noren geven namelijk graag hun juridische
bescherming tegen de overheid op in ruil voor hun sociale en materiële welzijn. Door de
veiligheid en de stabiliteit in de Noorse economie, heeft de bevolking groot vertrouwen in de
goede intenties en werking van haar bestuurders.196 Dit vertrouwen werd in sommige gevallen
wel misbruikt door een autoritaire en meedogenloze overheid met intensieve inspectie en
interventie als gevolg. Deze uitgebreide sociale controle, zowel formeel als informeel, leidde
dan uiteindelijk tot een hoge graad aan normconformiteit en zelfregulatie in de Noorse
samenleving.
Aanvankelijk was de sociale verzekering het meest gebruikte mechanisme om de trygghet te
beschermen tegen sociale veranderingen.197 Door het welzijn van de gemeenschap te
verzekeren werden sociale problemen, onder het moto voorkomen is beter dan genezen,
vermeden in plaats bestraft. Daarna nam de rijkdom in Noorwegen alleen nog maar toe en de
garantie voor de veiligheid werd stelselmatig uitgebreid.198 Ten eerste door 90% van het loon
als vervangingsinkomen uit te keren aan personen zonder werk. Ten tweede door training en
specialisatie te faciliteren voor mensen met sociale problemen. En ten slotte door de openbare
dienstverlening te verhogen. Op die manier droeg de staatsveiligheid bij tot de vermindering
van sociale spanningen en tot de promotie van sociale solidariteit.
195 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 126. 196 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policy in Scandinavia”, Crime & Just., 2007, 276-278. 197 J. PRATT en A. ERIKSSON, Contrasts in punishment: An explanation of anglophone excess and Nordic
exceptionalism, Abingdon & New York, Routledge, 2013, 75-81. 198 J. PRATT en A. ERIKSSON, Contrasts in punishment: An explanation of anglophone excess and Nordic
exceptionalism, Abingdon & New York, Routledge, 2013, 75-81.
73
Onderafdeling 3. Media
Ook de media was doordrongen van het Noorse waardensysteem. De hoedanigheid van het
Noorse mediasysteem werd bepaald door drie parallelle eigenschappen.199 Ten eerste was er
de gelijktijdige ontwikkeling van de commerciële media met een sterke massacirculatie en de
publieke media verbonden met politieke en burgerlijke groeperingen. Daarnaast ging het
politiek parallelisme hand in hand met het journalistiek professionalisme. Ten slotte was er
het naast elkaar bestaan van de liberale traditie van persvrijheid en de traditie van sterke
staatinterventie in de media. Door deze drie eigenschappen valt het Noorse mediasysteem
binnen het democratisch corporatistisch model.200
Dit mediamodel, met een sterke machtspositie voor de overheid, resulteerde in vijf
samenhangende kenmerken van de Noorse media.201 Ten eerste waren de mediahuizen in
Noorwegen niet opgericht uit winstbejag. Zij vormden daarentegen een openbare dienst voor
de hele bevolking.202 Op die manier komen we bij het tweede kenmerk, namelijk de sociale
verantwoordelijkheid van de media met betrekking tot het onderwijzen van de Noorse
bevolking. Niet commerciële, maar educatieve doeleinden vormden derhalve de hoeksteen
van de Noorse mediabedrijven. Deze doelstelling werd bereikt door de publieke
nieuwszenders uitzendtijd te geven wanneer de meeste Noren voor de buis zaten. Het derde
kenmerk is de informatieve aard van de berichtgeving van de Noorse media. De educatieve
doeleinden konden immers enkel bereikt worden met kwaliteitsvolle en objectieve
verslaggevingen in plaats van sensatie en subjectiviteit.203 De populaire media konden
daarentegen geen volwaardige markt creëren en werkten louter aanvullend op de meer
kwaliteitsvolle media. Deze kwaliteit werd hooggehouden met het vierde kenmerk van de
Noorse media, namelijk het grote vertrouwen in experten. Tijdens televisieuitzendingen
werden vaak verschillende experten aan het woord gelaten om bepaalde probleemgevallen in
hun context te duiden. Dit alles droeg bij tot het vijfde en laatste kenmerk van de Noorse
media, namelijk haar democratische aard. Door een informatie manier verslaggeving werden
199 D. A. GREEN, “Media, crime and Nordic exceptionalism: The limits of convergence” in T. Ugelvik en J.
Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York,
Routledge, 2012, 60-61. 200 D. A. GREEN, “Media, crime and Nordic exceptionalism: The limits of convergence” in T. Ugelvik en J.
Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York,
Routledge, 2012, 60-61. 201 D. A. GREEN, “Media, crime and Nordic exceptionalism: The limits of convergence” in T. Ugelvik en J.
Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York,
Routledge, 2012, 65-70. 202 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policies in the Nordic Countries 1960-2010”, Journal of Scandinavian
Studies in Criminology and Crime Prevention, 2012, 104-106. 203 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policy in Scandinavia”, Crime & Just., 2007, 271-273.
74
immers meer mensen aangezet tot deelname aan het politieke debat. Zo ondersteunde de
Noorse media derhalve de democratie in Noorwegen, aangezien het leidde tot een meer
weloverwogen politieke keuze bij de Noorse kiezers. Deze deelname aan de politiek werd
gestimuleerd en beloond door de afwezigheid van het Amerikaanse principe ‘the winner takes
it all’.204 Het proportionele kiessysteem, dat we hieronder verder zullen bespreken, zorgt er
immers voor dat alle politieke partijen, en dus ook alle stemgerechtigden, op één of andere
manier bij het beleid werden betrokken.
Onderafdeling 4. Politiek
In het begin won de sociaal democratische arbeidspartij niet alleen de verkiezingen, maar
bevestigden zij tevens de bestaande sociale waarden zoals humaniteit, gelijkheid en
solidariteit. Ondanks het feit dat de arbeidspartij daarna de verkiezingen niet altijd meer won,
bleef de Noorse regering een rechts of links beleid ontwikkelen dat binnen het sociaal
democratisch denkkader viel. Deze politieke stabiliteit maakte dat revolutionaire
hervormingen niet vaak nodig waren.205 Politieke beslissingen werden in Noorwegen
derhalve gekenmerkt door hun rationeel en democratisch karakter. Deze sociaal
democratische heerschappij in de Noorse politiek kan worden verklaard aan de hand van een
viertal elementen.206
Ten eerste droeg het Noorse kiessysteem van proportionele vertegenwoordiging bij tot de
bestendiging van de sociale democratie. Dit kiessysteem was immers gebaseerd op een
politiek van consensus.207 Bondgenootschappen, compromissen en gematigdheid waren er
bijgevolg noodzakelijk om politieke macht te verkrijgen. Dit betekende dat er heel weinig
politieke oppositie was tegen de uitbreiding van het Noorse welvaartsysteem, ondanks de
daarmee gepaard gaande hoge belastingdruk.208 De oppositie wilde immers haar kans op
regeren in de toekomst niet compromitteren. Op die manier ontstond er een patroon van
coalitiepolitiek in Noorwegen met de sociaal democratische partijen als dominante partner.209
204 J. PRATT en A. ERIKSSON, Contrasts in punishment: An explanation of anglophone excess and Nordic
exceptionalism, Abingdon & New York, Routledge, 2013, 81-86. 205 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policy in Scandinavia”, Crime & Just., 2007, 278-280. 206 J. PRATT en A. ERIKSSON, Contrasts in punishment: An explanation of anglophone excess and Nordic
exceptionalism, Abingdon & New York, Routledge, 2013, 81-86. 207 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policies in the Nordic Countries 1960-2010”, Journal of Scandinavian
Studies in Criminology and Crime Prevention, 2012, 104-106. 208 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policy in Scandinavia”, Crime & Just., 2007, 278-280. 209 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 128-129.
75
Ten tweede kende Noorwegen een beperkte opkomst van de industrialisatie. De bonder
behield met zijn landelijke organisatie bijgevolg de politieke macht tegenover de stedelijke
elite, die door het zonet besproken proportionele kiessysteem nooit alleen konden regeren. De
sociale waarden van de bonder sloten bovendien genadeloos aan bij het sociaal democratische
denkpatroon. Op die manier leidde de kleinschaligheid van de industrialisatie tot het
consolideren van de politieke macht van de Noorse arbeiderspartij.
Ten derde werd, zoals hierboven vermeld, de Noorse media door de overheid beheert. 210 De
privatisering kreeg in Noorwegen geen kans. Hoewel de media over het algemeen gezien vrij
neutraal was met betrekking tot juridische en politieke zaken, valt het enigszins te begrijpen
dat de media de heersende macht niet zou bekritiseren. De radio- en televisiebedrijven waren
immers financieel afhankelijk van de Noorse overheid. Samen met de proportionele aard van
het Noorse kiessysteem leidde dit tot een gemoedelijke politieke wereld zonder al te veel
kritiek op het gevoerde beleid.
Het vierde en laatste element in de bestendiging van de macht was de reeds eerder genoemde
universaliteit van het sociaal democratische welvaartmodel.211 Door werkgelegenheid te
creëren en financiële steun aan te bieden werd de nationale cake, waarvan iedereen een stuk
kreeg, alleen maar groter. Deze middenweg tussen kapitalisme en communisme leidde
derhalve tot welvaart, veiligheid en kleine loonverschillen. Op die manier werd er niemand
uitgesloten en kon iedereen zich vinden in het sociaal economisch beleid van de sociaal
democratische arbeidspartij.212 Met de uitgebreide tewerkstelling in de publieke sector en de
genereuze staatsvoordelen in het achterhoofd, was de steun van het Noorse volk voor de
sociaal democraten dan ook niet echt verrassend. Extreem rechtse partijen, die welvaart enkel
voor eigen volk wilden, werden bovendien buitenspel gezet door de meerderheid met behulp
van het proportionele kiessysteem.
Onderafdeling 5. Juridisch systeem
Binnen deze welvaartstaat was er nog een vijfde element dat misschien niet zozeer beïnvloed
werd door het Noorse waardensysteem, maar dat wel bepalend is geweest voor het Noorse
strafbeleid, namelijk het juridisch apparaat. Dit apparaat viel in Noorwegen, net zoals in veel
Europese landen onder de noemer van civil law.213 Het was immers de wetgever die in
Noorwegen de inhoud van het strafrecht bepaalde. Op die manier kon er een beleid op lange
210 Infra 73. 211 Infra 70. 212 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policy in Scandinavia”, Crime & Just., 2007, 278-280. 213 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policy in Scandinavia”, Crime & Just., 2007, 282-285.
76
termijn gevoerd worden. Vanwege de zojuist besproken politieke stabiliteit en expertise
moest er bovendien niet gevreesd worden voor enige vorm van populisme. Daarnaast
functioneerde de Noorse rechter, die de strafwet moest toepassen op individuele zaken, louter
als la bouche de la loi. Zo werd een emotionele uitspraak, onder meer op basis van
verklaringen van het slachtoffer, vermeden. De rechter werd bovendien niet beïnvloed door
de publieke opinie of media. In tegenstelling tot de wetgever werd de rechter immers niet
verkozen, maar aangesteld op basis van bekwaamheid, expertise en opleiding.
Afdeling 3. Kritiek
De macro-sociologische aanpak van J. Pratt wordt niet enkel de hemel in geprezen, maar
krijgt in de literaire wereld ook heel wat kritiek te verduren. Sommige auteurs wijzen daarbij
naar de politieke wereld, en de beslissingen van enkele politici, die volgens hen bepalend
waren voor het strafrechtelijk beleid van Noorwegen.214 Anderen vinden dan weer dat het
belang van sociaal conflict voor beleidsveranderingen niet onderschat mag worden. Zo werd
bijvoorbeeld de invoering van meer democratie en meer aandacht voor de individuele rechten
van de mens in de Noorse gevangenis gerealiseerd door gevangenisopstanden en een Noorse
gevangenisorganisatie, genaamd KROM. Die laatste zorgde in de jaren ´60 zelfs voor het
einde van de treatment-periode.215
Een minder positief voorbeeld van sociaal conflict waren de manifestaties van feministische
bewegingen die in de jaren ´90 hebben geleid tot de verzwaring van de straf voor geweld en
seksueel misbruik. De overschatting van de politieke consensus in het kader van de
welvaartstaat werd later ook door J. Pratt zelf erkend en bevestigd.216
Deze kritiek moet ons er dus van bewust maken dat het strafrechtelijk beleid minder
afhankelijk is van sociaal structurele kenmerken dan we tot dusver dachten. De geschiedenis
van het strafrecht verandert immers niet alleen door een proces van lange adem, maar ook
door plotse gebeurtenissen, scharniermomenten genoemd.217 Soms zijn het zelfs louter
toevalligheden die aan de basis liggen van strafrechtelijke verandering. Een goed voorbeeld
214 D. BROWN, R. HOGG, M. FINNANE, J. PRATT en A. ERIKSSON, “Contrast in Punishment: An explanation
of Anglophone Excess and Nordic Exceptionalism. Oxford: Routledge”, IJCJ&SD, 2013, 120-134. 215 K. PAPENDORF, “The unfinished: Reflectionas on the Norwegian Prison Movement”, Acta Sociologica,
2006, 128. 216 J. PRATT en A. ERIKSSON, “In defence of Scandinavian exceptionalism” in T. Ugelvik en J. Dullum
(eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012,
250. 217 T. MATHIESEN, “Scandinavian exceptionalism in penal matters: Reality or wishful thinking?” in T.
Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New
York, Routledge, 2012, 29-30.
77
hiervan is de invoering van het opengevangenissysteem in Denemarken.218 Na de tweede
wereldoorlog werd een groot aantal verraders en collaborateurs veroordeeld tot een lange
gevangenisstraf. Oude barrakken en op zomerkampen gelijkende faciliteiten moesten
derhalve worden gebruikt als een gevangenis. Op die manier werd duidelijk dat
gevangenissen in feite aan de hand van zeer liberale regimes en relatief lage
veiligheidsvoorzieningen kunnen worden beheerd.
Afdeling 4. Besluit
De studie over het ontstaan van het Scandinavisch exceptionalisme legt heel wat sociaal
maatschappelijke elementen bloot die belangrijk waren in de ontwikkeling van het Noorse
strafbeleid. Zo ontdekken we in de eerste plaats de gelijke en homogene aard van de Noorse
bevolking, waaruit de traditionele Noorse waarden likhet en lagom voortvloeiden die
vervolgens bevestigd werden door het Noorse onderwijssysteem. Deze sociale waarden
werden bovendien geïnstitutionaliseerd door middel van de sociaal democratische
welvaartstaat. Zelfs de media is doordrongen van het Noorse waardesysteem. Op die manier
hebben likhet en lagom, zowel op sociaal-economisch als op politiek-juridisch vlak, een grote
invloed. Hoe deze fundamenten juist hebben bijgedragen tot het uitzonderlijk strafbeleid van
Noorwegen, zullen we pas in de volgende afdeling zien. Maar het is vanzelfsprekend dat
wanneer deze elementen of een combinatie ervan aanwezig zijn binnen een bepaalde
samenleving, het weinig waarschijnlijk is dat daar een buitensporig strafbeleid gevoerd zal
worden.219
Toch we mogen natuurlijk niet blind zijn voor de geleverde kritiek. Vooral de menselijke
inbreng werd volgens velen onderschat. Ook J. Pratt had in zijn tweedelige artikel zelf reeds
aangegeven, dat er geen simpele formule bestaat die een strafrechtelijk exceptionalisme kan
garanderen.220 De verdienste van het Noorse strafbeleid uitsluitend bij de maatschappelijke
omstandigheden leggen is inderdaad wat kort door de bocht. Los van het feit of de gevonden
maatschappelijke fundamenten al dan niet correct zijn, is het immers belangrijk te weten dat
zonder de menselijke wil om te veranderen, er niets zal gebeuren. Het zijn nog steeds de
mensen die de beslissingen moeten en kunnen maken. Maar het waren natuurlijk wel de
Noorse maatschappelijke omstandigheden die dergelijke beslissingen mogelijk maakten of
218 P. SCHARFF SMITH, “A critical look at Scandinavian exceptionalism: Welfare state theories, penal
populism and prison conditions in Denmark and Scandinavia” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal
exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012, 42. 219 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 135. 220 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 135.
78
toch minstens vergemakkelijkten. Op die manier vormden die unieke omstandigheden dan
toch de fundamenten voor de beleidskeuzes die finaal geleid hebben tot het strafbeleid in
Noorwegen.
Hoofdstuk 2. Strafbeleid
Hoe deze fundamenten rechtstreeks hebben bijgedragen tot het huidige Noorse strafbeleid,
dat verantwoordelijk is voor de gevangenispopulatie en de gevangenisomstandigheden in
Noorwegen, zullen we in dit hoofdstuk bespreken.
Het was samen met de opkomst van de sociale waarden en de sociaal democratische
welvaartstaat dat het gebruik van de gevangenisstraf in het Noorse strafbeleid weer in de lift
zat. In de middeleeuwen werd het strafbeleid over heel de wereld, ook dat van Noorwegen,
nog gekenmerkt door spectaculaire publieke executies.221 De gevangenis had toen een louter
administratieve rol en functioneerde als wachtkamer voor de gedetineerde in afwachting van
de doodstraf. Door de bijzondere maatschappelijke omstandigheden vond in Noorwegen de
ondergang van de doodstraf sneller plaats dan in de rest van de wereld. Reeds in 1870 werd
de doodstraf in Noorwegen beperkt tot moord en de laatste feitelijke uitvoering vond plaats in
1876. Uiteindelijk werd de doodstraf in Noorwegen officieel afgeschaft in 1902. Wanneer de
straffen op het lichaam verminderden en de doodstraf van haar pluimen verloor, kwam de
gevangenisstraf in Noorwegen meer en meer op het voorplan van het moderne strafsysteem.
De gevangenis werd op die manier de reizende ster van het Noorse strafbeleid.
Doorheen dit schrijven hebben we reeds enkele fragmenten van het Noorse
strafbeleidaangehaald, doch mist nog een volledig historisch overzicht. Daarom zullen we in
dit tweede hoofdstuk een chronologische bespreking geven van het Noorse strafbeleid.
De bedoeling van deze chronologische bespreking is om de lezer een beter idee te geven van
de context waarin bepaalde elementen van het Noorse strafbeleid zijn ontstaan. Op die manier
zal dit overzicht bijdragen tot een vollediger beeld van het Noorse gevangenissysteem en de
lezer helpen het voorgaande beter te begrijpen. Het strafrechtelijk beleid is in Noorwegen, net
als in andere landen, immers niet altijd hetzelfde geweest. Vooral het doel en de functie van
de Noorse gevangenis ondergaan doorheen de jaren een constante evolutie. Daarom zal,
vertrekkend van de sociale waarden en de welvaarstaat, tijdens volgende bespreking van het
Noorse strafbeleid steeds de nadruk worden gelegd op de gevangenisstraf.
221 J. PRATT en A. ERIKSSON, Contrasts in punishment: An explanation of anglophone excess and Nordic
exceptionalism, Abingdon & New York, Routledge, 2013, 101.
79
Afdeling 1. Dark side
Het strafbeleid van Noorwegen was er één met twee gezichten. Opmerkelijk, beiden vloeiden
voort uit dezelfde maatschappelijke fundamenten, namelijk financiële, demografische en
religieuze homogeniteit.
Aan de ene kant was er solidariteit, gematigdheid en vertrouwen. Deze sociale waarden
vormden samen de basis voor al de goede dingen van het Noorse strafbeleid.
Aan de andere kant was er dwang en controle. Deze sociale waarden vormden samen de basis
voor enkele minder benijdenswaardige zaken van het Noorse strafbeleid. Deze zaken komen
vooral tot uiting sinds de evolutie in Noorwegen naar een meer heterogene samenleving.222
Maar ook vroeger al, bij een hogere graad van homogeniteit, waren er zaken in het Noorse
strafbeleid die niet in het kraam leken te passen van de heersende sociale waarden. In deze
afdeling zullen we eerst de eenzame opsluiting bespreken en daarna de behandeling in de
gevangenis met als ultieme dieptepunt de gedwongen sterilisaties.
Onderafdeling 1. Eenzame opsluiting
Het was aanvankelijk de religieuze homogeniteit in Noorwegen die in 1851 leidde tot de
eerste gevangenis met isoleercellen.223 Aangezien de meerderheid van de Noorse bevolking
aanhanger was van hetzelfde geloof, namelijk het Lutheranisme, had de Lutherse Kerk rond
die datum een centrale machtspositie verworven in de Noorse maatschappij. Wanneer de
macht van de Lutherse pastoors op het einde van de 19de eeuw geleidelijk aan verminderde,
slaagden zij er wel in om hun voorname rol in het beheer van het gevangenisleven, het
onderwijs en de arbeid te behouden. Op die manier werd de gevangenis de laatste strohalm
van de pastorale macht.224 De Noorse gevangenis kreeg bij haar opkomst daarom meteen een
religieuze functie toebedeeld. Volgens de Lutherse leer zijn alle personen potentiële zondaars.
De Lutherse Kerk ziet in eenzame opsluiting bovendien de ideale oplossing om zich van zijn
zonden te verlossen. Het gaf de gedetineerde immers de kans om aan boetedoening en
zelfreflectie te doen. De isoleercel werd bijgevolg gebruikt als een heiligdom ver weg van de
verleidingen van de buitenwereld. Op die manier werd de gevangenis toen der tijd niet langer
222 Infra 88. 223 J. PRATT en A. ERIKSSON, “Mr. Larsson is walking out again. The origins and development of
Scandinavian prison systems”, Austrailian & New Zealand Journal of Criminology, 2011, 9. 224 J. PRATT en A. ERIKSSON, “In defence of Scandinavian exceptionalism” in T. Ugelvik en J. Dullum
(eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012,
240.
80
als een wachtkamer beschouwd voor de tot executie veroordeelde misdadigers, maar als het
zwaartepunt van het Noorse strafbeleid.225
Naast eenzame opsluiting, investeerde de Lutherse Kerk tevens in de productiviteit van de
Noorse gedetineerden.226 We zagen reeds dat op het vlak van onderwijs de Lutherse Kerk
veel belang schenkt aan de Bijbelse kennis onder de Noorse burgers.227 Ook de kennis van de
Noorse gedetineerden werd bij hun aankomst in de gevangenis gecontroleerd en verbeterd
gedurende hun straf. Dit maakt dat onderwijs toen al een belangrijk onderdeel vormde van het
Noorse gevangenisbeleid.
Zoals eerder vermeld zag de Lutherse Kerk ook een bijzondere waarde in werk.228 Zij vonden
immers dat arbeid voor de gedetineerden verlossende kwaliteiten had. Op die manier werd,
net zoals door het onderwijs, de productiviteit van de gedetineerden enorm opgevoerd. Het
werk dat gedetineerden verrichten, was derhalve betekenisvol en niet louter kwellend.
Wanneer de gevangenen niet mochten gaan werken, werd dit zelfs als een straf beschouwd.
Sinds het begin van de 20ste eeuw was de eenzame opsluiting, samen met de Lutherse Kerk, in
een neerwaartse spiraal terecht gekomen door de toenemende twijfel over het nut van de
sanctie.229 Uiteindelijk werd in 1950 de eenzame opsluiting dan ook afgeschaft. Maar deze
religieus geïnspireerde straf gaf de Noorse beleidsmakers wel een idee, waardoor eenzame
opsluiting, weliswaar voor andere doeleinden en in een andere vorm, tot op de dag van
vandaag nog steeds wordt toegepast in Noorwegen.230.
Onderafdeling 2. Behandelingsoptimisme
Wanneer de invloed van de Lutherse Kerk begin 20ste eeuw afnam, maakte de eenzame
opsluiting plaats voor meer collectiviteit en relaxte gevangenisomstandigheden. De
productieve aard van de gevangenisstraf bleef, maar de mentale gezondheid van de
gedetineerden kreeg de voorkeur op hun religieuze kennis. Deze nieuwe morele functie van
het gevangeniswezen, namelijk gedetineerden mentaal gezond maken, kreeg vanaf 1930
echter een bittere nasmaak.
225 J. PRATT en A. ERIKSSON, Contrasts in punishment: An explanation of anglophone excess and Nordic
exceptionalism, Abingdon & New York, Routledge, 2013, 98. 226 J. PRATT en A. ERIKSSON, Contrasts in punishment: An explanation of anglophone excess and Nordic
exceptionalism, Abingdon & New York, Routledge, 2013, 120-127. 227 Supra 68. 228 Supra 68. 229 J. PRATT en A. ERIKSSON, “In defence of Scandinavian exceptionalism” in T. Ugelvik en J. Dullum
(eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012,
241. 230 Supra 56.
81
Opvallend, het was wederom de homogene aard van de Noorse maatschappij die hier
verantwoordelijk voor was. Dit wordt in de literatuur de paradox van de gelijkheid
genoemd.231 In een samenleving waar alles en iedereen op elkaar lijkt, is er maar weinig
nodig om als afwijkend te worden beschouwd. De Noorse welvaartstaat had met andere
woorden ook uitsluitende kenmerken. Ze kon immers zeer bestraffend en moeilijk
toegankelijk zijn voor sociale groepen en individuen die anders zijn. Op die manier heerste er
een enorme sociale druk om er bij te horen. Dit vormde een krachtige manier van informele
sociale controle, die uiteindelijk tot de hoge graad van normconformiteit en zelfregulering
heeft geleid, waarvoor de Noorse samenleving vandaag nog steeds gekend is.232 Iedereen liep
in het gareel. Niemand kleurde buiten de lijntjes. Wie dit wel deed, werd hard aangepakt.
En daar bleef het niet bij, ook de overheid deed haar duit in het zakje. Zoals we reeds eerder
zagen, is het de overheid die de verantwoordelijkheid droeg van sociaal economische
problemen bij het individu. De Noorse overheid deed dit in de eerste plaats door universele
welvaart te voorzien. Wanneer dit niet meer volstond, ging het echter over tot een strafbeleid,
bestaande uit controle en dwang, dat lijnrecht stond tegenover de principes van het
Scandinavisch exceptionalisme. Door de hoge welvaart en het grote vertrouwen onder de
bevolking kon de Noorse overheid steeds haar ding doen zonder dat iemand haar ook maar
een strobreed in de weg legde. Om de sociale cohesie, collectiviteit en veiligheid te bewaren,
voerde die overheid dan maar een autoritair en meedogenloos strafbeleid zonder aandacht
voor de rechten van het individu. De Noorse overheid ging er namelijk van uit dat met de
hoge welvaart in Noorwegen enkel nog alcoholisten of geesteszieken misdrijven zouden
plegen. Het aantal diagnoses van mentale afwijkingen en persoonlijkheidsstoornissen nam
bijgevolg exponentieel toe.
