18
 Inleiding meritocr at ie Een maa ts ch appe li jk sy st eem waa rin mensen een po si ti e innemen op ba si s v an verdiensten. sociologische verbeelding = imaginatie Sociologische visie, een manier om naar de wereld te kijken die verbanden legt tussen persoonlijke, individuele gebeurtenissen en de sociale krachten die er vorm aan geven. (Mills) biografie = levensloop Het geheel van in wisselende mate ingrijpende levensgebeurtenissen die individuen ervaren. soc iale structuur Geh eel v an socia le verhoudi nge n tuss en de le den v an een gege ven sociale eenheid homo sociologicus sociologische concepten (= mentale vangnetten) De bouwstenen die sociologen gebruiken om de sociale werkelijkheid te vatten en te analyseren. (gedrag, interactie en context) gedrag = behaviour Het geheel van motorische en cognitieve activiteiten waardoor de mens zich aanpast aan zijn/haar omgeving handelen Doelgericht gedrag (mentale projectie!) sociaal handelen = social action massagedrag imitatie  Alle menselijk gedrag waaraan door de acto r een subjectieve betekenis wordt gegeven en dat volgens haar/zijn bedoeling gericht is op het gedrag van andere en erdoor wordt bepaald. (Weber) Handelen dat beïnvloedt is door deelname aan massa’s instrumenteel rationeel - waarderationeel – affectief – traditioneel – reflexief handelen instrumenteel rationeel handelen Sociaal handelen dat bepaald wordt door efficiëntie verwachtingen die een actor heeft in een handelingssituatie: welke middelen zijn het meest geschikt om een bepaald doel te bereiken. (Weber) waarderationeel handelen Sociaal handelen waarbij het bewust gel oof in ultieme waarden centraal staat, los van enige doelrealisatie. tradit ioneel handelen Sociaal handelen dat volgt uit sociaal ingewortelde handelingsgewoontes. (Weber) reflexief handel en Over heer send handeli ngskenmerk in laatmo der ne samenlevingen gekenmerkt door stoppen, denken en kiezen; staat in tegenstelling met traditioneel handelen. interactie He t pr oc es v an w eder zijdse b nvloedin g tussen personen of so ci al e ee nheden, proces dat plaatsgrijpt dmv gedrag met een symbolische betekenis. Het geslaagd onderling op elkaar afstemmen van opdat en omdat motieven. opd at- mot ief Motie f da t er op wijs t da t ie mand iets wil r eal iseren en zich daa r min of meer bewust mentaal op voorbereidt. (Schütz) omdat -motie f Motie f dat e r op wi jst d at iemand reageert op h et opdat moti ef va n een ander. (Schütz) gedeel d s ymbole nsy ste em Een medium dat act ore n g ebr uik en als basi s v oo r interactie. 1

Sociologie woordenlijst

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Sociologie woordenlijst

5/16/2018 Sociologie woordenlijst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/sociologie-woordenlijst 1/18

Inleiding

meritocratie Een maatschappelijk systeem waarin mensen een positie innemen op basis vanverdiensten.

sociologische

verbeelding= imaginatie

Sociologische visie, een manier om naar de wereld te kijken die verbanden legt

tussen persoonlijke, individuele gebeurtenissen en de sociale krachten die ervorm aan geven. (Mills)

biografie =levensloop

Het geheel van in wisselende mate ingrijpende levensgebeurtenissen dieindividuen ervaren.

sociale structuur Geheel van sociale verhoudingen tussen de leden van een gegeven socialeeenheid

homo sociologicus

sociologische concepten(= mentale vangnetten)

De bouwstenen die sociologen gebruiken om de sociale werkelijkheid tevatten en te analyseren. (gedrag, interactie en context)

gedrag =behaviour

Het geheel van motorische en cognitieve activiteiten waardoor de mens zichaanpast aan zijn/haar omgeving

handelen Doelgericht gedrag (mentale projectie!)

sociaal handelen= social action

≠ massagedrag≠ imitatie

 Alle menselijk gedrag waaraan door de actor eensubjectieve betekenis wordt gegeven en dat volgenshaar/zijn bedoeling gericht is op het gedrag vanandere en erdoor wordt bepaald. (Weber)

Handelen dat beïnvloedt is door deelname aanmassa’s

instrumenteel rationeel -waarderationeel –affectief –traditioneel –reflexief handelen

instrumenteelrationeel handelen

Sociaal handelen dat bepaald wordt door efficiëntie verwachtingen die eenactor heeft in een handelingssituatie: welke middelen zijn het meestgeschikt om een bepaald doel te bereiken. (Weber)

waarderationeelhandelen

Sociaal handelen waarbij het bewust geloof in ultieme waarden centraalstaat, los van enige doelrealisatie.

traditioneel handelen Sociaal handelen dat volgt uit sociaal ingewortelde handelingsgewoontes.(Weber)

reflexief handelen Overheersend handelingskenmerk in laatmoderne samenlevingengekenmerkt door stoppen, denken en kiezen; staat in tegenstelling mettraditioneel handelen.

interactie Het proces van wederzijdse beïnvloeding tussen personen of sociale eenheden,proces dat plaatsgrijpt dmv gedrag met een symbolische betekenis.Het geslaagd onderling op elkaar afstemmen van opdat en omdat motieven.

opdat-motief Motief dat er op wijst dat iemand iets wil realiseren en zich daar min of meerbewust mentaal op voorbereidt. (Schütz)

omdat-motief Motief dat er op wijst dat iemand reageert op het opdat motief van een ander.(Schütz)

gedeeld symbolensysteem Een medium dat actoren gebruiken als basis voor interactie.

