5
SPREEKWOORDEN EN ZEGSWIJZEN UIT DENEKAMP EN NAASTE OMGEVING ONDEUGDEN EN GEBREKEN D e achterboks antrekken. Eig.: de achterbroek aantrekken . Gelijk aan 't gat van 'n toen trekken. De achterboks is een deel van het paardetuig, van 'n peerzellen. Dus: zijn woord niet gestand doen. He is bang, dat-e de leste hoonderd nich vol krig . Hij is bang, dat hij de laatste honderd (gulden) niet vol krijgt. He is zoa baldöädig, of-e peerevlees getten hef. Hij is zo bal- dadig, of hij paardevlees heeft gegeten. Eén de boks opbinnen. Eig.: iemand de broek opbinden; hem geducht onder handen nemen. Van bowwen boont, van oondern stroont. Wel mooie kleren aan 't lijf, maar verder moet men niet zien. Deur de ben vallen. Eig.: door de ben vallen, door de mand vallen. Een ben is een grote draagmand voor kippen en ander gevogelte, voor hooi, enz. Met de bree biel derop inhouwen. Eig.: met de brede bijl erop inslaan. Dus: royaal zijn, van de hoge boom leven, grote verteringen maken. Wi zölt is zeen, wel de blaankste billen hef. Wij zullen eens zien, wie het eerlijkst heeft gehandeld, het vrijst uitgaat . He löt zik veur dree stuuver nen boanenstok op de knee an- spitsen of veur dree stuuver deur de knee boren. Eig.: hij laat voor drie stuiver een bonenstaak op zijn knie aanpunten (zich door de knie boren). Het toppunt van pinnigheid, d.i. gierigheid. 'n Boord derof kriegen. De baard eraf krijgen, een schrob- bering ontvangen. Et geet em deur nen hadden bot. Eig.: het gaat hem door een harde bot. Vooral van iemand gezegd, die moeilijk van zijn geld kan scheiden en er toch toe gedwongen wordt. He hef 't achter 'n elboam. Eig.: hij heeft het achter de elle- boog; hij is een stiekemerd. Ewwert hef em oonder. Eig.: Evert heeft hem onder. Hij is lui. 48 Twentse Taalbank

SPREEKWOORDEN EN ZEGSWIJZEN UIT DENEKAMP EN NAASTE … · pachtprestaties de mate van welstand weerspiegelden. He hef nen slagrande Kaamper möl had. Eig.: hij heeft een slag van

  • Upload
    others

  • View
    1

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: SPREEKWOORDEN EN ZEGSWIJZEN UIT DENEKAMP EN NAASTE … · pachtprestaties de mate van welstand weerspiegelden. He hef nen slagrande Kaamper möl had. Eig.: hij heeft een slag van

SPREEKWOORDEN EN ZEGSWIJZEN UIT DENEKAMP EN NAASTE OMGEVING

ONDEUGDEN EN GEBREKEN

D e achterboks antrekken. Eig.: de achterbroek aantrekken . Gelijk aan 't gat van ' n toen trekken. De achterboks is een

deel van het paardetuig, van 'n peerzellen. Dus: zijn woord niet gestand doen.

He is bang, dat-e de leste hoonderd nich vol krig. Hij is bang, dat hij de laatste honderd (gulden) niet vol krijgt.

He is zoa baldöädig, of-e peerevlees getten hef. Hij is zo bal­dadig, of hij paardevlees heeft gegeten.

Eén de boks opbinnen. Eig.: iemand de broek opbinden; hem geducht onder handen nemen.

Van bowwen boont, van oondern stroont. Wel mooie kleren aan 't lijf, maar verder moet men niet zien.

Deur de ben vallen. Eig.: door de ben vallen, door de mand vallen. Een ben is een grote draagmand voor kippen en ander gevogelte, voor hooi, enz.

Met de bree biel derop inhouwen. Eig. : met de brede bijl erop inslaan. Dus: royaal zijn, van de hoge boom leven, grote verteringen maken.

Wi zölt is zeen, wel de blaankste billen hef. Wij zullen eens zien, wie het eerlijkst heeft gehandeld, het vrijst uitgaat.

He löt zik veur dree stuuver nen boanenstok op de knee an­spitsen of veur dree stuuver deur de knee boren. Eig.: hij laat voor drie stuiver een bonenstaak op zijn knie aanpunten (zich door de knie boren). Het toppunt van pinnigheid, d.i. gierigheid.

'n Boord derof kriegen. De baard eraf krijgen, een schrob­bering ontvangen.

Et geet em deur nen hadden bot. Eig.: het gaat hem door een harde bot. Vooral van iemand gezegd, die moeilijk van zijn geld kan scheiden en er toch toe gedwongen wordt.

He hef 't achter 'n elboam. Eig.: hij heeft het achter de elle­boog; hij is een stiekemerd.

Ewwert hef em oonder. Eig.: Evert heeft hem onder. Hij is lui.

