16
Welke rol spelen sectororganisaties bij subsidies? Sectorlink sprak met subsidiespecialisten die allerhande tips geven om sneller wegwijs te geraken in het kluwen van steunmaatregelen. sector link magazine Subsidies moeten stimuleren Bernard De Potter, Administrateur-Generaal THEMA Subsidieadvies op maat Jaargang 1 Nr. 2 | Verschijnt driemaandelijks | December 2012 - Februari 2013 | ISSN 2294-4915 INTERVIEWS Zal het VBO in 2020 nog bestaan? Tony Vandeputte (VBO) Vzw Verenigde Carrossiers opgericht om wantoestanden binnen de sector aan te pakken Rudy Malfait (VCCR) Met hoe meer we zijn, hoe sterker we staan Annick Roetynck (ETRA) Agentschap Ondernemen

Sectorlink Magazine editie twee

  • Upload
    bsae

  • View
    228

  • Download
    4

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Subsidieadvies op maat. Welke rol spelen sectororganisaties bij subsidies? Interesse in een abonnement op Sectorlink: http://www.sectorlink.be/abonnement

Citation preview

Page 1: Sectorlink Magazine editie twee

Welke rol spelen sectororganisaties bij subsidies? Sectorlink sprak met subsidiespecialisten die allerhande tips geven om sneller wegwijs te geraken in het kluwen van steunmaatregelen.

sectorlinkmagazine

Subsidies moeten stimuleren

Bernard De Potter, Administrateur-Generaal

THEMA Subsidieadvies op maat

Jaargang 1 Nr. 2 | Verschijnt driemaandelijks | December 2012 - Februari 2013 | ISSN 2294-4915

INTERVIEWS

Zal het VBO in 2020 nog bestaan?Tony Vandeputte (VBO)

Vzw Verenigde Carrossiers opgericht om wantoestanden binnen de sector aan te pakken

Rudy Malfait (VCCR)

Met hoe meer we zijn, hoe sterker we staan Annick Roetynck (ETRA)

Agentschap Ondernemen

Page 2: Sectorlink Magazine editie twee

Sectorlink Magazine | Nummer 2 | Dec 2012 - Feb 2013 | 3

EDITOCOLOFON

Sectorlink Magazine

Nummer 2 | Dec 2012 - Feb 2013

Sectorlink Magazine verschijnt 4 keer per

jaar

Oplage 1.000 exemplaren

ISSN: 2294-4915

Hoofd- en eindredactie

Nathanëlla Monsaert

Josefien D’Haene

E-mail: [email protected]

Grafisch vormgever en illustraties

Nathanëlla Monsaert

Advertenties

[email protected]

Tel.: 09 233 45 49

Verantwoordelijke uitgever

Marc Mestdagh (2Mpact nv)

Kortrijksesteenweg 1007

9000 Gent

Tel.: 09 233 45 49 – Fax: 09 233 51 19

Abonnement

Josefien D’Haene

Kortrijksesteenweg 1007

9000 Gent

Tel: 09 233 45 49

e-mail: [email protected]

www.sectorlink.be

Copyright

Niets uit deze uitgave mag openbaar

worden gemaakt of worden gereproduceerd

door middel van druk, fotokopie, film,

internet of op welke andere wijze dan

ook zonder voorafgaande schriftelijke

toestemming van de uitgever.

Beste lezer,

We zijn zeer blij met de vele positieve reacties die we hebben mogen ontvangen bij de uitgave van ons eerste Sectorlink Magazine in september. Naast de aangename reacties van zowel Belgische als Nederlandse verenigingsprofessionals, kregen we ook vanuit overheids-, business- en politieke hoek bijval en vragen tot samenwerking.

Verschillende abonnees gaven ons reeds suggesties voor volgende nummers, waarmee we zeker rekening zullen proberen houden naar de toekomst toe. De input die we van jullie, socio-economische actoren, krijgen is immers van de grootste waarde voor onze redactie.

Het thema ‘subsidies’ staat in dit nummer centraal. Subsidies zijn er om ondernemingen te stimuleren. Maar het huidige subsidielandschap is zodanig versnipperd dat ondernemers en KMO’s vaak zelfs niet op de hoogte zijn van wat hun mogelijkheden zijn op vlak van subsidies. Er zijn dan ook zoveel zaken waarvoor ondernemers of organisaties aanspraak kunnen maken op subsidies; onder meer voor onderzoek en ontwikkeling, opleidingen, energie, personeel, milieu, internationaal ondernemen en opstart. Bovendien blijkt dat Europese subsidiemogelijkheden nog meer dan andere onbenut blijven of te laat ontdekt worden.

Steeds meer organisaties en ondernemers die door de bomen het bos niet meer zien, nemen hun toevlucht tot subsidieadvies. Firma’s geven subsidieadvies op maat en daarnaast helpen ook verschillende sectororganisaties en beroepsverenigingen hun leden op weg om de juiste subsidiemogelijkheden te kiezen. Deze organisaties kunnen ook zelf beroep doen op verschillende steunmaatregelen, bijvoorbeeld als organisator van een peterschapsproject. We gingen te rade bij enkele ervaringsdeskundigen; subsidieadviseurs, projectcoördinatoren, … voor tips en advies. Daarnaast leiden we u opnieuw door de visies en gedachten van enkele verenigingsprofessionals.

We ontvangen graag suggesties voor onze volgende magazines. Voelt u zich geroepen om mee te werken? Is er een bepaald onderwerp dat volgens u in ons magazine past? Neem dan zeker contact op met de redactie.

Veel leesplezier!

De Sectorlink-redactie

Page 3: Sectorlink Magazine editie twee

4 | Sectorlink Magazine | Nummer 2 | Dec 2012 - Feb 2013

INHOUD

22 |

26 |

28 |

30 |

32 | 33 | 34 |

6 |

9 |

10 |

12 |

13|

14 |

17 |

20 |

In ’t kort

Sectorlink online

Dag van

CampagneJongeren aan het bedrijfsroer

Standpunt

Vinger aan de polsSectororganisaties onderschatten het belang van goede communicatie - Paul Muys, gewezen Panorama-boegbeeld

Vraag het aan...Dany Depreitere, voorzitter UnieKO

Thema: Subsidieadvies op maat

Bernard De Potter, Administrateur-Generaal Agentschap OndernemenSubsidies moeten stimuleren.

