80
Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven door Heleen Bax en Jordi Zomer datum februari 2012 begeleiding ProRail dhr. dr. ir. A.A.M. Schaafsma en dhr. ir. V.A. Weeda school van der Capellen Sg begeleiding school dhr. M.R.J. Liefers

Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

  • Upload
    others

  • View
    5

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations

Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail

Nederlandse versie

geschreven door Heleen Bax en Jordi Zomer

datum februari 2012

begeleiding ProRail dhr. dr. ir. A.A.M. Schaafsma en dhr. ir. V.A. Weeda

school van der Capellen Sg

begeleiding school dhr. M.R.J. Liefers

Page 2: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

2

Voorwoord Voor u ligt het verslag ‘Stabieler treinverkeer’. Dit verslag hebben wij geschreven in het

kader van ons profielwerkstuk, een werkstuk dat iedere middelbare scholier in zijn of

haar eindexamenjaar schrijft.

Beiden waren we erg geïnteresseerd in allerlei soorten logistieke processen. Daarnaast

leek het ons leuk om ons profielwerkstuk voor een opdrachtgever te schrijven. We

kwamen toen al snel bij ProRail terecht. ProRail is de beheerder van alle spoorwegen in

Nederland. Zij verdeelt de capaciteit op het spoor aan vervoerders zoals de

Nederlandse Spoorwegen en Veolia.

Vanuit ProRail werden we begeleid door dhr. dr. ir. A.A.M. Schaafsma, staflid

verkeersleiding, en dhr. ir. V.A. Weeda, verkeersanalist. Zij reageerden direct

enthousiast op onze vraag of ProRail een opdracht voor ons had. We willen hen bedanken

voor de uitgebreide begeleiding die we van hen hebben gekregen.

Daarnaast gaat onze dank uit naar dhr. M.R.J. Liefers, voor zijn bemoedigende reacties

op onze vorderingen. Ook willen we andere leraren vanuit onze school, de

Van der Capellen Sg Zwolle, bedanken voor hun opbouwende kritiek en hulp wanneer we

even vast liepen. Met name willen we mw. drs. A.C.H. Gieles-Spermon, dhr. E. Hermsen

en dhr. J. Smit noemen.

Verder nog een woord van dank aan onze ouders, andere familie en vrienden, die alles

rondom dit werkstuk belangstellend hebben gevolgd.

Dit verslag is het resultaat van veel uren werk, waarin we zeer enthousiast bezig geweest

zijn met een uitdagende opdracht en waarin we ontzettend veel hebben geleerd. We

hopen van harte dat de resultaten uit dit onderzoek kunnen bijdragen tot een betere en

effectievere bedrijfsvoering van ProRail!

Heleen Bax en Jordi Zomer

februari 2012

Wanneer u contact met ons wilt opnemen, stuurt u dan een e-mail naar

[email protected].

Page 3: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

3

Inhoudsopgave

Voorwoord .......................................................................................................... 2

1. Inleiding ....................................................................................................... 5

2. Onderzoekslijn ............................................................................................. 7

2.1. Hoofdvraag ............................................................................................... 7

2.2. Deelvragen ............................................................................................... 7

3. Theoretisch kader ......................................................................................... 8

3.1. Capaciteit ................................................................................................. 8

3.2. Opvolgtijd en buffertijd .............................................................................. 9

3.3. Infrastructuur, seinen en materieel .............................................................10

3.4. Gehinderde en ongehinderde situatie ..........................................................11

3.5. Filevorming en stabiliteit ...........................................................................12

3.6. Opbouw van de opvolgtijd .........................................................................13

3.7. Bewegingsformules...................................................................................16

3.8. Waarden van variabelen ............................................................................16

4. Uitwerking gehinderde opvolgtijd .............................................................. 17

4.1. Minimale bloklengte ..................................................................................17

4.2. Componenten ..........................................................................................18

4.3. Formule gehinderde opvolgtijd ...................................................................20

4.4. Verbanden ...............................................................................................20

5. Uitwerking ongehinderde opvolgtijd .......................................................... 25

5.1. Componenten ..........................................................................................25

5.2. Formule ongehinderde opvolgtijd ...............................................................27

5.3. Verbanden ...............................................................................................27

6. Analyse van de verbanden .......................................................................... 32

6.1. Gehinderde situatie ..................................................................................32

6.2. Ongehinderde situatie ...............................................................................33

6.3. Kortste opvolgtijd .....................................................................................34

6.4. Buffer en stabiliteit ...................................................................................38

Page 4: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

4

7. Conclusies .................................................................................................. 43

7.1. Kernconclusies .........................................................................................43

7.2. Antwoorden op deelvragen en hoofdvraag ...................................................44

8. Aanbevelingen ............................................................................................ 47

8.1. Nieuwe seinmethodes ...............................................................................47

8.2. Materieel .................................................................................................47

8.3. Wettelijke minima ....................................................................................47

8.4. Opvolgtijdberekeningen op basis van praktijk ..............................................47

8.5. Vervoerscapaciteit ....................................................................................47

9. Bronvermeldingen ...................................................................................... 48

9.1. Inleiding..................................................................................................48

9.2. Theoretisch kader .....................................................................................48

9.3. Figuren ...................................................................................................48

9.4. Verslaglegging .........................................................................................48

Page 5: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

5

1. Inleiding Toen in 1839 de eerste stoomtrein in Nederland reed vond men het een doodeng

‘apparaat’. De boeren waren bang dat hun koeien van slag zouden raken door de trein,

die een ongehoorde snelheid had van wel 38 kilometer per uur... De veiligheid werd

geregeld door baanwachters die met een lantaarn of een vlag zwaaiden. Vertraging werd

met de telefoon doorgegeven.1

Nu lijkt het spoor bijna niet meer op hoe het vroeger was. De seinen blijven nog bestaan,

maar (bijna) alles is nu geautomatiseerd. Het Nederlandse spoorwegennet is, na Japan,

het drukst bezette van de wereld. Er worden zo’n 1,2 miljoen passagiers en 100 000 ton

aan goederen verwerkt in ongeveer 6500 treinritten per dag. En dat allemaal over

ongeveer 7000 kilometer spoorrails en ruim 7000 wissels.2 En nog wordt het drukker.

Daardoor wordt de totale capaciteit meer en meer benut. Dat probeert men te bereiken

door de treinen steeds dichter op elkaar te laten rijden.

Een voorbeeld is het drukke station van Schiphol. Er rijden daar op twee sporen

ongeveer vierentwintig treinen per uur door de Schipholtunnel. Door de toenemende

drukte op Schiphol wordt verwacht dat er meer treinen nodig zullen zijn om alle

passagiers te vervoeren. Nu wordt het belangrijk om op een goede manier te bepalen

hoeveel treinen er maximaal door de Schipholtunnel kunnen. Het rijden van meer treinen

mag geen nadelig effect hebben op de veiligheid en efficiëntie. Daarnaast mag de

vertraging van één trein geen blijvende invloed hebben op de volgende treinen.

Om te kijken hoe klein de afstand tussen twee treinen minimaal moet zijn, wordt gebruik

gemaakt van de zogenaamde opvolgtijd: de tijd tussen het vertrek van trein 1 en het

vertrek van trein 2, gemeten op een bepaald punt. Op druk bereden lijnen zijn stations

vaak de flessenhals. Daarom wordt in dit verslag steeds naar een perron gekeken. Op

1 http://www.willemwever.nl/vraag_antwoord/geschiedenis/wanneer-reed-de-eerste-trein-nederland,

Willem Wever, laatst gewijzigd in 2006, opgevraagd op 30 september 2011. 2 http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1117835, Nederland van boven: 24 uur Nederland,

documentaire, uitgezonden door de VPRO op 6 december 2011.

Page 6: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

6

een perron moet een trein passagiers laten in- en uitstappen. Dit kost tijd en deze tijd

wordt in de berekeningen buiten beschouwing gelaten omdat het een heel ander soort

proces is. Op een perron is de opvolgtijd daarom de tijd tussen het vertrek van trein 1 en

de aankomst van trein 2.

De opvolgtijdberekeningen worden meestal gemaakt op basis van een ongehinderde

situatie. Er wordt dan vanuit gegaan dat een trein niet hoeft te remmen voor een andere

trein, maar direct door kan rijden tot het perron. Bij de opvolgtijd wordt nog een

buffertijd opgeteld. Als alles goed gaat, wordt die tijd niet gebruikt. Het gebeurt echter

vaak genoeg dat er wel een verstoring optreedt. Dan doet de buffertijd zijn werk.

Hopelijk breidt de vertraging zich niet uit als een olievlek, maar lost de vertraging vanzelf

op. Als dat zo is, zit de dienstregeling goed in elkaar en wordt gesproken van een stabiel

systeem. 3

Eigenlijk gebeurt er iets vreemds. Er wordt van uit gegaan dat er zo nu en dan vertraging

(hinder) optreedt, maar toch wordt de dienstregeling gebaseerd op de ongehinderde

situatie. Misschien geeft het een veel beter beeld wanneer er gebruik zou worden

gemaakt van een opvolgtijdberekening in de gehinderde situatie. De gehinderde

opvolgtijd kan immers langer zijn dan de ongehinderde opvolgtijd. In dat geval is het

uitdempingsvermogen korter dan gedacht.

In dit onderzoek zullen de opvolgtijd in de gehinderde en de opvolgtijd in de

ongehinderde situatie worden berekend. Die zullen worden geanalyseerd door formules

op te stellen voor de verschillende opvolgtijden. Hiermee kunnen kwantitatieve

verbanden worden vastgesteld. Vervolgens zal een vergelijking tussen de

opvolgtijdberekeningen in beide situaties worden gemaakt. De conclusies die hier

mogelijkerwijs uit kunnen worden getrokken moeten aangeven welke veranderingen tot

een stabieler systeem zouden kunnen leiden en in welke mate.

Er is dus behoefte aan betrouwbare informatie over welke aanpassingen aan de

dienstregeling of infrastructuur kunnen leiden tot een stabieler systeem. Dit onderzoek

levert daar een bijdrage aan, door de hinder op stations te analyseren en daar een

gefundeerd advies over te geven.

3 Treinen verdringen elkaar van de rails, De Stentor, dinsdag 6 december 2011.

Page 7: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

7

2. Onderzoekslijn

2.1. Hoofdvraag In dit onderzoek wordt een antwoord gezocht op de volgende hoofdvraag.

Hoe kan de afwikkeling van treinen stabieler worden gemaakt?

2.2. Deelvragen Deze hoofdvraag wordt beantwoord met behulp van een aantal deelvragen.

Theoretisch kader

1. Welke theoretische kennis is nodig om de opvolgtijd in de gehinderde en in de

ongehinderde situatie te bepalen?

2. Wat is een stabiel systeem?

Uitwerking gehinderde opvolgtijd

3. Hoe wordt de opvolgtijd berekend in de gehinderde situatie?

4. Wat is het verband tussen de treinlengte en de opvolgtijd in de gehinderde situatie?

5. Wat is het verband tussen de bloklengte en de opvolgtijd in de gehinderde situatie?

Uitwerking ongehinderde opvolgtijd

6. Hoe wordt de opvolgtijd berekend in de ongehinderde situatie?

7. Wat is het verband tussen de treinlengte en de opvolgtijd in de ongehinderde

situatie?

8. Wat is het verband tussen de bloklengte en de opvolgtijd in de ongehinderde situatie?

Analyse van de verbanden

9. Hoe leiden de gevonden verbanden tot een kortere opvolgtijd?

10. Welke invloed hebben de bevindingen op de stabiliteit?

De kernconclusies worden gebaseerd op de antwoorden van de deelvragen.

Page 8: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

8

3. Theoretisch kader Het doel van dit theoretisch kader is de uitleg van alle begrippen en variabelen. Ook

wordt de totstandkoming van de verbanden uitgelegd. Deze informatie is de basis van

alles wat hierna onderzocht zal worden.

3.1. Capaciteit

3.1.1. Begrip

De capaciteit wordt in het Nederlands als volgt gedefinieerd.

capaciteit (de (v.); -en) 2 vermogen om te bevatten, te vervoeren, te

verwerken, te produceren, enz.4

In dit onderzoek wordt de capaciteit op die manier omschreven. Bij de spoorwegen

worden twee soorten capaciteit onderscheiden: de vervoerscapaciteit en de

verkeerscapaciteit.

3.1.2. Vervoerscapaciteit en verkeerscapaciteit

Met de vervoerscapaciteit wordt het maximale aantal reizigers dat of de maximale

hoeveelheid goederen die in een bepaalde tijdsduur vervoerd kan worden bedoeld. In

het personenvervoer wordt in plaats van deze term ook wel de term reizigerscapaciteit

gebruikt. De vervoerscapaciteit is afhankelijk van veel variabelen. Hierbij valt te denken

aan marktwensen zoals aansluitingen, of aan snelheden. De vervoerscapaciteit kan

bijvoorbeeld worden uitgedrukt in het aantal bakken5 dat per uur een stuk spoor kan

passeren. Een bak heeft dan een vast aantal zit- en staanplaatsen.

Daarnaast onderscheidt men de verkeerscapaciteit. Hierbij gaat het om het aantal

treinen dat in een bepaalde tijdsduur over een bepaald stuk spoor kan rijden.

3.1.3. Betekenis van de capaciteit

De capaciteit is een belangrijk begrip bij het opzetten van de dienstregeling. Het geeft

aan hoeveel treinen er kunnen rijden (verkeerscapaciteit) en dus hoeveel goederen of

personen er kunnen worden vervoerd (vervoerscapaciteit of reizigerscapaciteit).

De verkeerscapaciteit is onlosmakelijk verbonden met de reizigerscapaciteit. Dit

onderzoek beperkt zich echter tot de verkeerscapaciteit. Als er hierna over capaciteit

wordt gesproken, wordt daarmee in eerste instantie dus de verkeerscapaciteit bedoeld.

4 Van Dale, Groot Woordenboek Der Nederlandse Taal, pagina 575; dertiende, herziene uitgave (1999),

uitgegeven door Van Dale Lexicografie Utrecht – Antwerpen. 5 Een bak is een rijtuig van een trein. Zie ook paragraaf 3.3.3.

Page 9: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

9

3.2. Opvolgtijd en buffertijd

3.2.1. Opvolgtijd

Om vraagstukken over de capaciteit te kunnen oplossen, wordt het opvolgpatroon van

treinen onderzocht. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde opvolgtijd.

Onder de opvolgtijd wordt de tijd tussen twee treinen verstaan. Dit onderzoek richt zich

op de situatie rond stations, omdat stations vaak een flessenhals zijn waar treinen

vertraging oplopen. Op die plek wordt de opvolgtijd als volgt gemeten: de tijd tussen het

vertrek van trein 1 en de aankomst van trein 2.

