staatsvorming door nationalisme

Embed Size (px)

Citation preview

03 Declare Independence - Bjork_Volta 04 Staatsvorming door nationalisme in EuropaHet hedendaagse belang van fysieke en virtuele grenzen

04 De natie en zijn verschillende betekenissen 05 De staat en het territorialiteitsbeginsel 06 Staatsvorming, grenzen en nationalisme 06 Staatsvorming in Europa 14 Globalisatie en het belang van grenzen 15 Literatuurlijst 15 BeeldenlijstMerel Pit 0521560

Declare IndependenceBjork_Volta

Declare independence! Dont let them do that to you! Declare independence! Dont let them do that to you! Declare independence! Dont let them do that to you! Declare independence! Dont let them do that to you! Start your own currency! Make your own stamp Protect your language Declare independence Dont let them do that to you Declare independence Dont let them do that to you [x4] Make your own ag! [x6] Raise your ag! Declare independence! Dont let them do that to you! Declare independence! Dont let them do that to you! Damn colonists Ignore their patronizing Tear off their blindfolds Open their eyes Declare independence! Dont let them do that to you! Declare independence! Dont let them do that to you! With a ag and a trumpet Go to the top of your highest mountain! [x6] Raise your ag! Declare independence! Dont let them do that to you! Declare independence! Dont let them do that to you! Raise the ag!

03

Staatsvorming door nationalisme in EuropaHet hedendaagse belang van fysieke en virtuele grenzendoor Merel Pit

Naties zijn de meest uitgewerkte en gestructureerde vorm van communities. Het vormen van een natie heeft net als een community te maken met de drang van de mens zich aan te sluiten bij een groep. Mensen hebben net als kuddedieren de neiging zicht te organiseren rond dominante guren. Een fundamenteel element daarbij is dat er binnen de groep meer ontwikkelde verenigingen ontstaan. Deze verenigingen vormen de basis voor een meer uitgewerkte structuur van een beschaving die boven de kudde staat. Bij een natie is dit het politieke systeem dat de natie regeert. Maar wat is een natie precies? Na er veel overgelezen te hebben merkte ik dat er nogal wat verwarring over de betekenis bestaat. Dit geldt tevens voor het begrip staat dat vaak in een zucht met natie genoemd wordt. Daarnaast is nationalisme een veel gebruikte term wanneer er over de vorming van naties en staten gesproken wordt. Nationale identiteit speelt een grote rol binnen naties is vooralsnog een belangrijke bron van verdeeldheid en politieke spanningen zowel binnen de grenzen van staten als tussen staten. In dit essay wil ik de termen verhelderen door hun betekenis uiteen te zetten en toelichten hoe de staatsvorming in Europa heeft plaatsgevonden. Een belangrijk aspect daarbij zullen de grenzen zijn. Over hoe ze gevormd zijn en waar en wanneer dat heeft plaats gevonden. Tevens zal ik op het einde uiteenzetten waarom ondanks de vermindering van het nationalisme in West Europa, door de globalisatie, fysieke en virtuele grenzen nog steeds van groot belang zijn.

De natie en zijn verschillende betekenissen De betekenis van natie is in de loop der jaren veranderd. In mijn zoektocht heb ik drie duidelijke, maar enigszins verschillende, betekenissen gevonden die ik zal toelichten. Voor de eerste betekenis gaan we terug naar de oorsprong van het woord. Dan zien we dat natie is afgeleid van nasci,natus wat geboren worden betekent. Dit houdt dus in dat natie gebaseerd is een onderlinge band door bloedverwantschap. De natie wordt hierbij opgevat als een natuurlijke eenheid die op grond van afstamming bij elkaar horen. Deze etymologische betekenis sluit aan bij de ideologische lading die het begrip vaak mee krijgt. De naties van vandaag de dag kennen echter een behoorlijke omvang en zijn steeds complexer. De ideologie van verwantschap is niet meer actueel. Het komt veel vaker voor dat het voorkomt uit een algemeen geaccepteerde rolguur. Deze rolguur kan een historisch guur zijn, maar tegenwoordig is het meestal een mythe. Deze mythe vormt een onderdeel van een nationale identiteit die wordt beschouwd als een sociale culturele constructie. In deze tweede betekenis wordt de basis van nationale saamhorigheid vooral gezocht in identicatie met de natie. De eigenschappen waarmee de groepen zich identiceerden kunnen van mentale aard zijn zoals religie en taal. Dit geldt vooral wanneer de taal erg moeilijk is te leren voor buitenlanders zoals Deens, Japans of Fins. Maar ook van fysieke aard zoals de geograsche positie. Dan spelen natuurlijke grenzen een rol waarbij landschapselementen, zoals rivieren, moerassen en of gebergtes als grens gelden. Daarnaast ontwikkelt elke natie een eigen cultuur die zich uit in kunstvoorwerpen en symbolen, zoals vlaggen en munten. Dit culturele erfgoed

