1
Johan van de Gronden, directeur WNF ‘Ik heb niets met jacht. Sterker nog: ik begrijp helemaal niets van het sentiment om anno 2016 een medeschepsel louter voor het plezier een kogel door de kop te jagen. Schaf een mooie digitale camera aan zou ik zeggen, desgewenst met telelens en neem als trofee prachtige beelden mee naar huis. Voor zover er landen zijn die zich strikt aan de internationale regels houden voor natuurbescherming én hun stinkende best doen om de illegale handel in bedreigde dier- en plantsoorten tegen te gaan, zie ik juridische uitzonderingen. De jacht aldaar verbieden lijkt geen effectieve maatregel. Ik ben ook voldoende realist om vast te stellen dat in enkele gevallen de inkomsten uit de jacht deels ten goede komen aan natuurbeschermings- maatregelen. Maar het blijſt bij mij aanleiding geven tot kortsluiting: het leven beschermen door te doden, het gaat mijn pet te boven.’ Pascal de Smit, directeur World Animal Protection Nederland ‘Over de zin en onzin van de jacht is al veel gezegd. Van belang is uiteraard de context: is het opjagen en doden van dieren noodza- kelijk voor het eigen voortbestaan? Of is het, terwijl winkels en markten uitpuilen van voedsel, vooral een hobby? Dat maakt alles uit. Voor een gebalanceerd faunabeheer zijn duurzame alternatieven voorhanden ten opzichte van het sec afschieten van wild. De term ‘duurzame jacht’ is, in elk geval vanuit het oogpunt van de dieren, een voorbeeld van een contradictio in terminis. Hoe duurzaam is iets als je er het loodje bij legt? Maar goed, degenen die deze term gebruiken, bedoelen dat deze vorm van jacht bijdraagt of zelfs ‘onmisbaar’ is voor natuurbehoud. Dat argument is te vaak misbruikt om geloofwaardig te zijn en in de context van Afrika is het pervers: bevoorrechte inwoners van het ‘globale noorden’ die hun geld en vrije tijd besteden aan het doodschieten van dieren. Decadentie. De dood van een wild dier is iets tragisch, geen ‘product’ om te vermarkten. Duurzaamheid betekent integratie van drie dimensies: economie, milieu en ethiek. Het argument van de economie van de jacht voor plezier of producten blijkt keer op keer zwak. Het moet afgezet worden tegen duurzame vormen van economische activiteit waarin in het wild levende dieren een rol spelen. De markt voor het schieten van dieren met de camera is bijvoorbeeld veel lucratiever. Bij World Animal Protection hebben we de London School of Economics laten kijken naar de zeehondenjacht in Namibië. Seal watching bleek vier keer zoveel inkomsten en veel meer banen te genereren dan de zeehondenjacht. Bovendien had het, in tegenstelling tot de jacht, aanzienlijk potentieel voor groei. Logisch ook, tijdens een safari kunnen tientallen zo niet honderden mensen per dag betaald genieten van die ene olifant of leeuw. Met het vermoorden ervan is er als laatste mens één betalende jager die er - hoe abject dat in mijn ogen ook is - genot van ondervindt.’ Herbert Prins, hoogleraar ecologie Wageningen Universiteit ‘De natuur heeſt natuurlijk geen jacht nodig: jakhalzen, roofvogels of leeuwen doen hun werk en zo lang er predatoren zijn is jacht overbodig. Maar het is belangrijk je te realiseren dat enorme delen van Afrika economisch gezien onderbevolkt zijn: om meer welvaart te realiseren zijn er vaak te weinig wegen en te weinig steden. Daardoor is er geen markt, en blijven veel mensen steken op het niveau van keuterboer. En er komen meer en meer keuterboeren die slechts voor zichzelf produceren, en niet voor de markt. Commerciële jacht heeſt in dunbevolkte delen van Afrika maar weinig investeringen nodig: wegen hoeven niet te worden aangelegd, en hotels eigenlijk ook niet. Maar commerciële jacht creëert wél banen: spoorzoekers, assistenten, koks en taxidermisten bijvoorbeeld, en genereert vaak vreemde valuta. Jacht kan zo vrij hoge waarde geven aan land dat anders economisch gezien marginaal is: té ver van een markt of té weinig productief. Natuur welke geen waarde heeſt kan worden omgezet in nog meer land voor keuterboeren, wat slecht is voor de natuur en amper bijdraagt aan economische ontwikkeling. En land dat geen waarde heeſt wordt ook vaak niet beschermd. Het is dus niet voor niets dat in Kenia, waar jacht verboden is, de wildstand jaarlijks met ongeveer 4% achteruitgaat, en dat in Zuid-Afrika, waar jacht een belangrijke vorm van landgebruik is, de wildstand al jaren groeit. Trofeejacht is een essentieel onderdeel van het verdienmodel, net als jacht voor biltong: maar het staat en valt met de bereidheid van de eigenaar om een perfecte wildstand na te streven en van de jager om veel te betalen. En van beide partijen om ethisch verantwoord te werk te gaan: zij zijn onderdeel van de samenleving. Economie gaat immers om het huishouden van die samenleving, niet om winst of het genot van alleen maar het individu.’ Beelden van jagers, poserend met geschoten Afrikaans wild, zorgden het afgelopen jaar voor de nodige opschudding. Voornamelijk in Amerika en Europa ontstond een maatschap- pelijke discussie, deels aangezwengeld door social media. Het schieten van bijvoorbeeld leeuw ‘Cecil’ en ‘de grootste olifant van Zimbabwe’ leidde tot een debat over de rol van jacht als economische drager van natuurbe- scherming. Dit debat over natuurbescherming in Afrika kent grofweg twee kampen. Aan de ene kant wordt jacht neergezet als een verwaar- loosbare factor naast recreatie als inkomstenbron, aan de andere kant wordt gewezen op het door de jacht gegenereerde (financiële) draagvlak voor toezicht op stroperij en gebiedsbescherming. Hoe zit het werkelijk? Jan Rijkers, ervaringsdeskundige die jarenlang in Zimbabwe heeſt gewoond ‘In relatie tot wild en jacht in (zuidelijk) Afrika moeten we ons niet beperken tot het media-stereotype van de commerciële ‘big five-trofeejacht maar beseffen dat er nog andere aspecten aan de zaak zitten, zoals schadebestrijding in de landbouw/ veeteeltsector, populatiebeheer voor biotoopbescherming, bestrijding van overdraagbare ziekten, en de wettelijk gereguleerde benuttingsjacht door ingezetenen. Tegenover de wettelijk gereguleerde jacht staat wijdverbreid stropen door de lokale plattelandsbevolking voor bushmeat, veelal met honden of strikken, en de syndicated stroperij van ivoor en rhinohoorn, díe illegaal geëxporteerd worden naar het Verre Oosten. De commerciële grootwild-trofeejacht is primair voor de welgestelde buitenlandse safaritoerist en wordt volledig gereguleerd door National Parks door afschotquota, jachtvergunning, exportvergunning van de trofee, en inkomstenverdeling. De safari-operators zijn in het algemeen gerenom- meerde professional hunters, die zich grotendeels aan regelgeving en weidelijke normen houden. Waar er belangrijke inkomsten mee gemoeid zijn, bestaan corruptie, fraude, en worden wetten en normen incidenteel overtreden. Dit kan echter niet als argument dienen om de legale jacht in diskrediet te brengen. In dit scenario zijn de afschotquota van de commerciële safari en de impact op wildpopulaties praktisch te verwaarlozen in het totaalbeeld. In tegenstelling daarmee zijn juist de inkomsten die gegenereerd worden, mede doordat het vreemde valuta betreſt, disproportioneel belangrijk voor de economie van een ontwik- kelingsland. Deze kunnen tevens een belangrijke bijdrage voor natuur- bescherming, wildbeheer en habitat-management leveren. Ook vormt de aanwezigheid van gemotiveerde belanghebbenden in het veld een basis voor het optreden tegen met name de gesyndikeerde stroperij van ivoor en rhinohoorn. De tolerantie voor schadelijk of gevaarlijk grofwild door de lokale plattelandsbevolking verbetert als er werkgelegenheid, inkomsten, voedsel, en een gevoel van eigendom van het wild gegenereerd worden.’ ‘Duurzame jacht is een onmisbare economische drager van natuurbescherming in Afrika’ DE STELLING Simone Eckhardt, Stichting Spots ‘Als organisatie die zich inzet voor wilde katachtigen, is trofeejacht iets dat gevoelsmatig erg moeilijk ligt. Elke vezel is erop gericht om dieren te beschermen en dus niet te doden. Dat gezegd hebbende weet ik ook dat de door mij zo geliefde katachtigen niet erg geliefd zijn bij de lokale bevolking die ermee moeten leven. Leeuwen vergrijpen zich regelmatig aan vee, een belangrijke inkomstenbron van mensen die vaak al op de armoedegrens leven. Mensen in Afrika ondervinden vaak alleen hinder van roofdieren en dat maakt dat ze er geen enkele waarde in zien. Je kunt dan wel blijven kijken door je Westerse bril (‘trofeejacht is verderfelijk’) maar de vraag is of je daar op de lange termijn dieren mee redt. Zolang de bevolking alleen ‘hinder’ ervaart van deze dieren, zullen ze manieren verzinnen om van ze af te komen. Hetzij door stroperij, vergif, of door ze te doden als ‘probleemdieren’. Dat laatste is vaak volkomen legaal en vele dieren worden hierdoor gedood. Je zult alternatieven moeten bieden. Niet ieder gebied leent zich echter voor toerisme. Ik vind dat je daarom ook moet durven kijken naar andere mogelijkheden om soorten te redden. Dus ook naar trofeejacht. Echter, trofeejacht als middel van natuurbescherming werkt alleen onder heel strikte regels. En het lijkt erop dat jagers vooral interesse hebben in de beste trofee. Vaak de dieren die belangrijk zijn voor een populatie. Het blijkt dat regels ter plekke rekbaar zijn, iets waarvan veel jagers gretig gebruikmaken. Bovendien blijkt dat geld uit de trofeejacht vaak niet terechtkomt bij de boeren die ook de hinder van roofdieren ervaren. Als jagers claimen dat zij kunnen bijdragen aan natuurbescherming, zullen ze zich eerst moeten inspannen om hun sector beter te reguleren.’ Vijf experts reageren op de volgende stelling: heeft u ook een uitgesproken mening over dit onderwerp? deel hem met ruim 1800 jagers in onze facebookgroep! 30 De Jager #3 - februari 2016 #3 - februari 2016 De Jager 31 buitenland buitenland