3.2.2. Buffertijd

Bij het opstellen van de dienstregeling wordt een reserve ingecalculeerd. Deze reserve

wordt buffertijd genoemd. De buffertijd zorgt ervoor dat eventuele verstoringen worden

opgevangen, zodat ze zo min mogelijk invloed hebben op volgende treinen.

Voorbeeld6

Neem aan dat de opvolgtijd tussen twee treinen op een fictief station 3 minuten

bedraagt. De trein staat op het station 1 minuut stil (het stationnement is dus 1 minuut).

Om eventuele vertragingen op te kunnen vangen, wordt daarnaast nog rekening

gehouden met een buffer van 1 minuut (de buffertijd is dus 1 minuut). Verder geldt dat,

óók na een vertraging, het stationnement van 1 minuut wordt gehandhaafd – veel korter

is in de praktijk namelijk niet mogelijk omdat mensen moeten in- en uitstappen. In de

dienstregeling zit dus 3 + 1 + 1 = 5 minuten tussen twee treinen.

De eerste trein heeft bijvoorbeeld een vertraging veroorzaakt van 4 minuten. De

volgende trein heeft de opvolgtijd (3 minuten) en het stationnement (1 minuut) nodig

om aan te komen en weer te vertrekken, dit is samen 4 minuten. In de dienstregeling is

5 minuten ingepland – de trein heeft 1 minuut ‘extra’ om de vertraging in te lopen.7 Door

de buffertijd heeft de tweede trein nog 3 minuten vertraging, en de derde trein nog maar

2 minuten. Om de vertraging weg te werken en weer volgens de dienstregeling te rijden,

moeten eerst vier treinen passeren. De vertraging van 1 trein heeft invloed op meerdere

andere treinen, maar de buffertijd zorgt ervoor dat deze vertraging vanzelf oplost. De

buffertijd is dus, met andere woorden, een inhaaltijd van vertraging.

3.2.3. Betekenis van de totale opvolgtijd

De opvolgtijd is zo waardevol omdat zij een maat geeft aan de capaciteit van een

bepaald stuk spoor. Dit wordt toegelicht met het volgende voorbeeld.

Voorbeeld

Dezelfde gegevens als in het vorige voorbeeld worden nu ook weer gebruikt. De

opvolgtijd is dus 3 minuten, het stationnement 1 minuut en de buffertijd ook 1 minuut.

De capaciteit per uur wordt dan berekend op de volgende manier.

uur.per treinen 12113

60

buffertijdentstationnemopvolgtijd

60capaciteit

Hieruit volgt dat een afname van de opvolgtijd een toename van de capaciteit oplevert.

Voor een grotere capaciteit is het dus belangrijk om naar een zo klein mogelijke

opvolgtijd te streven.

6 In deze situatie wordt ervan uitgegaan dat de gehinderde opvolgtijd gelijk is aan de ongehinderde opvolgtijd.

Voor het verschil tussen deze twee, zie paragraaf 3.5 . 7 Hierbij wordt ervan uit gegaan dat alleen de eerste trein vertraging heeft en dat de opvolgende treinen zelf

geen vertraging hebben.

Page 10: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

10

3.3. Infrastructuur, seinen en materieel De opvolgtijd is afhankelijk van de infrastructuur, de manier van seinplaatsingen en het

materieel.

3.3.1. Bloklengte en wettelijke minima

Het spoor is verdeeld in zogenaamde blokken met een bepaalde bloklengte. Aan het

begin van elk blok is een sein geplaatst. De afstand tussen twee seinen is de bloklengte.

Het van de wet afgeleide minimum voor de bloklengte is 400 meter. Daarnaast is de van

de wet afgeleide minimale remweg vanaf een (gebruikelijke) snelheid van 130 km/u

gelijk aan 1200 meter. Een trein moet dus minimaal 1200 meter van tevoren een sein

passeren dat aangeeft dat de trein moet remmen.

Opmerking: de minima zijn ‘van de wet afgeleid’. Vanaf nu zal er gesproken worden over

wettelijke minima.

3.3.2. Seinen

Via de seinen krijgt een machinist informatie over een bepaalde snelheid die op dat

moment door de trein mag worden gereden. Die snelheid heeft invloed op de opvolgtijd.

Een schematische weergave van de seinwerking is hieronder weergegeven. Een vergrote

weergave hiervan is te vinden in bijlage 1.1.

Figuur 1: schematische weergave van de seinwerking

3.3.2.1. Groen sein

Een groen sein betekent dat de machinist de maximaal toegestane snelheid mag rijden.

In dit onderzoek wordt deze snelheid constant verondersteld.

3.3.2.2. Rood sein

Een rood sein betekent dat de machinist moet stoppen. Het geeft aan dat er zich in het

komende blok een trein bevindt. Als de machinist niet zou stoppen, zouden er twee

treinen in een blok rijden. De afstand tussen die twee treinen zou dan kleiner kunnen zijn

dan de remweg. De veiligheid is dan niet meer gewaarborgd. Er zijn op dat moment geen

seinen meer die de machinist kunnen waarschuwen voor een trein of obstakel op het

spoor. Daarom mag er zich op ieder willekeurig moment slechts één trein in een blok

bevinden.

Ook als zich in het komende blok een ander obstakel, zoals een open brug bevindt, krijgt

de machinist een rood seinbeeld te zien.

3.3.2.3. Geel sein

Een geel sein betekent dat het komende blok niet bezet is, maar het blok daarna wel.

Met andere woorden: het volgende sein is rood. Een geel sein wordt altijd gevolgd door

een rood sein. De machinist moet bij het zien van een geel sein gaan afremmen tot de

snelheid die geldt voor een geel sein. In dit onderzoek wordt die waarde constant

verondersteld. Met deze snelheid heeft de machinist voldoende tijd om comfortabel te

remmen nadat hij het rode sein waarneemt.

Page 11: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

11

Er zijn ook varianten op het gele sein. Als er een getal bij het sein staat, geeft dit een

aangepaste snelheid aan (vermenigvuldigd met 10). Geel met het cijfer 8 (ofwel geel-8)

houdt in dat er moet worden afgeremd tot 80 km/u; geel-6 betekent afremmen tot 60

km/u. Een knipperend getal betekent dat de trein wel moet gaan afremmen, maar dat de

bedoelde snelheid niet voor het volgende sein zal worden gehaald. Op deze manier kan

het remmen over meerdere blokken worden uitgesmeerd.

Voorbeeld

In bijlage 1.2 wordt het seinpatroon weergegeven wanneer trein 1 moet wachten voor

een brug en trein 2 moet wachten op trein 1. De seinen veranderen steeds, zodanig dat

het sein aan het begin van het blok waarin zich een trein bevindt altijd rood is en

het sein daarvoor geel is.

3.3.3. Materieel

De trein is opgebouwd uit een aantal delen met een vaste lengte die bakken worden

genoemd. Een bak is een rijtuig van een passagierstrein. Door de lengte van één bak te

vermenigvuldigen met het aantal bakken wordt de treinlengte gevonden.

Daarnaast heeft een trein een voor die trein specifieke versnelling (ook wel acceleratie)

en remvertraging. Deze waarden geven weer hoe snel een trein kan optrekken en hoe

snel zij weer kan afremmen.

Zowel de treinlengte als de versnelling/vertraging hebben invloed voor de opvolgtijd.

3.4. Gehinderde en ongehinderde situatie De opvolgtijd kan op verschillende manieren worden berekend: in de maximaal

gehinderde situatie, in de maximaal ongehinderde situatie, en alles daar tussen in. Dit

onderzoek richt zich op de twee extremen: de maximaal gehinderde situatie en de

maximaal ongehinderde situatie.

3.4.1. Maximaal gehinderde situatie

In deze situatie is sprake van volledige hinder. Dat wil zeggen dat de opvolgende trein

stil staat voor een rood sein. Dit onderzoek richt zich, zoals gezegd, slechts op de situatie

rond een perron. Als het sein geel wordt kan de trein optrekken tot de maximale snelheid

die geldt voor een geel sein. Daarna remt de trein weer en komt tot stilstand bij het

perron. Dit alles gebeurt binnen één blok.

3.4.2. Maximaal ongehinderde situatie

In de maximaal ongehinderde situatie wordt er vanuit gegaan dat er geen hinder is. De

trein kan vanaf volle snelheid remmen en tot stilstand komen op het perron.

Als er in dit verslag wordt gesproken over de gehinderde situatie of ongehinderde

situatie, wordt hiermee altijd respectievelijk de maximaal gehinderde situatie of de

maximaal ongehinderde situatie bedoeld.

Page 12: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

12

3.5. Filevorming en stabiliteit

3.5.1. Filevorming

Als treinen dichter op elkaar rijden, is er een kleinere buffertijd. Als er dan vertraging

optreedt, is er een vergrote kans op filevorming. Immers, als één trein hinder

ondervindt, hebben andere treinen daar last van. Er kan een file op het spoor ontstaan

die niet automatisch oplost.

3.5.2. Stabiliteit

Stabiliteit wordt in het Nederlands als volgt gedefinieerd.

stabiliteit (de (v.); vgl. –iteit) 1 bestendigheid, duurzaamheid van het

bestaande8

sta·bi·li·teit de; -en 2 vaste ligging; vermogen tot terugkeer naar de

evenwichtstoestand.9

Op het spoor is een zo stabiel mogelijk systeem gewenst. Met

behulp van de bovenstaande definities kan een stabiele situatie

worden omschreven: de situatie op het spoor is stabiel als zij

bestendig is, duurzaam is, en een groot vermogen tot terugkeer

naar de evenwichtstoestand heeft. Na een verstoring kan al snel

weer volgens de dienstregeling gereden worden. De hiernaast

afgebeelde figuur illustreert deze situatie. Hoe groot de tegenslag

ook is, de bal zal snel terugkeren naar de evenwichtsstand.

De tegenhanger van een stabiel systeem is een instabiel

systeem. Dit zou in de praktijk kunnen betekenen dat de treinen

direct achter elkaar aan rijden, zonder buffertijd. Zodra één trein

dan vertraging heeft, nemen alle volgende treinen die vertraging

over. De vertraging wordt dus niet opgelost, en daardoor heeft ze

een effect op steeds meer treinen. Er is sprake van filevorming.

De figuur die hiernaast is afgebeeld illustreert deze situatie.

Er is ook nog een tussenvorm mogelijk, die in dit verslag half-

stabiel wordt genoemd. Die tussenvorm illustreert de huidige

situatie op het spoor. Op dit moment lossen vertragingen zich in

principe vanzelf op (door de buffertijd). Toch ontstaan er bij

onvoorziene omstandigheden, zoals heftige sneeuwval of

stroomuitval, grote problemen. Dan is het systeem dus niet

meer stabiel. Zie voor een grafische weergave hiervan het

plaatje aan de linkerkant.

In dit onderzoek wordt aangenomen dat een systeem stabiel is als er géén filevorming

ontstaat. Als er filevorming ontstaat die niet vanzelf oplost, is een systeem dus niet

stabiel. Er is dan namelijk sprake van een sneeuwbaleffect dat de hele dienstregeling kan

beïnvloeden.

8 Van Dale, Groot Woordenboek Der Nederlandse Taal, pagina 3197; dertiende, herziene uitgave (1999), uitgegeven door Van Dale Lexicografie Utrecht – Antwerpen.Van Dale Lexicografie Utrecht – Antwerpen. 9 http://www.woorden.org/woord/stabiliteit , Woorden Nederlandse Taal, geraadpleegd op 10 januari 2012.

Page 13: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

13

In de ideale situatie beïnvloeden treinen elkaar niet. Dit zou bijvoorbeeld kunnen worden

bereikt door iedere trein een eigen spoor te geven. Zo is er geen mogelijkheid dat treinen

elkaar ‘lastigvallen’. Een ander voorbeeld is door maar één trein door heel Nederland te

laten rijden. Hoewel deze opties natuurlijk zeer stabiel zijn, zijn ze niet realistisch.

Daarnaast zijn ze ook verre van efficiënt. Het is dus belangrijk om naar een balans te

zoeken, waarbij er een goede combinatie is tussen een grote capaciteit en een grote

stabiliteit.

Stabiliteit is een breed begrip en moeilijk specifieker te definiëren. Er wordt daarom niet

zo zeer gesproken over ‘een stabiel systeem’ tegenover ‘een instabiel systeem’. Situaties

kunnen wel met elkaar vergeleken worden op het vlak van stabiliteit. Een systeem is dan

‘meer of minder stabiel’ ten opzichte van een ander systeem.

3.5.3. Stabiliteit en opvolgtijdberekeningen

Voor een stabiel systeem is het belangrijk om een voldoende ruime opvolgtijd in te

calculeren. De speling, ofwel buffertijd, wordt in de huidige situatie opgeteld bij de

ongehinderde opvolgtijd. Dit is eigenlijk vreemd, want de buffertijd wordt pas gebruikt

als er wel hinder ontstaat – dan is er juist sprake van een gehinderde situatie. Er moet

worden onderzocht welke opvolgtijd een zo stabiel mogelijk systeem geeft.

3.6. Opbouw van de opvolgtijd

3.6.1. Tijd-wegdiagram

In een tijd-wegdiagram kan worden afgelezen welke afstand een trein heeft afgelegd na

een bepaalde tijd. Hoewel dit niet noodzakelijk is, wordt de tijd meestal op de horizontale

en de plaats op de verticale as gezet. Dit diagram geeft dus een overzichtelijke weergave

van het rijpatroon van een trein gedurende een bepaalde tijdsduur.

Een tijd-wegdiagram laat zien uit welke componenten de opvolgtijd bestaat. Door dit

inzicht kan de opvolgtijd worden berekend of gemodelleerd.

In de bijlage zijn twee tijd-wegdiagrammen opgenomen – van de gehinderde en van de

ongehinderde opvolgtijd (zie bijlage 2.2 en 3.2). Later wordt de opbouw van de

opvolgtijden in beide situaties afgeleid uit deze tijd-wegdiagrammen.

3.6.2. Gehinderde situatie

3.6.2.1. Situatiebeschrijving

In de gehinderde situatie ondervindt een opvolgende trein (trein 2) zoveel hinder van

trein 1 dat zij in ieder geval tot stilstand moet komen. Ze moet wachten totdat de eerste

trein weg is uit het volgende blok.

De situatie op de volgende pagina ontstaat. In bijlage 2.1 is deze situatie geïllustreerd.