48

Twentse Taalbank

Page 2: SPREEKWOORDEN EN ZEGSWIJZEN UIT DENEKAMP EN NAASTE … · pachtprestaties de mate van welstand weerspiegelden. He hef nen slagrande Kaamper möl had. Eig.: hij heeft een slag van

I-1 e hef gin zittend gat . Hij kan niet lang achtereen zitten. H e strik 't gat ran 'n toen. Eig.: hij laat zich van 'n toen, dat

is de schutting of de heining, glijden. Hij doet zijn belofte niet gestand, hij trekt zich terug.

Aj gek wodt , koomp ' toe in 'n kop an. Eig.: als je gek wordt, dan begint dat in je hoofd. Gezegd van mensen, die gek doen.

I-1 aaln en brengen is nich Peur één. Eig.: halen en brengen is niet voor dezelfde. Zo zeggen mensen, die de gewoonte hebben, geleend goed niet terug te brengen.

Eén owwer de hekkel halen. Eig.: iemand over de hekel halen.

He hef 't owwer de heele hoed. Eig.: hij heeft het over de hele huid. Hij is ruimschoots met de een of andere ondeugd behept.

I-1 e is 'n hoesbreel regetten. Eig.: hij is zijn huisbrief vergeten. Hij is zijn nederige afkomst vergeten . Ook: He weet nich meer, oet wat ran nust e koomp, hij weet niet meer, uit welk nest hij komt. De hoesbreel was de erfwinningsbrief, waarbij de boer­derij levenslang door de goedsheer aan de meier en zijn vrouw in pacht werd gegeven volgens horig recht, en waarin de pachtprestaties de mate van welstand weerspiegelden.

He hef nen slagrande Kaamper möl had. Eig.: hij heeft een slag van de Kamper molen gehad; hij is geestelijk niet geheel normaal, hij doet zonderling. Zinspeling op de domme dingen van Kampen.

W el 't oonderste oet de kan >vi l hebben, raalt ' t lid op de nöz . Wie het onderste uit de kan wil hebben, valt het lid (deksel) op de neus.

M et 'n eenenkiel 'n aandern losslaan. Eig.: met de ene wig de andere losslaan. Ontleend aan de olieslagerij, waarbij men wiggen {kiels) gebruikte bij 't persen. Volgens anderen ont­leend aan ' t kloven van klossen hout met behulp van wiggen. Betekenis: schulden betalen met behulp van nieuwe leningen.

H e lög teggen de klippen op. Hij liegt tegen de klippen op. Kinder ran willen, dee kriegt wat reur de billen. Kinderen van

willen, die krijgen wat voor de billen. 't Löp owwer de köärw. Eig. : 't Loopt over de korven. Dat

waren oudtijds afgetuinde ruimten of weren in beek of rivier, om vis te vangen. Liep het water over de korven heen, dan

4.9

Twentse Taalbank

Page 3: SPREEKWOORDEN EN ZEGSWIJZEN UIT DENEKAMP EN NAASTE … · pachtprestaties de mate van welstand weerspiegelden. He hef nen slagrande Kaamper möl had. Eig.: hij heeft een slag van

ging de vis mee. De betekenis is nu: dat gaat te ver, daar is geen maat meer bij .

He löp 'n gat in de wind. Eig.: hij loopt een gat in de wind; hij maakt zich erg druk voor een zaak.

Wel nick te better weet, lacht um zien eigen scheet. Bewijs van simpelheid.

A n de lat houwen. Eig.: aan de lat slaan; op wilde, onver­antwoordelijke manier de boel opmaken.

Ze bint àl met de zöölde laag' owwergotten. Eig.: ze zijn allen met dezelfde loog overgoten. Men waste vroeger wel met loog van hou tas. De een is geen haar beter dan de ander.

He is an de eerste löggen nick bosten (bösten ). Hij is aan de eerste leugen niet gebarsten .

He is ok leever lui as meu. Hij is ook liever lui dan moe . He is bang, dat-e 'n moond eerder veslit as 't gat. Eig. : hij is

bang, dat hij zijn mond vroeger verslijt als zijn gat. Hij praat niet veel, men kan van hem niet veel nieuws gewaar worden.

He hef te völ mot um de hakken. Hij maakt te veel drukte, heeft te veel praats, te veel pretensies. Kan mot hier bete­kenen mest, in 't bijzonder compostmest?

Door is-e glad oetlod. Eig. : daar is hij volkomen uitgeluid . Daar heeft hij alle vertrouwen of populariteit verloren .

An de pan slaan, dan ' n kettel dervan rapt . Eig. : aan de pan slaan, dat de ketel begint mee te klinken . Zo'n grote ophef van iets maken, dat het in de gaten loopt. Rappen doet een gebarsten klomp, een gebarsten schotel of klok.

Aj pis-in-'t ber votdoot, kriej schiet-in-'t-ber weer. Elke ver­andering is geen verbetering, vooral niet bij wisseling van dienstpersoneel.

He velös zien gat nog. Eig.: hij verliest zijn aars nog; top­punt van slordigheid en vergeetachtigheid .

De watten hebt 't met plakken, de watten owwer de heele hoed. Eig. : sommigen hebben 't met vlekken (plekken), sommigen over de hele huid. Betekent: meer of minder met de een of andere ondeugd behept zijn.