Subsidieadvies: geen maat voor nietsHet aanbod aan subsidies en steunmaatregelen is voor vele ondernemers nog een labyrint.

In zee met een freelance subsidieadviseur?Uw subsidieaanvraag intern opstellen of een subsidieadviseur inschakelen? Het is een keuze die sectororganisaties moeten afwegen.

Europese subsidies: van a tot vlevaHeel veel Europese subsidiemogelijkheden blijven onbenut, vertelt Joke Hofmans, Liaison Officer van het Vlaams-Europees verbindingsagentschap.

Europa 2020

10 tips voor uw subsidieaanvraag

Voorwaarden subsidies peterschapsprojecten té streng?

37 | Over de grenzen heen"Met hoe meer we zijn, hoe sterker we staan" - Annick Roetynck, secretaris-generaal European Twowheel Retailers' Association (ETRA)

Page 4: Sectorlink Magazine editie twee

Sectorlink Magazine | Nummer 2 | Dec 2012 - Feb 2013 | 5

Sectorlink zoomt in op de impact van

socio-economische actoren

40 |

43 |

46 |

48 |

50 |

52 |

55 |

58 |

60 |

Boven de doopvontVzw Verenigde Carrossiers opgericht om wantoestanden binnen de sector aan te pakken - Rudy Malfait, voorzitter Verenigde Carrossiers

TendensOndernemende werknemer gezocht

PublireportageKortom vzw wijst de weg naar converserende overheid

Onder de loepInnovatie: nieuw focuspunt voor sectororganisaties en beroepsverenigingen

FunctieDo's en don'ts voor raden van bestuur in charter gegoten

Door de wol geverfd"Het is niet altijd gemakkelijk om de verschillende meningen van de sectoren op één lijn te krijgen" - Tony Vandeputte, voormalig gedelegeerd bestuurder VBO

Verenigingen: goudmijn aan informatieStudiediensten en kenniscentra: de schatkamers van organisaties

Tips en tricksSociale media gaan niet over media, maar over sociaal zijn

BoekHarrison Coerver: 'Associations, wake up and smell the competition!'

14 17 22 37 5240

Page 5: Sectorlink Magazine editie twee

THEMA

Subsidieadvies op maatBernard De Potter vertelt over het subsidielandschap in Vlaanderen. Verder komen onafhankelijke en organisatie-gebonden subsidieadviseurs aan bod. Samen met vleva kijken we over de Belgische grenzen heen. Enkele projectcoördinatoren spreken onder meer over hun ervaring met peterschapsprojecten.

Page 6: Sectorlink Magazine editie twee

Sectorlink Magazine | Nummer 2 | Dec 2012 - Feb 2013 | 21

Page 7: Sectorlink Magazine editie twee

22 | Nummer 1 | Sectorlink Magazine

Als we één persoon moeten contacteren die ons wat kan vertellen over het thema subsidies, dan is Bernard De Potter, Administrateur-Generaal van het Agentschap Ondernemen, de uitgelezen man. Voor Sectorlink Magazine vertelt hij voluit over het agentschap en haar werking, de wereld van subsidies, het instrument 'peterschapsproject' en de samenwerking met sectororganisaties.

Tekst en foto: Nathanëlla Monsaert

Subsidies moeten stimuleren

"Subsidies verstrekken is marktverstorend, dat is de pri-maire regel van Europa", verduidelijkt Bernard De Potter bij de start van het interview. "Subsidies zijn voor Europa de uitzondering, niet de regel. De overheid mag enkel sub-sidies geven als ze dat kunnen verantwoorden aan Europa, met andere woorden er moet een duidelijk stimulerend ef-fect zijn. Daarom zijn er specifieke regelingen voor KMO’s, milieu, energie, opleiding, onderzoek en ontwikkeling."

Bij veel subsidieprogramma's duikt het woord 'innova-tie' op, hoe moeten we dit interpreteren?

"Tot op vandaag wordt het woord 'innovatie' in het kader van staatssteun nog duidelijk gelinkt aan onderzoek en ontwikkeling. Er is echter nood aan een veel bredere in-vulling van het begrip innovatie zoals marktgedreven inno-vatie, innovatie in dienstverlening, organisatie-innovatie en sociale innovatie. Er is dan ook nood aan een vernieuwd kader voor staatssteun inzake innovatie."

Heeft u het gevoel dat ondernemingen en organisa-ties hun weg gemakkelijk vinden bij het aanvragen van subsidies?

"Daar heb ik geen objectieve cijfers over. Maar een onderneming of organisatie die meer informatie wil over subsidies, zal dit via het Internet vlot kunnen vinden. Als Agentschap Ondernemen voeren we hier een dubbele strategie: enerzijds werken we zelf aan een geïntegreerd portaal voor ondernemers, als complement bij de Vlaamse Infolijn 1700, die burgers, bedrijven en organisaties

wegwijs maakt binnen de overheid. Anderzijds wensen we de band met de eerstelijnsdienstverleners naar de KMO’s toe te versterken.”

"Een andere opgave is om de juiste maatregel voor een specifieke vraag te vinden. De meeste KMO's liggen niet wakker van subsidies, maar over hun producten, de verkoopcijfers en hun klanten. Bij hen is het Agentschap Ondernemen niet zo bekend en is er een drempel om advies te vragen. Soms staan ondernemers nogal afkerig tegenover de subsidieaanvraagprocedure. Meer bepaald de administratieve rompslomp die erbij komt kijken, schrikt hen af. Ze moeten ervan overtuigd worden dat subsidies een meerwaarde bieden, en dat een aanvraag de nodige tijd en inspanning vraagt, maar ook verhelderend kan zijn voor hun eigen project."