De onderstaande nummers corresponderen met verschillende figuren. Trein 1 is in deze

afbeelding blauw, trein 2 zwart. In deze situatie is aangenomen dat de maximale

snelheid gelijk is aan 130 km/u. Verder is aangenomen dat de maximale snelheid voor

het gele sein 40 km/u is.

Page 14: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

14

1. Trein 1 staat aan het perron, trein 2 is (door de hinder) tot stilstand gekomen in het

blok daarachter.

2. Trein 1 mag vertrekken. Sein I wordt groen; trein 1 trekt op tot de maximale snelheid

van 130 km/u. Omdat trein 1 zich nog in het eerste blok bevindt, is sein II nog rood.

3. Als trein 1 het eerste blok verlaat, wordt sein I rood en sein II geel. Trein 2 trekt op

tot 40 km/u.

4. Trein 2 verlaat het blok waardoor sein II rood wordt. Sein I is rood omdat trein 2

moet stoppen op het perron. Als trein 2 de snelheid van 40 km/u bereikt heeft, blijft

zij constant met deze snelheid rijden, totdat ze moet afremmen voor het rode sein.

5. Trein 2 ziet een rood sein en moet afremmen naar een snelheid van 0 km/u,

6. zodat ze voor sein I tot stilstand komt.

De gehinderde opvolgtijd wordt volgens de definitie berekend vanaf het vertrek van trein

1 (hierboven: punt 2) tot de aankomst van trein 2 (hierboven: punt 6) op het perron.

3.6.2.2. Opvolgtijd in de gehinderde situatie

Het is nu mogelijk om van het tijd-wegdiagram de componenten van de gehinderde

opvolgtijd af te leiden. Zie hiervoor bijlage 2.2.

1. Wegrijtijd trein 1

Trein 1 verlaat het blok.

2. Reactietijd systeem

Het systeem registreert dat het eerste blok wordt vrij gemaakt. Sein I springt dus

weer op rood en sein II op geel.

3. Reactietijd machinist

De machinist merkt op dat sein II van seinbeeld is veranderd.

4. Optrektijd trein 2

Trein 2 trekt op tot de snelheid van het gele sein, in dit geval 40 km/u.

5. Constant gedeelte trein 2

Als trein 2 de snelheid van het gele sein bereikt, rijdt zij nog enige tijd met deze

snelheid door (totdat ze moet afremmen, zie punt 6).

6. Remtijd trein 2

Als trein 2 bij het perron komt, ziet de machinist een rood seinbeeld omdat hij moet

stoppen bij het perron. Hij remt dus af tot stilstand.

De opvolgtijd bestaat uit de som van alle zes de onderdelen.

3.6.3. Ongehinderde situatie

3.6.3.1. Situatiebeschrijving

De hieronder volgende situatie ontstaat. In bijlage 3.1 is deze situatie geïllustreerd. De

onderstaande nummers corresponderen met verschillende figuren. Trein 1 is in deze

afbeelding blauw, trein 2 zwart. In deze situatie is aangenomen dat de maximale

snelheid gelijk is aan 130 km/u. Verder is aangenomen dat de maximale snelheid voor

het gele sein 40 km/u is.

1. Trein 1 staat op het perron. Sein I is rood omdat trein 1 nog niet mag vertrekken.

Sein II is rood omdat trein 1 zich in het komende blok bevindt; daarom is sein III

geel en sein IV groen. Trein 2 nadert met maximale snelheid sein IV en het perron.

2. Trein 1 mag vertrekken. Sein I wordt groen; trein 1 trekt op tot de snelheid van 130

km/u. Omdat trein 1 zich nog in het eerste blok bevindt, is sein II nog rood. Trein 2

rijdt nog steeds met de snelheid van 130 km/u.

3. Als trein 1 het eerste blok verlaat, wordt sein I rood, sein II geel en sein III groen. In

de ongehinderde opvolgtijd moet trein 2 zich op minstens de zichttijd van sein III

bevinden. Zo ziet de machinist van trein 2 op tijd dat hij nog niet hoeft af te remmen.

Page 15: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

15

4. Trein 2 nadert met maximale snelheid sein II. Dat sein is geel, omdat trein 2 het blok

erna moet stoppen voor het perron. Daar gaat trein 2 dus afremmen naar 40 km/u.

5. Na het passeren van sein II bereikt trein 2 de snelheid van 40 km/u. Dan blijft zij

constant met deze snelheid rijden, totdat ze moet afremmen voor het rode sein.

6. Trein 2 ziet een rood sein en moet afremmen naar een snelheid van 0 km/u,

7. zodat ze voor sein I tot stilstand komt.

De ongehinderde opvolgtijd wordt volgens de definitie berekend vanaf het vertrek van

trein 1 (hierboven: punt 2) tot de aankomst van trein 2 (hierboven: punt 7) op het

perron.

3.6.3.2. Opvolgtijd in de ongehinderde situatie

Het is nu mogelijk om van het tijd-wegdiagram de componenten van de ongehinderde

opvolgtijd af te leiden. Zie hiervoor bijlage 3.2.

1. Wegrijtijd trein 1

Trein 1 verlaat het blok.

2. Reactietijd systeem

Het systeem registreert dat het eerste blok wordt vrij gemaakt en zorgt ervoor dat de

seinen zich aanpassen aan de nieuwe situatie. Sein I springt dus weer op rood en sein

II op geel.

3. Zichttijd

Wanneer de machinist voor zich een geel sein ziet, begint hij op een gegeven

moment met remmen. Voor de volledig ongehinderde situatie wordt er om die reden

de eis gesteld dat een sein al een bepaalde tijd vóór het passeren van het sein, groen

moet zijn. Zo kan trein 2 met volle snelheid en zonder te remmen het groene sein

passeren. Deze vereiste tijd wordt de zichttijd genoemd.

4. Tijd aanrijdblok trein 2

Het laatste blok waarin trein 2 de maximale snelheid kan rijden, wordt het aanrijdblok

genoemd.

5. Remtijd trein 2 naar snelheid geel sein

Trein 2 komt aan bij een geel sein en remt dus tot de snelheid die voor dit sein geldt.

6. Constant gedeelte trein 2

Als trein 2 de snelheid van het gele sein bereikt, rijdt zij nog enige tijd met deze

snelheid door (totdat ze moet afremmen, zie punt 7).

7. Remtijd trein 2

Als trein 2 bij het perron komt, ziet de machinist een rood seinbeeld omdat hij moet

stoppen bij het perron. Hij remt dus af tot stilstand.

De opvolgtijd bestaat uit de som van alle zeven de onderdelen.

De punten 1 en 2 zijn voor de gehinderde en voor de ongehinderde situatie gelijk. Ze

zullen hierna niet meer dubbel worden besproken.

Verder moet worden opgemerkt dat de afstand van de voorkant van de trein tot het sein

wordt verwaarloosd. Dat is toegestaan omdat beide treinen met deze afstand te maken

hebben – dit heft elkaar (nagenoeg) op.

Page 16: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

16

3.7. Bewegingsformules Voor de berekeningen van de opvolgtijden worden verschillende natuurkundige

bewegingsformules gebruikt10.

3.7.1. Eenparig rechtlijnige beweging

t

svgem

met vgem de gemiddelde snelheid in m/s;

s de afstand in m;

en t de tijd in s.

3.7.2. Eenparige vertraagde of versnelde beweging

taΔv

met ∆v de snelheidsverandering in m/s;

a de versnelling (a>0) of vertraging (a<0) in m/s2;

en t de tijd in s.

20 ta

2

1 tvs

met s de afgelegde afstand in m;

v0 de beginsnelheid in m/s;

a de versnelling (a>0) of vertraging (a<0) in m/s2;

en t de tijd in s.

De snelheidsfunctie is t

sv . Dat is ook de afgeleide van de plaatsfunctie naar de tijd.

Hieruit volgt ta v ta2

12 v

dt

dsts' 00 , ofwel

ta vv 0

met v de snelheid in m/s;

v0 de beginsnelheid in m/s;

a de versnelling (a>0) of vertraging (a<0) in m/s2;

en t de tijd in s.

Wanneer a>0 is a de versnelling. De trein trekt dan op. Deze variabele wordt aop

genoemd. Wanneer a<0 is a de vertraging. De trein remt dan af. Deze variabele wordt

aaf genoemd.

3.8. Waarden van variabelen In dit verslag zullen zo veel mogelijk variabelen onbekend gelaten worden. Op die manier

wordt een zo algemeen mogelijk beeld geschetst. Zo nu en dan zullen echter toch

waarden worden ingevuld. Die waarden kunnen worden gevonden in bijlage 8 en zijn in

de praktijk gangbaar. Ze worden ingevuld om een realistisch beeld te kunnen vormen.

Het onderzoek naar de gehinderde en ongehinderde opvolgtijd zal in de volgende

hoofdstukken worden beschreven. De begrippen en theorie die in dit hoofdstuk uiteen

zijn gezet, vormen daarvoor de basis. Een overzicht van alle begrippen kan worden

gevonden in bijlage 9.

10 BINAS, informatieboek havo / vwo voor het onderwijs in de natuurwetenschappen, tabel 35; vijfde druk,

uitgegeven door Wolters-Noordhoff bv Groningen/Houten in 2004.

Page 17: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

17

4. Uitwerking gehinderde opvolgtijd

4.1. Minimale bloklengte In dit onderzoek wordt er een restrictie gesteld aan de minimale bloklengte. Er wordt

namelijk vanuit gegaan dat de trein in een blok in ieder geval de ruimte heeft om op te

trekken tot de snelheid van een geel sein (vgeel) en weer af te remmen tot stilstand.

Deze eis wordt gesteld om twee redenen. Ten eerste zou de berekening veel

ingewikkelder worden als ook kleinere bloklengtes mogelijk waren. Er zou dan namelijk

eerst onderzocht moeten worden welke snelheid de trein wel kan bereiken. Daarnaast

zijn kortere bloklengtes niet realistisch en dus ook niet relevant.

De afstand van zo’n blok bestaat dus uit twee onderdelen.

1. De afstand om op te trekken tot de snelheid van een geel sein

De afstandsformule is 20 ta

2

1 tvs .

Er wordt opgetrokken vanuit stilstand, dus de beginsnelheid v0 = 0 km/u = 0 m/s.

De afstandsformule wordt dan 2ta2

1s .

Uit de formule taΔv volgt a

Δvt .

∆v = veind – vbegin = vgeel - vbegin

vbegin = 0 m/s (stilstand)

Dus ∆v = vgeel

Hieruit volgt a

vt

geel .

De afstand om op te trekken vanuit stilstand tot vgeel is gelijk aan

op

2geel

2op

2geel

op

2

op

geelopop

a2

v

a

va

2

1

a

va

2

1s

.

2. De afstand om af te remmen tot stilstand

De afstandsformule is 20 ta

2

1 tvs . Omdat er hier sprake is van afremmen,

wordt de ‘versnelling’ a negatief. De afstandsformule wordt 20 ta

2

1 tvs(t)

Uit de formule taΔv volgt a

Δvt .

∆v = vbegin – veind = vgeel - veind

veind = 0 m/s (stilstand)

Dus ∆v = vgeel

Dus a

vt

geel .

Page 18: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

18

De afstand om af te remmen van vgeel tot stilstand is gelijk aan

af

2geel

af

2geel

2af

2geel

afaf

2geel

2

af

geelaf

af

geelgeelaf

a2

v

a

v

a

va

2

1

a

v

a

va

2

1

a

vvs

af

2geel

af

2geel

af

2geel

a2

v

a2

v

a2

v2

.

Uit het voorgaande volgt dat de minimale bloklengte wordt gegeven door de volgende

formule:

af

2geel

op

2geel

afopminblok,a2

v

a2

vss l

.

4.2. Componenten In het theoretisch kader is de opbouw van de gehinderde opvolgtijd weergegeven. Met

deze opbouw kan elke component van de gehinderde opvolgtijd worden berekend. De

som van de componenten geeft als resultaat de opvolgtijd.

1. Wegrijtijd trein 1

Trein 1 rijdt weg over een afstand die even groot is als de treinlengte – de trein moet

zijn eigen lengte immers overbruggen om het blok vrij te maken. De achterkant van

de trein heeft het blok dan verlaten. De versnelling is constant, dus er wordt

verondersteld dat het om een eenparig versnelde beweging gaat.

De afstandsformule is 20 ta

2

1 tvs .

Er wordt opgetrokken vanuit stilstand, dus de beginsnelheid v0 = 0 km/u = 0 m/s.

De afstandsformule wordt dan 2ta2

1s .

Daaruit volgt opa

2s t . De afstand die moet worden overbrugd is gelijk aan de

treinlengte en daarvoor geldt bakbaktrein nll .

De wegrijtijd van trein 1 is dus gelijk aan op

bakbak

op

trein1wegrijden,

a

nl2

a

l2 t

)(

.

2. Reactietijd systeem

De reactietijd van het systeem (tr,systeem) wordt constant verondersteld.

3. Reactietijd machinist

De reactietijd van de machinist van trein 2 (tr,machinist,2) wordt constant verondersteld.

4. Optrektijd trein 2

Trein 2 trekt op tot de snelheid van het gele sein11.

De versnelling wordt constant verondersteld. Er wordt dus aangenomen dat er sprake

is van een eenparig versnelde beweging.

11 Merk op: hier houdt de aanduiding ‘geel sein’ in dat de trein optrekt, omdat de beginsnelheid kleiner was

dan de beoogde snelheid van het gele sein. Meestal geeft een geel sein echter aan dat er moet worden geremd vanaf maximale snelheid tot de snelheid voor een geel sein.

Page 19: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

19

De formule voor een eenparig versnelde beweging is taΔv , ofwel a

Δvt .

∆v = veind – vbegin = vgeel - vbegin

vbegin = 0 m/s (stilstand)

Dus ∆v = vgeel

Hieruit volgt op

geelop,2

a

vt .

5. Constant gedeelte trein 2

Bij de berekening van de minimale bloklengte werd ervan uitgegaan dat er geen

constant gedeelte was. De trein heeft dan precies genoeg ruimte om op te trekken tot

de snelheid van een geel sein en weer af te remmen tot stilstand. Bij een blok dat

langer is dan de minimale bloklengte is er nog een resterend gedeelte waarin de trein

de constante snelheid van een geel sein rijdt.

De tijd hiervoor wordt gegeven door de formule voor een eenparig rechtlijnige

beweging, t

sv

, ofwel v

st

.

Hierbij geldt dat de afstand van het constante gedeelte (sconstant) gelijk is aan het

verschil tussen de daadwerkelijke bloklengte en de minimale bloklengte.

Ofwel

af

2geel

op

2geel

blokminblok,blokconstanta2

v

a2

vll - l s .