De Noorse gevangenissen werden daarom omgetoverd tot ware behandelingscentra en
pastoors werden vervangen door medische en psychologische experten.233 In de gevangenis
probeerden zij de gedetineerden te genezen door middel van een behandeling gebaseerd op
wetenschappelijke bevindingen. De aandacht verschoof hierdoor weer van het collectief naar
231 T. UGELVIK, “The dark side of a culture of equality: Reimagining communities in a Norwegian remand
prison” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice,
Abingdon & New York, Routledge, 2012, 125. 232 J. PRATT en A. ERIKSSON, “In defence of Scandinavian exceptionalism” in T. Ugelvik en J. Dullum
(eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012,
252. 233 J. PRATT en A. ERIKSSON, Contrasts in punishment: An explanation of anglophone excess and Nordic
exceptionalism, Abingdon & New York, Routledge, 2013, 196-209.
82
het individu.234 De strafmaat werd immers bepaald op basis van de persoonlijkheid van de
dader, zijn nood aan behandeling en zijn risico voor de maatschappij. Dit leidde tot straffen
van onbepaalde duur, aangezien men op voorhand niet kon bepalen hoelang de behandeling
zou gaan duren. Deze behandeling was vaak in strijd met de universele rechten van de mens.
Door elke persoon een aangepaste en persoonlijke behandeling te geven, kwamen
subjectiviteit en willekeur immers onvermijdelijk bovendrijven. Naar deze periode van
behandelingsoptimisme wordt in de literatuur vaak verwezen als de treatment-periode.235
Maar het meest hallucinante voorbeeld van de duistere kant van het Noorse strafbeleid is
ongetwijfeld de gedwongen sterilisatie van 41.000 mensen tussen 1934 en 1977.236 Voor de
hoge levenstandaard werd door de Noorse bevolking derhalve een zware prijs betaald, niet
alleen op financieel, maar ook op moreel vlak.
Afdeling 2. Scandinavisch exceptionalisme
Door de stijgende kritiek werd het behandelingsideaal niet langer houdbaar en in 1978 werd
de treatment-periode zelfs officieel beëindigd. Met opnieuw vrij spel voor de oude sociale
waarden en de groeiende welvaartstaat, gingen de Noorse beleidmakers over tot de
liberalisering van het strafbeleid en de normalisering van het gevangenisleven. Dit leidde in
de Noorse gevangenissen tot een lage populatie en vaak relaxte omstandigheden. Het Noorse
strafbeleid, en de gevangenis in het bijzonder, beleefden op die manier vanaf de jaren ´70 een
ware hoogconjunctuur. In de literatuur wordt naar deze periode verwezen met het
Scandinavisch exceptionalisme.
Onderafdeling 1. Kritiek op en einde van de treatment-periode
Het behandelingsoptimisme nam ca. 1960 geleidelijk aan af door toenemende kritiek op de
treatment-periode.237 Vooral in de Noorse gevangenissen werd het zeer onrustig. Door middel
van opstanden en stakingen en met behulp van gevangenisorganisaties, zoals KROM, eisten
de gedetineerden meer democratie en respect voor het individu.
234 R. LAHTI, “Towards a Rational and Humane Criminal Policy. Trends in Scandinavian Penal Thinking”,
Journal of Scandinavian Studies in Criminology and Crime Prevention, 2000, 145. 235 H. GIERTSEN, “Policy on drugs in Norwegian prisons: Increased control, answers to poverties and
looking for a life after release”, NAD, 2012, 591. 236 J. PRATT en A. ERIKSSON, “In defence of Scandinavian exceptionalism” in T. Ugelvik en J. Dullum
(eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012,
253. 237 P. KRUIZE, “Blik naar het Noorden? Een kenschets van het justitiële beleid in Scandinavië”, JV, 2013,
nr. 8, 89.
83
Kritische geluiden kwamen niet alleen van binnen, maar ook van buiten de gevangenismuren.
De maatschappelijke kritiek met betrekking tot de behandeling van gedetineerden in de
gevangenis nam twee vormen aan.
De eerste vorm betrof kritiek op de methode van de treatment. En meer bepaald op het gebrek
aan rechtvaardiging en legitimatie van de strafmaat.238 vooreerst werd de aard van de
behandeling bepaald door de persoonlijkheid van de dader. Op die manier werd het gevaar op
een willekeurige behandeling vergroot, aangezien de persoonlijkheid bij iedereen verschilt.
Daarnaast werd de lengte van de behandeling bepaald door de aard van de noodzakelijk
geachte behandeling in plaats van door de ernst van de inbreuk. Dit vergrootte dan weer de
kans op een disproportionele verhouding tussen strafmaat en inbreuk. De onbepaalde duur
van de behandeling vormde een goed voorbeeld van deze eerste vorm van kritiek.239 Dat een
straf van onbepaalde duur in veel gevallen disproportioneel was met de inbreuk, is niet
moeilijk om te begrijpen. Aangezien die disproportionele straf bovendien willekeurig was,
kwamen er logischerwijs heel wat negatieve reacties. Zowel het disproportionele als het
willekeurige deel van de strafmaat werd immers niet gerechtvaardigd of gelegitimeerd.
De tweede vorm van kritiek van buiten de gevangenis betrof kritiek op het resultaat van de
treatment. Uit criminologisch onderzoek bleek namelijk dat de behandeling niet het gewenste
resultaat opleverde.240 Of gedetineerden al dan niet hervallen na het uitzitten van hun straf,
staat los van de strafmaat en komt zelfs eerder voor na opsluiting. De empirische
ineffectiviteit van de behandeling in de gevangenis, met het gebrek aan legitimatie in het
achterhoofd, schoot bij velen in het verkeerde keelgat. Beide vormen van kritiek van buiten
de gevangenis wijzigde vervolgens de maatschappelijke opvattingen over misdadigers. Met
behulp van een wetenschappelijk studie over niet-gerapporteerde misdrijven, vond het
Lutherse principe, dat iedereen een potentiële dader is, zo opnieuw haar weg terug in de
Noorse samenleving.241 Misdadigers werden derhalve niet meer als anders of abnormaal
beschouwd en misdaad was geen symptoom meer van een ziekte.
238 R. LAHTI, “Towards a Rational and Humane Criminal Policy. Trends in Scandinavian Penal Thinking”,
Journal of Scandinavian Studies in Criminology and Crime Prevention, 2000, 144. 239 H. GIERTSEN, “Policy on drugs in Norwegian prisons: Increased control, answers to poverties and
looking for a life after release”, NAD, 2012, 591. 240 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policies in the Nordic Countries 1960-2010”, Journal of Scandinavian
Studies in Criminology and Crime Prevention, 2012, 86. 241 R. LAHTI, “Towards a Rational and Humane Criminal Policy. Trends in Scandinavian Penal Thinking”,
Journal of Scandinavian Studies in Criminology and Crime Prevention, 2000, 143.
84
Ondanks de oprichting van een raad voor gevangenen, waren het toch nog steeds experten die
de plak zwaaiden bij strafrechtelijke hervormingen, weliswaar niet meer met een uitsluitend
medische of psychologische achtergrond.242 De Noorse beleidmakers werden door helse
toestanden en met behulp van de informerende media wel bewust gemaakt van de kritiek,
zowel van binnen als van buiten de gevangenis, op het bestaande strafbeleid.243 De gevolgen
voor het Noorse gevangenisbeleid bleven bijgevolg niet lang uit en vanaf de jaren ´60
wijzigde het resoluut van koers. De individuele rechten, de democratie en de universele
rechten van de mens kregen uiteindelijk dan toch hun plaats binnen de gevangenismuren.
Opdat dit nieuwe Noorse strafbeleid doorgevoerd kon worden, moest wel eerst officieel een
einde gemaakt worden aan de treatment-periode. Dit gebeurde pas in 1978 met
strafrechtelijke hervormingen aan de hand van drie principes.244 Ten eerste mocht er niet
meer gestraft worden onder het mom van behandeling. Ten tweede moest er steeds scheiding
zijn tussen straffen en behandeling. Het derde en laatste principe was de de-
institutionalisering van de psychiatrische behandeling. De hervormingen hielden derhalve in
dat vanaf de late jaren ´70 psychiatrische behandeling in de gevangenis verboden werd.
Daarmee werd een einde gemaakt aan therapeutische excessen, zoals levenslange opsluiting
en opsluiting van onbepaalde duur.245 De behandeling van gedetineerden moest vanaf dan in
principe buiten de gevangenis plaatsvinden, na of zelfs tijdens de gevangenisstraf, in daartoe
gespecialiseerde instellingen.246
Onderafdeling 2. Liberalisatie van het strafbeleid
Aangezien misdadigers niet meer als anders werden beschouwd, leidde dit tot de liberalisatie
van het Noorse strafbeleid. Met treatment van de baan, kregen de sociale waarden opnieuw
vrij spel. De aanwezigheid van likhet, zowel op politiek als op sociaal vlak, maakte zware
straffen in Noorwegen weer overbodig.247 Aan de ene kant had de gelijkheid op politiek vlak
tot gevolg dat de heersende klasse geen stigmatiserende en symbolische straffen nodig had
om haar macht te bevestigen. Dergelijke straffen verloren in een egalitaire samenleving
242 J. PRATT en A. ERIKSSON, “Mr. Larsson is walking out again. The origins and development of
Scandinavian prison systems”, Austrailian & New Zealand Journal of Criminology, 2011, 16-19. 243 J. PRATT en A. ERIKSSON, “Mr. Larsson is walking out again. The origins and development of
Scandinavian prison systems”, Austrailian & New Zealand Journal of Criminology, 2011, 16-19. 244 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policies in the Nordic Countries 1960-2010”, Journal of Scandinavian
Studies in Criminology and Crime Prevention, 2012, 86. 245 J. PRATT en A. ERIKSSON, “Mr. Larsson is walking out again. The origins and development of
Scandinavian prison systems”, Austrailian & New Zealand Journal of Criminology, 2011, 16. 246 H. GIERTSEN, “Policy on drugs in Norwegian prisons: Increased control, answers to poverties and
looking for a life after release”, NAD, 2012, 591. 247 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 129-131.
85
zonder klassenonderscheid immers hun functie van machtsbehoud. Dit in tegenstelling tot
sterk hiërarchisch gestructureerde maatschappijen waar de doodstraf vaak als een publiek
spektakel werd gebruikt om de ultieme macht van haar leiders te onderstrepen. Aan de andere
kant zorgde de gelijkheid op sociaal vlak evenzeer voor een barrière tegen overdreven
straffen. Door de kleine sociale afstand werd de Noorse samenleving immers gekenmerkt
door een hogere graad van inlevingsvermogen, solidariteit en tolerantie.248 Noren herkenden
zich derhalve in de misdadigers en wilden hen niet harder straffen dan nodig was. De sociale
gelijkheid maakte straffen in feite zelfs compleet overbodig door het grote vertrouwen onder
de Noorse bevolking.249 Het feit dat Noren elkaar als gelijken beschouwden, maakte immers
dat het collectief boven het individu werd geplaatst. Dit zorgde finaal voor zelfregulerend en
normconform gedrag bij de Noorse bevolking dat gepaard ging met informele sociale
controle.
Niet alleen de sociale waarden, maar ook de welvaartstaat had zo zijn invloed op het Noorse
strafbeleid.250 Het sociaal economisch beleid leidde vooreerst de victimization in goede
banen. In andere landen, zoals de Verenigde Staten van Amerika, leidden de rechten van
slachtoffers tot buitensporige straffen. Het slachtoffers had er immers de mogelijkheid om
een persoonlijke vendetta te voeren tegen de dader. In Noorwegen was de welvaartstaat
daarentegen verantwoordelijk voor het slachtoffer, net zoals voor al haar burgers. Noorse
slachtoffers hadden derhalve enkel recht op een schadevergoeding en psychologische
begeleiding, niet meer of niet minder. Eventuele wraakacties waren uit den boze en de impact
van de verklaring van het slachtoffer was minimaal. Het slachtoffer werd geholpen voor het
proces, zodat subjectiviteit en emoties niet meer speelden bij de strafbepaling. Dit liet toe om
de strafmaat, en uiteindelijk ook het strafbeleid, te baseren op objectieve en rationele
elementen en niet op individuele incidenten.
Daarnaast ging de Noorse welvaartstaat gepaard met een machtige overheid die veiligheid en
stabiliteit, trygghet genaamd, garandeerde. Het vertrouwen onder de Noorse bevolking in haar
bestuurders werd bijgevolg als vanzelfsprekend beschouwd. 251 Dit rotsvast vertrouwen leidde
enerzijds tot een strafbeleid bepaald door wetenschappelijke experten in plaats van door
opportunistische politici en vormde anderzijds, net zoals het vertrouwen onder de Noorse
248 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policies in the Nordic Countries 1960-2010”, Journal of Scandinavian
Studies in Criminology and Crime Prevention, 2012, 104-106. 249 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policy in Scandinavia”, Crime & Just., 2007, 273-276. 250 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 129-131. 251 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policy in Scandinavia”, Crime & Just., 2007, 276-278.