is vaak beladen met een sentimentele waarde en wordt met veel emotie verdedigd als het wordt aangevallen. Zo wil niet elke Europese natie aan de euro. Deze nationale band gebaseerd op identicatie is vaak diep geworteld in de mensen en zij reageren van binnen uit wanneer hun cultuur wordt bedreigd Wanneer mentale en fysieke grenzen gedeeltelijk samen bestaat er vaak geograsche isolatie wat meestal leidt tot de ontwikkeling van een duurzame cultuur.. Volgens een derde betekenis is de natie de bevolking van een staatsterritorium en als zodanig een politieke gemeenschap. Dit idee is al zo oud dat er over in de Oude Testament wordt gesproken, maar werd pas dominant in de tijd van de Amerikaanse en de Franse Revolutie aan het einde van de 18e eeuw. Toen werd het idee van de natie verbonden met de gedachten van volkssoevereiniteit en staatsburgerschap. Binnen de politieke verhoudingen van het Ancien Rgime en de toenmalige standensamenleving waren dat hoogst moderne, radicale en oppositionele ideen. Nationalistische bewegingen in Europa hadden dan ook tot halverwege de negentiende eeuw veelal een min of meer radicaal liberale inslag. Ze waren meestal gericht op politieke en culturele emancipatie van burgerlijke groeperingen. Democratiseringsprocessen in de negentiende en twintigste eeuw brachten met zich mee dat de staatsmacht steeds meer aanspraak maakte op de natie of het volk. Hierbij werd gelijktijdig naar de drie verschillende betekenissen van een natie verwezen. Dit heeft er uiteindelijk tot geleid tot verwarring van de begrippen natie, staat en natiestaat.

In sommige geschriften worden de drie verschillende betekenissen erkend, maar wordt er tegelijkertijd afstand van genomen door de aandacht te richten op betekenisverlening door de betrokkenen zelf, door de mensen die zich tot een bepaalde natie rekenen.1 Daarnaast kunnen verschillende groepen mensen het idee samen een natie vormen heel verschillend waarderen. Max Weber zei daarover: bij sommigen kan het groot enthousiasme oproepen, anderen kan het betrekkelijk koud laat en weer andere kunnen er ronduit afwijzend of vijandig tegenover staan.2 Naties zijn dus niet een van nature gegeven en geen vanzelfsprekende eenheden. Ze hebben geen eeuwig bestaan, geen ziel, wezen of karakter dat bepaalt wie wel en wie niet tot de betreffende natie behoort. Natie verwijst dus primair naar sociale denities, denkbeelden en gevoelens van de betrokkenen. Maar in deze denitie missen we de ideologische en nationalistische lading. Het gevoel van verwantschap wordt veroorzaakt doordat naties vooral door geboorte van leden blijven bestaan en culturele overeenkomsten kennen. Een natie lijkt tot zo ver verwant aan het begrip volk, maar door zijn politieke betekenis bestaat de conceptuele verbinding met de staat en dus een territorium. Het idee van een thuisland, een mythisch domein waarin het geboorterecht zou liggen van een natie. Samenvattend kunnen we zeggen dat een natie een continuerende groep mensen is waarvan de leden vaak door middel van geboorte tot de groep behoren, verschillende culturele overeenkomsten kennen, het besef hebben bij elkaar te horen en meer of mindere waarde hechten aan symbolen die uitdrukking geven aan de veronderstelde eenheid en identiteit van de groep. Het beschikken over een eigen territorium is geen voorwaarde al wordt er wel vaak naar gestreefd. Al deze kenmerken komen bij naties voor, al varieert de feitelijkheid er vaak van waardoor ook het bestaan van de natie varieert. De staat en het territorialiteitsbeginsel De verbinding van de natie met de staat heeft er toe geleid dat een territorium voor een natie vaak van groot belang is. Er bestaan echter heel veel nationaliteiten op deze aarde en hun thuislandclaims overlappen elkaar vaak. Wanneer een bepaalde natie andere naties overmeesterd dan worden de andere naties etnische groeperingen genoemd. Het aansluiten bij de heersende (opgelegde) cultuur kan voor deze groeperingen problemen opleveren. Er is gebleken dat de mate van identicatie met een bepaalde groep zijn eigen dynamiek en duurzaamheid kent. Hierdoor kunnen in sommige gevallen relatief kleinschalige groepsculturen wel opgaan in grootschaligere nationale culturen en in andere gevallen niet of ik veel mindere mate. In staten waar bepaalde etnische groeperingen niet opgaan in de nationale cultuur ontstaan vaak problemen wanneer ze wel blijven streven naar autonomie. Soms streven ze niet (meer) naar autonomie maar blijven ze wel veel waarde hechten aan hun eigen identiteit. Deze groeperingen, die niet op willen gaan in de heersende cultuur, worden ook wel minderheden genoemd. We kunnen daarom stellen dat het nationalistische idee van een wereld met slechts natiestaten een droom is, maar eerder nog de bron van vele (toekomstige) oorlogen. Daarnaast is het

1 Benedict Anderson, Imagined Communities. Reections on the Origin and Spread of Nationalism, Verso, Londen, 1983; Ernest Gellner, Nations and Nationalism, Balckwell, Oxfort, 1983. 2

Max Weber, Wirtschaft und Gesellschaft, J.C.B. Mohr, Tubingen, 1922, pp. 628-629.