"Ik geloof in het eerste aanspreekpunt van de KMO zoals de boekhouder, consulent en de notaris. Daarom moeten deze raadgevers en hun organisaties steeds op de hoogte zijn over het reilen en zeilen binnen de subsidiewereld. We willen in de nabije toekomst nog sterkere relaties met hen uitbouwen in de uitrol van informatieverschaffing, zodat zij weten waar welke info te vinden is."

Het subsidieapparaat in Vlaanderen is heel complex. Hoe komt dat?

"Subsidies moeten zeer gericht worden ingezet voor een specifieke doelgroep en met een welbepaald oogmerk. Zo hebben deze stimulansen het meeste effect. De vele

Page 8: Sectorlink Magazine editie twee

Sectorlink Magazine | Nummer 2 | Dec 2012 - Feb 2013 | 23

mogelijkheden van positieve economische ondersteuning zorgen ervoor dat het inderdaad niet altijd evident is om de meest passende te vinden bij de geplande investering. De overheid heeft daarom een aantal aanspreekpunten opgericht binnen de innovatiecentra, FIT en het Agent-schap Ondernemen, waar men terecht kan met vragen en waar men tussen aanhalingstekens een offerte op maat kan laten opstellen. Jammer genoeg zijn die diensten nog on-voldoende bekend bij een grote groep ondernemers."

"De fiscale maatregelen behoren tot de bevoegdheid van de federale staat, terwijl de subsidies tot die van de regio's behoren. Een geïntegreerde aanpak tussen beide is daarom niet zo gemakkelijk te realiseren. Zo zijn er bijvoorbeeld drie maatregelen voor het verzachten van de hinder bij openbare werken. Daarnaast heeft de fiscale aftrekbaarheid enkel zin als uw bedrijf winst maakt. Startende bedrijven hebben hier dus niet veel baat bij en die moet men dus op een andere manier steunen. Bovendien worden fiscale maatregelen pas achteraf gegeven, terwijl subsidies aan-gevraagd worden voor het project gestart wordt. Ik raad daarom bedrijven en organisaties aan om hun projecten in kaart te brengen en om een optimale mix te zoeken tussen fiscale voordelen, premies en subsidies."

Het Agentschap Ondernemen werkt vaak samen met sectororganisaties, beroepsverenigingen en federa-ties. Is dat een bewuste keuze?

"Absoluut. Die samenwerking was één van de kernele-menten die onderhandeld werden bij de totstandko-ming van de beheersovereenkomst van het Agentschap Ondernemen. In eerste instantie vervult het Agentschap Ondernemen een regisseuropdracht en om die in te lossen, is de samenwerking met de belangrijkste bedrijfsorganisa-ties zoals Voka en UNIZO noodzakelijk. Dit partnerschap is te verantwoorden om verschillende redenen. Zij hebben een andere interactievorm met hun leden dan de over-heden. Leden moet men verdienen met onder andere een dienstenaanbod op maat. Dankzij hun verfijnde vertakking tot in de gemeenten toe, zijn ze laagdrempeliger en een gerichter aanspreekpunt. Het Agentschap Ondernemen is een overheidsinstelling. Ook al zijn mijn medewerkers zeer bedrijfsgericht ingesteld, toch blijft het wantrouwen. Als u aan ondernemers de vraag stelt 'Wat roept de overheid bij u op?', dan is het antwoord vaak niet erg positief, maar denkt men eerder aan bureaucratie en belastingen. Dat algemeen onbehaaglijk gevoel kunnen wij niet uitvegen. Maar er zijn ook voordelen aan onze positie gebonden. Zo

"Ik raad bedrijven en organisaties aan om hun projecten in kaart te brengen

en een optimale mix te zoeken tussen fiscale voordelen, premies en subsidies."

Bernard De Potter, Administrateur-Generaal Agentschap Ondernemen

Page 9: Sectorlink Magazine editie twee

24 | Sectorlink Magazine | Nummer 2 | Dec 2012 - Feb 2013

zijn we neutraal en objectief. Sommige bedrijfsleiders doen daarom beroep op ons omdat we juist een onafhankelijke instelling zijn. Bovendien werken we hier met ongeveer 275 mensen, waarvan een vijftigtal krachten effectief aan infoverstrekking doen. Als grosso modo elke medewerker honderd accounts heeft, bereiken we samen 5.000 bedrij-ven, maar in Vlaanderen zijn er 400.000 ondernemingen. Het is dus onmogelijk voor ons om die allemaal aan te spreken. Ook daarom hebben we de beroepsorganisaties nodig om onze dienstverlening van De Panne tot Maas-mechelen uit te rollen."

"Dankzij het Nieuw Industrieel Beleid (NIB) hebben we nu ook meer contacten met sectororganisaties zoals Ago-ria, Essenscia, Fedustria, Fevia en Vlaamse Confederatie Bouw. Via de projecten in het kader van het Nieuw Indus-trieel Beleid, een van de speerpuntacties van de minister-president Kris Peeters, kunnen sectororganisaties ook ac-tiviteiten en projecten ontplooien en advies verstrekken."

"Het geven van subsidies aan die organisaties is niet on-belangrijk, maar we vinden de ontwikkeling van leerplat-formen waar de verschillende verenigingen en federaties kennis en informatie uitwisselen minstens even belangrijk. Zo hanteren heel veel van deze organisaties een scan die het bedrijf doorlicht op vlak van bijvoorbeeld energiepres-taties, groeipotentieel en innovatiekracht. Toen we merk-ten dat er verschillende projecten hierop inspelen, hebben we geprobeerd om de actoren samen te laten werken. We kunnen dat uiteraard niet verplichten. Bovendien is het onze taak om de resultaten uit die gesteunde initiatieven te

bundelen en te verspreiden. Zo voorkomen we dat kennis verloren gaat en dat deze organisaties in de toekomst een bestaand project deels opnieuw gaan uitvoeren. Daarnaast kunnen geïnteresseerden die projectresultaten oppikken en hierop verder werken. Alleen op die manier kunnen we garanderen dat de overheidsmiddelen efficiënt worden in-gezet."

