Upload
danny-van-oeveren
View
230
Download
3
Embed Size (px)
DESCRIPTION
Scope in beeld
Citation preview
Personeel opleiden binnen SCOPE
Het belang van de
dorpsschool
Fasenonderwijs onderbouw De Rank
scopein beeld
September 2008
2
Meedoen met de Special Olympics
vindt hij vooral heel gezellig!
Kristiaan Schonewille zit op Prisma,
een school voor Speciaal Onderwijs
voor Zeer Moeilijk Lerende Kinderen,
en hij heeft meegedaan aan de
national Special Olympics 2008. In
totaal deden 1700 sporters met een
verstandelijke beperking mee aan
dit sportevenement in Amsterdam
op 6, 7 en 8 juni. Kristiaan heeft
met zijn korfbalteam meegedaan en
heeft van ieder moment genoten! Hij
zit nu vier jaar op korfbal bij Tempo
in Alphen. Zijn team was 1 van de 8
beste korfbalteams uit Nederland.
Kristiaan heeft een licht verstandelijke
beperking (hoog niveau). Hij vond de
openingsceremonie op 6 juni in het
Olympisch Stadion erg spectaculair.
Kristiaan: “Het was heel gaaf! We
moesten met een doek achter elkaar
aan het podium oplopen. Ook kwam
Jan Smit optreden.” Op 7 en 8 juni
gingen de sporters met elkaar de
strijd aan in 19 takken van sport.
Het team van Kristiaan is helaas
als laatste geëindigd, maar Kristiaan
vond het vooral heel leuk om mee te
doen. “Ik heb er veel mensen en kin-
deren ontmoet en er waren ook veel
bekende nederlanders, zoals Erica
Terpstra, Jan Smit en oudschaatster
Yvonne van Gennip”, vertelt Kristaan.
Naast de sportwedstrijden vinden
er diverse andere activiteiten plaats
zoals het familieprogramma, diverse
recreatieactiviteiten en het gezond-
heidsprogramma Healthy Athletes.
De Special Olympics is een evene-
ment dat bijdraagt aan de integra-
tie en bevordering van een gezonde
levenstijl voor mensen met een
verstandelijke beperking.
SCOPE portret
3
Een nieuw beginEen nieuw schooljaar! Daar hoort een gevoel van spanning bij,
kriebels in je buik. Zal het wel lukken op de Havo? Welke leraren
krijg ik? Zullen er “moeilijke” klassen tussen zitten en kan ik dan
nog wel orde houden? Zal ik gaan slagen voor het examen? Zal de
nieuwe juf wel lief zijn? Kom ik weer bij Kim in de klas? Kan ik hem
nog wel helpen met zijn huiswerk?
SCOPE in Beeld verschijnt twee keer
per jaar, in september en januari,
voor alle ouders van de leerlingen
van 12 basisscholen, 4 vestigingen en
een praktijkschool voor voortgezet
onderwijs en 1 school voor speciaal
onderwijs van SCOPE Scholengroep en
wordt ook naar alle SCOPE personeels-
leden en andere relaties gestuurd.
Hoofdredactie: Linda IJkema
Redactie: Ine Pieterse, Jolanda
van Beelen en
Mariëtte van Harten
eindredactie: Linda IJkema
Fotografie: Say Cheese
Vormgeving: Buro Toob
druk: Total Dock Services
Tips voor de redactie?
Redactieadres: SCOPE Scholengroep,
Pr. Beatrixlaan 4, Postbus 166,
2400 AD Alphen aan den Rijn,
tel. 0172-449592, [email protected]
Coverfoto:
SCOPE leerlingen doen
mee met vakantiespel.
COLUMN
SCOPE scholen zijn uit volle overtuiging kleine gemeenschappen,
waar je samen leeft, samen leert, samen lief en leed deelt. SCOPE
scholen zijn scholen met een pedagogische opdracht die veel
meer omvat dan het overdragen van kennis, inzicht en vaardig-
heid. Jonge mensen zullen hun leven lang de sporen meedragen
van hun opvoeding en dus ook van de opvoedende werking van de
school. Daarom is het van belang dat ouders en school er samen
voor staan, samen iets delen van de positieve spanning waarmee
elk schooljaar begint. Wat zal er van ze worden? Het is een hele
verantwoordelijkheid om kinderen mee te mogen vormen voor
het leven. Maar het is vooral genieten, dat omgaan met jonge
mensen die gaandeweg wijzer worden. Het wordt weer een
prachtig nieuw schooljaar.
Cil Wigmans
Colofon
Maar er is vooral ook veel positieve spanning. Er is veel te genieten
van alles wat nieuw en anders is. Dat hoort bij leren, bij groter
worden, bij telkens weer een nieuwe generatie kinderen op school
verwelkomen. Je kunt je oprecht verbazen over het feit dat je kind
al weer naar de “grote school”, de brugklas, het examenjaar gaat.
Wat gaat het snel, voor je het weet zijn ze groot.
Het is een geweldig voorrecht om dagelijks in het onderwijs te
mogen werken. Het is een genot om te zien hoe kinderen veran-
deren, hoe intens ze bezig kunnen zijn met al die nieuwe zaken die
op hen afkomen. Het houdt je ook als leraar jong, omdat met elke
nieuwe generatie kinderen ook de dynamiek van een verande-
rende samenleving mee binnen komt. Dat is niet altijd eenvoudig.
Dat stelt hoge eisen aan de professionaliteit van onderwijsmen-
sen. De school is immers veel meer dan een gebouw waar kennis
wordt opgedaan.
SCOPe portret Kristiaan Schonewille
Column Een nieuw begin
Personeel opleiden binnen SCOPE kweekvijver van SCOPE SCOPE project Kwalitatief Partnerschap
Voortgezet onderwijs bij SCOPE 3D-klas Leerpark Groene Hart Praktijkschool
SCOPE casemanagers Anne-Wil van Veen en Joke Bakker
SCOPE basisschool in het dorp De Viergang Oranje Nassau
SCOPEnieuws Nieuwe opleiding ‘Transport en logistiek’ Fasenonderwijs onderbouw De Rank
234
9
1516
19
4
KWEEKVijVEr MaNagEMENt
tOEKOMStigE LErarEN
SCOPE leidt intern ambi
tieuze mensen op voor
fun c ties in het midden ma
na gement van het voort
ge zet en primair onderwijs.
Daarnaast leidt SCOPE
samen met de opleidings
instelling ‘de Marnix
Academie’ de toekomstige
leraren in het basisonder
wijs op. Dit zorgt voor
onderwijsontwikkeling bij
het SCOPE personeel en
vergroot de kwaliteit van
het onderwijs. Op deze
manier zal de aantrekkelijk
heid van een SCOPE school
voor leerlingen groter
worden.
Personeel opleiden binnen SCOPE
7
5
5
PERSONEEL OPLEIDEN BINNEN SCOPE
Het managementontwikkeltraject ‘de kweekvijver van SCOPE’SCOPE Scholengroep vindt dat leraren en docenten zich moeten kunnen ontwikkelen, professionaliseren en
carrière maken. Door de vergrijzing van de huidige leidinggevenden op scholen zal er in de toekomst ook behoefte
zijn aan medewerkers met managementkwaliteiten. Met het SCOPE managementontwikkeltraject kunnen
medewerkers, die zich willen voorbereiden op een toekomstige leidinggevende of coördinerende functie, zich
professionaliseren. Bij SCOPE mogen medewerkers groeien! Hier heeft namelijk ook het onderwijs belang bij.
Joyce van Leeuwen werkt sinds 2002 op
basisschool Samen op Weg. Ze is pas later
met de Pabo-opleiding begonnen en is sinds
2004 afgestudeerd als groepsleerkracht.
Joyce heeft het ontzettend naar haar zin
de ideale situatie!” De cursus duurt in totaal
1,5 jaar. In januari rondt Joyce de cursus af.
Broer Terpstra is een docent van Joyce
en verbonden aan het Marnix Onderwijs-
centrum als trajectcoördinator. Samen met
een collega is hij verantwoordelijk voor
het managementontwikkeltraject in het
primair onderwijs van SCOPE. Broer: “Met
behulp van een interview brengen we
eerst de beginsituatie van de student in
kaart. Welke vaardigheden bezitten ze al
en wat willen ze nog leren. Ze houden een
portfolio bij om hun professionele groei te
laten zien. Hierin zit een persoonlijk ont-
wikkelingsplan, praktijkopdrachten en het
resultaat van een uitgevoerd onderzoek.”
Hij legt uit dat de praktijkopdrachten zich
afspelen op de school van de managers
in opleiding. “We proberen als opleiders
zo interactief mogelijk te zijn en oefe-
nen situaties in verschillende vormen,
zoals duo’s, groepswerkvormen en col-
leges. Daarnaast hebben we 2-daagse
bijeenkomsten gekoppeld aan het ‘leren’
en coachen”, aldus Broer. Hij vindt het
waardevol dat mensen elkaar echt ont-
moeten en ervaringen kunnen uitwisselen.