3 Alfred Thayer Mahan, The inuence of Sea Power upon History 16601783, Londen, 1965, pp. 25-89. 4 Michael Foucault, Space Knowledge and Power, (red.), The Foucault Reader, New York 1984. 5

Paul Rabinow

Michael Foucault, Des espaces autres. Une conference inedited de Michael Foucault, Architecture Mouvement Continuite (AMC), oktober 1984, nr.5, pp. 46-49.6

Ton Zwaan, Nico Wilterdink, Henk Kleijer en Cees Cruson, Het Europees labyrint, Nationalisme en natievorming in Europa, Uitgeverij Boom/SISWO, Amsterdam, 1991, p.257.

Els Verbakel, De verschuivende grenzen van het niemandland in Flanders Fields, Oase, nr. 68, p. 104, Nai Uitgevers/Publicers, Rotterdam7 8

Ernest Gelllner, Nations and Nationalism, Blackwell, Oxford , 1983.

g.01: schematische weergave van de Griekse stad Athene verschil tussen binnen en buiten

05

nationalistische ideaal dat een staat slechts een natie huisvest in tegenspraak met wat een staat van oorspong is. Het woord staat komt van het woord lo stato vandaan wat het geheel van een sociale hirarchie dat een land regeert en regelt beschrijft. Maar gedurende de tijd heeft ook deze term vagere en meerdere betekenissen gekregen. De Verenigde Naties is de belangrijkste internationale organisatie aangezien het feit dat bijna elke soevereine staat ter wereld, behalve Taiwan en Vaticaanstad, er lid van is. Je zou daarom kunnen stellen dat pas wanneer een staat wordt toelaten tot de VN de staat internationaal erkend wordt. Om als staat tot de VN toe te worden gelaten moet je naast het eens zijn met hun ideaal ( vrede en een productieve samenwerking te waarborgen binnen de wereld) en voldoen aan een aantal karakteristieken. Ten eerste heeft het een bevolking, een aantal individuen die onderdanen zijn van de staat en de nationaliteit van de staat bezitten. Dit is het nationaliteitsbeginsel. Ten tweede heeft het een grondgebied wat een geograsche zone is waar de staat zijn bevoegdheid kan uitoefenen: het territorialiteitsbeginsel. De laatste karakteristiek is een politieke en wettelijke organisatie die drie kenmerken heeft: een morele persoonlijkheid, soevereiniteit en het uitoefenen van macht. Deze kenmerken kunnen slechts uitgevoerd worden wanneer een staat beschikt over een eigen territorium anders vaar je in het water van een andere staat. Het territorialiteitsbeginsel is dus politiek gezien erg belangrijk. Het beschikken over een territorium is onmisbaar om erkend te worden door andere staten. De grenzen van een staat zijn belangrijk voor een staat voor zijn functie, belang en positie in het internationale politieke systeem aangezien het berekend wordt op basis van zijn politieke geograe. Dit wordt bepaald door zijn geograsche locatie, territoriumgrootte, het aantal grenzen, bereikbaarheid van water, de fysieke gesteldheid van het territorium en het klimaat, wat allemaal klassieke gegevens zijn die een territorium deniren. Daarnaast spelen tegenwoordig natuurlijke bronnen, de kwaliteit van infrastructuur (transport, communicatie, elektriciteit), de populatiegrootte en het demograsche proel een grote rol.3 Het bepalen van staatsgrenzen is daarom een langetermijnproces. Staatsvorming, grenzen en nationalisme Het langetermijnproces van staatvorming is in de zeventiende eeuw begonnen. Hiervoor werd de Griekse stad als het organisatorische model gebruikt.4 Een goed geordende staat was gebaseerd opeen structureel systeem dat vergelijkbaar was met dan de polis.5 (zie g.01) Een polis was een gebied dat voor het grootste deel bestond uit het platteland en haar dorpen. Op een gunstige geograsche punt dat gemakkelijk te verdedigen was ontstond een stedelijke kern. In dit stedelijke model staan cultuur en natuur duidelijk tegenover elkaar. Dat kon ook omdat het gebied overzichtelijk was. Voor een het grotere gebied dat de polis-staat omhelste bleek dit niet te werken. Ook hier werden wetten en regels opgesteld die dan van kracht waren in de polis-staat, maar daar buiten niet. Het gebied buiten de stad was echter een onduidelijke en uitgestrekte zone waar andere regels bestonden. De polis-staat bleek daardoor moeilijk te beheersen.