1

Page 2: Sociologie woordenlijst

5/16/2018 Sociologie woordenlijst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/sociologie-woordenlijst 2/18

initiatiefrecht Recht om in een interactie het initiatief van een maatschappelijke eenheid dieomwille van bevolkingsdruk moet overwonnen worden.

volgplicht De plicht om in een interactie het initiatief van de andere te volgen omwille vaneen sociale positie met een lagere sociale status

coöperatie =

coöperatieve relatie= samenwerking

Een relatie die ideale en gewenste regels oplegt die zonder dwang nageleefd

worden. (Piaget)

conformiteit Het inlossen van de normatieve verwachtingen van het maatschappelijkeleven.

ruil Sociale ruil waarbij het profijt van de ene de kost van de andere is enomgekeerd.

conflict Interactie die door objectieve of subjectieve tegenstellingen wordtgekenmerkt, tegenstellingen die het gevolg zijn van een ongelijke controleover schaarse elementen.

verdelende rechtvaardigheid

= distributive justice

Wanneer de kosten van persoon A groter zijn dan die van persoon B,

moet de beloning van A ook groter zijn dan de beloning van B.noblesse-oblige-principe Wie op een hogere beloning aanspraak wil maken, dient ook bereidte zijn een hogere last te dragen.

billijkheidstheorie =equity theory

Relatie waar alle interactiepartners relatief (qua inbreng) gelijk beloningen krijgen.

gelijkheid = equality Relatie waar beide partners even veel uit die relatie halen wat ook hun specifieke inbreng is.

gedragswetenschappen Geheel van wetenschappelijke disciplines welke de motorische encognitieve activiteiten van mensen bestuderen.

sociologie De wetenschap die begaan is met de systematische studie van de

interactie tussen personen en sociale eenheden, van de factoren die dezeinteractie bepalen en van de gevolgen daarvan voor het menselijk gedrag.psychologiesociale psychologie Studie van de attitudevorming en attitudeverandering met inbegrip van

overtuigingsprocessen.sociobiologie Wetenschap welke sociaal handelen verklaart vanuit evolutionair

tijdsperspectief. Hierbij wordt het effect van biologische evolutieprocessenop menselijk gedrag en handelen nagegaan.

biosociale verklaringen Het verklaren van interacties vertrekkende van biologische kenmerken of factoren.

Maatschappelijke organisatie cultuur maatschappelijke Manier waarop menselijk gedrag e groepsleven sociaal georganiseerd zijn.

2

Page 3: Sociologie woordenlijst

5/16/2018 Sociologie woordenlijst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/sociologie-woordenlijst 3/18

organisatie

cultuur - Het geheel van gemeenschappelijke betekenissen die we aan het gedrag van een anderen aan ons eigen gedrag geven.- Het antwoord op overlevingseisen die fysische omgevingen aan menselijkesamenlevingen stellen en zo het menselijke, lichamelijke handelen vorm geeft.

- Cultuur omvat alles wat door mens in de loop der tijden verworven en gecreëerd werd:waarden, normen, kennis, ideeën, technieken, materiële producten en kunstvoorwerpen.- Inhoud van de samenleving.- Geheel van gedeelde betekenissen van een bepaalde groep of sociale eenheid.

culturele accumulatie Zienswijze die stelt dat cultuurelementen niet onderhevig zijn aanselectie doch bij elkaar gevoegd worden in de tijd.

gesloten instincten Zijn aanwezig bij biologische organismen wanneer er een vaste band is tussenstimulus en respons.

open instincten Niet louter genetisch, vooraal aangeleerd gedrag.

communicatie Het mede-delen van gedeelde betekenissensignum Teken of symbooltekens Vormen van non-verbale communicatiesymbool Iets dat voor iets ander staat of iets ander suggereert omdat er een relatie of 

associatie tussen de 2 bestaat, omdat het zo afgesproken is of omdat er eentoevallige gelijkenis is.

taal Een systeem van symbolen die op oneindige manier met elkaar verbonden kunnenworden en die niet alleen voorwerpen maar ook abstracte gedachten kunnenvoortstellen.Systeem van tekens en symbolen

artefacts Objecten die kenmerken van individu uitdrukkenhaptics Aanrakingenchronomics Tijd dat iemand praatproxemics Territoriumbepalingkinesics Lichaamstaal, lichaamshouding

linguïstische relativiteit Sapir-Whorf hypothese Woorden zijn de lenzen die ons toelaten om dingen te zien.

dominante realiteit = paramount

reality

De materiële wereld die onze dominante realiteit vormt: het is

de wereld waarin we leven en waarin biologische overlevencentraal staat (Schütz)

(eindige) zingevingdomein =finite provinces of meaning

Geheel van betekenissen die betrekking hebben op specifiekeaspecten van het menselijk leven en die de materiëlewerkelijkheid in meerdere of mindere mate doordringen. (bijv.wereld van dromen, fantasie, wetenschap, religie, trance, …)(Schütz)

subcultuur Groep in de samenleving die geloofsopvattingen, waarden en leefstijlen

heeft die verschillen van de dominante cultuur. De dominante cultuurzelf wordt niet in vraag gesteld

3

Page 4: Sociologie woordenlijst

5/16/2018 Sociologie woordenlijst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/sociologie-woordenlijst 4/18

tegencultuur =countercultures

Een rebellerende subcultuur die de dominante cultuurkenmerken invraag stelt.

etnocentrisme Het evalueren van andere culturen met de eigen cultuur als norm, watmeestal leidt tot negatieve beoordelingen van de waarden, normen engedragingen van de andere cultuur.

(sub)cultureelrelativisme Het principe dat een cultuur slechts kan begrepen worden via haar eigenkenmerk en omdat zij een specifieke aanpassing is aan de eisen van de omgevingen dat criteria van andere culturen niet zomaar op toegepast kunnenworden.

Existentiële kennis ≠ empirsche kennis

materiële cultuur Culturele artefacten: alles wat in stoffelijke vorm kan wordenvastgelegd

immateriële cultuur De manier waarop groepen mensen denken, hun waarden en

normen, hun kennis en wetenschap, hun emotionele en esthetischeuitdrukkingswijzen.

 Artefacten ≠ uitdrukkingsvormen (= expressievormen)

Maatschappelijke organisatie structuur 

dyade De kleinste interactie-eenheid, bestaande uit twee personen.triade Een groep die bestaat uit 3 personen.

groepscomplexiteitinterdependentie Afhankelijkheidsverband tussen mensen van een groep.figuratie Een groep mensen die samen een afhankelijkheidsverband vormen. (Elias)structuur Geheel van figuraties

directe kennis Persoon weet wat er zal gebeuren tussen 2 andere actoren.indirecte kennis

intentionaliteit = objectgerichtheidonbedoelde gevolgen

sociale groep Een aantal interagerende mensen met een gedeelde identiteit engroepsgevoel, met gemeenschappelijke belangen en met rechten en plichtenverbonden aan hun lidmaatschap.

aggregaat Individuen die zich tijdelijk (en toevallig) op dezelfde plaats bevinden, maar diezichzelf niet als een groep zien.

sociale categorie Een aantal mensen met gemeenschappelijke kenmerken.