“Verder leren ze op een bepaalde manier
naar een organisatie te kijken. Het lei-
derschap komt aan bod, maar ook hoe
je het beste gesprekken kunt voeren”,
verklaart Broer. Hij benadrukt dat de
“Geen dag is
hetzelfde en ik zie
iedere dag echt
als een uitdaging.”
ma nagers in spé goed zicht moeten
krijgen op wie ze willen zijn als leider.
Broer: “Zodat ze zichzelf als persoon leren
kennen met hun eigen kwaliteiten en
valkuilen. Als een leidinggevende zichzelf
kent dan is ze veel beter in staat zichzelf
en anderen te managen.”
Kijken naar de behoeften van scholenHet effect van een management-
ontwikkeltraject is veelzijdig. SCOPE
Scholengroep wil niet alleen kunnen
beschikken over voldoende medewerkers
met leidinggevende kwaliteiten, maar
geeft hiermee ook een signaal af over het
belang dat wordt gehecht aan persoon-
lijke ontwikkeling.
met de kinderen van Samen op Weg. “Geen
dag is hetzelfde en ik zie iedere dag echt
als een uitdaging”, lacht Joyce. Ze staat
4,5 dag voor groep 8 en daarnaast doet
ze de cursus tot coördinator onderbouw
in het primair onderwijs. Dat doet ze via
het SCOPE managementontwikkeltraject.
Joyce: “Ik wilde meer weten over het school-
management. Wat heeft de directie in haar
takenpakket zitten.” Ze vindt het best pittig
om de opleiding naast haar fulltime baan
te volgen, maar wel ontzettend leuk en
leer zaam. “Het voegt echt iets toe aan je
persoonlijke ontwikkeling. Je leert echt naar
jezelf te kijken!”, aldus Joyce. “De opdrach-
ten en onderwerpen zijn leuk en interes-
sant”, vindt Joyce. Een aantal onderwerpen
die aan bod komen zijn: ‘effectief vergade-
ren’, ‘slecht nieuws’ gesprekken met ouders
en ‘communicatie met je werknemers’. Joyce
vindt dat er een goede kennisuitwis-seling
is met de andere SCOPE scholen, waar ook
middenmanagers in de dop worden opgeleid.
Ze is nu bezig met een onderzoeksopdracht.
“Ik organiseer een ouderavond over zorg-
structuur. Ik vind dit leuk om te doen, want ik
ben echt een doepersoon en hou ervan om
dingen te organiseren. Ook vind ik ‘zorg’ een
belangrijk item. Zo veel mogelijk ieder kind
op zijn eigen niveau te bedienen is voor mij
6
als een school gewoon door draait! Er zijn
dus goede geschoolde mensen nodig die
deze taken op zich kunnen nemen. Hier
wil SCOPE ook in investeren.”
André Hol is unitleider in opleiding op
het Groene Hart Leerpark. Samen met
nog een collega van het Leerpark neemt
hij deel aan het SCOPE managementont-
wikkeltraject voor het voortgezet onder-
wijs. Het traject duurt 1,5 jaar en een
onderdeel ervan was de ‘kweekvijver voor
middenmanagement’ dat hij heeft afge-
rond bij Hanneke Smit Advisering (HSA
groep). “Ik heb in 13 dagdelen mijn cer-
tificaten gehaald en heb in dit nieuwe
cursusjaar nog twee terugkomdagen”,
legt André uit. “Ik vond het heel leer-
zaam, vooral de praktijkopdrachten die
je zelf kon inbrengen. We hebben ook
veel rollenspellen geoefend en deze ook
gefilmd. Heel leerzaam dus!” André vond
het fijn dat er een vertrouwelijke sfeer in
de groep aanwezig was. “We gingen op
een respectvolle manier met elkaar om”,
aldus André.
André werkt sinds zes jaar bij het
Groene Hart Leerpark. Eerst als docent
biologie, daarna wiskunde en vervolgens
als leerlingcoördinator. “Ik vind het or ga-
nisatorische naast het lesgeven erg inte-
ressant.” Naast de cursus wordt André in
het managementtraject begeleid door de
staf van het Leerpark.
Juiste mensen op de juiste plekIn elke schoolorganisatie zijn medewer-
kers, jong en oud, die geboeid zijn door
lesgeven en zich verbonden voelen met
de leerlingen. Elke school heeft ook mede-
werkers die medeverantwoordelijkheid
willen dragen voor en invloed willen uit-
oefenen op de organisatie als geheel, ook
buiten de eigen klas. Het bekleden van
een managementpositie (een vorm van
integraal leiderschap) binnen de school is
dan een optie. Voor hen is deze kweek-
vijver ontwikkeld. Jacqueline Roy van HSA
geeft de cursus aan de middenmanagers
in opleiding voor het voortgezet onder-
wijs van SCOPE. Het doel van de kweek-
vijvers is dat mensen onderzoeken of ze
leidinggevende kwaliteiten bezitten en
deze willen ontwikkelen. Jacqueline: “Het
is een cursus waarin de deelnemers zich
bewust worden van hun leidinggevende
competenties en inzicht krijgen in wat de
functie van middenmanager inhoudt. Ze
worden zich meer bewust van persoon-
lijke valkuilen en belemmeringen om deze
vervolgens te beïnvloeden zodat ze geen
obstakel meer vormen om een volgende
stap te zetten.” Jacqueline geeft aan dat in
het nieuwe cursusjaar de cursus in tweeën
wordt gesplitst. “We hebben gemerkt dat
er twee doelgroepen zijn. De ene groep
heeft echt de ambitie om als leiding-
gevende te starten en de andere groep
wil zich puur ontwikkelen en is bijvoor-
beeld organisatorisch geïnteresseerd. Bij
de laatste groep ligt het accent meer op
persoonlijke talentontwikkeling die niet
per definitie gericht is op management”,
aldus Jacqueline. Ze vindt het mooi om
de juiste mensen op de juiste plek te
krijgen. Jacqueline: “Dat zorgt juist voor
een gezonde werkomgeving! Het gebeurt
zelfs wel eens dat iemand erachter komt
dat een bepaalde werkomgeving juist niet
meer bij hem past. Dat is een waarheid
die ook moet kunnen, vind ik.” Jacqueline
verklaart dat alle partijen uiteindelijk
alleen maar winnaars zijn. “Het gaat
er tenslotte om dat je als organisatie
uitzoekt welke talenten en persoonlijke
kwaliteiten het beste ingezet kunnen
worden in de school!”
Bert Swarts, directeur Personeel &
Organisatie van SCOPE, vindt het belang-
rijk dat iedereen die de opleiding tot
middenmanager volgt bij SCOPE ook
daadwerkelijk op een leidinggevende
positie terecht komt. Bert: “Je schept als
werkgever toch ook verwachtingen bij je
werknemers. We kijken naar de behoefte
van de SCOPE scholen op termijn, waar
er vraag is naar leidinggevenden”. Bert
legt uit dat 25 mensen zijn opgeleid tot
bouwcoördinator in het basisonderwijs
van SCOPE. Bert: “Voor het voortge-
zet onderwijs is de opleiding vorig jaar
van start gegaan en zijn inmiddels twee
unitleiders gestart. Nadat de medewerkers
de opleiding hebben afgerond, houden we
vervolgens loopbaangesprekken om de
opleiding een goed vervolg te geven. Deze
mensen zijn ook echt capabel genoeg om
op een leidinggevende positie terecht te
komen en SCOPE doet hier alles aan om
dit te bewerkstelligen”. Hij vindt het ook
belangrijk dat mensen plezier hebben in
hun werk en zich kunnen ontwikkelen.
“Iedereen heeft tenslotte kwaliteiten!”
Bert vindt het fijn dat hij positieve gelui-
den hoort van de leidinggevenden uit het
werkveld, omdat de managers in opleiding
zich bezig houden met praktijkopdrachten
die zich afspelen op de scholen zelf. “Hier
hebben de scholen natuurlijk ook wat
aan”. Bert verklaart dat het manage-
ment op een basisschool verbreed moet
worden. Bert: “Een directeur is overal
verantwoordelijk voor en het takenpak-
ket heeft zich in de loop der jaren flink
verbreed. Zoals vergaderingen bijwonen
buiten de eigen school en het bezoeken
van relevante onderwijscongressen. Ook
als de directeur niet aanwezig is, moet de
school aangestuurd worden. Dan komt de
adjunct-directeur of de bouwcoördinator
om de hoek kijken. Het is natuurlijk mooi
“Uiteindelijk zijn alle partijen alleen maar winnaars. Het gaat er tenslotte om dat je als organisatie uitzoekt welke talenten en persoonlijke kwaliteiten het beste in gezet kunnen wor den in de school!”