Maar in de zeventiende eeuw wilden toch de centrale overheden hun regulerende bevoegdheden uitbreiden en hu territorium afbakenen en soms ook vergroten. Dit was gezien de technische ontwikkelingen ook mogelijk. Een groter gebied werd overzichtelijker en daardoor beter beheersbaar. Grenzen werden vaak gesteld daar waar de geograe van het landschap er aanleiding toe gaf. Bood de natuur geen aanleiding dan werden kunstmatig grenzen gesteld. De grenzen werden aangeduid door het plaatsen van grensstenen en of grenspalen op de knikpunten van een staatsterritorium. Ze dienden in overeenstemming met andere staten te worden vast gelegd in verdragen en waren moeilijker te handhaven dan natuurlijke grenzen. Bij het vaststellen van staatsgrenzen werden vaak de grenzen van bestaande naties, taal en religie genegeerd. De overheden zorgden ervoor dat de bewoners van het staatsterritorium ervan doordrongen waren dat zij tot n politieke gemeenschap behoorden. Hierdoor verbreidde zich onder hen vooral via onderwijs en massacommunicatie een nationaal gebonden cultuur.6 Tegelijkertijd ontstond hierdoor rond de grenzen maar ook binnen de staten een gevoel van anders zijn, aangezien de nieuwe grenzen niet overeenkwamen met de bestaande territoriale grenzen. Dit veroorzaakte een onomkeerbaarheid tussen de ene en de andere zijde, er wel en er niet bijhoren. Wanneer deze grenzen niet overeenstemden dan zorgde dit voor een behoorlijke dreiging voor de staat. De Eerste Wereldoorlog was in vele opzichten dan ook een uitbarsting van de crisis van de staat. Het hebben van een eigen staat werd steeds belangrijker, waardoor ook minderheden streefden naar een eigen staat en bestaande staten hun territorium wilden uitbreiden. De verschillen rond grensgebieden werden versterkt en benadrukt. Het bestaan van de staat werd uitgedaagd. De verschillen gingen dus over ruimte waar gezag zou heersen en waar tegen tegenstand werd geboden. Volgens Ernes Gellner kan dit verweten worden aan het nationalisme. Hij schrijft dat nationalisme tot oorlog kan leiden wanneer de politieke grens van een staat niet alle inwoners van een natie insluit, inwoners insluit die niet bij de natie behoren of wanneer de heersers van een politieke eenheid geen onderdeel uitmaken van de meerderheid van de natie, zoals die in het geval van een wereldrijk. Oorlog is hierbij een bron van informatie over het langdurige gebruik van de ruimte, van eeuwenlange bewoning. Sociale tegenstellingen bevestigen het bestaan van een grens en economische uitwisseling verbindt de ene zijde weer met de andere.7 Gezien het feit dat nationalisme nauw verbonden is met de vorming van moderne staten zoals deze in de negentiende en twintigste eeuw in verschillende delen van de wereld gestalte heeft gekregen, kunnen we stellen dat de kerngedachte van het nationalisme is dat de natie recht heeft op een eigen staat en dat de natie als etnisch-culturele gemeenschap dient samen te vallen met de staat. 8 Om te begrijpen hoe de staatsvorming in Europa heeft plaats gevonden zal ik die hier onder toelichten. Staatsvorming in Europa Zoals ik al beschreef bestaan er verschillende territoriale grenzen. Zo ook in Europa. Naast de staatsgrenzen bestaan er bestaan fysieke grenzen tussen land en water en tussen hoogtes (zie g.02-o3-05). Geograsche grenzen zijn bij de staatsvorming in Europa erg belangrijk

g.02: staatsgrenzen van Europa

geweest. De meeste staatsgrenzen in de geschiedenis van Europa vallen dan ook samen met hoogtegrenzen. Deze grenzen bevinden zich dan of op de toppen van een berg of in de dalen. Watergrenzen in de vorm van rivieren of meren vallen meestal samen met deze dalen (zie g.04). De watergrens versterkt dan als het ware de hoogtegrens. Tevens bestaan er mentale grenzen waarvan grenzen tussen talen en religies de belangrijkste zijn (zie g.06a07a). Wanneer we de mentale grenzen vergelijken met de fysieke grenzen dan zien we dat de mentale grenzen vaak worden gevormd door hoogteverschillen of water in de vorm van rivieren(zie g.06b-07b). Dit sluit aan bij wat ik al eerder beweerde dat geograsche afbakening een eigen culturele ontwikkeling veroorzaakt die soms erg kan verschillen met aangrenzende gebieden. Vaak komen de gebieden waar een bepaalde taal gesproken wordt of een religie heerst niet overeen met de grenzen die de huidige staten vormgeven. Hierdoor bevinden zich ook in Europa etnische groeperingen die niet hun eigen grondgebied hebben maar onder een staat vallen. Sommige minderheden streven nog steeds naar autonomie. Anderen niet (meer), maar hechten nog erg aan hun identiteit en willen die niet opgeven (zie g.08a). In West Europa zijn echter de etnisch-culturele verschillen een stuk minder dan in de rest van Europa (zie g.09b), waardoor ook nationalistische gevoelens niet aan de orde waren. Dit heeft tot gevolg gehad dat deze verschillen daar geen ernstige belemmering vormden voor de processen van natie en staatsvorming. Bevolkingen konden hier makkelijker uitgroeien tot nationale gemeenschappen met een betrekkelijke homogene cultuur, waarvan de grenzen grotendeels samen vielen met de grenzen van de staten. Economische, politieke en culturele processen hangen nauw samen met het ontwikkelen van een nationale cultuur. Al deze processen hebben er immers toe bijgedragen dat mensen in verschillende gebieden en van verschillende sociale herkomst meer met elkaar in contact kwamen, meer van elkaar afhankelijk werden, meer op elkaar gingen lijken en zich daarmee ook meer met elkaar gingen identiceren. Hierdoor ontstonden er in West Europa natiestaten waar het nationalisme opkwam. In het Oosten bevinden zich juist vele verschillende groeperingen die in vele gebieden verspreid door elkaar heen wonen. De staatsvorming in het Oosten kent onder andere daardoor een grilliger verloop en is pas sinds tien jaar redelijk stabiel. En zelfs nu bijna alle grote naties in Oost Europa eigen grond gebied hebben, is er nog altijd een dreiging aangezien de meeste grondgebieden niet overeenkomen met waar de naties oorspronkelijk woonden en ook daar in navolging van het Westen het nationalisme opkwam (zie g.09a). De staatsvormingen licht ik toe aan de hand van verschillende momenten in de geschiedenis waarbij vooral aandacht wordt gegeven aan het nationalisme. Pas na 1600 begon de staatsvorming in Europa. Daarvoor omstreeks 1000 regeerde vooral de horigheid Europa. Frankrijk en Duitsland vormden grootmachten (zie g.10a). In de ontwikkeling van Europa tot ongeveer 1500 ontstond toen al een groot verschil tussen de agrarische samenlevingen in het Westen en het Oosten.