groepscohesie De capaciteit van een groep om samen te blijvengroepscultuur De betekenissen die mensen aan hun interacties in de groep geven.groepsstructuur Het geheel van sociale relaties in de groep, samen met alle posities en

statussen.

primaire groep Kleine, blijvende en niet-instrumentele groep gebaseerd op emoties en waarin

4

Page 5: Sociologie woordenlijst

5/16/2018 Sociologie woordenlijst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/sociologie-woordenlijst 5/18

de groepsrelaties diffuus zijn. (Cooley)secundaire groep Formele en instrumentele groep van een variërende grootte en met een

wisselend ledenbestand, waarin de relaties gespecialiseerd en gesegmenteerdzijn. (Cooley)

formele

organisatie

Een groep waarvan de organisatie gericht is op het bereiken van een specifiek doel

dmv een gecoördineerde, collectieve inspanning waarbij een expliciete taakverdelingen autoriteitspatroon aanwezig is. (secundaire groep)bureaucratie Formele organisatie gekenmerkt door gezaghiërarchie, arbeidsverdeling, benoeming

op basis van vakkennis, nadruk op geschreven regels, procedures en documenten,en een strikte scheiding tussen het privé-leven en de werkomgeving. (Weber)

macht Het vermogen van een actor om in interactie haar/zijn doelstellingen teverwezenlijken, zelf tegen de wil van de andere(n) in. (Weber)

autoriteit =gezag

Gelegitimeerde macht Vorm van macht die handelingen van ander bepaalt viabevelen, die doeltreffend zijn omdat ze in de groep als

legitiem erkend worden.

traditioneelcharismatischrationeel-legaal

particularistischuniversalistisch

invloed ≠ macht Overtuigend (macht = dwingend); persoonlijk (macht = sociaal)dominantie ≠ macht Psychologisch (macht = sociologisch); gevolg van persoonlijkheid

(macht: gevolg van sociale relaties)recht ≠ macht Voorrecht / 1 van de dingen met macht verwevendwang ≠ macht Toepassing van de macht

structureel effect =contextueel effect

Een beïnvloeding van interacties door de sociale omgeving waarbinnendie interacties plaats vinden.

structurele verklaringstructurele factor =structureel element=structureel fenomeen= structureel kenmerk 

Extern deelaspect van een sociale eenheid. VS individuele kenmerkenKenmerk van een systeem van sociale relaties en groepen dat verschillenveroorzaakt mbt de manier waarop interacties tussen mensen eeninvloed hebben op deze mensen.

systeem Een gestructureerde of ordelijke relatie tussen een aantal elementen voorzoverre dit systeem een geheel of een eenheid vormt.Er wordt verondersteld dat systemen een omgeving hebben, naar

evenwicht neigen en zich intern steeds meer differentiëren.

ecologische fout =ecological phallacy

De foute veronderstelling dat uitspraken gedaan op aggregaatniveaugeldig zijn op individueel niveau.

statusstructuur Geheel van sociale posities en rollen in een sociale eenheid

sociale relatie Verband tussen 2 of meer actoren gekenmerkt door de kans dat er interactie

plaatsvindt. (Weber)

5

Page 6: Sociologie woordenlijst

5/16/2018 Sociologie woordenlijst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/sociologie-woordenlijst 6/18

status =(sociale) positie

Plaats binnen netwerk van sociale relaties.Plaats die iemand inneemt in de rangordevan sociale posities en die door het bezittenvan initiatiefrecht en/of volgplicht bepaaldworden. Statisch

Toegeschreven (op basis van hetbehoren tot een bepaalde groep)

 Verworven (op basis vanprestaties)

(sociale) rol Het dynamische aspect van de statuspositie;het is het gedragspatroon dat verbonden is met de rechten en plichten of deverwachtingen gekoppeld aan de positie. Dynamisch

rolverwachtingen Het gedrag dat verwacht van iemand die een bepaalde status heeft of eenbepaalde positie inneemt.

rolgedrag Het verwachte gedrag dat met een rol samengaat en in 1 situatie past.

statusindicatoren Statussen zijn hierin weerspiegeld. Ze kunnen de vorm aannemen van materiëleen immateriële voordelen en rechten.Ze kunnen beschouwd worden als de verticale dimensies van status.

 Vb: inkomen, opleiding, politieke rechtensociale rangorde De volgorde van sociale posities gebaseerd op het al dan niet bezitten vaninitiatiefrecht en/of volgplicht.

statussymbool Uiterlijkheid die een status identificeert/aantoont. (Vooral gebruikt doorstatusangstige mensen)

statusangst Onzekerheid over het behoud van een verworven status. (gevolg van /veroorzaakt door statusonzekerheid)

marginale mens Een persoon die een hogere status krijgt, maar niet over de anderestatuskenmerken beschikt om tot die hogere statusgroep te behoren entegelijkertijd ook niet meer volledig tot de lagere statusgroep behoort. (Hughens)

statusinconsistentie ontbreken van overeenstemming tussen verschillende dimensies die samenstatus bepalen (plaats binnen hiërarchieën is variabel)

statuskristallisatie aanwezigheid van die overeenstemming (zelfde plaats binnen allehiërarchieën)samenvloeien van de verschillende dimensies die samen een status bepalen

statusset Geheel van posities verenigd in 1 persoonstatusconflict Posities in 1 statusset lopen niet parallel en generen andere rechten

Situatie waarin de statussen die iemand in verschillende sociale relaties inneemtniet parallel lopen en de rechten die met 1 status verweven zijn niet samengaan

met de rechten van een andere status.rollenset Geheel van rollen samengaand met 1 positierollenconflict Conflict tussen rollen verbonden aan verschillende posities

Conflict dat met het vervullen van meerdere rolverwachtingen samenhangt omdataan de meerdere posities die een individu inneemt tegenstrijdige of onverenigbarerollen verbonden zijn.

rolspanning Tegengestelde aanspraken binnen role-setSpanning veroorzaakt door het niet kunnen tegemoet komen aan deverwachtingen van andere actoren in de role-set.

rolverwarring= rolconfusie  Als iemand niet weer hoe zij/hij zich in een situatie moet gedragen omdat zij/hijniet kan kiezen uit het passende rolgedrag.