86
bevolking, een verklaring voor het mindere belang van spectaculaire straffen om de macht
van de staat te bevestigen.
Bovendien beheerde de Noorse welvaartstaat tevens de media. Dit leidde er toe dat de Noorse
media niet op zoek ging naar zuivere sensatie, maar een informatieve manier van
verslaggeving hanteerde. Een publieke heksenjacht vond bijgevolg niet snel plaats in
Noorwegen. Ook dit kwam de begrenzing van de victimization alleen maar te goede. De
Noorse media had over het algemeen weinig belangstelling voor individuele misdrijven.252
Als het dan toch al eens gebeurde dat een strafrechtelijke zaak in de Noorse media verscheen,
werden vaak experten geraadpleegd om de situatie te verduidelijken.253 Ook de media drong
derhalve niet aan op zware straffen voor overtreders van de strafwet. De Noorse pers gaf wel
aandacht aan het algemene strafbeleid. Maar aangezien de overheid de controle had over de
media, werd het gevoerde beleid eerder gesteund dan bekritiseerd.
Ten slotte was het juridisch systeem van de Noorse welvaartstaat gebaseerd op het civil law-
principe. Dit juridisch principe houdt in dat de straf bepaald wordt door de wet. De straf voor
een misdrijf werd in Noorwegen derhalve niet geval per geval bepaald en het strafbeleid kon
op langere termijn gevoerd worden. De rechter was daarenboven louter ‘la bouche de la loi’.
Aangezien rechters het beleid niet bepaalden, werden zij niet verkozen, maar aangesteld op
basis van bekwaamheid, expertise en opleiding. Op die manier werd het beleid en de rechters
niet beïnvloed door de publieke opinie, de media of wraakzuchtige slachtoffers. Dit leidde
finaal tot een strafbeleid met milde straffen en hield victimization binnen de perken.254
Na de beëindiging van de treatment-periode kon, met misdadigers op gelijke voet als andere
burgers, aldus een rationeel en humaan strafrechtelijk beleid gevoerd worden op basis van de
sociale waarden en de welvaartstaat.255 De nodige hervormingen legden de nadruk op
rechtvaardigheid, rechtszekerheid en humaniteit met het oog op het verlagen van de
gevangenispopulatie. Dit wilden de beleidsmakers bereiken door de straffen te verlagen,
kortere straffen te vervangen door alternatieven, het afschaffen van levenslange straffen en
straffen voor onbepaalde duur, het invoeren van principes zoals proportionaliteit en
humaniteit en ten slotte door relaxte omstandigheden te creëren met meer verlof, open
252 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policy in Scandinavia”, Crime & Just., 2007, 271-273. 253 D. A. GREEN, “Media, crime and Nordic exceptionalism: The limits of convergence” in T. Ugelvik en J.
Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York,
Routledge, 2012, 69. 254 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policy in Scandinavia”, Crime & Just., 2007, 271-273. 255 H. GIERTSEN, “Policy on drugs in Norwegian prisons: Increased control, answers to poverties and
looking for a life after release”, NAD, 2012, 590.
87
regimes en vroegtijdige vrijlating. Controle en dwang maakte op die manier geleidelijk aan
plaats voor gematigdheid en terughoudendheid met een laag aantal gevangenen en
voornamelijk goede gevangenisomstandigheden tot gevolg.256 Deze periode van
strafrechtelijke liberalisatie wordt in de literatuur ook wel het neoclassicisme genoemd en
vormt het hart van het zogenaamde Scandinavisch exceptionalisme in Noorwgen.257
Zelfs veiligheidsoverwegingen zouden dit strafbeleid niet in gedrang mogen brengen.
Ontsnappingen werden door de welvaartstaat immers beschouwd als falen van het beleid zelf.
En net zoals in de samenleving moesten problemen worden opgelost niet door extra
veiligheidsmaatregelen, maar door meer welvaart, hulp en steun voor de gedetineerden. Er
moet wel worden opgemerkt dat tijdens deze periode de war on drugs reeds was ingezet.258
Zoals we reeds eerder zagen werd immers al vanaf de jaren ´60 en ´70 een zeer strikt
drugsbeleid gevoerd in Noorwegen.259
Onderafdeling 3. Normalisatie van het gevangenisleven
De sociale waarden en de welvaartstaat hadden niet alleen vergaande gevolgen voor het
strafbeleid, maar tevens voor het gevangeniswezen in Noorwegen. Nu de gevangenen worden
geaccepteerd in de homogene Noorse samenleving, zijn sociale waarden, zoals solidariteit en
tolerantie, immers ook op hen van toepassing. Dit leidde tot de normalisatie van het
gevangenisleven. 260 Daarbij is het de bedoeling van het gevangenisbeleid om het leven van
buiten na te bootsen in de gevangenis, teneinde de pijn van het vrijheidsverlies voor de
gedetineerden tot een minimum te beperken. In tegenstelling tot vroeger door de Lutherse
Kerk, werd de buitenwereld derhalve verwelkomd in plaats van uitgesloten.
Deze normalisatiedoelstelling werd op verschillende manieren gerealiseerd. Gesloten
gevangenissen werden bijvoorbeeld in de buurt van een stadscentrum gebouwd en voor
gevangenen die enkel nog de laatste 2 jaar van hun straf moesten uitzitten werd er een open
gevangenisregime voorzien. Daarnaast werd zowel werk als onderwijs zoveel mogelijk in
omstandigheden uitgevoerd zoals buiten de gevangenismuren. In sommige gevallen mochten
de gedetineerden zelfs de gevangenis verlaten om naar hun werk of school te gaan.
256 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policies in the Nordic Countries 1960-2010”, Journal of Scandinavian
Studies in Criminology and Crime Prevention, 2012, 104-106. 257 R. LAHTI, “Towards a Rational and Humane Criminal Policy. Trends in Scandinavian Penal Thinking”,
Journal of Scandinavian Studies in Criminology and Crime Prevention, 2000, 144. 258 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policies in the Nordic Countries 1960-2010”, Journal of Scandinavian
Studies in Criminology and Crime Prevention, 2012, 93-94. 259 Supra 52. 260 J. PRATT en A. ERIKSSON, “Mr. Larsson is walking out again. The origins and development of
Scandinavian prison systems”, Austrailian & New Zealand Journal of Criminology, 2011, 16-19.
88
Naast de sociale waarden waren ook de gevangenen zelf verantwoordelijk voor de
normalisatie van het gevangenisleven door opstanden en stakingen. Het was immers door
sociaal conflict, en met behulp van gevangenisorganisaties zoals KROM, dat de gevangenen
uiteindelijk dezelfde rechten verkregen als mensen buiten de gevangenismuren.261
Door de toepassing van het normalisatieprincipe in alle Noorse gevangenissen wordt niet
alleen in de open, maar ook in de gesloten regimes de rehabilitatiedoelstelling bereikt. Met
een algemeen percentage van 20% heeft Noorwegen immers weinig last van recidive. Als je
dan weet dat in de Verenigde Staten 76,6% van de gedetineerden binnen de 5 jaar opnieuw
gearresteerd wordt, dan is dit toch zeer opvallend.262
Ondanks de liberalisatie van het strafbeleid met de scheiding tussen behandeling en straffen
als uitgangspunt, blijft rehabilitatie van de gedetineerden dus de belangrijkste functie van de
Noorse gevangenis. Voor elke gedetineerde wordt immers een individueel behandelingsplan
opgesteld, maar dit keer weliswaar zonder medische of psychologische basis en als recht in
plaats van als plicht.
Afdeling 3. Verval
Vanaf de jaren ´90 komt het Noorse strafbeleid meer en meer onder druk te staan. We zagen
reeds eerder dat Noorwegen evolueert richting minder en vooral grotere gevangenissen
omwille van finaniële overwegingen.263 Het is echter vooral de stijging van het aantal
gevangenen dat sommige auteurs, waaronder J. Pratt, doet denken aan een verval van het
zogenaamde Scandinavisch exceptionalisme in Noorwegen.
De gevangenispopulatie is er namelijk gestegen van 56 gedetineerden per 10.000 inwoners in
1990 tot 75 gedetineerden in 2014. Deze stijging is, net zoals de lage gevangenispopulatie
van voorheen, niet het gevolg van het Noorse criminaliteitscijfer.264 Integendeel, het aantal
misdrijven in de Noorse samenleving is de laatste jaren gestabiliseerd en zelfs licht gedaald.
Wat er dan wel achter deze stijging ligt, zijn de nieuwe strafrechtelijke waarden die aan
261 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature and roots of
Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008, 131-132. 262 C. Sterbenz, “Why Norway’s prison system is so succesful”, Business Insider, 2014
http://uk.businessinsider.com/why-norways-prison-system-is-so-successful-2014-12?r=US 263 B. JOHNSEN en P. K. GRANHEIM, “Prison size and quality of life in Norwegian closed prisons in late
modernity” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice,
Abingdon & New York, Routledge, 2012, 210. 264 Supra 17.
89
misdrijven worden gehecht.265 In Noorwegen worden moordenaars nu gemiddeld 12 jaar
opgesloten, terwijl de termijn daarvoor 8 jaar bedroeg. Meer algemeen is de gemiddelde
lengte van een gevangenisstraf er gestegen van 140 dagen in 1994 tot 167 dagen in 2006. Hoe
deze nieuwe strafrechtelijke waarden zich juist manifesteren in het Noorse strafrecht zien we
verder in deze afdeling, maar beginnen doen we met een verklaring voor deze veranderingen.
En net zoals voorheen zullen we die vinden bij de Noorse maatschappelijke fundamenten.
Onderafdeling 1. Rijkdom en immigratie
We zagen reeds eerder dat de Noorse welvaartstaat, door te voorzien in een uitgebreid sociaal
economisch netwerk van overheidssteun, erin geslaagd was om zowel misdaad te beperken
als welvaart te behouden. Door haar grote olierijkdom kan Noorwegen tot op de dag van
vandaag deze koers grotendeels blijven varen, zelfs zonder inmenging van supranationale
organisaties.266 Zo stemden de Noren tot tweemaal toe tegen de toetreding van Noorwegen tot
de Europese Unie. Ondanks het feit dat publieke uitgaven tijdens de jaren ‘90 afnamen naar
aanleiding van de financiële crisis, stegen deze weer sinds 2001. In 2007 werd nog steeds 1
op 3 Noren tewerkgesteld door de overheid.267 Noorwegen is bijgevolg vandaag de dag nog
altijd een plaats waar eigen waarden en autonomie hoogtij vieren.
Het economisch succes in Noorwegen, dat in de eerste plaats zorgt voor de bestendiging van
de welvaarstaat, vormt tevens de eerste grote bedreiging voor het Scandinavisch
exceptionalisme.268 De rijkdom onder de Noorse bevolking, mogelijk gemaakt door
goedbedoelde universele overheidssteun, vergroot immers de afstand tussen de verschillende
looncategorieën in de Noorse samenleving.269 Het aandeel in het totale nationale inkomen van
de 10% armste Noren daalde van 4,2% in 1986 naar 3,5% in 2003, terwijl bij de 10% rijkste
Noren dit aandeel gedurende dezelfde periode een stijging ondervond van 18,6% naar
24,5%.270 Met andere woorden, de rijken worden rijker en de armen worden armer. Gepaard
gaand met dit onderscheid tussen arm en rijk, wordt in de Noorse samenleving meer nadruk
265 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part II: Does Scandinavian
exceptionalism have a future?”, British Journal of Criminology, 2008, 275. 266 J. PRATT en A. ERIKSSON, “In defence of Scandinavian exceptionalism” in T. Ugelvik en J. Dullum
(eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012,
255. 267 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part II: Does Scandinavian
exceptionalism have a future?”, British Journal of Criminology, 2008, 281. 268 J. PRATT en A. ERIKSSON, “In defence of Scandinavian exceptionalism” in T. Ugelvik en J. Dullum
(eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012,
254. 269 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 7. 270 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part II: Does Scandinavian
exceptionalism have a future?”, British Journal of Criminology, 2008, 282.