g.03: hoogtegrenzen in Europa

0 - 200 m. 500 - 1500 m. 1500 - 3000 m. 3000 - 4500 m. > 4500 m.

g.04: het samenvallen van hoogte en watergrenzen

g.05: watergrenzen van Europa

07

g.06a: religie in Europa in het lichtgrijs zijn de huidige staatsgrenzen van Europa aangegeven

g.07a: taal in Europa in het lichtgrijs zijn de huidige staatsgrenzen van Europa aangegeven

rooms-katholiek protestants oosters-orthodox islamitisch

romaanse talen slavische talen germaansetalen keltische talen baltische talen grieks albanees noegrische talen altaische talen baskisch

g.06b: religiegrenzen die samenvallen met natuurlijke grenzen in Europa daar waar de zwarte lijn dik is vallen ze samen

g.07b: taalgrenzen die samenvallen met natuurlijke grenzen in Europa daar waar de zwarte lijn dik is vallen ze samen

g.08a: minderheden in Europa 1995 in het lichtgrijs zijn de huidige staatsgrenzen van Europa aangegeven

g.09a: minderheden in Europa 1995 in de rode cirkels stemmen grenzen van minderheden niet overeen met nieuwe staat

streven naar autonomie streven niet (meer) naar autonomie autonomie verkregen

g.08b: grenzen die samenvallen met natuurlijke grenzen in Europa daar waar de zwarte lijn dik is vallen ze samen

g.09a: cultureel-etnische verschillen in Europa in de rode cirkels stemmen grenzen de verschillen niet overeen met de staatsgrenzen

09

g.10a: staatgrenzen in Europa rond 1000 in het lichtgrijs zijn de huidige staatsgrenzen van Europa aangegeven

g.11a: staatgrenzen in Europa in 1648 in het lichtgrijs zijn de huidige staatsgrenzen van Europa aangegeven

g.10b: staatsgrenzen die samenvallen met natuurlijke grenzen in Europa daar waar de zwarte lijn dik is vallen ze samen

g.11b: staatsgrenzen die samenvallen met natuurlijke grenzen in Europa daar waar de zwarte lijn dik is vallen ze samen

g.12a: staatgrenzen in Europa in 1812 in het lichtgrijs zijn de huidige staatsgrenzen van Europa aangegeven

g.13a: staatgrenzen in Europa in 1914 in het lichtgrijs zijn de huidige staatsgrenzen van Europa aangegeven

g.12b: staatsgrenzen die samenvallen met natuurlijke grenzen in Europa daar waar de zwarte lijn dik is vallen ze samen

g.13b: staatsgrenzen die samenvallen met natuurlijke grenzen in Europa daar waar de zwarte lijn dik is vallen ze samen

11

g.14a: staatgrenzen in Europa tussen 1919-1933 in het lichtgrijs zijn de huidige staatsgrenzen van Europa aangegeven

g.15a: staatgrenzen in Europa tussen 1948-1989 in het lichtgrijs zijn de huidige staatsgrenzen van Europa aangegeven

g.14b: staatsgrenzen die samenvallen met natuurlijke grenzen in Europa daar waar de zwarte lijn dik is vallen ze samen

g.15b: staatsgrenzen die samenvallen met natuurlijke grenzen in Europa daar waar de zwarte lijn dik is vallen ze samen

g.16a: staatgrenzen in Europa 2007 in het lichtgrijs zijn de huidige staatsgrenzen van Europa aangegeven

g.16b: staatsgrenzen die samenvallen met natuurlijke grenzen in Europa daar waar de zwarte lijn dik is vallen ze samen