Verder geldt v = vgeel.

Nu kan de formule voor de tijd van het constante gedeelte worden afgeleid.

geel

af

2geel

geel

op

2geel

geel

blok

geel

af

2geel

op

2geel

blok

geel

constantconstant,2

v

a2

v

v

a2

v

v

l

v

a2

v

a2

vl

v

s

v

st

af

geel

op

geel

geel

blok

a2

v

a2

v

v

l

6. Remtijd trein 2

Als trein 2 bij het perron komt, ziet de machinist een rood seinbeeld omdat hij moet

stoppen bij het perron. Hij remt af tot stilstand. De vertraging wordt constant

verondersteld. Er wordt dus aangenomen dat er sprake is van een eenparig

vertraagde beweging.

De formule voor een eenparig vertraagde beweging is taΔv , ofwel a

Δvt .

∆v = vbegin – veind = vgeel - veind

veind = 0 m/s (stilstand)

Dus ∆v = vgeel

Hieruit volgt af

geelaf,2

a

vt .

Page 20: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

20

4.3. Formule gehinderde opvolgtijd

De gehinderde opvolgtijd wordt bepaald door de som te nemen van alle componenten.

af,2constant,2op,22machinist,r,systeemr,1wegrijden,opvolgen gehinderd tttttt t .

op

geel2machinist,r,systeemr,

op

bakbakopvolgen gehinderd

a

vtt

a

nl2t

)(

af

geel

af

geel

op

geel

geel

blok

a

v

a2

v

a2

v

v

l

af

geel

geel

blok

op

geel2machinist,r,systeemr,

op

bakbak

a2

v

v

l

a2

vtt

a

)nl(2

.

Het model dat op basis van deze formule is opgebouwd, kan worden gevonden in bijlage

9.1 en is op aanvraag digitaal beschikbaar.

4.4. Verbanden In deze paragraaf worden de twee verbanden onderzocht: het verband tussen de

treinlengte en de gehinderde opvolgtijd, en het verband tussen de lengte van het

aanrijdblok en de gehinderde opvolgtijd. Deze variabelen (trein- en bloklengte) zijn in de

praktijk te veranderen.

4.4.1. Treinlengte trein 1

Wanneer de treinlengte van de eerste trein wordt gevarieerd, heeft dit effect op de

opvolgtijd. Bij een langere trein duurt het langer voordat het eerste blok wordt

vrijgemaakt, en dus neemt de opvolgtijd toe. Door analyse van het verband kan worden

achterhaald hoe sterk de invloed is die een verandering van de variabele op de opvolgtijd

heeft.

Dit verband heerst ook bij de ongehinderde situatie. Zie daarvoor het volgende

hoofdstuk.

4.4.1.1. Isoleren van de variabele

Voor het onderzoeken van dit verband moet worden gezorgd dat de betreffende variabele

apart wordt gezet – met andere woorden: de variabele wordt geïsoleerd.

De enige component van de opvolgtijd waarin de treinlengte (van de eerste trein) van

belang is, is de wegrijtijd. De lengte van de trein kan worden gevarieerd door het aantal

bakken te wijzigen. Er moet dus geprobeerd worden om de term nbak te isoleren. Dat

gaat op de volgende manier.

bakop

bakbak

op

bak

op

bakbak

op

trein1wegrijden, n

a

l2n

a

l2

a

)n(l2

a

l2 t

.

Invullen in de opvolgtijdformule geeft

af

geel

sein geel

blok

op

geel2machinist,r,systeemr,bak

op

bakopvolgen gehinderd

a2

v

v

l

a2

vttn

a

l2t

.

Page 21: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

21

Er geldt dus

qnpt bakgehinderd opvolgtijd

met op

bak

a

l2p

en

af

geel

geel

blok

op

geel2machinist,r,systeemr,

a2

v

v

l

a2

vttq

.

Daaruit volgt dat er sprake is van een wortelverband: het aantal bakken is

wortelevenredig met de opvolgtijd.

In de volgende grafiek is de opvolgtijd uitgezet tegen de treinlengte bij verschillende

waarden van de bloklengte. De waarden van de overige variabelen kunnen worden

teruggevonden in bijlage 8. Een vergrote weergave van de onderstaande grafiek kan

worden gevonden in bijlage 2.3 .

Figuur 2: verband tussen de gehinderde opvolgtijd en het aantal bakken bij verschillende bloklengtes.

Het aantal bakken wordt gevarieerd van 2 tot 12 bakken. Daarbinnen heeft de opvolgtijd

een bandbreedte van ongeveer 20 seconden. Met deze variatie kan dus maximaal 20

seconden worden ‘gewonnen’. Aan de andere kant geldt ook dat het inzetten van langere

treinen slechts een verlies van maximaal 20 seconden tot gevolg heeft.

Page 22: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

22

4.4.1.2. Redenatie

Het aantal bakken is wortelevenredig met de opvolgtijd. Dat is als volgt te verklaren.

Omdat de trein optrekt, hebben de achterste bakken bij het verlaten van het blok een

grotere snelheid dan de voorste bakken. Een grotere snelheid houdt in dat het

overbruggen van de eigen lengte minder tijd kost. Naarmate de trein langer wordt,

moeten er weliswaar meer bakken uit het blok verdwijnen, maar die achterste bakken

hebben wel een grotere snelheid.

Het toevoegen van een bak heeft daarom een steeds kleiner effect op de opvolgtijd.

Tegelijkertijd heeft het verkorten van de treinlengte bij een korte trein dus veel meer

effect dan bij een lange trein.

Dit effect treedt op bij de gehinderde situatie én bij de ongehinderde situatie, omdat in

beide situaties het eerste blok moet worden vrijgemaakt door trein 1. Zie hiervoor ook

het volgende hoofdstuk.

4.4.2. Lengte van het perronblok

Ook het variëren van de bloklengte van het blok waarin het perron ligt heeft effect op de

opvolgtijd. Een kort blok heeft tot gevolg dat trein 2 dichter bij trein 1 tot stilstand komt.

Trein 2 hoeft dus een kortere afstand af te leggen voordat hij vooraan het perron is. De

opvolgtijd wordt daardoor korter. Dat wordt duidelijk in de volgende figuur (bijlage 2.5).

Figuur 3: een kort perronblok (boven) heeft een kortere gehinderde opvolgtijd tot gevolg dan een langer perronblok (onder).

Page 23: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

23

4.4.2.1. Isoleren van de variabele

Voor het onderzoeken van dit verband moet wederom worden gezorgd dat de

betreffende variabele apart wordt gezet.

De bloklengte is in één component van de opvolgtijd aanwezig, namelijk in het constante

gedeelte van trein 2. De term lblok moet dus worden geïsoleerd.

af

geel

op

geel

geel

blokconstant,2

a2

v

a2

v

v

lt

af

geel

op

geelblok

sein geel a2

v

a2

vl

v

1

.

Invullen in de opvolgtijdformule geeft

op

geel2machinist,r,systeemr,

op

bakbakopvolgen gehinderd

a

vtt

a

nl2t

)(

af

geel

af

geel

op

geelblok

geel a

v

a2

v

a2

vl

v

1

af

geel

op

geel2machinist,r,systeemr,

op

bakbakblok

geelopvolgen gehinderd

a2

v

a2

vtt

a

nl2l

v

1t

)(.

Er geldt dus

qlpt blokopvolgen gehinderd

met sein geelv

1p en

af

geel

op

geel2machinist,r,systeemr,

op

bakbak

a2

v

a2

vtt

a

nl2q

)(.

Daaruit volgt dat er sprake is van een lineair verband: de lengte van het perronblok is

evenredig met de opvolgtijd.

In de volgende grafiek is de opvolgtijd uitgezet tegen de bloklengte voor verschillende

waarden van het aantal bakken. De waarden van de overige variabelen kunnen worden

teruggevonden in bijlage 8. Een vergrote weergave van deze grafiek is weergegeven in

bijlage 2.6.12

12 Opmerking: bij 10 en 12 bakken zijn in de grafiek niet alle opvolgtijden getekend. Het is namelijk mogelijk

dat een trein zo lang is dat ze niet in een blok past. De opvolgtijdberekening is dan ongeldig.

Page 24: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

24

Figuur 4: verband tussen de gehinderde opvolgtijd en de bloklengte bij verschillende treinlengtes.

De bloklengte wordt gevarieerd van 400 tot 1600 meter. Daarbinnen heeft de opvolgtijd

een bandbreedte van ongeveer 110 seconden. Door middel van deze variatie (bloklengte

van 1600 naar 400 meter) kan dus 110 seconden worden ‘gewonnen’ – dit is bijna twee

minuten!

4.4.2.2. Redenatie

Vanwege de restrictie van de minimale bloklengte moet er in ieder geval kunnen worden

opgetrokken tot de snelheid van het gele sein en weer worden afgeremd tot stilstand.

Om die reden kan variëren van de bloklengte alleen maar het constante rijgedeelte

beïnvloeden.

Het feit dat het constante rijgedeelte blijkbaar wordt beïnvloed, verklaart ook het lineaire

verband. Er heerst immers een lineair verband tussen de afstand en de tijd bij een

constante snelheid, volgens de formule tvs . Als de lengte van het blok met 1 meter

wordt verlengd, neemt de opvolgtijd met s 0,09

6,3

40

1

v

1

geel

toe. Een verlenging van

100 meter geeft dus een toename van de opvolgtijd met 9 seconden. Dit is ook logisch,

want trein 2 rijdt één meter extra met een snelheid van 40 km/u, ofwel 11,1 m/s. Hoe

korter het (constante gedeelte van het) blok is, des te korter is de opvolgtijd. Om een zo

kort mogelijke opvolgtijd te realiseren moet het blok dus zo kort mogelijk zijn. Dit is ook

terug te zien in de bovenstaande grafiek.

Page 25: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

25

5. Uitwerking ongehinderde opvolgtijd

5.1. Componenten In het theoretisch kader is de opbouw van de ongehinderde opvolgtijd weergegeven. Met

deze opbouw kan elke component van de ongehinderde opvolgtijd worden berekend. De

som van de componenten geeft als resultaat de opvolgtijd.

Een trein heeft een remweg van af

2e

2o

rem2a

vvs

m . De totstandkoming van deze formule

kan worden gevonden in bijlage 6. Wanneer de gegevens uit de tabel van bijlage 8 van

toepassing zijn, heeft een trein een remweg van m. 10870,6 2

0 3,6

130

s

22

In de berekeningen wordt uitgegaan van de wettelijke remweg van 1200 m. Binnen dit

blok kan de trein gemakkelijk tot stilstand komen. Een trein moet dus minimaal 1200

meter van tevoren een sein passeren dat aangeeft dat de trein moet remmen. Zie

hiervoor ook het theoretisch kader (hoofdstuk 3).

1. Wegrijtijd trein 1

De onderstaande berekening is gelijk in de ongehinderde en gehinderde situatie.

De wegrijtijd van trein 1 is dus gelijk aan op

bakbak

op

trein1wegrijden,

a

)nl(2

a

l2 t

.

Zie voor een uitgebreide uitleg het voorgaande hoofdstuk met de gehinderde

resultaten.

2. Reactietijd systeem De reactietijd van het systeem ( systeemr,t ) wordt constant verondersteld.

3. Zichttijd van machinist 2

De zichttijd van de machinist van trein 2 (tzicht,m2) wordt constant verondersteld.

4. Tijd aanrijdblok

Dit is de tijd die trein 2 doet over het laatste groene blok voor het perron. Dit laatste

groene blok wordt het aanrijdblok genoemd. Dit is tevens het laatste blok waar trein

2 de maximale toegestane snelheid rijdt. Deze tijd wordt berekend met de volgende formule: s = v · t, want het gaat om een eenparige rechtlijnige beweging. Hier uit

volgt dat groen

kaanrijdblokaanrijdblo

v

l

v

st .

5. Remtijd trein 2 naar snelheid geel sein

Trein 2 remt naar de snelheid die geldt voor een geel sein. De vertraging is constant,

dus er wordt aangenomen dat het om een eenparig vertraagde beweging gaat.

De remtijd van vgroen naar vgeel wordt berekend met de formule tav ,

ofwel a

vt

.

Er geldt ∆v = vbegin – veind = vgroen - vgeel.

Hieruit volgt dat af

geelgroenvnaar v

a

vvt

geelgroen

.

Page 26: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

26

6. Constant gedeelte trein 2

Tijdens het constante gedeelte blijft trein 2 constant met vgeel rijden. De formule voor

deze tijd is: geel

ttancons

v

s

v

st . Er is sprake van een eenparig rechtlijnige beweging.

Hierbij geldt dat ) s(sls stilstand tot vvnaar vremblokconstant geelgeelgroen .

Voor het berekenen van geelgroen vnaar vs en stilstand tot vgeel

s wordt gebruik gemaakt van de

formule 2a

vvs

2e

2o

rem

. Zie voor een toelichting op deze formule bijlage 5.

Nu geldt

) s(sls stilstand tot vvnaar vremblokconstant geelgee;groen

af

22geel

af

2geel

2groen

remblok2a

0v

2a

vvl

af

2geel

af

2geel

af

2groen

remblok2a

v

2a

v

2a

vl

af

2groen

remblok2a

vl .

Hieruit volgt dat geel

af

2groen

remblok

ttanconsv

2a

vl

t

.

Merk op:

Bij de berekening van sconstant valt de variabele vgeel weg. Blijkbaar heeft vgeel geen

invloed op de lengte van het constante gedeelte (sconstant). Dat komt doordat

s ss stilstand tot vstilstand tot vv naar v groengeelgeelgroen .

7. Remtijd trein 2 van snelheid geel sein naar stilstand

Als trein 2 bij het perron komt, ziet de machinist een rood seinbeeld omdat hij moet

stoppen bij het perron. Hij remt dus af tot stilstand. De vertraging is constant, dus er

wordt aangenomen dat er sprake is van een eenparig vertraagde beweging.

De remtijd van vgeel tot stilstand wordt berekend met de formule tav ,

ofwel a

vt

.

Er geldt ∆v = vbegin – veind = vgeel - 0 = vgeel.

Hieruit volgt dat af

geelstilstand tot v

a

vt

geel .