Hoe verloopt de samenwerking tussen het Agentschap Ondernemen en de sectororganisaties?

"Uiteraard heeft het Agentschap Ondernemen heel goede relaties met de werkgeversorganisaties. Maar er zijn aller-hande nichespelers op de markt die we nauwelijks kennen. We zouden die wel kunnen bereiken via de koepelorgani-saties en de peterschapsprojecten. Verenigingen zoals de Vlaamse Architectenorganisatie (NAV) en de Nationale Vereniging van Beroepsfotografen hebben hier al beroep op gedaan. Vorig jaar is de formule van het peterschaps-project aangepast. Minister-president Kris Peeters legt elk jaar enkele thema's vast waarrond peterschapsprojecten geformuleerd kunnen worden. Vorig jaar kwamen de onderwerpen creatieve industrie en zorg aan bod. De or-ganisatoren moeten minstens vijftien deelnemers vinden die een of meer keer per maand samen komen. Die mini-male parameters zijn nodig om de formule tot een succes te maken. De maandelijkse bijeenkomst is essentieel om de nodige dynamiek in de groep te krijgen. Mensen gaan pas participeren, ervaringen uitwisselen en vertrouwen stellen als ze steeds met dezelfde personen kunnen com-municeren. Bovendien is er nog ruimte voor experiment. Binnen specifieke trajecten kunnen afwijkingen van de standaardregels voorgesteld worden. We hebben het pe-terschapsproject opgericht omdat we ervan overtuigd zijn dat ondernemers vooral van elkaar leren."

Worden de resultaten die voortvloeien uit de peter-schapsprojecten gebundeld in een studie?

"Dat lijkt me niet wenselijk. De deelnemers komen samen in een semi-besloten sfeer waar ze open over hun pro-blematiek en wensen kunnen debatteren met collega's. Als er iemand een verslag zou opstellen in opdracht van de overheid, vrees ik dat dit afbraak zal doen aan het succes

We hebben de beroepsorganisaties nodig om onze dienstverlening uit te rollen van De Panne tot Maasmechelen.

Page 10: Sectorlink Magazine editie twee

Sectorlink Magazine | Nummer 2 | Dec 2012 - Feb 2013 | 25

van de formule. Wij verwachten wel een synthesenota van de promotoren waarin vermeld staat wat er leeft binnen de groep. Hierdoor kan de overheid sneller signalen, prio-riteiten en aandachtspunten oppikken."

De beroepsverenigingen zijn heel tevreden over de peterschapsprojecten. Toch weerklinkt hier en daar wat frustratie. Het feit dat er dit jaar extra voor-waarden zijn zoals de minimale bezetting van vijftien deelnemers, de hoge frequentie van bijeenkomsten en het vastgelegde thema, stuit een beetje op onbegrip. Vindt u die kritiek terecht?

"De vastgelegde parameters zijn gebaseerd op de wetenschappelijke evaluatie van de succesvolle peterschapsprojecten. En zoals ik daarjuist aanhaalde kunnen we hier en daar afwijken van de spelregels. Dat het soms moeilijk is om vijftien deelnemers te vinden, kan ik best begrijpen. Niet alle beroepsverenigingen hebben de tijd en de middelen om hun leden persoonlijk te motiveren om deel te nemen. Bovendien is het voor bedrijfsleiders inderdaad niet altijd evident om zich tien avonden of tien halve dagen per jaar vrij te maken. Misschien moet het Agentschap Ondernemen hier inderdaad een handje helpen. We kunnen getuigenissen capteren die meer vertellen over de meerwaarde van het initiatief en we moeten misschien promotiemateriaal met een filmpje ter beschikken stellen die federaties kunnen gebruiken om meer mensen te overtuigen."

De doelstelling van Europa 2020 is een concurrerende economie met meer werkgelegenheid. Hiervoor wil de EU volop inzetten in onderwijs, onderzoek en in-novatie, duurzame groei, een CO2-arme economie, competitief bedrijfsleven en armoedebestrijding. Zal Vlaanderen in dat opzet slagen?

"In Vlaanderen heeft de Vlaamse regering via het plan Vlaanderen-in-Actie een eigen vertaling gemaakt van de Europese doelstellingen. Voor een aantal indicatoren zijn we goed op weg om onze ambities waar te maken, voor andere veel minder. Dit is een persoonlijke overweging die ik maak, maar er zijn heel veel factoren die bepalen of we die doelen al dan niet gaan halen en die buiten onze macht liggen. Zeker voor de objectieven op vlak van economie en ondernemersschap is de tendens dat heel wat parameters zich op globale schaal bevinden. Hoe hard we ons ook inspannen, een wereldwijde bankencrisis, de internatio-nale verdragen van vrijhandel, de presidentsverkiezingen

in Amerika, de aanstelling van een nieuw partijbureau in China, de ontwikkelingen in India hebben een mogelijks veel grotere impact op onze Vlaamse economie dan de 220 miljoen euro waarover het Agentschap Ondernemen beschikt. We moeten die daarom zeer doelgericht inzetten, maar ook rekening houden met grote krachten die onder meer de ondernemingsgraad, de tewerkstelling en de ex-portquota determineren."

"Een van onze grote uitdagingen blijft de Europese in-terne markt. Europese starters met een creatief idee worden geconfronteerd met een gefragmenteerde markt. En dat is een enorme handicap. Want in Amerika is er een markt van meer dan driehonderd miljoen consumenten en één standaard, in China zelfs 1,2 miljard. In die zin kan enkel Europa een aantal tendensen mogelijk maken, om de aspiraties van Vlaanderen te realiseren. Want wij alleen zijn bijna niet in staat om wat zich op internationaal vlak afspeelt te volgen, maar daar worden juist zaken besproken die belangrijk zijn om aan internationale handel te kunnen doen. Alleen daarom hebben we Europa meer dan ooit nodig."

Dankzij het Nieuw Industrieel Beleid (NIB) hebben we nu ook meer contacten met sectororganisaties zoals Agoria, Essenscia, Fedustria, Fevia en Vlaamse Confederatie Bouw.