13

In het westen verdwenen de horigheid en feodalisme grotendeels. Daar kwam een vrije boerenstand, bestaande uit pachters eigenaren, tot ontwikkeling. In het Oosten werd daarentegen de horigheid gecontinueerd of werd die zelfs opnieuw ingevoerd. Ook na 1500 bleef het onderscheid bestaan aangezien de verschillen nauw verbonden waren met politieke en economische ontwikkelingen. Zo vond in het Westen geleidelijke commercialisering van de landbouw en veeteelt, groeiende nijverheid en toenemende handel plaats. Er ontstond een relatief sterke verstedelijking. Deze ontwikkelingen werden veroorzaakt door het opkomende kapitalisme en de opkomende economische en politieke autonomie. In de steden ontstond een actieve burgerlijke middenlaag die zich politieke macht en invloed wisten toe te eigenen. Zij vormden binnen de staten een krachtig tegenwicht tegen de macht van de grootgrondbezittende adel en besloten eigen staten te stichten. Dit had tot gevolg dat er zich in het Westen meer gedifferentieerde en meer dynamische samenlevingen ontstonden dan in het Oosten (zie g.11a). Wel ontstonden er enige ontwikkelingen in Centraal Europa, maar hoe verder naar het Oosten hoe minder deze condities van kracht waren. Het grootste deel van Oost Europa viel onder het Russische imperium dat zich vanaf de vijftiende eeuw gestaag in alle richtingen uitbreidde. Dit was een militair-agrarisch regime waarbinnen burgerlijke ondernemende groeperingen niet of nauwelijks ontstonden. Hierdoor werd de macht van de heersers niet of nauwelijks ingeperkt. Vlak voor 1800 strekte het zwakke Duitse imperium zich uit over een groot deel van Centraal Europa. Daar ontstond door nationalistische gevoelens de drang tot uitbreiding van het territorium. Intern was het echter verdeeld in talrijke naties en staten, waarvan Pruisen en Oostenrijk de sterkste waren. Verder naar het Zuidoosten overheerste het Ottomaanse Rijk, dat geleidelijk steeds meer gebied aan Oostenrijk verloor (zie g.12a). Maar de structurele verschillen in ontwikkelingen tussen het Westen en het Oosten die voor de Duitse invasie in gang waren gezet werden opnieuw versterkt na 1800 door een opkomend nationalistisch gevoel bij de andere naties en staten. De dynastieke staten ontwikkelden zich tot moderne nationale eenheidsstaten met een politiekinstitutionele structuur en ondergingen een proces van democratisering. De macht van de dynastieke vorsten en de grootgrondbezittende adel werd steeds meer ondermijnd en burgerlijke elites werden vanaf halverwege de negentiende eeuw politiek dominant. (zie g.13a). In 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit. De schaduwzijde van het nationalisme werd zichtbaar. In de binnenlandse politiek nam door de pacicatie de liberale dominantie in de politiek af. Heersende machten wilden hun territorium vergrootten en minderheden vochten voor hun eigen staat. In West Europa had de oorlog uiteindelijk niet veel gevolgen voor de staatsindeling, maar in Oost Europa verkregen eindelijk ook burgerlijke groeperingen invloed in de politiek. Door de oorlog en de Russische Revolutie kwam een einde aan de Russische, Duitse en OostenrijksHongaarse keizerrijken. Zij werden afgelost door politieke elites van kleinburgerlijke en proletarische afkomst, zowel in de staten die bleven bestaan (Duitsland en Rusland) als