7
PERSONEEL OPLEIDEN BINNEN SCOPE
SCOPE project‘Kwalitatief Partnerschap’Volgens SCOPE is het opleiden van nieuwe leerkrachten ook een verantwoordelijkheid van school
besturen. SCOPE leidt daarom samen met de opleidingsinstelling ‘de Marnix Academie’ toekomstige
leraren op. Met het project ‘kwalitatief partnerschap ’ werken beide partijen samen en voegen zo iets
toe aan de kwaliteit van het primair onderwijs. De Pabostudenten die een lerarenopleiding volgen op
de Marnix Academie in Utrecht lopen onder andere stage bij SCOPE basisscholen.
Het project ‘Kwalitatief Partnerschap’ is in 2007 bij SCOPE
begonnen onder de naam ‘Opleiden in de school’ en loopt tot en
met 2011. Met de start van het project ‘Opleiden in de school’ in
2007 was de Marnix Academie in eerste instantie verantwoorde-
lijk voor het bijbrengen van de onderwijskundige kennis en theorie
aan de Pabo-studenten en de deelnemende basisscholen hebben
hun aandeel bij het opleiden van de toekomstige leraren in de
dagelijkse praktijk. Omdat het uiteindelijk veel verder gaat dan dit
principe, hebben zowel de Marnix Academie als SCOPE gekozen
voor een nieuwe naam. In deze nieuwe naam is gekozen voor de
term ‘partnerschap’. Partners die op een gelijkwaardige manier
met elkaar samenwerken aan de kwaliteit van het onderwijs.
Gezamenlijk leiden ze met elkaar toekomstige leraren op en hou-
den zich bezig met onderwijsontwikkeling. Een voorbeeld hiervan
is dat het lerarenteam van de basisschool, waar de Pabo-student
stage loopt, wordt bijgeschoold. Dit houdt in dat de mentoren,
die de toekomstige leraren op de SCOPE basisscholen begeleiden,
op de hoogte blijven van de manier waarop deze Pabo-studenten
worden opgeleid. Dit heeft een positief effect op het begeleiden
van de stagiaires omdat de SCOPE scholen hierdoor op de hoogte
blijven van de nieuwste ontwikkelingen op onderwijsgebied en
ook weer leren van de studenten. Uiteindelijk zijn deze Pabo-
studenten de SCOPE leerkrachten van de toekomst en wordt er
van hen verwacht dat zij goed en kwalitatief onderwijs op de
scholen geven.
Koen van der Werf is tweedejaars student aan de Marnix
Pabo-opleiding. Koen loopt stage in groep 8c op De Fontein
2. Arie Vonk is de Pabo-docent van Koen en legt uit dat één
van de opdrachten vanuit de Marnix was om de kinderen in
het basisonderwijs milieubewuster te maken door middel van
een duurzaam project. Arie: “In januari hebben expeditieleden
voorlichting gegeven aan onze studenten. Deze expeditie-
leden zijn al twee jaar bezig met een expeditietocht van 650
km waarin ze Groenland oversteken van het westen naar het
oosten. Zij willen mensen bewust maken van de klimaat-
veranderingen op aarde. Na een selectie zijn er 10 studen-
ten overgebleven die het in projectvorm een week aan hun
stagegroep aanbieden”, aldus Arie. “Koen had het beste
project”, verklaart Arie. “Hij heeft het goed uitgedacht en
heeft de juiste middelen ingezet om het project aan zijn groep
over te brengen. Koen moest in die projectweek samen met de
groep een oplossing bedenken voor het klimaatprobleem.”
Na afloop van het project is Koen zeer tevreden over het
verloop ervan. Koen: “Op maandag was de kick-off van het
project. Dit was de live-verbinding met de expeditieleden
in Groenland, waarin de kinderen konden chatten met hen.
Helaas verliep dit niet heel goed door het slechte weer. Een
cameraploeg van de Avro filmde de live chatsessie, waardoor
de leerlingen het heel spannend vonden!” Koen legt uit dat de
groep in de projectweek allerlei proefjes moesten doen met
natuuronderwerpen, zoals wind en luchtdruk. De leerlingen
bereidden de hele week hun eindpresentatie voor waarbij ze
alle theorie moesten toepassen. Bij deze eindpresentaties
vond ik ook het overbrengen van de theorie belangrijk, zoals
taalgebruik en grammatica”, aldus Koen. De eindpresenta-
ties verliepen erg goed. Een groepje heeft een muurkrant
gemaakt met informatie en foto’s. Een andere groep heeft een
PowerPoint presentatie gegeven en twee groepen maakten
een website. Nieuwsgierig geworden? Neem een kijkje op
www.dewereldingevaar.tk en www.freewebs.com/inlandice.
Arina van der Stigchel is groepsleerkracht van 8c en is de
mentor van Koen. Arina: “Koen heeft het project met de groep
helemaal zelf voorbereid en begeleid. Hij heeft de ouders
van de leerlingen met een brief van het project op de hoogte
gesteld en het ‘chatmoment in de klas’ met de cameraploeg
georganiseerd. Ik vind het erg knap hoe Koen alle voorberei-
dingen heeft getroffen!
8
Binnen het project ‘Kwalitatief Partnerschap’ is een netwerk
opgezet voor een interne coördinatoren opleiding (ICO), rela-
tiebeheerders en bovenschoolse opleidingscoördinatoren. Dit
netwerk komt zes keer per jaar bij elkaar. SCOPE heeft twee
bovenschoolse opleidings coördinatoren: Johan Vodegel, directeur
van De Fontein 2 en Roelof Kremer, directeur van Het Baken. Wat
doet een bovenschoolse opleidingscoördinator nu zoal? Johan
begeleidt mede het project binnen SCOPE en maakt zich sterk
voor de onderwijskundige samenwerking tussen SCOPE en de
Marnix Academie. Johan vertelt dat deze samenwerking gericht
is op een gezamenlijke leer- en werkgemeenschap. Johan: “De
‘leraar in opleiding’ draait mee op de basisschool en levert zijn
bijdrage om datgene wat hij leert op de Marnix-opleiding toe te
passen op de school. Op deze manier maken onze basisscholen
ook kennis met allerlei nieuwe ontwikkelingen in het onderwijs.
Tegelijkertijd koppelt de student zijn ervaringen op school weer
terug naar de Pabo-opleiding, waardoor de Marnix Academie kan
inspringen op de praktijk. Op deze manier vang je twee vliegen
in één klap, want ook het onderwijs van de Pabo-opleiding staat
open voor verbeteringen.” Johan legt uit dat de Marnix binnen het
netwerk zorgt voor twee relatiebeheerders die contact houden
met de ICO’s van de SCOPE basisscholen. Elke basisschool heeft
een eigen ICO, die de Pabo-student qua ontwikkeling op hoofd-
lijnen begeleidt.
SCOPE is door het project ‘Kwalitatief Partnerschap’ niet alleen
betrokken bij het opleiden van studenten, maar voelt zich er ook
verantwoordelijk voor. Johan: “SCOPE is op deze manier actief
bezig met het opleiden van het toekomstig personeel. Op deze
manier kan SCOPE ook vroegtijdig enthousiaste en capabele
mensen aan zich binden”. Vanaf dit cursusjaar nemen alle SCOPE
basisscholen deel aan het project.
Cora Vodegel is sinds twee jaar ICO op basisschool De
Rank en heeft hiervoor een cursus aan de Marnix Academie
gevolgd. Cora begeleidt de eerste- en tweedejaars Pabo-
studenten en een collega de derde- en vierdejaars. Cora: “Ik
vind het grootste voordeel van een ICO ten opzichte van de
stagebegeleiding van de Marnix, dat een ICO is verbonden
aan de school waar de stagiaire stage loopt. “Je kent de
schoolcultuur en bent voor de stagiaire een aanspreekpunt
in huis wanneer er problemen zijn, aldus Cora”. “De bege-
leiding van de student valt in eerste instantie onder de
verantwoording van de mentor. Dit is de groepsleerkracht
van de groep waar de stagiaire meeloopt. Samen met de
mentor beoordelen wij de student”, aldus Cora. Ze legt uit
dat er vier keer per jaar een moment is tussen de student
en de mentor waar de trajectontwikkeling van de student
centraal staat.
Cora: “De opleiding aan de Marnix is competentiegericht.
Er zijn acht competenties waar ze zich met de student op
richten, want een leraar moet namelijk deze acht kwalitei-
ten bezitten. De studenten moeten ook zelfstandig kunnen
leren en keuzes maken. Als ICO kun je hierin begeleiden
en adviseren. Maar hij moet het uiteindelijk zelf doen,
zelf initiatief tonen.” Ze legt uit dat de studenten uit de
verschillende leerjaren tegelijk stage lopen op school.
Cora: “Zo kan een eerstejaars student dingen oppikken
van een ‘leraar in opleiding’ uit het vierde jaar en kunnen
ze dus van elkaar leren. Het studententeam krijgt van
ons gezamenlijke opdrachten. Zoals laatst bij het thema
‘Olympische Spelen’, waarbij de studenten voor alle groe-
pen een opdracht binnen het thema moesten bedenken.
Maar ook kunnen ze kennis onderling uitwisselen over het
invullen van een competentieformulier of hun portfolio.