Pot en schoord is één oord. Eig. : pot en potscherf zijn van dezelfde aard . Gelijkbeduidend met: de appel valt niet ver van de stam.

50

Twentse Taalbank

Page 4: SPREEKWOORDEN EN ZEGSWIJZEN UIT DENEKAMP EN NAASTE … · pachtprestaties de mate van welstand weerspiegelden. He hef nen slagrande Kaamper möl had. Eig.: hij heeft een slag van

He wil nick recht broan (klemtoon op recht). Eig. : hij wil niet recht braden; hij wil de goede weg niet op .

Der is gin Ziek hoolt met te klöäwen. Eig. : met hem is niet mogelijk, rechtdradig hout te kloven . Er is niets met hem te beginnen.

He is (Jan 'n stam Nim. De dertiende stam der Joden is die van Nim. Betekenis: hij is een inhalig mens. Nim zal wel van 't Duits nimm (neem) komen.

Dan mekeert 't an 'n striekstok, dan an de viool. Eig. : nu eens mankeert het aan de strijkstok, dan aan de viool. 't Is nooit volmaakt.

He is voort op 'm teen trodderL Hij is dadelijk op zijn teen getrapt; hij gevoelt zich dadelijk beledigd .

He koomp door met in de vekaansie. Eig. : hij komt daarmee in de vacantie . Betekenis: hij stelt een zaak zo lang uit, dat er niets van terecht komt; die zaak loopt hem in de war.

Dat wasschet di gin water of. Eig.: dat wast je geen water af; daaraan zal je niet ontkomen; daarvan kun je je niet schoon praten.

In voel water köj gin schoane haan wasschen. Eig.: in vuil water kun je je handen niet schoonwassen. Steekt men zich in een vuile zaak, dan wordt men zelf ook vuil.

Dan za l em nen lilken woarm afgaan. Eig.: dan zal hij een lelijke worm kwijtraken. Hij zal lelijk te pas komen.

He hef 'n groot woord en 'n klein bescheed. Zijn woorden zijn groot genoeg, maar niet in overeenstemming met zijn daden . Bescheed is eigenlijk boodschap, inlichting; ook in bescheed brengen of doon: komen zeggen, wat men heeft besloten.

H e hef zwil in de ooren. Eig. : hij heeft eelt in de oren ; zijn oren zijn door eelt verstopt. Hij wil niet luisteren of doet alsof hij niets verstaat.

DE KERK EN DE VROME N

D e kèèrk is ginnen !wazen, dee löp nich vat . Eig. : de kerk is geen haas; ze loopt niet weg. Gezegd tegen erg kerkse mensen , die bang zijn hun zaligheid te verspelen, als ze één keer over­slaan en zich daarover bezorgd maken .

H e hef 't heurd op 'n kèèrkweg. Eig.: hij heeft het gehoord

h1

Twentse Taalbank

Page 5: SPREEKWOORDEN EN ZEGSWIJZEN UIT DENEKAMP EN NAASTE … · pachtprestaties de mate van welstand weerspiegelden. He hef nen slagrande Kaamper möl had. Eig.: hij heeft een slag van

op de kerkweg. Op de weg naar de kerk vertellen de kerk­gangers elkaar allerlei nieuwtjes. Men bedoelt ermee : hij heeft, wat hij beweert, slechts bij geruchte vernomen .

He is in de kèèrk geboren : Hij doet de deur nooit achter zich dicht.

Zoa fien as gemalen lwttenstront . Het summum van fijnheid. Van fiene leu en stofreggen woj am meesten bedroggen. Door

fijne lui en motregen word je het meest bedrogen. De fienen, dat bint de mienen! De "fijnen", daar moet je het

van hebben ! 't Kost meer an 'n doomnie as de prèèk weerd is. Eig.: het

kost meer aan de dominé dan de preek waard is. De onkosten wegen tegen het voordeel niet op.

DE DUIVEL

He is de duuwel ontkroppen. Eig.: hij is de duivel ontkropen. Hij is zo handig en slim als de duivel, een even grote rakker.

H e is de duuwel van de koor afvallen . Eig. : hij is de duivel van de kruiwagen gevallen. Gelijke betekenis als het vorige .

He is te dom um veur de duuwel te daansen . Hij is te dom om voor de duivel te dansen.

As 't reggent en de zunschient, dan bakt de duwvel pann'kook. Eig. : Wanneer het regent bij zonneschijn, dan bakt de duivel pannekoek. Of: dan is 't kèèrmis in de hel.

De duuwel schit ajt op 'n groten hoap . De duivel schijt altijd op de grote hoop.

Alle dauwels oet de hel vleuken. Eig.: alle duivels uit de hel vloeken .

Wat de duwvel éénmaal slokken hef, spejt he nich weer. Eig. : wat de duivel eenmaal opgeslokt heeft, braakt hij niet weer. Gezegd b.v . als men iets van een ander niet kan terugkrijgen .

W. H. DINGELDEIN

52

Twentse Taalbank