6

Page 7: Sociologie woordenlijst

5/16/2018 Sociologie woordenlijst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/sociologie-woordenlijst 7/18

roldistantiëring Als iemand in staat is om binnen het invullen van de rolverwachtingen voldoendeindividualiteit aan te brengen.

rolsegregatie Als iemand zich passend kan gedragen in diverse situaties. (doordat de meesterollen vervuld worden op verschillende tijdstippen en in een andere context)

civilisatiegeschiedenis Geschiedenis van de omgangsvormen (o.a. etiquette)

sociale structuur Het geheel van sociale verhoudingen tussen leden van een gegeven socialeeenheid.Relaties en vormen van interactie + posities en rollenGeheel van relaties tussen statussen

structureleparameters =statusdimensies

Criterium dat impliciet is in de sociale onderscheidingen die mensen makenbij hun interacties en zo de sociale relaties tussen mensen en de socialestructuur van een maatschappij beïnvloedt. Vb: leeftijd, etniciteit, geslacht, beroep

nominale parameter Parameter die een samenleving opsplitst in subgroepen met expliciete

begrenzing maar zonder hiërarchische rangschikking, zoals geslacht of etnische herkomst. (Blau) Vb: geslacht, religie, beroep, buurtschap

graduele parameter Parameter die een samenleving opsplitst en hiërarchisch rangschikt op basisvan statusrangorde + is continu (Blau) Vb: onderwijs, leeftijd, macht, inkomen

sociale differentiatie De ontwikkeling van verschillen tussen de leden van de groep, ontwikkelingdie de vorm kan aannemen van rollendifferentiatie, functionele differentiatieof sociale stratificatie.(onderverdeling in de samenleving op basis van structurele parameters, vb:

gepensioneerde, jeugd,…)heterogeniteit De differentiatie in een sociale structuur die het gevolg is van nominaleparameters. (Blau)

statusongelijkheid De differentiatie in een sociale structuur die het gevolg is van gradueleparameters. (Blau)

geslachtsroldifferentiatie Toeschrijven van een rollenpatroon op basis van geslacht.

structurele analyse Beschrijving van differentiatie + de oorzaken en gevolgen ervan + hetverband met integratie.

integratie Contacten tussen verschillende onderverdelingen van de samenleving (vb: Vlaamse houdt van een Turk, jonge verpleegster verzorgt oudjes)

Maatschappelijke organisatie institutionalisering

institutie =instelling

Een dwingend en normatief geheel van rolverwachtingen, dat vorm geeft aanhet menselijke handelen, sociale verhoudingen structureert en mensensamenbrengt in georganiseerde sociale eenheden.

Bepaalde structuur die het gedrag van de leden van een bepaalde socialeeenheid regelt in functie van bepaalde aspecten van de cultuur van die eenheid.

7

Page 8: Sociologie woordenlijst

5/16/2018 Sociologie woordenlijst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/sociologie-woordenlijst 8/18

filosofischeantropologie

Wetenschap die de kennis over de mens uit sociale en biologischewetenschappen verenigt. Ze probeert antwoord te geven op vraag naarrelaties tussen mensen, instituties en cultuur.

wereldopenheid De mens als species is niet gebonden aan een specifieke habitat, maarkan in verschillende klimatologische en geografische omstandighedenoverleven.

gedrag- enhandelingsplasticiteit Kenmerken voor het menselijk handelen en bestaande uit het feit dat opeen stimulus geen vaste respons volgt.ontlastingsmechanismehistoriciteit De zienswijze dat instituties in de tijd ontstane, aan plaatsen gebonden en door

mensen ontworpen handelswijzen zijn;(Instituties verschillen naar ontstaanscontext + ze zijn menselijke constructies)Ruimer: alle sociale producten zijn door mensen op een bepaalde plaats en op eenbepaald ogenblik ontworpen.

primaire institutie Institutie die op onmiddellijke behoeftebevrediging gericht is (Malinowski)

 Vb: huwelijk, familiesecundaire institutie Institutie die zorgt voor de integratie van primaire instituties. (Malinowski) Vb: politieke organisaties

berdache of two-spirits Statuut dat voorkomt bij Native Americans: in een plechtigheid kan eenbiologische man overgaan tot de status van een sociale vrouw.

family of choice

Familie (of choice)

Organisatievorm van de leden van een menselijke groep: 2 of meer mensen diezich door bloed, huwelijk of adoptie verbonden beschouwen.

gezin Personen die een wooneenheid delen

nucleair gezin Echtgenoten + eventueel kinderenuitgebreid gezin Nucleair gezin + andere verwantenoriëntatie gezin Familie waarin persoon opgroeitprocreatie gezin Wanneer koppel 1ste kind krijgt

huwelijk Een door een sociale groep aanvaarde regeling voor paring en opvoeding vankinderen, gewoonlijk gekenmerkt door een sociaal ritueel.

socialeexogamie

Patroon van partnerselectie dat bepaalt dat de partner niet uit de eigen socialegroep mag komen.

socialeendogamie

Patroon van partnerselectie dat bepaalt dat de partner uit de eigen sociale groepmoet komen.

monogamie Familiesysteem waarin vrouw of man slechts 1 partner mag hebben.polygandrie Familiesysteem waarin 1 vrouw met verschillende manen getrouwd is.polygynouspolyandrie

 Vrouw is kinderloos

polygynie Familiesysteem waarin 1 man verschillende vrouwen getrouwd is.

neolokaleresidentie

Nieuwe woonplaats

patrilokaliteit Bij familie manmatrilokaleresidentie

Bij familie vrouw

bilateraal Afstamming wordt bepaald via de moederlijke en de vaderlijke lijn: zoel de

8

Page 9: Sociologie woordenlijst

5/16/2018 Sociologie woordenlijst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/sociologie-woordenlijst 9/18

afstammingspatroon familie van de moeder als van de vader wordt familie van de kinderen.patrilineair Afstamming wordt bepaald via de vaderlijke lijn: enkel de familie van de

vader wordt familie van de kinderen.matrilineair Afstamming wordt bepaald via de moederlijke lijn: enkel de familie van de

moeder wordt familie van de kinderen.

patriarchaat Geheel van sociale relaties tussen mannen op een materiële basis, dat leidt tot eenautoriteitspatroon waarbij de mannen de vrouwen domineren.matriarchaat Autoriteitspatroon waarbij vrouwen de manen domineren.