Zij weten tenslotte het beste wat de Marnix Academie van
hen verwacht!”
9
3D-klas Leerpark
groene Hart Praktijkschool
De vier vestigingen
van CSg groene Hart
en de groene Hart
Praktijkschool vormen
het voortgezet onderwijs
van SCOPE Scholengroep.
Deze vijf scholen kunnen
voor ouders en kinderen
een logisch vervolg zijn op
één van de twaalf SCOPE
basisscholen. SCOPE doet
er alles aan om de lijn die
is ingezet op het basis-
onderwijs en garant staat
voor kwaliteit en vernieu-
wingen, merkbaar door
te zetten voor leerlingen
op het middelbaar onder-
wijs. Op zo’n manier dat
het leerlingen op diverse
manieren prikkelt en het
beste haalt uit mensen.
Voortgezet onderwijs bij SCOPE
10
12
10
De 3D-KLAS
“Creativiteit van leerlingen staat centraal”De 3Dklas van het Groene Hart Leerpark is een vmboopleiding voor leerlingen, die het een uitdaging
vinden om hun creativiteit met behulp van ICT en multimedia om te zetten in producten. Het motto
van het Leerpark ‘Leren door doen’ zorgt ervoor dat de creatievelingen op een actieve manier bezig
zijn. Daarbij is de theorie zo veel mogelijk verbonden met de praktijk. De 3D’s staan voor: Design (ont
werpen), Draw (tekenen) en Do (doen). De 3Dopleiding bestaat nu één jaar en is nog volop in ontwik
keling.
Wat voor type leerlingen zitten er eigenlijk
in de twee 3D-klassen? Leidy Volmer, één
van de docenten: “Ik heb leerlingen die heel
specifiek weten wat ze willen worden. We
hebben er één die cameraman wil worden,
een ander wil naar de ICT-academie en
één leerling wil als technisch ontwerper
gaan werken. Sommigen weten nog niet
wat ze willen worden, maar weten wel
dat ze iets met ICT en multimedia willen
gaan doen. Ze hebben allemaal creatieve
interesses!” De leerlingen die kiezen voor
3D hebben allemaal belangstelling voor
ICT, multimedia of vormgeving en willen
daar later hun beroep van maken. Deze
leerlingen kunnen iets meer leerstof ver-
werken dan de reguliere vmbo-leerling
en gaan eerder zelfstandig aan het werk.
Het docententeam dat verantwoordelijk
is voor 3D streeft ernaar het onderwijs-
programma zo in te richten dat leerlin-
gen kunnen ontwerpen (Design), tekenen
(Draw) en praktisch uitvoeren (Do). Dit
alles in nauwe samenhang met de theorie.
Bij aanmelding voor de 3D-klas moet je
een stevig vmbo-advies hebben voor de
kaderberoepsgerichte leerweg. “Het leuke
van deze leerlingen is dat ze maar een
half woord nodig hebben bij het maken
van een opdracht en ze gaan al aan de
slag. Hun creativiteit is gewoon heel snel
geprikkeld”, aldus Leidy. Ze merkt wel dat
jongens een andere creatieve insteek heb-
ben dan de meisjes uit de klas. “Jongens
zijn toch vaak technischer geïnteresseerd.
De interesses van de meisjes liggen eerder
bij mode, beauty en theaterwerk.”
eigen laptopDe 3D-leerlingen maken veel gebruik van
het MS Office pakket, zoals Word, Excel
en PowerPoint, voor het verwerken van
hun opdrachten. Daarnaast is ook internet
erg belangrijk. Daarom heeft iedereen
een eigen laptop. “Op de laptop zit spe-
ciale software om 3D-ontwerpen uit te
werken. Wanneer de leerling specifieke
programma’s nodig heeft, kan dit in over-
leg met de docent op de laptop worden
geïnstalleerd. Op dit moment beschikt
een aantal leerlingen over een filmbe-
werkingprogramma, waarmee al enkele
aardige producties zijn gemaakt. In de klas
hangt een SMARTBoard, een drukgevoelig
Lorenz Stoter en Marc Scholte zijn erg blij met hun laptop. Lorenz: “Je kunt hem gewoon mee naar huis nemen en er zelf spellen op zetten.” Marc: “We doen veel in 3D, bijvoorbeeld gebouwen maken.” In het programma Sketch Up laten de jongens zien hoe ze de school na kunnen bouwen. Ze bouwen als eerste datgene wat op de grond staat na, zoals het schoolplein en de eerste verdieping. Dan bouwen ze ver-volgens de tweede en de derde verdieping van de school na en tot slot het dak. “Met dit 3D-programma kun je diepte maken en met je muis kun je voorwerpen slepen of rondkijken in het gebouw”, legt Marc uit. Hij vertelt dat je na het bouwen kunt gaan inrichten en kleuren kunt toevoegen. Hij plaatst meubels en planten in de school en zelfs de zonneschermen, wc’s en deuren worden aangebracht.
Tijdens de 3D-opleiding is er veel aandacht voor techniek. Marc wil vliegtuigmonteur worden en dan moet je weten hoe een vliegtuig in elkaar zit en is opgebouwd. Lorenz wil het bedrijf van zijn vader overne-men. “Daarbij heb ik de computer nodig om sito’s en stenen te kunnen ontwerpen voor tuinen”, aldus Lorenz. Hij wil hierna graag naar de ICT-academie. “Dat is namelijk ook met laptops en 3D ontwerpen”, lacht hij.
interactief bord waarmee je multimediaal
kunt presenteren. Dit geldt zowel voor de
docent als voor de leerling. Ook heeft de
klas een eigen scanner en een Apple iMac:
een computer die uitermate geschikt is
om grafisch te ontwerpen. Het valt Leidy
op dat de leerlingen ook veel van elkaar
leren en oppikken.
11
Thema’s en prestatiesDe klas heeft zes prestaties in een jaar.
In iedere prestatie wordt de theorie die
ze hebben geleerd verwerkt. De leer-
lingen zijn per prestatie ongeveer vier
weken achter elkaar met een thema bezig.
Zo hebben de leerlingen bij het thema
‘drukwerk’ met elkaar een 3D-krant
gemaakt. De leerlingen hebben de redac-
tie van Alphen.cc bezocht en een bezoek
gebracht aan de drukkerij van deze krant
in Alkmaar. Vervolgens hebben de leerlin-
gen een redactievergadering nagebootst.
Leerlingen speelden de functies na die
komen kijken bij het maken van een krant,
zoals journalisten, een fotograaf, vormge-
vers en redacteuren. De leerlingen hadden
tenslotte gezien hoe het er in het echt
aan toe ging. De ‘hoofdredacteur’ zette
al het nieuws in kolommen en het hele
proces van de totstandkoming van de
krant kwam in de klas te hangen. Enkele
leerlingen hebben tevens het hele proces
gefilmd. Ouders en andere belangstel-
lenden konden komen kijken naar de
presentatie.
Ook heeft de klas het thema ‘wiskunde’
behandeld met een wiskundeproject,
waarbij niet bestaande wiskundige figuren
werden uitgewerkt in een 3D-kunstwerk.
Op dit moment zijn de leerlingen bezig
met het thema ‘instrumentaal’ waarvan
de opdracht van de laatste prestatie luidt:
maak een 3D-spel waarbij het oor als
instrument centraal staat.
Lisa Koetsier en Melanie Regeer zijn twee meiden uit één van de 3D-klassen. Zij hebben
voor hun eindprestatie een voorwerp gekozen dat naast het normale gebruik ervan voor
een ander doeleinde ingezet moest worden. Lisa heeft een klok opnieuw gebruikt zoda-
nig dat het nu ook als fotolijst is te gebruiken. Lisa: “Ik heb het uurwerk van het klokje
gebruikt en daar foto’s omheen opgeplakt.” Melanie heeft van het wiel van een racefiets
een fruitmand gemaakt. De meiden vinden de 3D-klas erg leuk omdat ze zich creatief
kunnen uiten. Melanie vindt vooral de opdrachten die ze moeten doen voor hun presta-
ties leuk om te doen. Melanie: “We kunnen alles lekker op onze eigen laptop uitwerken.”
Lisa bevestigt dit en zegt: “We krijgen ook niet alles voorgeschoteld, maar zoeken de
antwoorden gewoon op het internet.” Zowel Melanie als Lisa zijn met de 3D-klas gestart
omdat ze meer over ontwerpen willen weten en om dit te leren op de computer. Lisa
wil graag binnenhuisarchitect worden en op deze manier heb je al een beetje een basis
om op de computer te kunnen ontwerpen. Ze wil graag naar het Grafisch Lyceum of de
kunstacademie. Melanie weet het nog niet, maar haar ouders zeiden dat deze opleiding
creatief was en dat trok haar aan. Lisa: “Ik ben gestart met de 3D-klas omdat het voor
mij precies het goede niveau was. Tussen vmbo-tl en kader in”. Melanie legt uit dat ze
qua lesstof op vmbo-tl zitten. “Vrienden van me op de Groene Hart Topmavo hebben
hetzelfde lesboek Engels”, lacht ze.