Stelling jacht als economische drager van natuurbescherming De Jager 3 2016

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Beelden van jagers, poserend met geschoten Afrikaans wild, zorgden het afgelopen jaar voor de nodige opschudding. Voornamelijk in Amerika en Europa ontstond een maatschappelijke discussie, deels aangezwengeld door social media. Het schieten van bijvoorbeeld leeuw ‘Cecil’ en ‘de grootste olifant van Zimbabwe’ leidde tot een debat over de rol van jacht als economische drager van natuurbescherming. Dit debat over natuurbescherming in Afrika kent grofweg twee kampen. Aan de ene kant wordt jacht neergezet als een verwaarloosbare factor naast recreatie als inkomstenbron, aan de andere kant wordt gewezen op het door de jacht gegenereerde (financiële) draagvlak voor toezicht op stroperij en gebiedsbescherming. Hoe zit het werkelijk?

Citation preview

Johan van de Gronden, directeur WNF

‘Ik heb niets met jacht. Sterker nog: ik begrijp helemaal niets van het sentiment om anno 2016 een medeschepsel louter voor het plezier een kogel door de kop te jagen. Schaf een mooie digitale camera aan zou ik zeggen, desgewenst met telelens en neem als trofee prachtige beelden mee naar huis. Voor zover er

landen zijn die zich strikt aan de internationale regels houden voor natuurbescherming én hun stinkende best doen om de illegale handel in bedreigde dier- en plantsoorten tegen te gaan, zie ik juridische uitzonderingen. De jacht aldaar verbieden lijkt geen effectieve maatregel. Ik ben ook voldoende realist om vast te stellen dat in enkele gevallen de inkomsten uit de jacht deels ten goede komen aan natuurbeschermings-

maatregelen. Maar het blijft bij mij aanleiding geven tot kortsluiting: het leven beschermen door te doden, het gaat mijn pet te boven.’

Pascal de Smit, directeur World Animal Protection Nederland

‘Over de zin en onzin van de jacht is al veel gezegd. Van belang is uiteraard de context: is het opjagen en doden van dieren noodza-

kelijk voor het eigen voortbestaan? Of is het, terwijl winkels en markten uitpuilen van voedsel, vooral een hobby? Dat maakt alles uit. Voor een gebalanceerd faunabeheer zijn duurzame alternatieven voorhanden ten opzichte van het sec afschieten van wild. De term ‘duurzame jacht’ is, in elk geval vanuit het oogpunt van de dieren, een voorbeeld van een contradictio in terminis. Hoe duurzaam is iets als je er het loodje bij legt? Maar goed, degenen die deze term gebruiken, bedoelen dat deze vorm van jacht bijdraagt of zelfs ‘onmisbaar’ is voor natuurbehoud. Dat argument is te vaak