externalisatie Eerste fase in het ontstaan van instituties: de manier waarop mensen zich via hunideeën en projecten de natuurlijke buitenwereld toe-eigenen. (berger & luckmann)

objectificatie =objectivatie

2e fase: instituties vormen een objectieve, gelimiteerde werkelijkheid voor nieuwegeneraties, meestal omdat hen een transcendentaal karakter toegekend wordt.(berger & luckmann)

legitimatie 3e fase: legitiem, wettig en wenselijk laten ervaren van instituties.internalisering 4e fase: de institutionele regelingen worden als de vanzelfsprekende

maatschappelijke orde aangeleerd gedurende het socialisatieproces. (berger & luckmann)

praxis Ingrijpen in de externe omgeving, berustend op het veruitwendigen van hetmenselijke kunnen.

transcendentaalkarakter

Het buiten de wereld plaatsen van de oorsprong van empirische fenomenen.

institutie ≠ organisatie Institutie rechtssysteem, organisatie complexe juridischeorganisatie

Maatschappelijke organisatie socialisering

socialisatie =socialisering

Het proces waarin een individu leert om lid te worden van een maatschappij doorhet internaliseren van de normen en waarden van die maatschappij en door hetaanleren van haar/zijn sociale rollen.Proces waardoor een persoon de gewoontes en normen, kennis, e.a. van eengegeven groep of gemeenschap aanleert om erin te kunnen functioneren.

behaviorisme Psychologische school die beweert dat introspectie NIET de basis kan zijn voor hetverwerven van kennis over de mens. (studie in een laboratorische context)

9

Page 10: Sociologie woordenlijst

5/16/2018 Sociologie woordenlijst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/sociologie-woordenlijst 10/18

introspectie Het beschouwen van de eigen gedachten, gevoelens, ervaringen en zintuiglijkepercepties via zelfonderzoek als methode om tot kennis te komen.

conditionering Leerproces waarin nieuwe stimulus-respons verbanden tot stand gebracht worden.klassieke conditionering Experimenten van Pavlowoperante

conditionering

Permanente gedragsverandering die met de gevolgen van een bepaald gedrag

samenhangen.

operant Gedrag dat inwerkt op de omgeving om een bepaald resultaat te bekomen.reinforcer Stimulus op de operant.reinforcementverband

Een stimulus heeft een positieve of negatieve invloed op het herhalen van gedrag.

sociaalbehaviorisme

In tegenstelling tot het zuivere behaviorisme, wordt hier rekening gehouden metde studie (in een natuurlijke context) van de innerlijke ervaringen en van debetekenis die een individu aan haar/zijn handeling geeft om zo tot een adequateverklaring van het menselijke gedrag te komen. (Mead)

mind Intelligentie die ontstaat in een sociaal proces. (In evolutionair perspectief) (Mead)bewustzijn Het feit dat iemand zich bewust is van haar/zijn bestaan als een individu. Volgend

marx wordt het bewustzijn gevormd door het sociale, het materiële en/of hethistorische.

gestures De daad van een organisme die een respons van een ander organisme stimuleert.Bij de mens gaat het om significante symbolen en vocale gestures die tot meercomplexe responsen leiden. (Mead)

conversation

of gestures

Eerste stap in de menselijke interactie die als noodzakelijke factor gezien wordt

voor de ontwikkeling van het menselijk bewustzijn. (Mead)significantgesturessignificantsymbool

Een teken dat een achterliggende betekenis heeft en dat dezelfde betekenisoproept bij een andere persoon. (Mead)

taal Een systeem van symbolen die op oneindige manier met elkaar verbonden kunnenworden en die niet alleen voorwerpen maar ook abstracte gedachten kunnenvoortstellen.

taking the attitudeof the other

Het mechanisme waardoor het wederzijds op elkaar afstemmen dmvsignificante symbolen gebeurt. Hierdoor zijn mensen in staat zichzelf te

beoordelen vanuit het gezichtspunt van de ander.attitude Houding die men aanneemt tov de werkelijkheid die tevens een evaluatie

bevat.uitgestelde respons= delayed response

 Voor een op stimulus gereageerd wordt, wordt het standpunt van de andereingenomen en worden mogelijke reponsen impliciet getest en geselecteerd.

vocale symbolen Een klank met een gedeelde betekenisgedeelde betekenis Betekenis die door meerdere mensen aan een symbool gehecht wordt.

role-taking = takingthe role of the other

Het aannemen van de rol van andere en het zichzelf bekijken vanuit positievan die andere

imitatie 1e fase in ontwikkeling van het zelfbewustzijn: het kind imiteert anderen en bereidt

10

Page 11: Sociologie woordenlijst

5/16/2018 Sociologie woordenlijst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/sociologie-woordenlijst 11/18

zich voor op role-taking. (mead)play stage 2e fase: het kind leert door het spelen van dubbele rollen zichzelf te zien vanuit een

extern standpunt en dus zichzelf tot het object van zichzelf te nemen. (mead)game stage 3e fase: het kind leert rekening houden met de attitudes en rollen van iedereen die

tegelijkertijd in een bepaalde georganiseerde activiteit betrokken is. (mead)

generalized other De georganiseerde gemeenschap die het individu haar/zijn gevoel van eenheidgeeft. (Mead).

self Het zelfbewustzijn van het individu dat bestaat omdat het individu zichzelf in het eigenbewustzijn tot object kan maken. (mead)

i Het strikt individuele, niet-gesocialiseerde element in de persoonlijkheidHet impulsieve,n creatieve, spontane en autonome gedeelte van het self. (mead)

me Het gesocialiseerde aspect van het self, de afspiegeling van de maatschappij. (mead)

structureleambivalentie

Een situatie waarin vanuit de sociale verhoudingen tegenstrijdige eisen aanpersonen gesteld worden. (Merton)

lookling-glass-self Het zelfbeeld dat zich ontwikkelt door het internaliseren van de reactie vananderen op ons. (Cooley)

objectpermanentie

De realiteit bestaat uit objecten die zichtbaar aanwezig zijn, maar ook uit deobjecten die niet (langer) gezien kunnen worden. (Piaget)

sensorritmische stadiumpreoperationeel stadiumconcreet-operationeel stadiumformeel operationeel - = abstract stadium

psychoanalyse Techniek die als doel heeft inzicht te krijgen in het emotionele leven vanmensen door hen vrij te laten praten over hun emoties.

persoonlijkheidstheorie Freuds theorie die stelt dat mensen worden geboren als wezens die opzoek zijn naar onmiddellijke bevrediging van hun (erotische) driften.

es Dat deel van de menselijke persoonlijkheid waarin alle basis biologische driften ennoden zijn opgeslagen. (ONBEWUSTE) (Freud)

uber-ich De waarden en normen van de maatschappij die door het individu geïnternaliseerdzijn en haar/zijn driften intomen. (MAATSCHAPPELIJKE DISCIPLINERING) (Freud)

ich Het unieke deel van de persoonlijkheid dat zich aan de realiteit heeft aangepast.