Als Sectorlink abonnee vindt u op www.sectorlink.be meer achtergrondinformatie over de kerntaken van het Agentschap Ondernemen.

Page 11: Sectorlink Magazine editie twee

Sectorlink Magazine | Nummer 2 | Dec 2012 - Feb 2013 | 43

TENDENS

Ondernemende werknemer gezochtDe Belgische werknemer is binnen de bedrijfsmuren zeer ondernemend. Dat blijkt uit een studie van het Flanders DC Kenniscentrum aan de Vlerick Business School. Beslissingsvrijheid en steun van het management zijn cruciale factoren om werknemers te stimuleren nieuwe ideeën te ontwikkelen. En dat lukt bij heel veel bedrijven. Alleen de overheid slaagt hier minder in. Raar maar waar vonden we juist daar een toonbeeld van intrapreneurship: Elke Wambacq Consultant HRM (Kind en Gezin) en oprichtster van de werkgroep ‘De innovatieve bende’. Ook Jo Kusseneers, coördinator Bouwunie getuigt hoe het er in zijn organisatie aan toe gaat.

Tekst: Nathanëlla Monsaert

Professor Miguel Meuleman ondervroeg samen met Jana Deprez, Eva Cools en Mathias Cobben meer dan zesdui-zend werknemers van diverse bedrijven en organisaties in verschillende sectoren. Ze onderzochten het ondernemend profiel van werknemers in Vlaanderen, de mate waarin or-ganisaties intrapreneurship ondersteunen en werknemers nieuwe ideeën bedenken, promoten en realiseren. Hun bevindingen zijn gebundeld in het rapport 'Succesfactoren voor intrapreneurship bij diverse types organisaties'.

Recente cijfers van de Global Entrepreneurship Monitor (GEM), een internationaal onderzoeksproject dat jaarlijks de mate van 'nieuw ondernemerschap' in kaart brengt voor een groot aantal landen, tonen aan dat België (13,5% of derde plaats in de top tien) tot een duidelijk afgescheiden kopgroep, samen met Finland (13,4%), Denemarken (20,7%) en Zweden (22,2%) behoort. Een verklaring van dat resultaat is de hoge werkgelegenheidsbescherming en de sociale zekerheid in die landen. Werknemers met veilige banen verkiezen om nieuwe wegen te exploreren binnen hun bestaande job, eerder dan zich te wagen aan zelfstandig ondernemerschap en de risico's die daaraan verbonden zijn.

Creatieveling versus planner

Maar wat betekent intrapreneurship precies? Volgens de studie luidt de definitie als volgt: ‘Innovatief werkgedrag bestaat uit nieuwe ideeën bedenken, ze promoten en tot slot ze realiseren’. Kortom, het zijn werknemers die open

staan voor verandering, op zoek gaan naar nieuwe kansen, initiatief tonen, gemotiveerd zijn om veranderingen tot een goed eind te brengen en hun verantwoordelijkheden nemen.

Betekent dit dat rekruteerders enkel op zoek moeten gaan naar proactieve persoonlijkheden? Toch niet, zegt de stu-die. Werknemers die creatief zijn en houden van experi-menteren, bedenken en promoten meer ideeën. Maar een innovatieve organisatie heeft ook planners nodig, werkne-mers die houden van structuur, van organiseren en con-troleren.

Uiteraard kan een intrapreneur enkel zijn talenten ten volle benutten als de organisatie waarvoor hij werkt daarvoor open staat. Hoe meer de organisatiecultuur intrapreneur-ship stimuleert, hoe meer innovatief werkgedrag werkne-mers vertonen. Meer nog: zulke ondernemingen slagen er zelf in om minder ondernemende profielen aan te zetten tot innovatief gedrag.

Beslissingsvrijheid, steun van het management, zowel financieel als moreel, en de nodige tijd krijgen om over nieuwe zaken na te denken zijn cruciale factoren die ervoor zorgen dat werknemers met nieuwe ideeën op de proppen komen. Dat kan met vrij eenvoudige maatregelen. Zo kan een bedrijf werknemers bijvoorbeeld vijf procent van hun tijd aan eigen projecten laten besteden. Ook werknemers buitenlandse congressen laten bijwonen en opleidingen laten volgen, helpt de organisatie vooruit.

Page 12: Sectorlink Magazine editie twee

44 | Sectorlink Magazine | Nummer 2 | Dec 2012 - Feb 2013

Werknemer

Ondernemend profiel: Proactieve persoonlijkheid Cognitieve stijlen Proactief gedrag

Uitkomst

Intrapreneurship: Innovatief werkgedrag Ideeën genereren Ideeën promoten Ideeën realiseren

Organisatie

Organisatiecultuur die intrapreneurship ondersteunt: Steun van het management Beslissingsvrijheid Beschikbaarheid tijd Beloning - aanmoediging

"Nieuwe wetgevingen of verplichtingen opvolgen en beïn-vloeden, nieuwe projecten voorstellen, events organiseren, nieuwe publicaties realiseren, ontwerpen van een web-site,… Omdat Bouwunie een kleine werkgeversorganisatie is met zo'n twintig personeelsleden, wordt iedereen 'ge-dwongen' om creatief aan het werk te gaan binnen een vast takenpakket. We geven onze collega's de nodige ruimte en flexibiliteit om ondernemend te werken. We krijgen ook de vrijheid van onze directie om creatief aan de slag te gaan waardoor we onze ideeën open op tafel kunnen leggen. Meestal worden die ideeën echt gerealiseerd in een testfase. Uiteraard komt er bij trial soms error aan te pas. Maar dan wordt er een grondige evaluatie gemaakt zodat we leren uit onze fouten en bij een volgende gelegenheid trial in succes wordt omgezet", zegt Jo Kusseneers, coördinator Bouwunie.

Oude en grote organisaties

Uit de studie blijkt ook dat oudere en grotere organisa-ties het moeilijker hebben om intrapreneurship te stimu-leren. Dat hoeft niet te verwonderen, want jonge en kleine organisaties zijn opgericht door proactieve individuen of teams die kansen zien in een veranderende omgeving.