misbruikt om geloofwaardig te zijn en in de context van Afrika is het pervers: bevoorrechte inwoners van het ‘globale noorden’ die hun geld en vrije tijd besteden aan het doodschieten van dieren. Decadentie. De dood van een wild dier is iets tragisch, geen ‘product’ om te vermarkten. Duurzaamheid betekent integratie van drie dimensies: economie, milieu en ethiek. Het argument van de economie van de jacht voor plezier of producten blijkt keer op keer zwak. Het moet afgezet worden tegen duurzame vormen van economische activiteit waarin in het wild levende dieren een rol spelen. De markt voor het schieten van dieren met de camera is bijvoorbeeld veel lucratiever. Bij World Animal Protection hebben we de London School of Economics laten kijken naar de zeehondenjacht in Namibië. Seal watching bleek vier keer zoveel inkomsten en veel meer banen te genereren dan de zeehondenjacht. Bovendien had het, in tegenstelling tot de jacht, aanzienlijk potentieel voor groei. Logisch ook, tijdens een safari kunnen tientallen zo niet honderden mensen per dag betaald genieten van die ene olifant of leeuw. Met het vermoorden ervan is er als laatste mens één betalende jager die er - hoe abject dat in mijn ogen ook is - genot van ondervindt.’

Herbert Prins, hoogleraar ecologie Wageningen Universiteit

‘De natuur heeft natuurlijk geen jacht nodig: jakhalzen, roofvogels of leeuwen doen hun werk en zo lang er predatoren zijn is jacht overbodig. Maar het is belangrijk je te realiseren dat enorme delen van Afrika economisch gezien onderbevolkt

zijn: om meer welvaart te realiseren zijn er vaak te weinig wegen en te weinig steden. Daardoor is er geen markt, en blijven veel mensen steken op het niveau van keuterboer. En er komen meer en meer keuterboeren die slechts voor zichzelf produceren, en niet voor de markt. Commerciële jacht heeft in dunbevolkte delen van Afrika maar weinig investeringen nodig: wegen hoeven niet te worden aangelegd, en hotels eigenlijk ook niet. Maar commerciële jacht creëert wél banen: spoorzoekers, assistenten, koks en taxidermisten bijvoorbeeld, en genereert vaak vreemde valuta. Jacht kan zo vrij hoge waarde geven aan land dat anders economisch gezien marginaal is: té ver van een markt of té weinig productief. Natuur welke geen waarde heeft kan worden omgezet in nog meer land voor keuterboeren, wat slecht is

voor de natuur en amper bijdraagt aan economische ontwikkeling. En land dat geen waarde heeft wordt ook vaak niet beschermd. Het is dus niet voor niets dat in Kenia, waar jacht verboden is, de wildstand jaarlijks met ongeveer 4% achteruitgaat, en dat in Zuid-Afrika, waar jacht een belangrijke vorm van landgebruik is, de wildstand al jaren groeit. Trofeejacht is een essentieel onderdeel van het verdienmodel, net als jacht voor biltong: maar het staat en valt met de bereidheid van de eigenaar om een perfecte wildstand na te streven en van de jager om veel te betalen. En van beide partijen om ethisch verantwoord te werk te gaan: zij zijn onderdeel van de samenleving. Economie gaat immers om het huishouden van die samenleving, niet om winst of het genot van alleen maar het individu.’

Beelden van jagers, poserend met geschoten Afrikaans wild, zorgden het afgelopen jaar voor de nodige opschudding. Voornamelijk in Amerika en Europa ontstond een maatschap-pelijke discussie, deels aangezwengeld door social media. Het schieten van bijvoorbeeld

leeuw ‘Cecil’ en ‘de grootste olifant van Zimbabwe’ leidde tot een debat over de rol van jacht als economische drager van natuurbe-scherming. Dit debat over natuurbescherming in Afrika kent grofweg twee kampen. Aan de ene kant wordt jacht neergezet als een verwaar-loosbare factor naast recreatie als inkomstenbron, aan de andere kant wordt gewezen op het door de jacht gegenereerde (financiële) draagvlak voor toezicht op stroperij en gebiedsbescherming. Hoe zit het werkelijk?