in de nieuwe staten die er gevormd werden (zie g.14a). Zwakke democratien en vormen van autoritair bewind waren het eerste resultaat die spoedig gevolgd werden door communistische en fascistische regimes. De Tweede Wereldoorlog betekende dan ook een nederlaag van het extreme nationalisme in de vorm van fascisme en nationaal-socialisme dat in het bijzonder in Duitsland en Rusland hoogtijvierde. Dit resulteerde tot 1989 in het IJzeren Gordijn dat Europa door tween sneed en verdeelde in het kapitalistische Westen en het communistische Oosten (zie g.15a). De jaren 1989 en 1990 zijn daarom voor Midden en Oost Europa van revolutionaire betekenis: de doorzettende hervormingen in Polen en Hongarije, de burgerbeweging in TsjechoSlowakije, de uittocht van de Oost Duitsers, gevolgd door de afbraak van de Berlijnse Muur en de snelle Duitse hereniging, de kortstondige gewelddadige revolutionaire situatie in Roemenie, de aarzelende hervormingen en voortschrijdende destabilisering van de Sovjetunie.9 Al deze gebeurtenissen zorgden voor vergaande gevolgen voor de politieke en militaire constellatie in Oost Europa en waren nauw verweven met een herleving van nationalistische gevoelens bij vooral minderheden waarvan vele tegenwoordig een eigen staat hebben, zoals de Kroaten, de Slowenen en de Macedonirs (zie g.16a). We kunnen concluderen dat in het Westen de meeste staten relatief oud zijn: vier tot zes eeuwen. En ondanks oorlogen en verschuivingen van grenzen zijn de territoria betrekkelijk stabiel gebleven. De staten in het Oosten met als uitzondering Rusland zijn veel jonger en in feite twintigste eeuwse creaties. Wat op valt is dat in heel Europa vele staatsgrenzen voor een groot deel worden bepaald door natuurlijke grenzen. Bepaalde natuurlijke grenzen zijn zelfs zo sterk dat enkele staten eeuwen lang zich als eenheid in stand hebben kunnen houden. Zwitserland (zie g.17a) vormt hierbij een interessante staat aangezien er verschillende talen worden gesproken en er verschillende religies heersen (zie g.17b). Daarbij heeft de staat ondanks zijn geringe territorium zich al verschillende eeuwen staande weten te houden. (Behalve heel even in 1800 toen het Duitse imperium zich uitbreide.) Dit is te wijten aan de geograsche ligging van Zwitserland (zie g. 17c). De grenzen die Zwitserland scheidt van Itali, Oostenrijk, Duitsland en Liechtenstein worden grotendeels bepaald door bergtoppen. Op plaatsen waar dat niet het geval is vormen dalen, waar de rivieren de Rijn, de Doubs en de meren de Bodensee en het Meer van Genve zich bevinden, de natuurlijke grenzen. Globalisatie en het belang van grenzen Nu doet zich matiging van nationalisme in West Europa. Dit komt doordat er na de Tweede Wereld Oorlog een enorme welvaartstoename voordeed en daarmee ging een uitbouw van de verzorgingsstaat gepaard. Dit veroorzaakte een sterke verhoging van de materiele zekerheid, waardoor de roep om drastische maatregelen en collectieve mobilisering ten behoeve van het Algemeen Nationaal Belang zwakker is geworden. West-Europese staten hebben een sterkere culturele positie verkregen waardoor ze mondiale relaties aangaan. Hierdoor zijn veranderingen in de internationale machtsverhoudingen ontstaan die de

g.17a: staatsgrenzen van Zwitserland 2007

West-Europese staten tot nauwere samenwerking brengt. De orintatie verschuift van nationaal naar globaal. Het nationalisme lijkt zelfs aan het verdwijnen. Grenzen lijken minder belangrijk en inwoners zouden zich niet meer zo verbonden voelen met een bepaalde natie, staat of territorium. Door uiteenlopende auteurs als Karl Marx en Herbert Spencer werd al in de negentiende eeuw het einde van het nationalisme voorspeld. We kunnen ons daarom afvragen of de eerst met veel moeite gestelde grenzen nog steeds zo veel waarde hebben. Of we daar als staat en of als natie nog steeds veel aan hechten. Maar de aanvallen op de Twin Towers in New York op 11 september 2001 hebben verduidelijkt dat het belang van specieke locaties nog steeds groot is. Virtuele communicatie en informatiebronnen kunnen niet de fysieke realiteit van ruimtes en plekken domineren. En van de directe gevolgen van de globale netwerken en bewegingen is de prolering van grenzen door middel van veiligheidssystemen en fysieke en virtuele grenzen. Er worden steeds vaker grenzen overschreden, wat tot gevolg heeft dat ze strikter worden neergezet. Dit fenomeen is niet alleen aan de gang bij staatsgrenzen, maar overal. Op macro en op microschaal. Grenzen zijn overal om ons heen. Ze zijn conventioneel en geograsch, abstract en reel, alledaags en controversieel. Ze zijn een uiting van twee verschillende identiteiten: de individuele en de collectieve. Er bestaat een bewustwording en een verkenning van de globale ruimte, maar dat gaat gepaard met een versterking het individu. Tevens bepalen de fysieke grenzen de geograsche ligging en het territorium van een staat. Dit zijn contante factoren in het dagelijkse leven die niet zomaar kunnen verdwijnen uit de politiek, want de globale stad is niet fysiek. Het territorium is er altijd en niet slechts als een achtergrond. Het kan niet zo maar veranderd worden en al helemaal niet verdwijnen. En zoals hierboven al vermeld is bepalen de grenzen en de politieke geograe van een staat de functie, het belang en de positie van een staat in het internationale politieke systeem. Tegenwoordig spelen vooral de natuurlijke bronnen hierbij een grote rol. De bronnen van de toekomstige globale stad als kennis en informatie zullen te vinden zijn in geheugenbanken en computers en kunnen natuurlijke bronnen niet vervangen. De vraag naar onbewerkte materialen, energiebronnen en andere grondstoffen zal daarom niet zomaar verdwijnen. Het omgekeerde is juist aan de gang. De vraag is aan het groeien, terwijl de bronnen relatief steeds schaarser worden en vaak niet te vernieuwen zijn. Daardoor zijn ze extreem waardevol. Daarnaast zijn ze onevenredig verdeeld over de wereld. Oorlogen die ontstaan om de distributie ervan te regelen lijken voor de toekomst haast onvermijdelijk. Maar misschien is het nog wel belangrijker dat grenzen een ruimte afbakenen dat meer is dan een stuk land. De ruimte van een territorium bezit herinneringen, fantasien, mythes, offers, materialen, verlangens. Dit zijn dan wel dynamische elementen, maar ze zijn diepgeworteld en vormen de ziel van een natie waar niet zomaar voorbij aan kan worden gegaan. Ze maken een belangrijk deel uit van de het denken en de besluitvorming van de natie. Zelfs in de meest nationale West-Europese