In plaats van het maken van een krant hebben de dames met vijf andere meiden een
Glossy gemaakt voor hun prestatie. Ze hadden de onderwerpen verdeeld en hebben het
blad gevuld met onder andere ‘roddels en bloopers’, ‘weetjes’, make-up tips en posters
van sterren. Ze hebben veel lol gehad met het samenstellen van het blad en de onder-
werpen. Lisa: “Kopieland heeft ons gesponsord en 10 gratis exemplaren geprint voor ons.
Echt super leuk!”
Ook bijzonder aan de 3D-opleiding is dat Lisa en Melanie een portfolio hebben, waar
dingen van school in worden bewaard en over de leerling zelf. “Ik rij wedstrijden met mijn
paard en al mijn diploma’s zitten in mijn portfolio”, legt Lisa uit. Ook Melanie bewaart
haar turndiploma’s, prijzen en foto’s van wedstrijden. Melanie: “Straks moeten we een
toets doen en daarvoor krijgen we een diploma als we een voldoende halen. Dat is ook
voor in onze portfolio.”
Pimp your carDe 3D-klas heeft een eigen auto
opgeknapt en ingericht tijdens het
project ‘Pimp Yourself’. Ze hebben
de auto eerst nagetekend in het
programma Paint en opnieuw ont-
worpen. Daarna is er een ontwerp
uitgekozen en aan de hand hiervan
is de auto gepimpt. Helaas was
niet alles te realiseren, zoals de
bumpers en de wielen, in verband
met de hoge kosten. Maar de stoe-
len hebben ze eruit gehaald en er
zitzakken voor in de plaats neerge-
legd. Er is kerstverlichting in aan-
gebracht en de auto is compleet
Pink Panterroze en valt hierdoor
zeker op! De leerlingen hebben de
sleutel van de gepimpte auto en
zitten er vaak in. Ze hebben hun
eigen hangauto.
12
GROENE HART PRAKTIJKSCHOOL
“Extra aandacht voor onze leerlingen”In het voortgezet onderwijs is een groep leerlingen die extra zorg en aandacht nodig heeft om het
onderwijs te kunnen volgen. Het onderwijs van de Groene Hart Praktijkschool is afgestemd op de
mogelijkheden van de leerling. Het doel is de leerling voor te bereiden op een voor hem of haar
geschikte arbeidsplaats en op een zo zelfstandig mogelijke plaats in de maatschappij.
Willem van Ouwerkerk is de unitleider van de Praktijkschool en
heeft de dagelijkse leiding van de school in handen. “Zodra de
leerlingen bij ons komen, stellen we voor iedere leerling een indi-
vidueel ontwikkelingsplan op”, legt Willem uit. Hij vertelt dat het
uitgangspunt voor het individuele ontwikkelingsplan de instroom-
gegevens van de basisschool zijn, met de toen behaalde resulta-
ten. “Maar ook de wensen van de ouders en de leerlingen zijn bij
het opstellen van het plan ontzettend belangrijk”, aldus Willem.
“In het ontwikkelingsplan worden de ontwikkelings kansen van
een leerling in de maatschappij beschreven. We houden op deze
manier bij hoe de leerling zich ontwikkelt, waar de leerling na
onze school terecht komt en volgen de leerling dan nog twee jaar
lang”, aldus Willem. Voordat de leerlingen de school verlaten, zijn
er bepaalde onderwijsdoelen die ze moeten behalen. “Zonder een
bepaalde basis redt je het niet in deze maatschappij”, stelt hij. Op
school krijg je zowel theorie- als praktijkvakken. Naast werken,
leren de leerlingen ook zelfstandig te wonen en hoe ze om kunnen
gaan met hun vrije tijd. Willem: “We stimuleren ze in het hebben
van een hobby of om een sport te beoefenen. De opleiding duurt
bij ons vier of vijf jaar en de leerling heeft dan tenslotte of een
betaalde baan of gaat door naar het mbo. Wat deze schoolver-
laters betreft: ongeveer 80% gaat werken en 20% stroomt door
naar het middelbaar beroepsonderwijs”, legt Willem uit.
Yasmine Hadi en Mehmet Dincer zijn vierdejaarsleer-
lingen van de Groene Hart Praktijkschool en willen
allebei doorstromen naar het mbo.
Yasmine gaat naar het ID College richting het kappers-
vak. Yasmine: “Ik begin op mbo niveau 1 en kan na een
jaar doorstromen naar niveau 2.” Ze wil het kappersvak
afmaken en moet dan uiteindelijk naar niveau 3. Als
klein meisje wist Yasmine al dat ze kapper wilde wor-
den en ze loopt nu stage bij Tom Lintsen. “Daar mag
ik meer doen dan alleen haren vegen en opruimen. Ik
ben echt Junior Styliste en mag ook haren wassen en
permanent of verf eruit halen,” vertelt Yasmine blij. “Ik
heb het echt naar mijn zin en ik hoop daar ook mijn
mbo-stage te doen!”
Ook Mehmet wil hogerop en gaat naar het ROC Leiden
en wil alles leren over computers. Hij wil er eerst
achter komen welk onderdeel van computers hij leuk
vindt. Mehmet vindt het leuk om de ICT in te gaan en
een computer die vastloopt te repareren. Van huis uit
is Mehmet al geïnteresseerd in computers. Mehmet:
“Ik haal de computer uit elkaar om erachter te komen
hoe het allemaal in elkaar zit”.
13
Alice Kuiper is mentor, decaan en remedial teacher. Daarnaast
geeft ze als docent op de Praktijkschool alle leervakken. De
praktijk- en leervakken zijn op elkaar afgestemd. “Het onderwijs
is bij ons afgestemd op wonen, werken en vrije tijd”, legt Alice
uit. Alice: “Het normale lesniveau bij ons varieert van groep
5 van de basisschool (laag niveau) tot en met groep 7 (hoog
niveau). Als een leerling bij ons wil doorstromen naar het mbo
is dat instroomniveau niet toereikend genoeg”, verklaart Alice.
“De betere leerlingen die aangeven naar het mbo toe te willen,
krijgen van ons extra theorie ter voorbereiding hierop.” Alice legt
uit dat er speciale afspraken gemaakt zijn met het ROC Leiden
en het ID College. “De leerlingen gaan begeleid over, een zoge-
naamde ‘warme overdracht’. Er is veel contact met het mbo over
de leerling en de beperkingen en de kwaliteiten van de leerling
moeten duidelijk zijn”, aldus Alice. De aanmeldingen voor het
mbo gebeuren altijd via de Praktijkschool en kan een leerling niet
zelf doen. Ook moeten ze een instroomtoets doen om het taal-,
rekenniveau en de studievaardigheden te bepalen. Alice: “De leer-
lingen krijgen allemaal een IQ onderzoek en moeten Cito-toetsen
maken voordat ze naar het mbo kunnen gaan.” Alice vindt het
erg leuk om deze leerlingen te begeleiden en ze enthousiast te
krijgen. “Je ziet ze gewoon groeien en de leerlingen krijgen meer
zelfvertrouwen!”
Jobcoaching en stagebegeidingHet vierde en vijfde leerjaar van de Praktijkschool staat geheel
in het teken van de stage. De leerlingen (stagiaires) moeten
het geleerde in de praktijk brengen en verder oefenen. Er is een
oriënterende stage en een beroepsvoorbereidende stage. De
leerlingen bezoeken per jaar vier verschillende stageadressen
in verschillende bedrijfssectoren. Naast het oriënteren op een
sector wordt er ook gelet op werkhouding, werkaanpak en sociale
vaardigheden. Op de dagen dat de leerlingen op school zijn, wordt
teruggekeken op de stage. Ook als je van school bent, kun je
vanuit de school begeleid worden door een leerkracht. Dit wordt
jobcoaching genoemd.
Yme de Jong is jobcoach en stagebegeleider op de Groene Hart
Praktijkschool. Yme: “Afhankelijk van de situatie wordt de leer-
ling, nadat hij of zij de school heeft verlaten nog begeleid voor
ongeveer twee jaar. Vaak stopt de begeleiding als de leerling een
vast contract aangeboden krijgt.” Yme legt uit dat het voor de
school niet moeilijk is om leerlingen te plaatsten voor een stage.
“We hebben een goed netwerk opgebouwd en de bedrijven weten
inmiddels wel dat het goed zit doordat de stagiaires intensief
begeleid worden door school. We plaatsen jaarlijks ongeveer 100
leerlingen.” Binnenkort begint de Groene Hart Praktijkschool ook
met groepsstages. “We beginnen dan met stages in het derde
leerjaar en we kijken dan welke leerlingen dat al aan kunnen”,
vertelt Yme. “Op deze manier heb je eerder een beeld van de
mogelijkheden van de leerling. Het is tevens arbeidsoriënterend
voor de leerlingen en sterke en zwakke punten komen eerder
naar boven.”