Overheid buitenbeen

Een buitenbeen in het onderzoek is de overheid. Respon-denten die bij de overheid werken, geven aan dat het top-management vernieuwende initiatieven minder steunt dan in andere sectoren en dat de individuele beslissingsvrijheid bij werknemers te beperkt is.

"Eerlijkheidshalve moet ik vaststellen dat de Vlaamse overheid in zijn totaliteit nog niet matuur genoeg is om een echte innovatie organisatie te zijn. Er is wel openheid naar de concepten, maar de durf en daadkracht ontbreekt nog te vaak om echt over te gaan tot de praktijk. De overheid is heel complex gestructureerd, regelgeving is niet altijd evi-dent om te doorbreken en de oude politieke cultuur is nog niet volledig weggewerkt. Als je bijvoorbeeld mensen meer flexibel wil inzetten, dan bots je op een personeelsstatuut waar functies ingedeeld worden in niveaus die vasthangen aan diploma's. Je hebt ook nog steeds het onderscheid tus-sen statutair benoemden en contractuele personeelsleden. Dat zorgt voor onrechtvaardigheid, want mensen die zich meer inzetten voor de organisatie krijgen niet altijd de waardering waarop ze recht hebben en vice versa", zegt Elke Wambacq Consultant HRM (Kind en Gezin).

Page 13: Sectorlink Magazine editie twee

Sectorlink Magazine | Nummer 2 | Dec 2012 - Feb 2013 | 45

"De overheid kan je het best vergelijken met een grote tanker op zee. Als je die wil draaien of in beweging krijgen moet je voorzichtig te werk gaan en veel geduld hebben. Dat kan jonge mensen afschrikken omdat het niet snel genoeg vooruit gaat. Er bestaat bijvoorbeeld binnen de overheid een netwerk van jonge ambtenaren (Club 35) die hiermee geconfronteerd worden. Club 35 onthaalt jonge-ren die werken bij de overheid om hen wegwijs te maken en een visie te hebben op de ambtenaar van morgen. Want onderzoek wees immers uit dat als je na je vijfendertig-ste verjaardag nog steeds bij de overheid werkt, je in een gouden kooi terechtkomt", aldus Elke.

Hoe en wanneer bent u op het idee gekomen om de werkgroep ‘De innovatieve bende’ op te richten?

Elke Wambacq: "In september vorig jaar heb ik impulsief de beslissing genomen om op LinkedIn een groep op te richten die innovatieve geesten die affiniteit hebben met de overheid samenbrengt. Het idee ontstond na mijn aanstelling als projectleider innovatieve arbeidsorgani-satie binnen de Vlaamse overheid. Die opdracht kan ik onmogelijk vanuit een ivoren toren vervullen. De sociale media bleken hiertoe een handig instrument. In het begin gebruikte ik de groep voornamelijk om te communiceren over het project innovatieve arbeidsorganisatie. Nu is het uitgegroeid tot een forum dat onderwerpen aanhaalt die gaan over innovatie bij de publieke sector."

Wat zijn de belangrijkste uitdagingen van de werk-groep en hoe pakt u die aan?

Elke Wambacq: "We werken aan een kennisplatform rond innovatieve arbeidsorganisatie en aan een leidraad die een beeld schetst over innovatie in de publieke dienstverlening. We willen een groeibarometer op maat maken zodat over-heden hun groeiproces op het vlak van innovatie kunnen stimuleren. Daarnaast willen we ook een pool oprichten van intrapreneurs die entiteiten kunnen helpen bij het bij-sturen van hun traject. Hierbij willen we de interne exper-tise optimaal gaan benutten. De projecten worden uitge-werkt door collega's die vooral goesting hebben om dat te doen. Mijn rol is om die met elkaar in contact te brengen

en het project op te volgen. Ik probeer met de innovatieve bende de energie en de spontaniteit die we kennen bij de informele netwerken te gebruiken om het vervullen van formele opdrachten succesvoller te maken."

U bent expert in innovatieve arbeidsorganisatie. Wel-ke tips zou u geven aan organisaties die willen ver-nieuwen en de talenten van hun werknemers meer willen benutten?

Elke Wambacq: "Een innovatieve organisatie vergt een cultuur van vertrouwen en openheid. In traditionele or-ganisaties wordt de focus veelal gelegd op controle en be-heersing. Dat is nefast voor een open en creatieve cultuur. Daarnaast is het ook belangrijk om een duidelijke visie en strategie te hebben die gericht is op het creëren van een maatschappelijke meerwaarde. Mensen moeten kun-nen werken met hun hoofd en handen, maar ook met hun hart."

"Luisteren en contacten leggen met leden is voor mij het allerbelangrijkste. Daarnaast hebben werknemers een zekere vrijheid nodig om zich te kunnen ontplooien en creatief op te treden. Een open klimaat waar vrijuit ge-sproken kan worden over ideeën en moeilijkheden werkt stimulerend om de intrapreneur in u zelf te laten groeien", vult Jo Kusseneers aan.

BouwunieUnie van KMO-Bouwbedrijven

www.bouwunie.be

Op www.sectorlink.be vindt u als abonnee een extra artikel over inclusieve ondernemingen.

Page 14: Sectorlink Magazine editie twee

52 | Sectorlink Magazine | Nummer 2 | Dec 2012 - Feb 2013

DOOR DE WOL GEVERFD

Tekst: Nathanëlla Monsaert

“Het is niet altijd gemakkelijk om de verschillende meningen van de sectoren op één lijn te krijgen”

Zal het VBO in 2020 nog bestaan? Die vraag stelt Trends al enkele jaren. Volgens het weekblad is de kans groot dat werkgeversorganisatie Voka en UNIZO het VBO onnodig zullen maken. Maar is dat wel zo? Tony Vandeputte, voormalig gedelegeerd bestuurder van het VBO (het Verbond van Belgische Ondernemingen), ontkent met klem.