90
gelegd op het individu dan op het collectief. Mensen willen tonen dat ze rijk zijn en
distantiëren zich van al wat armoede uitstraalt. Het economisch succes brengt derhalve niet
alleen de financiële gelijkheid in gevaar, maar tevens lagom, één van de oudste sociale
waarden uit de Noorse samenleving.271
De demografische homogeniteit in het vroege Noorwegen leidde dan weer tot solidariteit,
tolerantie en vertrouwen onder de Noorse bevolking. Maar ook deze historische waarden
kennen in Noorwegen de laatste jaren een zekere vorm van verval door de toename van het
aantal buitenlanders. De oorzaak hiervan ligt bij de ondertekening van het Schengenakkoord
in 2001 en de dubbele uitbreiding van de Europese Unie in 2004 en 2007.272 In tegenstelling
tot vroeger is Noorwegen daarom een immigratieland geworden. In 2006 was de netto-
immigratiegolf met 23.700 immigranten 30% hoger dan in 2005.273 Vooral Oslo weerspiegelt
de multiculturele samenleving. In de Noorse Hoofdstad bestaat bijna een kwart van de
bevolking uit buitenlanders.274 Op die manier begeeft zich naast lagom nog een ander artefact
van de Noorse samenleving op glad ijs, namelijk likhet.275
Ondanks wat de titel doet vermoeden, speelde niet alleen de financiële en demografische
heterogeniteit, maar ook de media een belangrijke rol bij de veranderingen van de Noorse
maatschappij. Door louter objectieve informatie de wereld in te sturen kon immers een
populistisch strafbeleid, gevoerd door machtsgeile politici in plaats van experten in het
verleden, vermeden worden. Nieuwe moderne technologieën en deregulering leiden vandaag
echter onvermijdelijk tot een andere manier van informatie verstrekken.276 Naast de droge
nieuwsuitzendingen van de openbare omroep richten private ondernemingen sensatiegerichte
televisiestations op.277 Die laatste doen daarenboven minder vaak beroep op experten, maar
vragen de mening van de man in de straat. De media beïnvloedt weliswaar nog steeds de
kennis en de standpunten van de Noorse bevolking. Maar door de veranderingen in het
271 J. PRATT en A. ERIKSSON, Contrasts in punishment: An explanation of anglophone excess and Nordic
exceptionalism, Abingdon & New York, Routledge, 2013, 93-96. 272 S. UGELVIK en T. UGELVIK, “Immigration control in Ultima Thule: Detention and exclusion, Norwegian
style”, European Journal of Criminology, 2013, 710. 273 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part II: Does Scandinavian
exceptionalism have a future?”, British Journal of Criminology, 2008, 281. 274 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 7. 275 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 7. 276 D. A. GREEN, “Media, crime and Nordic exceptionalism: The limits of convergence” in T. Ugelvik en J.
Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York,
Routledge, 2012, 63-64. 277 J. PRATT en A. ERIKSSON, “In defence of Scandinavian exceptionalism” in T. Ugelvik en J. Dullum
(eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012,
254.
91
medialandschap, worden de Noren vandaag subjectief geëmotioneerd in plaats van objectief
geïnformeerd.278
Het verval van de homogeniteit, de sensatiegerichte media en het verdwijnen van de experten
hebben er samen toe geleid dat het aanzicht van de politieke wereld, en haar invloed op het
strafbeleid, wezenlijk veranderd is. De evolutie naar een meer heterogene samenleving leidt
vooreerst tot een daling van de Noorse verdraagzaamheid ten aanzien van buitenstaanders.
Het aantal mensen dat het voor vluchtelingen en asielzoekers zo moeilijk mogelijk wil maken
om een permanente verblijfsvergunning te verkrijgen, stijgt met de dag.279 De rechts-liberale
vooruitgangspartij speelt daar handig op in met langere gevangenisstraffen en een anti-
immigratiebeleid.280 Net zoals populistische partijen elders in de wereld is de
vooruitgangspartij niet enkel pro ‘echte’ Noren, maar bovendien ook contra de huidige
machthebbers. De liberale rechtsgeleerden helpen volgens hen immers de criminelen ten
koste van de slachtoffers. De vooruitgangspartij wil daarentegen de slachtoffers het recht op
wraak en inspraak, dat hen nu door het huidige systeem wordt ontnomen, teruggeven. Een
relevante minderheid van de Noorse bevolking verliest daarom het vertrouwen in de huidige
overheid en schaart zich achter de plannen van de rechts-liberale vooruitgangspartij.281
De opportunistische vooruitgangspartij vindt bovendien in de sensatiegerichte media de
ideale partner om met een populistisch beleid aan de macht te komen. Met de steun van de
media is de vooruitgangspartij er de laatste jaren in geslaagd om politiek door te breken.282
Sinds 2013 maakt de partij namelijk deel uit van de Noorse regering met momenteel 7
ministerposten, waaronder die van Justitie.283 Door het min of meer wegvallen van de
experten kon de meer rechts georiënteerde politiek zelfs effectief enkele beleidsveranderingen
doorvoeren. Zo werd bijvoorbeeld in 2006 de wachtlijst van de Noorse gevangenissen
ingekort, wat onmiskenbaar een stijging van de gevangenispopulatie met zich mee bracht. De
andere, meer linkse, politieke partijen in Noorwegen kunnen derhalve niet langer achter
278 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part II: Does Scandinavian
exceptionalism have a future?”, British Journal of Criminology, 2008, 281. 279 T. UGELVIK, “The dark side of a culture of equality: Reimagining communities in a Norwegian remand
prison” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice,
Abingdon & New York, Routledge, 2012, 127. 280 J. PRATT en A. ERIKSSON, “In defence of Scandinavian exceptionalism” in T. Ugelvik en J. Dullum
(eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012,
254. 281 B. JOHNSEN en P. K. GRANHEIM, “Prison size and quality of life in Norwegian closed prisons in late
modernity” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice,
Abingdon & New York, Routledge, 2012, 201. 282 T. LAPPI-SEPPÄLÄ, “Penal Policy in Scandinavia”, Crime & Just., 2007, 278-280. 283 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 7.
92
blijven. Zij verlaten het sociaal democratische strafbeleid en concurreren met de rechts-
liberale vooruitgangspartij over wie het hardst optreedt tegen misdaad.284 Deze
verschuivingen tonen aan dat het strafrechtelijk beleid de laatste vijftien jaar grotendeels
bepaald werd door de politiek en het volk, in plaats van door experten en hun
wetenschappelijk onderzoek. Dit bewijst nog maar eens de kwetsbaarheid van een strafbeleid,
waar dan ook ter wereld, tegenover kritiek ten tijde van een wijzigend strafklimaat.285
Ten slotte kan er nog worden opgemerkt dat, net zoals bij het Scandinavisch exceptionalisme,
ook bij het verval opnieuw menselijke gedragingen een deel van de verantwoordelijkheid
dragen. Feministische vrouwenorganisatie zijn er met verscheidene acties immers in geslaagd
om meer aandacht te krijgen voor de rechten van de vrouw binnen de Noorse samenleving.
Dit heeft uiteindelijk geleid tot strengere straffen voor seksueel misbruik en huishoudelijk
geweld.
Onderafdeling 2. Crimmigration
De evolutie naar een heterogene samenleving en de verschuivingen in de politieke wereld
zorgen vandaag voor de heropleving van de dark side, met langere straffen, straffen in plaats
van behandeling en het afbouwen van de universele welvaartstaat tot gevolg. Net zoals
vroeger wordt iedereen die anders is opnieuw hard aangepakt om de heersende sociale
waarden van lagom en likhet te beschermen. Vandaag zijn het echter niet de gedetineerden,
maar wel de buitenlanders die hiervoor het gelach betalen. Zoals we verder in deze
onderafdeling zullen zien, vertaalt dit zich in een streng drugs- en migratiebeleid, het verlies
van sociale opvang en zware straffen voor geweld en seksueel misbruik. Niet alleen de
Noorse samenleving, maar ook haar gevangenissen worden bijgevolg overspoelt met
immigranten. In de zomer van 2014 bestaat zo’n 34% van de Noorse gevangenispopulatie uit
buitenlanders.286
Een eerste voorbeeld van de negatieve behandeling van buitenlanders vinden we terug in het
reeds besproken Noorse drugsbeleid. Hoewel drugsgebruikers sinds de eeuwwisseling weer
als zieken worden behandeld, heeft het aantal veroordelingen voor drugsmisdrijven toch weer
een record bereikt. Deze contradictie kan worden verklaard door een verschillende aanpak
van Noorse en buitenlandse drugsgebruikers. Terwijl Noorse drugsgebruikers als zieken
284 J. PRATT en A. ERIKSSON, “In defence of Scandinavian exceptionalism” in T. Ugelvik en J. Dullum
(eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012,
254. 285 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part II: Does Scandinavian
exceptionalism have a future?”, British Journal of Criminology, 2008, 289. 286 International Centre for Prison Studies, Norway, http://www.prisonstudies.org/country/norway.
93
worden behandeld in sociale centra, worden buitenlandse drugsgebruikers als criminelen
opgesloten in de gevangenis. De politie bevestigd zelf dat het recordaantal geregistreerde
drugsmisdrijven vooral te wijten is aan hun inspanningen en dat hun focus daarbij vooral op
de buitenlanders ligt.287
Maar de verschillende aanpak van Noorse en vreemde drugsgebruikers op zich verklaart nog
niet het huidige recordaantal drugsmisdrijven. Het is de stijging van het aantal buitenlanders
in het Noorse drugsmilieu die daar verantwoordelijk voor is. Het dalend aantal
drugsmisdrijven gepleegd door Noren wordt immers opgevangen en zelfs overtroffen door
het stijgend aantal drugsmisdrijven gepleegd door buitenlanders.
De stijging van het aantal buitenlanders in het drugsmilieu loopt parallel met de stijging in de
hele Noorse samenleving, die steeds meer culturele diversiteit vertoont. Doch dit verklaard
nog niet waarom er ook steeds meer buitenlanders in het Noorse drugsmilieu verzeild
geraken. De reden hiervoor is dat buitenlanders in Noorwegen zonder verblijfsvergunning of
burgerschap in een ander Schengenland geen officieel werk kunnen aanvatten. De
werkloosheid onder immigranten bedraagt er bijgevolg 10%.288 Bovendien kunnen
buitenlanders zonder papieren niet op steun van de Noorse overheid rekenen. Dit betekent dat
zij geen recht hebben op medische bijstand, gezondheidszorg, voedsel, onderdak en juridische
assistentie. Zelfs minderjarige kinderen worden niet door het Noorse welvaartsysteem
opgevangen. Een minderjarig kind dat in Noorwegen toekomt zonder familie, vormt hier
weliswaar een uitzondering op. Toch zien veel buitenlanders weinig andere opties dan drugs
te verkopen om aan een inkomen te geraken.289
Om deze verschillende behandeling van Noorse en buitenlandse drugsgebruikers te
rechtvaardigen waren er wel enkele belangrijke wetswijzigingen vereist. Deze noodzakelijke
wetswijzigingen konden maar worden doorgevoerd, omdat de politie en de politiek de handen
in elkaar hebben geslagen door samen een propagandastrijd te voeren tegen de buitenlandse
drugsgebruikers. Gedurende een bepaalde periode hebben zij op radio en televisie de
buitenlandse drugsgebruikers afgeschilderd als georganiseerde misdadigers en de Noorse
drugsgebruikers als zieken. Op die manier werd het grote publiek overtuigd en konden
287 I. NAFSTAD, “Changing Control of the Open Drug Scenes in Oslo – Crime, Welfare, Immigration
Control, or a Combination?”, Journal of Scandinavian Studies in Criminology and Crime Prevention, 2011,
130. 288 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part II: Does Scandinavian
exceptionalism have a future?”, British Journal of Criminology, 2008, 282. 289 I. NAFSTAD, “Changing Control of the Open Drug Scenes in Oslo – Crime, Welfare, Immigration
Control, or a Combination?”, Journal of Scandinavian Studies in Criminology and Crime Prevention, 2011,
138.
94
uiteindelijk de nodige wetswijzigingen worden doorgevoerd. Niettemin zijn het in
werkelijkheid vooral de Noorse drugsdealers die georganiseerd zijn en de buitenlanders die
op straat de drugs aan de man brengen. Bovendien wordt in de praktijk slechts 0,74% van de
drugsmisdadigers veroordeeld tot georganiseerde misdaad.290
De echte reden achter de verschillende behandeling ligt dan ook niet in de strijd tegen
georganiseerde misdaad, maar wel bij het Noorse asielbeleid. Door het onderscheid kan
Noorwegen immers met behulp van de strafwet, en het strenge drugsbeleid in het bijzonder,
een strikt migratiebeleid voeren. De strafwet wordt op die manier gebruikt als een efficiënt
middel in het Noorse migratiebeleid om zoveel mogelijk buitenlanders weer naar hun land
van herkomst te sturen. Dit fenomeen wordt door Ida Nafstad, onderzoekster aan Lund
University, crimmigration genoemd.291 Uit de cijfers blijkt alvast dat het werkt. In 2013
werden namelijk 5.198 buitenlanders het land uitgezet, waarvan bijna de helft als gevolg van
een strafrechtelijke veroordeling.292
Het is zo dat we bij het tweede voorbeeld van discriminatie komen, namelijk het opsluiten
van asielzoekers in detentiecentra. Vaak in afwachting van een uitwijzing, maar ook op
vrijwillige basis, worden asielzoekers opgesloten in een detentiecentrum dat vergelijkbaar is
met de Noorse gevangenis. We zagen reeds in het begin van deze masterproef dat
asielzoekers bij hun aankomst in Noorwegen normaalgesproken in een overgangs- en
screeningcentrum worden ondergebracht voor 2 tot 10 dagen.293 Daarna worden ze
overgebracht naar open faciliteiten. Hier verblijven de asielzoekers volgens de letter van de
wet vrijwillig. De facto hebben ze echter geen keuze, aangezien ze bij het verlaten van de
faciliteiten hun overheidssteun verliezen die normaal voor de gehele Noorse bevolking
beschikbaar is. Naast de vrijwillige open faciliteiten, bestaat er ook het verplicht gesloten
detentiecentrum van Trandum. Dit detentiecentrum dient voor de opvang van asielzoekers,
die de migratie- of strafwet overtreden hebben, in afwachting van hun uitzetting. Elke
buitenlander zonder verblijfsvergunning kan hier mogelijks eindigen. Nochtans worden
290 I. NAFSTAD, “Changing Control of the Open Drug Scenes in Oslo – Crime, Welfare, Immigration
Control, or a Combination?”, Journal of Scandinavian Studies in Criminology and Crime Prevention, 2011,
139. 291 I. NAFSTAD, “Changing Control of the Open Drug Scenes in Oslo – Crime, Welfare, Immigration
Control, or a Combination?”, Journal of Scandinavian Studies in Criminology and Crime Prevention, 2011,
133. 292 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 12. 293 Supra 26.