Marco Waardenburg is oud-leerling van de Praktijkschool en werkt sinds vier jaar bij Bouwbedrijf R.A. van Leeuwen in Alphen aan den Rijn. Marco is nu bijna twee jaar van school af en werd begeleid door de school tot hij een vast contract had. Marco doet nu een BBL opleiding en gaat één dag in de week naar het mbo. Hij doet de rich-ting Timmerman op het ROC en is over 1,5 jaar klaar. Marco kon op school goed opschieten met de leerlingen en ook met de docenten. Hij wou eerst kok worden, maar kwam er op school achter dat hij goed was in houtbewerking. “Voor mijn werkstukjes kreeg ik goede cijfers en ik vond het leuk om te doen”, vertelt Marco. Hij vond de begeleiding van de school tijdens zijn stage en werk goed.
John Verdoes is timmerman bij Van Leeuwen en stuurt de jongens aan. Hij is tevreden over de werkhouding van Marco. “Marco is geïn-teresseerd en neemt dingen aan van een ander. Hij wil echt leren en krijgt hier ook een kans!”.
Marco is bij Van Leeuwen begonnen aan de isolatietafel. “Daar begint iedere nieuweling aan en daar moet je gewoon doorheen”, aldus Marco. Je werkt namelijk met glaswol en vult de houtgeraam-tes hiermee op. Op dit moment werkt Marco aan de werkbank. “Het hout komt bij ons binnen en wordt eerst uitgestapeld. Op de werktekening lees ik de opdracht af en schiet het raamwerk van de wanden in elkaar met spijkers. Dan gaat er plastic folie overheen en gipsplaten en dat wordt vervolgens vast gezet”, legt Marco uit. Het is allemaal maatwerk wat met de hand verricht wordt. “Het plastic en het glaswol zijn voor de isolatie”, verklaart Marco. Tot slot komt er een kozijn of deur in en dan is de wand klaar. Marco wil op een gegeven moment wel buiten werken in plaats van in de fabriek. Marco:“Panden renoveren en dakkapellen plaatsen lijkt me erg leuk.” Maar hij heeft het nu nog prima naar zijn zin.
Trots op de school en op de leerlingenDe school is nog niet zo lang geleden verbouwd. Het is een ruime
en lichte schoolomgeving met moderne praktijklokalen, appa-
ratuur en computers. “De leerlingen zijn zuinig op het nieuwe
gebouw en voelen zich trots en serieus genomen en de ouders
daardoor natuurlijk ook”, lacht Willem. Willem vertelt dat er een
mooie aula is en dat de school opgeruimd is. “Het personeel is
alert op incidenten. Maar door een vriendelijke benadering naar
onze leerlingen toe, blijft dit binnen de perken en heerst er een
goede sfeer onderling!” Dat vinden we ook erg belangrijk”, stelt
Willem. Hij vertelt dat de locatie van de school uitstekend is. “We
zitten in hartje Alphen! Midden in het bedrijfsleven, maar ook
dicht bij het ID college waardoor de lijntjes met het mbo fysiek
ook kort zijn. Voor ons agrarische deel op school is het een groot
voordeel dat we in het Bospark zitten. We helpen bijvoorbeeld de
kinderboerderij schoon te houden”, aldus Willem.
Wim Zwart is docent aan de Praktijkschool en geeft tech-
niek. Hij is zeer tevreden over één van zijn leerlingen uit de
tweede klas, Zakaria Yachou. Wim: “Zakaria heeft laatst
een kapot knipperlicht van een bus gemaakt. De zekering
was verbrand en Zakaria heeft de kortsluiting gevonden
en het licht gerepareerd. Hij is heel serieus bezig met
techniek.” Zakaria heeft het van huis uit meegekregen.
Zijn vader is keurmeester in de autotechniek. De droom
van Zakaria is om automonteur te worden en hij wil het
liefst naar het mbo om in te stromen bij de richting auto-
schade. Wim legt uit dat ze op deze school geen specifieke
techniek richting hebben, maar een brede basis krijgen op
school om het vak elektronica te leren. “In de klas is alles
een training naar een werksituatie. Ook gaat het om
samenwerking en resultaat”, aldus Wim. Hij vertelt dat het
praktijkonderwijs zich richt op negen competenties, waar-
van ‘werkvoorbereiding’ en ‘leren omgaan met mensen’
twee heel belangrijke zijn. “Ook ‘veiligheid’ is er één van.
Dat gaat boven alles!” Zakaria verklaart dat hij vrij onge-
duldig was en dat hij op school heeft geleerd om geduldiger
te zijn. “Ook heb ik geleerd om goed samen te werken”,
zegt Zakaria. Tijdens een rollenspel, waar het wiel van een
fiets was geblokkeerd, speelde Zakaria de chef. Wim legt
uit dat de leerlingen in groepjes de onderdelen van de fiets
uit elkaar haalden, schoonmaakten en insmeerden met
smeerolie. Zakaria mocht aanwijzen wie wat ging doen.
Zakaria: “Ze luisterden goed naar me, omdat ik het met
respect aan ze vroeg. Dan werkt het goed”, lacht Zakaria
trots. Wim: “Maar ze houden wel van spectaculaire dingen!
We hebben bijvoorbeeld ook een raket met brandstofmo-
toren gebouwd en die hebben we ook echt gelanceerd.
Zakaria knikt bevestigend en zegt: “Ja dat was echt tof!”.
Nieuwsgierig?
Bekijk het filmpje op www.huizezwart.nl/rocket.wmv
15
SCOPE PERSONEEL & AFDELING UITGELICHT
SCOPE casemanagers anne-Wil van Veen en joke BakkerSCOPE was een ware pionier doordat ze de eerste scholengroep was die met casemanagers gingen
werken. Door de invoering van de nieuwe Wet van Poortwachter in 2004 werd een werkgever zelf
verantwoordelijk voor een zo spoedig mogelijke werkhervatting bij arbeidsverzuim. AnneWil startte
begin dat jaar als casemanager voor het primair onderwijs van SCOPE Scholengroep. De resultaten
hiervan waren zo goed dat Joke in 2005 als tweede casemanager is aangesteld voor het voortgezet
onderwijs van SCOPE. Doordat het personeelsverzuim nu lager uitvalt hebben ook de leerlingen hier
profijt van, want een klas is altijd beter af met de vertrouwde vaste leraar of docent.
Anne-Wil en Joke zijn twee gedreven
dames die door middel van goed luisteren,
geduld en tact hun functie met veel ple-
zier en betrokkenheid uitoefenen. Ze zijn
creatief in het bedenken van oplossingen
en zorgen er mede voor dat het SCOPE
personeel zich serieus genomen voelt bij
arbeidsproblemen.
Wat houdt het werk van een case-
manager precies in?
“Wij hebben de taken van de consulente
van de Arbo-dienst overgenomen. Na
een medische beoordeling en probleem-
analyse, wat een werknemer niet meer
of juist nog wel kan, door de bedrijfsarts
neemt de casemanager de begeleiding
over”, vertelt Anne-Wil. “Dit houdt in dat
wij het plan van aanpak maken en mini-
maal 6-wekelijks contact houden met de
betrokkene. Het plan van aanpak is uit-
gangspunt voor een stapsgewijze terug-
keer in het arbeidsproces en wordt tijdens
de vervolggesprekken bijgesteld”, aldus
Anne-Wil. “Daarnaast doen we ook veel
preventieve dingen”, legt Joke uit. “We
houden als dat nodig is ook gesprekken
met mensen en zoeken samen naar oplos-
singen zoals eventueel professionele hulp
of taakvermindering. Op een manier zodat
uitval zoveel mogelijk beperkt wordt. Als
je als werkgever tijdig problemen oppakt,
voorkom je soms verzuim!”, aldus Joke.
Welke voordelen zijn er bij interne
begeleiding in plaats van begeleiding
door de arbo-dienst?
Door de nieuwe wet ontstond de mogelijk-
heid werkzaamheden, die voorheen wet-
telijk verplicht door de Arbodienst gedaan
moesten worden, nu intern uit te voeren.
Anne-Wil: “Het is veel laagdrempeliger dan
bij een Arbo-dienst en omdat de mensen
ons kennen dus ook persoonlijker.” Joke
vertelt dat het ook een voordeel is dat
de casemanagers direct kunnen overleg-
gen met de leidinggevende. Anne-Wil: “Ja,
want je kent de mensen en de organisatie
en kunt sneller inspelen bij een probleem.”
Joke vindt dat dit ook helpt bij het zoeken
naar een vervangende werkplek in het
kader van de reïntegratie. “Dan is het juist
handig als je weet wat de mogelijkheden
binnen een organisatie zijn. “Als interne
casemanagers zitten wij letterlijk bovenop
het verzuim!”, aldus Joke.
Zijn er nog verschillen tussen de pro-
blematiek in het voortgezet en het
primair onderwijs?