(ONTWIKKELT UIT CONFRONTATIE ES EN UBER-ICH) (Freud)

oedipuscomplex Tijdens de ontwikkeling tot autonoom subject verdrukt het mannelijke kindzijn erotische verlangen naar de moeder en zijn antagonisme (=tegenstreving)tegenover de vader. (Freud)

culture-and-personality school

Theorie in de studie van socialisatie, gekenmerkt door toepassen vanpsychoanalytische principes op etnografisch materiaal.

identiteit Mentale constructie die orde brengt in het veelvoud van onze gevoelens dieopgewekt worden in de veelvuldige sociale relaties die we aangaan.

zelfbeeld Evaluatie die we op onszelf toepassen.zelfwaardering Positieve of negatieve evaluatie van het zelfbeeld.

11

Page 12: Sociologie woordenlijst

5/16/2018 Sociologie woordenlijst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/sociologie-woordenlijst 12/18

emotie Een sterk gevoel dat dikwijls samengaat met een fysieke reactie.

rolsocialisatie Telkens iemand met nieuwe sociale situaties of veranderingen in de socialeleefwereld wordt geconfronteerd, zal socialisatie (of het leren en internaliseren vanrollen en hun verwachtingen) opnieuw plaatsgrijpen.

generalisatieprocesbehoeftestructuur = need dispositions

geslachtsrolsocialisatie Meisjes en jongens worden van bij de geboorte anders gesocialiseerd enrespectievelijk een socio-emotionele en een instrumentele rol aangeleerd.

resource dilution theory Hoe meer kinderen, hoe meer de aanwezige middelen binnen het gezindienen verspreid te worden.

primogeniture De eerst geborene is ook de voornaamste / enige erfgenaam.spacing De intervallen tussen geboortes

occupational self-direction Zelfstandigheid binnen de werksituatie

referentiegroep De groep die gebruikt wordt als referentiekader bij het bepalen enevalueren van het eigen gedrag.

anticiperende socialisatie Gedragingen overnemen nog voor men tot de groep behoort.doorkruisendereferentieschema’srelatieve deprivatie Toestand die ontstaat door het evalueren van eigen omstandigheden

met behulp van een referentiekader dat niet dat is van de groep waarbijhet individu hoort.

normatieve referentiegroep Bron van normen en waarden, die richtlijnen geven of verwachtingen opwekken.

vergelijkende - =comparatievereferentiegroep

Bron van standaarden voor zelfevaluatie mbt de gepastheid van hethandelen of de adequaatheid van de uitvoering ervan.

Sociale controle en deviantie

sociale controle De formele en informele sociale processen die het gedrag van individuen of groepen regelen en afwijkingen van de norm proberen te minimaliseren.

ethisch controlestelsel Vorm van bovenindividuele sociale controle dmv publieke opinie, religie,kunst of persoonlijke idealen. (Ross)

politiek controlestelsel Vorm van bovenindividuele sociale controle dmv recht, leger of politie.(Ross)

normen - Vormen de concrete vertaling van morele waarden in de dagelijkse realiteit.- Voorschriften, regels die het gedrag van de leden van een groep bepalen en

12

Page 13: Sociologie woordenlijst

5/16/2018 Sociologie woordenlijst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/sociologie-woordenlijst 13/18

algemeen aanvaard zijn.mores Het geheel van regels dat moet gehoorzaamd worden om de stabiliteit van een groep

te verzekeren en waarvan afwijking tot formele sancties leidt. (Summer)folkways Gedragsregels en gebruiken die het leven van elke dag orde en vorm geven en

waarvan afwijking niet tot formele sancties leidt. (Summer)waarden - Waarden stellen het hoogste morele goed in een cultuur voor: het zijn de

groepsopvattingen over de relatieve wenselijkheid der dingen.- Meest gewenste doelen en middelen.- Cognitieve voorstellingen van behoeften- Abstracte leefregels- Criteria bij evaluatie gedrag- Onderdeel van het waardesysteem

attitudes - Houding die men aanneemt tov de werkelijkheid die tevens een evaluatie bevat.- Clusters van overtuigingen die samenhoren.

Overtuigingen= beliefs

Betrekking op concrete objecten

moraliteit

analytisch gevolg Inherent (rechtstreeks) gevolg van de handeling zelf.synthetisch gevolg Sanctie volgt dus niet uit de handeling zelf maar uit het gegeven dat de

handeling een regel overtreedt.

coöperatieve(wederkerige) relatie

Een relatie die ideale en gewenste regels oplegt die zonder dwangnageleefd worden. (Piaget)

dwangrelatie Relatie die een individu een uiterlijk systeem van dwingende regels oplegt.(Piaget)

moreel realisme Morele stelregels zijn niet abstract gebonden aan concrete externe figuren.

(Piaget)

subjectieve moraliteit Het morele bewustzijn dat door elk individu op haar/zijn eigen specifiekemanier wordt uigedrukt. (Durkheim)

objectieve moraliteit De gemeenschappelijke en onpersoonlijke standaard die we gebruiken ommenselijk handelen te evalueren. (Durkheim)

deviantie Gedrag dat regels, normen of verwachtingen van de leden van de socialegroep schendt en waarop met afkeuring of straf gereageerd wordt.

labelling- of etiketteerperspectief 

Theoretisch perspectief dat aandacht besteedt aan het criminalisatieprocesin een maatschappij en aan de impact van een deviant label op iemandsidentiteit. De nadruk ligt dus niet op deviant gedrag zelf, maar op demaatschappelijke definiëring ervan.

crusading reformers Individuen uit een bepaald maatschappelijke groep met een ethischimperialistische houding gecombineerd met een humanitaire motivatie.Door hun acties ontstaan nieuwe regelgeving, nieuwe outsiders en meestalook een stijging in de ordehandhaving.

primaire deviantie Afwijkend gedrag dat tamelijk onbelangrijk en marginaal is en veroorzaaktwordt door biologische, sociale of demografische factoren. (Lemert)