95
asielzoekers bij een schending van de migratieakte enkel opgesloten in het detentiecentrum
wanneer dit noodzakelijk en proportioneel is in verhouding tot de gemaakte overtreding.294
De duurtijd van deze verplichte detentie in het gesloten centrum kan verschillen van zaak tot
zaak. Als de beslissing tot detentie werd genomen op basis van vluchtgevaar, dan kan de
asielzoeker maximum vier weken worden opgesloten. Bij detentie op basis van een andere
grondslag kan de duurtijd maximaal oplopen tot 12 weken. Een langere detentie is enkel
mogelijk op grond van bijzondere redenen, zoals een land van herkomst dat niet wil
meewerken aan de uitlevering of een asielzoeker die niet alle informatie geeft. De termijn
mag echter nooit de 18 maanden overschrijden, tenzij de uitzetting werd opgelegd wegens
een strafrechtelijke veroordeling of wanneer de asielzoeker een bedreiging vormt voor de
nationale veiligheid. Ten slotte neemt de detentie steeds een einde als het doel ervan vervuld
is of als de zaak van de asielzoeker niet meer hangende is. De detentie wordt derhalve steeds
beëindigd als de asielzoeker niet meer terug kan worden gestuurd, bijvoorbeeld vanwege een
burgeroorlog in het land van herkomst.295
De omstandigheden in het verplichte detentiecentrum van Trandum lijken erg hard op die van
de Noorse gevangenissen. Toch zijn er twee belangrijke verschillen waarop heel wat kritiek is
gekomen, in het bijzonder van het Europese comité voor de preventie van foltering en
onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Het eerste punt van kritiek is de
overbevolking. Het maximum van 70 asielzoekers werd de afgelopen jaren immers
meermaals overschreden. Het tweede verschil met de Noorse gevangenissen is te vinden in
het personeelsbestand. In het verplichte detentiecentrum van Trandum werken namelijk
private en slecht getrainde bewakers. Daarnaast gebruiken deze bewakers vaak fysiek geweld
zonder enige vorm van legitimatie. Noorwegen heeft recentelijk beide problemen aangepakt.
Enerzijds wordt de maximumcapaciteit van het detentiecentrum verhoogd tot 137
asielzoekers. Anderzijds worden er geen private bewakers meer aangesteld en is er de nieuwe
migratiewetgeving. Deze wetgeving geeft een wettelijke grondslag aan het gebruik van
politiekracht door de bewakers en omschrijft de individuele rechten van de gedetineerden. De
individuele rechten kunnen wel beperkt worden wanneer dit noodzakelijk zou zijn.296
294 S. UGELVIK en T. UGELVIK, “Immigration control in Ultima Thule: Detention and exclusion, Norwegian
style”, European Journal of Criminology, 2013, 716. 295 S. UGELVIK en T. UGELVIK, “Immigration control in Ultima Thule: Detention and exclusion, Norwegian
style”, European Journal of Criminology, 2013, 717. 296 S. UGELVIK en T. UGELVIK, “Immigration control in Ultima Thule: Detention and exclusion, Norwegian
style”, European Journal of Criminology, 2013, 719.
96
Niettemin blijft het voor buitenlanders door het strenge Noorse migratiebeleid en de detentie
van asielzoekers in het bijzonder, niet gemakkelijk om een normaal leven te lijden in
Noorwegen. In de eerste plaats hebben asielzoekers, die geen enkele wet overtreden hebben,
geen andere keuze dan te verblijven in één van de vrijwillige detentiecentra, aangezien ze
anders hun recht op een sociale uitkering verliezen. Daarnaast worden buitenlanders die de
migratieakte overtreden in een verplicht detentiecentrum, dat lijkt op de meeste Noorse
gevangenissen, opgesloten zonder dat ze de strafwet overtreden hebben en het doel van
detentie enkel bestaat uit het faciliteren van de uitzettingsprocedure. Gelukkig zijn vandaag
de opsluitingsomstandigheden in het detentiecentrum vergelijkbaar met die in de Noorse
gevangenissen en niet slechter zoals vroeger wel het geval was.
Voor de volledigheid bespreken we nog snel enkele kleinere vormen van discriminatie in het
kader van de Noorse strafuitvoering. Vooreerst zijn er de omstandigheden in de
gevangenissen die niet altijd in het voordeel van de buitenlanders zijn. De
gevangenismaaltijden worden bijvoorbeeld volgens de Noorse traditie bereid en zijn niet
aangepast aan het hoge aantal buitenlanders in de gevangenispopulatie.297 Ook de
godsdienstbeleving is over het algemeen traditioneel Noors. Zo staan er bijvoorbeeld geen
imams ter beschikking van de buitenlandse gevangenen, terwijl de Noren wel beroep kunnen
doen op protestante priesters. Niettemin kan de geloofsruimte vaak worden ingericht naar
eigen goeddunken van de gedetineerden.298 Bellen in de gevangenis van Halden kan
bovendien slechts in twee talen, het Noors of het Engels. De buitenlandse gedetineerde kan
enkel in een andere taal bellen, wanneer er een personeelslid aanwezig is die dezelfde taal
spreekt.299 Ten slotte kunnen buitenlandse gevangenen enkel een basisopleiding volgen,
hogere studies staan enkel ter beschikking van de Noorse gedetineerden.300
Naast de gevangenisomstandigheden vormen ook andere zaken in het Noorse strafbeleid een
probleem voor de buitenlandse gedetineerden. Zwaargestrafte buitenlanders zitten
bijvoorbeeld hun gevangenisstraf vaak uit tot de laatste dag, aangezien zij na hun straf
normaalgezien het land worden uitgezet. Vormen van vervroegde invrijheidstelling zijn voor
hen derhalve niet van toepassing.301 Buitenlanders zitten niet alleen langer in de gevangenis,
297 T. UGELVIK, “The hidden food: Mealtime resistance and identity work in a Norwegian prison”,
Punishment & Society, 2011, 47-63. 298 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 14. 299 X, “Verslag studiebezoek gevangenissen Noorwegen”, Klasbak, 2012, 3. 300 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 14. 301 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 14.
97
maar door hun hoger vluchtrisico worden zij tevens vaker opgesloten in voorlopige
hechtenis.302 Dit brengt met zich mee dat het weer vooral de buitenlanders zijn die tijdens hun
strafuitvoering worden blootgesteld aan de fel bekritiseerde eenzame opsluiting.
Op basis van deze voorbeelden van discriminatie van buitenlanders kunnen we besluiten dat
het allerminst gemakkelijk is voor niet-Noren in de Noorse samenleving en haar
gevangenissen, integendeel. Het zijn immers vooral de buitenlanders die de dupe zijn van de
negatieve kanten van het Noorse strafbeleid, zoals het strenge drugs- en migratiebeleid en de
eenzame opsluiting in voorhechtenis.303 Door het stijgend aantal buitenlanders in een eens zo
homogene samenleving neemt de negatieve houding van de Noorse bevolking bovendien
gradueel toe. De Noorse overheid weet niet goed hoe het hier mee moet omgaan en voert
derhalve een beleid dat vooral gericht is op het Noorse deel van de bevolking. Voor de
buitenlanders zit er daarentegen weinig visie in het beleid om hen te laten integreren in de
Noorse maatschappij.304 Het enige beleid dat ten aanzien van de buitenlanders wordt gevoerd,
getuigd van een discriminerende houding in hoofde van de Noorse beleidsmakers. Wanneer
de buitenlanders niet integreren, moeten ze immers het land verlaten. Deze aanpak kent een
actieve en een passieve zijde. De actieve kant bestaat uit de verplichte uitwijzing van
buitenlanders die de immigratie- of strafwet overtreden hebben. Op die manier gebruikt de
Noorse overheid de strafwet om een strikt immigratiebeleid te voeren. Zoals hierboven reeds
vermeld, wordt dit ook wel crimmigration genoemd. De passieve kant houdt dan weer in dat
buitenlanders terug naar hun land van herkomst gaan op vrijwillige basis. De Noorse overheid
probeert dit te bereiken met tal van zojuist besproken benadelingen ten aanzien van de
buitenlanders in de maatschappij en in de gevangenis van Noorwegen. Door hen het zo
moeilijk mogelijk te maken in Noorwegen, hoopt de Noorse overheid dat de buitenlanders die
niet integreren, weer zullen vertrekken richten hun vaderland. Als ze dit vrijwillig doen,
hebben ze zelfs recht op financiële steun.305
Onderafdeling 3. Janus faced
Ofschoon bovenstaande elementen van verval in heel Noorwegen gevonden kunnen worden,
moet benadrukt worden dat hun omvang en bedreiging ten aanzien van het Noorse strafbeleid
302 T. UGELVIK, “The dark side of a culture of equality: Reimagining communities in a Norwegian remand
prison” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice,
Abingdon & New York, Routledge, 2012, 122. 303 supra 56. 304 T. VANDER BEKEN, “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk gevangenisland”,
Fatik, 2014, nr. 143, 14. 305 S. UGELVIK en T. UGELVIK, “Immigration control in Ultima Thule: Detention and exclusion, Norwegian
style”, European Journal of Criminology, 2013, 721.
98
beperkt blijft.306 Dit komt door de blijvende aanwezigheid van traditionele waarden onder de
Noorse bevolking, zoals een overheid op basis van coalitie en consensus, een sterk liberaal
gedachtengoed, waarden met betrekking tot de sociale welvaartstaat en voldoende rijkdom
om onafhankelijk te blijven. Er blijft bijgevolg voor de Noorse burgers en gedetineerden ook
vandaag nog veel goeds over van het zogenaamde Scandinavisch exceptionalisme van de
jaren ´70 en ´80.307 Er werden zelfs enkele verbeteringen doorgevoerd in het Noorse
strafbeleid, met de sociale ondersteuning van gedetineerde als belangrijkste voorbeeld.
Het is dus enkel met betrekking tot de buitenlanders dat de Noorse strafuitvoering van haar
pluimen aan het verliezen is. Van een totaal verval kan derhalve geen sprake zijn. Wel is het
Noorse strafbeleid er vandaag één met twee gezichten. Waar het vroeger duidelijk en
rechtlijnig was, zien we vandaag in Noorwegen een strafbeleid bestaande uit gemengde
trends met aan de ene kant verval voor de buitenlanders en aan de andere kant
exceptionalisme voor de Noren.
Maar zelfs met betrekking tot de buitenlanders kunnen bovenstaande bevindingen in verband
met het verval van het Scandinavisch exceptionalisme in Noorwegen enigszins genuanceerd
worden. In de eerste plaats mogen de oorzaken van het verval van het Scandinavisch
exceptionalisme met een korreltje zout gelezen worden. Zo heeft de rechts-liberale
vooruitgangspartij een geïsoleerde plaats in de Noorse politiek. Het Noorse kiessysteem, dat
gebaseerd is op proportionele vertegenwoordiging, maakt het bijgevolg onwaarschijnlijk dat
deze partij alleen kan regeren zonder enige vorm van compromis.308 Daarnaast zal er ook
steeds verzet komen van academici, rechters, ambtenaren en gevangenen met een links-
liberale gedachte, waarvan het Noorse strafrecht doordrongen is.309 Bij de Noorse media ten
slotte blijft de educatieve aard van verslaggeving de bovenhand houden.310
306 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part II: Does Scandinavian
exceptionalism have a future?”, British Journal of Criminology, 2008, 288. 307 Supra 82. 308 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part II: Does Scandinavian
exceptionalism have a future?”, British Journal of Criminology, 2008, 284. 309 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part II: Does Scandinavian
exceptionalism have a future?”, British Journal of Criminology, 2008, 284. 310 D. A. GREEN, “Media, crime and Nordic exceptionalism: The limits of convergence” in T. Ugelvik en J.
Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York,
Routledge, 2012, 67-68.
99
Niet alleen de oorzaken, maar ook de gevolgen, met name het verval zelf, kunnen verder
genuanceerd worden. Het is immers vooral het aantal gedetineerden dat toeneemt in de
Noorse gevangenissen.311 De opsluitingsomstandigheden zijn daarentegen, ondanks enkele
misstappen, ook voor de buitenlandse gedetineerden nog steeds van hoge kwaliteit. Het is dus
maar één onderdeel van het zogenaamde Scandinavisch exceptionalisme dat een soort van
verval ondergaat. De harde aanpak van de buitenlanders mag derhalve niet worden
overdreven.
Ten slotte wordt verwacht dat in de toekomst, net zoals vroeger met de gedetineerden is
gebeurd, de buitenlanders wel geaccepteerd zullen worden binnen de Noorse samenleving.
De Noorse sociale waarden en de Noorse welvaartstaat zouden dan weer toegepast kunnen
worden op de volledige Noorse bevolking, met inbegrip van de buitenlanders.