“In het primair onderwijs werken meer
jonge mensen en veelal vrouwen. Deze
zitten in een andere levensfase en dat
brengt over het algemeen een andere
problematiek met zich mee. Hoe com-
bineer je een gezin met je werk? In het
voortgezet onderwijs is het personeel
vaak wat ouder en werken meer mannen
dan in het basisonderwijs. Hier zie je dat
onderwijsvernieuwingen en -veranderin-
gen weer meer problemen opleveren”,
stelt Joke. Anne-Wil vult aan dat het
taken pakket in het primair onderwijs bre-
der is en dat geeft soms ook problemen
bij leerkrachten. Joke merkt op dat er
in het primair onderwijs wel meer aan
persoonlijke ontwikkelingsgesprekken en
functioneringsgesprekken wordt gedaan.
“Een leidinggevende kan problemen daar-
door vaak eerder signaleren.”
Wat maakt jullie functie nu zo waar-
devol?
Joke: “Dat we iets kunnen betekenen
voor iemand”. Juist omdat het een grote
organisatie is, kunnen mensen zich wel
eens verloren voelen.” Anne-Wil vindt het
fijn wanneer het duidelijk wordt waar het
probleem ècht zit. “Dat geeft opluchting
en helderheid en dan kan er gericht aan
gewerkt gaan worden.” Joke heeft het
idee dat mensen soms zelfs sterker uit
een reïntegratietraject komen. “Doordat
we de bewustwording van het probleem
op gang brengen, zorgt dat weer voor een
persoonlijke leerervaring. “Ja, het is voor
betrokkene en de casemanager mooi te
ervaren als er sprake is van ‘béter beter
zijn’ aan het eind van de begeleiding”,
lacht Anne-Wil.
16
De Viergang
Oranje Nassau
SCOPE scholen zijn scho-
len met een opdracht. De
meest fundamentele is de
pedagogische opdracht.
Leren is ook een sociale
activiteit en dat doe je
vooral door deel te nemen
aan een praktijk van
menselijk samenleven.
twee SCOPE basisscholen
vinden hun plek in het
dorp. Het belang van deze
dorpsscholen is groot.
Het is vaak nog één van de
weinige plaatsen waar de
ouders uit het dorp elkaar
nog bijna dagelijks ont-
moeten. En dat moet zo
blijven, vindt ook SCOPE.
Doordat deze twee scholen
onderdeel zijn van een
scholengroep blijven de
voordelen van een kleine
dorpsschool bestaan.
SCOPE basisschoolin het dorp
17
18
17
HET BELANG VAN DE DORPSSCHOOL
Centralere functie
in aarlanderveen
Leo Kloet is directeur van de SCOPE basisschool in het dorp
Aarlanderveen. Hij staat iedere morgen op het plein bij de deur
om de kinderen en leerkrachten welkom te heten. “Ik merk dat
sommige ouders huiverig naar Alphen kijken. Het is hier veilig en
vertrouwd. Iedereen kent iedereen”, vertelt Leo. Monique Kempen
zit in de oudercommissie van de school en heeft drie kinderen,
waarvan er twee op de Viergang zitten. Monique: “Het verkeer
in Aarlanderveen is niet heel veilig en veel kinderen wonen wat
verder van de school vandaan. Daardoor brengen en halen veel
ouders hun kinderen naar en van school.” Mariska Oudshoorn
zit ook in de oudercommissie en heeft drie kinderen op school
zitten. Mariska: “Op school stap je makkelijk op de directeur of
de groepsleerkracht af.” Monique haar middelste kind heeft een
‘rugzakje’ en wordt door de school zeer goed begeleid. “De kin-
deren hebben het echt naar hun zin en willen graag naar school,
aldus Monique. “Ook als ouder merk je dat”, vertelt Monique. De
e-mailcontacten in verband met de rugzakbegeleiding van haar
zoon zijn goed. Ik heb toch het idee dat dit best bijzonder is”. Leo
beaamt dit en zegt dat andere scholen ongetwijfeld ook het beste
willen voor hun leerlingen en er een goede communicatie op na
houden, maar dat je op een dorpsschool de kinderen misschien
ook wel langer binnen boord wil houden. “Anders moeten ze toch
veel verder weg en haal je ze uit het sociale gebeuren”, stelt Leo.
Grote ouderbetrokkenheid“We hebben hier een zeer actieve oudercommissie”, stelt Leo.
“Met Pasen wordt er door hen een brunch geregeld met een spel.
Er zijn tussendoor veel activiteiten en met Kerst wordt er geknut-
seld”, legt Leo uit. “Ook is er een zojuist een pleincommissie
opgericht”, zegt Mariska. “Tussen ouders onderling wordt er
ook van alles geregeld”, vertelt Monique. “Bijvoorbeeld voor de
buitenschoolse opvang van de kinderen. Dat is hier in het dorp
niet nodig. Na schooltijd gaan de kinderen op vaste dagen met
andere ouders mee”, aldus Monique. Mariska vult nog aan dat
er laatst een pleinfeest werd gehouden, omdat het schoolplein
opnieuw is geopend. Er was door de pleincommissie een tafel-
tennistafel voor het plein besteld en die werd plotseling geleverd.
Na een rondje bellen stonden er de volgende dag vier vaders om
te helpen. Monique vindt dit ook leuk. “Ja, de vaders helpen altijd
graag mee met klussen. Er zijn ook nieuwe speeltoestellen en het
plein is voor een gedeelte opnieuw bestraat. Dat is allemaal geen
probleem”, lacht ze. Leo: “Veel ouders vinden het leuk dat iets
goed verloopt en daar willen ze dan onderdeel van uitmaken.”
Centrale dorpsfunctieLeo: “We hebben zelfs een eigen bibliotheek, waar de in- en
uitleen door een team van ouders wordt geregeld. Dat moet ook
wel, want de bibliobus is verdwenen. De peuterspeelzaal, die bij
de nieuwbouw van de school in ditzelfde gebouw terecht kwam,
zou ook stoppen. Maar hij draait nog steeds dankzij SCOPE.”
Mariska vindt dat heel belangrijk. Er zijn al zo veel faciliteiten
verdwenen. De meeste mensen uit Aarlanderveen zijn toch erg
gehecht aan het dorp en willen hier blijven wonen”, aldus Mariska.
“Voor je sociale contacten moet je dus op het schoolplein zijn”,
beaamt Monique. “Ik kom niet uit Aarlanderveen en voordat mijn
kinderen op deze school zaten, kende ik niemand uit het dorp! De
school is echt een sociaal punt in het dorp. Zelfs ouders zonder
kinderen op deze school willen erbij horen en meehelpen!”
Het dorp heeft geen bank of pinautomaat meer. Ook ontbreekt er een tandarts en heeft Aarlanderveen
geen postkantoor. Zelfs de bakker is al half dicht en de bibliobus is verdwenen. De ouderbetrokkenheid
bij De Viergang is daardoor groot. Ze willen er met zijn allen wat van maken. De school is letterlijk het
centrale middelpunt van het dorp en daar wil iedereen wel onderdeel van uit maken. Zelfs sommige
dorpelingen die geen kinderen op school hebben!
“De kinderen
hebben het echt
naar hun zin en
willen graag naar
school.”
18
HET BELANG VAN DE DORPSSCHOOL
Oranje Nassau houdt
Zwammerdam levendZowel de ouders van de kinderen als de leerkrachten van de Oranje Nassau school merken dat ieder
een op school positief betrokken is en er wat van wil maken. Of het nu om het dorpsleven gaat of om
de school zelf. Alle ouders staan klaar om op school te helpen, maar ook om elkaar hulp te bieden.
Saamhorigheid voert de boventoon. Op het schoolplein gebeurt van alles. Ouders maken afspraken
onderling en er ontstaan diverse initiatieven. Op de Oranje Nassau school is er zorg voor elkaar.
belt dan een aantal ouders uit de klas op en
zorgt zo voor het vervoer. Daarnaast orga-
niseert de contactouder de verjaardag van
de leerkracht en haalt dan geld op voor een
cadeautje.” Anita legt uit dat er daarnaast
ook vrijwillige ouders zijn die kinderen
helpen met problemen op het gebied van
lezen of rekenen bijvoorbeeld.
de school is het dorpEveline: “Het lijkt wel of het allemaal op
het schoolplein gebeurt. Daar spreek ik
andere ouders en maak ik vaak afspraken
met mensen.” Anita vertelt dat er bij haar
na schooltijd wel eens een ouder aan de
deur staat, omdat het kind zijn of haar jas
is vergeten. “Tussen de middag eten veel
kinderen ook bij elkaar”, aldus Anita.
Met zo weinig dorpsfaciliteiten als in Aar-
landerveen, heeft Zwammerdam gelukkig
niet te maken. Er is een supermarkt aan-
wezig, een bakker en er is professionele
BSO (Buitenschoolse Opvang). Eveline
verklaart dat er veel nieuwe huizen zijn
gebouwd waardoor er mensen van bui-
tenaf in het dorp zijn komen te wonen.