Jan Rijkers, ervaringsdeskundige die jarenlang in Zimbabwe heeft gewoond

‘In relatie tot wild en jacht in (zuidelijk) Afrika moeten we ons niet beperken tot het media-stereotype van de commerciële ‘big five-trofeejacht maar beseffen dat er nog andere aspecten aan de zaak zitten, zoals schadebestrijding in de landbouw/veeteeltsector, populatiebeheer voor biotoopbescherming, bestrijding van overdraagbare ziekten, en de wettelijk gereguleerde benuttingsjacht door ingezetenen. Tegenover de wettelijk gereguleerde jacht staat wijdverbreid stropen door de lokale plattelandsbevolking voor bushmeat, veelal met honden of strikken, en de syndicated stroperij van ivoor en rhinohoorn, díe illegaal geëxporteerd worden naar het Verre Oosten. De commerciële grootwild-trofeejacht is primair voor de welgestelde buitenlandse safaritoerist en wordt volledig gereguleerd door National Parks door

afschotquota, jachtvergunning, exportvergunning van de trofee, en inkomstenverdeling. De safari-operators zijn in het algemeen gerenom-meerde professional hunters, die zich grotendeels aan regelgeving en weidelijke normen houden. Waar er belangrijke inkomsten mee gemoeid zijn, bestaan corruptie, fraude, en worden wetten en normen incidenteel overtreden. Dit kan echter niet als argument dienen om de legale jacht in diskrediet te brengen. In dit scenario zijn de afschotquota van de commerciële safari en de impact op wildpopulaties praktisch te verwaarlozen in het totaalbeeld. In tegenstelling daarmee zijn juist de inkomsten die gegenereerd worden, mede doordat het vreemde valuta betreft, disproportioneel belangrijk voor de economie van een ontwik-kelingsland. Deze kunnen tevens een belangrijke bijdrage voor natuur-bescherming, wildbeheer en habitat-management leveren. Ook vormt de aanwezigheid van gemotiveerde belanghebbenden in het veld een basis voor het optreden tegen met name de gesyndikeerde stroperij van ivoor en rhinohoorn. De tolerantie voor schadelijk of gevaarlijk grofwild door de lokale plattelandsbevolking verbetert als er werkgelegenheid, inkomsten, voedsel, en een gevoel van eigendom van het wild gegenereerd worden.’

‘Duurzame jacht is een onmisbare economische drager van natuurbescherming in Afrika’

DE STELLINGSimone Eckhardt, Stichting Spots

‘Als organisatie die zich inzet voor wilde kat achtigen, is trofeejacht iets dat gevoelsmatig erg moeilijk ligt. Elke vezel is erop gericht om dieren te beschermen en dus niet te doden. Dat gezegd hebbende weet ik ook dat de door mij zo geliefde katachtigen niet erg geliefd zijn bij de

lokale bevolking die ermee moeten leven. Leeuwen vergrijpen zich regelmatig aan vee, een belangrijke inkomstenbron van mensen die vaak al op de armoedegrens leven. Mensen in Afrika ondervinden vaak alleen hinder van roofdieren en dat maakt dat ze er geen enkele waarde in zien. Je kunt dan wel blijven kijken door je Westerse bril (‘trofeejacht is verderfelijk’) maar de vraag is of je daar op de lange termijn dieren mee redt. Zolang de bevolking alleen ‘hinder’ ervaart van deze dieren, zullen ze manieren verzinnen om van ze af te komen. Hetzij door stroperij, vergif, of door ze te doden als ‘probleemdieren’. Dat laatste is vaak volkomen legaal en vele dieren worden hierdoor gedood. Je zult alternatieven moeten bieden. Niet ieder gebied leent zich echter voor toerisme.

Ik vind dat je daarom ook moet durven kijken naar andere mogelijkheden om soorten te redden. Dus ook naar trofeejacht. Echter, trofeejacht als middel van natuurbescherming werkt alleen onder heel strikte regels. En het lijkt erop dat jagers vooral interesse hebben in de beste trofee. Vaak de dieren die belangrijk zijn voor een populatie. Het blijkt dat regels ter plekke rekbaar zijn, iets waarvan veel jagers gretig gebruikmaken. Bovendien blijkt dat geld uit de trofeejacht vaak niet terechtkomt bij de boeren die ook de hinder van roofdieren ervaren. Als jagers claimen dat zij kunnen bijdragen aan natuurbescherming, zullen ze zich eerst moeten inspannen om hun sector beter te reguleren.’Vijf experts reageren op de volgende stelling:

heeft u ook een uitgesproken mening over dit onderwerp? deel hem met ruim 1800 jagers in onze facebookgroep!

30 De Jager #3 - februari 2016 #3 - februari 2016 De Jager 31

buitenlandbuitenland