Afdeling 4. Besluit
In de eerste plaats kunnen we besluiten dat doorheen de jaren de gevangenisfunctie in
Noorwegen steeds is blijven evolueren. In het midden van de 19de eeuw had de Noorse
gevangenis, met de Lutherse Kerk aan het hoofd, eerst nog enkele religieuze functies te
vervullen. Daarna, tussen 1930 en 1960, werd de Noorse gevangenis omgetoverd tot een
behandelingscentrum. De gevangenis kreeg op die manier een morele in plaats van een
religieuze functie. Vanaf de jaren ´60 kwam de treatment-periode echter zwaar onder druk te
staan en nam het behandelingsoptimisme sterk af. In de plaats daarvan kwamen
achtereenvolgens de liberalisatie van het strafbeleid en de normalisatie van het
gevangenisleven geleidelijk aan opgang. Opvallend was dat, ondanks de felle kritiek en de
vele beleidshervormingen, de rehabilitatiefunctie van tijdens de treatment-periode gewoon
behouden bleef in de Noorse gevangenis. Dit keer weliswaar zonder medische of
psychologische grondslag en als recht in plaats van als plicht. Zo was Noorwegen vanaf de
jaren ´70 en ´80 dan toch de bakermat van het zogenaamd Scandinavisch exceptionalisme.312
Maar vanaf de jaren ´90 konden strafrechtelijke excessen, zoals in de rest van de wereld al
langer het geval was, ook in Noorwegen niet meer vermeden worden. De Noorse gevangenis
kreeg toen zelfs een meer repressieve en straffende functie toebedeeld. Het uitzonderlijke
strafbeleid kende op die manier na de eeuwwisseling ook in Noorwegen opnieuw een
moeilijke periode.
311 J. PRATT, “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part II: Does Scandinavian
exceptionalism have a future?”, British Journal of Criminology, 2008, 288. 312 J. PRATT en A. ERIKSSON, Contrasts in punishment: An explanation of anglophone excess and Nordic
exceptionalism, Abingdon & New York, Routledge, 2013, 130-144.
100
Bij dit chronologisch overzicht valt ons nog een tweede bijzonderheid op. De fundamenten
uit het vorige hoofdstuk worden weliswaar bevestigd, maar zij vormen de basis voor een
Noors strafbeleid met twee gezichten. Aan de ene kant was er namelijk gematigdheid en
terughoudendheid, maar aan de andere kant was er ook dwang en controle. Opvallend, beide
kanten komen dus voort uit dezelfde fundamenten. Dat gematigdheid en terughoudendheid
voorkomen in een homogene samenleving valt nog te begrijpen. Maar dat de gelijkheid, die
in alle Noorse geledingen terug te vinden is, ook tot dwang en controle kan leiden, is
misschien wat minder voor de hand liggend. Dit noemt men in de literatuur de paradox van
de gelijkheid en valt deels te verklaren door een vaak angstvallige houding in Noorwegen
tegenover al wat anders is. Buitenstaanders vormen de grootste bedreiging voor de heersende
waarden van gelijkheid en veiligheid.
In een eerste fase, van 1850 tot 1960, waren het de criminelen die als vreemd en anders
beschouwd werden. Om de sociale waarden en de welvaartstaat te beschermen, moest er
daarom hard worden opgetreden tegen alle misdadigers. In deze periode kwam derhalve
vooral de dark side bovendrijven in het Noorse strafbeleid.
In een tweede fase, van 1960 tot 1990, waren het dan weer gematigdheid en
terughoudendheid die de bovenhand namen. Aangezien gedetineerden nu aanvaard werden in
de Noorse maatschappij, kon vanaf deze periode op basis van dezelfde fundamenten een meer
humaan strafbeleid haar intrede maken. Vandaag zien we daarentegen een ambigu strafbeleid
in Noorwegen, waar beide kanten, zowel de dark side als het zogenaamde exceptionalisme,
simultaan aanwezig zijn. Het zijn daarbij vooral de Noren die profiteren van de
terughoudendheid en de gematigdheid. Buitenlanders moeten het daarentegen met heel wat
minder stellen. Het zijn namelijk de buitenlanders die, door hun de plotse verschijning in de
Noorse samenleving, vandaag de dag als anders en vreemd worden beschouwd. De Noorse
overheid vond bovendien weer geen andere oplossing dan, net zoals tijdens de treatment-
periode, hier hardhandig tegen op te treden. De gedetineerden hebben zo hun onfortuinlijke
opvolger gevonden. We zien vandaag in Noorwegen, naast gematigdheid en
terughoudendheid voor de Noren, ook weer een strafbeleid op basis van dwang en controle
voor de buitenlanders. De Noorse overheid leert dus blijkbaar niet van haar fouten uit het
verleden.
Of we om die reden met betrekking tot het Noorse strafbeleid echt van een verval kunnen
spreken is wat kort door de bocht. Ten aanzien van de Noorse gedetineerden is dit misschien
niet het geval. De sociale waarden en het welvaartsysteem bieden voor hen nog steeds
101
bescherming tegen een onmenselijk strafbeleid. Maar voor de buitenlanders is het toch een
ander paar mouwen. Voor hen is het niet altijd even gemakkelijk om dezelfde welvaart en
sociale bescherming te verkrijgen als voor de Noorse burgers. Dit vertaalt zich ook in enkele
uitspattingen op strafrechtelijk vlak, zoals het strenge drugs- en migratiebeleid en de eenzame
opsluiting tijdens voorlopige hechtenis.
Gelukkig kunnen we dit verval, weliswaar in mindere mate, ook ten aanzien van de
buitenlanders nuanceren. Er blijven immers nog genoeg elementen over die het verval van het
Noorse strafbeleid, zelfs ten aanzien van de buitenlanders, enigszins binnen de beperken
houden. Het zijn dan wel vooral de buitenlanders die verantwoordelijk zijn voor de recente
stijging van de Noorse gevangenispopulatie, doch zijn bijvoorbeeld de
opsluitingsomstandigheden, op enkele uitzonderingen na, nog steeds van een zeer hoge
kwaliteit voor zowel de Noorse als de buitenlandse gedetineerden.
Bovendien ziet ook de toekomst er rooskleurig uit, alleszins voor zover we het verleden
mogen geloven. Net zoals vroeger met de gedetineerden is gebeurd, verwachten we immers
dat ook nu de buitenlanders zullen integreren in de Noorse maatschappij. Op die manier
zouden dan ook voor hen de sociale waarden en het welvaartsysteem weer van toepassing
zijn.
102
Deel 3. Besluit
De onderzoeksvragen van deze masterproef hebben we reeds bij de inleiding gesteld.313 Op
basis van de informatie die we doorheen dit schrijven hebben verzameld, zullen we in dit
besluit deze vragen nu ook van antwoord kunnen voorzien. Het is op die manier dat we de
doelstelling van deze masterproef willen bereiken, namelijk de toetsing van J. Pratt’s theorie
over het Scandinavisch exceptionalisme met betrekking tot de gevangenis in Noorwegen. Bij
die beoordeling zullen zowel de fundamenten als de elementen van het zogenaamde
Scandinavisch exceptionalisme betrokken worden.
Afdeling 1. Fundamenten
Beginnen doen we waarmee we deze masterproef zijn beëindigd, namelijk de fundamenten
van het Noorse strafbeleid. De vragen die we daarover in de inleiding hebben gesteld zijn de
volgende. Wat zijn de fundamenten die geleid hebben tot het huidige Noorse
gevangenisbeleid? Waren dit bewuste menselijke keuzes of lagen er meer fundamentele
elementen aan de basis? En hoe is dit gevangenisbeleid geëvolueerd doorheen de jaren? Werd
in Noorwegen steeds hetzelfde of eerder een ambigu beleid gevoerd?
Uit bovenstaande bevindingen blijkt dat de Noorse maatschappij van gelijken, de daaruit
voortvloeiende sociale waarden en de welvaartstaat verantwoordelijk zijn voor het Noorse
strafbeleid. Niettemin wordt dit beleid tevens bepaald door menselijke acties en politieke
beslissingen. We kunnen dus besluiten dat door de maatschappelijke fundamenten een
denkkader werd gecreëerd dat bepaalde beleidshervormingen binnen het Noorse strafrecht
mogelijk heeft gemaakt. Wat de fundamenten betreft, had J. Pratt het dus bij het rechte eind
en kunnen we hem feliciteren voor zijn vindingrijkheid.
Opvallend, zowel de meer geprezen als de minder fraaie elementen van het Noorse strafbeleid
volgen uit dezelfde maatschappelijk fundamenten. Deze fundamenten brengen naast een
gematigd en humaan strafbeleid, tevens een strafbeleid van dwang en controle teweeg, de
dark side genaamd.
Afdeling 2. Gevangenispopulatie
De essentie van J. Pratt’s theorie ligt echter bij het aantal gedetineerden en de
gevangenisomstandigheden, de twee hoofdbestanddelen van het zogenaamd Scandinavisch
exceptionalisme.
313 Supra 7.
103
De onderzoeksvragen met betrekking tot het eerste bestanddeel, de gevangenispopulatie, zijn
de volgende. Is het aantal gevangenen werkelijk zo laag? En wat is dan de reden achter deze
lage gevangenispopulatie? Worden er misschien gewoon minder misdrijven gepleegd in
Noorwegen? Of zijn er bepaalde kunstgrepen die aan de basis liggen van dit lage aantal?
Vormen de cijfers wel een correcte weergave van de werkelijke situatie? Of zijn er straffen
die niet worden meegerekend, maar in feite wel gelijkaardig zijn aan een opsluiting in de
gevangenis? Zijn er ten slotte ook nadelen aan de maatregelen die genomen worden om het
aantal gevangenen te beperken?
We zagen eerder in deze masterproef dat niet een laag criminaliteitscijfer, maar wel
specifieke overheidsmaatregelen, voornamelijk lage straffen en een lange wachtlijst,
verantwoordelijk zijn voor de cijfers met betrekking tot de gevangenispopulatie in
Noorwegen. Ten aanzien van beide zaken kan echter een kanttekening gemaakt worden. Met
betrekking tot de lage straffen merkten we namelijk op dat de effectieve uitvoering niet altijd
compatibel is met het Noorse rehabilitatie-ideaal. De Noorse wachtlijst maakt de cijfers
aangaande de gevangenispopulatie dan weer artificieel. Alternatieve strafvormen kunnen
hiervoor de oplossing bieden, maar we zien tot op de dag van vandaag dat deze in Noorwegen
nog niet als volwaardige vervanger van de gevangenisstraf worden beschouwd.
Bovendien zijn J. Pratt’s cijfers ook niet meer representatief. Dit kan verklaard worden door
de evolutie in Noorwegen naar een meer heterogene maatschappij. Aan de ene vertaalt dit
zich in nieuwe strafrechtelijke waarden die hebben geleid tot een recente stijging van het
aantal gedetineerden. Aan de andere kant zorgt de heterogene maatschappij voor een streng
migratiebeleid, waarbij asielzoekers in afwachting van hun verblijfsvergunning of uitzetting
worden opgesloten in asielcentra die vergelijkbaar zijn met de meeste Noorse gevangenissen.
Het zijn dus vooral de buitenlanders die de dupe zijn van het verstrengde Noorse straf- en
migratiebeleid, crimmigration genaamd.
Het eerste onderdeel van het Scandinavisch exceptionalisme, de lage gevangenispopulatie,
heeft vandaag in Noorwegen dus niet veel poten meer om op te staan. Dit kunnen we J. Pratt,
door de recentelijke evoluties, misschien niet kwalijk nemen, maar toch gaat hij ook niet
volledig vrijuit. Je kan het hem immers wel verwijten dat hij meer waarde had moeten
hechten aan de redenen achter de toen wel opvallend lage cijfers. Die redenen geven namelijk
een heel ander beeld van de Noorse gevangenispopulatie, dan de naakte cijfers.
104
Afdeling 3. Gevangenisomstandigheden
De laatste onderzoeksvragen hebben betrekking op het tweede bestanddeel van J. Pratt’s
theorie, namelijk de gevangenisomstandigheden in Noorwegen. Zijn de omstandigheden in de
Noorse gevangenissen werkelijk zo rooskleurig als sommige media ons laten geloven? En
wat is het effect van deze gevangenisomstandigheden? Helpen zij om de pijnlijke gevolgen
van de gevangenisstraf te verlichten? Of Gebeuren er in de Noorse gevangenissen ook zaken
die het daglicht beter niet zouden zien? Worden deze minder benijdenswaardige zaken door al
het goede misschien wat op de achtergrond geplaatst?
We moeten in deze masterproef in de eerste plaats erkennen dat Noorwegen veel tijd en geld
vrijmaakt om de gevangenisomstandigheden te verbeteren. Dat er in de Noorse
gevangenissen bijgevolg materiële luxe, sociaal opgeleid personeel en open regimes
aanwezig zijn, kunnen we niet ontkennen.
Toch missen deze elementen voor een groot deel hun effect en blijft het verhoopte resultaat
uit. Nochtans zien we dat de Noorse rehabilitatiedoelstelling wel wordt bereikt. Vooral door
het open gevangenisregime, maar ook door het normalisatieprincipe in gesloten
gevangenissen heeft Noorwegen immers een zeer laag percentage recidivisten. Maar van
zogenaamd uitstekende gevangenisomstandigheden mogen we toch verwachten dat ze ook de
straf zelf humaan en rechtvaardig doen verlopen. Niettemin blijkt uit de resultaten van een
Noorse vragenlijst dat de gedetineerden maar al te vaak met een depressie te kampen hebben.