g.17b: metale grenzen (taal en religie) van Zwitserland

frans duits rethonomaans italiaans

protestants katholiek

g.17c: natuurlijke begrenzing van Zwitserland in bovenaanzicht en doorsnede daar waar de zwarte lijn dik is vallen ze samen

500 - 1500 1500 - 3000 3000 - 4500 m. > 4500 m.

15

staten, zoals Frankrijk, Nederland en de Scandinavische landen, zijn er regionale minderheden die zich verzetten tegen de dominante denitie van de nationale eenheid. In landen als Groot-Brittanni, Belgi, Spanje en Itali zijn de interregionale spanningen veel groter. Daar dient rekening mee te worden gehouden vooral in het kader van de politieke rust in Europa. Er zijn immers meer naties dan staten, waardoor er altijd nog een dreiging bestaat dat deze naties ook afhankelijk willen worden. Deze naties verliezen door de globalisatie niet aan kracht. Integendeel, aangezien de behoefte aan een eigen identiteit groeit. Om de politieke rust in Europa te bewaren hebben daarom de meeste Europese landen het Kaderverdrag voor de Bescherming van Nationale Minderheden, dat sinds 1998 van kracht is, getekend. Het Verdrag heeft onder andere tot doel minderheden garantie te geven van gelijke behandeling voor de wet. Tevens geeft het minderheden het recht op het ontwikkelen van hun eigen cultuur en het behoud van identiteit, religie, talen en tradities.10 Kortom een grens op een kaart is slechts een lijn tussen twee staten, maar een grens tussen twee staten is meer dan een tweedimensionale lijn. Het is driedimensionaal gegeven, een symptoom en een resultaat van de dialectiek tussen verschillende stromen en de blijvende macht van de lokale identiteiten. De scheiding tussen twee staten, die tijdens de achttiende en de eerste helft van de negentiende eeuw aanvankelijk min of meer genegeerd en afgetast werd, is tot halverwege de twintigste eeuw sterker geworden en lijkt nu weer door het ontstaan van de globale stad aan kracht te verliezen, maar dat is allerminst het geval. De behoefte aan een eigen (nationale) identiteit, en daarmee gepaard gaande fysieke en virtuele grenzen, is alleen maar sterker geworden.

9

Ton Zwaan, Nico Wilterdink, Henk Kleijer en Cees Cruson, Het Europees labyrint, Nationalisme en natievorming in Europa, Uitgeverij Boom/SISWO, Amsterdam, 1991, achterap.

10

www.minbuza.nl, bekeken op 20 mei 2007.

literatuurlijst Ton Zwaan, Nico Wilterdink, Henk Kleijer en Cees Cruson, Het Europees labyrint, Nationalisme en natievorming in Europa, Uitgeverij Boom/SISWO, Amsterdam, 1991 Els Verbakel, De verschuivende grenzen van het niemandland in Flanders Fields, Oase, nr. 68, p. 104, Nai Uitgevers/Publicers, Rotterdam Ernest Gelllner, Nations and Nationalism, Blackwell, Oxford , 1983 Michael Foucault, Des espaces autres. Une conference inedited de Michael Foucault, Architecture Mouvement Continuite (AMC), oktober 1984, nr.5 Michael Foucault, Space Knowledge and Power, Paul Rabinow (red.), The Foucault Reader, New York 198 Alfred Thayer Mahan, The inuence of Sea Power upon History 1660-1783, Londen, 1965 Max Weber, Wirtschaft und Gesellschaft, J.C.B. Mohr, Tubingen, 1922 Benedict Anderson, Imagined Communities; Reections on the Origin and Spread of Nationalism, Verso, Londen, 1983 Hugh Seton-Watson, Nations and States; An Enquiry into Origins of Nations and the Politics of Nationalism, Methuen & Co, London, 1977 Klaus Biesenbach, Territories; Islands, Camps and other states of Utopia, KW Institute for Contemporary Art, Berlin, 2003 R.E. Wycherley, How the Greeks Built Cities, The Macmillan Press LTD, London and Basingstoke, Second edition, 1973

beeldenlijst Nederland Wereldland; Hebri Wereldatlas, Uitgeverij Hebri BV, 2007 De Grote Bosatlas, 52e dr., Wolters-Noordhoff, Groningen, 2001 R.E. Wycherley, How the Greeks Built Cities, The Macmillan Press LTD, London and Basingstoke, Second edition, 1973

17