Page 27: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

27

5.2. Formule ongehinderde opvolgtijd De ongehinderde opvolgtijd wordt berekend met de volgende optelsom:

stilstand tot vconstantvnaar v

kaanrijdblozichtsysteemr,1wegrijden,opvolgen dongehinder

geelgeelgroent tt

tttt t

af

geelgroen

groen

kaanrijdblom2zicht,systeemr,

op

bakbakopvolgen dongehinder

a

vv

v

ltt

a

)n(l2t

af

geel

geel

af

2groen

remblok

a

v

v

2a

vl

af

groen

groen

kaanrijdblo

m2zicht,systeemr,op

bakbak

a

v

v

ltt

a

)n(l2

af

geel

af

geel

geelaf

2groen

geel

remblok

a

v

a

v

v2a

v

v

l

geelaf

2groen

geel

remblok

af

groen

groen

kaanrijdblo m2zicht, systeemr,

op

bakbak

v2a

v

v

l

a

v

v

ltt

a

)n(l2

.

Het model dat op basis van deze formule is opgebouwd, kan worden gevonden in bijlage

9.2 en is op aanvraag digitaal beschikbaar.

5.3. Verbanden In deze paragraaf worden dezelfde twee verbanden onderzocht als bij de gehinderde

siutaie: het verband tussen de treinlengte en de ongehinderde opvolgtijd, en het verband

tussen de lengte van het aanrijdblok en de ongehinderde opvolgtijd. Deze variabelen

(trein- en bloklengte) zijn in de praktijk te veranderen.

5.3.1. Treinlengte trein 1

Dit verband heerst ook in de gehinderde situatie. Dat komt omdat dit verband wordt

veroorzaakt door het vertrek van trein 1. Dat vertrek is in beide situaties gelijk.

Hieronder wordt een deel van deze analyse voor de volledigheid ook bij de ongehinderde

situatie uitgevoerd. De constante q is namelijk afwijkend.

Wanneer de treinlengte van de eerste trein wordt gevarieerd, heeft dit effect op de

opvolgtijd. Bij een langere trein duurt het langer voordat het eerste blok wordt

vrijgemaakt, en dus neemt de opvolgtijd toe. Door analyse van het verband kan worden

achterhaald hoe sterk de invloed is die een verandering van de variabele op de opvolgtijd

heeft.

Page 28: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

28

5.3.1.1. Isoleren van de variabele

Er geldt

qnpt bakdongehinder opvolgtijd met

op

bak

a

l2p

en

geelaf

2groen

geel

remblok

af

groen

groen

kaanrijdblom2zicht,systeemr,

v2a

v

v

l

a

v

v

lttq

.13

Daaruit volgt dat er sprake is van een wortelverband: het aantal bakken is

wortelevenredig met de opvolgtijd.

In de volgende grafiek is de opvolgtijd uitgezet tegen de treinlengte bij verschillende

waarden van de bloklengte. De waarden van de overige variabelen kunnen worden

teruggevonden in bijlage 8. De grafiek is vergroot weergegeven in bijlage 3.3.

Figuur 5: verband tussen de ongehinderde opvolgtijd en de treinlengte bij verschillende bloklengtes.

Ook hier wordt het aantal bakken wordt gevarieerd van 2 tot 12 bakken. Daarbinnen

heeft de opvolgtijd een bandbreedte van ongeveer 20 seconden. Met deze variatie kan

dus maximaal 20 seconden worden ‘gewonnen’. Vanaf de andere kant bekeken, geldt ook

dat een erg lange trein slechts 20 seconden van de opvolgtijd ‘kost’, ten opzichte van een

erg korte trein.

13 Zie voor een uitgebreidere uitwerking paragraaf 4.4.1.1.

Page 29: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

29

5.3.1.2. Redenatie

Het aantal bakken is wortelevenredig met de opvolgtijd. Ditzelfde verband heerst ook bij

de gehinderde situatie. Een verklaring voor het verband kan worden gelezen in het

desbetreffende hoofdstuk (paragraaf 4.4.1.2).

5.3.2. Lengte van het aanrijdblok

Ook het variëren van de bloklengte van het (laatste) blok, dat het aanrijdblok genoemd

wordt, heeft effect op de opvolgtijd. Het remblok kan niet worden verkort vanwege het

wettelijke minimum (zie het theoretisch kader). Het blok dat wordt gevarieerd is

geïllustreerd in de volgende figuur. Deze figuur is ook weergegeven in bijlage 3.4.

Figuur 6: blok dat wordt gevarieerd in de ongehinderde situatie.

Een lang aanrijdblok heeft tot gevolg dat trein 2 een langere afstand moet afleggen

voordat zij bij het gele sein (ofwel het remblok) is aangekomen. Hierdoor is de opvolgtijd

langer. Dit is ook goed te zien in de volgende figuur. Deze figuren zijn ook nog vergroot

weergeven in bijlage 3.5..

Figuur 7: ongehinderd opvolgen met een relatief kort aanrijdblok (boven) en lang aanrijdblok (onder).

Page 30: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

30

Belangrijke restrictie

Het variëren van de lengte van het aanrijdblok moet gepaard gaan met een belangrijke

restrictie. De remweg van 1200 meter om comfortabel te kunnen remmen moet namelijk

altijd gehandhaafd blijven. De afstand van sein III tot aan sein II wordt voorlopig op

1200 meter gehouden. Immers, wanneer er toch hinder is, dan is sein II rood en moet

trein 2 dus 1200 meter van tevoren een geel sein (sein III) krijgen. Aan het eind van

paragraaf 6.3.2.3. wordt hierop teruggekomen.

5.3.2.1. Isoleren van de variabele

Voor het onderzoeken van dit verband moet wederom worden gezorgd dat de

betreffende variabele apart wordt gezet.

De bloklengte is in één component van de opvolgtijd aanwezig, namelijk in het constante

gedeelte van trein 2. De term laanrijdblok moet dus worden geïsoleerd.

taanrijdblok = kaanrijdblogroengroen

kaanrijdblol

v

1

v

l

Invullen in de opvolgtijdformule geeft

m2zicht, systeemr,op

treinkaanrijdblo

groen opvolgen dongehinder tt

a

l2l

v

1t

geelaf

2groen

geel

remblok

af

groen

v2a

v

v

l

a

v

Er geldt dus:

qlpt kaanrijdbloopvolgen dongehinder

en v

1p met

groen

geelaf

2groen

geel

remblok

af

groen

m2zicht, systeemr,op

trein

v2a

v

v

l

a

vtt

a

l2q

.

Daaruit volgt dat er sprake is van een lineair verband: de lengte van het aanrijdblok is

evenredig met de opvolgtijd.

In de volgende grafiek is de opvolgtijd uitgezet tegen de bloklengte voor verschillende

waarden van het aantal bakken. Een grotere weergave hiervan kan worden gevonden in

bijlage 3.6 De waarden van de overige variabelen kunnen worden teruggevonden in

bijlage 8.

Page 31: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

31

Figuur 8: verband tussen de ongehinderde opvolgtijd en de bloklengte bij verschillende treinlengtes.

Hier geldt dat het variëren van de bloklengte van 400 tot 1600 meter een bandbreedte

heeft van ongeveer 35 seconden in de opvolgtijd. In deze situatie en met dit middel kan

maximaal 35 seconden worden ‘gewonnen’.

Hierbij geldt, zoals gezegd, de restrictie dat de remweg minimaal 1200 meter moet zijn.

Bloklengtes van kleiner dan 1200 meter zijn ook weergegeven voor een betere

beeldvorming.

5.3.2.2. Redenatie

Uit het onderdeel kaanrijdblogroen

lv

1 van de opvolgtijdformule komt een lineair verband met

de lengte van het aanrijdblok tot uitdrukking. Als de lengte van het blok met 1 meter

wordt verlengd, neemt de opvolgtijd met s 0,03

3,6

130

1

v

1

groen

toe. Een verlenging van

100 meter geeft dus een toename van de opvolgtijd met 3 seconden. Dit is ook logisch,

want trein 2 rijdt één meter extra met een snelheid van 130 km/u, ofwel

36,1 m/s. Hoe korter het aanrijdblok is, des te korter is de opvolgtijd. Om een zo kort

mogelijke opvolgtijd te realiseren moet het aanrijdblok dus zo kort mogelijk zijn. Dit is

ook terug te zien in de bovenstaande grafiek.

Page 32: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

32

6. Analyse van de verbanden

6.1. Gehinderde situatie

6.1.1. Invloed van de treinlengte

Ook in de gehinderde situatie heeft de wegrijtijd van trein 1 invloed. Nagenoeg hetzelfde

verband heerst als in de ongehinderde situatie.

De lengte van trein 1 is de afstand die trein 1 moet afleggen om het blok vrij te maken.

Als de treinlengte korter is wordt die afstand korter, en als gevolg daarvan wordt de

opvolgtijd ook korter.

Dit verband wordt beschreven met de volgende formule. De constante wijkt iets af van

de constante bij de ongehinderde opvolgtijd.

qnpt bakopvolgen gehinderd met

op

bak

a

l2p

en

af

sein geel

sein geel

blok

op

sein geel2machinist,r,systeemr,

a2

v

v

l

a2

vttq

.

Een kleiner aantal bakken geeft een kortere gehinderde opvolgtijd.

Dit heeft echter slechts een bandbreedte van 20 seconden, terwijl de capaciteit

verzesvoudigd wordt. Het langer maken van de trein, ofwel het vergroten van de

capaciteit, heeft relatief gezien dus niet zo veel invloed op de opvolgtijd.

6.1.2. Lengte van het perronblok

Uit de gehinderde resultaten wordt duidelijk dat er een lineair verband bestaat tussen de

lengte van het (perron)blok en de opvolgtijd.

Trein 2 accelereert tot vgeel , rijdt dan een tijd constant en remt daarna af tot stilstand.

De tijd van de acceleratie en de remtijd kunnen niet worden aangepast – dit zijn

specifieke grootheden voor het materieel – maar de tijd van het constante gedeelte wel.

Hoe langer dit constante deel is, des te groter is de opvolgtijd. Er wordt dus geprobeerd

een zo kort mogelijk constant deel te realiseren. Dat wordt bereikt door de bloklengte te

verkorten. Voor een illustratie hiervan, zie bijlage 2.5.

Het verband wordt beschreven met de volgende formule.

qlpt blokopvolgen gehinderd

geelv

1p met en

af

geel

op

geel2machinist,r,systeemr,

op

bakbak

a2

v

a2

vtt

a

)n(l2q

.

Een kleinere lengte van het perronblok geeft een kortere gehinderde opvolgtijd.

Page 33: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

33

6.1.3. Kortste gehinderde opvolgtijd

De kortste gehinderde opvolgtijd wordt gerealiseerd door de kortst mogelijke treinlengte

(van trein 1) met het kortst mogelijke perron blok.

6.2. Ongehinderde situatie

6.2.1. Invloed van de treinlengte

Uit de ongehinderde resultaten wordt duidelijk dat er een wortelverband bestaat tussen

de treinlengte en de opvolgtijd.

De lengte van trein 1 is de afstand die trein 1 moet afleggen om het blok vrij te maken.

Als de treinlengte korter is wordt die afstand korter. Als gevolg daarvan wordt de

opvolgtijd ook korter.

Dit verband wordt beschreven met de volgende formule.

qnpt bakdongehinder opvolgtijd

op

bak

a

l2p met

en

geelaf

2groen

geel

remblok

af

groen

groen

kaanrijdblom2zicht,systeemr,

v2a

v

v

l

a

v

v

lttq

.

Een kleiner aantal bakken geeft een kortere ongehinderde opvolgtijd.

6.2.2. Lengte van het aanrijdblok

Ook de lengte van het aanrijdblok heeft een effect op de opvolgtijd.

De afstand die trein 2 moet afleggen nadat trein 1 het eerste blok heeft vrijgemaakt, is

de lengte van het ‘aanrijdblok’. Hoe korter dat blok is, hoe korter de afstand is die trein 2

nog moet afleggen tot het perron nadat trein 1 is weggereden/het blok heeft vrij

gemaakt, en hoe korter dus de opvolgtijd wordt.

Dit verband is een lineair verband. Dat komt omdat in het aanrijdblok met een constante

maximale snelheid wordt gereden. Het verband wordt beschreven met de volgende

formule. qlpt kaanrijdblogehinderd opvolgtijd

groenv

1p met en

geelaf

2groen

geel

remblok

af

groen

m2zicht, systeemr,op

tr

v2a

v

v

l

a

vtt

a

l2q

.

Een kleinere lengte van het aanrijdblok geeft een kortere opvolgtijd.

6.2.3. Kortste ongehinderde opvolgtijd

De kortste ongehinderde opvolgtijd wordt verkregen bij een zo kort mogelijke treinlengte

van trein 1 en bij een zo kort mogelijk lengte van het ‘aanrijdblok’, die trein 2 nog moet

afleggen.

Page 34: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

34

6.3. Kortste opvolgtijd

6.3.1. Treinlengte

Bij de gehinderde en de ongehinderde situatie is, voor een zo kort mogelijke opvolgtijd,

een korte trein gewenst.

Het verband tussen de treinlengte en opvolgtijd is gelijk in zowel de gehinderde als de

ongehinderde situatie. Een verlenging van de treinlengte van 2 bakken naar 12 bakken

verslechtert de opvolgtijd met 20 seconden. Deze verslechtering is klein in vergelijking

met de toename van de vervoerscapaciteit die deze treinverlenging met zich meebrengt.

Dit wordt toegelicht toe met het volgende voorbeeld.

Voorbeeld

Neem aan dat zowel de gehinderde als de ongehinderde opvolgtijd 2 minuten is bij een

trein van 2 bakken. Een trein van 12 bakken heeft een opvolgtijd van iets meer dan 2

minuten en 20 seconden (≈2,33 minuten)

De vervoerscapaciteit wordt uitgedrukt in aantal bakken per uur (afgerond naar beneden,

want er kan geen halve trein passeren).

Vervoercapaciteit bij een trein van 12 bakken:

uur.per bakken 300122,33

60bakken aantal

opvolgtijd

minuten 60

Vervoercapaciteit bij een trein van 2 bakken:

uur.per bakken 6022

60bakken aantal

opvolgtijd

minuten 60

Dit is een verschil met factor 5! Dit betekent dat het rijden met kortere treinen weliswaar

een kortere opvolgtijd per trein tot gevolg heeft, maar ook dat deze verkorting teniet

wordt gedaan door de dalende vervoerscapaciteit. Hieruit blijkt dat niet altijd naar de

kortst mogelijke opvolgtijd hoeft te worden gekeken. Andere aspecten spelen ook een

rol.

6.3.2. Bloklengte

Bij beide situaties biedt een zo kort mogelijk blok een zo kort mogelijke opvolgtijd. Deze

blokken zijn in de verschillende situaties echter niet hetzelfde.