“Dwaas”, reageert Tony Vandeputte op de stelling van het weekblad Trends. “Ik was hier in 1981 nog maar een paar maanden aan de slag als algemeen adviseur en directeur van het economisch departement toen het tijdschrift op een cover de foto publiceerde van de toen pas aangetreden voorzitter Daniël Janssen met het bijschrift ‘De laatste voorzitter van het VBO’. Materies zoals de begroting, fis-caliteit, energie, de omzetting van Europese richtlijnen en het sociaal overleg waren dertig jaar geleden al grote aan-dachtspunten en zullen dat altijd blijven. Meer nog, hoe meer materies en bevoegdheden men geeft aan de gewest-en, hoe belangrijker de koepelorganisatie wordt om voor de nodige coördinatie te zorgen. Werkgevers willen dat de wetgeving zo efficiënt en eenvoudig mogelijk is. Wanneer de regering hen andere regels oplegt, zorgt dat voor com-plicaties. Dat geldt zeker voor internationale bedrijven die in ons klein landje een vestiging hebben. Als coördinator organiseert VBO maandelijks een contactcomité waar het met vertegenwoordigers van de verschillende regionale or-ganisaties de problemen tussen de gewesten en de federale staat samen bespreekt.”

Hoe heeft u de koepelorganisatie zien veranderen?

“De laatste jaren heeft het VBO sterk ingespeeld op de communicatie. Via onder meer de website en moderne media communiceert het VBO veel meer dan vroeger. Ook de klemtonen zijn verschoven. Het sociaal overleg blijft een belangrijk punt, maar andere aspecten zoals duurzame ontwikkeling winnen aan belang. Daarnaast is de samenstelling van onze bestuursorganen veranderd. In 1980 was het VBO eerder Franstalig. Door het toenemend economisch belang van Vlaanderen tegenover Wallonië en Brussel zitten er nu meer Vlamingen in onze besturen. In het directiecomité zaten er tot de jaren tachtig enkel

Page 15: Sectorlink Magazine editie twee

Sectorlink Magazine | Nummer 2 | Dec 2012 - Feb 2013 | 53

grootindustriëlen en vertegenwoordigers van grote bedrijven uit de dienstensector. Toen ik gedelegeerd bestuurder was in de jaren negentig wou ik meer voeling krijgen met het bedrijfsleven. Het directiecomité telt momenteel ongeveer dertig leden met een evenwicht tussen vertegenwoordigers van zowel grote als kleine bedrijven, van diensten- en industriesectoren afkomstig uit alle windstreken van ons land.”

Zal het VBO er anders uitzien nu Pieter Timmermans gedelegeerd bestuurder is?

“Ik was meer het studax-type. Ik voelde me goed thuis bin-nen de regeringskringen, op kabinetten en studiediensten. Het sociaal overleg was een hoofdbekommernis, in combi-natie met het economisch en financieel plaatje. Want als de economie niet goed draait, kan het sociale aspect niet vol-gen. Mijn opvolger Rudy Thomaes kwam uit het bedrijfs-leven. Hij had de reflexen van bedrijfsleider en voelde heel goed aan wat er binnen een onderneming leefde. Dankzij hem zijn de diensten die het VBO aanbiedt beter bekend geraakt bij de leden. Voor Pieter Timmermans moeten we nog afwachten maar als ik naar zijn carrière kijk, vermoed ik dat hij ook eerder een studax-type is. De toekomst zal het uitwijzen.”

VBO heeft het imago een afstandelijke organisatie te zijn. Wat kan de koepelorganisatie hiertegen doen?

“Dat imago klopt wel voor een stuk. VBO is een organisatie van bedrijfssectoren. Het lijdt een beetje aan hetzelfde syndroom als Europa voor de doorsnee burger. Het gebeuren is een ver-weg-van-mijn-bed-show. De doorsnee burger voelt zich betrokken bij zijn gemeente en bij regionale of federale beslissingen die meteen voelbaar zijn in zijn portemonnee maar minder bij Europa. Door de structuur van onze raden te veranderen en ons meer rechtstreeks open te stellen voor bedrijven, hopen we dat imago van ons af te schudden. Toen ik nog gedelegeerd

bestuurder was, ging ik persoonlijk de nieuwe voorzitter voorstellen bij alle sectoren en spraken we daar met verschillende bedrijfsleiders. Het is heel belangrijk dat zij voelen dat hun mening telt.”

Waarom zit de Belgische ondernemers- en organisa-tiewereld zo ingewikkeld in elkaar? Kan het niet een-voudiger?

“Ons land zit nu eenmaal ingewikkeld in elkaar en dat weerspiegelt zich in de organisaties. In mijn ogen zou het efficiënter kunnen. Tijdens mijn vijftien jaar als gedelegeerd bestuurder heb ik het drie keer geprobeerd om de ondernemerswereld eenvoudiger te maken. Dat is me niet gelukt. Karel Boone van biscuiterie LOTUS die in de jaren negentig voorzitter was van het VBO had zelfs verschillende scenario’s uitgetekend. Allemaal verloren moeite. Hoe dat kwam? Ik denk hoofzakelijk omdat Voka, het Vlaams netwerk van ondernemingen, dat niet wou. Ze vonden dat het niet nodig was om afspraken te maken, want die zouden toch automatisch volgen bij de overheveling van bevoegdheden. Wat ik zeker mogelijk acht is om over de sectoren heen talenten en competenties te bundelen. Ik vind het niet kunnen dat verschillende organisaties bijvoorbeeld een uitstekende fiscalist hebben. Het zou beter zijn om een team van fiscalisten uit te bouwen die voor alle sectoren werkt. Dat is al voor een stuk gebeurd. Heel wat federaties hebben onder meer hun juridische en fiscale diensten sterk afgebouwd en overgelaten aan het VBO.”

Is er volgens u een machtsstrijd aan de gang tus-sen het VBO en Voka voor het marktleiderschap aan werkgeverskant?