13

Page 14: Sociologie woordenlijst

5/16/2018 Sociologie woordenlijst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/sociologie-woordenlijst 14/18

secundaire deviantie Zwaar deviant gedrag dat veroorzaakt wordt door de negatieve reactie vande maatschappij op primaire deviantieNl. Het opplakken van label/etiket van ‘deviant’ En dat samengaat met een herinterpretatie van de eigen identiteit als ‘deviant’. (Lemert)

deviante identiteitdeviante loopbaan Proces waarin iemand haar/zijn zelfbeeld omvormt van niet-deviant totdeviant omwille van negatieve sociale reacties op primaire deviantie, omwillevan het door de omgeving als ‘deviant’ gelabeld worden.

criminaliseringproces Ontstaan van regels

anomie Toestand waarin maatschappelijke normen afwezig of afgebrokkeld zijnOf waarin er verwarring of conflict bestaat over de maatschappelijke normen.

homo duplex De mens heeft een aantal sociale ingesteldheden, maar wordt daarnaast gedreven

door een aantal biologische driften. (Durkheim)

innovation Aanpassing aan de kloof tussen culturele doelstellingen en geïnstitutionaliseerdemiddelen door de doelen na te streven mbv innoverende middelen.(merton)

ritualism Aanpassing aan … door het blijven gebruiken van aangeboden middelen zonder noglanger de doelen na te streven. (merton)

rebellion Aanpassing aan … door het vervangen van beide. (merton)retreatism Aanpassing aan … door het verwerpen van beide. (merton)conformisme Aanvaarden van culturele doelstellingen en geïnstitutionaliseerde middelen.

cultureel kapitaal Linguïstische en culturele vaardigheden die door ouders aan kinderen uitde midden en hogere sociale klassen worden meegegeven.

situationele - =mechanische verklaring

Wetenschappelijke verklaring die inzicht geeft in de werking van decausale factoren op het moment van het gebeuren van het verschijnsel.

historische - =genetische verklaring

Wetenschappelijke verklaring die probeert de antecedenten van hetfenomeen aan te duiden.

sociale desorganisatiedifferentiële associatie Verschil tussen het aantal contacten met situaties waarin algemeen

geldende waarden en normen, een positieve houding tov wettelijkeautoriteiten en wettig gedrag als gunstig of voordelig worden beschouwden het aantal contacten met situaties waarin een afwijzende houding tovdie elementen primeert. (Sutherland)

attachment =aanhankelijkheid

Internalisatie van normen via affectieve banden die een jongere vormt metpersonen uit de onmiddellijke omgeving en via de gevoeligheid voor deopinie van die personen. (Hirschi)

commitment =

toegewijdheid

De tijd en energie die geïnvesteerd wordt in het volgen van een bepaalde

gedragslijn. (Hirschi)involvement Een situatie waarin een persoon het eenvoudigweg te druk heeft met

14

Page 15: Sociologie woordenlijst

5/16/2018 Sociologie woordenlijst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/sociologie-woordenlijst 15/18

=betrokkenheid deelname aan conventionele, conforme en legitieme activiteiten om zichafwijkend te gedragen. (Hirschi)

belief = overtuiging Het aanvaarden van de morele geldigheid van het centrale waardestelselvan de maatschappij. (Hirschi)

vervreemding =

aliënatie

 Anomische situatie die ertoe leidt dat mensen geen zinvolle relatie met de

samenleving, met zichzelf of met elkaar hebben.

interne controle locus De verantwoordelijkheid voor de gevolgen van een handeling wordt bij depersoon zelf gelegd.

externe controle locus De verantwoordelijkheid voor de gevolgen van een handeling wordt in deexterne omgeving gelegd.

machteloosheid Onmogelijkheid om zelf vorm te geven aan wat het sociale leven uitmaakt.(Seeman)

zinloosheid =betekenisloosheid

De verwachting dat voldoening schenkende voorspellingen over detoekomstige gevolgen van handelen niet gemaakt kunnen worden.

(Seeman)normloosheid De verwachting dat sociaal afwijkend gedrag noodzakelijk is om degestelde doeleinden te bereiken. (Seeman)

isolatie Aan doeleinden die door de samenleving in haar geheel als wenselijk  beschouwd worden, wordt een lage beloningswaarde toegekend. (Seeman)

zelfvervreemding De mate van afhankelijkheid van een gegeven gedrag tov geanticipeerdetoekomstige beloningen die buiten de activiteit zelf liggen. (Seeman)

functionele rationaliteit Actoren ordenen middelen om een bepaald doel te bereiken (Manheim)( niveau van het doen)

substantiële rationaliteit Het hebben van inzicht in de logische samenhang van zaken. (Manheim)

( niveau van het denken)

Sociale stratificatie

sociale stratificatie Er treedt een ongelijke verdeling op van al wat als waardevol beschouwdword in een gegeven sociale eenheid Vorm van sociale differentiatie die ongelijkheid aanduidt.Hiërarchische structuur waarin bepaalde positie wordt ingenomen.

sociale statasociale ongelijkheid De ongelijke verdeling van schaarse middelen in een maatschappij omwille

van sociale differentiatie en sociale stratificatie.

gesloten samenleving Een samenleving waarin sociale mobiliteit tussen statusgroepen onmogelijk en dus afwezig is. + toegeschreven statuskenmerken

open samenleving Een samenleving waarin sociale mobiliteit tussen statusgroepen mogelijk is.

+ verworven statuskenmerken

15

Page 16: Sociologie woordenlijst

5/16/2018 Sociologie woordenlijst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/sociologie-woordenlijst 16/18

slavernij - Slaaf wordt beschouwd als (juridische en legale) eigendom van een ander persoon.- status van slaag is meestal erfbaar.

kaste Grootschalige groep gekenmerkt door erfelijke toegeschreven status, endogamie enstrenge sociale barrières gebaseerd op gebruik, wet of religie. Kasten zijn hiërarchischgeorganiseerd in een gesloten stratificatiesysteem.

standen - Groepen mensen worden gerangschikt op basis van bezit van land of van militaire

vaardigheden. - er was een groep mensen die lijfeigene waren.- contractuele overeenkomsten tussen de standen.- specifieke sociale organisatie in een vrij gesloten stelsel.

varnas Kaste in rurale hindoe indie: brahmanen (dichters/priesters),kshatrya(krijgsmannen/militaire chefs), vaishya (handelaars) enshudras(dienstboden, handenarbeiders).De paria’s onaantastbare = worden uitgesloten.

onaantastbare= paria

Iemand die tot de zogenaamde onderkaste behoorde en geminacht werd omdathet beroep dat zij/hij uitoefende als onrein en onzuiver wordt beschouwd.

dharma Morele opdracht van een individu die vervuld wordt door gebruiken of wetten tegehoorzamen. De basisprincipes van het kosmische of individuele bestaan.

 jati Endogame subkaste op dorpsniveau en meestal gedefinieerd door erfelijk bepaaldeberoepstaken.quasi-kaste Groep die in de moderne maatschappij de kenmerken van een kaste vertoont: er

bestaat een hiërarchische rangschikking met grote statusverschillen tussen degroepen en er zijn nauwelijks contacten tussen de groepen. (blau)

socialeklasse

1) Marx: collectiviteit waarvan de leden op dezelfde wijze in relatie staan tot deproductiemiddelen.2) Weber: groep personen met dezelfde levenskansen omwille van hun positie in eenmarktsituatie waar ze goederen, kapitaal of vaardigheden aanbieden.3) Dahrendorf: belangengroep waarvan leden in dezelfde mate op gezag kunnen bogen.