6.3.2.1. Bloklengte in de gehinderde situatie

In de gehinderde situatie wordt gesproken over het perronblok. Dit blok moet zo kort

mogelijk gekozen worden. Er hoeft geen rekening gehouden te worden met de wettelijke

minimum remafstand om te remmen van 130 km/u naar 0 km/u, omdat er slechts tot 40

km/u wordt opgetrokken vanuit stilstand. Er wordt dus gekozen voor de minimale

bloklengte: 400 m. In de onderstaande figuur wordt duidelijk welke afstand wordt

gevarieerd. Deze figuur is vergroot weergegeven in bijlage 2.4.

Figuur 9: de oranjegestippelde afstand wordt gevarieerd in de gehinderde situatie.

Page 35: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

35

6.3.2.2. Bloklengte in de ongehinderde situatie

In de ongehinderde situatie wordt gesproken over het aanrijdblok, waarna nog een

remweg van 1200 meter (het wettelijk minimum voor remmen van 130 km/u naar 0

km/u) volgt. Deze remweg valt samen met het perronblok, dat een grote rol speelt in de

gehinderde situatie. De trein hoeft immers pas tot stilstand te komen aan het eind van

het perron. In de volgende figuur wordt weer duidelijk welke afstand wordt gevarieerd.

Deze figuur is vergroot weergegeven in bijlage 3.4.

Figuur 10: de oranjegestippelde afstand wordt gevarieerd in de ongehinderde situatie.

6.3.2.3. Blokken combineren

Wanneer de seinplaatsingen uit figuur 9 en 10 gecombineerd worden, ontstaat een

optimale situatie. Deze is hieronder afgebeeld (zie ook bijlage 4.1).

Figuur 11: een combinatie van ideale seinplaatsingen voor de gehinderde en voor de ongehinderde situatie.

Uit de eerder gevonden verbanden blijkt dat het te variëren blok in beide situaties (zowel

gehinderd als ongehinderd) zo kort mogelijk moet zijn. Dat zorgt namelijk voor een korte

gehinderde en ongehinderde opvolgtijd. Voor deze bloklengtes wordt dus het wettelijk

minimum van 400 meter gekozen.

De onderstaande blokstructuur wordt dan gecreëerd. De figuur is ook weergegeven in

bijlage 4.2.

Figuur 12: blokstructuur bij combinatie van de gehinderde en de ongehinderde situatie, met keuze voor minimale bloklengte van 400 meter.

Page 36: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

36

In de volgende figuur wordt duidelijk wat dit in de praktijk betekent. Deze figuur is ook

weergegeven in bijlage 4.3.

Figuur 13: een gehinderde situatie (boven) en een ongehinderde situatie (onder), bij een combinatie van ideale seinplaatsing in de gehinderde en de ongehinderde situatie.

Boven de stippellijn is de gehinderde situatie geïllustreerd. Deze opvolgtijd is zo kort

mogelijk omdat het ‘perron’ blok slechts 400 meter is.

Vlak boven de stippellijn komt de zwarte trein aan in een gehinderde situatie. Er stappen

mensen in en uit. Direct onder de stippellijn is de zwarte trein klaar voor vertrek. De

stippellijn zou kunnen worden geïnterpreteerd als het stationnement van de zwarte

trein.

Onder de stippellijn is de ongehinderde situatie geschetst. De paarse trein (trein 3) heeft

ongeveer 1200 meter nodig om te remmen. Hij moet al bij sein III beginnen met

remmen. De remweg van 130 km/u naar 40 km/u wordt als volgt berekend:

6,02

6,3

40

6,3

130

2a

vvs

22

2e

2o 984 m14. De paarse trein heeft dus 984 meter nodig om

van 130 km/u naar 40 km/u te remmen. Dit redt hij niet voordat hij bij het volgende sein

is. De afstand tussen sein II en III is namelijk 800 meter. De remweg moet daarom

worden verspreid over verschillende blokken. Trein 2 krijgt bij sein III een geel sein met

een knipperend cijfer.15

14 Zie voor de uitleg van deze formule bijlage 5. De gekozen waarden kunnen worden teruggevonden in de

tabel uit bijlage 8. 15 Zie voor de werking van knipperende gele seinen of gele seinen met cijfers, het theoretisch kader,

paragraaf 3.2.4.3.

Page 37: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

37

Deze seinplaatsing is in beide situaties voordelig.

Bij gehinderde opvolging stopt trein 2 zo kort mogelijk op trein 1. Wanneer trein 1

het blok vrijmaakt, hoeft trein 2 maar een korte afstand af te leggen voordat hij bij

de voorkant van het perron tot stilstand komt.

Bij ongehinderde opvolging krijgt trein 2 precies 1200 meter van tevoren het teken

dat er geremd moet gaan worden. Deze waarde van 1200 meter is het wettelijk

minimum. Het sein daarvóór (sein IV) moet voor ongehinderde opvolging groen zijn

(de trein ondervindt in de ongehinderde situatie immers geen hinder). Door voor de

lengte van het aanrijdblok de minimale bloklengte van 400 meter te kiezen, krijgt

trein 2 zo laat mogelijk het teken of hij nog door mag rijden (ongehinderde situatie)

of dat hij moet gaan afremmen (gehinderde situatie). De maximale snelheid kan dus

zo lang mogelijk gereden worden; dit zorgt voor een kortere opvolgtijd.

De restrictie van een aanrijdblok van minimaal 1200 meter geldt in deze gecombineerde

situatie niet meer. Mocht er toch hinder optreden, dan kan trein 2 dichter bij het station

tot stilstand komen (namelijk voor sein II in figuur 12). Deze trein hoeft dan pas later

(bij sein IV in figuur 12) te beginnen met remmen. Het aanrijdblok kan nu zo kort

mogelijk gekozen worden, mits de afstand tussen sein II en IV (in figuur 12) minimaal

1200 meter blijft. Nu blijkt het hiervoor uitgevoerde onderzoek naar bloklengtes ook

kleiner dan 1200 meter toch nut te hebben.

6.3.3. Onderste uit de kan

Het is interessant om te weten wat de opvolgtijd is bij een relatief korte trein een en

relatief kort blok. Voor de treinlengte wordt een waarde gekozen van 6 bakken. Dit is in

verhouding een korte trein, die toch nog een redelijk aantal passagiers kan vervoeren.

Voor de bloklengte wordt een waarde gekozen van 227 meter. Dit is de minimale

bloklengte zoals in beschreven in paragraaf 4.1.

In deze uiterste situatie, zonder rekening te houden met wettelijke minima, wordt de

automatische buffertijd als volgt berekend.

Ongehinderde opvolgtijd;

bij een aanrijdblok van 227 meter en een remweg van 1200 meter;

met alle andere variabelen zoals in de ‘tabel van variabelen’ (zie bijlage 8):

117 seconden, ofwel 1 minuten en 57 seconden.

Gehinderde opvolgtijd;

bij een perronblok van 227 meter;

met alle andere variabelen zoals in de ‘tabel van variabelen’ (zie bijlage 8):

78 seconden, ofwel 1 minuut en 18 seconden.

In deze situatie geldt dat er een automatische buffer is van 117 – 78 = 29 seconden.

Merk op: dit is, mits de dienstregeling wordt gebaseerd op de ongehinderde opvolgtijd,

een automatische buffertijd van maarliefst 25%!100%117

29

Wanneer er wordt uitgegaan van een opvolgtijd van ongeveer 2 minuten (117 seconden)

en stationnement van 1 minuut, wordt de capaciteit in theorie als volgt.

uur.per treinen 201 2

60 capaciteit

Dat is een erg grote capaciteit!

Page 38: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

38

6.4. Buffer en stabiliteit

6.4.1. De gehinderde en ongehinderde opvolgtijd vergelijken

Op het eerste gezicht lijkt het alsof de gehinderde opvolgtijd niet zomaar mag worden

vergeleken met de ongehinderde opvolgtijd. Immers, in de gehinderde situatie wordt het

perronblok gevarieerd, en in de ongehinderde situatie wordt het aanrijdblok gevarieerd.

Uit de onderstaande figuur blijkt echter dat dit toch wel is toegestaan, mits de verplichte

remweg van 1200 meter wordt gehandhaafd. In feite houdt het variëren van de

bloklengte in dat de positie van sein II en sein IV wordt gewijzigd (zie de figuur). Deze

figuur is ook weergegeven in bijlage 4.1.

Figuur 14: met het variëren van het blok in de gehinderde situatie (perronblok) varieert ook het blok van de ongehinderde situatie (aanrijdblok). Hier is een situatie geschetst met een kort blok (boven) en een langer blok (onder).

Het gegeven dat in de gehinderde en ongehinderde situatie dezelfde bloklengte wordt

gevarieerd, maakt een vergelijking van de verbanden mogelijk. Deze zijn weergegeven in

de volgende grafiek, ook weergegeven in bijlage 4.4.

Page 39: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

39

Figuur 15: verband tussen de ongehinderde opvolgtijd en de bloklengte, en de gehinderde opvolgtijd en de bloklengte, bij verschillende treinlengtes.

Merk op: de grafiek van de ongehinderde opvolgtijd loopt minder stijl dan de grafiek van

de gehinderde opvolgtijd. Dat komt doordat een trein in de ongehinderde situatie met

130 km/u door het gevarieerde blok rijdt; bij de gehinderde situatie is dat maximaal

slechts 40 km/u. Het variëren van het perronblok in de gehinderde situatie heeft meer

invloed op de opvolgtijd dan in de ongehinderde situatie.

6.4.2. Buffer

Wanneer de gehinderde opvolgtijd kleiner is dan de ongehinderde opvolgtijd, is er

automatisch sprake van een buffer – mits de dienstregeling is gebaseerd op de

ongehinderde opvolgtijd.

Wanneer een trein hinder ondervindt, komt deze trein terecht in de gehinderde situatie.

Deze trein kan een voorgaande trein dan opvolgen binnen de gehinderde opvolgtijd. Een

nieuwe trein arriveert echter pas na de ongehinderde opvolgtijd (die groter is dan de

gehinderde opvolgtijd), omdat de dienstregeling daarop is gebaseerd. De hinder lost dan

vanzelf op. De waarde die wordt gevonden door de ongehinderde opvolgtijd te

verminderen met de gehinderde opvolgtijd wordt de automatische buffertijd genoemd.

In de grafiek van figuur 15 is te zien dat de gehinderde en ongehinderde opvolgtijd

elkaar snijden. Links van het snijpunt is er een automatische buffer (omdat de

gehinderde opvolgtijd kleiner is dan de ongehinderde opvolgtijd). De ligging van dit

snijpunt is te berekenen door de opvolgtijdformules aan elkaar gelijk te stellen. Hieruit

volgt de onderstaande formule. Zie voor de totstandkoming van deze formule bijlage 6.

Page 40: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

40

groengeel

af

geel

op

geel2machinist,r,

geelaf

2groen

geel

remblok

af

groen

m2zicht,

blok

v

1

v

1

a2

v

a2

vt

v2a

v

v

l

a

vt

l .

Met de standaardvariabelen, die zijn weergegeven in bijlage 8, levert dit een bloklengte

op van 851 meter. De grafiek en de formule laten zien dat deze bloklengte onafhankelijk

van de treinlengte is.

De waarde van gevonden bloklengte houdt in dat er een automatische buffer is voor

bloklengtes kleiner dan 851 meter. De lengte van die buffertijd wordt bij een groter blok

natuurlijk wel steeds kleiner. De automatische buffertijd wordt berekend door de

ongehinderde opvolgtijd te verminderen met de gehinderde buffertijd. Een negatieve

waarde houdt in dat er geen automatische buffer is – er kan dan filevorming ontstaan.

Voorbeeld

In de voorgestelde situatie wordt de automatische buffertijd als volgt berekend.

Ongehinderde opvolgtijd;

bij een aanrijdblok van 400 meter en een remweg van 1200 meter;

met alle andere variabelen zoals in de ‘tabel van variabelen’ (zie bijlage 8):

132 seconden, ofwel 2 minuten en 12 seconden.

Gehinderde opvolgtijd;

bij een perronblok van 400 meter;

met alle andere variabelen zoals in de ‘tabel van variabelen’ (zie bijlage 8):

104 seconden, ofwel 1 minuut en 44 seconden.

Wanneer de dienstregeling wordt gebaseerd op de ongehinderde opvolgtijd en er geen

rekening met extra buffertijd wordt gehouden, bedraagt de automatische buffertijd

132 – 104 = 28 seconden. Met elke nieuwe trein neemt de vertraging met 28 seconden

af.

De automatische buffer is niet afhankelijk van de treinlengte – immers, een verandering

van de treinlengte heeft hetzelfde effect op zowel de gehinderde als de ongehinderde

opvolgtijd. Voor elke willekeurige treinlengte (en met alle andere variabelen constant)

blijft de automatische buffer dus gelijk.

De automatische buffer kan nu ook worden beschreven met de volgende formule:

.af

geel

geel

blok

op

geel2machinist,r,

geelaf

2groen

geel

remblok

af

groen

groen

kaanrijdblo m2zicht,buffer

a2

v

v

l

a2

vt

v2a

v

v

l

a

v

v

ltt

Zie voor de totstandkoming van deze formule, bijlage 7.

Page 41: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

41

6.4.3. Stabiliteit

Stabiliteit werd omschreven als ‘het vermogen om terug te keren naar de

evenwichtstoestand [na een verstoring]’16. Wanneer er een verstoring is bij een situatie

met de hiervoor beschreven seinplaatsing, is er sprake van gehinderde opvolging. Met de

hierboven beschreven seinplaatsing wordt dan de kortste gehinderde opvolgtijd

verkregen. Deze gehinderde opvolgtijd is in het voorbeeld 28 seconden korter dan de

ongehinderde opvolgtijd. Er is dus sprake van een automatische buffer, waarmee een

vertraging vanzelf kan oplossen. Het systeem is dus stabiel. Om het systeem nog

stabieler te maken kan er een extra buffertijd worden opgeteld bij de opvolgtijd in de

dienstregeling.

De automatische buffer bleek niet afhankelijk te zijn van de treinlengte. Mocht er

vertraging optreden dan loopt 1 korte trein net zoveel in van de vertraging als 1 lange

trein. Het aantal treinen waarna een vertraging is opgelost is daarom gelijk bij korte en

bij lange treinen. Echter, omdat de opvolgtijd bij een korte trein wel korter is, is de tijd

waarna een vertraging oplost ook korter. Een vertraging is dus toch sneller opgelost. Een

verkorting van de treinlengte zorgt om die reden wel voor een stabieler systeem.

16 Zie hiervoor het theoretisch kader, paragraaf 3.6.2.

Page 42: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

42

6.4.4. De voorgestelde situatie ten opzichte van de uitgangssituatie

6.4.4.1. Uitgangssituatie

In de uitgangssituatie gelden de volgende waarden.