“Zij zorgen ervoor dat ontwikkelingen
sneller gaan omdat het nu eenmaal nodig
is, zoals de BSO.” Marry vindt het voor
de bereikbaarheid van de school wel een
probleem dat er geen goede busverbin-
ding is. Marry: “Ook heeft de school geen
bibliotheek of bibliobus. We springen hier
met de school wel op in en doen daarom
veel aan leesprojecten.”
Anita vertelt dat door ouders van de school
veel wordt opgestart om het dorp levend
te houden. Anita: “Als er iets georgani-
seerd wordt in Zwammerdam dan legt de
belangenvereniging folders of kleurplaten
bij ons neer op school. Het is tenslotte een
centrale plek voor jeugd.” Marry vult aan
dat het dorps- en schoolgebeuren allemaal
heel laagdrempelig is. “Als op woensdag de
winkel dicht is en een ouder heeft parace-
tamol nodig, dan bellen ze naar mij. Ook
pas ik wel eens op een kind wanneer dat
nodig is. Het kind kleurt dan gewoon even
een kleurplaat op mijn kantoor. Dat is toch
geweldig”, lacht Marry. Alledrie de dames
zijn het er over eens dat de Oranje Nassau
school Zwammerdam levend houdt en
andersom. Op Koninginnedag staan we met
een kraampje met allemaal spelletjes op de
markt.” Het dorpsgebeuren is helemaal ver-
weven met de school. Eveline lacht en zegt:
“Wanneer ik ’s morgens vroeg mijn kinderen
naar school breng, lijkt het soms wel of het
hele dorp op het schoolplein staat!”
Anita Wijkmans werkt sinds 1990 op de
Oranje Nassau. Momenteel is Anita daar
adjunct-directeur, intern begeleider, intern
coördinator opleidingen en ze staat één dag
in de klas voor groep 5. Anita vindt dat het
er op een dorpsschool gemoedelijker aan
toe gaat doordat je vaak de hele familie
kent van een leerling. Eveline Prins heeft
twee kinderen op school zitten in groep 5
en 8. Ze is voorzitter van de ouderschool-
raad. Zelf heeft Eveline als kind ook op
de Oranje Nassau gezeten. Eveline vindt
het leuk dat ze in de ouderraad mee kan
denken over allerlei onderwerpen uit de
portefeuille van de school. Eveline: “Laatst
hebben we voor de school een nieuwe
visie gemaakt. Op een studiedag voor alle
docenten van SCOPE Scholengroep stond
de identiteit van de eigen school centraal.
Op deze dag konden wij als ouders van de
Oranje Nassau hierin ook meedenken.”
We waren de enige ouderraad die hierbij
aanwezig was. Dat dit kan, vindt ze toch
wel bijzonder. Marry van Peet is sinds 15
jaar directeur van de school. Ze legt uit dat
wanneer ouders ideeën mogen inbrengen
en kunnen meedenken, de ideeën en plan-
nen vaak ook breder worden gedragen.
“Ouders snappen het meestal beter wan-
neer ze ergens de achtergrond van weten.
Bovendien vindt ze het belangrijk te weten
hoe ouders er tegenaan kijken en ze daar-
door tijdig feedback krijgt op een plan”,
verklaart Marry.
De school heeft een aparte activiteiten-
commissie. Er wordt veel door hen geor-
ganiseerd, zoals de sportdag en de onlangs
gehouden Straatspeeldag. Iedere groep
heeft een contactouder die het aanspreek-
punt is voor de leerkracht als de klas een
excursie maakt. “Laatst gingen we naar het
Archeon”, vertelt Anita. “De contactouder
19
ONDERWIJSNIEUWS
Nieuwe opleiding‘Transport en Logistiek’CSG Groene Hart en ROC Leiden starten dit cursusjaar met de Academie voor Transport en Logistiek. De opleiding
tot beroepsgoederenchauffeur past in het kader van de Beroeps Begeleidende Leerweg. Dat houdt in dat de leer
ling vier dagen per week werkt en twee jaar lang één dag in de week naar school gaat. Wils van Leijden van het
Groene Hart Leerpark: “De opleiding sluit naadloos aan bij het vmbotechiek dat we op het Leerpark aanbieden.
Deze vmboleerlingen kunnen binnen Alphen hun mboopleiding in het gebouw van de Groene Hart Topmavo
voortzetten, waardoor een betere doorstroom van het vmbo naar het mbo ontstaat.”
ONDERWIJSNIEUWS
Fasenonderwijs onderbouw De RankBasisschool De Rank is de eerste
school in Alphen die vanaf dit cur
susjaar werkt met fasen onderwijs.
In het vernieuwende fasenonderwijs wor-
den de onderbouwgroepen 1 tot en met
4 onderverdeeld in acht fasen. Paul van
der Leek en Enno Dotinga, de directie van
De Rank, lichten toe waarom het fasen-
onderwijs alleen in de onderbouw wordt
doorgevoerd. Paul: “In de onderbouw
verloopt de ontwikkeling van een kind
‘schoksgewijs’. Hiermee bedoel ik dat de
ontwikkeling voortdurend met sprongen
gaat en dan weer een poosje lijkt stil te
liggen tot de volgende sprong. Terwijl de
ontwikkeling van de bovenbouwgroepen
meer stabiel verloopt. In de groepen 5
tot en met 8 ontstaan ook meer vaste
vriendschappen. Daarnaast heb je vanaf
groep 5 sterker te maken met praktische
vakken, zoals aardrijkskunde, biologie en
natuurkunde.” Enno licht toe dat met de
invoering van de fasen het grote voordeel
voor de onderbouwgroepen de halfjaar-
lijkse doorstroming is. Enno: “Voorheen
was het zo dat kleuters soms wel ander-
half jaar in groep 1 of 2 zaten, omdat ze
in een bepaald gedeelte van het jaar voor
het eerst naar school gingen. Het blijkt in
de praktijk dat kinderen in september niet
allemaal hetzelfde niveau hebben, terwijl
het lees- en rekenonderwijs wel op dat
moment klassikaal werd aangeboden. ”
Ontwikkeling van kinderen centraalDe leerkracht geeft eerst aan wat de leer-
lingen moeten doen en als ze daarmee
klaar zijn dan kunnen ze op een planbord,
dit is een groot schema op een bord, een
activiteit uitkiezen. Iedereen gaat aan
de slag op zijn eigen niveau. De leerling
bepaalt dus zelfstandig welke activiteit
hij gaat doen en leert op deze manier ook
goed plannen. Paul: “Doordat je bij de
instructie rekening houdt met de diverse
niveaus van de leerlingen krijgen de kin-
deren de stof op meerdere manieren uit-
gelegd. Onderzoek wijst uit dat kinderen
hier veel van leren.”
In de opleiding komen vakken als verkeersvaardigheden, auto-
techniek en vervoersadministratie aan bod. Ook het klantgericht
werken krijgt volop aandacht. Kort voordat de leerling 18 jaar
wordt, kan hij op een rijschool het gewone B-rijbewijs halen en
vervolgens het groot rijbewijs. Wanneer de leerling zijn rijbewijs
heeft gehaald en op school is geslaagd, krijgt hij zijn chauffeurs-
diploma.
De sector ‘techniek’ van het Leerpark biedt voorbereidende
opleidingen voor ‘beroepsgoederenchauffeur’, mobiliteit en logis-
tiek. Het Groene Hart Leerpark geeft de vmbo-leerlingen in klas
twee al volop de gelegenheid om zich op een beroep te oriënte-
ren. Het onderwijs is afgestemd op de praktijk, mede door een
nauwe samenwerking met
het bedrijfsleven. Bovendien
worden de docenten regel-
matig bijgeschoold. Er is
meer vraag dan aanbod en
de kans op werk is 100%.
“Voor een leerling is dit erg
belangrijk”, aldus Wils.
Paul legt uit dat bij het ‘overgaan’ naar
een nieuwe fase wordt gekeken naar de
sociaal-emotionele ontwikkeling van een
kind en niet alleen naar de verstandelijke
ontwikkeling. “Hoe ver is een kind al met
lezen en rekenen? Maar dus ook: hoe
gedraagt het kind zich sociaal gezien ten
opzichte van klasgenoten en de leerkrach-
ten en hoe drukt het zich uit”, aldus Paul.
“Je spreekt ook niet echt meer over ‘zit-
tenblijven’ in de groep.” Iedere fase heeft
een eigen pakket aan criteria en obser-
vatiepunten, waar een kind aan moet
voldoen. Ook zal er een gesprek met de
ouder plaatsvinden of een kind door kan
gaan naar een volgende fase.
Een van de voordelen van het fasen-
onderwijs, dat al op een paar andere
scholen in Nederland wordt gegeven, is
dat de overgang van het voorbereidend
lezen en rekenen van de oudste kleuter
naar het moment van het leren met een
methode vloeiender verloopt. Ook wis-
selen kinderen van verschillende niveaus
meer kennis onderling uit.”
20