4) Giddens: geheel van posities met dezelfde mobiliteitskansen, dezelfde arbeidsdeling endezelfde autoriteitsstructuur.

onderbouw Dat deel van de samenleving dat de bovenbouw bepaalt en bestaat uitEen technologische basis (productiewijze en productiekrachten)En uit de sociale productieverhoudingen en arbeidsverdeling. (marx)

bovenbouw Dat deel van de samenleving dat bepaald wordt door de onderbouw en bestaat uitideologie en sociale instituties, zoals religie, recht en staat. De functie van debovenbouw bestaat erin de bestaande sociale verhoudingen te legitimeren. (marx)

klasse-an-sich Collectiviteit die handelt en de sociale werkelijkheid percipieert volgens dewaarden en normen die functioneel zijn voor de stabiliteit van de dominerende

klasse.klasse-für-sich Sociale klasse waarvan de leden zich bewust wordenZowel van het feit dat ze dezelfde posities innemen in de maatschappij Als van het feit dat ze dezelfde belangen hebbenEn dus gaan denken in termen van positieverbetering en klassenstrijd. (marx)

klassenbewustzijn De mate waarin een sociale klasse zich bewust is van haar positie binnen hetsociale stratificatiestelsel en haar relatie tov de productiemiddelen. (marx)

proletariaat De arbeidsmassa in een kapitalistische systeem, het vehikel van de revolutie. (marx)

klassenstrijd Strijd tussen het proletariaat en de bourgeoisie. (Marx)

kapitalismesurpluswaarde

16

Page 17: Sociologie woordenlijst

5/16/2018 Sociologie woordenlijst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/sociologie-woordenlijst 17/18

kapitaalaccumulatieverpauperingverelendung Toestand van de arbeidsmassa die zo ellendig is geworden dat er niets meer

te verliezen valt bij de vernietiging van het systeem. (Marx)

statusgroep Leefgemeenschap gebaseerd op sociale eer en met een gemeenschappelijkeleefstijl. (Weber)machtsgroep =partij

Een sociale klasse of statusgroep die zich organiseert om aan politiek tedoen. (Weber)

executives Degende die het bedrijf leiden, anders dan aandeelhouders.conclictgroepen De posities waaraan autoriteit verbonden is, vallen samen in clusters.

(klassen volgens Dahrendorf)quasi-groepen Groep die zich er niet bewust van is dat ze gemeenschappelijke belangen

heeft. (Dahrendorf)belangengroep Een quasi-groep waarvan de latente belangen omgevormd worden in

manifeste belangen (Dahrendorf)

socio-economischestatus = ses

Een totaal aanduiding bestaande uit alle parameters die individuen of gezinnen indelen door gebruik van indicatoren als beroep, inkomen, opleiding.

conflictsociologie Stelt dat de maatschappij niet neigt naar overeenkomst, maar gedreven wordtdoor belangengroepen die steeds in een spanningsverhouding tegenoverelkaar staan.

politieke elite Georganiseerde kern van personen die deelnemen aan de politieke macht. (Mosca)leidende elite Groep die bestaat uit de elites van verschillende institutionele sectoren. (Mosca)

managerselite Elite die bestaat uit managers en staatsbureaucraten.nomenclatuur De communistische partijbureaucratie in rusland. (Djilas)

power elite Elite die de amerikaanse maatschappij bestuurtEn die bestaat uit de leiders van de zaken-, regerings- en militaire wereld,Die verbonden zijn door hun gedeelde sociale achtergrondEn de uitwisseling van personeel tussen die 3 sectoren. (Mills)

cliquevorming

arbeids(ver)deling Een stabiele vorm van organisatie waarin er coördinatie bestaat tussen

individuen en/of groepen die verschillende maar geïntegreerde takenuitvoeren.

functioneleverklaring

Iets verklaren naar zijn functie in de samenleving.

sex/gender systeem Sex is het biologische geslacht van een mens.Gender zijn de sociale, culturele, psychologische en gedragskenmerken diemet een biologisch geslacht geassocieerd worden.

feminisatie van dearmoede

Stijging van de proportie armen die vrouw zijn vooral veroorzaakt door eenstijging van het aantal eenoudergezinnen met een vrouw aan het hoofd.

geslachtsstratificatie De ongelijke toegang van vrouwen en mannen tot macht, status eneigendom en andere schaarse middelen op basis van hun geslacht.

17

Page 18: Sociologie woordenlijst

5/16/2018 Sociologie woordenlijst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/sociologie-woordenlijst 18/18

(sociale) mobiliteit De op- of neerwaartsebewegingen van individuen of groepen tussen verschillendeposities in een systeem vansociale stratificatie.

Intragenerationeel: tijdens de loopbaanvan een persoon (carrière-mobiliteit)

Intergenerationeel: van de enegeneratie op de andere

politieke mobiliteit ≠ culturele mobiliteit

mobiliteitstabelpad-analyse Een complex causaal statisch model dat bestaat uit meerdere variabelen waar

tussen hypothetische relaties verondersteld worden en waarvan de directe,indirecte en totale invloeden kunnen nagegaan worden.

statusverwerving

prestige index Is een index van sociaal prestige dat men toekent aan het beroept dat men

uitoefent. Doel is niet zozeer sociale klassen af te bakenen, maar wel deindividuele locatie van personen binnen de stratificatie te bepalen.

primaire (arbeids)markt Arbeidsmarkt waarop goed betaalde, stabiele jobs wordenaangeboden. (Piore)

secundaire (arbeids)markt Arbeidsmarkt waarop laag betaalde jobs met weinig autonomie wordenaangeboden. (Piore)

18