“Een machtsstrijd zou ik het niet noemen. De verhou-dingen met de gewestelijke organisaties zijn altijd wel wat moeilijk geweest maar zeker niet op het persoonlijke vlak en iedereen beseft dat er samengewerkt moet worden. Bedrijfsleiders aanvaarden niet dat werkgeversorganisaties onderling ruzie maken en hieraan hun tijd verspillen. Voka leunt dichter aan bij de politieke Vlaamse stroming. Het is niet toevallig dat de politicus Bart De Wever ooit gezegd heeft: ‘Mijn baas is Voka’. VBO wil boven die politiek staan en een goede verstandhouding hebben met iedereen zowel aan de macht of in de oppositie, of dat nu een fe-derale, Vlaamse, Waalse of Brusselse minister is. Dat heeft tot gevolg dat rond bepaalde thema’s spanningen kunnen ontstaan. Vooral bij debatten rond de staatshervorming en de overheveling van bevoegdheden naar de gewesten. Onze organisaties hebben voor een stuk een verschillende dna. Voka werd in 1926 mee opgericht door de onderne-mer Lieven Gevaert en een aantal Vlaamse bedrijfsleiders

In crisistijd is het juist noodzakelijk om zich aan te sluiten bij een beroepsvereniging om zijn belangen te verdedigen. Een individueel bedrijf kan dat moeilijk.

Page 16: Sectorlink Magazine editie twee

54 | Sectorlink Magazine | Nummer 2 | Dec 2012 - Feb 2013

In Europa is er de trend naar decentraal overleg op bedrijfsniveau. Bent u een voor- of tegenstander?

“Theoretisch is dat de beste formule. Een bedrijf zou af-spraken moeten kunnen maken inzake loonontwikkeling in functie van de productiviteitswinst. In de praktijk is dat jammer genoeg niet zo. De vakbonden zijn zodanig geor-ganiseerd dat die sectorafspraken willen en ze hebben tij-dens een overleg de macht om die wil op te leggen.”

“Overleggen is een traditie in België. Een regering die maatregelen treft zonder de sociale partners te raadplegen, dat loop faliekant af. De regering luistert meestal naar de sociale partners, want ze kennen het terrein en weten wat kan en wat niet. Enkele jaren geleden hadden we een akkoord bereikt met de vakbonden over de hervorming van de stage. Wij stelden onze plannen voor aan mevrouw Onkelinx die toen minister van Tewerkstelling was. Gedurende anderhalf uur heeft ze de vakbonden en meer bepaald het ABVV (Algemeen Belgisch Vakverbond) onder druk gezet om toe te geven dat ons akkoord niet goed was. Ze wou haar eigen maatregel, het Rosetta-plan, doordrukken. En dat is haar gelukt. De kranten stonden er vol van, wat goed was voor haar populariteit. Maar ondertussen hebben de sociale partners in onderling overleg dat plan al vijf keer moeten veranderen, omdat het gewoon niet werkte op het terrein.”

VBOHet Verbond van Belgische Ondernemingen

Het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) is de enige interprofessionele werkgeversorganisatie die de ondernemingen uit de drie gewesten van ons land vertegenwoordigt. Zijn leden, de voornaamste sectorfederaties van ons land, vertegenwoordigen de ondernemingen actief in de sleutelsectoren van de industrie en de diensten.

Opgericht: 1973Aantal leden: 38 sectorale bedrijfsfederaties Scope: BelgiëContact: Secretariaat ([email protected])Doelgroep: Sectorfederaties

www.vbo-feb.be

die terecht vonden dat de Vlamingen niet voldoende verte-genwoordigd werden. Voka is tot op vandaag hoofdzake-lijk een organisatie van bedrijfsleiders, wij van de sectoren.”

VBO vertegenwoordigt de sectoren. Wat doet u als de standpunten binnen de sectoren verdeeld zijn?

“Het is inderdaad niet altijd gemakkelijk om de verschil-lende meningen op één lijn te krijgen. Bedrijven zijn collega’s en concurrenten waardoor de sectoren soms tegenovergestelde belangen vertegenwoordigen. Vooral binnen de energiesector kunnen de discussies hoog op-laaien. Langs de ene kant zijn er de producenten en langs de andere de consumenten. Denk maar aan de geplande windparken op zee. De bouwers krijgen subsidies die de consumenten betalen. Uiteraard hadden beide groepen uiteenlopende opvattingen. VBO heeft toen besloten om binnen het directiecomité een onafhankelijke bemiddelaar aan te duiden die de discussie leidde en probeerde om bepaalde standpunten dichter bij elkaar te brengen. Maar dat bazuinen we niet rond, dat blijft intern.”

Voor welke uitdagingen staan federaties volgens u?

“Dat hangt af van sector tot sector. Sommige hebben te kampen met inkrimpende activiteit en zijn op zoek naar manieren om die evolutie om te keren. Sectororganisaties evolueren met de tijd. Het Staalverbond was één van onze grootste leden maar vandaag niet meer. De sectoren die het moeilijk hebben moeten kansen scheppen binnen hun organisatie of zich opofferen en hun leden aansturen om bij een andere federatie aan te sluiten. Een hergroepering van een aantal federaties is zeker niet uit te sluiten.

In ons vorig magazine stelde Luc De Vocht dat steeds meer leden hun bijdrage in vraag stelden. Wat vindt u van die stelling?

“Dat is begrijpelijk maar zeker niet aangewezen. In crisis-tijd is het juist noodzakelijk om zich aan te sluiten bij een beroepsvereniging om zijn belangen te verdedigen. Een in-dividueel bedrijf kan dat moeilijk. Grote bedrijven worden lid van een sector en van het VBO om het beleid te kunnen beïnvloeden. Kleine bedrijven hebben daarentegen vooral de dienstverlening van hun federatie nodig. Zij hebben bijvoorbeeld niet de specialist in huis die alles weet over de sociale onderhandelingen. Een zeer belangrijk element dat de bedrijven aan de sectoren en het VBO bindt, is de manier waarop het sociaal overleg in ons land gebeurd. De afspraken die dan gemaakt worden, worden meestal alge-meen bindend verklaard en het is dus heel belangrijk dat alle ondernemingen hierbij betrokken zijn.”