Bovendien is tevens het hoge zelfmoordcijfer binnen de Noorse gevangenissen alarmerend.
We kunnen dus besluiten dat de Noorse gevangenisomstandigheden er niet in slagen om de
lijdensweg van de gedetineerden, de pains of imprisonment, te verlichten. Dit komt door het
feit dat voornamelijk het morele gevangenisklimaat bepalend is voor de gemoedsrust van de
gedetineerden. Materiële luxe heeft daar weinig of geen effect op. Ook de open
gevangenissen slagen er niet in om die gemoedsrust te creëren, aangezien dit regime gepaard
gaat met een hele reeks nieuwe pains of freedom. Enkel in de kleinere gevangenissen vindt
men, door de goede sociale relaties, gedetineerden die over het algemeen gelukkig zijn. Maar
zelfs die kleine gevangenissen zullen om financiële redenen in de toekomst verdwijnen en
vervangen worden door grotere complexen. Of daar dan ook zoveel aandacht gegeven kan
worden aan het morele aspect van de gevangenisstraf, is nog maar de vraag.
105
Naast het gebrek aan effect, doen ook enkele minder benijdenswaardige zaken binnen het
Noorse strafbeleid ons twijfelen over de uitstekende aard van de Noorse
gevangenisomstandigheden. Vooral het gebruik van totale isolatie tijdens voorlopige
hechtenis doet her en der de wenkbrauwen fronsen. Het is ook dan dat de meeste
zelfmoordgevallen voorvallen.
Dat dergelijke zaken in Noorwegen nog steeds mogelijk zijn, ondanks de striemende kritiek,
komt door de tweederangspositie van de universele rechten van de mens. Deze worden
immers als vanzelfsprekend beschouwd. Als goed opgeleide en bekwamen personen een
beslissing nemen, worden daar in Noorwegen geen vragen meer bij gesteld. Niettemin zou
een iets kritischere houding het Noorse strafbeleid alleen maar ten goede zou komen.
We kunnen J. Pratt weliswaar krediet geven voor de aanwezigheid van enkele voortreffelijke
gevangenisomstandigheden en zelfs de rehabilitatiedoelstelling wordt bereikt. Maar of deze
elementen ook voldoende zijn om betreffende de Noorse gevangenisomstandigheden te
spreken over Scandinavisch exceptionalisme, is een ander paar mouwen. Ons lijkt dit wat
weinig. Zeker nu de gedane inspanningen niet het verhoopte resultaat brengen en er binnen
het Noorse strafbeleid ook enkele minder fraai zaken te bewonderen zijn. Ook voor het
tweede element van het Scandinavisch exceptionalisme, namelijk de uitstekende
gevangenisomstandigheden, is Noorwegen voor ons dus niet geslaagd.
Afdeling 4. Conclusie
We mogen natuurlijk niet vergeten om J. Pratt een pluim te geven voor het ontrafelen van de
fundamenten achter het Noorse strafbeleid, doch gaat hij betreffende de twee voornaamste
elementen van het Scandinavisch exceptionalisme de mist in. Op basis van het bovenstaande
kunnen we immers besluiten dat vandaag de dag in Noorwegen de lage gevangenispopulatie
en de uitstekende gevangenisomstandigheden niet aanwezig zijn. Voor onze test met
betrekking tot de Noorse gevangenis is de theorie van J. Pratt over het Scandinavisch
exceptionalisme dus niet geslaagd.
Na eerdere kritiek gaf J. Pratt wel toe dat hij soms wat kort door de bocht is gegaan.314 Later
verantwoorde hij deze vorm van omissie door het feit dat hij enkel een ideaalbeeld wilde
schetsen om te laten zien dat het in een periode van penal excess ook anders kan. Niettemin
kan J. Pratt niet ontkennen dat zijn artikel toch ook een zeer vertekend beeld van het Noorse
314 J. PRATT en A. ERIKSSON, “In defence of Scandinavian exceptionalism” in T. Ugelvik en J. Dullum
(eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012,
236.
106
gevangenissysteem geeft. Het lijkt dan ook dat hij die verklaring enkel heeft bedacht om de
gerezen kritiek van antwoord te dienen. Indien J. Pratt werkelijk een ideaalbeeld had willen
creëren, had hij immers beter voor een fictief verhaal gekozen in plaats van een
onnauwkeurige beschrijving van het Noorse gevangenissysteem te geven.
107
Bibliografie
ASMUSSEN FRANK, V. en KOLIND, T., “Prison-based drug treatment and rehabilitation
in the Nordic countries”, NAD, 2012, 543-546.
BALDURSSON, E., “Prisoners, Prisons and Punishment in Small Societies”, Journal of
Scandinavian Studies in Criminology and Crime, 2010, 6-15.
BARKER, V., “Nordic Exceptionalism revisited: Explaining the paradox of a Janus-
faced penal regime”, Theoretical Criminology, 2013, 5-25.
BERG NESSET, M., RUSTAD, A., KJELSBERG, E., ALMVIK, R. en HAKON BJORNGAARD,
J., “Healt care help seeking behaviour among prisoners in Norway”, BMC Health
Services Research, 2011, 1-7.
BREMS, E., “Baby bij moeder in gevangenis: geen mensenrecht”, Juristenkrant, 2003,
1 p.
BROWN, D., HOGG, R., FINNANE, M., PRATT, J. en ERIKSSON, A., “Contrast in
Punishment: An explanation of Anglophone Excess and Nordic Exceptionalism.
Oxford: Routledge”, IJCJ&SD, 2013, 120-134.
FAZEL, S., GRANN M., KLING, B. en HAWTON, K., “Prison suicide in 12 countries: and
ecological study of 861 suicides during 2003-2007”, Soc Psychiatry Psychiatr
Epidemiol, 2011, 191-195.
GIERTSEN, H., “Policy on drugs in Norwegian prisons: Increased control, answers to
poverties and looking for a life after release”, NAD, 2012, 589-604.
HAKON BJORNGAARD, J., RUSTAD, A. en KJELSBERG, E., “The prisoner as patient – a
health services satisfaction survey”, BMC Health Services Research, 2009, 1-9.
IBSEN, A., “Ruling by Favors: Prison Guards’ Informal Exercise of Institutional
Control”, Law & Inquiry, 2013, 342-363.
International Centre for Prison Studies, Norway,
http://www.prisonstudies.org/country/norway.
JAMES, E., “Bastoy: the Norwegian prison that works”, The Guardian, 2013,
http://www.theguardian.com/society/2013/sep/04/bastoy-norwegian-prison-works
JOHNSEN, B., KRISTIAN GRANHEIM, P. en HELGESEN, J., “Exceptional prison
conditions and the quality of prison life: Prison size and prison culture in Norwegian
closed prisons”, European Journal of Criminology, 2011, 515-529.
KOLIND, T., ASMUSSEN FRANK, V., LINDBERG, O. en TOURUNEN, J., “Prison-based
drug treatment in Nordic political discourse: An elastic discursive construct”,
European Journal of Criminology, 2013, 659-674.
108
KRUIZE, P., “Blik naar het Noorden? Een kenschets van het justitiële beleid in
Scandinavië”, JV, 2013, nr. 8, 88-100.
LAHTI, R., “Towards a Rational and Humane Criminal Policy. Trends in Scandinavian
Penal Thinking”, Journal of Scandinavian Studies in Criminology and Crime
Prevention, 2000, 141-155.
LAPPI-SEPPÄLÄ, T., “Penal Policy in Scandinavia”, Crime & Just., 2007, 217-295.
LAPPI-SEPPÄLÄ, T., “Penal Policies in the Nordic Countries 1960-2010”, Journal of
Scandinavian Studies in Criminology and Crime Prevention, 2012, 85-111.
LJODAL, H. K. en RA, E., “Prison Libraries the Scandinavian Way: An Overview of
the Development and Operation of Prison Library Services”, Library Trends, 2011,
473-489.
LUND SHAMMAS, V., “The pains of freedom: Assessing the ambiguity of
Scandinavian penal exceptionalism on Norway’s Prison Island”, Punishment &
Society, 2014, 104-123.
MANGER, T., EIKELAND, O. en ASBJORNSEN, A., “Effects of Eductional Motives on
Prisoners’ Participation in Eduction and Educational Desires”, Eur J Crim Policy Res,
2013, 245-257.
MJALAND, K., “A culture of sharing: Drug exchange in a Norwegian prison”,
Punishment & Society, 2014, 336-352.
NAFSTAD, I., “Changing Control of the Open Drug Scenes in Oslo – Crime, Welfare,
Immigration Control, or a Combination?”, Journal of Scandinavian Studies in
Criminology and Crime Prevention, 2011, 128-152.
NYBORG LAURITSEN, A., “Greenland’s Open Institution – Imprisonment in a Land
without Prisons”, Journal of Scandinavian Studies in Criminology and Crime
Prevention, 2002, 47-56.
PAPENDORF, K., “The unfinished: Reflectionas on the Norwegian Prison Movement”,
Acta Sociologica, 2006, 127-137.
PRATT, J., “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part I: The nature
and roots of Scandinavian exceptionalism”, British Journal of Criminology, 2008,
119-137.
PRATT, J., “Scandinavian exceptionalism in an era of penal excess. Part II: Does
Scandinavian exceptionalism have a future?”, British Journal of Criminology, 2008,
275-292.
109
PRATT , J. en ERIKSSON, A., “Mr. Larsson is walking out again. The origins and
development of Scandinavian prison systems”, Austrailian & New Zealand Journal of
Criminology, 2011, 7-23.
PRATT, J. en ERIKSSON, A., Contrasts in punishment: An explanation of anglophone
excess and Nordic exceptionalism, Abingdon & New York, Routledge, 2013, 260 p.
SKARDHAMAR, T. en TELLE, K., “Post-release Employment and Recidivism in
Norway”, J Quant Criminol, 2012, 629-649.
Sterbenz, C., “Why Norway’s prison system is so succesful”, Business Insider, 2014
http://uk.businessinsider.com/why-norways-prison-system-is-so-successful-2014-
12?r=US
STORGAARD, A., “Juvenile Justice in Scandinavia”, Journal of Scandinavian Studies
in Criminology and Crime Prevention, 2005, 188-204.
STORM, C., “Norway’s island prison for violent criminals looks like no prison we’ve
ever seen”, Business Insider, 2014, http://uk.businessinsider.com/bastoy-prison-tour-
2014-10?r=US
UGELVIK, T., “The hidden food: Mealtime resistance and identity work in a
Norwegian prison”, Punishment & Society, 2011, 47-63.
UGELVIK, T. en DULLUM, J. (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and
practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012, 266 p.
o MATHIESEN, T., “Scandinavian exceptionalism in penal matters: Reality or
wishful thinking?” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism?
Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012,
13-37.
o SCHARFF SMITH, P., “A critical look at Scandinavian exceptionalism: Welfare
state theories, penal populism and prison conditions in Denmark and
Scandinavia” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism?
Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge,
2012,38-57.
o GREEN, D. A., “Media, crime and Nordic exceptionalism: The limits of
convergence” in T. Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism?
Nordic prison policy and practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012,
58-75.
o UGELVIK, T., “The dark side of a culture of equality: Reimagining
communities in a Norwegian remand prison” in T. Ugelvik en J. Dullum
110
(eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon &
New York, Routledge, 2012, 121-138.
o BASBERG NEUMANN, C., “Imprisoning the soul” in T. Ugelvik en J. Dullum
(eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon &
New York, Routledge, 2012, 139-155.
o JOHNSEN, B. en GRANHEIM, P. K., “Prison size and quality of life in
Norwegian closed prisons in late modernity” in T. Ugelvik en J. Dullum
(eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and practice, Abingdon &
New York, Routledge, 2012, 199-214.
o PRATT, J. en ERIKSSON, A., “In defence of Scandinavian exceptionalism” in T.
Ugelvik en J. Dullum (eds.), Penal exceptionalism? Nordic prison policy and
practice, Abingdon & New York, Routledge, 2012, 235-260.
UGELVIK, T., “Book review: John Pratt and Anna Eriksson, Contrasts in Punishment:
An Explanation of Anglophone Excess and Nordic Exceptionalism”, Theoretical
Criminology 2013, 580-582.
UGELVIK, S. en UGELVIK, T., “Immigration control in Ultima Thule: Detention and
exclusion, Norwegian style”, European Journal of Criminology, 2013, 709-721.
VANDER BEKEN, T., “Noors voor Noren. Een reisverslag uit een (niet zo) uitzonderlijk
gevangenisland”, Fatik, 2014, nr. 143, 5-18.
VAEROY, H., “Depression, anxiety, and history of substance abuse among Norwegian
inmates in preventive detention: Reasons to worry?”, BMC Psychiatry, 2011, 1-7.
WEPSÄLÄINEN, E. en WIKSTRÖM, A., onuitg. bachelorproef Criminologische
wetenschappen Lund University, 2014, 1-44.
X, “Verslag studiebezoek gevangenissen Noorwegen”, Klasbak, 2012, 1-10.