Ongehinderde opvolgtijd;

met alle variabelen zoals in de ‘tabel van variabelen’ (zie bijlage 8):

155 seconden, ofwel 2 minuten en 35 seconden.

Gehinderde opvolgtijd;

bij een perronblok van 1200 meter;

met alle variabelen zoals in de ‘tabel van variabelen’ (zie bijlage 8):

176 seconden, ofwel 2 minuten en 56 seconden.

Wanneer de dienstregeling wordt gebaseerd op de ongehinderde opvolgtijd, bedraagt de

automatische buffertijd 155 – 176 = -21 seconden. De automatische buffertijd is

negatief; met elke nieuwe trein neemt de vertraging dus met 21 seconden toe.

Let op: er is hierbij nog niet een extra buffer geteld, terwijl dit wel gebruikelijk is bij het

opstellen van de dienstregeling. Als een extra buffer wordt toegevoegd, is de buffer lager

dan verwacht. De extra buffer is bijvoorbeeld 1 minuut, maar omdat de automatische

buffer gelijk is aan -21 seconden, is de daadwerkelijke buffer slechts 39 seconden in

plaats van de verwachte 1 minuut.

6.4.4.2. Voorgestelde situatie

In de voorgestelde situatie bedraagt de automatische buffertijd 28 seconden (zie

paragraaf 6.4.2).

6.4.4.3. Vergelijking

In de uitgangssituatie is er sprake van een instabiel systeem. Een vertraging lost niet

vanzelf op, maar leidt alleen maar tot extra vertraging. Het is dus noodzakelijk om een

extra buffertijd op te tellen bij de ongehinderde opvolgtijd, voordat de dienstregeling

hierop kan worden gebaseerd.

In de voorgestelde situatie is er sprake van een stabiel systeem. Vertragingen lossen

vanzelf op. Een extra buffertijd is niet noodzakelijk, maar kan wel leiden tot een nog

stabieler systeem.

Page 43: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

43

7. Conclusies Dit conclusiehoofdstuk is opgebouwd uit twee delen. Eerst zullen alle kernconclusies

worden opgesomd. Vervolgens zal antwoord worden gegeven op de deelvragen. Deze

twee onderdelen geven in principe dezelfde informatie weer, maar zijn op een andere

manier gepresenteerd.

7.1. Kernconclusies

7.1.1. Opvolgtijdformules

In dit onderzoek zijn formules opgesteld van de gehinderde opvolgtijd en van de

ongehinderde opvolgtijd.

7.1.2. Invloed van de treinlengte op de opvolgtijd

Het verband tussen de treinlengte en opvolgtijd is gelijk in zowel de gehinderde als de

ongehinderde situatie. Een verlenging van de treinlengte van 2 bakken naar 12 bakken

verslechtert de opvolgtijd met slechts 20 seconden. Deze verslechtering is klein, in

vergelijking met de toename van de vervoerscapaciteit die deze treinverlenging met zich

meebrengt. Zie ook paragraaf 6.3.1. Een verkorting van de treinlengte bleek geen

invloed te hebben op het aantal treinen waarbinnen een vertraging wordt opgelost. Wel

heeft de treinverkorting (door de kortere treinlengte en dus opvolgtijd) invloed op de tijd

waarbinnen een vertraging is opgelost, en dus op de stabiliteit.

7.1.3. Invloed van de bloklengte op de opvolgtijd

De bloklengte heeft een groot effect op zowel de gehinderde als de ongehinderde

opvolgtijd. Een verkorting van het perronblok met 100 meter geeft een afname van de

gehinderde opvolgtijd van 9 seconden en een afname van de ongehinderde opvolgtijd

met 3 seconden.

7.1.4. Combinatie van blokken

De kortste opvolgtijd voor zowel de gehinderde als de ongehinderde situatie ontstaat

door de blokken te plaatsen zoals in de onderstaande figuur.17

Figuur 16: blokstructuur die voor de gehinderde en voor de ongehinderde situatie een zo kort mogelijke opvolgtijd geeft.

Wanneer een trein in de gehinderde situatie komt, krijgt deze trein bij sein IV een

remopdracht, zodat bij sein II gestopt kan worden binnen de wettelijk minimale remweg

van 1200 meter.

Wanneer een trein in de ongehinderde situatie is, krijgt deze trein pas bij sein III een

remopdracht zodat voor sein I gestopt kan worden binnen de wettelijk minimale remweg

van 1200 meter.

17 Deze figuur is al eerder weergegeven, maar wordt voor de leesbaarheid van het verslag nogmaals afgebeeld.

Page 44: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

44

7.1.5. Vergelijken van de gehinderde en ongehinderde opvolgtijd

Hoewel in de gehinderde situatie een perronblok wordt gevarieerd en in de ongehinderde

situatie een aanrijdblok, kunnen toch vergelijkingen worden gemaakt alsof deze twee

blokken dezelfde zijn. Dat komt doordat deze twee blokken dezelfde lengte te hebben –

mits de afstand sein I-III (zie figuur 16) gehandhaafd blijft.

Zo kan worden geconcludeerd dat er bij de voorgestelde blokstructuur tot een bepaalde

bloklengte (in de uitgangssituatie is deze lengte 850 meter) een automatische buffer

ontstaat. Dat komt doordat de ongehinderde opvolgtijd groter is dan de gehinderde

opvolgtijd. Er is in de voorgestelde situatie daarom sprake van een stabiel systeem.

In de extreme situatie, met treinen van 6 bakken en blokken van 227 meter, is er sprake

van een automatische buffertijd van 29 seconden. Deze situatie kan, bij een

stationnement van 1 minuut, leiden tot een capaciteit van maarliefst 20 treinen per uur.

7.1.6. Ten opzichte van de uitgangssituatie

In de uitgangssituatie, met blokken van 1200 meter, is er sprake van een instabiel

systeem waarin vertragingen niet vanzelf oplossen. De voorgestelde aanpassingen aan

de blokstructuur leiden tot een stabiel systeem; vertragingen lossen vanzelf op.

7.2. Antwoorden op deelvragen en hoofdvraag

7.2.1. Deelvragen

Hieronder volgen de antwoorden op de deelvragen.

Theoretisch kader

1. Welke theoretische kennis is nodig om de opvolgtijd in de gehinderde en in de

ongehinderde situatie te bepalen?

Alle benodigde theoretische kennis is uiteengezet in het theoretisch kader,

hoofdstuk 3.

2. Wat is een stabiel systeem?

Een stabiel systeem is een systeem waarbij vertraging vanzelf wordt opgelost. Een

uitgebreide omschrijving hiervan wordt gevonden in het theoretisch kader, paragraaf

3.6.2.

Uitwerking gehinderde opvolgtijd

3. Hoe wordt de opvolgtijd berekend in de gehinderde situatie?

In de gehinderde situatie wordt de opvolgtijd berekend met de volgende formule.

af

geel

geel

blok

op

geel2machinist,r,systeemr,

op

bakbakopvolgen gehinderd

a2

v

v

l

a2

vtt

a

)n(l2t

.

Page 45: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

45

4. Wat is het verband tussen de treinlengte en de opvolgtijd in de gehinderde situatie?

Het verband tussen te treinlengte en de gehinderde opvolgtijd wordt beschreven met

de volgende wortelfunctie. qnpt bakopvolgen gehinderd

met op

bak

a

l2p

en

af

sein geel

sein geel

blok

op

sein geel2machinist,r,systeemr,

a2

v

v

l

a2

vttq

.

5. Wat is het verband tussen de bloklengte en de opvolgtijd in de gehinderde situatie?

Het verband tussen de lengte van het perronblok en de gehinderde opvolgtijd wordt

beschreven met de volgende lineaire functie.

qlpt blokopvolgen gehinderd

met sein geelv

1p en

af

sein geel

op

sein geel2machinist,r,systeemr,

op

bakbak

a2

v

a2

vtt

a

nl2q

)(.

Uitwerking ongehinderde opvolgtijd

6. Hoe wordt de opvolgtijd berekend in de ongehinderde situatie?

In de ongehinderde situatie wordt de opvolgtijd berekend met de volgende formule.

m2zicht, systeemr,op

bakbakopvolgen dongehinder tt

a

)n(l2t

geelaf

2groen

geel

remblok

af

groen

groen

kaanrijdblo

v2a

v

v

l

a

v

v

l

.

7. Wat is het verband tussen de treinlengte en de opvolgtijd in de ongehinderde

situatie?

Het verband tussen te treinlengte en de gehinderde opvolgtijd wordt beschreven met

de volgende wortelfunctie.

qnpt bakopvolgen dongehinder

op

bak

a

l2p met

en

geelaf

2groen

geel

remblok

af

groen

groen

kaanrijdblom2zicht,systeemr,

v2a

v

v

l

a

v

v

lttq

.

8. Wat is het verband tussen de bloklengte en de opvolgtijd in de ongehinderde situatie?

Het verband tussen de lengte van het aanrijdblok en de gehinderde opvolgtijd wordt

beschreven met de volgende lineaire functie.

qlpt kaanrijdbloopvolgen dongehinder

groenv

1p met en

geelaf

2groen

geel

remblok

af

groen

m2zicht, systeemr,op

tr

v2a

v

v

l

a

vtt

a

l2q

.

Page 46: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

46

Analyse van de verbanden

9. Hoe leiden de gevonden verbanden tot een kortere opvolgtijd?

Een verlenging van de treinlengte heeft zowel een toename van de gehinderde als

een toename van de ongehinderde opvolgtijd tot gevolgd. Deze toename is echter

verwaarloosbaar klein in vergelijking met de vergroting van de capaciteit die hiermee

gepaard gaan.

De bloklengte heeft echter wel een grote invloed. De gevonden verbanden laten zien

dat de beste blokstructuur als volgt is.18

Figuur 17 blokstructuur die voor de gehinderde en voor de ongehinderde situatie een zo kort mogelijke opvolgtijd geeft.

In de extreme situatie, met treinen van 6 bakken en blokken van 227 meter, is er

sprake van een automatische buffertijd van 29 seconden. Deze situatie kan, bij een

stationnement van 1 minuut, leiden tot een capaciteit van maarliefst 20 treinen per

uur.

10. Welke invloed hebben de bevindingen op de stabiliteit?

De voorgestelde blokstructuur levert een grotere stabiliteit, omdat er een

automatische buffer ontstaat. Vertragingen lossen dus vanzelf op.

7.2.2. Hoofdvraag

Hieronder volgt het antwoord op de hoofdvraag.

Hoe kan de afwikkeling van treinen stabieler worden gemaakt?

In dit onderzoek wordt duidelijk dat één van de manieren om de afwikkeling van treinen

stabieler te maken, is door de in dit verslag voorgestelde blokstructuur te handhaven.

Hiermee blijkt er sprake te zijn van een automatische buffer en lost een vertraging dus

vanzelf op. Hoe sneller deze vertraging oplost, des te stabieler is het systeem. Daarnaast

biedt het verkorten van de treinlengte een stabieler systeem. Toch is de invloed van de

treinlengte dusdanig klein, dat het maar zeer de vraag is of de kortere opvolgtijd

opweegt tegen het capaciteitsverlies.

18 Deze figuur is al eerder weergegeven, maar wordt voor de leesbaarheid van het verslag nogmaals afgebeeld.

Page 47: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

47

8. Aanbevelingen

8.1. Nieuwe seinmethodes Uit dit onderzoek blijkt dat de fysieke plaats van een sein erg nauw luistert. Het is voor

een ongehinderde trein ideaal is als deze trein pas op het allerlaatste moment een

waarschuwing krijgt dat hij moet beginnen met remmen– 1200 meter van tevoren. In de

huidige situatie zit men nog vast aan de fysieke plaats van een sein. Het vormt wellicht

een groot voordeel wanneer de seinen in de bestuurderscabine worden gegeven, zodat

de machinist over de meest actuele informatie omtrent de situatie op het spoor beschikt.

Een vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op de haalbaarheid van zo’n soort

systeem, en op de mate van het voordeel. Is het de investering waard?

8.2. Materieel In dit verslag wordt alleen onderzoek verricht naar de verbanden tussen de opvolgtijd en

de treinlengte en de opvolgtijd en de bloklengte. De acceleratie en de remvertraging zijn

echter ook variabelen in de opvolgtijdformules. Wellicht hebben deze een grote invloed.

In een verder onderzoek kan worden onderzocht of een ander type trein, dat

bijvoorbeeld sneller optrekt, zorgt voor een noemenswaardig verband met de opvolgtijd.

8.3. Wettelijke minima Dit onderzoek houdt rekening met een aantal restricties, die temaken hebben met

wettelijke minima. Het is interessant om te weten of en zo ja, in welke mate, een

verlaging van deze wettelijke minima mogelijk is met behoud van de veiligheid.

Daarnaast is het van belang om te weten of de aanpassing van de wettelijke minima

doelmatig is – met andere woorden of het daadwerkelijk een kleinere opvolgtijd en/of

een stabieler systeem tot gevolg heeft.

8.4. Opvolgtijdberekeningen op basis van praktijk In dit verslag zijn alle opvolgtijdberekeningen theoretisch uitgevoerd – dat wil zeggen

met behulp van natuurkundige formules. Het is zeer goed mogelijk dat deze theoretische

berekeningen niet stroken met de praktijk. In dat geval moeten de berekeningen wellicht

worden gebaseerd op bijvoorbeeld historische ervaringen. Uit een vervolgonderzoek zou

kunnen blijken wat de daadwerkelijke invloed van dit benaderingsverschil is.

8.5. Vervoerscapaciteit Een grote stabiliteit heeft niet altijd een grote vervoerscapaciteit tot gevolg. Uit een

vervolgonderzoek zou kunnen blijken wat een goede balans is tussen de stabiliteit en de

vervoerscapaciteit. Ook zou hier rekening kunnen worden gehouden met nog reizigers

wensen, zoals aansluitingen op andere treinen.

Page 48: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

48

9. Bronvermeldingen

9.1. Inleiding http://www.willemwever.nl/vraag_antwoord/geschiedenis/wanneer-reed-de-eerste-

trein-nederland, Willem Wever, laatst gewijzigd in 2006, opgevraagd op 30

september 2011.

http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1117835, Nederland van boven: 24 uur

Nederland, documentaire, uitgezonden door de VPRO op 6 december 2011.

Treinen verdringen elkaar van de rails, De Stentor, dinsdag 6 december 2011.

9.2. Theoretisch kader Van Dale, Groot Woordenboek Der Nederlandse Taal, pagina 575 en 3197; dertiende,

herziene uitgave (1999), uitgegeven door Van Dale Lexicografie Utrecht – Antwerpen.

http://www.woorden.org/woord/stabiliteit, Woorden Nederlandse Taal, geraadpleegd

op 10 januari 2012.

BINAS, informatieboek havo / vwo voor het onderwijs in de natuurwetenschappen,

tabel 35; vijfde druk, uitgegeven door Wolters-Noordhoff bv Groningen/Houten in

2004. Gebruikt voor verschillende natuurkundige bewegingsformules.

UIC CODE 406, 1st edition, September 2004. Documentatiemateriaal van de UIC, het

instituut voor internationale afstemming en kennisuitwisseling. Enkele hierin

beschreven definities zijn gebruikt voor de definities uit dit verslag.

Netverklaring 2013, Gemengde net op basis van Spoorwegnet, pagina 175-176,

uitgegeven door ProRail op 9 september 2011. Gebruikt voor enkele vuistregels en

afspraken over opvolgpatronen.

De UIC CODE 406 en de Netverklaring 2013 zijn vergeleken en gezamenlijk gebruikt voor

het opstellen van juiste definities en vuistregels.

9.3. Figuren De tijd-wegdiagrammen zijn documenten die intern binnen ProRail in omloop zijn

gebracht.

De verhelderende illustraties over bijvoorbeeld seinbeelden zijn in eigen beheer.

De afbeelding op de voorpagina heeft ProRail in eigen beheer.

9.4. Verslaglegging De onderstaande stukken zijn gebruikt als voorbeeld voor de opbouw van een verslag.

http://www.vub.ac.be/SCOM/papers.htm , informatiesite van de Vrije Universiteit

Brussel, faculteit Letteren en Wijsbegeerte, vakgroep Communicatiewetenschappen;

geraadpleegd op 23 december 2011.

http://dissertations.ub.rug.nl/FILES/faculties/management/2005/g.blaauw/h2.pdf,

Identificatie van cruciale kennis, proefschrift door Gerben Blaauw, uitgegeven door

Labyrint Publications, Ridderkerk, in 2005. Gebruikt als voorbeeld.

Page 49: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

Bijlagen

Page 50: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

2

Bijlagen

1. Seinwerking ................................................................................................. 3

1.1. Schematische weergave seinwerking ........................................................... 3

1.2. Werking seinen bij een brug ....................................................................... 3

2. Gehinderde situatie ...................................................................................... 4

2.1. Uitleg gehinderde situatie ........................................................................... 4

2.2. Tijd-wegdiagram gehinderd ........................................................................ 5

2.3. Verband tussen gehinderde opvolgtijd en treinlengte ..................................... 6

2.4. Blok dat wordt gevarieerd in de gehinderde situatie ....................................... 7

2.5. Opvolgen met een lang of met een kort blok ................................................. 8

2.6. Verband tussen gehinderde opvolgtijd en bloklengte .....................................10

3. Ongehinderde situatie ................................................................................ 11

3.1. Uitleg ongehinderde situatie ......................................................................11

3.2. Tijd-wegdiagram ongehinderd ....................................................................12

3.3. Verband tussen ongehinderde opvolgtijd en aantal bakken ............................13

3.4. Blok dat wordt gevarieerd in de ongehinderde situatie ..................................14

3.5. Opvolgen met een lang of kort blok ............................................................15

3.6. Verband tussen ongehinderde opvolgtijd en bloklengte .................................17

4. Combinatie blokken .................................................................................... 18

4.1. Variërende blokken ...................................................................................18

4.2. Blokstructuur ...........................................................................................19

4.3. Praktische weergave .................................................................................20

4.4. Verband tussen beide opvolgtijden en bloklengte .........................................21

5. Remcurve ................................................................................................... 22

5.1. Isoleren van de variabele t ........................................................................22

5.2. Snelheidsfunctie opstellen .........................................................................23

5.3. Plaatsfunctie opstellen ..............................................................................23

6. Snijpunt gehinderde en ongehinderde opvolgtijd ....................................... 24

7. Buffer tijd formule ...................................................................................... 25

8. Tabel van variabelen .................................................................................. 26

9. Excel-modellen ........................................................................................... 27

9.1. Model gehinderde opvolgtijd ......................................................................27

9.2. Model ongehinderde opvolgtijd ...................................................................29

10. Begrippenlijst ............................................................................................. 31

Page 51: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

3

1. Seinwerking

1.1. Schematische weergave seinwerking

1.2. Werking seinen bij een brug

Page 52: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

4

2. Gehinderde situatie

2.1. Uitleg gehinderde situatie

Page 53: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

5

2.2. Tijd-wegdiagram gehinderd

Page 54: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

6

2.3. Verband tussen gehinderde opvolgtijd en treinlengte

Page 55: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

7

2.4. Blok dat wordt gevarieerd in de gehinderde situatie

Page 56: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

8

2.5. Opvolgen met een lang of met een kort blok

2.5.1. Kort blok

Page 57: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

9

2.5.2. Lang blok

Page 58: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

10

2.6. Verband tussen gehinderde opvolgtijd en bloklengte

Page 59: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

11

3. Ongehinderde situatie

3.1. Uitleg ongehinderde situatie

Page 60: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

12

3.2. Tijd-wegdiagram ongehinderd

Page 61: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

13

3.3. Verband tussen ongehinderde opvolgtijd en aantal bakken

Page 62: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

14

3.4. Blok dat wordt gevarieerd in de ongehinderde situatie

Page 63: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

15

3.5. Opvolgen met een lang of kort blok

3.5.1. Kort blok

Page 64: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

16

3.5.2. Lang blok

Page 65: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

17

3.6. Verband tussen ongehinderde opvolgtijd en bloklengte

Page 66: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

18

4. Combinatie blokken

4.1. Variërende blokken

Page 67: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

19

4.2. Blokstructuur

Page 68: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

20

4.3. Praktische weergave

Page 69: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

21

4.4. Verband tussen beide opvolgtijden en bloklengte

Page 70: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

22

5. Remcurve

5.1. Isoleren van de variabele t

2ta2

1 - tvs 0

tv2ta2

1s 0

t

a

2v2t a2

1s 0

200

a

v2

a

vt a

2

1s

2

200

a

v2

a

vt a

2

1s

2

200

a

v2

a

vt

a

2s

2

200

a

v2

a

vt

a

2s

2

a

vt

a

v

a

2s 02

20

a

vt

a

v

a

2s 02

20

2

200

a

v

a

2s

a

vt

2

200

a

v2as-

a

vt

a

v2as-

a

vt

200

a

v2as-vt

200

a

v2as-vt

200

Page 71: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

23

5.2. Snelheidsfunctie opstellen

ta - v(t)s'v(t) 0 met a

v2as-vt

200

a

v2as-va - vv

200

0

2000 v2as-v - vv

20v2as-v

5.3. Plaatsfunctie opstellen

20v2as-v

20

2 v-2asv

20

2 v-2asv

-2asvv2

02

2a

vvs

20

2

2a

v - vs

220

Page 72: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

24

6. Snijpunt gehinderde en ongehinderde opvolgtijd

af

geel

geel

blok

op

geel2machinist,r,systeemr,

op

bakbakopvolgen gehinderd

a2

v

v

l

a2

vtt

a

)nl(2t

geelaf

2groen

geel

remblok

af

groen

groen

kaanrijdblo

m2zicht, systeemr,op

bakbakopvolgen dongehinder

v2a

v

v

l

a

v

v

l

tta

)n(l2t

Om te berekenen bij welke bloklengte deze twee gelijk zijn, moeten ze aan elkaar gelijk

worden gesteld.

Merk op: de variabele lblok uit de gehinderde opvolgtijdformule is gelijk aan de variabele

laanrijdblok uit de ongehinderde opvolgtijdformule. Dit wordt uitgelegd in paragraaf 6.3.2.3.

geelaf

2groen

geel

remblok

af

groen

groen

blok m2zicht, systeemr,

op

bakbak

af

geel

geel

blok

op

geel2machinist,r,systeemr,

op

bakbak

v2a

v

v

l

a

v

v

ltt

a

)n(l2

a2

v

v

l

a2

vtt

a

nl2

)(

geelaf

2groen

geel

remblok

af

groen

groen

blok m2zicht,

af

geel

geel

blok

op

geel2machinist,r,

v2a

v

v

l

a

v

v

lt

a2

v

v

l

a2

vt

af

geel

op

geel2machinist,r,

geelaf

2groen

geel

remblok

af

groen

m2zicht,groen

blok

geel

blok

a2

v

a2

vt

v2a

v

v

l

a

vt

v

l

v

l

af

geel

op

geel2machinist,r,

geelaf

2groen

geel

remblok

af

groen

m2zicht,groengeel

bloka2

v

a2

vt

v2a

v

v

l

a

vt

v

1

v

1l

groengeel

af

geel

op

geel2machinist,r,

geelaf

2groen

geel

remblok

af

groen

m2zicht,

blok

v

1

v

1

a2

v

a2

vt

v2a

v

v

l

a

vt

l .

Page 73: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

25

7. Buffer tijd formule De buffer tijd is het verschil tussen de gehinderde en de ongehinderde opvolgtijd. De

formule van de buffer tijd is opgesteld door de ongehinderde opvolgtijd te

verminderen met de gehinderde opvolgtijd.

af

geel

geel

blok

op

geel2machinist,r,systeemr,

op

bakbakopvolgen gehinderd

a2

v

v

l

a2

vtt

a

)nl(2t

geelaf

2groen

geel

remblok

af

groen

groen

kaanrijdblo m2zicht, systeemr,

op

bakbakopvolgen dongehinder

v2a

v

v

l

a

v

v

ltt

a

)n(l2t

Het opstellen van de buffer tijd formule

af

geel

geel

blok

op

geel2machinist,r,systeemr,

op

bakbak

geelaf

2groen

geel

remblok

af

groen

groen

kaanrijdblo m2zicht, systeemr,

op

bakbak

a2

v

v

l

a2

vtt

a

)nl(2

v2a

v

v

l

a

v

v

ltt

a

)n(l2

af

geel

geel

blok

op

geel2machinist,r,systeemr,

op

bakbak

geelaf

2groen

geel

remblok

af

groen

groen

kaanrijdblo m2zicht, systeemr,

op

bakbak

a2

v

v

l

a2

vtt

a

)nl(2

v2a

v

v

l

a

v

v

ltt

a

)n(l2

af

geel

geel

blok

op

geel2machinist,r,

geelaf

2groen

geel

remblok

af

groen

groen

kaanrijdblo m2zicht,

a2

v

v

l

a2

vt

v2a

v

v

l

a

v

v

lt

opvolgen gehinderdopvolgen dongehinderbuffer ttt

Page 74: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

26

8. Tabel van variabelen

Grootheid Eenheid Waarde

baklengte (lbak) meter (m) 27

aantal bakken (nbak) - 12

versnelling (aop) meter per secondekwadraat (m/s2) 0,5

(rem)vertraging (aaf) meter per secondekwadraat (m/s2) 0,6

reactietijd systeem (tr,systeem) seconde (s) 6,0

reactietijd machinist (tr,machinist 2) seconde (s) 6,0

zichttijd (tzicht,m2) seconde (s) 9,0

snelheid geel sein (vgeel) kilometer per uur (km/u) 40

maximale snelheid (vgroen) kilometer per uur (km/u) 130

(daadwerkelijke) bloklengte (lblok) meter (m) 1200

remweg (lremblok) meter (m) 1200

Page 75: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

27

9. Excel-modellen

9.1. Model gehinderde opvolgtijd

Page 76: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

28

vervolg

Page 77: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

29

9.2. Model ongehinderde opvolgtijd

Page 78: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

30

vervolg

Page 79: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

31

10. Begrippenlijst

Aanrijdblok

Het laatste blok voor een perron waarin een trein de maximale snelheid kan blijven

rijden.

Bak

Een rijtuig van een passagierstrein.

Blok

Stuk spoor tussen twee seinen.

Bloklengte

De afstand tussen twee seinen.

Buffertijd

De tijd die eventuele vertragingen kan opvangen.

Capaciteit

Vermogen om te bevatten, te vervoeren, te verwerken, te produceren, enzovoorts.

Filevorming

Het verschijnsel dat meerdere treinen in een file komen te staan nadat één trein

vertraging heeft ondervonden.

Gehinderde situatie

Een situatie waarin een trein hinder ondervindt van een andere trein; met andere

woorden: ze moet snelheid minderen voor een andere trein. In dit verslag wordt altijd de

maximaal gehinderde situatie bedoeld; de opvolgende trein moet dat tot stilstand komen

om te wachten op de voorgaande trein.

Ongehinderde situatie

Een situatie waarin een trein kan rijden tot een perron zonder last te hebben van andere

treinen. In dit verslag wordt altijd de maximaal ongehinderde situatie bedoeld; de

opvolgende trein ondervindt dan geen enkele hinder.

Opvolgtijd

De tijd tussen het vertrek van trein 1 en het vertrek van trein 2 op een bepaald punt.

Wanneer er over een station gesproken wordt, is de definitie iets anders: de opvolgtijd is

dan de tijd tussen het vertrek van trein 1 en de aankomst van trein 2 op het station. Dat

komt door de in- en uitstaptijd voor reizigers, die meestal niet wordt gebruikt in

berekeningen.

Remweg

De afstand die nodig is om vanaf een bepaalde snelheid tot stilstand af te remmen.

Sein

Een rood, groen of geel licht dat de machinist regelmatig informatie geeft over de

snelheid die hij moet reiden.

Stabiliteit

Vermogen tot terugkeer naar de evenwichtssituatie.

Stationnement

De tijd dat een trein stilstaat op een perron om mensen in en uit te laten stappen.

Page 80: Stabieler treinverkeer - KNAW Onderwijsprijs...Stabieler treinverkeer Rekening houden met hinder op stations Een profielwerkstuk in opdracht van ProRail Nederlandse versie geschreven

bijlagen

32

Tijd-wegdiagram

Een diagram waarin de afgelegde afstand op een bepaald tijdstip kan worden afgelezen.

Vervoerscapaciteit

Het maximale aantal reizigers dat of de maximale hoeveelheid goederen die in een

bepaalde tijdsduur vervoerd kan worden.

Verkeerscapaciteit

Het aantal treinen dat in een bepaalde tijdsduur over een bepaald stuk spoor kan rijden.

Wettelijk minimum

Een restrictie die wordt gesteld aan een variabele. Deze restrictie is van de wet afgeleid.

Zichttijd

De eis die wordt gesteld aan de minimale tijd dat een sein groen moet zijn om van een

ongehinderde situatie te kunnen blijven spreken. De zichttijd is er omdat er wordt

verwacht dat een machinist al begint met remmen voordat hij het sein daadwerkelijk

passeert.